summaryrefslogtreecommitdiff
diff options
context:
space:
mode:
-rw-r--r--.gitattributes4
-rw-r--r--LICENSE.txt11
-rw-r--r--README.md2
-rw-r--r--old/55521-0.txt8126
-rw-r--r--old/55521-0.zipbin158527 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/55521-h.zipbin247428 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/55521-h/55521-h.htm8518
-rw-r--r--old/55521-h/images/cover.jpgbin65662 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/55521-h/images/titlepage.pngbin6282 -> 0 bytes
-rw-r--r--old/old/55521-8.txt8127
-rw-r--r--old/old/55521-8.zipbin158311 -> 0 bytes
11 files changed, 17 insertions, 24771 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes
new file mode 100644
index 0000000..d7b82bc
--- /dev/null
+++ b/.gitattributes
@@ -0,0 +1,4 @@
+*.txt text eol=lf
+*.htm text eol=lf
+*.html text eol=lf
+*.md text eol=lf
diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt
new file mode 100644
index 0000000..6312041
--- /dev/null
+++ b/LICENSE.txt
@@ -0,0 +1,11 @@
+This eBook, including all associated images, markup, improvements,
+metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be
+in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES.
+
+Procedures for determining public domain status are described in
+the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org.
+
+No investigation has been made concerning possible copyrights in
+jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize
+this eBook outside of the United States should confirm copyright
+status under the laws that apply to them.
diff --git a/README.md b/README.md
new file mode 100644
index 0000000..15a75e4
--- /dev/null
+++ b/README.md
@@ -0,0 +1,2 @@
+Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for
+eBook #55521 (https://www.gutenberg.org/ebooks/55521)
diff --git a/old/55521-0.txt b/old/55521-0.txt
deleted file mode 100644
index 8eb10bd..0000000
--- a/old/55521-0.txt
+++ /dev/null
@@ -1,8126 +0,0 @@
-The Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
-other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of
-the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have
-to check the laws of the country where you are located before using this ebook.
-
-Title: Albrecht Dürer
- Een levensbeeld
-
-Author: Armin Stein
-
-Release Date: September 10, 2017 [EBook #55521]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: UTF-8
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER ***
-
-
-
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- ALBRECHT DÜRE.
- EEN LEVENSBEELD
-
-
- DOOR
-
- ARMIN STEIN
- (H. NIETSCHMANN.)
-
-
- NIJKERK
- G. F. CALLENBACH.
-
-
-
-
-
-
-
-
-VOORREDE.
-
-
-Het is noodzakelijk de beide dwalingen, die aangaande Albrecht Dürer
-in den loop der tijden in omloop zijn gekomen, uit den weg te ruimen,
-voordat ik een trouw beeld van zijn leven schets. Ten eerste beweert
-men, dat Dürer arm is geweest en ten tweede wordt zijn vrouw voor
-een Xantippe uitgemaakt.
-
-Het een noch het ander is waar. Het zijn verzinsels, waarvan men
-tijdens Dürers leven nooit heeft gehoord, en die een eeuw na zijn
-dood zijn bedacht.--Maar uit welke bron heeft men ze geput?
-
-Wat Dürers gewaande armoede betreft, hebben enkele losse gezegden,
-in scherts door hem bedoeld, doch door de menschen in ernst opgevat,
-daartoe aanleiding gegeven en ofschoon hij wel eens in geldverlegenheid
-is geweest--welke kunstenaar is dat nooit!--heeft hij toch geheel
-onbezorgd kunnen leven en eindelijk zelfs een groot vermogen nagelaten.
-
-Maar dit is de kleinste dwaling uit den weg geruimd. De tweede is
-van ernstiger aard: men zegt, dat zijn vrouw door haar heerschzucht,
-gierigheid en gebrek aan inzicht zijn huiselijk leven zeer heeft
-verbitterd. Hoe is men daaraan gekomen? De oorsprong van dezen
-schandelijken laster is uitsluitend een brief van Wilibald Pirkheimer,
-dien men in de 17de eeuw heeft gevonden in het stadsarchief van
-Neurenberg en dien hij twee jaar na Dürers dood aan Johan Tscharte
-heeft geschreven. Pirkheimer was op zijn ouden dag met iedereen
-in onmin geraakt, en leefde eenzaam en verlaten. Door podagra en
-galsteen gekweld, was hij een eigenzinnig, lichtgeraakt, ontevreden
-grijsaard geworden, die alleen leefde voor zijn eenigen hartstocht:
-het verzamelen van kostbare zaken. Het was Pirkheimers vurige wensch,
-de beide geweien uit Dürers nalatenschap, geschenken van den Keurvorst
-Frederik van Saksen, in bezit te hebben en hij stortte al zijn toorn
-over Dürers weduwe uit, toen zij over deze prachtexemplaren op andere
-wijze beschikte. Dat was in Pirkheimers oogen zulk een misdaad,
-dat hij, door schandelijke belastering in een brief aan zijn vriend,
-lucht gaf aan zijn woede.
-
-Trouwens 't is niet alleen Dürers vrouw, Agnes, die in dezen brief
-wordt belasterd, ook Lazarus Spengler, die schitterende ster in
-de Hervormingsgeschiedenis krijgt zijn deel, en wordt in zulk een
-slecht licht geplaatst, dat ieder met verachting zich van hem zou
-moeten afwenden. En waarom zou men, nu er toch wel niemand zal worden
-gevonden, die ter wille van dien brief de geschiedenis der Hervorming
-zou willen verbeteren en dezen edelen man naar die lasterende woorden
-beoordeelen, op gezag van dienzelfden brief het beeld bezoedelen
-eener vrouw, die gedurende haar leven om haar eerbiedwaardigheid en
-huiselijke deugden aller achting heeft verworven?
-
-Maar zoo is de laster; onverstoorbaar gaat hij voort, al verder en
-verder, al wordt hij ook duizendmaal aan de kaak gesteld. Doch na al
-hetgeen Thausing, die beter dan eenig ander Dürer heeft bestudeerd,
-in zijn werk over den meester heeft gezegd, moet de waarheid duidelijk
-zijn geworden en de smet, die het beeld dezer edele, achtenswaardige
-vrouw aankleefde, zal daardoor moeten verdwijnen.
-
-
-Armin Stein.
-
-Halle a/z Dec. 1891.
-
-
-
-
-
-
-
-
-INHOUD.
-
-
- Hoofdst. Bladz.
-
- I. In het schemeruur 1
- II. Castor en Pollux 8
- III. Op school 16
- IV. In vaders werkplaats 27
- V. Bij Meester Wolgemut 38
- VI. Het afscheid 48
- VII. In den vreemde 53
- VIII. Vervulde wenschen 67
- IX. Het huwelijks leven 76
- X. Hulp bij den arbeid 83
- XI. Voornaam bezoek 89
- XII. De prediker in de woestijn 98
- XIII. Vriendentrouw 110
- XIV. Kinderlijke liefde 123
- XV. Tot grooter volkomenheid 130
- XVI. Een dubbel afscheid 138
- XVII. Nogmaals te Venetië 146
- XVIII. Bedwelmende wierook 160
- XIX. Op het toppunt van roem 166
- XX. Schilder en dichter 181
- XXI. Kunstenaar en Keizer 189
- XXII. Smart en vreugde 198
- XXIII. Uit de duisternis tot het licht 206
- XXIV. Te Augsburg 219
- XXV. Bevredigd verlangen 229
- XXVI. Een spotschrift 236
- XXVII. In de Nederlanden 242
- XXVIII. Een lijkzang 255
- XXIX. Neurenberg boven alles 261
- XXX. Ook een hervormingspreek 255
- XXXI. Kunstenaar en geleerde 277
- XXXII. Naar een beter vaderland 281
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK I.
-
-IN HET SCHEMERUUR.
-
-
-De dag liep ten einde. Een flauw rosse gloed tintte nog slechts even
-den hemel en grijzige nevels hulden de stad Neurenberg als in een
-sluimerwade. Het was de 21e Mei van het jaar 1477 en een ijzig koude
-dag. Men had dit jaar niets gemerkt van de heerlijkheid der Meimaand:
-de vroege bloempjes hadden bitter geleden door de nachtvorst en de
-menschen verzamelden zich om het haardvuur, dat weldadig aandeed.
-
-De schemering was bijna duisternis geworden in het woonvertrek van
-het huis, gelegen in de straat, die men "onder de veste" noemde en
-die steil naar de burcht [1] der vrije Rijksstad liep. Er was bijna
-niets meer te onderscheiden van de voorwerpen in de kamer: de stevige
-pilaar in 't midden, die de bruin geverfde zoldering van planken en
-balken schraagde, de ronde eikenhouten tafel om den voet der zuil
-aangebracht, de hooge, houten banken, die langs twee der eveneens
-met hout beschoten muren stonden, het rek met het aarden vaatwerk,
-het groote fornuis van groene tegels, waarin afbeeldingen uit de
-legenden der heiligen waren gebrand, daarnaast aan den muur het ivoren
-kruisbeeld met het wijwatersbakje er onder, en op den achtergrond de
-reusachtige, met ijzer beslagen, kist.
-
-Er heerschte stilte in het vertrek; een plechtige stilte. Op een
-der houten banken, die in de vensternis waren vastgemaakt, zat
-de heer des huizes, Albrecht Dürer, de goudsmid, een man van even
-vijftig jaar. Zijn gelaat, vol uitdrukking, teekende zielsrust en
-waardigheid, zijn kleine, lichtbruine oogen hadden een verstandige
-en denkende uitdrukking en zijn edel besneden mond verried mannelijke
-vastberadenheid.
-
-Tegenover hem zat een jonge vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar,
-met een gelaat stralend als vriendelijk zonnelicht, met ronde,
-zacht blozende wangen, licht blonde, golvende lokken, en heerlijke
-blauwe oogen, schitterend als sterren aan den hemel. Dat was meester
-Dürers echtgenoot, Vrouwe Barbara. Op haar schoot sluimerde haar
-jongstgeborene en aan haar rechterhand stond een knaapje van drie
-of vier jaar, terwijl een zesjarige jongen naast zijn vader op de
-bank zat.
-
-Op 's meesters knieën lag een groot boek, in bruin leder gebonden
-en met zilver beslag, waaruit hij had gelezen bij den huiselijken
-avonddienst. Zoo juist waren de knechts en de meid weggegaan en het
-gezin zat nog bijeen, in stil gebed verzonken. De meester had het
-gebed kort moeten maken, omdat er door de snel invallende duisternis
-te weinig licht door de vensters van geolied papier naar binnen viel,
-om de woorden te kunnen lezen.
-
-Na eenige oogenblikken zette hij het bruine kapje weer op het hoofd,
-dat hij gedurende het gebed had ontbloot en legde de hand op het
-krullekopje van zijn oudsten zoon, die naar hem was genoemd.
-
-"Gij zijt heden zes jaar geworden, mijn lieve Albrecht. God behoede
-en bescherme u ook op uw verderen levensweg en Zijn genade helpe u
-in het vervolg voor ons te blijven, wat gij tot nu toe zijt geweest:
-onze troost en vreugde."
-
-De knaap vleide zich aan zijns vaders borst en kuste bewogen diens
-hand. Toen trok zijn moeder hem tot zich om hem te liefkoozen en ook
-haar zegen te geven. Zij kreeg de tranen in de oogen en haar stem
-trilde, toen zij zeide:
-
-"Gij zijt nu onze oudste geworden, Albrecht, nadat God uw ouderen
-broeder Johannes en uw zuster Barbara heeft teruggeeischt. Op u rust
-nu al onze hoop en ons vertrouwen."
-
-De knaap viel zijn moeder om den hals en kuste haar herhaaldelijk,
-terwijl hij de tranen in de oogen kreeg. Daarna wendde hij zich
-weer tot zijn vader en keek hem met zijn lieven, onschuldigen blik
-vragend aan.
-
-"Wat wenscht gij mijn jongen?" vraagde zijn vader, die de taal zijner
-oogen begreep. De kleine jongen drong zich tegen hem aan en sprak:
-"Ik wou zoo graag, dat gij mij iets verteldet uit den tijd, toen gij
-zelf zoo jong en klein waart, als ik nu ben, en hoe het u later in de
-wereld is gegaan. Ik weet zoo weinig daarvan en zou graag alles weten."
-
-"Wel, mijn jongen, dien wensch wil ik vervullen," antwoordde zijn
-vader vriendelijk, doch ernstig. "Het is altijd goed het verleden
-niet te vergeten en gij zijt nu ook oud genoeg om te begrijpen,
-dat het de Heer is, die uws vaders weg heeft bestuurd."
-
-De kleine Albrecht ging nu weer naast zijn vader op de bank zitten en
-luisterde, met gevouwen handjes, naar hetgeen deze hem zou vertellen.
-
-"Uit het oosten, uit een land hier ver van daan, ben ik gekomen. Mijn
-wieg stond in Hongarije; daar ligt een stad Groszwardein geheeten,
-in welker nabijheid het stadje Gyula is gelegen en dicht daarbij het
-dorpje Eitas, waar ik geboren ben. Mijn zusje Catherina speelde met
-mij toen ik nog in de wieg lag en later heb ik nog twee broertjes
-gekregen, waarvan de een, Ladislas, zadelmaker is geworden en de
-ander geestelijke. Doch ik kwam bij mijn vader in de leer, om door
-hem tot goudsmid te worden opgeleid.
-
-"Toen mijn leerjaren voorbij waren, heb ik den wandelstaf ter hand
-genomen en ben volgens de gewoonte der handwerkslieden de wijde
-wereld ingetrokken. Eerst bleef ik in mijn eigen land; toen ben ik
-naar de Nederlanden gegaan, om eindelijk aan te landen in de goede
-stad Neurenberg, waar ik sedert dien dag ben gebleven en hoop te
-blijven tot mijn laatsten dag, zoo God het wil. Want slechts korten
-tijd was ik in Neurenbergs poorten, of ik voelde mij zoo aangetrokken
-tot deze schoone stad, dat ik niet meer van haar zou hebben kunnen
-scheiden. Toen ik door de straten wandelde om de prachtige huizen, de
-aangrijpend schoone kerken en de machtige vestingwerken te bewonderen,
-zag ik veel menschen in feestgewaad naar de burcht snellen, het
-prachtige slot, hoog gelegen en vanwaar men de stad kon overzien. Op
-mijn vraag wat er te doen was, hoorde ik, dat een der edelen uit een
-zeer aanzienlijk geslacht bruiloft vierde op de open plaats onder de
-linde, waar iedereen, die het begeerde, vrij mocht toekijken. Ik volgde
-de menigte en keek wat daar boven gebeurde, waardoor ik gelegenheid
-had te zien hoe rijk, aanzienlijk en trotsch deze stad was.
-
-"Hoe prachtig waren de kleederen en gewaden dezer mannen en vrouwen,
-hoe schitterend de edelgesteenten op het kostbare fluweel en de
-zware zijde, hoe mooi de veelkleurige vederen, die in de kapsels
-zacht heen en weer wuifden; hoe heerlijk geurde de balsem, waarmee
-zij zich hadden gezalfd! En hoe zedig en ordelijk ging alles toe! Op
-eene verhevenheid hadden de ouders van het bruidspaar plaats genomen,
-naast het gedeelte, dat voor de muzikanten was bestemd en vandaar keken
-ze naar het dansen, dat nu begon. De bruidegom met zijn bruid aan de
-hand trad nu vooruit; ik keek met welgevallen naar dezen trotschen,
-statigen man, den Heer Philippus, uit het oud-adellijke geslacht der
-Pirkheimers. Ook van al de anderen, die op de maat der fluiten, hoorns,
-trompetten en trommels langzaam en statig om den lindenboom schreden,
-kon ik de oogen niet afwenden. En terwijl ik daar peinzend stond,
-sprak een stem in mijn hart: "Hier moet gij blijven, Albrecht,--gij
-hebt nu lang genoeg gereisd en getrokken en zijt reeds bijna dertig
-jaar oud; hier zal uw handwerk welig bloeien." En mijn verwachting
-is niet beschaamd geworden. Ik kwam bij meester Hieronymus Holper in
-de werkplaats, en het eene jaar na het andere verliep, zonder dat de
-gedachte in mij opkwam, om verder te trekken. Ook Vrouwe Kunigonde,
-des meesters echtgenoot, was een ware moeder voor mij, zoodat ik mij
-volkomen thuis bij hen voelde. En dan die lieve, driejarige Barbara,
-Holpers dochtertje! Wat had ik een pleizier in het lieve, vrome kind,
-dat ik zag opgroeien tot een schoone, beminnelijke jonkvrouw. Ook zij
-voelde een hartelijke genegenheid voor den gezel en beschouwde hem
-als een vertrouwd huisvriend. En toen zij vijftien jaar was geworden,
-ging ik naar haar vader om hem de hand zijner dochter te vragen. Nu,
-die werd mij niet geweigerd; haar ouders vertrouwden mij hun kind toe,
-en zonder aarzelen legde zij haar hand in de mijne en werd mijn lieve,
-trouwe vrouw, uw goede moeder. Ik bleef werken bij mijn schoonvader,
-doch het volgende jaar liet ik mij, tegen betaling van tien gulden,
-[2] als meester in het gilde opnemen en kocht voor twee gulden het
-burgerrecht. Daarna ben ik met mijn vrouw in het huis van den heer
-Johan Pirkheimer gaan wonen op de Heeremarkt bij de "mooie bron"
-en de Lievevrouwekerk, maar niet in het paleis zelf, doch in het
-achterhuis, dat in de Winklerstraat uitziet. Dat is het huis, waar gij,
-mijn kind, zijt geboren en uw eerste kinderjaren hebt doorgebracht,
-waarvan gij u nog veel zult kunnen herinneren, vooral hoe gij met den
-kleinen Wilibald Pirkheimer, die nu nog uw vriendje is, hebt gespeeld
-en kattekwaad uitgehaald. Maar die woning werd ons al spoedig te
-klein en daarom kocht ik voor drie honderd gulden een eigen huis,
-waarin wij nu reeds drie jaren wonen en wij bidden God, dat Hij ons
-genadig moge toestaan nog vele rustige, gezegende jaren onder dit dak
-te beleven. Wij vragen het Hem, die ons tot nu toe zoo vriendelijk
-heeft gesteund en geleid.
-
-"En gij, mijn lieve zoon luister naar mijn raad: wandel voor Gods
-aangezicht, zooals Abraham, de gezegende des Heeren, opdat het u
-goed ga en gij lang moogt leven op de aarde; want de vaste grond
-en hoeksteen van het geluk is de vreeze des Heeren en niemand zal
-beschaamd uitkomen, die zijn hoop stelt op Hem, die den hemel en de
-aarde gemaakt heeft."
-
-Toen reikte de vader zijn zoon de hand, waarin de knaap de zijne
-legde, zijn vader met warmen blik aanziende; hij zei niets, maar zijn
-vader begreep hem en was voldaan. En nadat de vrome man zich in zijn
-kamer had teruggetrokken en onder het crucifix zich met wijwater had
-besprenkeld en het teeken des kruises gemaakt, beval hij zijn oudste
-nogmaals dringend aan in Gods genade.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK II.
-
-CASTOR EN POLLUX.
-
-
-Onder de vele paleizen der adellijke geslachten uit de vrije Rijksstad
-Neurenberg, was dat der Pirkheimers een der schoonste en meest
-vorstelijke, een waardig verblijf voor een geslacht, dat sedert meer
-dan een eeuw tot den hoogsten adel van Neurenberg had behoord en steeds
-een gewichtige rol in de regeering der stad had gespeeld. Trotsch
-verrees het gebouw op de Heeremarkt met uitzicht op de "mooie bron",
-[3] het meesterstuk van Hendrik Behaim en op de Lievevrouwekerk, en
-menigmaal had Keizer Sigismund het waardig gekeurd hem te herbergen,
-als hij voor den Rijksdag te Neurenberg moest zijn. De hooge, spits
-toeloopende gevels en de erkers, de steenen beelden en de figuren
-uit hout gesneden, die in de vakken waren geplaatst, brachten niet
-weinig bij tot de schoonheid van dit paleis, in welks glasruiten in
-lood gevat--glazen ruiten waren in die dagen een groote bijzonderheid
-en een bewijs van verbazenden rijkdom--de zon hel schitterde. Maar
-nog meer getuigde het inwendige van het paleis van den rijkdom
-der Pirkheimers, vooral de groote, voor feestelijke gelegenheden
-bestemde zaal met de beide zuilen, de wanden bedekt door vlaamsche
-gobelins met tafereelen uit de bijbelsche geschiedenis doorweven,
-het kostbare vaatwerk, de alom bewonderde lichtkronen van geweien met
-goud langs de muren, de hooge schouw met bronzen beelden versierd,
-de fraai gesneden leunstoelen, met gouden leeuwekoppen gekroond en
-met bruin leder overtrokken en de groote spiegel van Venetiaansch glas.
-
-Op een zonnigen dag in de maand Mei van het jaar 1479 zaten in
-de vensternis twee jonge meisjes in blauw fluweel gekleed en met
-lange, blonde vlechten. Het waren de twee dochters des huizes,
-de vijftienjarige Charitas en de twaalfjarige Sabine, die door het
-venster naar een koets keken, die bespannen was met twee ongeduldig
-trappelende schimmels.
-
-De deur ging open en Vrouwe Barbara, de moeder der beide meisjes, trad
-haastig binnen. Zij was een schoone, statige vrouw uit het aanzienlijke
-geslacht der Löffelholzen. Haar welig, bruin haar werd door een klein
-kapje, met goud gestikt, bij elkaar gehouden, om haar hals droeg
-zij een fijn, wit doekje en haar slank figuur kwam goed uit in het
-sleepend kleed van donkergroene, Vlaamsche, wollen stof, dat door een
-gouden gesp werd vastgehouden; uit de mouwen kwamen donkerroode zijden
-doffen te voorschijn en van de schouders golfden lange, wijde mouwen
-naar beneden, die met witte kant waren gevoerd. Aan de gouden ketting
-hing een kostbaar sieraad van echte paarlen en haar armen waren getooid
-met breede, gouden armbanden, waarin robijnen schitterden. Over haar
-arm had zij een zwart fluweel, met marderbont afgezet, manteltje,
-om haar op den voorgenomen rijtoer voor kou te beschutten.
-
-"Waar is toch, Wilibald, die kleine deugniet?" vraagde Vrouwe Barbara
-aan haar dochters.
-
-"Jutta heeft tevergeefs het heele huis doorzocht."
-
-"Als hij niet thuis is," antwoordde Charitas, "dan kan hij nergens
-anders dan bij Meester Dürer zijn. Ik heb hem een uurtje geleden met
-Albrecht bij de mooie bron zien loopen."
-
-"Dan moet Jutta den kleinen deserteur maar even gaan halen," beval
-Vrouwe Barbara en zij gaf haar dochter een wenk om het aan de meid
-te gaan zeggen.
-
-Een half uur verliep; de koetsier had moeite om de ongeduldige paarden
-in bedwang te houden en Vrouwe Barbara fronste de wenkbrauwen, want
-ze wilde een rijtoer buiten de stad doen en wenschte dat haar kinderen
-met haar zouden genieten van de heerlijke voorjaarslucht.
-
-Daar kwam eindelijk de oude Jutta terug met den achteneenhalfjarigen
-Wilibald aan de hand, een mooi kind met blonde haren en schrandere,
-schitterende oogen.
-
-"Gij hebt veel van mijn geduld gevergd, Wilibald," sprak zijn moeder
-ontstemd, "wist gij niet, dat wij om twee uur uitrijden zouden gaan?"
-
-"Ik heb onder het spelen niet op den tijd gelet," antwoordde hij
-luchtig, terwijl hij zich de haren uit de oogen streek. "Ik vond het
-ook veel prettiger om met Albrecht met den pijl en boog te schieten
-dan uit rijden te gaan."
-
-"Gij zijt een dwaze, ongehoorzame jongen," sprak zijn moeder. "Vraag
-in het vervolg meer wat uw ouders genoegen doet. Trek nu gauw een
-ander pak aan en ga dan met ons in het rijtuig."
-
-Nog bleef de knaap aarzelen en keek zijn moeder een weinig verdrietig
-en tegelijkertijd vragend aan: "Ik heb toch geen pleizier als Albrecht
-niet mee mag," klonk het.
-
-Zijn moeder had moeite niet boos te worden, doch zij bedwong zich
-en vraagde:
-
-"Waar is Albrecht?"
-
-"Hij wacht beneden," antwoordde Wilibald.
-
-Vrouwe Barbara moest nu toch lachen om de volharding van haar zoontje,
-die een vastheid van wil toonde zoo groot als die van zijn vader,
-Johannes Pirkheimer, die door zijn onvermoeide energie en geestkracht
-het ver in de wereld en in de achting der menschen had gebracht.
-
-Toen zij beneden kwam, vond zij Wilibald, die gauw andere kleeren
-had aangetrokken bij zijn vriend Albrecht Dürer, die wel een beetje
-verlegen keek en niet wist, of Vrouwe Barbara zijn indringerigheid
-wel goed zou opnemen. Maar zijn vrees verdween, toen hij zag,
-dat zij hem vriendelijk aankeek en zeide: "Stap maar in, Pollux,
-en ga naast uw Castor zitten! Gij behoort nu eenmaal bij elkander,"
-en zij zelf hielp hem instappen.
-
-Nu ze had ook moeilijk boos kunnen zijn op dien aardigen jongen, van
-wien iedereen veel hield. Zelfs haar aangeboren trots, die anders wel
-in opstand zou zijn gekomen tegen zulk een vertrouwelijken omgang van
-haar zoon met een knaap uit den ambachtsstand, verzette er zich niet
-tegen en niet alleen, dat zij dezen omgang duldde, maar ze verheugde
-er zich zelfs in, omdat zij bemerkte, welk een goeden invloed de
-bedaarde, stille, zachtzinnige Albrecht op haar wilden, koppigen,
-hartstochtelijken zoon uitoefende. Zij had dikwijls het spel der knapen
-gade geslagen en zich dan in stilte verheugd, dat zij aan Albrecht
-zulk een goede hulp had bij de opvoeding van haar wilden jongen. Het
-was ook verwonderlijk, hoe die onstuimige Wilibald zich geheel door
-zijn bedaarden vriend, die nog wel een half jaar jonger was, liet
-leiden en hoe goed zij het met elkander konden vinden, terwijl zijn
-zusters, die zooveel ouder waren, heel wat met hem hadden te stellen
-en dikwijls hun beklag over den stijfkop bij haar ouders kwamen doen.
-
-Eigenlijk was Wilibald, als eenige stamhouder, waarnaar zij vurig
-hadden verlangd, ook wel een weinig door zijn ouders bedorven, en er
-werd veel door de vingers gezien, dat flink gestraft had moeten worden.
-
-De beide jongens zaten op Wilibalds verzoek bij den koetsier en
-babbelden vroolijk, ook vrouwe Barbara was goed geluimd; zij genoot
-van dezen heerlijken meidag en de verrukkelijke natuur, en haar
-hart stemde mee in het lied ter eere der lente, dat de beide meisjes
-aanhieven. Toch kon zij haar oogen niet van de knapen afhouden en zij
-verbaasde zich in stilte over de opmerkingsgave van Albrecht, die
-zooveel in de natuur zag, wat zij in het geheel niet had opgemerkt
-of niet waard had geacht om te bekijken. En zij glimlachte bij de
-gedachte, dat de jongste uit het gezelschap aller leermeester was,
-zonder dat hij zich daarvan ook maar eenigszins was bewust!
-
-De rit werd tot het dorpje Pillenreut uitgestrekt, waar de paarden
-mochten uitrusten en allen zich een heerlijk glas bier goed lieten
-smaken. De jongens hielden het in de kamer niet lang uit: zij
-stormden naar buiten en men hoorde hen juichen en zingen. Toen ze
-terugkwamen, had Albrecht een ruiker roode anemonen, gele ranonkels,
-witte madeliefjes en blauwe grasbloempjes in de hand, die hij vrouwe
-Barbara aanbood uit dankbaarheid voor den heerlijken dag, dien zij
-hem bezorgde.
-
-Met een glimlach bekeek zij den ruiker. Hoe mooi en artistiek had
-hij die bloemen geschikt en dat voor een achtjarige knaap!
-
-De terugreis zou evenwel niet zoo aangenaam zijn als de heenreis. De
-paarden schrokken voor een troep zigeuners, die een beer met
-zich rondleidden, en de koets kreeg zulk een schok, dat zij bijna
-omviel. Gelukkig bekwamen Vrouwe Barbara en haar dochters geen letsel,
-doch de beide knapen stortten van hun hooge zitplaats naar beneden. Met
-een kreet van ontzetting liep Vrouwe Barbara op de kinderen toe en zij
-zag met schrik hoe Wilibald een bloedende wonde aan het achterhoofd en
-Albrecht, een blessuur aan zijn hand had gekregen. Doch voordat zij
-hen kon helpen, was Wilibald al opgestaan, hij hielp Albrecht op en
-trachtte hem te troosten, niet denkende aan zijn eigen pijn, voordat
-zijn moeder hem opmerkzaam maakte, dat ook hij was gewond. Doch hij
-schonk meer aandacht aan zijn vriendje en zijn moeder verblijdde zich
-innig over het goede hart van haar zoon, dat hij zoo dikwijls achter
-zijn ruwheid verborg, maar dat nu duidelijk sprak uit zijn groote
-zorg en teederheid voor zijn vriend.
-
-Castor en Pollux, de naam dien vrouwe Barbara in scherts op hen had
-toegepast, bleef in het vervolg hun bijnaam en niet alleen bij de
-familie Pirkheimer, maar ook bij de buren, die een levendig belang
-in de beide onafscheidelijke vrienden stelden.
-
-Zij speelden 't liefst in den tuin van het paleis: daar vermaakten zij
-zich met hun ballen, hun stokpaard of den kruisboog, en ook wel met
-eigen gemaakt speelgoed. Soms ook gingen ze naar het Lorenzerwoud
-of het Sebalduskerkhof en stoeiden daar met andere jongens. Als
-het dan ooit gebeurde, dat Pollux onrechtvaardig werd behandeld,
-dan sprong Castor voor hem in de bres en toonde zich een trouwe,
-ridderlijke vriend. Maar ook in de werkplaats van meester Dürer liepen
-de knapen dikwijls binnen en hielpen hem soms door aan den blaasbalg
-te trekken en het een of ander aan te geven. Albrechts ouders maakten
-zich nooit ongerust, wanneer hun zoon op het etensuur niet verscheen,
-want dan begrepen ze, dat er bij Wilibald thuis iets extra lekkers
-werd gegeten en dat deze zijn vriendje mee wilde laten smullen. En
-de eenvoudige handwerkslieden vonden het een eer, dat Albrecht daar
-als kind des huizes werd behandeld.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK III.
-
-OP SCHOOL.
-
-
-Elken morgen te negen uur kwam er aan het paleis der Pirkheimers een
-kleine man, die door de portierster met alle teekenen van eerbied
-werd binnengelaten.
-
-Om zijn kleine, magere gestalte fladderde een lange, wijde jas van
-vuurrood laken, hij droeg een hooge, spits toeloopende muts van zwarte
-wollen stof en om zijn scherp belijnd gelaat met lange, spitse neus,
-fladderden dunne, grijze haren. Met de rechterhand leunde hij op een
-stokje en in de linker droeg hij een rol perkament.
-
-"God zegene u, mijnheer de Doctor!" zoo verwelkomde de meid geregeld
-den binnentredende; dan liep zij eerbiedig vooruit de trap op om de
-deur aan het eind der lange, donkere gang voor hem open te doen.
-
-"God zegene u, Doctor!" klonk het daarop driestemmig in de kamer en
-het kleine, roode mannetje drukte allen met vriendelijken lach de hand.
-
-Het was Doctor Henricus Philander, die op deze wijze in het paleis
-werd ontvangen. Eigenlijk heette hij Hendrik Liebmann, maar volgens
-de gewoonte der geleerden in dien tijd, had hij zijn voornaam in een
-Latijnsch en zijn familienaam in een Grieksch kleed gestoken.
-
-Henricus Philander verdiende ten volle de algemeene achting om zijn
-groote geleerdheid en om zijn bijzonder talent van onderwijzen,
-dat hem alle kinderen der aanzienlijke families uit de stad als
-leerlingen bezorgde.
-
-Bij den keizerlijken raadsheer en medebestuurder der stadsregeering
-van Neurenberg Johan Pirkheimer, kwam hij reeds zeven jaar aan huis,
-eerst om de oudste dochter Charitas onderricht te geven en later ter
-wille van Sabine, de jongste.
-
-Met bijzondere voldoening en ijver kweet hij zich van zijn taak, want
-de beide meisjes waren zoo leergierig en zoo verstandelijk ontwikkeld,
-dat Doctor Philander dikwijls vergat, met meisjes te doen te hebben
-en hen onderwees, alsof zij jongens waren. Zij leerden Grieksch en
-Latijn zonder moeite en zij verdiepten zich gaarne en met vrucht in
-de geheimen der mathematica en der astronomie.
-
-Sedert eenigen tijd was het aantal leerlingen in het paleis tot drie
-geklommen, want Wilibald was bij de lessen tegenwoordig, waardoor
-Doctor Philanders ijver nog toe nam, want hij bemerkte spoedig, dat
-de knaap het in verstand en geestesgaven nog van zijn zusters won. Het
-was waarlijk ook geen onaangename taak den knaap te onderwijzen, maar
-daarentegen een groot genot en naarmate Wilibald vorderingen maakte,
-steeg ook de achting voor den leermeester bij de ouders, die hem
-met weldaden overlaadden. Want het was het vurig verlangen van Johan
-Pirkheimer, dat zijn zoon een groot geleerde, zooals hij zelf was, zou
-worden, en zich op het gebied des geestes bijzonder zou onderscheiden.
-
-Na een jaar was de knaap al aardig op de hoogte van de geschiedenis
-van het herleefd klassieke tijdperk en kende hij voldoend Latijn.
-
-
-
-Nu weerklonken in den tuin van het paleis slechts zelden de stemmen
-der spelende knapen. 's Middags, als er geen les was, zaten ze
-samen aan de groote, eikenhouten tafel, die in het midden van de
-leerkamer stond en dan luisterde Albrecht met gespannen aandacht
-naar hetgeen Wilibald vertelde. Wat hij des morgens had geleerd,
-deelde hij 's middags aan zijn vriend mee, evenals de lekkernijen,
-die zijn moeder hem gaf. Bijzondere belangstelling toonde Albrecht
-voor de oude Grieksche godenverhalen en heldensagen en hij vergat
-alles om zich heen, als Wilibald begon te vertellen van den held
-Hercules, van Prometheus, die aan de rots was geketend en duldelooze
-smarten leed door Jupiters adelaar, die dagelijks een stuk van zijn
-altijd weer aangroeiende lever afbeet, van den tocht der Argonauten
-om het guldenvlies, van den strijd der zeven helden tegen Thebe, van
-de beide vrienden Orestes en Pylades, van den Trojaanschen oorlog,
-van Odysseus en andere heerlijke verhalen.
-
-Al spoedig bemerkte Wilibald, dat Albrecht steeds stiller en meer
-in zich zelf gekeerd werd, als hij naar die verhalen luisterde en
-toen hij hem eindelijk vraagde, wat er toch aan scheelde, antwoordde
-Albrecht met een diepen zucht: "Ik benijd u."
-
-Wilibald keek verbaasd: "Benijdt gij mij? En gij zijt zelf toch
-ook op school?" Maar Albrecht schudde droevig het hoofd: "Och,
-wat is nu de St. Sebaldusschool en onze meester in vergelijking
-met doctor Philander! Het is als mijn grove kiel vergeleken bij uw
-fluweelen buis. Gij kent toch meester Burgdörffer wel--wat gaat hem
-alles langzaam en moeilijk af! Hij heeft er ook zoovelen tegelijk om
-les te geven en dan het schoollokaal is zulk een naar, donker hok,
-dat men er nauwelijks kan ademhalen en de banken staan zoo dicht bij
-elkaar en zijn zoo ongemakkelijk, dat al mijn ledematen pijn doen,
-als ik naar huis ga. Op een houten katheder zit onze schoolmeester,
-een strenge, sombere man, die op het zwarte bord letters schrijft om
-ons die te laten nazeggen en op de lei naschrijven. Daarbij maakt hij
-flink gebruik van de roede van berketakjes gemaakt en tuchtigt daarmee
-allen, die lui, lastig en ondeugend zijn. Nu deze laatste soort is
-rijk vertegenwoordigd bij ons op school, vooral bij die zwervende
-luitjes, die men niet weet vanwaar zij komen en die weer verdwijnen,
-als zij er lust in hebben."
-
-"Ja, ik kan me begrijpen, dat de meester met zulke lastposten heel
-wat heeft te stellen," zei Wilibald. "Mijn vader zegt dat het sluwe
-schepsels zijn, een echte plaag voor den onderwijzer. Is het waar
-wat Renate, onze meid, vertelde, dat de beul vijf van die schelmen
-gisteren heeft gegeeseld en uit de stad gejaagd?"
-
-"Ja, dat is waar," bevestigde Albrecht.
-
-"Wat hadden ze uitgevoerd?" vraagde Wilibald nieuwsgierig.
-
-"Zij hadden het achtste gebod overtreden en het vijfde ook en zijn
-in de omliggende dorpen gegaan om brood bedelende; doch terwijl twee
-van hen aan de boeren kruiden, die genees- en tooverkrachten zouden
-hebben, verkochten, pleegden de anderen een aanslag op den kelder
-en namen alles mee, wat ze aan worsten, hammen enz. vonden. Daarna
-hebben ze den schoolmeester, die hen met strenge straf bedreigde,
-heel brutaal geantwoord en hem zelfs mishandeld."
-
-"Nu dan hebben ze hun verdiende loon," vond Wilibald.
-
-"Hm," bromde Albrecht, "het is waarlijk geen wonder, dat er van leeren
-weinig komt, als er zulke snaken op school zijn; soms troost ik mij
-wel, als ik denk aan zoovele arme jongens, die in het geheel niet op
-school gaan en steeds op straat slenteren: maar als ik aan u denk,
-Wilibald, dan word ik jaloersch. Hoe graag zou ik ook les nemen bij
-doctor Philander, want ik wenschte veel, heel veel te leeren."
-
-Wilibald zweeg en keek peinzend voor zich. "Ik zou het u zoo gaarne
-gunnen," sprak hij na eenige oogenblikken, "maar hoe zou het mogelijk
-zijn?... Wilt gij echter eens stilletjes toeluisteren, dan zou ik
-er wel iets op weten. Kijk, daar in den hoek achter de kast moogt
-gij u verstoppen, maar zoo dat niemand het ziet. Morgen zoudt gij
-al kunnen komen, tenminste indien meester Burgdörffer niet boos is,
-als hij u mist."
-
-"O, dat komt er niet op aan," sprak Albrecht opgewonden. "Het heeft
-bij ons wel iets van een duiventil: elken dag ontbreekt een groot getal
-scholieren, en er heerscht tucht noch orde door die zwervende lui, die
-doen juist zooals zij willen en verbeelden zich, dat zij de baas zijn."
-
-"Nu, kom dan morgen ochtend vroeg, maar vooral voordat Dr. Philander
-er is."
-
-Op den bepaalden tijd sloop Albrecht den volgenden morgen in het
-donkere hoekje en bleef daar onbewegelijk twee uren lang zitten
-luisteren naar het onderwijs van den doctor, die dien dag Latijn en
-sterrekunde op het programma had.
-
-Albrecht genoot zoo lang hij luisterde; doch toen de les uit was,
-voelde hij dubbel hoeveel hij op de Sebaldusschool miste en met
-loome schreden ging hij er den volgenden morgen weer naar toe. Hij
-voelde zich ongelukkig en zijn ellende bereikte het toppunt, toen
-de meester hem een pak slaag gaf, omdat hij klaarblijkelijk in het
-geheel niet luisterde.
-
-Zijn ouders bemerkten al gauw, dat er iets aan haperde; hij was zoo
-stil en in zich zelf gekeerd, dat zijn vader op zekeren dag naar de
-reden hiervan vraagde.
-
-Het duurde lang voordat men iets uit hem kon krijgen, totdat
-hij eindelijk bekende, dat het slechte onderwijs en de groote
-wanordelijkheid op school hem zoo onvoldaan stemden. Zijn vader
-troostte hem met de woorden: "Wie langzaam gaat, gaat zeker. Werk
-zoo hard als gij kunt, opdat de meester tevreden over u kan zijn,
-dan leert gij langzamerhand alles, wat gij noodig hebt te weten. Pas
-op voor hoogmoed en ijdele wenschen, mijn zoon! Zie niet naar hen,
-die uw meerderen zijn in de maatschappij; benijd Wilibald niet omdat
-hij beter onderwijs geniet. Bedenk liever dat gij de zoon van een
-handwerksman zijt en eens evenals uw vader in de werkplaats zult
-arbeiden. Een goudsmid kan waarlijk zooveel geleerdheid wel ontberen."
-
-Deze verstandige taal en de woorden zijner moeder die zij dagelijks
-herhaalde: "Ga in den naam des Heeren," misten hun uitwerking niet
-en met vernieuwden ijver ging Albrecht weer naar school.
-
-Het gevolg was dan ook dat de meester pleizier in hem had, waardoor
-de knaap werd aangemoedigd om steeds meer zijn best te doen.
-
-Zoo ging het langen tijd goed; maar later had de meester weer over
-Albrechts onoplettendheid te klagen en hij ontstak in hevige woede,
-toen hij op zekeren dag bemerkte, wat er de oorzaak van was.
-
-Hij zag onder de rekenles, dat verscheiden leerlingen steelsgewijze
-de oogen naar Albrecht wendden. Plotseling verliet hij den katheder,
-greep den knaap bij den arm en ontrukte hem een klein stuk papier,
-waarop iets was geteekend. Toen hij het goed bekeek, herkende hij
-zijn eigen portret en hij was zoo verontwaardigd en woedend over deze
-majesteitsschennis, dat hij de roede greep en den armen teekenaar
-zulk een pak slaag toediende, dat hem hooren en zien verging.
-
-Er liep een afkeurend gemompel door de rijen der leerlingen, die niet
-konden begrijpen, dat zulk een onschuldige scherts zoo streng gestraft
-moest worden en een der oudste jongens had den moed een kreet van
-afschuw te uiten. Maar dat maakte den meester nog toorniger en hij
-jaagde de heele bende uit de school.
-
-Het teekenen stilletjes onder de les was den jongen kunstenaar al
-heel slecht bekomen en het zou niet te verwonderen zijn geweest,
-als hij 't in het vervolg geheel had gelaten. Trouwens, hij waagde
-het ook niet meer dergelijke grappen op school uit te halen, maar
-zijn medescholieren, één en al bewondering over zijn kunst, bedelden
-altijd om de een of andere teekening. En Albrechts goed hart, dat
-zoo moeilijk iets kon weigeren, bevredigde hun wenschen.
-
-Als hij 's morgens op school kwam, verdrongen ze zich dadelijk om
-hem heen en ze strekten begeerig de handen uit, zoodra hij met een
-veelbeteekenend gezicht in zijn zak voelde. Dan werd er gevochten,
-dat het een aard had, want iedereen meende recht te hebben op de
-door Albrecht gemaakte teekening. Soms ook kroop hij met den een of
-anderen kameraad in een afgelegen hoek en deze zag dan met verbazing
-hoe vlug hem het teekenen afging.
-
-Natuurlijk was Wilibald bij de uitdeeling de meest bevoorrechte. En
-toen Albrecht hem eens een afbeelding van een lansknecht met een harnas
-van staal, een hoed met pluimen en schitterende wapens ten geschenke
-gaf, kon Wilibald zijn oogen niet gelooven; langen tijd bekeek hij
-de teekening met alle aandacht, toen riep hij op eens uit: "Benijdt
-gij mij omdat Doctor Philander mij les geeft? Zie, gij kunt, wat hij
-mij nimmer leeren kan. En nu zijn de rollen omgekeerd, nu benijd ik u!"
-
-
-
-Het was in April 1484. Des morgens was het geheele gezin van Meester
-Dürer bijeen voor het gebed en alle waren in bijzonder goede stemming,
-want Vrouwe Barbara vierde heden haar naamdag.
-
-Vader Dürer had het gebedenboek opengeslagen en wilde met lezen
-beginnen, doch Albrecht was er nog niet; juist wilde zijn vader Andreas
-naar hem toe sturen, toen hij binnen kwam en met de beide handen achter
-zijn rug iets voor aller blikken trachtte te verstoppen. Zijn vader
-wenkte hem te gaan zitten en deed het gebed, waarna hij zijn vrouw de
-hand drukte en vurig Gods besten zegen toewenschte op haar verderen
-levensweg. Ook de kinderen, wier aantal nu tot vijf was geklommen,
-verdrongen zich om hun moeder en kusten haar handen.
-
-Het laatst van allen kwam Albrecht bij haar en hij keek wel een
-beetje verlegen, toen hij een blad papier te voorschijn haalde en
-dat zijn moeder aanbood met de woorden: "Dit heb ik voor u gemaakt,
-lieve moeder, als een herinnering aan dezen dag."
-
-Vrouwe Barbara trad een schrede achteruit en staarde vol verbazing
-eerst naar het papier en toen naar haar zoon: op het blad zag zij
-Albrecht voor zich, sprekend van gelijkenis en uitdrukking. "Mijn
-zoon"--meer kon zij niet zeggen, toen keerde zij zich tot haar man
-en liet hem het portret zien. Hij kon zijn oogen niet gelooven:
-
-"Heilige Moeder Gods, leert gij dan tooveren op school? Hebt gij dat
-waarlijk zelf geteekend? Maar hoe kan men zijn eigen portret maken?"
-
-Nu moest Albrecht glimlachen: "Het is waarlijk geen tooveren; ik heb
-geteekend wat de spiegel mij voorhield."
-
-"Och kom, gij zoudt dat zelf hebben gemaakt?" zei zijn vader
-ongeloovig. "Spreek nu de waarheid, kleine schelm; 't is Meester
-Wolgemut, die het portret heeft gemaakt."
-
-Albrecht antwoordde vroolijk: "Gij hebt in zoover gelijk, vader,
-dat Meester Wolgemut wel de hand in het spel heeft. Heel dikwijls
-ben ik bij hem in de werkplaats geweest en heb toegekeken, hoe hij
-schilderde. Daardoor heb ik het geleerd. En ook bij den heer Koburger,
-mijn peetvader, ben ik dikwijls in de drukkerij geweest om te zien,
-hoe Meester Wolgemuts houtsneden werden afgedrukt, dat heeft mij ook
-veel geholpen. En nu zult gij, lieve moeder, mij een groot genoegen
-doen, als gij dit kleine geschenk van mij wilt aannemen."
-
-Zijn moeder sloot hem in haar armen, terwijl zijn vader het portret
-dicht bij het venster nog eens nauwkeurig bekeek. Ja, het was
-sprekend Albrecht; alleen de oogen waren niet heel goed geteekend,
-maar de rest... wel Meester Wolgemut zelf had het niet mooier en
-beter kunnen doen.
-
-Met potlood was het portret op gekleurd papier geteekend [4]: op zijn
-hoofd had hij een kapje van laken, eigenlijk een lap, welks eind
-met drie knoopen boven op het hoofd bij elkaar werd gehouden, aan
-de linkerzijde afhing en voorzien was van lange franjes. Het haar,
-recht afgesneden, hing laag op het voorhoofd en verder in lange,
-golvende lokken aan weerszijden op zijn schouders. Hij droeg een buis
-met wijde mouwen, dat door de linkerhand van voren werd vastgehouden,
-terwijl hij de rechterhand vooruit strekte, alsof hij op iets wees.
-
-Nadat Dürer het portret langen tijd had bekeken, trad hij vriendelijk
-op zijn zoon toe en legde zijn hand op diens schouder, zeggende: "Als
-gij met smeltkroes en graveerstift even handig zijt als met potlood
-en penseel, dan zal ik mij verheugen in den dag, waarop ik u in mijn
-werkplaats aan mijn zijde zal zien arbeiden. Mogen al de heiligen u
-zegenen en u bijstaan, opdat er een wakkere man uit u groeie!"
-
-"Amen!" zei Vrouwe Barbara en toen haar zoon naar school ging, sprak
-zij zooals gewoonlijk: "Ga in den naam des Heeren!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK IV.
-
-IN VADERS WERKPLAATS.
-
-
-Het was een koude dag in de maand Mei van het jaar 1486. De sneeuw
-viel in groote vlokken neder en hulde de daken, die pas er van ontdaan
-waren, opnieuw in een wit winterkleed.
-
-Het was stil in meester Dürers werkplaats. Eenzaam zat Albrecht op
-zijn laag bankje te werken aan een gouden ring, waarin een nieuwe
-amethist moest worden gezet. Zijn vader was uit: hij moest voor zaken
-naar Augsburg; van de gezellen lag de een ziek te bed en de andere
-moest een boodschap in de stad bezorgen. Albrecht kon heden zijn
-aandacht niet goed bij het werk bepalen. Op de tafel naast hem lag
-een teekening, die nu en dan zijn blikken tot zich trok.
-
-Er werd zachtjes aan de deur geklopt en daarop trad een meisje binnen
-van ongeveer dertien jaar, met een frisch, blozend gezichtje, een paar
-oogen, blauw als vergeetmijnietjes en een figuurtje vlug als dat eener
-hinde. Ze had een mutsje van zwart fluweel met een rand van marderbont
-op het lange, blonde haar, en droeg een donkerblauw kleedje en een
-manteltje ook van zwart fluweel met bont, dat tot aan de heupen reikte.
-
-Het was het oudste dochtertje van den heer Hans Frey, een rijk, zeer
-ontwikkeld en geacht ingezetene, die vele vaste goederen bezat zoowel
-in de stad als daarbuiten en zelfs meermalen lid van den grooten Raad
-was geweest.
-
-Albrecht kende haar zeer goed, daar zij dikwijls bij haar oom kwam,
-die dicht in de buurt woonde. Soms was hij met haar naar de mis gegaan
-en in vroeger jaren had ze zich niet te voornaam gerekend om met hem
-te spelen.
-
-"God zegene u, Albrecht!" zeide zij een weinig verlegen en zij bleef
-in de deur staan.
-
-"Dank u zeer, Agnes!" antwoordde hij vroolijk, terwijl hij van het
-bankje opstond.
-
-"Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
-
-"Is uw vader niet thuis?"
-
-"Neen, hij is naar Augsburg gegaan."
-
-"O dan ga ik maar weer weg en zal wachten totdat hij thuis komt."
-
-"Kan ik u niet helpen in zijn plaats?"
-
-"Och, mijn ringetje is gebroken en ik wilde het zoo graag gesoldeerd
-hebben."
-
-"Geef maar hier, Agnes."
-
-Het meisje aarzelde, maar haalde eindelijk op herhaald aandringen
-van Albrecht den gebroken ring te voorschijn en overhandigde dien
-den goudsmidsleerling. "Kunt gij het al goed?" vraagde zij met meer
-vrijmoedigheid.
-
-"Mijn vader heeft nog niet over mij te klagen gehad," sprak hij
-openhartig.
-
-Nu kreeg het meisje de teekening in het oog. "Wat is dat?" vraagde
-zij nieuwsgierig. "Zoo, zoo, als nu uw vader was binnengekomen, dan
-geloof ik, dat hij voor het eerst reden zou hebben gehad over zijn
-leerjongen te klagen."
-
-Maar Albrecht schudde glimlachend het hoofd. "Nu doet gij mij onrecht,
-Agnes. Gij denkt, dat ik dit nu heb geteekend, in plaats van mijn
-plicht te doen. Maar kijk eens hier: onder de teekening staat het
-jaartal 1485, dat bewijst duidelijk, dat zij reeds het vorige jaar
-is gemaakt. Ze is ook al vier maanden oud en dateert van Kerstmis;
-nu heb ik haar hier gehaald, omdat er veel in is, dat mij niet bevalt
-en ik wil die fouten verbeteren, als mijn werk klaar is." Agnes trad
-dichter bij om beter te kunnen zien. Het was een madonna, op een troon
-gezeten, met een gouden kroon op het hoofd, loshangende haren en een
-lang kleed, dat in breede plooien haar omgaf. Met een gelaat, stralend
-van moedervreugde zag zij neder op haar kind, dat op haar schoot stond
-en haar hals met beide armpjes hield omvat. Aan weerszijden stond
-een engel, waarvan de eene een harp en de andere een cither bespeelde.
-
-Met gevouwen handen beschouwde Agnes geruimen tijd de teekening,
-toen keek zij Albrecht vragend aan: "Hebt gij dat gemaakt? Gij, een
-knaap van veertien jaar? Neen, maak dat aan anderen wijs! Wel weet
-iedereen, dat gij goed kunt teekenen, maar zoo iets... neen, neen,
-ik kan niet gelooven, dat gij dat hebt gemaakt."
-
-"Dus, gij houdt mij voor zoo slecht, dat ik mijn naam onder het werk
-van een ander zou zetten en het dan voor het mijne uitgeven?" vraagde
-Albrecht en zijn stem klonk verwijtend. "Als gij hier nog een oogenblik
-wildet blijven, dan zou ik u metterdaad kunnen toonen, dat uw twijfel
-ongegrond is en mij verdriet doet."
-
-Agnes kreeg een kleur en stak hem haar hand toe.
-
-"Vergeef mij, Albrecht, het was waarlijk niet mijn bedoeling u verdriet
-te doen. Maar ik kan mijn oogen niet gelooven; Meester Wolgemut zelf
-zou trotsch kunnen zijn op zulk werk. Als gij het op een groot paneel
-met heerlijke kleuren hadt geschilderd, zou het waard zijn een altaar
-te versieren."
-
-Albrecht drukte met een blos van genot over deze lof haar kleine
-zachte hand en liet die niet los, toen zij die wilde terugtrekken. Het
-meisje zag er bekoorlijker uit dan ooit en gaarne had hij haar willen
-vragen. "Blijf een oogenblik hier en laat mij uw lief gelaat op het
-papier brengen!" Doch zij vreesde reeds te lang te zijn gebleven,
-nam haastig afscheid en ging heen.
-
-Albrecht liep snel naar het raam om haar na te zien, toen zij
-door de sneeuw naar huis stapte. Haar lof was hem liever dan al de
-bewondering, die zijn kunst bij zijn speelkameraden had geoogst. En
-met vernieuwden ijver legde hij zich in zijn vrijen tijd toe op
-zijn lievelingsbezigheid, die hem verkwikte na den moeilijken,
-dagelijkschen arbeid, en hem meer bevrediging schonk dan hij ooit
-van het best gelukte werk in de goudsmidswerkplaats gevoelde.
-
-Voor zijn vader, die er anders over dacht dan hij, moest hij zijn
-liefhebberij verbergen en daarom deed hij het meest buitenshuis
-en verstopte zich met zijn vrienden, die hem steeds om teekeningen
-plaagden, in afgelegen plaatsen. Toch had hij niet te veel gezegd,
-toen hij tegen Agnes beweerde, dat zijn vader niet over hem te klagen
-had. De oude meester had pleizier in den ijver van zijn zoon en zag
-met vertrouwen de toekomst tegemoet in de overtuiging, dat Albrecht
-eenmaal een waardig opvolger in zijn werkplaats zou zijn. Nog geen
-jaar was verstreken, of de leerjongen was reeds goed vertrouwd met
-het gieten, soldeeren en polijsten. En nu, nadat hij nog niet ten
-volle twee jaar in de leer was geweest, had hij een veel grooter en
-moeilijker werk onder handen, waarvan reeds meer dan de helft klaar
-was: hij moest in gedreven zilver in zeven tafereelen weergeven,
-hoe de Heer Jezus herhaaldelijk nederstortte onder de vuisten der
-krijgsknechten op den lijdensweg van Gethsemane naar Golgotha. En
-met stille verbazing en innige verrukking zag zijn vader, dat hij
-zich niet tevreden stelde met het navolgen van anderer ontwerpen,
-doch zelf nieuwe wist te scheppen.
-
-Met ongeduld wachtte hij op de voltooiing van het werk en toen het
-oogenblik was gekomen, riep de meester, innig gelukkig, zijn vrouw
-er bij en toonde haar wat zijn leerling had gemaakt.
-
-Op denzelfden avond vond men in de woonkamer de vrienden en buren
-verzameld om de tafel, waarop een tinnen kruik met Bourgonje wijn
-stond, ter eere van den jongen kunstenaar.
-
-Meester Wolgemut, de schilder, was ook tegenwoordig en vol lof over
-Albrecht. Hij sprak ook over het andere talent van den knaap en vond,
-dat het pond, door God aan hem toevertrouwd, niet in een zweetdoek
-mocht worden weggelegd, doch dat er mede moest worden gewoekerd ter
-eere van God en ook ter wille van den naaste.
-
-Doch meester Dürer was het hiermee niet eens. Hij vond, dat hier
-een ander schriftwoord van toepassing was: niemand kan twee heeren
-dienen. Indien Albrecht zich met evenveel ijver op de schilder- als
-op de goudsmeedkunst toelegde, dan zou hij het in de eene noch in
-de andere tot volmaaktheid brengen. Daarom moest hij zich tevreden
-stellen met schilderen na volbrachten arbeid in zijn vak.
-
-Meester Wolgemut sprak zijn vriend niet tegen, doch in stilte betreurde
-hij, dat Dürer dit vak voor zijn zoon had gekozen. Albrecht had
-ook hem eens in vertrouwen de afbeelding der Madonna laten zien en
-zijn verbazing over het werk van den veertienjarigen knaap had hij
-duidelijk uitgesproken in de woorden: "Als ik alleen zulke leerlingen
-in mijn werkplaats had, dan zou het er beter bij mij uitzien."
-
-Albrecht kon deze woorden niet vergeten en bewaarde ze als een dierbaar
-geheim in zijn hart, terwijl hij, gehoorzaam aan zijns vaders wenschen,
-in de goudsmidswerkplaats arbeidde.
-
-
-
-Zoo gingen lente en zomer voorbij, de herfst streek met zijn
-verwoestenden adem over veld en weide en hulde de aarde in een grijs,
-somber nevelkleed. Het werd koud; in de schouw vlamde weer het vuur
-en lokte het gezin in haar verwarmende nabijheid.
-
-In Albrechts hart had een verandering plaats gegrepen. De woorden van
-meester Wolgemut aangaande het toevertrouwde pond, waarmee men moest
-woekeren, en het antwoord van zijn vader: "niemand kan twee heeren
-dienen," lieten hem niet met rust. Telkens overdacht hij die beide
-schriftplaatsen en trachtte die met elkaar te doen samenstemmen. Doch
-hoe meer hij begreep, dat dit onmogelijk was, des te grooter werd zijn
-onvrede, want het werd hem steeds duidelijker, dat de goudsmederij
-niet de plaats was, waarvoor God hem had bestemd. Het bevredigde hem
-hoe langer hoe minder anderer modellen in goud en zilver na te maken,
-want de begeerte om zelf te scheppen werd steeds grooter. En tegelijk
-met die begeerte voelde hij ook de kracht er toe. Hoe weinig moeite
-kostte het hem immers de beelden, die zijn fantasie hem voortooverde,
-op het papier te brengen en hoeveel innig genot had hij daarvan. Hij
-voelde dagelijks meer dat de goudsmidswerkplaats niet zijn bestemming
-was en dat hij het niet zou kunnen uithouden zijn gansche leven lang
-smeltkroes, vijl en graveerstift te hanteeren.
-
-Hoe onrustig klopte zijn hart bij deze overdenkingen en welk een
-zwaren strijd had hij te voeren, den strijd tusschen het volgen van
-zijns vaders wensch en het toegeven aan zijn eigen begeerte. Het was
-niet mogelijk de meening van meester Wolgemut en die van zijn vader
-te vereenigen en daarom koos hij, overtuigd dat slechts één dezer
-beiden gelijk kon hebben, de zijde van den eerstgenoemde en zoo werd
-zijn tweestrijd beslist.
-
-Den 30en November des avonds, nadat hij in de eenzaamheid God om
-raad en hulp had gevraagd, zocht hij zijn vader op om hem zijn
-hartewensch mee te deelen: "Lieve vader," sprak hij, "ik wil u niet
-langer verbergen, wat er in mijn hart omgaat en 's nachts den slaap
-uit mijn oogen houdt. Ik heb nu twee jaren lang bij u in de werkplaats
-op uw verlangen gewerkt en zonder mij zelf te overschatten, geloof
-ik te mogen zeggen, dat het mij niet aan ijver heeft ontbroken en
-ik steeds mijn best heb gedaan om het u naar den zin te maken. Maar
-ofschoon mijn handen zich met goud, zilver en edelgesteenten hebben
-bezig gehouden, was mijn hart bij iets anders. Slechts wanneer ik
-potlood of penseel mocht hanteeren, voelde ik in mijn hart zulk een
-ongekende blijdschap en zulk een wonderlijk genot, dat ik begreep,
-dat het dit was, waartoe God mij heeft geschapen. Ach, vader, het doet
-mij leed u te moeten vragen om mij uit uw werkplaats te ontslaan, maar
-ik geloof, dat het Gods wil aldus is en dat ik mij aan Hem bezondig,
-als ik het pond mij toevertrouwd, in de aarde ga begraven."
-
-Met klimmende verbazing luisterde zijn vader naar die woorden. Toen
-schoof hij zijn kapje in den nek, stond op met een somber gelaat en
-onder de gefronste wenkbrauwen uit wierp hij op zijn zoon een blik,
-waarin verwijt en smart om den voorrang streden. "Hoe had ik heden
-morgen kunnen denken, dat de dag zoo droevig zou eindigen! Mijn
-zoon, uw woorden snijden mij door de ziel. Daar gaan nu al mijn
-schoone droomen in rook op! Albrecht, nooit had ik gedacht, dat gij
-zoo lichtzinnig zoudt kunnen zijn, twee volle jaren van uw leven op
-deze wijze weg te werpen. Verlaat gij mij nu, nadat ik u alles heb
-geleerd en op het punt was u als gezel in het gild te doen opnemen? Gij
-hebt mij laten zaaien, doch de oogst onthoudt gij mij. O mijn zoon,
-waaraan heb ik dat verdiend? Tot nu toe waart gij mijn vreugde,
-nu bereidt gij mij een bittere smart."
-
-Er was nu geen toorn meer in zijn stem, slechts innige weemoed en er
-blonk een traan in zijn oog.
-
-Albrecht kon zijns vaders smart niet aanzien; het schemerde hem voor
-de oogen en hij was op het punt berouwvol al zijn woorden terug te
-nemen, toen de oude man snel hoed en mantel greep en, zonder iets
-meer te zeggen, wegging.
-
-Even daarna kwam zijn moeder binnen; zij was zeer ongerust, en toen zij
-zag, hoe bleek Albrecht was, vraagde zij angstig: "Wat is er gebeurd,
-Albrecht? Uw vader is zoo juist in hevige gemoedsbeweging uitgegaan
-naar den heer Koburger, met wien hij ernstig over u moest spreken,
-zei hij op mijn vraag, wat hij ging doen."
-
-Nu vertelde Albrecht haar met bezwaard gemoed wat er tusschen zijn
-vader en hem was voorgevallen, doch hij werd kalmer, toen hij bemerkte,
-dat zijn moeder hem beter begreep. Maar toch bleef zijn hart onrustig
-kloppen, terwijl hij op zijns vaders terugkomst wachtte.
-
-Het eene uur na het andere verliep, voordat hij den stap van zijn
-vader weder hoorde en toen hij de voordeur hoorde opengaan, was het
-hem alsof zijn hart stil stond.
-
-De boosheid was uit zijns vaders aangezicht verdwenen, hij zag
-er kalm en ernstig uit, en de klank zijner stem was geheel anders
-geworden, toen hij tot zijn zoon sprak: "Morgen ochtend vroeg moet
-gij het allereerst naar uw peetvader gaan en moogt gij hem dankbaar
-de hand drukken, omdat hij het is, die mij van meening heeft doen
-veranderen. Gij zult uw zin krijgen, Albrecht; als meester Wolgemut
-u nog in zijn werkplaats kan bergen en hij er niets op tegen heeft,
-dan zij hij in 't vervolg uw leermeester." Een luide kreet ontsnapte
-aan Albrechts beklemd gemoed en hij kuste in sprakeloos genot zijns
-vaders hand; zijn moeder stond er bij met gevouwen handen en dankte
-den Heer voor deze gezegende uitkomst.
-
-Meester Wolgemut was bijzonder in zijn schik, toen hij den volgenden
-morgen zijn buurman Dürer met zijn oudsten zoon zag binnen komen
-en de eerste zijn verzoek tot hem richtte. Hij zeide, dat nu zijn
-hartewensch was vervuld en hij gaf Dürer de verzekering, dat het hem
-nimmer zou berouwen, want wie maar oogen had om op te merken zag,
-dat God hem voor de kunst, niet voor het handwerk had geschapen.
-
-Eenige dagen later stond Albrecht met pak en zak gereed om naar meester
-Wolgemuts woning te verhuizen. Zijn vader gaf hem menigen goeden raad
-mee en zijn moeder legde zegenend haar hand op zijn hoofd en sprak:
-"Ga in den naam des Heeren."
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK V.
-
-BIJ MEESTER WOLGEMUT.
-
-
-"Wat verbeeldt jij je wel, kwajongen! Wees maar niet zoo verwaand,
-hoor. Denk je, omdat je een paar portretten hebt durven kladden,
-dat je reeds iets beteekent en niet meer behoeft te leeren?"
-
-Barsch snauwde Urban, de oudste leerling van meester Wolgemut,
-Albrecht Dürer deze woorden toe, terwijl hij hem het penseel uit
-de hand rukte, waarmee Albrecht, omdat er niemand in de kamer was,
-aan een groot altaarstuk onder aan den zoom van het gewaad der Maagd
-Maria, een paar streken schilderde.
-
-"Hier behoor je thuis!" vervolgde hij en hij duwde hem naar den steen,
-waarop de verven moesten worden gewreven. "En kijk eens, slungel,
-de penseelen heb je ook nog niet gewasschen en de paletten zijn in
-het geheel niet schoongemaakt! En de vloer--zeg, waarom heb je den
-bezem niet gebruikt? Ben je daarvoor soms te goed? of ben je te lui
-om je plicht te doen?"
-
-Daarop gaf hij hem nog een duw, en toen met een stok drie slagen
-op zijn rug. Albrecht beet zich op de lippen en zweeg. Hij was aan
-dergelijke behandeling reeds gewoon. Vier der gezellen van meester
-Wolgemut waren van het begin af aan onvriendelijk en ruw tegen hem
-geweest, omdat zij zijn meerderheid gevoelden en die niet konden
-verdragen, te meer daar hij zooveel jonger was. Slechts één, Sebaldus,
-die in leeftijd weinig met hem scheelde en zelf ook nog leerling was,
-was hem goed gezind. Bij hem sloot Albrecht zich nu aan; hij bracht
-zijn vrijen tijd met hem door, ging des Zondags met hem buiten de
-poort wandelen en luisterde gaarne naar de bemoedigende woorden van
-dezen goedhartigen knaap.
-
-Nog meer goed deed hem de tevredenheid van zijn meester. Toen Albrecht
-bij hem als leerling kwam, was Michel Wolgemut ruim vijftig jaar;
-uit zijn lang, smal gelaat met het hooge voorhoofd, de sterk gebogen
-neus, de groote heldere oogen, de breede, vooruitstekende kin en den
-fijn besneden, vriendelijk lachenden mond, sprak zoowel verstand als
-mannelijkheid en groote goedhartigheid. Meester Michel was een eerlijk,
-rechtschapen man, en om zijn kunst hoog in aanzien niet alleen bij
-de ingezetenen van Neurenberg, maar in het geheele land.
-
-Het was hem onmogelijk de vele opdrachten, die van alle kanten tot hem
-kwamen en ruim werden betaald, alleen ten uitvoer te brengen, daarom
-kon hij steeds meer en meer gezellen gebruiken, want overal waar groote
-altaarstukken noodig waren, richtte men zich tot den beroemden meester
-Michel Wolgemut te Neurenberg. De kerk der H. Drievuldigheid te Hof,
-de kapel van het heilig Kruis te Neurenberg, de Lievevrouwekerk te
-Zwickau konden zich op werken van zijn hand beroemen; op dit oogenblik
-werkte hij aan een groot altaarstuk voor de nieuwe, bijna voltooide
-Augustijnerkerk te Neurenberg, waarmee hij bijzondere eer hoopte
-in te leggen en daarom wilde hij niets aan de gezellen overlaten,
-doch alles zelf schilderen.
-
-Ook in het maken van houtsneden was hij een meester. Anton Koburger,
-de drukker, die eenige jaren geleden een Hoogduitsche bijbeluitgave op
-zich had genomen en de platen daarvoor had ontleend aan den dertien
-jaar geleden uitgekomen Keulschen bijbel, was het nu met meester
-Wolgemut eens geworden over een nieuwe uitgave, namelijk een grooten
-prentenbijbel getiteld: "Schatbewaarder des rijkdoms van het eeuwig
-heil en zaligheid." De eerste plaat: God, de Vader, op zijn troon
-gezeten, terwijl Hij den voor Hem knielenden Verlosser zegent, was
-gereed en met waar genot schiep de meester andere voorstellingen. Het
-groote succes, dat deze eerste uitstekend geslaagde teekening behaalde,
-was dan ook de reden, waarom men den meester opdroeg de houtsneden
-op zich te nemen voor het werk van Dr. Hartmann Schedel: "de nieuwe
-Wereldkroniek," een kolossale onderneming, waartoe de patriciërs
-Sebaldus Schreijer en Sebastiaan Kammermeister de noodige middelen
-verschaften. Er moesten niet minder dan tweeduizend houtsneden daarvoor
-worden gemaakt en dat men het Wolgemut opdroeg, verhoogde aanmerkelijk
-'s meesters roem.--
-
-Albrecht kon waarlijk geen beter leermeester begeeren. Wel is
-waar gaf hij geen les volgens een bepaalde methode; hij achtte het
-voldoende zijn gezellen en leerlingen te laten zien, hoe hij werkte,
-maar dat was voor Albrecht ook volkomen genoeg en toen hij nog op de
-onderste trede stond en niets dan knechtsdiensten mocht verrichten,
-zooals verven wrijven, penseelen wasschen en paletten schoon maken,
-keek hij met alle aandacht toe, hoe zijn meester werkte en leerde op
-deze manier zonder dat zijn meester er iets van bemerkte.
-
-En wat hij in den loop van den dag met zijn oogen had geleerd,
-trachtte hij in zijn vrije oogenblikken met de hand uit te voeren,
-maar in het geheim, uit vrees nog meer wangunst bij de gezellen op
-te wekken. Hij voelde zich als een vogel, die de vleugels niet kan
-uitslaan en menige zucht ontsnapte hem als hij zich ter ruste legde
-en snakte naar den dag, waarop zijn knechtsbezigheden niet meer noodig
-zouden zijn en de meester tot hem zou zeggen: "kom nu hier, mijn zoon,
-en neem het penseel ter hand."
-
-Zijn vriend Wilibald was altijd de eerste, die mocht zien wat hij
-in stilte had geschilderd, want hij hechtte veel aan het oordeel van
-dezen jongeling, die zooveel fijn kunstgevoel bezat.
-
-In het voorjaar van het jaar 1488 ging hij meer dan anders naar het
-paleis der familie Pirkheimer, omdat de vrienden welhaast zouden
-worden gescheiden. Wilibalds vader wenschte, dat zijn zoon, die nu
-achttien jaar was, naar het hof van den bisschop van Eichstadt zou
-gaan, om aldaar te worden onderwezen in de gebruiken van het hof,
-in het voeren der wapenen en in de krijgskunst.
-
-Eenige dagen voordat de vrienden afscheid van elkaar moesten nemen,
-kwam Albrecht in opgewonden stemming bij Wilibald. "Hier breng ik u
-wat ik in de laatste twee avonden heb gemaakt. Wilt gij het houden
-als een aandenken aan mij, Wilibald?" Hij nam uit zijn portefeuille de
-afbeelding van een jonkvrouw, gezeten op een schimmel, met een valk op
-haar hand, een baret met wapperende vederen op het hoofd en een lang,
-hemelsblauw kleed aan.
-
-Met verrukking bekeek Wilibald haar en hij betuigde zijn innigen dank.
-
-"Zoo iets moois hebt gij nog niet gemaakt, Albrecht," voegde hij er
-bij. "Nu reeds, terwijl gij nog niet eens gezel zijt en slechts als
-knecht wordt beschouwd en behandeld, zijt gij werkelijk reeds meester
-en ik ben er meer en meer trotsch op uw vriend te zijn."
-
-Na nog herhaaldelijk zijn dank te hebben betuigd, bekeek hij weer
-het werk van zijn vriend. "Wat een bekoorlijk figuurtje en welk een
-allerliefst gezicht! Het komt mij zoo bekend voor, het is alsof ik
-het reeds ergens heb gezien".
-
-Peinzend streek hij met de hand over zijn voorhoofd en dacht eenigen
-tijd na--op eens trad hij op Albrecht toe en zag hem diep in de oogen,
-terwijl hij uitriep:
-
-"Nu weet ik het: het is Agnes Frey! Is het niet waar?"
-
-Albrecht wendde snel het hoofd af om den blos te verbergen, dien hem
-deze veronderstelling van zijn vriend in het aangezicht joeg.
-
-Had Wilibald geen gelijk? Waren het niet werkelijk de trekken van
-het jonge meisje, voor wie hij eenige jaren geleden het ringetje
-had gesoldeerd?
-
-Hij had het niet expres gedaan, doch onwillekeurig had zijn hand het
-beeld te voorschijn geroepen, dat in zijn hart leefde. Hij had het
-mooie meisje niet kunnen vergeten en elke gelegenheid om haar te zien,
-had hij opgezocht; hij wist op welk uur zij naar de mis ging en richtte
-het zoo in, dat hij altijd als bij toeval er juist tegelijk met haar
-was. En 't maakte hem erg gelukkig, toen hij bemerkte, dat zij hem
-nooit trachtte te ontloopen, maar altijd vriendelijk met hem praatte,
-al was zij dan ook wel eens wat verlegen en bedremmeld.
-
-Eens toen de gezellen der verschillende gilden zich vermaakten met
-ringsteken op de Hallerweide, was Agnes in die op elkaar gedrongen
-menschenmassa van haar familie afgeraakt, en zij liep gevaar door het
-gedrang, ontstaan door het schuw worden van een paard, in een sloot te
-worden gedrongen, toen Albrecht, die voortdurend in haar nabijheid was
-gebleven en haar in het oog had gehouden, plotseling bij haar was en
-haar uit dat gevaar redde. Hiervoor hadden haar ouders hem hartelijk
-bedankt en de heer Frey vergat het niet, maar hield den redder van
-zijn dochtertje in dankbare herinnering, beantwoordde steeds minzaam
-zijn groet op straat en bij voorkomende gelegenheden sprak hij hem
-vriendelijk toe.
-
-Albrechts blos was Wilibald niet ontgaan en er speelde een glimlach
-om zijn mond, toen hij sprak: "Het schoone is de wereld, waarin de
-schilder leeft, en uw blik ziet scherp om het schoone te ontdekken. Hoe
-gelukkig zijt gij, dat God u het talent heeft geschonken om weer te
-geven, wat gij hebt gezien. Wat zou Agnes wel zeggen, als zij eens
-wist, wat gij hebt gedaan! Wil ik het haar verklappen?"
-
-Met een smeekend gebaar wendde Albrecht zich tot zijn vriend:
-
-"Wilibald!" riep hij ontsteld en een donkere blos kleurde zijn gelaat.
-
-Wilibald klopte hem op den schouder: "Stel u gerust, Albrecht. Ik
-zal u geen verdriet doen, 't was maar om u te plagen."
-
-Dit bevredigde Albrecht en opgewekt ging hij naar huis.
-
-
-
-Twee dagen later moest hij afscheid van zijn vriend nemen.
-
-Het was een moeilijk oogenblik en zeer lang trilde de smart der
-scheiding in zijn hart na. Hij voelde zich zoo eenzaam en het werd
-hem nu recht duidelijk, hoeveel hij had gehad aan Wilibald, in wiens
-hart hij had gelezen als in een open boek, door wiens edel denken
-hij zich mee omhoog gevoerd voelde, met wiens innigste gevoelens en
-gewaarwordingen hij volkomen sympathiseerde en met wien hij als het
-ware één was.
-
-En de afwezigheid van zijn vriend was nog pijnlijker, toen de gezellen
-van meester Wolgemut, in plaats van te trachten hem zijn gemis te
-vergoeden, nog ruwer en vijandiger tegen hem werden.
-
-Dit kwam daardoor, dat op zekeren morgen meester Wolgemut, die een
-groot kerkschilderij onder handen had, Albrecht van het verf wrijven
-afriep, en hem met eenige deftigheid het penseel overreikte, zeggende:
-"Kom hier, mijn zoon--nu hebt gij lang genoeg als knecht dienst gedaan,
-nu moogt gij toonen of uw hand in staat is om mij te helpen."
-
-En nu wees hij hem op de schilderij de plaats aan, waar hij moest
-schilderen op dezelfde manier, waarop de meester was begonnen.
-
-Albrechts hart juichte en hij dankte zijn leermeester met een
-veelzeggenden blik; doch zijn vreugde werd vergald, toen hij de
-toornige gezichten der gezellen zag en later hun nijdige woorden moest
-aanhooren. Hun verhouding werd steeds moeilijker en den geheelen dag
-zag hij tegen den avond op en tegen het oogenblik, waarop zij zich
-ter ruste moesten begeven, want hij deelde het slaapvertrek met de
-overige gezellen. Dan werd de arme jongen geplaagd en gesard en deden
-ze hun best hem zoo lang mogelijk uit den slaap te houden.
-
-Zou hij zich beklagen bij meester Wolgemut en hem vragen thuis bij
-zijn ouders te mogen overnachten? Dikwijls was hij op het punt dit te
-doen, maar hij bedwong zich, verdroeg zijn lot zwijgend en troostte
-zich met de gedachte, dat deze moeilijke tijd toch niet altijd zou
-duren en met de woorden, die hij in den bij Anton Koburger gedrukten
-bijbel had gelezen: "Het is goed voor een man, dat hij het juk in
-zijn jeugd draagt."
-
-Eindelijk verging den gezellen de lust tot plagen, ontwapend door zijn
-onuitputtelijk geduld en Albrecht voelde zich gelukkiger, vooral ook
-daardoor dat zijn leermeester, bijzonder tevreden over zijn werk, zich
-steeds meer en meer aan hem liet gelegen liggen en hem nog moeilijker
-arbeid toevertrouwde. In het begin van het jaar 1490 had Wolgemut
-weder de opdracht van een groot altaarstuk gekregen. Hij had de schets
-geteekend en was begonnen met het aanleggen der verschillende partijen,
-toen men hem wederom ander werk opdroeg, dat geen uitstel duldde. Hij
-bedacht zich niet lang en gaf Albrecht het penseel over met de woorden:
-"Durft gij op u te nemen mijn werk voort te zetten, mijn zoon?"
-
-Albrechts oogen schitterden van innig geluk over het vertrouwen,
-dat zijn meester in zijn kunst toonde en met vurige bezieling ging
-hij terstond aan het werk; de penseelbehandeling en opvatting van
-zijn leermeester waren hem zoo eigen geworden, dat hij volkomen in
-zijn manier verder werkte. Het penseel ging zoo vlug over het doek
-en de arbeid vorderde zoo snel, dat hij zelf er over verbaasd was.
-
-Toen Wolgemut den volgenden morgen binnentrad, bleef hij als aan den
-grond genageld staan: "Wel, alle Heiligen! Wat hebt gij uitgevoerd,
-Albrecht? Het is alsof de booze er bij in het spel is, zoo gauw gaat
-het in zijn werk. Het is goed, dat ik niet later kwam, anders bleef
-er voor mij niets meer te doen en zou ik niet van mijn geweten kunnen
-verkrijgen het stuk met mijn W te onderteekenen! En kijk, wat hebt
-gij mijn bedoeling juist gevat! Niemand kan hieraan zien, dat twee
-verschillende handen er aan hebben geschilderd! Ik kan het met een
-gerust hart voor mijn eigen werk uitgeven, het is één schoon geheel."
-
-Eenige maanden later hield meester Wolgemut Albrecht na het middageten
-een oogenblik bij zich en sprak: "Mijn wakkere gezel, wij moeten
-scheiden."
-
-Verschrikt keek Albrecht hem aan, maar glimlachend legde de meester
-zijn hand op Albrechts schouder. "Neen, wij gaan niet in toorn en
-onmin van elkaar, maar ik geef u mijn zegen mede. Wat ik u leeren kon,
-hebt gij geleerd; nu moet gij zien, hoe andere meesters werken. Nu
-is de tijd daar, waarop gij de wereld in moet en de kunst van andere
-volken moet leeren kennen, opdat gij bij uw terugkomst uw kunst
-volkomen machtig zult zijn en daardoor uw ouders en geboorteplaats
-tot vreugde en eer zult strekken."
-
-Deze woorden maakten diepen indruk op den jongen man. Het was sinds
-lang zijn hartewensch de wereld in te trekken en te onderzoeken wat
-daar te zien was. Toch deed het hem leed te moeten scheiden van den
-man, wien hij zooveel had te danken en die voor hem als een vader was
-geweest, en daarom was zijn aandoening niet onvermengd, maar een van
-vreugde en weemoed tegelijkertijd.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VI.
-
-HET AFSCHEID.
-
-
-De mis was uit; de menigte stroomde uit de kerk en verspreidde zich
-in alle richtingen.
-
-"Wees gegroet, jonkvrouw!" sprak Albrecht Dürer op zachten toon tot
-Agnes Frey, die hij bij den uitgang had opgewacht, en die nu met haar
-kerkboek tusschen haar beide handen en haar oogen neergeslagen het
-kerkgebouw verliet.
-
-Zij beantwoordde zijn groet met een kleine hoofdbuiging en liep door.
-
-"Mag ik met u meegaan?" vraagde Albrecht eerbiedig, "ik wilde u zoo
-gaarne nog eens spreken, voordat ik weg ga."
-
-Agnes stond stil en zag hem ontsteld aan. "Gaat gij weg? Wat bedoelt
-gij?"
-
-Albrecht knikte. "Mijn goede moeder is druk bezig alles voor mijn
-reis in orde te maken en mijn knapzak te vullen, voordat ik de wereld
-in trek."
-
-"O, hoe heerlijk voor u!" sprak Agnes snel. "Wat zal uw hart luid
-kloppen van vreugde!"
-
-"Ja, ik voel een vurige begeerte om de wereld in te gaan, Gods werken
-te bewonderen en vreemde zeden en gewoonten te bestudeeren. Maar
-het doet mij leed mijn geboorteplaats, mijn tehuis en allen, die mij
-lief zijn, te verlaten; daarbij loopt een reiziger allerlei gevaren,
-en ik heb wel noodig, dat er veel voor mij wordt gebeden. Nu wilde
-ik u vragen of ook gij in uw gebeden mij niet zult vergeten?"
-
-Met een blos boog Agnes het hoofd. "Iederen morgen in de mis zal ik
-tot de H. Maagd voor u bidden."
-
-"O, hoe dank ik u daarvoor," zei Albrecht met warmte, "en zult gij
-op een andere wijze ook nog eens aan mij denken?" voegde hij er
-aarzelend bij.
-
-"Het scheiden zal mij minder zwaar vallen, als ik die troostende
-gedachte mag meenemen."
-
-"Daar komt vader aan," fluisterde Agnes ontwijkend, doch zij trok
-haar hand niet terug, toen de jonge man die greep en hartelijk drukte.
-
-Hans Frey, de koopman, die ook in de mis was geweest en hen nu had
-ingehaald, beantwoordde vriendelijk Albrechts groet en voegde er bij:
-"Meester Michel Wolgemut heeft mij verteld, dat gij morgen de wijde
-wereld intrekt."
-
-"Ja, edele heer, en de meester heeft mij zijn zegen meegegeven,"
-antwoordde Albrecht ernstig.
-
-"Welnu, neem ook mijn zegen mee, Albrecht," zeide de heer Frey op
-vaderlijken toon en hij drukte den jongeling de hand. "Als uw tijd
-het u veroorlooft, ga dan met ons mee naar huis, dan kan ook mijn
-vrouw afscheid van u nemen. Ik ben er zeker van, dat zij daarop is
-gesteld, want zij houdt van u en heeft evenals ik groote achting
-voor uw ernstige levensopvatting en uw heerlijke kunst." Albrechts
-hart klopte luid en hij behoefde waarlijk niet tweemaal te worden
-uitgenoodigd. Hij had al lang gemerkt, dat de ouders van Agnes hem
-goed gezind waren, doch dat zij zoozeer op hem waren gesteld, had
-hij niet durven denken en vervulde hem met groote vreugde.
-
-Vrouwe Anna haalde een kan edele malvezij voor den dag en sprak tot
-hem als een moeder tot haar kind; ook de heer Frey gaf hem vele goede
-raadgevingen voor de reis mede en eindigde met de woorden: "Meester
-Wolgemut heeft mij verzekerd, dat hij u niets meer kon leeren; en
-ik denk, als gij terug komt, dat de leerling den meester de baas
-zal zijn."
-
-Agnes stond stil in de vensternis en keek naar buiten alsof zij er
-niets mee had te maken. Doch toen zij hem bij het afscheid nemen de
-hand reikte en sprak: "Mogen al de heiligen u beschermen op al uw
-wegen," zag Albrecht een traan in haar oog glinsteren en hoe gaarne
-had hij haar daarvoor vurig gedankt, want daardoor verried zij hem,
-wat er in haar hart omging en nu wist hij, wat hij reeds zoo lang
-had begeerd te weten. Nu kon hij getroost zijns weegs gaan--nu was
-de grootste smart van het scheiden verzacht.--
-
-Op den avond van denzelfden dag zat de heele familie Dürer nog lang
-bij elkaar, tusschen vader en moeder zat Albrecht en de andere kinderen
-waren om de tafel geschaard. Droefheid was in aller blik te lezen, want
-het gold hier een afscheid van verscheidene jaren en wie kon zeggen,
-of Albrecht bij zijn terugkomst hen allen nog zou terugvinden. Hoe
-onverwacht wordt menigeen uit den kring der zijnen weggenomen! En dan:
-het was een tocht met vele gevaren--gevaren van roovers op de wegen en
-in de bosschen, van roofridders, die den reiziger den weg versperden in
-de bergpassen en van slecht volk in de herbergen--vooral dit laatste
-was te duchten om den slechten invloed, dien zij op de ziel van zulk
-een onervaren jongeling hebben konden.
-
-Zijn vader gaf hem vele nuttige wenken en raadgevingen en nam daarop
-het gebedenboek, waarin hij iets toepasselijks opzocht en met diep
-gevoelde vroomheid sprak hij het gebed uit, waarop allen eerbiedig
-en van ganscher harte "amen" zeiden.
-
-Den volgenden morgen--'t was enkele dagen na Paschen--op den 11den
-April, werd de klopper reeds vroeg op meester Dürers deur gehoord en
-kwam Michel Wolgemut, om Albrecht mee uitgeleide te doen.
-
-Nauwelijks was hij binnengegaan, of twee andere vrienden kwamen met
-hetzelfde doel: de een was meester Hans Traut, ook een schilder
-uit Neurenberg en de ander Adam Kraft, meester in de beeldhouw-
-en houtsnijkunst.
-
-Zij vonden Albrecht voor de reis gereed. Nog eenmaal drukte zijn
-vader hem aan zijn borst en kuste zijn moeder hem vaarwel, zeggende
-met trillende stem: "Ga in den naam des Heeren;" toen opende meester
-Dürer de deur en de mannen traden naar buiten in de heerlijk frissche
-atmosfeer van dezen helderen, mooien Aprildag.
-
-Zij begaven zich op weg over de Hooimarkt in de richting van
-de Wöhrderpoort, in welker nabijheid de woning van Hans Frey
-was gelegen. Albrecht verheugde zich er op, dat zij daar langs
-moesten. Wie weet, of hij niet nog eenmaal haar, die zijn ziel
-lief had, zou aanschouwen en misschien zou hij nog een enkelen
-afscheidsgroet uit haar oogen mogen opvangen. Zij wist immers hoe
-laat hij zou vertrekken. En nu zou hij kunnen zien of ook zij hem
-lief had. Wanneer zij hem nu opwachtte aan het venster, zou hem dat
-het bewijs zijn, dat zij hem lief had en zijn vertrek betreurde.
-
-Terwijl zijn begeleiders met elkaar in een ernstig gesprek waren
-gewikkeld, keek hij tersluiks naar boven--en waarlijk, daar stond zij
-voor het raam van haar eigen kamertje, met een wit doekje in de hand.
-
-Albrecht bleef eenige schreden achter, zoodat niemand zag, hoe hij
-haar met de hand een groet toezond, en zijn hart klopte onstuimig,
-toen zij die beantwoordde. Nu was hij gerust en nam getroost en moedig
-afscheid van zijn vader en zijn vrienden.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VII.
-
-IN DEN VREEMDE.
-
-
-"Goeden avond, beste oom! Met wien heb ik u zoo even op het Marcusplein
-zien staan?" sprak op zekeren Septemberavond van het jaar 1493 een
-aanzienlijke Venetiaansche jonkvrouw een ouden heer aan, met wien
-zij aan het "Canale grande" in een gondel stapte.
-
-"'t Is een Duitscher, lieve Bella," was het antwoord.
-
-"Een Duitscher? Zoo, hij is mij reeds dikwijls opgevallen met zijn
-hooge, mooi gebouwde gestalte, zijn fiere houding en zijn edel,
-schoon gelaat. Hoe heet hij?"
-
-"Albrecht Dürer uit Neurenberg."
-
-"Wat is hij?"
-
-"Kunstenaar."
-
-"Dat heb ik gedacht! men kan het hem aanzien. Is hij een beeldhouwer?"
-
-"Neen, hij is schilder. Mijn kleine Bella heeft dus in hem den
-kunstenaar ontdekt? Wat hebben uw oogen goed gezien en welk een goeden
-smaak hebt gij! Hij is dan ook een bijzonder mensch, die Neurenberger
-en vereenigt in zich alles, wat iemand tot eer en sieraad strekt. Even
-kunstvaardig als zijn hand is, zoo groot en edel is zijn hart en ieder
-moet trotsch zijn zulk een man tot vriend te hebben. Maar het is niet
-gemakkelijk om met hem in aanraking te komen, want die Duitschers
-zijn zoo eenzelvig en gesloten."
-
-"Hoe hebt u het aangelegd, oom, om kennis met hem te maken?"
-
-"Signor Rodrigo Varini, die vurige vriend van kunstenaars en geleerden,
-is mij behulpzaam geweest. Het is hem gelukt zijn hand op deze Duitsche
-prooi te leggen en hem in zijn huis te lokken. Daar heb ik hem voor
-het eerst gezien en gesproken en mocht ik een blik slaan in zijn
-portefeuille, die een schat van teekeningen en schetsen bevat."
-
-"En wat is uw oordeel over zijn kunst?" vraagde Bella.
-
-"Hij is er nog niet geheel;" antwoordde haar oom. "Men kan zien,
-dat hij de groote meesters, die hij op zijn reizen leert kennen,
-bestudeert en zich hun uitstekende hoedanigheden eigen maakt;
-maar men ziet ook terstond, dat hij niet alleen navolgt, doch een
-eigen opvatting heeft. Hij heeft genie; en men behoeft waarlijk geen
-profeet te zijn om te voorspellen, dat hij in de kunst een grooten
-naam en onvergankelijken roem zal verwerven. Maar de indruk, dien
-zijn kunst maakt, wordt nog verhoogd door zijn persoonlijkheid. Hij
-is pas drie-en-twintig jaar oud, en toch is zijn levensbeschouwing
-zoo ernstig, zijn optreden zoo waardig en zijn hart zoo rein,
-vroom en onbesmet! Ik moet het bekennen: men voelt zich waarlijk
-beschaamd als men in zijn reinen, open blik leest en naar zijn woorden
-luistert. Alles wat laag en onedel is, is eindeloos ver beneden hem
-en de dolle, losbandige begeerten der jeugd dringen niet door het
-pantser van dit edele hart, dat slechts leeft voor het schoone."
-
-"O, hoe gaarne zou ik hem ook eens ontmoeten," zuchtte Bella, "want
-hier te midden van al die onbeteekenende en lichtzinnige jongelui,
-verlangt mijn hart vurig een man te zien, die zoo ten volle achting
-en bewondering verdient."
-
-Haar oom keek met een vriendelijken glimlach naar het jonge, schoone
-meisje.
-
-Hij begreep haar verlangen, want hij kende haar streven naar het
-edele, haar liefde tot de kunst en haar bewondering voor het grootsche
-en schoone.
-
-"Uw wensch kan gemakkelijk worden vervuld," sprak hij, "want dikwijls
-is er een groote kring gasten bij signor Varini, als deze Duitsche
-kunstenaar daar aanwezig is en ik zal de vrouw des huizes vragen u
-ook eens te inviteeren."
-
-"O heerlijk, oom, ik dank u duizendmaal," riep Bella verrukt en drukte
-haar oom de hand.--
-
-In een der paleizen op het Marcusplein, de woning van Signor Varini,
-was eenige dagen later een uitgelezen gezelschap bijeen--een groot
-aantal bedienden in prachtige livrei, liep heen en weer in de groote
-zaal om de gasten allerlei ververschingen aan te bieden.
-
-De genoodigden waren gedeeltelijk artisten, voor het overige
-liefhebbers der kunst en allen waren onder den indruk der muziek,
-die door de zaal weerklonk. Signor Varini was er in geslaagd een
-beroemde zangeres voor dezen avond te engageeren, een kunstenares,
-die sinds eenige weken te Venetië vertoefde, waar zij iedereen in
-verrukking bracht door haar zang en spel.
-
-Nadat men ruimschoots van de muziek had genoten, verdeelde het
-gezelschap zich in groepen in de verschillende vertrekken. In een
-daarvan verzamelde zich al spoedig een kring om een jongen man, die
-al de vragen, waarmee men hem bestormde, vriendelijk beantwoordde. Die
-man was Albrecht Dürer.
-
-Zijn uiterlijk alleen won aller harten, maar nog meer wist hij door
-zijn woorden te boeien. Hij had veel gereisd en van de wereld gezien en
-had de gave het aan anderen op een aardige manier mee te deelen. Hoe
-goed had hij alles waargenomen en welke bijzondere oogen moesten dat
-zijn, die zooveel zagen, wat een ander zelfs niet opmerkte!
-
-Toen hij eindelijk vermoeid was van het vele spreken, noodigde Signor
-Varini de gasten uit om een gezelschapsspel te doen en Dürer maakte van
-die gelegenheid gebruik om zich in een afgelegen nis bij het venster
-terug te trekken en zijn oogen te laten gaan over de drukte op het
-Marcusplein, waarnaar hij steeds met evenveel belangstelling keek.
-
-Na eenige oogenblikken hoorde hij een zijden kleed in zijn nabijheid
-ruischen en toen hij zich omkeerde, zag hij een jonge, schoone
-Venetiaansche, die hem niet zonder verlegenheid en met bewondering
-aanzag.
-
-"Zijt gij vermoeid dat gij zoo de eenzaamheid opzoekt?" vraagde zij.
-
-Dürer glimlachte. "Signor Varini geeft zijn gasten ook zoo veel
-te genieten,"
-
-"Gij zijt een Duitscher", sprak Signora Bella met een guitig lachje,
-"en de Duitschers zijn spoediger bevredigd dan wij, Italianen."
-
-Dürer keek met welgevallen naar deze bekoorlijke jonkvrouw; de klank
-harer stem en haar manier van spreken trokken hem zeer aan en daarom
-noodigde hij haar beleefd uit plaats te nemen. Bella deed dit gaarne
-en sprak: "Ik zou nog veel meer van Duitschland willen hooren. Is
-het niet een erg ruw, onherbergzaam land? Hoe is het mogelijk,
-dat de kunst kan bloeien onder dien grauwen hemel, vooral uw kunst,
-meester Dürer? Gij moest het zonnige Italië tot uw woonplaats kiezen,
-dan zou uw talent tot zulk een volkomene ontwikkeling geraken!"
-
-"Gij hebt gelijk, Signora," antwoordde Dürer met een hoffelijke
-buiging.
-
-"Het zonnige, kleurrijke Zuiden is bevorderlijker voor den bloei der
-kunst dan het ruwe, grijze noorden; maar de kunst is als de denneboom,
-die welig tiert op den vruchtbaren boschgrond der dalen, maar ook
-op de steile, dorre rotshoogten tot vollen wasdom komt. Denk eens
-aan de Rijnstreek en de Nederlanden, denk aan Boheme [5] en aan mijn
-geboorteplaats [6], op hoeveel groote meesters kan men zich daar niet
-beroemen en welke heerlijke kunstproducten heeft hun hand geschapen!"
-
-"Goed gezegd!" riep Bella uit, "Van de meesters der scholen van Keulen
-en Brugge [7] heb ik verscheidene werken gezien, ook van de Praagsche
-kunstenaars en alle wekten evenzeer mijn bewondering."
-
-"O, hebt gij zooveel kennis van de kunst en liefde tot haar!" riep
-Dürer uit, die zijn belangstelling in de Signora voortdurend voelde
-toenemen.
-
-Bella lachte en tusschen haar lippen glinsterden haar kleine,
-ivoorwitte tanden.
-
-"Het rijk van het schoone was van mijn jeugd af aan de wereld, waarin
-ik leefde, en ik voel een vurigen eerbied en bewondering voor de
-priesters der kunst... Hoe lang zwerft gij reeds op uw reizen rond?"
-
-"Reeds meer dan drie jaren," antwoordde Dürer.
-
-"O, wat moet gij dan veel hebben gezien! En als gij niet te veel
-vermoeid zijt, zoudt gij mij een groot genoegen doen, mij er iets
-van te willen vertellen."
-
-"Heel gaarne, Signora," verzekerde Dürer, die zich meer en meer
-tot deze discipelin der kunst voelde aangetrokken. "Eerst ben ik
-westwaarts getrokken en wel naar Colmar om kennis te kunnen maken
-met Martin Schongauer, [8] dien grooten meester, die mij in mijn
-leerjaren van groot nut is geweest en mij steeds met zijn kunst heeft
-bezield. Van de eene stad ben ik naar de andere getrokken, hier en
-daar eenigen tijd vertoevend, totdat ik Colmar bereikte, om toen te
-bemerken, dat ik te laat kwam en dat meester Schongauer reeds twee
-jaar in het graf rustte. Zijn broeders evenwel ontfermden zich over
-mij en hielden mij bij zich, om mij veel te laten zien van hetgeen
-de meester had nagelaten. Uit dankbaarheid schonk ik hun verscheidene
-mijner werken en zij betuigden, dat het hun was alsof hun broeder ze
-met eigen hand had geschilderd. Daarna ben ik een heel eind langs den
-Rijn getrokken, maar nergens vond ik, wat ik zocht voor mijn studie,
-want het was daar treurig met de kunst gesteld.
-
-"De groote meesters waren gestorven, en die nu het penseel voerden,
-beteekenden niet veel, daarom was al mijn verlangen op Italië gericht,
-en in het bijzonder op Venetië, waarvan te Neurenberg altijd met
-zooveel lof wordt gesproken door de kooplieden die men steeds hier kan
-vinden in het Duitsche handelshuis [9] en die zooveel wonderheerlijks
-van de stad der lagunen te vertellen hebben."
-
-"En zijt gij het met hun verhalen eens?" vraagde Bella.
-
-Albrecht knikte bevestigend. "Het is mij alsof ik in een wonderland
-ben. Mijn oogen zijn verblind door den glans van al het schoone. Het is
-verbazend zooals de kunst hier alles beheerscht! Neurenberg moet zich
-slechts met één groot kunstenaar, mijn leermeester, vergenoegen;--en
-hier in Venetië vindt men een aantal kunstenaars, die om den voorrang
-strijden, die elkaar niet navolgen, doch waarvan elk origineel is in
-manier van werken en opvatting."
-
-"En wien bewondert gij het meest?" vraagde Bella. "De Bellini's, of
-Bartolomeo, Vivarini, Marco Marziale, de Barbari's of Andrea Mantegna?"
-
-"Dien gij daar in de laatste plaats noemt," antwoordde Albrecht. "De
-anderen begrijp ik minder goed, hoezeer ik ze ook bewonder; ik kan
-mij moeilijk indenken in hun gedachten. Maar wat meester Mantegna
-heeft geschilderd, dat begrijp ik en ik voel, dat er zielsverwantschap
-tusschen ons bestaat, indien het tenminste den mindere tegenover den
-meerdere past zoo iets te zeggen.
-
-"Menig uur heb ik reeds doorgebracht met het copieeren zijner werken
-om ze mee naar huis te kunnen nemen."
-
-"Is het uw plan hier te Venetië alleen te studeeren en niet te toonen,
-wat uw penseel reeds vermag te scheppen?" vraagde de Signora verder.
-
-Albrecht glimlachte: "Nu en dan als ik iets zie, dat mij boeit en
-bezielt, grijp ik het penseel en tracht het weer te geven volgens
-mijn eigen opvatting."
-
-"Hebt gij hier ook portret geschilderd?"
-
-"Ja, ook dat, nu en dan."
-
-Bella zweeg en keek den Duitschen schilder aan, alsof zij wilde zeggen:
-"Ik zou wel eens aan mijn portret willen zien, waartoe de Duitsche
-kunst in staat is."
-
-Dürer begreep dien blik en reeds zweefde een toestemmend antwoord op
-zijn lippen. Hij was geheel onder den invloed dezer Italiaansche;
-eerst hadden haar kunstkennis en enthousiasme hem aangetrokken en
-langzamerhand was hij ook onder de bekoring van haar betooverende
-persoonlijkheid geraakt. Welk een heerlijke arbeid die schitterende,
-zwarte oogen vol uitdrukking, die blozende wangen, die klassiek
-gevormde neus en vriendelijke, roode lippen op het perkament te
-brengen! En daarbij de muziek harer taal te hooren en naar haar
-bekoorlijk gebabbel te kunnen luisteren, hoe verrukkelijk moest dat
-zijn! Een oogenblik zag hij haar diep in de oogen en gaf zich geheel
-over aan de bekoring, die van haar uitging, doch toen ondervond hij
-plotseling een zeer pijnlijke gewaarwording, die hem een donkeren
-blos op de wangen joeg.
-
-Hij voelde dat hij hier den wensch des kunstenaars moest opofferen,
-en hij beschouwde zijn vurige bewondering voor deze Italiaansche
-schoone als ontrouw jegens haar, wier beeltenis in het diepste
-heiligdom zijns harten leefde.
-
-Deze gedachte dwong hem een eind te maken aan het gesprek. Hij stond
-op, boog beleefd voor de Signora en begaf zich weer bij het gezelschap,
-dat reeds naar hem had uitgezien.
-
-Toen hij afscheid nam, vraagde Bella's broeder toestemming om den
-inhoud zijner portefeuilles te mogen komen zien en zijn zuster mee
-te brengen.
-
-Dürer antwoordde toestemmend en ontving daarvoor een dankbaren blik
-uit Bella's oogen.-- --
-
-Twee dagen later begaf Signor Carlo zich met zijn zuster naar het huis,
-waar de Duitsche schilder zijn intrek had genomen.
-
-De waardin betuigde haar spijt: "Hij is niet thuis."
-
-Bella verborg haar teleurstelling niet en Carlo vraagde, of zij
-misschien toch zijn kamer mochten zien.
-
-De vrouw zag er geen bezwaar in om de gasten binnen te laten, daar
-het vertrek niet was afgesloten.
-
-Zij waren verrukt over het schoone arrangement. Aan den muur hing
-een groot aantal schilderijen, die zij ternauwernood een blik gunden,
-want al hun aandacht werd terstond in beslag genomen door een portret,
-dat midden in de kamer op een schildersezel stond.
-
-"Dat is hij zelf!" riepen broeder en zuster als uit één mond en Carlo
-voegde erbij: "Wat een meesterstuk!"
-
-Ja, hier had Albrecht Dürer het beste gegeven wat hij had. Het
-edele, mannelijk schoone gelaat met zijn donkerblauwe oogen zag den
-toeschouwer zoo ernstig aan en de indruk werd nog verhoogd door de
-prachtige kleedij. Een rood kapje dekte de bruine, golvende haren, de
-kraag om zijn hals was met een met goud gestikten zoom versierd, linten
-van perzikkleur sloten de opengespleten mouwen en over de borst was
-een schilderachtige draperie van grijs-blauw, met gele koorden afgezet.
-
-"Wat voor een blauwe bloem heeft hij daar in zijn rechterhand?" vraagde
-Carlo, terwijl hij langen tijd in zwijgende bewondering verdiept het
-portret had bekeken. "Wat zou hij daarmee willen zeggen?"
-
-"Zie eens, daarboven heeft hij iets geschreven, dat verklaart het
-misschien," merkte Bella op.
-
-Carlo trad er dicht bij en las toen: "Mein Sach die gaht, als es oben
-staht. [10]"
-
-"Dat is niet duidelijk," sprak hij hoofdschuddend, "wie kan dat
-verklaren." Daarbij keek hij vragend naar de waardin, die zwijgend
-op den drempel was blijven staan.
-
-"Die Duitsche schilder is een zeer vrome man," antwoordde zij. "Toen ik
-hem vraagde, wat deze woorden beteekenden, wees hij naar boven en zei:
-"God in den hemel is mijn hoop en mijn vertrouwen; in Zijn handen stel
-ik mijn leven en al wat ik heb." Maar toen ik ook naar de beteekenis
-van die blauwe bloem vraagde, wendde hij zich met een blos af en
-sprak: "die bloem heet bij ons "mannentrouw."" Ik denk, dat er in
-het vaderland een aardig meisje met liefde aan hem denkt en dat hij
-haar gevoelens met evenveel trouwe liefde beantwoordt." Bella keerde
-zich om en bekeek de andere schilderstukken; de uitdrukking van haar
-gelaat was geheel veranderd en haar blikken dwaalden, zonder te zien,
-van het eene schilderij naar het andere. Kort daarop drong zij er op
-aan te vertrekken--men was toch waarlijk ook reeds te lang gebleven.
-
-Haar broeder voldeed niet zonder tegenzin aan haar wensch en hij
-verwonderde zich onder het naar huis gaan over de stilheid van zijn
-anders zoo vroolijke, spraakzame zuster.
-
-Dürer vernam bij zijn thuiskomst het bezoek, dat in zijn afwezigheid
-aan zijn werkplaats was te beurt gevallen, en dacht, dat de beide
-bezoekers het zouden herhalen, doch hij wachtte tevergeefs en zag
-het schoone gelaat der Signora niet meer terug.
-
-In plaats van haar kwam kort daarop een landgenoot, de koopman Tucher
-uit Neurenberg, die hem de groeten zijner familie overbracht en de
-tijding, dat zij het thuis allen goed maakten.
-
-Ook hij was vol lof over het eigenhandig geschilderd portret van den
-kunstenaar en vraagde na eenige oogenblikken; "Maar waarom hebt gij
-dit groote portret op perkament in plaats van op paneel geschilderd?"
-
-"Omdat het dan kan worden opgerold en gemakkelijk worden verzonden,"
-antwoordde Dürer. "En ik heb een vriendelijk verzoek aan u. Wilt
-gij het mee naar Neurenberg nemen en het mijn vader met een briefje
-overhandigen?" De koopman had er niets op tegen en reeds enkele dagen
-later was het portret op weg naar Neurenberg.
-
-Tucher had wel eens gaarne willen weten, wat er in het briefje stond,
-want hij vermoedde wel, voor wie het portret eigenlijk was bestemd. In
-geheel Neurenberg was het geen geheim meer waarom jonkvrouw Agnes
-Frey sedert Albrecht Dürers vertrek zoo stil was geworden en uit het
-feit, dat de oude meester Dürer den heer Hans Frey dikwijls bezocht,
-begreep men het overige.
-
-Tucher had tegelijkertijd den jongen kunstenaar te kennen gegeven,
-dat het de wensch zijns vaders was, dat hij nu eens zijn terugkomst
-moest bepalen, en aan dien wensch gehoor gevende, zeide Albrecht
-spoedig daarop Venetië vaarwel en trok wederom noordwaarts naar Tyrol.
-
-Opgewekt reisde hij verder--hij ging immers naar huis om allen, die
-hij liefhad, terug te zien na een vierjarige afwezigheid. Maar het
-Tyrolerland was te schoon om er snel door te reizen. Hoe mild had hier
-de Schepper Zijn heerlijkheid ten toon gespreid; hoe genoot hier het
-oog van den kunstenaar, die het schoone beter dan iemand anders weet
-te ontdekken en te waardeeren. Menigmaal voelde hij zich gedrongen
-stil te houden en met teekenstift of penseel een schets te nemen van
-het schoone en opmerkenswaardige, dat de natuur aanbood. Soms was het
-een boomgroep, of een rotsachtig gedeelte, dan weer een landschap,
-een burcht of een stad.
-
-Zijn hart klopte luider toen hij aan de bergpas kwam, waardoor
-eenmaal zooveel zijner landgenooten waren getrokken en met hun bloed
-den bodem hadden gedrenkt: de Venetiaansche kloof. Hij kon het niet
-van zich verkrijgen verder te gaan, voordat hij deze romantische
-plek geschetst in zijn portefeuille kon meenemen. Ook vertoefde hij
-lang op een hoogte bij Triënte om vol geestdrift die schilderachtig
-gelegen stad in haar geheel met frissche kleuren weer te geven. En
-toen hij Innsbruck naderde juichte zijn ziel bij den aanblik van
-deze parel van Tyrol en terstond kwamen palet en penseelen weder
-voor den dag. Hij nam het gezicht op deze stad van de noordzijde,
-zoodat de Inn den voorgrond inneemt en dicht langs de huizen stroomt,
-die zich in den vloed weerspiegelen. Op den achtergrond verheffen
-zich majestueus de sneeuwbergen in het zachte blauw des hemels,
-waarin kleine, witte wolkjes zweven.
-
-Meer en meer naderde Albrecht de Beiersche grenzen. Nu bleven de
-penseelen weggeborgen en zijn hart ging open, toen hij voor het
-eerst zijn eigen taal in de ooren hoorde klinken. O Vaderland! gij
-heerlijk! innig geliefd woord!
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VIII.
-
-VERVULDE WENSCHEN.
-
-
-Op een morgen in Juni van het jaar 1494 werd de koperen klopper
-drie malen op de huisdeur van den heer Hans Frey neergelaten, en
-daar stonden meester Dürer en zijn zoon, uitgedost in hun schoonste
-kleedij. Zij werden klaarblijkelijk verwacht, want al de huisgenooten
-waren eveneens in feestgewaad; alles in huis blonk en glom en op
-de tafel in de ruime woonkamer stond een heerlijke ruiker witte en
-roode rozen.
-
-Toen de klopper zich liet hooren, verlieten de moeder en dochters het
-vertrek en de heer des huizes trad op den drempel om de binnenkomenden
-te verwelkomen. De begroeting had met veel ernst en deftigheid plaats
-en meester Dürer en zijn zoon traden binnen.
-
-"Veroorloof mij te vragen, wat u hierheen voert?" begon Hans Frey
-op afgemeten toon. Hij wist wel met welk doel de beide mannen waren
-gekomen, maar het was in dien tijd het gebruik deze vormelijke vraag
-te doen.
-
-Op even deftige wijze antwoordde meester Dürer: "God geve u en uw huis
-heil en voorspoed! Ik kom tot u voor mijn oudsten zoon Albrecht, die
-na zijn terugkomst uit den vreemde niet meer aan anderen ondergeschikt
-behoeft te zijn, en nu van plan is een eigen huis in te richten en
-daarin een huisvrouw binnen te leiden. Aangezien hij hiervoor de oogen
-op uw oudste dochter heeft geslagen, en het genoegzaam is bekend,
-dat de jonkvrouw hem genegen is, zoo kom ik uit zijn naam u vragen,
-heer Hans Frey, of gij uw dochter Agnes aan mijn zoon Albrecht ten
-huwelijk wilt geven."
-
-Hans Frey kuchte even en antwoordde toen: "Met lof spreekt een ieder
-over uw zoon, meester Dürer, niet alleen wat zijn kunst betreft,
-maar ook om zijn deugdzamen, reinen levenswandel. Gaarne geef ik dus
-gehoor aan uw verzoek en ik stem toe in het huwelijk mijner dochter
-met uw zoon Albrecht."
-
-De mannen drukten elkaar de hand en daardoor werd de verloving
-bekrachtigd, want in dien tijd had de vader het recht de hand zijner
-dochter te schenken aan wien hij wilde. Doch zij werd niet beschouwd
-als een willooze koopwaar, zooals nog vroeger het geval was, neen, de
-tijden waren ook in dit opzicht beter geworden, men had meer eerbied
-gekregen voor de rechten der vrouw en daarom werden de wenschen der
-dochter wel degelijk in acht genomen en besliste men na haar zelve
-ernstig te hebben geraadpleegd.
-
-Nu ging Hans Frey naar de aangrenzende kamer en wenkte Agnes, die
-daarop met neergeslagen oogen, blozende wangen en kloppend hart op
-den drempel verscheen.
-
-"Zie," sprak haar vader, "het is om uwentwil, dat wij heden bezoek
-ontvangen van meester Dürer, die voor zijn zoon Albrecht uw hand
-komt vragen. En nadat ik mijn vaderlijke toestemming heb gegeven,
-vraag ik eerst aan u, Albrecht Dürer, begeert gij mijn dochter Agnes
-tot uw wettige huisvrouw?"
-
-Het antwoord werd met luide stem gegeven: "Ja, van ganscher harte!" Nog
-tweemaal herhaalde Hans Frey zijn vraag en telkens volgde daarop
-hetzelfde antwoord.
-
-Daarop wendde de vader zich tot zijn dochter en vraagde op dezelfde
-wijze: "Agnes, begeert gij den jongen Albrecht Dürer tot uw wettigen
-echtgenoot?" Ook uit haar mond klonk het, wel minder luid, doch even
-vurig: "Ja, van ganscher harte," en zoo tot driemaal toe.
-
-Toen legde haar vader hun beider handen in elkaar en de zijne er
-op leggende, sprak hij: "Albrecht, ik vertrouw Agnes aan u toe,
-evenals Christus de sleutels van het Rijk des hemels aan Petrus heeft
-toevertrouwd. Agnes, ik vertrouw u Albrecht toe, evenals Christus aan
-Petrus de sleutels van het Rijk des hemels heeft toevertrouwd." Toen
-nam hij een zwaard uit den hoek, zette een hoed op de punt en stak een
-gouden ring aan het gevest, nam daarna een mantel en een penning en
-voerde de verloofde tot haar bruidegom met de woorden: "Hiermee geef ik
-mijn wettig kind over in uw trouw en genade, en vraag u ter wille van
-het vertrouwen, waarmee ik haar aan u afsta, dat gij een rechtvaardig
-en goedertieren leidsman en een trouw beschermer voor haar zult zijn."
-
-De bruigom hief plechtig de hand op met den eed: "Ik zweer het voor
-het aangezicht van den alomtegenwoordigen God!"
-
-"Neem haar dan tot uw echtgenoot, haar, die gij hebt
-uitverkoren!" sprak Hans Frey en nu trapte de bruigom zijn bruid op
-haar voet, om daarmee te toonen, dat hij haar heer en meester was, maar
-daarna sloot hij haar in zijn armen als bewijs, dat zijn heerschappij
-zacht en liefdevol zou zijn en gaf hij haar den verlovingskus.
-
-Een paar uren later was de ruime huiskamer gevuld met de verschillende
-familieleden der verloofden, die allen hun gelukwenschen en
-geschenken kwamen aanbieden; deze laatsten echter moesten binnen
-zekere grenzen blijven volgens ingewortelde, overdreven bemoeizucht
-der stedelijke regeering, die hierop strenge beperkingsverordeningen
-had uitgevaardigd.
-
-Het was alleen aan de beide naastbestaanden veroorloofd de bruid een
-gouden ketting ter waarde van achttien gulden en een zilveren gesp
-tot den prijs van vijftien gulden op zijn hoogst te schenken.
-
-Aan een welvoorzienen disch bleven de gasten gezellig bijeen tot den
-avond en op aller gezichten stond te lezen, hoezeer men was ingenomen
-met deze belangrijke gebeurtenis.
-
-Hans Frey, hoe rijk en gezien ook in de oogen aller ingezetenen,
-zag volstrekt geen vernedering in het huwelijk zijner dochter met den
-zoon van een goudsmid; hij, de begaafde man, zelf bedreven in de kunst,
-voornamelijk in zang en spel, rekende het zich tot eer, de hand zijner
-dochter te mogen schenken aan een man, van wien hij voor de kunst de
-grootste verwachtingen koesterde. Meester Dürer was bovenmate verheugd
-en dankbaar, dat zijn zoon zulk groot geluk was ten deel gevallen, en
-al zag hij in het begin wel een weinig op tegen den omgang met deze
-aanzienlijke familie, spoedig voelde hij zich bij hen geheel thuis
-door de welgemeende vriendelijkheid, waarmee men hem tegemoet kwam.
-
-Het gelukkigst van allen waren natuurlijk de beiden, die het middelpunt
-der algemeene vreugde uitmaakten. Hun wederzijdsch, stilzwijgend
-verlangen was nu bevredigd, ze konden elkander nu vrijuit vertellen,
-hoe lief zij elkaar hadden en met verrukking hoorde Albrecht de
-bekentenis van Agnes, dat zij hem als knaap reeds in stilte heel
-gaarne mocht lijden.--
-
-Den 7den Juli op St. Margriet, werden de deuren der Sebalduskerk
-geopend voor een deftigen stoet: Albrecht Dürer geleidde zijn lieve
-bruid naar het altaar. Beide trokken aller blikken tot zich en vol
-bewondering was men het hierover eens, dat nooit een mooier paar deze
-kerk had betreden.
-
-Hoe schoon kwam Albrecht Dürers statige gestalte uit in het blauw
-fluweelen wambuis, den zwarten met bont afgezetten mantel en hoe goed
-stond hem de met goud doorvlochten bruigomskroon van sterkriekende
-kruiden! En hoe lief zag de bruid er uit in haar wit zijden kleed,
-waarvan de lange sleep met blauw fluweel en schitterende paarlen was
-omzoomd; hoe liefelijk was de blos op haar wangen onder den bruidkrans
-van rozemarijn met vergulde bladeren!
-
-Het jonge paar werd gevolgd door een langen prachtigen stoet van
-bruidsjuffers en jonkers en verdere bruiloftsgasten.
-
-Onder plechtige orgelmuziek trad het jonge paar voor het altaar, waar
-hun door den priester de vraag werd gedaan, of zij elkaar wenschten
-te huwen en elkander trouw wilden blijven tot in den dood; waarop
-hij hun handen vereenigde en hen zegende met de woorden: Ego coniungo
-vos in nomine Patris et Filii et spiritus sancti. Amen. Daarop maakte
-hij over hen het teeken des kruises, besprenkelde hen met wijwater,
-stak hun den gouden ring aan den vinger en besloot de plechtigheid
-met een gebed, waarop het koor de huwelijksmis aanhief.
-
-Intusschen waren in de groote zaal van het raadhuis een groot aantal
-tafels aangericht voor het bruiloftsmaal. Het bruidspaar nam aan de
-middelste plaats met de beide ouderparen, den overigen werd een plaats
-aangewezen volgens rang en geslacht. Terzijde zaten de muzikanten,
-die de gasten met hun deuntjes opvroolijkten.
-
-Aan elke tafel dienden twee schenkers, en een omroeper ging van de
-eene tafel naar de andere, om in fraaie rijmpjes tot eten uit te
-noodigen--dat was zoo de gewoonte.
-
-Als de muziek ophield, kwam de hansworst om met zijn grappen de
-vroolijkheid te verhoogen--trouwens, hij had zich die moeite kunnen
-besparen, want voortdurend nam de luidruchtigheid toe en de muzikanten
-hadden het overdruk om met hun trompetten en pauken al de toasten
-te beantwoorden.
-
-Nadat men ruimschoots had genoten van de spijzen en dranken, had de
-brandschatting plaats. Het eerst verscheen de kok met den schotel,
-die bij de gasten moest rondgaan en waarin de gaven moesten worden
-gelegd. Met hetzelfde doel kwam de keldermeester met zijn drinkhoorn,
-de braadspitdraaier, de vrouw, die de vaten moest wasschen, en
-eindelijk de armvoogd met de bus voor de arme luitjes; allen werden
-rijkelijk bedeeld met klinkende munt.
-
-Na afloop van den maaltijd kwam een der bedienden met een zilveren
-schaal en een meid met een handdoek, en gingen beurt voor beurt naar
-elk der gasten, om hen uit te noodigen hun handen te wasschen. Nadat
-hieraan was gehoor gegeven, was het trompetgeschal het sein,
-dat men zich voor het dansen naar de benedenzalen moest begeven,
-terwijl de bruiloftsoep, waarvoor de vader van de bruid een vetten
-os ten geschenke had gegeven, werd verzonden aan de kerkdienaars,
-de raadsbedienden, de zieken in het hospitaal en eveneens aan de
-doortrekkende reizigers in de herbergen. Het was 's avonds laat,
-toen men het jonge echtpaar met fakkellicht naar het huis van den
-vader der bruid begeleidde.
-
-Maar daarmee waren de feestelijkheden niet afgeloopen; den volgenden
-dag namen ze daarentegen nog toe. Reeds in den vroegen morgen
-verschenen de gasten weer om hun geschenken aan te bieden. Het eerst
-van allen was de bruigom in het vertrek der bruid binnengetreden om
-haar het eerste geschenk te brengen: een kostbare parure van goud met
-echte parelen, robijnen en smaragden, een meesterstuk van den ouden
-Dürer en een verrukkelijk schilderij van zijn eigen hand, een landschap
-in Tyrol. De overige gasten wedijverden met elkaar in bewijzen hunner
-liefde en achting, waaraan geen einde scheen te zullen komen. Daarna
-ging men wederom gezamenlijk ter kerke, en nu droeg de jonge vrouw het
-haar niet meer loshangend zooals tot nu toe, doch opgebonden onder
-een muts, als bewijs dat zij nu het huwelijksjuk droeg. Na de mis
-legde het jonge echtpaar hun gave op het altaar en ontving den nazegen.
-
-Na deze kerkelijke plechtigheid trok men weer naar het raadhuis,
-om zich daar nogmaals te vereenigen aan een welvoorzienen disch,
-die in pracht en overvloed den eersten nog overtrof en een bewijs
-was van den grooten rijkdom van Hans Frey.
-
-Na afloop daarvan ging men onder vroolijken zonneschijn naar de veste,
-waar onder de linde op het voor ieder toegankelijke plein, met dansen
-de feestelijkheden zouden worden besloten.
-
-Evenals den vorigen avond was het laat, toen de fakkels weder werden
-aangestoken om het jonge paar naar huis te begeleiden. Nu ging
-men evenwel niet naar het ouderlijke huis der bruid, maar naar de
-woning van den ouden meester Dürer, want Albrecht volgde niet het
-gebruik om bij zijn schoonvader te gaan inwonen, maar verkoos het
-huis zijner ouders, omdat hij dan steeds in de nabijheid van zijn
-ouden, gebrekkigen vader kon zijn en zijn kinderplicht tegenover den
-grijsaard beter vervullen.
-
-Het was wel wat bekrompen wonen in het huis van meester Dürer en deze
-keek zijn schoondochter wel eens met bezorgden vragenden blik aan,
-omdat hij vreesde, dat het haar, die zooveel weelde was gewend,
-moeilijk zou vallen zich in deze bescheiden omstandigheden te
-schikken--doch zijn vrees was ongegrond: Vrouwe Agnes was volkomen
-tevreden met de beperkte ruimte, nu zij die deelen mocht met den man,
-met wien zij onuitsprekelijk gelukkig was.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK IX.
-
-HET HUWELIJKSLEVEN.
-
-
-De ondergaande Aprilzon wierp haar purperen gloed in de werkplaats
-van Albrecht Dürer, waar de kunstenaar met zooveel inspanning en
-ijver aan een groot stuk schilderde, dat de zweetdroppels op zijn
-voorhoofd parelden.
-
-Er werd aan de deur geklopt en eenigszins ontstemd over de stoornis
-keek de schilder van zijn werk op, doch dadelijk hernamen zijn oogen
-hun vriendelijke uitdrukking, toen hij in den binnenkomende zijn
-ouden leermeester herkende.
-
-"Zijt gij nog zoo laat aan den arbeid?" vraagde Wolgemut. "Gij moest
-uw oogen meer sparen."
-
-"Ik heb haast," antwoordde Dürer, "want het is nog slechts drie dagen
-vóór het feest ter eere der tentoonstelling van de rijksinsignes en
-kleinoodiën." [11]
-
-"Wilt gij daar deze schilderij ten verkoop aanbieden? Nu, gij zult
-er ongetwijfeld eer mee inleggen. 't Is een meesterstuk. O wat heeft
-God u bevoorrecht! Ik zou bijna jaloersch worden, als ik zie hoever
-de leerling den meester boven het hoofd is gegroeid; doch Johannes
-de Dooper bewaart mij voor nijd en afgunst."
-
-"Johannes de Dooper?" vraagde Dürer verwonderd.
-
-"Ja zeker!" knikte Wolgemut. "Niet lang geleden las ik in den
-bijbel van Anton Koburger en ik was getroffen door een tekst, die
-mij mijn tevredenheid terug gaf. Het was in het derde hoofdstuk van
-het Evangelie van Johannes, waarin ik las, dat de Dooper tot hen,
-die niet konden verdragen, dat Jezus van Nazareth hun leeraar in de
-schaduw stelde, zeide: "Hij moet wassen en ik moet minder worden." Hoe
-ootmoedig was hij en toch hoe groot juist daardoor, dat hij zich
-zoo vernederde! En ik wil hem navolgen en hem gelijk trachten te
-worden, opdat ik mij van ganscher harte daarin kunne verheugen, dat
-de discipel meer is dan zijn leermeester. God zegene u!--En hoe gaat
-het overigens, Albrecht?"
-
-"Mij gaat het goed, meester," antwoordde Dürer, "ik heb alle
-reden om God te danken voor Zijn goedheid, want ik ben gezond
-en vol moed en levenslust, al heb ik in den laatsten tijd vrij
-wat onaangenaamheden ondervonden door mijn gezellen, die met mijn
-schilderwerk rondreizen. Velen hunner blijken schelmen te zijn, die
-zeer ontrouw hebben gehandeld met het werk, dat ik aan hun zorgen
-had toe vertrouwd, en mij slechts een klein deel der opbrengst
-hebben gebracht. Een ander, wien ik geld had geleend, heeft mij ook
-schandelijk bedrogen. Doch hoewel ik door deze wederwaardigheden veel
-schade heb geleden en de zorg voor mijn ouders en jongere broeders
-op mij neerkomt, zoo heb ik door Gods goedheid steeds alles gehad
-wat noodig was en nooit gebrek geleden."
-
-"Hoe gaat het met uw vader?" vraagde Wolgemut deelnemend. "Ik heb
-gehoord, dat hij ziek te bed ligt."
-
-Dürer knikte toestemmend: "Hij ligt reeds vijf dagen te bed. De
-acht-en-zestig-jarige is zeer zwak en mag maar heel weinig in de
-werkplaats arbeiden. Zijn oogen zijn slecht en zijn handen beven;
-Andreas mijn broeder, is nu veel aan zich zelf overgelaten, maar het is
-een flinke knaap, die bij vader goed heeft geleerd. Ik dank God, dat
-Hij mij mijn Agnes heeft gegeven! Zij helpt mijn moeder zoo trouw met
-oppassen en verpleegt den ouden man, alsof hij haar eigen vader ware."
-
-"Ja," sprak Wolgemut, "het verblijdt mij ook zoo, dat God u in haar
-zulk een heerlijken schat heeft gegeven. Houd haar in eere!"
-
-"Die vermaning is waarlijk niet noodig," antwoordde Dürer glimlachend,
-"want ik weet zelf het best welk een kostbaar kleinood zij is."
-
-Wolgemut trad nu dicht bij den ezel om het werk nauwkeurig te kunnen
-beoordeelen, en daarna sprak hij: "Het is dus uw plan het op het feest
-ten verkoop ten toon te stellen? Dan zult gij u moeten haasten want
-ik zag reeds een groote menigte vreemdelingen voor het feest aankomen."
-
-Dit feest was ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en
-kleinoodiën, waarvan Neurenberg, als middenpunt van het Duitsche
-rijk, de eer genoot die te mogen bewaren. Jaarlijks, in de lente,
-werden die kleinoodiën aan het volk vertoond en sinds de regeering van
-koning Sigismund werd er bij deze gelegenheid een groote jaarmarkt of
-kermis gehouden, die zooveel menschen uit alle deelen des lands trok,
-dat er in de herbergen nauwelijks plaats genoeg was.
-
-Meester Wolgemut bleef nog eenigen tijd met zijn voormaligen leerling
-praten, totdat Vrouwe Agnes verscheen, met wie hij nog eenige woorden
-wisselde; toen vertrok hij. Vrouwe Agnes zag er vermoeid uit. Reeds
-sedert twee dagen was zij niet te bed geweest en zij had daarbij veel
-huishoudelijke plichten moeten waarnemen. Zij ging stil bij de tafel
-zitten met haar moe hoofd op de hand steunende.
-
-Dürer ging naar haar toe en kuste haar op het voorhoofd. "Mijn arm
-vrouwtje, wat rust er nu veel op uw schouders! Gij hadt zeker wel
-gedroomd, dat gij het beter bij mij zoudt hebben!"
-
-Met zacht verwijt keek Agnes naar hem op. "Foei, stoute man, hoe durft
-gij zoo iets zeggen! Van mijn vroegste jeugd af heb ik ledigheid nooit
-kunnen uitstaan, en hoe heerlijk vind ik de grootste drukte en moeite,
-waar het u geldt!"
-
-"Mijn lieve vrouw!" riep Albrecht in vervoering en hij drukte zijn
-Agnes vurig aan zijn hart. Toen ging hij tegenover haar zitten om met
-haar te babbelen, want het was veel te donker geworden om nog te kunnen
-schilderen. Langzamerhand antwoordde Agnes weinig of niets meer, hij
-zag hoeveel moeite zij had om haar oogen open te houden--en eindelijk
-vielen ze dan ook toe en sliep zij. Toen stond hij zachtjes op, nam
-perkament en potlood en teekende Agnes uit, zooals zij daar zat met
-haar schort en witte muts, en met de kin op haar hand steunende.
-
-Het was een vluchtige schets, een aardigheid, maar niettemin was Agnes
-blij verrast, toen zij bij haar ontwaken zich zelve op deze wijze zag
-weergegeven. Ondertusschen kwam Hans binnenstormen, Albrechts jongste
-broeder en de lieveling zijner ouders, de eenige, die behalve Albrecht
-en Andreas, van de achttien kinderen nog in leven was.
-
-Hij liep luid schreiend op Agnes toe en zag er erbarmelijk uit: zijn
-gezicht was met bloed beloopen en de flarden hingen bij zijn wambuis.
-
-"Om 's hemels wil, Hans, wat is er gebeurd?" riep Vrouwe Agnes.
-
-"Wij waren aan het spelen bij de "mooie bron" en toen heb ik een duw
-gekregen, waardoor ik gevallen ben," huilde het kind.
-
-Vrouwe Agnes haalde gauw uit de keuken een kom met frisch water en
-een linnen doek, waarmee zij Hans gelaat afwiesch, terwijl zij hem
-allerlei troostwoorden toesprak; daarop trok zij zijn buisje uit en
-ging het dadelijk verstellen. Albrecht keek met een innig gelukkige
-uitdrukking in zijn oogen naar alles, wat zijn vrouw deed, hij zag
-weder duidelijk welk een warm, liefhebbend hart zij had. Hoe vurig lief
-moest zij haar echtgenoot hebben, dat zij zelfs aan zijn broertje en
-zijn overige familieleden zooveel trouwe zorgen wijdde! Zwijgend zag
-hij hoe haar zachte handen de naald hanteerden bij dezen ongewonen
-arbeid, want thuis had zij zich nooit met dergelijk werk behoeven
-te bemoeien; dat deden de dienstboden, die zij bij alles tot haar
-beschikking had gehad en haar een gemakkelijk leventje hadden bezorgd.
-
-Toen zij klaar was, trad Albrecht op haar toe en sloot haar in zijn
-armen: "Wat zijt gij toch goed en lief, Agnes! Dikwijls voel ik mij
-beschaamd, als ik bedenk, hoe weinig ik u waard ben."
-
-Agnes legde haar hand op zijn mond: "O wees stil, dan spreekt gij
-ten minste niet langer onwaarheid, stoute man! Geloof mij liever,
-als ik zeg, dat ik het ben, die mij dikwijls zoo beschamend onwaardig
-tegenover u voel. Maar laat mij nu gaan om voor het avondeten te
-zorgen." Tegelijkertijd wikkelde zij zich uit zijn omarming los en
-dekte de tafel. Maar voordat zij zelf ging zitten, liep zij snel de
-trap af naar de kamer in het onderhuis, waar de oude Dürer te bed
-lag en bracht hem zijn soepje. Zij had deze zorg op zich genomen,
-opdat haar schoonmoeder zich geheel aan de verpleging van den zieke
-zou kunnen wijden.
-
-"Hoe komt het toch, lieve Agnes, dat alles wat gij klaar maakt
-zoo heerlijk smaakt?" vraagde Albrecht aan tafel. "Doet gij
-er iets bijzonders in?" Vrouwe Agnes keek verwonderd op: "Iets
-bijzonders? Neen, alleen een weinig liefde."
-
-Eerst moest Albrecht hierom lachen, doch toen kreeg zijn gelaat
-een peinzende uitdrukking en na eenige oogenblikken zei hij: "Ja,
-gij hebt gelijk, dat is het, dat is het!"
-
-En nu deed hij de eieren met spek eer aan.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK X.
-
-HULP BIJ DEN ARBEID.
-
-
-Er volgde een warme zomer op de lente. Een drukkend zwoele temperatuur
-heerschte in Neurenberg, waar de straten als uitgestorven schenen. Al
-de burgers, die er tijd en geld voor hadden, ontvluchtten die benauwde,
-ongezonde atmosfeer en zochten de bosschen en de berglucht op,
-vooral ook omdat de sterfte bedenkelijk toenam en men bang was voor
-het uitbreken van de pest.
-
-Een heete Augustusdag liep ten einde en vele wandelaars bewogen zich
-in de richting der stadspoorten om in het nabijgelegen Lorenzer-
-en Sebalderwoud zich te verkwikken aan de frissche, reine koelte,
-die in de schaduw der oude eiken en beuken waaide.--
-
-Vrouwe Agnes trad bij haar man in de werkplaats binnen: "Zouden wij
-niet een oogenblik gaan wandelen na al den arbeid en de hitte des
-daags, beste Albrecht?" vraagde zij op den drempel staande.
-
-"Ik zou het heel graag doen, Agnes," antwoordde Dürer, terwijl hij
-ophield met schilderen. "Ook ik zou gaarne eens frissche lucht gaan
-scheppen, maar mijn plicht houdt mij aan het werk. Zie eens, hoeveel
-ik nog aan dit schilderij heb te doen, en over zes dagen komt hij er
-voor, die het mij heeft opgedragen. Het heeft mij weinig geholpen,
-dat ik 's morgens met de zon opstond en niet voor middernacht naar bed
-ging. Ik krijg voortdurend meer bestellingen en het is mij onmogelijk
-alles alleen uit te voeren, zonder vóór mijn tijd geheel op te zijn."
-
-Vrouwe Agnes trad op haar echtgenoot toe en legde haar hand op zijn
-schouder: "Zoo mag ik u hooren spreken, want nu zijn wij het eens. Heb
-ik u niet duizendmaal gevraagd, om het voorbeeld van uw leermeester
-Wolgemut te volgen en gezellen die u bij uw arbeid kunnen helpen bij
-u te nemen, en die u in staat stellen, alle bestellingen, die men u
-doet, uit te voeren? Gij hebt nooit naar mijn raad willen luisteren,
-en nu ben ik heel blij, dat gij van meening zijt veranderd."
-
-"Toch schik ik mij met grooten tegenzin in deze noodzakelijkheid,"
-antwoordde Dürer, "want mijn ziel komt in opstand tegen de manier,
-waarop men tot nu toe de kunst heeft verlaagd. Veel liever schilderde
-ik alles alleen. Dikwijls heb ik bij meester Wolgemut met eigen oogen
-gezien, hoe de gezellen een werk van den meester geheel bedierven,
-zoodat men duidelijk kon zien, dat verschillende handen er aan
-hadden gewerkt. Ja, als ik iemand kon vinden, wiens arbeid volkomen
-op den mijne geleek, zooals het eene ei op het andere, dan zou ik
-hem gaarne bij mij nemen; doch hoe moeilijk vindt men dat! Evenals
-elk vogeltje in het woud zingt zooals het gebekt is, zoo heeft elk,
-wien God de gave der schilderkunst heeft verleend, zijn eigen manier
-om het penseel te voeren."
-
-"Dat is wel waar," beweerde Agnes, "maar in de werkplaats onderwijst
-de meester den leerling en daardoor krijgt deze de manier van zijn
-leermeester.
-
-"Waart gij zelf niet vol lof over Hans Schäufelein, die ook bij meester
-Wolgemut heeft gewerkt en over Albrecht Altdorffer? Gij zelf hebt hun
-kunst en bekwaamheid geprezen. En van Schäufelein hebt gij gezegd,
-dat zijn kunst veel overeenkomst met de uwe had."
-
-"Gij hebt gelijk," antwoordde Dürer, langzaam met het hoofd
-knikkend, "maar wat baat het of wij al over den Nördlinger schilder
-praten? Sedert een jaar is hij reeds weg en wie weet, waar hij nu is."
-
-"Nu dan," sprak Agnes ernstig en zij legde haar hand op Albrechts arm,
-"kom hier en zie eens in den spiegel, hoe bleek gij zijt en welke
-kringen gij onder de oogen hebt! Al dikwijls heb ik met stillen
-angst er naar gekeken! Als gij geen gezellen wilt nemen of er geen
-kunt vinden, dan blijft er niets over dan dat gij een groot deel der
-opdrachten afwijst.--Maar laten we nu dit vervelende onderwerp laten
-rusten en gebruik maken van het overige van den avond om een weinig
-frissche lucht te gaan scheppen."
-
-Dürer streek de weelderige lokken van zijn voorhoofd en knikte zijn
-vrouw toe: "Ik wil het niet weigeren, lieve Agnes, vooral daar ik
-wel begrijp, dat gij het meer om mijnentwil dan voor u zelve vraagt."
-
-Hij verwisselde zijn werkbuis voor een betere kleeding, zette zijn
-baret op en ging met zijn vrouw uit om buiten de stad te wandelen.
-
-Nauwelijks waren zij buiten de poort gekomen, toen een jonge man op hen
-toe trad en beleefd het hoofd ontblootte: "Gegroet, Meester Dürer! Wel,
-wat een geluk, dat gij de eerste zijt, die ik bij Neurenbergs poorten
-ontmoet! Want, juist om bij u aan te kloppen, ben ik hier gekomen."
-
-"Hoe, zijt gij het, Schäufelein?" riep Dürer verbaasd uit. "Het schijnt
-mij waarlijk een beschikking des hemels, dat ik u ontmoet. Begrijp
-eens, we spraken juist over u! En waarmee kan ik u van dienst zijn?"
-
-"Het is mijn hartewensch, dat gij de kroon wilt zetten op het werk,
-dat meester Wolgemut aan mij is begonnen. Bijna een jaar lang heb ik
-overal rondgezworven om bij andere schilders te leeren; toen dacht
-ik aan u en sprak tot mij zelf: waarom zoekt gij het zoo ver, terwijl
-gij den besten leermeester in de nabijheid hebt? Hebt gij nog plaats
-voor een gezel, dan zou ik heel gaarne bij u komen?"
-
-Dürer zag zijn vrouw veelbeteekenend aan en antwoordde: "Plaats
-is er genoeg, want ik heb altijd alleen gearbeid en vreemde hulp
-versmaad. Maar mijn lieve vrouw dringt er sterk op aan, dat ik iemand
-zal opzoeken, die mij behulpzaam kan zijn bij het vele werk, dat mij
-wordt opgedragen. In u heb ik vertrouwen, omdat ik uw kunst ken; en
-nu gij op mijn pad komt, alsof God mij u toezendt, roep ik in Zijn
-naam u hartelijk welkom toe."
-
-Hij reikte hem daarop de hand, die Schäufelein stevig schudde.
-
-Ook Vrouwe Agnes drukte hem de hand met een blijden glimlach en de
-wandeling in het bosch vergetende, noodigde zij de beide mannen uit
-om te keeren, om het avondeten voor den vermoeiden reiziger te kunnen
-klaar maken.
-
-Met innig genot zag Agnes dat langzamerhand de kleur weer op Albrechts
-wangen terugkeerde en dat de verhouding tusschen de beide schilders
-bijzonder hartelijk was. Zij stonden niet tegenover elkaar als
-meester en leerling: Dürer behandelde Schäufelein als zijn vriend en
-vertrouweling en dat verdiende hij ook, want niet alleen won zijn
-karakter Dürers genegenheid, ook zijn kunst drong hem 's meester
-achting af.
-
-Schäufelein was een kunstenaar met rijken aanleg en had
-ernstige studiën gemaakt. Daarbij kon hij zich gemakkelijk Dürers
-penseelbehandeling eigen maken en het duurde niet lang, of hij had
-zich geheel aan zijn wijze van arbeiden gewend en Dürer vertrouwde
-hem gerust toe, aan grootere stukken mee te werken. Al was er nog wel
-iets van Schäufeleins eigen manier in te bespeuren, het verschil was
-toch niet zoo groot, dat het storend op de eenheid werkte of afbreuk
-deed aan den totaal-indruk.
-
-En zoo konden de bestellingen, die Dürer alleen niet op zich had
-kunnen nemen, gezamenlijk worden uitgevoerd.
-
-Tegen Kerstmis bood zich een tweede schilder aan, Hans von Kulmbach,
-ook een knap kunstenaar, die reeds naam begon te krijgen--en dat
-hij bij meester Dürer als gezel werkzaam was, rekende deze zich tot
-eer en vermeerderde zijn roem niet weinig. Dürer kon zich op zulke
-gezellen waarlijk wel beroemen. Als zulke begaafde kunstenaars hem
-hun meester noemden, hoe groot moest hij dan zelf niet zijn! En
-het was geen wonder, dat meester Dürer voortdurend in aanzien steeg
-bij de Neurenbergers en dat buiten af zijn naam steeds met meer lof
-werd vermeld.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XI.
-
-VOORNAAM BEZOEK.
-
-
-Een groote menigte vreemdelingen stroomde in April van het
-jaar 1496 naar Neurenberg--het wemelde van allerlei soort van
-reizigers op de groote wegen. Vedelaars en zangers, goochelaars,
-koorddansers, kwakzalvers en zwervende studenten trokken naar de stad
-in gezelschap van berenleiders en kameeldrijvers, vrouwen, meisjes en
-vuile zigeuners. Daartusschen vertoonde zich monnikspijen en grove
-boerenkielen. Ook eerzame burgers trokken in troepjes stadwaarts
-en hier en daar baande zich een koets, aan aanzienlijke bezoekers
-toebehoorende, of een groep geharnaste ridders te paard een weg door
-de bonte menigte.
-
-Het was weer ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en
-reliquiën, dat deze menschenmassa naar Neurenberg stroomde--en
-dezen keer was de toeloop zoo bijzonder groot, omdat een aantal
-vorsten en prelaten ook op weg waren en zelfs de keizer beloofd had
-te verschijnen.
-
-De stad was versierd met vlaggen en wimpels, bonte tapijten en
-slingers van groen en bloemen. Zelfs de kerken hadden zich getooid,
-zooals een bruid zich tooit voor haar bruidegom en de groote markt
-was als in een feestzaal herschapen. Vandaar tot aan de veste, waar
-de keizer verblijf zou houden, was het alsof men door een bosch liep:
-het woud had zijn slanke dennen, die in twee rijen in den grond waren
-geplant, moeten afstaan.
-
-Overal, in alle straten verdrong zich het volk uitgedost in hun
-fraaiste kleederen, om al de pracht en versieringen te kunnen
-bewonderen, voordat de feestelijkheden al hun aandacht in beslag
-zouden nemen. In de herbergen was het reeds vol vreemdelingen en nog
-steeds kwam er nieuwe toevloed.
-
-Den 14den April ging het gerucht, dat de Keurvorst van Saksen met zijn
-broeder, Hertog Hans, in aantocht was. Het volk stroomde de poort uit
-om de naderenden te gemoet te gaan, en dicht voor de poort werden de
-gilden met hun insignes en banieren opgesteld. Toen de vorst kwam
-aangereden, kwam er geen einde aan het gejuich en gejubel van het
-verzamelde volk, want Frederik, bijgenaamd de Wijze, stond bij allen
-in hoog aanzien. Achter hem en zijn broeder volgde een lange stoet
-ruiters in mooie, blinkende wapenrustingen en met wapperende pluimen.
-
-Kort daarop kwam ook de Landgraaf Lodewijk van Hessen met
-honderdvijftig ruiters, wien men dezelfde eer bewees.
-
-Doch de algemeene spanning nam zeer toe, toen men vernam, dat
-den volgenden dag de keizer de poort der oude vrije Rijksstad zou
-binnenrijden.
-
-De Keurvorst van Saksen reed met zijn broeder de poort uit om den vorst
-tegemoet te gaan. Weder werden de gilden opgesteld; de raadsheeren
-verschenen in hun deftige, zwarte mantels met de gouden ketens, de
-stadsmuzikanten zetten zich in postuur, op de wallen werd het geschut
-geladen en zelfs de allerarmste trok zijn beste kleeren aan. Maar zie,
-daar kwam een renbode om te zeggen, dat Zijn Majesteit verhinderd
-was zijn goede stad Neurenberg te bezoeken, omdat de Italiaansche
-veldtocht al zijn tijd eischte. [12]
-
-Dat was voor de Neurenbergers een groote teleurstelling en men
-had nu maar half pleizier in de feestdagen, waarop de reliquiën en
-rijkskleinoodiën in het openbaar werden tentoongesteld.
-
-Op den tweeden feestdag werd meester Albrecht Dürer reeds 's morgens
-vroeg in zijn arbeid gestoord, doordat men aan zijn deur klopte.
-
-Op den drempel verscheen een vreemde, aanzienlijke heer, die beleefd
-groette en zeide:
-
-"Ik kom uit naam van mijn heer en gebieder, den Keurvorst van Saksen,
-om u te zeggen, dat Zijn keurvorstelijke Doorluchtigheid van plan is u
-een bezoek in uw werkplaats te brengen. Derhalve zult gij u voor zijn
-ontvangst gereed moeten maken, want over een uur zal hij hier zijn."
-
-Een oogenblik was Dürer door dit onverwacht bericht in verwarring
-gebracht, doch hij herstelde zich spoedig en sprak beleefd buigend:
-"Ik verheug mij over de hooge eer, die mij te beurt valt en Zijne
-keurvorstelijke Doorluchtigheid zal mij zeer welkom zijn."
-
-Nauwelijks was de bezoeker weg, of Dürer snelde naar zijn vrouw
-om haar deze blijde tijding te brengen. Terstond ging zij naar het
-atelier om zoo snel mogelijk alles op te ruimen en in orde te brengen,
-daarin ijverig geholpen door de beide gezellen, die het ook reeds
-hadden gehoord.
-
-Intusschen had meester Dürer zich in zijn pronkgewaad gekleed en
-vertoonde zich in al zijn mannelijke schoonheid, statig en vol kracht
-als een ridder, en Vrouwe Agnes vermeide zich opnieuw in den aanblik
-van haar echtgenoot; het kwam haar voor, dat hij er nog nooit zoo
-heerlijk en statig had uitgezien.
-
-Nadat een uur verloopen was, kon men door het venster den keurvorst
-Frederik, door zijn broeder Hans vergezeld, in de straat zien
-aankomen. Dadelijk snelde Dürer de trap af om de aanzienlijke gasten
-op den drempel te ontvangen.
-
-"Dus zijt gij meester Dürer," begon Keurvorst Frederik, terwijl
-zijn oogen met welgevallen de hooge gestalte beschouwden en hij hem
-vriendelijk de hand reikte. "Men prijst uw kunst zeer in het geheele
-land, en zelf heb ik ook reeds menig kunstwerk, dat mij heeft doen
-wenschen u persoonlijk te leeren kennen, van u gezien. Wilt gij ons
-nu voorgaan om ons de plaats, waar gij arbeidt, te laten zien?"
-
-Eerbiedig geleidde Dürer de voorname bezoekers naar zijn werkplaats,
-waar de keurvorst plaats nam op den hem aangeboden zetel, terwijl
-zijn broeder zich naast hem zette.
-
-Er hingen aan den muur veel schilderijen, die door den keurvorst zeer
-werden bewonderd, en zijn lof was Dürer des te meer waard, omdat hij
-niet alleen een liefhebber der kunst maar ook een kunstkenner was.
-
-"Bij ons in Saksen," ging Frederik voort, "geniet Lucas Kranach een
-grooten naam en hij is een kunstenaar met bijzondere gaven; maar met
-u, Meester Dürer, kan hij zich toch niet meten. Ik zeg dit niet om u
-ijdel te maken of om meester Lucas' roem te verkleinen, maar om God
-in u te eeren, die u zooveel heeft geschonken. Hij geve u daarbij een
-goede gezondheid en een lang leven, om met het u toevertrouwde pond
-te kunnen woekeren tot Zijn eer en tot vreugde der menschen.--Maar
-ik verlang meer van u dan het genot, dat ik nu heb gesmaakt. Ook
-Wittenberg moet zien, waartoe de Neurenberger kunstenaar in staat is
-en daarom verzoek ik u voor mij een groot altaarstuk te schilderen,
-om de allerheiligenkerk te Wittenberg te versieren."
-
-Dürers wangen werden nog donkerder gekleurd en zijn aandoening
-stond op zijn gelaat te lezen. Hij boog diep voor den vorst, dankte
-hem voor de eer hem aangedaan en vraagde, wat het schilderij moest
-voorstellen. Daarin liet de keurvorst hem geheel, vrij: "Schilder wat
-gij zelf wilt en wat uw hart u ingeeft--ik wil u in het minst daarin
-niet beperken."
-
-Nog lang bleef de keurvorst vriendelijk praten, terwijl Hertog Hans
-de schilderstukken bekeek; eindelijk vraagde hij zelfs naar Vrouwe
-Agnes en sprak den wensch uit, haar te zien.
-
-Daarop kwam Agnes te voorschijn, ook in feestgewaad gekleed en
-met zichtbaar welgevallen rustte 's vorsten blik op de bekoorlijke
-gestalte; haar wangen hadden een verhoogden blos en zij was in het
-begin niet weinig verlegen, maar spoedig overwon zij dit gevoel
-en beantwoordde vrijmoedig en beminnelijk de vragen, die Keurvorst
-Frederik tot haar richtte. Nadat hij ook nog enkele woorden met de
-gezellen had gewisseld, nam hij afscheid en drong bij Dürer op haast
-aan, opdat het schilderij spoedig te Wittenberg zou zijn.--
-
-In de herberg op de waag, waar de burgers gewoon waren samen te komen
-om met elkaar te drinken, was het een heele drukte, toen eenige dagen
-later Albrecht Dürer zich daar liet zien; iedereen wilde hem de hand
-drukken en overstelpte hem met gelukwenschen. In aller achting was
-hij nog gestegen door de eer hem te beurt gevallen en men zag het hen
-aan, dat zij zich in hem geëerd voelden. Vooral Dürers schoonvader,
-Hans Frey, hield het hoofd trotsch in den nek en liet zich den edelsten
-Cypruswijn brengen; hij was bijzonder spraakzaam, hoewel hij gewoonlijk
-weinig sprak en zou gaarne een liedje met luitbegeleiding ten beste
-hebben gegeven, als men het had verlangd.
-
-Woordelijk moest Dürer herhalen wat hij met den keurvorst had gesproken
-en allen luisterden met gespannen aandacht, ook meester Wolgemut, die
-zonder eenigen naijver zich met den gelukkige verheugde en verzocht
-nu en dan te mogen komen zien, hoe het altaarstuk vorderde.
-
-Maar wie het uitbundigst was in Dürers lof, dat was Wilibald
-Pirkheimer. Het was reeds bijna twee jaar geleden, dat hij in
-Neurenberg was teruggekomen, nadat hij niet alleen de leerschool der
-ridderschap had doorloopen, maar zich ook in de wetenschappen aan
-de Italiaansche hoogescholen ijverig had bekwaamd. Spoedig daarna
-was de met mannelijke schoonheid begaafde jonge man in het huwelijk
-getreden met Crescentia, een dochter uit het rijke en zeer aanzienlijke
-geslacht der Rieters, en niettegenstaande zijn jeugd was hem de eer
-te beurt gevallen tot raadsheer van Neurenberg te worden benoemd. De
-verhouding met Albrecht Dürer werd weder dezelfde als vroeger, ja,
-eigenlijk was de omgang nog vertrouwelijker geworden, zoodat de oude
-benaming van Castor en Pollux weer in herinnering kwam om de innige
-verstandhouding, die tusschen hen heerschte, aan te duiden.--
-
-Reeds drie dagen later had meester Wolgemut gelegenheid de schets van
-het altaarstuk te zien, en hij was vol verbazing over de vlugheid,
-waarmee Dürers hand de afzonderlijke figuren te voorschijn riep.
-
-De gezellen mochten hem niet helpen, hij wilde het geheel alleen
-afmaken, al was het nog zoo groot. Vol bezieling arbeidde hij er
-aan van 's morgens vroeg totdat Vrouwe Agnes hem aan den maaltijd
-riep. Zijn ziel brandde van vurig verlangen om het reuzenwerk in zijn
-geheel te zien.
-
-En na zes weken legde hij de laatste hand er aan. 's Avonds verzamelde
-hij zijn vrienden, die bij een glas edele malvezij luid hun lof
-over zijn werk uitspraken. Het was een vleugelaltaarstuk uit drie
-bladen bestaande: de verven, met lijm gemengd, waren onmiddellijk
-op het doek gebracht. [13] Op het middelste stuk buigt de Madonna
-in biddende houding over het kind Jezus, dat op een kussen voor haar
-ligt te sluimeren en door een engel koelte wordt toegewaaid. Maria's
-slanke gestalte is gehuld in een lichtblauw kleed, gedeeltelijk door
-een witten sluier verborgen, boven haar hoofd zweven twee engelen,
-die een gouden kroon met parelen bezaaid vasthouden, terwijl twee
-andere engelen de kamer schoonmaken, waarin Maria zich bevindt. In
-een zijvertrek ziet men Jozef aan den arbeid in zijn werkplaats.
-
-De linker vleugel van het altaarstuk stelt de H. Antonius voor,
-die in een boek leest en een donkerblauw gewaad aan heeft en op den
-rechter vleugel ziet men het naakte figuur van den H. Sebastiaan
-ten halven lijve afgebeeld en met pijnlijk verwrongen trekken: hij
-was de hoofdman der keizerlijke lijfwacht te Rome, die op last van
-Diocletianus ontkleed aan een boom werd gebonden en door zijn soldaten
-met pijlen gedood, omdat hij zijn geloof in Christus had beleden.
-
-In dit reusachtige altaarstuk was alles met evenveel liefde en
-toewijding geschilderd, niet alleen de groote figuren, maar ook
-het bijwerk.
-
-De oude Wolgemut was niet weg te krijgen van het schilderij en hij
-werd niet moede het te prijzen, vooral de juiste teekening en het
-schoone koloriet. Vele nieuwsgierigen verdrongen zich de volgende
-dagen in het atelier om het kunstwerk te zien, voordat het kort
-daarop naar Wittenberg werd verzonden, omdat de keurvorst op spoed
-had aangedrongen.
-
-Hans van Kulmbach, een der gezellen, genoot de eer het kostbare stuk
-naar de plaats zijner bestemming te brengen. De keurvorst beloonde
-den kunstenaar vorstelijk, maar nog meer waarde had voor Dürer de lof,
-waarmee meester Lucas Kranach het werk vereerde.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XII.
-
-DE PREDIKER IN DE WOESTIJN.
-
-
-Het einde der eeuw naderde. Elk afsterven van het jaar reeds wekt
-door zijn luide prediking van het voorbij snellen van den tijd en van
-het vergankelijke van al het aardsche, velerlei aandoeningen in het
-hart der menschen; hoeveel te meer moet het verwisselen der eeuwen
-het gemoed tot in zijn diepste diepte aangrijpen! In groote mate was
-dit het geval, toen de vijftiende eeuw haar einde te gemoet ging.
-
-In Duitschland heerschte een geest van opgewondenheid en
-verontwaardiging en met afschuw waren aller oogen gericht op Rome, waar
-de pauselijke stoel werd ingenomen door een man, die volleerd in zonden
-en misdaden, den naam van stedehouder van Christus volkomen onwaard
-was. Die man was Alexander VI. Hij beschikte op een schandelijke
-wijze over de hoogste kerkelijke ambten, die hij meerendeels door zijn
-handlangers liet waarnemen. Nog erger was zijn groote zedeloosheid;
-men beschuldigde hem zelfs in ongeoorloofde verhouding met zijn
-dochter Lucretia te leven. En in zijn eigen belang ontzag het hoofd
-der Christenheid zich niet om tegen den "allerchristelijksten"
-koning van Frankrijk met den aartsvijand der Christenen, Turkije,
-een verbond te sluiten.
-
-Verlammend werkte de pauselijke tiranny op het Duitsche volk, dat zwaar
-leed onder den druk der ijzeren hand, die gewelddadig elke poging tot
-verzet onderdrukte. Met argusoogen bewaakten 's pausen handlangers
-alles wat van de pers kwam: elke uitgever, die het waagde een boek
-uit te geven, zonder het eerst aan de pauselijke goedkeuring te hebben
-onderworpen, kreeg den banvloek naar het hoofd geslingerd. Het Duitsche
-volk, benauwd en gedrukt, zuchtte naar verbetering der toestanden en
-naar verlossing van het pauselijke juk, dat den menschelijken geest
-in slavenketenen boeide, en snakte naar licht en vrijheid.--
-
-In het begin van het jaar 1497 trad Wilibald Pirkheimer de werkplaats
-van Dürer binnen.
-
-Hij vond daar alleen de beide gezellen, die bezig waren een groot
-schilderij, dat door Dürer was geschetst en waarvan hij de voornaamste
-gedeelten had aangezet, af te maken.
-
-Schäufelein antwoordde hem op zijn vraag, waar de meester was:
-"Hij is alleen in zijn kamer, en komt tegenwoordig zeer zelden in
-de werkplaats."
-
-"Waarom?" vraagde Pirkheimer.
-
-"Ik weet niet wat er aan scheelt," antwoordde Schäufelein
-schouderophalend.
-
-"Hij ziet er zoo ernstig uit, alsof hij veel verdriet had en onder
-zware zorgen gebukt ging."
-
-"Is zijn vader erger geworden terwijl ik uit de stad was?" vraagde
-Pirkheimer.
-
-"Neen," zei Schäufelein, "de oude man maakt het tegenwoordig beter
-dan anders: hij eet, drinkt en slaapt goed, en arbeidt zelfs nu en
-dan in de werkplaats--alleen de beenen willen niet goed meer mee."
-
-Pirkheimer verliet met een korten groet de werkplaats en ging naar
-Dürers kamer. Ook hem was het opgevallen, dat zijn vriend er zoo
-somber en ernstig uitzag, maar op zijn deelnemende vragen had hij
-nooit een bevredigend antwoord gekregen.
-
-Hij vond den meester met een portefeuille met teekeningen voor zich,
-die hij haastig dicht deed: "Gegroet Albrecht! Gij ziet, dat ik weer
-terug ben na een afwezigheid van bijna een maand. Mijn eerste bezoek
-geldt u, want ik heb u al dien tijd zeer gemist."
-
-Dürer begroette zijn vriend hartelijk en drukte hem de hand.
-
-"Ei zoo," zeide Pirkheimer lachend, "welke geheimen hebt gij voor
-mij? Wat heb ik u misdaan, dat gij mij uw vertrouwen ontzegt?"
-
-Dürer schudde het hoofd: "Dat moogt gij niet zeggen, want gij weet
-toch wel, dat gij mij liever zijt dan ooit. Koestert gij nu argwaan,
-omdat ik iets voor u heb verborgen gehouden, dat nog niet rijp was om
-aan de wereld te worden vertoond? Maar nu gij toch hebt ontdekt, dat
-er een geheim is, wil ik het niet langer voor u verbergen; temeer,
-daar ik reeds lang in mijn hart den wensch koesterde, mijn vriend
-mee te deelen, wat mijn ziel vervult. Als gij tijd hebt, ga dan hier
-zitten en luister naar hetgeen ik u zal zeggen." Pirkheimer nam plaats
-en zag Dürer met gespannen aandacht aan.
-
-"Gij spreekt in raadselen, Albrecht; bijna zou ik vreezen iets te
-moeten hooren, dat mij verdriet zal doen. Wat is er toch?"
-
-Dürer schudde de lokken van zijn voorhoofd. "Ik lijd onder de kwaal,
-waaronder alle weldenkenden zuchten en bedroef mij over den treurigen
-toestand, waarin wij leven en dien wij te wijten hebben aan hem,
-die zich de stedehouder van Christus noemt. Wie het waagt, om met
-een enkel woord te getuigen tegen de algemeene verdorvenheid, moet
-verstommen onder den pauselijken ban. De moedige Johannes Hus heeft
-men het zwijgen opgelegd door den brandstapel. Hoe lang zal Hieronymus
-Savonarola's machtige stem te Florence nog weerklinken, nu hij die
-durft verheffen in protest tegen de verbasterde kerk en de heerschende
-misbruiken en men tevergeefs heeft getracht hem door het aanbieden van
-den kardinaalshoed het stilzwijgen op te leggen? Tevergeefs trachten
-de edelste mannen de vernederende ketenen te verbreken; het verderf
-neemt toe met elk jaar en het schijnt dat tegelijk met de eeuw ook
-de wereld haar eind tegemoet gaat."
-
-"Maar waarop wilt gij nu daarmee neerkomen? Gij weet, dat al deze
-dingen ook mijn hart bezwaren," viel Pirkheimer hem in de rede.
-
-"Geduld, mijn vriend," vervolgde Dürer, "gij zult het terstond
-begrijpen. De pen der geleerden en dichters is afgestompt door
-de bedreigingen van den Paus; het is hun verboden het volk te
-onderrichten."
-
-Pirkheimer stampte met den voet en met somberen blik sprak hij:
-
-"Ja, het schreit ten hemel, zooals die man te Rome het leven van den
-menschelijken geest doodt!"
-
-"In dezen zorgvollen tijd," vervolgde Dürer, "is er een gedachte in mij
-opgekomen, die mij nu overal vervolgt en mij niet met rust laat. Nu
-de pen niet meer spreken mag, moet het penseel het doen. Waar woord
-en schrift der waarheid geen getuigenis meer mogen geven, daar moet
-het afgebeelde spreken. Het getuigt wel is waar niet zoo duidelijk
-als het woord, maar ik vertrouw, dat zijn prediking toch den weg
-naar aller hart zal vinden en ik heb een stem vernomen, die zeide:
-"Doe uw mond open en predik!" -- -- Maar hoe? Met het penseel? Och,
-slechts weinigen zien mijn schilderijen en ik wil tot het geheele volk
-spreken. En ziet gij, toen sprak dezelfde stem: Leg het penseel weg
-en grijp naar mes en graveerstift. Bij meester Wolgemut hebt gij u
-ook geoefend in de houtsnijkunst en kopergravuur, neem die te baat en
-woeker er mede het volk ten zegen! Dat is de kunst, die in aller bereik
-ligt, de afdrukken van houtsneden kan de armste op de markt koopen
-en deze kunst, die tot nu toe vrij is gebleven van den pauselijken
-banvloek, kan op deze wijze een prediking in de woestijn worden."
-
-Hier zweeg de spreker en hij zag zijn vriend vragend aan. Pirkheimer
-liep in groote opgewondenheid de kamer op en neer, bleef toen voor
-Dürer staan en greep hem bij den arm: "Albrecht, die gedachte is
-van God! Ja, wees gij de stem van den prediker in de woestijn,
-spreek tot het volk met uw kunst en het volk zal naar u luisteren,
-u begrijpen, u danken! En zie, nu begin ik te vermoeden"--en hij zag
-naar de portefeuille--"dat op de gedachte de daad is gevolgd en gij
-reeds met uw prediking begonnen zijt."
-
-"Uw vermoeden is juist," antwoordde Dürer glimlachend. "In deze
-portefeuille vindt gij wat ik gedurende twee jaar in stilte heb
-ontworpen. Het is de Openbaring van Johannes, die mij stof heeft
-gegeven voor mijn platen." Op Pirkheimers gelaat was duidelijk zijn
-verwondering te lezen:
-
-"De Openbaring van Johannes? Toch niet een tweede "Pausezel,"
-[14] zooals verleden jaar meester Wolgemut in de wereld heeft
-gegeven? Wel is waar, heeft Rome het verdiend met bijtenden spot te
-worden overgoten, maar volgens mij is meester Wolgemut te ver gegaan
-en heeft hij daardoor de zaak meer geschaad dan gebaat. Hij heeft voor
-zijn afbeelding aanleiding gevonden in de woorden uit de Openbaring
-van Johannes: "en de vrouw, die gij gezien hebt, is de groote stad,
-die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde," maar ik vind
-het niet goed van hem, dat hij Rome zoo hard heeft aangepakt."
-
-Dürer legde zijn hand op den schouder van zijn vriend: "Wees er niet
-verbaasd of ontstemd over, dat ook ik in de Openbaring van Johannes
-stof voor mijn teekeningen heb gevonden. Heeft men in droevige tijden
-niet altijd weer naar dit profetische boek gegrepen, om het verborgene
-daarvan te doorgronden en zich er mee te troosten? Ik ben u dankbaar,
-dat gij zijt gekomen, want uw oordeel heeft steeds groote waarde voor
-mij en mijn werk zal niet in druk verschijnen, voordat gij uw oordeel
-hebt uitgesproken en het hebt goedgekeurd."
-
-Hij opende de portefeuille en nam er vijftien teekeningen uit.
-
-De eerste stelde den marteldood van den evangelist Johannes voor,
-ten aanschouwe van den Romeinschen Keizer Domitianus, op zijn troon
-gezeten en omringd door een groote volksmenigte; sober en breed van
-opvatting en uitvoering. Dit was eigenlijk het titelblad.
-
-De tweede teekening muntte eveneens uit door eenvoud en rust, de
-kenmerken van het ware schoone. Hier was Johannes voorgesteld op het
-oogenblik, dat hij wordt geroepen om neer te schrijven hetgeen de
-Heiland hem zou openbaren. Johannes knielt diep ontroerd neder voor
-den Heer, wiens uitgestrekte hand de zeven sterren, het zinnebeeld
-der zeven gemeenten, vasthoudt.
-
-Op de derde afbeelding ziet men Gods troon in het stralende licht
-des geopenden hemels. En in de hand desgenen, die op den troon
-zit, ligt het boek met de zeven zegelen; rondom zijn op troonen de
-vier-en-twintig ouderlingen gezeten, elk met een kroon op het hoofd
-en een harp in de hand.
-
-Bij elke teekening namen Pirkheimers verbazing en bewondering toe,
-en bij het vierde blad ontsnapte hem een luide kreet van verrukking,
-die de vier Apokalyptische ruiters gold, boven wier hoofd op een
-wolk de engel der wrake zweeft, terwijl de ontzette menschheid
-tracht te ontvluchten. De eerste ruiter spant den boog, de tweede
-trekt het zwaard, de derde houdt de weegschaal en de vierde,
-de dood, rijdt op een schraal paard en slingert den helschen
-drietand. Een groot aantal figuren vertegenwoordigt het vluchtende
-volk, waarvan de gelaatsuitdrukking eenig, onvergelijkelijk is. Op
-bewonderenswaardige wijze was Dürer er in geslaagd eenheid te brengen
-in deze menschenmassa, die men uitstekend kan overzien, al is de
-ruimte zeer beperkt. Pirkheimer was één en al lof en bewondering.
-
-De vijfde teekening bevatte het openen van het vijfde en zesde zegel
-te zamen genomen; boven in de wolken heeft de uitdeeling der witte
-kleederen aan de martelaren plaats en onderaan is de verduistering van
-zon, maan en sterren afgebeeld. Treffend is op het bovenste gedeelte
-de wijze, waarop zij, die ter wille van het Evangelie vermoord zijn,
-vertroost worden door de engelen, die hun naaktheid bedekken. Diep
-aangrijpend is op de onderste helft het oordeel Gods. En wie zijn het,
-die in hevige ontzetting zich voor den toorn des Rechters trachten
-te verbergen? Juist daarin wordt de toeleg en bedoeling van den
-schilder duidelijk; het zijn aan de eene zijde: een keizerpaar, de
-paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en monniken, aan de andere
-zijde het door hen verleide volk in welks midden, vol beteekenis,
-een vrouw, met een kind op den arm, haar hand aanklagend tegen de
-verleiders opheft met een gebaar, dat duidelijk zegt: Vloek over u,
-die zooveel ellende over ons hebt gebracht! Dürer wilde zijn vriend
-het daarop volgende blad aangeven, doch Pirkheimer weerde hem af en
-bleef in diep nadenken verzonken: hij kon deze teekening nog niet
-ter zijde leggen.
-
-"Prachtig, Albrecht!" riep hij uit, "gij hebt het voortreffelijk
-gedaan! O, welk een aangrijpende, machtige prediking, die elk kind,
-elk eenvoudig boertje kan begrijpen. Met ongeduld wacht ik het
-oogenblik af, waarop gij hierdoor openlijk zult getuigen tegen hen,
-die schuldig zijn aan het groote verderf, waarin de menschheid is
-verzonken." Nu bekeek Pirkheimer de volgende teekeningen. De zesde
-stelde de vier engelen voor, die de vier winden der aarde vasthouden,
-en de verzegeling der 144000 dienstknechten Gods; de zevende: de
-uitdeeling der bazuinen aan de zeven engelen en verschillende plagen,
-die het bazuingeschal der eerste vijf veroorzaken. De achtste geeft
-weer de uitwerking der zesde bazuin: de losbinding der vier engelen,
-die gebonden zijn bij de rivier, den Euphraat, en het derde deel der
-menschen dooden--deze vooral was zeer schoon en aangrijpend.
-
-De negende stelde den sterken engel voor, die aan Johannes het boek
-geeft om het op te eten; de tiende: de vrouw bekleed met de zon, wier
-kind de roode draak met de zeven door koninklijke hoeden bekroonde
-hoofden, dreigt te verslinden; de elfde: den strijd van den aartsengel
-Michael en zijne engelen tegen den satan en diens engelen; de twaalfde:
-de aanbidding der beide monsters, die uit de zee zijn opgekomen en
-daarboven God op zijn troon met de scherpe sikkel en de engelen, die
-gereed staan voor den bloedigen oogst. De dertiende teekening beeldde
-den bruiloft des Lams af; op die kleine ruimte waren niet minder dan
-vijftig figuren zichtbaar. De veertiende gaf de groote Babylonische
-ontuchtige vrouw te zien, hetzelfde onderwerp, dat meester Wolgemut
-met zijn "Pausezel" had weergegeven. Hoe geheel anders had Dürer het
-opgevat en uitgevoerd! Hij had er geen afzichtelijk dier van gemaakt,
-doch een menschelijke figuur, een vrouw met weelderige vormen, gekleed
-in een laag uitgesneden kleed van brocaatzijde, rijk met goud en
-edelgesteenten versierd, gezeten op een beest met zeven hoofden, en
-in de hand den gouden drinkbeker vol van gruwelen en onreinheid. Voor
-haar staan een menigte menschen, die onverschillig en zonder ontzag
-naar haar kijken; alleen een kunstenaar werpt haar een dreigenden,
-toornigen blik toe, terwijl een monnik eerbiedig en aanbiddend voor
-haar knielt. Boven in de wolken komen reeds de twee engelen aanvliegen
-om haar het oordeel Gods te verkondigen. De laatste teekening vertoont
-eindelijk den grooten engel der wrake, die op het punt is den duivel
-en satanas in den afgrond op te sluiten, totdat de duizend jaren
-zullen zijn geëindigd, terwijl een andere engel den in verrukking
-geraakten profeet het nieuwe Jeruzalem toont, dat is het heilige,
-zuivere evangelie, niet verduisterd door menschelijke dwalingen.
-
-Pirkheimer was diep getroffen door deze prediking in beelden van
-zijn vriend; hij voelde zich er door overweldigd en van gedachten
-veranderd. In den grond der zaak was hij het wel met meester Wolgemut
-eens geweest, maar de al te ver gedreven spot had hem mishaagd. Hij
-zag nu, dat Dürer de juiste maat had weten te houden en meegesleept
-door den overweldigenden indruk, drukte hij hartstochtelijk 's
-meester hand: "O, laat mij u danken, laat mij u de hand drukken, de
-hand, die zoo iets groots heeft kunnen scheppen! Zie, ik ben er diep
-door getroffen! O, hoe geheel anders is uw prediking dan die van den
-ouden Wolgemut! Nu begrijp ik, dat men met bijtenden spot en bitteren
-hoon niet verder komt; uit uw werk spreekt de heilige ernst van een
-geloovig hart, en dat is het ware. Het hart moet spreken, het hart,
-dat lijdt onder den druk der tijden en deze predicatie zal haar weg
-tot aller harten vinden. Ja, predik, mijn vriend en het volk zal naar
-u luisteren!"
-
-De goedkeuring en aanmoediging van zijn vriend deden den kunstenaar
-goed en met vernieuwden ijver herzag hij zijn scheppingen in alle
-deelen, om ze tot meerdere volmaking te brengen.
-
-
-
-Er ging nog een jaar voorbij, voordat de profeet zijn prediking tot de
-wereld richtte: de teekeningen moesten eerst in hout worden gesneden
-en afgedrukt. Doch toen kwam Pirkheimers voorspelling uit en verwekten
-Dürers illustraties van de Openbaring van Johannes groot opzien en
-oefenden een verbazenden invloed. De kunstwereld zag met verwondering,
-dat meester Dürer ook op dit gebied iets nieuws had gevonden en een
-ongeëvenaard standpunt innam. Maar niet alleen dat: iedereen begreep,
-wat hij had willen zeggen met deze zwijgende afbeeldingen en een ieder
-wilde de exemplaren bemachtigen. Ze werden niet alleen door de rijken
-gekocht, ook de arme tastte in zijn zak en had geen berouw over zijn
-uitgave. De geestelijken en kloosterlingen zagen toe met donkere,
-booze blikken en voelden den steek, dien meester Dürer hen toebracht,
-maar hun smalen verstomde bij de algemeene opgewondenheid en hun
-woede gaven zij lucht in heimelijk tandgeknars.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XIII.
-
-VRIENDENTROUW.
-
-
-Op een helderen, kouden lentedag van het jaar 1499 stroomde een groote
-menigte volks naar de Hallerweide, om daar te genieten van den aanblik,
-dien de inspectie van een legerafdeeling aanbood. Keizer Maximiliaan
-had een oproeping aan het rijk gedaan om hem manschappen te bezorgen
-tegen de Zwitsers, die hij met het zwaard wilde terugbrengen van
-hun voornemen om zich aan zijn heerschappij te ontrukken. Terwijl
-hij zelf in Tyrol troepen uitrustte en de Zwaabsche bond onder Graaf
-Fürstenberg huurlingen wierf, wilde de rijksstad Neurenberg hierin niet
-achter blijven. Zij versterkte het keizerlijke leger met vierhonderd
-man voetvolk, zestig ruiters en zes stukken geschut. Het gevoel van
-kracht, dat in gelijke verhouding steeg met het toenemende algemeene
-welzijn, wilde zich nu ook uiten in krijgshaftige verrichtingen en
-bij den glans des rijkdoms ook dien des heldenroems voegen.
-
-De vierhonderd voetknechten boden reeds een trotschen aanblik, maar
-zij werden overtroffen door de ruiters, gekleed in een schitterenden,
-rooden wapenrok. Het volk genoot van dit ongewone schouwspel en keek
-met trots naar de bende ruiters, in de zekere verwachting met hen eer
-in te leggen in den strijd, vooral nu zij werden aangevoerd door een
-man, van wiens moed en veldheerstalent men de hoogste verwachtingen
-koesterde: namelijk door Wilibald Pirkheimer, den jongen raadsheer.
-
-Hoe trotsch stapte zijn zwart strijdros, schitterend opgetuigd en met
-een blauw met gele zijde gestikt zadelkleed, alsof het voelde, dat het
-een eer was den veldoverste te mogen dragen. En hoe schoon zag deze
-zelf er uit in den scharlaken wapenrok, het harnas van verguld staal
-en den wapperenden, witten vederbos! Aller harten klopten opgewonden,
-toen zij hem zagen en hij werd luide toegejuicht, toen hij de troepen
-in lange, rechte linie had opgesteld.
-
-Een weinig buiten het gedrang van het volk stond onder een
-alleenstaanden lindeboom een man, wiens oogen met gespannen aandacht
-het schouwspel volgden. Zoodra de troepen waren opgesteld, nam hij
-een stuk perkament en een potlood uit zijn borstzak en ging ijverig
-aan het teekenen. Toen na een half uur alles was afgeloopen, leunde
-hij nog tegen een boom en teekende nog steeds; daarna stak hij het
-perkament in zijn zak en ging naar huis. Die man was Albrecht Dürer.
-
-Verscheidene dagen later begaf hij zich naar de Heerenmarkt en liet,
-bij Pirkheimers huis gekomen, den klopper driemaal op de koperen
-deurplaat neervallen.
-
-In het voorportaal vond hij de bedienden bezig allerlei toebereidselen
-te maken voor den afmarsch, die den volgenden dag zou plaats hebben.
-
-Hij vond zijn vriend in de huiskamer bij zijn jonge vrouw, Vrouwe
-Crescentia, om haar in haar smart over zijn aanstaande afwezigheid
-moed en troost toe te spreken.
-
-De komst van zijn boezemvriend was Pirkheimer blijkbaar zeer aangenaam
-en hij heette hem dan ook hartelijk welkom. Daarop sprak hij: "Meester
-Albrecht, help mij mijn bedroefd en beangst vrouwtje bemoedigen; zij
-ziet erg op tegen de eenzaamheid, waarin zij moet achterblijven en is
-in grooten angst over de krijgsgevaren, die haar echtgenoot dreigen."
-
-Ook Vrouwe Crescentia zag meester Dürer gaarne komen: het ernstige,
-waardige en tegelijkertijd het zachtzinnige van zijn persoonlijkheid en
-zijn zielenadel hadden zoozeer haar achting en genegenheid verworven,
-dat zij hem de eereplaats onder de huisvrienden toekende. En zoo misten
-zijn bemoedigende woorden ook nu hun uitwerking niet; zij werd er
-stiller en kalmer door, zoodat ze zich reeds spoedig kon mengen in het
-gesprek, dat de beide mannen over den aanstaanden veldtocht voerden.
-
-In den loop van het gesprek tastte Dürer in zijn zak, zeggende:
-"De monstering der troepen is niet alleen een genot geweest voor mijn
-oogen, maar heeft mij ook stof gegeven voor twee kleine, onbelangrijke
-teekeningen. Ziet, hier zijn ze!"
-
-Daarop reikte hij de eene aan Wilibald toe en de andere aan Vrouwe
-Crescentia. De eerste stelde een vaandrig voor, op wiens in den wind
-wapperend vaandel het Andreaskruis [15] van de orde van het heilige
-Vlies schitterde; op de andere was St. George afgebeeld, den voet op
-den gedooden draak zettende.
-
-Pirkheimer was aangenaam verrast en sprak: "Gij hebt reeds grooter
-kunstwerken dan deze geschapen, meester Albrecht; maar toch zie
-ik ze met bijzonder veel genoegen, want ik begrijp, wat gij er mee
-wilt zeggen. Die vaandrig met zijn wapperende banier moet onzen moed
-versterken en Ridder George, met den gedooden draak, predikt ons te
-vertrouwen op een goeden uitslag. Ik dank u mijn vriend--ook nu heb
-ik uw bedoeling begrepen; nu is de lust tot den strijd zoowel als de
-begeerte naar roem nog gestegen." Zij bleven nog langen tijd praten
-over den aanstaanden veldtocht onder het genot van een beker wijn en
-door hun gesprek werd Vrouwe Crescentia bemoedigd en vertroost. Den
-volgenden morgen riep de krijgstrompet de strijders tot den afmarsch.
-
-Zij verzamelden zich wederom op de Hallerweide, spoedig waren de
-troepen opgesteld, doch de aanvoerder was er nog niet. Eindelijk kwam
-hij aangereden en werd met luid gejuich ontvangen.
-
-Maar voordat hij de legerafdeeling had bereikt, zag hij meester Dürer
-in de voorste rij der menigte staan en wenkte hem toe om even bij
-hem te komen.
-
-Hij zag er zeer opgewonden uit, zijn wangen gloeiden en zijn oogen
-waren rood.
-
-"Ik heb een moeilijk oogenblik achter den rug," zei hij, "het afscheid
-viel ons zeer zwaar. Ik dacht, dat Crescentia nu moedig zou zijn
-geweest, doch, toen het uur van scheiden was gekomen, begaf haar hare
-kalmte en was zij zoo wanhopig, dat ik mij met groote moeite uit haar
-omhelzingen moest losmaken. Daarom beveel ik haar in uw vriendschap
-aan; heb medelijden met haar, die zoo eenzaam achterblijft en wil haar
-troosten en bemoedigen. Misschien kom ik gauw terug, want wellicht zijn
-die weerbarstige vlegels spoedig tot rede gebracht; als ik geen bode
-tot u zend van het slagveld, dan beteekent dit, dat alles goed gaat;
-maar als mij een ongeluk mocht overkomen zal ik het u laten weten,
-dan kunt gij het zelf aan Crescentia mededeelen en haar tegelijkertijd
-vertroosten en moed inspreken, gij hebt zooveel invloed op haar en zij
-heeft in u nog meer vertrouwen dan in haar eigen vader." "Gaarne beloof
-ik u alles voor haar te doen, wat ik kan, mijn vriend," verzekerde
-Dürer, "maar ik geloof vast en zeker, dat gij mij geen bode zult
-toezenden, maar dat gij zelf zult terugkomen met lauweren bekranst."
-
-"Dat geve God!" riep Wilibald; daarop reikte hij zijn vriend de hand
-tot afscheid, gaf zijn paard de sporen en stelde zich aan het hoofd
-der troepen, die spoedig daarop onder vroolijk krijgsgeschal en luide
-heilwenschen en afscheidsgroeten van de menigte op marsch gingen.
-
-
-
-Er waren reeds weken verloopen en nog had men niets van de strijders
-vernomen. Dit lange stilzwijgen werkte neerdrukkend op aller hart;
-de hoop op een zegenrijken uitslag verminderde, in de herbergen,
-op de markt of waar ook de menschen gewoon waren samen te komen,
-sprak men over niets anders.
-
-Dürer ging dikwijls naar de Heerenmarkt om te zien hoe de vrouw van
-zijn vriend zich in haar eenzaamheid hield en om met haar over den
-afwezige te kunnen praten. Het deed haar altijd goed, haar beangst
-hart te kunnen uitstorten aan iemand, die haar vreugde en kommer
-deelde en die het zoo uitstekend verstond bedroefden te bemoedigen
-door zijn vriendelijke woorden en zijn vertrouwen inboezemende kalmte
-en zielevrede.
-
-Twee maanden waren er bijna verloopen, toen, nadat er reeds allerlei
-berichten, die met elkaar in tegenspraak waren, in de stad waren
-verspreid, door een reiziger het gerucht werd verbreid, dat het ongeluk
-den keizer overal achtervolgde, doordat de hulptroepen op zich hadden
-laten wachten, waardoor de Zwitsers in de gelegenheid waren geweest,
-elke legerafdeeling afzonderlijk te verslaan. De man verhaalde dat de
-Grauwbunderlanders met de Tirolers twee dagen achtereen slaags waren
-geweest, waarbij de laatsten het onderspit moesten delven. Daarop waren
-de eedgenooten de afdeeling der Zwaben te gemoet gegaan en was het
-bij Hardt tot een treffen gekomen. Kort daarop had er een gevecht bij
-Bazel plaats gehad, waarbij de Zwitsers weer hadden overwonnen en Graaf
-Thierstein met zijn vijfhonderd man den dood zou hebben gevonden. Ook
-vertelde hij nog van een derde en vierde gevecht, een bij Constanz,
-waar veertienhonderd Zwaben sneuvelden en het andere bij Frastenz,
-een hooggelegen bergpas waar de Duitschers door den moedigen Hendrik
-Wolleb uit het kanton Uri waren ingesloten en overwonnen.
-
-Deze geruchten brachten een groote ontsteltenis in de stad te weeg. In
-alle werkplaatsen en winkels werd het werk gestaakt, niemand dacht
-aan arbeiden en steeds waren de herbergen overvol met mannen, in wier
-ernstige, sombere blikken men kon lezen, hoezeer zij zich bezorgd
-maakten over de Neurenberger legerafdeeling.
-
-Driftig werd er op meester Dürers huisdeur geklopt en de meid, die de
-deur opendeed, schrok hevig, toen zij Vrouwe Crescentia met een bleek
-gelaat en naar adem hijgende, voor zich zag staan. Angstig vraagde
-zij om meester Dürer te spreken. Hij kwam haar reeds op de trap
-tegemoet--want hij had haar stem gehoord en vermoedde waarom zij kwam.
-
-Duidelijk las hij doodelijken angst op haar gelaat en zij zeide hem
-terstond, wat het was, dat haar zoo had doen ontstellen. "Hebt gij
-het dan nog niet gehoord, waarvan de heele stad is vervuld?" vraagde
-zij niet zonder verwondering, toen ze zag hoe rustig en kalm meester
-Dürer was.
-
-"Ook mij is het bericht van 's keizers ongeluk in den strijd ter oore
-gekomen," antwoordde Dürer, "en zooals elke Duitscher, betreur ik
-dat oprecht; maar wat uw echtgenoot betreft, ben ik volkomen gerust:
-er is hem geen ongeluk overkomen."
-
-Vrouw Crescentia bleef den meester met strakke blikken aanstaren;
-zij begreep er niets van. "Hebt gij dan de gave der profetie, dat gij
-weten kunt wat er ver van ons geschiedt?" vraagde ze. "Meester Dürer,
-hoe is het mogelijk, dat gij zoo kalm zijt? Zie, ik leef in zulk
-een doodsangst, dat ik niet weet, wat ik denken of doen moet." Dürer
-nam Vrouwe Crescentia bij de hand en geleidde haar naar een stoel,
-waarna hij bij haar plaats nam, zeggende: "Men behoeft waarlijk geen
-profeet te zijn om te weten dat het met uw echtgenoot goed gaat:
-zijn stilzwijgen alleen is het bewijs daarvan." Vrouw Crescentia zag
-hem angstig aan; zij begreep er nu nog minder van.
-
-"Hoe moet ik toch uw duistere woorden uitleggen? Heb medelijden met
-mij en zeg mij duidelijk, wat gij bedoelt."
-
-Dürer, die slechts had willen weten of Pirkheimer bij het afscheid
-nemen met zijn vrouw dezelfde afspraak had gemaakt als met hem,
-bemerkte nu, dat dit niet het geval was en hij vraagde zich zelf af,
-of hij hetgeen zijn vriend hem had toevertrouwd, mocht verraden. Maar
-toen hij den doodsangst van Vrouwe Crescentia zag en begreep, dat deze
-mededeeling haar zou kunnen troosten, besloot hij haar de reden, van
-zijn gerustheid te vertellen. "Gij vraagt mij, edele Vrouwe, waarom
-het stilzwijgen van uw echtgenoot voor mij het bewijs van zijn welzijn
-is. Nu dan, toen hij afscheid nam, sprak hij tot mij "alleen als mij
-een ongeluk overkomt, zal ik een bode sturen en wel aan u, Albrecht,
-opdat mijn arme vrouw de ongelukstijding niet zoo onvoorbereid zal
-hooren, en gij haar tegelijkertijd zult kunnen troosten." De reiziger
-heeft wel verhaald van verloren veldslagen en dat is zeker treurig
-genoeg, doch de boodschapper van uw echtgenoot is weggebleven. Maak
-u dus niet ongerust en vrees niet, dat hem iets zou zijn overkomen."
-
-Vrouwe Crescentia had met gespannen aandacht geluisterd; toen greep
-zij zijn hand en drukte die hartstochtelijk: "o dank, dank voor die
-woorden, Meester Dürer! Waarlijk, het is mij alsof gij een engel zijt
-door God gezonden om mijn beangst gemoed tot rust te brengen. Ook dank
-ik u, Wilibald, voor uw teedere zorg voor uw arme vrouw! Ja, dat was
-een goed denkbeeld van hem, om zijn boodschapper tot u te zenden in
-plaats van regelrecht tot mij. De Heilige Maagd geve, dat die bode,
-die toch slechts een onheilsbode zou kunnen zijn, moge wegblijven, en
-al de heiligen mogen ons bijstaan, opdat er spoedig een einde aan den
-strijd kome! -- -- -- Ach, mijn hart begint weer angstig te kloppen,
-als ik er aan denk, dat het reeds verscheidene dagen is geleden,
-sinds die reiziger het tooneel van den strijd heeft verlaten, en dat
-er sedert dien tijd weer veel kan zijn gebeurd." Dürer legde zijn hand
-op haar schouder: "o wees niet ondankbaar jegens Hem, die tot nu toe uw
-echtgenoot voor alle gevaar heeft behoed, maar vertrouw op Hem! Alleen
-een onbeperkt vertrouwen op Gods almacht en barmhartigheid maakt het
-hart stil en sterk." Zwijgend bleef Vrouwe Crescentia geruimen tijd
-in gepeinzen; toen hief zij de oogen langzaam op en knikte: "Gij hebt
-gelijk, lieve Meester, en ik wil naar u luisteren. Bid voor mij opdat
-mijn hart ook zoo gelaten en sterk moge worden als het uwe is!"
-
-Ondertusschen kwam Vrouwe Agnes binnen, die zich in het gesprek mengde,
-en toen Crescentia na een uurtje naar huis ging, was haar hart geheel
-gerustgesteld.
-
-Er verliep wederom eenige tijd, toen kwam er een reizende koopman te
-Neurenberg, wiens mededeelingen nieuwe onrust teweeg brachten. Hij
-vertelde van een nieuwe nederlaag van het keizerlijke leger bij Mals in
-Vienstgau en ook dat de keizer het leger in twee deelen had gesplitst:
-het grootste gedeelte zou onder bevel van Graaf van Fürstenberg naar
-Bazel zijn opgerukt en met het andere gedeelte zou de keizer zelf naar
-de Bodenzee zijn getrokken. Daarop was Fürstenberg bij Dornach met
-den vijand slaags geraakt, bij welken strijd de graaf het onderspit
-had gedolven en zelfs het leven verloren.
-
-Nu begon ook meester Dürers hart onrustig te kloppen. Misschien had
-zijn vriend plotseling den dood gevonden en geen tijd meer gehad om
-een bode te zenden? Juist wilde hij zijn ongerustheid aan Vrouwe
-Agnes meedeelen, toen de klopper haastig driemaal op de deur werd
-neergelaten en even daarna een man, bestoven en verreisd, voor hem
-stond, bij wiens aanblik meester Dürer doodelijk bleek werd. "Götz,
-zijt gij het!" riep hij, terwijl hij de handen afwerend uitstrekte,
-want in den reiziger had hij Pirkheimers knecht herkend.
-
-Maar nog voordat hij iets kon vragen, riep de man snel: "Wees niet
-ontsteld, ik heb niets kwaads te berichten! Het gevaar is geweken, de
-wond was niet doodelijk. Mijn meester heeft mij slechts gezonden, omdat
-hij vreesde, dat gij u zoudt verontrusten over de slechte tijdingen,
-die misschien in Neurenberg zijn verspreid geworden. Het is waar,
-dat de ongeschiktheid en de onwil der Duitsche troepen den keizer
-geen geluk hebben aangebracht, doch mijn meester is geen ander leed
-wedervaren dan een lichte schram aan het hoofd. Hij wilde gaarne,
-dat gij dit zelf aan Vrouwe Crescentia zoudt mededeelen en ook dit:
-dat de oorlog als geëindigd is te beschouwen, want dat de keizer,
-hoewel niet zonder tegenzin, van plan is vrede te sluiten."
-
-"O wees hartelijk welkom, gij, brenger van zulk een goede
-boodschap!" riep Dürer innig verblijd en hij drukte den goeden man
-de hand. "Doe u nu eerst eens te goed na die lange reis, terwijl ik
-gauw naar Vrouwe Crescentia ga, om haar uw tijding over te brengen."
-
-IJlings greep hij zijn baret en liep haastig naar de Heerengracht.
-
-Vrouwe Crescentia zat juist met haar beide dochtertjes op schoot in
-de kinderkamer, toen hij binnentrad. Ook haar waren de jobstijdingen
-omtrent het keizerlijke leger ter oore gekomen, doch zij had aan haar
-herlevende ongerustheid niet willen toegeven, maar die met alle kracht
-overwonnen, denkende aan hetgeen meester Dürer haar had gezegd.
-
-Nu stond hij op eens zelf voor haar en haar hart stond stil. Wat zou
-er gebeurd zijn? Maar één blik op zijn gewoonlijk zoo ernstig gelaat,
-waarop nu een glans van vreugde lag verspreid, stelde haar gerust.
-
-Dürer boog eerbiedig en sprak: "God zij met u, edele Vrouwe! Uw
-echtgenoot heeft zich niet aan de afspraak gehouden, want hij heeft
-iemand gezonden met tijding, doch gelukkig met goede tijding. Wel
-is waar had de vreemdeling gelijk, die berichtte hoe ongelukkig het
-keizerlijke leger het er heeft afgebracht, doch uw echtgenoot maakt
-het, Gode zij dank, goed. Zijn knecht is het mij komen zeggen en
-versterkt zich op dit oogenblik met spijs en drank thuis bij mijn
-Agnes." Vrouwe Crescentia zette de beide kinderen van haar schoot en
-stond op met hooggekleurde wangen, terwijl zij de handen hemelwaarts
-hief en uitriep:
-
-"O, de heiige Maagd zij geloofd, tot wie ik dagelijks heb gebeden en
-gesmeekt!--En wat heeft Götz verder gezegd?"
-
-"Iets, dat u eveneens zal verheugen: dat de vrede voor de deur staat,"
-sprak Dürer. Toen barstte Vrouwe Crescentia in tranen uit en in de
-overmaat van haar geluk viel zij bijna den brenger van deze heerlijke
-tijdingen om den hals.
-
-Even daarop stond Götz zelf voor haar en moest haar alles van het
-begin af uitvoerig vertellen. De goede man was het liefst maar weer
-dadelijk terug gegaan naar zijn meester, maar Vrouwe Crescentia wilde
-den vermoeiden reiziger niet laten gaan voor den volgenden morgen,
-voorzien van haar zegenbeden en een ruim reisgeld.
-
-Spoedig bevestigden zich Pirkheimers mededeelingen: de keizer sloot te
-Bazel vrede met de Zwitsers, en de Neurenberger legerafdeeling trok
-weldra de stadspoort binnen. Zij had zich uitstekend van haar plicht
-gekweten en de keizer had haar in het bijzonder zijn tevredenheid
-betuigd, terwijl hij vooral vol lof was over de ridderlijkheid en
-onverschrokken moed, die de aanvoerder in den strijd had getoond en
-hem beloonde met den titel van keizerlijk raadsheer.
-
-Aan den avond van den dag, waarop de krijgslieden de stad waren
-binnengetrokken, waren de vensters van het huis der familie Pirkheimer
-helder verlicht en zat een vroolijk gezelschap om den welvoorzienen
-disch verzameld. Tusschen den gastheer en de gastvrouw was meester
-Dürer gezeten en die plaats kwam den vriend toe, die de eenzame en
-angstig gestemde vrouw van den veldheer trouw met troost en raad
-had bijgestaan.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XIV.
-
-KINDERLIJKE LIEFDE.
-
-
-Op een Septembermorgen van het jaar 1502 trad een aanzienlijk man,
-de patriciër Löffelholz Dürers werkplaats binnen.
-
-"Is meester Dürer niet thuis?" vraagde hij aan de gezellen. "Hoe
-komt het, dat hij, die anders zoo stipt is, zijn woord niet heeft
-gehouden? Ik wacht reeds drie dagen op de schilderij, die ik bij hem
-heb besteld."
-
-Schäufelein, die het dichtst bij stond, haalde de schouders op.
-
-"Gij zult nog een weinig geduld moeten hebben, edele heer, wij kunnen
-er niets aan doen. De meester wil volstrekt niet, dat wij er aan
-werken, hij wil het geheel zelf afmaken."
-
-"Nu, waarom maakt hij daarmee dan zoo weinig haast?" vraagde
-Löffelholz.
-
-"Hij is de laatste dagen bijna niet in de werkplaats te zien, omdat
-hij andere plichten heeft te vervullen."
-
-"Wat voor plichten?"
-
-"Zijn plicht als zoon. Reeds lang is de oude meester Dürer bedlegerig
-en zeer hulpbehoevend en ellendig. Vrouwe Barbara en Vrouwe Agnes
-hebben hem tot nu toe liefderijk opgepast, maar een paar dagen geleden
-is hij zoo erg geworden en het is niet meer alleen zijn oude kwaal,
-maar nog andere ongesteldheden er bij, die hem kwellen en dubbele
-verpleging eischen. De beide vrouwen hebben zooveel van haar krachten
-gevergd, dat zij zich nauwelijks meer op de been kunnen houden en
-daarom heeft de meester een deel der verzorging op zich genomen en
-vooral het waken 's nachts; dan kunnen de vermoeiden een weinig rust
-nemen. Maar daardoor is hij overdag niet alleen te vermoeid om te
-werken, maar zijn geest is er ook niet toe gestemd, want de zorg en
-kommer drukken hem ter neer. Gij moet weten, dat er slechts zelden een
-zoon zal worden gevonden, die zoozeer met hart en ziel aan zijn ouden
-vader is gehecht als onze meester. Hij heeft dan ook trouw voor hem
-in zijn ouderdom gezorgd, en in zijn zorgen zich zelf geheel vergeten."
-
-"Ik wist het," viel Löffelholz den gezel in de rede, "het is overbekend
-hoe goed meester Dürer voor zijn ouders en broeders is. En nu heb ik
-waarlijk spijt over mijn ongeduld en zal ik kalm afwachten, totdat
-de meester in staat is, het schilderstuk af te maken." Toen ging hij
-groetende weg.
-
-Op straat gekomen, drong door het open venster van de kamer uit het
-benedenhuis een luid steunen en zuchten tot hem door; hij begreep nu
-welke bittere pijnen en smarten de oude meester had door te staan.
-
-En werkelijk de grijsaard lag in hevig lijden op het ziekbed neer;
-zijn zoon zat bij hem en trachtte hem het lijden zooveel mogelijk
-te verzachten door zijn pijnlijk lichaam met zachte kussens te
-ondersteunen en hem nu en dan een glas kostbaren wijn uit Istria te
-laten drinken.
-
-Daarna werd de zieke rustiger. Hij keerde het aangezicht naar den
-muur en sliep in--toen stond zijn zoon zachtjes op en deed de deur
-open om de frissche lucht naar binnen te laten stroomen.
-
-Intusschen kwam Vrouwe Agnes en even daarna Vrouwe Barbara binnen,
-die eenige uren hadden geslapen en nu meester Albrecht kwamen aflossen.
-
-Hij weigerde echter en sprak vriendelijk: "Laat mij hier blijven,
-ik verlaat vader nu liever niet."
-
-En zoo bleven alle drie in de kamer zacht met elkaar fluisteren,
-om den kranke niet te storen. Er hingen in het zieke vertrek twee
-geschilderde portretten van den ouden meester Dürer. Beide waren door
-Albrecht gemaakt, het eene op het eind zijner leerjaren, toen zijn
-vader betrekkelijk nog in de kracht zijns levens was, en het andere
-bij zijn terugkomst uit den vreemde, om aan zijn vader te laten zien,
-wat hij daar had geleerd. Het laatste portret vertoonde het gelaat
-van een zeventigjarigen grijsaard, waarop de tijd zijn verwoestenden
-invloed had uitgeoefend, want het was vol rimpels en de oogen hadden
-een zeer vermoeide uitdrukking.
-
-Vrouwe Barbara had de portretten uit de woonkamer laten nemen, om
-ze in dit vertrek op te hangen. Nu viel haar oog op de beeltenissen
-en ze zuchtte diep, toen ze zei: "Ach, hoe broos en vergankelijk is
-toch het leven van den mensch!"
-
-Albrecht knikte haar toe en sprak na eenige oogenblikken: "Het
-lichaam vergaat tot stof en asch, maar de rechtvaardige blijft in
-gedachtenis. Mijn goede vader is steeds een deugdzaam, vroom man
-geweest, dat is zeker en niemand heeft dat in ruimer mate ondervonden
-dan ik. O, ik kan God niet genoeg er voor danken, dat Hij mij zulk
-een vader heeft gegeven, die altijd als een voorbeeld van deugd en
-vroomheid voor mijn oogen heeft gestaan en mij den goeden weg heeft
-leeren bewandelen."
-
-Vrouwe Barbara schreide zacht en na eenige oogenblikken begon ook zij
-haar man te prijzen; dankbaar herdacht zij, hoe goed hij altijd voor
-haar was geweest in hun lang huwelijksleven.
-
-Een beweging van den zieke trok aller aandacht tot zich; hij was
-ontwaakt en scheen iets te willen zeggen, want hij wenkte zijn zoon
-toe om dicht bij hem te komen en zijn hand in de zijne nemende, sprak
-hij: "Mijn zoon, ik voel dat ik ga sterven, en ik wilde u op het hart
-drukken, uw vrome, godvreezende moeder in haar ouderdom niet alleen
-te laten, haar, die altijd zulk een trouwe moeder voor u is geweest!"
-
-Albrecht boog zich over de klamme hand zijns vaders en drukte een
-kus er op. "Gij behoeft u niet ongerust te maken, lieve vader. Ik ken
-mijn plicht en zal dien met Gods hulp zoo goed als ik kan vervullen."
-
-Een dankbare blik uit zijns vaders oogen was zijn belooning.
-
-Maar op hetzelfde oogenblik werd de kranke weder onrustig en begon
-op nieuw te steunen; het moest dus wel een ontzettend pijnlijk
-lijden zijn, want tot nog toe had de grijsaard zijn smarten met
-onvergelijkelijk geduld en gelatenheid gedragen. Hij klaagde over
-brandende pijn in de ingewanden en wilde uit het bed komen, ijlende
-alsof hij door hersenkoorts werd geteisterd.
-
-Met groote moeite hield men hem in bed en trachtte de pijn te
-verzachten door warme doeken op zijn lichaam te leggen, maar het
-hielp niet veel en den geheelen dag hadden alle drie het zoo druk,
-dat er geen tijd overbleef om iets te nuttigen. Toen de avond viel
-kwam de zieke pas tot rust, hij begeerde te drinken en sliep daarna
-in. De beide vrouwen drongen er nu bij Albrecht op aan, dat hij naar
-zijn eigen kamer zou gaan om een weinig te slapen en nieuwe krachten
-voor den volgenden dag te verzamelen, en daar ook de natuur haar
-rechten eischte, gehoorzaamde de vermoeide man.
-
-Tot laat in den avond konden de beide vrouwen rustig bij elkaar
-blijven zitten, want de kranke verroerde zich niet. Toen richtte hij
-zich weer met een angstige kreet overeind en wilde het bed verlaten.
-
-Vrouwe Barbara gaf hem zijn zin, wischte het klamme zweet van zijn
-voorhoofd en toen hij om drinken vraagde, gaf Agnes hem een glas
-zoeten wijn.
-
-"Dat heeft mij goed gedaan!" zei hij en nu wilde hij weer naar
-bed worden gebracht. Nauwelijks lag hij weer in de kussens, of zijn
-gelaat onderging plotseling een groote verandering: zijn gelaatskleur
-werd geheel anders, zijn oogen zonken in de kassen en schenen reeds
-gebroken.
-
-De vrouwen schrokken, toen zij het bemerkten en ijlings stak Barbara
-een licht op, om dat aan het hoofdeinde bij den stervende te plaatsen,
-zooals toen het gebruik was. Zij wilde daarop de meid naar den kapelaan
-sturen, om den zieke van de Sacramenten der stervenden te voorzien,
-doch zij zag wel, dat het te laat was en daarom vervulde zij de plaats
-van den priester, maakte het teeken des kruises, vouwde de handen en
-sprak de woorden van St. Bernardus, het gewoone gebed der stervenden.
-
-Ondertusschen snelde de meid op een wenk van Vrouwe Agnes, die den
-zieltogende in haar armen hield, naar boven om meester Albrecht
-te roepen.
-
-In aller ijl kleedde hij zich aan en snelde in grooten angst de trap
-af. Toen hij echter de kamer in kwam, had zijn brave vader reeds
-den laatsten adem uitgeblazen en drukte Vrouwe Barbara den doode de
-oogen toe.
-
-Albrechts smart was groot en hij verweet zich bitter, dat hij het
-laatste uur had geslapen, maar zijn moeder trachtte hem te troosten
-met de woorden: "Stel u gerust, mijn zoon, want al waart gij hier
-geweest, dan zoudt gij hem het sterven toch niet gemakkelijker hebben
-kunnen maken dan het is geweest. Laten wij God danken, die hem zulk
-een zalig, kalm sterfbed heeft gegeven!"
-
-Daarop ging Albrecht naar het bed van den doode, keek langen tijd
-met eerbiedig gevouwen handen naar het vriendelijke, rustige gelaat
-en fluisterde biddend:
-
-"Ave, pia anima. Requiem aeternam da ei, Domine, et lux ei luceat
-perpetua!" [16]
-
-Het was de avond voor St. Mattheus van het jaar 1502 tegen middernacht
-dat de oude meester Dürer op vijf-en-zeventig jarigen leeftijd tot
-zijn vaderen werd verzameld.
-
-Den volgenden dag werd onder klokgelui en onder het geleide van het
-geheele goudsmidsgilde het lijk op het Sebalduskerkhof ter aarde
-besteld. Van het hoogaltaar werd de zielmis gelezen en aan de armen
-der stad werd brood uitgedeeld. Gedurende drie dagen bleef het zwart
-fluweelen lijkkleed op het graf uitgespreid en brandden daarop twee
-kaarsen, die door houten kasten tegen den wind werden beschut, terwijl
-twee geestelijke zusters den geheelen dag bij het graf bleven om
-lijkzangen te zingen en te bidden voor de ziel des afgestorvenen. Dit
-alles gebeurde op verlangen van Albrecht, die hiermee zijn vader de
-laatste eer wilde bewijzen en toen hij en zijn betrekkingen na den
-lijkdienst waren teruggekeerd, nam hij de zorg voor zijn moeder en
-zijn jongsten, twaalfjarigen broeder Hans geheel op zich, zooals hij
-zijn vader had beloofd en zooals zijn eigen hart hem ingaf.
-
-Zijn broeder Andreas evenwel nam ransel en staf op en trok de wijde
-wereld in.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XV.
-
-TOT GROOTER VOLKOMENHEID.
-
-
-Meermalen had Keurvorst Frederik de Wijze Neurenberg bezocht en
-dikwijls had hij meester Dürer met een bezoek vereerd.
-
-Het eerste altaarstuk, dat de keurvorst bij hem had besteld,
-voldeed zoo goed, dat hij hem eenige jaren later een tweede voor de
-Allerheiligenkerk opdroeg.
-
-En nu--in het begin van het jaar 1504--kwam voor de derde maal uit
-Wittenberg de opdracht aan meester Dürer, om een schilderij te leveren
-ter versiering van dezelfde kerk en hij ging terstond aan het werk. De
-eene maand na de andere verliep; Dürer schilderde met de uiterste
-zorgvuldigheid en de grootste toewijding, zoowel de hoofdfiguren als
-de geringste onderdeelen.
-
-Toen het in Neurenberg bekend werd, dat het groote altaarstuk zijn
-voltooiing naderde, werd Dürer dikwijls gestoord door nieuwsgierigen,
-die het wilden zien, want Pirkheimer en de beide gezellen hadden
-verteld, dat de meester zich zelf had overtroffen en daardoor wederom
-een schrede tot het volkomene in de kunst was genaderd.
-
-Allen, die het zagen, konden zich overtuigen dat die lofspraak niet
-overdreven was. Het stuk stelde de aanbidding der Wijzen voor. Links
-zit de Maagd Maria in een licht blauw gewaad met witten sluier en
-houdt het kind Jezus op haar schoot. De uitdrukking van haar gelaat
-is onvergelijkelijk lieftallig, heilig en vredig. Diep bewogen en
-met velerlei aandoeningen naderen de Wijzen uit het Oosten, gekleed
-in gewaden, schitterend van goud, en het is alsof met hen de geheele
-natuur in aanbidding ligt verzonken. Geen aureool omgeeft Maria en het
-Kind, maar het lichte, zonnige groen op den achtergrond doet beiden
-nog beter uitkomen dan zulk een krans van licht het zou kunnen doen.
-
-Iedereen was onder de bekoring van dit kunstwerk--men zag, dat het
-iets heel bijzonders was en dat geen van meester Dürers werken zoo
-hoog stond. Was 't het schoone coloriet, het gevoelige der teekening,
-de teedere, fijne penseelbehandeling, de wondere harmonie in de
-groepeering, de groote eenvoud en verheven rust, die over het geheel
-lag verspreid, wat zulk een overweldigenden indruk maakte? Neen,
-niet één dezer kwaliteiten alleen, maar dit alles te zamen was de
-reden van de groote bekoring, die het uitoefende.
-
-Hoe was meester Dürers kunst nu op eenmaal tot zulk een hoogte
-gestegen?
-
-Sedert geruimen tijd had zich te Neurenberg een Venetiaansch kunstenaar
-gevestigd, Jacopo de Barbari geheeten, wiens kunst hoog werd geroemd.
-
-Eerzucht en naijver hadden hem uit de stad der lagunen verdreven. Hij
-kon niet dulden zijn roem met andere kunstenaars te moeten deelen
-en hij vond het onverdragelijk door anderen in de schaduw te worden
-gesteld. Hij hoopte in Duitschland, door de hoogte waarop hij stond,
-onbetwist een eerste plaats in te nemen.
-
-Toch wilde hij niet gemakkelijk zijn triomfen behalen en daarom koos
-hij een plaats, waar hij gelegenheid had een reeds gevierd kunstenaar
-te overschaduwen. Zijn hoop werd dan ook vervuld. Evenals Ceasar
-kon hij zeggen: Veni, vidi, vici [17], en in een oogwenk waren de
-Neurenbergers zoozeer onder zijn invloed gekomen, dat zij bijna de
-Duitsche kunst vergaten om de vreemde te huldigen. Het was waar,
-dat de fijnheid en gevoeligheid van het coloriet, het liefelijke en
-sierlijke der teekening en de bekoorlijke uitdrukking, die hij in het
-gelaat wist te leggen, hem aller bewondering waardig maakte. Daarbij
-vergeleken scheen de Duitsche kunst hard en ruw, stijf en koud.
-
-Meester Jacopo werd bij de aanzienlijkste families gaarne ontvangen;
-men betwistte elkaar de eer van zijn gezelschap, men zwaaide hem
-onmatigen lof toe, en overlaadde hem met geschenken en eerbewijzen. Het
-aantal bestellingen was overweldigend groot, want alle aanzienlijke
-jonkvrouwen bestormden zijn atelier om haar portret te laten maken.--
-
-Albrecht Dürer zag welke triomfen de vreemde indringer behaalde,
-hij hoorde de overdreven loftuigingen en werd voortdurend stiller.
-
-Was gekrenkte eerzucht, of verterende naijver de oorzaak, dat hij zoo
-stil en in zich zelf gekeerd was? Neen, want zijn edel hart kende
-dergelijke gewaarwordingen niet. Hij zelf behoorde tot hen, die
-meester Jacopo bewonderden en prezen in alle oprechtheid en zonder
-een zweem van huichelarij en na eenigen tijd, nadat hij in stilte
-had toegezien en nagedacht, ging hij naar den vreemden kunstenaar
-in allen ootmoed en nederigheid, zonder zich te laten afschrikken
-door den nederbuigenden toon, waarop deze, door de volksgunst zoo
-hooggeplaatste en verwende man, tot hem sprak--en de macht van Dürers
-edele en nederige persoonlijkheid bleef niet zonder invloed op dezen
-hoogmoedige, wien hij achting afdwong.
-
-Het was de wensch om te leeren, die hem naar meester Jacopo had
-gedreven. De drie-en-dertigjarige kunstenaar, wiens naam op aller
-lippen was, achtte zich niet te hoog bij den vreemden meester in de
-leer te gaan.
-
-Vóór dien tijd had hij nog een andere school doorloopen, die des
-lijdens. Een zware krankheid had hem bezocht en daardoor had hij
-gelegenheid gehad zich in ernstige overdenkingen te verdiepen. En
-evenals dit zelfonderzoek zijn hart gelouterd en geheiligd had,
-zoo was het ook niet zonder invloed op zijn geest gebleven; zijn
-genie had nieuwe openbaringen ontvangen en door de grootte van zijn
-lichamelijk lijden waren zijn scheppende krachten toegenomen. Deze
-vooruitgang openbaarde zich in de wijze, waarop Dürer nu het
-menschelijk gelaat opvatte en uitvoerde. Had tot nu toe de Duitsche
-kunst zich vergenoegd met het eenvoudig weergeven der lijnen en trekken
-zonder de stemming van het gemoed uit te drukken, nu legde hij in zijn
-portretten duidelijk en helder de stemming der ziel. Daardoor wordt het
-geheele gelaat bezield, men kan zien welke gewaarwordingen de mensch
-ondervindt, wat hem aandoet, wat hij gevoelt en welken strijd hij
-doorleeft; het is alsof men de haren ziet trillen, alsof de lippen
-zich bewegen en de oogen schitteren en glinsteren.--Toen hij nog
-zeer ziek was, had hij een Christuskop geschilderd zooals nooit te
-voren: het hoofd van den gestorven Heiland met de doornenkroon, met
-gesloten oogen en geopenden mond en een uitdrukking van onmetelijke
-smart over het geheele gelaat verspreid. Wat Dürer zelf in zijn
-bitter lijden had ondervonden, trachtte hij weer te geven met het
-penseel en daardoor kwam hij tot het schilderen der ziel, een door
-lijden verkregen talent, dat hij na zijn herstel in een groot aantal
-werken openbaarde, zonder ze evenwel reeds aan het groote publiek te
-laten zien. Hiertoe behoorde voornamelijk het lijden van Christus,
-dat hij met de pen en het penseel op groen getint papier in twaalf
-afbeeldingen had weergegeven en daarna een serie houtsneden, het leven
-van Maria voorstellende van haar geboorte tot haar hemelvaart. Deze
-afbeeldingen hadden een groote bekoorlijkheid voor den beschouwer;
-de kunstenaar had hierdoor een snaar aangeraakt, die in elk Duitsch
-hart een weerklank moest vinden, want deze teekeningen waren de
-verheerlijking van het familieleven, de lof van het huwelijk, als
-een heilige, door God geordineerde en gezegende staat,--in het kort,
-het was wederom een predicatie tot het Duitsche volk, zooals vroeger
-de door hem geïllustreerde Openbaring van Johannes.
-
-Dürer had dus in de school des lijdens veel geleerd; maar hij was er
-ver van te gelooven, dat hij nu niets meer behoefde te leeren en in den
-vreemden kunstenaar zag hij juist een leermeester met wiens onderricht
-hij weder in een ander opzicht zijn voordeel zou kunnen doen.--
-
-Langzamerhand verminderde de koelheid van Jacopo tegenover den
-Duitschen schilder. Hij werd vriendelijker tegen hem, doch verloor
-een zekere terughoudendheid niet uit het oog, toen hij bemerkte,
-dat het Dürer te doen was om van hem te leeren. Hij zag heel goed hoe
-uitstekend begaafd de Duitscher was en hij vreesde in stilte, dat Dürer
-hem in zijn kunst zou ter zijde komen of misschien wel overtreffen.
-
-Vooral wilde hij angstvallig het geheim van de wijze, waarop hij
-het menschelijk figuur wist af te beelden, en waarop hij zich zoo
-beroemde, voor Dürer verborgen houden. Hij deed het namelijk voorkomen,
-alsof hij geen modellen noodig had, maar alsof hij door zijn grondige
-kennis der anatomie en de door hem opgemaakte theorie, die hij uit
-den canon der verhoudingen van het menschelijke lichaam had geput,
-dit in zijn grootste schoonheid kon weergeven.
-
-Hoe gaarne had Dürer dit ook gekund! Maar spoedig moest hij de
-oprechtheid van den vreemdeling wel in twijfel trekken, toen hij bij
-toeval hoorde, dat hij, bij het weergeven der menschelijke gestalte,
-nu en dan het levend model had gebruikt en het bleek dus duidelijk,
-dat zijn scheppingsvermogen en anatomische kennis niet voldoende waren,
-om hem in staat te stellen het ideaal der menschelijke schoonheid in
-beeld te brengen.
-
-Niettemin leerde Dürer door zijn omgang met meester Jacopo en door
-het bestudeeren van zijn werken, de gebreken die hij in zijn eigen
-werk had ontdekt, overwinnen en daardoor zijn kunst tot grootere
-volmaking brengen, want hij was er verre van, zich tevreden te stellen
-met hetgeen hij kon en liet zich door de grootste loftuitingen niet
-in slaap maken, om op de geplukte lauweren uit te rusten, maar hij
-streefde voortdurend naar hooger.
-
-Het werd dan ook spoedig openbaar welke nieuwe kunde hij had
-verkregen. 't Waren slechts kleine stukken, oefeningen en studies, die
-uit zijn werkplaats kwamen, maar de kenners waren één en al verbazing
-en bewonderden de vorderingen, die hij had gemaakt vooral in het
-dierengenre, dat hij tot nu toe bij het landschap had achtergesteld.
-
-Zoo had hij een haas geschilderd, die aller bewondering verdiende. Het
-vel was zoo natuurgetrouw weergegeven, dat men bijna in verzoeking kwam
-het eens te bevoelen, om zich te overtuigen, dat het geschilderd was en
-niet een werkelijk hazevel. Even groot opzien baarde een levensgroote
-hertekop, door een pijl getroffen en met gebroken oogen, en een ruiker
-viooltjes, waaraan slechts de geur ontbrak, om voor levende bloemen
-te kunnen worden gehouden.
-
-Door deze kunstwerken trok Dürer weer aller aandacht tot zich en
-begrepen de Neurenbergers, dat men niet naar het buitenland behoefde
-te gaan, om een volmaakt kunstenaar te aanschouwen, maar dat die in
-de naaste omgeving was te vinden. Ja, het werd zelfs door enkelen
-luide verkondigd, dat meester Dürer den Italiaan Jacopo overschaduwde
-en deze fronste het voorhoofd, toen hij moest ondervinden, dat de
-geestdrift voor hem meer en meer verkoelde.
-
-En nu was Dürer aan het schilderen aan het groote altaarstuk, dat een
-vorst van hem begeerde: "de aanbidding der Wijzen" en toen daaraan de
-laatste hand was gelegd, ging er in Neurenberg slechts één kreet op:
-de Duitsche kunst overtreft die van anderen en Albrecht Dürer is
-de eerste aller meesters! De zachtheid der lijnen, die bij Jacopo
-in weekheid ontaardde, was bij Dürer met kracht gepaard en het
-schitterende coloriet, dat bij den Italiaan niet van overdrijving
-was vrij te pleiten, behield bij Dürer de juiste maat en deed het
-oog aangenaam aan inplaats van het te verblinden. --
-
-Meester Dürer ontving uit Wittenberg een ruime belooning niet alleen in
-klinkende munt, maar op verzoek van den kunstenaar was er een bijzonder
-mooi gewei bijgevoegd, dat de eereplaats in het staatsievertrek kreeg
-en door allen werd bewonderd, vooral door Wilibald Pirkheimer, die
-zijn vriend dit kostbare stuk bijna benijdde.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XVI.
-
-EEN DUBBEL AFSCHEID.
-
-
-Op een kouden, vochtigen Octoberavond van het jaar 1505 hield voor
-Dürers huis een logge koets stil, waaruit een jonge man steeg in een
-reismantel gehuld.
-
-"Schäufelein!" klonk het vroolijk uit een raam van de eerste verdieping
-van Vrouwe Agnes' lippen, toen zij den bezoeker herkende.
-
-Deze gaf den knecht last om voor zijn koffer te zorgen en trad snel
-naar binnen. Hij werd hartelijk verwelkomd; vier weken was hij in
-Frankfort geweest om Dürers schilderijen op de jaarmarkt te koop aan
-te bieden.
-
-"De lieve heiligen zijn geprezen," riep hij, "dat ik u allen in
-gezondheid mag terugzien en de doodsengel uw huis is voorbijgegaan. Ik
-heb heel wat angst om u uitgestaan, want in Frankfort ging de mare,
-dat de pest hier dagelijks veel offers eischte."
-
-"Ja, God heeft ons genadig gespaard," antwoordde Dürer, "terwijl
-rondom ons menig huis door den dood is bezocht. Wat ben ik verheugd
-en dankbaar, dat God u in welstand bij ons heeft teruggebracht."
-
-Hans, meester Albrechts broeder, hielp den gezel zich van zijn
-reismantel ontdoen; Vrouwe Barbara ging naar den knecht en Vrouwe
-Agnes liep naar de keuken, om voor het avondeten te zorgen.
-
-Spoedig werd de koffer binnengebracht en hielp Hans von Kulmbach,
-die uit de werkplaats kwam aangeloopen, Schäufelein om dien leeg
-te maken. Dit kostte weinig moeite, want al was hij vol geweest,
-toen Schäufelein vertrok, nu waren er slechts enkele stukken in,
-die niet waren verkocht. Daardoor was de som gelds, die hij uit den
-lederen buidel op de tafel schudde, ook zeer belangrijk en Dürer
-betuigde zijn hartelijken dank aan zijn trouwen zaakwaarnemer, wien
-hij tegelijkertijd zijn deel van de opbrengst toeschoof.
-
-"Ik zou in nog vroolijker stemming zijn thuis gekomen," sprak
-Schäufelein, "als ik niet de onaangename ondervinding had moeten
-opdoen, dat er vele schurken zijn, die hun dievenhanden naar uw
-eigendom uitsteken. Het zijn geen struikroovers, die ons onderweg
-hebben aangevallen, maar op de jaarmarkt heb ik een andere soort
-dieven leeren kennen; gij weet wel, wat ik bedoel."
-
-"De nadrukkers?" vraagde Dürer snel.
-
-"Ja, juist," knikte Schäufelein met gefronste wenkbrauwen. "Wat baat uw
-monogram, waarmee gij sedert acht jaren uw werken onderteekent? [18]
-Het beveiligt ze niet voor namaak, want die schelmen maken er geen
-gemoedsbezwaar van, om ook dat er bij af te drukken en daarmee de
-koopers te bedriegen."
-
-"Het spijt mij zeer, dat te hooren," sprak Dürer halfluid. "Dieven
-worden opgehangen, doch zulke schurken, die zich toch ook het eigendom
-van anderen toeeigenen, laat men ongestoord hun schandelijk bedrijf
-uitoefenen. Ik zou gaarne eens een hooggeplaatst, invloedrijk man
-willen vragen om mij daartegen te beschermen; maar het is de vraag
-of zijn invloed daartoe in staat is."
-
-"Ja, dat is vergeefsche moeite," meende Schäufelein, "al kondt gij
-u tot den keizer wenden, dan zou het nog niets baten. Zelfs in de
-Nederlanden haalt men zulke boevenstreken uit; want in Antwerpen
-woont er een, die kopergravuren heeft gemaakt naar uw houtsneden uit
-de openbaring van Johannes."
-
-In hevige opgewondenheid liep Dürer met groote schreden het vertrek
-op en neer:
-
-"Het ontstemt mij erg! Weet gij wie het is?"
-
-"Och, al wist ik het, het zou toch niets baten," klaagde
-Schäufelein. "Ik heb trouwens getracht hem op te sporen, doch toen
-hij het bemerkte, heeft hij zich gauw uit de voeten gemaakt." Dürer
-haalde de schouders op. "Laten we ons verder niet bekommeren om den
-dief, die toch niet gelukkig met zijn roof kan zijn, want gestolen
-goed, gedijt niet. Aangenamer is het u te vertellen, hoe het mij in
-uw afwezigheid is gegaan."
-
-Hij werd gestoord door Vrouwe Agnes, die hen uitnoodigde om aan het
-avondeten te komen. Na het gebed, dat door het hoofd des huizes werd
-uitgesproken, zei Dürer tot Schäufelein: "Gij weet wel, dat verleden
-winter het Duitsche handelshuis bij de Rialtobrug te Venetië een prooi
-der vlammen is geworden. Nu heeft in Juni van dit jaar de Signoria
-[19] op aandringen der Duitsche kooplieden besloten het nieuw te
-bouwen huis aan een Duitschen meester, Hieronymus van Augsburg,
-op te dragen. En daar de St. Bartolomeuskapel, bij het handelshuis
-behoorende, een groot altaarstuk noodig heeft, hebben de Duitsche
-kooplieden eveneens weten door te zetten, dat dit door een Duitscher
-zou worden uitgevoerd en ziet ge, daarvoor heeft men den Neurenberger
-Albrecht Dürer uitgekozen."
-
-Schäufeleins oogen schitterden van voldoening en zijn hand, die juist
-een stuk rookvleesch naar den mond wilde brengen, kwam niet tot haar
-bestemming. "O, dat is heerlijk! En wat verheug ik mij in de eer, die
-u te beurt valt! Geluk er mee, Meester! Hartelijk geluk gewenscht! En
-gaat gij gauw?"
-
-Eenige oogenblikken bleef Dürer, zonder iets te zeggen, voor zich uit
-staren; toen sprak hij: "Mijn hart trekt mij naar dat zonnige land
-en die heerlijke stad, die ik reeds eenmaal mocht aanschouwen, en ook
-is de verzoeking groot om zooals vele anderen de vreeselijke ziekte,
-die hier heerscht, te ontloopen, maar de angst om hen, die ik moet
-achterlaten, doet mijn hart onrustig kloppen en houdt mij tegen. De
-Heer geve, dat de sterfte spoedig moge verminderen, dan is het mijn
-plan met de eerste gelegenheid de beste naar Italië te reizen. Maar ik
-wil niet alleen er op uittrekken zooals toen ik als gezel de wereld
-in ging, maar ik zal mij aansluiten bij een handelskaravaan. Zulk
-een jonge gezel zonder één cent op zak lieten de struikroovers en
-dieven wel ongestoord verder gaan, maar nu kon het wel eens zijn,
-dat die schelmen lust kregen om hun handen uit te strekken naar de
-schat, die ik van plan ben mee te nemen; want ik reken er op een
-groot aantal mijner schilderijen te Venetië in goud om te zetten."
-
-Nu mengde Vrouwe Agnes zich in het gesprek: "Mijn lieve man, is het
-bezorgdheid voor de uwen, die u verhindert aan de eervolle opdracht
-gevolg te geven? Maar zijt gij dan de Voorzienigheid, die door uw
-bijzijn hen voor nood en dood kan bewaren? Het eenige, wat wij in dezen
-moeilijken tijd kunnen doen, is bidden en ons in 's Heeren bescherming
-aanbevelen. Nu dat kunt gij te Venetië even goed als hier. Ons leven
-is in Gods hand en ons hart kan rustig zijn in den Heer."
-
-Dürer keek zijn vrouw aan met een blik waarin dank en ook achting voor
-haar groot Godsvertrouwen lag opgesloten, maar ook een stille vrees
-bij de gedachte: indien het eens in Gods raad was besloten een der
-mijnen tijdens mijn afwezigheid op te eischen dan zou ik zijn laatsten
-zucht niet kunnen opvangen en zijn oogen niet toedrukken. Hij durfde
-deze gedachte evenwel niet uitspreken; het was alsof hij zich schamen
-moest tegenover het onbeperkte Godsvertrouwen zijner vrouw. Schäufelein
-maakte van zijn stilzwijgen gebruik om, evenals Vrouwe Agnes, er op
-aan te dringen, dat hij zich tegen de reis naar Venetië niet langer
-zou verzetten.
-
-Dürer keek den spreker ernstig aan, en er was zelfs eenige verlegenheid
-in zijn blik, toen hij zei: "Er is nog iets, dat mij tegen de reis doet
-opzien. Als ik eenmaal weg ben, zal ik zoo spoedig niet terugkeeren,
-want het groote schilderij, dat men van mij verlangt, zal veel tijd
-vorderen, en daarbij hoop ik ook van de Italiaansche meesters nog wat
-te leeren. Daarom zal ik wel verplicht zijn, mijn werkplaats te sluiten
-en u te ontslaan, mijn goede gezellen, wat mij niet weinig moeilijk
-valt, want gij hebt mij altijd trouw gediend en ter zijde gestaan."
-
-Het was duidelijk op de gezichten der gezellen te lezen, dat hun
-dit weinig aanstond; zij zagen elkaar teleurgesteld en vragend
-aan. Zij waren op zoo iets in het geheel niet voorbereid en het speet
-Schäufelein, dat hij zoo op de reis had aangedrongen.
-
-Dürer las hun gedachte en vervolgde: "Waarlijk, gij zijt nu lang
-genoeg bij mij in de werkplaats geweest en het komt mij bijna zeer
-zelfzuchtig voor, dat ik u zoo lang in mijn dienst heb gehouden,
-daar het toch wel uw wensch zal zijn ook bij andere meesters te
-leeren. Daarom wil ik niet aan mij zelf denken en mij om uwentwil
-verheugen, dat gij nu daartoe de gelegenheid hebt."
-
-Hans von Kulmbach, die gewoonlijk stil en in zich zelf was gekeerd,
-richtte nu het woord tot Dürer en sprak: "De tijd, dien wij bij u zijn
-geweest, is ons als een droom voorbijgegaan en het zal lang duren,
-voordat wij op onze omzwervingen in de wereld een meester vinden, die
-ons zulk voortreffelijk onderwijs kan geven en wiens vriendelijkheid
-ons zulke goede dagen zal doen beleven."
-
-Ook Schäufelein sprak in denzelfden geest, hij hield niet op Dürer
-dank te zeggen voor alles, wat zij in zijn huis hadden ontvangen en
-kwam eindelijk weer op zijn aandringen terug. Zoo werd het gesprek,
-dat eenigszins treurig was geworden, langzamerhand weer vroolijker
-en de dischgenooten zaten na het dankgebed nog lang gezellig samen
-te praten.--
-
-Vijf weken later stond voor Dürers huis een opgetuigd rijpaard, beladen
-met een zwaar valies, ongeduldig te trappelen, want het wachten duurde
-lang bij de felle koude, die den adem uit zijn neusvleugels verstijfde,
-waardoor zijn kop in een waas werd gehuld.
-
-Daar binnen duurde het afscheid lang. Het kostte meester Dürer reeds
-moeite te scheiden van zijn gezellen, die ook hun ransel hadden
-aangegord, maar het was alsof zijn hart zou breken, toen hij voor
-het laatst zijn lieve vrouw, zijn goede moeder en zijn broertje in
-de armen sloot.
-
-Met zijn moeder had hij eerst nog een zonderling geschil over Hans
-gehad. Hij had hem gaarne willen meenemen op reis, omdat hij het voor
-den zeventienjarigen knaap, die zich ook aan het schilderen wilde
-wijden, nuttig oordeelde onder zijn toezicht en leiding iets van de
-wereld te zien en de Italiaansche taal te leeren; maar zijn moeder
-kon er niet toe besluiten om zich van den laatsten zoon, die haar
-van haar kinderen overbleef, te scheiden en wist van haar Albrecht
-te verkrijgen, dat hij alleen zou vertrekken.
-
-Meester Dürer reed de straat "onder de veste" genaamd uit, vandaar
-naar de Heerenmarkt, waar hij ophield bij het huis van Pirkheimer. Hij
-moest van zijn vriend nog afscheid nemen en hem dank zeggen voor het
-voorschot, dat hij den reiziger had gegeven, omdat deze met het oog
-op zijn vermoedelijk lange afwezigheid een welvoorzienen buidel bij
-zijn familie moest achterlaten.
-
-Nu gaf hij zijn paard de sporen en reed over de Barrevoetersbrug
-naar het Lorenzerplein en vandaar naar de Vrouwepoort, waar de vijf
-wagens met koopwaar en zijn eigen kunstwerken reeds gereed stonden,
-omgeven door de vijf kooplieden te paard en twaalf gewapende, stevige
-dienaars, die de karavaan moesten beschermen.
-
-Onder de zegenbeden van hen, die er om verzameld stonden, stelde
-de stoet zich in beweging en vroolijk hinnikten de paarden op dezen
-kouden, helderen morgen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XVII.
-
-NOGMAALS TE VENETIË.
-
-
-Op een heerlijken, warmen dag in Februari van het jaar 1506 lag op
-het balkon van haar paleis op het Marcusplein, Signora Bella, de
-echtgenoot van den Markies Rinaldi, uitgestrekt op een zacht rustbed
-om met volle teugen de frissche, versterkende voorjaarslucht in te
-ademen. Zij was herstellende van een maandenlange, ernstige ziekte
-en verwachtte van den zonneschijn een snellere genezing.
-
-Naast haar stond een vrouwelijke bediende, die haar het nieuws
-uit de stad moest vertellen, want nadat zij langen tijd in niets
-belangstelling had getoond, begon de Signora zich nu weer voor de
-buitenwereld te interesseeren.
-
-Men vernam het geluid van naderende voetstappen en op het balkon
-verscheen een grijsaard met een langen, witten baard en een edele,
-indrukwekkende gestalte. Het was de oom der Signora en tevens
-haar vaderlijke vriend, van wien zij in haar ziekte de hartelijkste
-deelneming had ondervonden en die bijna dagelijks in dezen lijdenstijd
-haar tot troost was geweest.
-
-Zijn gelaat helderde op, toen hij zag hoeveel belangstelling de zieke
-toonde in de mededeelingen van haar ondergeschikte en hij uitte zijn
-blijdschap op hartelijke wijze. Achter hem stond een lakei met een
-portefeuille, die hij van hem overnam en bij de Signora bracht. "Ik
-heb iets voor u meegebracht, dat u eenige oogenblikken aangenaam zal
-bezig houden, lieve Bella. Het is langen tijd geleden, dat gij u voor
-de kunst hebt geïnteresseerd."
-
-"O, dank u, beste oom," antwoordde Bella en zij strekte haar kleine,
-magere, wasbleeke hand uit naar de portefeuille, waarin een reeks
-kopergravuren geborgen waren, die in volgorde het leven van Maria
-weergaven.
-
-Reeds bij het eerste blad, dat de weigering van Joachims offer
-door den hoogepriester voorstelde, begonnen Bella's oogen te
-schitteren en uitte zij een kreet van verrukking; "O, hoe prachtig,
-hoe bekoorlijk!" Haar ingenomenheid nam bij elke afbeelding toe en
-zij kon haar oogen niet afwenden van die gravuren, welke de rust van
-de heilige familie in Egypte te zien gaven, een afbeelding van het
-reinste, gelukkigste familieleven, dat de bannelingen de smart over de
-scheiding van hun geboortegrond scheen te kunnen doen vergeten. Zij
-genoot van den aanblik van Maria, gezeten met haar spinnewiel bij de
-wieg van haar beminnelijk kind, van den ouden Jozef, die ijverig zit
-te arbeiden voor het dagelijksch brood der zijnen, en vooral van de
-allerliefste engeltjes, die druk bezig zijn om de spaanders in een
-mand te verzamelen en van wie één ondeugend genoeg is geweest om zich
-met Jozefs hoed te tooien.
-
-Geheel andere gewaarwordingen werden in Bella gewekt, toen zij kwam
-aan de afbeelding van Jezus' afscheid van Zijn moeder, voordat Hij Zijn
-laatste reis naar Jeruzalem ondernam, en waarop de Heer met hemelschen
-vrede op het gelaat en met heiligen moed om den dood tegemoet te gaan,
-nog eenmaal Zijn moeder, die aan de deur vol smart ligt neergezonken,
-zegent.
-
-Bella was diep ontroerd en twee groote tranen blonken in haar
-oogen. Nog nooit had zij iets aanschouwd, dat zoo aangrijpend
-schoon was.
-
-"Ik dank u, beste Oom, voor dit genot," zeide zij dankbaar, nadat zij
-het laatste blad had bekeken. "Van wien zijn deze onvergelijkelijk
-schoone gravuren?"
-
-"Raimondi Marcantonio heeft ze op koper gegraveerd," antwoordde
-de grijsaard, die met stille vreugde en voldoening had opgemerkt,
-dat zij, die hem zoo lief was, weder in iets belangstelling koesterde.
-
-"Gegraveerd?" vraagde Bella. "Ze zijn uitstekend gegraveerd; maar wie
-heeft de teekeningen ontworpen? De kunstenaar, die dat heeft gedaan,
-vindt zijn gelijke niet."
-
-Haar oom kwam een weinig dichter bij haar zitten en sprak glimlachend:
-
-"Mijn doel was niet alleen om u deze platen te laten zien, maar ik
-wilde u ook iets vertellen. Deze gravuren hebben in de stad heel wat
-opzien gebaard en zijn de oorzaak, dat Marcantonio voor het gerecht
-is gedaagd."
-
-"Voor het gerecht?" vraagde de Signora met klimmende belangstelling.
-
-"Ja," antwoordde haar oom, "Marcantonio is een dief, die zich
-het bezit van anderen heeft toegeëigend; hij heeft deze platen,
-die oorspronkelijk in houtsneden zijn verschenen, in koper
-nagegraveerd. Zie, hier is het monogram van den ontwerper der
-houtsneden!"
-
-Bella bekeek de letters zonder iets te zeggen.
-
-Toen vervolgde haar oom: "Weet gij niet wiens naam het is? Maar dat
-zou ook moeilijk gaan, want het is reeds zoo lang geleden, dat gij den
-kunstenaar, die zich met A. D. onderteekent, hebt gezien. Gij waart
-toen nog ongehuwd. Het is de naam van een Duitsch kunstenaar -- -- --."
-
-"Albrecht Dürer!" riep Bella uit en een flauwe blos kleurde haar
-bleeke wangen. "O, van hem zijn deze heerlijke kunstwerken! -- --
--- Ziet gij wel, Oom, dat ik zeer juist heb gezien, wat er in dien
-man was; mijn profetie heeft zich bewaarheid! Albrecht Dürer is een
-ongeëvenaard kunstenaar! Hoeveel heb ik niet reeds gezien op het gebied
-der kunst, doch nooit heeft iets daarvan mij zulk een genot verschaft,
-nooit heeft iets mij zoo getroffen als deze heerlijke kunst. Wat
-zijn onze schilders bij hem vergeleken! Zooveel innig gemoedsleven,
-als hierin ligt uitgedrukt, zoekt men tevergeefs bij hen. Men zegt
-van de Duitschers: dat hun hart even warm is als de dampkring, waarin
-zij leven, koud is. En nu zie ik, dat het waar is."
-
-"Dat ben ik met u eens, mijn lieve Bella," antwoordde haar oom.
-
-"Ook ik ben verrukt van deze platen en het andere werk, dat ik van
-hem zag, vond ik ook zoo bijzonder mooi."
-
-"Waar woont Meester Dürer tegenwoordig?" vraagde Bella. "In zijn
-geboorteplaats Neurenberg?"
-
-"Ja," antwoordde haar oom, "daar heeft hij zijn werkplaats, maar op
-dit oogenblik -- -- -- -- ."
-
-Eensklaps hield hij op en vraagde zich af of het de zieke niet te
-veel zou opwinden, als hij haar het verdere mededeelde--doch toen
-hij Bella's dringenden, vragenden blik op zich gevestigd zag, ging
-hij voort haar te zeggen, dat Meester Dürer op dit oogenblik te
-Venetië vertoefde, om op verlangen der Signoria voor de vernieuwde
-St. Bartolomeuskapel een groot altaarstuk te schilderen.
-
-De Signora richtte zich op van haar rustbank en liet zich door haar
-kamenier een kussen tot steun in den rug geven, alsof zij in die
-houding beter kon luisteren.
-
-"Is hij te Venetië? In mijn onmiddellijke nabijheid?" zeide zij. "O
-hoe gaarne zou ik dien heerlijken kunstenaar nog eens terugzien! Hij
-moet nu een man in de volle kracht zijns levens zijn."
-
-"Hij is vierendertig jaar," zeide haar oom. "Zijn uiterlijk alleen
-reeds trekt de aandacht. Men voelt eerbiedige bewondering, wanneer
-men hem ziet. En dan daarbij zijn edel karakter en zielenadel! Men
-voelt zich geneigd hem met ontbloot hoofd te naderen."
-
-"Maar wat is nu het geval met Marcantonio?" vraagde de Signora. "Gij
-zeidet, dat hij voor het gerecht staat."
-
-Haar oom knikte bevestigend. "Eindelijk is het meester Dürer gelukt
-een der vele schurken machtig te worden, die hun handen naar zijn
-eigendom uitsteken en zijn werken nadrukken of graveeren."
-
-"Zou de Signoria hem tegenover onzen stadgenoot recht doen
-wedervaren?" vraagde Bella beschroomd.
-
-"Maak u daarover niet ongerust, mijn kind!" verzekerde haar
-oom. "Dürer is bij de Signoria, evenals bij ieder hier in de stad,
-in hooge achting. Dagelijks krijgt hij in zijn werkplaats dicht bij
-het Duitsche handelshuis, zooveel bezoekers alsof het een bedevaart
-naar een wonderdoend beeld der heilige Maagd gold. Ook beijveren
-onze kunstenaars zich hem te bezoeken en met lof te overladen, al
-is dat misschien niet altijd even oprecht gemeend. De besten van
-hen zijn waarlijk zijn vrienden, doch de kleingeestigen vergaan van
-jaloerschheid, vitten en trachten gebreken op te sporen, terwijl zij
-in stilte zijn werken navolgen."
-
-"Die ellendigen!" zei Bella toornig, "en hoe houdt Dürer zich
-daaronder?"
-
-"Hij let niet op hen," antwoordde haar oom, "en zijn edel hart, waarvan
-al het lage en gemeene zoo ver is verwijderd, bemerkt ook dikwijls hun
-kwaadwilligheid niet. Hij stelt er zich tevreden mee door de anderen
-te worden gewaardeerd. 't Is een wonder, dat hij onder al den lof,
-dien men hem toezwaait, en de eer, die hem wordt bewezen, zoo kalm
-en nederig blijft."
-
-"Ja, ja," riep de Signora uit, "Albrecht Dürer is een voortreffelijk
-man met een nederig gemoed, dat heb ik wel gemerkt. Hoe ver is hij
-met zijn altaarstuk gevorderd?"
-
-"Hij is nog bezig aan de studies, die vooraf noodig zijn," antwoordde
-haar oom, "en het zou ook niet anders mogelijk zijn, want elken dag
-verdringt men zich zoozeer om hem, dat hij nauwelijks tijd tot arbeiden
-kan vinden. Onlangs nog zeide hij mij, dat hij zich nu en dan eens
-onzichtbaar moest maken, omdat men hem al te lastig viel en hij niet
-tot zich zelf kon komen. Ik kan mij begrijpen, dat al die eerbewijzen,
-waarmee de aristocratie hem overlaadt, hem gaan vervelen. Vooral vindt
-hij het onaangenaam zoo dikwijls te worden uitgenoodigd op gastmalen
-en feesten, daar dat zooveel van zijn kostbaren tijd vergt. Het liefst
-ontvangt hij Giovanni Bellini, van wien hij den eersten keer, dat hij
-te Venetië was, zooveel heeft geleerd; de eerwaardige grijsaard ziet nu
-met innige bewondering tot zijn vroegeren leerling op en bewijst hem
-veel oprechte genegenheid, wat den Duitscher, bij al de gehuichelde
-vriendschap, die hij ondervindt, bijzonder veel genoegen doet. Ik
-moet u toch nog vertellen, wat er onlangs is gebeurd. Bellini kwam
-bij Dürer, toen hij juist met een studiekop voor zijn altaarstuk bezig
-was; hij schilderde het haar op zijn onnavolgbare wijze. De grijsaard
-verzocht Dürer, hem een der penseelen, waarmee hij het haar zoo
-wonderlijk fijn wist te schilderen, als aandenken te geven. Daarop nam
-Dürer een handvol gewone penseelen, reikte die Bellini toe en gaf hem
-verlof er zooveel van te nemen, als hij begeerde. Bellini glimlachte,
-dacht dat Dürer hem niet had begrepen en vraagde om slechts één fijn
-penseel voor de haren. Nu moest Dürer lachen en zei, dat hij voor de
-haren geen bijzondere penseelen gebruikte. Toen Bellini daarop zijn
-hoofd ongeloovig schudde, nam Dürer een gewoon penseel en schilderde
-voor de oogen van den verwonderden grijsaard de haarlok eener vrouw op
-zijn wondermooie manier. Dit verhaal is volkomen waar, want ik heb het
-van Bellini zelf gehoord, die er bijvoegde: het klinkt als een wonder
-en ik zou het niet hebben geloofd, indien ik het zelf niet had gezien."
-
-Signora Bella was stil geworden; de blos op haar wangen was weder
-verdwenen en zij zag er bleek en vermoeid uit. Haar oom begreep,
-dat het tijd werd om heen te gaan en haar nu te laten uitrusten,
-opdat al die aandoeningen, al waren zij van aangenamen aard, de
-herstellende geen kwaad zouden doen. En Bella nam afscheid van hem,
-doch niet zonder het dringende verzoek haar spoedig meer te komen
-vertellen van den Duitschen meester.
-
-
-
-Verscheidene maanden waren voorbijgegaan--het Paaschfeest was nabij.
-
-Albrecht Dürer was reeds 's morgens vroeg in zijn werkplaats, om,
-zooals hij hoopte, ongestoord van de ochtenduren gebruik te maken om
-aan zijn altaarstuk te werken, Men was in het begin overeengekomen,
-dat de schilderij op den eersten Paaschmorgen op het altaar van de
-Bartolomeuskapel zou prijken, maar daaraan was in de verste verte
-niet te denken en zij, die het Dürer hadden opgedragen, konden het hem
-niet wijten, daar zij heel goed wisten, dat het niet de schuld van den
-Duitscher, maar van de Venetianen zelf was, die hem zijn tijd kwamen
-ontrooven en hem ook bestellingen deden, die de vriendelijke meester
-niet wilde weigeren. Toch wilde het vandaag met den arbeid aan het
-groote schilderij niet vlotten. Zijn oogen dwaalden telkens naar een
-tweeden schildersezel, waarop een klein, pas begonnen stuk stond, den
-twaalfjarigen Jezus te midden der schriftgeleerden, voorstellende. Het
-was om hem eenige afwisseling te geven bij den omvangrijken arbeid
-van het altaarstuk, dat hem door de groote afmeting soms te zeer
-vermoeide. Acht dagen geleden was hij er pas mee begonnen en nu was
-het bijna af--met zooveel toewijding en ijver had hij er aan gewerkt.
-
-Toen hij juist goed op streek was, werd er geklopt en met gefronste
-wenkbrauwen mompelde Dürer: "men gunt mij zelfs de vroege ochtenduren
-niet!"
-
-Maar zijn gelaat verhelderde zoodra hij den binnenkomende herkende. Het
-was een jonge, nauwelijks twintigjarige man, met dichte, zwarte lokken
-en een edel, bleek gelaat, dat duidelijk den kunstenaar verried.
-
-"Wees welkom, mijn beste Titiaan!" riep Dürer en hij stak hem zijn
-beide handen toe. Hij wist dat de kunstenaar, die voor hem stond,
-hem oprechte vereering toedroeg. Titiaan zag met evenveel bewondering
-tot Dürer op als zijn grijze leermeester Bellini.
-
-"Wat zie ik?" riep hij uit, toen zijn oogen op den tweeden
-schildersezel vielen. "Ik dacht, dat ik, na u acht dagen met rust te
-hebben gelaten, het altaarstuk goed gevorderd zou vinden, en zijt gij
-nu nog met studies daarvoor bezig, of," voegde hij er glimlachend bij,
-"is dit geen studie voor het groote schilderij?"
-
-Dürer moest eveneens lachen. "Het is een op zich zelf staand
-schilderij, waartoe uw leermeester Bellini mij heeft opgewekt. Het
-zal mij evenwel niet lang meer ophouden, want ik denk het morgen af
-te maken en dan heb ik er slechts vijf dagen voor gebruikt."
-
-"Vijf dagen?" vraagde Titiaan en zag Dürer strak aan. "Hebt gij een
-verbond met den booze gesloten? Het is tooveren! Zulk een stuk in
-vijf dagen?"
-
-"Dat is alleen vlugheid, waarde Titiaan," antwoordde Dürer. "Ik wilde
-mijn geest, die door het groote altaarstuk te veel vermoeid was, een
-weinig verfrisschen, door iets anders onder handen te nemen. Overigens
-heb ik ter wille van het groote werk veel andere opdrachten afgewezen,
-die mij meer geldelijk voordeel zouden hebben aangebracht dan dit
-groote stuk, waarvoor men mij 85 ducaten heeft beloofd.
-
-"Het is waarlijk niet de zucht naar geld, die mij bezielt; doch denk
-eens hoeveel mijn onderhoud mij dagelijks kost en dat ik toch ook een
-deel der opbrengst mee naar huis moet nemen voor hen, die aan mijn
-zorgen zijn toevertrouwd. Indien ik alles op mij had kunnen nemen,
-wat men van mij verlangde, zou ik wel tweehonderd ducaten hebben
-verdiend. En niettegenstaande al de vriendschap, die men mij bewijst,
-zou ik hier aan lager wal geraken, als mijn houtsneden en de andere
-werken, die ik uit Neurenberg heb meegenomen, mij geen voldoende
-som hadden opgebracht. Maar nu heb ik plan om, zoodra het kleine
-schilderij klaar is, met alle kracht aan het groote te gaan werken."
-
-"Om het met Pinksteren klaar te kunnen hebben?" vraagde Titiaan.
-
-Dürer haalde de schouders op. "Dat is onmogelijk; er zijn daarvoor
-veel te veel figuren op het stuk."
-
-Titiaan nam nu uit een portefeuille een teekening te voorschijn. "Ik
-wilde u dit laten zien, om van u te hooren of gij vindt, dat ik
-vorderingen heb gemaakt door uw voorbeeld."
-
-Het was een landschap met bergen en een kasteel in het dal. Titiaan
-was inderdaad in dit genre een leerling van Dürer geworden en deze
-kon niet nalaten hem om dit stukje zeer te prijzen.
-
-Titiaan wist, dat deze lof welgemeend was en voelde zich, toen hij
-naar huis ging, innig dankbaar en gelukkig gestemd.
-
-
-
-De eene maand na de andere verliep; de geheele zomer ging voorbij
-en nog steeds was het schilderij niet af. Hoe meer de meester er mee
-vorderde, hoe meer hij ook den grooten omvang besefte van hetgeen hij
-op zich had genomen. Daarbij kwamen er op nieuw allerlei opdrachten,
-die hij niet kon weigeren en die tegelijkertijd winst afwierpen.
-
-Eindelijk, op den 29sten September werd het in de stad verbreid,
-dat meester Dürer de laatste hand aan het altaarstuk, dat men sedert
-korten tijd het "Rozenkransfeest" noemde, had gelegd.
-
-Daarop begaf iedereen zich naar de werkplaats bij de Rialtobrug--een
-ieder, wien liefde tot de kunst bezielde, maakte zich op om van
-het kunstwerk te genieten. De geheele kunstwereld was verzameld,
-ook de adel, ja zelfs het wereldlijke en 't geestelijke opperhoofd
-van Venetië, de Doge en de Patriarch, beide uitstekende kunstkenners,
-kwamen kijken.
-
-Eerst heerschte er onder de verzamelden een eerbiedige stilte, men
-voelde zich overweldigd door den grootschen indruk, maar daarna brak er
-zulk een storm van loftuitingen los, dat Dürer hooren en zien verging.
-
-Zijn werk verdiende trouwens volkomen zulk een lof: het was een
-meesterstuk. [20]
-
-Omgeven door een zonnig landschap, zit de H. Maagd op een troon. Haar
-lokken zijn goudblond en haar kleed is hemelsblauw; op haar schoot
-zit het Christuskind, terwijl twee zwevende engelen een gouden kroon
-boven haar hoofd houden. Rechts van den troon staat de H. Dominicus,
-die het gebruik van het rozenkransgebed invoerde; links ziet men
-nog andere engelen, die de gestalten, die rondom geknield liggen,
-met kransen van levende rozen bekronen. Aan de voeten van Maria zit
-een engel met een mandoline; op den voorgrond knielen Paus Julius
-II en keizer Maximiliaan I, gehuld in ruime, purperen mantels; de
-eerste wordt door het kind Jezus; de andere door de Maagd Maria met
-een krans van rozen gekroond. Ook andere bekende personen komen op het
-schilderij voor, o.a. meester Hieronymus van Augsburg, de bouwmeester
-van het Duitsche handelshuis te Venetië; op den achtergrond rechts
-heeft Dürer zijn boezemvriend, Wilibald Pirkheimer, vereeuwigd en
-naast hem schilderde hij zijn eigen gestalte.
-
-Welk een groot aantal figuren en toch zulk een eenheid van groepeering;
-welk een grootheid en ernst lag over het geheel verspreid en toch
-hoe vrij was alles behandeld en hoeveel leven sprak er uit! En
-dat alles werd nog overtroffen door den gloed en de pracht van
-het coloriet! Dürers vijanden hadden durven zeggen: "Ternauwernood
-kan hij teekenen, maar schilderen kan hij in het geheel niet"--nu
-moesten zij verstommen: dit meesterstuk sloot allen spot den mond. De
-opgewondenheid nam daardoor nog toe en in geheel Venetië sprak men in
-die dagen over niets anders dan over meester Dürer en zijn grootsche
-schepping.--
-
-Toen de toevloed van nieuwsgierigen voorbij was, trad op zekeren
-namiddag, terwijl Dürer bij den Markies Proschi een feestmaal
-bijwoonde, een aanzienlijke vrouw, door een bediende begeleid, de
-werkplaats bij de Rialtobrug binnen. Zij nam plaats tegen over het
-altaarstuk en bleef langen, langen tijd in diep, eerbiedig zwijgen
-verzonken, alsof de werkplaats een kerk ware, waar de priester de mis
-bediende. Haar handen waren gevouwen en haar oogen stonden vol tranen.
-
-Eindelijk stond zij op en verliet de gewijde plaats: "Dat was een zalig
-oogenblik," fluisterde zij terwijl zij haar oogen afwischte. Het was
-Signora Bella.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XVIII.
-
-BEDWELMENDE WIEROOK.
-
-
-Op een stillen, somberen Novembermorgen voeren eenige gondels het
-"Canale grande" af. In pronkgewaad gehuld, alsof men op weg naar een
-feest was, deed de groep kunstenaars, die Dürer te Venetië om zich
-had verzameld, hem uitgeleide op zijn reis naar Bologna.
-
-Het was zijn hartewensch geweest, Rome, die stad der steden, het
-paradijs der kunst, te zien, en het scheen, dat deze wensch zou worden
-vervuld, daar het bericht kwam, dat Keizer Maximiliaan een bedevaart
-naar Rome wilde ondernemen, waarbij hij zich wilde aansluiten. Doch
-dit voornemen van den keizer kwam niet tot uitvoering en Dürer moest
-zijn plan opgeven. Ook was hij zoo gaarne naar Mantua gegaan, om zijn
-leermeester Mantegna te bezoeken. Zoo gauw zijn altaarstuk klaar was,
-wilde hij daarheen gaan, toen op den dertienden September het bericht
-kwam, dat de grijsaard was gestorven. Nu besloot hij naar Bologna
-te gaan, omdat hij wist daar gelegenheid te hebben om nog meer te
-leeren en vooral de geheimen der perspectief te doorgronden. Niet
-dat hij daarvan niet op de hoogte was, maar het was hem te doen om
-zekere practische voordeelen tot vergemakkelijking der mechanische
-constructie, waarop de kunstenaars van Bologna bijzonder trotsch waren,
-en die zij angstvallig geheim hielden.
-
-Hij nam zijn weg over Ferrara. Tot zijn groote verbazing werd Dürer aan
-de poort der stad door een groot aantal der aanzienlijkste inwoners
-opgewacht en begroet. Ricardo Sbroglio, die uitstekende geleerde,
-ontrolde een blad perkament en droeg een lang gedicht voor, vol
-uitbundigen lof over den Duitschen meester, die zijn wangen voelde
-gloeien en niet wist, waarheen hij zijn oogen moest wenden. Wel was
-hij in Venetië reeds aan overmatige loftuigingen gewend, maar hier was
-het toch nog erger. Natuurlijk liet men hem niet dadelijk vertrekken;
-hij moest een geheelen dag blijven en men bood hem een gastmaal aan
-in het stadhuis.
-
-Den volgenden dag deed men hem in optocht uitgeleide en een der
-edelen liet er zich niet afbrengen hem te vergezellen en met hem
-Bologna binnen te rijden.
-
-Toen zij de stad naderden, bemerkte Dürer, dat men ook daar op de
-hoogte van zijn komst was. Aan de poort stond eveneens een groote
-menschenmassa en toen hij dichter bij kwam, zag hij van de met groen
-en bloemen versierde stadspoort bonte vlaggen wapperen.
-
-In de voorste rij van de verzamelde menigte stonden de, in Bologna
-woonachtige, kunstenaars. Dürers gelaat teekende blijdschap, toen
-hij aan de spits der schilders een bekend gezicht zag en nog wel
-het gezicht van een stadgenoot, Christoffel Scheurl, den Duitschen
-thesaurier aan de universiteit van Bologna. Het huis, waarin hij
-was geboren, stond in Neurenberg "onder de veste" schuin tegenover
-Dürers huis. Hij was drie jaar jonger dan deze en behoorde tot diens
-vurigste bewonderaars.
-
-Nu had er een hartelijke begroeting plaats, waarna de kunstenaars en
-edelen aan de beurt kwamen; zij voerden Dürer in triomf mee naar de
-markt en noodigden hem uit de gildekamer der schilders binnen te gaan,
-waar de eigenlijke ontvangst zou plaats hebben. Het deed Dürer goed,
-die gezichten, waarop zooveel welgemeende hartelijkheid en oprechte
-bewondering te lezen stond, om zich heen te zien.
-
-Op een wenk van den ouden Francesco Raibolini trad een jonge man
-vooruit, ook een schilder, Luca Pacioli geheeten: een statige gestalte
-met schitterende oogen en lange, golvende, ravenzwarte haren. Hij sprak
-Dürer aldus aan: "Heil wedervaart heden onze stad Bologna, nu zij zulk
-een gast binnen haar muren mag zien, een man met een stralenkrans
-van roem en eer gesierd, en die, waar hij ook komt, triomfen viert
-en iedereen bewondering afdwingt. Wij buigen ons ootmoedig voor u,
-Meester Albrecht Dürer, den grootsten schilder der wereld, die is
-gekomen op een hoogte, die niemand ooit heeft bereikt, of immer zal
-bereiken. Bologna heeft Venetië haar hoogen gast benijd--nu is dit
-niet meer noodig, nu de meester der meesters het niet beneden zich
-heeft geacht ook Bologna's poort binnen te komen--en het sterven zal
-ons gemakkelijker vallen, nu wij hem, naar wien ons hart zoo lang
-heeft verlangd, hebben mogen aanschouwen. Wees welkom, Meester Dürer,
-wees duizendmaal welkom in onze goede stad!"
-
-Op deze woorden volgde een diepe stilte: Dürer, in verwarring
-gebracht door dien bombast en overdreven lof, welke dien te Ferrara
-nog overtrof, wist zoo dadelijk niet wat te antwoorden. Gelukkig kwam
-de oude Raibolini hem te hulp, doordat hij op hem toetrad en hem op
-vaderlijke wijze de hand drukte, zeggende:
-
-"Pacioli heeft in ons aller naam gesproken, laten wij u nu ieder
-afzonderlijk de hand mogen drukken als zegel op hetgeen hij heeft
-gezegd."
-
-Ook de anderen traden op hem toe en nu werd Dürer weer zich zelf, en
-kon hij hen danken op Duitsche manier, dat is op rustige, bedaarde
-wijze, die om het ongewone daarvan op zijn bewonderaars een diepen
-indruk maakte en hun bewezen, hoe bescheiden die door hen zoo hoog
-geroemden en vergooden kunstenaar was.
-
-Meester Dürer bleef verscheidene weken in de stad, waar men het niet
-moede werd, hem voortdurend te huldigen, totdat hij onder Pacioli's
-leiding zooveel had geleerd als hij begeerde. Daarop nam hij afscheid
-en keerde naar Venetië terug.
-
-Nu eerst brak voor hem de tijd aan, dat hij zich vrij kon bewegen
-en den drang van zijn genie volgen, want nu hij zijn opdracht had
-vervuld en de Bartolomeuskapel met zijn altaarstuk prijkte, kon
-hij schilderen, wat hij wilde. En naar hartelust hanteerde hij nu
-penseel en graveerstift, terwijl zijn geldbuidel dagelijks meer werd
-gevuld. Met gerustheid kon hij zich aan zijn lust tot scheppen en aan
-het gezellig samenzijn met Venetiaansche kunstbroeders overgeven, want
-de berichten van zijn gezin waren steeds gunstig. Door zijn vriend
-Pirkheimer vernam hij, dat de pest reeds sinds lang had opgehouden
-haar offers te eischen en dat al de zijnen goed gezond waren. Dit en
-nog andere berichten verblijdden hem zeer.
-
-Op deze wijze ging de laatste tijd van het jaar voorbij.
-
-Toen men evenwel het nieuwe jaar was ingetreden, werd zijn
-verlangen naar de zijnen hem te machtig en besloot hij te vertrekken,
-niettegenstaande de pogingen der Signoria, die hem door het aanbieden
-van een jaargeld van tweehonderd dukaten, trachtte over te halen,
-te Venetië te blijven. Doch Dürer weigerde, hoe zwaar het hem ook
-viel, te scheiden van de stad, waar men hem op de handen had gedragen
-en van dit land, waar de zon zooveel helderder scheen en de kleuren
-zooveel meer gloed bezaten dan in het koude noorden. De vriendschap,
-die men in deze dagen hem in dubbele mate bewees, maakte hem het
-scheiden nog moeilijker. Daarom verblijdde het hem te hooren, dat de
-handelsreizigers, bij wie hij zich op de terugreis wilde aansluiten,
-'s morgens vroeg op weg gingen, want hij hoopte, dat het afscheid
-daardoor in alle stilte zou plaats hebben. Maar daarin zag hij zich
-teleurgesteld; het was bekend geworden op welk uur hij van plan was
-heen te gaan, en zoo moest hij zich laten welgevallen, dat een groote
-menigte vrienden en vereerders hem uitgeleide deed tot ver buiten de
-poort der stad.
-
-Het kostte hem moeite om bij de laatste groeten en handdrukken zijn
-aandoening te bedwingen en toen hij op grooten afstand nog eenmaal
-het hoofd omwendde naar de stad Venetië, die juist schitterde in het
-purper en goud der opgaande zon, was hij zich niet langer meester en
-er blonk een traan in zijn oog.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XIX.
-
-OP HET TOPPUNT VAN ROEM.
-
-
-Langen tijd na zijn terugkomst ging Albrecht Dürer zijn weg als in een
-droom. Alles was hem zoo vreemd geworden en met den arbeid kon hij niet
-op streek komen. Na het verblijf in het zonnige Zuiden, waar hij langer
-dan een jaar had vertoefd, weder verplaatst in het land van sneeuw
-en grijze luchten, moest hij tijd hebben om zich daar weer in te leven.
-
-Het wederzien der zijnen had zijn hart goed gedaan en hem uitermate
-verheugd; vooral was zijn jongste broeder Hans een reden tot blijdschap
-geweest. De knaap had bij den ouden Wolgemut veel geleerd en het bewijs
-geleverd, dat er een uitstekend kunstenaar in hem stak, van wien men
-kon verwachten, dat hij onder de leiding van zijn ouderen broeder zich
-nog verder zou ontwikkelen en hem een goede hulp worden. De leegte,
-die den teruggekeerde in den vreemde voelde, werd hier in zijn tehuis
-aangevuld, doch den kunstenaar ontbrak iets; aan zijn scheppingskracht
-ontbraken de ware drang en bezieling.
-
-In Maart kreeg hij weer een opdracht van zijn vroegeren begunstiger,
-den keurvorst Frederik van Saksen, die een nieuwe paneelschildering
-van hem begeerde, voorstellende hetzelfde onderwerp, dat Dürer eenige
-jaren geleden in houtsneden had behandeld; de marteling der tienduizend
-onder Koning Sapores van Hongarije. Dürer maakte daarvoor een ontwerp
-en teekende de schets, maar hij voelde, dat de echte bezieling hem
-ontbrak en stelde de uitvoering telkens weer uit.
-
-Ook de ontwakende lente was niet in staat om hem te bezielen, en in het
-midden aan den zomer bleek het wat het was, dat hem in dien toestand
-had gebracht. Op zekeren morgen kon hij het bed niet verlaten, omdat
-hij door hevige hoofdpijn werd gekweld. Terstond liet zijn bezorgde
-vrouw den dokter halen, en deze wist langen tijd niet welke ziekte hem
-aan zijn leger kluisterde en waaruit zij voortkwam; de medicijnen,
-die hij klaar maakte, bleven zonder eenige uitwerking op de koorts,
-die reeds terstond in hevige mate was opgekomen en naar niets wilde
-luisteren. De zieke nam verontrustend in krachten af, omdat hij niets
-wilde eten, doch voortdurend begeerde te drinken.
-
-Pirkheimer, die van zijn reis voor stadsbelangen was teruggekeerd,
-ontstelde toen hij zijn vriend in dezen toestand terug zag en zorgde
-er voor, dat er een tweede geneesheer werd geraadpleegd, in wien hij
-bijzonder veel vertrouwen had.
-
-En werkelijk, het gelukte dezen arts de koorts te bedwingen, zoodat
-de kranke na eenige dagen kalm werd en kon slapen--zelfs begeerde hij
-voor het eerst weer iets te eten, en zijn huisgenooten herademden na
-deze lange, bange dagen. Toch ging er nog een geheele week voorbij,
-voordat de zieke het bed mocht verlaten en hij voelde zich toen nog
-zoo zwak, dat hij nauwelijks een voet kon verzetten.
-
-Wat was dat edel, schoonbesneden gelaat smal en bleek geworden, en hoe
-doorschijnend waren die vermagerde handen. Het kostte Vrouwe Agnes
-moeite haar tranen te bedwingen, toen zij hem zoo in zijn stoel zag
-zitten en haar hart voelde zich met innige, warme liefde getrokken
-tot hem, wien zij haar teederste zorgen wijdde.
-
-Deze trouwe toewijding deed den kranke goed en hij dankte God in stilte
-voor deze ster in den donkeren nacht. Zijn krachten namen merkbaar
-toe en tegen het eind van Augustus was hij in zooverre hersteld,
-dat hij weer aan den arbeid kon gaan.
-
-Naar lichaam en geest gesterkt, ging toch het werk slechts langzaam
-van stapel.
-
-Misschien was 't het onderwerp, dat hem niet genoeg wist te bezielen,
-want een terechtstelling van vele duizenden op de afschuwelijkste
-wijze was ook weinig verkwikkelijk! Het kwam er op aan door de
-wonderen der kunst het afgrijselijke hiervan te bedekken; en zie,
-hoemeer moeite de kunstenaar zich gaf, om dit doel te bereiken,
-des te grooter werden ook zijn bezieling en scheppingskracht. Toch
-ging de arbeid langzaam voort, omdat hij dikwijls ander schilder-
-of teekenwerk onder handen nam; en toen hij de laatste hand er aan
-legde, was er bijna een jaar voorbijgegaan.
-
-De schepper van dit kunstwerk voelde zich bevredigd en verheugde
-zich in den lof der kenners, die vooral de handigheid bewonderden,
-waarmee de kunstenaar het oog tot de afzonderlijke groepen wist te
-trekken, zoodat het vreeselijke van het geheel niet te veel de aandacht
-trok. Op den voorgrond ziet men den koning met zijn gevolg in turksche
-kleederdracht. Op het tweede plan staan palen opgericht, waaraan de
-heiligen zijn gebonden; rechts daarvan gaan een menigte ontkleede
-gevangenen een hoogte op, van waar de martelaars in den afgrond,
-vol spiezen en stokken, worden geworpen. Links worstelen een aantal
-bloedgetuigen aan het kruishout met den dood en daarnaast legt een
-ander zijn hoofd op een blok, terwijl daar om heen een groote schare,
-waaronder ook een bisschop, op hetzelfde lot wacht.
-
-Terwijl nu iedereen het tentoongestelde stuk bewonderde, had Dürer
-reeds een ander groot schilderij in zijn geest voorbereid, waartoe hij
-zich nu met hart en ziel aan het werk zette. Hij had een bestelling
-uit Frankfort gekregen om voor het altaar van den H. Thomas in de
-kerk der Dominicanen een schilderij te leveren.
-
-Den man, die het had besteld, had hij in Neurenberg persoonlijk
-leeren kennen; het was de rijke lakenwever Jacob Heller, iemand,
-die uit bijzonderen angst voor zijn zieleheil er op uit was om door
-allerlei goede werken den duur van het verblijf in het vagevuur
-te verkorten. Voor 130 Rijnsche guldens zou Dürer dit aan de kerk
-beloofde altaarstuk schilderen. Dadelijk, nadat hij het voor den
-keurvorst bestemde schilderij had voltooid, ging Dürer aan den
-arbeid. Het zou een vleugelaltaarstuk worden: het middelste paneel,
-dat ook het voornaamste was, moest de hemelvaart van Maria voorstellen,
-de rechtervleugel den marteldood van Jacobus en de linker dien van
-de H. Catharina.
-
-Dürer was nog niet ver er mee gevolgd, toen hij zich verplicht
-voelde om aan Heller, die reeds op spoed begon aan te dringen, te
-schrijven, dat de schilderij zooveel tijd en zorg vereischte, dat
-hij op een prijsverhooging tot 200 gulden, moest aandringen. Doch hij
-beloofde daarbij, dat geen vreemde hand iets aan het middenstuk zou
-schilderen. Heller, die hierin zijn koopmansgeest niet verloochende,
-was hierover erg ontsticht; maar toen Dürer hem antwoordde, dat hij
-het schilderij wilde houden, omdat hem honderd gulden meer daarvoor
-was geboden, sloeg hij een anderen toon aan.
-
-Niettegenstaande deze onaangenaamheden ging het werk goed en vlug
-van de hand, en de bekwaamheid, die Hans bij zijn medewerking aan de
-zijvleugels aan den dag legde, droeg er niet weinig toe bij om zijn
-opgewektheid in dit kunstwerk te vermeerderen.
-
-De winter ging voorbij; de lente kwam en tegen Paschen was
-het middenste zoover gevorderd, dat er weinig meer aan ontbrak,
-en nu reeds baarde het alom in de stad groot opzien. Dürer werd
-meermalen door nieuwsgierigen gestoord; vele raadsheeren kwamen om
-hem hun oprechte hulde aan te bieden en ook de vreemdelingen, die te
-Neurenberg kwamen, verzuimden niet om hem op te zoeken. Sommigen boden
-hem groote sommen en wilden met alle geweld het schilderij bemachtigen,
-waardoor duidelijker dan ooit bleek, hoe hoog de Neurenberger meester
-ook in den vreemde stond aangeschreven. Op den derden Paaschdag
-verzamelde zich in alle kerken der stad het volk om de mis van den
-Heiligen Geest te hooren; na het einde van het koorgezang vermaanden
-de priesters de menigte tot bidden en werd God aangeroepen om Zijn
-zegen te geven over hetgeen op het raadhuis zou geschieden, opdat
-daar tot regenten zouden worden gekozen mannen, die aan wijsheid en
-verstand ook godsvrucht paarden.
-
-Na het einde van den dienst werd de klok van het raadhuis geluid en
-kwamen de raadsheeren bijeen voor hun gewichtige taak, waarvan de
-uitslag den volgenden dag aan de burgerij zou worden meegedeeld.
-
-Bij het vallen van den avond ging Albrecht Dürer, gekleed in
-zijn kostbaren, met marterbont omzoomden mantel, met zijn vrouw,
-die eveneens in feestgewaad was gehuld, uit in de richting van de
-Thiergärtnerpoort, om daar het groote huis, over welks aankoop Dürer
-met den eigenaar in onderhandeling was, nog eens nauwkeurig te gaan
-opnemen. Het was het hoekhuis in de Zistelstraat met het front naar
-het oosten.
-
-Op het oogenblik dat het echtpaar naar buiten trad, kwam de heer
-Imhoff, het hoofd van een der aanzienlijkste Neurenbergsche families,
-haastig op hen toegeloopen en stak hun beide handen toe. Zijn gelaat,
-dat gewoonlijk zulk een ernstige en barsche uitdrukking had, zag er
-nu bijzonder gelukkig en tevreden uit.
-
-"Wees gegroet, waarde Meester en ook gij, geachte Vrouwe! Ziet,
-met welk een gouden gloed de zon den hemel kleurt, als wilde zij een
-schoonen dag met een schoon besluit kronen. Zij ziet er zoo tevreden
-uit, alsof zij zich verblijdt over de stad Neurenberg, die zich heden
-van een eereschuld heeft gekweten. Houdt u maar goed." Daarop ging
-hij verder.
-
-Dürer zag hem verbaasd na en mompelde voor zich heen: "Wat scheelt
-dien man? Wat kan er toch gebeurd zijn?"
-
-Terwijl zij daar nog stonden, kwam er weder een heer met groote
-stappen op hen aan; het was Wilibald Pirkheimer. Ook zijn gelaat had
-een vreemde expressie, ook zijn oogen schitterden en op zijn vriend
-losstormend, trok hij hem mee naar binnen in het voorhuis en viel
-hem om den hals met de woorden: "Geluk gewenscht, heer collega!"
-
-Nu werd Dürers verwarring nog grooter: "Wat is er toch gebeurd? Eerst
-doet de heer Imhoff zoo wonderlijk en zegt onbegrijpelijke dingen
-en nu doet gij nog veel dwazer! Kunt gij, beiden, dan geen goed
-verstaanbare taal meer spreken?"
-
-Vroolijk klopte Pirkheimer zijn vriend op den schouder. "Alles op
-zijn tijd, zegt koning Salomo. Laten wij vandaag maar eens dwaas zijn,
-morgen is het weer tijd om verstandig te praten. Houdt u maar goed!"
-
-Met deze woorden ging ook hij verder.
-
-Dürer bleef nog een oogenblik met zijn vrouw in het voorhuis, alsof
-hij nog een derden dwaas verwachtte; daarop gingen zij samen uit en
-vergaten spoedig dit wonderlijke geval, toen zij aan het doel van
-hun wandeling dachten.
-
-"Ik verheug mij hartelijk op den dag, waarop wij onze nieuwe woning
-zullen kunnen betrekken," sprak Dürer. "Want hoewel wij meer ruimte
-hebben gekregen sinds vader is heengegaan, is het oude huis toch
-wel wat klein. God zij gedankt, dat Hij ons zoo heeft gezegend,
-voornamelijk door hetgeen ik in het buitenland heb verdiend, dat
-ik twee jaar geleden, de schuld, die op ons huis rustte, heb kunnen
-aflossen!"
-
-"Ja, het was wel klein, ons oude huis," zei Vrouwe Agnes, "maar het
-waren toch gelukkige jaren, die wij daarin doorbrachten. Moge de Heer
-ons even rijkelijk zegenen in onze nieuwe woning!"--
-
-Het was een statig gebouw, het huis op den hoek der Zistelstraat,
-met den voorgevel naar het ruime plein gericht. De vorige eigenaar,
-de sterrekundige Bernhard Walter was gestorven en nu wilden zijn
-erfgenamen het huis verkoopen en de opbrengst onder elkaar verdeelen.
-
-Dürer werd het voorloopig eens met den zaakgelastigde, nadat hij
-het huis nog eens nauwkeurig had bezichtigd en keerde daarna met
-zijn vrouw in de beste stemming huiswaarts. Den volgenden morgen
-werd de uitslag van de raadsverkiezing openbaar gemaakt. Kort daarop
-begaven zich de beide heeren, die de hoogste betrekking in den raad
-bekleedden naar de woning van Albrecht Dürer, juist op het oogenblik,
-dat hij naar zijn werkplaats was gegaan. Zij kwamen om den meester,
-die nu eensklaps vermoedde, wat er den vorigen dag was gebeurd,
-mee te deelen, dat de stad Neurenberg niet wilde, dat men haar kon
-verwijten een harer burgers de eer te onthouden, die hem toekwam en
-dat men daarom meester Dürer, wiens roem wijd en zijd was verbreid,
-tot raadslid had verkozen.
-
-Blozend als een jonkvrouw stond daar de meester, die op deze wijze werd
-gehuldigd en hij vond in zijn verwarring slechts enkele onsamenhangende
-woorden van dank. Maar toen de heeren weg waren, viel Agnes, die alles
-had gehoord, haar echtgenoot om den hals, drukte hem tegen zich aan
-en omhelsde hem met tranen in de oogen, terwijl zij fluisterde:
-
-"Uw vreugde is mijn vreugde, uw eer is mijn eer!"
-
-Albrecht Dürers hart begeerde geen ijdele eer, maar de vriendschap
-en hartelijkheid, die men hem zoo duidelijk met deze verkiezing had
-bewezen, deden hem goed en waren een nieuwe spoorslag voor zijn
-scheppend genie. Het schilderij, voor Frankfort bestemd, naderde
-zijn voltooiing; nog eenmaal werd zijn arbeid onderbroken door de
-verhuizing in Juni naar het huis bij de Thiergärtnerpoort--toen was
-het klaar en kon Dürer zijn monogram er onder zetten.
-
-Hij voelde zich gelukkig door deze nieuwe schepping, die hem innig lief
-was en waarvan hij met moeite scheidde. Bezield met teedere bezorgdheid
-voor zijn werk, zette hij zich neder om een brief er bij te schrijven:
-
-"Mijn eerbiedige groetenis, zeer waarde en hooggeachte Heer Heller!
-
-"Nu is de geduldsproef, waartoe ik u heb moeten dwingen, geëindigd en
-ontvangt gij het door u bestelde schilderij. Het doet mij genoegen,
-dat Frankfort de plaats van bestemming is; er is geen plaats in
-Duitschland, waar ik het liever zou zien. Het is geschilderd met
-de beste verven, die ik heb kunnen bemachtigen, en is met goede
-ultramarijn over- en opgeschilderd, wel vijf of zesmaal, en toen het
-klaar was, heb ik het nog tweemaal overgeschilderd, opdat het lang
-goed zou blijven. Indien gij het goed rein houdt, ben ik overtuigd,
-dat het vijfhonderd jaar kleur houdt, want het is op andere wijze,
-dan waarop men het gewoonlijk doet, geschilderd. Zorg er dus voor,
-dat het schoon wordt gehouden, dat men het niet aanraakt en het
-niet met wij water besprenkelt. Over twee of drie jaar kom ik zelf,
-om het op bijzondere wijze te vernissen, dat verzekert haar duur
-nog wel honderd jaar langer. Ik verzoek u dringend, dat gij niemand
-toestaat om het te vernissen, want het zou mij zeer spijten, dat
-een werk, waaraan ik langer dan een jaar heb gearbeid, daardoor werd
-bedorven. En wees zelf bij de plaatsing tegenwoordig, opdat het stuk
-niet worde beschadigd, terwijl ik u vriendelijk verzoek er voortdurend
-op te blijven letten." [21]
-
-Geheel Frankfort verdrong zich naar de Dominicanerkerk, toen het
-in de stad bekend werd, dat de schilderij, die door Jacob Heller
-was geschonken, was aangekomen en op het altaar van den H. Thomas
-prijkte! Iedereen was vol geestdrift, vooral de gever zelf, die bij
-den bedongen prijs nog een kostbaar gouden sieraad voor Vrouwe Agnes
-voegde. Dürer had in zijn "leven van Maria," hetzelfde onderwerp
-behandeld, maar welk een ontzettend groot verschil tusschen de
-kleine, zwarte houtsnede en het groote, van kleuren schitterende
-altaarstuk! In Italië verkondigde het Rozenkransfeest des meesters
-roem, maar op vaderlandschen bodem sprak dit tweede werk nog luider,
-want de schilderij te Frankfort overtrof die van Venetië door de
-levendige actie van alle figuren en de groote zuiverheid der teekening.
-
-In een kring staan de apostelen geschaard om het geopende
-graf van Maria, met een uitgestrekt, heerlijk landschap op den
-achtergrond. Johannes in het wit gekleed, buigt zich over de groeve,
-waarin hij staart. Rondom het graf staan sommige der apostelen, andere
-liggen geknield en allen heffen het gelaat hemelwaarts. De met groote
-zorg afgewerkte schilderachtige drapeering hunner gewaden, wedijvert
-in schoonheid met de fijn gevoelde kleurschakeering, die elk oog,
-ook het minst ontwikkelde, in verrukking moet brengen. Boven in de
-wolken des hemels zweeft Maria, die ten hemel vaart; zij heeft een
-blauw gewaad aan en een witte sluier omgeeft haar. Aan weerszijden
-houden God, de Vader, en Christus, de Zoon, de kroon des levens boven
-haar hoofd. God is voorgesteld als een vriendelijke grijsaard in goud
-en geelbruin kleed en Christus in purper gewaad als een overwinnaar
-en als de Rechter der wereld. Boven deze groep verschijnt in hellen
-lichtglans de H. Geest in den vorm eener duif, terwijl rondom een
-koor van engelen hun halleluja's met harpspel begeleiden.
-
-Dit is het middenstuk van het altaarschilderij, het hoofdmotief van
-het geheel. De twee zijvleugels, het martelaarschap van Jacobus en
-van de H. Catherina voorstellend, en met de beeltenissen van den gever
-Jacob Heller en van zijn vrouw Catherina von Mehlen versierd, stonden,
-hoe voortreffelijk ook van teekening, in de uitvoering achter bij
-het middenvak. Zij waren dan ook slechts als bijwerk bedoeld, maar
-juist daardoor waren zij geschikt om het effect van het voornaamste
-gedeelte te verhoogen.
-
-
-
-Terwijl geheel Frankfort nog in verrukking was over het meesterstuk
-van den Neurenberger kunstenaar en hem luide prees, was diens hand
-alweer bezig aan een nieuw, groot werk. Een Neurenbergsche burger
-had hem een altaarschilderij besteld voor de kapel van het door
-hem opgerichte Twaalfbroedershuis. En met waar genot greep Dürer
-deze gelegenheid aan om zijn geboorteplaats metterdaad zijn dank te
-bewijzen voor de eer hem aangedaan, om hem tot raadslid te verkiezen
-en nu een kunstwerk te scheppen, dat al de vorige nog zou overtreffen.
-
-Wel had hij zich voorgenomen geen groote paneelschilderingen meer
-te leveren, omdat de geringe sommen, die men er voor betaalde,
-tijd en moeite niet beloonden en hij daardoor weldra in geldelijke
-moeilijkheden zou komen; daarom was hij van plan in het vervolg
-voornamelijk zijn kunst in houtsneden, kopergravuren en etsen te
-geven, op welk gebied hij nieuwe vorderingen en ontdekkingen had
-gemaakt. Maar het was hem, om den genoemden reden, onmogelijk de
-opdracht van meester Mattheus Landauer te weigeren en daarom besloot
-hij zijn minder omvangrijken arbeid voor de avonduren te houden,
-hoewel dat bij het walmende kaarslicht zeer inspannend moest zijn. Door
-den vurigen wensch om zijn geboorteplaats het beste, wat hij had, te
-geven, kreeg zijn geest nieuwe gedachten en ontving zijn genie nieuwe
-openbaringen. En had hij reeds zijn uiterste zorg aan het Frankfortsche
-schilderij besteed, hier steeg die tot in het overdrevene.
-
-Reeds de vorm van het werk was nieuw. Het was geen vleugelaltaarstuk,
-maar een enkel paneel met een lijst, die de kunstenaar zelf had
-ontworpen en gemodelleerd. Dit bouwkunstig prachtwerk was uit
-hout gesneden en op zich zelf een meesterstuk. Op het vak in het
-ronde bovenstuk der lijst zit de Heiland, als Rechter der wereld,
-tusschen Johannes en Maria, terwijl op de beide hoeken twee engelen
-de bazuinen van het jongste gericht blazen. Daaronder op de fries ziet
-men het oordeel der wereld afgebeeld, de scheiding tusschen boozen en
-goeden. Dit bovenstuk wordt gedragen door twee Corinthische zuilen,
-met bewonderenswaardige fijnheid uitgevoerd.
-
-Dürer had voor de schilderij, die in deze heerlijke omlijsting zou
-worden gevat, hetzelfde onderwerp gekozen als Rafael terzelfde tijd
-te Rome, namelijk: de aanbidding der H. Drievuldigheid. Doch welk
-een verschil tusschen zijn opvatting en die van den Italiaan! Rafael
-schilderde voor de aanzienlijken en geleerden; Dürer voor allen,
-die met een beangst en verslagen hart troost bij den Heer zoeken;
-hij beoogde niet aesthetisch genot, maar wilde door zijn werk het
-gebroken hart genezen en bemoedigen en leverde dus dat, wat een
-waar altaarstuk moet zijn: een prediking in kleuren, een troost voor
-vermoeiden en belasten.
-
-En hoe goed was hem nu zijn prediking gelukt! Er lag een gouden
-gloed, als ochtendzonneschijn in Mei op de schepping, over het
-geheel verspreid. Alles schijnt bovenaardsch, het is alsof men
-niet met tastbare verf te doen heeft, maar alsof het een hemelsch
-luchtbeeld is. En de groepeering van het geheel! Het oog wordt niet
-getrokken door afzonderlijke deelen, maar het kan het geheel met één
-blik omvatten, zooveel harmonie is er in de rangschikking, zooveel
-eenheid in de stemming, die er in ligt uitgesproken! En nu de wemelende
-menigte der zaligen des hemels, die de H. Drievuldigheid aanbidden,
-evenals de Christengemeente op aarde, van den paus en den keizer af
-tot den landman met zijn dorschvleugel toe--hoe weerspiegelt op al
-die verschillende gezichten dit eene gevoel, dat aller hart bezielt,
-de jubel van het schepsel over de teweeggebrachte verlossing! En
-eindelijk, hoe eigenaardig is de opvatting en het weergeven van het
-goddelijk geheim der Drievuldigheid: God, de vader, boven wiens hoofd
-de H. Geest in de gestalte van een duif zweeft in stralenden glans,
-houdt naar beneden de groote, zalige verborgenheid; het bloedende en
-stervende Lam Gods aan het kruis genageld!
-
-Deze schilderij maakte een overweldigenden indruk. Behalve de
-stadgenooten kwamen ook vele vreemdelingen om dit hooggeprezen wonder
-van menschelijke kunst met eigen oogen te zien, en met diepgevoelde
-voldoening en vrome dankbaarheid jegens God, die hem deze heerlijke
-gave had verleend, zag de meester op het gelaat der beschouwers dat
-wat hij had begeerd te voorschijn te roepen, weerspiegeld: vroomheid
-en aanbidding.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XX.
-
-SCHILDER EN DICHTER.
-
-
-"Wie was dat toch, die van morgen vroeg zoo lang bij u in de
-werkplaats is geweest?" vraagde Vrouwe Agnes op zekeren dag aan haar
-echtgenoot. "Hij zag er zoo voornaam uit."
-
-"Ja, daarin hebt gij gelijk," antwoordde Dürer, "het was Ulrich Fugger,
-een man uit een der oudste en rijkste families van Augsburg. Hij is
-eerst naar de Allerheiligenkapel gegaan om het schilderij te zien en
-daarna is hij bij mij gekomen om te vragen, of ik voor hem ook zulk
-een stuk wil schilderen."
-
-Vrouwe Agnes kon haar ontsteltenis niet verbergen en vraagde snel:
-"En hebt gij het beloofd? Gij kunt zoo moeilijk iemand iets weigeren."
-
-Glimlachend legde Dürer zijn hand op haar arm. "Wees niet bezorgd;
-dezen keer is uw man niet zwak geweest. Die heer uit Augsburg heeft
-getracht mij te vangen, door mij den grootst mogelijken lof toe te
-zwaaien, maar ik heb dapper weerstand geboden, want ik ben vast
-besloten geen groote paneelschilderingen meer te maken, daar zij
-slecht worden betaald en mij dikwijls ook nog ergernis en verdriet
-berokkenen."
-
-"Heeft Bisschop Johan van Breslau nu eindelijk zijn schuld
-afgedaan?" vraagde Catherina, de zuster van Vrouwe Agnes, die er bij
-tegenwoordig was. "Ik herinner mij, dat gij u beklaagdet, omdat hij
-steeds uitstelde het mooie schilderij van Maria, dat hij bij u kocht,
-te betalen."
-
-"Eindelijk, na drie jaar," antwoordde Dürer, "is hij er toe overgegaan
-om mij te betalen en het zou toen zeker nog niet zijn gebeurd, als
-zijn geheimschrijver, Johannes Hessus, een Neurenberger, mij niet
-had geholpen. Hij schreef mij, dat de bisschop zich volstrekt niet
-meer herinnerde voor welken prijs wij het eens waren geworden. En
-daarom wil ik met die aanzienlijke heeren niets meer te maken hebben
-en mij weer meer gaan bekommeren om het volk, waaraan ik mij in de
-laatste jaren te weinig heb laten gelegen liggen. Met dat doel voor
-oogen wil ik mijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes op nieuw
-uitgeven; en ook andere houtsneden en kopergravuren, waarvan ik het
-meerendeel reeds sinds lang klaar heb, met nieuwe platen vermeerderen,
-zooals het leven van Maria, en de groote en kleine Passie, de eerste
-op koper gegraveerd en de laatste als houtsneden. Het leven van
-Maria telt nu twintig teekeningen; de groote Passie twaalf en de
-kleine zevenendertig. Daarmee geloof ik het Duitsche volk beter
-van dienst te kunnen zijn dan met mijn groote altaarschilderijen
-en het is tegelijkertijd voordeeliger voor het onderhoud van mijn
-gezin.--Maar nu heb ik nog een bijzonder plan in mijn hoofd: ik wilde
-de teekeningen niet als losse bladen uitgeven, maar bij elkaar gebonden
-in een boek en voorzien van bijschriften, opdat de minst ontwikkelde
-hun beteekenis en doel zouden kunnen begrijpen. Mijn goede vriend,
-Pater Chelidonius van de Benedictijnen is mij daarin behulpzaam en
-heeft mooie versregels daarvoor gemaakt, die bij elke teekening van
-de groote en kleine Passie zullen worden gedrukt. Op die wijze zullen
-het meditatieboeken worden ter bevordering van het zieleheil.--En nog
-iets anders wil ik u vertellen, beste Catherina, als gij het ten minste
-niet reeds door Agnes hebt gehoord: Anton Koburger, mijn peter, zal
-mij helpen aan een drukpers, die ik in mijn eigen huis wil opstellen,
-dan kan ik mijn werk zelf afdrukken. Hans en een der gezellen kunnen
-mij daarbij helpen, dan kunnen zij zich ook in die kunst oefenen."
-
-Er werd op de deur geklopt en er trad een monnik binnen in de
-kleederdracht der Benedictijnen.
-
-"Lupus in fabula!" riep Dürer vroolijk en hij reikte zijn vriend
-de hand.
-
-"Daar juist sprak ik van u en nu staat gij in levende lijve voor
-mij! Wees hartelijk welkom!"
-
-De pater zette zich aan de tafel en haalde een rol papier uit zijn
-pij te voorschijn:
-
-"Zie eens, Meester, of gij over mijn werk tevreden zijt. Het eerste
-boekje is nu klaar; aan het andere wilde ik niet beginnen, voordat
-ik uw oordeel had gehoord."
-
-Dürer nam het papier en las eenige oogenblikken in stilte, daarop
-reikte hij over de tafel den monnik de hand. "Gij hebt mij begrepen,
-zoo heb ik het bedoeld. Ga maar op deze wijze voort, dan zullen mijn
-teekeningen ingang vinden bij het volk en goed worden begrepen.--Gij
-zijt een uitstekend poëet, beste Chelidonius! Ik zal uw verzen aan mijn
-vriend Pirkheimer laten lezen, hij zal zeker daarmee zijn ingenomen."
-
-De meid bracht op een wenk van Vrouwe Agnes een kan wijn binnen
-en de vrouw des huizes vulde de kleine, tinnen kroezen met het
-druivensap. Toen kwamen allen in de beste stemming, vooral meester
-Dürer, die het gezelschap aangenaam onderhield met te vertellen, wat
-hem in Venetië was overkomen. Maar eensklaps liet hij dit onderwerp
-varen en zich tot den monnik keerend, zei hij: "Ook ik ben eenige
-jaren geleden begonnen mij in uw kunst te oefenen en heb het gewaagd
-versregels aan elkaar te lijmen."
-
-Verbaasd keek de pater hem aan. "Zijn dan de Muzen zoo mild geweest
-om u alle gaven in den schoot te werpen?"
-
-Dürer moest lachen. "Wees niet te voorbarig met uw lof; ik ben al
-genoeg bestraft, omdat ik mij op vreemd terrein heb gewaagd, vooral
-door mijn vriend Pirkheimer. 't Is nu twee jaar geleden, dat ik mijn
-eerste rijmpjes heb gemaakt. Het waren slechts twee regels en ik
-had goed geteld, de eene had evenveel lettergrepen als de andere,
-en daarom dacht ik, dat het goed was, het versje was als volgt:
-
-
- Gij aller englen spiegel en Verlosser van de zonden.
- Om mij hebt gij zulk bitter lijden en den dood gevonden.
-
-
-"Toen ik dit aan mijn vriend Pirkheimer liet zien, lachte hij mij uit
-en zei, dat elke regel niet meer dan vier voeten of acht lettergrepen
-mocht hebben. Daaraan gedachtig, ging ik dadelijk weer aan het werk
-en rijmde achttien regels bij elkaar, waarin ik God vraagde om de
-acht gaven der wijsheid.
-
-"Het begon zoo:
-
-
- Bidt om der wijsheid gaven acht,
- God geen naarstig bidder veracht.
- Met recht wordt een man wijs genoemd,
- Die niet op geld of armoe roemt.
-
-
-"En zoo ging het door. Nu meende ik zeker te kunnen zijn van de
-goedkeuring van den hooggeleerden heer Pirkheimer, maar ik vergiste
-mij: hij begon weer dadelijk te spotten en te vitten. Ik dacht dat hij
-mij die kunst misgunde en ging daarom naar den heer Lazarus Spengler,
-den Secretaris der stad, daar hoopte ik een zachter en rechtvaardiger
-oordeel te vinden. Maar ook die verwachting werd bedrogen, want hij
-wroette in mijn verzen als een everzwijn in een wijnberg en zond
-mij de totaal veranderde verzen weer terug met een spotdicht er bij,
-waarvan ik mij het begin nog heel goed herinner:
-
-
- Ofschoon men vaak door vele lieden
- De vreemdste dingen ziet geschieden,
- Waarover men verbaasd moet staan,
- Zoo wil ik u iets zeggen gaan,
- Dat uwe lachlust op zal wekken
- En u tot groot vermaak zal strekken.
- En daarom zeg ik: luister dan!
- Gij, allen, kent gewis een man
- Met langen baard en krullend haar,
- Een nooit volprezen kunstenaar
- Met teekenstift en met penseel,
- Aan roem en eer heeft hij ruim deel,
- In ieders achting hoog gerezen!
- En daar hij schrijven kan en lezen,
- Is hij zich waarlijk gaan verbeelden:
- In woord en rijm iets af te beelden
- Speelt hij ook, als een dichter, klaar,
- Nu rijmt hij verzen bij elkaar.
- Maar hoe hij rijmt, het gaat niet vlot!
- En 'k vrees gewis, dat aan het slot
- Hem wacht des schoenenmakerslot.
-
-
-"En dan wordt er verder verhaald van een schoenmaker, die een
-schilderij bekijkt, dat door een schilder in de zon was geplaatst om te
-drogen en die tot den kunstenaar zegt, dat de schoenen die hij heeft
-geschilderd niet goed zijn. Daarop verbetert de schilder de fout,
-die hem wordt aangewezen en zet het stuk weer in de zon. Nu waagt
-de schoenmaker in zijn overmoed ook aanmerkingen op de plooien in de
-kleederen te maken--maar daarover wordt de schilder boos en vraagt,
-of hij zich verbeeldt ook kleermaker te zijn en hij roept hem toe:
-schoenmaker, blijf bij uw leest! En na dit verhaal besluit de heer
-Spengler zijn gedicht aldus:
-
-
- Ik zeg daarom tot dezen man,
- Die zoo voortreflijk schildren kan:
- Laat mij u raden, blijf daarbij,
- Dan ducht gij geene spotternij."
-
-
-"Hoe onaardig van hem; ik had zoo iets in het geheel niet van den
-heer Spengler verwacht," riep Catherina uit en juist wilde Vrouwe
-Agnes in den zelfden geest lucht geven aan haar verontwaardiging,
-toen Dürer, hartelijk lachende, vervolgde:
-
-"Wees maar niet boos op hem, ik heb het hem betaald gezet, want
-terstond heb ik de pen weer opgenomen en hem het volgende hekeldicht
-gezonden:
-
-
- 't Is wetenswaardig wel gewis,
- Dat in Neurenberg een schrijver is,
- Die zich zelf vindt een kranig man,
- Omdat hij missiven schrijven kan.
-
-
-"En daarop heb ik hem ruim zijn deel gegeven en hem bij een notaris
-vergeleken, die maar één enkel formulier voor zijn akten er op
-nahoudt en zich daardoor de spotternij der menschen op den hals
-heeft gehaald. Daarna heb ik hem nog meer getrotseerd en gezegd,
-dat ik niet alleen verzen wilde schrijven, maar mij ook met de
-artsenijkunde zou gaan bemoeien en tegelijkertijd heb ik allerlei
-recepten van schilderspreperaten voor hem opgeschreven en ben op deze
-wijze geëindigd:
-
-
- En al lacht die schrijver nog zoo luid,
- Met dichten scheid ik toch niet uit;
- Dat zegt die gebaarde, langharige schilder
- Tot den spotlustigen schrijver."
-
-
-Er was wel een beetje angst in de vragende blikken, die zich daarop
-op den spreker richten en Catherina vraagde haastig: "En hoe heeft
-de heer Spengler die woorden opgenomen?"
-
-"Juist zooals zij waren bedoeld," antwoordde Dürer glimlachend:
-"als een grap en we zijn altijd goede vrienden gebleven. Pirkheimer
-is later ook tot andere gedachten gekomen; toen hij zag, dat het
-mij ernst was om mij op de dichtkunst toe te leggen, heeft hij mij
-geholpen om den vorm mijner verzen mooier en sierlijker te maken. En
-nu zal ik u ook maar vertellen, dat ik een heele verzameling verzen,
-die niemand ooit heeft gelezen, in mijn cassette heb, maar die weldra
-het licht zullen zien tegelijk met de teekeningen, die ik er bij heb
-gemaakt tot nut en leering van het volk."
-
-Men drong er op aan, dat Dürer ze voor den dag zou halen, maar hij
-bleef weigeren. "Hebt een weinig geduld--als ik mijn drukpers heb
-en zelf drukker ben geworden, dan moogt gij zoowel de dichtregels
-als de platen zien."--En werkelijk werden de rijmspreuken met de
-daarbij behoorende houtsneden na eenigen tijd uitgegeven--het waren
-vlugschriften, die veel goeds stichtten.
-
-Maar het volk ontving met nog meer vreugde de andere teekeningen,
-die Dürer op zijn drukpers had afgedrukt en de wereld ingezonden;
-vooral oefende de groote en de kleine Passie een machtigen invloed
-uit en predikten de lijdensgeschiedenis op betere wijze dan eenig
-priester het van den kansel deed.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXI.
-
-KUNSTENAAR EN KEIZER.
-
-
-Op een Januaridag van het jaar 1512 heerschte er groote bedrijvigheid
-in Pirkheimers huis. De meiden en de kok waren druk bezig in de keuken
-en de heerlijke geur, die zich van daar uit verspreidde, verried, dat
-er uitgezochte spijzen werden toebereid. Evenveel drukte heerschte er
-in den wijnkelder, terwijl vier bedienden in de groote zaal de tafel
-dekten. De heer des huizes was weder voornemens eenige gasten aan den
-maaltijd te vereenigen, een gewoonte, die hij had aangenomen sinds
-zijn vrouw was overleden en hij zich eenzaam en verlaten gevoelde.
-
-Gewoonlijk was het aantal genoodigden niet groot, maar daarom
-des te meer uitgezocht. Hij verzamelde aan zijn tafel mannen, die
-hoog stonden op geestelijk gebied en met wie deze wetenschappelijk
-uitstekend ontwikkelde, fijngevoelende en voor het schoone bezielde
-man, naar hartelust kon redeneeren.
-
-Meester Dürer was altijd de eerste, die een uitnoodiging kreeg, want
-de vriendschapsbanden, die de beide mannen vereenigden, waren met de
-jaren nog vaster geworden. Het was opmerkenswaardig, dat Pirkheimer,
-die door zijn trots, zijn onverbiddelijkheid en heftigheid zich vele
-vijanden maakte en zich in den raad nooit bijzonder bemind had weten
-te maken, ja, zich zelfs de haat van velen op den hals had gehaald,
-met Albrecht Dürer steeds in de hartelijkste verhouding leefde;
-nooit zweefde er een wolkje aan den hemel hunner vriendschap.
-
-Pirkheimer stond voor het venster te wachten op den bediende, dien
-hij naar de Tiergärtnerstraat had gezonden om zijn vriend dringend
-te verzoeken, de weigering op zijn uitnoodiging in te trekken. Het
-was de eerste maal dat Dürer zich had laten verontschuldigen.
-
-Eindelijk kwam de knecht terug, doch hij bracht hetzelfde antwoord
-mede: Meester Dürer was zoo overstelpt met werk, dat hij zich het
-genoegen om te komen moest ontzeggen.
-
-Pirkheimer vernam met leedwezen deze boodschap en hij had nu maar
-half pleizier in den maaltijd.
-
-Dürer had het werkelijk overdruk. De raad had hem de eervolle
-opdracht gedaan, om de zaal, waar de rijkskleinoodiën. gedurende
-de tentoonstelling te zien waren, te versieren met twee levensgroote
-portretten van Karel den Groote en van Keizer Sigismund, den souverein,
-die Neurenberg had uitverkoren tot bewaarplaats dezer schatten.
-
-Reeds lang was Dürer bezig aan de voorbereidende studies voor deze
-schilderijen, toen in het begin van het jaar 1512 het bericht kwam,
-dat keizer Maximiliaan van plan was in het voorjaar zijn intocht te
-Neurenberg te houden, en eenigen tijd binnen de muren zijner trouwe
-Rijksstad te vertoeven.
-
-Om nu tegen dien tijd klaar te kunnen zijn, werkte Dürer van den
-vroegen morgen tot den laten avond en met zooveel haast, dat zijn
-vrouw zich ongerust over hem maakte, want zijn wangen werden steeds
-bleeker, spijs en drank smaakten hem niet en een zenuwachtige onrust
-beletten hem 's nachts het slapen.
-
-In het laatst van Januari was het portret van Keizer Sigismund
-een goed eind op streek, maar toch nog niet geheel af. Hij had het
-gelaat, om het zoo getrouw mogelijk naar waarheid weer te geven,
-naar een wapenzegel geschilderd, wat evenwel niet voordeelig voor het
-portret was, want de lange, spitse neus was niet bepaald bekoorlijk te
-noemen. Voor 't overige was Keizer Sigismund ook slechts als bijfiguur
-bedoeld en eischte daarom een minder zorgvuldige uitvoering; al zijn
-krachten wilde de kunstenaar besteden aan het hoofdfiguur, den grooten
-Karel, wiens gestalte nog slechts in schets was ontworpen en waaraan
-Sebaldus Beham, zijn nieuwe gezel, hem volstrekt niet behulpzaam
-mocht zijn.
-
-Daar kwam op eens het bericht, dat de keizer reeds den 4den Februari
-zou komen en dus was alle haast en overijling te vergeefs geweest
-en teleurgesteld legde Dürer de penseelen terzijde om zich en zijn
-huis voor de komst des keizers gereed te maken, want zelfs in het
-kleinste straatje werden de woningen feestelijk versierd. Het was
-inderdaad verwonderlijk, hoe op eenmaal te midden van de sneeuw de
-straten in groenen voorjaarsdos pronkten, waartoe men het Lorenzer-
-en Sebalderwoud had geplunderd.
-
-Natuurlijk waren die straten, waarlangs de keizer zijn intocht
-zou houden, het fraaist versierd: van de Spittlerpoort door de
-Smidstraat naar het plein, waarop de St. Jacobskerk stond, vandaar
-naar de Koornmarkt en over de Vleeschbrug naar de Heerenmarkt, en dan
-over de Visch- en Zoutmarkt naar de Veste. De poort was geheel met
-dennengroen versierd en van het bovenste gedeelte wapperden bonte
-vlaggen en wimpels en daarmee wedijverden alle huizen en kerken,
-langs welker steile gevels het groen zich als klimop naar boven
-slingerde. Het schoonst van alles was de eerepoort bij de Veste, op
-welker gevel sierlijke godenbeelden het keizerlijke wapen vasthielden,
-waarboven de keizerlijke vlag met den adelaar zich trotsch verhief.
-
-Van hier tot aan de Spittlerpoort hadden de gilden in vol ornaat en
-de vertegenwoordigers der aanzienlijke families post gevat, terwijl
-al de leden van den raad voor de poort den keizer opwachtten.
-
-Om negen uur in den morgen zag men in de verte de voorhoede van den
-keizerlijken stoet aangekomen en dadelijk begonnen al de klokken te
-luiden en weerklonk het geknal der donderbussen en het geschal der
-trompetten van de stadshoornblazers om aan het volk in de stad te
-verkondigen: Hij is in aantocht!
-
-Maar nadat de voorste ruiters de poort waren binnengereden, duurde het
-nog geruimen tijd, voordat de keizerlijke Heer zelf verscheen. Daar
-kwam hij! Een zwarte hengst droeg de hoog opgerichte gestalte, een
-echt ridderfiguur,--zijn oogen zagen trotsch om zich heen, doch zijn
-mond glimlachte minzaam.
-
-Bij de poort hield hij zijn paard in om den welkomstgroet van den raad
-te ontvangen, daarop bewoog zich de stoet, na enkele woorden van dank,
-onder het eindeloos gejubel van het volk, dat zich gedeeltelijk ook
-plaats had verschaft op de daken, door de verschillende straten naar
-de Veste, waar Zijn Majesteit verblijf zou houden.
-
-'s Middags verscheen Keizer Maximiliaan met zijn gevolg op het
-raadhuis, waar in de groote zaal een feestmaal was gereed gemaakt,
-en het behaagde hem daar te blijven tot laat in den avond.
-
-
-
-Den volgenden morgen zag men een statigen man, met een edel, bezield,
-fijnbesneden gelaat van de Veste komen. Het was Johannes Stabius,
-Zijner Majesteits Kroniekschrijver en vertrouwd raadgever, een door
-en door geleerd man, die ook groote mathematische kundigheden bezat
-en als dichter veel lauweren had verworven. Hij richtte zijn schreden
-westwaarts, naar het plein bij de Tiergärtnerpoort en liet op Dürers
-huisdeur den klopper driemaal vallen.
-
-De meester, die hem had zien aankomen, snelde de trap af en deed zelf
-de deur voor hem open.
-
-Beide mannen vestigden een onderzoekenden blik op elkaar en op elks
-gelaat was de achting, die de een den ander inboezemde, te lezen.
-
-De gezant des Keizers gaf zijn innige vreugde te kennen, dat het hem
-nu vergund was, kennis te maken, met een man, wiens roem wijd en zijd
-was verbreid en meester Dürer, wederkeerig, boog eerbiedig voor hem,
-wien het was vergund zich in den zonneschijn van 's Keizers gunst
-te koesteren.
-
-Stabius verzocht meester Dürer, die hem uitnoodigde in de pronkkamer
-te gaan, hem naar zijn werkplaats te brengen en nadat hij over het
-daar aanwezige schilderwerk zijn groote bewondering had uitgesproken,
-nam hij naast den meester plaats en deelde hem mee, dat hij niet alleen
-was gekomen om den alom gevierden kunstenaar te zien, maar ook op bevel
-van Zijn Majesteit, uit wiens naam hij hem een opdracht kwam doen.
-
-"Waarschijnlijk weet gij, waarde meester, dat de keizer zich met vlijt
-en ijver op kunsten en wetenschappen toelegt en hoe ingenomen hij is
-met alles, wat den geest ontwikkelt en het hart verheft. Menig dichter
-en kunstenaar heeft hij den spoorslag gegeven tot nieuwe scheppingen
-en zelf hen daartoe in de gelegenheid gesteld. Nu heeft hij een plan,
-dat moet dienen tot zijn eigen verheerlijking: er moet een kunstwerk,
-dat alle andere van dezen aard in pracht en grootte moet overtreffen,
-worden geleverd. Zelf heeft hij het "den Triomf" genoemd en hij wil,
-dat het in twee werken wordt uitgevoerd; het eerste moet een eerepoort
-en het tweede een triomftocht voorstellen. En u heeft hij uitgekozen
-om het kunstwerk te volbrengen, waarde Meester Dürer--daarom vraag
-ik u nu, of gij daartoe geneigd zijt." Dürer boog eerbiedig en drukte
-zijn dankbaarheid uit over de eer hem bewezen. Daarna vraagde hij op
-welke wijze en in welken vorm zijn keizerlijke Majesteit het kunstwerk
-wenschte uitgevoerd.
-
-"De keizer wil, dat gij er een houtsnede van maakt," antwoordde
-Stabius, "en de oppervlakte moet ongeveer tien voet in de hoogte en
-negen in de breedte bedragen."
-
-In zijn hart was Dürer ontsteld, toen hij dit hoorde. In der
-haast berekende hij, dat daartoe tachtig of negentig stukken hout
-(beukenhout), die aan elkaar moesten worden gevoegd, noodig zouden
-zijn. Doch juist dit moeilijke van de opdracht had een bijzondere
-bekoring voor hem, en daarom herhaalde hij zijn bereidwilligheid om
-aan 's keizers wensch te voldoen. Stabius drukte hem hartelijk de
-hand en bleef nu nog eenigen tijd.
-
-De beide mannen waren spoedig in een gesprek verdiept en Dürer leerde
-in Stabius iemand kennen, die een scherp verstand en uitgebreide
-kennis bezat, vol geestdrift voor en verstand van de kunst, met wien
-het een waar genot was om te praten. Den volgenden avond verscheen
-Stabius weder en zoo ging het al de volgende dagen, zoo lang de keizer
-in Neurenberg vertoefde; en er ontstond tusschen den geleerde en den
-kunstenaar een innig vriendschappelijke verhouding, waarvan Pirkheimer
-bijna jaloersch werd. Ja zelfs, toen de keizer eindelijk vertrok,
-liet hij zijn raadgever, op diens verzoek, achter, om meester Dürer
-behulpzaam te zijn bij de plannen voor de eerepoort.
-
-Dürer begon nu spoedig met de voorbereidende werkzaamheden, maar hij
-kon slechts enkele uren per dag daaraan besteden, want eerst moesten
-de beide keizersportretten klaar zijn. Dat gebeurde spoedig daarop
-en de stad bezat nu weer een kleinood meer. Vooral de beeltenis van
-Karel den Groote was boven allen lof verheven.
-
-Toen Stabius het schilderij na de voltooiing zag, trad hij ontroerd een
-schrede achteruit; hij herkende in het gelaat zijn eigen trekken! De
-hand van den kunstenaar, in wiens hart de beeltenis van zijn vriend
-leefde, had onwillekeurig dat beeld op het doek gebracht.
-
-Nu had Dürer meer tijd om zich aan de keizerlijke opdracht te
-wijden. Maar deze hield zooveel in, dat er jaren verliepen, voordat
-de teekeningen zoover waren, dat zij aan den houtsnijder konden worden
-toevertrouwd, vooral omdat er zooveel ander werk tusschen door liep.
-
-Wederom was geheel Neurenberg één en al verbazing en verwondering. Zoo
-iets had men nog nooit gezien! Op tweeënnegentig stukken hout, die aan
-elkaar waren gevoegd, had Dürer, met onvergelijkelijke nauwkeurigheid,
-de teekening met pen en potlood gemaakt, om haar daarna voor het
-snijden aan den bekwaamsten kunstenaar op dat gebied, Hieronymus
-Andree toe te vertrouwen.
-
-De teekening, die tien en een halven voet hoog en negen voet breed
-was, stelde een eerepoort van drie bogen voor. De middelste, die ook
-de grootste is, heet: "de poort der Macht en Eere," daarboven verheft
-zich de stamboom van het Oostenrijksche huis naast 102 wapens van de
-ondergeschikte landen. Boven de beide zijbogen, dien van den "lof"
-en dien van den "adel" zijn, in vierentwintig teekeningen, voorvallen
-uit het leven van Keizer Maximiliaan weergegeven.
-
-Toen deze het werk te zien kreeg, drukte hij Stabius de beide handen,
-alsof deze het was, die het had gemaakt en het was goed, dat Dürer
-er niet bij was, anders had hij wel eens hoogmoedig kunnen worden
-door dien bovenmatigen lof uit 's keizers mond.
-
-Zijn Majesteit antwoordde hem met de toezegging van een jaargeld van
-100 gulden, dat Dürer levenslang van de aan het rijk verschuldigde
-stadsbelasting van Neurenberg zou worden uitbetaald.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXII.
-
-SMART EN VREUGDE.
-
-
-Dicht naast de groeve, waar de oude goudsmid, meester Dürer, op het
-Sebaldus-kerkhof rustte, was een nieuwe grafkuil geopend en daarin
-werd op St. Liborius, den 17den Mei van het jaar 1514, een lijkkist
-neergelaten.
-
-Het was Vrouwe Barbara, de weduwe van den ouden meester, die men
-ten grave bracht. Velen waren op de begraafplaats tegenwoordig om
-de gestorvene de laatste eer te bewijzen en hun deelneming aan de
-achterblijvenden te betoonen. De kapelaan van de St. Sebalduskerk sprak
-bij de groeve de gebruikelijke gebeden en het gild der meesterzangers
-besloot de plechtigheid met een vroom lied.
-
-Daarna verlieten allen het kerkhof, behalve de beide geestelijke
-zusters, die op den grafheuvel bleven om te waken en te bidden voor
-het zieleheil der afgestorvene en de nagelaten betrekkingen, die met
-een traan in het oog toezagen, hoe de doodgraversknechts de groeve
-verder vulden. Deze treurenden waren: meester Dürer met zijn vrouw en
-zijn beide broeders, Andreas en Hans. Andreas was kort geleden uit
-den vreemde naar Neurenberg teruggekeerd, om zich daar als meester
-in het goudsmidsgilde te laten opnemen. Hij was nog juist bij tijds
-gekomen om den laatsten zucht zijner moeder op te vangen en nog door
-haar te worden gezegend.
-
-Zwijgend verlieten zij te zamen, nadat alles was afgeloopen, de
-gewijde plaats.
-
-Juist toen zij het huis op het Tiergärtnerplein wilden binnengaan kwam
-hen een man tegemoet, wiens schoenen grijs van het stof waren en die,
-beleefd groetend, zijn hoed afnam. Verrast keek Dürer op, en er kwam
-plotseling een andere uitdrukking in zijn oogen, als een zonnestraal
-uit donkere wolken. "Zijt gij het, beste Schäufelein? Hoe had ik dat
-kunnen denken!"
-
-Schäufelein schudde hem de hand. "Ach, dat ik u zoo moet terugvinden,
-lieve meester! Ik hoopte allen vroolijk en wel hier te zullen ontmoeten
-en nu zie ik een diep bedroefd man voor mij! Ik neem hartelijk
-deel in uw leed--de Heer trooste u!" Men ging naar binnen--de nieuw
-aangekomene begroette nu ook de anderen en betuigde zijn blijdschap
-ook Andreas terug te zien. Daarna vraagde hij dringend alles omtrent
-de afgestorvene te mogen hooren, want hij had haar hartelijk liefgehad
-en het deed meester Dürer goed, zijn hart aan een deelnemen den vriend
-te kunnen uitstorten.
-
-"Gij moet weten," begon hij, "dat verleden jaar dinsdags voor de week
-voor Paschen, mijne arme moeder plotseling zoo ernstig ongesteld werd,
-dat wij de deur harer kamer moesten openbreken, omdat wij, daar zij
-zelf niet kon opendoen, anders niet bij haar konden komen. Wij brachten
-haar in een benedenvertrek en men voorzag haar van de H. Sacramenten
-der stervenden, want iedereen dacht, dat zij zou heengaan. Sedert
-vaders dood was zij nog al gezond geweest, ofschoon zij vroeger wel
-eens had gesukkeld, ja, zelfs een aanval van de pest te doorstaan had
-gehad en nog vele andere wederwaardigheden en verdriet had ondervonden,
-die zij steeds met groote zachtmoedigheid en zonder eenige bitterheid
-had verdragen. Och, zij was toch een bijzonder vrome vrouw! Gij weet
-zelf hoe trouw zij ter kerke ging en hoe liefderijk zij voor mij en
-mijn broeder heeft gezorgd en ons steeds vermaande vroom en rein van
-handel en wandel te blijven. Haar barmhartigheid en zelfverloochenende
-liefde jegens alle menschen kan ik nimmer genoeg prijzen en geen
-wonder, dat zij bij allen bemind was.
-
-"Evenwel nadat zij ten volle was bediend, is zij toch nog niet
-gestorven, maar is zij nog meer dan een jaar ziek gebleven, totdat
-zij gisteren, twee uur voor middernacht, als een ware Christin is
-gestorven, voorzien van alle sacramenten met absolutie van pijn en
-schuld, door de macht aan den paus geschonken. Voordat zij stierf,
-gaf zij mij haar zegen, wenschte zij mij den vrede Gods toe en gaf
-mij vele ernstige vermaningen om de zonde te ontvlieden. Zij wenschte
-nog den Johanneszegen [22] te drinken, wat zij ook deed. Zij heeft een
-moeilijken doodsstrijd gehad en ik bemerkte, dat zij iets vreeselijks
-zag, want zij begeerde wijwater, nadat zij in langen tijd niet had
-gesproken. Toen braken haar oogen en ik zag, dat zij tweemaal hevige
-schokken kreeg en dat zij haar mond en oogen van pijn toekneep. Ik
-bad luide voor haar en mijn hart leed daarbij onnoemelijk veel! God
-zij haar genadig!"
-
-"Ave, pia anima!" fluisterde Schäufelein vroom en hij begon daarop
-ook de afgestorvene te prijzen en zooveel goeds van haar te zeggen,
-dat zoowel meester Dürer als de anderen de tranen in de oogen kregen.
-
-Later, nadat de maaltijd was afgeloopen, zonder dat er veel
-woorden waren gewisseld, moest Schäufelein vertellen, wat hem zelf
-gedurende zijn afwezigheid was wedervaren. Hij had daarbij opmerkzame
-toehoorders, die zich hartelijk over al het goede, dat zijn deel
-was geweest, verheugden en over zijn vooruitgang op het gebied der
-kunst. Met gespannen aandacht luisterde Dürer, toen hij vertelde, dat
-hij ook te Rome was geweest en hem had gezien, dien allen verafgoodden,
-den heerlijken Rafael.
-
-"Hoe?" riep Dürer, "hebt gij hem van aangezicht tot aangezicht
-gezien? O, wat zijt gij gelukkig! Reeds lang heb ik vurig verlangd
-hem te mogen aanschouwen, hem, den eenige, den onvergelijkelijke,
-den lieveling des pausen en den bewonderde der gansche wereld!"
-
-Er kwam een bijzondere glans in Schäufeleins oogen. "Hoor, hoe twee
-groote mannen denzelfden wensch koesteren! Want gij moet weten, dat
-Rafael eveneens vurig verlangt hem te zien, dien hij den Duitschen
-Apelles noemt."
-
-Een hoogrood bedekte Dürers gelaat, en zijn oogen werden vochtig,
-terwijl hij halfluid vraagde: "Hoe weet gij dat?"
-
-"Uit zijn eigen mond," verzekerde Schäufelein. "Ik had den toegang tot
-zijn werkplaats gekregen en mijn hart begon sneller te kloppen, toen
-ik onder de vele schilderijen, ook verscheidene bekende tegenkwam,
-met het monogram A. D. En toen ik zeide, hoezeer mij dat verraste
-en verheugde, omdat ik langen tijd bij meester Dürer als gezel was
-werkzaam geweest, greep Rafael op eens mijn hand en sprak: "O, dan zijt
-gij mij dubbel welkom en mijn blijdschap zou volkomen zijn geweest,
-als hij u had vergezeld." Toen heeft hij u nog hoog geprezen en mij
-verteld, dat hij reeds door Marcantonio Raimondi, die sedert vier
-jaren zijn werken op koper graveert, de uwe had leeren kennen. Deze
-is het ook, die uw kleine Passie op koper heeft nagegraveerd en nog
-meer andere werken. En luister; ik wil u nog iets zeggen" en daarbij
-schoof hij zijn stoel nog wat nader: "Ik zag in Rafaels werkplaats
-een tekening, die bijna voltooid was, en waaraan hij juist bezig
-scheen geweest. Ternauwernood durfde ik mijn oogen vertrouwen,
-want wat zag ik daar? Het was een kruisdraging van den Heer Jezus,
-bijna geheel zooals gij die hebt voorgesteld in de groote Passie. De
-Heiland onder het kruishout neergezonken en steunend op zijn arm,
-scheen mij volkomen gelijk behandeld zoo als gij het deed, lieve
-meester. Eveneens de overige figuren en de rangschikking; het kwam
-mij voor, dat Rafael u daarin heeft gevolgd. In elk geval heeft hem
-uw werk voor den geest gezweefd en zijt gij zijn voorbeeld geweest."
-
-Bewogen greep Dürer Schäufeleins hand: "O, ik dank u, beste
-Schäufelein, ik dank u! Wat gij mij daar zegt is als een lichtstraal in
-den nacht van mijn rouw. Maar nu is mijn begeerte, om dien heerlijken
-kunstenaar te zien, nog grooter geworden. Ach, dien wensch zal ik
-mede in het graf moeten nemen, want hoe zouden Neurenberg en Rome
-bij elkaar kunnen komen?"
-
-En nu drong Dürer er bij Schäufelein op aan, hem nog meer van Rafael
-te vertellen, van zijn uiterlijk en zijn werken, van zijn verhouding
-tot den paus en van zijn leven, totdat Wilibald Pirkheimer en andere
-vrienden en vriendinnen kwamen om hun deelneming aan de treurenden
-te betuigen.
-
-Intusschen ging Schäufelein met Hans en Sebaldus Beham, den gezel,
-die juist uit de stad was thuis gekomen, in Dürers werkplaats en hij
-werd niet moede te hooren van alles, wat de meester in de laatste
-jaren, sedert de beide gezellen waren ontslagen, had gewerkt. Hans
-kwam er nooit mee klaar; want telkens als hij dacht alles te hebben
-opgenoemd, schoot hem weer iets te binnen, dat hij had vergeten. "Het
-is een onuitputtelijke bron," zei Schäufelein eindelijk. "Mogen al de
-lieve heiligen, die hij in zijn werken verheerlijkt, hem beschermen
-en sterken en hem nog vele jaren levens schenken!"-- -- --
-
-
-
-Er was bijna een jaar na deze gebeurtenis voorbijgegaan, toen bij
-Dürer een vreemdeling binnentrad, wiens uiterlijk zijn zuidelijke
-afkomst verried, want twee ravenzwarte oogen keken uit zijn gebruind
-gelaat en dik, zwart, krullend haar golfde om zijn slapen.
-
-"Wees gegroet, Heer!" sprak hij met een beleefde buiging. "Zijt gij
-meester Albrecht Dürer?"
-
-"Die ben ik," antwoordde de aangesprokene. "Wat wenscht gij van mij?"
-
-"Ik kom van zeer ver," zeide de man, "het is een lange weg van
-Rome naar Neurenberg. Ik breng een boodschap van meester Rafael aan
-meester Dürer."
-
-"Wat zegt gij?" riep Dürer, wiens penseel uit zijn hand viel. "O wees
-welkom onder mijn dak. Wat zendt mij de meester aller meesters?"
-
-"Zijn groet en ook dit," antwoordde de man, terwijl hij een rol papier
-uit zijn tasch nam. "Het heeft slechts kleine waarde," sprak hij,
-die mij tot u zond, "maar meester Dürer zal het vriendelijk van mij
-willen aannemen, als hij hoort, hoe hartelijk ik verlang hem iets
-van mijn hand te geven."
-
-Met bevende vingers vouwde Dürer den rol open en aanschouwde een met
-rood krijt geteekende figuur in krijgsdos. Zijn oogen bleven met
-een teedere uitdrukking er op rusten; met diepen eerbied vervuld,
-beschouwde hij deze teekening van den grooten man.
-
-Na een lang stilzwijgen sprak hij: "Ik wil hem danken en gij, gij zult
-ook mijn boodschapper zijn. Blijf nog eenigen tijd om de stad te zien,
-dan zal ik u weder laten teruggaan met mijn tegengeschenk."
-
-Zes dagen later was Rafaels boodschapper weder gereed voor de
-terugreis. In zijn reistasch had hij den dank van den Duitschen meester
-geborgen; Dürer wilde Rafael niet de een of andere teekening, die
-hij had liggen, zenden, maar zich zelf; hij wilde den buitenlandschen
-meester niet alleen iets van zijn hand laten zien, maar zijn beeltenis
-zoodanig op doek geschilderd, dat het op beide kanten zichtbaar was.
-
-Een schittering kwam in Rafaels oogen, toen hij hem zag, dien hij zoo
-hoog vereerde, en tot zijn dood toe hield hij het portret in hooge eer.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXIII.
-
-UIT DE DUISTERNIS TOT HET LICHT.
-
-
-Het was een sombere Novembermorgen van het jaar 1517. Een dikke
-mist belette de zon door te dringen tot in de straten en pleinen
-van Neurenberg.
-
-Meester Dürer zat in zijn werkplaats te teekenen. Keizer Maximiliaan
-was dit jaar weer in Neurenberg geweest en had den meester, over wiens
-"Poort der Eere" hij hoogst tevreden was, opgedragen om op het tweede
-groote stuk, "de Triomf," als voornaamste deel een triomfwagen te
-schilderen naar plannen, die Zijn Majesteit zelf had ontworpen. De
-zoo prachtig mogelijk versierde wagen, door zes paarden getrokken,
-moest achterin voorzien zijn van een hooge zitplaats, waarop de
-keizer zou troonen in vol ornaat, met zijn jonge gemalin, Maria van
-Bourgondië; voor de beide Majesteiten moest koning Filips de Schoone
-zitten tusschen zijn zuster en zijn echtgenoot, voor hen zijn zoons, de
-aartshertogen Karel en Ferdinand en geheel voorin hun zusters. Het was
-Wilibald Pirkheimer opgedragen om met Dürer deze keizerlijke gedachten
-in artistieken vorm te gieten en meester Albrecht was juist bezig de
-met vriend Wilibald veranderde plannen op het papier te teekenen. Doch
-het werk wilde vandaag niet goed vlotten. Het licht was zoo slecht,
-dat hij niets kon zien op de plaats, waar hij gewoonlijk zat, en aan
-een kleine tafel dicht bij het venster moest gaan zitten om beter te
-kunnen zien. Maar het was niet alleen dat, wat hem bij zijn schepping
-hinderde. In zijn geheele wezen en in zijn gebaren lag een bijzondere
-rusteloosheid; naast hem lag een boekje, waarin hij nu en dan een blik
-wierp en dan verzonk hij in diep gepeins. Het boekje was getiteld:
-"Het heilige Onze Vader, verklaard door Dr. Maarten Luther." [23] Hij
-had het gekregen van Christoffel Scheurl, den man, die hem indertijd te
-Bologna had verwelkomd, daarna tot professor in de rechtsgeleerdheid
-te Wittenberg was benoemd en nu als rechterlijk plaatsvervanger in
-Neurenberg een aanzienlijke plaats innam. Door hem had hij veel gehoord
-over dezen merkwaardigen man, die in Saksen en ook verder in het land
-veel van zich deed spreken, dien Augustijner monnik en professor in
-de theologie aan de, door den keurvorst Frederik den Wijze gestichte,
-hoogeschool te Wittenberg. Van het begin af aan had Dürer een levendige
-belangstelling gekoesterd voor dezen uitstekenden geleerde en hij
-had ook vlijtig bestudeerd de preeken van Pater Wenzel Link, die, in
-nauwe vriendschapsbetrekking tot Luther staande, reeds sinds den tijd,
-dat ze samen in het klooster te Erfurt waren, sedert eenigen tijd in
-het Augustijner klooster te Neurenberg was. Deze preeken hadden een
-diepen indruk op hem gemaakt en een hevigen storm in hem verwekt. Als
-een trouw zoon zijner kerk en met een vroom hart had hij tot nu toe
-gewandeld volgens de geboden van den pauselijken stoel en voor het oog
-der menschen vlekkeloos geleefd; ja, hij had zich de grootste achting
-verworven, niet alleen als kunstenaar, maar ook als mensch;--nu begon
-hij te twijfelen, of de weg, dien de kerk aanwees, wel de rechte
-was. En zijn twijfel nam nog toe, als hij dacht aan den gruwel der
-verwoesting aan het heilige gepleegd en het diepgaande verderf der
-kerk zag, dat hem reeds jaren geleden stof tot zijn teekeningen uit
-de Openbaring van Johannes had gegeven. En hij was niet de eenige
-te Neurenberg die deze dingen bepeinsde; andere burgers en juist de
-beste en edelste, voelden hun hart ook onrustig kloppen. Als hij
-naar de prediking van Pater Link in de Augustijnerkerk ging, kon
-hij er zeker van zijn den kanselier Scheurl, den voortreffelijken
-secretaris van den raad en den syndicus Lazarus Spengler te vinden
-en van de patriciërs de heeren Hieronymus, Ebner, Kaspar Nützel
-en Hieronymus Holzschuher. Ook Wilibald Pirkheimer voegde zich bij
-hen; maar hij uitte zich op eenigszins andere wijze. Hij behoorde
-tot de zoogenaamde Humanisten, een kring van geleerden, die in het
-herleefd klassieke tijdvak de wereld vonden, waarin hun geest zich
-bewoog en van dit standpunt uit trokken zij te velde, zoowel tegen het
-wetenschappelijk ongevormde, als tegen het bijgeloof van hun tijd. Men
-legde Pirkheimer ten laste, dat hij had meegewerkt aan de "brieven
-van de mannen der duisternis," die in goed geslaagde navolging van
-het slechte latijn der monniken den bedelmonnik met zijn grenzenlooze
-domheid en schaamtelooze onzedelijkheid aan de kaak stelden. Wilibald
-Pirkheimer verkneukelde zich hierin en hij genoot van het algemeene
-gelach, dat deze brieven verwekten. Zijn wapens tegen het verderf van
-den tijd waren geestigheid en spotternij, en zijn hart nam er slechts
-in zoover deel aan, dat hij zich verheugde over de nederlaag van zijn
-tegenpartij. Eens was zijn gevoel opgekomen tegen Meester Wolgemuts
-"Pausezel" als tegen een te ruwe, onridderlijke wijze van strijden,
-nu plaatste hij zich eigenlijk op hetzelfde standpunt.
-
-Bij Dürer was het geheel iets anders. Den hoog ernstigen, innig vromen
-man stond het schreien nader dan het lachen; het gold voor hem iets,
-dat hem diep ter harte ging. Dag en nacht hield de gedachte hem bezig:
-wat moet ik doen, opdat ik zalig worde, en de vraag: is de weg,
-die de kerk wijst, de goede weg?
-
-Hoe langer hij naar de preeken van Link luisterde, des te meer begon
-hij aan de waarheid der leer van Rome te twijfelen en bij dezen diep
-nadenkenden en met ware vroomheid bezielden man, won de twijfel
-te meer veld omdat hij reeds sedert langen tijd als bij instinct
-een duister voorgevoel der waarheid van het evangelie bij zich had
-omgedragen. Wel is waar had hij tot nu toe in zijn kunst in hooge
-mate de Maagd Maria, die volgens het algemeene begrip van dien tijd,
-als koningin des hemels en der wereld werd vereerd, verheerlijkt;
-men bad tot haar als tot de eeuwige beschermvrouw van het menschdom,
-die ellendige zondaars de straf voor hun zonden kwijt scheldt,
-ongeneeselijke kwalen geneest, de aarde doet draaien, de zon het
-licht schenkt, de wereld regeert en de hel doet beven. Niet alleen
-in zijn "leven van Maria," maar ook in de talrijke afbeeldingen der
-Madonna, waarvan er meer dan twintig bestonden, had hij de afgodische
-vereering van dit kind der menschen, in de hand gewerkt. Maar als men
-deze werken nauwkeuriger bezag, kon men zien, dat het niet in des
-kunstenaars bedoeling lag deze afgoderij te bevorderen. Wie oogen
-heeft om te zien, ziet dat de Maagd Maria in Dürers werken niet de
-hoofdpersoon is: het goddelijke Kind is het waarom alles draait. Hij
-wordt door allen gediend, door de engelen en de heiligen en tegelijk
-met Hem ook zij, die Hem ter wereld bracht. Niet met een stralenkrans
-verschijnt Maria daar, maar als een echt menschenkind, ja, als een
-ware Neurenbergsche huismoeder in Neurenberger kleederdracht. In
-haar oogen leest men de liefde voor haar kind. Zij laaft het met
-haar moedermelk in zalige verrukking, zij verheugt zich met Hem,
-zij lijdt met Hem. Zij is niet verheven boven het algemeene lot van
-vergankelijkheid en verval, zooals de Italiaansche schilders haar,
-als in eeuwige jeugd bloeiende, voorstellen, maar zij wordt oud en
-zwak; met gebogen gestalte omvat zij haar gepijnigden Zoon, onmachtig
-ligt de oude, grijze vrouw neder aan den voet van het kruis.
-
-Zoo had dus een godsdienstig juist gevoel meester Dürers hand bestuurd
-en hier en daar waren deze onbewuste gewaarwordingen ook in woorden
-voor den dag gekomen. Boven het eerste zijner rijmen, die hij in
-het jaar 1509 had gemaakt, stond geschreven: "Elke ziel, die het
-eeuwige leven heeft, wordt verkwikt door Jezus Christus, die twee
-naturen in één persoon vereenigt, de goddelijke en de menschelijke,
-hetgeen men alleen door de genade kan gelooven en door het natuurlijk
-verstand nimmer kan worden begrepen." Bij zijn Passie-gravuren had
-hij dit gevoegd:
-
-
- O almachtige God en Heer
- Vol aanbidding kniel ik neer
- Voor Jezus' lijden, voor Uw Zoon,
- Uw Eengeboorne, die het loon
- Voor onze schuld gedragen heeft.
- O God, ik bid, dat Gij mij geeft
- Over mijn zonden, diepe smart
- En leed. Och, reinig Gij mijn zondig hart!
- Gij hebt des overwinnaars troon,
- Ach, deel met mij uw eerekroon.
-
-
-Dus had de vrome man door de diepte van zijn godsdienstig gemoed iets
-van de waarheid gevoeld. En nu lag voor hem Luthers boekje over het
-Onze Vader, hij kende het bijna geheel van buiten!
-
-Ook nu hield het zijn geest bezig en stoorde het hem in zijn
-teekenwerk.
-
-Daar begon de klok der Augustijnerkerk te luiden; hij stond op, deed
-zijn met bont omzoomden mantel om, zette zijn zwart fluweelen baret
-op en ging uit: hij wist, dat Wenzel Link zou preeken.
-
-Over de Melkmarkt en de Wijnmarkt kwam hij spoedig aan het
-Augustijnerklooster. De kerk was overvol, niet alleen met monniken,
-maar ook met burgers, waarvan de voornaamste waren: Hieronymus Ebner,
-Hans Schopper, Lazarus Spengler en eenige anderen.
-
-Link had den verloren zoon tot onderwerp gekozen en sprak over de
-groote liefde Gods, waarmee Hij in Christus den zondaar tegemoet komt
-en van het vertrouwen, waarmee de berouwvolle, boetvaardige zondaar
-zich zonder tusschenkomst van menschen in Gods geopende armen moet
-werpen.
-
-Toen de dienst was afgeloopen en de kerk uitging, bleef Dürer nog
-met de aanzienlijke heeren achter, om met hen over het gehoorde,
-dat aller hart diep had getroffen, te blijven praten. Op eenmaal trof
-een gedruisch hun ooren; het was alsof er veel volk af- en aanliep.
-
-Zij traden naar buiten om te zien, wat er te doen was en op het plein
-zagen zij een dichte menschenmassa, die steeds grooter werd en hoorden
-zij een stem, zonder evenwel te kunnen verstaan, wat die sprak.
-
-"Wat is daar te doen?" vraagde Hieronymus Ebner aan den ouden Fröhlich,
-meester van het koperslagersgild, die zich uit het gedrang losmaakte.
-
-"Er is een reizende koopman in de stad gekomen," vertelde deze, "die
-vreemde tijdingen brengt. Hij zegt, dat een zekere monnik, Martinus
-Luther uit Wittenberg, aan de deur van de slotkerk vijfennegentig
-stellingen heeft aangeplakt, om te protesteeren tegen den aflaat,
-waarmee de paus de geldbuidels ledigt en de zielen verderft. Dat heeft
-heel wat opzien verwekt. De man zegt, dat waar hij ook kwam en dit
-bericht meedeelde, het bij jongen en ouden, aanzienlijken en geringen,
-mannen en vrouwen grooten indruk maakte, dat er eindelijk iemand was,
-die het had gewaagd zijn stem te verheffen tegen die afschuwelijke
-geldklopperij en die niet vreesde den paus te trotseeren. Op vele
-plaatsen was het nieuwtje hem al vooruitgegaan en kende men reeds den
-inhoud der stellingen, die overal met vreugde werden gelezen. De man
-voegde er nog bij, dat hij regelrecht uit Wittenberg kwam en dat hij
-uit naam van een vriend van den monnik, verscheidene der stellingen
-tegen den aflaat bij den heer Christoffel Scheurl had afgegeven.
-
-"Bij mij?" riep de kanselier blij verrast. "Zoo, dan ga ik dadelijk
-naar huis!" "Laat ons met u gaan," vraagde Dürer en de heeren gingen
-gezamenlijk naar de woning van den kanselier. Het was juist zooals
-de reiziger had gezegd. De vrouw van Scheurl kwam hen tegemoet en
-zeide: "Zie eens, man, wat een reiziger tijdens uw afwezigheid heeft
-gebracht!" Haastig verbrak Scheurl het omhulsel en haalde eenige
-papieren te voorschijn. Het waren tien stukken in het latijn geschreven
-en getiteld: Disputatie van Dr. Maarten Luther ter verklaring van de
-kracht van den aflaat.
-
-"Lees toch!" riep Kaspar Nützel den kanselier toe en deze begon
-terstond, terwijl de anderen zich om hem schaarden om te luisteren.
-
-Hij had nog slechts weinig gelezen, toen Dürer eensklaps uitriep: "O,
-God, help mij, ik voel mij zoo angstig!" Hij liep naar het venster,
-de handen tegen de borst gedrukt. Scheurl wenkte een bediende om een
-beker frisch water te halen, doch Dürer weigerde. "Water kan mij niet
-helpen; lees verder, verder!"
-
-Scheurl ging door met lezen en bij elke zinsnede werd de spanning
-grooter. Toen hij eindelijk ophield, heerschte er een diepe, plechtige
-stilte, waarna Hieronymus Holzschuher het woord nam en sprak: "Deze
-eenvoudige monnik is een profeet des Allerhoogsten, hij heeft zijn
-stem verheven om der waarheid getuigenis te geven. Zie, het valt mij
-als schellen van de oogen! Langen tijd heb ik mij reeds geërgerd over
-dien misdadigen aflaathandel en het schaamtelooze bestelen van het
-volk. Nu begrijp ik ook, dat de aflaat, zooals de paus die beveelt, uit
-den booze is, zelfs wanneer men er geen geld voor behoeft te betalen."
-
-Hieronymus Ebner gaf zijn instemming te kennen en voegde er zeer
-ernstig bij:
-
-"Hus heeft men verbrand, evenzoo Savonarola, misschien wordt er weldra
-een derde brandstapel opgericht. "Dat verhoede God!" riep Dürer uit
-en een donker rood bedekte zijn gelaat. "Zou de tijd dan nog niet zijn
-aangebroken, dat de Heer zich over het arme Christenvolk erbarmt? Reeds
-sinds den eersten keer, dat ik van Maarten Luther heb gehoord, was
-mijn ziel het met hem eens en er sprak in mij een stem: "hij is het,
-die de waarheid heeft!" Zou God het nog eenmaal dulden, dat de Satan
-het werktuig in Zijn hand verbrijzelt? O, ik wenschte steeds meer van
-Luther te hooren en mij door hem in de waarheid te laten leiden. Want
-nu ben ik nog als iemand, die lang in het duister heeft gezeten en
-met verblinde oogen hulpeloos in het schelle daglicht rondtast."
-
-Kaspar Nützel, die tot nu toe in stilzwijgen en gepeins verzonken had
-gestaan, richtte zich nu plotseling op en zeide: "Luther heeft een
-vreemde taal gebruikt, omdat hij het allereerst voor de geleerden heeft
-gesproken; maar zijn prediking is voor het gansche volk bestemd--ik
-zal hem te hulp komen en haar in het Duitsch uitgeven."
-
-Dit vond algemeenen bijval en men drong er op aan, als het mogelijk
-was, dat hij nog dienzelfden dag met het vertalen zou beginnen.
-
-Nützel bleef den ganschen nacht doorwerken, zoodat hij den volgenden
-morgen reeds naar Anton Koburger, den drukker, kon gaan en slechts
-weinige dagen later wist geheel Neurenberg, dat Luthers stellingen
-tegen den aflaat in het Duitsch waren verschenen.
-
-Men haastte zich naar de drukkerij en in een ommezien was de
-geheele voorraad uitverkocht. In de huizen, in de herbergen, bij de
-drinkputten, in de werkplaatsen, overal hoorde men spreken over den
-Wittenberger monnik en zijn stellingen, en de opgewondenheid werd nog
-grooter, toen men van doortrekkende reizigers vernam, dat Luther met
-zijn prediking het gansche rijk in rep en roer had gebracht. Wenzel
-Link, de Augustijner pater sprak nu met nog meer vrijmoedigheid van
-den kansel en al de kloosterlingen trokken partij voor hun ordebroeder
-in Wittenberg.
-
-Dürers werkplaats bleef leeg; de meester liet zich daar niet zien. Hij
-zat boven in zijn kamertje met afgesloten deur; zelfs zijn vrouw
-mocht hem niet storen. Hij wilde alleen zijn met God in den strijd
-om licht en waarheid.
-
-En ziet, de strijd eindigde in overwinning.
-
-Dr. Maarten Luther had hem den blinddoek van de oogen genomen; nu wist
-hij, wat het is, dat elk Christen voor zijner ziele zaligheid van noode
-heeft te weten: dat 's menschen hoop op de eeuwige zaligheid berust
-op Gods genade in Christus alleen en op niets anders. Het stond daar
-immers klaar en duidelijk: de paus kan slechts aflaat geven van die
-straffen, welke hij zelf heeft opgelegd, dus de tijdelijke kerkelijke
-straffen. Zijn macht strekt zich niet tot hemel en hel uit; het is
-een valsche meening, door de onwaardige handelaars in aflaatbrieven,
-verspreid. De paus kan geen zonden vergeven en niemand uit de hel
-verlossen; hij kan niets anders doen dan den menschen verkondigen,
-wat God uit genade en ter wille van Christus voor een boetvaardige
-ziel doet. Indien iemand oprecht berouw gevoelt, wil God hem volledig
-zijn schuld en straf kwijt schelden zonder een enkelen aflaatbrief.
-
-Deze boodschap was voor Dürers ziel als morgendauw op de dorre
-weide. Hij was steeds zulk een ernstig, ijverig Christen geweest; hij
-kon zich beroepen op een groot aantal goede werken, die de kerk van
-hem vorderde en had daardoor toch niet gevonden, wat zij zocht. Nu
-zag hij op eens de leer der goede werken met geheel andere oogen
-aan: niet door verdienste, maar door genade ontvangen, was Luthers
-prediking en dat was hem een blijde boodschap. Zijn hart vond nu op
-eenmaal rust en zijn beangst gemoed werd plotseling getroost. En nu,
-nadat alles hem duidelijk was geworden, wilde hij het ook aan anderen
-openbaren en zijn vertrouwen in de waarheid van Luthers prediking
-werd versterkt, toen hij zag, hoe vurig ook Agnes' begeerte was
-om naar hem te luisteren en toen hij hoorde, hoe dankbaar zij was,
-dat ook haar ziel vrede daarbij vond.
-
-Zijn blijdschap nam nog toe, toen ook Pirkheimer voor Luther in
-geestdrift geraakte, zoo zelfs, dat hij een brief aan Dr. Maarten
-schreef. O, hoe gaarne zou ook Dürer zijn hart voor den man Gods
-hebben uitgestort!
-
-Met groote spanning volgde hij nu de wederwaardigheden van Luther,
-wien menige giftige pijl werd toegeslingerd. Kwam er een boekje uit
-van Luthers hand, dan was hij er dadelijk bij om daardoor steeds
-duidelijker de waarheid te leeren kennen, terwijl Luther zelf door
-de aanvallen zijner tegenpartijders stapsgewijze verder kwam in de
-erkentenis der waarheid.
-
-Dürer voelde zich zoo opgewekt, zoo blijde; zijn ziel verblijdde
-zich in zulk een ongekend, zalig gevoel, als zelfs de hoogste lof der
-menschen over zijn kunst nooit bij hem had kunnen opwekken. Hij voelde
-zich gelukkig door den vrede Gods, die alle verstand te boven gaat.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXIV.
-
-TE AUGSBURG.
-
-
-Op een schoonen Junimorgen, toen de zon vroolijk scheen, reden drie
-aanzienlijke heeren te paard de Vrouwepoort van Neurenberg uit, op
-eenigen afstand gevolgd door zes kranige knechten, met zware valiezen
-beladen. Het waren de vertegenwoordigers der stad in den Rijksdag,
-dien Keizer Maximiliaan te Augsburg had bijeengeroepen: de raadsheer
-Kaspar Nützel, de stadssecretaris Lazarus Spengler en meester Albrecht
-Dürer. Eerst was het plan geweest, dat slechts de twee eerstgenoemden
-zouden gaan, later besloot men den laatste ook te zenden, om den
-keizer, bij wien Dürer in hooge eer stond, genoegen te doen.
-
-"Het zal warm worden," beweerde meester Dürer na eenigen tijd,
-"de zon brandt reeds op mijn rug."
-
-"In Augsburg zullen we het nog warmer krijgen," antwoordde Spengler
-lachend. "De belasting, die de paus eischt voor den strijd tegen
-de Turken, zal de hoofden der vorsten genoeg verhitten en de paus
-zal het ook benauwd krijgen, als hij de lange reeks klachten van de
-rijksvorsten over de geestelijkheid verneemt."
-
-"Zou men den heiligen Vader die belasting toestaan?" vraagde Nützel.
-
-De stadssecretaris haalde de schouders op. "Men stelt hier den
-eenen eisch tegenover den anderen. Als de paus aan de klachten der
-Duitschers geen gehoor geeft, kan hij elke gedachte aan een oorlog
-tegen de Turken gerust op zijde zetten. Ik voor mij geloof trouwens,
-dat de Turken slechts een voorwendsel zijn, om op nieuw geld uit de
-zakken der Duitschers te kloppen, nadat Luther voor de aflaatkramers de
-markt heeft bedorven. De bedoelde Turken zullen wel in Italië huizen."
-
-"Nu gij toch van Luther spreekt," zei Dürer, "zal het mij benieuwen
-of zijn zaak in den Rijksdag zal worden behandeld."
-
-"In den Rijksdag?" vraagde Spengler. "We hebben genoeg andere zaken
-te behandelen, maar als het mocht gebeuren, ben ik overtuigd, dat
-de keurvorst van Saksen zich het lot van zijn landgenoot wel zal
-aantrekken, want Luther staat bij hem hoog in de gunst."
-
-Nu het gesprek op de theologie was gekomen, raakten zij daarin zoo
-ernstig verdiept, dat de lange rit hun bijzonder kort scheen.
-
-Bij de poort van Augsburg scheidden zij om elk hun logies op te zoeken:
-Kaspar Nützel begaf zich naar het paleis van den rijken Fugger,
-Lazarus Spengler naar zijn collega Konrad Peutinger en meester Dürer
-naar het Augustijnerklooster te St. Ulrich.
-
-De Neurenberger vertegenwoordigers behoorden tot de eerste, die te
-Augsburg verschenen. Elken dag kwamen er nu meer: de Duitsche vorsten
-en prelaten verschenen met hun gevolg, allen in statigen optocht en
-eindelijk kwam Zijn keizerlijke Majesteit.
-
-Den volgenden dag kwamen allen, nadat zij gezamenlijk de mis hadden
-bijgewoond, met den keizer bijeen in de groote zaal van het paleis
-en de Rijksdag was geopend.
-
-Eenigen tijd daarna keerde meester Dürer in opgewonden stemming
-naar het klooster terug en deelde aan de monniken mede, dat hij
-overmorgen voor Zijn Majesteit moest verschijnen, om diens portret
-te maken. De monniken verheugden zich niet weinig hierover, en waren
-nu nog trotscher op hun gast, met wien zij reeds tegenover andere
-geestelijke orden hadden gepronkt.
-
-Des Maandags na den dag aan Johannes den Dooper gewijd, werd meester
-Dürer in het keizerlijk paleis ontboden.
-
-Zijn hart klopte luid: nu zou hij de eer hebben, hem, den machtigen
-keizer van het groote Duitsche Rijk, te mogen afbeelden, den vorst,
-voor wien hij ook als liefhebber en beschermer der kunst hooge
-achting koesterde.
-
-Met den dienaar, die hem begeleidde, ging hij door den tuin van het
-paleis en trad, langs de menigte keizerlijke hofbeambten en dienaren
-met hun van goud schitterende livreien, op het voorportaal toe. Zij
-gingen de breede trap op, door een zaal heen en kwamen daarna aan
-klein kamertje. De bediende opende de deur en liet Dürer binnen,
-die nu voor Zijn keizerlijke Majesteit stond.
-
-Toen hij eerbiedig boog, kwam de keizer minzaam op hem toe en reikte
-hem de hand.
-
-"Wees welkom, lieve meester! Het is mij recht aangenaam hem, die mij
-reeds zooveel genot heeft bereid, te mogen zien. Wilt gij nu maar
-dadelijk aan het werk gaan om keizer Maximiliaans beeltenis aan de
-wereld te laten zien."
-
-Tegelijkertijd zette hij zijn fluweelen baret op, sloeg een lichten
-mantel om en ging zitten. Dürer nam een papier te voorschijn en
-teekende met houtskool het bijna levensgroote portret des keizers.
-
-Nog geen uur was voorbijgegaan, toen de kunstenaar voor den
-keizer boog, om hem te danken, dat het hem vergund was geweest den
-hoogstgeplaatsten man der wereld in beeld te brengen. Hoogst verwonderd
-stond de keizer op. "Hoe, zijt gij nu reeds klaar?"
-
-Hij bekeek de teekening en zag toen zijn beeltenis, geniaal uitgevoerd,
-zoo natuurgetrouw en zoo volkomen waar, dat hem een kreet van blijde
-verrassing ontsnapte en hij in vervoering de hand des kunstenaars
-greep om die hartelijk te drukken.
-
-Dürer verzocht de teekening eerst mee naar huis te mogen nemen, om hier
-en daar nog wat bij te werken; hij zou haar dan den volgenden dag aan
-Zijn Majesteit zenden. De keizer keurde dit goed en liet den kunstenaar
-niet vertrekken zonder hem nogmaals zijn bewondering te hebben betuigd.
-
-Sedert dat oogenblik overstelpte men Dürer met arbeid, want door
-dit portret was zijn tegenwoordigheid te Augsburg algemeen bekend
-geworden. De rijke Patriciër, Jacob Fugger, noodigde Dürer uit bij hem
-te komen om zijn portret te maken, en zoo deed ook een aanzienlijke
-Augsburgsche dame, Sybilla Arztin. Een grootere opdracht gaf hem den
-geleerden en kunstlievenden stadssecretaris en keizerlijken raadsheer
-Dr. Konraad Peutinger, met wien hij later op zeer vertrouwelijken
-voet kwam, omdat hij in hem iemand, die wat het godsdienstige betrof
-het geheel met hem eens was, had gevonden. Zijn schetsboek vulde hij
-met portretten van de belangrijkste personen, die hij gedurende de
-zittingen van den Rijksdag in stilte teekende en waartoe behoorden:
-Keurvorst Frederik van Saksen, Keurvorst Joachim I van Brandenburg en
-diens zoon van denzelfden naam, de Paltsgraaf Frederik, Vorst Wolfgang
-van Anhalt, Bisschop Bernard van Triënte, de Abten van St. Paul in
-Lavanthal en van het klooster Heilsbronn. Het portret van Ridder
-Ulrich van Hutten teekende hij zelfs tweemaal.
-
-De Augustijner monniken van St. Ulrich drongen er bij den kunstenaar op
-aan, dat hij een geschenk als herinnering zou achterlaten; vriendelijk
-willigde hij hun verzoek in en schilderde de portretten van een groot
-aantal kloosterlingen.
-
-Vele weken waren sinds dien tijd voorbijgegaan.
-
-Op een avond in het begin van Augustus kwam Dürer in bijzonder
-opgewekte stemming thuis en vertelde hij aan tafel: "Vandaag is
-mij weder een groote eer te beurt gevallen: de Aartsbisschop
-van Maagdenburg en Mainz, primaat en eerste kanselier van het
-Duitsche Rijk, die op den Rijksdag hier van den heiligen Vader den
-kardinaalshoed heeft ontvangen, heeft mij bij zich ontboden en mij
-gevraagd zijn portret te maken. Dat heb ik nu vandaag gedaan en
-daarna hebben we nog eenige uren heel vertrouwelijk gepraat. Welk
-een aangenaam man is hij! Met welk een liefde en verstand spreekt
-hij over de kunst, waarvoor hij geen geld ontziet! Hij heeft een
-aanzienlijke schat reliquieën in zijn kerk te Halle bijeengebracht
-en voor het portret, waarover hij uiterst tevreden is, heeft hij mij
-terstond twee honderd gouden guldens uitbetaald, en mij nog twintig
-el damast gegeven voor een kleed, dat ik juist noodig heb."
-
-"En ziet, er is mij heden nog iets anders overkomen. Het is mij weer
-vergund geweest bij den keizer te verschijnen om met hem te spreken
-over den triomfwagen, dien ik voor hem heb geteekend. Er waren juist
-veel vorsten bij hem, die allen even minzaam tegen mij waren. De keizer
-wilde, dat ik een ridderhelm zou teekenen en toen ik daarmee bezig
-was, kwam hij er bij, nam het stuk houtskool uit mijn hand en zei,
-dat hij het zelf ook eens wilde probeeren. Maar terwijl hij zijn
-best deed, brak het stuk houtskool herhaaldelijk en het wilde in
-het geheel niet gelukken--hij gaf het mij dus maar weer terug en ik
-maakte de teekening gauw af. De keizer moest er om lachen en vraagde:
-"Hoe komt het toch, dat bij mij de houtskool voortdurend breekt en bij
-u nooit?" En omdat de keizer zoo minzaam en gewoon met mij praatte,
-werd mijn moed groot en ik antwoordde: "Allergenadigste Keizer,
-ik zou niet wenschen, dat Uw Majesteit even goed kon teekenen als ik.""
-
-De toehoorders zagen elkaar daarop bedenkelijk aan en een hunner zeide:
-"Dat was een haastig, onbedacht woord. Hoe nam de keizer het op?"
-
-Dürer glimlachte. "Hij begreep, dat ik er mee wilde zeggen: Gij,
-Keizer, hebt over een ander rijk te gebieden en moeilijker plichten
-te vervullen dan één van ons. Daarom reikte hij mij vriendelijk de
-hand en ik mocht heengaan, zonder in ongenade te zijn gevallen."
-
-De prior was onder Dürers verhalen stil geworden; nu nam hij het
-woord en sprak:
-
-"Ik begrijp, dat 's keizers gunst u verheugt en gelukkig maakt en ik
-verblijd mij daarin met u; maar het verbaast mij, dat de vriend en
-volgeling van Luther met zooveel lof over diens tegenstander spreekt
-en hem met zijn kunst dient. Is het niet juist kardinaal Albrecht,
-die den eersten stoot aan de geheele beweging heeft gegeven, toen
-hij Tetzel uitzond met die aflaatkist?"
-
-Dürer zag den prior een oogenblik ontsteld aan, daarop sprak hij: "Ik
-heb wel gedacht aan hetgeen de kardinaal, wat den aflaat betreft, heeft
-gedaan en het diep betreurd. Het is jammer, dat de man zich daarmee
-heeft afgegeven. Hij is overigens zulk een kiesch, uiterst ontwikkeld
-en hoogdenkend man, een vriend van kunsten en wetenschappen. -- -- --"
-
-"En een verkwister!" viel de prior hem met donkeren blik in de
-rede. "Zijn geldbuidel is altijd leeg en hij heeft Tetzel uitgezonden
-alleen om zijn beurs te vullen."
-
-"Misschien heeft hij niet geweten, wat hij deed," zei Dürer
-verontschuldigend, "en is daarom op hem het woord van onzen Heiland
-van toepassing, dat men het hem moet vergeven. Misschien heeft hij zelf
-het verkeerde reeds ingezien en stelt hij perk aan dien afschuwelijken
-handel. Mij dunkt, dat hij meer vorst dan bisschop is en van de leer
-der kerk niet veel weet, zooals vele anderen, die den bisschopsstaf
-dragen. Indien hij het bestuur over wereldsche aangelegenheden had,
-dan -- -- --"
-
-Hier werd de spreker in de rede gevallen door een monnik, die met een
-uitdrukking van schrik en toorn op het gelaat, naar binnen stortte
-en riep: "Er loopt een slechte tijding door de stad: de leeuw heft
-den klauw omhoog, om den adelaar te verscheuren."
-
-Plotseling stonden allen van hun zitplaatsen op en verdrongen zich
-om den binnengekomene met de vraag, wat dit moest beteekenen.
-
-De monnik hief zijn gebalde vuisten omhoog en riep met donderende
-stem: "Wee u, Leo, wanneer uw hand zich met het bloed der heiligen
-bevlekt!--Gij moet dan weten, broeders, dat er uit Rome een gezant
-van den paus is gekomen, om Luther te bevelen binnen zestig dagen
-voor den pauselijken stoel te verschijnen--dat beteekent dus: in een
-gevangenis te verdwijnen--en den paus nog dankbaar den voet te kussen
-voor de genade, dat hij hem den brandstapel heeft bespaard!"
-
-Er ontstond een groote opgewondenheid; aller gelaat gloeide en men
-sprak wild door elkaar, want de Augustijner monniken van St. Ulrich
-te Augsburg hadden allen partij gekozen voor hun Wittenberger
-kloosterbroeder en waren trotsch op hem.
-
-Dürer was eveneens diep getroffen. Hij ging naar zijn slaapvertrek
-en legde zich te bed, om daar lang tot God te bidden en den bedreigde
-in de bescherming des Almachtigen aan te bevelen.
-
-Er heerschte een geweldige oproerigheid in Augsburg gedurende de
-volgende dagen en de pauselijke gezant zag welk een groot deel van
-het volk op Luthers hand was.
-
-De opgewondenheid bedaarde dan ook niet, voordat men over Luthers
-lot gerust kon zijn, omdat zoowel de Universiteit van Wittenberg als
-de keurvorst Frederik van Saksen, voor den monnik beslist in de bres
-waren gesprongen en het hadden doorgezet, dat zijn zaak op Duitsch
-grondgebied zou worden uitgevochten en wel te Augsburg op den Rijksdag,
-terwijl de pauselijke gezant, kardinaal Cajetanus, tegen wil en dank
-zich bereid moest verklaren, aldaar den ketter te woord te staan.
-
-Men was daarmee tevreden gesteld; vooral ook nu de pauselijke
-zaakgelastigde, den keurvorst op diens aandringen, had beloofd met
-zachtmoedigheid en rechtvaardigheid tegenover den Augustijner monnik
-te werk te gaan.
-
-Brandend van ongeduld wachtte Dürer het oogenblik af, waarop de man
-Gods, die zijn ziel uit groote benauwdheid had gered, Augsburg zou
-betreden; hij hoopte hem dan met eigen oogen te zien en misschien
-zelfs met hem te spreken.
-
-Maar de eene week na de andere verliep en Luther verscheen niet--men
-hoorde zelfs beweren, dat hij pas zou komen wanneer de Rijksdag al
-het andere zou hebben behandeld, en dat was nog heel veel. Dürer
-kon evenwel tot zijn groote spijt zoo lang niet wachten; hij had van
-huis tijdingen ontvangen, die hem tegen de helft van September naar
-Neurenberg riepen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXV.
-
-BEVREDIGD VERLANGEN.
-
-
-Er waren bijna vier weken voorbijgegaan, toen op zekeren avond de
-meid meester Dürer bij zijn thuiskomst berichtte, dat de secretaris
-van den Raad er was geweest en ten hoogste had betreurd meester Dürer
-uit te vinden. Hij had er bij gevoegd, dat in geval deze spoedig thuis
-mocht komen, hij dadelijk naar het Augustijnerklooster moest gaan.
-
-Terstond ging Dürer er dus weer op uit en liep met groote stappen
-naar het genoemde klooster.
-
-Hij vond al de broeders bij elkaar in de groote eetzaal.
-
-"O, waarom waart gij zoo straks niet hier, Meester Dürer," riep de
-prior den binnentredende toe. "Nu is het te laat!"
-
-"Wat is er gebeurd?" vraagde Dürer ontsteld.
-
-De prior kwam naderbij, reikte hem de hand en zei: "Hij, dien gij
-zoozeer hebt verlangd te aanschouwen, zat een uur geleden hier op
-deze plaats."
-
-"Luther?" vraagde meester Dürer snel.
-
-"Ja, Luther," bevestigde de prior. "Wij hebben hem gezien, wij hebben
-met hem gesproken--o, ik zegen den dag, waarop de gezegende des Heeren
-onzen drempel heeft overschreden."
-
-Dürer was ontroostbaar over de teleurstelling, dat hij op het
-juiste oogenblik niet tegenwoordig was geweest en nu wilde hij ten
-minste alle nadere bijzonderheden hooren. Hij vernam, dat Luther
-te voet van Wittenberg was gekomen en doodmoe bij de broeders was
-aangeland. Men had hem toen gespijsd en gelaafd en broeder Link had
-hem zijn pij gegeven, daar hij in zijn eigen oude pij, door de stof op
-reis ontoonbaar geworden, onmogelijk voor den gezant van den heilige
-Vader kon verschijnen.
-
-Verder vertelde men, dat Link had aangeboden, hem naar Augsburg te
-begeleiden en dat zij een half uur geleden samen waren afgereisd.
-
-"En hoe was hij, Dr. Martinus?" vraagde Dürer met groote
-belangstelling.
-
-Eenige oogenblikken zweeg de prior met terneergeslagen blikken;
-toen vervolgde hij:
-
-"Hoe zal ik u dat duidelijk kunnen maken? Eerst schrok ik, toen
-ik hem zag aankomen, van zijn holle, bleeke wangen, waarop als
-het ware de dood staat te lezen. En ik zag daaruit de gevolgen van
-zijn zelfkastijdingen in het Erfurter klooster, waarvan men mij had
-verteld. Maar ik werd bijna verblind, toen ik zijn oogen zag. Meester
-Dürer, als gij die oogen had gezien, zoudt gij terstond hebben
-gezegd: dat is een man Gods, een profeet des Allerhoogsten! En als
-gij die oogen moest schilderen--al zijt gij nog zulk een uitstekend,
-hooggeroemd kunstenaar, zulke oogen en de ziel, die daaruit spreekt,
-op het doek te brengen, neen, dat zou onmogelijk zijn. Ik zie ze nog
-steeds voor mij, die groote, donkere, diepe oogen; het was mij alsof
-hij daarmee tot in het diepst van 's menschen ziel kon lezen. En dan
-zijn stem, zijn taal--juist zoo stel ik mij Elias, den profeet van
-Jehova voor."
-
-"En wat zeide hij van zijn gang naar Augsburg?" vraagde Dürer verder.
-
-"Hij was op alles voorbereid," antwoordde de prior. "Hij voorzag heel
-goed, dat hij als offer was bestemd, dat de paus hem door list wilde
-vangen en naar Rome sleepen; toch ging hij getroost in den naam des
-Heeren, die, als hij verloren ging, uit elken steen een Martinus
-kon verwekken."
-
-In Dürers ziel kampten velerlei aandoeningen om den voorrang; diepe
-ontroering en hartverheffende gedachten wisselden af met wrevel over
-de teleurstelling Luther te hebben gemist. Eindelijk vraagde hij,
-of Luther niet gezegd had, welken terugweg hij zou nemen, wanneer
-het misliep met de booze bedoelingen van Rome. Doch men zei hem,
-dat Luther daarvan met geen enkel woord had gerept.
-
-Iedereen te Neurenberg, en Dürer in het bijzonder, wachtte nu in groote
-spanning op tijding uit Augsburg; maar de berichten, die kwamen,
-waren zeer met elkander in tegenspraak. Sommigen zeiden, dat Luther
-zeer welwillend door den kardinaal was ontvangen; anderen beweerden,
-dat de pauselijke gezant hem hard had bejegend en had gezegd, dat
-hij het beest met de donkere oogen niet meer wilde zien.
-
-Toen kwam op den 16den October 's avonds laat Wenzel Link, die Luther
-naar Augsburg had vergezeld, terug--alleen, en vervulde door zijn
-berichten de stad met vrees en beven. Hij vertelde, dat hij de vlucht
-had moeten nemen, omdat hij zijn leven niet zeker was en wat er met
-Luther, die nog een geschrift om te appeleeren wilde overreiken,
-zou gebeuren, dat wist God alleen.
-
-Ten huize van Kaspar Nützel kwamen vele aanzienlijken bijeen om te
-beraadslagen, wat zij te doen hadden, in geval, dat het met Luther tot
-het uiterste kwam, maar niemand wist wat hierin te raden. Aller gemoed
-was bezwaard, niemand dacht aan arbeiden, zelfs de raadszittingen
-konden niet doorgaan door de afwezigheid van het meerendeel der
-raadsheeren.--
-
-Op Donderdag, den 21sten October, reden 's morgens vroeg twee ruiters
-de Vrouwepoort te Neurenberg binnen; zij zagen er wonderlijk uit, ten
-minste de een, want dat was een monnik in zijn pij, hetgeen al heel
-vreemd stond voor iemand te paard, zoodat ieder, die hem tegenkwam,
-bleef staan en verwonderd den rijdenden kloosterbroeder nakeek. De
-andere ruiter was een man met een grijzen baard en een gerimpeld
-gelaat; hij was tot de tanden toe gewapend. De ruiters vraagden
-den weg naar het Augustijnerklooster en gingen, toen zij daar waren
-aangekomen, met het paard aan den teugel, den tuin binnen. Even daarna
-werd de klopper driemaal haastig op Dürers deur neergelaten. Het was
-een monnik, die de boodschap bracht, dat meester Dürer terstond naar
-het klooster moest gaan.
-
-Met een voorgevoel, wien het gold, snelde Dürer naar buiten, geheel
-zooals hij was en in zijn haast ternauwernood zich den tijd gunnende
-om zijn baret van den haak te nemen. Hij had zich niet bedrogen; de
-monnik vertelde hem onderweg, dat Luther vergezeld van een gewapend
-ruiter uit Augsburg als vluchteling was aangekomen en in het klooster
-eenige rust wilde nemen. Met kloppend hart trad Dürer het klooster
-binnen. Allen waren weder in de eetzaal te zamen gekomen en men kon
-het hun aanzien, welk een diepen indruk deze gebeurtenis op hem maakte.
-
-Tevergeefs echter zochten zijn oogen Luther en op zijn vraag naar hem,
-hoorde hij dat deze bij den prior in diens cel was, om het schrijven
-van Spalatinus, den hofprediker van den Keurvorst van Saksen,
-dat ondertusschen voor hem was gekomen, te lezen. En werkelijk,
-nog voordat Luther eenige spijs ter verkwikking had genuttigd, had
-hij zich teruggetrokken om dezen brief te lezen. Hij zag daaruit,
-dat hij alle reden had, om de Augsburgsche vrienden, die bij hem op
-deze nachtelijke vlucht hadden aangedrongen, dankbaar te zijn, want
-Spalatinus deelde hem mee, dat, in een brief van den Paus, Kardinaal
-Cajetanus de opdracht had gekregen, Luther, dien verstokten ketter,
-hoe dan ook, in zijn macht te brengen, aan Rome uit te leveren en
-den ban uit te spreken over al zijn volgelingen en over alle steden
-en landen, waarheen deze zoon des satans zich zou begeven.
-
-Het duurde geruimen tijd, voordat Luther zich weer liet zien. De brief
-van Spalatinus en zijn lichamelijke uitputting hadden hem zoozeer
-aangepakt, dat hij rust en nadenken noodig had. Hij bekommerde zich
-weinig om het gevaar, dat hem zelf dreigde; doch dat anderen om
-zijnentwil zouden lijden, deed hem verdriet. Om deze laatste reden
-wilde hij dan ook niet lang in Neurenberg blijven en hij ging naar
-de eetzaal terug, waar een ontbijt voor hem gereed stond. Dürer, die
-zich achter in de zaal had teruggetrokken, stond hem onbewegelijk met
-groote oogen aan te staren; het was alsof hij betooverd was. Dat was
-hij dus, de profeet des Heeren met die zielvolle oogen, die zoo diep
-in de waarheid zagen; dat was dus die onverschrokken, dappere man,
-die gedurfd had wat niemand had gewaagd; dat was hij dus, wien hij de
-redding uit zijn zielsangsten had te danken! Meester Dürer bleef schuw
-in zijn schuilhoek, om daar te luisteren naar de woorden, die Luther
-onder het eten met den Prior en zijn vriend Link wisselde. Toen hij
-echter, nadat hij had gegeten, opstond en een kloosterbroeder toeriep,
-dat de knecht de paarden moest voorbrengen, verzamelde Dürer al zijn
-moed, trad uit zijn schuilhoek te voorschijn en ging naar Dr. Maarten
-toe. "Eerwaarde heer Doctor, neem ook uit mijn mond een zegenbede
-op reis mee. Reeds sedert lang behoor ook ik tot hen, die u eeren en
-voor u bidden."
-
-"Hoe heet gij?" vraagde Luther vriendelijk.
-
-"Albrecht Dürer," was het antwoord.
-
-Toen begonnen de groote oogen van den doctor te schitteren en met een
-geheel veranderden klank in zijn stem sprak hij: "Albrecht Dürer, gij,
-heerlijk kunstenaar, wees gegroet. Zie, ook ik heb u hartelijk lief en
-bewonder uw kunst, die mij reeds menig genot heeft bereid. God helpe
-u verder op den weg der waarheid, opdat gij daarin wordet bevestigd
-en de waarheid u vrij make!"
-
-"Dat geve God!" antwoordde Dürer warm, "u evenwel, die door den Paus
-en de goddeloozen wordt bedreigd, beveel ik in de bescherming des
-Almachtigen, opdat gij over de boosheid uwer vijanden moogt zegevieren
-en het veld behouden."
-
-"Heb dank, Meester Dürer!" antwoordde Luther innig en hij drukte
-den spreker de hand. "Mijn leven is in Gods hand en ik stel mijn
-vertrouwen op den levenden God; daarom vrees ik geen mensch, al was
-het de Paus of de duivel zelf."
-
-Buiten in den kloostertuin, hoorde men hoefgetrappel; toen nam Luther
-van allen haastig afscheid, steeg te paard en draafde met zijn geleider
-weg. Men zag hem langen tijd na, totdat zij op de Wijnmarkt den hoek
-omsloegen en verdwenen.
-
-"Heden is dit huis zaligheid geschied en mij ook," sprak Dürer, diep
-bewogen. "Nu weet ik het ook heel zeker, dat Doctor Maarten Luther
-de zwaan is, waarvan Johannes Hus stervend voorspelde, dat hij over
-honderd jaar zou komen. En ik bid van God, dat zijn voorspelling
-geheel moge worden vervuld; dat men, nadat men den gans misdadiglijk
-heeft gebraden, den zwaan ongebraden zal moeten laten!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXVI.
-
-EEN SPOTSCHRIFT.
-
-
-De ontvangst, die Kardinaal Cajetanus te Rome te beurt viel,
-toen hij zonder den aartsketter thuis kwam, was niet bepaald
-aangenaam. Begrijpende, dat er met geweld niets viel uit te richten,
-wilde de Paus nu iets anders probeeren. Het duurde niet lang, of er
-kwam weer een pauselijk zaakgelastigde, die het slimmer aanlegde dan
-de onhandige Kardinaal, opdagen, iemand, die den klauw in fluweelen
-handschoenen verborg, terwijl hij trachtte den ketter door zijn gevlei
-te vangen. En bijna gelukte hem dat ook: hij bracht Luther er toe
-te beloven, dat hij zou zwijgen, indien zijn tegenstanders dit ook
-zouden doen. Doch deze konden hun mond niet houden en zoo was Luther
-ook van zijn belofte ontslagen.
-
-Doctor Eck, professor te Ingolstadt, was de eerste, die den roem
-wenschte te behalen om den geweldigen Augustijner te overwinnen. De
-welbespraakte man wilde bij een dispuut in het openbaar bewijzen,
-dat Luther een leugenprofeet en een kind des duivels was. Wel is
-waar, daagde hij eerst niet Luther zelf tot een twistgesprek uit,
-maar den Wittenbergschen professor Karlstadt; doch eigenlijk had hij
-het toch op Luther voorzien en het gebeurde dan ook, dat, nadat hij
-te Leipzig Karlstadt met zijn kwakzalversstem het zwijgen had weten
-op te leggen, Doctor Maarten in het strijdperk trad, om een tweeden
-kamp te ondernemen.
-
-De oogen van de geheele wereld waren op dit tweegevecht gericht en
-in groote spanning wachtte men op den uitslag.
-
-Luther behaalde de overwinning en verkreeg daarbij veel nieuwe
-volgelingen; en niettegenstaande dat, ging Eck, die ijdele Eck,
-met opgericht hoofd zijn weg en deed alsof hij de overwinnaar was.
-
-Doch daarmee wist hij alleen de aanhangers van Rome en de domme lieden
-te misleiden--de overigen waren vertoornd op den schetteraar en des
-te meer, toen men tot de overtuiging kwam, dat hij een doortrapt
-huichelaar was, die datgene, wat hij met veel drukte verdedigde,
-zelf in het geheel niet geloofde.
-
-
-
-Wilibald Pirkheimers vrienden merkten in die dagen weinig van
-hem. Hij had zich in zijn studeervertrek teruggetrokken en schreef
-maar voortdurend.
-
-Alleen Dürer en Doctor Bernard Adelmann werden nu en dan
-bij hem toegelaten en op hun vragen naar de oorzaak van zijn
-teruggetrokkenheid, antwoordde hij, dat hij geheel in beslag werd
-genomen door het bestudeeren van een Grieksch schrijver.
-
-Eenige weken later zag een klein boekje het licht, getiteld: "der
-abgehobelte Eck" [24] een woordspeling op Ecks naam, die "hoek"
-beteekent. De naam van den schrijver en de plaats van uitgave waren
-er niet bij vermeld. Het was een bijtend spotschrift op den doctor
-uit Ingolstadt, waarin niet alleen de theoloog, maar ook de drinker
-en wellusteling Eck meedoogenloos aan de kaak werd gesteld.
-
-De afgemaakte schuimbekte van woede. Hoe gemakkelijk had hij, die
-'s Pausen volmacht had, wraak kunnen nemen op den boosdoener, indien
-hij hem maar gekend had! Eck stelde alle middelen in het werk om er
-achter te komen.
-
-Steeds las hij het geschrift op nieuw om er den schrijver van op
-te sporen.
-
-Ha! daar meende hij iets te hebben ontdekt: het moest bepaald door
-iemand uit Neurenberg zijn geschreven, verschillende bijkomende
-omstandigheden verrieden dit.
-
-Iemand uit Neurenberg--wie kon dat zijn? Wederom peinsde
-Eck en hij liet al de geleerden uit die stad aan zijn geest
-voorbijgaan. "Spengler?"--Neen, van hem verwacht ik die onhebbelijkheid
-niet; is er een ander die Latijn schrijft?--Pirkheimer?--
-
-Op nieuw bestudeerde hij den stijl en nu ging hem op eenmaal een licht
-op--hoe was het mogelijk, dat hij zoo lang gezocht en geraden had! Uit
-die scherpe woorden keek hem Pirkheimers boosaardig lachend gezicht
-aan. En nu kwam er een onheilspellende gloed in de zwarte oogen en
-sissend klonk het tusschen de knarsende tanden: "Neem u in acht,
-Wilibald, wij rekenen nog eens met elkander af!"
-
-Ook de leden van den Humanistenkring kwamen spoedig op hetzelfde
-spoor als Eck en verscheidene vragen werden er tot Pirkheimer over
-het auteurschap gericht, doch de wijze, waarop hij het ontkende,
-diende er slechts toe, om de verdenking te versterken!
-
-Eck liet niets van zich merken en daardoor verdween langzamerhand
-alle vrees uit Pirkheimers hart. Ook werd de aandacht van dit geval
-na eenigen tijd afgeleid door een andere gewichtige gebeurtenis,
-die aller gedachten innam. Keizer Maximiliaan was in het begin van
-'t jaar 1519 gestorven en de Rijksvorsten beraadslaagden met elkander
-over de keuze van een troonopvolger.
-
-In de laatste jaren van zijn leven had de afgestorvene de keurvorsten
-voor zijn kleinzoon Karel, den opvolger der Spaansche kroon, trachten
-te winnen, en de uitslag der verkiezing beantwoordde dan ook aan de
-wenschen van den ontslapene, al moest het velen verbazen, dat een
-man, die, in Spanje opgevoed, zelfs de Duitsche taal niet kende, het
-Duitsche Rijk zou regeeren en dat, terwijl hij nog een jongeling was,
-die pas twintig maal de rozen had zien bloeien.
-
-Meer dan iemand anders betreurde meester Dürer het heengaan van den
-edelen, ridderlijken Maximiliaan. Met hem verloor hij een beschermer,
-van wien hij nog veel had verwacht: verdere opdrachten van kunstwerken
-en daarbij het jaargeld, dat hem voor zijn werken was beloofd. Wat
-kon hij in dit opzicht van den nieuwen keizer verwachten? Hij was hem
-geheel vreemd en ongetwijfeld zou hij in de eerste jaren heel wat
-anders te doen hebben dan de kunst te beschermen. Toch dacht Dürer
-er over, te trachten den nieuwen souverein te naderen en zoowel zijn
-vrouw als zijn vrienden versterkten hem in dit plan.
-
-Deze overleggingen en zijn belangstelling in den gang der zaken op
-godsdienstig gebied brachten er toe bij, dat hij betrekkelijk weinig
-tijd aan de kunst wijdde. Nadat hij nog een tweede en grooter portret
-van Kardinaal Albrecht op diens verlangen had gemaakt, wenschte
-hij den dierbaren, overleden keizer te verheerlijken door een werk
-ter zijner herinnering te maken. Verscheidene malen schilderde hij
-'s keizers portret in olieverf en ten laatste wijdde hij aan de
-gedachtenis van den geliefden vorst een groote houtsnede, die zijn
-apotheose voorstelde, zijn opnemen in het Rijk der zaligen. In het
-voorhof des hemels knielt Keizer Maximiliaan voor God, den Vader,
-en legt schepter, zwaard en rijksappel, waarvan hij nu rekenschap
-moet geven, neder aan de voeten van den Heer der heirscharen. Rondom
-staan zes der voornaamste heiligen en schutspatronen als vrijpleiters
-geschaard. Onder het werk doelen vier latijnsche versregels op de
-beteekenis van het geheel.
-
-Dürer had zijn geheele hart in dit werk gelegd en daarin het beste,
-wat hij had, gegeven; menige traan was op het papier gevallen, te
-meer daar nog een andere slag hem had getroffen en zijn hart had
-week gemaakt--zijn oude meester Wolgemut, dien hij als een vader had
-bemind en geëerd, was gestorven. Het diepe gevoel, dat de meester in
-dit werk had gelegd, het innig weemoedige, dat er uit sprak, miste
-zijn uitwerking dan ook niet en maakte ieder pas recht duidelijk,
-wat men aan Keizer Maximiliaan had verloren.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXVII.
-
-IN DE NEDERLANDEN.
-
-
-Wederom was de ruiter op het vale paard de poort van Neurenberg
-binnengereden, wederom woedde de pest in de stad.
-
-Op straat heerschte doodsche stilte, overal was de werkkracht
-verlamd, slechts de doodgravers hadden werk in het zweet huns
-aanschijns. Geheele families stierven uit, geheele huizen werden
-ontvolkt. Hoe grooter de angst en ontzetting werd, des te grooter
-buit behaalde de pest en in de harten der menschen doodde de vrees
-alle liefde: ieder dacht slechts aan zich zelf en liet de overigen
-aan hun lot over.
-
-Op zekeren morgen kwam bij Albrecht Dürer Wilibald Pirkheimer
-in reisgewaad. "Ik kom u vaarwel zeggen," sprak hij reeds op den
-drempel. "Te Neurenhof op het landgoed van mijn schoonvader is de
-lucht onbesmet; daar ben ik van plan te blijven totdat de ziekte
-is geweken.--Doch, ik zie dat gij ook op reis gaat?" vraagde hij,
-toen hij de kist zag, die Vrouwe Agnes juist bezig was te pakken.
-
-Dürer knikte. "Ja, ook wij zijn van plan ons heil in de vlucht zoeken."
-
-"En waar gaat gij naar toe?"
-
-"De weg wordt mij aangewezen door een wensch, dien ik al lang heb
-gekoesterd; ik wil naar de Nederlanden tot den nieuwen keizer gaan,
-om mij in zijn bescherming aan te bevelen en van hem te verkrijgen,
-hetgeen mij door den dood van keizer Maximiliaan is ontgaan; het
-loon voor mijn werk tot een bedrag van 200 gulden en de verzekering,
-dat het jaargeld, hetwelk de gestorven keizer mij had toegestaan,
-mij steeds zal worden uitgekeerd. De nieuw verkozene is nu op
-reis in de Nederlanden, om vandaar voor de kroning naar Aken te
-gaan. Tegelijkertijd wilde ik een groet brengen aan de kunstbroeders
-in de Nederlanden en van hun kunstwerken genieten. Ik hoop ook vele
-mijner werken aan den man te brengen, om daardoor de reiskosten te
-kunnen betalen en door menig geschenk hoop ik mij beschermers en
-pleitbezorgers te verzekeren."
-
-"Nu, God zij met u, mijn lieve vriend," sprak Pirkheimer bewogen,
-"en Hij vergunne ons, nadat de pest is overwonnen, elkaar in welstand
-terug te zien!"
-
-Dürer en Vrouwe Agnes gaven hem wederkeerig hun heilbeden mede en
-nadat de keizerlijke raadsheer was vertrokken, ging Agnes voort met
-de toebereidselen voor de reis.
-
-Dezen keer wilde Dürer zijn vrouw niet alleen achterlaten en zij
-ging gaarne met hem mee, want zij voelde een buitengewonen angst voor
-de pest.
-
-Den volgenden morgen--het was de 12de Juli 1520--hield een reiskoets
-voor Dürers huis stil en het echtpaar, benevens hun meid Susanna,
-steeg er in.
-
-In snellen draf ging het naar de Tiergärtnerpoort, om zoo gauw
-mogelijk uit de verpeste lucht te komen, en men ademde vrijer,
-toen de op grooten afstand zichtbare vesting van Neurenberg uit het
-gezicht verdween.
-
-Eerst reed men naar Bamberg. Van den bisschop aldaar hoopte Dürer een
-vrijbrief te veroveren, om bevrijd te zijn van de lastige afpersingen
-en de groote uitgaven aan de tollen.
-
-Een groote afbeelding der Madonna, de houtsneden uit de Openbaring
-van Johannes, het leven van Maria en verscheidene kopergravuren,
-die hij als geschenk aanbood, misten dan ook op den hoogwaarden heer
-hun uitwerking niet: Dürer kreeg, tegen betaling van een gulden,
-niet alleen een bewijs, dat hij ontslagen was van alle tolgelden,
-doch de bisschop stelde hem ook vrij van het gelag in de herbergen,
-dat een gulden bedroeg.
-
-Hier ging de koetsier uit Neurenberg weer terug en gingen de reizigers
-in een schip om tot Mainz te varen.
-
-De vrijbrief beantwoordde aan het doel: ongemoeid en zonder betalen
-kon men van de eene plaats naar de andere gaan. Tot Frankfort alleen
-had men zesentwintig tollen te passeeren, en als Dürer, zooals later
-op den Rijn, bij elken tol twee gulden had moeten betalen, zou het
-zijn beurs al heel slecht zijn bekomen.
-
-In Frankfort had men een kort oponthoud. Jacob Heller, voor wien Dürer
-vroeger het groote altaarstuk had geschilderd, wilde den vereerden
-kunstenaar niet zoo spoedig laten vertrekken en schonk hem den eerewijn
-in de herberg.
-
-Nog langer duurde het oponthoud te Mainz, waar een bepaalde wedijver
-ontstond, om Dürer met eerbewijzen te overladen en het gelukte hem
-pas den 23sten Juli verder te gaan en op een schip den Rijn af naar
-Keulen te reizen.
-
-Daar had een vroolijk wederzien plaats met zijn neef Nicolaas, den
-zoon van zijns vaders broeder, die vroeger als goudsmid te Neurenberg
-was gevestigd geweest en later naar Keulen was verhuisd. Dürer moest
-evenwel zijn tijd verdeelen tusschen dit familielid en den heer
-Hieronymus Fugger uit Augsburg, die hier vertoefde en den kunstenaar
-met vriendschapsbewijzen overlaadde.
-
-Verder ging de reis weer met koets en paarden naar Antwerpen, waar
-men den 2den Augustus goed en wel aankwam.
-
-Welk een nieuwe wereld opende zich hier voor Dürers blikken, die
-nooit rust vonden. Dat mastenwoud in de haven der Schelde, dat
-bonte, drukke gewemel aan den oever! Het boeide hem zoo, dat hij
-snel papier en potlood greep om dit tooneel mee naar huis te kunnen
-nemen. Spoedig had men een herberg gevonden. De waard Jobst Plankfeldt
-was een aangename, goedhartige man en zijn vrouw was even rond als zij
-gedienstig was. Na enkele dagen voelden de vreemdelingen zich daar
-geheel thuis en vooral de vrouwen konden het best samen vinden. Zij
-zaten op een avond gezellig bij elkaar te babbelen aan het avondeten,
-toen de waardin sprak: "Wat is uw echtgenoot toch een wereldberoemd
-man! Dat zult gij hier in den vreemde eerst recht ondervinden."
-
-Vrouwe Agnes voelde zich gevleid en zei glimlachend. "Ik verheug mij
-met hem in de eer, die men hem hier van alle zijden bewijst en vooral,
-omdat hier in den beker der vreugde geen bitteren droppel van nijd
-of afgunst wordt gemengd, zooals dat te Venetië gebeurde. Iedereen
-komt hem met liefde en oprechte bewondering tegemoet. En toch zou ik
-die beroemdheid bijna betreuren, want die berooft mij totaal van zijn
-gezelschap, zoo dat ik soms in eigen oogen een arme, verlaten weduwe
-ben. Als ik u niet had, zou het voor mij aangenamer zijn geweest om
-thuis te blijven."
-
-"Gij moet niet ontevreden en onbillijk zijn, Vrouwe Dürer,"
-knorde de waardin. "Zijt gij dan niet zelf tegenwoordig geweest
-bij het feest, dat onze schilders uw echtgenoot in hun gildekamer
-hebben aangeboden? En wie weet, hoeveel eerbewijzen nog voor u zijn
-weggelegd!" Het was werkelijk een prachtig feest geweest, dat het
-Antwerpsche schildersgild den Neurenberger meester had gegeven. Geheel
-onder den indruk daarvan was Dürer thuisgekomen en hij had het volgende
-in het dagboek zijner reis geschreven:
-
-"Des Zondags, op St. Oswaldsdag, noodigden de schilders mij, mijn
-vrouw en de meid uit om in hun kamer te komen. Zij hadden overal
-zilver vaatwerk en veel pracht aangebracht en voor overheerlijke
-spijzen gezorgd. Hun vrouwen waren ook tegenwoordig en toen men mij
-naar tafel geleidde, stonden allen aan beide zijden geschaard, alsof ik
-een vorst was. Er waren zeer aanzienlijke personen onder hen, mannen,
-die diep eerbiedig voor mij bogen en zeiden, dat zij zooveel in hun
-vermogen was, wilden doen om het mij aangenaam te maken. En toen ik was
-aangezeten, kwam de bode van den Raad van Antwerpen met twee knechts,
-die mij uit naam van de raadsheeren twee kannen wijn aanboden; zij
-lieten mij zeggen, dat zij mij hiermee eer wilden bewijzen en hoopten,
-dat het mij aangenaam zou zijn. Ik betuigde hen mijn hartelijken dank
-en bood mijn diensten aan. En toen wij langen tijd vroolijk bij elkaar
-hadden gezeten en het laat in den nacht was geworden, deden zij ons
-de eer ons met fakkels naar huis te begeleiden en verzochten ons hun
-diensten te willen aannemen, want zij wilden mij gaarne in alles, wat
-mij genoegen kon doen, ter wille zijn. Ik dankte hen en ging naar bed."
-
-In Antwerpen was veel te zien. In de eerste plaats maakte de
-schilderkunst aanspraak op Dürers belangstelling.
-
-In Quinten Metsys leerde hij een kunstenaar, voor wien hij het hoofd
-moest ontblooten, kennen. Bijzonder genot verschafte hem het arsenaal,
-waar in de groote zaal de kunstenaars bezig waren de reusachtige
-triomfbogen, die dienst moesten doen bij den feestelijken intocht
-van Keizer Karel op den 25sten September, te schilderen. Vierhonderd
-bogen, elk veertig voet breed en twee verdiepingen hoog, zouden op
-straat worden opgericht--een reuzenwerk, wel waard te worden bewonderd.
-
-Daarbij ontbrak het Dürer niet aan uitnoodigingen om zelf te
-schilderen, want de velen, die hem met hun eerbewijzen overlaadden,
-wilden ook gaarne iets van zijn hand tot aandenken hebben, en daarom
-was hij wel verplicht nu en dan een uurtje er af te nemen, om dezen
-plicht der dankbaarheid te vervullen.
-
-Vooral voelde hij zich hiertoe gedrongen tegenover den man, op wiens
-persoonlijke kennismaking hij zich in het bijzonder had verheugd,
-Erasmus van Rotterdam, den grooten geleerde en het orakel van zijn
-tijd, tot wien de geheele beschaafde wereld met onbeperkt vertrouwen
-opzag en van wien men hoopte, dat hij in zake Luther, het gewicht
-van zijn invloed in de weegschaal zou werpen.
-
-De beide groote mannen behandelden elkaar bij hun ontmoeting wederzijds
-met den eerbied, die elk toekwam en zij voelden zich sterk tot
-elkaar aangetrokken. Uit dankbaarheid voor het geschenk van Erasmus,
-bestaande uit een Spaansch manteltje en verscheidene teekeningen,
-schilderde Dürer het portret van den geleerde op meesterlijke wijze,
-waarvan hij later een copie meenam om op koper te graveeren.
-
-Het kostte hem moeite om afscheid te nemen van Antwerpen, waar hij
-zooveel liefde en eer had genoten, maar het was zijn plan om verder
-naar Brussel te gaan.
-
-Op den 16den Augustus aanvaardde hij de reis in gezelschap van den
-Genuees Tomaso Bombelli, een der rijkste kooplui in zijde van Antwerpen
-en tegelijkertijd penningmeester der Landvoogdes der Nederlanden, de
-Aartshertogin Margaretha, die den meester evenals andere buitenlanders
-met eerbewijzen had overladen.
-
-In Brussel werd hij aangenaam verrast, toen hij drie Neurenberger
-heeren onverwacht op straat ontmoette; het waren de raadsheeren: Hans
-Ebner, Leonard Groland en Nicolaas Haller, die, als afgezanten van
-den Raad, de rijksinsignes voor de kroning moesten overbrengen. De
-heeren wilden ook van hunnentwege hun beroemden stadgenoot een
-onderscheiding bewijzen en namen zijn onderhoud geheel voor hun
-rekening. Het was echter niet noodig hem daar bekend te doen worden,
-want in Brussel herhaalden zich dezelfde tooneelen als te Antwerpen
-en het kostte Vrouwe Agnes menigen zucht zich steeds zoo eenzaam en
-verlaten te gevoelen.
-
-Voor den kunstenaar daarentegen waren het dagen van het hoogste genot;
-zijn oog, oor en hart genoten oneindig. Ten laatste was het hem ook
-nog vergund bij de Landvoogdes te worden toegelaten; zij was een
-fijnbeschaafde, met de kunst dwepende vrouw, die hem ook beloofde
-zijn voorspraak bij Koning Karel te zullen zijn.
-
-Den 2den September keerde hij uiterst voldaan naar Antwerpen terug,
-om daar den keizer, af te wachten, voor wiens ontvangst alles in rep en
-roer was en vol ijver om de stad in een tooverpaleis te herscheppen. De
-keizerlijke stoet naderde langzaam de poort, de lucht weergalmde van
-de juichkreten der dicht op elkaar gedrongen, geestdriftvolle menigte,
-maar de jonge keizer scheen weinig oog te hebben voor al die pracht
-en heerlijkheid, en menigeen, die wist welke verbazende onkosten men
-had gemaakt, schudde wrevelig het hoofd.
-
-Van Antwerpen ging de keizer verder naar Aken voor de kroning en Dürer
-volgde hem naar die stad, omdat hij te Antwerpen geen gelegenheid had
-gehad om hem te naderen. Te Aken ontmoette hij weer de Neurenberger
-gezanten, die hem in hun kring opnamen en alle onkosten voor zijn
-onderhoud betaalden, waarvoor hij hun zooals vroeger met zijn kunst
-zijn dankbaarheid betuigde.
-
-Den 23sten October had de kroning plaats. Op den avond van dien dag
-schreef Dürer in zijn boek: "Heden zag ik zooveel pracht en praal,
-als geen sterveling ooit schooner zag."
-
-Was het in Antwerpen hem reeds onmogelijk geweest zijn verzoek bij
-den keizer in te dienen, te Aken viel er in 't geheel niet aan te
-denken en er bleef dus niet anders over dan den vorst naar Keulen
-te volgen. Daar eindelijk op den 12den November bereikte hij met
-veel moeite zijn doel, tenminste in zoover, dat het uitbetalen der
-lijfrente hem werd verzekerd--maar van de andere verplichtingen wilde
-Keizer Karel niets hooren.
-
-Verheugd, dat hij tenminste in hoofdzaak was geslaagd, keerde hij
-van Keulen terug, om weer te gaan naar de Nederlanden, waar hij den
-winter wilde doorbrengen.
-
-Den 27sten November was hij weer in Antwerpen bij Agnes, wier
-vreugde over het weerzien eenigszins werd vergald door het ongeluk,
-dat haar onlangs in de Lievevrouwekerk op St. Maarten was overkomen,
-toen een dief haar tasch met twee gulden en verscheidene sleutels
-had losgesneden en gestolen.
-
-Dit verlies bezorgde Dürer ook wel eenige spijt, doch hij troostte
-zich, toen iets anders zijn aandacht in beslag nam en wel, de tijding,
-dat de zee bij Middelburg een reusachtigen walvisch op het droge
-had aangespoeld. Hij liet zich noch door de winterkou, noch door den
-afstand weerhouden om dit wonder der natuur te gaan zien. Den 7den
-December ondernam hij met eenige kennissen te paard den tocht naar
-Middelburg en hij kwam pas den 14den terug.
-
-Vrouwe Agnes ontving hem met vreugde, want zij was bang geweest,
-dat het gure weer haar man kwaad zou doen.
-
-"Ja, gij, kunt nu wel blij zijn," sprak hij, terwijl hij haar aan
-zijn hart drukte, "want gij hebt uw man weer terug, maar ik heb weinig
-voldoening van de reis, want het wonder heb ik niet mogen aanschouwen,
-omdat de zee het weer had teruggehaald en daarbij scheelde het bitter
-weinig of ik had er het leven bij ingeschoten."
-
-En nu vertelde hij aan zijn ontstelde vrouw, hoe zijn schip tegen
-een ander was aangevaren en daardoor beschadigd was geworden,
-waarna het zonder anker de zee was ingedreven en daar zoo lang had
-rondgezwalkt, dat de bemanning reeds alle hoop had opgegeven en hun
-zielen in Gods handen had bevolen, totdat de hemel genadig hulp in den
-hoogsten nood had gezonden. Nu begon te Antwerpen het oude leventje
-weer. Indien hij gelegenheid had, verkocht hij zijn schilderijen,
-om voor de opbrengst allerlei voorwerpen, die hij gaarne in zijn
-bezit had, of waarmee hij bij zijn thuiskomst anderen een genoegen
-wilde bereiden, te koopen; nog meer gebeurde het, dat hij zijn werk
-weg gaf om ondervonden vriendelijkheid ruimschoots te vergelden of
-voorkomend anderen pleizier te doen.
-
-Natuurlijk namen zijn vereerders zijn tijd weer zeer in beslag. Een
-paar dagen na vastenavond schreef hij in zijn dagboek: "Eergisteren had
-ik een uitnoodiging om met mijn vrouw de gast van het goudsmidsgild te
-zijn. Bij die gelegenheid leerde ik veel wakkere mannen kennen en werd
-ons een heerlijke maaltijd bereid, terwijl iedereen om 't hardst mij
-eer bewees. Des avonds was ik bij den ouden schout genoodigd, waar ik
-ook rijkelijk werd onthaald en met veel eerbewijzen overladen. Vele
-bijzondere maskers en costuums lieten zich dien avond zien en over
-het algemeen was alles prachtig ingericht. 's Maandagsavonds was ik
-uitgenoodigd bij den heer Lopez op een groot festijn, dat tot twee
-uur duurde en bijzonder kostbaar was. Van den heer Lorenz Stark
-kreeg ik een Spaanschen pels ten geschenke. Ook op dit feest zag
-men veel schitterende gecostumeerden en gemaskerden, vooral de heer
-Tomaso Bombelli."
-
-Eindelijk kreeg meester Dürer toch wel wat te veel van het goede dezer
-aarde en kwam de gedachte aan terugkeeren naar huis in zijn hart op,
-te meer toen hij voelde, dat zijn gezondheid niet meer zoo goed was
-als vroeger en de eene stuiver na den anderen in de apotheek verzeilde.
-
-Om niet al te veel met bagage te zijn belast, stuurde hij den
-19den Maart, toen er zich een gelegenheid aanbood, een groot deel
-der verkregen schatten vooruit en toen kon men eens goed zien, aan
-hoeveel vrienden de goedhartige, milde man had gedacht. Niet alleen
-aan zijn familieleden en vrienden zond hij een geschenk, ook anderen,
-die hem op de een of andere wijze vriendelijkheid hadden bewezen,
-vergat hij in den vreemde niet; en Vrouwe Agnes, die berekende hoe
-hoog de uitgegeven som beliep, vond het bijna al te veel.
-
-Nu had hij evenwel de groote steden Brugge en Gent nog niet gezien en
-men zeide hem, dat het toch al te jammer zou zijn, indien hij in deze
-middelpunten der kunst, waar hij nu zoo dicht bij was, niet eenige
-weken vertoefde.
-
-Ook hier was zijn roem hem reeds vooruitgegaan; ook hier ontving men
-hem met bijzondere eerbewijzen. Ofschoon verheugd over al het genot,
-dat hij had gesmaakt, keerde hij in eenigszins gedrukte stemming
-naar Antwerpen terug. Hij wist zelf niet, wat hem scheelde, maar
-het eten smaakte hem niet, zijn hoofd was zwaar en vermoeid en zijn
-voeten weigerden bijna hem te dragen. De geneesheer, die op verzoek
-van zijn bezorgde vrouw, verscheen, meende dat hij zware koorts zou
-krijgen en beval vóór alles volkomen rust aan.
-
-Den volgenden morgen kwam Vrouwe Agnes doodsbleek bij de waardin
-binnenloopen en riep: "Help mij--mijn man, mijn man!"
-
-De waard en waardin gingen terstond met haar mee en vonden Dürer,
-bleek en met gesloten oogen, in bed liggen. Zij dachten, dat hij dood
-was. Het was echter slechts een langdurige bezwijming, waaruit het
-den dokter gelukte hem weer bij te brengen. Doch de koorts wilde niet
-wijken en nam integendeel steeds in hevigheid toe, zoodat Vrouwe Agnes
-in den angst haars harten niet wist wat te beginnen. "Ach, dat wij
-nu juist hier in den vreemde moeten zijn!" jammerde zij. "Gave God,
-dat wij toch reeds thuis waren!"
-
-Er volgden moeilijke dagen en weken, voordat de beangstigde vrouw
-kon herademen en innig dankbaar drukte zij den waard en zijn vrouw
-de hand voor de groote liefde, waarmee zij haar hadden bijgestaan,
-alsof zij een lid der familie was geweest.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXVIII.
-
-EEN LIJKZANG.
-
-
-Op een dag in Mei van het jaar 1521 zat Dürer alleen in zijn
-kamertje. Op zijn gelaat waren de sporen van zijn ziekte nog duidelijk
-zichtbaar en daarbij lag er nog een heel bijzondere treurigheid,
-die zich nu en dan in een diepen zucht uitte, op te lezen.
-
-Al de verstrooiingen van de reis hadden hem den man, wien hij voor het
-heil van zijn ziel zooveel was verplicht, niet doen vergeten. Elk
-nieuw uitgekomen boekje van Luther, dat hij onder de oogen had
-gekregen, had hij gekocht en ijverig bestudeerd. Ook te Antwerpen,
-waar hij veel tijd met de Augustijnermonniken had doorgebracht, had
-het hem aan tijdingen omtrent Luthers lot niet ontbroken. Hij had hun
-angst gedeeld, toen men hoorde, dat Luther door den Paus in den ban
-was gedaan en met hen gejuicht, toen men de koene daad van den man
-Gods vernam, om de pauselijke bul in het openbaar te verbranden,
-waarmee hij bekende zich te hebben vrijgemaakt van de kerk des
-Pausen, om alleen voor Gods eer te ijveren, nadat de opvolger van
-Petrus den Heer Jezus opnieuw had verloochend. Eindelijk was het
-bericht gekomen, dat Doctor Maarten zich te Worms voor den Keizer en
-het Rijk zou verantwoorden, en zijn ziel had toegejuicht den held,
-die alle waarschuwingen ten spijt, besloten was naar Worms te gaan,
-al zouden daar ook evenveel duivels als pannen op de daken zijn.
-
-Nu was er evenwel een nieuw, verpletterend bericht verspreid. Maarten
-Luther, die op den Rijksdag met heldenmoed de waarheid van het
-Evangelie had beleden en zich niet door het tandgeknars zijner
-tegenstanders tot herroepen had laten dwingen, zou op den terugweg
-verraderlijk zijn gevangen genomen en verdwenen, en behoorde nu
-waarschijnlijk niet meer tot de levenden.
-
-Nadat Dürer langen tijd met strakke blikken treurend had neergezeten,
-nam hij zijn dagboek en gaf daarin lucht aan de smart, die hem
-vervulde, met de woorden:
-
-"Ach, Heer des Hemels, welke tijding omtrent Luther, den man Gods,
-moet ik daar vernemen.
-
-"Men dacht, dat hij veilig was door het vrijgeleide van een keizerlijk
-heraut; maar toen zij bij Eisenach in een onherbergzaam oord waren
-gekomen, had deze gezegd, dat Luther hem nu niet meer noodig had
-en was hij weggereden. Spoedig werd de verraden, vrome, met den
-H. Geest bezielde man, de heraut van het Christelijk geloof, door tien
-ruiters omsingeld en ontvoerd. En of hij nog leeft, of dat men hem
-heeft vermoord--ik weet het niet--zoo heeft hij dit lijden doorstaan
-ter wille der Christelijke waarheid en omdat hij het onchristelijk
-pausdom heeft bestraft, dat door het opleggen van zijn lasten, de
-verlossing door Christus teweeggebracht, wederstaat. En ook daarom
-heeft hij het geleden, omdat wij worden beroofd en uitgeplunderd en
-ons datgene, wat wij in het zweet onzes aanschijns hebben verworven,
-wordt ontnomen, opdat het op die wijze verkregene schandelijk door
-nietsdoeners kan worden verteerd, terwijl dorstige, kranke menschen
-van gebrek sterven. En bovenal bezwaart mij de vrees, dat God ons
-misschien nog langer wil laten zuchten onder het juk der blinde,
-valsche leer, die door menschen is bedacht en uitgevonden, waardoor
-het heerlijk Evangelie ons op vele plaatsen verkeerd wordt uitgelegd
-of ons geheel wordt onthouden.
-
-"Ach, God in den Hemel, erbarm u onzer. O Heer Jezus Christus, bid voor
-Uw volk, verlos ons te rechter tijd, bewaar in ons het echte, ware,
-Christelijke geloof, verzamel Uw verdwaalde schapen door uw stem uit
-de Schrift; help ons, dat wij Uw stem mogen kennen en geen verlokkend
-geluid van menschelijke dwaling volgen, opdat wij, Heer Jezus Christus
-niet van U wijken. Roep de schapen Uwer weide, die nog voor een deel
-in de Roomsche kerk worden gevonden, en die door het opleggen van
-lasten en de geldzucht des Pausen, door een valsche leer bedrogen,
-zijn verstrooid, bij elkaar, desgelijks ook de Indianen, Moscovieten,
-Russen en Grieken. Ach God, verlos Uw arm volk, dat door groote
-pijn en tyrannie wordt gedwongen, tot dingen, die het tegenstaan,
-en waardoor het steeds tegen zijn geweten moet zondigen. O, God,
-nooit hebt gij met geboden der menschen een volk zoozeer belast als
-ons, armen, onder het juk van Rome; terwijl wij toch, verlost door uw
-bloed, vrije Christenen zijn moesten. O, almachtige, hemelsche Vader,
-beschijn ons door Uw Zoon, Jezus Christus, met zulk een licht, dat
-wij daarbij duidelijk kunnen zien, welke geboden wij moeten houden,
-opdat wij de andere lasten, met een vrij geweten, op zijde kunnen
-zetten en U, hemelschen Vader met een blij hart mogen dienen.
-
-"En indien het waar is, dat wij hebben verloren den man, die
-duidelijker heeft geschreven dan iemand anders, die in de laatste
-tijden heeft geleefd, en die Gij zoo door Uw Geest hebt verlicht, dan
-bidden wij U, o hemelsche Vader, dat gij Uw H. Geest wilt geven aan een
-anderen man, die uw heilige Christelijke kerk van alle zijden weder
-bijeenbrenge, opdat wij weder als Christenen mogen leven, en anderen
-door ons leven bekeerd worden en het Christelijk geloof mogen aannemen.
-
-"Maar, Heer, het is uw wil, voor dat gij oordeelt, dat evenals Uw
-Zoon, Jezus Christus, door de priesters werd gedood en, uit den dood
-opgestaan, ten hemel voer, het met Uw volgeling, Maarten Luther,
-die door den Paus verraderlijk om het leven wordt gebracht, eveneens
-zou gaan; hem zult gij verkwikking bereiden. En zooals gij over
-Jeruzalem het oordeel van verwoesting hebt uitgesproken, zoo zult gij
-ook de macht, die de stoel van Rome zich heeft aangematigd, te niet
-doen. Och Heer, geef ons daarna het nieuwe, heerlijke Jeruzalem, dat
-uit den hemel nederdaalt, waarvan in de Openbaring wordt gesproken;
-het heilige, zuivere Evangelie, dat niet door de leer der menschen
-is verduisterd.
-
-"Opdat zulks geschiede, geef, dat ieder, die Luthers boeken leest,
-zien moge hoe helder en duidelijk de leer is, die hij naar het
-Evangelie verkondigt. Daarom moet men die boeken in waarde houden en
-ze niet verbranden; beter ware het, dat men zijn tegenstanders, die
-de waarheid wederstaan, in het vuur wierp met al hun leerstellingen,
-die de menschen tot goden verheffen. Dat er toch nieuwe uitgaven
-van Luthers boeken mochten verschijnen! O God, als Luther dood is,
-wie zal ons dan in het vervolg het heilig evangelie zoo duidelijk
-verklaren? Ach, God, wat zou hij in tien, twintig jaren nog veel voor
-ons hebben kunnen schrijven! O gij, alle vrome christenen, beweent
-met mij dezen, door Gods Geest bezielden man en laten wij Hem vragen
-om ons een ander door den H. Geest verlicht man te zenden!
-
-"O Erasmus van Rotterdam, waar blijft gij? Zie, wat de tyrannie der
-onrechtvaardigen, de dwingelandij der wereldlingen, de macht der
-duisternis vermag! Hoor, gij, strijder voor Christus, rijd naast
-den Heer Jezus, bescherm de waarheid, verover de martelaarskroon,
-gij zijt toch ook reeds een oud man. Ik heb van u gehoord, dat gij
-u zelf nog twee jaren in staat acht om tot iets nut te zijn. Gebruik
-die jaren voor het Evangelie; verhef uw stem, dan zullen de poorten
-der hel, dan zal Rome niets tegen u vermogen. En als gij hier aan uw
-Meester, Christus, gelijkvormig wordt en schande wilt lijden door de
-leugengeesten van onzen tijd, waardoor gij misschien een weinig vroeger
-zoudt sterven, dan zoudt gij te eerder uit den dood tot het leven komen
-en door Jezus Christus worden verheerlijkt. Want indien gij uit den
-beker drinkt, dien Hij heeft gedronken, dan zult gij met Hem regeeren
-en rechtvaardig oordeelen, hen, die dwaas hebben gehandeld. O Erasmus,
-handel zoo, dat God u roemen kan, zooals er van David staat geschreven,
-want gij kunt het, voorwaar, gij kunt Goliath dooden; Uw God beschermt
-de heilige, christelijke kerk. Leid ons in de eeuwige zaligheid, God,
-Vader, Zoon en Heilige Geest, Gij, eeuwig God. Amen."
-
-Dürer legde de pen neder en veegde zijn oogen af. Het was hem een
-verluchting, dat hij zijn vol hart eens had uitgestort.
-
-Maar het was hem nog niet genoeg: spoedig greep hij een stuk krijt en
-gebruikte de kunst als tolk van zijn gevoel en als troosteres in zijn
-smart. En op den grijsblauwen grond werd een cherubijn zichtbaar, die
-jammerend, met de vleugels het aangezicht bedekt, alsof hij wil zeggen:
-
-"Ach, dat gij zijt heengegaan, Maarten Luther, gij, profeet des
-Allerhoogsten!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXIX.
-
-NEURENBERG BOVEN ALLES.
-
-
-De zomer was in het land gekomen, en Dürer, die de eerste bezending
-goederen door andere naar Neurenberg had laten volgen, dacht er nu over
-om naar huis terug te keeren. Hij durfde de reis nu wel ondernemen,
-omdat zijn lichaamskrachten weer voldoende waren teruggekeerd.
-
-Op St. Pieter en Paulus, den 29sten Juni, zat hij met zijn vrouw
-in het kamertje de som der gemaakte onkosten te berekenen. Hij had
-veel uitgegeven zoowel in geld als aan kunstwerken, want Dürer was
-hooghartig en had de ondervonden vriendelijkheid rijkelijk vergolden
-en soms meer gegeven, dan hij kon. Het was een heele som, toen hij
-berekende wat hij in al dien tijd met teekenstift of penseel voor de
-menschen had gewerkt--hij had voor niet minder dan honderd vijftig
-personen hun portret gemaakt met potlood, houtskool of in kleuren
-en toen Vrouwe Agnes hem vraagde, wat hem al die moeite en arbeid
-had opgebracht, lachte Dürer en zei: "Het grootste gedeelte van mijn
-arbeid heeft mij niets opgebracht, en toen ik mij voorstelde uit de
-Nederlanden een goede winst mee te brengen, heb ik mij bedrogen. Nu
-ben ik wel genoodzaakt honderd gouden guldens te leenen om naar huis
-te kunnen gaan en gelukkig heeft de heer Imhoff zich daartoe bereid
-verklaard."
-
-Vrouwe Agnes was hierover wel wat ontstemd en antwoordde: "Ik had
-wel kunnen denken, dat het zoo zou gaan. Gij verstaat nu eenmaal
-de kunst niet om schatten op te leggen. Gij geeft veel meer weg dan
-gij krijgt en hebt u menig keer in den nek laten zien. Maar over die
-schade zou ik mij nog wel kunnen troosten, als die walvisch er maar
-niet was geweest."
-
-"De walvisch?" vraagde Dürer verwonderd.
-
-"Ja zeker," sprak Vrouwe Agnes met nadruk, "aan dat monster alleen
-wijd ik uw ziekte." Juist toen Dürer iets wilde antwoorden, werd er
-geklopt en kondigde de waardin een bediende van den Raad der stad
-aan. De man bracht de groeten van den eersten burgemeester over aan
-den heer Albrecht Dürer en noodigde hem uit den volgenden morgen op
-het raadhuis te verschijnen.
-
-Op den bepaalden tijd ging Dürer daarheen en hij werd door de
-hoogmogende heeren met bijzondere vriendelijkheid ontvangen.
-
-"Wij vernemen, dat gij op het punt zijt naar Neurenberg terug te
-keeren en wilden u daarom eerst vragen, hoe het u in het algemeen in
-de Nederlanden en in het bijzonder in Antwerpen is bevallen?"
-
-Dürer verzekerde, dat het hem zeer moeilijk viel te scheiden van een
-stad, waar hij niet alleen geboeid was door haar grooten rijkdom en
-heerlijke kunst, maar waar hem ook veel liefde en eer was te beurt
-gevallen.
-
-Toen kwam er een eigenaardig lachje op het gelaat van den heer, die op
-Dürer toetrad en zijn hand op diens schouder legde, terwijl hij zei:
-"Meester Dürer, ik weet er wel raad op, hoe gij aan dit moeilijke
-afscheid zoudt kunnen ontsnappen: blijf hier! Geloof mij, gij zult
-nog veel meer liefde en eer ondervinden, wanneer gij u voor altijd
-bij ons wilt voegen! In naam van den Raad van Antwerpen bied ik u ten
-eerste een vast jaargeld van driehonderd gulden aan, ten tweede een
-stevig gebouwd, fraai woonhuis als eigendom, ten derde vrijdom van alle
-belastingen en ten vierde ruime belooning voor alles, wat gij nog voor
-den Raad zult werken. Ik verberg u niet, waarde Meester, dat Antwerpen
-trotsch zou zijn, als de naam Albrecht Dürer op de lijst harer burgers
-stond. Beslis dus en geef mij uw belofte te zullen blijven."
-
-In pijnlijke verwarring stond Dürer daar. Die groote goedheid en
-welwillendheid drukten hem als een last. Dat was toch waarlijk hem het
-afscheid niet gemakkelijker maken! Want hoe schitterend de beloften ook
-waren, hij kon ze toch niet aannemen. Aan Neurenberg hing zijn hart,
-daar was hij ingeburgerd en zich een tehuis te scheppen in den vreemde
-was hem onmogelijk. Nimmer zou dat zijn werkelijk tehuis kunnen zijn.
-
-Hij overwoog deze gedachten, terwijl hij eenigen tijd zwijgend voor
-den burgemeester stond, en deze, die zijn stilzwijgen naar zijn eigen
-wenschen uitlegde, trachtte door het herhalen zijner dringende beden
-hem tot blijven over te halen.
-
-Nu was Dürer zich zelf weer meester en hij antwoordde: "God zegene
-u voor de welgemeende vriendelijkheid, die gij mij bewijst. Het
-smart mij, dat ik zooveel welwillendheid met een weigering moet
-beantwoorden. Ik ben een kind van Neurenberg, mijnheer, Neurenbergsche
-lucht heb ik van mijn vroegste jeugd af ingeademd, Neurenberger kunst
-is mijn denken en leven en daarom behoor ik daar thuis en kan ik
-niet tieren op een anderen bodem. Laat mij naar mijn geboorteplaats
-terugkeeren, mijnheer--wat zoudt gij hebben aan iemand, wiens ziel
-krank was en wiens hand verlamde!"
-
-De burgemeester keek droevig en teleurgesteld. Hij deed geen enkele
-poging om den meester tot andere gedachten te brengen, want aan den
-klank zijner stem hoorde hij, dat er voor Antwerpen hier niets meer
-was te hopen. En daarom nam hij van Dürer afscheid met de verzekering
-van zijn groote spijt en teleurstelling. Tweemaal was de verzoeking,
-om zijn geboorteplaats ontrouw te worden, Dürer genaderd: zestien
-jaar geleden te Venetië, waar de Signoria hem door de aanbieding van
-tweehonderd ducaten had getracht bij zich te houden en nu hier te
-Antwerpen; doch beide keeren behaalde de trouw de overwinning.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXX.
-
-OOK EEN HERVORMINGSPREEK.
-
-
-Bijna twee jaren waren voorbijgegaan.
-
-In de week vóór Paschen van het jaar 1523 zat Albrecht Dürer met zijn
-vrouw aan de groote tafel in de pronkkamer. Hij las met eerbiedig
-gevouwen handen uit een groot boek, dat voor hem lag. Het was het
-Nieuwe Testament, dat Doctor Maarten Luther in de eenzaamheid zijner
-cel op den Wartburg in Duitsch gewaad had gestoken.
-
-Op de terugreis had Dürer al spoedig gehoord, dat Luther niet dood
-was, en die tijding had hem met nieuw leven bezield. Hij voelde zich
-krachtiger en wat hij bij zijn terugkomst te Neurenberg had gezien,
-was ook geschikt geweest om hem den moed terug te geven en een loflied
-tot Gods eer op zijn lippen te leggen.
-
-Voor alle andere steden was het Neurenberg geweest, die zich Luthers
-zaak had aangetrokken. De adellijke geslachten waren voorgegaan met de
-belijdenis van het Evangelie en hadden het mindere volk achter zich
-aan getrokken. De Raad, wiens leden bijna allen beslist evangelisch
-waren gezind, was in een moeilijke verhouding tot den Keizer, den Paus
-en de bisschoppen gekomen, doch wist met bewonderenswaardige wijsheid
-het scheepje hunner regeering over alle golven en klippen heen te
-sturen. Doch Dürer had zijn vriend Pirkheimer in deerniswaardigen
-toestand gevonden. Doctor Eck had zich werkelijk op hem gewroken en van
-den Paus weten te verkrijgen, dat er in den naar Luther geslingerden
-banbrief nog enkele andere namen waren opgenomen, waaronder Wilibald
-Pirkheimer behoorde. Luther, die ridder zonder vrees en blaam, had
-de pauselijke bul in het vuur geworpen en daarmee den Paus moedig
-getrotseerd--Pirkheimer had evenwel den moed niet gevoeld om dien
-held na te volgen.
-
-Nadat hij te vergeefs had geappelleerd, kwam hij er toe om het
-trotsche hoofd te buigen en zijn woorden te herroepen. Sinds dien
-dag was hij geheel veranderd. Het bewustzijn, dat hij zijn innigste
-overtuiging had ten offer gebracht, had den hoogmoedigen man gebroken
-en maakte hem, die ook nog door het podagra werd gekweld meer en meer
-eenzelvig. De leelijke zijde van zijn karakter kwam steeds meer op
-den voorgrond, zoodat hij zich iedereen tot vijand maakte en voor
-de weinige overgebleven vrienden een niet te genieten gezelschap
-was. Hoe meer echter anderen zich van hem aftrokken, des te meer
-moeite gaf hij zich om de vriendschap te behouden van dien eenen,
-met wien hij van jongs af één hart en één ziel was geweest. En van
-zijn kant deed Dürer al zijn best Pirkheimers zwakheden te verdragen
-en hem weer eenigszins met het leven te verzoenen.
-
-Het deed Dürer echter innig verdriet, dat zijn vriend hem niet
-wilde volgen op den weg van het Evangelie. Het werd hem nu steeds
-duidelijker, dat Pirkheimers geestdrift voor Luther niet was
-voortgekomen uit een hart, bezield van de waarheid van Gods Woord,
-maar ontstaan was uit den waan, dat Luther tot de humanisten behoorde
-en met hem wilde strijden tegen de domheid en het bijgeloof van zijn
-tijd; hij dacht, dat protesteeren Luthers eenig doel was. Toen Dürer,
-overgelukkig in het bezit van het Nieuwe Testament in het Duitsch,
-daarmee naar Pirkheimer was gesneld, was hij teleurgesteld en bedroefd
-teruggekeerd, toen hij de onverschilligheid, waarmee zijn vriend dien
-heerlijken schat had beschouwd, gezien had.
-
-Uit deze droefenis wekte hem het heerlijke lied van den Wittenberger
-nachtegaal, dat zijn medeburger, de meesterzanger Hans Sachs, had
-laten weerklinken en waarin zijn hart mede jubelde--het klonk als
-het geroep van den wachter, dat vele slapenden wakker schudt.
-
-Nog werd zijn hart verkwikt en zijn geloof versterkt, toen hij
-hoorde, dat de Prior uit het Augustijnerklooster te Antwerpen, die
-zoo vriendelijk voor hem was geweest, ter wille van het Evangelie
-in den kerker geworpen en ten vure gedoemd, als door een wonder
-was ontkomen en veilig Wittenberg had bereikt. Ook zijn opvolger,
-Hendrik van Zutfen, had zich daarheen begeven, toen de beulen hem
-van den kansel hadden gerukt, doch de burgers hem uit den kerker
-hadden bevrijd. En niet minder was zijn geloof versterkt door den
-moed der twee monniken uit Brussel, Hendrik Voes, en Johannes Esch,
-die andere afvalligen tot beschaming, met vreugde hun leven op den
-brandstapel hadden geofferd voor het Evangelie.
-
-Nu zat meester Dürer dus over zijn Duitschen bijbel gebogen en kon niet
-genoeg er in lezen. Wel had hij Gods Woord reeds in het Duitsch gelezen
-in de vertaling, die bij Anton Koburger het licht had gezien,--doch
-wat voor Duitsch was dat! Het klonk als ravengekras vergeleken bij
-het liefelijk gezang van den Wittenbergschen nachtegaal, dat het oor
-streelde en van daar in het hart weerklonk. En zijn bewondering en
-vereering voor het uitverkorene werktuig des Heeren namen voortdurend
-toe.
-
-Heden had het lezen in de Schrift nog een heel bijzonder doel. Hij
-wilde zich voorbereiden op den ernstigen gang, dien hij met zijn
-vrouw wilde ondernemen. Aan de algemeene begeerte gehoor gevend,
-hadden de geestelijken van de St. Lorens- en Sebalduskerken besloten
-nog een schrede voorwaarts te doen en het heilig Avondmaal volgens
-instelling van Christus met brood en beker te vieren. Het duurde niet
-lang of de klokken begonnen te luiden en de meester stond op om zijn
-besten pelsmantel aan te doen; Vrouwe Agnes was reeds gekleed in haar
-feestgewaad en wachtte op haar echtgenoot.
-
-Op straat kwamen zij spoedig in het gedrang, want het volk stroomde
-naar het bedehuis. Plechtig begon de heilige handeling. Aller hart
-was diep getroffen door de woorden van den prediker en toen brood en
-wijn werden rondgedeeld, voelde menig wakkere man een traan over zijn
-wangen rollen.
-
-Thuisgekomen sloot Dürer zijn vrouw in zijn armen en zeide: "Mijn
-ziel maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich in God, mijn
-Zaligmaker. Nu weet ik, dat Hij in mij leeft; Hij, die voor mij den
-dood is ingegaan en die al mijn hoop is. O man Gods, Maarten Luther,
-God zegene en behoede u! Hoe zal ik u vergelden, wat gij aan mij
-hebt gedaan!"
-
-Nog menig hinderpaal stond aan de ongestoorde uitbreiding der
-Hervorming in den weg: de zaak des Heeren liep nog meer gevaar,
-te worden geschaad door den dollen, oproerigen geest, die zich door
-een verkeerd begrip van Christelijke vrijheid van den boerenstand had
-meester gemaakt en door de waanzinnige dwepers, in wier oogen Luther
-nog een halve papist was, en die hem "het gemakzuchtige vleesch"
-scholden, dan door de woede van Rome. Maar juist te midden van deze
-troebelen betoonde de Wittenberger monnik zich als de ware profeet
-des Allerhoogsten en zijn aanzien steeg tot een reusachtige hoogte
-in de oogen van hen, die hem begrepen, toen de wilde golven waren
-bedaard en de stuurman met eerbiedwekkende kalmte aan het roer stond.
-
-Dürer was vol van Gods Woord; als een dauwdroppel vol van
-zonneschijn. Niet alleen las hij de Schrift, maar hij leefde er in
-en hij voelde weder de behoefte, om wat hij zelf had doorleefd op
-zijn eigen wijze aan het volk te verkondigen.
-
-Wat Hans Sachs in woorden zeide, wilde hij in kleuren duidelijk
-maken. En daarom greep hij weder naar het penseel, voelende dat hij
-nog nooit met zooveel bezieling en geestdrift voor den schildersezel
-was getreden; hij had een voorgevoel, dat, wat hij nu ging scheppen,
-het allerbeste, wat zijn hand ooit gemaakt had, zou zijn.
-
-In plaats van Maria, in wier verheerlijking hij zich tot nu toe
-had verlustigd, bood hij der wereld het beeld van den Verlosser
-aan. Evenals Luther Christus en Zijn alleenzaligmakende verdienste in
-nieuwe talen predikte, zoo schilderde Dürer den Heer voor de oogen des
-volks, hetzij in gesprek met de discipelen na het Heilig Avondmaal,
-hetzij als offer op het kruishout, of alleen het hoofd vol bloed en
-wonden. Op het laatste had hij al zijn kracht geconcentreerd; het was
-als uit de diepste diepte van zijn ziel voortgekomen. Nooit was Jupiter
-schooner, machtiger, aangrijpender door den besten der oud-Grieksche
-schilders afgebeeld geworden, dan de Christus hier door meester Dürer.
-
-En evenals Dürer Christus, den Verlosser, in zijn werk verheerlijkte,
-zoo wilde hij met hetzelfde doel ook het Evangelie in kleuren brengen.
-
-Reeds lang was hij het met zich zelf eens, op welke wijze dit te
-doen. Hij wilde daartoe de gestalten afbeelden van hen, die het van
-den Heer ontvangen en aan de wereld verkondigd hadden: de gestalten
-der Apostelen Johannes, Markus, Petrus en Paulus en wel zoo, dat
-Johannes en Paulus ten voeten uit werden geschilderd en de beide
-anderen er achter, zoo dat alleen het hoofd en den hals zichtbaar
-waren. Johannes en Paulus moesten als hoofdfiguren naar voren komen;
-daarmee wilde Dürer het evangelisch geloof in beeld voorstellen.
-
-De gestalte van Johannes, Luthers uitverkoren evangelist, wiens
-gelaat aan Philippus Melanchton herinnert, is gehuld in een gelen,
-met rood geverfden mantel over een groen onderkleed. Peinzend staart
-hij met den een weinig achter hem staanden Petrus in zijn evangelie,
-welks beginwoorden uit de Luthersche vertaling men lezen kan. Rechts
-op het paneel staat Markus achter Paulus, die met innige liefde
-en groote zorg is behandeld en waaraan Dürer al zijn kracht heeft
-gewijd. Het was Dürer voornamelijk te doen om Paulus, Luthers groot
-voorbeeld als verkondiger van het eenig ware geloof en daarin heeft
-hij een kunstwerk, dat 's meesters roem luider verkondigt dan eenig
-ander, geschapen. De Apostel bij uitnemendheid staat daar, gehuld in
-een witten mantel, waaruit een groen onderkleed te voorschijn komt;
-op zijn linkerarm, rust de bijbel, in de rechterhand houdt hij een
-ontbloot zwaard, het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods, en
-tegelijkertijd een aanduiding van de wijze, waarop hij zou sterven. De
-breede, krachtige figuur staat daar in mannelijke, ridderlijke houding;
-zijn door de zon gebruind gelaat, vol uitdrukking, wendt den strengen
-blik naar links, alsof hij vandaar een naderbij sluipenden vijand
-verwacht. Wien geldt dien toornigen blik? Tegen wien houdt de hand
-krampachtig den greep van het zwaard omklemd? Het zijn de vijanden
-van het kruis van Christus: aan den eenen kant de Paus, die het
-Evangelie bederft door den warboel van menschelijke instellingen
-en aan de andere zijde de dwepers, die door het misbruiken van de
-vrijheid meer bederven dan doen vorderen.
-
-De Apostelen spraken in duidelijke taal: maar het was den meester
-er om te doen ook begrijpelijk te zijn voor het minst ontwikkelde
-verstand, evenals Luthers woorden duidelijk waren voor het onnoozelste
-boertje. Daarom voegde hij nog een uitvoerig bijschrift toe aan
-zijn werk.
-
-Boven het paneel links schreef hij: "Alle wereldlijke overheden in
-deze gevaarvolle tijden moeten zorgvuldig waken, dat zij zich niet,
-in plaats van door het Woord Gods, door menschelijke leeringen laten
-leiden, want God wil niet, dat er aan Zijn Woord iets wordt toegevoegd
-of daarvan afgedaan. Luister daarom naar deze vier voortreffelijke
-mannen: Petrus, Johannes, Paulus en Markus."
-
-Petrus zegt in het tweede hoofdstuk van zijn tweeden brief:
-"Er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook
-onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen
-bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, die hen gekocht heeft,
-verloochenende en een haastig verderf over zichzelf brengende. En velen
-zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal
-gelasterd worden. En zij zullen, door gierigheid, met gemaakte woorden,
-van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang
-niet ledig is en hun verderf sluimert niet.--Johannes in het vierde
-hoofdstuk van zijn eersten brief schrijft: Geliefden! gelooft niet
-een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn;
-want vele valsche profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent
-gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus
-in het vleesch gekomen is, die is uit God niet. Maar dit is de geest
-van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal,
-en is nu alreede in de wereld."
-
-Terwijl deze woorden zijn gericht tegen de dwepers en sektenmakers,
-zoo protesteert het bijschrift op het tweede paneel tegen Rome met
-zijn leugen, bedrog en zedeloosheid. In het derde hoofdstuk van
-den tweeden brief aan Timotheus zegt Paulus: En weet dit, dat in de
-laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de menschen zullen
-zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hoovaardig,
-lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder
-natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed,
-zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen,
-meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een
-gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend
-hebben. Hebt ook een afkeer van dezen! Want deze zijn het, die de
-huizen binnensluipen en nemen de vrouwkens gevangen, die met zonden
-beladen zijn, en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden,
-die altijd leeren en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen.
-
-Markus schrijft in het twaalfde hoofdstuk van zijn evangelie: "En
-Hij zeide tot hen in Zijn leer: wacht u voor de schriftgeleerden,
-die daar gaarne willen wandelen in lange kleederen, en gegroet zijn
-op de markten, en de voorgestoelten hebben in de Synagogen en de
-vooraanzittingen in de maaltijden. Zij eten de huizen der weduwen
-op en dat onder den schijn van lang te bidden. Deze zullen zwaarder
-oordeel ontvangen." Er was een geheel jaar verloopen, voordat Dürer
-dit meesterstuk, de kroon van al zijn werken, voleindigd had.
-
-Nauwelijks was de laatste penseelstreek gedaan, of hij greep papier
-en pen om er een brief bij te voegen aan hen, voor wie het werk was
-bestemd. Het was hem dezen keer niet opgedragen, maar het was zijn
-eigen hart geweest, dat hem aan het werk had gezet en dat hij het
-aan zijn dierbare geboorteplaats zou opdragen, stond van het begin
-af bij hem vast. De inhoud van den brief luidde aldus:
-
-
-
-Edelachtbare, wijze Heeren!
-
-Hoewel het reeds lang mijn wensch was, Uw Hoogmogendheid door mijn
-onbeteekenende schilderkunst een aandenken aan te bieden, heb ik mij
-door het gebrekkige daarvan laten weerhouden, wetende, dat ik daarmee
-in Uw oogen niet zou kunnen bestaan. Dewijl ik echter in dezen laatsten
-tijd een stuk heb geschilderd, waaraan ik nog meer zorg heb besteed dan
-aan mijn andere schilderijen, acht ik niemand meer waardig, dit als
-een herinnering te bewaren, dan U, hoogwijze Heeren! Daarom waag ik
-het, U dit werk aan te bieden, met de dringende bede, dat dit kleine
-geschenk U welgevallig moge zijn en genadig door U worde aangenomen
-en dat Gij even welwillend voor mij zult willen blijven, als Gij tot
-nu toe zijt geweest. Daarom zal ik naar mijn beste vermogen er naar
-blijven streven, om Uw goedgunstigheid waardig te zijn.
-
-
-Uwer Edelachtbaren Heeren onderdanige Albrecht Dürer.
-
-
-Spoedig daarop ontving Dürer van den Raad het volgende schrijven:
-
-"Dewijl Albrecht Dürer een schilderij met vier figuren als aandenken
-heeft geschilderd en hetzelve den achtbaren Raad heeft gezonden en
-vereerd, is door dien achtbaren Raad besloten, den genoemden Dürer
-te zeggen, dat een achtbare Raad niet genegen is, dit schilderij op
-die wijze in bezit te nemen; maar hoewel dezelve hem voor zijn werk
-dankbaar is, en willens om het als aandenken te bewaren, zoo is dezelve
-niet minder willens hem daarvoor te betalen, wat hij verdient. Wat hij
-dus ook moge eischen, en al wilde hij ook niets eischen, zoo zullen
-de oudere heeren het zelf bepalen en zal een eerlijke handel worden
-gedreven door de Heeren Maarten Tucher en Sigmund Furer."
-
-Meester Dürer weigerde, zooals te verwachten was, de waarde op te
-geven en toen zond de Raad hem honderd gulden voor hem zelf, twaalf
-gulden als hulde aan zijn vrouw en twee gulden fooi voor den knecht.
-
-Het schilderij kreeg een plaats, die het waard was: het werd opgehangen
-in het departement van financiën in het raadhuis. Van den muur klonk
-zijn prediking. "Zijt getrouw en houdt vast aan Gods heilig Evangelie!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXXI.
-
-KUNSTENAAR EN GELEERDE.
-
-
-Toen Dürer, nadat hij de laatste hand aan zijn schilderij der apostelen
-had gelegd, het penseel neerlegde, deed hij het in de overtuiging, dat
-dit zijn laatst groot werk was geweest. Wel maakte hij nog verscheidene
-portretten zijner vrienden, zooals dat van Hieronymus Holzschuher,
-dat hem bijna nog beter was gelukt dan dat van Frederik den Wijze
-eenige jaren geleden, dat van Wilibald Pirkheimer en van den Magister
-Filippus Melanchton, die voor de nieuwe school, die te Neurenberg
-werd opgericht, meermalen daar was geweest. Doch nu kregen penseel en
-potlood rust en moesten plaats maken voor de pen, die bestemd was om
-de vrucht zijner wetenschappelijke studiën, die hij bij het beoefenen
-zijner kunst niet had verwaarloosd, in boeken te openbaren.
-
-Een ieder verbaasde zich, toen het eene boek na het andere verscheen
-van dezen schilder bij uitnemendheid, die daarin getuigenis gaf van
-de zeldzame veelzijdigheid en diepte zijns geestes. Nu hij zijn kunst
-niet meer practisch beoefende, verdiepte hij zich in theoretische
-studiën over het wezen zijner kunst, om hetgeen hij had gevonden als
-een laatst aandenken aan de wereld na te laten.
-
-Een jaar geleden had reeds een boekje, als voorlooper dezer studiën
-het licht gezien onder den titel: "Onderwijs bij het meten met den
-passer en het paslood bij lijnen, vlakken, en geheele lichamen, door
-Albrecht Dürer bijeengevoegd en ten bate aller liefhebbers der kunst
-met bijbehoorende figuren in druk gebracht." Hij droeg het boek op aan
-zijn vriend Wilibald Pirkheimer en in de voorrede zei hij, dat hij
-hoopte, dat het voor alle beoefenaars der kunst dienstig zou zijn,
-niet alleen voor schilders, maar ook voor goudsmeden, beeldhouwers,
-steenhouwers, schrijnwerkers en allen, die het meten noodig hadden. De
-geheimen der proportieleer, waarin vroeger Luca Pacioli hem te Bologna
-had ingewijd, kwamen hier tot algemeen nut aan het licht.
-
-De gansche wereld was echter één en al verbazing, toen Dürer zich
-op eens van een geheel nieuwe zijde deed kennen en bewees, dat hij
-ook een meester in de vestingbouwkunde was. In October van het jaar
-1527 verscheen een boek van hem onder den titel: "Onderricht ter
-beveiliging van steden, kasteelen en dorpen."
-
-Hij vervulde een plicht der dankbaarheid aan Keizer Maximiliaan,
-door het op te dragen aan diens kleinzoon, Koning Ferdinand I van
-Bohemen en Hongarije. De liefde tot zijn vaderland, en de begeerte
-om het tegen de roofzuchtige aanvallen der Turken te beveiligen,
-had hem aanleiding gegeven om zijn mededeelingen aan de vorsten te
-doen en hun te leeren, hoe zij de vestingwerken in een goeden, tot
-tegenweer geschikten, toestand moesten brengen. [25]
-
-De grootste zorg en den meesten tijd besteedde Dürer aan de
-proportieleer van den mensch.
-
-Pirkheimer bood aan om een voorrede daarbij te schrijven en Dürer
-nam het aan, doch onder vijf voorwaarden, die een nieuw, duidelijk
-bewijs zijner bescheidenheid en nederigheid waren: ten eerste, dat
-daarin geen enkel woord van lof mocht worden gebruikt; ten tweede,
-dat er aan geen uiting van nijd mocht worden gedacht; ten derde,
-dat er van niets anders sprake mocht zijn dan van hetgeen in het
-boek stond; ten vierde, dat niets er in gebruikt was, dat uit
-goede boeken was gestolen en ten vijfde, dat het boek alleen voor
-de Duitsche jeugd was geschreven. Ten laatste koesterde de meester
-nog een grooter plan: hij wilde in een uitgebreid werk, getiteld:
-"Spijze voor schildersleerlingen," alles te zamen vatten, wat hij tot
-nu toe in afzonderlijke werken had geschreven en door meer toevoegsels
-een geheel scheppen, dat voor den kunstenaar een rijke schat zou zijn
-en waarin alles, wat hij noodig had, werd gevonden.
-
-Toch was hij er ver van, zich zelf en zijn eigen kennis tot algemeenen
-maatstaf en alleen geldig richtsnoer te verheffen: integendeel, de
-groote man was nooit met zichzelf tevreden en zei dikwijls, dat, als
-hij na jaren een zijner werken terug zag, hij zich altijd schaamde over
-de zwakheden en fouten, die hij er in ontdekte. In denzelfden geest
-schreef hij in de voorrede van het door hem begonnen groote werk: "Ik
-denk niet hoog van mijn kunst, want ik weet, wat mij ontbreekt. Daarom
-raad ik een ieder aan om mijn fouten, zooveel in zijn vermogen is,
-te verbeteren. Gave God, dat het mogelijk ware, dat ik de werken der
-toekomstige groote meesters nu reeds mocht aanschouwen!
-
-"Welk een hoogte zullen zij nog bereiken--zoodat ik daarbij in het
-niet zal verdwijnen, als een heel klein beekje. En toch, als de vonk,
-die ik heb doen gloren, door de volgende meesters wordt aangewakkerd
-met hetgeen zij kunnen, dan kan daaruit mettertijd een vuur, dat met
-zijn gloed de gansche wereld bestraalt, opgaan."
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXXII.
-
-NAAR EEN BETER VADERLAND.
-
-
-Een helder licht van kaarsvlammen straalde op een avond in April van
-het jaar 1528 uit de vensters van Pirkheimers huis. De raadsheer,
-die toen weinig last van het podagra had, had drie van de vrienden,
-die hem nog waren overgebleven, bij zich genoodigd om met hem te eten
-en vroolijk te zijn.
-
-Dürer was er niet bij, zooals in den laatsten tijd meermalen
-gebeurde en toen men naar hem informeerde, antwoordde Pirkheimer
-met bedenkelijk gelaat: "Wij zullen ons er aan moeten gewennen,
-zijn gezelschap dikwijls te ontberen. Hij is in den laatsten tijd
-zeer zwak en sukkelend."
-
-"Was hij maar niet naar de Nederlanden gegaan!" sprak Holzschuher,
-die tot de gasten behoorde: "Sedert zijn terugkomst is hij zoo
-veranderd. Ik schrok bepaald, toen ik hem terug zag. Hij was zoo
-mager geworden en zijn mannelijke schoonheid was verdwenen! Het is
-wonderlijk: om de pest te ontvluchten, ging hij uit Neurenberg en
-nu heeft hij uit Nederland een krank lichaam meegebracht. Die tocht
-door de sneeuw om den walvisch te zien, het ongeval, dat hem toen op
-het water is overkomen, de ongewone levenswijze in een vreemd land,
-die onophoudelijke eerbewijzen, die in maaltijden en groote feesten
-bestonden, zijn verderfelijk voor zijn gezondheid geweest. Ik vrees,
-ik vrees, dat wij hem niet lang meer zullen mogen behouden."
-
-"O, zeg dat niet!" riep Pirkheimer verschrikt uit. "Ik kan het niet
-aanhooren! Ik kan mij het leven niet voorstellen zonder hem! Niemand
-kent hem zooals ik hem ken, niemand kan aan hem dan ook meer verliezen
-dan ik. Ik was het volkomen eens met den Magister Philippus Melanchton,
-toen hij bij zijn laatste verblijf hier in de stad, zei: "Albrecht
-Dürer is als kunstenaar ongeëvenaard, maar toch is dat niet het meest
-in hem te bewonderen: nog meer dan zijn geest en hand waardeer ik
-zijn hart!"
-
-"Hij heeft niet te veel gezegd," zei Löffelholz. "Albrecht Dürer is
-de uitstekendste man van onzen tijd. Is er een deugd, die hij niet
-bezit? Maar laten we ons nu nog niet al te ongerust maken; hij is nog
-geen zevenenvijftig jaar en misschien kan de natuur de ongesteldheid
-nog overwinnen."
-
-"God geve het!" zuchtte Pirkheimer en hij bracht het gesprek op iets
-anders over.
-
-
-
-Zwak en moede lag Dürer te bed. Den vorigen avond was hij nog op
-geweest en had aan zijn boek geschreven; doch den volgenden ochtend
-had hij geen lust om op te staan. Hij had 's nachts bijna geen oog
-toegedaan en voelde zich afgetobd.
-
-Het was stil in de kamer; aan het bed van den lijder zat Vrouwe
-Agnes. Met op de borst gevouwen handen lag Dürer aandachtig te
-luisteren naar hetgeen zijn vrouw uit Luthers bijbel voorlas; het
-was het lijden des Verlossers naar het Evangelie van Johannes.
-
-Daarna sprak hij zacht: "Dat heeft mij goed gedaan. O, welk een harde
-sponde heeft men onzen Verlosser bereid en ik lig zoo zacht! Hoe
-werd Zijn marteling ten doode door hoon en schimp verzwaard en aan
-mijn legerstede zit een engel der vertroosting! Wel lijd ik pijn;
-maar wat zijn mijn smarten vergeleken bij de zijne!"
-
-Vrouwe Agnes veegde zijn klam voorhoofd af en drukte zachtkens een
-kus er op. Toen vraagde zij hem of hij niet eens van den verkwikkenden
-drank, dien zij voor hem had klaar gemaakt, wilde drinken.
-
-Dürer knikte en bevochtigde zijn lippen met het lavende vocht; toen
-zuchtte hij: "Waarom komt de geneesheer toch niet?"
-
-Vrouwe Agnes zeide, dat hij van niets wist, maar dat zij dadelijk om
-hem zou sturen.
-
-Spoedig daarop verscheen hij; hij voelde den kranke den pols en zag
-hem bezorgd aan: het waren weer de afwisselende koortsen, die hem
-jaren lang hadden geplaagd, en de milt was meer dan ooit gezwollen.
-
-De geneesheer schreef medicijnen voor, die de meid dadelijk uit de
-apotheek moest halen.
-
-Die drank deed Dürer goed, hij voelde zich minder benauwd en tegen
-den avond ging de koorts af, hoewel die gewoonlijk tegen dien tijd
-toeneemt. Hij keerde zich naar den muur en sliep in.
-
-Vier uur lag hij stil en ademde diep en geregeld; toen richtte hij
-zich plotseling op en sprak met een bijzonderen klank in zijn stem:
-"Het is morgen goede Vrijdag--de heerlijke Rafael is op goeden
-Vrijdag gestorven."
-
-Vrouwe Agnes schrok bij deze woorden en trachtte hem te kalmeeren,
-doch Dürer vraagde, alsof hij niets daarvan hoorde: "Hoe lang rust
-hij reeds in het graf?"
-
-"Acht jaren," antwoordde Vrouwe Agnes aarzelend. "Hij stierf in het
-jaar 1520."
-
-"Acht jaren," fluisterde Dürer. "Hoe vroeg moest die heerlijke
-kunstenaar van de aarde scheiden! Gods wegen zijn dikwijls zeer
-wonderlijk!"
-
-Toen ging hij weer liggen, sloot de oogen en sliep na eenige
-oogenblikken weer in.
-
-Vrouwe Agnes bleef dien geheelen nacht op en was dankbaar, toen het
-eerste morgenrood door de vensters naar binnen drong. Zij verkoelde
-het gelaat van haar man met frisch water, hetgeen hem goed deed en
-waarvoor hij zijn trouwe verpleegster hartelijk dankte, als ware
-het een groote dienst geweest en zooals hij altijd voor het kleinste
-hulpbetoon deed. Tegen negen uur begonnen de klokken in de stad te
-luiden. Eensklaps riep de kranke luid: "Op dit uur hebben zij Hem
-aan het kruis genageld!
-
-"Ach Heer Jezus, zie mij aan met denzelfden blik, waarmee gij den
-boetvaardigen boosdoener hebt aangezien! Want ik belijd u berouwvol
-al de zonden, die ik in mijn geheele leven heb bedreven."
-
-Hij richtte zich plotseling op en zijn oogen zagen woest de kamer
-rond, zoodat Vrouwe Agnes met doodelijken schrik den beangstigden
-man in haar armen nam.
-
-"Wat overkomt mij!" riep hij met een holle stem, terwijl hij zijn
-hand op zijn hart drukte. "Ik sterf! Heer Jezus, help mij; Heer Jezus,
-erbarm U mijner!"
-
-In vreeselijken angst riep Vrouwe Agnes hem bij zijn naam--hij hoorde
-het niet, zijn ziel voer reeds op tot Hem, dien hij van ganscher
-harte had bemind en dien hij uit een vroom gemoed met zijn kunst
-zoowel als met zijn gansche leven had gediend. ----
-
-
-
-De stad Neurenberg kon het niet gelooven, dat de man, waarop zij
-bovenal trotsch was, was heengegaan.
-
-Allen treurden en Wilibald Pirkheimer, die spoedig was geroepen,
-zonk bij het sterfbed van zijn vriend, als vernietigd en gebroken,
-op de knieën neder, alsof hij met hem wilde sterven. Menigeen der
-zijnen had hij naar het graf gebracht, doch nooit had hij zooveel
-smart gevoeld als nu. Hij was niet van deze gewijde plek weg te krijgen
-en het pijnigde hem bovenal, dat hij in de laatste oogenblikken niet
-tegenwoordig was geweest, om zijn vriend de oogen toe te drukken. Hij
-wrong zijn handen, schreide als een kind en jammerde:
-
-"O onuitsprekelijk lijden!--hij is heengegaan, voor immer, hij,
-die ik met mijn gansche hart liefhad en die deze liefde verdiende
-door zijn tallooze deugden en zijn bijzondere rechtschapenheid; hij,
-die als een goede engel mij ter zijde stond en mij den weg wees,
-dien ik moest gaan. Hij is heengegaan voor goed--mijn Albrecht! O,
-onverbiddelijk noodlot; o, onbarmhartige, wreede dood! Hij, die als
-een heilige onder ons verkeerde, is van ons weggerukt, terwijl zoovele
-onnutte en onbeteekenende menschen blijvend geluk en een lang leven
-genieten! Hij is heengegaan, en ik moet nog hier beneden zijn!"--
-
-De gewoonte van dien tijd bracht mede, dat de dooden den dag na het
-overlijden werden begraven, doch bij Dürer moest men met dat gebruik
-breken. Den 6den April was hij gestorven en den 8sten lag hij nog
-op het paradebed, omdat de aandrang van menschen, die nog eenmaal
-het stoffelijk overschot van den grooten meester wilden zien, zoo
-groot was.
-
-Daar lag hij in een zwarte kist, door frisch groen omgeven, als een
-beeld van hemelschen vrede; en het licht der twaalf kaarsen, die
-op hooge kandelaars tusschen laurier- en mirthestruiken brandden,
-wierp een glans van verheerlijking op het edele gelaat.
-
-Aan het hoofdeinde stonden de prior van het Augustijnerklooster
-Volbrecht en de proost van de St. Sebalduskerk, die om beurten de
-gebeden voor de overledenen uitspraken, terwijl aan het voeteneinde
-een koorknaap het kruisbeeld omhoog hield.
-
-Daarna hieven de Meesterzangers, met Hans Sachs aan het hoofd,
-een ernstig, plechtig gezang aan; de kist werd gesloten, en in
-een onafzienbare reeks bewoog zich de lijkstoet, onder algemeen
-klokgelui, naar het Johanneskerkhof, waar de grafkelder der familie
-Frey was geopend om in zich op te nemen wat sterfelijk was aan dezen
-onsterfelijke.
-
-
-
-Door smart en ellende overmeesterd zat Vrouwe Agnes in het verlaten
-huis. Zij was als een schaduw geworden en begeerde te sterven en bij
-haar echtgenoot in het graf te rusten. Zij had van alle zijden veel
-liefde en deelneming ondervonden en men had haar duidelijk bewezen
-hoezeer iedereen met haar mede leed.
-
-Op zekeren morgen trad de heer Eobanus Hesz, die den grooten meester
-in een lied had verheerlijkt en een vriend van Luther uit Erfurt was,
-bij haar binnen.
-
-Hij nam een brief uit zijn zak en zeide: "Zie, geachte Vrouwe, hier
-heb ik iets wat u in uw diepe, groote smart tot troost moge zijn. Het
-is een antwoord van Doctor Maarten Luther op den lijkzang, dien ik hem
-had toegezonden en waarin met betrekking op uw overleden echtgenoot,
-het volgende staat: Het is niet meer dan billijk dien vromen,
-uitstekenden man te betreuren: maar gij moogt hem gelukkig noemen,
-omdat Christus Zijn licht in zijn hart heeft doen schijnen en hem op
-het juiste oogenblik uit dezen stormachtigen tijd, die spoedig nog
-stormachtiger zal worden, heeft weggenomen, opdat hij, die waardig
-was het beste te zien, niet gedwongen zou geweest zijn, het ergste
-te beleven. Zoo moge bij dan in vrede rusten bij zijn vaderen. Amen."
-
-"Ween en klaag dus niet meer, zeer geachte Vrouwe--Doctor Maarten
-heeft het ook hier bij het rechte eind! God had zijn ziel lief,
-daarom nam Hij hem spoedig weg uit dit treurige leven."
-
-
-
-
-
-
-
-
-AANTEEKENINGEN.
-
-
-[1] Deze burcht werd in 1024 door Keizer Koenraad II gesticht en door
-Frederik Barbarossa in 1158 vergroot.
-
-[2] Een oude gulden had 100 kreutzer; 49 kreutzer was 1 mark.
-
-[3] De "mooie bron" is in Gothischen stijl gebouwd, 1385-1396,
-en is versierd met vele standbeelden; die op het onderste gedeelte
-stellen de 7 keurvorsten en 9 helden voor, daarboven zijn Mozes en de
-7 profeten afgebeeld. In het ijzeren hek, dat dit waterwerk omgeeft,
-is op kunstige wijze een kleine, beweeglijke ring gesmeed. Vert.
-
-[4] Dürer ontwierp later zijn teekeningen meestal op groenen of
-grijzen grond, teekende met de pen en zette de lichten aan met witte
-verf. Vert.
-
-[5] In Boheme: Theodoric van Praag, Nicolaas Wurmser, Thomas van
-Mutina.
-
-[6] De bloeitijd der Oud-Neurenbergsche school was in de 14e eeuw--die
-van de school van Keulen iets later, de belangrijkste namen daaraan
-verbonden zijn meester Wilhelm en meester Stephanus 1451. Men vindt
-een schilderij van dezen laatste in de koorkapel van den Keulschen dom.
-
-[7] Aan Brugge komt de eer toe de gebroeders van Eyck tot woonplaats te
-hebben gediend en hun meesterwerken te zien ontstaan; zij verbeterden
-de verven door toebereiding met olie. Ook Memlinc woonde te Brugge
-en schonk zijn beroemde Ursulakast aan het St. Janshospitaal aldaar;
-hij stierf in 1499. (Vert.)
-
-[8] Martin Schongauer of Martin Schön 1420-1488 (Zwaabsche school)
-leerling van Rogier van der Weyden, werd van goudsmid kopergraveur
-en schilder, en vereenigde een schitterend koloriet met fijnheid en
-zekerheid van lijn en vorm. (Vert.)
-
-[9] Venetië was voor Neurenberg en Augsburg het tusschenstation voor
-den handel met het Oosten. (Vert.)
-
-[10] "Wat God mij doet, dat is mij goed."
-
-[11] De rijksinsignes en kleinoodiën werden gedeeltelijk te Aken en
-gedeeltelijk te Neurenberg bewaard; ze bestonden uit: de kroon, den
-zilveren schepter, den gouden rijksappel, twee ringen, twee zwaarden,
-een degen, een evangelieboek enz. en deden dienst bij de kroning
-des Keizers.
-
-Tot de rijkskleinoodiën, die te Neurenberg in de Hospitaalkerk van
-den H. Geest werden bewaard, behoorde o. a. een mantel met een met
-goud gestikt Arabisch schrift van 41 woorden in parelen gevat en in
-1133 door de Siciliaansche Arabieren voor de kroning van Koning Roger
-van Sicilië gemaakt.
-
-[12] Maximiliaan wilde Karel VIII dwingen Italië te ontruimen.
-
-[13] Volgens Vasari was Margaritoni van Arezzo in de 13e eeuw de
-eerste die op doek schilderde; hij nam daartoe doek op een paneel
-geplakt en met pleister overdekt. Vert.
-
-[14] Dit was een kleine kopergravure met het opschrift: (Rome het
-hoofd der wereld). Op den achtergrond ziet men den Engelsburg en den
-Tiber en in het midden staat een vrouwelijk monster: een der voeten
-is een bokspoot, de andere een gierenklauw en de rechterarm eindigt
-in den poot eener kat. Een staart met een drakekop aan het eind en
-een ezelskop op de schouders volmaken het afschuwelijk geheel. Het
-volk begreep terstond de bedoeling en noemde het den "Pausezel."
-
-[15] Het Andreaskruis van het heilige Vlies of van de Vliesridders
-werd ingesteld door Filips den Goede bij gelegenheid van zijn huwelijk
-in 1520 en schonk vele privilegiën. Vert.
-
-[16] Vaarwel, vrome ziel! Heer, geef hem de eeuwige rust en laat uw
-onvergankelijk licht hem bestralen!
-
-[17] Ik kwam, ik zag, ik overwon.
-
-[18] Het bedoelde monogram bestond uit een kleine D in een groote A.
-
-[19] De Signoria had het voorzitterschap in de drie hoogste
-staatslichamen: de groote raad, de senaat en het collegium. De tot
-de senaat behoorende raad van tienen bestond uit tien raadsleden en
-de Signoria. Na hun raadsbesluiten kon men niet in appèl komen. Vert.
-
-[20] Keizer Rudolf II kocht later het stuk voor een aanzienlijke som
-en liet het, om het voor beschadigingen te vrijwaren, door vier sterke
-mannen op de schouders van Venetië naar Praag dragen.
-
-[21] Nadat Keizer Rudolf II tevergeefs 10000 gulden had geboden voor
-dit schilderij, waarvoor haar maker 200 gulden had ontvangen, kwam het
-voor een nog grootere som in het bezit van den keurvorst Maximiliaan
-van Beieren. Dürers hoop, dat voor het werk een lange toekomst was
-weggelegd, werd niet vervuld, want in den nacht van den 10den April
-1674 werd het kunstwerk bij een brand door de vlammen vernield.
-
-[22] Dit was een afscheidsdronk der stervenden met hun bloedverwanten,
-in gebruik gekomen sedert de middeneeuwen, en ontleend aan de
-afscheidswoorden van Jezus in het Evangelie van Johannes.
-
-[23] In de vasten van het jaar 1517 had Luther het "Onze Vader" in
-preeken verklaard en een zijner toehoorders had deze opgeschreven
-preeken spoedig daarna in druk doen verschijnen.
-
-[24] "De afgeschaafde hoek"--("de afgemaakte Eck".)
-
-[25] Dürer had helaas met zijn leer over de vestingwerken weinig succès
-en oogstte geringen dank. Een later geslacht bracht hulde aan zijn
-ideeën op dit punt. Straatsburg bouwde volgens Dürers aanwijzingen zijn
-vestingwerken bij de Kronenburger poort. En nu nog heeft Dürers gezag
-waarde en liggen zijn beschouwingen ten grondslag aan het zoogenaamd
-nieuw-pruisisch systeem der vestingbouwkunst.
-
-
-
-
-
-
-End of the Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER ***
-
-***** This file should be named 55521-0.txt or 55521-0.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/5/5/5/2/55521/
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
-States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive
-specific permission. If you do not charge anything for copies of this
-eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook
-for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports,
-performances and research. They may be modified and printed and given
-away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks
-not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the
-trademark license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country outside the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you'll have to check the laws of the country where you
- are located before using this ebook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm web site
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The
-Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm
-trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org
-
-
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the
-mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its
-volunteers and employees are scattered throughout numerous
-locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt
-Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to
-date contact information can be found at the Foundation's web site and
-official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
-
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
diff --git a/old/55521-0.zip b/old/55521-0.zip
deleted file mode 100644
index ce60013..0000000
--- a/old/55521-0.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/55521-h.zip b/old/55521-h.zip
deleted file mode 100644
index 98331c5..0000000
--- a/old/55521-h.zip
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/55521-h/55521-h.htm b/old/55521-h/55521-h.htm
deleted file mode 100644
index 8a7c491..0000000
--- a/old/55521-h/55521-h.htm
+++ /dev/null
@@ -1,8518 +0,0 @@
-<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN"
-"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd">
-<html lang="nl">
-<head>
-<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=utf-8">
-<title>Albrecht Dürer: Een Levensbeeld</title>
-
-<style type="text/css">
-
-body {
-font-family: "Times New Roman", Times, serif;
-font-size: 100%;
-line-height: 1.2em;
-text-align: left;
-}
-.div0 {
-padding-top: 5.6em;
-}
-.div1 {
-padding-top: 4.8em;
-}
-.div2 {
-padding-top: 3.6em;
-}
-.div3, .div4, .div5 {
-padding-top: 2.4em;
-}
-h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4 {
-clear: both;
-font-style: normal;
-text-transform: none;
-}
-h3, .h3 {
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.2em;
-}
-h3.label {
-font-size: 1em;
-line-height: 1.2em;
-margin-bottom: 0;
-}
-h4, .h4 {
-font-size: 1em;
-line-height: 1.2em;
-}
-.alignleft {
-text-align: left;
-}
-.alignright {
-text-align: right;
-}
-.alignblock {
-text-align: justify;
-}
-p.tb, hr.tb, .par.tb {
-margin-top: 1.6em;
-margin-bottom: 1.6em;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-text-align: center;
-}
-p.argument, p.note, p.tocArgument, .par.argument, .par.note, .par.tocArgument
-{
-font-size: 0.9em;
-line-height: 1.2em;
-text-indent: 0;
-}
-p.argument, p.tocArgument, .par.argument, .par.tocArgument {
-margin: 1.58em 10%;
-}
-.opener, .address {
-margin-top: 1.6em;
-margin-bottom: 1.6em;
-}
-.addrline {
-margin-top: 0;
-margin-bottom: 0;
-}
-.dateline {
-margin-top: 1.6em;
-margin-bottom: 1.6em;
-text-align: right;
-}
-.salute {
-margin-top: 1.6em;
-margin-left: 3.58em;
-text-indent: -2em;
-}
-.signed {
-margin-top: 1.6em;
-margin-left: 3.58em;
-text-indent: -2em;
-}
-.epigraph {
-font-size: 0.9em;
-line-height: 1.2em;
-width: 60%;
-margin-left: auto;
-}
-.epigraph span.bibl {
-display: block;
-text-align: right;
-}
-.trailer {
-clear: both;
-padding-top: 2.4em;
-padding-bottom: 1.6em;
-}
-span.abbr, abbr {
-white-space: nowrap;
-}
-span.parnum {
-font-weight: bold;
-}
-span.corr, span.gap {
-border-bottom: 1px dotted red;
-}
-span.num, span.trans, span.trans {
-border-bottom: 1px dotted gray;
-}
-span.measure {
-border-bottom: 1px dotted green;
-}
-.ex {
-letter-spacing: 0.2em;
-}
-.sc {
-font-variant: small-caps;
-}
-.uc {
-text-transform: uppercase;
-}
-.tt {
-font-family: monospace;
-}
-.underline {
-text-decoration: underline;
-}
-sup {
-line-height: 6pt;
-}
-.overline, .overtilde {
-text-decoration: overline;
-}
-.rm {
-font-style: normal;
-}
-.red {
-color: red;
-}
-hr {
-clear: both;
-height: 1px;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-margin-top: 1em;
-text-align: center;
-width: 45%;
-}
-.aligncenter {
-text-align: center;
-}
-h1, h2 {
-font-size: 1.44em;
-line-height: 1.5em;
-}
-h1.label, h2.label {
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.2em;
-margin-bottom: 0;
-}
-h5, h6 {
-font-size: 1em;
-font-style: italic;
-line-height: 1em;
-}
-p, .par {
-text-indent: 0;
-}
-p.firstlinecaps:first-line, .par.firstlinecaps:first-line {
-text-transform: uppercase;
-}
-.hangq {
-text-indent: -0.32em;
-}
-.hangqq {
-text-indent: -0.40em;
-}
-.hangqqq {
-text-indent: -0.71em;
-}
-p.dropcap:first-letter, .par.dropcap:first-letter {
-float: left;
-clear: left;
-margin: 0em 0.05em 0 0;
-padding: 0px;
-line-height: 0.8em;
-font-size: 420%;
-vertical-align: super;
-}
-blockquote, p.quote, div.blockquote, div.argument, .par.quote {
-font-size: 0.9em;
-line-height: 1.2em;
-margin: 1.58em 5%;
-}
-.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden {
-text-decoration: none;
-}
-ul {
-list-style-type: none;
-}
-.advertisment {
-background-color: #FFFEE0;
-border: black 1px dotted;
-color: #000;
-margin: 2em 5%;
-padding: 1em;
-}
-.itemGroupTable {
-border-collapse: collapse;
-margin-left: 0;
-}
-.itemGroupTable td {
-padding: 0;
-margin: 0;
-vertical-align: middle;
-}
-.itemGroupBrace {
-padding: 0 0.5em !important;
-}
-.footnotes .body, .footnotes .div1 {
-padding: 0;
-}
-.fnarrow {
-color: #AAAAAA;
-font-weight: bold;
-text-decoration: none;
-}
-a.noteref, a.pseudonoteref {
-font-size: 80%;
-text-decoration: none;
-vertical-align: 0.25em;
-}
-.displayfootnote {
-display: none;
-}
-div.footnotes {
-font-size: 80%;
-margin-top: 1em;
-padding: 0;
-}
-hr.fnsep {
-margin-left: 0;
-margin-right: 0;
-text-align: left;
-width: 25%;
-}
-p.footnote, .par.footnote {
-margin-bottom: 0.5em;
-margin-top: 0.5em;
-}
-p.footnote .label, .par.footnote .label {
-float: left;
-width: 2em;
-height: 12pt;
-display: block;
-}
-.apparatusnote {
-text-decoration: none;
-}
-table.tocList {
-width: 100%;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-border-width: 0;
-border-collapse: collapse;
-}
-td.tocPageNum, td.tocDivNum {
-text-align: right;
-min-width: 10%;
-border-width: 0;
-}
-td.tocDivNum {
-padding-left: 0;
-padding-right: 0.5em;
-}
-td.tocPageNum {
-padding-left: 0.5em;
-padding-right: 0;
-}
-td.tocDivTitle {
-width: auto;
-}
-p.tocPart, .par.tocPart {
-margin: 1.58em 0%;
-font-variant: small-caps;
-}
-p.tocChapter, .par.tocChapter {
-margin: 1.58em 0%;
-}
-p.tocSection, .par.tocSection {
-margin: 0.7em 5%;
-}
-table.tocList td {
-vertical-align: top;
-}
-table.tocList td.tocPageNum {
-vertical-align: bottom;
-}
-table.inner {
-display: inline-table;
-border-collapse: collapse;
-width: 100%;
-}
-td.itemNum {
-text-align: right;
-min-width: 5%;
-padding-right: 0.8em;
-}
-td.innerContainer {
-padding: 0;
-margin: 0;
-}
-.index {
-font-size: 80%;
-}
-.indextoc {
-text-align: center;
-}
-.transcribernote {
-background-color: #DDE;
-border: black 1px dotted;
-color: #000;
-font-family: sans-serif;
-font-size: 80%;
-margin: 2em 5%;
-padding: 1em;
-}
-.correctiontable {
-width: 75%;
-}
-.width20 {
-width: 20%;
-}
-.width40 {
-width: 40%;
-}
-p.smallprint, li.smallprint, .par.smallprint {
-color: #666666;
-font-size: 80%;
-}
-.titlePage {
-border: #DDDDDD 2px solid;
-margin: 3em 0% 7em 0%;
-padding: 5em 10% 6em 10%;
-text-align: center;
-}
-.titlePage .docTitle {
-line-height: 3.5em;
-margin: 2em 0% 2em 0%;
-font-weight: bold;
-}
-.titlePage .docTitle .mainTitle {
-font-size: 1.8em;
-}
-.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle,
-.titlePage .docTitle .volumeTitle {
-font-size: 1.44em;
-}
-.titlePage .byline {
-margin: 2em 0% 2em 0%;
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.72em;
-}
-.titlePage .byline .docAuthor {
-font-size: 1.2em;
-font-weight: bold;
-}
-.titlePage .figure {
-margin: 2em 0% 2em 0%;
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-}
-.titlePage .docImprint {
-margin: 4em 0% 0em 0%;
-font-size: 1.2em;
-line-height: 1.72em;
-}
-.titlePage .docImprint .docDate {
-font-size: 1.2em;
-font-weight: bold;
-}
-div.figure {
-text-align: center;
-}
-.figure {
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-}
-.floatLeft {
-float: left;
-margin: 10px 10px 10px 0;
-}
-.floatRight {
-float: right;
-margin: 10px 0 10px 10px;
-}
-p.figureHead, .par.figureHead {
-font-size: 100%;
-text-align: center;
-}
-.figAnnotation {
-font-size: 80%;
-position: relative;
-margin: 0 auto;
-}
-.figTopLeft, .figBottomLeft {
-float: left;
-}
-.figTop, .figBottom {
-}
-.figTopRight, .figBottomRight {
-float: right;
-}
-.figure p, .figure .par {
-font-size: 80%;
-margin-top: 0;
-text-align: center;
-}
-img {
-border-width: 0;
-}
-td.galleryFigure {
-text-align: center;
-vertical-align: middle;
-}
-td.galleryCaption {
-text-align: center;
-vertical-align: top;
-}
-.lgouter {
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-display: table;
-}
-.lg {
-text-align: left;
-padding: .5em 0% .5em 0%;
-}
-.lg h4, .lgouter h4 {
-font-weight: normal;
-}
-.lg .lineNum, .sp .lineNum, .lgouter .lineNum {
-color: #777;
-font-size: 90%;
-left: 16%;
-margin: 0;
-position: absolute;
-text-align: center;
-text-indent: 0;
-top: auto;
-width: 1.75em;
-}
-p.line, .par.line {
-margin: 0 0% 0 0%;
-}
-span.hemistich {
-visibility: hidden;
-}
-.versenum {
-font-weight: bold;
-}
-.speaker {
-font-weight: bold;
-margin-bottom: 0.4em;
-}
-.sp .line {
-margin: 0 10%;
-text-align: left;
-}
-.castlist, .castitem {
-list-style-type: none;
-}
-.castGroupTable {
-border-collapse: collapse;
-}
-.castGroupTable td {
-padding: 0;
-margin: 0;
-vertical-align: middle;
-}
-.castGroupBrace {
-padding: 0 0.5em !important;
-}
-body {
-padding: 1.58em 16%;
-}
-.pagenum {
-display: inline;
-font-size: 70%;
-font-style: normal;
-margin: 0;
-padding: 0;
-position: absolute;
-right: 1%;
-text-align: right;
-}
-.marginnote {
-font-size: 0.8em;
-height: 0;
-left: 1%;
-line-height: 1.2em;
-position: absolute;
-text-indent: 0;
-width: 14%;
-text-align: left;
-}
-span.tocPageNum, span.flushright {
-position: absolute;
-right: 16%;
-top: auto;
-}
-body {
-background: #FFFFFF;
-font-family: "Times New Roman", Times, serif;
-}
-body, a.hidden {
-color: black;
-}
-h1, .h1 {
-padding-bottom: 5em;
-}
-h1, h2, .h1, .h2 {
-text-align: center;
-font-variant: small-caps;
-font-weight: normal;
-}
-p.byline {
-text-align: center;
-font-style: italic;
-margin-bottom: 2em;
-}
-.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum
-{
-color: #660000;
-}
-.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a {
-color: #AAAAAA;
-}
-a.hidden:hover, a.noteref:hover {
-color: red;
-}
-h1, h2, h3, h4, h5, h6 {
-font-weight: normal;
-}
-table {
-margin-left: auto;
-margin-right: auto;
-}
-.tablecaption {
-text-align: center;
-}.pagenum, .linenum {
-speak: none;
-}
-</style>
-
-<style type="text/css">
-/* CSS rules generated from @rend attributes in TEI file */
-.cover-imagewidth {
-width:518px;
-}
-.xd25e108 {
-text-align:center;
-}
-.titlepage-imagewidth {
-width:458px;
-}
-.xd25e2705 {
-text-indent:2em;
-}
-</style>
-</head>
-<body>
-
-
-<pre>
-
-The Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
-other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of
-the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have
-to check the laws of the country where you are located before using this ebook.
-
-Title: Albrecht Dürer
- Een levensbeeld
-
-Author: Armin Stein
-
-Release Date: September 10, 2017 [EBook #55521]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: UTF-8
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER ***
-
-
-
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg
-
-
-
-
-
-
-</pre>
-
-<div class="front">
-<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divBody">
-<p class="first"></p>
-<div class="figure cover-imagewidth"><img src="images/cover.jpg" alt="Oorspronkelijke voorkant." width="518" height="720"></div>
-</div>
-</div>
-<div class="div1 frenchtitle"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divBody">
-<p class="first xd25e108">ALBRECHT D&Uuml;RER.</p>
-</div>
-</div>
-<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divBody">
-<p class="first"></p>
-<div class="figure titlepage-imagewidth"><img src="images/titlepage.png" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width="458"
-height="720"></div>
-</div>
-</div>
-<div class="titlePage">
-<div class="docTitle">
-<div class="mainTitle">ALBRECHT D&Uuml;RER.</div>
-<div class="subTitle">EEN LEVENSBEELD</div>
-</div>
-<div class="byline">DOOR<br>
-<span class="docAuthor">ARMIN STEIN</span><br>
-(H. NIETSCHMANN.)</div>
-<div class="docImprint">NIJKERK<br>
-G. F. CALLENBACH.</div>
-</div>
-<div class="div1 preface"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="main">VOORREDE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first"><i>Het is noodzakelijk de beide dwalingen, die
-aangaande Albrecht Dürer in den loop der tijden in omloop zijn
-gekomen, uit den weg te ruimen, voordat ik een trouw beeld van zijn
-leven schets. Ten eerste beweert men, dat Dürer arm is geweest en
-ten tweede wordt zijn vrouw voor een Xantippe uitgemaakt.</i></p>
-<p><i>Het een noch het ander is waar. Het zijn verzinsels, waarvan men
-tijdens Dürers leven nooit heeft gehoord, en die een eeuw na zijn
-dood zijn bedacht.&mdash;Maar uit welke bron heeft men ze
-geput?</i></p>
-<p><i>Wat Dürers gewaande armoede betreft, hebben enkele losse
-gezegden, in scherts door hem bedoeld, doch door de menschen in ernst
-opgevat, daartoe aanleiding gegeven en ofschoon hij wel eens in
-geldverlegenheid is geweest&mdash;welke kunstenaar is dat
-nooit!&mdash;heeft hij toch geheel onbezorgd kunnen leven en eindelijk
-zelfs een groot vermogen nagelaten.</i></p>
-<p><i>Maar dit is de kleinste dwaling uit den weg geruimd. De tweede is
-van ernstiger aard: men zegt, dat zijn vrouw door haar heerschzucht,
-gierigheid en gebrek aan inzicht zijn huiselijk leven zeer heeft
-verbitterd. Hoe is men daaraan gekomen? De oorsprong van dezen
-schandelijken laster is uitsluitend een brief van Wilibald Pirkheimer,
-dien men in de 17<sup>de</sup> eeuw heeft gevonden in het stadsarchief
-van Neurenberg en dien hij twee jaar na Dürers dood aan Johan
-Tscharte heeft geschreven. Pirkheimer was op zijn ouden dag met
-iedereen in onmin geraakt, en leefde eenzaam en verlaten. Door podagra
-en galsteen gekweld, was hij een eigenzinnig, lichtgeraakt, ontevreden
-grijsaard geworden, die alleen leefde voor zijn eenigen hartstocht: het
-verzamelen van kostbare zaken. Het was Pirkheimers vurige wensch, de
-beide geweien uit Dürers nalatenschap, geschenken van den
-Keurvorst Frederik van Saksen, in bezit te hebben en hij stortte al
-zijn toorn over Dürers weduwe uit, toen zij over deze
-prachtexemplaren op andere wijze beschikte. Dat was in Pirkheimers
-oogen zulk een misdaad, dat hij, door schandelijke belastering in een
-brief aan zijn vriend, lucht gaf aan zijn woede.</i></p>
-<p><i>Trouwens &rsquo;t is niet alleen Dürers vrouw, Agnes, die in
-dezen brief wordt belasterd, ook Lazarus Spengler, die schitterende
-ster in de Hervormingsgeschiedenis krijgt zijn deel, en wordt in zulk
-een slecht licht geplaatst, dat ieder met verachting zich van hem zou
-moeten afwenden. En waarom zou men, nu er toch wel niemand zal worden
-gevonden, die ter wille van dien brief de geschiedenis der Hervorming
-zou willen verbeteren en dezen edelen man naar die lasterende woorden
-beoordeelen, op gezag van dienzelfden brief het beeld bezoedelen eener
-vrouw, die gedurende haar leven om haar eerbiedwaardigheid en
-huiselijke deugden aller achting heeft verworven?</i></p>
-<p><i>Maar zoo is de laster; onverstoorbaar gaat hij voort, al verder
-en verder, al wordt hij ook duizendmaal aan de kaak gesteld. Doch na al
-hetgeen Thausing, die beter dan eenig ander Dürer heeft
-bestudeerd, in zijn werk over den meester heeft gezegd, moet de
-waarheid duidelijk zijn geworden en de smet, die het beeld dezer edele,
-achtenswaardige vrouw aankleefde, zal daardoor moeten
-verdwijnen.</i></p>
-<p class="signed"><span class="sc">Armin Stein.</span></p>
-<p class="dateline">Halle a/z Dec. 1891.</p>
-</div>
-</div>
-<div id="toc" class="div1 contents"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="main">INHOUD.</h2>
-<table class="tocList">
-<tr>
-<td class="tocDivNum">Hoofdst.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"></td>
-<td class="tocPageNum">Bladz.</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">I.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1" id="xd25e193" name="xd25e193">In het schemeruur</a></td>
-<td class="tocPageNum">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">II.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2" id="xd25e202" name="xd25e202">Castor en Pollux</a></td>
-<td class="tocPageNum">8</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">III.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3" id="xd25e211" name="xd25e211">Op school</a></td>
-<td class="tocPageNum">16</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">IV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4" id="xd25e220" name="xd25e220">In vaders werkplaats</a></td>
-<td class="tocPageNum">27</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">V.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch5" id="xd25e229" name="xd25e229">Bij Meester Wolgemut</a></td>
-<td class="tocPageNum">38</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">VI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch6" id="xd25e238" name="xd25e238">Het afscheid</a></td>
-<td class="tocPageNum">48</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">VII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch7" id="xd25e247" name="xd25e247">In den vreemde</a></td>
-<td class="tocPageNum">53</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">VIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch8" id="xd25e256" name="xd25e256">Vervulde wenschen</a></td>
-<td class="tocPageNum">67</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">IX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch9" id="xd25e265" name="xd25e265">Het huwelijks leven</a></td>
-<td class="tocPageNum">76</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">X.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch10" id="xd25e274" name="xd25e274">Hulp bij den arbeid</a></td>
-<td class="tocPageNum">83</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch11" id="xd25e284" name="xd25e284">Voornaam bezoek</a></td>
-<td class="tocPageNum">89</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch12" id="xd25e293" name="xd25e293">De prediker in de woestijn</a></td>
-<td class="tocPageNum">98</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch13" id="xd25e302" name="xd25e302">Vriendentrouw</a></td>
-<td class="tocPageNum">110</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XIV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch14" id="xd25e311" name="xd25e311">Kinderlijke liefde</a></td>
-<td class="tocPageNum">123</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch15" id="xd25e320" name="xd25e320">Tot grooter volkomenheid</a></td>
-<td class="tocPageNum">130</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XVI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch16" id="xd25e329" name="xd25e329">Een dubbel afscheid</a></td>
-<td class="tocPageNum">138</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XVII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch17" id="xd25e338" name="xd25e338">Nogmaals te Veneti&euml;</a></td>
-<td class="tocPageNum">146</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XVIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch18" id="xd25e347" name="xd25e347">Bedwelmende wierook</a></td>
-<td class="tocPageNum">160</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XIX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch19" id="xd25e356" name="xd25e356">Op het toppunt van roem</a></td>
-<td class="tocPageNum">166</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch20" id="xd25e365" name="xd25e365">Schilder en dichter</a></td>
-<td class="tocPageNum">181</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch21" id="xd25e374" name="xd25e374">Kunstenaar en Keizer</a></td>
-<td class="tocPageNum">189</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch22" id="xd25e384" name="xd25e384">Smart en vreugde</a></td>
-<td class="tocPageNum">198</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch23" id="xd25e393" name="xd25e393">Uit de duisternis tot het licht</a></td>
-<td class="tocPageNum">206</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXIV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch24" id="xd25e402" name="xd25e402">Te Augsburg</a></td>
-<td class="tocPageNum">219</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXV.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch25" id="xd25e411" name="xd25e411">Bevredigd verlangen</a></td>
-<td class="tocPageNum">229</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXVI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch26" id="xd25e420" name="xd25e420">Een spotschrift</a></td>
-<td class="tocPageNum">236</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXVII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch27" id="xd25e429" name="xd25e429">In de Nederlanden</a></td>
-<td class="tocPageNum">242</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXVIII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch28" id="xd25e438" name="xd25e438">Een lijkzang</a></td>
-<td class="tocPageNum">255</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXIX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch29" id="xd25e447" name="xd25e447">Neurenberg boven alles</a></td>
-<td class="tocPageNum">261</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXX.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch30" id="xd25e456" name="xd25e456">Ook een hervormingspreek</a></td>
-<td class="tocPageNum">255</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXXI.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch31" id="xd25e465" name="xd25e465">Kunstenaar en geleerde</a></td>
-<td class="tocPageNum">277</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="tocDivNum">XXXII.</td>
-<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch32" id="xd25e474" name="xd25e474">Naar een beter vaderland</a></td>
-<td class="tocPageNum">281</td>
-</tr>
-</table>
-<p><span class="pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name="pb1">1</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div class="body">
-<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e193">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK I.</h2>
-<h2 class="main">IN HET SCHEMERUUR.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">De dag liep ten einde. Een flauw rosse gloed tintte
-nog slechts even den hemel en grijzige nevels hulden de stad Neurenberg
-als in een sluimerwade. Het was de 21<sup>e</sup> Mei van het jaar 1477
-en een ijzig koude dag. Men had dit jaar niets gemerkt van de
-heerlijkheid der Meimaand: de vroege bloempjes hadden bitter geleden
-door de nachtvorst en de menschen verzamelden zich om het haardvuur,
-dat weldadig aandeed.</p>
-<p>De schemering was bijna duisternis geworden in het woonvertrek van
-het huis, gelegen in de straat, die men &ldquo;onder de veste&rdquo;
-noemde en die steil naar de burcht<a class="noteref" id="xd25e493src"
-href="#xd25e493" name="xd25e493src">1</a> der vrije Rijksstad liep. Er
-was bijna niets meer te onderscheiden van de voorwerpen in de kamer: de
-stevige pilaar in &rsquo;t midden, die de bruin geverfde zoldering van
-planken en balken schraagde, de ronde eikenhouten tafel om den voet der
-zuil aangebracht, de hooge, houten banken, die langs twee <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2" name="pb2">2</a>]</span>der eveneens
-met hout beschoten muren stonden, het rek met het aarden vaatwerk, het
-groote fornuis van groene tegels, waarin afbeeldingen uit de legenden
-der heiligen waren gebrand, daarnaast aan den muur het ivoren
-kruisbeeld met het wijwatersbakje er onder, en op den achtergrond de
-reusachtige, met ijzer beslagen, kist.</p>
-<p>Er heerschte stilte in het vertrek; een plechtige stilte. Op een der
-houten banken, die in de vensternis waren vastgemaakt, zat de heer des
-huizes, Albrecht Dürer, de goudsmid, een man van even vijftig
-jaar. Zijn gelaat, vol uitdrukking, teekende zielsrust en waardigheid,
-zijn kleine, lichtbruine oogen hadden een verstandige en denkende
-uitdrukking en zijn edel besneden mond verried mannelijke
-vastberadenheid.</p>
-<p>Tegenover hem zat een jonge vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar,
-met een gelaat stralend als vriendelijk zonnelicht, met ronde, zacht
-blozende wangen, licht blonde, golvende lokken, en heerlijke blauwe
-oogen, schitterend als sterren aan den hemel. Dat was meester
-Dürers echtgenoot, Vrouwe Barbara. Op haar schoot sluimerde haar
-jongstgeborene en aan haar rechterhand stond een knaapje van drie of
-vier jaar, terwijl een zesjarige jongen naast zijn vader op de bank
-zat.</p>
-<p>Op &rsquo;s meesters knie&euml;n lag een groot boek, in bruin leder
-gebonden en met zilver beslag, waaruit hij had gelezen bij den
-huiselijken avonddienst. Zoo juist waren de knechts en de meid
-weggegaan en het gezin zat nog bijeen, in stil gebed verzonken. De
-meester had <span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name="pb3">3</a>]</span>het gebed kort moeten maken, omdat er door de snel
-invallende duisternis te weinig licht door de vensters van geolied
-papier naar binnen viel, om de woorden te kunnen lezen.</p>
-<p>Na eenige oogenblikken zette hij het bruine kapje weer op het hoofd,
-dat hij gedurende het gebed had ontbloot en legde de hand op het
-krullekopje van zijn oudsten zoon, die naar hem was genoemd.</p>
-<p>&ldquo;Gij zijt heden zes jaar geworden, mijn lieve Albrecht. God
-behoede en bescherme u ook op uw verderen levensweg en Zijn genade
-helpe u in het vervolg voor ons te blijven, wat gij tot nu toe zijt
-geweest: onze troost en vreugde.&rdquo;</p>
-<p>De knaap vleide zich aan zijns vaders borst en kuste bewogen diens
-hand. Toen trok zijn moeder hem tot zich om hem te liefkoozen en ook
-haar zegen te geven. Zij kreeg de tranen in de oogen en haar stem
-trilde, toen zij zeide:</p>
-<p>&ldquo;Gij zijt nu onze oudste geworden, Albrecht, nadat God uw
-ouderen broeder Johannes en uw zuster Barbara heeft teruggeeischt. Op u
-rust nu al onze hoop en ons vertrouwen.&rdquo;</p>
-<p>De knaap viel zijn moeder om den hals en kuste haar herhaaldelijk,
-terwijl hij de tranen in de oogen kreeg. Daarna wendde hij zich weer
-tot zijn vader en keek hem met zijn lieven, onschuldigen blik vragend
-aan.</p>
-<p>&ldquo;Wat wenscht gij mijn jongen?&rdquo; vraagde zijn vader, die
-de taal zijner oogen begreep. De kleine jongen drong zich tegen hem aan
-en sprak: &ldquo;Ik wou zoo graag, dat gij mij iets verteldet uit den
-tijd, toen <span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name="pb4">4</a>]</span>gij zelf zoo jong en klein waart, als ik nu ben, en
-hoe het u later in de wereld is gegaan. Ik weet zoo weinig daarvan en
-zou graag alles weten.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Wel, mijn jongen, dien wensch wil ik vervullen,&rdquo;
-antwoordde zijn vader vriendelijk, doch ernstig. &ldquo;Het is altijd
-goed het verleden niet te vergeten en gij zijt nu ook oud genoeg om te
-begrijpen, dat het de Heer is, die uws vaders weg heeft
-bestuurd.&rdquo;</p>
-<p>De kleine Albrecht ging nu weer naast zijn vader op de bank zitten
-en luisterde, met gevouwen handjes, naar hetgeen deze hem zou
-vertellen.</p>
-<p>&ldquo;Uit het oosten, uit een land hier ver van daan, ben ik
-gekomen. Mijn wieg stond in Hongarije; daar ligt een stad Groszwardein
-geheeten, in welker nabijheid het stadje Gyula is gelegen en dicht
-daarbij het dorpje Eitas, waar ik geboren ben. Mijn zusje Catherina
-speelde met mij toen ik nog in de wieg lag en later heb ik nog twee
-broertjes gekregen, waarvan de een, Ladislas, zadelmaker is geworden en
-de ander geestelijke. Doch ik kwam bij mijn vader in de leer, om door
-hem tot goudsmid te worden opgeleid.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e528" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Toen mijn leerjaren voorbij waren, heb ik
-den wandelstaf ter hand genomen en ben volgens de gewoonte der
-handwerkslieden de wijde wereld ingetrokken. Eerst bleef ik in mijn
-eigen land; toen ben ik naar de Nederlanden gegaan, om eindelijk aan te
-landen in de goede stad Neurenberg, waar ik sedert dien dag ben
-gebleven en hoop te blijven tot mijn laatsten dag, zoo God het wil.
-Want slechts korten <span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5"
-name="pb5">5</a>]</span>tijd was ik in Neurenbergs poorten, of ik
-voelde mij zoo aangetrokken tot deze schoone stad, dat ik niet meer van
-haar zou hebben kunnen scheiden. Toen ik door de straten wandelde om de
-prachtige huizen, de aangrijpend schoone kerken en de machtige
-vestingwerken te bewonderen, zag ik veel menschen in feestgewaad naar
-de burcht snellen, het prachtige slot, hoog gelegen en vanwaar men de
-stad kon overzien. Op mijn vraag wat er te doen was, hoorde ik, dat een
-der edelen uit een zeer aanzienlijk geslacht bruiloft vierde op de open
-plaats onder de linde, waar iedereen, die het begeerde, vrij mocht
-toekijken. Ik volgde de menigte en keek wat daar boven gebeurde,
-waardoor ik gelegenheid had te zien hoe rijk, aanzienlijk en trotsch
-deze stad was.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e534" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Hoe prachtig waren de kleederen en gewaden
-dezer mannen en vrouwen, hoe schitterend de edelgesteenten op het
-kostbare fluweel en de zware zijde, hoe mooi de veelkleurige vederen,
-die in de kapsels zacht heen en weer wuifden; hoe heerlijk geurde de
-balsem, waarmee zij zich hadden gezalfd! En hoe zedig en ordelijk ging
-alles toe! Op eene verhevenheid hadden de ouders van het bruidspaar
-plaats genomen, naast het gedeelte, dat voor de muzikanten was bestemd
-en vandaar keken ze naar het dansen, dat nu begon. De bruidegom met
-zijn bruid aan de hand trad nu vooruit; ik keek met welgevallen naar
-dezen trotschen, statigen man, den Heer Philippus, uit het
-oud-adellijke geslacht der Pirkheimers. Ook van al de anderen, die op
-de maat der fluiten, hoorns, trompetten en trommels <span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name="pb6">6</a>]</span>langzaam en
-statig om den lindenboom schreden, kon ik de oogen niet afwenden. En
-terwijl ik daar peinzend stond, sprak een stem in mijn hart:
-&ldquo;Hier moet gij blijven, Albrecht,&mdash;gij hebt nu lang genoeg
-gereisd en getrokken en zijt reeds bijna dertig jaar oud; hier zal uw
-handwerk welig bloeien.&rdquo; En mijn verwachting is niet beschaamd
-geworden. Ik kwam bij meester Hieronymus Holper in de werkplaats, en
-het eene jaar na het andere verliep, zonder dat de gedachte in mij
-opkwam, om verder te trekken. Ook Vrouwe Kunigonde, des meesters
-echtgenoot, was een ware moeder voor mij, zoodat ik mij volkomen thuis
-bij hen voelde. En dan die lieve, driejarige Barbara, Holpers
-dochtertje! Wat had ik een pleizier in het lieve, vrome kind, dat ik
-zag opgroeien tot een schoone, beminnelijke jonkvrouw. Ook zij voelde
-een hartelijke genegenheid voor den gezel en beschouwde hem als een
-vertrouwd huisvriend. En toen zij vijftien jaar was geworden, ging ik
-naar haar vader om hem de hand zijner dochter te vragen. Nu, die werd
-mij niet geweigerd; haar ouders vertrouwden mij hun kind toe, en zonder
-aarzelen legde zij haar hand in de mijne en werd mijn lieve, trouwe
-vrouw, uw goede moeder. Ik bleef werken bij mijn schoonvader, doch het
-volgende jaar liet ik mij, tegen betaling van tien gulden,<a class="noteref" id="xd25e539src" href="#xd25e539" name="xd25e539src">2</a>
-als meester in het gilde opnemen en kocht voor twee gulden het
-burgerrecht. Daarna ben ik met mijn vrouw in het huis van den heer
-Johan Pirkheimer gaan wonen op de Heeremarkt bij de &ldquo;mooie
-<span class="pagenum">[<a id="pb7" href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>bron&rdquo; en de Lievevrouwekerk, maar niet in het
-paleis zelf, doch in het achterhuis, dat in de Winklerstraat uitziet.
-Dat is het huis, waar gij, mijn kind, zijt geboren en uw eerste
-kinderjaren hebt doorgebracht, waarvan gij u nog veel zult kunnen
-herinneren, vooral hoe gij met den kleinen Wilibald Pirkheimer, die nu
-nog uw vriendje is, hebt gespeeld en kattekwaad uitgehaald. Maar die
-woning werd ons al spoedig te klein en daarom kocht ik voor drie
-honderd gulden een eigen huis, waarin wij nu reeds drie jaren wonen en
-wij bidden God, dat Hij ons genadig moge toestaan nog vele rustige,
-gezegende jaren onder dit dak te beleven. Wij vragen het Hem, die ons
-tot nu toe zoo vriendelijk heeft gesteund en geleid.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e547" title="Niet in bron">&ldquo;</span>En gij, mijn lieve zoon luister naar mijn
-raad: wandel voor Gods aangezicht, zooals Abraham, de gezegende des
-Heeren, opdat het u goed ga en gij lang moogt leven op de aarde; want
-de vaste grond en hoeksteen van het geluk is de vreeze des Heeren en
-niemand zal beschaamd uitkomen, die zijn hoop stelt op Hem, die den
-hemel en de aarde gemaakt heeft.&rdquo;</p>
-<p>Toen reikte de vader zijn zoon de hand, waarin de knaap de zijne
-legde, zijn vader met warmen blik aanziende; hij zei niets, maar zijn
-vader begreep hem en was voldaan. En nadat de vrome man zich in zijn
-kamer had teruggetrokken en onder het crucifix zich met wijwater had
-besprenkeld en het teeken des kruises gemaakt, beval hij zijn oudste
-nogmaals dringend aan in Gods genade. <span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8" name="pb8">8</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e493" href="#xd25e493src" name="xd25e493">1</a></span> Deze burcht
-werd in 1024 door Keizer Koenraad II gesticht en door Frederik
-Barbarossa in 1158 vergroot.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e493src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e539" href="#xd25e539src" name="xd25e539">2</a></span> Een oude
-gulden had 100 kreutzer; 49 kreutzer was 1 mark<span class="corr" id="xd25e541" title="Niet in bron">.</span>&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e539src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e202">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK II.</h2>
-<h2 class="main">CASTOR EN POLLUX.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Onder de vele paleizen der adellijke geslachten uit de
-vrije Rijksstad Neurenberg, was dat der Pirkheimers een der schoonste
-en meest vorstelijke, een waardig verblijf voor een geslacht, dat
-sedert meer dan een eeuw tot den hoogsten adel van Neurenberg had
-behoord en steeds een gewichtige rol in de regeering der stad had
-gespeeld. Trotsch verrees het gebouw op de Heeremarkt met uitzicht op
-de &ldquo;mooie bron&rdquo;,<a class="noteref" id="xd25e560src" href="#xd25e560" name="xd25e560src">1</a> het meesterstuk van Hendrik Behaim
-en op de Lievevrouwekerk, en menigmaal had Keizer Sigismund het waardig
-gekeurd hem te herbergen, als hij voor den Rijksdag te Neurenberg moest
-zijn. De hooge, spits toeloopende gevels en de erkers, de steenen
-beelden en de figuren uit hout gesneden, die in de <span class="pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name="pb9">9</a>]</span>vakken waren
-geplaatst, brachten niet weinig bij tot de schoonheid van dit paleis,
-in welks glasruiten in lood gevat&mdash;glazen ruiten waren in die
-dagen een groote bijzonderheid en een bewijs van verbazenden
-rijkdom&mdash;de zon hel schitterde. Maar nog meer getuigde het
-inwendige van het paleis van den rijkdom der Pirkheimers, vooral de
-groote, voor feestelijke gelegenheden bestemde zaal met de beide
-zuilen, de wanden bedekt door vlaamsche gobelins met tafereelen uit de
-bijbelsche geschiedenis doorweven, het kostbare vaatwerk, de alom
-bewonderde lichtkronen van geweien met goud langs de muren, de hooge
-schouw met bronzen beelden versierd, de fraai gesneden leunstoelen, met
-gouden leeuwekoppen gekroond en met bruin leder overtrokken en de
-groote spiegel van Venetiaansch glas.</p>
-<p>Op een zonnigen dag in de maand Mei van het jaar 1479 zaten in de
-vensternis twee jonge meisjes in blauw fluweel gekleed en met lange,
-blonde vlechten. Het waren de twee dochters des huizes, de
-vijftienjarige Charitas en de twaalfjarige Sabine, die door het venster
-naar een koets keken, die bespannen was met twee ongeduldig trappelende
-schimmels.</p>
-<p>De deur ging open en Vrouwe Barbara, de moeder der beide meisjes,
-trad haastig binnen. Zij was een schoone, statige vrouw uit het
-aanzienlijke geslacht der L&ouml;ffelholzen. Haar welig, bruin haar
-werd door een klein kapje, met goud gestikt, bij elkaar gehouden, om
-haar hals droeg zij een fijn, wit doekje en haar slank figuur kwam goed
-uit in het sleepend kleed van donkergroene, Vlaamsche, wollen stof, dat
-<span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name="pb10">10</a>]</span>door een gouden gesp werd vastgehouden; uit de
-mouwen kwamen donkerroode zijden doffen te voorschijn en van de
-schouders golfden lange, wijde mouwen naar beneden, die met witte kant
-waren gevoerd. Aan de gouden ketting hing een kostbaar sieraad van
-echte paarlen en haar armen waren getooid met breede, gouden armbanden,
-waarin robijnen schitterden. Over haar arm had zij een zwart fluweel,
-met marderbont afgezet, manteltje, om haar op den voorgenomen rijtoer
-voor kou te beschutten.</p>
-<p>&ldquo;Waar is toch, Wilibald, die kleine deugniet?&rdquo; vraagde
-Vrouwe Barbara aan haar dochters.</p>
-<p>&ldquo;Jutta heeft tevergeefs het heele huis doorzocht.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Als hij niet thuis is,&rdquo; antwoordde Charitas,
-<span class="corr" id="xd25e577" title="Niet in bron">&ldquo;</span>dan
-kan hij nergens anders dan bij Meester Dürer zijn. Ik heb hem een
-uurtje geleden met Albrecht bij de mooie bron zien loopen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dan moet Jutta den kleinen deserteur maar even gaan
-halen,&rdquo; beval Vrouwe Barbara en zij gaf haar dochter een wenk om
-het aan de meid te gaan zeggen.</p>
-<p>Een half uur verliep; de koetsier had moeite om de ongeduldige
-paarden in bedwang te houden en Vrouwe Barbara fronste de wenkbrauwen,
-want ze wilde een rijtoer buiten de stad doen en wenschte dat haar
-kinderen met haar zouden genieten van de heerlijke voorjaarslucht.</p>
-<p>Daar kwam eindelijk de oude Jutta terug met den achteneenhalfjarigen
-Wilibald aan de hand, een mooi kind met blonde haren en schrandere,
-schitterende oogen. <span class="pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11"
-name="pb11">11</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Gij hebt veel van mijn geduld gevergd, Wilibald,&rdquo; sprak
-zijn moeder ontstemd, &ldquo;wist gij niet, dat wij om twee uur
-uitrijden zouden gaan?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ik heb onder het spelen niet op den tijd gelet,&rdquo;
-antwoordde hij luchtig, terwijl hij zich de haren uit de oogen streek.
-<span class="corr" id="xd25e592" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Ik
-vond het ook veel prettiger om met Albrecht met den pijl en boog te
-schieten dan uit rijden te gaan.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Gij zijt een dwaze, ongehoorzame jongen,&rdquo; sprak zijn
-moeder. &ldquo;Vraag in het vervolg meer wat uw ouders genoegen doet.
-Trek nu gauw een ander pak aan en ga dan met ons in het
-rijtuig.&rdquo;</p>
-<p>Nog bleef de knaap aarzelen en keek zijn moeder een weinig
-verdrietig en tegelijkertijd vragend aan: &ldquo;Ik heb toch geen
-pleizier als Albrecht niet mee mag,&rdquo; klonk het.</p>
-<p>Zijn moeder had moeite niet boos te worden, doch zij bedwong zich en
-vraagde:</p>
-<p>&ldquo;Waar is Albrecht?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hij wacht beneden,&rdquo; antwoordde Wilibald.</p>
-<p>Vrouwe Barbara moest nu toch lachen om de volharding van haar
-zoontje, die een vastheid van wil toonde zoo groot als die van zijn
-vader, Johannes Pirkheimer, die door zijn onvermoeide energie en
-geestkracht het ver in de wereld en in de achting der menschen had
-gebracht.</p>
-<p>Toen zij beneden kwam, vond zij Wilibald, die gauw andere kleeren
-had aangetrokken bij zijn vriend Albrecht Dürer, die wel een
-beetje verlegen keek en niet wist, of Vrouwe Barbara zijn
-indringerigheid wel <span class="pagenum">[<a id="pb12" href="#pb12"
-name="pb12">12</a>]</span>goed zou opnemen. Maar zijn vrees verdween,
-toen hij zag, dat zij hem vriendelijk aankeek en zeide: &ldquo;Stap
-maar in, Pollux, en ga naast uw Castor zitten! Gij behoort nu eenmaal
-bij elkander,&rdquo; en zij zelf hielp hem instappen.</p>
-<p>Nu ze had ook moeilijk boos kunnen zijn op dien aardigen jongen, van
-wien iedereen veel hield. Zelfs haar aangeboren trots, die anders wel
-in opstand zou zijn gekomen tegen zulk een vertrouwelijken omgang van
-haar zoon met een knaap uit den ambachtsstand, verzette er zich niet
-tegen en niet alleen, dat zij dezen omgang duldde, maar ze verheugde er
-zich zelfs in, omdat zij bemerkte, welk een goeden invloed de bedaarde,
-stille, zachtzinnige Albrecht op haar wilden, koppigen,
-hartstochtelijken zoon uitoefende. Zij had dikwijls het spel der knapen
-gade geslagen en zich dan in stilte verheugd, dat zij aan Albrecht zulk
-een goede hulp had bij de opvoeding van haar wilden jongen. Het was ook
-verwonderlijk, hoe die onstuimige Wilibald zich geheel door zijn
-bedaarden vriend, die nog wel een half jaar jonger was, liet leiden en
-hoe goed zij het met elkander konden vinden, terwijl zijn zusters, die
-zooveel ouder waren, heel wat met hem hadden te stellen en dikwijls hun
-beklag over den stijfkop bij haar ouders kwamen doen.</p>
-<p>Eigenlijk was Wilibald, als eenige stamhouder, waarnaar zij vurig
-hadden verlangd, ook wel een weinig door zijn ouders bedorven, en er
-werd veel door de vingers gezien, dat flink gestraft had moeten worden.
-<span class="pagenum">[<a id="pb13" href="#pb13" name="pb13">13</a>]</span></p>
-<p>De beide jongens zaten op Wilibalds verzoek bij den koetsier en
-babbelden vroolijk, ook vrouwe Barbara was goed geluimd; zij genoot van
-dezen heerlijken meidag en de verrukkelijke natuur, en haar hart stemde
-mee in het lied ter eere der lente, dat de beide meisjes aanhieven.
-Toch kon zij haar oogen niet van de knapen afhouden en zij verbaasde
-zich in stilte over de opmerkingsgave van Albrecht, die zooveel in de
-natuur zag, wat zij in het geheel niet had opgemerkt of niet waard had
-geacht om te bekijken. En zij glimlachte bij de gedachte, dat de
-jongste uit het gezelschap aller leermeester was, zonder dat hij zich
-daarvan ook maar eenigszins was bewust!</p>
-<p>De rit werd tot het dorpje Pillenreut uitgestrekt, waar de paarden
-mochten uitrusten en allen zich een heerlijk glas bier goed lieten
-smaken. De jongens hielden het in de kamer niet lang uit: zij stormden
-naar buiten en men hoorde hen juichen en zingen. Toen ze terugkwamen,
-had Albrecht een ruiker roode anemonen, gele ranonkels, witte
-madeliefjes en blauwe grasbloempjes in de hand, die hij vrouwe Barbara
-aanbood uit dankbaarheid voor den heerlijken dag, dien zij hem
-bezorgde.</p>
-<p>Met een glimlach bekeek zij den ruiker. Hoe mooi en artistiek had
-hij die bloemen geschikt en dat <span class="corr" id="xd25e623" title="Niet in bron">voor</span> een achtjarige knaap!</p>
-<p>De terugreis zou evenwel niet zoo aangenaam zijn als de heenreis. De
-paarden schrokken voor een troep zigeuners, die een beer met zich
-rondleidden, en de koets kreeg zulk een schok, dat zij bijna omviel.
-<span class="pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span>Gelukkig bekwamen Vrouwe Barbara en haar dochters
-geen letsel, doch de beide knapen stortten van hun hooge zitplaats naar
-beneden. Met een kreet van ontzetting liep Vrouwe Barbara op de
-kinderen toe en zij zag met schrik hoe Wilibald een bloedende wonde aan
-het achterhoofd en Albrecht, een blessuur aan zijn hand had gekregen.
-Doch voordat zij hen kon helpen, was Wilibald al opgestaan, hij hielp
-Albrecht op en trachtte hem te troosten, niet denkende aan zijn eigen
-pijn, voordat zijn moeder hem opmerkzaam maakte, dat ook hij was
-gewond. Doch hij schonk meer aandacht aan zijn vriendje en zijn moeder
-verblijdde zich innig over het goede hart van haar zoon, dat hij zoo
-dikwijls achter zijn ruwheid verborg, maar dat nu duidelijk sprak uit
-zijn groote zorg en teederheid voor zijn vriend.</p>
-<p>Castor en Pollux, de naam dien vrouwe Barbara in scherts op hen had
-toegepast, bleef in het vervolg hun bijnaam en niet alleen bij de
-familie Pirkheimer, maar ook bij de buren, die een levendig belang in
-de beide onafscheidelijke vrienden stelden.</p>
-<p>Zij speelden &rsquo;t liefst in den tuin van het paleis: daar
-vermaakten zij zich met hun ballen, hun stokpaard of den kruisboog, en
-ook wel met eigen gemaakt speelgoed. Soms ook gingen ze naar het
-Lorenzerwoud of het Sebalduskerkhof en stoeiden daar met andere
-jongens. Als het dan ooit gebeurde, dat Pollux onrechtvaardig werd
-behandeld, dan sprong Castor voor hem in de bres en toonde zich een
-trouwe, ridderlijke vriend. Maar ook in de werkplaats van <span class="pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15" name="pb15">15</a>]</span>meester
-Dürer liepen de knapen dikwijls binnen en hielpen hem soms door
-aan den blaasbalg te trekken en het een of ander aan te geven.
-Albrechts ouders maakten zich nooit ongerust, wanneer hun zoon op het
-etensuur niet verscheen, want dan begrepen ze, dat er bij Wilibald
-thuis iets extra lekkers werd gegeten en dat deze zijn vriendje mee
-wilde laten smullen. En de eenvoudige handwerkslieden vonden het een
-eer, dat Albrecht daar als kind des huizes werd behandeld. <span class="pagenum">[<a id="pb16" href="#pb16" name="pb16">16</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e560" href="#xd25e560src" name="xd25e560">1</a></span> De
-&ldquo;mooie bron&rdquo; is in Gothischen stijl gebouwd,
-1385&ndash;1396, en is versierd met vele standbeelden; die op het
-onderste gedeelte stellen de 7 keurvorsten en 9 helden voor, daarboven
-zijn Mozes en de 7 profeten afgebeeld. In het ijzeren hek, dat dit
-waterwerk omgeeft, is op kunstige wijze een kleine, beweeglijke ring
-gesmeed. Vert.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e560src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e211">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK III.</h2>
-<h2 class="main">OP SCHOOL.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Elken morgen te negen uur kwam er aan het paleis der
-Pirkheimers een kleine man, die door de portierster met alle teekenen
-van eerbied werd binnengelaten.</p>
-<p>Om zijn kleine, magere gestalte fladderde een lange, wijde jas van
-vuurrood laken, hij droeg een hooge, spits toeloopende muts van zwarte
-wollen stof en om zijn scherp belijnd gelaat met lange, spitse neus,
-fladderden dunne, grijze haren. Met de rechterhand leunde hij op een
-stokje en in de linker droeg hij een rol perkament.</p>
-<p>&ldquo;God zegene u, mijnheer de Doctor!&rdquo; zoo verwelkomde de
-meid geregeld den binnentredende; dan liep zij eerbiedig vooruit de
-trap op om de deur aan het eind der lange, donkere gang voor hem open
-te doen.</p>
-<p>&ldquo;God zegene u, Doctor!<span class="corr" id="xd25e650" title="Niet in bron">&rdquo;</span> klonk het daarop <span class="corr" id="xd25e653" title="Bron: driestemming">driestemmig</span> in de kamer en
-het kleine, roode mannetje drukte allen met vriendelijken lach de
-hand.</p>
-<p>Het was Doctor Henricus Philander, die op deze <span class="pagenum">[<a id="pb17" href="#pb17" name="pb17">17</a>]</span>wijze in
-het paleis werd ontvangen. Eigenlijk heette hij Hendrik Liebmann, maar
-volgens de gewoonte der geleerden in dien tijd, had hij zijn voornaam
-in een Latijnsch en zijn familienaam in een Grieksch kleed
-gestoken.</p>
-<p>Henricus Philander verdiende ten volle de algemeene achting om zijn
-groote geleerdheid en om zijn bijzonder talent van onderwijzen, dat hem
-alle kinderen der aanzienlijke families uit de stad als leerlingen
-bezorgde.</p>
-<p>Bij den keizerlijken raadsheer en medebestuurder der stadsregeering
-van Neurenberg Johan Pirkheimer, kwam hij reeds zeven jaar aan huis,
-eerst om de oudste dochter Charitas onderricht te geven en later ter
-wille van Sabine, de jongste.</p>
-<p>Met bijzondere voldoening en ijver kweet hij zich van zijn taak,
-want de beide meisjes waren zoo leergierig en zoo verstandelijk
-ontwikkeld, dat Doctor Philander dikwijls vergat, met meisjes te doen
-te hebben en hen onderwees, alsof zij jongens waren. Zij leerden
-Grieksch en Latijn zonder moeite en zij verdiepten zich gaarne en met
-vrucht in de geheimen der mathematica en der astronomie.</p>
-<p>Sedert eenigen tijd was het aantal leerlingen in het paleis tot drie
-geklommen, want Wilibald was bij de lessen tegenwoordig, waardoor
-Doctor Philanders ijver nog toe nam, want hij bemerkte spoedig, dat de
-knaap het in verstand en geestesgaven nog van zijn zusters won. Het was
-waarlijk ook geen onaangename taak den knaap te onderwijzen, maar
-daarentegen <span class="pagenum">[<a id="pb18" href="#pb18" name="pb18">18</a>]</span>een groot genot en naarmate Wilibald vorderingen
-maakte, steeg ook de achting voor den leermeester bij de ouders, die
-hem met weldaden overlaadden. Want het was het vurig verlangen van
-Johan Pirkheimer, dat zijn zoon een groot geleerde, zooals hij zelf
-was, zou worden, en zich op het gebied des geestes bijzonder zou
-onderscheiden.</p>
-<p>Na een jaar was de knaap al aardig op de hoogte van de geschiedenis
-van het herleefd klassieke tijdperk en kende hij voldoend Latijn.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Nu weerklonken in den tuin van het paleis slechts zelden de stemmen
-der spelende knapen. &rsquo;s Middags, als er geen les was, zaten ze
-samen aan de groote, eikenhouten tafel, die in het midden van de
-leerkamer stond en dan luisterde Albrecht met gespannen aandacht naar
-hetgeen Wilibald vertelde. Wat hij des morgens had geleerd, deelde hij
-&rsquo;s middags aan zijn vriend mee, evenals de lekkernijen, die zijn
-moeder hem gaf. Bijzondere belangstelling toonde Albrecht voor de oude
-Grieksche godenverhalen en heldensagen en hij vergat alles om zich
-heen, als Wilibald begon te vertellen van den held Hercules, van
-Prometheus, die aan de rots was geketend en duldelooze smarten leed
-door Jupiters adelaar, die dagelijks een stuk van zijn altijd weer
-aangroeiende lever afbeet, van den tocht der Argonauten om het
-guldenvlies, van den strijd der zeven helden tegen Thebe, van de beide
-vrienden Orestes en Pylades, van den Trojaanschen <span class="pagenum">[<a id="pb19" href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span>oorlog,
-van Odysseus en andere heerlijke verhalen.</p>
-<p>Al spoedig bemerkte Wilibald, dat Albrecht steeds stiller en meer in
-zich zelf gekeerd werd, als hij naar die verhalen luisterde en toen hij
-hem eindelijk vraagde, wat er toch aan scheelde, antwoordde Albrecht
-met een diepen zucht: &ldquo;Ik benijd u.&rdquo;</p>
-<p>Wilibald keek verbaasd: &ldquo;Benijdt gij mij? En gij zijt zelf
-toch ook op school?&rdquo; Maar Albrecht schudde droevig het hoofd:
-&ldquo;Och, wat is nu de St. Sebaldusschool en onze meester in
-vergelijking met doctor Philander! Het is als mijn grove kiel
-vergeleken bij uw fluweelen buis. Gij kent toch meester
-Burgd&ouml;rffer wel&mdash;wat gaat hem alles langzaam en moeilijk af!
-Hij heeft er ook zoovelen tegelijk om les te geven en dan het
-schoollokaal is zulk een naar, donker hok, dat men er nauwelijks kan
-ademhalen en de banken staan zoo dicht bij elkaar en zijn zoo
-ongemakkelijk, dat al mijn ledematen pijn doen, als ik naar huis ga. Op
-een houten katheder zit onze schoolmeester, een strenge, sombere man,
-die op het zwarte bord letters schrijft om ons die te laten nazeggen en
-op de lei naschrijven. Daarbij maakt hij flink gebruik van de roede van
-berketakjes gemaakt en tuchtigt daarmee allen, die lui, lastig en
-ondeugend zijn. Nu deze laatste soort is rijk vertegenwoordigd bij ons
-op school, vooral bij die zwervende luitjes, die men niet weet vanwaar
-zij komen en die weer verdwijnen, als zij er lust in hebben.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, ik kan me begrijpen, dat de meester met zulke lastposten
-heel wat heeft te stellen,&rdquo; zei Wilibald. <span class="pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name="pb20">20</a>]</span>&ldquo;Mijn vader zegt dat het sluwe schepsels
-zijn, een echte plaag voor den onderwijzer. Is het waar wat Renate,
-onze meid, vertelde, dat de beul vijf van die schelmen gisteren heeft
-gegeeseld en uit de stad gejaagd?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, dat is waar,&rdquo; bevestigde Albrecht.</p>
-<p>&ldquo;Wat hadden ze uitgevoerd?&rdquo; vraagde Wilibald
-nieuwsgierig.</p>
-<p>&ldquo;Zij hadden het achtste gebod overtreden en het vijfde ook en
-zijn in de omliggende dorpen gegaan om brood bedelende; doch terwijl
-twee van hen aan de boeren kruiden, die genees- en tooverkrachten
-zouden hebben, verkochten, pleegden de anderen een aanslag op den
-kelder en namen alles mee, wat ze aan worsten, hammen enz. vonden.
-Daarna hebben ze den schoolmeester, die hen met strenge straf
-bedreigde, heel brutaal geantwoord en hem zelfs mishandeld.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Nu dan hebben ze hun verdiende loon,&rdquo; vond
-Wilibald.</p>
-<p>&ldquo;Hm,&rdquo; bromde Albrecht, &ldquo;het is waarlijk geen
-wonder, dat er van leeren weinig komt, als er zulke snaken op school
-zijn; soms troost ik mij wel, als ik denk aan zoovele arme jongens, die
-in het geheel niet op school gaan en steeds op straat slenteren: maar
-als ik aan u denk, Wilibald, dan word ik jaloersch. Hoe graag zou ik
-ook les nemen bij doctor Philander, want ik wenschte veel, heel veel te
-leeren.<span class="corr" id="xd25e697" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>Wilibald zweeg en keek peinzend voor zich. &ldquo;Ik zou het u zoo
-gaarne gunnen,&rdquo; sprak hij na eenige oogenblikken, &ldquo;maar hoe
-zou het mogelijk zijn?&hellip; Wilt gij echter eens stilletjes
-toeluisteren, dan zou <span class="pagenum">[<a id="pb21" href="#pb21"
-name="pb21">21</a>]</span>ik er wel iets op weten. Kijk, daar in den
-hoek achter de kast moogt gij u verstoppen, maar zoo dat niemand het
-ziet. Morgen zoudt gij al kunnen komen, tenminste indien meester
-<span class="corr" id="xd25e704" title="Bron: Burgsd&ouml;rffer">Burgd&ouml;rffer</span> niet boos is, als hij
-u mist.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O, dat komt er niet op aan,&rdquo; sprak Albrecht opgewonden.
-&ldquo;Het heeft bij ons wel iets van een duiventil: elken dag
-ontbreekt een groot getal scholieren, en er heerscht tucht noch orde
-door die zwervende lui, die doen juist zooals zij willen en verbeelden
-zich, dat zij de baas zijn.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Nu, kom dan morgen ochtend vroeg, maar vooral voordat Dr.
-Philander er is.&rdquo;</p>
-<p>Op den bepaalden tijd sloop Albrecht den volgenden morgen in het
-donkere hoekje en bleef daar onbewegelijk twee uren lang zitten
-luisteren naar het onderwijs van den doctor, die dien dag Latijn en
-sterrekunde op het programma had.</p>
-<p>Albrecht genoot zoo lang hij luisterde; doch toen de les uit was,
-voelde hij dubbel hoeveel hij op de Sebaldusschool miste en met loome
-schreden ging hij er den volgenden morgen weer naar toe. Hij voelde
-zich ongelukkig en zijn ellende bereikte het toppunt, toen de meester
-hem een pak slaag gaf, omdat hij klaarblijkelijk in het geheel niet
-luisterde.</p>
-<p>Zijn ouders bemerkten al gauw, dat er iets aan haperde; hij was zoo
-stil en in zich zelf gekeerd, dat zijn vader op zekeren dag naar de
-reden hiervan vraagde.</p>
-<p>Het duurde lang voordat men iets uit hem kon krijgen, totdat hij
-eindelijk bekende, dat het slechte <span class="pagenum">[<a id="pb22"
-href="#pb22" name="pb22">22</a>]</span>onderwijs en de groote
-wanordelijkheid op school hem zoo onvoldaan stemden. Zijn vader
-troostte hem met de woorden: &ldquo;Wie langzaam gaat, gaat zeker. Werk
-zoo hard als gij kunt, opdat de meester tevreden over u kan zijn, dan
-leert gij langzamerhand alles, wat gij noodig hebt te weten. Pas op
-voor hoogmoed en ijdele wenschen, mijn zoon! Zie niet naar hen, die uw
-meerderen zijn in de maatschappij; benijd Wilibald niet omdat hij beter
-onderwijs geniet. Bedenk liever dat gij de zoon van een handwerksman
-zijt en eens evenals uw vader in de werkplaats zult arbeiden. Een
-goudsmid kan waarlijk zooveel geleerdheid wel ontberen.&rdquo;</p>
-<p>Deze verstandige taal en de woorden zijner moeder die zij dagelijks
-herhaalde: &ldquo;Ga in den naam des Heeren,&rdquo; misten hun
-uitwerking niet en met vernieuwden ijver ging Albrecht weer naar
-school.</p>
-<p>Het gevolg was dan ook dat de meester pleizier in hem had, waardoor
-de knaap werd aangemoedigd om steeds meer zijn best te doen.</p>
-<p>Zoo ging het langen tijd goed; maar later had de meester weer over
-Albrechts onoplettendheid te klagen en hij ontstak in hevige woede,
-toen hij op zekeren dag bemerkte, wat er de oorzaak van was.</p>
-<p>Hij zag onder de rekenles, dat verscheiden leerlingen steelsgewijze
-de oogen naar Albrecht wendden. Plotseling verliet hij den katheder,
-greep den knaap bij den arm en ontrukte hem een klein stuk papier,
-waarop iets was geteekend. Toen hij het goed bekeek, herkende hij zijn
-eigen portret en hij was zoo verontwaardigd en woedend over deze
-majesteitsschennis, <span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23"
-name="pb23">23</a>]</span>dat hij de roede greep en den armen teekenaar
-zulk een pak slaag toediende, dat hem hooren en zien verging.</p>
-<p>Er liep een afkeurend gemompel door de rijen der leerlingen, die
-niet konden begrijpen, dat zulk een onschuldige scherts zoo streng
-gestraft moest worden en een der oudste jongens had den moed een kreet
-van afschuw te uiten. Maar dat maakte den meester nog toorniger en hij
-jaagde de heele bende uit de school.</p>
-<p>Het teekenen stilletjes onder de les was den jongen kunstenaar al
-heel slecht bekomen en het zou niet te verwonderen zijn geweest, als
-hij &rsquo;t in het vervolg geheel had gelaten. Trouwens, hij waagde
-het ook niet meer dergelijke grappen op school uit te halen, maar zijn
-medescholieren, &eacute;&eacute;n en al bewondering over zijn kunst,
-bedelden altijd om de een of andere teekening. En Albrechts goed hart,
-dat zoo moeilijk iets kon weigeren, bevredigde hun wenschen.</p>
-<p>Als hij &rsquo;s morgens op school kwam, verdrongen ze zich dadelijk
-om hem heen en ze strekten begeerig de handen uit, zoodra hij met een
-veelbeteekenend gezicht in zijn zak voelde. Dan werd er gevochten, dat
-het een aard had, want iedereen meende recht te hebben op de door
-Albrecht gemaakte teekening. Soms ook kroop hij met den een of anderen
-kameraad in een afgelegen hoek en deze zag dan met verbazing hoe vlug
-hem het teekenen afging.</p>
-<p>Natuurlijk was Wilibald bij de uitdeeling de meest bevoorrechte. En
-toen Albrecht hem eens een afbeelding van een lansknecht met een harnas
-van staal, <span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name="pb24">24</a>]</span>een hoed met pluimen en schitterende wapens ten
-geschenke gaf, kon Wilibald zijn oogen niet gelooven; langen tijd
-bekeek hij de teekening met alle aandacht, toen riep hij op eens uit:
-&ldquo;Benijdt gij mij omdat Doctor Philander mij les geeft? Zie, gij
-kunt, wat hij mij nimmer leeren kan. En nu zijn de rollen omgekeerd, nu
-benijd <i>ik u</i>!&rdquo;</p>
-<hr class="tb">
-<p>Het was in April 1484. Des morgens was het geheele gezin van Meester
-Dürer bijeen voor het gebed en alle waren in bijzonder goede
-stemming, want Vrouwe Barbara vierde heden haar naamdag.</p>
-<p>Vader Dürer had het gebedenboek opengeslagen en wilde met lezen
-beginnen, doch Albrecht was er nog niet; juist wilde zijn vader Andreas
-naar hem toe sturen, toen hij binnen kwam en met de beide handen achter
-zijn rug iets voor aller blikken trachtte te verstoppen. Zijn vader
-wenkte hem te gaan zitten en deed het gebed, waarna hij zijn vrouw de
-hand drukte en vurig Gods besten zegen toewenschte op haar verderen
-levensweg. Ook de kinderen, wier aantal nu tot vijf was geklommen,
-verdrongen zich om hun moeder en kusten haar handen.</p>
-<p>Het laatst van allen kwam Albrecht bij haar en hij keek wel een
-beetje verlegen, toen hij een blad papier te voorschijn haalde en dat
-zijn moeder aanbood met de woorden: &ldquo;Dit heb ik voor u gemaakt,
-lieve moeder, als een herinnering aan dezen dag.&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Barbara trad een schrede achteruit en staarde <span class="pagenum">[<a id="pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span>vol
-verbazing eerst naar het papier en toen naar haar zoon: op het blad zag
-zij Albrecht voor zich, sprekend van gelijkenis en uitdrukking.
-&ldquo;Mijn zoon&rdquo;&mdash;meer kon zij niet zeggen, toen keerde zij
-zich tot haar man en liet hem het portret zien. Hij kon zijn oogen niet
-gelooven:</p>
-<p>&ldquo;Heilige Moeder Gods, leert gij dan tooveren op school? Hebt
-gij dat waarlijk zelf geteekend? Maar hoe kan men zijn eigen portret
-maken?&rdquo;</p>
-<p>Nu moest Albrecht glimlachen: &ldquo;Het is waarlijk geen tooveren;
-ik heb geteekend wat de spiegel mij voorhield.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Och kom, gij zoudt dat zelf hebben gemaakt?&rdquo; zei zijn
-vader ongeloovig. &ldquo;Spreek nu de waarheid, kleine schelm; &rsquo;t
-is Meester Wolgemut, die het portret heeft gemaakt.&rdquo;</p>
-<p>Albrecht antwoordde vroolijk: &ldquo;Gij hebt in zoover gelijk,
-vader, dat Meester Wolgemut wel de hand in het spel heeft. Heel
-dikwijls ben ik bij hem in de werkplaats geweest en heb toegekeken, hoe
-hij schilderde. Daardoor heb ik het geleerd. En ook bij den heer
-Koburger, mijn peetvader, ben ik dikwijls in de drukkerij geweest om te
-zien, hoe Meester Wolgemuts houtsneden werden afgedrukt, dat heeft mij
-ook veel geholpen. En nu zult gij, lieve moeder, mij een groot genoegen
-doen, als gij dit kleine geschenk van mij wilt aannemen.&rdquo;</p>
-<p>Zijn moeder sloot hem in haar armen, terwijl zijn vader het portret
-dicht bij het venster nog eens nauwkeurig bekeek. Ja, het was sprekend
-Albrecht; <span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26" name="pb26">26</a>]</span>alleen de oogen waren niet heel goed geteekend,
-maar de rest&#8202;&hellip; wel Meester Wolgemut zelf had het niet
-mooier en beter kunnen doen.</p>
-<p>Met potlood was het portret op gekleurd papier geteekend<a class="noteref" id="xd25e773src" href="#xd25e773" name="xd25e773src">1</a>:
-op zijn hoofd had hij een kapje van laken, eigenlijk een lap, welks
-eind met drie knoopen boven op het hoofd bij elkaar werd gehouden, aan
-de linkerzijde afhing en voorzien was van lange franjes. Het haar,
-recht afgesneden, hing laag op het voorhoofd en verder in lange,
-golvende lokken aan weerszijden op zijn schouders. Hij droeg een buis
-met wijde mouwen, dat door de linkerhand van voren werd vastgehouden,
-terwijl hij de rechterhand vooruit strekte, alsof hij op iets wees.</p>
-<p>Nadat Dürer het portret langen tijd had bekeken, trad hij
-vriendelijk op zijn zoon toe en legde zijn hand op diens schouder,
-zeggende: <span class="corr" id="xd25e778" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Als gij met smeltkroes en graveerstift
-even handig zijt als met potlood en penseel, dan zal ik mij verheugen
-in den dag, waarop ik u in mijn werkplaats aan mijn zijde zal zien
-arbeiden. Mogen al de heiligen u zegenen en u bijstaan, opdat er een
-wakkere man uit u groeie!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Amen!&rdquo; zei Vrouwe Barbara en toen haar zoon naar school
-ging, sprak zij zooals gewoonlijk: &ldquo;Ga in den naam des
-Heeren!&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb27" href="#pb27" name="pb27">27</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e773" href="#xd25e773src" name="xd25e773">1</a></span> Dürer
-ontwierp later zijn teekeningen meestal op groenen of grijzen grond,
-teekende met de pen en zette de lichten aan met witte verf.
-Vert.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e773src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e220">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK IV.</h2>
-<h2 class="main">IN VADERS WERKPLAATS.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Het was een koude dag in de maand Mei van het jaar
-1486. De sneeuw viel in groote vlokken neder en hulde de daken, die pas
-er van ontdaan waren, opnieuw in een wit winterkleed.</p>
-<p>Het was stil in meester Dürers werkplaats. Eenzaam zat Albrecht
-op zijn laag bankje te werken aan een gouden ring, waarin een nieuwe
-amethist moest worden gezet. Zijn vader was uit: hij moest voor zaken
-naar Augsburg; van de gezellen lag de een ziek te bed en de andere
-moest een boodschap in de stad bezorgen. Albrecht kon heden zijn
-aandacht niet goed bij het werk bepalen. Op de tafel naast hem lag een
-teekening, die nu en dan zijn blikken tot zich trok.</p>
-<p>Er werd zachtjes aan de deur geklopt en daarop trad een meisje
-binnen van ongeveer dertien jaar, met een frisch, blozend gezichtje,
-een paar oogen, blauw als vergeetmijnietjes en een figuurtje vlug als
-dat eener hinde. Ze had een mutsje van zwart fluweel <span class="pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28" name="pb28">28</a>]</span>met een
-rand van marderbont op het lange, blonde haar, en droeg een donkerblauw
-kleedje en een manteltje ook van zwart fluweel met bont, dat tot aan de
-heupen reikte.</p>
-<p>Het was het oudste dochtertje van den heer Hans Frey, een rijk, zeer
-ontwikkeld en geacht ingezetene, die vele vaste goederen bezat zoowel
-in de stad als daarbuiten en zelfs meermalen lid van den grooten Raad
-was geweest.</p>
-<p>Albrecht kende haar zeer goed, daar zij dikwijls bij haar oom kwam,
-die dicht in de buurt woonde. Soms was hij met haar naar de mis gegaan
-en in vroeger jaren had ze zich niet te voornaam gerekend om met hem te
-spelen.</p>
-<p>&ldquo;God zegene u, Albrecht!&rdquo; zeide zij een weinig verlegen
-en zij bleef in de deur staan.</p>
-<p>&ldquo;Dank u zeer, Agnes!&rdquo; antwoordde hij vroolijk, terwijl
-hij van het bankje opstond.</p>
-<p>&ldquo;Waarmee kan ik u van dienst zijn?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Is uw vader niet thuis?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Neen, hij is naar Augsburg gegaan.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O dan ga ik maar weer weg en zal wachten totdat hij thuis
-komt.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Kan ik u niet helpen in zijn plaats?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Och, mijn ringetje is gebroken en ik wilde het zoo graag
-gesoldeerd hebben.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Geef maar hier, Agnes.&rdquo;</p>
-<p>Het meisje aarzelde, maar haalde eindelijk op herhaald aandringen
-van Albrecht den gebroken ring te voorschijn en overhandigde dien den
-goudsmidsleerling. <span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29"
-name="pb29">29</a>]</span>&ldquo;Kunt gij het al goed?&rdquo; vraagde
-zij met meer vrijmoedigheid.</p>
-<p>&ldquo;Mijn vader heeft nog niet over mij te klagen gehad,&rdquo;
-sprak hij openhartig.</p>
-<p>Nu kreeg het meisje de teekening in het oog. &ldquo;Wat is
-dat?&rdquo; vraagde zij nieuwsgierig. &ldquo;Zoo, zoo, als nu uw vader
-was binnengekomen, dan geloof ik, dat hij voor het eerst reden zou
-hebben gehad over zijn leerjongen te klagen.&rdquo;</p>
-<p>Maar Albrecht schudde glimlachend het hoofd. &ldquo;Nu doet gij mij
-onrecht, Agnes. Gij denkt, dat ik dit nu heb geteekend, in plaats van
-mijn plicht te doen. Maar kijk eens hier: onder de teekening staat het
-jaartal 1485, dat bewijst duidelijk, dat zij reeds het vorige jaar is
-gemaakt. Ze is ook al vier maanden oud en dateert van Kerstmis; nu heb
-ik haar hier gehaald, omdat er veel in is, dat mij niet bevalt en ik
-wil die fouten verbeteren, als mijn werk klaar is.&rdquo; Agnes trad
-dichter bij om beter te kunnen zien. Het was een madonna, op een troon
-gezeten, met een gouden kroon op het hoofd, loshangende haren en een
-lang kleed, dat in breede plooien haar omgaf. Met een gelaat, stralend
-van moedervreugde zag zij neder op haar kind, dat op haar schoot stond
-en haar hals met beide armpjes hield omvat. Aan weerszijden stond een
-engel, waarvan de eene een harp en de andere een cither bespeelde.</p>
-<p>Met gevouwen handen beschouwde Agnes geruimen tijd de teekening,
-toen keek zij Albrecht vragend aan: &ldquo;Hebt <i>gij</i> dat gemaakt?
-Gij, een knaap van <span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30"
-name="pb30">30</a>]</span>veertien jaar? Neen, maak dat aan anderen
-wijs! Wel weet iedereen, dat gij goed kunt teekenen, maar zoo
-iets&#8202;&hellip; neen, neen, ik kan niet gelooven, dat gij dat hebt
-gemaakt.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dus, gij houdt mij voor zoo slecht, dat ik mijn naam onder
-het werk van een ander zou zetten en het dan voor het mijne
-uitgeven?&rdquo; vraagde Albrecht en zijn stem klonk verwijtend.
-&ldquo;Als gij hier nog een oogenblik wildet blijven, dan zou ik u
-metterdaad kunnen toonen, dat uw twijfel ongegrond is en mij verdriet
-doet.&rdquo;</p>
-<p>Agnes kreeg een kleur en stak hem haar hand toe.</p>
-<p>&ldquo;Vergeef mij, Albrecht, het was waarlijk niet mijn bedoeling u
-verdriet te doen. Maar ik kan mijn oogen niet gelooven; Meester
-Wolgemut zelf zou trotsch kunnen zijn op zulk werk. Als gij het op een
-groot paneel met heerlijke kleuren hadt geschilderd, zou het waard zijn
-een altaar te versieren.&rdquo;</p>
-<p>Albrecht drukte met een blos van genot over deze lof haar kleine
-zachte hand en liet die niet los, toen zij die wilde terugtrekken. Het
-meisje zag er bekoorlijker uit dan ooit en gaarne had hij haar willen
-vragen. &ldquo;Blijf een oogenblik hier en laat mij uw lief gelaat op
-het papier brengen!&rdquo; Doch zij vreesde reeds te lang te zijn
-gebleven, nam haastig afscheid en ging heen.</p>
-<p>Albrecht liep snel naar het raam om haar na te zien, toen zij door
-de sneeuw naar huis stapte. Haar lof was hem liever dan al de
-bewondering, die zijn kunst bij zijn speelkameraden had geoogst. En met
-<span class="pagenum">[<a id="pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span>vernieuwden ijver legde hij zich in zijn vrijen
-tijd toe op zijn lievelingsbezigheid, die hem verkwikte na den
-moeilijken, dagelijkschen arbeid, en hem meer bevrediging schonk dan
-hij ooit van het best gelukte werk in de goudsmidswerkplaats
-gevoelde.</p>
-<p>Voor zijn vader, die er anders over dacht dan hij, moest hij zijn
-liefhebberij verbergen en daarom deed hij het meest buitenshuis en
-verstopte zich met zijn vrienden, die hem steeds om teekeningen
-plaagden, in afgelegen plaatsen. Toch had hij niet te veel gezegd, toen
-hij tegen Agnes beweerde, dat zijn vader niet over hem te klagen had.
-De oude meester had pleizier in den ijver van zijn zoon en zag met
-vertrouwen de toekomst tegemoet in de overtuiging, dat Albrecht eenmaal
-een waardig opvolger in zijn werkplaats zou zijn. Nog geen jaar was
-verstreken, of de leerjongen was reeds goed vertrouwd met het gieten,
-soldeeren en polijsten. En nu, nadat hij nog niet ten volle twee jaar
-in de leer was geweest, had hij een veel grooter en moeilijker werk
-onder handen, waarvan reeds meer dan de helft klaar was: hij moest in
-gedreven zilver in zeven tafereelen weergeven, hoe de Heer Jezus
-herhaaldelijk nederstortte onder de vuisten der krijgsknechten op den
-lijdensweg van Gethsemane naar Golgotha. En met stille verbazing en
-innige verrukking zag zijn vader, dat hij zich niet tevreden stelde met
-het navolgen van anderer ontwerpen, doch zelf nieuwe wist te
-scheppen.</p>
-<p>Met ongeduld wachtte hij op de voltooiing van het werk en toen het
-oogenblik was gekomen, riep de <span class="pagenum">[<a id="pb32"
-href="#pb32" name="pb32">32</a>]</span>meester, innig gelukkig, zijn
-vrouw er bij en toonde haar wat zijn leerling had gemaakt.</p>
-<p>Op denzelfden avond vond men in de woonkamer de vrienden en buren
-verzameld om de tafel, waarop een tinnen kruik met Bourgonje wijn
-stond, ter eere van den jongen kunstenaar.</p>
-<p>Meester Wolgemut, de schilder, was ook tegenwoordig en vol lof over
-Albrecht. Hij sprak ook over het andere talent van den knaap en vond,
-dat het pond, door God aan hem toevertrouwd, niet in een zweetdoek
-mocht worden weggelegd, doch dat er mede moest worden gewoekerd ter
-eere van God en ook ter wille van den naaste.</p>
-<p>Doch meester Dürer was het hiermee niet eens. Hij vond, dat
-hier een ander schriftwoord van toepassing was: niemand kan twee heeren
-dienen. Indien Albrecht zich met evenveel ijver op de schilder- als op
-de goudsmeedkunst toelegde, dan zou hij het in de eene noch in de
-andere tot volmaaktheid brengen. Daarom moest hij zich tevreden stellen
-met schilderen na volbrachten arbeid in zijn vak.</p>
-<p>Meester Wolgemut sprak zijn vriend niet tegen, doch in stilte
-betreurde hij, dat Dürer dit vak voor zijn zoon had gekozen.
-Albrecht had ook hem eens in vertrouwen de afbeelding der Madonna laten
-zien en zijn verbazing over het werk van den veertienjarigen knaap had
-hij duidelijk uitgesproken in de woorden: &ldquo;Als ik alleen zulke
-leerlingen in mijn werkplaats had, dan zou het er beter bij mij
-uitzien.&rdquo;</p>
-<p>Albrecht kon deze woorden niet vergeten en bewaarde <span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name="pb33">33</a>]</span>ze als
-een dierbaar geheim in zijn hart, terwijl hij, gehoorzaam aan zijns
-vaders wenschen<span class="corr" id="xd25e868" title="Niet in bron">,</span> in de goudsmidswerkplaats arbeidde.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Zoo gingen lente en zomer voorbij, de herfst streek met zijn
-verwoestenden adem over veld en weide en hulde de aarde in een grijs,
-somber nevelkleed. Het werd koud; in de schouw vlamde weer het vuur en
-lokte het gezin in haar verwarmende nabijheid.</p>
-<p>In Albrechts hart had een verandering plaats gegrepen. De woorden
-van meester Wolgemut aangaande het toevertrouwde pond, waarmee men
-moest woekeren, en het antwoord van zijn vader: &ldquo;niemand kan twee
-heeren dienen,&rdquo; lieten hem niet met rust. Telkens overdacht hij
-die beide schriftplaatsen en trachtte die met elkaar te doen
-samenstemmen. Doch hoe meer hij begreep, dat dit onmogelijk was, des te
-grooter werd zijn onvrede, want het werd hem steeds duidelijker, dat de
-goudsmederij niet de plaats was, waarvoor God hem had bestemd. Het
-bevredigde hem hoe langer hoe minder anderer modellen in goud en zilver
-na te maken, want de begeerte om zelf te scheppen werd steeds grooter.
-En tegelijk met die begeerte voelde hij ook de kracht er toe. Hoe
-weinig moeite kostte het hem immers de beelden, die zijn fantasie hem
-voortooverde, op het papier te brengen en hoeveel innig genot had hij
-daarvan. Hij voelde dagelijks meer dat de goudsmidswerkplaats niet zijn
-bestemming was en dat hij het niet zou kunnen uithouden <span class="pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name="pb34">34</a>]</span>zijn
-gansche leven lang smeltkroes, vijl en graveerstift te hanteeren.</p>
-<p>Hoe onrustig klopte zijn hart bij deze overdenkingen en welk een
-zwaren strijd had hij te voeren, den strijd tusschen het volgen van
-zijns vaders wensch en het toegeven aan zijn eigen begeerte. Het was
-niet mogelijk de meening van meester Wolgemut en die van zijn vader te
-vereenigen en daarom koos hij, overtuigd dat slechts &eacute;&eacute;n
-dezer beiden gelijk kon hebben, de zijde van den eerstgenoemde en zoo
-werd zijn tweestrijd beslist.</p>
-<p>Den 30<sup>en</sup> November des avonds, nadat hij in de eenzaamheid
-God om raad en hulp had gevraagd, zocht hij zijn vader op om hem zijn
-hartewensch mee te deelen: &ldquo;Lieve vader,&rdquo; sprak hij,
-&ldquo;ik wil u niet langer verbergen, wat er in mijn hart omgaat en
-&rsquo;s nachts den slaap uit mijn oogen houdt. Ik heb nu twee jaren
-lang bij u in de werkplaats op uw verlangen gewerkt en zonder mij zelf
-te overschatten, geloof ik te mogen zeggen, dat het mij niet aan ijver
-heeft ontbroken en ik steeds mijn best heb gedaan om het u naar den zin
-te maken. Maar ofschoon mijn handen zich met goud, zilver en
-edelgesteenten hebben bezig gehouden, was mijn hart bij iets anders.
-Slechts wanneer ik potlood of penseel mocht hanteeren, voelde ik in
-mijn hart zulk een ongekende blijdschap en zulk een wonderlijk genot,
-dat ik begreep, dat het dit was, waartoe God mij heeft geschapen. Ach,
-vader, het doet mij leed u te moeten vragen om mij uit uw werkplaats te
-ontslaan, maar ik <span class="pagenum">[<a id="pb35" href="#pb35"
-name="pb35">35</a>]</span>geloof, dat het Gods wil aldus is en dat ik
-mij aan Hem bezondig, als ik het pond mij toevertrouwd, in de aarde ga
-begraven.&rdquo;</p>
-<p>Met klimmende verbazing luisterde zijn vader naar die woorden. Toen
-schoof hij zijn kapje in den nek, stond op met een somber gelaat en
-onder de gefronste wenkbrauwen uit wierp hij op zijn zoon een blik,
-waarin verwijt en smart om den voorrang streden. &ldquo;Hoe had ik
-heden morgen kunnen denken, dat de dag zoo droevig zou eindigen! Mijn
-zoon, uw woorden snijden mij door de ziel. Daar gaan nu al mijn schoone
-droomen in rook op! Albrecht, nooit had ik gedacht, dat gij zoo
-lichtzinnig zoudt kunnen zijn, twee volle jaren van uw leven op deze
-wijze weg te werpen. Verlaat gij mij nu, nadat ik u alles heb geleerd
-en op het punt was u als gezel in het gild te doen opnemen? Gij hebt
-mij laten zaaien, doch de oogst onthoudt gij mij. O mijn zoon, waaraan
-heb ik dat verdiend? Tot nu toe waart gij mijn vreugde, nu bereidt gij
-mij een bittere smart.&rdquo;</p>
-<p>Er was nu geen toorn meer in zijn stem, slechts innige weemoed en er
-blonk een traan in zijn oog.</p>
-<p>Albrecht kon zijns vaders smart niet aanzien; het schemerde hem voor
-de oogen en hij was op het punt berouwvol al zijn woorden terug te
-nemen, toen de oude man snel hoed en mantel greep en, zonder iets meer
-te zeggen, wegging.</p>
-<p>Even daarna kwam zijn moeder binnen; zij was zeer ongerust, en toen
-zij zag, hoe bleek Albrecht was, vraagde zij angstig: &ldquo;Wat is er
-gebeurd, Albrecht? <span class="pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36"
-name="pb36">36</a>]</span>Uw vader is zoo juist in hevige
-gemoedsbeweging uitgegaan naar den heer Koburger, met wien hij ernstig
-over u moest spreken, zei hij op mijn vraag, wat hij ging
-doen.&rdquo;</p>
-<p>Nu vertelde Albrecht haar met bezwaard gemoed wat er tusschen zijn
-vader en hem was voorgevallen, doch hij werd kalmer, toen hij bemerkte,
-dat zijn moeder hem beter begreep. Maar toch bleef zijn hart onrustig
-kloppen, terwijl hij op zijns vaders terugkomst wachtte.</p>
-<p>Het eene uur na het andere verliep, voordat hij den stap van zijn
-vader weder hoorde en toen hij de voordeur hoorde opengaan, was het hem
-alsof zijn hart stil stond.</p>
-<p>De boosheid was uit zijns vaders aangezicht verdwenen, hij zag er
-kalm en ernstig uit, en de klank zijner stem was geheel anders
-geworden, toen hij tot zijn zoon sprak: &ldquo;Morgen ochtend vroeg
-moet gij het allereerst naar uw peetvader gaan en moogt gij hem
-dankbaar de hand drukken, omdat hij het is, die mij van meening heeft
-doen veranderen. Gij zult uw zin krijgen, Albrecht; als meester
-Wolgemut u nog in zijn werkplaats kan bergen en hij er niets op tegen
-heeft, dan zij hij in &rsquo;t vervolg uw leermeester.&rdquo; Een luide
-kreet ontsnapte aan Albrechts beklemd gemoed en hij kuste in sprakeloos
-genot zijns vaders hand; zijn moeder stond er bij met gevouwen handen
-en dankte den Heer voor deze gezegende uitkomst.</p>
-<p>Meester Wolgemut was bijzonder in zijn schik, toen hij den volgenden
-morgen zijn buurman Dürer <span class="pagenum">[<a id="pb37"
-href="#pb37" name="pb37">37</a>]</span>met zijn oudsten zoon zag binnen
-komen en de eerste zijn verzoek tot hem richtte. Hij zeide, dat nu zijn
-hartewensch was vervuld en hij gaf Dürer de verzekering, dat het
-hem nimmer zou berouwen, want wie maar oogen had om op te merken zag,
-dat God hem voor de kunst, niet voor het handwerk had geschapen.</p>
-<p>Eenige dagen later stond Albrecht met pak en zak gereed om naar
-meester Wolgemuts woning te verhuizen. Zijn vader gaf hem menigen
-goeden raad mee en zijn moeder legde zegenend haar hand op zijn hoofd
-en sprak: &ldquo;Ga in den naam des Heeren.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch5" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e229">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK V.</h2>
-<h2 class="main">BIJ MEESTER WOLGEMUT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">&ldquo;Wat verbeeldt jij je wel, kwajongen! Wees maar
-niet zoo verwaand, hoor. Denk je, omdat je een paar portretten hebt
-durven kladden, dat je reeds iets beteekent en niet meer behoeft te
-leeren?&rdquo;</p>
-<p>Barsch snauwde Urban, de oudste leerling van meester Wolgemut,
-Albrecht Dürer deze woorden toe, terwijl hij hem het penseel uit
-de hand rukte, waarmee Albrecht, omdat er niemand in de kamer was, aan
-een groot altaarstuk onder aan den zoom van het gewaad der Maagd Maria,
-een paar streken schilderde.</p>
-<p>&ldquo;Hier behoor je thuis!<span class="corr" id="xd25e924" title="Niet in bron">&rdquo;</span> vervolgde hij en hij duwde hem naar den
-steen, waarop de verven moesten worden gewreven. &ldquo;En kijk eens,
-slungel, de penseelen heb je ook nog niet gewasschen en de paletten
-zijn in het geheel niet schoongemaakt! En de vloer&mdash;zeg, waarom
-heb je den bezem niet gebruikt? Ben je daarvoor soms te goed? of ben je
-te lui om je plicht te doen?&rdquo;</p>
-<p>Daarop gaf hij hem nog een duw, en toen met een stok drie slagen op
-zijn rug. Albrecht beet zich op <span class="pagenum">[<a id="pb39"
-href="#pb39" name="pb39">39</a>]</span>de lippen en zweeg. Hij was aan
-dergelijke behandeling reeds gewoon. Vier der gezellen van meester
-Wolgemut waren van het begin af aan onvriendelijk en ruw tegen hem
-geweest, omdat zij zijn meerderheid gevoelden en die niet konden
-verdragen, te meer daar hij zooveel jonger was. Slechts
-&eacute;&eacute;n, Sebaldus, die in leeftijd weinig met hem scheelde en
-zelf ook nog leerling was, was hem goed gezind. Bij hem sloot Albrecht
-zich nu aan; hij bracht zijn vrijen tijd met hem door, ging des Zondags
-met hem buiten de poort wandelen en luisterde gaarne naar de
-bemoedigende woorden van dezen goedhartigen knaap.</p>
-<p>Nog meer goed deed hem de tevredenheid van zijn meester. Toen
-Albrecht bij hem als leerling kwam, was Michel Wolgemut ruim vijftig
-jaar; uit zijn lang, smal gelaat met het hooge voorhoofd, de sterk
-gebogen neus, de groote heldere oogen, de breede, vooruitstekende kin
-en den fijn besneden, vriendelijk lachenden mond, sprak zoowel verstand
-als mannelijkheid en groote goedhartigheid. Meester Michel was een
-eerlijk, rechtschapen man, en om zijn kunst hoog in aanzien niet alleen
-bij de ingezetenen van Neurenberg, maar in het geheele land.</p>
-<p>Het was hem onmogelijk de vele opdrachten, die van alle kanten tot
-hem kwamen en ruim werden betaald, alleen ten uitvoer te brengen,
-daarom kon hij steeds meer en meer gezellen gebruiken, want overal waar
-groote altaarstukken noodig waren, richtte men zich tot den beroemden
-meester Michel Wolgemut te Neurenberg. De kerk der H. Drievuldigheid
-<span class="pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span>te Hof, de kapel van het heilig Kruis te
-Neurenberg, de Lievevrouwekerk te Zwickau konden zich op werken van
-zijn hand beroemen; op dit oogenblik werkte hij aan een groot
-altaarstuk voor de nieuwe, bijna voltooide Augustijnerkerk te
-Neurenberg, waarmee hij bijzondere eer hoopte in te leggen en daarom
-wilde hij niets aan de gezellen overlaten, doch alles zelf
-schilderen.</p>
-<p>Ook in het maken van houtsneden was hij een meester. Anton Koburger,
-de drukker, die eenige jaren geleden een Hoogduitsche bijbeluitgave op
-zich had genomen en de platen daarvoor had ontleend aan den dertien
-jaar geleden uitgekomen Keulschen bijbel, was het nu met meester
-Wolgemut eens geworden over een nieuwe uitgave, namelijk een grooten
-prentenbijbel getiteld: &ldquo;Schatbewaarder des rijkdoms van het
-eeuwig heil en zaligheid.&rdquo; De eerste plaat: God, de Vader, op
-zijn troon gezeten, terwijl Hij den voor Hem knielenden Verlosser
-zegent, was gereed en met waar genot schiep de meester andere
-voorstellingen. Het groote succes, dat deze eerste uitstekend geslaagde
-teekening behaalde, was dan ook de reden, waarom men den meester
-opdroeg de houtsneden op zich te nemen voor het werk van Dr. Hartmann
-Schedel: &ldquo;de nieuwe Wereldkroniek,&rdquo; een kolossale
-onderneming, waartoe de patrici&euml;rs Sebaldus Schreijer en
-Sebastiaan Kammermeister de noodige middelen verschaften. Er moesten
-niet minder dan tweeduizend houtsneden daarvoor worden gemaakt en dat
-men het Wolgemut opdroeg, verhoogde aanmerkelijk &rsquo;s meesters
-roem.&mdash; <span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name="pb41">41</a>]</span></p>
-<p>Albrecht kon waarlijk geen beter leermeester begeeren. Wel is waar
-gaf hij geen les volgens een bepaalde methode; hij achtte het voldoende
-zijn gezellen en leerlingen te laten zien, hoe hij werkte, maar dat was
-voor Albrecht ook volkomen genoeg en toen hij nog op de onderste trede
-stond en niets dan knechtsdiensten mocht verrichten, zooals verven
-wrijven, penseelen wasschen en paletten schoon maken, keek hij met alle
-aandacht toe, hoe zijn meester werkte en leerde op deze manier zonder
-dat zijn meester er iets van bemerkte.</p>
-<p>En wat hij in den loop van den dag met zijn oogen had geleerd,
-trachtte hij in zijn vrije oogenblikken met de hand uit te voeren, maar
-in het geheim, uit vrees nog meer wangunst bij de gezellen op te
-wekken. Hij voelde zich als een vogel, die de vleugels niet kan
-uitslaan en menige zucht ontsnapte hem als hij zich ter ruste legde en
-snakte naar den dag, waarop zijn knechtsbezigheden niet meer noodig
-zouden zijn en de meester tot hem zou zeggen: &ldquo;kom nu hier, mijn
-zoon, en neem het penseel ter hand.&rdquo;</p>
-<p>Zijn vriend Wilibald was altijd de eerste, die mocht zien wat hij in
-stilte had geschilderd, want hij hechtte veel aan het oordeel van dezen
-jongeling, die zooveel fijn kunstgevoel bezat.</p>
-<p>In het voorjaar van het jaar 1488 ging hij meer dan anders naar het
-paleis der familie Pirkheimer, omdat de vrienden welhaast zouden worden
-gescheiden. Wilibalds vader wenschte, dat zijn zoon, die nu achttien
-jaar was, naar het hof van den bisschop van <span class="pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42" name="pb42">42</a>]</span>Eichstadt zou gaan, om aldaar te worden onderwezen
-in de gebruiken van het hof, in het voeren der wapenen en in de
-krijgskunst.</p>
-<p>Eenige dagen voordat de vrienden afscheid van elkaar moesten nemen,
-kwam Albrecht in opgewonden stemming bij Wilibald. &ldquo;Hier breng ik
-u wat ik in de laatste twee avonden heb gemaakt. Wilt gij het houden
-als een aandenken aan mij, Wilibald?&rdquo; Hij nam uit zijn
-portefeuille de afbeelding van een jonkvrouw, gezeten op een schimmel,
-met een valk op haar hand, een baret met wapperende vederen op het
-hoofd en een lang, hemelsblauw kleed aan.</p>
-<p>Met verrukking bekeek Wilibald haar en hij betuigde zijn innigen
-dank.</p>
-<p>&ldquo;Zoo iets moois hebt gij nog niet gemaakt, Albrecht,&rdquo;
-voegde hij er bij<span class="corr" id="xd25e957" title="Bron: ,">.</span> &ldquo;Nu reeds, terwijl gij nog niet eens gezel
-zijt en slechts als knecht wordt beschouwd en behandeld, zijt gij
-werkelijk reeds meester en ik ben er meer en meer trotsch op uw vriend
-te zijn.&rdquo;</p>
-<p>Na nog herhaaldelijk zijn dank te hebben betuigd, bekeek hij weer
-het werk van zijn vriend. &ldquo;Wat een bekoorlijk figuurtje en welk
-een allerliefst gezicht! Het komt mij zoo bekend voor, het is alsof ik
-het reeds ergens heb gezien&rdquo;.</p>
-<p>Peinzend streek hij met de hand over zijn voorhoofd en dacht eenigen
-tijd na&mdash;op eens trad hij op Albrecht toe en zag hem diep in de
-oogen, terwijl hij uitriep:</p>
-<p>&ldquo;Nu weet ik het: het is Agnes Frey! Is het niet
-waar?&rdquo;</p>
-<p>Albrecht wendde snel het hoofd af om den blos te <span class="pagenum">[<a id="pb43" href="#pb43" name="pb43">43</a>]</span>verbergen, dien hem deze veronderstelling van zijn
-vriend in het aangezicht joeg.</p>
-<p>Had Wilibald geen gelijk? Waren het niet werkelijk de trekken van
-het jonge meisje, voor wie hij eenige jaren geleden het ringetje had
-gesoldeerd?</p>
-<p>Hij had het niet expres gedaan, doch onwillekeurig had zijn hand het
-beeld te voorschijn geroepen, dat in zijn hart leefde. Hij had het
-mooie meisje niet kunnen vergeten en elke gelegenheid om haar te zien,
-had hij opgezocht; hij wist op welk uur zij naar de mis ging en richtte
-het zoo in, dat hij altijd als bij toeval er juist tegelijk met haar
-was. En &rsquo;t maakte hem erg gelukkig, toen hij bemerkte, dat zij
-hem nooit trachtte te ontloopen, maar altijd vriendelijk met hem
-praatte, al was zij dan ook wel eens wat verlegen en bedremmeld.</p>
-<p>Eens toen de gezellen der verschillende gilden zich vermaakten met
-ringsteken op de Hallerweide, was Agnes in die op elkaar gedrongen
-menschenmassa van haar familie afgeraakt, en zij liep gevaar door het
-gedrang, ontstaan door het schuw worden van een paard, in een sloot te
-worden gedrongen, toen Albrecht, die voortdurend in haar nabijheid was
-gebleven en haar in het oog had gehouden, plotseling bij haar was en
-haar uit dat gevaar redde. Hiervoor hadden haar ouders hem hartelijk
-bedankt en de heer Frey vergat het niet, maar hield den redder van zijn
-dochtertje in dankbare herinnering, beantwoordde steeds minzaam zijn
-groet op straat en bij voorkomende gelegenheden sprak hij hem
-vriendelijk toe. <span class="pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span></p>
-<p>Albrechts blos was Wilibald niet ontgaan en er speelde een glimlach
-om zijn mond, toen hij sprak: &ldquo;Het schoone is de wereld, waarin
-de schilder leeft, en uw blik ziet scherp om het schoone te ontdekken.
-Hoe gelukkig zijt gij, dat God u het talent heeft geschonken om weer te
-geven, wat gij hebt gezien. Wat zou Agnes wel zeggen, als zij eens
-wist, wat gij hebt gedaan! Wil ik het haar verklappen?&rdquo;</p>
-<p>Met een smeekend gebaar wendde Albrecht zich tot zijn vriend:</p>
-<p>&ldquo;Wilibald!&rdquo; riep hij ontsteld en een donkere blos
-kleurde zijn gelaat.</p>
-<p>Wilibald klopte hem op den schouder: &ldquo;Stel u gerust, Albrecht.
-Ik zal u geen verdriet doen, &rsquo;t was maar om u te
-plagen.&rdquo;</p>
-<p>Dit bevredigde Albrecht en opgewekt ging hij naar huis.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Twee dagen later moest hij afscheid van zijn vriend nemen.</p>
-<p>Het was een moeilijk oogenblik en zeer lang trilde de smart der
-scheiding in zijn hart na. Hij voelde zich zoo eenzaam en het werd hem
-nu recht duidelijk, hoeveel hij had gehad aan Wilibald, in wiens hart
-hij had gelezen als in een open boek, door wiens edel denken hij zich
-mee omhoog gevoerd voelde, met wiens innigste gevoelens en
-gewaarwordingen hij volkomen sympathiseerde en met wien hij als het
-ware &eacute;&eacute;n was.</p>
-<p>En de afwezigheid van zijn vriend was nog pijnlijker, <span class="pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name="pb45">45</a>]</span>toen de
-gezellen van meester Wolgemut, in plaats van te trachten hem zijn gemis
-te vergoeden, nog ruwer en vijandiger tegen hem werden.</p>
-<p>Dit kwam daardoor, dat op zekeren morgen meester Wolgemut, die een
-groot kerkschilderij onder handen had, Albrecht van het verf wrijven
-afriep, en hem met eenige deftigheid het penseel overreikte, zeggende:
-&ldquo;Kom hier, mijn zoon&mdash;nu hebt gij lang genoeg als knecht
-dienst gedaan, nu moogt gij toonen of uw hand in staat is om mij te
-helpen.&rdquo;</p>
-<p>En nu wees hij hem op de schilderij de plaats aan, waar hij moest
-schilderen op dezelfde manier, waarop de meester was begonnen.</p>
-<p>Albrechts hart juichte en hij dankte zijn leermeester met een
-veelzeggenden blik; doch zijn vreugde werd vergald, toen hij de
-toornige gezichten der gezellen zag en later hun nijdige woorden moest
-aanhooren. Hun verhouding werd steeds <span class="corr" id="xd25e1005"
-title="Bron: moeielijker">moeilijker</span> en den geheelen dag zag hij
-tegen den avond op en tegen het oogenblik, waarop zij zich ter ruste
-moesten begeven, want hij deelde het slaapvertrek met de overige
-gezellen. Dan werd de arme jongen geplaagd en gesard en deden ze hun
-best hem zoo lang mogelijk uit den slaap te houden.</p>
-<p>Zou hij zich beklagen bij meester Wolgemut en hem vragen thuis bij
-zijn ouders te mogen overnachten? Dikwijls was hij op het punt dit te
-doen, maar hij bedwong zich, verdroeg zijn lot zwijgend en troostte
-zich met de gedachte, dat deze <span class="corr" id="xd25e1010" title="Bron: moeielijke">moeilijke</span> tijd toch niet altijd zou duren en
-met de woorden, <span class="pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46" name="pb46">46</a>]</span>die hij in den bij Anton Koburger gedrukten bijbel
-had gelezen: &ldquo;Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn
-jeugd draagt.&rdquo;</p>
-<p>Eindelijk verging den gezellen de lust tot plagen, ontwapend door
-zijn onuitputtelijk geduld en Albrecht voelde zich gelukkiger, vooral
-ook daardoor dat zijn leermeester, bijzonder tevreden over zijn werk,
-zich steeds meer en meer aan hem liet gelegen liggen en hem nog
-moeilijker arbeid toevertrouwde. In het begin van het jaar 1490 had
-Wolgemut weder de opdracht van een groot altaarstuk gekregen. Hij had
-de schets geteekend en was begonnen met het aanleggen der verschillende
-partijen, toen men hem wederom ander werk opdroeg, dat geen uitstel
-duldde. Hij bedacht zich niet lang en gaf Albrecht het penseel over met
-de woorden: &ldquo;Durft gij op u te nemen mijn werk voort te zetten,
-mijn zoon?&rdquo;</p>
-<p>Albrechts oogen schitterden van innig geluk over het vertrouwen, dat
-zijn meester in zijn kunst toonde en met vurige bezieling ging hij
-terstond aan het werk; de penseelbehandeling en opvatting van zijn
-leermeester waren hem zoo eigen geworden, dat hij volkomen in zijn
-manier verder werkte. Het penseel ging zoo vlug over het doek en de
-arbeid vorderde zoo snel, dat hij zelf er over verbaasd was.</p>
-<p>Toen Wolgemut den volgenden morgen binnentrad, bleef hij als aan den
-grond genageld staan: &ldquo;Wel, alle Heiligen! Wat hebt gij
-uitgevoerd, Albrecht? Het is alsof de booze er bij in het spel is, zoo
-gauw gaat het in zijn werk. Het is goed, dat ik niet later <span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47" name="pb47">47</a>]</span>kwam,
-anders bleef er voor mij niets meer te doen en zou ik niet van mijn
-geweten kunnen verkrijgen het stuk met mijn W te onderteekenen! En
-kijk, wat hebt gij mijn bedoeling juist gevat! Niemand kan hieraan
-zien, dat twee verschillende handen er aan hebben geschilderd! Ik kan
-het met een gerust hart voor mijn eigen werk uitgeven, het is
-&eacute;&eacute;n schoon geheel.&rdquo;</p>
-<p>Eenige maanden later hield meester Wolgemut Albrecht na het
-middageten een oogenblik bij zich en sprak: &ldquo;Mijn wakkere gezel,
-wij moeten scheiden.&rdquo;</p>
-<p>Verschrikt keek Albrecht hem aan, maar glimlachend legde de meester
-zijn hand op Albrechts schouder. &ldquo;Neen, wij gaan niet in toorn en
-onmin van elkaar, maar ik geef u mijn zegen mede. Wat ik u leeren kon,
-hebt gij geleerd; nu moet gij zien, hoe andere meesters werken. Nu is
-de tijd daar, waarop gij de wereld in moet en de kunst van andere
-volken moet leeren kennen, opdat gij bij uw terugkomst uw kunst
-volkomen machtig zult zijn en daardoor uw ouders en geboorteplaats tot
-vreugde en eer zult strekken.&rdquo;</p>
-<p>Deze woorden maakten diepen indruk op den jongen man. Het was sinds
-lang zijn hartewensch de wereld in te trekken en te onderzoeken wat
-daar te zien was. Toch deed het hem leed te moeten scheiden van den
-man, wien hij zooveel had te danken en die voor hem als een vader was
-geweest, en daarom was zijn aandoening niet <span class="corr" id="xd25e1029" title="Bron: overmengd">onvermengd</span>, maar een van
-vreugde en weemoed tegelijkertijd. <span class="pagenum">[<a id="pb48"
-href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch6" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e238">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK VI.</h2>
-<h2 class="main">HET AFSCHEID.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">De mis was uit; de menigte stroomde uit de kerk en
-verspreidde zich in alle richtingen.</p>
-<p>&ldquo;Wees gegroet, jonkvrouw!&rdquo; sprak Albrecht Dürer op
-zachten toon tot Agnes Frey, die hij bij den uitgang had opgewacht, en
-die nu met haar kerkboek tusschen haar beide handen en haar oogen
-neergeslagen het kerkgebouw verliet.</p>
-<p>Zij beantwoordde zijn groet met een kleine hoofdbuiging en liep
-door.</p>
-<p>&ldquo;Mag ik met u meegaan?&rdquo; vraagde Albrecht eerbiedig,
-&ldquo;ik wilde u zoo gaarne nog eens spreken, voordat ik weg
-ga.&rdquo;</p>
-<p>Agnes stond stil en zag hem ontsteld aan. &ldquo;Gaat gij weg? Wat
-bedoelt gij?&rdquo;</p>
-<p>Albrecht knikte. &ldquo;Mijn goede moeder is druk bezig alles voor
-mijn reis in orde te maken en mijn knapzak te vullen, voordat ik de
-wereld in trek.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O, hoe heerlijk voor u!&rdquo; sprak Agnes snel. &ldquo;Wat
-zal uw hart luid kloppen van vreugde!&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name="pb49">49</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Ja, ik voel een vurige begeerte om de wereld in te gaan, Gods
-werken te bewonderen en vreemde zeden en gewoonten te bestudeeren. Maar
-het doet mij leed mijn geboorteplaats, mijn tehuis en allen, die mij
-lief zijn, te verlaten; daarbij loopt een reiziger allerlei gevaren, en
-ik heb wel noodig, dat er veel voor mij wordt gebeden. Nu wilde ik u
-vragen of ook gij in uw gebeden mij niet zult vergeten?&rdquo;</p>
-<p>Met een blos boog Agnes het hoofd. &ldquo;Iederen morgen in de mis
-zal ik tot de H. Maagd voor u bidden.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O, hoe dank ik u daarvoor,&rdquo; zei Albrecht met warmte,
-&ldquo;en zult gij op een andere wijze ook nog eens aan mij
-denken?&rdquo; voegde hij er aarzelend bij.</p>
-<p>&ldquo;Het scheiden zal mij minder zwaar vallen, als ik die
-troostende gedachte mag meenemen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Daar komt vader aan,&rdquo; fluisterde Agnes ontwijkend, doch
-zij trok haar hand niet terug, toen de jonge man die greep en hartelijk
-drukte.</p>
-<p>Hans Frey, de koopman, die ook in de mis was geweest en hen nu had
-ingehaald, beantwoordde vriendelijk Albrechts groet en voegde er bij:
-&ldquo;Meester Michel Wolgemut heeft mij verteld, dat gij morgen de
-wijde wereld intrekt.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, edele heer, en de meester heeft mij zijn zegen
-meegegeven,&rdquo; antwoordde Albrecht ernstig.</p>
-<p>&ldquo;Welnu, neem ook mijn zegen mee, Albrecht,&rdquo; zeide de
-heer Frey op vaderlijken toon en hij drukte den jongeling de hand.
-&ldquo;Als uw tijd het u veroorlooft, ga dan met ons mee naar huis, dan
-kan ook mijn vrouw afscheid van u nemen. Ik ben er zeker <span class="pagenum">[<a id="pb50" href="#pb50" name="pb50">50</a>]</span>van, dat
-zij daarop is gesteld, want zij houdt van u en heeft evenals ik groote
-achting voor uw ernstige levensopvatting en uw heerlijke kunst.&rdquo;
-Albrechts hart klopte luid en hij behoefde waarlijk niet tweemaal te
-worden uitgenoodigd. Hij had al lang gemerkt, dat de ouders van Agnes
-hem goed gezind waren, doch dat zij zoozeer op hem waren gesteld, had
-hij niet durven denken en vervulde hem met groote vreugde.</p>
-<p>Vrouwe Anna haalde een kan edele malvezij voor den dag en sprak tot
-hem als een moeder tot haar kind; ook de heer Frey gaf hem vele goede
-raadgevingen voor de reis mede en eindigde met de woorden:
-&ldquo;Meester Wolgemut heeft mij verzekerd, dat hij u niets meer kon
-leeren; en ik denk, als gij terug komt, dat de leerling den meester de
-baas zal zijn.&rdquo;</p>
-<p>Agnes stond stil in de vensternis en keek naar buiten alsof zij er
-niets mee had te maken. Doch toen zij hem bij het afscheid nemen de
-hand reikte en sprak: &ldquo;Mogen al de heiligen u beschermen op al uw
-wegen,&rdquo; zag Albrecht een traan in haar oog glinsteren en hoe
-gaarne had hij haar daarvoor vurig gedankt, want daardoor verried zij
-hem, wat er in haar hart omging en nu wist hij, wat hij reeds zoo lang
-had begeerd te weten. Nu kon hij getroost zijns weegs gaan&mdash;nu was
-de grootste smart van het scheiden verzacht.&mdash;</p>
-<p>Op den avond van denzelfden dag zat de heele familie Dürer nog
-lang bij elkaar, tusschen vader en moeder zat Albrecht en de andere
-kinderen waren <span class="pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>om de tafel geschaard. Droefheid was in aller blik
-te lezen, want het gold hier een afscheid van verscheidene jaren en wie
-kon zeggen, of Albrecht bij zijn terugkomst hen allen nog zou
-terugvinden. Hoe onverwacht wordt menigeen uit den kring der zijnen
-weggenomen! En dan: het was een tocht met vele gevaren&mdash;gevaren
-van roovers op de wegen en in de bosschen, van roofridders, die den
-reiziger den weg versperden in de bergpassen en van slecht volk in de
-herbergen&mdash;vooral dit laatste was te duchten om den slechten
-invloed, dien zij op de ziel van zulk een onervaren jongeling hebben
-konden.</p>
-<p>Zijn vader gaf hem vele nuttige wenken en raadgevingen en nam daarop
-het gebedenboek, waarin hij iets toepasselijks opzocht en met diep
-gevoelde vroomheid sprak hij het gebed uit, waarop allen eerbiedig en
-van ganscher harte &ldquo;amen&rdquo; zeiden.</p>
-<p>Den volgenden morgen&mdash;&rsquo;t was enkele dagen na
-Paschen&mdash;op den 11<sup>den</sup> April, werd de klopper reeds
-vroeg op meester Dürers deur gehoord en kwam Michel Wolgemut, om
-Albrecht mee uitgeleide te doen.</p>
-<p>Nauwelijks was hij binnengegaan, of twee andere vrienden kwamen met
-hetzelfde doel: de een was meester Hans Traut, ook een schilder uit
-Neurenberg en de ander Adam Kraft, meester in de beeldhouw- en
-houtsnijkunst.</p>
-<p>Zij vonden Albrecht voor de reis gereed. Nog eenmaal drukte zijn
-vader hem aan zijn borst en kuste zijn moeder hem vaarwel, zeggende met
-trillende stem: &ldquo;Ga in den naam des Heeren;&rdquo; toen opende
-meester <span class="pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name="pb52">52</a>]</span>Dürer de deur en de mannen traden naar buiten
-in de heerlijk frissche atmosfeer van dezen helderen, mooien
-Aprildag.</p>
-<p>Zij begaven zich op weg over de Hooimarkt in de richting van de
-W&ouml;hrderpoort, in welker nabijheid de woning van Hans Frey was
-gelegen. Albrecht verheugde zich er op, dat zij daar langs moesten. Wie
-weet, of hij niet nog eenmaal haar, die zijn ziel lief had, zou
-aanschouwen en misschien zou hij nog een enkelen afscheidsgroet uit
-haar oogen mogen opvangen. Zij wist immers hoe laat hij zou vertrekken.
-En nu zou hij kunnen zien of ook zij hem lief had. Wanneer zij hem nu
-opwachtte aan het venster, zou hem dat het bewijs zijn, dat zij hem
-lief had en zijn vertrek betreurde.</p>
-<p>Terwijl zijn begeleiders met elkaar in een ernstig gesprek waren
-gewikkeld, keek hij tersluiks naar boven&mdash;en waarlijk, daar stond
-zij voor het raam van haar eigen kamertje, met een wit doekje in de
-hand.</p>
-<p>Albrecht bleef eenige schreden achter, zoodat niemand zag, hoe hij
-haar met de hand een groet toezond, en zijn hart klopte onstuimig, toen
-zij die beantwoordde. Nu was hij gerust en nam getroost en moedig
-afscheid van zijn vader en zijn vrienden. <span class="pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name="pb53">53</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch7" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e247">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK VII.</h2>
-<h2 class="main">IN DEN VREEMDE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">&ldquo;Goeden avond, beste oom! Met wien heb ik u zoo
-even op het Marcusplein zien staan?&rdquo; sprak op zekeren
-Septemberavond van het jaar 1493 een aanzienlijke Venetiaansche
-jonkvrouw een ouden heer aan, met wien zij aan het &ldquo;Canale
-grande&rdquo; in een gondel stapte.</p>
-<p>&ldquo;&rsquo;t Is een Duitscher, lieve Bella,&rdquo; was het
-antwoord.</p>
-<p>&ldquo;Een Duitscher? Zoo, hij is mij reeds dikwijls opgevallen met
-zijn hooge, mooi gebouwde gestalte, zijn fiere houding en zijn edel,
-schoon gelaat. Hoe heet hij?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Albrecht Dürer uit Neurenberg.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Wat is hij?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Kunstenaar.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dat heb ik gedacht! men kan het hem aanzien. Is hij een
-beeldhouwer?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Neen, hij is schilder. Mijn kleine Bella heeft dus in hem den
-kunstenaar ontdekt? Wat hebben uw oogen goed gezien en welk een goeden
-smaak hebt gij! Hij is dan ook een bijzonder mensch, die Neurenberger
-en vereenigt in zich alles, wat iemand tot eer <span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name="pb54">54</a>]</span>en
-sieraad strekt. Even kunstvaardig als zijn hand is, zoo groot en edel
-is zijn hart en ieder moet trotsch zijn zulk een man tot vriend te
-hebben. Maar het is niet gemakkelijk om met hem in aanraking te komen,
-want die Duitschers zijn zoo eenzelvig en gesloten.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hoe hebt u het aangelegd, oom, om kennis met hem te
-maken?&rdquo;</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e1128" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Signor Rodrigo Varini, die vurige vriend
-van kunstenaars en geleerden<span class="corr" id="xd25e1131" title="Niet in bron">,</span> is mij behulpzaam geweest. Het is hem gelukt
-zijn hand op deze Duitsche prooi te leggen en hem in zijn huis te
-lokken. Daar heb ik hem voor het eerst gezien en gesproken en mocht ik
-een blik slaan in zijn portefeuille, die een schat van teekeningen en
-schetsen bevat.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;En wat is uw oordeel over zijn kunst?&rdquo; vraagde
-Bella.</p>
-<p>&ldquo;Hij is er nog niet geheel;<span class="corr" id="xd25e1138"
-title="Niet in bron">&rdquo;</span> antwoordde haar oom. &ldquo;Men kan
-zien, dat hij de groote meesters, die hij op zijn reizen leert kennen,
-bestudeert en zich hun uitstekende hoedanigheden eigen maakt; maar men
-ziet ook terstond, dat hij niet alleen navolgt, doch een eigen
-opvatting heeft. Hij heeft genie; en men behoeft waarlijk geen profeet
-te zijn om te voorspellen, dat hij in de kunst een grooten naam en
-onvergankelijken roem zal verwerven. Maar de indruk, dien zijn kunst
-maakt, wordt nog verhoogd door zijn persoonlijkheid. Hij is pas
-drie-en-twintig jaar oud, en toch is zijn levensbeschouwing zoo
-ernstig, zijn optreden zoo waardig en zijn hart zoo rein, vroom en
-onbesmet! Ik moet het bekennen: men voelt zich <span class="pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55" name="pb55">55</a>]</span>waarlijk
-beschaamd als men in zijn reinen, open blik leest en naar zijn woorden
-luistert. Alles wat laag en onedel is, is eindeloos ver beneden hem en
-de dolle, losbandige begeerten der jeugd dringen niet door het pantser
-van dit edele hart, dat slechts leeft voor het schoone.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O, hoe gaarne zou ik hem ook eens ontmoeten,&rdquo; zuchtte
-Bella, &ldquo;want hier te midden van al die onbeteekenende en
-lichtzinnige jongelui, verlangt mijn hart vurig een man te zien, die
-zoo ten volle achting en bewondering verdient.&rdquo;</p>
-<p>Haar oom keek met een vriendelijken glimlach naar het jonge, schoone
-meisje.</p>
-<p>Hij begreep haar verlangen, want hij kende haar streven naar het
-edele, haar liefde tot de kunst en haar bewondering voor het grootsche
-en schoone.</p>
-<p>&ldquo;Uw wensch kan gemakkelijk worden vervuld,&rdquo; sprak hij,
-&ldquo;want dikwijls is er een groote kring gasten bij signor Varini,
-als deze Duitsche kunstenaar daar aanwezig is en ik zal de vrouw des
-huizes vragen u ook eens te inviteeren.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O heerlijk, oom, ik dank u duizendmaal,&rdquo; riep Bella
-verrukt en drukte haar oom de hand.&mdash;</p>
-<p>In een der paleizen op het Marcusplein, de woning van Signor Varini,
-was eenige dagen later een uitgelezen gezelschap bijeen&mdash;een groot
-aantal bedienden in prachtige livrei, liep heen en weer in de groote
-zaal om de gasten allerlei ververschingen aan te bieden.</p>
-<p>De genoodigden waren gedeeltelijk artisten, voor het overige
-liefhebbers der kunst en allen waren <span class="pagenum">[<a id="pb56" href="#pb56" name="pb56">56</a>]</span>onder den indruk der
-muziek, die door de zaal weerklonk. Signor Varini was er in geslaagd
-een beroemde zangeres voor dezen avond te engageeren, een kunstenares,
-die sinds eenige weken te Veneti&euml; vertoefde, waar zij iedereen in
-verrukking bracht door haar zang en spel.</p>
-<p>Nadat men ruimschoots van de muziek had genoten, verdeelde het
-gezelschap zich in groepen in de verschillende vertrekken. In een
-daarvan verzamelde zich al spoedig een kring om een jongen man, die al
-de vragen, waarmee men hem bestormde, vriendelijk beantwoordde. Die man
-was Albrecht Dürer.</p>
-<p>Zijn uiterlijk alleen won aller harten, maar nog meer wist hij door
-zijn woorden te boeien. Hij had veel gereisd en van de wereld gezien en
-had de gave het aan anderen op een aardige manier mee te deelen. Hoe
-goed had hij alles waargenomen en welke bijzondere oogen moesten dat
-zijn, die zooveel zagen, wat een ander zelfs niet opmerkte!</p>
-<p>Toen hij eindelijk vermoeid was van het vele spreken, noodigde
-Signor Varini de gasten uit om een gezelschapsspel te doen en
-Dürer maakte van die gelegenheid gebruik om zich in een afgelegen
-nis bij het venster terug te trekken en zijn oogen te laten gaan over
-de drukte op het Marcusplein, waarnaar hij steeds met evenveel
-belangstelling keek.</p>
-<p>Na eenige oogenblikken hoorde hij een zijden kleed in zijn nabijheid
-ruischen en toen hij zich omkeerde, zag hij een jonge, schoone
-Venetiaansche, die hem niet zonder verlegenheid en met bewondering
-aanzag. <span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name="pb57">57</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Zijt gij vermoeid dat gij zoo de eenzaamheid opzoekt?&rdquo;
-vraagde zij.</p>
-<p>Dürer glimlachte. &ldquo;Signor Varini geeft zijn gasten ook
-zoo veel te genieten,&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Gij zijt een Duitscher&rdquo;, sprak Signora Bella met een
-guitig lachje, &ldquo;en de Duitschers zijn spoediger bevredigd dan
-wij, Italianen.&rdquo;</p>
-<p>Dürer keek met welgevallen naar deze bekoorlijke jonkvrouw; de
-klank harer stem en haar manier van spreken trokken hem zeer aan en
-daarom noodigde hij haar beleefd uit plaats te nemen. Bella deed dit
-gaarne en sprak: &ldquo;Ik zou nog veel meer van Duitschland willen
-hooren. Is het niet een erg ruw, onherbergzaam land? Hoe is het
-mogelijk, dat de kunst kan bloeien onder dien grauwen hemel, vooral
-<i>uw</i> kunst, meester Dürer? Gij moest het zonnige Itali&euml;
-tot uw woonplaats kiezen, dan zou uw talent tot zulk een volkomene
-ontwikkeling geraken!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Gij hebt gelijk, Signora,&rdquo; antwoordde Dürer met
-een hoffelijke buiging.</p>
-<p>&ldquo;Het zonnige, kleurrijke Zuiden is bevorderlijker voor den
-bloei der kunst dan het ruwe, grijze noorden; maar de kunst is als de
-denneboom, die welig tiert op den vruchtbaren boschgrond der dalen,
-maar ook op de steile, dorre rotshoogten tot vollen wasdom komt. Denk
-eens aan de Rijnstreek en de Nederlanden, denk aan Boheme<a class="noteref" id="xd25e1184src" href="#xd25e1184" name="xd25e1184src">1</a>
-en aan mijn geboorteplaats<a class="noteref" id="xd25e1187src" href="#xd25e1187" name="xd25e1187src">2</a>, <span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name="pb58">58</a>]</span>op hoeveel groote
-meesters kan men zich daar niet beroemen en welke heerlijke
-kunstproducten heeft hun hand geschapen!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Goed gezegd!&rdquo; riep Bella uit, &ldquo;Van de meesters
-der scholen van Keulen en Brugge<a class="noteref" id="xd25e1197src"
-href="#xd25e1197" name="xd25e1197src">3</a> heb ik verscheidene werken
-gezien, ook van de Praagsche kunstenaars en alle wekten evenzeer mijn
-bewondering.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O, hebt gij zooveel kennis van de kunst en liefde tot
-haar!&rdquo; riep Dürer uit, die zijn belangstelling in de Signora
-voortdurend voelde toenemen.</p>
-<p>Bella lachte en tusschen haar lippen glinsterden haar kleine,
-ivoorwitte tanden.</p>
-<p>&ldquo;Het rijk van het schoone was van mijn jeugd af aan de wereld,
-waarin ik leefde, en ik voel een vurigen eerbied en bewondering voor de
-priesters der kunst&#8202;&hellip; Hoe lang zwerft gij reeds op uw
-reizen rond?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Reeds meer dan drie jaren,&rdquo; antwoordde Dürer.</p>
-<p>&ldquo;O, wat moet gij dan veel hebben gezien! En als gij niet te
-veel vermoeid zijt, zoudt gij mij een groot genoegen doen, mij er iets
-van te willen vertellen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Heel gaarne, Signora,&rdquo; verzekerde Dürer, die zich
-meer en meer tot deze discipelin der kunst voelde aangetrokken.
-&ldquo;Eerst ben ik westwaarts getrokken <span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59" name="pb59">59</a>]</span>en wel naar Colmar om
-kennis te kunnen maken met Martin Schongauer,<a class="noteref" id="xd25e1215src" href="#xd25e1215" name="xd25e1215src">4</a> dien grooten
-meester, die mij in mijn leerjaren van groot nut is geweest en mij
-steeds met zijn kunst heeft bezield. Van de eene stad ben ik naar de
-andere getrokken, hier en daar eenigen tijd vertoevend, totdat ik
-Colmar bereikte, om toen te bemerken, dat ik te laat kwam en dat
-meester Schongauer reeds twee jaar in het graf rustte. Zijn broeders
-evenwel ontfermden zich over mij en hielden mij bij zich, om mij veel
-te laten zien van hetgeen de meester had nagelaten. Uit dankbaarheid
-schonk ik hun verscheidene mijner werken en zij betuigden, dat het hun
-was alsof hun broeder ze met eigen hand had geschilderd. Daarna ben ik
-een heel eind langs den Rijn getrokken, maar nergens vond ik, wat ik
-zocht voor mijn studie, want het was daar treurig met de kunst
-gesteld.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e1219" title="Niet in bron">&ldquo;</span>De groote meesters waren gestorven, en die
-nu het penseel voerden, beteekenden niet veel, daarom was al mijn
-verlangen op Itali&euml; gericht, en in het bijzonder op Veneti&euml;,
-waarvan te Neurenberg altijd met zooveel lof wordt gesproken door de
-kooplieden die men steeds hier kan vinden in het Duitsche
-handelshuis<a class="noteref" id="xd25e1222src" href="#xd25e1222" name="xd25e1222src">5</a> en die zooveel wonderheerlijks van de stad der
-lagunen te vertellen hebben.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb60"
-href="#pb60" name="pb60">60</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;En zijt gij het met hun verhalen eens?&rdquo; vraagde
-Bella.</p>
-<p>Albrecht knikte bevestigend. &ldquo;Het is mij alsof ik in een
-wonderland ben. Mijn oogen zijn verblind door den glans van al het
-schoone. Het is verbazend zooals de kunst hier alles beheerscht!
-Neurenberg moet zich slechts met &eacute;&eacute;n groot kunstenaar,
-mijn leermeester, vergenoegen;&mdash;en hier in Veneti&euml; vindt men
-een aantal kunstenaars, die om den voorrang strijden, die elkaar niet
-navolgen, doch waarvan elk origineel is in manier van werken en
-opvatting.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;En wien bewondert gij het meest?&rdquo; vraagde Bella.
-&ldquo;De Bellini&rsquo;s, of Bartolomeo, Vivarini, Marco Marziale, de
-Barbari&rsquo;s of Andrea Mantegna?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dien gij daar in de laatste plaats noemt,&rdquo; antwoordde
-Albrecht. &ldquo;De anderen begrijp ik minder goed, hoezeer ik ze ook
-bewonder; ik kan mij moeilijk indenken in hun gedachten. Maar wat
-meester Mantegna heeft geschilderd, dat begrijp ik en ik voel, dat er
-zielsverwantschap tusschen ons bestaat, indien het tenminste den
-mindere tegenover den meerdere past zoo iets te zeggen.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e1235" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Menig uur heb ik reeds doorgebracht met
-het copieeren zijner werken om ze mee naar huis te kunnen
-nemen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Is het uw plan hier te Veneti&euml; alleen te studeeren en
-niet te toonen, wat uw penseel reeds vermag te scheppen?&rdquo; vraagde
-de Signora verder.</p>
-<p>Albrecht glimlachte: &ldquo;Nu en dan als ik iets zie, dat mij boeit
-en bezielt, grijp ik het penseel en tracht het weer te geven volgens
-mijn eigen opvatting.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61" name="pb61">61</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Hebt gij hier ook portret geschilderd?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, ook dat, nu en dan.&rdquo;</p>
-<p>Bella zweeg en keek den Duitschen schilder aan, alsof zij wilde
-zeggen: &ldquo;Ik zou wel eens aan mijn portret willen zien, waartoe de
-Duitsche kunst in staat is.&rdquo;</p>
-<p>Dürer begreep dien blik en reeds zweefde een toestemmend
-antwoord op zijn lippen. Hij was geheel onder den invloed dezer
-Italiaansche; eerst hadden haar kunstkennis en enthousiasme hem
-aangetrokken en langzamerhand was hij ook onder de bekoring van haar
-betooverende persoonlijkheid geraakt. Welk een heerlijke arbeid die
-schitterende, zwarte oogen vol uitdrukking, die blozende wangen, die
-klassiek gevormde neus en vriendelijke, roode lippen op het perkament
-te brengen! En daarbij de muziek harer taal te hooren en naar haar
-bekoorlijk gebabbel te kunnen luisteren, hoe verrukkelijk moest dat
-zijn! Een oogenblik zag hij haar diep in de oogen en gaf zich geheel
-over aan de bekoring, die van haar uitging, doch toen ondervond hij
-plotseling een zeer pijnlijke gewaarwording, die hem een donkeren blos
-op de wangen joeg.</p>
-<p>Hij voelde dat hij hier den wensch des kunstenaars moest opofferen,
-en hij beschouwde zijn vurige bewondering voor deze Italiaansche
-schoone als ontrouw jegens haar, wier beeltenis in het diepste
-heiligdom zijns harten leefde.</p>
-<p>Deze gedachte dwong hem een eind te maken aan het gesprek. Hij stond
-op, boog beleefd voor de Signora <span class="pagenum">[<a id="pb62"
-href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span>en begaf zich weer bij het
-gezelschap, dat reeds naar hem had uitgezien.</p>
-<p>Toen hij afscheid nam, vraagde Bella&rsquo;s broeder toestemming om
-den inhoud zijner portefeuilles te mogen komen zien en zijn zuster mee
-te brengen.</p>
-<p>Dürer antwoordde toestemmend en ontving daarvoor een dankbaren
-blik uit Bella&rsquo;s oogen.&mdash; &mdash;</p>
-<p>Twee dagen later begaf Signor Carlo zich met zijn zuster naar het
-huis, waar de Duitsche schilder zijn intrek had genomen.</p>
-<p>De waardin betuigde haar spijt: &ldquo;Hij is niet thuis.&rdquo;</p>
-<p>Bella verborg haar teleurstelling niet en Carlo vraagde, of zij
-misschien toch zijn kamer mochten zien.</p>
-<p>De vrouw zag er geen bezwaar in om de gasten binnen te laten, daar
-het vertrek niet was afgesloten.</p>
-<p>Zij waren verrukt over het schoone arrangement. Aan den muur hing
-een groot aantal schilderijen, die zij ternauwernood een blik gunden,
-want al hun aandacht werd terstond in beslag genomen door een portret,
-dat midden in de kamer op een schildersezel stond.</p>
-<p>&ldquo;Dat is hij zelf!&rdquo; riepen broeder en zuster als uit
-&eacute;&eacute;n mond en Carlo voegde erbij: &ldquo;Wat een
-meesterstuk!&rdquo;</p>
-<p>Ja, hier had Albrecht Dürer het beste gegeven wat hij had. Het
-edele, mannelijk schoone gelaat met zijn donkerblauwe oogen zag den
-toeschouwer zoo ernstig aan en de indruk werd nog verhoogd door de
-prachtige kleedij. Een rood kapje dekte de bruine, golvende haren, de
-kraag om zijn hals was met een met goud gestikten zoom versierd, linten
-van perzikkleur sloten de opengespleten mouwen en over de borst was een
-<span class="pagenum">[<a id="pb63" href="#pb63" name="pb63">63</a>]</span>schilderachtige draperie van grijs-blauw, met gele
-koorden afgezet.</p>
-<p>&ldquo;Wat voor een blauwe bloem heeft hij daar in zijn
-rechterhand?&rdquo; vraagde Carlo, terwijl hij langen tijd in zwijgende
-bewondering verdiept het portret had bekeken. &ldquo;Wat zou hij
-daarmee willen zeggen?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Zie eens, daarboven heeft hij iets geschreven, dat verklaart
-het misschien,&rdquo; merkte Bella op.</p>
-<p>Carlo trad er dicht bij en las toen: &ldquo;<span lang="de">Mein
-Sach die gaht, als es oben staht.</span><a class="noteref" id="xd25e1287src" href="#xd25e1287" name="xd25e1287src">6</a><span class="corr" id="xd25e1289" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>&ldquo;Dat is niet duidelijk,&rdquo; sprak hij hoofdschuddend,
-&ldquo;wie kan dat verklaren.&rdquo; Daarbij keek hij vragend naar de
-waardin, die zwijgend op den drempel was blijven staan.</p>
-<p>&ldquo;Die Duitsche schilder is een zeer vrome man,&rdquo;
-antwoordde zij. &ldquo;Toen ik hem vraagde, wat deze woorden
-beteekenden, wees hij naar boven en zei: <span class="corr" id="xd25e1296" title="Niet in bron">&ldquo;</span>God in den hemel is mijn
-hoop en mijn vertrouwen; in Zijn handen stel ik mijn leven en al wat ik
-heb.&rdquo; Maar toen ik ook naar de beteekenis van die blauwe bloem
-vraagde, wendde hij zich met een blos af en sprak: &ldquo;die bloem
-heet bij ons &ldquo;mannentrouw.&rdquo;<span class="corr" id="xd25e1299" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Ik denk, dat er in het
-vaderland een aardig meisje met liefde aan hem denkt en dat hij haar
-gevoelens met evenveel trouwe liefde beantwoordt.&rdquo; Bella keerde
-zich om en bekeek de andere schilderstukken; de uitdrukking van haar
-gelaat was geheel veranderd en haar blikken dwaalden, zonder te zien,
-van het <span class="pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name="pb64">64</a>]</span>eene schilderij naar het andere. Kort daarop drong
-zij er op aan te vertrekken&mdash;men was toch waarlijk ook reeds te
-lang gebleven.</p>
-<p>Haar broeder voldeed niet zonder tegenzin aan haar wensch en hij
-verwonderde zich onder het naar huis gaan over de stilheid van zijn
-anders zoo vroolijke, spraakzame zuster.</p>
-<p>Dürer vernam bij zijn thuiskomst het bezoek, dat in zijn
-afwezigheid aan zijn werkplaats was te beurt gevallen, en dacht, dat de
-beide bezoekers het zouden herhalen, doch hij wachtte tevergeefs en zag
-het schoone gelaat der Signora niet meer terug.</p>
-<p>In plaats van haar kwam kort daarop een landgenoot, de koopman
-Tucher uit Neurenberg, die hem de groeten zijner familie overbracht en
-de tijding, dat zij het thuis allen goed maakten.</p>
-<p>Ook hij was vol lof over het eigenhandig geschilderd portret van den
-kunstenaar en vraagde na eenige oogenblikken; &ldquo;Maar waarom hebt
-gij dit groote portret op perkament in plaats van op paneel
-geschilderd?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Omdat het dan kan worden opgerold en gemakkelijk worden
-verzonden,&rdquo; antwoordde Dürer. &ldquo;En ik heb een
-vriendelijk verzoek aan u. Wilt gij het mee naar Neurenberg nemen en
-het mijn vader met een briefje overhandigen?&rdquo; De koopman had er
-niets op tegen en reeds enkele dagen later was het portret op weg naar
-Neurenberg.</p>
-<p>Tucher had wel eens gaarne willen weten, wat er in het briefje
-stond, want hij vermoedde wel, voor wie het portret eigenlijk was
-bestemd. In geheel <span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65"
-name="pb65">65</a>]</span>Neurenberg was het geen geheim meer waarom
-jonkvrouw Agnes Frey sedert Albrecht Dürers vertrek zoo stil was
-geworden en uit het feit, dat de oude meester Dürer den heer Hans
-Frey dikwijls bezocht, begreep men het overige.</p>
-<p>Tucher had tegelijkertijd den jongen kunstenaar te kennen gegeven,
-dat het de wensch zijns vaders was, dat hij nu eens zijn terugkomst
-moest bepalen, en aan dien wensch gehoor gevende, zeide Albrecht
-spoedig daarop Veneti&euml; vaarwel en trok wederom noordwaarts naar
-Tyrol.</p>
-<p>Opgewekt reisde hij verder&mdash;hij ging immers naar huis om allen,
-die hij liefhad, terug te zien na een vierjarige afwezigheid. Maar het
-Tyrolerland was te schoon om er snel door te reizen. Hoe mild had hier
-de Schepper Zijn heerlijkheid ten toon gespreid; hoe genoot hier het
-oog van den kunstenaar, die het schoone beter dan iemand anders weet te
-ontdekken en te waardeeren. Menigmaal voelde hij zich gedrongen stil te
-houden en met teekenstift of penseel een schets te nemen van het
-schoone en opmerkenswaardige, dat de natuur aanbood. Soms was het een
-boomgroep, of een rotsachtig gedeelte, dan weer een landschap, een
-burcht of een stad.</p>
-<p>Zijn hart klopte luider toen hij aan de bergpas kwam, waardoor
-eenmaal zooveel zijner landgenooten waren getrokken en met hun bloed
-den bodem hadden gedrenkt: de Venetiaansche kloof. Hij kon het niet van
-zich verkrijgen verder te gaan, voordat hij deze romantische plek
-geschetst in zijn portefeuille <span class="pagenum">[<a id="pb66"
-href="#pb66" name="pb66">66</a>]</span>kon meenemen. Ook vertoefde hij
-lang op een hoogte bij Tri&euml;nte om vol geestdrift die
-schilderachtig gelegen stad in haar geheel met frissche kleuren weer te
-geven. En toen hij Innsbruck naderde juichte zijn ziel bij den aanblik
-van deze parel van Tyrol en terstond kwamen palet en penseelen weder
-voor den dag. Hij nam het gezicht op deze stad van de noordzijde,
-zoodat de Inn den voorgrond inneemt en dicht langs de huizen stroomt,
-die zich in den vloed weerspiegelen. Op den achtergrond verheffen zich
-majestueus de sneeuwbergen in het zachte blauw des hemels, waarin
-kleine, witte wolkjes zweven.</p>
-<p>Meer en meer naderde Albrecht de Beiersche grenzen. Nu bleven de
-penseelen weggeborgen en zijn hart ging open, toen hij voor het eerst
-zijn eigen taal in de ooren hoorde klinken. O Vaderland! gij heerlijk!
-innig geliefd woord! <span class="pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67"
-name="pb67">67</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1184" href="#xd25e1184src" name="xd25e1184">1</a></span> In
-Boheme: Theodoric van Praag, Nicolaas Wurmser, Thomas van
-Mutina.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1184src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1187" href="#xd25e1187src" name="xd25e1187">2</a></span> De
-bloeitijd der Oud-Neurenbergsche school was in de 14e eeuw&mdash;die
-van de school van Keulen iets later, de belangrijkste namen daaraan
-verbonden zijn meester Wilhelm en meester Stephanus 1451. Men vindt een
-schilderij van dezen laatste in de koorkapel van den <span class="corr"
-id="xd25e1189" title="Bron: Keulschendom">Keulschen
-dom</span>.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1187src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1197" href="#xd25e1197src" name="xd25e1197">3</a></span> Aan
-Brugge komt de eer toe de gebroeders van Eyck tot woonplaats te hebben
-gediend en hun meesterwerken te zien ontstaan; zij verbeterden de
-verven door toebereiding met olie. Ook Memlinc woonde te Brugge en
-schonk zijn beroemde Ursulakast aan het St. Janshospitaal aldaar; hij
-stierf in 1499. (Vert.)&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1197src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1215" href="#xd25e1215src" name="xd25e1215">4</a></span> Martin
-Schongauer of Martin Sch&ouml;n 1420&ndash;1488 (Zwaabsche school)
-leerling van Rogier van der Weyden, werd van goudsmid kopergraveur en
-schilder, en vereenigde een schitterend koloriet met fijnheid en
-zekerheid van lijn en vorm. (Vert.)&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1215src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1222" href="#xd25e1222src" name="xd25e1222">5</a></span>
-Veneti&euml; was voor Neurenberg en Augsburg het tusschenstation voor
-den handel met het Oosten. (Vert.)&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1222src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1287" href="#xd25e1287src" name="xd25e1287">6</a></span>
-&ldquo;Wat God mij doet, dat is mij goed.&rdquo;&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1287src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch8" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e256">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK VIII.</h2>
-<h2 class="main">VERVULDE WENSCHEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een morgen in Juni van het jaar 1494 werd de
-koperen klopper drie malen op de huisdeur van den heer Hans Frey
-neergelaten, en daar stonden meester Dürer en zijn zoon, uitgedost
-in hun schoonste kleedij. Zij werden klaarblijkelijk verwacht, want al
-de huisgenooten waren eveneens in feestgewaad; alles in huis blonk en
-glom en op de tafel in de ruime woonkamer stond een heerlijke ruiker
-witte en roode rozen.</p>
-<p>Toen de klopper zich liet hooren, verlieten de moeder en dochters
-het vertrek en de heer des huizes trad op den drempel om de
-binnenkomenden te verwelkomen. De begroeting had met veel ernst en
-deftigheid plaats en meester Dürer en zijn zoon traden binnen.</p>
-<p>&ldquo;Veroorloof mij te vragen, wat u hierheen voert?&rdquo; begon
-Hans Frey op afgemeten toon. Hij wist wel met welk doel de beide mannen
-waren gekomen, <span class="pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name="pb68">68</a>]</span>maar het was in dien tijd het gebruik deze
-vormelijke vraag te doen.</p>
-<p>Op even deftige wijze antwoordde meester Dürer: &ldquo;God geve
-u en uw huis heil en voorspoed! Ik kom tot u voor mijn oudsten zoon
-Albrecht, die na zijn terugkomst uit den vreemde niet meer aan anderen
-ondergeschikt behoeft te zijn, en nu van plan is een eigen huis in te
-richten en daarin een huisvrouw binnen te leiden. Aangezien hij
-hiervoor de oogen op uw oudste dochter heeft geslagen, en het
-genoegzaam is bekend, dat de jonkvrouw hem genegen is, zoo kom ik uit
-zijn naam u vragen, heer Hans Frey, of gij uw dochter Agnes aan mijn
-zoon Albrecht ten huwelijk wilt geven.&rdquo;</p>
-<p>Hans Frey kuchte even en antwoordde toen: &ldquo;Met lof spreekt een
-ieder over uw zoon, meester Dürer, niet alleen wat zijn kunst
-betreft, maar ook om zijn deugdzamen, reinen levenswandel. Gaarne geef
-ik dus gehoor aan uw verzoek en ik stem toe in het huwelijk mijner
-dochter met uw zoon Albrecht.&rdquo;</p>
-<p>De mannen drukten elkaar de hand en daardoor werd de verloving
-bekrachtigd, want in dien tijd had de vader het recht de hand zijner
-dochter te schenken aan wien hij wilde. Doch zij werd niet beschouwd
-als een willooze koopwaar, zooals nog vroeger het geval was, neen, de
-tijden waren ook in dit opzicht beter geworden, men had meer eerbied
-gekregen voor de rechten der vrouw en daarom werden de wenschen der
-dochter wel degelijk in acht genomen en besliste men na haar zelve
-ernstig te hebben geraadpleegd. <span class="pagenum">[<a id="pb69"
-href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span></p>
-<p>Nu ging Hans Frey naar de aangrenzende kamer en wenkte Agnes, die
-daarop met neergeslagen oogen, blozende wangen en kloppend hart op den
-drempel verscheen.</p>
-<p>&ldquo;Zie,&rdquo; sprak haar vader, &ldquo;het is om uwentwil, dat
-wij heden bezoek ontvangen van meester Dürer, die voor zijn zoon
-Albrecht uw hand komt vragen. En nadat ik mijn vaderlijke toestemming
-heb gegeven, vraag ik eerst aan u, Albrecht Dürer, begeert gij
-mijn dochter Agnes tot uw wettige huisvrouw?&rdquo;</p>
-<p>Het antwoord werd met luide stem gegeven: &ldquo;Ja, van ganscher
-harte!&rdquo; Nog tweemaal herhaalde Hans Frey zijn vraag en telkens
-volgde daarop hetzelfde antwoord.</p>
-<p>Daarop wendde de vader zich tot zijn dochter en vraagde op dezelfde
-wijze: &ldquo;Agnes, begeert gij den jongen Albrecht Dürer tot uw
-wettigen echtgenoot?&rdquo; Ook uit haar mond klonk het, wel minder
-luid, doch even vurig: &ldquo;Ja, van ganscher harte,&rdquo; en zoo tot
-driemaal toe.</p>
-<p>Toen legde haar vader hun beider handen in elkaar en de zijne er op
-leggende, sprak hij: &ldquo;Albrecht, ik vertrouw Agnes aan u toe,
-evenals Christus de sleutels van het Rijk des hemels aan Petrus heeft
-toevertrouwd. Agnes, ik vertrouw u Albrecht toe, evenals Christus aan
-Petrus de sleutels van het Rijk des hemels heeft toevertrouwd.&rdquo;
-Toen nam hij een zwaard uit den hoek, zette een hoed op de punt en stak
-een gouden ring aan het gevest, nam daarna een mantel en een penning en
-voerde de verloofde tot haar <span class="pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name="pb70">70</a>]</span>bruidegom met de woorden:
-&ldquo;Hiermee geef ik mijn wettig kind over in uw trouw en genade, en
-vraag u ter wille van het vertrouwen, waarmee ik haar aan u afsta, dat
-gij een rechtvaardig en goedertieren leidsman en een trouw beschermer
-voor haar zult zijn.&rdquo;</p>
-<p>De bruigom hief plechtig de hand op met den eed: &ldquo;Ik zweer het
-voor het aangezicht van den alomtegenwoordigen God!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Neem haar dan tot uw echtgenoot, haar, die gij hebt
-uitverkoren!&rdquo; sprak Hans Frey en nu trapte de bruigom zijn bruid
-op haar voet, om daarmee te toonen, dat hij haar heer en meester was,
-maar daarna sloot hij haar in zijn armen als bewijs, dat zijn
-heerschappij zacht en liefdevol zou zijn en gaf hij haar den
-verlovingskus.</p>
-<p>Een paar uren later was de ruime huiskamer gevuld met de
-verschillende familieleden der verloofden, die allen hun gelukwenschen
-en geschenken kwamen aanbieden; deze laatsten echter moesten binnen
-zekere grenzen blijven volgens ingewortelde, overdreven bemoeizucht der
-stedelijke regeering, die hierop strenge beperkingsverordeningen had
-uitgevaardigd.</p>
-<p>Het was alleen aan de beide naastbestaanden veroorloofd de bruid een
-gouden ketting ter waarde van achttien gulden en een zilveren gesp tot
-den prijs van vijftien gulden op zijn hoogst te schenken.</p>
-<p>Aan een welvoorzienen disch bleven de gasten gezellig bijeen tot den
-avond en op aller gezichten stond te lezen, hoezeer men was ingenomen
-met deze belangrijke gebeurtenis. <span class="pagenum">[<a id="pb71"
-href="#pb71" name="pb71">71</a>]</span></p>
-<p>Hans Frey, hoe rijk en gezien ook in de oogen aller ingezetenen, zag
-volstrekt geen vernedering in het huwelijk zijner dochter met den zoon
-van een goudsmid; hij, de begaafde man, zelf bedreven in de kunst,
-voornamelijk in zang en spel, rekende het zich tot eer, de hand zijner
-dochter te mogen schenken aan een man, van wien hij voor de kunst de
-grootste verwachtingen koesterde. Meester Dürer was bovenmate
-verheugd en dankbaar, dat zijn zoon zulk groot geluk was ten deel
-gevallen, en al zag hij in het begin wel een weinig op tegen den omgang
-met deze aanzienlijke familie, spoedig voelde hij zich bij hen geheel
-thuis door de welgemeende vriendelijkheid, waarmee men hem tegemoet
-kwam.</p>
-<p>Het gelukkigst van allen waren natuurlijk de beiden, die het
-middelpunt der algemeene vreugde uitmaakten. Hun wederzijdsch,
-stilzwijgend verlangen was nu bevredigd, ze konden elkander nu vrijuit
-vertellen, hoe lief zij elkaar hadden en met verrukking hoorde Albrecht
-de bekentenis van Agnes, dat zij hem als knaap reeds in stilte heel
-gaarne mocht lijden.&mdash;</p>
-<p>Den 7<sup>den</sup> Juli op St. Margriet, werden de deuren der
-Sebalduskerk geopend voor een deftigen stoet: Albrecht Dürer
-geleidde zijn lieve bruid naar het altaar. Beide trokken aller blikken
-tot zich en vol bewondering was men het hierover eens, dat nooit een
-mooier paar deze kerk had betreden.</p>
-<p>Hoe schoon kwam Albrecht Dürers statige gestalte uit in het
-blauw fluweelen wambuis, den zwarten met bont afgezetten mantel en hoe
-goed stond hem <span class="pagenum">[<a id="pb72" href="#pb72" name="pb72">72</a>]</span>de met goud doorvlochten bruigomskroon van
-sterkriekende kruiden! En hoe lief zag de bruid er uit in haar wit
-zijden kleed, waarvan de lange sleep met blauw fluweel en schitterende
-paarlen was omzoomd; hoe liefelijk was de blos op haar wangen onder den
-bruidkrans van rozemarijn met vergulde bladeren!</p>
-<p>Het jonge paar werd gevolgd door een langen prachtigen stoet van
-bruidsjuffers en jonkers en verdere bruiloftsgasten.</p>
-<p>Onder plechtige orgelmuziek trad het jonge paar voor het altaar,
-waar hun door den priester de vraag werd gedaan, of zij elkaar
-wenschten te huwen en elkander trouw wilden blijven tot in den dood;
-waarop hij hun handen vereenigde en hen zegende met de woorden: Ego
-coniungo vos in nomine Patris et Filii et spiritus sancti. Amen. Daarop
-maakte hij over hen het teeken des kruises, besprenkelde hen met
-wijwater, stak hun den gouden ring aan den vinger en besloot de
-plechtigheid met een gebed, waarop het koor de huwelijksmis
-aanhief.</p>
-<p>Intusschen waren in de groote zaal van het raadhuis een groot aantal
-tafels aangericht voor het bruiloftsmaal. Het bruidspaar nam aan de
-middelste plaats met de beide ouderparen, den overigen werd een plaats
-aangewezen volgens rang en geslacht. Terzijde zaten de muzikanten, die
-de gasten met hun deuntjes opvroolijkten.</p>
-<p>Aan elke tafel dienden twee schenkers, en een omroeper ging van de
-eene tafel naar de andere, om <span class="pagenum">[<a id="pb73" href="#pb73" name="pb73">73</a>]</span>in fraaie rijmpjes tot eten uit te
-noodigen&mdash;dat was zoo de gewoonte.</p>
-<p>Als de muziek ophield, kwam de hansworst om met zijn grappen de
-vroolijkheid te verhoogen&mdash;trouwens, hij had zich die moeite
-kunnen besparen, want voortdurend nam de luidruchtigheid toe en de
-muzikanten hadden het overdruk om met hun trompetten en pauken al de
-toasten te beantwoorden.</p>
-<p>Nadat men ruimschoots had genoten van de spijzen en dranken, had de
-brandschatting plaats. Het eerst verscheen de kok met den schotel, die
-bij de gasten moest rondgaan en waarin de gaven moesten worden gelegd.
-Met hetzelfde doel kwam de keldermeester met zijn drinkhoorn, de
-braadspitdraaier, de vrouw, die de vaten moest wasschen, en eindelijk
-de armvoogd met de bus voor de arme luitjes; allen werden rijkelijk
-bedeeld met klinkende munt.</p>
-<p>Na afloop van den maaltijd kwam een der bedienden met een zilveren
-schaal en een meid met een handdoek, en gingen beurt voor beurt naar
-elk der gasten, om hen uit te noodigen hun handen te wasschen. Nadat
-hieraan was gehoor gegeven, was het trompetgeschal het sein, dat men
-zich voor het dansen naar de benedenzalen moest begeven, terwijl de
-bruiloftsoep, waarvoor de vader van de bruid een vetten os ten
-geschenke had gegeven, werd verzonden aan de kerkdienaars, de
-raadsbedienden, de zieken in het hospitaal en eveneens aan de
-doortrekkende reizigers in de herbergen. Het was &rsquo;s avonds laat,
-toen men het jonge echtpaar met fakkellicht <span class="pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name="pb74">74</a>]</span>naar het
-huis van den vader der bruid begeleidde.</p>
-<p>Maar daarmee waren de feestelijkheden niet afgeloopen; den volgenden
-dag namen ze daarentegen nog toe. Reeds in den vroegen morgen
-verschenen de gasten weer om hun geschenken aan te bieden. Het eerst
-van allen was de bruigom in het vertrek der bruid binnengetreden om
-haar het eerste geschenk te brengen: een kostbare parure van goud met
-echte parelen, robijnen en smaragden, een meesterstuk van den ouden
-Dürer en een verrukkelijk schilderij van zijn eigen hand, een
-landschap in Tyrol. De overige gasten wedijverden met elkaar in
-bewijzen hunner liefde en achting, waaraan geen einde scheen te zullen
-komen. Daarna ging men wederom gezamenlijk ter kerke, en nu droeg de
-jonge vrouw het haar niet meer loshangend zooals tot nu toe, doch
-opgebonden onder een muts, als bewijs dat zij nu het huwelijksjuk
-droeg. Na de mis legde het jonge echtpaar hun gave op het altaar en
-ontving den nazegen.</p>
-<p>Na deze kerkelijke plechtigheid trok men weer naar het raadhuis, om
-zich daar nogmaals te vereenigen aan een welvoorzienen disch, die in
-pracht en overvloed den eersten nog overtrof en een bewijs was van den
-grooten rijkdom van Hans Frey.</p>
-<p>Na afloop daarvan ging men onder vroolijken zonneschijn naar de
-veste, waar onder de linde op het voor ieder toegankelijke plein, met
-dansen de feestelijkheden zouden worden besloten.</p>
-<p>Evenals den vorigen avond was het laat, toen de fakkels weder werden
-aangestoken om het jonge paar <span class="pagenum">[<a id="pb75" href="#pb75" name="pb75">75</a>]</span>naar huis te begeleiden. Nu ging men
-evenwel niet naar het ouderlijke huis der bruid, maar naar de woning
-van den ouden meester Dürer, want Albrecht volgde niet het gebruik
-om bij zijn schoonvader te gaan inwonen, maar verkoos het huis zijner
-ouders, omdat hij dan steeds in de nabijheid van zijn ouden,
-gebrekkigen vader kon zijn en zijn kinderplicht tegenover den grijsaard
-beter vervullen.</p>
-<p>Het was wel wat bekrompen wonen in het huis van meester Dürer
-en deze keek zijn schoondochter wel eens met bezorgden vragenden blik
-aan, omdat hij vreesde, dat het haar, die zooveel weelde was gewend,
-moeilijk zou vallen zich in deze bescheiden omstandigheden te
-schikken&mdash;doch zijn vrees was ongegrond: Vrouwe Agnes was volkomen
-tevreden met de beperkte ruimte, nu zij die deelen mocht met den man,
-met wien zij onuitsprekelijk gelukkig was. <span class="pagenum">[<a id="pb76" href="#pb76" name="pb76">76</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch9" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e265">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK IX.</h2>
-<h2 class="main">HET HUWELIJKSLEVEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">De ondergaande Aprilzon wierp haar purperen gloed in
-de werkplaats van Albrecht Dürer, waar de kunstenaar met zooveel
-inspanning en ijver aan een groot stuk schilderde, dat de zweetdroppels
-op zijn voorhoofd parelden.</p>
-<p>Er werd aan de deur geklopt en eenigszins ontstemd over de stoornis
-keek de schilder van zijn werk op, doch dadelijk hernamen zijn oogen
-hun vriendelijke uitdrukking, toen hij in den binnenkomende zijn ouden
-leermeester herkende.</p>
-<p>&ldquo;Zijt gij nog zoo laat aan den arbeid?&rdquo; vraagde
-Wolgemut. &ldquo;Gij moest uw oogen meer sparen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ik heb haast,&rdquo; antwoordde Dürer, &ldquo;want het
-is nog slechts drie dagen v&oacute;&oacute;r het feest ter eere der
-tentoonstelling van de rijksinsignes en
-kleinoodi&euml;n.&rdquo;<a class="noteref" id="xd25e1433src" href="#xd25e1433" name="xd25e1433src">1</a> <span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77" name="pb77">77</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Wilt gij daar deze schilderij ten verkoop aanbieden? Nu, gij
-zult er ongetwijfeld eer mee inleggen. &rsquo;t Is een meesterstuk. O
-wat heeft God u bevoorrecht! Ik zou bijna jaloersch worden, als ik zie
-hoever de leerling den meester boven het hoofd is gegroeid; doch
-Johannes de Dooper bewaart mij voor nijd en afgunst.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Johannes de Dooper?&rdquo; vraagde Dürer verwonderd.</p>
-<p>&ldquo;Ja zeker!&rdquo; knikte Wolgemut. &ldquo;Niet lang geleden
-las ik in den bijbel van Anton Koburger en ik was getroffen door een
-tekst, die mij mijn tevredenheid terug gaf. Het was in het derde
-hoofdstuk van het Evangelie van Johannes, waarin ik las, dat de Dooper
-tot hen, die niet konden verdragen, dat Jezus van Nazareth hun leeraar
-in de schaduw stelde, zeide: &ldquo;Hij moet wassen en ik moet minder
-worden.&rdquo; Hoe ootmoedig was hij en toch hoe groot juist daardoor,
-dat hij zich zoo vernederde! En ik wil hem navolgen en hem gelijk
-trachten te worden, opdat ik mij van ganscher harte daarin kunne
-verheugen, dat de discipel meer is dan zijn leermeester. God zegene
-u!&mdash;En hoe gaat het overigens, Albrecht?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Mij gaat het goed, meester,&rdquo; antwoordde Dürer,
-&ldquo;ik heb alle reden om God te danken voor Zijn goedheid, want ik
-ben gezond en vol moed en levenslust, al heb ik in den laatsten tijd
-vrij wat onaangenaamheden ondervonden door mijn gezellen, die met mijn
-schilderwerk rondreizen. Velen hunner blijken schelmen te zijn, die
-zeer ontrouw hebben gehandeld met het werk, dat ik aan hun zorgen had
-toe vertrouwd, <span class="pagenum">[<a id="pb78" href="#pb78" name="pb78">78</a>]</span>en mij slechts een klein deel der opbrengst hebben
-gebracht. Een ander, wien ik geld had geleend, heeft mij ook
-schandelijk bedrogen. Doch hoewel ik door deze wederwaardigheden veel
-schade heb geleden en de zorg voor mijn ouders en jongere broeders op
-mij neerkomt, zoo heb ik door Gods goedheid steeds alles gehad wat
-noodig was en nooit gebrek geleden.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hoe gaat het met uw vader?&rdquo; vraagde Wolgemut
-deelnemend. &ldquo;Ik heb gehoord, dat hij ziek te bed ligt.&rdquo;</p>
-<p>Dürer knikte toestemmend: &ldquo;Hij ligt reeds vijf dagen te
-bed. De acht-en-zestig-jarige is zeer zwak en mag maar heel weinig in
-de werkplaats arbeiden. Zijn oogen zijn slecht en zijn handen beven;
-Andreas mijn broeder, is nu veel aan zich zelf overgelaten, maar het is
-een flinke knaap, die bij vader goed heeft geleerd. Ik dank God, dat
-Hij mij mijn Agnes heeft gegeven! Zij helpt mijn moeder zoo trouw met
-oppassen en verpleegt den ouden man, alsof hij haar eigen vader
-ware.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja,&rdquo; sprak Wolgemut, &ldquo;het verblijdt mij ook zoo,
-dat God u in haar zulk een heerlijken schat heeft gegeven. Houd haar in
-eere!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Die vermaning is waarlijk niet noodig,&rdquo; antwoordde
-Dürer glimlachend, &ldquo;want ik weet zelf het best welk een
-kostbaar kleinood zij is.&rdquo;</p>
-<p>Wolgemut trad nu dicht bij den ezel om het werk nauwkeurig te kunnen
-beoordeelen, en daarna sprak hij: &ldquo;Het is dus uw plan het op het
-feest ten verkoop ten toon te stellen? Dan zult gij u moeten
-<span class="pagenum">[<a id="pb79" href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span>haasten want ik zag reeds een groote menigte
-vreemdelingen voor het feest aankomen.&rdquo;</p>
-<p>Dit feest was ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en
-kleinoodi&euml;n, waarvan Neurenberg, als middenpunt van het Duitsche
-rijk, de eer genoot die te mogen bewaren. Jaarlijks, in de lente,
-werden die kleinoodi&euml;n aan het volk vertoond en sinds de regeering
-van koning Sigismund werd er bij deze gelegenheid een groote jaarmarkt
-of kermis gehouden, die zooveel menschen uit alle deelen des lands
-trok, dat er in de herbergen nauwelijks plaats genoeg was.</p>
-<p>Meester Wolgemut bleef nog eenigen tijd met zijn voormaligen
-leerling praten, totdat Vrouwe Agnes verscheen, met wie hij nog eenige
-woorden wisselde; toen vertrok hij. Vrouwe Agnes zag er vermoeid uit.
-Reeds sedert twee dagen was zij niet te bed geweest en zij had daarbij
-veel huishoudelijke plichten moeten waarnemen. Zij ging stil bij de
-tafel zitten met haar moe hoofd op de hand steunende.</p>
-<p>Dürer ging naar haar toe en kuste haar op het voorhoofd.
-&ldquo;Mijn arm vrouwtje, wat rust er nu veel op uw schouders! Gij hadt
-zeker wel gedroomd, dat gij het beter bij mij zoudt hebben!&rdquo;</p>
-<p>Met zacht verwijt keek Agnes naar hem op. &ldquo;Foei, stoute man,
-hoe durft gij zoo iets zeggen! Van mijn vroegste jeugd af heb ik
-ledigheid nooit kunnen uitstaan, en hoe heerlijk vind ik de grootste
-drukte en moeite, waar het u geldt!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Mijn lieve vrouw!&rdquo; riep Albrecht in vervoering en hij
-drukte zijn Agnes vurig aan zijn hart. Toen <span class="pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80" name="pb80">80</a>]</span>ging hij
-tegenover haar zitten om met haar te babbelen, want het was veel te
-donker geworden om nog te kunnen schilderen. Langzamerhand antwoordde
-Agnes weinig of niets meer, hij zag hoeveel moeite zij had om haar
-oogen open te houden&mdash;en eindelijk vielen ze dan ook toe en sliep
-zij. Toen stond hij zachtjes op, nam perkament en potlood en teekende
-Agnes uit, zooals zij daar zat met haar schort en witte muts, en met de
-kin op haar hand steunende.</p>
-<p>Het was een vluchtige schets, een aardigheid, maar niettemin was
-Agnes blij verrast, toen zij bij haar ontwaken zich zelve op deze wijze
-zag weergegeven. Ondertusschen kwam Hans binnenstormen, Albrechts
-jongste broeder en de lieveling zijner ouders, de eenige, die behalve
-Albrecht en Andreas, van de achttien kinderen nog in leven was.</p>
-<p>Hij liep luid schreiend op Agnes toe en zag er erbarmelijk uit: zijn
-gezicht was met bloed beloopen en de flarden hingen bij zijn
-wambuis.</p>
-<p>&ldquo;Om &rsquo;s hemels wil, Hans, wat is er gebeurd?&rdquo; riep
-Vrouwe Agnes.</p>
-<p>&ldquo;Wij waren aan het spelen bij de &ldquo;mooie bron&rdquo; en
-toen heb ik een duw gekregen, waardoor ik gevallen ben,&rdquo; huilde
-het kind.</p>
-<p>Vrouwe Agnes haalde gauw uit de keuken een kom met frisch water en
-een linnen doek, waarmee zij Hans gelaat afwiesch, terwijl zij hem
-allerlei troostwoorden toesprak; daarop trok zij zijn buisje uit en
-ging het dadelijk verstellen. Albrecht keek <span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name="pb81">81</a>]</span>met een
-innig gelukkige uitdrukking in zijn oogen naar alles, wat zijn vrouw
-deed, hij zag weder duidelijk welk een warm, liefhebbend hart zij had.
-Hoe vurig lief moest zij haar echtgenoot hebben, dat zij zelfs aan zijn
-broertje en zijn overige familieleden zooveel trouwe zorgen wijdde!
-Zwijgend zag hij hoe haar zachte handen de naald hanteerden bij dezen
-ongewonen arbeid, want thuis had zij zich nooit met dergelijk werk
-behoeven te bemoeien; dat deden de dienstboden, die zij bij alles tot
-haar beschikking had gehad en haar een gemakkelijk leventje hadden
-bezorgd.</p>
-<p>Toen zij klaar was, trad Albrecht op haar toe en sloot haar in zijn
-armen: &ldquo;Wat zijt gij toch goed en lief, Agnes! Dikwijls voel ik
-mij beschaamd, als ik bedenk, hoe weinig ik u waard ben.&rdquo;</p>
-<p>Agnes legde haar hand op zijn mond: &ldquo;O wees stil, dan spreekt
-gij ten minste niet langer onwaarheid, stoute man! Geloof mij liever,
-als ik zeg, dat ik het ben, die mij dikwijls zoo beschamend onwaardig
-tegenover u voel. Maar laat mij nu gaan om voor het avondeten te
-zorgen.&rdquo; Tegelijkertijd wikkelde zij zich uit zijn omarming los
-en dekte de tafel. Maar voordat zij zelf ging zitten, liep zij snel de
-trap af naar de kamer in het onderhuis, waar de oude Dürer te bed
-lag en bracht hem zijn soepje. Zij had deze zorg op zich genomen, opdat
-haar schoonmoeder zich geheel aan de verpleging van den zieke zou
-kunnen wijden.</p>
-<p>&ldquo;Hoe komt het toch, lieve Agnes, dat alles wat <span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name="pb82">82</a>]</span>gij
-klaar maakt zoo heerlijk smaakt?&rdquo; vraagde Albrecht aan tafel.
-&ldquo;Doet gij er iets bijzonders in?&rdquo; Vrouwe Agnes keek
-verwonderd op: &ldquo;Iets bijzonders? Neen, alleen een weinig
-liefde.&rdquo;</p>
-<p>Eerst moest Albrecht hierom lachen, doch toen kreeg zijn gelaat een
-peinzende uitdrukking en na eenige oogenblikken zei hij: &ldquo;Ja, gij
-hebt gelijk, dat is het, dat is het!&rdquo;</p>
-<p>En nu deed hij de eieren met spek eer aan. <span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" name="pb83">83</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1433" href="#xd25e1433src" name="xd25e1433">1</a></span> De
-rijksinsignes en kleinoodi&euml;n werden gedeeltelijk te Aken en
-gedeeltelijk te Neurenberg bewaard; ze bestonden uit: de kroon, den
-zilveren schepter, den gouden rijksappel, twee ringen, twee zwaarden,
-een degen, een evangelieboek enz. en deden dienst bij de kroning des
-Keizers.</p>
-<p class="footnote cont">Tot de rijkskleinoodi&euml;n, die te
-Neurenberg in de Hospitaalkerk van den H. Geest werden bewaard,
-behoorde o. a. een mantel met een met goud gestikt Arabisch schrift van
-41 woorden in parelen gevat en in 1133 door de Siciliaansche Arabieren
-voor de kroning van Koning Roger van Sicili&euml;
-gemaakt.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1433src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch10" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e274">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK X.</h2>
-<h2 class="main">HULP BIJ DEN ARBEID.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Er volgde een warme zomer op de lente. Een drukkend
-zwoele temperatuur heerschte in Neurenberg, waar de straten als
-uitgestorven schenen. Al de burgers, die er tijd en geld voor hadden,
-ontvluchtten die benauwde, ongezonde atmosfeer en zochten de bosschen
-en de berglucht op, vooral ook omdat de sterfte bedenkelijk toenam en
-men bang was voor het uitbreken van de pest.</p>
-<p>Een heete Augustusdag liep ten einde en vele wandelaars bewogen zich
-in de richting der stadspoorten om in het nabijgelegen Lorenzer- en
-Sebalderwoud zich te verkwikken aan de frissche, reine koelte, die in
-de schaduw der oude eiken en beuken waaide.&mdash;</p>
-<p>Vrouwe Agnes trad bij haar man in de werkplaats binnen:
-&ldquo;Zouden wij niet een oogenblik gaan wandelen na al den arbeid en
-de hitte des daags, beste Albrecht?&rdquo; vraagde zij op den drempel
-staande. <span class="pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84" name="pb84">84</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Ik zou het heel graag doen, Agnes,&rdquo; antwoordde
-Dürer, terwijl hij ophield met schilderen. &ldquo;Ook ik zou
-gaarne eens frissche lucht gaan scheppen, maar mijn plicht houdt mij
-aan het werk. Zie eens, hoeveel ik nog aan dit schilderij heb te doen,
-en over zes dagen komt hij er voor, die het mij heeft opgedragen. Het
-heeft mij weinig geholpen, dat ik &rsquo;s morgens met de zon opstond
-en niet voor middernacht naar bed ging. Ik krijg voortdurend meer
-bestellingen en het is mij onmogelijk alles alleen uit te voeren,
-zonder v&oacute;&oacute;r mijn tijd geheel op te zijn.&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Agnes trad op haar echtgenoot toe en legde haar hand op zijn
-schouder: &ldquo;Zoo mag ik u hooren spreken, want nu zijn wij het
-eens. Heb ik u niet duizendmaal gevraagd, om het voorbeeld van uw
-leermeester Wolgemut te volgen en gezellen die u bij uw arbeid kunnen
-helpen bij u te nemen, en die u in staat stellen, alle bestellingen,
-die men u doet, uit te voeren? Gij hebt nooit naar mijn raad willen
-luisteren, en nu ben ik heel blij, dat gij van meening zijt
-veranderd.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Toch schik ik mij met grooten tegenzin in deze
-noodzakelijkheid,&rdquo; antwoordde Dürer, &ldquo;want mijn ziel
-komt in opstand tegen de manier, waarop men tot nu toe de kunst heeft
-verlaagd. Veel liever schilderde ik alles alleen. Dikwijls heb ik bij
-meester Wolgemut met eigen oogen gezien, hoe de gezellen een werk van
-den meester geheel bedierven, zoodat men duidelijk kon zien, dat
-verschillende handen er aan hadden gewerkt. Ja, als ik iemand kon
-vinden, wiens arbeid <span class="pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85"
-name="pb85">85</a>]</span>volkomen op den mijne geleek, zooals het eene
-ei op het andere, dan zou ik hem gaarne bij mij nemen; doch hoe
-moeilijk vindt men dat! Evenals elk vogeltje in het woud zingt zooals
-het gebekt is, zoo heeft elk, wien God de gave der schilderkunst heeft
-verleend, zijn eigen manier om het penseel te voeren.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dat is wel waar,&rdquo; beweerde Agnes, &ldquo;maar in de
-werkplaats onderwijst de meester den leerling en daardoor krijgt deze
-de manier van zijn leermeester.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e1524" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Waart gij zelf niet vol lof over Hans
-Sch&auml;ufelein, die ook bij meester Wolgemut heeft gewerkt en over
-Albrecht Altdorffer? Gij zelf hebt hun kunst en bekwaamheid geprezen.
-En van Sch&auml;ufelein hebt gij gezegd, dat zijn kunst veel
-overeenkomst met de uwe had.<span class="corr" id="xd25e1527" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>&ldquo;Gij hebt gelijk,&rdquo; antwoordde Dürer, langzaam met
-het hoofd knikkend, &ldquo;maar wat baat het of wij al over den
-N&ouml;rdlinger schilder praten? Sedert een jaar is hij reeds weg en
-wie weet, waar hij nu is.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Nu dan,&rdquo; sprak Agnes ernstig en zij legde haar hand op
-Albrechts arm, &ldquo;kom hier en zie eens in den spiegel, hoe bleek
-gij zijt en welke kringen gij onder de oogen hebt! Al dikwijls heb ik
-met stillen angst er naar gekeken! Als gij geen gezellen wilt nemen of
-er geen kunt vinden, dan blijft er niets over dan dat gij een groot
-deel der opdrachten afwijst.&mdash;Maar laten we nu dit vervelende
-onderwerp laten rusten en gebruik maken van het overige van den avond
-om een weinig frissche lucht te gaan scheppen.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name="pb86">86</a>]</span></p>
-<p>Dürer streek de weelderige lokken van zijn voorhoofd en knikte
-zijn vrouw toe: &ldquo;Ik wil het niet weigeren, lieve Agnes, vooral
-daar ik wel begrijp, dat gij het meer om mijnentwil dan voor u zelve
-vraagt.&rdquo;</p>
-<p>Hij verwisselde zijn werkbuis voor een betere kleeding, zette zijn
-baret op en ging met zijn vrouw uit om buiten de stad te wandelen.</p>
-<p>Nauwelijks waren zij buiten de poort gekomen, toen een jonge man op
-hen toe trad en beleefd het hoofd ontblootte: &ldquo;Gegroet, Meester
-Dürer! Wel, wat een geluk, dat gij de eerste zijt, die ik bij
-Neurenbergs poorten ontmoet! Want, juist om bij u aan te kloppen, ben
-ik hier gekomen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hoe, zijt gij het, Sch&auml;ufelein?&rdquo; riep Dürer
-verbaasd uit. &ldquo;Het schijnt mij waarlijk een beschikking des
-hemels, dat ik u ontmoet. Begrijp eens, we spraken juist over u! En
-waarmee kan ik u van dienst zijn?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Het is mijn hartewensch, dat gij de kroon wilt zetten op het
-werk, dat meester Wolgemut aan mij is begonnen. Bijna een jaar lang heb
-ik overal rondgezworven om bij andere schilders te leeren; toen dacht
-ik aan u en sprak tot mij zelf: waarom zoekt gij het zoo ver, terwijl
-gij den besten leermeester in de nabijheid hebt? Hebt gij nog plaats
-voor een gezel, dan zou ik heel gaarne bij u komen?&rdquo;</p>
-<p>Dürer zag zijn vrouw veelbeteekenend aan en antwoordde:
-&ldquo;Plaats is er genoeg, want ik heb altijd alleen gearbeid en
-vreemde hulp versmaad. Maar mijn lieve vrouw dringt er sterk op aan,
-dat ik iemand <span class="pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name="pb87">87</a>]</span>zal opzoeken, die mij behulpzaam kan zijn bij het
-vele werk, dat mij wordt opgedragen. In u heb ik vertrouwen, omdat ik
-uw kunst ken; en nu gij op mijn pad komt, alsof God mij u toezendt,
-roep ik in Zijn naam u hartelijk welkom toe.&rdquo;</p>
-<p>Hij reikte hem daarop de hand, die Sch&auml;ufelein stevig
-schudde.</p>
-<p>Ook Vrouwe Agnes drukte hem de hand met een blijden glimlach en de
-wandeling in het bosch vergetende, noodigde zij de beide mannen uit om
-te keeren, om het avondeten voor den vermoeiden reiziger te kunnen
-klaar maken.</p>
-<p>Met innig genot zag Agnes dat langzamerhand de kleur weer op
-Albrechts wangen terugkeerde en dat de verhouding tusschen de beide
-schilders bijzonder hartelijk was. Zij stonden niet tegenover elkaar
-als meester en leerling: Dürer behandelde Sch&auml;ufelein als
-zijn vriend en vertrouweling en dat verdiende hij ook, want niet alleen
-won zijn karakter Dürers genegenheid, ook zijn kunst drong hem
-&rsquo;s meester achting af.</p>
-<p>Sch&auml;ufelein was een kunstenaar met rijken aanleg en had
-ernstige studi&euml;n gemaakt. Daarbij kon hij zich gemakkelijk
-Dürers penseelbehandeling eigen maken en het duurde niet lang, of
-hij had zich geheel aan zijn wijze van arbeiden gewend en Dürer
-vertrouwde hem gerust toe, aan grootere stukken mee te werken. Al was
-er nog wel iets van Sch&auml;ufeleins eigen manier in te bespeuren, het
-verschil was toch niet zoo groot, dat het storend op de eenheid werkte
-of afbreuk deed aan den totaal-indruk. <span class="pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name="pb88">88</a>]</span></p>
-<p>En zoo konden de bestellingen, die Dürer alleen niet op zich
-had kunnen nemen, gezamenlijk worden uitgevoerd.</p>
-<p>Tegen Kerstmis bood zich een tweede schilder aan, Hans von Kulmbach,
-ook een knap kunstenaar, die reeds naam begon te krijgen&mdash;en dat
-hij bij meester Dürer als gezel werkzaam was, rekende deze zich
-tot eer en vermeerderde zijn roem niet weinig. Dürer kon zich op
-zulke gezellen waarlijk wel beroemen. Als zulke begaafde kunstenaars
-hem hun meester noemden, hoe groot moest hij dan zelf niet zijn! En het
-was geen wonder, dat meester Dürer voortdurend in aanzien steeg
-bij de Neurenbergers en dat buiten af zijn naam steeds met meer lof
-werd vermeld. <span class="pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name="pb89">89</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch11" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e284">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XI.</h2>
-<h2 class="main">VOORNAAM BEZOEK.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Een groote menigte vreemdelingen stroomde in April van
-het jaar 1496 naar Neurenberg&mdash;het wemelde van allerlei soort van
-reizigers op de groote wegen. Vedelaars en zangers, goochelaars,
-koorddansers, kwakzalvers en zwervende studenten trokken naar de stad
-in gezelschap van berenleiders en kameeldrijvers, vrouwen, meisjes en
-vuile zigeuners. Daartusschen vertoonde zich monnikspijen en grove
-boerenkielen. Ook eerzame burgers trokken in troepjes stadwaarts en
-hier en daar baande zich een koets, aan aanzienlijke bezoekers
-toebehoorende, of een groep geharnaste ridders te paard een weg door de
-bonte menigte.</p>
-<p>Het was weer ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en
-reliqui&euml;n, dat deze menschenmassa naar Neurenberg
-stroomde&mdash;en dezen keer was de toeloop zoo bijzonder groot, omdat
-een aantal vorsten en prelaten ook op weg waren en zelfs de keizer
-beloofd had te verschijnen. <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" name="pb90">90</a>]</span></p>
-<p>De stad was versierd met vlaggen en wimpels, bonte tapijten en
-slingers van groen en bloemen. Zelfs de kerken hadden zich getooid,
-zooals een bruid zich tooit voor haar bruidegom en de groote markt was
-als in een feestzaal herschapen. Vandaar tot aan de veste, waar de
-keizer verblijf zou houden, was het alsof men door een bosch liep: het
-woud had zijn slanke dennen, die in twee rijen in den grond waren
-geplant, moeten afstaan.</p>
-<p>Overal, in alle straten verdrong zich het volk uitgedost in hun
-fraaiste kleederen, om al de pracht en versieringen te kunnen
-bewonderen, voordat de feestelijkheden al hun aandacht in beslag zouden
-nemen. In de herbergen was het reeds vol vreemdelingen en nog steeds
-kwam er nieuwe toevloed.</p>
-<p>Den 14<sup>den</sup> April ging het gerucht, dat de Keurvorst van
-Saksen met zijn broeder, Hertog Hans, in aantocht was. Het volk
-stroomde de poort uit om de naderenden te gemoet te gaan, en dicht voor
-de poort werden de gilden met hun insignes en banieren opgesteld. Toen
-de vorst kwam aangereden, kwam er geen einde aan het gejuich en gejubel
-van het verzamelde volk, want Frederik, bijgenaamd de Wijze, stond bij
-allen in hoog aanzien. Achter hem en zijn broeder volgde een lange
-stoet ruiters in mooie, blinkende wapenrustingen en met wapperende
-pluimen.</p>
-<p>Kort daarop kwam ook de Landgraaf Lodewijk van Hessen met
-honderdvijftig ruiters, wien men dezelfde eer bewees.</p>
-<p>Doch de algemeene spanning nam zeer toe, toen <span class="pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name="pb91">91</a>]</span>men
-vernam, dat den volgenden dag de keizer de poort der oude vrije
-Rijksstad zou binnenrijden.</p>
-<p>De Keurvorst van Saksen reed met zijn broeder de poort uit om den
-vorst tegemoet te gaan. Weder werden de gilden opgesteld; de
-raadsheeren verschenen in hun deftige, zwarte mantels met de gouden
-ketens, de stadsmuzikanten zetten zich in postuur, op de wallen werd
-het geschut geladen en zelfs de allerarmste trok zijn beste kleeren
-aan. Maar zie, daar kwam een renbode om te zeggen, dat Zijn Majesteit
-verhinderd was zijn goede stad Neurenberg te bezoeken, omdat de
-Italiaansche veldtocht al zijn tijd eischte.<a class="noteref" id="xd25e1592src" href="#xd25e1592" name="xd25e1592src">1</a></p>
-<p>Dat was voor de Neurenbergers een groote teleurstelling en men had
-nu maar half pleizier in de feestdagen, waarop de reliqui&euml;n en
-rijkskleinoodi&euml;n in het openbaar werden tentoongesteld.</p>
-<p>Op den tweeden feestdag werd meester Albrecht Dürer reeds
-&rsquo;s morgens vroeg in zijn arbeid gestoord, doordat men aan zijn
-deur klopte.</p>
-<p>Op den drempel verscheen een vreemde, aanzienlijke heer, die beleefd
-groette en zeide:</p>
-<p>&ldquo;Ik kom uit naam van mijn heer en gebieder, den Keurvorst van
-Saksen, om u te zeggen, dat Zijn keurvorstelijke Doorluchtigheid van
-plan is u een bezoek in uw werkplaats te brengen. Derhalve zult gij u
-voor zijn ontvangst gereed moeten maken, want over een uur zal hij hier
-zijn.&rdquo;</p>
-<p>Een oogenblik was Dürer door dit onverwacht bericht
-<span class="pagenum">[<a id="pb92" href="#pb92" name="pb92">92</a>]</span>in verwarring gebracht, doch hij herstelde zich
-spoedig en sprak beleefd buigend: &ldquo;Ik verheug mij over de hooge
-eer, die mij te beurt valt en Zijne keurvorstelijke Doorluchtigheid zal
-mij zeer welkom zijn.&rdquo;</p>
-<p>Nauwelijks was de bezoeker weg, of Dürer snelde naar zijn vrouw
-om haar deze blijde tijding te brengen. Terstond ging zij naar het
-atelier om zoo snel mogelijk alles op te ruimen en in orde te brengen,
-daarin ijverig geholpen door de beide gezellen, die het ook reeds
-hadden gehoord.</p>
-<p>Intusschen had meester Dürer zich in zijn pronkgewaad gekleed
-en vertoonde zich in al zijn mannelijke schoonheid, statig en vol
-kracht als een ridder, en Vrouwe Agnes vermeide zich opnieuw in den
-aanblik van haar echtgenoot; het kwam haar voor, dat hij er nog nooit
-zoo heerlijk en statig had uitgezien.</p>
-<p>Nadat een uur verloopen was, kon men door het venster den keurvorst
-Frederik, door zijn broeder Hans vergezeld, in de straat zien aankomen.
-Dadelijk snelde Dürer de trap af om de aanzienlijke gasten op den
-drempel te ontvangen.</p>
-<p>&ldquo;Dus zijt gij meester Dürer,&rdquo; begon Keurvorst
-Frederik, terwijl zijn oogen met welgevallen de hooge gestalte
-beschouwden en hij hem vriendelijk de hand reikte. &ldquo;Men prijst uw
-kunst zeer in het geheele land, en zelf heb ik ook reeds menig
-kunstwerk, dat mij heeft doen wenschen u persoonlijk te leeren kennen,
-van u gezien. Wilt gij ons nu voorgaan om ons de plaats, waar gij
-arbeidt, te laten zien?&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb93"
-href="#pb93" name="pb93">93</a>]</span></p>
-<p>Eerbiedig geleidde Dürer de voorname bezoekers naar zijn
-werkplaats, waar de keurvorst plaats nam op den hem aangeboden zetel,
-terwijl zijn broeder zich naast hem zette.</p>
-<p>Er hingen aan den muur veel schilderijen, die door den keurvorst
-zeer werden bewonderd, en zijn lof was Dürer des te meer waard,
-omdat hij niet alleen een liefhebber der kunst maar ook een kunstkenner
-was.</p>
-<p>&ldquo;Bij ons in Saksen,&rdquo; ging Frederik voort, &ldquo;geniet
-Lucas Kranach een grooten naam en hij is een kunstenaar met bijzondere
-gaven; maar met u, Meester Dürer, kan hij zich toch niet meten. Ik
-zeg dit niet om u ijdel te maken of om meester Lucas&rsquo; roem te
-verkleinen, maar om God in u te eeren, die u zooveel heeft geschonken.
-Hij geve u daarbij een goede gezondheid en een lang leven, om met het u
-toevertrouwde pond te kunnen woekeren tot Zijn eer en tot vreugde der
-menschen.&mdash;Maar ik verlang meer van u dan het genot, dat ik nu heb
-gesmaakt. Ook Wittenberg moet zien, waartoe de Neurenberger kunstenaar
-in staat is en daarom verzoek ik u voor mij een groot altaarstuk te
-schilderen, om de allerheiligenkerk te Wittenberg te
-versieren.&rdquo;</p>
-<p>Dürers wangen werden nog donkerder gekleurd en zijn aandoening
-stond op zijn gelaat te lezen. Hij boog diep voor den vorst, dankte hem
-voor de eer hem aangedaan en vraagde, wat het schilderij moest
-voorstellen. Daarin liet de keurvorst hem geheel, vrij: &ldquo;Schilder
-wat gij zelf wilt en wat uw hart u ingeeft&mdash;ik wil u in het minst
-daarin niet beperken.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span></p>
-<p>Nog lang bleef de keurvorst vriendelijk praten, terwijl Hertog Hans
-de schilderstukken bekeek; <span class="corr" id="xd25e1629" title="Bron: eindlijk">eindelijk</span> vraagde hij zelfs naar Vrouwe Agnes
-en sprak den wensch uit, haar te zien.</p>
-<p>Daarop kwam Agnes te voorschijn, ook in feestgewaad gekleed en met
-zichtbaar welgevallen rustte &rsquo;s vorsten blik op de bekoorlijke
-gestalte; haar wangen hadden een verhoogden blos en zij was in het
-begin niet weinig verlegen, maar spoedig overwon zij dit gevoel en
-beantwoordde vrijmoedig en beminnelijk de vragen, die Keurvorst
-Frederik tot haar richtte. Nadat hij ook nog enkele woorden met de
-gezellen had gewisseld, nam hij afscheid en drong bij Dürer op
-haast aan, opdat het schilderij spoedig te Wittenberg zou
-zijn.&mdash;</p>
-<p>In de herberg op de waag, waar de burgers gewoon waren samen te
-komen om met elkaar te drinken, was het een heele drukte, toen eenige
-dagen later Albrecht Dürer zich daar liet zien; iedereen wilde hem
-de hand drukken en overstelpte hem met gelukwenschen. In aller achting
-was hij nog gestegen door de eer hem te beurt gevallen en men zag het
-hen aan, dat zij zich in hem ge&euml;erd voelden. Vooral Dürers
-schoonvader, Hans Frey, hield het hoofd trotsch in den nek en liet zich
-den edelsten Cypruswijn brengen; hij was bijzonder spraakzaam, hoewel
-hij gewoonlijk weinig sprak en zou gaarne een liedje met
-luitbegeleiding ten beste hebben gegeven, als men het had verlangd.</p>
-<p>Woordelijk moest Dürer herhalen wat hij met den <span class="pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span>keurvorst had gesproken en allen luisterden met
-gespannen aandacht, ook meester Wolgemut, die zonder eenigen naijver
-zich met den gelukkige verheugde en verzocht nu en dan te mogen komen
-zien, hoe het altaarstuk vorderde.</p>
-<p>Maar wie het uitbundigst was in Dürers lof, dat was Wilibald
-Pirkheimer. Het was reeds bijna twee jaar geleden, dat hij in
-Neurenberg was teruggekomen, nadat hij niet alleen de leerschool der
-ridderschap had doorloopen, maar zich ook in de wetenschappen aan de
-Italiaansche hoogescholen ijverig had bekwaamd. Spoedig daarna was de
-met mannelijke schoonheid begaafde jonge man in het huwelijk getreden
-met Crescentia, een dochter uit het rijke en zeer aanzienlijke geslacht
-der Rieters, en niettegenstaande zijn jeugd was hem de eer te beurt
-gevallen tot raadsheer van Neurenberg te worden benoemd. De verhouding
-met Albrecht Dürer werd weder dezelfde als vroeger, ja, eigenlijk
-was de omgang nog vertrouwelijker geworden, zoodat de oude benaming van
-Castor en Pollux weer in herinnering kwam om de innige verstandhouding,
-die tusschen hen heerschte, aan te duiden.&mdash;</p>
-<p>Reeds drie dagen later had meester Wolgemut gelegenheid de schets
-van het altaarstuk te zien, en hij was vol verbazing over de vlugheid,
-waarmee Dürers hand de afzonderlijke figuren te voorschijn
-riep.</p>
-<p>De gezellen mochten hem niet helpen, hij wilde het geheel alleen
-afmaken, al was het nog zoo groot. Vol bezieling arbeidde hij er aan
-van &rsquo;s morgens <span class="pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96"
-name="pb96">96</a>]</span>vroeg totdat Vrouwe Agnes hem aan den
-maaltijd riep. Zijn ziel brandde van vurig verlangen om het reuzenwerk
-in zijn geheel te zien.</p>
-<p>En na zes weken legde hij de laatste hand er aan. &rsquo;s Avonds
-verzamelde hij zijn vrienden, die bij een glas edele <span class="corr"
-id="xd25e1650" title="Bron: malvezy">malvezij</span> luid hun lof over
-zijn werk uitspraken. Het was een vleugelaltaarstuk uit drie bladen
-bestaande: de verven, met lijm gemengd, waren <span class="corr" id="xd25e1653" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> op het doek
-gebracht.<a class="noteref" id="xd25e1656src" href="#xd25e1656" name="xd25e1656src">2</a> Op het middelste stuk buigt de Madonna in biddende
-houding over het kind Jezus, dat op een kussen voor haar ligt te
-sluimeren en door een engel koelte wordt toegewaaid. Maria&rsquo;s
-slanke gestalte is gehuld in een lichtblauw kleed, gedeeltelijk door
-een witten sluier verborgen, boven haar hoofd zweven twee engelen, die
-een gouden kroon met parelen bezaaid vasthouden, terwijl twee andere
-engelen de kamer schoonmaken, waarin Maria zich bevindt. In een
-zijvertrek ziet men Jozef aan den arbeid in zijn werkplaats.</p>
-<p>De linker vleugel van het altaarstuk stelt de H. Antonius voor, die
-in een boek leest en een donkerblauw gewaad aan heeft en op den rechter
-vleugel ziet men het naakte figuur van den H. Sebastiaan ten halven
-lijve afgebeeld en met pijnlijk verwrongen trekken: hij was de hoofdman
-der keizerlijke lijfwacht te Rome, die op last van Diocletianus
-ontkleed aan een boom werd gebonden en door zijn soldaten <span class="pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97" name="pb97">97</a>]</span>met
-pijlen gedood, omdat hij zijn geloof in Christus had beleden.</p>
-<p>In dit reusachtige altaarstuk was alles met evenveel liefde en
-toewijding geschilderd, niet alleen de groote figuren, maar ook het
-bijwerk.</p>
-<p>De oude Wolgemut was niet weg te krijgen van het schilderij en hij
-werd niet moede het te prijzen, vooral de juiste teekening en het
-schoone koloriet. Vele nieuwsgierigen verdrongen zich de volgende dagen
-in het atelier om het kunstwerk te zien, voordat het kort daarop naar
-Wittenberg werd verzonden, omdat de keurvorst op spoed had
-aangedrongen.</p>
-<p>Hans van Kulmbach, een der gezellen, genoot de eer het kostbare stuk
-naar de plaats zijner bestemming te brengen. De keurvorst beloonde den
-kunstenaar vorstelijk, maar nog meer waarde had voor Dürer de lof,
-waarmee meester Lucas Kranach het werk vereerde. <span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98" name="pb98">98</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1592" href="#xd25e1592src" name="xd25e1592">1</a></span>
-Maximiliaan wilde Karel VIII dwingen Itali&euml; te
-ontruimen.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1592src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1656" href="#xd25e1656src" name="xd25e1656">2</a></span> Volgens
-Vasari was Margaritoni van Arezzo in de 13e eeuw de eerste die op doek
-schilderde; hij nam daartoe doek op een paneel geplakt en met pleister
-overdekt. Vert.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1656src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch12" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e293">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XII.</h2>
-<h2 class="main">DE PREDIKER IN DE WOESTIJN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Het einde der eeuw naderde. Elk afsterven van het jaar
-reeds wekt door zijn luide prediking van het voorbij snellen van den
-tijd en van het vergankelijke van al het aardsche, velerlei
-aandoeningen in het hart der menschen; hoeveel te meer moet het
-verwisselen der eeuwen het gemoed tot in zijn diepste diepte
-aangrijpen! In groote mate was dit het geval, toen de vijftiende eeuw
-haar einde te gemoet ging.</p>
-<p>In Duitschland heerschte een geest van opgewondenheid en
-verontwaardiging en met afschuw waren aller oogen gericht op Rome, waar
-de pauselijke stoel werd ingenomen door een man, die volleerd in zonden
-en misdaden, den naam van stedehouder van Christus volkomen onwaard
-was. Die man was Alexander VI. Hij beschikte op een schandelijke wijze
-over de hoogste kerkelijke ambten, die hij meerendeels door zijn
-handlangers liet waarnemen. Nog erger was zijn groote zedeloosheid; men
-beschuldigde hem zelfs <span class="pagenum">[<a id="pb99" href="#pb99"
-name="pb99">99</a>]</span>in ongeoorloofde verhouding met zijn dochter
-Lucretia te leven. En in zijn eigen belang ontzag het hoofd der
-Christenheid zich niet om tegen den &ldquo;allerchristelijksten&rdquo;
-koning van Frankrijk met den aartsvijand der Christenen, Turkije, een
-verbond te sluiten.</p>
-<p>Verlammend werkte de pauselijke tiranny op het Duitsche volk, dat
-zwaar leed onder den druk der ijzeren hand, die gewelddadig elke poging
-tot verzet onderdrukte. Met argusoogen bewaakten &rsquo;s pausen
-handlangers alles wat van de pers kwam: elke uitgever, die het
-<span class="corr" id="xd25e1685" title="Bron: vraagde">waagde</span>
-een boek uit te geven, zonder het eerst aan de pauselijke goedkeuring
-te hebben onderworpen, kreeg den banvloek naar het hoofd geslingerd.
-Het Duitsche volk, benauwd en gedrukt, zuchtte naar verbetering der
-toestanden en naar verlossing van het pauselijke juk, dat den
-menschelijken geest in slavenketenen boeide, en snakte naar licht en
-vrijheid.&mdash;</p>
-<p>In het begin van het jaar 1497 trad Wilibald Pirkheimer de
-werkplaats van Dürer binnen.</p>
-<p>Hij vond daar alleen de beide gezellen, die bezig waren een groot
-schilderij, dat door Dürer was geschetst en waarvan hij de
-voornaamste gedeelten had aangezet, af te maken.</p>
-<p>Sch&auml;ufelein antwoordde hem op zijn vraag, waar de meester was:
-&ldquo;Hij is alleen in zijn kamer, en komt tegenwoordig zeer zelden in
-de werkplaats.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Waarom?&rdquo; vraagde Pirkheimer.</p>
-<p>&ldquo;Ik weet niet wat er aan scheelt,&rdquo; antwoordde
-Sch&auml;ufelein schouderophalend. <span class="pagenum">[<a id="pb100"
-href="#pb100" name="pb100">100</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Hij ziet er zoo ernstig uit, alsof hij veel verdriet had en
-onder zware zorgen gebukt ging.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Is zijn vader erger geworden terwijl ik uit de stad
-was?&rdquo; vraagde Pirkheimer.</p>
-<p>&ldquo;Neen,&rdquo; zei Sch&auml;ufelein, &ldquo;de oude man maakt
-het tegenwoordig beter dan anders: hij eet, drinkt en slaapt goed, en
-arbeidt zelfs nu en dan in de werkplaats&mdash;alleen de beenen willen
-niet goed meer mee.&rdquo;</p>
-<p>Pirkheimer verliet met een korten groet de werkplaats en ging naar
-Dürers kamer. Ook hem was het opgevallen, dat zijn vriend er zoo
-somber en ernstig uitzag, maar op zijn deelnemende vragen had hij nooit
-een bevredigend antwoord gekregen.</p>
-<p>Hij vond den meester met een portefeuille met teekeningen voor zich,
-die hij haastig dicht deed: &ldquo;Gegroet Albrecht! Gij ziet, dat ik
-weer terug ben na een afwezigheid van bijna een maand. Mijn eerste
-bezoek geldt u, want ik heb u al dien tijd zeer gemist.&rdquo;</p>
-<p>Dürer begroette zijn vriend hartelijk en drukte hem de
-hand.</p>
-<p>&ldquo;Ei zoo,&rdquo; zeide Pirkheimer lachend, &ldquo;welke
-geheimen hebt gij voor mij?<a id="xd25e1714" name="xd25e1714"></a> Wat
-heb ik u misdaan, dat gij mij uw vertrouwen ontzegt?&rdquo;</p>
-<p>Dürer schudde het hoofd: &ldquo;Dat moogt gij niet zeggen, want
-gij weet toch wel, dat gij mij liever zijt dan ooit. Koestert gij nu
-argwaan, omdat ik iets voor u heb verborgen gehouden, dat nog niet rijp
-was om aan de wereld te worden vertoond? Maar nu gij toch hebt ontdekt,
-dat er een geheim is, wil ik het niet langer voor u verbergen; temeer,
-daar ik <span class="pagenum">[<a id="pb101" href="#pb101" name="pb101">101</a>]</span>reeds lang in mijn hart den wensch koesterde,
-mijn vriend mee te deelen, wat mijn ziel vervult. Als gij tijd hebt, ga
-dan hier zitten en luister naar hetgeen ik u zal zeggen.&rdquo;
-Pirkheimer nam plaats en zag Dürer met gespannen aandacht aan.</p>
-<p>&ldquo;Gij spreekt in raadselen, Albrecht; bijna zou ik vreezen iets
-te moeten hooren, dat mij verdriet zal doen. Wat is er toch?&rdquo;</p>
-<p>Dürer schudde de lokken van zijn voorhoofd. &ldquo;Ik lijd
-onder de kwaal, waaronder alle weldenkenden zuchten en bedroef mij over
-den treurigen toestand, waarin wij leven en dien wij te wijten hebben
-aan hem, die zich de stedehouder van Christus noemt. Wie het waagt, om
-met een enkel woord te getuigen tegen de algemeene verdorvenheid, moet
-verstommen onder den pauselijken ban. De moedige Johannes Hus heeft men
-het zwijgen opgelegd door den brandstapel. Hoe lang zal Hieronymus
-Savonarola&rsquo;s machtige stem te Florence nog weerklinken, nu hij
-die durft verheffen in protest tegen de verbasterde kerk en de
-heerschende misbruiken en men tevergeefs heeft getracht hem door het
-aanbieden van den kardinaalshoed het stilzwijgen op te leggen?
-Tevergeefs trachten de edelste mannen de vernederende ketenen te
-verbreken; het verderf neemt toe met elk jaar en het schijnt dat
-tegelijk met de eeuw ook de wereld haar eind tegemoet gaat.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Maar waarop wilt gij nu daarmee neerkomen? Gij weet, dat al
-deze dingen ook mijn hart bezwaren,&rdquo; viel Pirkheimer hem in de
-rede. <span class="pagenum">[<a id="pb102" href="#pb102" name="pb102">102</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Geduld, mijn vriend,&rdquo; vervolgde Dürer, &ldquo;gij
-zult het terstond begrijpen. De pen der geleerden en dichters is
-afgestompt door de bedreigingen van den Paus; het is hun verboden het
-volk te onderrichten.&rdquo;</p>
-<p>Pirkheimer stampte met den voet en met somberen blik sprak hij:</p>
-<p>&ldquo;Ja, het schreit ten hemel, zooals die man te Rome het leven
-van den menschelijken geest doodt!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;In dezen zorgvollen tijd,&rdquo; vervolgde Dürer,
-&ldquo;is er een gedachte in mij opgekomen, die mij nu overal vervolgt
-en mij niet met rust laat. Nu de <i>pen</i> niet meer spreken mag, moet
-het <i>penseel</i> het doen. Waar woord en schrift der waarheid geen
-getuigenis meer mogen geven, daar moet het afgebeelde spreken. Het
-getuigt wel is waar niet zoo duidelijk als het woord, maar ik vertrouw,
-dat zijn prediking toch den weg naar aller hart zal vinden en ik heb
-een stem vernomen, die zeide: &ldquo;Doe uw mond open en
-predik!<span class="corr" id="xd25e1742" title="Niet in bron">&rdquo;</span> &mdash; &mdash; Maar hoe? Met het
-penseel? Och, slechts weinigen zien mijn schilderijen en ik wil tot het
-<i>geheele volk</i> spreken. En ziet gij, toen sprak dezelfde stem: Leg
-het penseel weg en grijp naar mes en graveerstift. Bij meester Wolgemut
-hebt gij u ook geoefend in de houtsnijkunst en kopergravuur, neem die
-te baat en woeker er mede het volk ten zegen! Dat is de kunst, die in
-aller bereik ligt, de afdrukken van houtsneden kan de armste op de
-markt koopen en deze kunst, die tot nu toe vrij is gebleven van den
-pauselijken banvloek, kan op deze wijze een prediking in de woestijn
-worden.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name="pb103">103</a>]</span></p>
-<p>Hier zweeg de spreker en hij zag zijn vriend vragend aan. Pirkheimer
-liep in groote opgewondenheid de kamer op en neer, bleef toen voor
-Dürer staan en greep hem bij den arm: &ldquo;Albrecht, die
-gedachte is van God! Ja, wees gij de stem van den prediker in de
-woestijn, spreek tot het volk met uw kunst en het volk zal naar u
-luisteren, u begrijpen, u danken! En zie, nu begin ik te
-vermoeden&rdquo;&mdash;en hij zag naar de portefeuille&mdash;&ldquo;dat
-op de gedachte de daad is gevolgd en gij reeds met uw prediking
-begonnen zijt.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Uw vermoeden is juist,&rdquo; antwoordde Dürer
-glimlachend. &ldquo;In deze portefeuille vindt gij wat ik gedurende
-twee jaar in stilte heb ontworpen. Het is de Openbaring van Johannes,
-die mij stof heeft gegeven voor mijn platen.&rdquo; Op Pirkheimers
-gelaat was duidelijk zijn verwondering te lezen:</p>
-<p>&ldquo;De Openbaring van Johannes? Toch niet een tweede
-&ldquo;Pausezel,&rdquo;<a class="noteref" id="xd25e1755src" href="#xd25e1755" name="xd25e1755src">1</a> zooals verleden jaar meester
-Wolgemut in de wereld heeft gegeven? Wel is waar, heeft Rome het
-verdiend met bijtenden spot te worden overgoten, maar volgens mij is
-meester Wolgemut te ver gegaan en heeft hij daardoor de zaak meer
-geschaad dan gebaat. Hij heeft voor zijn afbeelding aanleiding gevonden
-in de woorden uit de Openbaring <span class="pagenum">[<a id="pb104"
-href="#pb104" name="pb104">104</a>]</span>van Johannes: &ldquo;en de
-vrouw, die gij gezien hebt, is de groote stad, die het koninkrijk heeft
-over de koningen der aarde,&rdquo; maar ik vind het niet goed van hem,
-dat hij Rome zoo hard heeft aangepakt.<span class="corr" id="xd25e1760"
-title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>Dürer legde zijn hand op den schouder van zijn vriend:
-&ldquo;Wees er niet verbaasd of ontstemd over, dat ook ik in de
-Openbaring van Johannes stof voor mijn teekeningen heb gevonden. Heeft
-men in droevige tijden niet altijd weer naar dit profetische boek
-gegrepen, om het verborgene daarvan te doorgronden en zich er mee te
-troosten? Ik ben u <span class="corr" id="xd25e1765" title="Bron: dankkaar">dankbaar</span>, dat gij zijt gekomen, want uw oordeel
-heeft steeds groote waarde voor mij en mijn werk zal niet in druk
-verschijnen, voordat gij uw oordeel hebt uitgesproken en het hebt
-goedgekeurd.&rdquo;</p>
-<p>Hij opende de portefeuille en nam er vijftien teekeningen uit.</p>
-<p>De eerste stelde den marteldood van den evangelist Johannes voor,
-ten aanschouwe van den Romeinschen Keizer Domitianus, op zijn troon
-gezeten en omringd door een groote volksmenigte; sober en breed van
-opvatting en uitvoering. Dit was eigenlijk het titelblad.</p>
-<p>De tweede teekening muntte eveneens uit door eenvoud en rust, de
-kenmerken van het ware schoone. Hier was Johannes voorgesteld op het
-oogenblik, dat hij wordt geroepen om neer te schrijven hetgeen de
-Heiland hem zou openbaren. Johannes knielt diep ontroerd neder voor den
-Heer, wiens uitgestrekte hand de zeven sterren, het zinnebeeld der
-zeven gemeenten<span class="corr" id="xd25e1774" title="Niet in bron">,</span> vasthoudt. <span class="pagenum">[<a id="pb105"
-href="#pb105" name="pb105">105</a>]</span></p>
-<p>Op de derde afbeelding ziet men Gods troon in het stralende licht
-des geopenden hemels. En in de hand desgenen, die op den troon zit,
-ligt het boek met de zeven zegelen; rondom zijn op troonen de
-vier-en-twintig ouderlingen gezeten, elk met een kroon op het hoofd en
-een harp in de hand.</p>
-<p>Bij elke teekening namen Pirkheimers verbazing en bewondering toe,
-en bij het vierde blad ontsnapte hem een luide kreet van verrukking,
-die de vier Apokalyptische ruiters gold, boven wier hoofd op een wolk
-de engel der wrake zweeft, terwijl de ontzette menschheid tracht te
-ontvluchten. De eerste ruiter spant den boog, de tweede trekt het
-zwaard, de derde houdt de weegschaal en de vierde, de dood, rijdt op
-een schraal paard en slingert den helschen drietand. Een groot aantal
-figuren vertegenwoordigt het vluchtende volk, waarvan de
-gelaatsuitdrukking eenig, onvergelijkelijk is. Op bewonderenswaardige
-wijze was Dürer er in geslaagd eenheid te brengen in deze
-menschenmassa, die men uitstekend kan overzien, al is de ruimte zeer
-beperkt. Pirkheimer was &eacute;&eacute;n en al lof en bewondering.</p>
-<p>De vijfde teekening bevatte het openen van het vijfde en zesde zegel
-te zamen genomen; boven in de wolken heeft de uitdeeling der witte
-kleederen aan de martelaren plaats en onderaan is de verduistering van
-zon, maan en sterren afgebeeld. Treffend is op het bovenste gedeelte de
-wijze, waarop zij, die ter wille van het Evangelie vermoord zijn,
-vertroost worden door de engelen, die hun naaktheid bedekken.
-<span class="pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name="pb106">106</a>]</span>Diep aangrijpend is op de onderste helft het
-oordeel Gods. En wie zijn het, die in hevige ontzetting zich voor den
-toorn des Rechters trachten te verbergen? Juist daarin wordt de toeleg
-en bedoeling van den schilder duidelijk; het zijn aan de eene zijde:
-een keizerpaar, de paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en
-monniken, aan de andere zijde het door hen verleide volk in welks
-midden, vol beteekenis, een vrouw, met een kind op den arm, haar hand
-aanklagend tegen de verleiders opheft met een gebaar, dat duidelijk
-zegt: Vloek over u, die zooveel ellende over ons hebt gebracht!
-Dürer wilde zijn vriend het daarop volgende blad aangeven, doch
-Pirkheimer weerde hem af en bleef in diep nadenken verzonken: hij kon
-deze teekening nog niet ter zijde leggen.</p>
-<p>&ldquo;Prachtig, Albrecht<span class="corr" id="xd25e1789" title="Bron: ?">!</span>&rdquo; riep hij uit, &ldquo;gij hebt het
-voortreffelijk gedaan! O, welk een aangrijpende, machtige prediking,
-die elk kind, elk eenvoudig boertje kan begrijpen. Met ongeduld wacht
-ik het oogenblik af, waarop gij hierdoor openlijk zult getuigen tegen
-hen, die schuldig zijn aan het groote verderf, waarin de menschheid is
-verzonken.&rdquo; Nu bekeek Pirkheimer de volgende teekeningen. De
-zesde stelde de vier engelen voor, die de vier winden der aarde
-vasthouden, en de verzegeling der 144000 dienstknechten Gods; de
-zevende: de uitdeeling der bazuinen aan de zeven engelen en
-verschillende plagen, die het bazuingeschal der eerste vijf
-veroorzaken. De achtste geeft weer de uitwerking der zesde bazuin: de
-losbinding der vier engelen, die gebonden zijn bij de rivier, den
-Euphraat, <span class="pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" name="pb107">107</a>]</span>en het derde deel der menschen dooden&mdash;deze
-vooral was zeer schoon en aangrijpend.</p>
-<p>De negende stelde den sterken engel voor, die aan Johannes het boek
-geeft om het op te eten; de tiende: de vrouw bekleed met de zon, wier
-kind de roode draak met de zeven door koninklijke hoeden bekroonde
-hoofden, dreigt te verslinden; de elfde: den strijd van den aartsengel
-Michael en zijne engelen tegen den satan en diens engelen; de twaalfde:
-de aanbidding der beide monsters, die uit de zee zijn opgekomen en
-daarboven God op zijn troon met de scherpe sikkel en de engelen, die
-gereed staan voor den bloedigen oogst. De dertiende teekening beeldde
-den bruiloft des Lams af; op die kleine ruimte waren niet minder dan
-vijftig figuren zichtbaar. De veertiende gaf de groote Babylonische
-ontuchtige vrouw te zien, hetzelfde onderwerp, dat meester Wolgemut met
-zijn &ldquo;Pausezel&rdquo; had weergegeven. Hoe geheel anders had
-Dürer het opgevat en uitgevoerd! Hij had er geen afzichtelijk dier
-van gemaakt, doch een menschelijke figuur, een vrouw met weelderige
-vormen, gekleed in een laag uitgesneden kleed van brocaatzijde, rijk
-met goud en edelgesteenten versierd, gezeten op een beest met zeven
-hoofden, en in de hand den gouden drinkbeker vol van gruwelen en
-onreinheid. Voor haar staan een menigte menschen, die onverschillig en
-zonder ontzag naar haar kijken; alleen een kunstenaar werpt haar een
-dreigenden, toornigen blik toe, terwijl een monnik eerbiedig en
-aanbiddend voor haar knielt. Boven in de wolken <span class="pagenum">[<a id="pb108" href="#pb108" name="pb108">108</a>]</span>komen reeds de twee engelen aanvliegen om haar
-het oordeel Gods te verkondigen. De laatste teekening vertoont
-eindelijk den grooten engel der wrake, die op het punt is den duivel en
-satanas in den afgrond op te sluiten, totdat de duizend jaren zullen
-zijn ge&euml;indigd, terwijl een andere engel den in verrukking
-geraakten profeet het nieuwe Jeruzalem toont, dat is het heilige,
-zuivere evangelie, niet verduisterd door menschelijke dwalingen.</p>
-<p>Pirkheimer was diep getroffen door deze prediking in beelden van
-zijn vriend; hij voelde zich er door overweldigd en van gedachten
-veranderd. In den grond der zaak was hij het wel met meester Wolgemut
-eens geweest, maar de al te ver gedreven spot had hem mishaagd. Hij zag
-nu, dat Dürer de juiste maat had weten te houden en meegesleept
-door den overweldigenden indruk, drukte hij hartstochtelijk &rsquo;s
-meester hand: &ldquo;O, laat mij u danken, laat mij u de hand drukken,
-de hand, die zoo iets groots heeft kunnen scheppen! Zie, ik ben er diep
-door getroffen! O, hoe geheel anders is uw prediking dan die van den
-ouden Wolgemut! Nu begrijp ik, dat men met bijtenden spot en bitteren
-hoon niet verder komt; uit uw werk spreekt de heilige ernst van een
-geloovig hart, en dat is het ware. Het hart moet spreken, het hart, dat
-lijdt onder den druk der tijden en deze predicatie zal haar weg tot
-aller harten vinden. Ja, predik, mijn vriend en het volk zal naar u
-luisteren!&rdquo;</p>
-<p>De goedkeuring en aanmoediging van zijn vriend deden den kunstenaar
-goed en met vernieuwden ijver <span class="pagenum">[<a id="pb109"
-href="#pb109" name="pb109">109</a>]</span>herzag hij zijn scheppingen
-in alle deelen, om ze tot meerdere volmaking te brengen.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Er ging nog een jaar voorbij, voordat de profeet zijn prediking tot
-de wereld richtte: de teekeningen moesten eerst in hout worden gesneden
-en afgedrukt. Doch toen kwam Pirkheimers voorspelling uit en verwekten
-Dürers illustraties van de Openbaring van Johannes groot opzien en
-oefenden een verbazenden invloed. De kunstwereld zag met verwondering,
-dat meester Dürer ook op dit gebied iets nieuws had gevonden en
-een onge&euml;venaard standpunt innam. Maar niet alleen dat: iedereen
-begreep, wat hij had willen zeggen met deze zwijgende afbeeldingen en
-een ieder wilde de exemplaren bemachtigen. Ze werden niet alleen door
-de rijken gekocht, ook de arme tastte in zijn zak en had geen berouw
-over zijn uitgave. De geestelijken en kloosterlingen zagen toe met
-donkere, booze blikken en voelden den steek, dien meester Dürer
-hen toebracht, maar hun smalen verstomde bij de algemeene
-opgewondenheid en hun woede gaven zij lucht in heimelijk tandgeknars.
-<span class="pagenum">[<a id="pb110" href="#pb110" name="pb110">110</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1755" href="#xd25e1755src" name="xd25e1755">1</a></span> Dit was
-een kleine kopergravure met het opschrift: (Rome het hoofd der wereld).
-Op den achtergrond ziet men den Engelsburg en den Tiber en in het
-midden staat een vrouwelijk monster: een der voeten is een bokspoot, de
-andere een gierenklauw en de rechterarm eindigt in den poot eener kat.
-Een staart met een drakekop aan het eind en een ezelskop op de
-schouders volmaken het afschuwelijk geheel. Het volk begreep terstond
-de bedoeling en noemde het den &ldquo;Pausezel.&rdquo;&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e1755src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch13" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e302">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XIII.</h2>
-<h2 class="main">VRIENDENTROUW.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een helderen, kouden lentedag van het jaar 1499
-stroomde een groote menigte volks naar de Hallerweide, om daar te
-genieten van den aanblik, dien de inspectie van een legerafdeeling
-aanbood. Keizer Maximiliaan had een oproeping aan het rijk gedaan om
-hem manschappen te bezorgen tegen de Zwitsers, die hij met het zwaard
-wilde terugbrengen van hun voornemen om zich aan zijn heerschappij te
-ontrukken. Terwijl hij zelf in Tyrol troepen uitrustte en de Zwaabsche
-bond onder Graaf Fürstenberg huurlingen wierf, wilde de rijksstad
-Neurenberg hierin niet achter blijven. Zij versterkte het keizerlijke
-leger met vierhonderd man voetvolk, zestig ruiters en zes stukken
-geschut. Het gevoel van kracht, dat in gelijke verhouding steeg met het
-toenemende algemeene welzijn, wilde zich nu ook uiten in krijgshaftige
-verrichtingen en bij den glans des rijkdoms ook dien des heldenroems
-voegen. <span class="pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name="pb111">111</a>]</span></p>
-<p>De vierhonderd voetknechten boden reeds een trotschen aanblik, maar
-zij werden overtroffen door de ruiters, gekleed in een schitterenden,
-rooden wapenrok. Het volk genoot van dit ongewone schouwspel en keek
-met trots naar de bende ruiters, in de zekere verwachting met hen eer
-in te leggen in den strijd, vooral nu zij werden aangevoerd door een
-man, van wiens moed en veldheerstalent men de hoogste verwachtingen
-koesterde: namelijk door Wilibald Pirkheimer, den jongen raadsheer.</p>
-<p>Hoe trotsch stapte zijn zwart strijdros, schitterend opgetuigd en
-met een blauw met gele zijde gestikt zadelkleed, alsof het voelde, dat
-het een eer was den veldoverste te mogen dragen. En hoe schoon zag deze
-zelf er uit in den scharlaken wapenrok, het harnas van verguld staal en
-den wapperenden, witten vederbos! Aller harten klopten opgewonden, toen
-zij hem zagen en hij werd luide toegejuicht, toen hij de troepen in
-lange, rechte linie had opgesteld.</p>
-<p>Een weinig buiten het gedrang van het volk stond onder een
-alleenstaanden lindeboom een man, wiens oogen met gespannen aandacht
-het schouwspel volgden. Zoodra de troepen waren opgesteld, nam hij een
-stuk perkament en een potlood uit zijn borstzak en ging ijverig aan het
-teekenen. Toen na een half uur alles was afgeloopen, leunde hij nog
-tegen een boom en teekende nog steeds; daarna stak hij het perkament in
-zijn zak en ging naar huis. Die man was Albrecht Dürer.</p>
-<p>Verscheidene dagen later begaf hij zich naar de <span class="pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name="pb112">112</a>]</span>Heerenmarkt en liet, bij Pirkheimers huis
-gekomen, den klopper driemaal op de koperen deurplaat neervallen.</p>
-<p>In het voorportaal vond hij de bedienden bezig allerlei
-toebereidselen te maken voor den afmarsch, die den volgenden dag zou
-plaats hebben.</p>
-<p>Hij vond zijn vriend in de huiskamer bij zijn jonge vrouw, Vrouwe
-Crescentia, om haar in haar smart over zijn aanstaande afwezigheid moed
-en troost toe te spreken.</p>
-<p>De komst van zijn boezemvriend was Pirkheimer blijkbaar zeer
-aangenaam en hij heette hem dan ook hartelijk welkom. Daarop sprak hij:
-&ldquo;Meester Albrecht, help mij mijn bedroefd en beangst vrouwtje
-bemoedigen; zij ziet erg op tegen de eenzaamheid, waarin zij moet
-achterblijven en is in grooten angst over de krijgsgevaren, die haar
-echtgenoot dreigen.&rdquo;</p>
-<p>Ook Vrouwe Crescentia zag meester Dürer gaarne komen: het
-ernstige, waardige en tegelijkertijd het zachtzinnige van zijn
-persoonlijkheid en zijn zielenadel hadden zoozeer haar achting en
-genegenheid verworven, dat zij hem de eereplaats onder de huisvrienden
-toekende. En zoo misten zijn bemoedigende woorden ook nu hun uitwerking
-niet; zij werd er stiller en kalmer door, zoodat ze zich reeds spoedig
-kon mengen in het gesprek, dat de beide mannen over den aanstaanden
-veldtocht voerden.</p>
-<p>In den loop van het gesprek tastte Dürer in zijn zak, zeggende:
-&ldquo;De monstering der troepen is niet alleen een genot geweest voor
-mijn oogen, maar heeft <span class="pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" name="pb113">113</a>]</span>mij ook stof gegeven voor twee
-kleine, onbelangrijke teekeningen. Ziet, hier zijn ze!&rdquo;</p>
-<p>Daarop reikte hij de eene aan Wilibald toe en de andere aan Vrouwe
-Crescentia. De eerste stelde een vaandrig voor, op wiens in den wind
-wapperend vaandel het Andreaskruis<a class="noteref" id="xd25e1842src"
-href="#xd25e1842" name="xd25e1842src">1</a> van de orde van het heilige
-Vlies schitterde; op de andere was St. George afgebeeld, den voet op
-den gedooden draak zettende.</p>
-<p>Pirkheimer was aangenaam verrast en sprak: &ldquo;Gij hebt reeds
-grooter kunstwerken dan deze geschapen, meester Albrecht; maar toch zie
-ik ze met bijzonder veel genoegen, want ik begrijp, wat gij er mee wilt
-zeggen. Die vaandrig met zijn wapperende banier moet onzen moed
-versterken en Ridder George, met den gedooden draak, predikt ons te
-vertrouwen op een goeden uitslag. Ik dank u mijn vriend&mdash;ook nu
-heb ik uw bedoeling begrepen; nu is de lust tot den strijd zoowel als
-de begeerte naar roem nog gestegen.&rdquo; Zij bleven nog langen tijd
-praten over den aanstaanden veldtocht onder het genot van een beker
-wijn en door hun gesprek werd Vrouwe Crescentia bemoedigd en vertroost.
-Den volgenden morgen riep de krijgstrompet de strijders tot den
-afmarsch.</p>
-<p>Zij verzamelden zich wederom op de Hallerweide, spoedig waren de
-troepen opgesteld, doch de aanvoerder was er nog niet. Eindelijk kwam
-hij aangereden en werd met luid gejuich ontvangen. <span class="pagenum">[<a id="pb114" href="#pb114" name="pb114">114</a>]</span></p>
-<p>Maar voordat hij de legerafdeeling had bereikt, zag hij meester
-Dürer in de voorste rij der menigte staan en wenkte hem toe om
-even bij hem te komen.</p>
-<p>Hij zag er zeer opgewonden uit, zijn wangen gloeiden en zijn oogen
-waren rood.</p>
-<p>&ldquo;Ik heb een moeilijk oogenblik achter den rug,&rdquo; zei hij,
-&ldquo;het afscheid viel ons zeer zwaar. Ik dacht, dat Crescentia nu
-moedig zou zijn geweest, doch, toen het uur van scheiden was gekomen,
-begaf haar hare kalmte en was zij zoo wanhopig, dat ik mij met groote
-moeite uit haar omhelzingen moest losmaken. Daarom beveel ik haar in uw
-vriendschap aan; heb medelijden met haar, die zoo eenzaam achterblijft
-en wil haar troosten en bemoedigen. Misschien kom ik gauw terug, want
-wellicht zijn die weerbarstige vlegels spoedig tot rede gebracht; als
-ik geen bode tot u zend van het slagveld, dan beteekent dit, dat alles
-goed gaat; maar als mij een ongeluk mocht overkomen zal ik het <i>u</i>
-laten weten, dan kunt gij het zelf aan Crescentia mededeelen en haar
-<span class="corr" id="xd25e1859" title="Bron: tegelijkerlijd">tegelijkertijd</span> vertroosten en moed
-inspreken, gij hebt zooveel invloed op haar en zij heeft in u nog meer
-vertrouwen dan in haar eigen vader.<span class="corr" id="xd25e1862"
-title="Niet in bron">&rdquo;</span> &ldquo;Gaarne beloof ik u alles
-voor haar te doen, wat ik kan, mijn vriend,&rdquo; verzekerde
-Dürer, <span class="corr" id="xd25e1865" title="Niet in bron">&ldquo;</span>maar ik geloof vast en zeker, dat gij mij
-geen bode zult toezenden, maar dat gij zelf zult terugkomen met
-lauweren bekranst<span class="corr" id="xd25e1868" title="Niet in bron">.</span>&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dat geve God!<span class="corr" id="xd25e1873" title="Niet in bron">&rdquo;</span> riep Wilibald; daarop reikte hij zijn
-vriend de hand tot afscheid, gaf zijn paard de sporen en stelde zich
-aan het hoofd der troepen, die <span class="pagenum">[<a id="pb115"
-href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span>spoedig daarop onder vroolijk
-krijgsgeschal en luide heilwenschen en afscheidsgroeten van de menigte
-op marsch gingen.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Er waren reeds weken verloopen en nog had men niets van de strijders
-vernomen. Dit lange stilzwijgen werkte neerdrukkend op aller hart; de
-hoop op een zegenrijken uitslag verminderde, in de herbergen, op de
-markt of waar ook de menschen gewoon waren samen te komen, sprak men
-over niets anders.</p>
-<p>Dürer ging dikwijls naar de Heerenmarkt om te zien hoe de vrouw
-van zijn vriend zich in haar eenzaamheid hield en om met haar over den
-afwezige te kunnen praten. Het deed haar altijd goed, haar beangst hart
-te kunnen uitstorten aan iemand, die haar vreugde en kommer deelde en
-die het zoo uitstekend verstond bedroefden te bemoedigen door zijn
-vriendelijke woorden en zijn vertrouwen inboezemende kalmte en
-zielevrede.</p>
-<p>Twee maanden waren er bijna verloopen, toen, nadat er reeds allerlei
-berichten, die met elkaar in tegenspraak waren, in de stad waren
-verspreid, door een reiziger het gerucht werd verbreid, dat het ongeluk
-den keizer overal achtervolgde, doordat de hulptroepen op zich hadden
-laten wachten, waardoor de Zwitsers in de gelegenheid waren geweest,
-elke legerafdeeling afzonderlijk te verslaan. De man verhaalde dat de
-Grauwbunderlanders met de Tirolers twee dagen achtereen slaags waren
-geweest, waarbij <span class="pagenum">[<a id="pb116" href="#pb116"
-name="pb116">116</a>]</span>de laatsten het onderspit moesten delven.
-Daarop waren de eedgenooten de afdeeling der Zwaben te gemoet gegaan en
-was het bij Hardt tot een treffen gekomen. Kort daarop had er een
-gevecht bij Bazel plaats gehad, waarbij de Zwitsers weer hadden
-overwonnen en Graaf Thierstein met zijn vijfhonderd man den dood zou
-hebben gevonden. Ook vertelde hij nog van een derde en vierde gevecht,
-een bij Constanz, waar veertienhonderd Zwaben sneuvelden en het andere
-bij Frastenz, een hooggelegen bergpas waar de Duitschers door den
-moedigen Hendrik Wolleb uit het kanton Uri waren ingesloten en
-overwonnen.</p>
-<p>Deze geruchten brachten een groote ontsteltenis in de stad te weeg.
-In alle werkplaatsen en winkels werd het werk gestaakt, niemand dacht
-aan arbeiden en steeds waren de herbergen overvol met mannen, in wier
-ernstige, sombere blikken men kon lezen, hoezeer zij zich <span class="corr" id="xd25e1891" title="Bron: berzorgd">bezorgd</span> maakten
-over de Neurenberger legerafdeeling.</p>
-<p>Driftig werd er op meester Dürers huisdeur geklopt en de meid,
-die de deur opendeed, schrok hevig, toen zij Vrouwe Crescentia met een
-bleek gelaat en naar adem hijgende, voor zich zag staan. Angstig
-vraagde zij om meester Dürer te spreken. Hij kwam haar reeds op de
-trap tegemoet&mdash;want hij had haar stem gehoord en vermoedde waarom
-zij kwam.</p>
-<p>Duidelijk las hij doodelijken angst op haar gelaat en zij zeide hem
-terstond, wat het was, dat haar zoo had doen ontstellen. &ldquo;Hebt
-gij het dan nog niet gehoord, waarvan de heele stad is vervuld?&rdquo;
-vraagde <span class="pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name="pb117">117</a>]</span>zij niet zonder verwondering, toen ze zag hoe
-rustig en kalm meester Dürer was.</p>
-<p>&ldquo;Ook mij is het bericht van &rsquo;s keizers ongeluk in den
-strijd ter oore gekomen,&rdquo; antwoordde Dürer, <span class="corr" id="xd25e1902" title="Niet in bron">&ldquo;</span>en zooals elke
-Duitscher, betreur ik dat oprecht; maar wat uw echtgenoot betreft, ben
-ik volkomen gerust: er is hem geen ongeluk overkomen.&rdquo;</p>
-<p>Vrouw Crescentia bleef den meester met strakke blikken aanstaren;
-zij begreep er niets van. &ldquo;Hebt gij dan de gave der profetie, dat
-gij weten kunt wat er ver van ons geschiedt?&rdquo; vraagde ze.
-&ldquo;Meester Dürer, hoe is het mogelijk, dat gij zoo kalm zijt?
-Zie, ik leef in zulk een doodsangst, dat ik niet weet, wat ik denken of
-doen moet.&rdquo; Dürer nam Vrouwe Crescentia bij de hand en
-geleidde haar naar een stoel, waarna hij bij haar plaats nam, zeggende:
-&ldquo;Men behoeft waarlijk geen profeet te zijn om te weten dat het
-met uw echtgenoot goed gaat: zijn stilzwijgen alleen is het bewijs
-daarvan.&rdquo; Vrouw Crescentia zag hem angstig aan; zij begreep er nu
-nog minder van.</p>
-<p>&ldquo;Hoe moet ik toch uw duistere woorden uitleggen? Heb
-medelijden met mij en zeg mij duidelijk, wat gij bedoelt.&rdquo;</p>
-<p>Dürer, die slechts had willen weten of Pirkheimer bij het
-afscheid nemen met zijn vrouw dezelfde afspraak had gemaakt als met
-hem, bemerkte nu, dat dit niet het geval was en hij vraagde zich zelf
-af, of hij hetgeen zijn vriend hem had toevertrouwd, mocht verraden.
-Maar toen hij den doodsangst van Vrouwe Crescentia zag en begreep, dat
-deze mededeeling <span class="pagenum">[<a id="pb118" href="#pb118"
-name="pb118">118</a>]</span>haar zou kunnen troosten, besloot hij haar
-de reden, van zijn gerustheid te vertellen. &ldquo;Gij vraagt mij,
-edele Vrouwe, waarom het stilzwijgen van uw echtgenoot voor mij het
-bewijs van zijn welzijn is. Nu dan, toen hij afscheid nam, sprak hij
-tot mij &ldquo;alleen als mij een ongeluk overkomt, zal ik een bode
-sturen en wel aan u, Albrecht, opdat mijn arme vrouw de ongelukstijding
-niet zoo onvoorbereid zal hooren, en gij haar tegelijkertijd zult
-kunnen troosten.&rdquo; De reiziger heeft wel verhaald van verloren
-veldslagen en dat is zeker treurig genoeg, doch de boodschapper van uw
-echtgenoot is weggebleven. Maak u dus niet ongerust en vrees niet, dat
-hem iets zou zijn overkomen.&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Crescentia had met gespannen aandacht geluisterd; toen greep
-zij zijn hand en drukte die hartstochtelijk: &ldquo;o dank, dank voor
-die woorden, Meester Dürer! Waarlijk, het is mij alsof gij een
-engel zijt door God gezonden om mijn beangst gemoed tot rust te
-brengen. Ook dank ik u, Wilibald, voor uw teedere zorg voor uw arme
-vrouw! Ja, dat was een goed denkbeeld van hem, om zijn boodschapper tot
-u te zenden in plaats van regelrecht tot mij. De Heilige Maagd geve,
-dat die bode, die toch slechts een onheilsbode zou kunnen zijn, moge
-wegblijven, en al de heiligen mogen ons bijstaan, opdat er spoedig een
-einde aan den strijd kome! &mdash; &mdash; &mdash; Ach, mijn hart
-begint weer angstig te kloppen, als ik er aan denk, dat het reeds
-verscheidene dagen is geleden, sinds die reiziger het tooneel van den
-strijd heeft <span class="pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name="pb119">119</a>]</span>verlaten, en dat er sedert dien tijd weer veel
-kan zijn gebeurd.&rdquo; Dürer legde zijn hand op haar schouder:
-&ldquo;o wees niet ondankbaar jegens Hem, die tot nu toe uw echtgenoot
-voor alle gevaar heeft behoed, maar vertrouw op Hem! Alleen een
-onbeperkt vertrouwen op Gods almacht en barmhartigheid maakt het hart
-stil en sterk.&rdquo; Zwijgend bleef Vrouwe Crescentia geruimen tijd in
-gepeinzen; toen hief zij de oogen langzaam op en knikte: &ldquo;Gij
-hebt gelijk, lieve Meester, en ik wil naar u luisteren. Bid voor mij
-opdat mijn hart ook zoo gelaten en sterk moge worden als het uwe
-is!&rdquo;</p>
-<p>Ondertusschen kwam Vrouwe Agnes binnen, die zich in het gesprek
-mengde, en toen Crescentia na een uurtje naar huis ging, was haar hart
-geheel gerustgesteld.</p>
-<p>Er verliep wederom eenige tijd, toen kwam er een reizende koopman te
-Neurenberg, wiens mededeelingen nieuwe onrust teweeg brachten. Hij
-vertelde van een nieuwe nederlaag van het keizerlijke leger bij Mals in
-Vienstgau en ook dat de keizer het leger in twee deelen had gesplitst:
-het grootste gedeelte zou onder bevel van Graaf van Fürstenberg
-naar Bazel zijn opgerukt en met het andere gedeelte zou de keizer zelf
-naar de Bodenzee zijn getrokken. Daarop was Fürstenberg bij
-Dornach met den vijand slaags geraakt, bij welken strijd de graaf het
-onderspit had gedolven en zelfs het leven verloren.</p>
-<p>Nu begon ook meester Dürers hart onrustig te kloppen. Misschien
-had zijn vriend plotseling den <span class="pagenum">[<a id="pb120"
-href="#pb120" name="pb120">120</a>]</span>dood gevonden en geen tijd
-meer gehad om een bode te zenden? Juist wilde hij zijn ongerustheid aan
-Vrouwe Agnes meedeelen, toen de klopper haastig driemaal op de deur
-werd neergelaten en even daarna een man, bestoven en verreisd, voor hem
-stond, bij wiens aanblik meester Dürer doodelijk bleek werd.
-&ldquo;G&ouml;tz, zijt gij het!&rdquo; riep hij, terwijl hij de handen
-afwerend uitstrekte, want in den reiziger had hij Pirkheimers knecht
-herkend.</p>
-<p>Maar nog voordat hij iets kon vragen, riep de man snel: &ldquo;Wees
-niet ontsteld, ik heb niets kwaads te berichten! Het gevaar is geweken,
-de wond was niet doodelijk. Mijn meester heeft mij slechts gezonden,
-omdat hij vreesde, dat gij u zoudt verontrusten over de slechte
-tijdingen, die misschien in Neurenberg zijn verspreid geworden. Het is
-waar, dat de ongeschiktheid en de onwil der Duitsche troepen den keizer
-geen geluk hebben aangebracht, doch mijn meester is geen ander leed
-wedervaren dan een lichte schram aan het hoofd. Hij wilde gaarne, dat
-gij dit zelf aan Vrouwe Crescentia zoudt mededeelen en ook dit: dat de
-oorlog als ge&euml;indigd is te beschouwen, want dat de keizer, hoewel
-niet zonder tegenzin, van plan is vrede te sluiten.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O wees hartelijk welkom, gij, brenger van zulk een goede
-boodschap!&rdquo; riep Dürer innig verblijd en hij drukte den
-goeden man de hand. &ldquo;Doe u nu eerst eens te goed na die lange
-reis, terwijl ik gauw naar Vrouwe Crescentia ga, om haar uw tijding
-over te brengen.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name="pb121">121</a>]</span></p>
-<p>IJlings greep hij zijn baret en liep haastig naar de
-Heerengracht.</p>
-<p>Vrouwe Crescentia zat juist met haar beide dochtertjes op schoot in
-de kinderkamer, toen hij binnentrad. Ook haar waren de jobstijdingen
-omtrent het keizerlijke leger ter oore gekomen, doch zij had aan haar
-herlevende ongerustheid niet willen toegeven, maar die met alle kracht
-overwonnen, denkende aan hetgeen meester Dürer haar had
-gezegd.</p>
-<p>Nu stond hij op eens zelf voor haar en haar hart stond stil. Wat zou
-er gebeurd zijn? Maar &eacute;&eacute;n blik op zijn gewoonlijk zoo
-ernstig gelaat, waarop nu een glans van vreugde lag verspreid, stelde
-haar gerust.</p>
-<p>Dürer boog eerbiedig en sprak: &ldquo;God zij met u, edele
-Vrouwe! Uw echtgenoot heeft zich niet aan de afspraak gehouden, want
-hij heeft iemand gezonden met tijding, doch gelukkig met goede tijding.
-Wel is waar had de vreemdeling gelijk, die berichtte hoe ongelukkig het
-keizerlijke leger het er heeft afgebracht, doch uw echtgenoot maakt
-het, Gode zij dank, goed. Zijn knecht is het mij komen zeggen en
-versterkt zich op dit oogenblik met spijs en drank thuis bij mijn
-Agnes.&rdquo; Vrouwe Crescentia zette de beide kinderen van haar schoot
-en stond op met hooggekleurde wangen, terwijl zij de handen hemelwaarts
-hief en uitriep:</p>
-<p>&ldquo;O, de heiige Maagd zij geloofd, tot wie ik dagelijks heb
-gebeden en gesmeekt!&mdash;En wat heeft G&ouml;tz verder
-gezegd?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Iets, dat u eveneens zal verheugen: dat de vrede voor de deur
-staat,&rdquo; sprak Dürer. Toen barstte Vrouwe <span class="pagenum">[<a id="pb122" href="#pb122" name="pb122">122</a>]</span>Crescentia in tranen uit en in de overmaat van
-haar geluk viel zij bijna den brenger van deze heerlijke tijdingen om
-den hals.</p>
-<p>Even daarop stond G&ouml;tz zelf voor haar en moest haar alles van
-het begin af uitvoerig vertellen. De goede man was het liefst maar weer
-dadelijk terug gegaan naar zijn meester, maar Vrouwe Crescentia wilde
-den vermoeiden reiziger niet laten gaan voor den volgenden morgen,
-voorzien van haar zegenbeden en een ruim reisgeld.</p>
-<p>Spoedig bevestigden zich Pirkheimers mededeelingen: de keizer sloot
-te Bazel vrede met de Zwitsers, en de Neurenberger legerafdeeling trok
-weldra de stadspoort binnen. Zij had zich uitstekend van haar plicht
-gekweten en de keizer had haar in het bijzonder zijn tevredenheid
-betuigd, terwijl hij vooral vol lof was over de ridderlijkheid en
-onverschrokken moed, die de aanvoerder in den strijd had getoond en hem
-beloonde met den titel van keizerlijk raadsheer.</p>
-<p>Aan den avond van den dag, waarop de krijgslieden de stad waren
-binnengetrokken, waren de vensters van het huis der familie Pirkheimer
-helder verlicht en zat een vroolijk gezelschap om den welvoorzienen
-disch verzameld. Tusschen den gastheer en de gastvrouw was meester
-Dürer gezeten en die plaats kwam den vriend toe, die de eenzame en
-angstig gestemde vrouw van den veldheer trouw met troost en raad had
-bijgestaan. <span class="pagenum">[<a id="pb123" href="#pb123" name="pb123">123</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1842" href="#xd25e1842src" name="xd25e1842">1</a></span> Het
-Andreaskruis van het heilige Vlies of van de Vliesridders werd
-ingesteld door Filips den Goede bij gelegenheid van zijn huwelijk in
-1520 en schonk vele privilegi&euml;n. Vert.&nbsp;<a class="fnarrow"
-href="#xd25e1842src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch14" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e311">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XIV<span class="corr" id="xd25e1955" title="Niet in bron">.</span></h2>
-<h2 class="main">KINDERLIJKE LIEFDE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first"><a id="xd25e1960" name="xd25e1960"></a>Op een
-Septembermorgen van het jaar 1502 trad een aanzienlijk man, de
-patrici&euml;r L&ouml;ffelholz Dürers werkplaats binnen.</p>
-<p>&ldquo;Is meester Dürer niet thuis?&rdquo; vraagde hij aan de
-gezellen. &ldquo;Hoe komt het, dat hij, die anders zoo stipt is, zijn
-woord niet heeft gehouden? Ik wacht reeds drie dagen op de schilderij,
-die ik bij hem heb besteld.&rdquo;</p>
-<p>Sch&auml;ufelein, die het dichtst bij stond, haalde de schouders
-op.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e1967" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Gij zult nog een weinig geduld moeten
-hebben, edele heer, wij kunnen er niets aan doen. De meester wil
-volstrekt niet, dat wij er aan werken, hij wil het geheel zelf
-afmaken.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Nu, waarom maakt hij daarmee dan zoo weinig haast?&rdquo;
-vraagde L&ouml;ffelholz.</p>
-<p>&ldquo;Hij is de laatste dagen bijna niet in de werkplaats te zien,
-omdat hij andere plichten heeft te vervullen.<span class="corr" id="xd25e1974" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>&ldquo;Wat voor plichten?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Zijn plicht als zoon. Reeds lang is de oude meester
-<span class="pagenum">[<a id="pb124" href="#pb124" name="pb124">124</a>]</span>Dürer bedlegerig en zeer hulpbehoevend en
-ellendig. Vrouwe Barbara en Vrouwe Agnes hebben hem tot nu toe
-liefderijk opgepast, maar een paar dagen geleden is hij zoo erg
-geworden en het is niet meer alleen zijn oude kwaal, maar nog andere
-ongesteldheden er bij, die hem kwellen en dubbele verpleging eischen.
-De beide vrouwen hebben zooveel van haar krachten gevergd, dat zij zich
-nauwelijks meer op de been kunnen houden en daarom heeft de meester een
-deel der verzorging op zich genomen en vooral het waken &rsquo;s
-nachts; dan kunnen de vermoeiden een weinig rust nemen. Maar daardoor
-is hij overdag niet alleen te vermoeid om te werken, maar zijn geest is
-er ook niet toe gestemd, want de zorg en kommer drukken hem ter neer.
-Gij moet weten, dat er slechts zelden een zoon zal worden gevonden, die
-zoozeer met hart en ziel aan zijn ouden vader is gehecht als onze
-meester. Hij heeft dan ook trouw voor hem in zijn ouderdom gezorgd, en
-in zijn zorgen zich zelf geheel vergeten.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ik wist het,&rdquo; viel L&ouml;ffelholz den gezel in de
-rede, <span class="corr" id="xd25e1985" title="Niet in bron">&ldquo;</span>het is overbekend hoe goed meester
-Dürer voor zijn ouders en broeders is. En nu heb ik waarlijk spijt
-over mijn ongeduld en zal ik kalm afwachten, totdat de meester in staat
-is, het schilderstuk af te maken.&rdquo; Toen ging hij groetende
-weg.</p>
-<p>Op straat gekomen, drong door het open venster van de kamer uit het
-benedenhuis een luid steunen en zuchten tot hem door; hij begreep nu
-welke bittere pijnen en smarten de oude meester had door te staan.
-<span class="pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name="pb125">125</a>]</span></p>
-<p>En werkelijk de grijsaard lag in hevig lijden op het ziekbed neer;
-zijn zoon zat bij hem en trachtte hem het lijden zooveel mogelijk te
-verzachten door zijn pijnlijk lichaam met zachte kussens te
-ondersteunen en hem nu en dan een glas kostbaren wijn uit Istria te
-laten drinken.</p>
-<p>Daarna werd de zieke rustiger. Hij keerde het aangezicht naar den
-muur en sliep in&mdash;toen stond zijn zoon zachtjes op en deed de deur
-open om de frissche lucht naar binnen te laten stroomen.</p>
-<p>Intusschen kwam Vrouwe Agnes en even daarna Vrouwe Barbara binnen,
-die eenige uren hadden geslapen en nu meester Albrecht kwamen
-aflossen.</p>
-<p>Hij weigerde echter en sprak vriendelijk: &ldquo;Laat mij hier
-blijven, ik verlaat vader nu liever niet.&rdquo;</p>
-<p>En zoo bleven alle drie in de kamer zacht met elkaar fluisteren, om
-den kranke niet te storen. Er hingen in het zieke vertrek twee
-geschilderde portretten van den ouden meester Dürer. Beide waren
-door Albrecht gemaakt, het eene op het eind zijner leerjaren, toen zijn
-vader betrekkelijk nog in de kracht zijns levens was, en het andere bij
-zijn terugkomst uit den vreemde, om aan zijn vader te laten zien, wat
-hij daar had geleerd. Het laatste portret vertoonde het gelaat van een
-zeventigjarigen grijsaard, waarop de tijd zijn verwoestenden invloed
-had uitgeoefend, want het was vol rimpels en de oogen hadden een zeer
-vermoeide uitdrukking.</p>
-<p>Vrouwe Barbara had de portretten uit de woonkamer laten nemen, om ze
-in dit vertrek op te hangen. <span class="pagenum">[<a id="pb126" href="#pb126" name="pb126">126</a>]</span>Nu viel haar oog op de
-beeltenissen en ze zuchtte diep, toen ze zei: <span class="corr" id="xd25e2006" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Ach, hoe broos en
-vergankelijk is toch het leven van den mensch!&rdquo;</p>
-<p>Albrecht knikte haar toe en sprak na eenige oogenblikken: &ldquo;Het
-lichaam vergaat tot stof en asch, maar de rechtvaardige blijft in
-gedachtenis. Mijn goede vader is steeds een deugdzaam, vroom man
-geweest, dat is zeker en niemand heeft dat in ruimer mate ondervonden
-dan ik. O, ik kan God niet genoeg er voor danken, dat Hij mij zulk een
-vader heeft gegeven, die altijd als een voorbeeld van deugd en
-vroomheid voor mijn oogen heeft gestaan en mij den goeden weg heeft
-leeren bewandelen.<span class="corr" id="xd25e2011" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>Vrouwe Barbara schreide zacht en na eenige oogenblikken begon ook
-zij haar man te prijzen; dankbaar herdacht zij, hoe goed hij altijd
-voor haar was geweest in hun lang huwelijksleven.</p>
-<p>Een beweging van den zieke trok aller aandacht tot zich; hij was
-ontwaakt en scheen iets te willen zeggen, want hij wenkte zijn zoon toe
-om dicht bij hem te komen en zijn hand in de zijne nemende, sprak hij:
-&ldquo;Mijn zoon, ik voel dat ik ga sterven, en ik wilde u op het hart
-drukken, uw vrome, godvreezende moeder in haar ouderdom niet alleen te
-laten, haar, die altijd zulk een trouwe moeder voor u is
-geweest!&rdquo;</p>
-<p>Albrecht boog zich over de klamme hand zijns vaders en drukte een
-kus er op. &ldquo;Gij behoeft u niet ongerust te maken, lieve vader. Ik
-ken mijn plicht en zal dien met Gods hulp zoo goed als ik kan
-vervullen.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb127" href="#pb127"
-name="pb127">127</a>]</span></p>
-<p>Een dankbare blik uit zijns vaders oogen was zijn belooning.</p>
-<p>Maar op hetzelfde oogenblik werd de kranke weder onrustig en begon
-op nieuw te steunen; het moest dus wel een ontzettend pijnlijk lijden
-zijn, want tot nog toe had de grijsaard zijn smarten met
-onvergelijkelijk geduld en gelatenheid gedragen. Hij klaagde over
-brandende pijn in de ingewanden en wilde uit het bed komen, ijlende
-alsof hij door hersenkoorts werd geteisterd.</p>
-<p>Met groote moeite hield men hem in bed en trachtte de pijn te
-verzachten door warme doeken op zijn lichaam te leggen, maar het hielp
-niet veel en den geheelen dag hadden alle drie het zoo druk, dat er
-geen tijd overbleef om iets te nuttigen. Toen de avond viel kwam de
-zieke pas tot rust, hij begeerde te drinken en sliep daarna in. De
-beide vrouwen drongen er nu bij Albrecht op aan, dat hij naar zijn
-eigen kamer zou gaan om een weinig te slapen en nieuwe krachten voor
-den volgenden dag te verzamelen, en daar ook de natuur haar rechten
-eischte, gehoorzaamde de vermoeide man.</p>
-<p>Tot laat in den avond konden de beide vrouwen rustig bij elkaar
-blijven zitten, want de kranke verroerde zich niet. Toen richtte hij
-zich weer met een angstige kreet overeind en wilde het bed
-verlaten.</p>
-<p>Vrouwe Barbara gaf hem zijn zin, wischte het klamme zweet van zijn
-voorhoofd en toen hij om drinken vraagde, gaf Agnes hem een glas zoeten
-wijn.</p>
-<p>&ldquo;Dat heeft mij goed gedaan!&rdquo; zei hij en nu wilde hij
-<span class="pagenum">[<a id="pb128" href="#pb128" name="pb128">128</a>]</span>weer naar bed worden gebracht. <span class="corr" id="xd25e2036" title="Bron: Nauwlijks">Nauwelijks</span> lag hij
-weer in de kussens, of zijn gelaat onderging plotseling een groote
-verandering: zijn gelaatskleur werd geheel anders, zijn oogen zonken in
-de kassen en schenen reeds gebroken.</p>
-<p>De vrouwen schrokken, toen zij het bemerkten en ijlings stak Barbara
-een licht op, om dat aan het hoofdeinde bij den stervende te plaatsen,
-zooals toen het gebruik was. Zij wilde daarop de meid naar den kapelaan
-sturen, om den zieke van de Sacramenten der stervenden te voorzien,
-doch zij zag wel, dat het te laat was en daarom vervulde zij de plaats
-van den priester, maakte het teeken des kruises, vouwde de handen en
-sprak de woorden van St. Bernardus, het gewoone gebed der
-stervenden.</p>
-<p>Ondertusschen snelde de meid op een wenk van Vrouwe Agnes, die den
-zieltogende in haar armen hield, naar boven om meester Albrecht te
-roepen.</p>
-<p>In aller ijl kleedde hij zich aan en snelde in grooten angst de trap
-af. Toen hij echter de kamer in kwam, had zijn brave vader reeds den
-laatsten adem uitgeblazen en drukte Vrouwe Barbara den doode de oogen
-toe.</p>
-<p>Albrechts smart was groot en hij verweet zich bitter, dat hij het
-laatste uur had geslapen, maar zijn moeder trachtte hem te troosten met
-de woorden: &ldquo;Stel u gerust, mijn zoon, want al waart gij hier
-geweest, dan zoudt gij hem het sterven toch niet gemakkelijker hebben
-kunnen maken dan het is geweest. Laten wij God danken, die hem zulk een
-zalig, kalm sterfbed heeft gegeven!&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb129" href="#pb129" name="pb129">129</a>]</span></p>
-<p>Daarop ging Albrecht naar het bed van den doode, keek langen tijd
-met eerbiedig gevouwen handen naar het vriendelijke, rustige gelaat en
-fluisterde biddend:</p>
-<p>&ldquo;<span lang="la">Ave, pia anima. Requiem aeternam da ei,
-Domine, et lux ei luceat perpetua!</span>&rdquo;<a class="noteref" id="xd25e2056src" href="#xd25e2056" name="xd25e2056src">1</a></p>
-<p>Het was de avond voor St. Mattheus van het jaar 1502 tegen
-middernacht dat de oude meester Dürer op vijf-en-zeventig jarigen
-leeftijd tot zijn vaderen werd verzameld.</p>
-<p>Den volgenden dag werd onder klokgelui en onder het geleide van het
-geheele goudsmidsgilde het lijk op het Sebalduskerkhof ter aarde
-besteld. Van het hoogaltaar werd de zielmis gelezen en aan de armen der
-stad werd brood uitgedeeld. Gedurende drie dagen bleef het zwart
-fluweelen lijkkleed op het graf uitgespreid en <span class="corr" id="xd25e2063" title="Bron: brandde">brandden</span> daarop twee kaarsen,
-die door houten kasten tegen den wind werden beschut, terwijl twee
-geestelijke zusters den geheelen dag bij het graf bleven om lijkzangen
-te zingen en te bidden voor de ziel des afgestorvenen. Dit alles
-gebeurde op verlangen van Albrecht, die hiermee zijn vader de laatste
-eer wilde bewijzen en toen hij en zijn betrekkingen na den lijkdienst
-waren teruggekeerd, nam hij de zorg voor zijn moeder en zijn jongsten,
-twaalfjarigen broeder Hans geheel op zich, zooals hij zijn vader had
-beloofd en zooals zijn eigen hart hem ingaf.</p>
-<p>Zijn broeder Andreas evenwel nam ransel en staf op en trok de wijde
-wereld in. <span class="pagenum">[<a id="pb130" href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2056" href="#xd25e2056src" name="xd25e2056">1</a></span> Vaarwel,
-vrome ziel! Heer, geef hem de eeuwige rust en laat uw onvergankelijk
-licht hem bestralen!&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e2056src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch15" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e320">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XV.</h2>
-<h2 class="main">TOT GROOTER VOLKOMENHEID.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Meermalen had Keurvorst Frederik de Wijze Neurenberg
-bezocht en dikwijls had hij meester Dürer met een bezoek
-vereerd.</p>
-<p>Het eerste altaarstuk, dat de keurvorst <span class="corr" id="xd25e2078" title="Niet in bron">bij</span> hem had besteld, voldeed
-zoo goed, dat hij hem eenige jaren later een tweede voor de
-Allerheiligenkerk opdroeg.</p>
-<p>En nu&mdash;in het begin van het jaar 1504&mdash;kwam voor de derde
-maal uit Wittenberg de opdracht aan meester Dürer, om een
-schilderij te leveren ter versiering van dezelfde kerk en hij ging
-terstond aan het werk. De eene maand na de andere verliep; Dürer
-schilderde met de uiterste zorgvuldigheid en de grootste toewijding,
-zoowel de hoofdfiguren als de geringste onderdeelen.</p>
-<p>Toen het in Neurenberg bekend werd, dat het groote altaarstuk zijn
-voltooiing naderde<span class="corr" id="xd25e2085" title="Bron: ;">,</span> werd Dürer dikwijls gestoord door
-nieuwsgierigen, die het wilden zien, want Pirkheimer en de beide
-gezellen hadden verteld, dat de meester zich zelf had overtroffen en
-daardoor wederom een schrede tot het volkomene in de kunst was
-genaderd. <span class="pagenum">[<a id="pb131" href="#pb131" name="pb131">131</a>]</span></p>
-<p>Allen, die het zagen, konden zich overtuigen dat die lofspraak niet
-overdreven was. Het stuk stelde de aanbidding der Wijzen voor. Links
-zit de Maagd Maria in een licht blauw gewaad met witten sluier en houdt
-het kind Jezus op haar schoot. De uitdrukking van haar gelaat is
-onvergelijkelijk lieftallig, heilig en vredig. Diep bewogen en met
-velerlei aandoeningen naderen de Wijzen uit het Oosten, gekleed in
-gewaden, schitterend van goud, en het is alsof met hen de geheele
-natuur in aanbidding ligt verzonken. Geen aureool omgeeft Maria en het
-Kind, maar het lichte, zonnige groen op den achtergrond doet beiden nog
-beter uitkomen dan zulk een krans van licht het zou kunnen doen.</p>
-<p>Iedereen was onder de bekoring van dit kunstwerk&mdash;men zag, dat
-het iets heel bijzonders was en dat geen van meester Dürers werken
-zoo hoog stond. Was &rsquo;t het schoone coloriet, het gevoelige der
-teekening, de teedere, fijne penseelbehandeling, de wondere harmonie in
-de groepeering, de groote eenvoud en verheven rust, die over het geheel
-lag verspreid, wat zulk een overweldigenden indruk maakte? Neen, niet
-&eacute;&eacute;n dezer kwaliteiten alleen, maar dit alles te zamen was
-de reden van de groote bekoring, die het uitoefende.</p>
-<p>Hoe was meester Dürers kunst nu op eenmaal tot zulk een hoogte
-gestegen?</p>
-<p>Sedert geruimen tijd had zich te Neurenberg een Venetiaansch
-kunstenaar gevestigd, Jacopo de Barbari geheeten, wiens kunst hoog werd
-geroemd. <span class="pagenum">[<a id="pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span></p>
-<p>Eerzucht en naijver hadden hem uit de stad der lagunen verdreven.
-Hij kon niet dulden zijn roem met andere kunstenaars te moeten deelen
-en hij vond het onverdragelijk door anderen in de schaduw te worden
-gesteld. Hij hoopte in Duitschland, door de hoogte waarop hij stond,
-onbetwist een eerste plaats in te nemen.</p>
-<p>Toch wilde hij niet gemakkelijk zijn triomfen behalen en daarom koos
-hij een plaats, waar hij gelegenheid had een reeds gevierd kunstenaar
-te overschaduwen. Zijn hoop werd dan ook vervuld. Evenals Ceasar kon
-hij zeggen: Veni, vidi, vici<a class="noteref" id="xd25e2103src" href="#xd25e2103" name="xd25e2103src">1</a>, en in een oogwenk waren de
-Neurenbergers zoozeer onder zijn invloed gekomen, dat zij bijna de
-Duitsche kunst vergaten om de vreemde te huldigen. Het was waar, dat de
-fijnheid en gevoeligheid van het coloriet, het liefelijke en sierlijke
-der teekening en de bekoorlijke uitdrukking, die hij in het gelaat wist
-te leggen, hem aller bewondering waardig maakte. Daarbij vergeleken
-scheen de Duitsche kunst hard en ruw, stijf en koud.</p>
-<p>Meester Jacopo werd bij de aanzienlijkste families gaarne ontvangen;
-men betwistte elkaar de eer van zijn gezelschap, men zwaaide hem
-onmatigen lof toe, en overlaadde hem met geschenken en eerbewijzen. Het
-aantal bestellingen was overweldigend groot, want alle aanzienlijke
-jonkvrouwen bestormden zijn atelier om haar portret te laten
-maken.&mdash;</p>
-<p>Albrecht Dürer zag welke triomfen de vreemde indringer
-behaalde, hij hoorde de overdreven loftuigingen en werd voortdurend
-stiller. <span class="pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name="pb133">133</a>]</span></p>
-<p>Was gekrenkte eerzucht, of verterende naijver de oorzaak, dat hij
-zoo stil en in zich zelf gekeerd was? Neen, want zijn edel hart kende
-dergelijke gewaarwordingen niet. Hij zelf behoorde tot hen, die meester
-Jacopo bewonderden en prezen in alle oprechtheid en zonder een zweem
-van huichelarij en na eenigen tijd, nadat hij in stilte had toegezien
-en nagedacht, ging hij naar den vreemden kunstenaar in allen ootmoed en
-nederigheid, zonder zich te laten afschrikken door den nederbuigenden
-toon, waarop deze, door de volksgunst zoo hooggeplaatste en verwende
-man, tot hem sprak&mdash;en de macht van Dürers edele en nederige
-persoonlijkheid bleef niet zonder invloed op dezen hoogmoedige, wien
-hij achting afdwong.</p>
-<p>Het was de wensch om te leeren, die hem naar meester Jacopo had
-gedreven. De drie-en-dertigjarige kunstenaar, wiens naam op aller
-lippen was, achtte zich niet te hoog bij den vreemden meester in de
-leer te gaan.</p>
-<p>V&oacute;&oacute;r dien tijd had hij nog een andere school
-doorloopen, die des lijdens. Een zware krankheid had hem bezocht en
-daardoor had hij gelegenheid gehad zich in ernstige overdenkingen te
-verdiepen. En evenals dit zelfonderzoek zijn <i>hart</i> gelouterd en
-geheiligd had, zoo was het ook niet zonder invloed op zijn <i>geest</i>
-gebleven; zijn genie had nieuwe openbaringen ontvangen en door de
-grootte van zijn lichamelijk lijden waren zijn scheppende krachten
-toegenomen. Deze vooruitgang openbaarde zich in de wijze, waarop
-Dürer nu het <i>menschelijk gelaat</i> opvatte en uitvoerde. Had
-tot nu toe de Duitsche kunst zich vergenoegd <span class="pagenum">[<a id="pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span>met
-het eenvoudig weergeven der lijnen en trekken zonder de stemming van
-het gemoed uit te drukken<span class="corr" id="xd25e2128" title="Niet in bron">,</span> nu legde hij in zijn portretten duidelijk en
-helder de stemming der ziel. Daardoor wordt het geheele gelaat bezield,
-men kan zien welke gewaarwordingen de mensch ondervindt, wat hem
-aandoet, wat hij gevoelt en welken strijd hij doorleeft; het is alsof
-men de haren ziet trillen, alsof de lippen zich bewegen en de oogen
-schitteren en glinsteren.&mdash;Toen hij nog zeer ziek was, had hij een
-Christuskop geschilderd zooals nooit te voren: het hoofd van den
-gestorven Heiland met de doornenkroon, met gesloten oogen en geopenden
-mond en een uitdrukking van onmetelijke smart over het geheele gelaat
-verspreid. Wat Dürer zelf in zijn bitter lijden had ondervonden,
-trachtte hij weer te geven met het penseel en daardoor kwam hij tot het
-schilderen der <i>ziel</i>, een door lijden verkregen talent, dat hij
-na zijn herstel in een groot aantal werken openbaarde, zonder ze
-evenwel reeds aan het groote publiek te laten zien. Hiertoe behoorde
-voornamelijk het lijden van Christus, dat hij met de pen en het penseel
-op groen getint papier in twaalf afbeeldingen had weergegeven en daarna
-een serie houtsneden, het leven van Maria voorstellende van haar
-geboorte tot haar hemelvaart. Deze afbeeldingen hadden een groote
-bekoorlijkheid voor den beschouwer; de kunstenaar had hierdoor een
-snaar aangeraakt, die in elk Duitsch hart een weerklank moest vinden,
-want deze teekeningen waren de verheerlijking van het familieleven, de
-lof van het huwelijk, als een heilige, door God geordineerde
-<span class="pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135" name="pb135">135</a>]</span>en gezegende staat,&mdash;in het kort, het was
-wederom een predicatie tot het Duitsche volk, zooals vroeger de door
-hem ge&iuml;llustreerde Openbaring van Johannes.</p>
-<p>Dürer had dus in de school des lijdens veel geleerd; maar hij
-was er ver van te gelooven, dat hij nu niets meer behoefde te leeren en
-in den vreemden kunstenaar zag hij juist een leermeester met wiens
-onderricht hij weder in een ander opzicht zijn voordeel zou kunnen
-doen.&mdash;</p>
-<p>Langzamerhand verminderde de koelheid van Jacopo tegenover den
-Duitschen schilder. Hij werd vriendelijker tegen hem, doch verloor een
-zekere terughoudendheid niet uit het oog, toen hij bemerkte, dat het
-Dürer te doen was om van hem te leeren. Hij zag heel goed hoe
-uitstekend begaafd de Duitscher was en hij vreesde in stilte, dat
-Dürer hem in zijn kunst zou ter zijde komen of misschien wel
-overtreffen.</p>
-<p>Vooral wilde hij angstvallig het geheim van de wijze, waarop hij het
-menschelijk figuur wist af te beelden, en waarop hij zich zoo beroemde,
-voor Dürer verborgen houden. Hij deed het namelijk voorkomen,
-alsof hij geen modellen noodig had, maar alsof hij door zijn grondige
-kennis der anatomie en de door hem opgemaakte theorie, die hij uit den
-canon der verhoudingen van het menschelijke lichaam had geput, dit in
-zijn grootste schoonheid kon weergeven.</p>
-<p>Hoe gaarne had Dürer dit ook gekund! Maar spoedig moest hij de
-oprechtheid van den vreemdeling wel in twijfel trekken, toen hij bij
-toeval hoorde, dat hij, bij het weergeven der menschelijke gestalte, nu
-en <span class="pagenum">[<a id="pb136" href="#pb136" name="pb136">136</a>]</span>dan het levend model had gebruikt en het bleek
-dus duidelijk, dat zijn scheppingsvermogen en anatomische kennis niet
-voldoende waren, om hem in staat te stellen het ideaal der menschelijke
-schoonheid in beeld te brengen.</p>
-<p>Niettemin leerde Dürer door zijn omgang met meester Jacopo en
-door het bestudeeren van zijn werken, de gebreken die hij in zijn eigen
-werk had ontdekt, overwinnen en daardoor zijn kunst tot grootere
-volmaking brengen, want hij was er verre van, zich tevreden te stellen
-met hetgeen hij kon en liet zich door de grootste loftuitingen niet in
-slaap maken, om op de geplukte lauweren uit te rusten, maar hij
-streefde voortdurend naar hooger.</p>
-<p>Het werd dan ook spoedig openbaar welke nieuwe kunde hij had
-verkregen. &rsquo;t Waren slechts kleine stukken, oefeningen en
-studies, die uit zijn werkplaats kwamen, maar de kenners waren
-&eacute;&eacute;n en al verbazing en bewonderden de vorderingen, die
-hij had gemaakt vooral in het dierengenre, dat hij tot nu toe bij het
-landschap had achtergesteld.</p>
-<p>Zoo had hij een haas geschilderd, die aller bewondering verdiende.
-Het vel was zoo natuurgetrouw weergegeven, dat men bijna in verzoeking
-kwam het eens te bevoelen, om zich te overtuigen, dat het geschilderd
-was en niet een werkelijk hazevel. Even groot opzien baarde een
-levensgroote hertekop, door een pijl getroffen en met gebroken oogen,
-en een ruiker viooltjes, waaraan slechts de geur ontbrak, om voor
-levende bloemen te kunnen worden gehouden. <span class="pagenum">[<a id="pb137" href="#pb137" name="pb137">137</a>]</span></p>
-<p>Door deze kunstwerken trok Dürer weer aller aandacht tot zich
-en begrepen de Neurenbergers, dat men niet naar het buitenland behoefde
-te gaan, om een volmaakt kunstenaar te aanschouwen, maar dat die in de
-naaste omgeving was te vinden. Ja, het werd zelfs door enkelen luide
-verkondigd, dat meester Dürer den Italiaan Jacopo overschaduwde en
-deze fronste het voorhoofd, toen hij moest ondervinden, dat de
-geestdrift voor hem meer en meer verkoelde.</p>
-<p>En nu was Dürer aan het schilderen <span class="corr" id="xd25e2159" title="Bron: van">aan</span> het groote altaarstuk, dat een
-vorst van hem begeerde: &ldquo;de aanbidding der Wijzen&rdquo; en toen
-daaraan de laatste hand was gelegd, ging er in Neurenberg slechts
-&eacute;&eacute;n kreet op: de Duitsche kunst overtreft die van anderen
-en Albrecht Dürer is de eerste aller meesters! De zachtheid der
-lijnen, die bij Jacopo in weekheid ontaardde, was bij Dürer met
-kracht gepaard en het schitterende coloriet, dat bij den Italiaan niet
-van overdrijving was vrij te pleiten, behield bij Dürer de juiste
-maat en deed het oog aangenaam aan inplaats van het te verblinden.
-&mdash;</p>
-<p>Meester Dürer ontving uit Wittenberg een ruime belooning niet
-alleen in klinkende munt, maar op verzoek van den kunstenaar was er een
-bijzonder mooi gewei bijgevoegd, dat de eereplaats in het
-staatsievertrek kreeg en door allen werd bewonderd, vooral door
-Wilibald Pirkheimer, die zijn vriend dit kostbare stuk bijna benijdde.
-<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name="pb138">138</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2103" href="#xd25e2103src" name="xd25e2103">1</a></span> Ik kwam,
-ik zag, ik overwon.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e2103src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch16" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e329">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK <span class="corr" id="xd25e2168" title="Bron: XVII">XVI</span>.</h2>
-<h2 class="main">EEN DUBBEL AFSCHEID.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een kouden, vochtigen Octoberavond van het jaar
-1505 hield voor Dürers huis een logge koets stil, waaruit een
-jonge man steeg in een reismantel gehuld.</p>
-<p>&ldquo;Sch&auml;ufelein!&rdquo; klonk het vroolijk uit een raam van
-de eerste verdieping van Vrouwe Agnes&rsquo; lippen, toen zij den
-bezoeker herkende.</p>
-<p>Deze gaf den knecht last om voor zijn koffer te zorgen en trad snel
-naar binnen. Hij werd hartelijk verwelkomd; vier weken was hij in
-Frankfort geweest om Dürers schilderijen op de jaarmarkt te koop
-aan te bieden.</p>
-<p>&ldquo;De lieve heiligen zijn geprezen,&rdquo; riep hij, &ldquo;dat
-ik u allen in gezondheid mag terugzien en de doodsengel uw huis is
-voorbijgegaan. Ik heb heel wat angst om u uitgestaan, want in Frankfort
-ging de mare, dat de pest hier dagelijks veel offers
-eischte.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, God heeft ons genadig gespaard,&rdquo; antwoordde
-Dürer, <span class="corr" id="xd25e2183" title="Niet in bron">&ldquo;</span>terwijl rondom ons menig huis door den
-dood is bezocht. Wat ben ik verheugd en dankbaar, dat <span class="pagenum">[<a id="pb139" href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>God
-u in welstand bij ons heeft teruggebracht.&rdquo;</p>
-<p>Hans, meester Albrechts broeder, hielp den gezel zich van zijn
-reismantel ontdoen; Vrouwe Barbara ging naar den knecht en Vrouwe Agnes
-liep naar de keuken, om voor het avondeten te zorgen.</p>
-<p>Spoedig werd de koffer binnengebracht en hielp Hans von Kulmbach,
-die uit de werkplaats kwam aangeloopen, Sch&auml;ufelein om dien leeg
-te maken. Dit kostte weinig moeite, want al was hij vol geweest, toen
-Sch&auml;ufelein vertrok, nu waren er slechts enkele stukken in, die
-niet waren verkocht. Daardoor was de som gelds, die hij uit den lederen
-buidel op de tafel schudde, ook zeer belangrijk en Dürer betuigde
-zijn hartelijken dank aan zijn trouwen zaakwaarnemer, wien hij
-tegelijkertijd zijn deel van de opbrengst toeschoof.</p>
-<p>&ldquo;Ik zou in nog vroolijker stemming zijn thuis gekomen,&rdquo;
-sprak Sch&auml;ufelein, &ldquo;als ik niet de onaangename ondervinding
-had moeten opdoen, dat er vele schurken zijn, die hun dievenhanden naar
-uw eigendom uitsteken. Het zijn geen struikroovers, die ons onderweg
-hebben aangevallen, maar op de jaarmarkt heb ik een andere soort dieven
-leeren kennen; gij weet wel, wat ik bedoel.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;De nadrukkers?&rdquo; vraagde Dürer snel.</p>
-<p>&ldquo;Ja, juist,&rdquo; knikte Sch&auml;ufelein met gefronste
-wenkbrauwen. &ldquo;Wat baat uw monogram, waarmee gij sedert acht jaren
-uw werken onderteekent?<a class="noteref" id="xd25e2199src" href="#xd25e2199" name="xd25e2199src">1</a> Het beveiligt ze niet voor
-namaak, want die schelmen <span class="pagenum">[<a id="pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span>maken er geen gemoedsbezwaar van,
-om ook dat er bij af te drukken en daarmee de koopers te
-bedriegen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Het spijt mij zeer, dat te hooren,&rdquo; sprak Dürer
-halfluid. &ldquo;Dieven worden opgehangen, doch zulke schurken, die
-zich toch ook het eigendom van anderen toeeigenen, laat men ongestoord
-hun schandelijk bedrijf uitoefenen. Ik zou gaarne eens een
-hooggeplaatst, invloedrijk man willen vragen om mij daartegen te
-beschermen; maar het is de vraag of zijn invloed daartoe in staat
-is.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, dat is vergeefsche moeite,&rdquo; meende
-Sch&auml;ufelein, <span class="corr" id="xd25e2208" title="Niet in bron">&ldquo;</span>al kondt gij u tot den keizer wenden, dan
-zou het nog niets baten. Zelfs in de Nederlanden haalt men zulke
-boevenstreken uit; want in Antwerpen woont er een, die kopergravuren
-heeft gemaakt naar uw houtsneden uit de openbaring van
-Johannes.&rdquo;</p>
-<p>In hevige opgewondenheid liep Dürer met groote schreden het
-vertrek op en neer:</p>
-<p>&ldquo;Het ontstemt mij erg! Weet gij wie het is?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Och, al wist ik het, het zou toch niets baten,&rdquo; klaagde
-Sch&auml;ufelein. &ldquo;Ik heb trouwens getracht hem op te sporen,
-doch toen hij het bemerkte, heeft hij zich gauw uit de voeten
-gemaakt.&rdquo; Dürer haalde de schouders op. &ldquo;Laten we ons
-verder niet bekommeren om den dief, die toch niet gelukkig met zijn
-roof kan zijn, want gestolen goed, gedijt niet. Aangenamer is het u te
-vertellen, hoe het mij in uw afwezigheid is gegaan.&rdquo;</p>
-<p>Hij werd gestoord door Vrouwe Agnes, die hen uitnoodigde om aan het
-avondeten te komen. Na het gebed, <span class="pagenum">[<a id="pb141"
-href="#pb141" name="pb141">141</a>]</span>dat door het hoofd des huizes
-werd uitgesproken, zei Dürer tot Sch&auml;ufelein: <span class="corr" id="xd25e2221" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Gij weet wel,
-dat verleden winter het Duitsche handelshuis bij de Rialtobrug te
-Veneti&euml; een prooi der vlammen is geworden. Nu heeft in Juni van
-dit jaar de Signoria<a class="noteref" id="xd25e2224src" href="#xd25e2224" name="xd25e2224src">2</a> op aandringen der Duitsche
-kooplieden besloten het nieuw te bouwen huis aan een Duitschen meester,
-Hieronymus van Augsburg, op te dragen. En daar de St. Bartolomeuskapel,
-bij het handelshuis behoorende, een groot altaarstuk noodig heeft,
-hebben de Duitsche kooplieden eveneens weten door te zetten, dat dit
-door een Duitscher zou worden uitgevoerd en ziet ge, daarvoor heeft men
-den Neurenberger Albrecht Dürer uitgekozen.&rdquo;</p>
-<p>Sch&auml;ufeleins oogen schitterden van voldoening en zijn hand, die
-juist een stuk rookvleesch naar den mond wilde brengen, kwam niet tot
-haar bestemming. &ldquo;O, dat is heerlijk! En wat verheug ik mij in de
-eer, die u te beurt valt! Geluk er mee, Meester! Hartelijk geluk
-gewenscht! En gaat gij gauw?&rdquo;</p>
-<p>Eenige oogenblikken bleef Dürer, zonder iets te zeggen, voor
-zich uit staren; toen sprak hij: &ldquo;Mijn hart trekt mij naar dat
-zonnige land en die heerlijke stad, die ik reeds eenmaal mocht
-aanschouwen, en ook is de verzoeking groot om zooals vele anderen de
-vreeselijke ziekte, die hier heerscht, te ontloopen, maar <span class="pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name="pb142">142</a>]</span>de
-angst om hen, die ik moet achterlaten, doet mijn hart onrustig kloppen
-en houdt mij tegen. De Heer geve, dat de sterfte spoedig moge
-verminderen, dan is het mijn plan met de eerste gelegenheid de beste
-naar Itali&euml; te reizen. Maar ik wil niet alleen er op uittrekken
-zooals toen ik als gezel de wereld in ging, maar ik zal mij aansluiten
-bij een handelskaravaan. Zulk een jonge gezel zonder &eacute;&eacute;n
-cent op zak lieten de struikroovers en dieven wel ongestoord verder
-gaan, maar nu kon het wel eens zijn, dat die schelmen lust kregen om
-hun handen uit te strekken naar de schat, die ik van plan ben mee te
-nemen; want ik reken er op een groot aantal mijner schilderijen te
-Veneti&euml; in goud om te zetten.&rdquo;</p>
-<p>Nu mengde Vrouwe Agnes zich in het gesprek: &ldquo;Mijn lieve man,
-is het bezorgdheid voor de uwen, die u verhindert aan de eervolle
-opdracht gevolg te geven? Maar zijt gij dan de Voorzienigheid, die door
-uw bijzijn hen voor nood en dood kan bewaren? Het eenige, wat wij in
-dezen moeilijken tijd kunnen doen, is bidden en ons in &rsquo;s Heeren
-bescherming aanbevelen. Nu dat kunt gij te Veneti&euml; even goed als
-hier. Ons leven is in Gods hand en ons hart kan rustig zijn in den
-Heer.&rdquo;</p>
-<p>Dürer keek zijn vrouw aan met een blik waarin dank en ook
-achting voor haar groot Godsvertrouwen lag opgesloten, maar ook een
-stille vrees bij de gedachte: indien het eens in Gods raad was besloten
-een der mijnen tijdens mijn afwezigheid op te eischen dan zou ik zijn
-laatsten zucht niet kunnen opvangen <span class="pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name="pb143">143</a>]</span>en zijn oogen niet
-toedrukken. Hij durfde deze gedachte evenwel niet uitspreken; het was
-alsof hij zich schamen moest tegenover het onbeperkte Godsvertrouwen
-zijner vrouw. Sch&auml;ufelein maakte van zijn stilzwijgen gebruik om,
-evenals Vrouwe Agnes, er op aan te dringen, dat hij zich tegen de reis
-naar Veneti&euml; niet langer zou verzetten.</p>
-<p>Dürer keek den spreker ernstig aan, en er was zelfs eenige
-verlegenheid in zijn blik, toen hij zei: &ldquo;Er is nog iets, dat mij
-tegen de reis doet opzien. Als ik eenmaal weg ben, zal ik zoo spoedig
-niet terugkeeren, want het groote schilderij, dat men van mij verlangt,
-zal veel tijd vorderen, en daarbij hoop ik ook van de Italiaansche
-meesters nog wat te leeren. Daarom zal ik wel verplicht zijn, mijn
-werkplaats te sluiten en u te ontslaan, mijn goede gezellen, wat mij
-niet weinig moeilijk valt, want gij hebt mij altijd trouw gediend en
-ter zijde gestaan.&rdquo;</p>
-<p>Het was duidelijk op de gezichten der gezellen te lezen, dat hun dit
-weinig aanstond; zij zagen elkaar teleurgesteld en vragend aan. Zij
-waren op zoo iets in het geheel niet voorbereid en het speet
-Sch&auml;ufelein, dat hij zoo op de reis had aangedrongen.</p>
-<p>Dürer las hun gedachte en vervolgde: &ldquo;Waarlijk, gij zijt
-nu lang genoeg bij mij in de werkplaats geweest en het komt mij bijna
-zeer zelfzuchtig voor, dat ik u zoo lang in mijn dienst heb gehouden,
-daar het toch wel uw wensch zal zijn ook bij andere meesters te leeren.
-Daarom wil ik niet aan mij zelf <span class="pagenum">[<a id="pb144"
-href="#pb144" name="pb144">144</a>]</span>denken en mij om uwentwil
-verheugen, dat gij nu daartoe de gelegenheid hebt.&rdquo;</p>
-<p>Hans von Kulmbach, die gewoonlijk stil en in zich zelf was gekeerd,
-richtte nu het woord tot Dürer en sprak: &ldquo;De tijd, dien wij
-bij u zijn geweest, is ons als een droom voorbijgegaan en het zal lang
-duren, voordat wij op onze omzwervingen in de wereld een meester
-vinden, die ons zulk voortreffelijk onderwijs kan geven en wiens
-vriendelijkheid ons zulke goede dagen zal doen beleven.&rdquo;</p>
-<p>Ook Sch&auml;ufelein sprak in denzelfden geest, hij hield niet op
-Dürer dank te zeggen voor alles, wat zij in zijn huis hadden
-ontvangen en kwam eindelijk weer op zijn aandringen terug. Zoo werd het
-gesprek, dat eenigszins treurig was geworden, langzamerhand weer
-vroolijker en de dischgenooten zaten na het dankgebed nog lang gezellig
-samen te praten.&mdash;</p>
-<p>Vijf weken later stond voor Dürers huis een opgetuigd rijpaard,
-beladen met een zwaar valies, ongeduldig te trappelen, want het wachten
-duurde lang bij de felle koude, die den adem uit zijn neusvleugels
-verstijfde, waardoor zijn kop in een waas werd gehuld.</p>
-<p>Daar binnen duurde het afscheid lang. Het kostte meester Dürer
-reeds moeite te scheiden van zijn gezellen, die ook hun ransel hadden
-aangegord, maar het was alsof zijn hart zou breken, toen hij voor het
-laatst zijn lieve vrouw, zijn goede moeder en zijn broertje in de armen
-sloot.</p>
-<p>Met zijn moeder had hij eerst nog een zonderling geschil over Hans
-gehad. Hij had hem gaarne willen <span class="pagenum">[<a id="pb145"
-href="#pb145" name="pb145">145</a>]</span>meenemen op reis, omdat hij
-het voor den zeventienjarigen knaap, die zich ook aan het schilderen
-wilde wijden, nuttig oordeelde onder zijn toezicht en leiding iets van
-de wereld te zien en de Italiaansche taal te leeren; maar zijn moeder
-kon er niet toe besluiten om zich van den laatsten zoon, die haar van
-haar kinderen overbleef, te scheiden en wist van haar Albrecht te
-verkrijgen, dat hij alleen zou vertrekken.</p>
-<p>Meester Dürer reed de straat &ldquo;onder de veste&rdquo;
-genaamd uit, vandaar naar de Heerenmarkt, waar hij ophield bij het huis
-van Pirkheimer. Hij moest van zijn vriend nog afscheid nemen en hem
-dank zeggen voor het voorschot, dat hij den reiziger had gegeven, omdat
-deze met het oog op zijn vermoedelijk lange afwezigheid een
-welvoorzienen buidel bij zijn familie moest achterlaten.</p>
-<p>Nu gaf hij zijn paard de sporen en reed over de Barrevoetersbrug
-naar het Lorenzerplein en vandaar naar de Vrouwepoort, waar de vijf
-wagens met koopwaar en zijn eigen kunstwerken reeds gereed stonden,
-omgeven door de vijf kooplieden te paard en twaalf gewapende, stevige
-dienaars, die de karavaan moesten beschermen.</p>
-<p>Onder de zegenbeden van hen, die er om verzameld stonden, stelde de
-stoet zich in beweging en vroolijk hinnikten de paarden op dezen
-kouden, helderen morgen. <span class="pagenum">[<a id="pb146" href="#pb146" name="pb146">146</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2199" href="#xd25e2199src" name="xd25e2199">1</a></span> Het
-bedoelde monogram bestond uit een kleine D in een groote
-A.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e2199src">&uarr;</a></p>
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2224" href="#xd25e2224src" name="xd25e2224">2</a></span> De
-Signoria had het voorzitterschap in de drie hoogste staatslichamen: de
-groote raad, de senaat en het collegium. De tot de senaat behoorende
-raad van tienen bestond uit tien raadsleden en de Signoria. Na hun
-raadsbesluiten kon men niet in app&egrave;l komen. Vert.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e2224src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch17" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e338">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XVII.</h2>
-<h2 class="main">NOGMAALS TE VENETI&Euml;.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een heerlijken, warmen dag in Februari van het jaar
-1506 lag op het balkon van haar paleis op het Marcusplein, Signora
-Bella, de echtgenoot van den Markies Rinaldi, uitgestrekt op een zacht
-rustbed om met volle teugen de frissche, versterkende voorjaarslucht in
-te ademen. Zij was herstellende van een maandenlange, ernstige ziekte
-en verwachtte van den zonneschijn een snellere genezing.</p>
-<p>Naast haar stond een vrouwelijke bediende, die haar het nieuws uit
-de stad moest vertellen, want nadat zij langen tijd in niets
-belangstelling had getoond, begon de Signora zich nu weer voor de
-buitenwereld te interesseeren.</p>
-<p>Men vernam het geluid van naderende voetstappen en op het balkon
-verscheen een grijsaard met een langen, witten baard en een edele,
-indrukwekkende gestalte. Het was de oom der Signora en tevens haar
-vaderlijke vriend, van wien zij in haar ziekte de hartelijkste
-deelneming had ondervonden en die bijna <span class="pagenum">[<a id="pb147" href="#pb147" name="pb147">147</a>]</span>dagelijks in dezen
-lijdenstijd haar tot troost was geweest.</p>
-<p>Zijn gelaat helderde op, toen hij zag hoeveel belangstelling de
-zieke toonde in de mededeelingen van haar ondergeschikte en hij uitte
-zijn blijdschap op hartelijke wijze. Achter hem stond een lakei met een
-portefeuille, die hij van hem overnam en bij de Signora bracht.
-&ldquo;Ik heb iets voor u meegebracht, dat u eenige oogenblikken
-aangenaam zal bezig houden, lieve Bella. Het is langen tijd geleden,
-dat gij u voor de kunst hebt <span class="corr" id="xd25e2282" title="Bron: geinteresseerd">ge&iuml;nteresseerd</span>.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O, dank u, beste oom,&rdquo; antwoordde Bella en zij strekte
-haar kleine, magere, wasbleeke hand uit naar de portefeuille, waarin
-een reeks kopergravuren geborgen waren, die in volgorde het leven van
-Maria weergaven.</p>
-<p>Reeds bij het eerste blad, dat de weigering van Joachims offer door
-den hoogepriester voorstelde, begonnen Bella&rsquo;s oogen te
-schitteren en uitte zij een kreet van verrukking; &ldquo;O, hoe
-prachtig, hoe bekoorlijk!&rdquo; Haar ingenomenheid nam bij elke
-afbeelding toe en zij kon haar oogen niet afwenden van die gravuren,
-welke de rust van de heilige familie in Egypte te zien gaven, een
-afbeelding van het reinste, gelukkigste familieleven, dat de
-bannelingen de smart over de scheiding van hun geboortegrond scheen te
-kunnen doen vergeten. Zij genoot van den aanblik van Maria, gezeten met
-haar spinnewiel bij de wieg van haar beminnelijk kind, van den ouden
-Jozef, die ijverig zit te arbeiden voor het dagelijksch brood der
-zijnen, en <span class="pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name="pb148">148</a>]</span>vooral van de allerliefste engeltjes, die druk
-bezig zijn om de spaanders in een mand te verzamelen en van wie
-&eacute;&eacute;n ondeugend genoeg is geweest om zich met Jozefs hoed
-te tooien.</p>
-<p>Geheel andere gewaarwordingen werden in Bella gewekt, toen zij kwam
-aan de afbeelding van Jezus&rsquo; afscheid van Zijn moeder, voordat
-Hij Zijn laatste reis naar Jeruzalem ondernam, en waarop de Heer met
-hemelschen vrede op het gelaat en met heiligen moed om den dood
-tegemoet te gaan, nog eenmaal Zijn moeder, die aan de deur vol smart
-ligt neergezonken, zegent.</p>
-<p>Bella was diep ontroerd en twee groote tranen blonken in haar oogen.
-Nog nooit had zij iets aanschouwd, dat zoo aangrijpend schoon was.</p>
-<p>&ldquo;Ik dank u, beste Oom, voor dit genot,&rdquo; zeide zij
-dankbaar, nadat zij het laatste blad had bekeken. &ldquo;Van wien zijn
-deze onvergelijkelijk schoone gravuren?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Raimondi Marcantonio heeft ze op koper gegraveerd,&rdquo;
-antwoordde de grijsaard, die met stille vreugde en voldoening had
-opgemerkt, dat zij, die hem zoo lief was, weder in iets belangstelling
-koesterde.</p>
-<p>&ldquo;Gegraveerd?&rdquo; vraagde Bella. &ldquo;Ze zijn uitstekend
-gegraveerd; maar wie heeft de teekeningen ontworpen? De kunstenaar, die
-dat heeft gedaan, vindt zijn gelijke niet.&rdquo;</p>
-<p>Haar oom kwam een weinig dichter bij haar zitten en sprak
-glimlachend:</p>
-<p>&ldquo;Mijn doel was niet alleen om u deze platen te laten zien,
-maar ik wilde u ook iets vertellen. Deze gravuren <span class="pagenum">[<a id="pb149" href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span>hebben in de stad heel wat opzien gebaard en
-zijn de oorzaak, dat Marcantonio voor het gerecht is
-gedaagd.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Voor het gerecht?&rdquo; vraagde de Signora met klimmende
-belangstelling.</p>
-<p>&ldquo;Ja,&rdquo; antwoordde haar oom, &ldquo;Marcantonio is een
-dief, die zich het bezit van anderen heeft toege&euml;igend; hij heeft
-deze platen, die oorspronkelijk in houtsneden zijn verschenen, in koper
-nagegraveerd. Zie, hier is het monogram van den ontwerper der
-houtsneden!&rdquo;</p>
-<p>Bella bekeek de letters zonder iets te zeggen.</p>
-<p>Toen vervolgde haar oom: &ldquo;Weet gij niet wiens naam het is?
-Maar dat zou ook moeilijk gaan, want het is reeds zoo lang geleden, dat
-gij den kunstenaar, die zich met A. D. onderteekent, hebt gezien. Gij
-waart toen nog ongehuwd. Het is de naam van een Duitsch kunstenaar
-&mdash; &mdash; &mdash;.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Albrecht Dürer!&rdquo; riep Bella uit en een flauwe blos
-kleurde haar bleeke wangen. &ldquo;O, van hem zijn deze heerlijke
-kunstwerken! &mdash; &mdash; &mdash; Ziet gij wel, Oom, dat ik zeer
-juist heb gezien, wat er in dien man was; mijn profetie heeft zich
-bewaarheid! Albrecht Dürer is een onge&euml;venaard kunstenaar!
-Hoeveel heb ik niet reeds gezien op het gebied der kunst, doch nooit
-heeft iets daarvan mij zulk een genot verschaft, nooit heeft iets mij
-zoo getroffen als deze heerlijke kunst. Wat zijn onze schilders bij hem
-vergeleken! Zooveel innig gemoedsleven, als hierin ligt uitgedrukt,
-zoekt men tevergeefs bij hen. Men zegt van de Duitschers: dat hun hart
-even warm is als de dampkring, waarin zij leven, koud is. En nu zie ik,
-dat het waar is.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb150" href="#pb150" name="pb150">150</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Dat ben ik met u eens, mijn lieve Bella,&rdquo; antwoordde
-haar oom.</p>
-<p>&ldquo;Ook ik ben verrukt van deze platen en het andere werk, dat ik
-van hem zag, vond ik ook zoo bijzonder mooi.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Waar woont Meester Dürer tegenwoordig?&rdquo; vraagde
-Bella. &ldquo;In zijn geboorteplaats Neurenberg?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja,&rdquo; antwoordde haar oom, &ldquo;daar heeft hij zijn
-werkplaats, maar op dit oogenblik &mdash; &mdash; &mdash; &mdash;
-.&rdquo;</p>
-<p>Eensklaps hield hij op en vraagde zich af of het de zieke niet te
-veel zou opwinden, als hij haar het verdere mededeelde&mdash;doch toen
-hij Bella&rsquo;s dringenden, vragenden blik op zich gevestigd
-zag<span class="corr" id="xd25e2330" title="Bron: ;">,</span> ging hij
-voort haar te zeggen, dat Meester Dürer op dit oogenblik te
-Veneti&euml; vertoefde, om op verlangen der Signoria voor de vernieuwde
-St. Bartolomeuskapel een groot altaarstuk te schilderen.</p>
-<p>De Signora richtte zich op van haar rustbank en liet zich door haar
-kamenier een kussen tot steun in den rug geven, alsof zij in die
-houding beter kon luisteren.</p>
-<p>&ldquo;Is hij te Veneti&euml;? In mijn <span class="corr" id="xd25e2337" title="Bron: onmiddelijke">onmiddellijke</span>
-nabijheid?&rdquo; zeide zij. &ldquo;O hoe gaarne zou ik dien heerlijken
-kunstenaar nog eens terugzien! Hij moet nu een man in de volle kracht
-zijns levens zijn.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hij is vierendertig jaar<span class="corr" id="xd25e2342"
-title="Bron: .">,</span>&rdquo; zeide haar oom. &ldquo;Zijn uiterlijk
-alleen reeds trekt de aandacht. Men voelt eerbiedige bewondering,
-wanneer men hem ziet. En dan daarbij zijn edel karakter en zielenadel!
-Men voelt zich geneigd hem met ontbloot hoofd te naderen.&rdquo;
-<span class="pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name="pb151">151</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Maar wat is nu het geval met Marcantonio?&rdquo; vraagde de
-Signora. &ldquo;Gij zeidet, dat hij voor het gerecht staat.&rdquo;</p>
-<p>Haar oom knikte bevestigend. &ldquo;Eindelijk is het meester
-Dürer gelukt een der vele schurken machtig te worden, die hun
-handen naar zijn eigendom uitsteken en zijn werken nadrukken of
-graveeren.&rdquo;</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e2351" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Zou de Signoria hem tegenover onzen
-stadgenoot recht doen wedervaren?&rdquo; vraagde Bella beschroomd.</p>
-<p>&ldquo;Maak u daarover niet ongerust, mijn kind!&rdquo; verzekerde
-haar oom. &ldquo;Dürer is bij de Signoria, evenals bij ieder hier
-in de stad, in hooge achting. Dagelijks krijgt hij in zijn werkplaats
-dicht bij het Duitsche handelshuis, zooveel bezoekers alsof het een
-bedevaart naar een wonderdoend beeld der heilige Maagd gold. Ook
-beijveren onze kunstenaars zich hem te bezoeken en met lof te
-overladen, al is dat misschien niet altijd even oprecht gemeend. De
-besten van hen zijn waarlijk zijn vrienden, doch de kleingeestigen
-vergaan van jaloerschheid, vitten en trachten gebreken op te sporen,
-terwijl zij in stilte zijn werken navolgen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Die ellendigen!&rdquo; zei Bella toornig, &ldquo;en hoe houdt
-Dürer zich daaronder?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hij let niet op hen,&rdquo; antwoordde haar oom, &ldquo;en
-zijn edel hart, waarvan al het lage en gemeene zoo ver is verwijderd,
-bemerkt ook dikwijls hun kwaadwilligheid niet. Hij stelt er zich
-tevreden mee door de anderen te worden gewaardeerd. &rsquo;t Is een
-wonder, dat hij onder al den lof, dien men hem toezwaait, en de eer,
-die hem wordt bewezen, zoo kalm en nederig blijft.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name="pb152">152</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Ja, ja,&rdquo; riep de Signora uit, &ldquo;Albrecht
-Dürer is een voortreffelijk man met een nederig gemoed, dat heb ik
-wel gemerkt. Hoe ver is hij met zijn altaarstuk gevorderd?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hij is nog bezig aan de studies, die vooraf noodig
-zijn,&rdquo; antwoordde haar oom, &ldquo;en het zou ook niet anders
-mogelijk zijn, want elken dag verdringt men zich zoozeer om hem, dat
-hij nauwelijks tijd tot arbeiden kan vinden. Onlangs nog zeide hij mij,
-dat hij zich nu en dan eens onzichtbaar moest maken, omdat men hem al
-te lastig viel en hij niet tot zich zelf kon komen. Ik kan mij
-begrijpen, dat al die eerbewijzen, waarmee de aristocratie hem
-overlaadt, hem gaan vervelen. Vooral vindt hij het onaangenaam zoo
-dikwijls te worden uitgenoodigd op gastmalen en feesten, daar dat
-zooveel van zijn kostbaren tijd vergt. Het liefst ontvangt hij Giovanni
-Bellini, van wien hij den eersten keer, dat hij te Veneti&euml; was,
-zooveel heeft geleerd; de eerwaardige grijsaard ziet nu met innige
-bewondering tot zijn vroegeren leerling op en bewijst hem veel oprechte
-genegenheid, wat den Duitscher, bij al de gehuichelde vriendschap, die
-hij ondervindt, bijzonder veel genoegen doet. Ik moet u toch nog
-vertellen, wat er onlangs is gebeurd. Bellini kwam bij Dürer, toen
-hij juist met een studiekop voor zijn altaarstuk bezig was; hij
-schilderde het haar op zijn onnavolgbare wijze. De grijsaard verzocht
-Dürer, hem een der penseelen, waarmee hij het haar zoo wonderlijk
-fijn wist te schilderen, als aandenken te geven. Daarop nam Dürer
-een handvol gewone <span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153"
-name="pb153">153</a>]</span>penseelen, reikte die Bellini toe en gaf
-hem verlof er zooveel van te nemen, als hij begeerde. Bellini
-glimlachte, dacht dat Dürer hem niet had begrepen en vraagde om
-slechts &eacute;&eacute;n fijn penseel voor de haren. Nu moest
-Dürer lachen en zei, dat hij voor de haren geen bijzondere
-penseelen gebruikte. Toen Bellini daarop zijn hoofd ongeloovig schudde,
-nam Dürer een gewoon penseel en schilderde voor de oogen van den
-verwonderden grijsaard de haarlok eener vrouw op zijn wondermooie
-manier. Dit verhaal is volkomen waar, want ik heb het van Bellini zelf
-gehoord, die er bijvoegde: het klinkt als een wonder en ik zou het niet
-hebben geloofd, indien ik het zelf niet had gezien.&rdquo;</p>
-<p>Signora Bella was stil geworden; de blos op haar wangen was weder
-verdwenen en zij zag er bleek en vermoeid uit. Haar oom begreep, dat
-het tijd werd om heen te gaan en haar nu te laten uitrusten, opdat al
-die aandoeningen, al waren zij van aangenamen aard, de herstellende
-geen kwaad zouden doen. En Bella nam afscheid van hem, doch niet zonder
-het dringende verzoek haar spoedig meer te komen vertellen van den
-Duitschen meester.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Verscheidene maanden waren voorbijgegaan&mdash;het Paaschfeest was
-nabij.</p>
-<p>Albrecht Dürer was reeds &rsquo;s morgens vroeg in zijn
-werkplaats, om, zooals hij hoopte, ongestoord van de ochtenduren
-gebruik te maken om aan zijn altaarstuk te werken, Men was in het begin
-overeengekomen, <span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154"
-name="pb154">154</a>]</span>dat de schilderij op den eersten
-Paaschmorgen op het altaar van de Bartolomeuskapel zou prijken, maar
-daaraan was in de verste verte niet te denken en zij, die het
-Dürer hadden opgedragen, konden het hem niet wijten, daar zij heel
-goed wisten, dat het niet de schuld van den Duitscher, maar van de
-Venetianen zelf was, die hem zijn tijd kwamen ontrooven en hem ook
-bestellingen deden, die de vriendelijke meester niet wilde weigeren.
-Toch wilde het vandaag met den arbeid aan het groote schilderij niet
-vlotten. Zijn oogen dwaalden telkens naar een tweeden schildersezel,
-waarop een klein, pas begonnen stuk stond, den twaalfjarigen Jezus te
-midden der schriftgeleerden, voorstellende. Het was om hem eenige
-afwisseling te geven bij den omvangrijken arbeid van het altaarstuk,
-dat hem door de groote afmeting soms te zeer vermoeide. Acht dagen
-geleden was hij er pas mee begonnen en nu was het bijna af&mdash;met
-zooveel toewijding en ijver had hij er aan gewerkt.</p>
-<p>Toen hij juist goed op streek was, werd er geklopt en met gefronste
-wenkbrauwen mompelde Dürer: &ldquo;men gunt mij zelfs de vroege
-ochtenduren niet!&rdquo;</p>
-<p>Maar zijn gelaat verhelderde zoodra hij den binnenkomende herkende.
-Het was een jonge, nauwelijks twintigjarige man, met dichte, zwarte
-lokken en een edel, bleek gelaat, dat duidelijk den kunstenaar
-verried.</p>
-<p>&ldquo;Wees welkom, mijn beste Titiaan!&rdquo; riep Dürer en
-hij stak hem zijn beide handen toe. Hij wist dat de kunstenaar, die
-voor hem stond, hem oprechte <span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name="pb155">155</a>]</span>vereering toedroeg. Titiaan zag
-met evenveel bewondering tot Dürer op als zijn grijze leermeester
-Bellini.</p>
-<p>&ldquo;Wat zie ik?&rdquo; riep hij uit, toen zijn oogen op den
-tweeden schildersezel vielen. &ldquo;Ik dacht, dat ik, na u acht dagen
-met rust te hebben gelaten, het altaarstuk goed gevorderd zou vinden,
-en zijt gij nu nog met studies daarvoor bezig, of,&rdquo; voegde hij er
-glimlachend bij, &ldquo;is dit geen studie voor het groote
-schilderij?&rdquo;</p>
-<p>Dürer moest eveneens lachen. &ldquo;Het is een op zich zelf
-staand schilderij, waartoe uw leermeester Bellini mij heeft opgewekt.
-Het zal mij evenwel niet lang meer ophouden, want ik denk het morgen af
-te maken en dan heb ik er slechts vijf dagen voor gebruikt.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Vijf dagen?&rdquo; vraagde Titiaan en zag Dürer strak
-aan. &ldquo;Hebt gij een verbond met den booze gesloten? Het is
-tooveren! Zulk een stuk in vijf dagen?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dat is alleen vlugheid, waarde Titiaan,&rdquo; antwoordde
-Dürer. &ldquo;Ik wilde mijn geest, die door het groote altaarstuk
-te veel vermoeid was, een weinig verfrisschen, door iets anders onder
-handen te nemen. Overigens heb ik ter wille van het groote werk veel
-andere opdrachten afgewezen, die mij meer geldelijk voordeel zouden
-hebben aangebracht dan dit groote stuk, waarvoor men mij 85 ducaten
-heeft beloofd.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e2396" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Het is waarlijk niet de zucht naar geld,
-die mij bezielt; doch denk eens hoeveel mijn onderhoud mij dagelijks
-kost en dat ik toch ook een deel der opbrengst mee naar huis moet nemen
-voor hen, die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd. Indien ik alles
-<span class="pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name="pb156">156</a>]</span>op mij had kunnen nemen, wat men van mij
-verlangde, zou ik wel tweehonderd ducaten hebben verdiend. En
-niettegenstaande al de vriendschap, die men mij bewijst, zou ik hier
-aan lager wal geraken, als mijn houtsneden en de andere werken, die ik
-uit Neurenberg heb meegenomen, mij geen voldoende som hadden
-opgebracht. Maar nu heb ik plan om, zoodra het kleine schilderij klaar
-is, met alle kracht aan het groote te gaan werken.&rdquo;</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e2402" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Om het met Pinksteren klaar te kunnen
-hebben?&rdquo; vraagde Titiaan.</p>
-<p>Dürer haalde de schouders op. &ldquo;Dat is onmogelijk; er zijn
-daarvoor veel te veel figuren op het stuk.&rdquo;</p>
-<p>Titiaan nam nu uit een portefeuille een teekening te voorschijn.
-&ldquo;Ik wilde u dit laten zien, om van u te hooren of gij vindt, dat
-ik vorderingen heb gemaakt door uw voorbeeld.&rdquo;</p>
-<p>Het was een landschap met bergen en een kasteel in het dal. Titiaan
-was inderdaad in dit genre een leerling van Dürer geworden en deze
-kon niet nalaten hem om dit stukje zeer te prijzen.</p>
-<p>Titiaan wist, dat deze lof welgemeend was en voelde zich, toen hij
-naar huis ging, innig dankbaar en gelukkig gestemd.</p>
-<hr class="tb">
-<p>De eene maand na de andere verliep; de geheele zomer ging voorbij en
-nog steeds was het schilderij niet af. Hoe meer de meester er mee
-vorderde, hoe meer hij ook den grooten omvang besefte van hetgeen
-<span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name="pb157">157</a>]</span>hij op zich had genomen. Daarbij kwamen er op
-nieuw allerlei opdrachten, die hij niet kon weigeren en die
-tegelijkertijd winst afwierpen.</p>
-<p>Eindelijk, op den 29<sup>sten</sup> September werd het in de stad
-verbreid, dat meester Dürer de laatste hand aan het altaarstuk,
-dat men sedert korten tijd het &ldquo;Rozenkransfeest&rdquo; noemde,
-had gelegd.</p>
-<p>Daarop begaf iedereen zich naar de werkplaats bij de
-Rialtobrug&mdash;een ieder, wien liefde tot de kunst bezielde, maakte
-zich op om van het kunstwerk te genieten. De geheele kunstwereld was
-verzameld, ook de adel, ja zelfs het wereldlijke en &rsquo;t
-geestelijke opperhoofd van <span class="corr" id="xd25e2426" title="Bron: Venetie">Veneti&euml;</span>, de Doge en de Patriarch, beide
-uitstekende kunstkenners, kwamen kijken.</p>
-<p>Eerst heerschte er onder de verzamelden een eerbiedige stilte, men
-voelde zich overweldigd door den grootschen indruk, maar daarna brak er
-zulk een storm van loftuitingen los, dat Dürer hooren en zien
-verging.</p>
-<p>Zijn werk verdiende trouwens volkomen zulk een lof: het was een
-meesterstuk.<a class="noteref" id="xd25e2434src" href="#xd25e2434"
-name="xd25e2434src">1</a></p>
-<p>Omgeven door een zonnig landschap, zit de H. Maagd op een troon.
-Haar lokken zijn goudblond en haar kleed is hemelsblauw; op haar schoot
-zit het Christuskind, terwijl twee zwevende engelen een gouden kroon
-boven haar hoofd houden. Rechts van den troon staat de H. Dominicus,
-die het gebruik van <span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158"
-name="pb158">158</a>]</span>het rozenkransgebed invoerde; links ziet
-men nog andere engelen, die de gestalten, die rondom geknield liggen,
-met kransen van levende rozen bekronen. Aan de voeten van Maria zit een
-engel met een mandoline; op den voorgrond knielen Paus Julius II en
-keizer Maximiliaan I, gehuld in ruime, purperen mantels; de eerste
-wordt door het kind Jezus; de andere door de Maagd Maria met een krans
-van rozen gekroond. Ook andere bekende personen komen op het schilderij
-voor, o.a. meester Hieronymus van Augsburg, de bouwmeester van het
-Duitsche handelshuis te Veneti&euml;; op den achtergrond rechts heeft
-Dürer zijn boezemvriend, Wilibald Pirkheimer, vereeuwigd en naast
-hem schilderde hij zijn eigen gestalte.</p>
-<p>Welk een groot aantal figuren en toch zulk een eenheid van
-groepeering; welk een grootheid en ernst lag over het geheel verspreid
-en toch hoe vrij was alles behandeld en hoeveel leven sprak er uit! En
-dat alles werd nog overtroffen door den gloed en de pracht van het
-coloriet! Dürers vijanden hadden durven zeggen:
-&ldquo;Ternauwernood kan hij teekenen, maar schilderen kan hij in het
-geheel niet&rdquo;&mdash;nu moesten zij verstommen: dit meesterstuk
-sloot allen spot den mond. De opgewondenheid nam daardoor nog toe en in
-geheel Veneti&euml; sprak men in die dagen over niets anders dan over
-meester Dürer en zijn grootsche schepping.&mdash;</p>
-<p>Toen de toevloed van nieuwsgierigen voorbij was, trad op zekeren
-namiddag, terwijl Dürer bij den Markies Proschi een feestmaal
-bijwoonde, een aanzienlijke <span class="pagenum">[<a id="pb159" href="#pb159" name="pb159">159</a>]</span>vrouw, door een bediende begeleid,
-de werkplaats bij de Rialtobrug binnen. Zij nam plaats tegen over het
-altaarstuk en bleef langen, langen tijd in diep, eerbiedig zwijgen
-verzonken, alsof de werkplaats een kerk ware, waar de priester de mis
-bediende. Haar handen waren gevouwen en haar oogen stonden vol
-tranen.</p>
-<p>Eindelijk stond zij op en verliet de gewijde plaats: &ldquo;Dat was
-een zalig oogenblik,&rdquo; fluisterde zij terwijl zij haar oogen
-afwischte. Het was Signora Bella. <span class="pagenum">[<a id="pb160"
-href="#pb160" name="pb160">160</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2434" href="#xd25e2434src" name="xd25e2434">1</a></span> Keizer
-Rudolf II kocht later het stuk voor een aanzienlijke som en liet het,
-om het voor beschadigingen te vrijwaren, door vier sterke mannen op de
-schouders van Veneti&euml; naar Praag dragen.&nbsp;<a class="fnarrow"
-href="#xd25e2434src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch18" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e347">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XVIII.</h2>
-<h2 class="main">BEDWELMENDE WIEROOK.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een stillen, somberen Novembermorgen voeren eenige
-gondels het &ldquo;Canale grande&rdquo; af. In pronkgewaad gehuld,
-alsof men op weg naar een feest was, deed de groep kunstenaars, die
-Dürer te Veneti&euml; om zich had verzameld, hem uitgeleide op
-zijn reis naar Bologna.</p>
-<p>Het was zijn hartewensch geweest, Rome, die stad der steden, het
-paradijs der kunst, te zien, en het scheen, dat deze wensch zou worden
-vervuld, daar het bericht kwam, dat Keizer Maximiliaan een bedevaart
-naar Rome wilde ondernemen, waarbij hij zich wilde aansluiten. Doch dit
-voornemen van den keizer kwam niet tot uitvoering en Dürer moest
-zijn plan opgeven. Ook was hij zoo gaarne naar Mantua gegaan, om zijn
-leermeester Mantegna te bezoeken. Zoo gauw zijn altaarstuk klaar was,
-wilde hij daarheen gaan, toen op den dertienden September het bericht
-kwam, dat de grijsaard was gestorven. Nu besloot hij naar Bologna te
-gaan, omdat hij wist daar gelegenheid te <span class="pagenum">[<a id="pb161" href="#pb161" name="pb161">161</a>]</span>hebben om nog meer te
-leeren en vooral de geheimen der perspectief te doorgronden. Niet dat
-hij daarvan niet op de hoogte was, maar het was hem te doen om zekere
-practische voordeelen tot vergemakkelijking der mechanische
-constructie, waarop de kunstenaars van Bologna bijzonder trotsch waren,
-en die zij angstvallig geheim hielden.</p>
-<p>Hij nam zijn weg over Ferrara. Tot zijn groote verbazing werd
-Dürer aan de poort der stad door een groot aantal der
-aanzienlijkste inwoners opgewacht en begroet. Ricardo Sbroglio, die
-uitstekende geleerde, ontrolde een blad perkament en droeg een lang
-gedicht voor, vol uitbundigen lof over den Duitschen meester, die zijn
-wangen voelde gloeien en niet wist, waarheen hij zijn oogen moest
-wenden. Wel was hij in Veneti&euml; reeds aan overmatige loftuigingen
-gewend, maar hier was het toch nog erger. Natuurlijk liet men hem niet
-dadelijk vertrekken; hij moest een geheelen dag blijven en men bood hem
-een gastmaal aan in het stadhuis.</p>
-<p>Den volgenden dag deed men hem in optocht uitgeleide en een der
-edelen liet er zich niet afbrengen hem te vergezellen en met hem
-Bologna binnen te rijden.</p>
-<p>Toen zij de stad naderden, bemerkte Dürer, dat men ook daar op
-de hoogte van zijn komst was. Aan de poort stond eveneens een groote
-menschenmassa en toen hij dichter bij kwam, zag hij van de met groen en
-bloemen versierde stadspoort bonte vlaggen wapperen. <span class="pagenum">[<a id="pb162" href="#pb162" name="pb162">162</a>]</span></p>
-<p>In de voorste rij van de verzamelde menigte stonden de, in Bologna
-woonachtige, kunstenaars. Dürers gelaat teekende blijdschap, toen
-hij aan de spits der schilders een bekend gezicht zag en nog wel het
-gezicht van een stadgenoot, Christoffel Scheurl, den Duitschen
-thesaurier aan de universiteit van Bologna. Het huis, waarin hij was
-geboren, stond in Neurenberg &ldquo;onder de veste&rdquo; schuin
-tegenover Dürers huis. Hij was drie jaar jonger dan deze en
-behoorde tot diens vurigste bewonderaars.</p>
-<p>Nu had er een hartelijke begroeting plaats, waarna de kunstenaars en
-edelen aan de beurt kwamen; zij voerden Dürer in triomf mee naar
-de markt en noodigden hem uit de gildekamer der schilders binnen te
-gaan, waar de eigenlijke ontvangst zou plaats hebben. Het deed
-Dürer goed, die gezichten, waarop zooveel welgemeende
-hartelijkheid en oprechte bewondering te lezen stond, om zich heen te
-zien.</p>
-<p>Op een wenk van den ouden Francesco Raibolini trad een jonge man
-vooruit, ook een schilder, Luca Pacioli geheeten: een statige gestalte
-met schitterende oogen en lange, golvende, ravenzwarte haren. Hij sprak
-Dürer aldus aan: &ldquo;Heil wedervaart heden onze stad Bologna,
-nu zij zulk een gast binnen haar muren mag zien, een man met een
-stralenkrans van roem en eer gesierd, en die, waar hij ook komt,
-triomfen viert en iedereen bewondering afdwingt. Wij buigen ons
-ootmoedig voor u, Meester Albrecht Dürer, den grootsten schilder
-der wereld, die is gekomen op een hoogte, die niemand ooit heeft
-bereikt, <span class="pagenum">[<a id="pb163" href="#pb163" name="pb163">163</a>]</span>of immer zal bereiken. Bologna heeft
-Veneti&euml; haar hoogen gast benijd&mdash;nu is dit niet meer noodig,
-nu de meester der meesters het niet beneden zich heeft geacht ook
-Bologna&rsquo;s poort binnen te komen&mdash;en het sterven zal ons
-gemakkelijker vallen, nu wij hem, naar wien ons hart zoo lang heeft
-verlangd, hebben mogen aanschouwen. Wees welkom, Meester Dürer,
-wees duizendmaal welkom in onze goede stad!&rdquo;</p>
-<p>Op deze woorden volgde een diepe stilte: Dürer, in verwarring
-gebracht door dien bombast en overdreven lof, welke dien te Ferrara nog
-overtrof, wist zoo dadelijk niet wat te antwoorden. Gelukkig kwam de
-oude Raibolini hem te hulp, doordat hij op hem toetrad en hem op
-vaderlijke wijze de hand drukte, zeggende:</p>
-<p>&ldquo;Pacioli heeft in ons aller naam gesproken, laten wij u nu
-ieder afzonderlijk de hand mogen drukken als zegel op hetgeen hij heeft
-gezegd.&rdquo;</p>
-<p>Ook de anderen traden op hem toe en nu werd Dürer weer zich
-zelf, en kon hij hen danken op Duitsche manier, dat is op rustige,
-bedaarde wijze, die om het ongewone daarvan op zijn bewonderaars een
-diepen indruk maakte en hun bewezen, hoe bescheiden die door hen zoo
-hoog geroemden en vergooden kunstenaar was.</p>
-<p>Meester Dürer bleef verscheidene weken in de stad, waar men het
-niet moede werd, hem voortdurend te huldigen, totdat hij onder
-Pacioli&rsquo;s leiding zooveel had geleerd als hij begeerde. Daarop
-nam hij afscheid en keerde naar Veneti&euml; terug. <span class="pagenum">[<a id="pb164" href="#pb164" name="pb164">164</a>]</span></p>
-<p>Nu eerst brak voor hem de tijd aan, dat hij zich vrij kon bewegen en
-den drang van zijn genie volgen, want nu hij zijn opdracht had vervuld
-en de Bartolomeuskapel met zijn altaarstuk prijkte, kon hij schilderen,
-wat hij wilde. En naar hartelust hanteerde hij nu penseel en
-graveerstift, terwijl zijn geldbuidel dagelijks meer werd gevuld. Met
-gerustheid kon hij zich aan zijn lust tot scheppen en aan het gezellig
-samenzijn met Venetiaansche kunstbroeders overgeven, want de berichten
-van zijn gezin waren steeds gunstig. Door zijn vriend Pirkheimer vernam
-hij, dat de pest reeds sinds lang had opgehouden haar offers te eischen
-en dat al de zijnen goed gezond waren. Dit en nog andere berichten
-verblijdden hem zeer.</p>
-<p>Op deze wijze ging de laatste tijd van het jaar voorbij.</p>
-<p>Toen men evenwel het nieuwe jaar was ingetreden, werd zijn verlangen
-naar de zijnen hem te machtig en besloot hij te vertrekken,
-niettegenstaande de pogingen der Signoria, die hem door het aanbieden
-van een jaargeld van tweehonderd dukaten, trachtte over te halen, te
-Veneti&euml; te blijven. Doch Dürer weigerde, hoe zwaar het hem
-ook viel, te scheiden van de stad, waar men hem op de handen had
-gedragen en van dit land, waar de zon zooveel helderder scheen en de
-kleuren zooveel meer gloed bezaten dan in het koude noorden. De
-vriendschap, die men in deze dagen hem in dubbele mate bewees, maakte
-hem het scheiden nog moeilijker. Daarom verblijdde het hem te hooren,
-dat de handelsreizigers, bij wie hij <span class="pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name="pb165">165</a>]</span>zich op de terugreis
-wilde aansluiten, &rsquo;s morgens vroeg op weg gingen, want hij
-hoopte, dat het afscheid daardoor in alle stilte zou plaats hebben.
-Maar daarin zag hij zich teleurgesteld; het was bekend geworden op welk
-uur hij van plan was heen te gaan, en zoo moest hij zich laten
-welgevallen, dat een groote menigte vrienden en vereerders hem
-uitgeleide deed tot ver buiten de poort der stad.</p>
-<p>Het kostte hem moeite om bij de laatste groeten en handdrukken zijn
-aandoening te bedwingen en toen hij op grooten afstand nog eenmaal het
-hoofd omwendde naar de stad Veneti&euml;, die juist schitterde in het
-purper en goud der opgaande zon, was hij zich niet langer meester en er
-blonk een traan in zijn oog. <span class="pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name="pb166">166</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch19" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e356">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XIX.</h2>
-<h2 class="main">OP HET TOPPUNT VAN ROEM.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Langen tijd na zijn terugkomst ging Albrecht
-Dürer zijn weg als in een droom. Alles was hem zoo vreemd geworden
-en met den arbeid kon hij niet op streek komen. Na het verblijf in het
-zonnige Zuiden, waar hij langer dan een jaar had vertoefd, weder
-verplaatst in het land van sneeuw en grijze luchten, moest hij tijd
-hebben om zich daar weer in te leven.</p>
-<p>Het wederzien der zijnen had zijn hart goed gedaan en hem uitermate
-verheugd; vooral was zijn jongste broeder Hans een reden tot blijdschap
-geweest. De knaap had bij den ouden Wolgemut veel geleerd en het bewijs
-geleverd, dat er een uitstekend kunstenaar in hem stak, van wien men
-kon verwachten, dat hij onder de leiding van zijn ouderen broeder zich
-nog verder zou ontwikkelen en hem een goede hulp worden. De leegte, die
-den teruggekeerde in den vreemde voelde, werd hier in zijn tehuis
-aangevuld, doch den <i>kunstenaar</i> ontbrak iets; aan zijn
-scheppingskracht ontbraken de ware drang en bezieling. <span class="pagenum">[<a id="pb167" href="#pb167" name="pb167">167</a>]</span></p>
-<p>In Maart kreeg hij weer een opdracht van zijn vroegeren begunstiger,
-den keurvorst Frederik van Saksen, die een nieuwe paneelschildering van
-hem begeerde, voorstellende hetzelfde onderwerp, dat Dürer eenige
-jaren geleden in houtsneden had behandeld; de marteling der tienduizend
-onder Koning Sapores van Hongarije. Dürer maakte daarvoor een
-ontwerp en teekende de schets, maar hij voelde, dat de echte bezieling
-hem ontbrak en stelde de uitvoering telkens weer uit.</p>
-<p>Ook de ontwakende lente was niet in staat om hem te bezielen, en in
-het midden aan den zomer bleek het wat het was, dat hem in dien
-toestand had gebracht. Op zekeren morgen kon hij het bed niet verlaten,
-omdat hij door hevige hoofdpijn werd gekweld. Terstond liet zijn
-bezorgde vrouw den dokter halen, en deze wist langen tijd niet welke
-ziekte hem aan zijn leger kluisterde en waaruit zij voortkwam; de
-medicijnen, die hij klaar maakte, bleven zonder eenige uitwerking op de
-koorts, die reeds terstond in hevige mate was opgekomen en naar niets
-wilde luisteren. De zieke nam verontrustend in krachten af, omdat hij
-niets wilde eten, doch voortdurend begeerde te drinken.</p>
-<p>Pirkheimer, die van zijn reis voor stadsbelangen was teruggekeerd,
-ontstelde toen hij zijn vriend in dezen toestand terug zag en zorgde er
-voor, dat er een tweede geneesheer werd geraadpleegd, in wien hij
-bijzonder veel vertrouwen had.</p>
-<p>En werkelijk, het gelukte dezen arts de koorts te bedwingen, zoodat
-de kranke na eenige dagen kalm <span class="pagenum">[<a id="pb168"
-href="#pb168" name="pb168">168</a>]</span>werd en kon
-slapen&mdash;zelfs begeerde hij voor het eerst weer iets te eten, en
-zijn huisgenooten herademden na deze lange, bange dagen. Toch ging er
-nog een geheele week voorbij, voordat de zieke het bed mocht verlaten
-en hij voelde zich toen nog zoo zwak, dat hij nauwelijks een voet kon
-verzetten.</p>
-<p>Wat was dat edel, schoonbesneden gelaat smal en bleek geworden, en
-hoe doorschijnend waren die vermagerde handen. Het kostte Vrouwe Agnes
-moeite haar tranen te bedwingen, toen zij hem zoo in zijn stoel zag
-zitten en haar hart voelde zich met innige, warme liefde getrokken tot
-hem, wien zij haar teederste zorgen wijdde.</p>
-<p>Deze trouwe toewijding deed den kranke goed en hij dankte God in
-stilte voor deze ster in den donkeren nacht. Zijn krachten namen
-merkbaar toe en tegen het eind van Augustus was hij in zooverre
-hersteld, dat hij weer aan den arbeid kon gaan.</p>
-<p>Naar lichaam en geest gesterkt, ging toch het werk slechts langzaam
-van stapel.</p>
-<p>Misschien was &rsquo;t het onderwerp, dat hem niet genoeg wist te
-bezielen, want een terechtstelling van vele duizenden op de
-afschuwelijkste wijze was ook weinig verkwikkelijk! Het kwam er op aan
-door de wonderen der kunst het afgrijselijke hiervan te bedekken; en
-zie, hoemeer moeite de kunstenaar zich gaf, om dit doel te bereiken,
-des te grooter werden ook zijn bezieling en scheppingskracht. Toch ging
-de arbeid langzaam voort, omdat hij dikwijls ander schilder- of
-teekenwerk onder handen nam; en toen <span class="pagenum">[<a id="pb169" href="#pb169" name="pb169">169</a>]</span>hij de laatste hand
-er aan legde, was er bijna een jaar voorbijgegaan.</p>
-<p>De schepper van dit kunstwerk voelde zich bevredigd en verheugde
-zich in den lof der kenners, die vooral de handigheid bewonderden,
-waarmee de kunstenaar het oog tot de afzonderlijke groepen wist te
-trekken, zoodat het vreeselijke van het geheel niet te veel de aandacht
-trok. Op den voorgrond ziet men den koning met zijn gevolg in turksche
-kleederdracht. Op het tweede plan staan palen opgericht, waaraan de
-heiligen zijn gebonden; rechts daarvan gaan een menigte ontkleede
-gevangenen een hoogte op, van waar de martelaars in den afgrond, vol
-spiezen en stokken, worden geworpen. Links worstelen een aantal
-bloedgetuigen aan het kruishout met den dood en daarnaast legt een
-ander zijn hoofd op een blok, terwijl daar om heen een groote schare,
-waaronder ook een bisschop, op hetzelfde lot wacht.</p>
-<p>Terwijl nu iedereen het tentoongestelde stuk bewonderde, had
-Dürer reeds een ander groot schilderij in zijn geest voorbereid,
-waartoe hij zich nu met hart en ziel aan het werk zette. Hij had een
-bestelling uit Frankfort gekregen om voor het altaar van den H. Thomas
-in de kerk der Dominicanen een schilderij te leveren.</p>
-<p>Den man, die het had besteld, had hij in Neurenberg persoonlijk
-leeren kennen; het was de rijke lakenwever Jacob Heller, iemand, die
-uit bijzonderen angst voor zijn zieleheil er op uit was om door
-allerlei goede werken den duur van het verblijf in het vagevuur
-<span class="pagenum">[<a id="pb170" href="#pb170" name="pb170">170</a>]</span>te verkorten. Voor 130 Rijnsche guldens zou
-Dürer dit aan de kerk beloofde altaarstuk schilderen. Dadelijk,
-nadat hij het voor den keurvorst bestemde schilderij had voltooid, ging
-Dürer aan den arbeid. Het zou een vleugelaltaarstuk worden: het
-middelste paneel, dat ook het voornaamste was, moest de hemelvaart van
-Maria voorstellen, de rechtervleugel den marteldood van Jacobus en de
-linker dien van de H. Catharina.</p>
-<p>Dürer was nog niet ver er mee gevolgd, toen hij zich verplicht
-voelde om aan Heller, die reeds op spoed begon aan te dringen, te
-schrijven, dat de schilderij zooveel tijd en zorg vereischte, dat hij
-op een prijsverhooging tot 200 gulden, moest aandringen. Doch hij
-beloofde daarbij, dat geen vreemde hand iets aan het middenstuk zou
-schilderen. Heller, die hierin zijn koopmansgeest niet verloochende,
-was hierover erg ontsticht; maar toen Dürer hem antwoordde, dat
-hij het schilderij wilde houden, omdat hem honderd gulden meer daarvoor
-was geboden, sloeg hij een anderen toon aan.</p>
-<p>Niettegenstaande deze onaangenaamheden ging het werk goed en vlug
-van de hand, en de bekwaamheid, die Hans bij zijn medewerking aan de
-zijvleugels aan den dag legde, droeg er niet weinig toe bij om zijn
-opgewektheid in dit kunstwerk te vermeerderen.</p>
-<p>De winter ging voorbij; de lente kwam en tegen Paschen was het
-middenste zoover gevorderd, dat er weinig meer aan ontbrak, en nu reeds
-baarde het alom in de stad groot opzien. Dürer werd meermalen
-<span class="pagenum">[<a id="pb171" href="#pb171" name="pb171">171</a>]</span>door nieuwsgierigen gestoord; vele raadsheeren
-kwamen om hem hun oprechte hulde aan te bieden en ook de vreemdelingen,
-die te Neurenberg kwamen, verzuimden niet om hem op te zoeken. Sommigen
-boden hem groote sommen en wilden met alle geweld het schilderij
-bemachtigen, waardoor duidelijker dan ooit bleek, hoe hoog de
-Neurenberger meester ook in den vreemde stond aangeschreven. Op den
-derden Paaschdag verzamelde zich in alle kerken der stad het volk om de
-mis van den Heiligen Geest te hooren; na het einde van het koorgezang
-vermaanden de priesters de menigte tot bidden en werd God aangeroepen
-om Zijn zegen te geven over hetgeen op het raadhuis zou geschieden,
-opdat daar tot regenten zouden worden gekozen mannen, die aan wijsheid
-en verstand ook godsvrucht paarden.</p>
-<p>Na het einde van den dienst werd de klok van het raadhuis geluid en
-kwamen de raadsheeren bijeen voor hun gewichtige taak, waarvan de
-uitslag den volgenden dag aan de burgerij zou worden meegedeeld.</p>
-<p>Bij het vallen van den avond ging Albrecht Dürer, gekleed in
-zijn kostbaren, met marterbont omzoomden mantel, met zijn vrouw, die
-eveneens in feestgewaad was gehuld, uit in de richting van de
-Thierg&auml;rtnerpoort, om daar het groote huis, over welks aankoop
-Dürer met den eigenaar in onderhandeling was, nog eens nauwkeurig
-te gaan opnemen. Het was het hoekhuis in de Zistelstraat met het front
-naar het oosten.</p>
-<p>Op het oogenblik dat het echtpaar naar buiten <span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name="pb172">172</a>]</span>trad, kwam de heer Imhoff, het hoofd van een der
-aanzienlijkste Neurenbergsche families, haastig op hen toegeloopen en
-stak hun beide handen toe. Zijn gelaat, dat gewoonlijk zulk een
-ernstige en barsche uitdrukking had, zag er nu bijzonder gelukkig en
-tevreden uit.</p>
-<p>&ldquo;Wees gegroet, waarde Meester en ook gij, geachte Vrouwe!
-Ziet, met welk een gouden gloed de zon den hemel kleurt, als wilde zij
-een schoonen dag met een schoon besluit kronen. Zij ziet er zoo
-tevreden uit, alsof zij zich verblijdt over de stad Neurenberg, die
-zich heden van een eereschuld heeft gekweten. Houdt u maar goed.&rdquo;
-Daarop ging hij verder.</p>
-<p>Dürer zag hem verbaasd na en mompelde voor zich heen:
-&ldquo;Wat scheelt dien man? Wat kan er toch gebeurd zijn?&rdquo;</p>
-<p>Terwijl zij daar nog stonden, kwam er weder een heer met groote
-stappen op hen aan; het was Wilibald Pirkheimer. Ook zijn gelaat had
-een vreemde expressie, ook zijn oogen schitterden en op zijn vriend
-losstormend, trok hij hem mee naar binnen in het voorhuis en viel hem
-om den hals met de woorden: &ldquo;Geluk gewenscht, heer
-collega!&rdquo;</p>
-<p>Nu werd Dürers verwarring nog grooter: &ldquo;Wat is er toch
-gebeurd? Eerst doet de heer Imhoff zoo wonderlijk en zegt
-onbegrijpelijke dingen en nu doet gij nog veel dwazer! Kunt gij,
-beiden, dan geen goed verstaanbare taal meer spreken?&rdquo;</p>
-<p>Vroolijk klopte Pirkheimer zijn vriend op den schouder. &ldquo;Alles
-op zijn tijd, zegt koning Salomo. <span class="pagenum">[<a id="pb173"
-href="#pb173" name="pb173">173</a>]</span>Laten wij vandaag maar eens
-dwaas zijn, morgen is het weer tijd om verstandig te praten. Houdt u
-maar goed!&rdquo;</p>
-<p>Met deze woorden ging ook hij verder.</p>
-<p>Dürer bleef nog een oogenblik met zijn vrouw in het voorhuis,
-alsof hij nog een derden dwaas verwachtte; daarop gingen zij samen uit
-en vergaten spoedig dit wonderlijke geval, toen zij aan het doel van
-hun wandeling dachten.</p>
-<p>&ldquo;Ik verheug mij hartelijk op den dag, waarop wij onze nieuwe
-woning zullen kunnen betrekken,&rdquo; sprak Dürer. &ldquo;Want
-hoewel wij meer ruimte hebben gekregen sinds vader is heengegaan, is
-het oude huis toch wel wat klein. God zij gedankt, dat Hij ons zoo
-heeft gezegend, voornamelijk door hetgeen ik in het buitenland heb
-verdiend, dat ik twee jaar geleden, de schuld, die op ons huis rustte,
-heb kunnen aflossen!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, het was wel klein, ons oude huis,&rdquo; zei Vrouwe
-Agnes, &ldquo;maar het waren toch gelukkige jaren, die wij daarin
-doorbrachten. Moge de Heer ons even rijkelijk zegenen in onze nieuwe
-woning!&rdquo;&mdash;</p>
-<p>Het was een statig gebouw, het huis op den hoek der Zistelstraat,
-met den voorgevel naar het ruime plein gericht. De vorige eigenaar, de
-sterrekundige Bernhard Walter was gestorven en nu wilden zijn
-erfgenamen het huis verkoopen en de opbrengst onder elkaar
-verdeelen.</p>
-<p>Dürer werd het voorloopig eens met den zaakgelastigde, nadat
-hij het huis nog eens nauwkeurig had bezichtigd en keerde daarna met
-zijn vrouw in de <span class="pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174"
-name="pb174">174</a>]</span>beste stemming huiswaarts. Den volgenden
-morgen werd de uitslag van de raadsverkiezing openbaar gemaakt. Kort
-daarop begaven zich de beide heeren, die de hoogste betrekking in den
-raad bekleedden naar de woning van Albrecht Dürer, juist op het
-oogenblik, dat hij naar zijn werkplaats was gegaan. Zij kwamen om den
-meester, die nu eensklaps vermoedde, wat er den vorigen dag was
-gebeurd, mee te deelen, dat de stad Neurenberg niet wilde, dat men haar
-kon verwijten een harer burgers de eer te onthouden, die hem toekwam en
-dat men daarom meester Dürer, wiens roem wijd en zijd was
-verbreid, tot raadslid had verkozen.</p>
-<p>Blozend als een jonkvrouw stond daar de meester, die op deze wijze
-werd gehuldigd en hij vond in zijn verwarring slechts enkele
-onsamenhangende woorden van dank. Maar toen de heeren weg waren, viel
-Agnes, die alles had gehoord, haar echtgenoot om den hals, drukte hem
-tegen zich aan en omhelsde hem met tranen in de oogen, terwijl zij
-fluisterde:</p>
-<p>&ldquo;Uw vreugde is mijn vreugde, uw eer is mijn eer!&rdquo;</p>
-<p>Albrecht Dürers hart begeerde geen ijdele eer, maar de
-vriendschap en hartelijkheid, die men hem zoo duidelijk met deze
-verkiezing had bewezen, deden hem goed en waren een nieuwe spoorslag
-voor zijn scheppend genie. Het schilderij, voor Frankfort bestemd,
-naderde zijn voltooiing; nog eenmaal werd zijn arbeid onderbroken door
-de verhuizing in Juni naar het huis bij de
-Thierg&auml;rtnerpoort&mdash;toen was <span class="pagenum">[<a id="pb175" href="#pb175" name="pb175">175</a>]</span>het klaar en kon
-Dürer zijn monogram er onder zetten.</p>
-<p>Hij voelde zich gelukkig door deze nieuwe schepping, die hem innig
-lief was en waarvan hij met moeite scheidde. Bezield met teedere
-bezorgdheid voor zijn werk, zette hij zich neder om een brief er bij te
-schrijven:</p>
-<p>&ldquo;Mijn eerbiedige groetenis, zeer waarde en hooggeachte Heer
-Heller!</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e2596" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Nu is de geduldsproef, waartoe ik u heb
-moeten dwingen, ge&euml;indigd en ontvangt gij het door u bestelde
-schilderij. Het doet mij genoegen, dat Frankfort de plaats van
-bestemming is; er is geen plaats in Duitschland, waar ik het liever zou
-zien. Het is geschilderd met de beste verven, die ik heb kunnen
-bemachtigen, en is met goede ultramarijn over- en opgeschilderd, wel
-vijf of zesmaal, en toen het klaar was, heb ik het nog tweemaal
-overgeschilderd, opdat het lang goed zou blijven. Indien gij het goed
-rein houdt, ben ik overtuigd, dat het vijfhonderd jaar kleur houdt,
-want het is op andere wijze, dan waarop men het gewoonlijk doet,
-geschilderd. Zorg er dus voor, dat het schoon wordt gehouden, dat men
-het niet aanraakt en het niet met wij water <span class="corr" id="xd25e2599" title="Bron: besprenkeld">besprenkelt</span>. Over twee of
-drie jaar kom ik zelf, om het op bijzondere wijze te vernissen, dat
-verzekert haar duur nog wel honderd jaar langer. Ik verzoek u dringend,
-dat gij niemand toestaat om het te vernissen, want het zou mij zeer
-spijten, dat een werk, waaraan ik langer dan een jaar heb gearbeid,
-daardoor werd bedorven. En wees zelf bij de plaatsing tegenwoordig,
-opdat het stuk <span class="pagenum">[<a id="pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>niet worde beschadigd, terwijl ik u vriendelijk
-verzoek er voortdurend op te blijven letten.<span class="corr" id="xd25e2604" title="Niet in bron">&rdquo;</span><a class="noteref" id="xd25e2606src" href="#xd25e2606" name="xd25e2606src">1</a></p>
-<p>Geheel Frankfort verdrong zich naar de Dominicanerkerk, toen het in
-de stad bekend werd, dat de schilderij, die door Jacob Heller was
-geschonken, was aangekomen en op het altaar van den H. Thomas prijkte!
-Iedereen was vol geestdrift, vooral de gever zelf, die bij den bedongen
-prijs nog een kostbaar gouden sieraad voor Vrouwe Agnes voegde.
-Dürer had in zijn &ldquo;leven van Maria,&rdquo; hetzelfde
-onderwerp behandeld, maar welk een ontzettend groot verschil tusschen
-de kleine, zwarte houtsnede en het groote, van kleuren schitterende
-altaarstuk! In Itali&euml; verkondigde het Rozenkransfeest des meesters
-roem, maar op vaderlandschen bodem sprak dit tweede werk nog luider,
-want de schilderij te Frankfort overtrof die van Veneti&euml; door de
-levendige actie van alle figuren en de groote zuiverheid der
-teekening.</p>
-<p>In een kring staan de apostelen geschaard om het geopende graf van
-Maria, met een uitgestrekt, heerlijk landschap op den achtergrond.
-Johannes in het wit gekleed, buigt zich over de groeve, waarin hij
-staart. Rondom het graf staan sommige der apostelen, andere liggen
-geknield en allen heffen het gelaat hemelwaarts. De met groote zorg
-afgewerkte schilderachtige drapeering hunner gewaden, wedijvert in
-<span class="pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name="pb177">177</a>]</span>schoonheid met de fijn gevoelde
-kleurschakeering, die elk oog, ook het minst ontwikkelde, in verrukking
-moet brengen. Boven in de wolken des hemels zweeft Maria, die ten hemel
-vaart; zij heeft een blauw gewaad aan en een witte sluier omgeeft haar.
-Aan weerszijden houden God, de Vader, en Christus, de Zoon, de kroon
-des levens boven haar hoofd. God is voorgesteld als een vriendelijke
-grijsaard in goud en geelbruin kleed en Christus in purper gewaad als
-een overwinnaar en als de Rechter der wereld. Boven deze groep
-verschijnt in hellen lichtglans de H. Geest in den vorm eener duif,
-terwijl rondom een koor van engelen hun halleluja&rsquo;s met harpspel
-begeleiden.</p>
-<p>Dit is het middenstuk van het altaarschilderij, het hoofdmotief van
-het geheel. De twee zijvleugels, het martelaarschap van Jacobus en van
-de H. Catherina voorstellend, en met de beeltenissen van den gever
-Jacob Heller en van zijn vrouw Catherina von Mehlen versierd, stonden,
-hoe voortreffelijk ook van teekening, in de uitvoering achter bij het
-middenvak. Zij waren dan ook slechts als bijwerk bedoeld, maar juist
-daardoor waren zij geschikt om het effect van het voornaamste gedeelte
-te verhoogen.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Terwijl geheel Frankfort nog in verrukking was over het meesterstuk
-van den Neurenberger kunstenaar en hem luide prees, was diens hand
-alweer bezig aan een nieuw, groot werk. Een Neurenbergsche burger
-<span class="pagenum">[<a id="pb178" href="#pb178" name="pb178">178</a>]</span>had hem een altaarschilderij besteld voor de
-kapel van het door hem opgerichte Twaalfbroedershuis. En met waar genot
-greep Dürer deze gelegenheid aan om zijn geboorteplaats metterdaad
-zijn dank te bewijzen voor de eer hem aangedaan, om hem tot raadslid te
-verkiezen en nu een kunstwerk te scheppen, dat al de vorige nog zou
-overtreffen.</p>
-<p>Wel had hij zich voorgenomen geen groote paneelschilderingen meer te
-leveren, omdat de geringe sommen, die men er voor betaalde, tijd en
-moeite niet beloonden en hij daardoor weldra in geldelijke
-moeilijkheden zou komen; daarom was hij van plan in het vervolg
-voornamelijk zijn kunst in houtsneden, kopergravuren en etsen te geven,
-op welk gebied hij nieuwe vorderingen en ontdekkingen had gemaakt. Maar
-het was hem, om den genoemden reden, onmogelijk de opdracht van meester
-Mattheus Landauer te weigeren en daarom besloot hij zijn minder
-omvangrijken arbeid voor de avonduren te houden, hoewel dat bij het
-walmende kaarslicht zeer inspannend moest zijn. Door den vurigen wensch
-om zijn geboorteplaats het beste, wat hij had, te geven, kreeg zijn
-geest nieuwe gedachten en ontving zijn genie nieuwe openbaringen. En
-had hij reeds zijn uiterste zorg aan het Frankfortsche schilderij
-besteed, hier steeg die tot in het overdrevene.</p>
-<p>Reeds de vorm van het werk was nieuw. Het was geen
-vleugelaltaarstuk, maar een enkel paneel met een lijst, die de
-kunstenaar zelf had ontworpen en gemodelleerd. Dit bouwkunstig
-prachtwerk was uit <span class="pagenum">[<a id="pb179" href="#pb179"
-name="pb179">179</a>]</span>hout gesneden en op zich zelf een
-meesterstuk. Op het vak in het ronde bovenstuk der lijst zit de
-Heiland, als Rechter der wereld, tusschen Johannes en Maria, terwijl op
-de beide hoeken twee engelen de bazuinen van het jongste gericht
-blazen. Daaronder op de fries ziet men het oordeel der wereld
-afgebeeld, de scheiding tusschen boozen en goeden. Dit bovenstuk wordt
-gedragen door twee Corinthische zuilen, met bewonderenswaardige
-fijnheid uitgevoerd.</p>
-<p>Dürer had voor de schilderij, die in deze heerlijke omlijsting
-zou worden gevat, hetzelfde onderwerp gekozen als Rafael terzelfde tijd
-te Rome, namelijk: de aanbidding der H. Drievuldigheid. Doch welk een
-verschil tusschen zijn opvatting en die van den Italiaan! Rafael
-schilderde voor de aanzienlijken en geleerden; Dürer voor allen,
-die met een beangst en verslagen hart troost bij den Heer zoeken; hij
-beoogde niet aesthetisch genot, maar wilde door zijn werk het gebroken
-hart genezen en bemoedigen en leverde dus dat, wat een waar altaarstuk
-moet zijn: een prediking in kleuren, een troost voor vermoeiden en
-belasten.</p>
-<p>En hoe goed was hem nu zijn prediking gelukt! Er lag een gouden
-gloed, als ochtendzonneschijn in Mei op de schepping, over het geheel
-verspreid. Alles schijnt bovenaardsch, het is alsof men niet met
-tastbare verf te doen heeft, maar alsof het een hemelsch luchtbeeld is.
-En de groepeering van het geheel! Het oog wordt niet getrokken door
-afzonderlijke deelen, maar het kan het geheel met &eacute;&eacute;n
-blik omvatten, <span class="pagenum">[<a id="pb180" href="#pb180" name="pb180">180</a>]</span>zooveel harmonie is er in de rangschikking,
-zooveel eenheid in de stemming, die er in ligt uitgesproken! En nu de
-wemelende menigte der zaligen des hemels, die de H. Drievuldigheid
-aanbidden, evenals de Christengemeente op aarde, van den paus en den
-keizer af tot den landman met zijn dorschvleugel toe&mdash;hoe
-weerspiegelt op al die verschillende gezichten dit eene gevoel, dat
-aller hart bezielt, de jubel van het schepsel over de teweeggebrachte
-verlossing! En eindelijk, hoe eigenaardig is de opvatting en het
-weergeven van het goddelijk geheim der Drievuldigheid: God, de vader,
-boven wiens hoofd de H. Geest in de gestalte van een duif zweeft in
-stralenden glans, houdt naar beneden de groote, zalige verborgenheid;
-het bloedende en stervende Lam Gods aan het kruis genageld!</p>
-<p>Deze schilderij maakte een overweldigenden indruk. Behalve de
-stadgenooten kwamen ook vele vreemdelingen om dit hooggeprezen wonder
-van menschelijke kunst met eigen oogen te zien, en met diepgevoelde
-voldoening en vrome dankbaarheid jegens God, die hem deze heerlijke
-gave had verleend, zag de meester op het gelaat der beschouwers dat wat
-hij had begeerd te voorschijn te roepen, weerspiegeld: vroomheid en
-aanbidding. <span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" name="pb181">181</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2606" href="#xd25e2606src" name="xd25e2606">1</a></span> Nadat
-Keizer Rudolf II tevergeefs 10000 gulden had geboden voor dit
-schilderij, waarvoor haar maker 200 gulden had ontvangen, kwam het voor
-een nog grootere som in het bezit van den keurvorst Maximiliaan van
-Beieren. Dürers hoop, dat voor het werk een lange toekomst was
-weggelegd, werd niet vervuld, want in den nacht van den 10den April
-1674 werd het kunstwerk bij een brand door de vlammen
-vernield.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e2606src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch20" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e365">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XX.</h2>
-<h2 class="main">SCHILDER EN DICHTER.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">&ldquo;Wie was dat toch, die van morgen vroeg zoo lang
-bij u in de werkplaats is geweest?&rdquo; vraagde Vrouwe Agnes op
-zekeren dag aan haar echtgenoot. &ldquo;Hij zag er zoo voornaam
-uit.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ja, daarin hebt gij gelijk,&rdquo; antwoordde Dürer,
-&ldquo;het was Ulrich Fugger, een man uit een der oudste en rijkste
-families van Augsburg. Hij is eerst naar de Allerheiligenkapel gegaan
-om het schilderij te zien en daarna is hij bij mij gekomen om te
-vragen, of ik voor hem ook zulk een stuk wil schilderen.&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Agnes kon haar ontsteltenis niet verbergen en vraagde snel:
-&ldquo;En hebt gij het beloofd? Gij kunt zoo moeilijk iemand iets
-weigeren.&rdquo;</p>
-<p>Glimlachend legde Dürer zijn hand op haar arm. &ldquo;Wees niet
-bezorgd; dezen keer is uw man niet zwak geweest. Die heer uit Augsburg
-heeft getracht mij te vangen, door mij den grootst mogelijken lof toe
-te zwaaien, maar ik heb dapper weerstand geboden, <span class="pagenum">[<a id="pb182" href="#pb182" name="pb182">182</a>]</span>want
-ik ben vast besloten geen groote paneelschilderingen meer te maken,
-daar zij slecht worden betaald en mij dikwijls ook nog ergernis en
-verdriet berokkenen.&rdquo;</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e2655" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Heeft Bisschop Johan van Breslau nu
-eindelijk zijn schuld afgedaan?&rdquo; vraagde Catherina, de zuster van
-Vrouwe Agnes, die er bij tegenwoordig was. &ldquo;Ik herinner mij, dat
-gij u beklaagdet, omdat hij steeds uitstelde het mooie schilderij van
-Maria, dat hij bij u kocht, te betalen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Eindelijk, na drie jaar,&rdquo; antwoordde Dürer,
-&ldquo;is hij er toe overgegaan om mij te betalen en het zou toen zeker
-nog niet zijn gebeurd, als zijn geheimschrijver, Johannes Hessus, een
-Neurenberger, mij niet had geholpen. Hij schreef mij, dat de bisschop
-zich volstrekt niet meer herinnerde voor welken prijs wij het eens
-waren geworden. En daarom wil ik met die aanzienlijke heeren niets meer
-te maken hebben en mij weer meer gaan bekommeren om het volk, waaraan
-ik mij in de laatste jaren te weinig heb laten gelegen liggen. Met dat
-doel voor oogen wil ik mijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes
-op nieuw uitgeven; en ook andere houtsneden en kopergravuren, waarvan
-ik het meerendeel reeds sinds lang klaar heb, met nieuwe platen
-vermeerderen, zooals het leven van Maria, en de groote en kleine
-Passie, de eerste op koper gegraveerd en de laatste als houtsneden. Het
-leven van Maria telt nu twintig teekeningen; de groote Passie twaalf en
-de kleine zevenendertig. Daarmee geloof ik het Duitsche volk beter
-<span class="pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183" name="pb183">183</a>]</span>van dienst te kunnen zijn dan met mijn groote
-altaarschilderijen en het is tegelijkertijd voordeeliger voor het
-onderhoud van mijn gezin.&mdash;Maar nu heb ik nog een bijzonder plan
-in mijn hoofd: ik wilde de teekeningen niet als losse bladen uitgeven,
-maar bij elkaar gebonden in een boek en voorzien van bijschriften,
-opdat de minst ontwikkelde hun beteekenis en doel zouden kunnen
-begrijpen. Mijn goede vriend, Pater Chelidonius van de Benedictijnen is
-mij daarin behulpzaam en heeft mooie versregels daarvoor gemaakt, die
-bij elke teekening van de groote en kleine Passie zullen worden
-gedrukt. Op die wijze zullen het meditatieboeken worden ter bevordering
-van het zieleheil.&mdash;En nog iets anders wil ik u vertellen, beste
-Catherina, als gij het ten minste niet reeds door Agnes hebt gehoord:
-Anton Koburger, mijn peter, zal mij helpen aan een drukpers, die ik in
-mijn eigen huis wil opstellen, dan kan ik mijn werk zelf afdrukken.
-Hans en een der gezellen kunnen mij daarbij helpen, dan kunnen zij zich
-ook in die kunst oefenen.&rdquo;</p>
-<p>Er werd op de deur geklopt en er trad een monnik binnen in de
-kleederdracht der Benedictijnen.</p>
-<p>&ldquo;Lupus in fabula!&rdquo; riep Dürer vroolijk en hij
-reikte zijn vriend de hand.</p>
-<p>&ldquo;Daar juist sprak ik van u en nu staat gij in levende lijve
-voor mij! Wees hartelijk welkom!&rdquo;</p>
-<p>De pater zette zich aan de tafel en haalde een rol papier uit zijn
-pij te voorschijn:</p>
-<p>&ldquo;Zie eens, Meester, of gij over mijn werk tevreden
-<span class="pagenum">[<a id="pb184" href="#pb184" name="pb184">184</a>]</span>zijt. Het eerste boekje is nu klaar; aan het
-andere wilde ik niet beginnen, voordat ik uw oordeel had
-gehoord.&rdquo;</p>
-<p>Dürer nam het papier en las eenige oogenblikken in stilte,
-daarop reikte hij over de tafel den monnik de hand. <span class="corr"
-id="xd25e2677" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Gij hebt mij
-begrepen, zoo heb ik het bedoeld. Ga maar op deze wijze voort, dan
-zullen mijn teekeningen ingang vinden bij het volk en goed worden
-begrepen.&mdash;Gij zijt een uitstekend po&euml;et, beste Chelidonius!
-Ik zal uw verzen aan mijn vriend Pirkheimer laten lezen, hij zal zeker
-daarmee zijn ingenomen.&rdquo;</p>
-<p>De meid bracht op een wenk van Vrouwe Agnes een kan wijn binnen en
-de vrouw des huizes vulde de kleine, tinnen kroezen met het druivensap.
-Toen kwamen allen in de beste stemming, vooral meester Dürer, die
-het gezelschap aangenaam onderhield met te vertellen, wat hem in
-Veneti&euml; was overkomen. Maar eensklaps liet hij dit onderwerp varen
-en zich tot den monnik keerend, zei hij: &ldquo;Ook ik ben eenige jaren
-geleden begonnen mij in uw kunst te oefenen en heb het gewaagd
-versregels aan elkaar te lijmen.&rdquo;</p>
-<p>Verbaasd keek de pater hem aan. &ldquo;Zijn dan de Muzen zoo mild
-geweest om u <i>alle</i> gaven in den schoot te werpen?&rdquo;</p>
-<p>Dürer moest lachen. &ldquo;Wees niet te voorbarig met uw lof;
-ik ben al genoeg bestraft, omdat ik mij op vreemd terrein heb gewaagd,
-vooral door mijn vriend Pirkheimer. &rsquo;t Is nu twee jaar geleden,
-dat ik mijn eerste rijmpjes heb gemaakt. Het waren slechts twee
-<span class="pagenum">[<a id="pb185" href="#pb185" name="pb185">185</a>]</span>regels en ik had goed geteld, de eene had
-evenveel lettergrepen als de andere, en daarom dacht ik, dat het goed
-was, het versje was als volgt:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">Gij aller englen spiegel en Verlosser van de
-zonden.</p>
-<p class="line">Om mij hebt gij zulk bitter lijden en den dood
-gevonden.</p>
-</div>
-<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2697" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Toen ik dit aan mijn vriend Pirkheimer
-liet zien, lachte hij mij uit en zei, dat elke regel niet meer dan vier
-voeten of acht lettergrepen mocht hebben. Daaraan gedachtig, ging ik
-dadelijk weer aan het werk en rijmde achttien regels bij elkaar, waarin
-ik God vraagde om de acht gaven der wijsheid.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e2701" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Het begon zoo:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line xd25e2705">Bidt om der wijsheid gaven acht,</p>
-<p class="line xd25e2705">God geen naarstig bidder veracht.</p>
-<p class="line">Met recht wordt een man wijs genoemd,</p>
-<p class="line">Die niet op geld of armoe roemt.</p>
-</div>
-<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2714" title="Niet in bron">&ldquo;</span>En zoo ging het door. Nu meende ik zeker
-te kunnen zijn van de goedkeuring van den hooggeleerden heer
-Pirkheimer, maar ik vergiste mij: hij begon weer dadelijk te spotten en
-te vitten. Ik dacht dat hij mij die kunst misgunde en ging daarom naar
-den heer Lazarus Spengler, den Secretaris der stad, daar hoopte ik een
-zachter en rechtvaardiger oordeel te vinden. Maar ook die verwachting
-werd bedrogen, want hij wroette in mijn verzen als een everzwijn in een
-wijnberg en zond mij de totaal veranderde verzen weer terug met een
-spotdicht er bij, waarvan ik mij het begin nog heel goed herinner:
-<span class="pagenum">[<a id="pb186" href="#pb186" name="pb186">186</a>]</span></p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">Ofschoon men vaak door vele lieden</p>
-<p class="line">De vreemdste dingen ziet geschieden,</p>
-<p class="line xd25e2705">Waarover men verbaasd moet staan,</p>
-<p class="line xd25e2705">Zoo wil ik u iets zeggen gaan,</p>
-<p class="line">Dat uwe lachlust op zal wekken</p>
-<p class="line">En u tot groot vermaak zal strekken.</p>
-<p class="line xd25e2705">En daarom zeg ik: luister dan!</p>
-<p class="line xd25e2705">Gij, allen, kent gewis een man</p>
-<p class="line">Met langen baard en krullend haar,</p>
-<p class="line">Een nooit volprezen kunstenaar</p>
-<p class="line xd25e2705">Met teekenstift en met penseel,</p>
-<p class="line xd25e2705">Aan roem en eer heeft hij ruim deel,</p>
-<p class="line">In ieders achting hoog gerezen!</p>
-<p class="line">En daar hij schrijven kan en lezen,</p>
-<p class="line xd25e2705">Is hij zich waarlijk gaan verbeelden:</p>
-<p class="line xd25e2705">In woord en rijm iets af te beelden</p>
-<p class="line">Speelt hij ook, als een dichter, klaar,</p>
-<p class="line">Nu rijmt hij verzen bij elkaar.</p>
-<p class="line xd25e2705">Maar hoe hij rijmt, het gaat niet vlot!</p>
-<p class="line xd25e2705">En &rsquo;k vrees gewis, dat aan het slot</p>
-<p class="line xd25e2705">Hem wacht des schoenenmakerslot.</p>
-</div>
-<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2764" title="Niet in bron">&ldquo;</span>En dan wordt er verder verhaald van een
-schoenmaker, die een schilderij bekijkt, dat door een schilder in de
-zon was geplaatst om te drogen en die tot den kunstenaar zegt, dat de
-schoenen die hij heeft geschilderd niet goed zijn. Daarop verbetert de
-schilder de fout, die hem wordt aangewezen en zet het stuk weer in de
-zon. Nu waagt de schoenmaker in zijn overmoed ook aanmerkingen op de
-plooien in de kleederen te maken&mdash;maar daarover wordt de schilder
-boos en vraagt, of hij zich verbeeldt ook kleermaker te zijn en hij
-roept hem toe: schoenmaker, blijf bij uw leest! En na dit verhaal
-besluit de heer Spengler zijn gedicht aldus: <span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187" name="pb187">187</a>]</span></p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">Ik zeg daarom tot dezen man,</p>
-<p class="line">Die zoo voortreflijk schildren kan:</p>
-<p class="line xd25e2705">Laat mij u raden, blijf daarbij,</p>
-<p class="line xd25e2705">Dan ducht gij geene spotternij.&rdquo;</p>
-</div>
-<p class="first">&ldquo;Hoe onaardig van hem; ik had zoo iets in het
-geheel niet van den heer Spengler verwacht,&rdquo; riep Catherina uit
-en juist wilde Vrouwe Agnes in den zelfden geest lucht geven aan haar
-verontwaardiging, toen Dürer, hartelijk lachende, vervolgde:</p>
-<p>&ldquo;Wees maar niet boos op hem, ik heb het hem betaald gezet,
-want terstond heb ik de pen weer opgenomen en hem het volgende
-hekeldicht gezonden:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">&rsquo;t Is wetenswaardig wel gewis,</p>
-<p class="line">Dat in Neurenberg een schrijver is,</p>
-<p class="line xd25e2705">Die zich zelf vindt een kranig man,</p>
-<p class="line xd25e2705">Omdat hij missiven schrijven kan.</p>
-</div>
-<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2791" title="Niet in bron">&ldquo;</span>En daarop heb ik hem ruim zijn deel
-gegeven en hem bij een notaris vergeleken, die maar &eacute;&eacute;n
-enkel formulier voor zijn akten er op nahoudt en zich daardoor de
-spotternij der menschen op den hals heeft gehaald. Daarna heb ik hem
-nog meer getrotseerd en gezegd, dat ik niet alleen verzen wilde
-schrijven, maar mij ook met de artsenijkunde zou gaan bemoeien en
-tegelijkertijd heb ik allerlei recepten van schilderspreperaten voor
-hem opgeschreven en ben op deze wijze ge&euml;indigd:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line">En al lacht die schrijver nog zoo luid,</p>
-<p class="line">Met dichten scheid ik toch niet uit;</p>
-<p class="line xd25e2705">Dat zegt die gebaarde, langharige
-schilder</p>
-<p class="line xd25e2705">Tot den spotlustigen schrijver.<span class="corr" id="xd25e2803" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-</div>
-<p><span class="pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name="pb188">188</a>]</span></p>
-<p>Er was wel een beetje angst in de vragende blikken, die zich daarop
-op den spreker richten en Catherina vraagde haastig: &ldquo;En hoe
-heeft de heer Spengler die woorden opgenomen?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Juist zooals zij waren bedoeld,&rdquo; antwoordde Dürer
-glimlachend: &ldquo;als een grap en we zijn altijd goede vrienden
-gebleven. Pirkheimer is later ook tot andere gedachten gekomen; toen
-hij zag, dat het mij ernst was om mij op de dichtkunst toe te leggen,
-heeft hij mij geholpen om den vorm mijner verzen mooier en sierlijker
-te maken. En nu zal ik u ook maar vertellen, dat ik een heele
-verzameling verzen, die niemand ooit heeft gelezen, in mijn cassette
-heb, maar die weldra het licht zullen zien tegelijk met de teekeningen,
-die ik er bij heb gemaakt tot nut en leering van het volk.&rdquo;</p>
-<p>Men drong er op aan, dat Dürer ze voor den dag zou halen, maar
-hij bleef weigeren. &ldquo;Hebt een weinig geduld&mdash;als ik mijn
-drukpers heb en zelf drukker ben geworden, dan moogt gij zoowel de
-dichtregels als de platen zien.&rdquo;&mdash;En werkelijk werden de
-rijmspreuken met de daarbij behoorende houtsneden na eenigen tijd
-uitgegeven&mdash;het waren vlugschriften, die veel goeds stichtten.</p>
-<p>Maar het volk ontving met nog meer vreugde de andere teekeningen,
-die Dürer op zijn drukpers had afgedrukt en de wereld ingezonden;
-vooral oefende de groote en de kleine Passie een machtigen invloed uit
-en predikten de lijdensgeschiedenis op betere wijze dan eenig priester
-het van den kansel deed. <span class="pagenum">[<a id="pb189" href="#pb189" name="pb189">189</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch21" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e374">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXI.</h2>
-<h2 class="main">KUNSTENAAR EN KEIZER.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een Januaridag van het jaar 1512 heerschte er
-groote bedrijvigheid in Pirkheimers huis. De meiden en de kok waren
-druk bezig in de keuken en de heerlijke geur, die zich van daar uit
-verspreidde, verried, dat er uitgezochte spijzen werden toebereid.
-Evenveel drukte heerschte er in den wijnkelder, terwijl vier bedienden
-in de groote zaal de tafel dekten. De heer des huizes was weder
-voornemens eenige gasten aan den maaltijd te vereenigen, een gewoonte,
-die hij had aangenomen sinds zijn vrouw was overleden en hij zich
-eenzaam en verlaten gevoelde.</p>
-<p>Gewoonlijk was het aantal genoodigden niet groot, maar daarom des te
-meer uitgezocht. Hij verzamelde aan zijn tafel mannen, die hoog stonden
-op geestelijk gebied en met wie deze wetenschappelijk uitstekend
-ontwikkelde, fijngevoelende en voor het schoone bezielde man, naar
-hartelust kon redeneeren.</p>
-<p>Meester Dürer was altijd de eerste, die een uitnoodiging kreeg,
-want de vriendschapsbanden, die de <span class="pagenum">[<a id="pb190"
-href="#pb190" name="pb190">190</a>]</span>beide mannen vereenigden,
-waren met de jaren nog vaster geworden. Het was opmerkenswaardig, dat
-Pirkheimer, die door zijn trots, zijn onverbiddelijkheid en heftigheid
-zich vele vijanden maakte en zich in den raad nooit bijzonder bemind
-had weten te maken, ja, zich zelfs de haat van velen op den hals had
-gehaald, met Albrecht Dürer steeds in de hartelijkste verhouding
-leefde; nooit zweefde er een wolkje aan den hemel hunner
-vriendschap.</p>
-<p>Pirkheimer stond voor het venster te wachten op den bediende, dien
-hij naar de Tierg&auml;rtnerstraat had gezonden om zijn vriend dringend
-te verzoeken, de weigering op zijn uitnoodiging in te trekken. Het was
-de eerste maal dat Dürer zich had laten verontschuldigen.</p>
-<p>Eindelijk kwam de knecht terug, doch hij bracht hetzelfde antwoord
-mede: Meester Dürer was zoo overstelpt met werk, dat hij zich het
-genoegen om te komen moest ontzeggen.</p>
-<p>Pirkheimer vernam met leedwezen deze boodschap en hij had nu maar
-half pleizier in den maaltijd.</p>
-<p>Dürer had het werkelijk overdruk. De raad had hem de eervolle
-opdracht gedaan, om de zaal, waar de rijkskleinoodi&euml;n. gedurende
-de tentoonstelling te zien waren, te versieren met twee levensgroote
-portretten van Karel den Groote en van Keizer Sigismund, den souverein,
-die Neurenberg had uitverkoren tot bewaarplaats dezer schatten.</p>
-<p>Reeds lang was Dürer bezig aan de voorbereidende studies voor
-deze schilderijen, toen in het begin van <span class="pagenum">[<a id="pb191" href="#pb191" name="pb191">191</a>]</span>het jaar 1512 het
-bericht kwam, dat keizer Maximiliaan van plan was in het voorjaar zijn
-intocht te Neurenberg te houden, en eenigen tijd binnen de muren zijner
-trouwe Rijksstad te vertoeven.</p>
-<p>Om nu tegen dien tijd klaar te kunnen zijn, werkte Dürer van
-den vroegen morgen tot den laten avond en met zooveel haast, dat zijn
-vrouw zich ongerust over hem maakte, want zijn wangen werden steeds
-bleeker, spijs en drank smaakten hem niet en een zenuwachtige onrust
-beletten hem &rsquo;s nachts het slapen.</p>
-<p>In het laatst van Januari was het portret van Keizer Sigismund een
-goed eind op streek, maar toch nog niet geheel af. Hij had het gelaat,
-om het zoo getrouw mogelijk naar waarheid weer te geven, naar een
-wapenzegel geschilderd, wat evenwel niet voordeelig voor het portret
-was, want de lange, spitse neus was niet bepaald bekoorlijk te noemen.
-Voor &rsquo;t overige was Keizer Sigismund ook slechts als bijfiguur
-bedoeld en eischte daarom een minder zorgvuldige uitvoering; al zijn
-krachten wilde de kunstenaar besteden aan het hoofdfiguur, den grooten
-Karel, wiens gestalte nog slechts in schets was ontworpen en waaraan
-Sebaldus Beham, zijn nieuwe gezel, hem volstrekt niet behulpzaam mocht
-zijn.</p>
-<p>Daar kwam op eens het bericht, dat de keizer reeds den
-4<sup>den</sup> Februari zou komen en dus was alle haast en overijling
-te vergeefs geweest en teleurgesteld legde Dürer de penseelen
-terzijde om zich en zijn huis voor de komst des keizers gereed te
-maken, want zelfs in het kleinste straatje werden de woningen
-<span class="pagenum">[<a id="pb192" href="#pb192" name="pb192">192</a>]</span>feestelijk versierd. Het was inderdaad
-verwonderlijk, hoe op eenmaal te midden van de sneeuw de straten in
-groenen voorjaarsdos pronkten, waartoe men het Lorenzer- en
-Sebalderwoud had geplunderd.</p>
-<p>Natuurlijk waren die straten, waarlangs de keizer zijn intocht zou
-houden, het fraaist versierd: van de Spittlerpoort door de Smidstraat
-naar het plein, waarop de St. Jacobskerk stond, vandaar naar de
-Koornmarkt en over de Vleeschbrug naar de Heerenmarkt, en dan over de
-Visch- en Zoutmarkt naar de Veste. De poort was geheel met dennengroen
-versierd en van het bovenste gedeelte wapperden bonte vlaggen en
-wimpels en daarmee wedijverden alle huizen en kerken, langs welker
-<span class="corr" id="xd25e2855" title="Bron: stijle">steile</span>
-gevels het groen zich als klimop naar boven slingerde. Het schoonst van
-alles was de eerepoort bij de Veste, op welker gevel sierlijke
-godenbeelden het keizerlijke wapen vasthielden, waarboven de
-keizerlijke vlag met den adelaar zich trotsch verhief.</p>
-<p>Van hier tot aan de Spittlerpoort hadden de gilden in vol ornaat en
-de vertegenwoordigers der aanzienlijke families post gevat, terwijl al
-de leden van den raad voor de poort den keizer opwachtten.</p>
-<p>Om negen uur in den morgen zag men in de verte de voorhoede van den
-keizerlijken stoet aangekomen en dadelijk begonnen al de klokken te
-luiden en weerklonk het geknal der donderbussen en het geschal der
-trompetten van de stadshoornblazers om aan het volk in de stad te
-verkondigen: Hij is in aantocht!</p>
-<p>Maar nadat de voorste ruiters de poort waren <span class="pagenum">[<a id="pb193" href="#pb193" name="pb193">193</a>]</span>binnengereden, duurde het nog geruimen tijd,
-voordat de keizerlijke Heer zelf verscheen. Daar kwam hij! Een zwarte
-hengst droeg de hoog opgerichte gestalte, een echt
-ridderfiguur,&mdash;zijn oogen zagen trotsch om zich heen, doch zijn
-mond glimlachte minzaam.</p>
-<p>Bij de poort hield hij zijn paard in om den welkomstgroet van den
-raad te ontvangen, daarop bewoog zich de stoet, na enkele woorden van
-dank, onder het eindeloos gejubel van het volk, dat zich gedeeltelijk
-ook plaats had verschaft op de daken, door de verschillende straten
-naar <span class="corr" id="xd25e2868" title="Bron: do">de</span>
-Veste, waar Zijn Majesteit verblijf zou houden.</p>
-<p>&rsquo;s Middags verscheen Keizer Maximiliaan met zijn gevolg op het
-raadhuis, waar in de groote zaal een feestmaal was gereed gemaakt, en
-het behaagde hem daar te blijven tot laat in den avond.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Den volgenden morgen zag men een statigen man, met een edel,
-bezield, fijnbesneden gelaat van de Veste komen. Het was Johannes
-Stabius, Zijner Majesteits Kroniekschrijver en vertrouwd raadgever, een
-door en door geleerd man, die ook groote mathematische kundigheden
-bezat en als dichter veel lauweren had verworven. Hij richtte zijn
-schreden westwaarts, naar het plein bij de Tierg&auml;rtnerpoort en
-liet op Dürers huisdeur den klopper driemaal vallen.</p>
-<p>De meester, die hem had zien aankomen, snelde de trap af en deed
-zelf de deur voor hem open.</p>
-<p>Beide mannen vestigden een onderzoekenden blik <span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name="pb194">194</a>]</span>op
-elkaar en op elks gelaat was de achting, die de een den ander
-inboezemde, te lezen.</p>
-<p>De gezant des Keizers gaf zijn innige vreugde te kennen, dat het hem
-nu vergund was, kennis te maken, met een man, wiens roem wijd en zijd
-was verbreid en meester Dürer, wederkeerig, boog eerbiedig voor
-hem, wien het was vergund zich in den zonneschijn van &rsquo;s Keizers
-gunst te koesteren.</p>
-<p>Stabius verzocht meester Dürer, die hem uitnoodigde in de
-pronkkamer te gaan, hem naar zijn werkplaats te brengen en nadat hij
-over het daar aanwezige schilderwerk zijn groote bewondering had
-uitgesproken, nam hij naast den meester plaats en deelde hem mee, dat
-hij niet alleen was gekomen om den alom gevierden kunstenaar te zien,
-maar ook op bevel van Zijn Majesteit, uit wiens naam hij hem een
-opdracht kwam doen.</p>
-<p>&ldquo;Waarschijnlijk weet gij, waarde meester, dat de keizer zich
-met vlijt en ijver op kunsten en wetenschappen toelegt en hoe ingenomen
-hij is met alles, wat den geest ontwikkelt en het hart verheft. Menig
-dichter en kunstenaar heeft hij den spoorslag gegeven tot nieuwe
-scheppingen en zelf hen daartoe in de gelegenheid gesteld. Nu heeft hij
-een plan, dat moet dienen tot zijn eigen verheerlijking: er moet een
-kunstwerk, dat alle andere van dezen aard in pracht en grootte moet
-overtreffen, worden geleverd. Zelf heeft hij het &ldquo;den
-Triomf&rdquo; genoemd en hij wil, dat het in twee werken wordt
-uitgevoerd; het eerste moet een eerepoort en het tweede een triomftocht
-<span class="pagenum">[<a id="pb195" href="#pb195" name="pb195">195</a>]</span>voorstellen. En u heeft hij uitgekozen om het
-kunstwerk te volbrengen, waarde Meester Dürer&mdash;daarom vraag
-ik u nu, of gij daartoe geneigd zijt.&rdquo; Dürer boog eerbiedig
-en drukte zijn dankbaarheid uit over de eer hem bewezen. Daarna vraagde
-hij op welke wijze en in welken vorm zijn keizerlijke Majesteit het
-kunstwerk wenschte uitgevoerd.</p>
-<p>&ldquo;De keizer wil, dat gij er een houtsnede van maakt,&rdquo;
-antwoordde Stabius, &ldquo;en de oppervlakte moet ongeveer tien voet in
-de hoogte en negen in de breedte bedragen.&rdquo;</p>
-<p>In zijn hart was Dürer ontsteld, toen hij dit hoorde. In der
-haast berekende hij, dat daartoe tachtig of negentig stukken hout
-(beukenhout), die aan elkaar moesten worden gevoegd, noodig zouden
-zijn. Doch juist dit moeilijke van de opdracht had een bijzondere
-bekoring voor hem, en daarom herhaalde hij zijn bereidwilligheid om aan
-&rsquo;s keizers wensch te voldoen. Stabius drukte hem hartelijk de
-hand en bleef nu nog eenigen tijd.</p>
-<p>De beide mannen waren spoedig in een gesprek verdiept en Dürer
-leerde in Stabius iemand kennen, die een scherp verstand en uitgebreide
-kennis bezat, vol geestdrift voor en verstand van de kunst, met wien
-het een waar genot was om te praten. Den volgenden avond verscheen
-Stabius weder en zoo ging het al de volgende dagen, zoo lang de keizer
-in Neurenberg vertoefde; en er ontstond tusschen den geleerde en den
-kunstenaar een innig vriendschappelijke verhouding, waarvan Pirkheimer
-bijna jaloersch <span class="pagenum">[<a id="pb196" href="#pb196"
-name="pb196">196</a>]</span>werd. Ja zelfs, toen de keizer eindelijk
-vertrok, liet hij zijn raadgever, op diens verzoek, achter, om meester
-Dürer behulpzaam te zijn bij de plannen voor de eerepoort.</p>
-<p>Dürer begon nu spoedig met de voorbereidende werkzaamheden,
-maar hij kon slechts enkele uren per dag daaraan besteden, want eerst
-moesten de beide keizersportretten klaar zijn. Dat gebeurde spoedig
-daarop en de stad bezat nu weer een kleinood meer. Vooral de beeltenis
-van Karel den Groote was boven allen lof verheven.</p>
-<p>Toen Stabius het schilderij na de voltooiing zag, trad hij ontroerd
-een schrede achteruit; hij herkende in het gelaat zijn eigen trekken!
-De hand van den kunstenaar, in wiens hart de beeltenis van zijn vriend
-leefde, had onwillekeurig dat beeld op het doek gebracht.</p>
-<p>Nu had Dürer meer tijd om zich aan de keizerlijke opdracht te
-wijden. Maar deze hield zooveel in, dat er jaren verliepen, voordat de
-teekeningen zoover waren, dat zij aan den houtsnijder konden worden
-toevertrouwd, vooral omdat er zooveel ander werk tusschen door
-liep.</p>
-<p>Wederom was geheel Neurenberg &eacute;&eacute;n en al verbazing en
-verwondering. Zoo iets had men nog nooit gezien! Op twee&euml;nnegentig
-stukken hout, die aan elkaar waren gevoegd, had Dürer, met
-onvergelijkelijke nauwkeurigheid, de teekening met pen en potlood
-gemaakt, om haar daarna voor het snijden aan den bekwaamsten kunstenaar
-op dat gebied, Hieronymus Andree toe te vertrouwen. <span class="pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197" name="pb197">197</a>]</span></p>
-<p>De teekening, die tien en een halven voet hoog en negen voet breed
-was, stelde een eerepoort van drie bogen voor. De middelste, die ook de
-grootste is, heet: &ldquo;de poort der Macht en Eere,&rdquo; daarboven
-verheft zich de stamboom van het Oostenrijksche huis naast 102 wapens
-van de ondergeschikte landen. Boven de beide zijbogen, dien van den
-&ldquo;lof&rdquo; en dien van den &ldquo;adel&rdquo; zijn, in
-vierentwintig teekeningen, voorvallen uit het leven van Keizer
-Maximiliaan weergegeven.</p>
-<p>Toen deze het werk te zien kreeg, drukte hij Stabius de beide
-handen, alsof deze het was, die het had gemaakt en het was goed, dat
-Dürer er niet bij was, anders had hij wel eens hoogmoedig kunnen
-worden door dien bovenmatigen lof uit &rsquo;s keizers mond.</p>
-<p>Zijn Majesteit antwoordde hem met de toezegging van een jaargeld van
-100 gulden, dat Dürer levenslang van de aan het rijk verschuldigde
-stadsbelasting van Neurenberg zou worden uitbetaald. <span class="pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name="pb198">198</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch22" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e384">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXII.</h2>
-<h2 class="main">SMART EN VREUGDE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Dicht naast de groeve, waar de oude goudsmid, meester
-Dürer, op het Sebaldus-kerkhof rustte, was een nieuwe grafkuil
-geopend en daarin werd op St. Liborius, den 17<sup>den</sup> Mei van
-het jaar 1514, een lijkkist neergelaten.</p>
-<p>Het was Vrouwe Barbara, de weduwe van den ouden meester, die men ten
-grave bracht. Velen waren op de begraafplaats tegenwoordig om de
-gestorvene de laatste eer te bewijzen en hun deelneming aan de
-achterblijvenden te betoonen. De kapelaan van de St. Sebalduskerk sprak
-bij de groeve de gebruikelijke gebeden en het gild der meesterzangers
-besloot de plechtigheid met een vroom lied.</p>
-<p>Daarna verlieten allen het kerkhof, behalve de beide geestelijke
-zusters, die op den grafheuvel bleven om te waken en te bidden voor het
-zieleheil der afgestorvene en de nagelaten betrekkingen, die met een
-traan in het oog toezagen, hoe de doodgraversknechts <span class="pagenum">[<a id="pb199" href="#pb199" name="pb199">199</a>]</span>de
-groeve verder vulden. Deze treurenden waren: meester Dürer met
-zijn vrouw en zijn beide broeders, Andreas en Hans. Andreas was kort
-geleden uit den vreemde naar Neurenberg teruggekeerd, om zich daar als
-meester in het goudsmidsgilde te laten opnemen. Hij was nog juist bij
-tijds gekomen om den laatsten zucht zijner moeder op te vangen en nog
-door haar te worden gezegend.</p>
-<p>Zwijgend verlieten zij te zamen, nadat alles was afgeloopen, de
-gewijde plaats.</p>
-<p>Juist toen zij het huis op het Tierg&auml;rtnerplein wilden
-binnengaan kwam hen een man tegemoet, wiens schoenen grijs van het stof
-waren en die, beleefd groetend, zijn hoed afnam. Verrast keek
-Dürer op, en er kwam plotseling een andere uitdrukking in zijn
-oogen, als een zonnestraal uit donkere wolken. &ldquo;Zijt gij het,
-beste Sch&auml;ufelein? Hoe had ik dat kunnen denken!&rdquo;</p>
-<p>Sch&auml;ufelein schudde hem de hand. &ldquo;Ach, dat ik u zoo moet
-terugvinden, lieve meester! Ik hoopte allen vroolijk en wel hier te
-zullen ontmoeten en nu zie ik een diep bedroefd man voor mij! Ik neem
-hartelijk deel in uw leed&mdash;de Heer trooste u!&rdquo; Men ging naar
-binnen&mdash;de nieuw aangekomene begroette nu ook de anderen en
-betuigde zijn blijdschap ook Andreas terug te zien. Daarna vraagde hij
-dringend alles omtrent de afgestorvene te mogen hooren, want hij had
-haar hartelijk liefgehad en het deed meester Dürer goed, zijn hart
-aan een deelnemen den vriend te kunnen uitstorten. <span class="pagenum">[<a id="pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;Gij moet weten,&rdquo; begon hij, &ldquo;dat verleden jaar
-dinsdags voor de week voor Paschen, mijne arme moeder plotseling zoo
-ernstig ongesteld werd, dat wij de deur harer kamer moesten openbreken,
-omdat wij, daar zij zelf niet kon opendoen, anders niet bij haar konden
-komen. Wij brachten haar in een benedenvertrek en men voorzag haar van
-de H. Sacramenten der stervenden, want iedereen dacht, dat zij zou
-heengaan. Sedert vaders dood was zij nog al gezond geweest, ofschoon
-zij vroeger wel eens had gesukkeld, ja, zelfs een aanval van de pest te
-doorstaan had gehad en nog vele andere wederwaardigheden en verdriet
-had ondervonden, die zij steeds met groote zachtmoedigheid en zonder
-eenige bitterheid had verdragen. Och, zij was toch een bijzonder vrome
-vrouw! Gij weet zelf hoe trouw zij ter kerke ging en hoe liefderijk zij
-voor mij en mijn broeder heeft gezorgd en ons steeds vermaande vroom en
-rein van handel en wandel te blijven. Haar barmhartigheid en
-zelfverloochenende liefde jegens alle menschen kan ik nimmer genoeg
-prijzen en geen wonder, dat zij bij allen bemind was.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e2943" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Evenwel nadat zij ten volle was bediend,
-is zij toch nog niet gestorven, maar is zij nog meer dan een jaar ziek
-gebleven, totdat zij gisteren, twee uur voor middernacht, als een ware
-Christin is gestorven, voorzien van alle sacramenten met absolutie van
-pijn en schuld, door de macht aan den paus geschonken. Voordat zij
-stierf, gaf zij mij haar zegen, wenschte zij mij den vrede Gods toe en
-gaf mij vele ernstige <span class="pagenum">[<a id="pb201" href="#pb201" name="pb201">201</a>]</span>vermaningen om de zonde te
-ontvlieden. Zij wenschte nog den Johanneszegen<a class="noteref" id="xd25e2948src" href="#xd25e2948" name="xd25e2948src">1</a> te drinken,
-wat zij ook deed. Zij heeft een <span class="corr" id="xd25e2951"
-title="Bron: moeielijken">moeilijken</span> doodsstrijd gehad en ik
-bemerkte, dat zij iets vreeselijks zag, want zij begeerde wijwater,
-nadat zij in langen tijd niet had gesproken. Toen braken haar oogen en
-ik zag, dat zij tweemaal hevige schokken kreeg en dat zij haar mond en
-oogen van pijn toekneep. Ik bad luide voor haar en mijn hart leed
-daarbij onnoemelijk veel! God zij haar genadig!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;<span lang="la">Ave, pia anima!</span>&rdquo; fluisterde
-Sch&auml;ufelein vroom en hij begon daarop ook de afgestorvene te
-prijzen en zooveel goeds van haar te zeggen, dat zoowel meester
-Dürer als de anderen de tranen in de oogen kregen.</p>
-<p>Later, nadat de maaltijd was afgeloopen, zonder dat er veel woorden
-waren gewisseld, moest Sch&auml;ufelein vertellen, wat hem zelf
-gedurende zijn afwezigheid was wedervaren. Hij had daarbij opmerkzame
-toehoorders, die zich hartelijk over al het goede, dat zijn deel was
-geweest, verheugden en over zijn vooruitgang op het gebied der kunst.
-Met gespannen aandacht luisterde Dürer, toen hij vertelde, dat hij
-ook te Rome was geweest en hem had gezien, dien allen verafgoodden, den
-heerlijken Rafael.</p>
-<p>&ldquo;Hoe?&rdquo; riep Dürer, &ldquo;hebt gij hem van
-aangezicht tot aangezicht gezien? O, wat zijt gij gelukkig! Reeds lang
-heb ik vurig verlangd hem te mogen aanschouwen, <span class="pagenum">[<a id="pb202" href="#pb202" name="pb202">202</a>]</span>hem,
-den eenige, den onvergelijkelijke, den lieveling des pausen en den
-bewonderde der gansche wereld!&rdquo;</p>
-<p>Er kwam een bijzondere glans in Sch&auml;ufeleins oogen.
-&ldquo;Hoor, hoe twee groote mannen denzelfden wensch koesteren! Want
-gij moet weten, dat Rafael eveneens vurig verlangt hem te zien, dien
-hij den Duitschen Apelles noemt.&rdquo;</p>
-<p>Een hoogrood bedekte Dürers gelaat, en zijn oogen werden
-vochtig, terwijl hij halfluid vraagde: &ldquo;Hoe weet gij
-dat?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Uit zijn eigen mond,&rdquo; verzekerde Sch&auml;ufelein.
-&ldquo;Ik had den toegang tot zijn werkplaats gekregen en mijn hart
-begon sneller te kloppen, toen ik onder de vele schilderijen, ook
-verscheidene bekende tegenkwam, met het monogram A. D. En toen ik
-zeide, hoezeer mij dat verraste en verheugde, omdat ik langen tijd bij
-meester Dürer als gezel was werkzaam geweest, greep Rafael op eens
-mijn hand en sprak: &ldquo;O, dan zijt gij mij dubbel welkom en mijn
-blijdschap zou volkomen zijn geweest, als hij u had vergezeld.&rdquo;
-Toen heeft hij u nog hoog geprezen en mij verteld, dat hij reeds door
-Marcantonio Raimondi, die sedert vier jaren zijn werken op koper
-graveert, de uwe had leeren kennen. Deze is het ook, die uw kleine
-Passie op koper heeft nagegraveerd en nog meer andere werken. En
-luister; ik wil u nog iets zeggen&rdquo; en daarbij schoof hij zijn
-stoel nog wat nader: &ldquo;Ik zag in Rafaels werkplaats een tekening,
-die bijna voltooid was, en waaraan hij juist bezig scheen geweest.
-Ternauwernood durfde ik mijn oogen vertrouwen, want wat <span class="pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name="pb203">203</a>]</span>zag
-ik daar? Het was een kruisdraging van den Heer Jezus, bijna geheel
-zooals gij die hebt voorgesteld in de groote Passie. De Heiland onder
-het kruishout neergezonken en steunend op zijn arm, scheen mij volkomen
-gelijk behandeld zoo als gij het deed, lieve meester. Eveneens de
-overige figuren en de rangschikking; het kwam mij voor, dat Rafael u
-daarin heeft gevolgd. In elk geval heeft hem uw werk voor den geest
-gezweefd en zijt gij zijn voorbeeld geweest.&rdquo;</p>
-<p>Bewogen greep Dürer Sch&auml;ufeleins hand: &ldquo;O, ik dank
-u, beste Sch&auml;ufelein, ik dank u! Wat gij mij daar zegt is als een
-lichtstraal in den nacht van mijn rouw. Maar nu is mijn begeerte, om
-dien heerlijken kunstenaar te zien, nog grooter geworden. Ach, dien
-wensch zal ik mede in het graf moeten nemen, want hoe zouden Neurenberg
-en Rome bij elkaar kunnen komen?&rdquo;</p>
-<p>En nu drong Dürer er bij Sch&auml;ufelein op aan, hem nog meer
-van Rafael te vertellen, van zijn uiterlijk en zijn werken, van zijn
-verhouding tot den paus en van zijn leven, totdat Wilibald Pirkheimer
-en andere vrienden en vriendinnen kwamen om hun deelneming aan de
-treurenden te betuigen.</p>
-<p>Intusschen ging Sch&auml;ufelein met Hans en Sebaldus Beham, den
-gezel, die juist uit de stad was thuis gekomen, in Dürers
-werkplaats en hij werd niet moede te hooren van alles, wat de meester
-in de laatste jaren, sedert de beide gezellen waren ontslagen, had
-gewerkt. Hans kwam er nooit mee klaar; want telkens als hij dacht alles
-te hebben opgenoemd, <span class="pagenum">[<a id="pb204" href="#pb204"
-name="pb204">204</a>]</span>schoot hem weer iets te binnen, dat hij had
-vergeten. &ldquo;Het is een onuitputtelijke bron,&rdquo; zei
-Sch&auml;ufelein eindelijk. &ldquo;Mogen al de lieve heiligen, die hij
-in zijn werken verheerlijkt, hem beschermen en sterken en hem nog vele
-jaren levens schenken!&rdquo;&mdash; &mdash; &mdash;</p>
-<hr class="tb">
-<p>Er was bijna een jaar na deze gebeurtenis voorbijgegaan, toen bij
-Dürer een vreemdeling binnentrad, wiens uiterlijk zijn zuidelijke
-afkomst verried, want twee ravenzwarte oogen keken uit zijn gebruind
-gelaat en dik, zwart, krullend haar golfde om zijn slapen.</p>
-<p>&ldquo;Wees gegroet, Heer!&rdquo; sprak hij met een beleefde
-buiging. &ldquo;Zijt gij meester Albrecht Dürer?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Die ben ik,&rdquo; antwoordde de aangesprokene. &ldquo;Wat
-wenscht gij van mij?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Ik kom van zeer ver,&rdquo; zeide de man, &ldquo;het is een
-lange weg van Rome naar Neurenberg. Ik breng een boodschap van meester
-Rafael aan meester Dürer.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Wat zegt gij?&rdquo; riep Dürer, wiens penseel uit zijn
-hand viel. &ldquo;O wees welkom onder mijn dak. Wat zendt mij de
-meester aller meesters?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Zijn groet en ook dit,&rdquo; antwoordde de man, terwijl hij
-een rol papier uit zijn tasch nam. &ldquo;Het heeft slechts kleine
-waarde,&rdquo; sprak hij, die mij tot u zond, &ldquo;maar meester
-Dürer zal het vriendelijk van mij willen aannemen, als hij hoort,
-hoe hartelijk ik verlang hem iets van mijn hand te geven.&rdquo;</p>
-<p>Met bevende vingers vouwde Dürer den rol open <span class="pagenum">[<a id="pb205" href="#pb205" name="pb205">205</a>]</span>en
-aanschouwde een met rood krijt geteekende figuur in krijgsdos. Zijn
-oogen bleven met een teedere uitdrukking er op rusten; met diepen
-eerbied vervuld, beschouwde hij deze teekening van den grooten man.</p>
-<p>Na een lang stilzwijgen sprak hij: &ldquo;Ik wil hem danken en gij,
-gij zult ook <i>mijn</i> boodschapper zijn. Blijf nog eenigen tijd om
-de stad te zien, dan zal ik u weder laten teruggaan met mijn
-tegengeschenk.&rdquo;</p>
-<p>Zes dagen later was Rafaels boodschapper weder gereed voor de
-terugreis. In zijn reistasch had hij den dank van den Duitschen meester
-geborgen; Dürer wilde Rafael niet de een of andere teekening, die
-hij had liggen, zenden, maar zich zelf; hij wilde den buitenlandschen
-meester niet alleen iets van zijn hand laten zien, maar zijn beeltenis
-zoodanig op doek geschilderd, dat het op beide kanten zichtbaar
-was.</p>
-<p>Een schittering kwam in Rafaels oogen, toen hij hem zag, dien hij
-zoo hoog vereerde, en tot zijn dood toe hield hij het portret in hooge
-eer. <span class="pagenum">[<a id="pb206" href="#pb206" name="pb206">206</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2948" href="#xd25e2948src" name="xd25e2948">1</a></span> Dit was
-een afscheidsdronk der stervenden met hun bloedverwanten, in gebruik
-gekomen sedert de middeneeuwen, en ontleend aan de afscheidswoorden van
-Jezus in het Evangelie van Johannes.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e2948src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch23" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e393">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXIII.</h2>
-<h2 class="main">UIT DE DUISTERNIS TOT HET LICHT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Het was een sombere Novembermorgen van het jaar 1517.
-Een dikke mist belette de zon door te dringen tot in de straten en
-pleinen van Neurenberg.</p>
-<p>Meester Dürer zat in zijn werkplaats te teekenen. Keizer
-Maximiliaan was dit jaar weer in Neurenberg geweest en had den meester,
-over wiens &ldquo;Poort der Eere&rdquo; hij hoogst tevreden was,
-opgedragen om op het tweede groote stuk, &ldquo;de Triomf,&rdquo; als
-voornaamste deel een triomfwagen te schilderen naar plannen, die Zijn
-Majesteit zelf had ontworpen. De zoo prachtig mogelijk versierde wagen,
-door zes paarden getrokken, moest achterin voorzien zijn van een hooge
-zitplaats, waarop de keizer zou troonen in vol ornaat, met zijn jonge
-gemalin, Maria van Bourgondi&euml;; voor de beide Majesteiten moest
-koning Filips de Schoone zitten tusschen zijn zuster en zijn
-echtgenoot, voor hen zijn zoons, de aartshertogen Karel en Ferdinand en
-geheel voorin hun zusters. Het was Wilibald <span class="pagenum">[<a id="pb207" href="#pb207" name="pb207">207</a>]</span>Pirkheimer opgedragen om met Dürer deze
-keizerlijke gedachten in artistieken vorm te gieten en meester Albrecht
-was juist bezig de met vriend Wilibald veranderde plannen op het papier
-te teekenen. Doch het werk wilde vandaag niet goed vlotten. Het licht
-was zoo slecht, dat hij niets kon zien op de plaats, waar hij
-gewoonlijk zat, en aan een kleine tafel dicht bij het venster moest
-gaan zitten om beter te kunnen zien. Maar het was niet alleen dat, wat
-hem bij zijn schepping hinderde. In zijn geheele wezen en in zijn
-gebaren lag een bijzondere rusteloosheid; naast hem lag een boekje,
-waarin hij nu en dan een blik wierp en dan verzonk hij in diep gepeins.
-Het boekje was getiteld: &ldquo;Het heilige Onze Vader, verklaard door
-Dr. Maarten Luther.&rdquo;<a class="noteref" id="xd25e3023src" href="#xd25e3023" name="xd25e3023src">1</a> Hij had het gekregen van
-Christoffel Scheurl, den man, die hem indertijd te Bologna had
-verwelkomd, daarna tot professor in de rechtsgeleerdheid te
-<span class="corr" id="xd25e3026" title="Bron: Wittemberg">Wittenberg</span> was benoemd en nu als rechterlijk
-plaatsvervanger in Neurenberg een aanzienlijke plaats innam. Door hem
-had hij veel gehoord over dezen merkwaardigen man, die in Saksen en ook
-verder in het land veel van zich deed spreken, dien Augustijner monnik
-en professor in de theologie aan de, door den keurvorst Frederik den
-Wijze gestichte, hoogeschool te Wittenberg. Van het begin af aan had
-Dürer een levendige belangstelling gekoesterd voor dezen
-uitstekenden geleerde en hij had ook <span class="pagenum">[<a id="pb208" href="#pb208" name="pb208">208</a>]</span>vlijtig bestudeerd de
-preeken van Pater Wenzel Link, die, in nauwe vriendschapsbetrekking tot
-Luther staande, reeds sinds den tijd, dat ze samen in het klooster te
-Erfurt waren, sedert eenigen tijd in het Augustijner klooster te
-Neurenberg was. Deze preeken hadden een diepen indruk op hem gemaakt en
-een hevigen storm in hem verwekt. Als een trouw zoon zijner kerk en met
-een vroom hart had hij tot nu toe gewandeld volgens de geboden van den
-pauselijken stoel en voor het oog der menschen vlekkeloos geleefd; ja,
-hij had zich de grootste achting verworven, niet alleen als kunstenaar,
-maar ook als mensch;&mdash;nu begon hij te twijfelen, of de weg, dien
-de kerk aanwees, wel de rechte was. En zijn twijfel nam nog toe, als
-hij dacht aan den gruwel der verwoesting aan het heilige gepleegd en
-het diepgaande verderf der kerk zag, dat hem reeds jaren geleden stof
-tot zijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes had gegeven. En hij
-was niet de eenige te Neurenberg die deze dingen bepeinsde; andere
-burgers en juist de beste en edelste, voelden hun hart ook onrustig
-kloppen. Als hij naar de prediking van Pater Link in de Augustijnerkerk
-ging, kon hij er zeker van zijn den kanselier Scheurl, den
-voortreffelijken secretaris van den raad en den syndicus Lazarus
-Spengler te vinden en van de patrici&euml;rs de heeren Hieronymus,
-Ebner, Kaspar Nützel en Hieronymus Holzschuher. Ook Wilibald
-Pirkheimer voegde zich bij hen; maar hij uitte zich op eenigszins
-andere wijze. Hij behoorde tot de zoogenaamde Humanisten, een kring van
-geleerden, <span class="pagenum">[<a id="pb209" href="#pb209" name="pb209">209</a>]</span>die in het herleefd klassieke tijdvak de wereld
-vonden, waarin hun geest zich bewoog en van dit standpunt uit trokken
-zij te velde, zoowel tegen het wetenschappelijk ongevormde, als tegen
-het bijgeloof van hun tijd. Men legde Pirkheimer ten laste, dat hij had
-meegewerkt aan de &ldquo;brieven van de mannen der duisternis,&rdquo;
-die in goed geslaagde navolging van het slechte latijn der monniken den
-bedelmonnik met zijn grenzenlooze domheid en schaamtelooze
-onzedelijkheid aan de kaak stelden. Wilibald Pirkheimer verkneukelde
-zich hierin en hij genoot van het algemeene gelach, dat deze brieven
-verwekten. Zijn wapens tegen het verderf van den tijd waren geestigheid
-en spotternij, en zijn hart nam er slechts in zoover deel aan, dat hij
-zich verheugde over de nederlaag van zijn tegenpartij. Eens was zijn
-gevoel opgekomen tegen Meester Wolgemuts &ldquo;Pausezel&rdquo; als
-tegen een te ruwe, onridderlijke wijze van strijden, nu plaatste hij
-zich eigenlijk op hetzelfde standpunt.</p>
-<p>Bij Dürer was het geheel iets anders. Den hoog ernstigen, innig
-vromen man stond het schreien nader dan het lachen; het gold voor hem
-iets, dat hem diep ter harte ging. Dag en nacht hield de gedachte hem
-bezig: wat moet ik doen, opdat ik zalig worde, en de vraag: is de weg,
-die de kerk wijst, de goede weg?</p>
-<p>Hoe langer hij naar de preeken van Link luisterde, des te meer begon
-hij aan de waarheid der leer van Rome te twijfelen en bij dezen diep
-nadenkenden en met ware vroomheid bezielden man, won de twijfel te meer
-veld omdat hij reeds sedert langen tijd als <span class="pagenum">[<a id="pb210" href="#pb210" name="pb210">210</a>]</span>bij
-instinct een duister voorgevoel der waarheid van het evangelie bij zich
-had omgedragen. Wel is waar had hij tot nu toe in zijn kunst in hooge
-mate de Maagd Maria, die volgens het algemeene begrip van dien tijd,
-als koningin des hemels en der wereld werd vereerd, verheerlijkt; men
-bad tot haar als tot de eeuwige beschermvrouw van het menschdom, die
-ellendige zondaars de straf voor hun zonden kwijt scheldt,
-ongeneeselijke kwalen geneest, de aarde doet draaien, de zon het licht
-schenkt, de wereld regeert en de hel doet beven. Niet alleen in zijn
-&ldquo;leven van Maria,&rdquo; maar ook in de talrijke afbeeldingen der
-Madonna, waarvan er meer dan twintig bestonden, had hij de afgodische
-vereering van dit kind der menschen, in de hand gewerkt. Maar als men
-deze werken nauwkeuriger bezag, kon men zien, dat het niet in des
-kunstenaars bedoeling lag deze afgoderij te bevorderen. Wie oogen heeft
-om te zien, ziet dat de Maagd Maria in Dürers werken niet de
-hoofdpersoon is: het goddelijke Kind is het waarom alles draait. Hij
-wordt door allen gediend, door de engelen en de heiligen en tegelijk
-met Hem ook zij, die Hem ter wereld bracht. Niet met een stralenkrans
-verschijnt Maria daar, maar als een echt menschenkind, ja, als een ware
-Neurenbergsche huismoeder in Neurenberger kleederdracht. In haar oogen
-leest men de liefde voor haar kind. Zij laaft het met haar moedermelk
-in zalige verrukking, zij verheugt zich met Hem, zij lijdt met Hem. Zij
-is niet verheven boven het algemeene lot van vergankelijkheid en
-verval, zooals de <span class="pagenum">[<a id="pb211" href="#pb211"
-name="pb211">211</a>]</span>Italiaansche schilders haar, als in eeuwige
-jeugd bloeiende, voorstellen, maar zij wordt oud en zwak; met gebogen
-gestalte omvat zij haar gepijnigden Zoon, onmachtig ligt de oude,
-grijze vrouw neder aan den voet van het kruis.</p>
-<p>Zoo had dus een godsdienstig juist gevoel meester Dürers hand
-bestuurd en hier en daar waren deze onbewuste gewaarwordingen ook in
-woorden voor den dag gekomen. Boven het eerste zijner rijmen, die hij
-in het jaar 1509 had gemaakt, stond geschreven: &ldquo;Elke ziel, die
-het eeuwige leven heeft, wordt verkwikt door Jezus Christus, die twee
-naturen in &eacute;&eacute;n persoon vereenigt, de goddelijke en de
-menschelijke, hetgeen men alleen door de genade kan gelooven en door
-het natuurlijk verstand nimmer kan worden begrepen.&rdquo; Bij zijn
-Passie-gravuren had hij dit gevoegd:</p>
-<div class="lgouter">
-<p class="line xd25e2705">O almachtige God en Heer</p>
-<p class="line xd25e2705">Vol aanbidding kniel ik neer</p>
-<p class="line">Voor Jezus&rsquo; lijden, voor Uw Zoon,</p>
-<p class="line">Uw Eengeboorne, die het loon</p>
-<p class="line xd25e2705">Voor onze schuld gedragen heeft.</p>
-<p class="line xd25e2705">O God, ik bid, dat Gij mij geeft</p>
-<p class="line">Over mijn zonden, diepe smart</p>
-<p class="line">En leed. Och, reinig Gij mijn zondig hart!</p>
-<p class="line xd25e2705">Gij hebt des overwinnaars troon,</p>
-<p class="line xd25e2705">Ach, deel met mij uw eerekroon.</p>
-</div>
-<p class="first">Dus had de vrome man door de diepte van zijn
-godsdienstig gemoed iets van de waarheid gevoeld. En nu lag voor hem
-Luthers boekje over het Onze Vader<span class="corr" id="xd25e3066"
-title="Niet in bron">,</span> hij kende het bijna geheel van buiten!
-<span class="pagenum">[<a id="pb212" href="#pb212" name="pb212">212</a>]</span></p>
-<p>Ook nu hield het zijn geest bezig en stoorde het hem in zijn
-teekenwerk.</p>
-<p>Daar begon de klok der Augustijnerkerk te luiden; hij stond op, deed
-zijn met bont omzoomden mantel om, zette zijn zwart fluweelen baret op
-en ging uit: hij wist, dat Wenzel Link zou preeken.</p>
-<p>Over de Melkmarkt en de Wijnmarkt kwam hij spoedig aan het
-Augustijnerklooster. De kerk was overvol, niet alleen met monniken,
-maar ook met burgers, waarvan de voornaamste waren: Hieronymus Ebner,
-Hans Schopper, Lazarus Spengler en eenige anderen.</p>
-<p>Link had den verloren zoon tot onderwerp gekozen en sprak over de
-groote liefde Gods, waarmee Hij in Christus den zondaar tegemoet komt
-en van het vertrouwen, waarmee de berouwvolle, boetvaardige zondaar
-zich zonder tusschenkomst van menschen in Gods geopende armen moet
-werpen.</p>
-<p>Toen de dienst was afgeloopen en de kerk uitging, bleef Dürer
-nog met de aanzienlijke heeren achter, om met hen over het gehoorde,
-dat aller hart diep had getroffen, te blijven praten. Op eenmaal trof
-een gedruisch hun ooren; het was alsof er veel volk af- en aanliep.</p>
-<p>Zij traden naar buiten om te zien, wat er te doen was en op het
-plein zagen zij een dichte menschenmassa, die steeds grooter werd en
-hoorden zij een stem, zonder evenwel te kunnen verstaan, wat die
-sprak.</p>
-<p>&ldquo;Wat is daar te doen?&rdquo; vraagde Hieronymus Ebner
-<span class="pagenum">[<a id="pb213" href="#pb213" name="pb213">213</a>]</span>aan den ouden Fr&ouml;hlich, meester van het
-koperslagersgild, die zich uit het gedrang losmaakte.</p>
-<p>&ldquo;Er is een reizende koopman in de stad gekomen,&rdquo;
-vertelde deze, &ldquo;die vreemde tijdingen brengt. Hij zegt, dat een
-zekere monnik, Martinus Luther uit Wittenberg, aan de deur van de
-slotkerk vijfennegentig stellingen heeft aangeplakt, om te protesteeren
-tegen den aflaat, waarmee de paus de geldbuidels ledigt en de zielen
-verderft. Dat heeft heel wat opzien verwekt. De man zegt, dat waar hij
-ook kwam en dit bericht meedeelde, het bij jongen en ouden,
-aanzienlijken en geringen, mannen en vrouwen grooten indruk maakte, dat
-er eindelijk iemand was, die het had gewaagd zijn stem te verheffen
-tegen die afschuwelijke geldklopperij en die niet vreesde den paus te
-trotseeren. Op vele plaatsen was het nieuwtje hem al vooruitgegaan en
-kende men reeds den inhoud der stellingen, die overal met vreugde
-werden gelezen. De man voegde er nog bij, dat hij regelrecht uit
-Wittenberg kwam en dat hij uit naam van een vriend van den monnik,
-verscheidene der stellingen tegen den aflaat bij den heer Christoffel
-Scheurl had afgegeven.</p>
-<p>&ldquo;Bij mij?&rdquo; riep de kanselier blij verrast. &ldquo;Zoo,
-dan ga ik dadelijk naar huis!&rdquo; &ldquo;Laat ons met u gaan,&rdquo;
-vraagde Dürer en de heeren gingen gezamenlijk naar de woning van
-den kanselier. Het was juist zooals de reiziger had gezegd. De vrouw
-van Scheurl kwam hen tegemoet en zeide: &ldquo;Zie eens, man, wat een
-reiziger tijdens uw afwezigheid heeft gebracht!&rdquo; Haastig verbrak
-Scheurl het omhulsel en haalde eenige <span class="pagenum">[<a id="pb214" href="#pb214" name="pb214">214</a>]</span>papieren te
-voorschijn. Het waren tien stukken in het latijn geschreven en
-getiteld: Disputatie van Dr. Maarten Luther ter verklaring van de
-kracht van den aflaat.</p>
-<p>&ldquo;Lees toch!&rdquo; riep Kaspar Nützel den kanselier toe
-en deze begon terstond, terwijl de anderen zich om hem schaarden om te
-luisteren.</p>
-<p>Hij had nog slechts weinig gelezen, toen Dürer eensklaps
-uitriep: &ldquo;O, God, help mij, ik voel mij zoo angstig!&rdquo; Hij
-liep naar het venster, de handen tegen de borst gedrukt. Scheurl wenkte
-een bediende om een beker frisch water te halen, doch Dürer
-weigerde. &ldquo;Water kan mij niet helpen; lees verder,
-verder!&rdquo;</p>
-<p>Scheurl ging door met lezen en bij elke zinsnede werd de spanning
-grooter. Toen hij eindelijk ophield, heerschte er een diepe, plechtige
-stilte, waarna Hieronymus Holzschuher het woord nam en sprak:
-&ldquo;Deze eenvoudige monnik is een profeet des Allerhoogsten, hij
-heeft zijn stem verheven om der waarheid getuigenis te geven. Zie, het
-valt mij als schellen van de oogen! Langen tijd heb ik mij reeds
-ge&euml;rgerd over dien misdadigen aflaathandel en het schaamtelooze
-bestelen van het volk. Nu begrijp ik ook, dat de aflaat, zooals de paus
-die beveelt, uit den booze is, zelfs wanneer men er geen geld voor
-behoeft te betalen.&rdquo;</p>
-<p>Hieronymus Ebner gaf zijn instemming te kennen <span class="corr"
-id="xd25e3101" title="Bron: eu">en</span> voegde er zeer ernstig
-bij:</p>
-<p>&ldquo;Hus heeft men verbrand, evenzoo Savonarola, misschien wordt
-er weldra een derde brandstapel opgericht. &ldquo;Dat verhoede
-God!&rdquo; riep Dürer uit en een <span class="pagenum">[<a id="pb215" href="#pb215" name="pb215">215</a>]</span>donker rood bedekte
-zijn gelaat. &ldquo;Zou de tijd dan nog niet zijn aangebroken, dat de
-Heer zich over het arme Christenvolk erbarmt? Reeds sinds den eersten
-keer, dat ik van Maarten Luther heb gehoord, was mijn ziel het met hem
-eens en er sprak in mij een stem: &ldquo;hij is het, die de waarheid
-heeft!<span class="corr" id="xd25e3109" title="Niet in bron">&rdquo;</span> Zou God het nog eenmaal dulden, dat de
-Satan het werktuig in Zijn hand verbrijzelt? O, ik wenschte steeds meer
-van Luther te hooren en mij door hem in de waarheid te laten leiden.
-Want nu ben ik nog als iemand, die lang in het duister heeft gezeten en
-met verblinde oogen hulpeloos in het schelle daglicht
-rondtast.&rdquo;</p>
-<p>Kaspar Nützel, die tot nu toe in stilzwijgen en gepeins
-verzonken had gestaan, richtte zich nu plotseling op en zeide:
-&ldquo;Luther heeft een vreemde taal gebruikt, omdat hij het allereerst
-voor de geleerden heeft gesproken; maar zijn prediking is voor het
-gansche volk bestemd&mdash;ik zal hem te hulp komen en haar in het
-Duitsch uitgeven.&rdquo;</p>
-<p>Dit vond algemeenen bijval en men drong er op aan, als het mogelijk
-was, dat hij nog dienzelfden dag met het vertalen zou beginnen.</p>
-<p>Nützel bleef den ganschen nacht doorwerken, zoodat hij den
-volgenden morgen reeds naar Anton Koburger, den drukker, kon gaan en
-slechts weinige dagen later wist geheel Neurenberg, dat Luthers
-stellingen tegen den aflaat in het Duitsch waren verschenen.</p>
-<p>Men haastte zich naar de drukkerij en in een ommezien <span class="pagenum">[<a id="pb216" href="#pb216" name="pb216">216</a>]</span>was
-de geheele voorraad uitverkocht. In de huizen, in de herbergen, bij de
-drinkputten, in de werkplaatsen, overal hoorde men spreken over den
-Wittenberger monnik en zijn stellingen, en de opgewondenheid werd nog
-grooter, toen men van doortrekkende reizigers vernam, dat Luther met
-zijn prediking het gansche rijk in rep en roer had gebracht. Wenzel
-Link, de Augustijner pater sprak nu met nog meer vrijmoedigheid van den
-kansel en al de kloosterlingen trokken partij voor hun ordebroeder in
-Wittenberg.</p>
-<p>Dürers werkplaats bleef leeg; de meester liet zich daar niet
-zien. Hij zat boven in zijn kamertje met afgesloten deur; zelfs zijn
-vrouw mocht hem niet storen. Hij wilde alleen zijn met God in den
-strijd om licht en waarheid.</p>
-<p>En ziet, de strijd eindigde in overwinning.</p>
-<p>Dr. Maarten Luther had hem den blinddoek van de oogen genomen; nu
-wist hij, wat het is, dat elk Christen voor zijner ziele zaligheid van
-noode heeft te weten: dat &rsquo;s menschen hoop op de eeuwige
-zaligheid berust op Gods genade in Christus alleen en op niets anders.
-Het stond daar immers klaar en duidelijk: de paus kan slechts aflaat
-geven van die straffen, welke hij zelf heeft opgelegd, dus de
-tijdelijke kerkelijke straffen. Zijn macht strekt zich niet tot hemel
-en hel uit; het is een valsche meening, door de onwaardige handelaars
-in aflaatbrieven, verspreid. De paus kan geen zonden vergeven en
-niemand uit de hel verlossen; hij kan niets anders doen dan den
-menschen <span class="pagenum">[<a id="pb217" href="#pb217" name="pb217">217</a>]</span>verkondigen, wat God uit genade en ter wille van
-Christus voor een boetvaardige ziel doet. Indien iemand oprecht berouw
-gevoelt, wil God hem volledig zijn schuld en straf kwijt schelden
-zonder een enkelen aflaatbrief.</p>
-<p>Deze boodschap was voor Dürers ziel als morgendauw op de dorre
-weide. Hij was steeds zulk een ernstig, ijverig Christen geweest; hij
-kon zich beroepen op een groot aantal goede werken, die de kerk van hem
-vorderde en had daardoor toch niet gevonden, wat zij zocht. Nu zag hij
-op eens de leer der goede werken met geheel andere oogen aan: niet door
-verdienste, maar door genade ontvangen, was Luthers prediking en dat
-was hem een blijde boodschap. Zijn hart vond nu op eenmaal rust en zijn
-beangst gemoed werd plotseling getroost. En nu, nadat alles hem
-duidelijk was geworden, wilde hij het ook aan anderen openbaren en zijn
-vertrouwen in de waarheid van Luthers prediking werd versterkt, toen
-hij zag, hoe vurig ook Agnes&rsquo; begeerte was om naar hem te
-luisteren en toen hij hoorde, hoe dankbaar zij was, dat ook haar ziel
-vrede daarbij vond.</p>
-<p>Zijn blijdschap nam nog toe, toen ook Pirkheimer voor Luther in
-geestdrift geraakte, zoo zelfs, dat hij een brief aan Dr. Maarten
-schreef. O, hoe gaarne zou ook Dürer zijn hart voor den man Gods
-hebben uitgestort!</p>
-<p>Met groote spanning volgde hij nu de wederwaardigheden van Luther,
-wien menige giftige pijl werd toegeslingerd. Kwam er een boekje uit van
-Luthers <span class="pagenum">[<a id="pb218" href="#pb218" name="pb218">218</a>]</span>hand, dan was hij er dadelijk bij om daardoor
-steeds duidelijker de waarheid te leeren kennen, terwijl Luther zelf
-door de aanvallen zijner tegenpartijders stapsgewijze verder kwam in de
-erkentenis der waarheid.</p>
-<p>Dürer voelde zich zoo opgewekt, zoo blijde; zijn ziel
-verblijdde zich in zulk een ongekend, zalig gevoel, als zelfs de
-hoogste lof der menschen over zijn kunst nooit bij hem had kunnen
-opwekken. Hij voelde zich gelukkig door den vrede Gods, die alle
-verstand te boven gaat. <span class="pagenum">[<a id="pb219" href="#pb219" name="pb219">219</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e3023" href="#xd25e3023src" name="xd25e3023">1</a></span> In de
-vasten van het jaar 1517 had Luther het &ldquo;Onze Vader&rdquo; in
-preeken verklaard en een zijner toehoorders had deze opgeschreven
-preeken spoedig daarna in druk doen verschijnen.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e3023src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch24" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e402">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXIV.</h2>
-<h2 class="main">TE AUGSBURG.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een schoonen Junimorgen, toen de zon vroolijk
-scheen, reden drie aanzienlijke heeren te paard de Vrouwepoort van
-Neurenberg uit, op eenigen afstand gevolgd door zes kranige knechten,
-met zware valiezen beladen. Het waren de vertegenwoordigers der stad in
-den Rijksdag, dien Keizer Maximiliaan te Augsburg had bijeengeroepen:
-de raadsheer Kaspar Nützel, de stadssecretaris Lazarus Spengler en
-meester Albrecht Dürer. Eerst was het plan geweest, dat slechts de
-twee eerstgenoemden zouden gaan, later besloot men den laatste ook te
-zenden, om den keizer, bij wien Dürer in hooge eer stond, genoegen
-te doen.</p>
-<p>&ldquo;Het zal warm worden,&rdquo; beweerde meester Dürer na
-eenigen tijd, <span class="corr" id="xd25e3151" title="Niet in bron">&ldquo;</span>de zon brandt reeds op mijn
-rug.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;In Augsburg zullen we het nog warmer krijgen,&rdquo;
-antwoordde Spengler lachend. <span class="corr" id="xd25e3156" title="Niet in bron">&ldquo;</span>De belasting, die de paus eischt voor den
-strijd tegen de Turken, zal de hoofden der vorsten genoeg verhitten en
-de paus zal <span class="pagenum">[<a id="pb220" href="#pb220" name="pb220">220</a>]</span>het ook benauwd krijgen, als hij de lange reeks
-klachten van de rijksvorsten over de geestelijkheid
-verneemt.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Zou men den heiligen Vader die belasting toestaan?&rdquo;
-vraagde Nützel.</p>
-<p>De stadssecretaris haalde de schouders op. &ldquo;Men stelt hier den
-eenen eisch tegenover den anderen. Als de paus aan de klachten der
-Duitschers geen gehoor geeft, kan hij elke gedachte aan een oorlog
-tegen de Turken gerust op zijde zetten. Ik voor mij geloof trouwens,
-dat de Turken slechts een voorwendsel zijn, om op nieuw geld uit de
-zakken der Duitschers te kloppen, nadat Luther voor de aflaatkramers de
-markt heeft bedorven. De bedoelde Turken zullen wel in Itali&euml;
-huizen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Nu gij toch van Luther spreekt,&rdquo; zei Dürer,
-&ldquo;zal het mij benieuwen of zijn zaak in den Rijksdag zal worden
-behandeld.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;In den <span class="corr" id="xd25e3169" title="Bron: Rijdsdag">Rijksdag</span>?&rdquo; vraagde Spengler. &ldquo;We
-hebben genoeg andere zaken te behandelen, maar als het mocht gebeuren,
-ben ik overtuigd, dat de keurvorst van Saksen zich het lot van zijn
-landgenoot wel zal aantrekken, want Luther staat bij hem hoog in de
-gunst.<span class="corr" id="xd25e3172" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>Nu het gesprek op de theologie was gekomen, raakten zij daarin zoo
-ernstig verdiept, dat de lange rit hun bijzonder kort scheen.</p>
-<p>Bij de poort van Augsburg scheidden zij om elk hun logies op te
-zoeken: Kaspar Nützel begaf zich naar het paleis van den rijken
-Fugger, Lazarus <span class="pagenum">[<a id="pb221" href="#pb221"
-name="pb221">221</a>]</span>Spengler naar zijn collega Konrad Peutinger
-en meester Dürer naar het Augustijnerklooster te St. Ulrich.</p>
-<p>De Neurenberger vertegenwoordigers behoorden tot de eerste, die te
-Augsburg verschenen. Elken dag kwamen er nu meer: de Duitsche vorsten
-en prelaten verschenen met hun gevolg, allen in statigen optocht en
-eindelijk kwam Zijn keizerlijke Majesteit.</p>
-<p>Den volgenden dag kwamen allen, nadat zij gezamenlijk de mis hadden
-bijgewoond, met den keizer bijeen in de groote zaal van het paleis en
-de Rijksdag was geopend.</p>
-<p>Eenigen tijd daarna keerde meester Dürer in opgewonden stemming
-naar het klooster terug en deelde aan de monniken mede, dat hij
-overmorgen voor Zijn Majesteit moest verschijnen, om diens portret te
-maken. De monniken verheugden zich niet weinig hierover, en waren nu
-nog trotscher op hun gast, met wien zij reeds tegenover andere
-geestelijke orden hadden gepronkt.</p>
-<p>Des Maandags na den dag aan Johannes den Dooper gewijd, werd meester
-Dürer in het keizerlijk paleis ontboden.</p>
-<p>Zijn hart klopte luid: nu zou hij de eer hebben, hem, den machtigen
-keizer van het groote Duitsche Rijk, te mogen afbeelden, den vorst,
-voor wien hij ook als liefhebber en beschermer der kunst hooge achting
-koesterde.</p>
-<p>Met den dienaar, die hem begeleidde, ging hij door den tuin van het
-paleis en trad, langs de menigte keizerlijke hofbeambten en dienaren
-met hun van <span class="pagenum">[<a id="pb222" href="#pb222" name="pb222">222</a>]</span>goud schitterende livreien, op het voorportaal
-toe. Zij gingen de breede trap op, door een zaal heen en kwamen daarna
-aan klein kamertje. De bediende opende de deur en liet Dürer
-binnen, die nu voor Zijn keizerlijke Majesteit stond.</p>
-<p>Toen hij eerbiedig boog, kwam de keizer minzaam op hem toe en reikte
-hem de hand.</p>
-<p>&ldquo;Wees welkom, lieve meester! Het is mij recht aangenaam hem,
-die mij reeds zooveel genot heeft bereid, te mogen zien. Wilt gij nu
-maar dadelijk aan het werk gaan om keizer Maximiliaans beeltenis aan de
-wereld te laten zien.&rdquo;</p>
-<p>Tegelijkertijd zette hij zijn fluweelen baret op, sloeg een lichten
-mantel om en ging zitten. Dürer nam een papier te voorschijn en
-teekende met houtskool het bijna levensgroote portret des keizers.</p>
-<p>Nog geen uur was voorbijgegaan, toen de kunstenaar voor den keizer
-boog, om hem te danken, dat het hem vergund was geweest den
-hoogstgeplaatsten man der wereld in beeld te brengen. Hoogst verwonderd
-stond de keizer op. &ldquo;Hoe, zijt gij nu reeds klaar?<span class="corr" id="xd25e3204" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>Hij bekeek de teekening en zag toen zijn beeltenis, geniaal
-uitgevoerd, zoo natuurgetrouw en zoo volkomen waar, dat hem een kreet
-van blijde verrassing ontsnapte en hij in vervoering de hand des
-kunstenaars greep om die hartelijk te drukken.</p>
-<p>Dürer verzocht de teekening eerst mee naar huis te mogen nemen,
-om hier en daar nog wat bij te werken; hij zou haar dan den volgenden
-dag aan <span class="pagenum">[<a id="pb223" href="#pb223" name="pb223">223</a>]</span>Zijn Majesteit zenden. De keizer keurde dit goed
-en liet den kunstenaar niet vertrekken zonder hem nogmaals zijn
-bewondering te hebben betuigd.</p>
-<p>Sedert dat oogenblik overstelpte men Dürer met arbeid, want
-door dit portret was zijn tegenwoordigheid te Augsburg algemeen bekend
-geworden. De rijke Patrici&euml;r, Jacob Fugger, noodigde Dürer
-uit bij hem te komen om zijn portret te maken, en zoo deed ook een
-aanzienlijke Augsburgsche dame, Sybilla Arztin. Een grootere opdracht
-gaf hem den geleerden en kunstlievenden stadssecretaris en keizerlijken
-raadsheer Dr. Konraad Peutinger, met wien hij later op zeer
-vertrouwelijken voet kwam, omdat hij in hem iemand, die wat het
-godsdienstige betrof het geheel met hem eens was, had gevonden. Zijn
-schetsboek vulde hij met portretten van de belangrijkste personen, die
-hij gedurende de zittingen van den Rijksdag in stilte teekende en
-waartoe behoorden: Keurvorst Frederik van Saksen, Keurvorst Joachim I
-van Brandenburg en diens zoon van denzelfden naam, de Paltsgraaf
-Frederik, Vorst Wolfgang van Anhalt, Bisschop Bernard van <span class="corr" id="xd25e3216" title="Bron: Triente">Tri&euml;nte</span>, de
-Abten van St. Paul in Lavanthal en van het klooster Heilsbronn. Het
-portret van Ridder Ulrich van Hutten teekende hij zelfs tweemaal.</p>
-<p>De Augustijner monniken van St. Ulrich drongen er bij den kunstenaar
-op aan, dat hij een geschenk als herinnering zou achterlaten;
-vriendelijk willigde hij hun verzoek in en schilderde de portretten van
-een groot aantal kloosterlingen.</p>
-<p>Vele weken waren sinds dien tijd voorbijgegaan. <span class="pagenum">[<a id="pb224" href="#pb224" name="pb224">224</a>]</span></p>
-<p>Op een avond in het begin van Augustus kwam Dürer in bijzonder
-opgewekte stemming thuis en vertelde hij aan tafel: &ldquo;Vandaag is
-mij weder een groote eer te beurt gevallen: de Aartsbisschop van
-Maagdenburg en Mainz, primaat en eerste kanselier van het Duitsche
-Rijk, die op den Rijksdag hier van den heiligen Vader den
-kardinaalshoed heeft ontvangen, heeft mij bij zich ontboden en mij
-gevraagd zijn portret te maken. Dat heb ik nu vandaag gedaan en daarna
-hebben we nog eenige uren heel vertrouwelijk gepraat. Welk een
-aangenaam man is hij! Met welk een liefde en verstand spreekt hij over
-de kunst, waarvoor hij geen geld ontziet! Hij heeft een aanzienlijke
-schat reliquie&euml;n in zijn kerk te Halle bijeengebracht en voor het
-portret, waarover hij uiterst tevreden is, heeft hij mij terstond twee
-honderd gouden guldens uitbetaald, en mij nog twintig el damast gegeven
-voor een kleed, dat ik juist noodig heb.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;En ziet, er is mij heden nog iets anders overkomen. Het is
-mij weer vergund geweest bij den keizer te verschijnen om met hem te
-spreken over den triomfwagen, dien ik voor hem heb geteekend. Er waren
-juist veel vorsten bij hem, die allen even minzaam tegen mij waren. De
-keizer wilde, dat ik een ridderhelm zou teekenen en toen ik daarmee
-bezig was, kwam hij er bij, nam het stuk houtskool uit mijn hand en
-zei, dat hij het zelf ook eens wilde probeeren. Maar terwijl hij zijn
-best deed, brak het stuk houtskool herhaaldelijk en het wilde in het
-geheel niet gelukken&mdash;hij gaf het mij dus maar weer terug en
-<span class="pagenum">[<a id="pb225" href="#pb225" name="pb225">225</a>]</span>ik maakte de teekening gauw af. De keizer moest
-er om lachen en vraagde: &ldquo;Hoe komt het toch, dat bij mij de
-houtskool voortdurend breekt en bij u nooit?&rdquo; En omdat de keizer
-zoo minzaam en gewoon met mij praatte, werd mijn moed groot en ik
-antwoordde: &ldquo;Allergenadigste Keizer, ik zou niet wenschen, dat Uw
-Majesteit even goed kon teekenen als ik.&rdquo;<span class="corr" id="xd25e3230" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>De toehoorders zagen elkaar daarop bedenkelijk aan en een hunner
-zeide: &ldquo;Dat was een haastig, onbedacht woord. Hoe nam de keizer
-het op?&rdquo;</p>
-<p>Dürer glimlachte. &ldquo;Hij begreep, dat ik er mee wilde
-zeggen: Gij, Keizer, hebt over een ander rijk te gebieden en moeilijker
-plichten te vervullen dan &eacute;&eacute;n van ons. Daarom reikte hij
-mij vriendelijk de hand en ik mocht heengaan, zonder in ongenade te
-zijn gevallen.&rdquo;</p>
-<p><a id="xd25e3238" name="xd25e3238"></a>De prior was onder
-Dürers verhalen stil geworden; nu nam hij het woord en sprak:</p>
-<p>&ldquo;Ik begrijp, dat &rsquo;s keizers gunst u verheugt en gelukkig
-maakt en ik verblijd mij daarin met u; maar het verbaast mij, dat de
-vriend en volgeling van Luther met zooveel lof over diens tegenstander
-spreekt en hem met zijn kunst dient. Is het niet juist kardinaal
-Albrecht, die den eersten stoot aan de geheele beweging heeft gegeven,
-toen hij Tetzel uitzond met die aflaatkist?&rdquo;</p>
-<p>Dürer zag den prior een oogenblik ontsteld aan, daarop sprak
-hij: &ldquo;Ik heb wel gedacht aan hetgeen de kardinaal, wat den aflaat
-betreft, heeft gedaan en het diep betreurd. Het is jammer, dat de man
-zich <span class="pagenum">[<a id="pb226" href="#pb226" name="pb226">226</a>]</span>daarmee heeft afgegeven. Hij is overigens zulk
-een kiesch, uiterst ontwikkeld en hoogdenkend man, een vriend van
-kunsten en wetenschappen. &mdash; &mdash; &mdash;&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;En een verkwister!&rdquo; viel de prior hem met donkeren blik
-in de rede. &ldquo;Zijn geldbuidel is altijd leeg en hij heeft Tetzel
-uitgezonden alleen om zijn beurs te vullen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;<span class="corr" id="xd25e3251" title="Bron: Misschen">Misschien</span> heeft hij niet geweten, wat hij
-deed,&rdquo; zei Dürer verontschuldigend, &ldquo;en is daarom op
-hem het woord van onzen Heiland van toepassing, dat men het hem moet
-vergeven. Misschien heeft hij zelf het verkeerde reeds ingezien en
-stelt hij perk aan dien afschuwelijken handel. Mij dunkt, dat hij meer
-vorst dan bisschop is en van de leer der kerk niet veel weet, zooals
-vele anderen, die den bisschopsstaf dragen. Indien hij het bestuur over
-wereldsche aangelegenheden had, dan &mdash; &mdash; &mdash;&rdquo;</p>
-<p>Hier werd de spreker in de rede gevallen door een monnik, die met
-een uitdrukking van schrik en toorn op het gelaat, naar binnen stortte
-en riep: &ldquo;Er loopt een slechte tijding door de stad: de leeuw
-heft den klauw omhoog, om den adelaar te verscheuren.&rdquo;</p>
-<p>Plotseling stonden allen van hun zitplaatsen op en verdrongen zich
-om den binnengekomene met de vraag, wat dit moest beteekenen.</p>
-<p>De monnik hief zijn gebalde vuisten omhoog en riep met donderende
-stem: &ldquo;Wee u, Leo, wanneer uw hand zich met het bloed der
-heiligen bevlekt!&mdash;Gij moet dan weten, broeders, dat er uit Rome
-een gezant van den paus is gekomen, om Luther te bevelen <span class="pagenum">[<a id="pb227" href="#pb227" name="pb227">227</a>]</span>binnen zestig dagen voor den pauselijken stoel
-te verschijnen&mdash;dat beteekent dus: in een gevangenis te
-verdwijnen&mdash;en den paus nog dankbaar den voet te kussen voor de
-genade, dat hij hem den brandstapel heeft bespaard!<span class="corr"
-id="xd25e3262" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>Er ontstond een groote opgewondenheid; aller gelaat gloeide en men
-sprak wild door elkaar, want de Augustijner monniken van St. Ulrich te
-Augsburg hadden allen partij gekozen voor hun Wittenberger
-kloosterbroeder en waren trotsch op hem.</p>
-<p>Dürer was eveneens diep getroffen. Hij ging naar zijn
-slaapvertrek en legde zich te bed, om daar lang tot God te bidden en
-den bedreigde in de bescherming des Almachtigen aan te bevelen.</p>
-<p>Er heerschte een geweldige oproerigheid in Augsburg gedurende de
-volgende dagen en de pauselijke gezant zag welk een groot deel van het
-volk op Luthers hand was.</p>
-<p>De opgewondenheid bedaarde dan ook niet, voordat men over Luthers
-lot gerust kon zijn, omdat zoowel de Universiteit van Wittenberg als de
-keurvorst Frederik van Saksen, voor den monnik beslist in de bres waren
-gesprongen en het hadden doorgezet, dat zijn zaak op Duitsch
-grondgebied zou worden uitgevochten en wel te Augsburg op den Rijksdag,
-terwijl de pauselijke gezant, kardinaal Cajetanus, tegen wil en dank
-zich bereid moest verklaren, aldaar den ketter te woord te staan.</p>
-<p>Men was daarmee tevreden gesteld; vooral ook nu de pauselijke
-zaakgelastigde, den keurvorst op diens <span class="pagenum">[<a id="pb228" href="#pb228" name="pb228">228</a>]</span>aandringen, had
-beloofd met zachtmoedigheid en rechtvaardigheid tegenover den
-Augustijner monnik te werk te gaan.</p>
-<p>Brandend van ongeduld wachtte Dürer het oogenblik af, waarop de
-man Gods, die zijn ziel uit groote benauwdheid had gered, Augsburg zou
-betreden; hij hoopte hem dan met eigen oogen te zien en misschien zelfs
-met hem te spreken.</p>
-<p>Maar de eene week na de andere verliep en Luther verscheen
-niet&mdash;men hoorde zelfs beweren, dat hij pas zou komen wanneer de
-Rijksdag al het andere zou hebben behandeld, en dat was nog heel veel.
-Dürer kon evenwel tot zijn groote spijt zoo lang niet wachten; hij
-had van huis tijdingen ontvangen, die hem tegen de helft van September
-naar Neurenberg riepen. <span class="pagenum">[<a id="pb229" href="#pb229" name="pb229">229</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch25" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e411">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXV.</h2>
-<h2 class="main">BEVREDIGD VERLANGEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Er waren bijna vier weken voorbijgegaan, toen op
-zekeren avond de meid meester Dürer bij zijn thuiskomst berichtte,
-dat de secretaris van den Raad er was geweest en ten hoogste had
-betreurd meester Dürer uit te vinden. Hij had er bij gevoegd, dat
-in geval deze spoedig thuis mocht komen, hij dadelijk naar het
-Augustijnerklooster moest gaan.</p>
-<p>Terstond ging Dürer er dus weer op uit en liep met groote
-stappen naar het genoemde klooster.</p>
-<p>Hij vond al de broeders bij elkaar in de groote eetzaal.</p>
-<p>&ldquo;O, waarom waart gij zoo straks niet hier, Meester
-Dürer,&rdquo; riep de prior den binnentredende toe. &ldquo;Nu is
-het te laat!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Wat is er gebeurd?&rdquo; vraagde Dürer ontsteld.</p>
-<p>De prior kwam naderbij, reikte hem de hand en zei: &ldquo;Hij, dien
-gij zoozeer hebt verlangd te aanschouwen, zat een uur geleden hier op
-deze plaats.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Luther?&rdquo; vraagde meester Dürer snel.</p>
-<p>&ldquo;Ja, Luther,&rdquo; bevestigde de prior. &ldquo;Wij hebben
-<span class="pagenum">[<a id="pb230" href="#pb230" name="pb230">230</a>]</span>hem gezien, wij hebben met hem
-gesproken&mdash;o, ik zegen den dag, waarop de gezegende des Heeren
-onzen drempel heeft overschreden.&rdquo;</p>
-<p>Dürer was ontroostbaar over de teleurstelling, dat hij op het
-juiste oogenblik niet tegenwoordig was geweest en nu wilde hij ten
-minste alle nadere bijzonderheden hooren. Hij vernam, dat Luther te
-voet van Wittenberg was gekomen en doodmoe bij de broeders was
-aangeland. Men had hem toen gespijsd en gelaafd en broeder Link had hem
-zijn pij gegeven, daar hij in zijn eigen oude pij, door de stof op reis
-ontoonbaar geworden, onmogelijk voor den gezant van den heilige Vader
-kon verschijnen.</p>
-<p>Verder vertelde men, dat Link had aangeboden, hem naar Augsburg te
-begeleiden en dat zij een half uur geleden samen waren afgereisd.</p>
-<p>&ldquo;En hoe was hij, Dr. Martinus?&rdquo; vraagde Dürer met
-groote belangstelling.</p>
-<p>Eenige oogenblikken zweeg de prior met terneergeslagen blikken; toen
-vervolgde hij:</p>
-<p>&ldquo;Hoe zal ik u dat duidelijk kunnen maken? Eerst schrok ik,
-toen ik hem zag aankomen, van zijn holle, bleeke wangen, waarop als het
-ware de dood staat te lezen. En ik zag daaruit de gevolgen van zijn
-zelfkastijdingen in het Erfurter klooster, waarvan men mij had verteld.
-Maar ik werd bijna verblind, toen ik zijn oogen zag. Meester
-Dürer, als gij <i>die</i> oogen had gezien, zoudt gij terstond
-hebben gezegd: dat is een man Gods, een profeet des Allerhoogsten! En
-als gij <i>die</i> oogen moest schilderen&mdash;al zijt gij nog zulk
-<span class="pagenum">[<a id="pb231" href="#pb231" name="pb231">231</a>]</span>een uitstekend, hooggeroemd kunstenaar, zulke
-oogen en de ziel, die daaruit spreekt, op het doek te brengen, neen,
-dat zou onmogelijk zijn. Ik zie ze nog steeds voor mij, die groote,
-donkere, diepe oogen; het was mij alsof hij daarmee tot in het diepst
-van &rsquo;s menschen ziel kon lezen. En dan zijn stem, zijn
-taal&mdash;juist zoo stel ik mij Elias, den profeet van Jehova
-voor.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;En wat zeide hij van zijn gang naar Augsburg?&rdquo; vraagde
-Dürer verder.</p>
-<p>&ldquo;Hij was op alles voorbereid,&rdquo; antwoordde de prior.
-&ldquo;Hij voorzag heel goed, dat hij als offer was bestemd, dat de
-paus hem door list wilde vangen en naar Rome sleepen; toch ging hij
-getroost in den naam des Heeren, die, als hij verloren ging, uit elken
-steen een Martinus kon verwekken.<span class="corr" id="xd25e3329"
-title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>In Dürers ziel kampten velerlei aandoeningen om den voorrang;
-diepe ontroering en hartverheffende gedachten wisselden af met wrevel
-over de teleurstelling Luther te hebben gemist. Eindelijk vraagde hij,
-of Luther niet gezegd had, welken terugweg hij zou nemen, wanneer het
-misliep met de booze bedoelingen van Rome. Doch men zei hem, dat Luther
-daarvan met geen enkel woord had gerept.</p>
-<p>Iedereen te Neurenberg, en Dürer in het bijzonder, wachtte nu
-in groote spanning op tijding uit Augsburg; maar de berichten, die
-kwamen, waren zeer met elkander in tegenspraak. Sommigen zeiden, dat
-Luther zeer welwillend door den kardinaal was ontvangen; anderen
-beweerden, dat de pauselijke gezant hem hard had bejegend en had
-gezegd, dat hij het <span class="pagenum">[<a id="pb232" href="#pb232"
-name="pb232">232</a>]</span>beest met de donkere oogen niet meer wilde
-zien.</p>
-<p>Toen kwam op den 16<sup>den</sup> October &rsquo;s avonds laat
-Wenzel Link, die Luther naar Augsburg had vergezeld,
-terug&mdash;alleen, en vervulde door zijn berichten de stad met vrees
-en beven. Hij vertelde, dat hij de vlucht had moeten nemen, omdat hij
-zijn leven niet zeker was en wat er met Luther, die nog een geschrift
-om te appeleeren wilde overreiken, zou gebeuren, dat wist God
-alleen.</p>
-<p>Ten huize van <span class="corr" id="xd25e3345" title="Bron: Kasper">Kaspar</span> Nützel kwamen vele aanzienlijken
-bijeen om te beraadslagen, wat zij te doen hadden, in geval, dat het
-met Luther tot het uiterste kwam, maar niemand wist wat hierin te
-raden. Aller gemoed was bezwaard, niemand dacht aan arbeiden, zelfs de
-raadszittingen konden niet doorgaan door de afwezigheid van het
-meerendeel der raadsheeren.&mdash;</p>
-<p>Op Donderdag, den 21<sup>sten</sup> October, reden &rsquo;s morgens
-vroeg twee ruiters de Vrouwepoort te Neurenberg binnen; zij zagen er
-wonderlijk uit, ten minste de een, want dat was een monnik in zijn pij,
-hetgeen al heel vreemd stond voor iemand te paard, zoodat ieder, die
-hem tegenkwam, bleef staan en verwonderd den rijdenden kloosterbroeder
-nakeek. De andere ruiter was een man met een grijzen baard en een
-gerimpeld gelaat; hij was tot de tanden toe gewapend. De ruiters
-vraagden den weg naar het Augustijnerklooster en gingen, toen zij daar
-waren aangekomen, met het paard aan den teugel, den tuin binnen. Even
-daarna werd de klopper driemaal haastig op Dürers deur
-neergelaten. Het was een monnik, die <span class="pagenum">[<a id="pb233" href="#pb233" name="pb233">233</a>]</span>de boodschap bracht,
-dat meester Dürer terstond naar het klooster moest gaan.</p>
-<p>Met een voorgevoel, wien het gold, snelde Dürer naar buiten,
-geheel zooals hij was en in zijn haast ternauwernood zich den tijd
-gunnende om zijn baret van den haak te nemen. Hij had zich niet
-bedrogen; de monnik vertelde hem onderweg, dat Luther vergezeld van een
-gewapend ruiter uit Augsburg als vluchteling was aangekomen en in het
-klooster eenige rust wilde nemen. Met kloppend hart trad Dürer het
-klooster binnen. Allen waren weder in de eetzaal te zamen gekomen en
-men kon het hun aanzien, welk een diepen indruk deze gebeurtenis op hem
-maakte.</p>
-<p>Tevergeefs echter zochten zijn oogen Luther en op zijn vraag naar
-hem, hoorde hij dat deze bij den prior in diens cel was, om het
-schrijven van Spalatinus, den hofprediker van den Keurvorst van Saksen,
-dat ondertusschen voor hem was gekomen, te lezen. En werkelijk, nog
-voordat Luther eenige spijs ter verkwikking had genuttigd, had hij zich
-teruggetrokken om dezen brief te lezen. Hij zag daaruit, dat hij alle
-reden had, om de Augsburgsche vrienden, die bij hem op deze nachtelijke
-vlucht hadden aangedrongen, dankbaar te zijn, want Spalatinus deelde
-hem mee, dat, in een brief van den Paus, Kardinaal Cajetanus de
-opdracht had gekregen, Luther, dien verstokten ketter, hoe dan ook, in
-zijn macht te brengen, aan Rome uit te leveren en den ban uit te
-spreken over al zijn volgelingen en over alle steden en landen,
-waarheen deze zoon des satans zich zou begeven. <span class="pagenum">[<a id="pb234" href="#pb234" name="pb234">234</a>]</span></p>
-<p>Het duurde geruimen tijd, voordat Luther zich weer liet zien. De
-brief van Spalatinus en zijn lichamelijke uitputting hadden hem zoozeer
-aangepakt, dat hij rust en nadenken noodig had. Hij bekommerde zich
-weinig om het gevaar, dat hem zelf dreigde; doch dat anderen om
-zijnentwil zouden lijden, deed hem verdriet. Om deze laatste reden
-wilde hij dan ook niet lang in Neurenberg blijven en hij ging naar de
-eetzaal terug, waar een ontbijt voor hem gereed stond. Dürer, die
-zich achter in de zaal had teruggetrokken, stond hem onbewegelijk met
-groote oogen aan te staren; het was alsof hij betooverd was. Dat was
-hij dus, de profeet des Heeren met die zielvolle oogen, die zoo diep in
-de waarheid zagen; dat was dus die onverschrokken, dappere man, die
-gedurfd had wat niemand had gewaagd; dat was hij dus, wien hij de
-redding uit zijn zielsangsten had te danken! Meester Dürer bleef
-schuw in zijn schuilhoek, om daar te luisteren naar de woorden, die
-Luther onder het eten met den Prior en zijn vriend Link wisselde. Toen
-hij echter, nadat hij had gegeten, opstond en een kloosterbroeder
-toeriep, dat de knecht de paarden moest voorbrengen, verzamelde
-Dürer al zijn moed, trad uit zijn schuilhoek te voorschijn en ging
-naar Dr. Maarten toe. &ldquo;Eerwaarde heer Doctor, neem ook uit mijn
-mond een zegenbede op reis mee. Reeds sedert lang behoor ook ik tot
-hen, die u eeren en voor u bidden.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hoe heet gij?&rdquo; vraagde Luther vriendelijk.</p>
-<p>&ldquo;Albrecht Dürer,&rdquo; was het antwoord.</p>
-<p>Toen begonnen de groote oogen van den doctor te <span class="pagenum">[<a id="pb235" href="#pb235" name="pb235">235</a>]</span>schitteren en met een geheel veranderden klank
-in zijn stem sprak hij: &ldquo;Albrecht Dürer, gij, heerlijk
-kunstenaar, wees gegroet. Zie, ook ik heb u hartelijk lief en bewonder
-uw kunst, die mij reeds menig genot heeft bereid. God helpe u verder op
-den weg der waarheid, opdat gij daarin wordet bevestigd en de waarheid
-u vrij make!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Dat geve God!&rdquo; antwoordde Dürer warm, &ldquo;u
-evenwel, die door den Paus en de goddeloozen wordt <span class="corr"
-id="xd25e3373" title="Bron: bebreigd">bedreigd</span>, beveel ik in de
-bescherming des Almachtigen, opdat gij over de boosheid uwer vijanden
-moogt zegevieren en het veld behouden.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Heb dank, Meester Dürer!&rdquo; antwoordde Luther innig
-en hij drukte den spreker de hand. <span class="corr" id="xd25e3378"
-title="Niet in bron">&ldquo;</span>Mijn leven is in Gods hand en ik
-stel mijn vertrouwen op den levenden God; daarom vrees ik geen mensch,
-al was het de Paus of de duivel zelf.&rdquo;</p>
-<p>Buiten in den kloostertuin, hoorde men hoefgetrappel; toen nam
-Luther van allen haastig afscheid, steeg te paard en draafde met zijn
-geleider weg. Men zag hem langen tijd na, totdat zij op de Wijnmarkt
-den hoek omsloegen en verdwenen.</p>
-<p>&ldquo;Heden is dit huis zaligheid geschied en mij ook,&rdquo; sprak
-Dürer, diep bewogen. &ldquo;Nu weet ik het ook heel zeker, dat
-Doctor Maarten Luther de zwaan is, waarvan Johannes Hus stervend
-voorspelde, dat hij over honderd jaar zou komen. En ik bid van God, dat
-zijn voorspelling geheel moge worden vervuld; dat men, nadat men den
-gans misdadiglijk heeft gebraden, den zwaan ongebraden zal moeten
-laten!&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb236" href="#pb236" name="pb236">236</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch26" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e420">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXVI.</h2>
-<h2 class="main">EEN SPOTSCHRIFT.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">De ontvangst, die Kardinaal Cajetanus te Rome te beurt
-viel, toen hij zonder den aartsketter thuis kwam, was niet bepaald
-aangenaam. Begrijpende, dat er met geweld niets viel uit te richten,
-wilde de Paus nu iets anders probeeren. Het duurde niet lang, of er
-kwam weer een pauselijk zaakgelastigde, die het slimmer aanlegde dan de
-onhandige Kardinaal, opdagen, iemand, die den klauw in fluweelen
-handschoenen verborg, terwijl hij trachtte den ketter door zijn gevlei
-te vangen. En bijna gelukte hem dat ook: hij bracht Luther er toe te
-beloven, dat hij zou zwijgen, indien zijn tegenstanders dit ook zouden
-doen. Doch deze konden hun mond niet houden en zoo was Luther ook van
-zijn belofte ontslagen.</p>
-<p>Doctor Eck, professor te Ingolstadt, was de eerste, die den roem
-wenschte te behalen om den geweldigen Augustijner te overwinnen. De
-welbespraakte man wilde bij een dispuut in het openbaar bewijzen, dat
-<span class="pagenum">[<a id="pb237" href="#pb237" name="pb237">237</a>]</span>Luther een leugenprofeet en een kind des duivels
-was. Wel is waar, daagde hij eerst niet Luther zelf tot een
-twistgesprek uit, maar den Wittenbergschen professor Karlstadt; doch
-eigenlijk had hij het toch op Luther voorzien en het gebeurde dan ook,
-dat, nadat hij te Leipzig Karlstadt met zijn kwakzalversstem het
-zwijgen had weten op te leggen, Doctor Maarten in het strijdperk trad,
-om een tweeden kamp te ondernemen.</p>
-<p>De oogen van de geheele wereld waren op dit tweegevecht gericht en
-in groote spanning wachtte men op den uitslag.</p>
-<p>Luther behaalde de overwinning en verkreeg daarbij veel nieuwe
-volgelingen; en niettegenstaande dat, ging Eck, die ijdele Eck, met
-opgericht hoofd zijn weg en deed alsof hij de overwinnaar was.</p>
-<p>Doch daarmee wist hij alleen de aanhangers van Rome en de domme
-lieden te misleiden&mdash;de overigen waren vertoornd op den
-schetteraar en des te meer, toen men tot de overtuiging kwam, dat hij
-een doortrapt huichelaar was, die datgene, wat hij met veel drukte
-verdedigde, zelf in het geheel niet geloofde.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Wilibald Pirkheimers vrienden merkten in die dagen weinig van hem.
-Hij had zich in zijn studeervertrek teruggetrokken en schreef maar
-voortdurend.</p>
-<p>Alleen Dürer en Doctor Bernard Adelmann werden nu en dan bij
-hem toegelaten en op hun vragen naar de oorzaak van zijn
-teruggetrokkenheid, antwoordde <span class="pagenum">[<a id="pb238"
-href="#pb238" name="pb238">238</a>]</span>hij, dat hij geheel in beslag
-werd genomen door het bestudeeren van een Grieksch schrijver.</p>
-<p>Eenige weken later zag een klein boekje het licht, getiteld:
-&ldquo;<span lang="de">der abgehobelte Eck</span>&rdquo;<a class="noteref" id="xd25e3416src" href="#xd25e3416" name="xd25e3416src">1</a>
-een woordspeling op Ecks naam, die &ldquo;hoek&rdquo; beteekent. De
-naam van den schrijver en de plaats van uitgave waren er niet bij
-vermeld. Het was een bijtend spotschrift op den doctor uit Ingolstadt,
-waarin niet alleen de theoloog, maar ook de drinker en wellusteling Eck
-meedoogenloos aan de kaak werd gesteld.</p>
-<p>De afgemaakte schuimbekte van woede. Hoe gemakkelijk had hij, die
-&rsquo;s Pausen volmacht had, wraak kunnen nemen op den boosdoener,
-indien hij hem maar gekend had! Eck stelde alle middelen in het werk om
-er achter te komen.</p>
-<p>Steeds las hij het geschrift op nieuw om er den schrijver van op te
-sporen.</p>
-<p>Ha! daar meende hij iets te hebben ontdekt: het moest bepaald door
-iemand uit Neurenberg zijn geschreven, verschillende bijkomende
-omstandigheden verrieden dit.</p>
-<p>Iemand uit Neurenberg&mdash;wie kon dat zijn? Wederom peinsde Eck en
-hij liet al de geleerden uit die stad aan zijn geest voorbijgaan.
-&ldquo;Spengler?&rdquo;&mdash;Neen, van hem verwacht ik die
-onhebbelijkheid niet; is er een ander die Latijn
-schrijft?&mdash;Pirkheimer?&mdash;</p>
-<p>Op nieuw bestudeerde hij den stijl en nu ging hem op eenmaal een
-licht op&mdash;hoe was het mogelijk, dat hij zoo lang gezocht en
-geraden had! Uit die <span class="pagenum">[<a id="pb239" href="#pb239"
-name="pb239">239</a>]</span>scherpe woorden keek hem Pirkheimers
-boosaardig lachend gezicht aan. En nu kwam er een onheilspellende gloed
-in de zwarte oogen en sissend klonk het tusschen de knarsende tanden:
-&ldquo;Neem u in acht, Wilibald, wij rekenen nog eens met elkander
-af!&rdquo;</p>
-<p>Ook de leden van den Humanistenkring kwamen spoedig op hetzelfde
-spoor als Eck en verscheidene vragen werden er tot Pirkheimer over het
-auteurschap gericht, doch de wijze, waarop hij het ontkende, diende er
-slechts toe, om de verdenking te versterken!</p>
-<p>Eck liet niets van zich merken en daardoor verdween langzamerhand
-alle vrees uit Pirkheimers hart. Ook werd de aandacht van dit geval na
-eenigen tijd afgeleid door een andere gewichtige gebeurtenis, die aller
-gedachten innam. Keizer Maximiliaan was in het begin van &rsquo;t jaar
-1519 gestorven en de Rijksvorsten beraadslaagden met elkander over de
-keuze van een troonopvolger.</p>
-<p>In de laatste jaren van zijn leven had de afgestorvene de
-keurvorsten voor zijn kleinzoon Karel, den opvolger der Spaansche
-kroon, trachten te winnen, en de uitslag der verkiezing beantwoordde
-dan ook aan de wenschen van den ontslapene, al moest het velen
-verbazen, dat een man, die, in Spanje opgevoed, zelfs de Duitsche taal
-niet kende, het Duitsche Rijk zou regeeren en dat, terwijl hij nog een
-jongeling was, die pas twintig maal de rozen had zien bloeien.</p>
-<p>Meer dan iemand anders betreurde meester Dürer het heengaan van
-den edelen, ridderlijken Maximiliaan. Met hem verloor hij een
-beschermer, van wien hij <span class="pagenum">[<a id="pb240" href="#pb240" name="pb240">240</a>]</span>nog veel had verwacht: verdere
-opdrachten van kunstwerken en daarbij het jaargeld, dat hem voor zijn
-werken was beloofd. Wat kon hij in dit opzicht van den nieuwen keizer
-verwachten? Hij was hem geheel vreemd en ongetwijfeld zou hij in de
-eerste jaren heel wat anders te doen hebben dan de kunst te beschermen.
-Toch dacht Dürer er over, te trachten den nieuwen souverein te
-naderen en zoowel zijn vrouw als zijn vrienden versterkten hem in dit
-plan.</p>
-<p>Deze overleggingen en zijn belangstelling in den gang der zaken op
-godsdienstig gebied brachten er toe bij, dat hij betrekkelijk weinig
-tijd aan de kunst wijdde. Nadat hij nog een tweede en grooter portret
-van Kardinaal Albrecht op diens verlangen had <span class="corr" id="xd25e3444" title="Bron: gegemaakt">gemaakt</span>, wenschte hij den
-dierbaren, overleden keizer te verheerlijken door een werk ter zijner
-herinnering te maken. Verscheidene malen schilderde hij &rsquo;s
-keizers portret in olieverf en ten laatste wijdde hij aan de
-gedachtenis van den geliefden vorst een groote houtsnede, die zijn
-apotheose voorstelde, zijn opnemen in het Rijk der zaligen. In het
-voorhof des hemels knielt Keizer Maximiliaan voor God, den Vader, en
-legt schepter, zwaard en rijksappel, waarvan hij nu rekenschap moet
-geven, neder aan de voeten van den Heer der heirscharen. Rondom staan
-zes der voornaamste heiligen en schutspatronen als vrijpleiters
-geschaard. Onder het werk doelen vier latijnsche versregels op de
-beteekenis van het geheel.</p>
-<p>Dürer had zijn geheele hart in dit werk gelegd en daarin het
-beste, wat hij had, gegeven; menige traan <span class="pagenum">[<a id="pb241" href="#pb241" name="pb241">241</a>]</span>was op het papier
-gevallen, te meer daar nog een andere slag hem had getroffen en zijn
-hart had week gemaakt&mdash;zijn oude meester Wolgemut, dien hij als
-een vader had bemind en ge&euml;erd, was gestorven. Het diepe gevoel,
-dat de meester in dit werk had gelegd, het innig weemoedige, dat er uit
-sprak, miste zijn uitwerking dan ook niet en maakte ieder pas recht
-duidelijk, wat men aan Keizer Maximiliaan had verloren. <span class="pagenum">[<a id="pb242" href="#pb242" name="pb242">242</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e3416" href="#xd25e3416src" name="xd25e3416">1</a></span>
-&ldquo;De afgeschaafde hoek&rdquo;&mdash;(&ldquo;de afgemaakte
-Eck&rdquo;.)&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e3416src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch27" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e429">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXVII.</h2>
-<h2 class="main">IN DE NEDERLANDEN.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Wederom was de ruiter op het vale paard de poort van
-Neurenberg binnengereden, wederom woedde de pest in de stad.</p>
-<p>Op straat heerschte doodsche stilte, overal was de werkkracht
-verlamd, slechts de doodgravers hadden werk in het zweet huns
-aanschijns. Geheele families stierven uit, geheele huizen werden
-ontvolkt. Hoe grooter de angst en ontzetting werd, des te grooter buit
-behaalde de pest en in de harten der menschen doodde de vrees alle
-liefde: ieder dacht slechts aan zich zelf en liet de overigen aan hun
-lot over.</p>
-<p>Op zekeren morgen kwam bij Albrecht Dürer Wilibald Pirkheimer
-in reisgewaad. &ldquo;Ik kom u vaarwel zeggen,&rdquo; sprak hij reeds
-op den drempel. &ldquo;Te Neurenhof op het landgoed van mijn
-schoonvader is de lucht onbesmet; daar ben ik van plan te blijven
-totdat de ziekte is geweken.&mdash;Doch, ik zie dat gij ook op reis
-gaat?&rdquo; vraagde hij, toen hij de kist zag, die Vrouwe Agnes juist
-bezig was te pakken. <span class="pagenum">[<a id="pb243" href="#pb243"
-name="pb243">243</a>]</span></p>
-<p>Dürer knikte. &ldquo;Ja, ook wij zijn van plan ons heil in de
-vlucht zoeken.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;En waar gaat gij naar toe?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;De weg wordt mij aangewezen door een wensch, dien ik al lang
-heb gekoesterd; ik wil naar de Nederlanden tot den nieuwen keizer gaan,
-om mij in zijn bescherming aan te bevelen en van hem te verkrijgen,
-hetgeen mij door den dood van keizer Maximiliaan is ontgaan; het loon
-voor mijn werk tot een bedrag van 200 gulden en de verzekering, dat het
-jaargeld, hetwelk de gestorven keizer mij had toegestaan, mij steeds
-zal worden uitgekeerd. De nieuw verkozene is nu op reis in de
-Nederlanden, om vandaar voor de kroning naar Aken te gaan.
-Tegelijkertijd wilde ik een groet brengen aan de kunstbroeders in de
-Nederlanden en van hun kunstwerken genieten. Ik hoop ook vele mijner
-werken aan den man te brengen, om daardoor de reiskosten te kunnen
-betalen en door menig geschenk hoop ik mij beschermers en
-pleitbezorgers te verzekeren.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Nu, God zij met u, mijn lieve vriend,&rdquo; sprak Pirkheimer
-bewogen, &ldquo;en Hij vergunne ons, nadat de pest is overwonnen,
-elkaar in welstand terug te zien!&rdquo;</p>
-<p>Dürer en Vrouwe Agnes gaven hem wederkeerig hun heilbeden mede
-en nadat de keizerlijke raadsheer was vertrokken, ging Agnes voort met
-de toebereidselen voor de reis.</p>
-<p>Dezen keer wilde Dürer zijn vrouw niet alleen achterlaten en
-zij ging gaarne met hem mee, want <span class="pagenum">[<a id="pb244"
-href="#pb244" name="pb244">244</a>]</span>zij voelde een buitengewonen
-angst voor de pest.</p>
-<p>Den volgenden morgen&mdash;het was de 12<sup>de</sup> Juli
-1520&mdash;hield een reiskoets voor Dürers huis stil en het
-echtpaar, benevens hun meid Susanna, steeg er in.</p>
-<p>In snellen draf ging het naar de Tierg&auml;rtnerpoort, om zoo gauw
-mogelijk uit de verpeste lucht te komen, en men ademde vrijer, toen de
-op grooten afstand zichtbare vesting van Neurenberg uit het gezicht
-verdween.</p>
-<p>Eerst reed men naar Bamberg. Van den bisschop aldaar hoopte
-Dürer een vrijbrief te veroveren, om bevrijd te zijn van de
-lastige afpersingen en de groote uitgaven aan de tollen.</p>
-<p>Een groote afbeelding der Madonna, de houtsneden uit de Openbaring
-van Johannes, het leven van Maria en verscheidene kopergravuren, die
-hij als geschenk aanbood, misten dan ook op den hoogwaarden heer hun
-uitwerking niet: Dürer kreeg, tegen betaling van een gulden, niet
-alleen een bewijs, dat hij ontslagen was van alle tolgelden, doch de
-bisschop stelde hem ook vrij van het gelag in de herbergen, dat een
-gulden bedroeg.</p>
-<p>Hier ging de koetsier uit Neurenberg weer terug en gingen de
-reizigers in een schip om tot Mainz te varen.</p>
-<p>De vrijbrief beantwoordde aan het doel: ongemoeid en zonder betalen
-kon men van de eene plaats naar de andere gaan. Tot Frankfort alleen
-had men zesentwintig tollen te passeeren, en als Dürer, zooals
-later op den Rijn, bij elken tol twee gulden had moeten betalen, zou
-het zijn beurs al heel slecht zijn bekomen. <span class="pagenum">[<a id="pb245" href="#pb245" name="pb245">245</a>]</span></p>
-<p>In Frankfort had men een kort oponthoud. Jacob Heller, voor wien
-Dürer vroeger het groote altaarstuk had geschilderd, wilde den
-vereerden kunstenaar niet zoo spoedig laten vertrekken en schonk hem
-den eerewijn in de herberg.</p>
-<p>Nog langer duurde het oponthoud te Mainz, waar een bepaalde wedijver
-ontstond, om Dürer met eerbewijzen te overladen en het gelukte hem
-pas den 23<sup>sten</sup> Juli verder te gaan en op een schip den Rijn
-af naar Keulen te reizen.</p>
-<p>Daar had een vroolijk wederzien plaats met zijn neef Nicolaas, den
-zoon van zijns vaders broeder, die vroeger als goudsmid te Neurenberg
-was gevestigd geweest en later naar Keulen was verhuisd. Dürer
-moest evenwel zijn tijd verdeelen tusschen dit familielid en den heer
-Hieronymus Fugger uit Augsburg, die hier vertoefde en den kunstenaar
-met vriendschapsbewijzen overlaadde.</p>
-<p>Verder ging de reis weer met koets en paarden naar Antwerpen, waar
-men den 2<sup>den</sup> Augustus goed en wel aankwam.</p>
-<p>Welk een nieuwe wereld opende zich hier voor Dürers blikken,
-die nooit rust vonden. Dat mastenwoud in de haven der Schelde, dat
-bonte, drukke gewemel aan den oever! Het boeide hem zoo, dat hij snel
-papier en potlood greep om dit tooneel mee naar huis te kunnen nemen.
-Spoedig had men een herberg gevonden. De waard Jobst Plankfeldt was een
-aangename, goedhartige man en zijn vrouw was even rond als zij
-gedienstig was. Na enkele dagen voelden <span class="pagenum">[<a id="pb246" href="#pb246" name="pb246">246</a>]</span>de vreemdelingen zich
-daar geheel thuis en vooral de vrouwen konden het best samen vinden.
-Zij zaten op een avond gezellig bij elkaar te babbelen aan het
-avondeten, toen de waardin sprak: &ldquo;Wat is uw echtgenoot toch een
-wereldberoemd man! Dat zult gij hier in den vreemde eerst recht
-ondervinden.&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Agnes voelde zich gevleid en zei glimlachend. &ldquo;Ik
-verheug mij met hem in de eer, die men hem hier van alle zijden bewijst
-en vooral, omdat hier in den beker der vreugde geen bitteren droppel
-van nijd of afgunst wordt gemengd, zooals dat te Veneti&euml; gebeurde.
-Iedereen komt hem met liefde en oprechte bewondering tegemoet. En toch
-zou ik die beroemdheid bijna betreuren, want die berooft mij totaal van
-zijn gezelschap, zoo dat ik soms in eigen oogen een arme, verlaten
-weduwe ben. Als ik u niet had, zou het voor mij aangenamer zijn geweest
-om thuis te blijven.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Gij moet niet ontevreden en onbillijk zijn, Vrouwe
-Dürer,&rdquo; knorde de waardin. &ldquo;Zijt gij dan niet zelf
-tegenwoordig geweest bij het feest, dat onze schilders uw echtgenoot in
-hun gildekamer hebben aangeboden? En wie weet, hoeveel eerbewijzen nog
-voor u zijn weggelegd!&rdquo; Het was werkelijk een prachtig feest
-geweest, dat het Antwerpsche schildersgild den Neurenberger meester had
-gegeven. Geheel onder den indruk daarvan was Dürer thuisgekomen en
-hij had het volgende in het dagboek zijner reis geschreven:</p>
-<p>&ldquo;Des Zondags, op St. Oswaldsdag, noodigden de schilders mij,
-mijn vrouw en de meid uit om in hun <span class="pagenum">[<a id="pb247" href="#pb247" name="pb247">247</a>]</span>kamer te komen. Zij
-hadden overal zilver vaatwerk en veel pracht aangebracht en voor
-overheerlijke spijzen gezorgd. Hun vrouwen waren ook tegenwoordig en
-toen men mij naar tafel geleidde, stonden allen aan beide zijden
-geschaard, alsof ik een vorst was. Er waren zeer aanzienlijke personen
-onder hen, mannen, die diep eerbiedig voor mij bogen en zeiden, dat zij
-zooveel in hun vermogen was, wilden doen om het mij aangenaam te maken.
-En toen ik was aangezeten, kwam de bode van den Raad van Antwerpen met
-twee knechts, die mij uit naam van de raadsheeren twee kannen wijn
-aanboden; zij lieten mij zeggen, dat zij mij hiermee eer wilden
-bewijzen en hoopten, dat het mij aangenaam zou zijn. Ik betuigde hen
-mijn hartelijken dank en bood mijn diensten aan. En toen wij langen
-tijd vroolijk bij elkaar hadden gezeten en het laat in den nacht was
-geworden, deden zij ons de eer ons met fakkels naar huis te begeleiden
-en verzochten ons hun diensten te willen aannemen, want zij wilden mij
-gaarne in alles, wat mij genoegen kon doen, ter wille zijn. Ik dankte
-hen en ging naar bed.&rdquo;</p>
-<p>In Antwerpen was veel te zien. In de eerste plaats maakte de
-schilderkunst aanspraak op Dürers belangstelling.</p>
-<p>In Quinten Metsys leerde hij een kunstenaar, voor wien hij het hoofd
-moest ontblooten, kennen. Bijzonder genot verschafte hem het arsenaal,
-waar in de groote zaal de kunstenaars bezig waren de reusachtige
-triomfbogen, die dienst moesten doen bij den feestelijken <span class="pagenum">[<a id="pb248" href="#pb248" name="pb248">248</a>]</span>intocht van Keizer Karel op den
-25<sup>sten</sup> September, te schilderen. Vierhonderd bogen, elk
-veertig voet breed en twee verdiepingen hoog, zouden op straat worden
-opgericht&mdash;een reuzenwerk, wel waard te worden bewonderd.</p>
-<p>Daarbij ontbrak het Dürer niet aan uitnoodigingen om zelf te
-schilderen, want de velen, die hem met hun eerbewijzen overlaadden,
-wilden ook gaarne iets van zijn hand tot aandenken hebben, en daarom
-was hij wel verplicht nu en dan een uurtje er af te nemen, om dezen
-plicht der dankbaarheid te vervullen.</p>
-<p>Vooral voelde hij zich hiertoe gedrongen tegenover den man, op wiens
-persoonlijke kennismaking hij zich in het bijzonder had verheugd,
-Erasmus van Rotterdam, den grooten geleerde en het orakel van zijn
-tijd, tot wien de geheele beschaafde wereld met onbeperkt vertrouwen
-opzag en van wien men hoopte, dat hij in zake Luther, het gewicht van
-zijn invloed in de weegschaal zou werpen.</p>
-<p>De beide groote mannen behandelden elkaar bij hun ontmoeting
-wederzijds met den eerbied, die elk toekwam en zij voelden zich sterk
-tot elkaar aangetrokken. Uit dankbaarheid voor het geschenk van
-Erasmus, bestaande uit een Spaansch manteltje en verscheidene
-teekeningen, schilderde Dürer het portret van den geleerde op
-meesterlijke wijze, waarvan hij later een copie meenam om op koper te
-graveeren.</p>
-<p>Het kostte hem moeite om afscheid te nemen van Antwerpen, waar hij
-zooveel liefde en eer had genoten, maar het was zijn plan om verder
-naar Brussel te gaan. <span class="pagenum">[<a id="pb249" href="#pb249" name="pb249">249</a>]</span></p>
-<p>Op den 16<sup>den</sup> Augustus aanvaardde hij de reis in
-gezelschap van den Genuees Tomaso Bombelli, een der rijkste kooplui in
-zijde van Antwerpen en tegelijkertijd penningmeester der Landvoogdes
-der Nederlanden, de Aartshertogin Margaretha, die den meester evenals
-andere buitenlanders met eerbewijzen had overladen.</p>
-<p>In Brussel werd hij aangenaam verrast, toen hij drie Neurenberger
-heeren onverwacht op straat ontmoette; het waren de raadsheeren: Hans
-Ebner, Leonard Groland en Nicolaas Haller, die, als afgezanten van den
-Raad, de rijksinsignes voor de kroning moesten overbrengen. De heeren
-wilden ook van hunnentwege hun beroemden stadgenoot een onderscheiding
-bewijzen en namen zijn onderhoud geheel voor hun rekening. Het was
-echter niet noodig hem daar bekend te doen worden, want in Brussel
-herhaalden zich dezelfde tooneelen als te Antwerpen en het kostte
-Vrouwe Agnes menigen zucht zich steeds zoo eenzaam en verlaten te
-gevoelen.</p>
-<p>Voor den kunstenaar daarentegen waren het dagen van het hoogste
-genot; zijn oog, oor en hart genoten oneindig. Ten laatste was het hem
-ook nog vergund bij de Landvoogdes te worden toegelaten; zij was een
-fijnbeschaafde, met de kunst dwepende vrouw, die hem ook beloofde zijn
-voorspraak bij Koning Karel te zullen zijn.</p>
-<p>Den 2<sup>den</sup> September keerde hij uiterst voldaan naar
-Antwerpen terug, om daar den keizer, af te wachten, voor wiens
-ontvangst alles in rep en roer was en vol ijver om de stad in een
-tooverpaleis te herscheppen. <span class="pagenum">[<a id="pb250" href="#pb250" name="pb250">250</a>]</span>De keizerlijke stoet naderde
-langzaam de poort, de lucht weergalmde van de juichkreten der dicht op
-elkaar gedrongen, geestdriftvolle menigte, maar de jonge keizer scheen
-weinig oog te hebben voor al die pracht en heerlijkheid, en menigeen,
-die wist welke verbazende onkosten men had gemaakt, schudde wrevelig
-het hoofd.</p>
-<p>Van Antwerpen ging de keizer verder naar Aken voor de kroning en
-Dürer volgde hem naar die stad, omdat hij te Antwerpen geen
-gelegenheid had gehad om hem te naderen. Te Aken ontmoette hij weer de
-Neurenberger gezanten, die hem in hun kring opnamen en alle onkosten
-voor zijn onderhoud betaalden, waarvoor hij hun zooals vroeger met zijn
-kunst zijn dankbaarheid betuigde.</p>
-<p>Den 23<sup>sten</sup> October had de kroning plaats. Op den avond
-van dien dag schreef Dürer in zijn boek: &ldquo;Heden zag ik
-zooveel pracht en praal, als geen sterveling ooit schooner
-zag.&rdquo;</p>
-<p>Was het in Antwerpen hem reeds onmogelijk geweest zijn verzoek bij
-den keizer in te dienen, te Aken viel er in &rsquo;t geheel niet aan te
-denken en er bleef dus niet anders over dan den vorst naar Keulen te
-volgen. Daar eindelijk op den 12<sup>den</sup> November bereikte hij
-met veel moeite zijn doel, tenminste in zoover, dat het uitbetalen der
-lijfrente hem werd verzekerd&mdash;maar van de andere verplichtingen
-wilde Keizer Karel niets hooren.</p>
-<p>Verheugd, dat hij tenminste in hoofdzaak was geslaagd, keerde hij
-van Keulen terug, om weer te <span class="pagenum">[<a id="pb251" href="#pb251" name="pb251">251</a>]</span>gaan naar de Nederlanden, waar hij
-den winter wilde doorbrengen.</p>
-<p>Den 27<sup>sten</sup> November was hij weer in Antwerpen bij Agnes,
-wier vreugde over het weerzien eenigszins werd vergald door het
-ongeluk, dat haar onlangs in de Lievevrouwekerk op St. Maarten was
-overkomen, toen een dief haar tasch met twee gulden en verscheidene
-sleutels had losgesneden en gestolen.</p>
-<p>Dit verlies bezorgde Dürer ook wel eenige spijt, doch hij
-troostte zich, toen iets anders zijn aandacht in beslag nam en wel, de
-tijding, dat de zee bij Middelburg een reusachtigen walvisch op het
-droge had aangespoeld. Hij liet zich noch door de winterkou, noch door
-den afstand weerhouden om dit wonder der natuur te gaan zien. Den
-7<sup>den</sup> December ondernam hij met eenige kennissen te paard den
-tocht naar Middelburg en hij kwam pas den 14<sup>den</sup> terug.</p>
-<p>Vrouwe Agnes ontving hem met vreugde, want zij was bang geweest, dat
-het gure weer haar man kwaad zou doen.</p>
-<p>&ldquo;Ja, <i>gij</i>, kunt nu wel blij zijn,&rdquo; sprak hij,
-terwijl hij haar aan zijn hart drukte, &ldquo;want gij hebt uw man weer
-terug, maar <i>ik</i> heb weinig voldoening van de reis, want het
-wonder heb ik niet mogen aanschouwen, omdat de zee het weer had
-teruggehaald en daarbij scheelde het bitter weinig of ik had er het
-leven bij ingeschoten.&rdquo;</p>
-<p>En nu vertelde hij aan zijn ontstelde vrouw, hoe zijn schip tegen
-een ander was aangevaren en daardoor beschadigd was geworden, waarna
-het zonder <span class="pagenum">[<a id="pb252" href="#pb252" name="pb252">252</a>]</span>anker de zee was ingedreven en daar zoo lang had
-rondgezwalkt, dat de bemanning reeds alle hoop had opgegeven en hun
-zielen in Gods handen had bevolen, totdat de hemel genadig hulp in den
-hoogsten nood had gezonden. Nu begon te Antwerpen het oude leventje
-weer. Indien hij gelegenheid had, verkocht hij zijn schilderijen, om
-voor de opbrengst allerlei voorwerpen, die hij gaarne in zijn bezit
-had, of waarmee hij bij zijn thuiskomst anderen een genoegen wilde
-bereiden, te koopen; nog meer gebeurde het, dat hij zijn werk weg gaf
-om ondervonden vriendelijkheid ruimschoots te vergelden of voorkomend
-anderen pleizier te doen.</p>
-<p>Natuurlijk namen zijn vereerders zijn tijd weer zeer in beslag. Een
-paar dagen na vastenavond schreef hij in zijn dagboek:
-&ldquo;Eergisteren had ik een uitnoodiging om met mijn vrouw de gast
-van het goudsmidsgild te zijn. Bij die gelegenheid leerde ik veel
-wakkere mannen kennen en werd ons een heerlijke maaltijd bereid,
-terwijl iedereen om &rsquo;t hardst mij eer bewees. Des avonds was ik
-bij den ouden schout genoodigd, waar ik ook rijkelijk werd onthaald en
-met veel eerbewijzen overladen. Vele bijzondere maskers en costuums
-lieten zich dien avond zien en over het algemeen was alles prachtig
-ingericht. &rsquo;s Maandagsavonds was ik uitgenoodigd bij den heer
-Lopez op een groot festijn, dat tot twee uur duurde en bijzonder
-kostbaar was. Van den heer Lorenz Stark kreeg ik een Spaanschen pels
-ten geschenke. Ook op dit feest zag men veel schitterende
-gecostumeerden <span class="pagenum">[<a id="pb253" href="#pb253" name="pb253">253</a>]</span>en gemaskerden, vooral de heer Tomaso
-Bombelli.&rdquo;</p>
-<p>Eindelijk kreeg meester Dürer toch wel wat te veel van het
-goede dezer aarde en kwam de gedachte aan terugkeeren naar huis in zijn
-hart op, te meer toen hij voelde, dat zijn gezondheid niet meer zoo
-goed was als vroeger en de eene stuiver na den anderen in de apotheek
-verzeilde.</p>
-<p>Om niet al te veel met bagage te zijn belast, stuurde hij den
-19<sup>den</sup> Maart, toen er zich een gelegenheid aanbood, een groot
-deel der verkregen schatten vooruit en toen kon men eens goed zien, aan
-hoeveel vrienden de goedhartige, milde man had gedacht. Niet alleen aan
-zijn familieleden en vrienden zond hij een geschenk, ook anderen, die
-hem op de een of andere wijze vriendelijkheid hadden bewezen, vergat
-hij in den vreemde niet; en Vrouwe Agnes, die berekende hoe hoog de
-uitgegeven som beliep, vond het bijna al te veel.</p>
-<p>Nu had hij evenwel de groote steden Brugge en Gent nog niet gezien
-en men zeide hem, dat het toch al te jammer zou zijn, indien hij in
-deze middelpunten der kunst, waar hij nu zoo dicht bij was, niet eenige
-weken vertoefde.</p>
-<p>Ook hier was zijn roem hem reeds vooruitgegaan; ook hier ontving men
-hem met bijzondere eerbewijzen. Ofschoon verheugd over al het genot,
-dat hij had gesmaakt, keerde hij in eenigszins gedrukte stemming naar
-Antwerpen terug. Hij wist zelf niet, wat hem scheelde, maar het eten
-smaakte hem niet, zijn hoofd <span class="pagenum">[<a id="pb254" href="#pb254" name="pb254">254</a>]</span>was zwaar en vermoeid en zijn
-voeten weigerden bijna hem te dragen. De geneesheer, die op verzoek van
-zijn bezorgde vrouw, verscheen, meende dat hij zware koorts zou krijgen
-en beval v&oacute;&oacute;r alles volkomen rust aan.</p>
-<p>Den volgenden morgen kwam Vrouwe Agnes doodsbleek bij de waardin
-binnenloopen en riep: &ldquo;Help mij&mdash;mijn man, mijn
-man!&rdquo;</p>
-<p>De waard en waardin gingen terstond met haar mee en vonden
-Dürer, bleek en met gesloten oogen, in bed liggen. Zij dachten,
-dat hij dood was. Het was echter slechts een langdurige bezwijming,
-waaruit het den dokter gelukte hem weer bij te brengen. Doch de koorts
-wilde niet wijken en nam integendeel steeds in hevigheid toe, zoodat
-Vrouwe Agnes in den angst haars harten niet wist wat te beginnen.
-&ldquo;Ach, dat wij nu juist hier in den vreemde moeten zijn!&rdquo;
-jammerde zij. &ldquo;Gave God, dat wij toch reeds thuis
-waren!&rdquo;</p>
-<p>Er volgden moeilijke dagen en weken, voordat de beangstigde vrouw
-kon herademen en innig dankbaar drukte zij den waard en zijn vrouw de
-hand voor de groote liefde, waarmee zij haar hadden bijgestaan, alsof
-zij een lid der familie was geweest. <span class="pagenum">[<a id="pb255" href="#pb255" name="pb255">255</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch28" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e438">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXVIII.</h2>
-<h2 class="main">EEN LIJKZANG.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Op een dag in Mei van het jaar 1521 zat Dürer
-alleen in zijn kamertje. Op zijn gelaat waren de sporen van zijn ziekte
-nog duidelijk zichtbaar en daarbij lag er nog een heel bijzondere
-treurigheid, die zich nu en dan in een diepen zucht uitte, op te
-lezen.</p>
-<p>Al de verstrooiingen van de reis hadden hem den man, wien hij voor
-het heil van zijn ziel zooveel was verplicht, niet doen vergeten. Elk
-nieuw uitgekomen boekje van Luther, dat hij onder de oogen had
-gekregen, had hij gekocht en ijverig bestudeerd. Ook te Antwerpen, waar
-hij veel tijd met de Augustijnermonniken had doorgebracht, had het hem
-aan tijdingen omtrent Luthers lot niet ontbroken. Hij had hun angst
-gedeeld, toen men hoorde, dat Luther door den Paus in den ban was
-gedaan en met hen gejuicht, toen men de koene daad van den man Gods
-vernam, om de pauselijke bul in het openbaar te verbranden, waarmee hij
-bekende zich te hebben vrijgemaakt van de kerk des Pausen, om alleen
-voor Gods eer te <span class="pagenum">[<a id="pb256" href="#pb256"
-name="pb256">256</a>]</span>ijveren, nadat de opvolger van Petrus den
-Heer Jezus opnieuw had verloochend. Eindelijk was het bericht gekomen,
-dat Doctor Maarten zich te Worms voor den Keizer en het Rijk zou
-verantwoorden, en zijn ziel had toegejuicht den held, die alle
-waarschuwingen ten spijt, besloten was naar Worms te gaan, al zouden
-daar ook evenveel duivels als pannen op de daken zijn.</p>
-<p>Nu was er evenwel een nieuw, verpletterend bericht verspreid.
-Maarten Luther, die op den Rijksdag met heldenmoed de waarheid van het
-Evangelie had beleden en zich niet door het tandgeknars zijner
-tegenstanders tot herroepen had laten dwingen, zou op den terugweg
-verraderlijk zijn gevangen genomen en verdwenen, en behoorde nu
-waarschijnlijk niet meer tot de levenden.</p>
-<p>Nadat Dürer langen tijd met strakke blikken treurend had
-neergezeten, nam hij zijn dagboek en gaf daarin lucht aan de smart, die
-hem vervulde, met de woorden:</p>
-<p>&ldquo;Ach, Heer des Hemels, welke tijding omtrent Luther, den man
-Gods, moet ik daar vernemen.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3643" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Men dacht, dat hij veilig was door het
-vrijgeleide van een keizerlijk heraut; maar toen zij bij Eisenach in
-een onherbergzaam oord waren gekomen, had deze gezegd, dat Luther hem
-nu niet meer noodig had en was hij weggereden. Spoedig werd de
-verraden, vrome, met den H. Geest bezielde man, de heraut van het
-Christelijk geloof, door tien ruiters omsingeld en ontvoerd. En of hij
-nog leeft, of dat men hem heeft <span class="pagenum">[<a id="pb257"
-href="#pb257" name="pb257">257</a>]</span>vermoord&mdash;ik weet het
-niet&mdash;zoo heeft hij dit lijden doorstaan ter wille der
-Christelijke waarheid en omdat hij het onchristelijk pausdom heeft
-bestraft, dat door het opleggen van zijn lasten, de verlossing door
-Christus teweeggebracht, wederstaat. En ook daarom heeft hij het
-geleden, omdat wij worden beroofd en uitgeplunderd en ons datgene, wat
-wij in het zweet onzes aanschijns hebben verworven, wordt ontnomen,
-opdat het op die wijze verkregene schandelijk door nietsdoeners kan
-worden verteerd, terwijl dorstige, kranke menschen van gebrek sterven.
-En bovenal bezwaart mij de vrees, dat God ons misschien nog langer wil
-laten zuchten onder het juk der blinde, valsche leer, die door menschen
-is bedacht en uitgevonden, waardoor het heerlijk Evangelie ons op vele
-plaatsen verkeerd wordt uitgelegd of ons geheel wordt onthouden.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3649" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Ach, God in den Hemel, erbarm u onzer. O
-Heer Jezus Christus, bid voor Uw volk, verlos ons te rechter tijd,
-bewaar in ons het echte, ware, Christelijke geloof, verzamel Uw
-verdwaalde schapen door uw stem uit de Schrift; help ons, dat wij Uw
-stem mogen kennen en geen verlokkend geluid van menschelijke dwaling
-volgen, opdat wij, Heer Jezus Christus niet van U wijken. Roep de
-schapen Uwer weide, die nog voor een deel in de Roomsche kerk worden
-gevonden, en die door het opleggen van lasten en de geldzucht des
-Pausen, door een valsche leer bedrogen, zijn verstrooid, bij elkaar,
-desgelijks ook de Indianen, Moscovieten, Russen en Grieken. Ach God,
-verlos Uw <span class="pagenum">[<a id="pb258" href="#pb258" name="pb258">258</a>]</span>arm volk, dat door groote pijn en tyrannie wordt
-gedwongen, tot dingen, die het tegenstaan, en waardoor het steeds tegen
-zijn geweten moet zondigen. O, God, nooit hebt gij met geboden der
-menschen een volk zoozeer belast als ons, armen, onder het juk van
-Rome; terwijl wij toch, verlost door uw bloed, vrije Christenen zijn
-moesten. O, almachtige, hemelsche Vader, beschijn ons door Uw Zoon,
-Jezus Christus, met zulk een licht, dat wij daarbij duidelijk kunnen
-zien, welke geboden wij moeten houden, opdat wij de andere lasten, met
-een vrij geweten, op zijde kunnen zetten en U, hemelschen Vader met een
-blij hart mogen dienen.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3655" title="Niet in bron">&ldquo;</span>En indien het waar is, dat wij hebben
-verloren den man, die duidelijker heeft geschreven dan iemand anders,
-die in de laatste tijden heeft geleefd, en die Gij zoo door Uw Geest
-hebt verlicht, dan bidden wij U, o hemelsche Vader, dat gij Uw H. Geest
-wilt geven aan een anderen man, die uw heilige Christelijke kerk van
-alle zijden weder bijeenbrenge, opdat wij weder als Christenen mogen
-leven, en anderen door ons leven bekeerd worden en het Christelijk
-geloof mogen aannemen.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3659" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Maar, Heer, het is uw wil, voor dat gij
-oordeelt, dat evenals Uw Zoon, Jezus Christus, door de priesters werd
-gedood en, uit den dood opgestaan, ten hemel voer, het met Uw
-volgeling, Maarten Luther, die door den Paus verraderlijk om het leven
-wordt gebracht, eveneens zou gaan; hem zult gij verkwikking bereiden.
-En zooals gij over Jeruzalem het oordeel van <span class="pagenum">[<a id="pb259" href="#pb259" name="pb259">259</a>]</span>verwoesting hebt uitgesproken, zoo zult gij ook
-de macht, die de stoel van Rome zich heeft aangematigd, te niet doen.
-Och Heer, geef ons daarna het nieuwe, heerlijke Jeruzalem, dat uit den
-hemel nederdaalt, waarvan in de Openbaring wordt gesproken; het
-heilige, zuivere Evangelie, dat niet door de leer der menschen is
-verduisterd.</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3666" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Opdat zulks geschiede, geef, dat ieder,
-die Luthers boeken leest, zien moge hoe helder en duidelijk de leer is,
-die hij naar het Evangelie <span class="corr" id="xd25e3669" title="Bron: verkondigd">verkondigt</span>. Daarom moet men die boeken in
-waarde houden en ze niet verbranden; beter ware het, dat men zijn
-tegenstanders, die de waarheid wederstaan, in het vuur wierp met al hun
-leerstellingen, die de menschen tot goden verheffen. Dat er toch nieuwe
-uitgaven van Luthers boeken mochten verschijnen! O God, als Luther dood
-is, wie zal ons dan in het vervolg het heilig evangelie zoo duidelijk
-verklaren? Ach, God, wat zou hij in tien, twintig jaren nog veel voor
-ons hebben kunnen schrijven! O gij, alle vrome christenen, beweent met
-mij dezen, door Gods Geest bezielden man en laten wij Hem vragen om ons
-een ander door den H. Geest verlicht man te zenden!</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3673" title="Niet in bron">&ldquo;</span>O Erasmus van Rotterdam, waar blijft gij?
-Zie, wat de tyrannie der onrechtvaardigen, de dwingelandij der
-wereldlingen, de macht der duisternis vermag! Hoor, gij, strijder voor
-Christus, rijd naast den Heer Jezus, bescherm de waarheid, verover de
-martelaarskroon, gij zijt toch ook reeds een oud man. Ik heb van u
-gehoord, dat gij u zelf nog twee jaren in staat <span class="pagenum">[<a id="pb260" href="#pb260" name="pb260">260</a>]</span>acht
-om tot iets nut te zijn. Gebruik die jaren voor het Evangelie; verhef
-uw stem, dan zullen de poorten der hel, dan zal Rome niets tegen u
-vermogen. En als gij hier aan uw Meester, Christus, gelijkvormig wordt
-en schande wilt lijden door de leugengeesten van onzen tijd, waardoor
-gij misschien een weinig vroeger zoudt sterven, dan zoudt gij te eerder
-uit den dood tot het leven komen en door Jezus Christus worden
-verheerlijkt. Want indien gij uit den beker drinkt, dien Hij heeft
-gedronken, dan zult gij met Hem regeeren en rechtvaardig oordeelen,
-hen, die dwaas hebben gehandeld. O Erasmus, handel zoo, dat God u
-roemen kan, zooals er van David staat geschreven, want gij kunt het,
-voorwaar, gij kunt Goliath dooden; Uw God beschermt de heilige,
-christelijke kerk. Leid ons in de eeuwige zaligheid, God, Vader, Zoon
-en Heilige Geest, Gij, eeuwig God. Amen.&rdquo;</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3679" title="Bron: Durer">Dürer</span> legde de pen neder en veegde zijn oogen
-af. Het was hem een verluchting, dat hij zijn vol hart eens had
-uitgestort.</p>
-<p>Maar het was hem nog niet genoeg: spoedig greep hij een stuk krijt
-en gebruikte de kunst als tolk van zijn gevoel en als troosteres in
-zijn smart. En op den grijsblauwen grond werd een cherubijn zichtbaar,
-die jammerend, met de vleugels het aangezicht bedekt, alsof hij wil
-zeggen:</p>
-<p>&ldquo;Ach, dat gij zijt heengegaan, Maarten Luther, gij, profeet
-des Allerhoogsten!<span class="corr" id="xd25e3686" title="Niet in bron">&rdquo;</span> <span class="pagenum">[<a id="pb261"
-href="#pb261" name="pb261">261</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch29" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e447">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXIX.</h2>
-<h2 class="main">NEURENBERG BOVEN ALLES.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">De zomer was in het land gekomen, en Dürer, die
-de eerste bezending goederen door andere naar Neurenberg had laten
-volgen, dacht er nu over om naar huis terug te keeren. Hij durfde de
-reis nu wel ondernemen, omdat zijn lichaamskrachten weer voldoende
-waren teruggekeerd.</p>
-<p>Op St. Pieter en Paulus, den 29<sup>sten</sup> Juni, zat hij met
-zijn vrouw in het kamertje de som der gemaakte onkosten te berekenen.
-Hij had veel uitgegeven zoowel in geld als aan kunstwerken, want
-Dürer was hooghartig en had de ondervonden vriendelijkheid
-rijkelijk vergolden en soms meer gegeven, dan hij kon. Het was een
-heele som, toen hij berekende wat hij in al dien tijd met teekenstift
-of penseel voor de menschen had gewerkt&mdash;hij had voor niet minder
-dan honderd vijftig personen hun portret gemaakt met potlood, houtskool
-of in kleuren en toen Vrouwe Agnes hem vraagde, wat hem al die moeite
-en arbeid had opgebracht, lachte Dürer en zei: <span class="pagenum">[<a id="pb262" href="#pb262" name="pb262">262</a>]</span>&ldquo;Het grootste gedeelte van mijn arbeid
-heeft mij niets opgebracht, en toen ik mij voorstelde uit de
-Nederlanden een goede winst mee te brengen, heb ik mij bedrogen. Nu ben
-ik wel genoodzaakt honderd gouden guldens te leenen om naar huis te
-kunnen gaan en gelukkig heeft de heer Imhoff zich daartoe bereid
-verklaard.&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Agnes was hierover wel wat ontstemd en antwoordde: &ldquo;Ik
-had wel kunnen denken, dat het zoo zou gaan. Gij verstaat nu eenmaal de
-kunst niet om schatten op te leggen. Gij geeft veel meer weg dan gij
-krijgt en hebt u menig keer in den nek laten zien. Maar over die schade
-zou ik mij nog wel kunnen troosten, als die walvisch er maar niet was
-geweest.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;De walvisch?&rdquo; vraagde Dürer verwonderd.</p>
-<p>&ldquo;Ja zeker,&rdquo; sprak Vrouwe Agnes met nadruk, &ldquo;aan
-dat monster alleen wijd ik uw ziekte.&rdquo; Juist toen Dürer iets
-wilde antwoorden, werd er geklopt en kondigde de waardin een bediende
-van den Raad der stad aan. De man bracht de groeten van den eersten
-burgemeester over aan den heer Albrecht Dürer en noodigde hem uit
-den volgenden morgen op het raadhuis te verschijnen.</p>
-<p>Op den bepaalden tijd ging Dürer daarheen en hij werd door de
-hoogmogende heeren met bijzondere vriendelijkheid ontvangen.</p>
-<p>&ldquo;Wij vernemen, dat gij op het punt zijt naar Neurenberg terug
-te keeren en wilden u daarom eerst vragen, hoe het u in het algemeen in
-de Nederlanden en in het bijzonder in Antwerpen is bevallen?&rdquo;
-<span class="pagenum">[<a id="pb263" href="#pb263" name="pb263">263</a>]</span></p>
-<p>Dürer verzekerde, dat het hem zeer moeilijk viel te scheiden
-van een stad, waar hij niet alleen geboeid was door haar grooten
-rijkdom en heerlijke kunst, maar waar hem ook veel liefde en eer was te
-beurt gevallen.</p>
-<p>Toen kwam er een eigenaardig lachje op het gelaat van den heer, die
-op Dürer toetrad en zijn hand op diens schouder legde, terwijl hij
-zei: &ldquo;Meester Dürer, ik weet er wel raad op, hoe gij aan dit
-moeilijke afscheid zoudt kunnen ontsnappen: blijf hier! Geloof mij, gij
-zult nog veel meer liefde en eer ondervinden, wanneer gij u voor altijd
-bij ons wilt voegen! In naam van den Raad van Antwerpen bied ik u ten
-eerste een vast jaargeld van driehonderd gulden aan, ten tweede een
-stevig gebouwd, fraai woonhuis als eigendom, ten derde vrijdom van alle
-belastingen en ten vierde ruime belooning voor alles, wat gij nog voor
-den Raad zult werken. Ik verberg u niet, waarde Meester, dat Antwerpen
-trotsch zou zijn, als de naam Albrecht Dürer op de lijst harer
-burgers stond. Beslis dus en geef mij uw belofte te zullen
-blijven.&rdquo;</p>
-<p>In pijnlijke verwarring stond Dürer daar. Die groote goedheid
-en welwillendheid drukten hem als een last. Dat was toch waarlijk hem
-het afscheid niet gemakkelijker maken! Want hoe schitterend de beloften
-ook waren, hij kon ze toch niet aannemen. Aan Neurenberg hing zijn
-hart, daar was hij ingeburgerd en zich een tehuis te scheppen in den
-vreemde was hem onmogelijk. Nimmer zou dat zijn werkelijk tehuis kunnen
-zijn. <span class="pagenum">[<a id="pb264" href="#pb264" name="pb264">264</a>]</span></p>
-<p>Hij overwoog deze gedachten, terwijl hij eenigen tijd zwijgend voor
-den burgemeester stond, en deze, die zijn stilzwijgen naar zijn eigen
-wenschen uitlegde, trachtte door het herhalen zijner dringende beden
-hem tot blijven over te halen.</p>
-<p>Nu was Dürer zich zelf weer meester en hij antwoordde:
-&ldquo;God zegene u voor de welgemeende vriendelijkheid, die gij mij
-bewijst. Het smart mij, dat ik zooveel welwillendheid met een weigering
-moet beantwoorden. Ik ben een kind van Neurenberg, mijnheer,
-<span class="corr" id="xd25e3727" title="Bron: Neurenbersche">Neurenbergsche</span> lucht heb ik van mijn
-vroegste jeugd af ingeademd, Neurenberger kunst is mijn denken en leven
-en daarom behoor ik daar thuis en kan ik niet tieren op een anderen
-bodem. Laat mij naar mijn geboorteplaats terugkeeren,
-mijnheer&mdash;wat zoudt gij hebben aan iemand, wiens ziel krank was en
-wiens hand verlamde!&rdquo;</p>
-<p>De burgemeester keek droevig en teleurgesteld. Hij deed geen enkele
-poging om den meester tot andere gedachten te brengen, want aan den
-klank zijner stem hoorde hij, dat er voor Antwerpen hier niets meer was
-te hopen. En daarom nam hij van Dürer afscheid met de verzekering
-van zijn groote spijt en teleurstelling. Tweemaal was de verzoeking, om
-zijn geboorteplaats ontrouw te worden, Dürer genaderd: zestien
-jaar geleden te Veneti&euml;, waar de Signoria hem door de aanbieding
-van tweehonderd ducaten had getracht bij zich te houden en nu hier te
-Antwerpen; doch beide keeren behaalde de trouw de overwinning.
-<span class="pagenum">[<a id="pb265" href="#pb265" name="pb265">265</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch30" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e456">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK <span class="corr" id="xd25e3736" title="Bron: XIII">XXX</span>.</h2>
-<h2 class="main">OOK EEN HERVORMINGSPREEK.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Bijna twee jaren waren voorbijgegaan.</p>
-<p>In de week v&oacute;&oacute;r Paschen van het jaar 1523 zat Albrecht
-Dürer met zijn vrouw aan de groote tafel in de pronkkamer. Hij las
-met eerbiedig gevouwen handen uit een groot boek, dat voor hem lag. Het
-was het Nieuwe Testament, dat Doctor Maarten Luther in de eenzaamheid
-zijner cel op den Wartburg in Duitsch gewaad had gestoken.</p>
-<p>Op de terugreis had Dürer al spoedig gehoord, dat Luther niet
-dood was, en die tijding had hem met nieuw leven bezield. Hij voelde
-zich krachtiger en wat hij bij zijn terugkomst te Neurenberg had
-gezien, was ook geschikt geweest om hem den moed terug te geven en een
-loflied tot Gods eer op zijn lippen te leggen.</p>
-<p>Voor alle andere steden was het Neurenberg geweest, die zich Luthers
-zaak had aangetrokken. De adellijke geslachten waren voorgegaan met de
-belijdenis <span class="pagenum">[<a id="pb266" href="#pb266" name="pb266">266</a>]</span>van het Evangelie en hadden het mindere volk
-achter zich aan getrokken. De Raad, wiens leden bijna allen beslist
-evangelisch waren gezind, was in een moeilijke verhouding tot den
-Keizer, den Paus en de bisschoppen gekomen, doch wist met
-bewonderenswaardige wijsheid het scheepje hunner regeering over alle
-golven en klippen heen te sturen. Doch Dürer had zijn vriend
-Pirkheimer in deerniswaardigen toestand gevonden. Doctor Eck had zich
-werkelijk op hem gewroken en van den Paus weten te verkrijgen, dat er
-in den naar Luther geslingerden banbrief nog enkele andere namen waren
-opgenomen, waaronder Wilibald Pirkheimer behoorde. Luther, die ridder
-zonder vrees en blaam, had de pauselijke bul in het vuur geworpen en
-daarmee den Paus moedig getrotseerd&mdash;Pirkheimer had evenwel den
-moed niet gevoeld om dien held na te volgen.</p>
-<p>Nadat hij te vergeefs had geappelleerd, kwam hij er toe om het
-trotsche hoofd te buigen en zijn woorden te herroepen. Sinds dien dag
-was hij geheel veranderd. Het bewustzijn, dat hij zijn innigste
-overtuiging had ten offer gebracht, had den hoogmoedigen man gebroken
-en maakte hem, die ook nog door het podagra werd gekweld meer en meer
-eenzelvig. De leelijke zijde van zijn karakter kwam steeds meer op den
-voorgrond, zoodat hij zich iedereen tot vijand maakte en voor de
-weinige overgebleven vrienden een niet te genieten gezelschap was. Hoe
-meer echter anderen zich van hem aftrokken, des te meer moeite gaf hij
-zich om de vriendschap te behouden van dien <span class="pagenum">[<a id="pb267" href="#pb267" name="pb267">267</a>]</span>eenen, met wien hij van jongs af
-&eacute;&eacute;n hart en &eacute;&eacute;n ziel was geweest. En van
-zijn kant deed Dürer al zijn best Pirkheimers zwakheden te
-verdragen en hem weer eenigszins met het leven te verzoenen.</p>
-<p>Het deed Dürer echter innig verdriet, dat zijn vriend hem niet
-wilde volgen op den weg van het Evangelie. Het werd hem nu steeds
-duidelijker, dat Pirkheimers geestdrift voor Luther niet was
-voortgekomen uit een hart, bezield van de waarheid van Gods Woord, maar
-ontstaan was uit den waan, dat Luther tot de humanisten behoorde en met
-hem wilde strijden tegen de domheid en het bijgeloof van zijn tijd; hij
-dacht, dat protesteeren Luthers eenig doel was. Toen Dürer,
-overgelukkig in het bezit van het Nieuwe Testament in het Duitsch,
-daarmee naar Pirkheimer was gesneld, was hij teleurgesteld en bedroefd
-<span class="corr" id="xd25e3757" title="Bron: terruggekeerd">teruggekeerd</span>, toen hij de
-onverschilligheid, waarmee zijn vriend dien heerlijken schat had
-beschouwd, gezien had.</p>
-<p>Uit deze droefenis wekte hem het heerlijke lied van den Wittenberger
-nachtegaal, dat zijn medeburger, de meesterzanger Hans Sachs, had laten
-weerklinken en waarin zijn hart mede jubelde&mdash;het klonk als het
-geroep van den wachter, dat vele slapenden wakker schudt.</p>
-<p>Nog werd zijn hart verkwikt en zijn geloof versterkt, toen hij
-hoorde, dat de Prior uit het <span class="corr" id="xd25e3764" title="Bron: Augustijnerkloester">Augustijnerklooster</span> te Antwerpen,
-die zoo vriendelijk voor hem was geweest, ter wille van het Evangelie
-in den kerker geworpen en ten vure gedoemd, als door een wonder was
-ontkomen en veilig Wittenberg had bereikt. <span class="pagenum">[<a id="pb268" href="#pb268" name="pb268">268</a>]</span>Ook
-zijn opvolger, Hendrik van Zutfen, had zich daarheen begeven, toen de
-beulen hem van den kansel hadden gerukt, doch de burgers hem uit den
-kerker hadden bevrijd. En niet minder was zijn geloof versterkt door
-den moed der twee monniken uit Brussel, Hendrik Voes, en Johannes Esch,
-die andere afvalligen tot beschaming, met vreugde hun leven op den
-brandstapel hadden geofferd voor het Evangelie.</p>
-<p>Nu zat meester Dürer dus over zijn Duitschen bijbel gebogen en
-kon niet genoeg er in lezen. Wel had hij Gods Woord reeds in het
-Duitsch gelezen in de vertaling, die bij Anton Koburger het licht had
-gezien,&mdash;doch wat voor Duitsch was dat! Het klonk als ravengekras
-vergeleken bij het liefelijk gezang van den Wittenbergschen nachtegaal,
-dat het oor streelde en van daar in het hart weerklonk. En zijn
-bewondering en vereering voor het uitverkorene werktuig des Heeren
-namen voortdurend toe.</p>
-<p>Heden had het lezen in de Schrift nog een heel bijzonder doel. Hij
-wilde zich voorbereiden op den ernstigen gang, dien hij met zijn vrouw
-wilde ondernemen. Aan de algemeene begeerte gehoor gevend, hadden de
-geestelijken van de St. Lorens- en Sebalduskerken besloten nog een
-schrede voorwaarts te doen en het heilig Avondmaal volgens instelling
-van Christus met brood en beker te vieren. Het duurde niet lang of de
-klokken begonnen te luiden en de meester stond op om zijn besten
-pelsmantel aan te doen; Vrouwe Agnes was reeds gekleed in haar
-feestgewaad en wachtte op haar echtgenoot. <span class="pagenum">[<a id="pb269" href="#pb269" name="pb269">269</a>]</span></p>
-<p>Op straat kwamen zij spoedig in het gedrang, want het volk stroomde
-naar het bedehuis. Plechtig begon de heilige handeling. Aller hart was
-diep getroffen door de woorden van den prediker en toen brood en wijn
-werden rondgedeeld, voelde menig wakkere man een traan over zijn wangen
-rollen.</p>
-<p>Thuisgekomen sloot Dürer zijn vrouw in zijn armen en zeide:
-&ldquo;Mijn ziel maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich in
-God, mijn Zaligmaker. Nu weet ik, dat Hij in mij leeft; Hij, die voor
-mij den dood is ingegaan en die al mijn hoop is. O man Gods, Maarten
-Luther, God zegene en behoede u! Hoe zal ik u vergelden, wat gij aan
-mij hebt gedaan!&rdquo;</p>
-<p>Nog menig hinderpaal stond aan de ongestoorde uitbreiding der
-Hervorming in den weg: de zaak des Heeren liep nog meer gevaar, te
-worden geschaad door den dollen, oproerigen geest, die zich door een
-verkeerd begrip van Christelijke vrijheid van den boerenstand had
-meester gemaakt en door de waanzinnige dwepers, in wier oogen Luther
-nog een halve papist was, en die hem &ldquo;het gemakzuchtige
-vleesch&rdquo; scholden, dan door de woede van Rome. Maar juist te
-midden van deze troebelen betoonde de Wittenberger monnik zich als de
-ware profeet des Allerhoogsten en zijn aanzien steeg tot een
-reusachtige hoogte in de oogen van hen, die hem begrepen, toen de wilde
-golven waren bedaard en de stuurman met eerbiedwekkende kalmte aan het
-roer stond.</p>
-<p>Dürer was vol van Gods Woord; als een dauwdroppel vol van
-zonneschijn. Niet alleen las hij de <span class="pagenum">[<a id="pb270" href="#pb270" name="pb270">270</a>]</span>Schrift, maar hij
-leefde er in en hij voelde weder de behoefte, om wat hij zelf had
-doorleefd op zijn eigen wijze aan het volk te verkondigen.</p>
-<p>Wat Hans Sachs in woorden zeide, wilde hij in kleuren duidelijk
-maken. En daarom greep hij weder naar het penseel, voelende dat hij nog
-nooit met zooveel bezieling en geestdrift voor den schildersezel was
-getreden; hij had een voorgevoel, dat, wat hij nu ging scheppen, het
-allerbeste, wat zijn hand ooit gemaakt had, zou zijn.</p>
-<p>In plaats van Maria, in wier verheerlijking hij zich tot nu toe had
-verlustigd, bood hij der wereld het beeld van den Verlosser aan.
-Evenals Luther Christus en Zijn alleenzaligmakende verdienste in nieuwe
-talen predikte, zoo schilderde Dürer den Heer voor de oogen des
-volks, hetzij in gesprek met de discipelen na het Heilig Avondmaal,
-hetzij als offer op het kruishout, of alleen het hoofd vol bloed en
-wonden. Op het laatste had hij al zijn kracht geconcentreerd; het was
-als uit de diepste diepte van zijn ziel voortgekomen. Nooit was Jupiter
-schooner, machtiger, aangrijpender door den besten der oud-Grieksche
-schilders afgebeeld geworden, dan de Christus hier door meester
-Dürer.</p>
-<p>En evenals Dürer Christus, den Verlosser, in zijn werk
-verheerlijkte, zoo wilde hij met hetzelfde doel ook het Evangelie in
-kleuren brengen.</p>
-<p>Reeds lang was hij het met zich zelf eens, op welke wijze dit te
-doen. Hij wilde daartoe de gestalten afbeelden van hen, die het van den
-Heer ontvangen en aan de wereld verkondigd hadden: de <span class="pagenum">[<a id="pb271" href="#pb271" name="pb271">271</a>]</span>gestalten der Apostelen Johannes, Markus, Petrus
-en Paulus en wel zoo, dat Johannes en Paulus ten voeten uit werden
-geschilderd en de beide anderen er achter, zoo dat alleen het hoofd en
-den hals zichtbaar waren. Johannes en Paulus moesten als hoofdfiguren
-naar voren komen; daarmee wilde Dürer het evangelisch geloof in
-beeld voorstellen.</p>
-<p>De gestalte van Johannes, Luthers uitverkoren evangelist, wiens
-gelaat aan Philippus Melanchton herinnert, is gehuld in een gelen, met
-rood geverfden mantel over een groen onderkleed. Peinzend staart hij
-met den een weinig achter hem staanden Petrus in zijn evangelie, welks
-beginwoorden uit de Luthersche vertaling men lezen kan. Rechts op het
-paneel staat Markus achter Paulus, die met innige liefde en groote zorg
-is behandeld en waaraan Dürer al zijn kracht heeft gewijd. Het was
-Dürer voornamelijk te doen om Paulus, Luthers groot voorbeeld als
-verkondiger van het eenig ware geloof en daarin heeft hij een
-kunstwerk, dat &rsquo;s meesters roem luider verkondigt dan eenig
-ander, geschapen. De Apostel bij uitnemendheid staat daar, gehuld in
-een witten mantel, waaruit een groen onderkleed te voorschijn komt; op
-zijn linkerarm, rust de bijbel, in de rechterhand houdt hij een
-ontbloot zwaard, het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods, en
-tegelijkertijd een aanduiding van de wijze, waarop hij zou sterven. De
-breede, krachtige figuur staat daar in mannelijke, ridderlijke houding;
-zijn door de zon gebruind gelaat, vol uitdrukking, wendt den strengen
-blik naar links, alsof hij <span class="pagenum">[<a id="pb272" href="#pb272" name="pb272">272</a>]</span>vandaar een naderbij sluipenden
-vijand verwacht. Wien geldt dien toornigen blik? Tegen wien houdt de
-hand krampachtig den greep van het zwaard omklemd? Het zijn de vijanden
-van het kruis van Christus: aan den eenen kant de Paus, die het
-Evangelie bederft door den warboel van menschelijke instellingen en aan
-de andere zijde de dwepers, die door het misbruiken van de vrijheid
-meer bederven dan doen vorderen.</p>
-<p>De Apostelen spraken in duidelijke taal: maar het was den meester er
-om te doen ook begrijpelijk te zijn voor het minst ontwikkelde
-verstand, evenals Luthers woorden duidelijk waren voor het onnoozelste
-boertje. Daarom voegde hij nog een uitvoerig bijschrift toe aan zijn
-werk.</p>
-<p>Boven het paneel links schreef hij: &ldquo;Alle wereldlijke
-overheden in deze gevaarvolle tijden moeten zorgvuldig waken, dat zij
-zich niet, in plaats van door het Woord Gods, door menschelijke
-leeringen laten leiden, want God wil niet, dat er aan Zijn Woord iets
-wordt toegevoegd of daarvan afgedaan. Luister daarom naar deze vier
-voortreffelijke mannen: Petrus, Johannes, Paulus en Markus.<span class="corr" id="xd25e3804" title="Niet in bron">&rdquo;</span></p>
-<p>Petrus zegt in het tweede hoofdstuk van zijn tweeden brief:
-&ldquo;Er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook
-onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen
-bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, die hen gekocht heeft,
-verloochenende en een haastig verderf over zichzelf brengende. En velen
-zullen hun verderfenissen <span class="pagenum">[<a id="pb273" href="#pb273" name="pb273">273</a>]</span>navolgen, door welke de weg der
-waarheid zal gelasterd worden. En zij zullen, door gierigheid, met
-gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel
-van over lang niet ledig is en hun verderf sluimert
-niet.&mdash;Johannes in het vierde hoofdstuk van zijn eersten brief
-schrijft: Geliefden! gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft
-de geesten, of zij uit God zijn; want vele valsche profeten zijn
-uitgegaan in de wereld. Hieraan kent gij den Geest van God: alle geest,
-die belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die is uit
-God niet. Maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij
-gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alreede in de wereld.&rdquo;</p>
-<p>Terwijl deze woorden zijn gericht tegen de dwepers en sektenmakers,
-zoo protesteert het bijschrift op het tweede paneel tegen Rome met zijn
-leugen, bedrog en zedeloosheid. In het derde hoofdstuk van den tweeden
-brief aan Timotheus zegt Paulus: En weet dit, dat in de laatste dagen
-ontstaan zullen zware tijden. Want de menschen zullen zijn liefhebbers
-van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hoovaardig, lasteraars, den
-ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde,
-onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de
-goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der
-wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een gedaante van godzaligheid,
-maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Hebt ook een afkeer van
-dezen! Want deze zijn het, die de huizen binnensluipen en nemen de
-<span class="pagenum">[<a id="pb274" href="#pb274" name="pb274">274</a>]</span>vrouwkens gevangen, die met zonden beladen zijn,
-en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden, die altijd leeren
-en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen.</p>
-<p>Markus schrijft in het twaalfde hoofdstuk van zijn evangelie:
-&ldquo;En Hij zeide tot hen in Zijn leer: wacht u voor de
-schriftgeleerden, die daar gaarne willen wandelen in lange kleederen,
-en gegroet zijn op de markten, en de voorgestoelten hebben in de
-Synagogen en de vooraanzittingen in de maaltijden. Zij eten de huizen
-der weduwen op en dat onder den schijn van lang te bidden. Deze zullen
-zwaarder oordeel ontvangen.&rdquo; Er was een geheel jaar verloopen,
-voordat Dürer dit meesterstuk, de kroon van al zijn werken,
-voleindigd had.</p>
-<p>Nauwelijks was de laatste penseelstreek gedaan, of hij greep papier
-en pen om er een brief bij te voegen aan hen, voor wie het werk was
-bestemd. Het was hem dezen keer niet opgedragen, maar het was zijn
-eigen hart geweest, dat hem aan het werk had gezet en dat hij het aan
-zijn dierbare geboorteplaats zou opdragen, stond van het begin af bij
-hem vast. De inhoud van den brief luidde aldus:</p>
-<blockquote>
-<p class="first salute"><i>Edelachtbare, wijze Heeren!</i></p>
-<p>Hoewel het reeds lang mijn wensch was, Uw Hoogmogendheid door mijn
-onbeteekenende schilderkunst een aandenken aan te bieden, heb ik mij
-door het gebrekkige daarvan laten weerhouden, wetende, dat ik daarmee
-in Uw oogen niet zou kunnen bestaan. <span class="pagenum">[<a id="pb275" href="#pb275" name="pb275">275</a>]</span>Dewijl ik echter in
-dezen laatsten tijd een stuk heb geschilderd, waaraan ik nog meer zorg
-heb besteed dan aan mijn andere schilderijen, acht ik niemand meer
-waardig, dit als een herinnering te bewaren, dan U, hoogwijze Heeren!
-Daarom waag ik het, U dit werk aan te bieden, met de dringende bede,
-dat dit kleine geschenk U welgevallig moge zijn en genadig door U worde
-aangenomen en dat Gij even welwillend voor mij zult willen blijven, als
-Gij tot nu toe zijt geweest. Daarom zal ik naar mijn beste vermogen er
-naar blijven streven, om Uw goedgunstigheid waardig te zijn.</p>
-<p class="signed"><i>Uwer Edelachtbaren Heeren onderdanige</i><br>
-<span class="sc">Albrecht Dürer</span>.</p>
-</blockquote>
-<p>Spoedig daarop ontving Dürer van den Raad het volgende
-schrijven:</p>
-<p>&ldquo;Dewijl Albrecht Dürer een schilderij met vier figuren
-als aandenken heeft geschilderd en hetzelve den achtbaren Raad heeft
-gezonden en vereerd, is door dien achtbaren Raad besloten, den
-genoemden Dürer te zeggen, dat een achtbare Raad niet genegen is,
-dit schilderij op die wijze in bezit te nemen; maar hoewel dezelve hem
-voor zijn werk dankbaar is, en willens om het als aandenken te bewaren,
-zoo is dezelve niet minder willens hem daarvoor te betalen, wat hij
-verdient. Wat hij dus ook moge eischen, en al wilde hij ook niets
-eischen, zoo zullen de oudere heeren het zelf bepalen en zal een
-eerlijke handel worden gedreven door de Heeren Maarten Tucher en
-Sigmund Furer.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb276" href="#pb276" name="pb276">276</a>]</span></p>
-<p>Meester Dürer weigerde, zooals te verwachten was, de waarde op
-te geven en toen zond de Raad hem honderd gulden voor hem zelf, twaalf
-gulden als hulde aan zijn vrouw en twee gulden fooi voor den
-knecht.</p>
-<p>Het schilderij kreeg een plaats, die het waard was: het werd
-opgehangen in het departement van financi&euml;n in het raadhuis. Van
-den muur klonk zijn prediking. &ldquo;Zijt getrouw en houdt vast aan
-Gods heilig Evangelie!&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb277"
-href="#pb277" name="pb277">277</a>]</span></p>
-</div>
-</div>
-<div id="ch31" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e465">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXXI.</h2>
-<h2 class="main">KUNSTENAAR EN GELEERDE.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Toen Dürer, nadat hij de laatste hand aan zijn
-schilderij der apostelen had gelegd, het penseel neerlegde, deed hij
-het in de overtuiging, dat dit zijn laatst groot werk was geweest. Wel
-maakte hij nog verscheidene portretten zijner vrienden, zooals dat van
-Hieronymus Holzschuher, dat hem bijna nog beter was gelukt dan dat van
-Frederik den Wijze eenige jaren geleden, dat van Wilibald Pirkheimer en
-van den Magister Filippus Melanchton, die voor de nieuwe school, die te
-Neurenberg werd opgericht, meermalen daar was geweest. Doch nu kregen
-penseel en potlood rust en moesten plaats maken voor de pen, die
-bestemd was om de vrucht zijner wetenschappelijke studi&euml;n, die hij
-bij het beoefenen zijner kunst niet had verwaarloosd, in boeken te
-openbaren.</p>
-<p>Een ieder verbaasde zich, toen het eene boek na het andere verscheen
-van dezen schilder bij uitnemendheid, die daarin getuigenis gaf van de
-zeldzame veelzijdigheid en diepte zijns geestes. Nu hij zijn kunst
-<span class="pagenum">[<a id="pb278" href="#pb278" name="pb278">278</a>]</span>niet meer practisch beoefende, verdiepte hij
-zich in theoretische studi&euml;n over het wezen zijner kunst, om
-hetgeen hij had gevonden als een laatst aandenken aan de wereld na te
-laten.</p>
-<p>Een jaar geleden had reeds een boekje, als voorlooper dezer
-studi&euml;n het licht gezien onder den titel: &ldquo;Onderwijs bij het
-meten met den passer en het paslood bij lijnen, vlakken, en geheele
-lichamen, door Albrecht Dürer bijeengevoegd en ten bate aller
-liefhebbers der kunst met bijbehoorende figuren in druk
-gebracht.&rdquo; Hij droeg het boek op aan zijn vriend Wilibald
-Pirkheimer en in de voorrede zei hij, dat hij hoopte, dat het voor alle
-beoefenaars der kunst dienstig zou zijn, niet alleen voor schilders,
-maar ook voor goudsmeden, beeldhouwers, steenhouwers, schrijnwerkers en
-allen, die het meten noodig hadden. De geheimen der proportieleer,
-waarin vroeger Luca Pacioli hem te Bologna had ingewijd, kwamen hier
-tot algemeen nut aan het licht.</p>
-<p>De gansche wereld was echter &eacute;&eacute;n en al verbazing, toen
-Dürer zich op eens van een geheel nieuwe zijde deed kennen en
-bewees, dat hij ook een meester in de vestingbouwkunde was. In October
-van het jaar 1527 verscheen een boek van hem onder den titel:
-&ldquo;Onderricht ter beveiliging van steden, kasteelen en
-dorpen.&rdquo;</p>
-<p>Hij vervulde een plicht der dankbaarheid aan Keizer Maximiliaan,
-door het op te dragen aan diens kleinzoon, Koning Ferdinand I van
-Bohemen en Hongarije. De liefde tot zijn vaderland, en de begeerte om
-het <span class="pagenum">[<a id="pb279" href="#pb279" name="pb279">279</a>]</span>tegen de roofzuchtige aanvallen der Turken te
-beveiligen, had hem aanleiding gegeven om zijn mededeelingen aan de
-vorsten te doen en hun te leeren, hoe zij de vestingwerken in een
-goeden, tot tegenweer geschikten, toestand moesten brengen.<a class="noteref" id="xd25e3866src" href="#xd25e3866" name="xd25e3866src">1</a></p>
-<p>De grootste zorg en den meesten tijd besteedde Dürer aan de
-proportieleer van den mensch.</p>
-<p>Pirkheimer bood aan om een voorrede daarbij te schrijven en
-Dürer nam het aan, doch onder vijf voorwaarden, die een nieuw,
-duidelijk bewijs zijner bescheidenheid en nederigheid waren: ten
-eerste, dat daarin geen enkel woord van lof mocht worden gebruikt; ten
-tweede, dat er aan geen uiting van nijd mocht worden gedacht; ten
-derde, dat er van niets anders sprake mocht zijn dan van hetgeen in het
-boek stond; ten vierde, dat niets er in gebruikt was, dat uit goede
-boeken was gestolen en ten vijfde, dat het boek alleen voor de Duitsche
-jeugd was geschreven. Ten laatste koesterde de meester nog een grooter
-plan: hij wilde in een uitgebreid werk, getiteld: &ldquo;Spijze voor
-schildersleerlingen,&rdquo; alles te zamen vatten, wat hij tot nu toe
-in afzonderlijke werken had geschreven en door meer toevoegsels een
-geheel scheppen, dat voor den kunstenaar een rijke schat zou zijn en
-waarin alles, wat hij noodig had, werd gevonden. <span class="pagenum">[<a id="pb280" href="#pb280" name="pb280">280</a>]</span></p>
-<p>Toch was hij er ver van, zich zelf en zijn eigen kennis tot
-algemeenen maatstaf en alleen geldig richtsnoer te verheffen:
-integendeel, de groote man was nooit met zichzelf tevreden en zei
-dikwijls, dat, als hij na jaren een zijner werken terug zag, hij zich
-altijd schaamde over de zwakheden en fouten, die hij er in ontdekte. In
-denzelfden geest schreef hij in de voorrede van het door hem begonnen
-groote werk: &ldquo;Ik denk niet hoog van mijn kunst, want ik weet, wat
-mij ontbreekt. Daarom raad ik een ieder aan om mijn fouten, zooveel in
-zijn vermogen is, te verbeteren. Gave God, dat het mogelijk ware, dat
-ik de werken der toekomstige groote meesters nu reeds mocht
-aanschouwen!</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3877" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Welk een hoogte zullen zij nog
-bereiken&mdash;zoodat ik daarbij in het niet zal verdwijnen, als een
-heel klein beekje. En toch, als de vonk, die ik heb doen gloren, door
-de volgende meesters wordt aangewakkerd met hetgeen zij kunnen, dan kan
-daaruit mettertijd een vuur, dat met zijn gloed de gansche wereld
-bestraalt, opgaan.&rdquo; <span class="pagenum">[<a id="pb281" href="#pb281" name="pb281">281</a>]</span></p>
-</div>
-<div class="footnotes">
-<hr class="fnsep">
-<div class="footnote-body">
-<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e3866" href="#xd25e3866src" name="xd25e3866">1</a></span>
-Dürer had helaas met zijn leer over de vestingwerken weinig
-succ&egrave;s en oogstte geringen dank. Een later geslacht bracht hulde
-aan zijn idee&euml;n op dit punt. Straatsburg bouwde volgens
-Dürers aanwijzingen zijn vestingwerken bij de Kronenburger poort.
-En nu nog heeft Dürers gezag waarde en liggen zijn beschouwingen
-ten grondslag aan het zoogenaamd nieuw-pruisisch systeem der
-vestingbouwkunst.&nbsp;<a class="fnarrow" href="#xd25e3866src">&uarr;</a></p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div id="ch32" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e474">Inhoud</a>]</span>
-<div class="divHead">
-<h2 class="label">HOOFDSTUK XXXII.</h2>
-<h2 class="main">NAAR EEN BETER VADERLAND.</h2>
-</div>
-<div class="divBody">
-<p class="first">Een helder licht van kaarsvlammen straalde op een
-avond in April van het jaar 1528 uit de vensters van Pirkheimers huis.
-De raadsheer, die toen weinig last van het podagra had, had drie van de
-vrienden, die hem nog waren overgebleven, bij zich genoodigd om met hem
-te eten en vroolijk te zijn.</p>
-<p>Dürer was er niet bij, zooals in den laatsten tijd meermalen
-gebeurde en toen men naar hem informeerde, antwoordde Pirkheimer met
-bedenkelijk gelaat: &ldquo;Wij zullen ons er aan moeten gewennen, zijn
-gezelschap dikwijls te ontberen. Hij is in den laatsten tijd zeer zwak
-en sukkelend.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Was hij maar niet naar de Nederlanden gegaan!&rdquo; sprak
-Holzschuher, die tot de gasten behoorde: &ldquo;Sedert zijn terugkomst
-is hij zoo veranderd. Ik schrok bepaald, toen ik hem terug zag. Hij was
-zoo mager geworden en zijn mannelijke schoonheid was verdwenen! Het is
-wonderlijk: om de pest te ontvluchten, ging hij uit Neurenberg en nu
-heeft hij uit Nederland een <span class="pagenum">[<a id="pb282" href="#pb282" name="pb282">282</a>]</span>krank lichaam meegebracht. Die
-tocht door de sneeuw om den walvisch te zien, het ongeval, dat hem toen
-op het water is overkomen, de ongewone levenswijze in een vreemd land,
-die onophoudelijke eerbewijzen, die in maaltijden en groote feesten
-bestonden, zijn verderfelijk voor zijn gezondheid geweest. Ik vrees, ik
-vrees, dat wij hem niet lang meer zullen mogen behouden.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;O, zeg dat niet!&rdquo; riep Pirkheimer verschrikt uit.
-&ldquo;Ik kan het niet aanhooren! Ik kan mij het leven niet voorstellen
-zonder hem! Niemand kent hem zooals ik hem ken, niemand kan aan hem dan
-ook meer verliezen dan ik. Ik was het volkomen eens met den Magister
-Philippus Melanchton, toen hij bij zijn laatste verblijf hier in de
-stad, zei: &ldquo;Albrecht Dürer is als kunstenaar
-onge&euml;venaard, maar toch is dat niet het meest in hem te
-bewonderen: nog meer dan zijn geest en hand waardeer ik zijn
-hart!&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Hij heeft niet te veel gezegd,&rdquo; zei L&ouml;ffelholz.
-&ldquo;Albrecht Dürer is de uitstekendste man van onzen tijd. Is
-er een deugd, die hij niet bezit? Maar laten we ons nu nog niet al te
-ongerust maken; hij is nog geen zevenenvijftig jaar en misschien kan de
-natuur de ongesteldheid nog overwinnen.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;God geve het!&rdquo; zuchtte Pirkheimer en hij bracht het
-gesprek op iets anders over.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Zwak en moede lag Dürer te bed. Den vorigen avond was hij nog
-op geweest en had aan zijn boek geschreven; doch den volgenden ochtend
-had hij geen <span class="pagenum">[<a id="pb283" href="#pb283" name="pb283">283</a>]</span>lust om op te staan. Hij had &rsquo;s nachts
-bijna geen oog toegedaan en voelde zich afgetobd.</p>
-<p>Het was stil in de kamer; aan het bed van den lijder zat Vrouwe
-Agnes. Met op de borst gevouwen handen lag Dürer aandachtig te
-luisteren naar hetgeen zijn vrouw uit Luthers bijbel voorlas; het was
-het lijden des Verlossers naar het Evangelie van Johannes.</p>
-<p>Daarna sprak hij zacht: &ldquo;Dat heeft mij goed gedaan. O, welk
-een harde sponde heeft men onzen Verlosser bereid en ik lig zoo zacht!
-Hoe werd Zijn marteling ten doode door hoon en schimp verzwaard en aan
-mijn legerstede zit een engel der vertroosting! Wel lijd ik pijn; maar
-wat zijn mijn smarten vergeleken bij de zijne!&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Agnes veegde zijn klam voorhoofd af en drukte zachtkens een
-kus er op. Toen vraagde zij hem of hij niet eens van den verkwikkenden
-drank, dien zij voor hem had klaar gemaakt, wilde drinken.</p>
-<p>Dürer knikte en bevochtigde zijn lippen met het lavende vocht;
-toen zuchtte hij: &ldquo;Waarom komt de geneesheer toch
-niet?&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Agnes zeide, dat hij van niets wist, maar dat zij dadelijk om
-hem zou sturen.</p>
-<p>Spoedig daarop verscheen hij; hij voelde den kranke den pols en zag
-hem bezorgd aan: het waren weer de afwisselende koortsen, die hem jaren
-lang hadden geplaagd, en de milt was meer dan ooit gezwollen.</p>
-<p>De geneesheer schreef medicijnen voor, die de meid dadelijk uit de
-apotheek moest halen. <span class="pagenum">[<a id="pb284" href="#pb284" name="pb284">284</a>]</span></p>
-<p>Die drank deed Dürer goed, hij voelde zich minder benauwd en
-tegen den avond ging de koorts af, hoewel die gewoonlijk tegen dien
-tijd toeneemt. Hij keerde zich naar den muur en sliep in.</p>
-<p>Vier uur lag hij stil en ademde diep en geregeld; toen richtte hij
-zich plotseling op en sprak met een bijzonderen klank in zijn stem:
-&ldquo;Het is morgen goede Vrijdag&mdash;de heerlijke Rafael is op
-goeden Vrijdag gestorven.&rdquo;</p>
-<p>Vrouwe Agnes schrok bij deze woorden en trachtte hem te kalmeeren,
-doch Dürer vraagde, alsof hij niets daarvan hoorde: &ldquo;Hoe
-lang rust hij reeds in het graf?&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Acht jaren,&rdquo; antwoordde Vrouwe Agnes aarzelend.
-&ldquo;Hij stierf in het jaar 1520.&rdquo;</p>
-<p>&ldquo;Acht jaren,&rdquo; fluisterde Dürer. &ldquo;Hoe vroeg
-moest die heerlijke kunstenaar van de aarde scheiden! Gods wegen zijn
-dikwijls zeer wonderlijk!&rdquo;</p>
-<p>Toen ging hij weer liggen, sloot de oogen en sliep na eenige
-oogenblikken weer in.</p>
-<p>Vrouwe Agnes bleef dien geheelen nacht op en was dankbaar, toen het
-eerste morgenrood door de vensters naar binnen drong. Zij verkoelde het
-gelaat van haar man met frisch water, hetgeen hem goed deed en waarvoor
-hij zijn trouwe verpleegster hartelijk dankte, als ware het een groote
-dienst geweest en zooals hij altijd voor het kleinste hulpbetoon deed.
-Tegen negen uur begonnen de klokken in de stad te luiden. Eensklaps
-riep de kranke luid: &ldquo;Op dit uur hebben zij Hem aan het kruis
-genageld! <span class="pagenum">[<a id="pb285" href="#pb285" name="pb285">285</a>]</span></p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3939" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Ach Heer Jezus, zie mij aan met denzelfden
-blik, waarmee gij den boetvaardigen boosdoener hebt aangezien! Want ik
-belijd u berouwvol al de zonden, die ik in mijn geheele leven heb
-bedreven.&rdquo;</p>
-<p>Hij richtte zich plotseling op en zijn oogen zagen woest de kamer
-rond, zoodat Vrouwe Agnes met doodelijken schrik den beangstigden man
-in haar armen nam.</p>
-<p>&ldquo;Wat overkomt mij!&rdquo; riep hij met een holle stem, terwijl
-hij zijn hand op zijn hart drukte. &ldquo;Ik sterf! Heer Jezus, help
-mij; Heer Jezus, erbarm U mijner!&rdquo;</p>
-<p>In vreeselijken angst riep Vrouwe Agnes hem bij zijn naam&mdash;hij
-hoorde het niet, zijn ziel voer reeds op tot Hem, dien hij van ganscher
-harte had bemind en dien hij uit een vroom gemoed met zijn kunst zoowel
-als met zijn gansche leven had gediend. &mdash;&mdash;</p>
-<hr class="tb">
-<p>De stad Neurenberg kon het niet gelooven, dat de man, waarop zij
-bovenal trotsch was, was heengegaan.</p>
-<p>Allen treurden en Wilibald Pirkheimer, die spoedig was geroepen,
-zonk bij het sterfbed van zijn vriend, als vernietigd en gebroken, op
-de knie&euml;n neder, alsof hij met hem wilde sterven. Menigeen der
-zijnen had hij naar het graf gebracht, doch nooit had hij zooveel smart
-gevoeld als nu. Hij was niet van deze gewijde plek weg te krijgen en
-het pijnigde hem bovenal, dat hij in de laatste oogenblikken niet
-tegenwoordig was geweest, om zijn vriend de oogen toe te drukken. Hij
-wrong zijn handen, schreide als een kind en jammerde: <span class="pagenum">[<a id="pb286" href="#pb286" name="pb286">286</a>]</span></p>
-<p>&ldquo;O onuitsprekelijk lijden!&mdash;hij is heengegaan, voor
-immer, hij, die ik met mijn gansche hart liefhad en die deze liefde
-verdiende door zijn tallooze deugden en zijn bijzondere
-rechtschapenheid; hij, die als een goede engel mij ter zijde stond en
-mij den weg wees, dien ik moest gaan. Hij is heengegaan voor
-goed&mdash;mijn Albrecht! O, onverbiddelijk noodlot; o, onbarmhartige,
-wreede dood! Hij, die als een heilige onder ons verkeerde, is van ons
-weggerukt, terwijl zoovele onnutte en onbeteekenende menschen blijvend
-geluk en een lang leven genieten! Hij is heengegaan, en ik moet nog
-hier beneden zijn!&rdquo;&mdash;</p>
-<p>De gewoonte van dien tijd bracht mede, dat de dooden den dag na het
-overlijden werden begraven, doch bij Dürer moest men met dat
-gebruik breken. Den 6<sup>den</sup> April was hij gestorven en den
-8<sup>sten</sup> lag hij nog op het paradebed, omdat de aandrang van
-menschen, die nog eenmaal het stoffelijk overschot van den grooten
-meester wilden zien, zoo groot was.</p>
-<p>Daar lag hij in een zwarte kist, door frisch groen omgeven, als een
-beeld van hemelschen vrede; en het licht der twaalf kaarsen, die op
-hooge kandelaars tusschen laurier- en mirthestruiken brandden, wierp
-een glans van verheerlijking op het edele gelaat.</p>
-<p>Aan het hoofdeinde stonden de prior van het Augustijnerklooster
-Volbrecht en de proost van de St. Sebalduskerk, die om beurten de
-gebeden voor de overledenen uitspraken, terwijl aan het voeteneinde een
-koorknaap het kruisbeeld omhoog hield.</p>
-<p>Daarna hieven de Meesterzangers, met Hans Sachs <span class="pagenum">[<a id="pb287" href="#pb287" name="pb287">287</a>]</span>aan
-het hoofd, een ernstig, plechtig gezang aan; de kist werd gesloten, en
-in een onafzienbare reeks bewoog zich de lijkstoet, onder algemeen
-klokgelui, naar het Johanneskerkhof, waar de grafkelder der familie
-Frey was geopend om in zich op te nemen wat sterfelijk was aan dezen
-onsterfelijke.</p>
-<hr class="tb">
-<p>Door smart en ellende overmeesterd zat Vrouwe Agnes in het verlaten
-huis. Zij was als een schaduw geworden en begeerde te sterven en bij
-haar echtgenoot in het graf te rusten. Zij had van alle zijden veel
-liefde en deelneming ondervonden en men had haar duidelijk bewezen
-hoezeer iedereen met haar mede leed.</p>
-<p>Op zekeren morgen trad de heer Eobanus Hesz, die den grooten meester
-in een lied had verheerlijkt en een vriend van Luther uit Erfurt was,
-bij haar binnen.</p>
-<p>Hij nam een brief uit zijn zak en zeide: &ldquo;Zie, geachte Vrouwe,
-hier heb ik iets wat u in uw diepe, groote smart tot troost moge zijn.
-Het is een antwoord van Doctor Maarten Luther op den lijkzang, dien ik
-hem had toegezonden en waarin met betrekking op uw overleden
-echtgenoot, het volgende staat: Het is niet meer dan billijk dien
-vromen, uitstekenden man te betreuren: maar gij moogt hem gelukkig
-noemen, omdat Christus Zijn licht in zijn hart heeft doen schijnen en
-hem op het juiste oogenblik uit dezen stormachtigen tijd, die spoedig
-nog stormachtiger zal worden, heeft weggenomen, opdat hij, die waardig
-was het beste te zien, niet gedwongen zou <span class="pagenum">[<a id="pb288" href="#pb288" name="pb288">288</a>]</span>geweest zijn, het
-ergste te beleven. Zoo moge bij dan in vrede rusten bij zijn vaderen.
-Amen.&rdquo;</p>
-<p><span class="corr" id="xd25e3985" title="Niet in bron">&ldquo;</span>Ween en klaag dus niet meer, zeer geachte
-Vrouwe&mdash;Doctor Maarten heeft het ook hier bij het rechte eind! God
-had zijn ziel lief, daarom nam Hij hem spoedig weg uit dit treurige
-leven.&rdquo;</p>
-</div>
-</div>
-</div>
-<div class="back">
-<div class="transcribernote">
-<h2 class="main">Colofon</h2>
-<h3 class="main">Verbeteringen</h3>
-<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p>
-<table class="correctiontable" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst.">
-<tr>
-<th>Bladzijde</th>
-<th>Bron</th>
-<th>Verbetering</th>
-<th>Bewerkingsafstand</th>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e528">4</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e534">5</a>, <a class="pageref" href="#xd25e547">7</a>, <a class="pageref" href="#xd25e577">10</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e592">11</a>, <a class="pageref" href="#xd25e778">26</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1128">54</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1219">59</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1235">60</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1296">63</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1524">85</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1865">114</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1902">117</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1967">123</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1985">124</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2006">126</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e2183">138</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2208">140</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2221">141</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e2351">151</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2396">155</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2402">156</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e2596">175</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2655">182</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2677">184</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e2697">185</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2701">185</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2714">185</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e2764">186</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2791">187</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2943">200</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3151">219</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3156">219</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3378">235</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3643">256</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3649">257</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3655">258</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3659">258</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3666">259</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3673">259</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3877">280</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3939">285</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3985">288</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">&ldquo;</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e541">6</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1868">114</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1955">123</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e623">13</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">voor</td>
-<td class="bottom">5</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e650">16</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e697">20</a>, <a class="pageref" href="#xd25e924">38</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1138">54</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1289">63</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1299">63</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1527">85</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1742">102</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1760">104</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1862">114</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1873">114</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1974">123</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2011">126</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e2604">176</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2803">187</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3109">215</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3172">220</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3204">222</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3230">225</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3262">227</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3329">231</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3686">260</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3804">272</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e653">16</a></td>
-<td class="width40 bottom">driestemming</td>
-<td class="width40 bottom">driestemmig</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e704">21</a></td>
-<td class="width40 bottom">Burgsd&ouml;rffer</td>
-<td class="width40 bottom">Burgd&ouml;rffer</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e868">33</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e1131">54</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1774">104</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2128">134</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3066">211</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e957">42</a></td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1005">45</a></td>
-<td class="width40 bottom">moeielijker</td>
-<td class="width40 bottom">moeilijker</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1010">45</a></td>
-<td class="width40 bottom">moeielijke</td>
-<td class="width40 bottom">moeilijke</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1029">47</a></td>
-<td class="width40 bottom">overmengd</td>
-<td class="width40 bottom">onvermengd</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1189">57</a></td>
-<td class="width40 bottom">Keulschendom</td>
-<td class="width40 bottom">Keulschen dom</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1629">94</a></td>
-<td class="width40 bottom">eindlijk</td>
-<td class="width40 bottom">eindelijk</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1650">96</a></td>
-<td class="width40 bottom">malvezy</td>
-<td class="width40 bottom">malvezij</td>
-<td class="bottom">2</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1653">96</a></td>
-<td class="width40 bottom">onmiddelijk</td>
-<td class="width40 bottom">onmiddellijk</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1685">99</a></td>
-<td class="width40 bottom">vraagde</td>
-<td class="width40 bottom">waagde</td>
-<td class="bottom">2</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1714">100</a></td>
-<td class="width40 bottom">&rdquo;</td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1765">104</a></td>
-<td class="width40 bottom">dankkaar</td>
-<td class="width40 bottom">dankbaar</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1789">106</a></td>
-<td class="width40 bottom">?</td>
-<td class="width40 bottom">!</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1859">114</a></td>
-<td class="width40 bottom">tegelijkerlijd</td>
-<td class="width40 bottom">tegelijkertijd</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1891">116</a></td>
-<td class="width40 bottom">berzorgd</td>
-<td class="width40 bottom">bezorgd</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1960">123</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e3238">225</a></td>
-<td class="width40 bottom">&ldquo;</td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2036">128</a></td>
-<td class="width40 bottom">Nauwlijks</td>
-<td class="width40 bottom">Nauwelijks</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2063">129</a></td>
-<td class="width40 bottom">brandde</td>
-<td class="width40 bottom">brandden</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2078">130</a></td>
-<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td>
-<td class="width40 bottom">bij</td>
-<td class="bottom">4</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2085">130</a>,
-<a class="pageref" href="#xd25e2330">150</a></td>
-<td class="width40 bottom">;</td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2159">137</a></td>
-<td class="width40 bottom">van</td>
-<td class="width40 bottom">aan</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2168">138</a></td>
-<td class="width40 bottom">XVII</td>
-<td class="width40 bottom">XVI</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2282">147</a></td>
-<td class="width40 bottom">geinteresseerd</td>
-<td class="width40 bottom">ge&iuml;nteresseerd</td>
-<td class="bottom">1 / 0</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2337">150</a></td>
-<td class="width40 bottom">onmiddelijke</td>
-<td class="width40 bottom">onmiddellijke</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2342">150</a></td>
-<td class="width40 bottom">.</td>
-<td class="width40 bottom">,</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2426">157</a></td>
-<td class="width40 bottom">Venetie</td>
-<td class="width40 bottom">Veneti&euml;</td>
-<td class="bottom">1 / 0</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2599">175</a></td>
-<td class="width40 bottom">besprenkeld</td>
-<td class="width40 bottom">besprenkelt</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2855">192</a></td>
-<td class="width40 bottom">stijle</td>
-<td class="width40 bottom">steile</td>
-<td class="bottom">2</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2868">193</a></td>
-<td class="width40 bottom">do</td>
-<td class="width40 bottom">de</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2951">201</a></td>
-<td class="width40 bottom">moeielijken</td>
-<td class="width40 bottom">moeilijken</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3026">207</a></td>
-<td class="width40 bottom">Wittemberg</td>
-<td class="width40 bottom">Wittenberg</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3101">214</a></td>
-<td class="width40 bottom">eu</td>
-<td class="width40 bottom">en</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3169">220</a></td>
-<td class="width40 bottom">Rijdsdag</td>
-<td class="width40 bottom">Rijksdag</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3216">223</a></td>
-<td class="width40 bottom">Triente</td>
-<td class="width40 bottom">Tri&euml;nte</td>
-<td class="bottom">1 / 0</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3251">226</a></td>
-<td class="width40 bottom">Misschen</td>
-<td class="width40 bottom">Misschien</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3345">232</a></td>
-<td class="width40 bottom">Kasper</td>
-<td class="width40 bottom">Kaspar</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3373">235</a></td>
-<td class="width40 bottom">bebreigd</td>
-<td class="width40 bottom">bedreigd</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3444">240</a></td>
-<td class="width40 bottom">gegemaakt</td>
-<td class="width40 bottom">gemaakt</td>
-<td class="bottom">2</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3669">259</a></td>
-<td class="width40 bottom">verkondigd</td>
-<td class="width40 bottom">verkondigt</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3679">260</a></td>
-<td class="width40 bottom">Durer</td>
-<td class="width40 bottom">Dürer</td>
-<td class="bottom">1 / 0</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3727">264</a></td>
-<td class="width40 bottom">Neurenbersche</td>
-<td class="width40 bottom">Neurenbergsche</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3736">265</a></td>
-<td class="width40 bottom">XIII</td>
-<td class="width40 bottom">XXX</td>
-<td class="bottom">3</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3757">267</a></td>
-<td class="width40 bottom">terruggekeerd</td>
-<td class="width40 bottom">teruggekeerd</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-<tr>
-<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3764">267</a></td>
-<td class="width40 bottom">Augustijnerkloester</td>
-<td class="width40 bottom">Augustijnerklooster</td>
-<td class="bottom">1</td>
-</tr>
-</table>
-</div>
-</div>
-
-
-
-
-
-
-
-<pre>
-
-
-
-
-
-End of the Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER ***
-
-***** This file should be named 55521-h.htm or 55521-h.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/5/5/5/2/55521/
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
-States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive
-specific permission. If you do not charge anything for copies of this
-eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook
-for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports,
-performances and research. They may be modified and printed and given
-away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks
-not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the
-trademark license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country outside the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you'll have to check the laws of the country where you
- are located before using this ebook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm web site
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The
-Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm
-trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org
-
-
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the
-mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its
-volunteers and employees are scattered throughout numerous
-locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt
-Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to
-date contact information can be found at the Foundation's web site and
-official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
-
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
-
-
-</pre>
-
-</body>
-</html>
diff --git a/old/55521-h/images/cover.jpg b/old/55521-h/images/cover.jpg
deleted file mode 100644
index 3e1ad07..0000000
--- a/old/55521-h/images/cover.jpg
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/55521-h/images/titlepage.png b/old/55521-h/images/titlepage.png
deleted file mode 100644
index 452cda2..0000000
--- a/old/55521-h/images/titlepage.png
+++ /dev/null
Binary files differ
diff --git a/old/old/55521-8.txt b/old/old/55521-8.txt
deleted file mode 100644
index d8edc10..0000000
--- a/old/old/55521-8.txt
+++ /dev/null
@@ -1,8127 +0,0 @@
-The Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most
-other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of
-the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have
-to check the laws of the country where you are located before using this ebook.
-
-Title: Albrecht Dürer
- Een levensbeeld
-
-Author: Armin Stein
-
-Release Date: September 10, 2017 [EBook #55521]
-
-Language: Dutch
-
-Character set encoding: ISO-8859-1
-
-*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER ***
-
-
-
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg
-
-
-
-
-
-
-
-
-
- ALBRECHT DÜRE.
- EEN LEVENSBEELD
-
-
- DOOR
-
- ARMIN STEIN
- (H. NIETSCHMANN.)
-
-
- NIJKERK
- G. F. CALLENBACH.
-
-
-
-
-
-
-
-
-VOORREDE.
-
-
-Het is noodzakelijk de beide dwalingen, die aangaande Albrecht Dürer
-in den loop der tijden in omloop zijn gekomen, uit den weg te ruimen,
-voordat ik een trouw beeld van zijn leven schets. Ten eerste beweert
-men, dat Dürer arm is geweest en ten tweede wordt zijn vrouw voor
-een Xantippe uitgemaakt.
-
-Het een noch het ander is waar. Het zijn verzinsels, waarvan men
-tijdens Dürers leven nooit heeft gehoord, en die een eeuw na zijn
-dood zijn bedacht.--Maar uit welke bron heeft men ze geput?
-
-Wat Dürers gewaande armoede betreft, hebben enkele losse gezegden,
-in scherts door hem bedoeld, doch door de menschen in ernst opgevat,
-daartoe aanleiding gegeven en ofschoon hij wel eens in geldverlegenheid
-is geweest--welke kunstenaar is dat nooit!--heeft hij toch geheel
-onbezorgd kunnen leven en eindelijk zelfs een groot vermogen nagelaten.
-
-Maar dit is de kleinste dwaling uit den weg geruimd. De tweede is
-van ernstiger aard: men zegt, dat zijn vrouw door haar heerschzucht,
-gierigheid en gebrek aan inzicht zijn huiselijk leven zeer heeft
-verbitterd. Hoe is men daaraan gekomen? De oorsprong van dezen
-schandelijken laster is uitsluitend een brief van Wilibald Pirkheimer,
-dien men in de 17de eeuw heeft gevonden in het stadsarchief van
-Neurenberg en dien hij twee jaar na Dürers dood aan Johan Tscharte
-heeft geschreven. Pirkheimer was op zijn ouden dag met iedereen
-in onmin geraakt, en leefde eenzaam en verlaten. Door podagra en
-galsteen gekweld, was hij een eigenzinnig, lichtgeraakt, ontevreden
-grijsaard geworden, die alleen leefde voor zijn eenigen hartstocht:
-het verzamelen van kostbare zaken. Het was Pirkheimers vurige wensch,
-de beide geweien uit Dürers nalatenschap, geschenken van den Keurvorst
-Frederik van Saksen, in bezit te hebben en hij stortte al zijn toorn
-over Dürers weduwe uit, toen zij over deze prachtexemplaren op andere
-wijze beschikte. Dat was in Pirkheimers oogen zulk een misdaad,
-dat hij, door schandelijke belastering in een brief aan zijn vriend,
-lucht gaf aan zijn woede.
-
-Trouwens 't is niet alleen Dürers vrouw, Agnes, die in dezen brief
-wordt belasterd, ook Lazarus Spengler, die schitterende ster in
-de Hervormingsgeschiedenis krijgt zijn deel, en wordt in zulk een
-slecht licht geplaatst, dat ieder met verachting zich van hem zou
-moeten afwenden. En waarom zou men, nu er toch wel niemand zal worden
-gevonden, die ter wille van dien brief de geschiedenis der Hervorming
-zou willen verbeteren en dezen edelen man naar die lasterende woorden
-beoordeelen, op gezag van dienzelfden brief het beeld bezoedelen
-eener vrouw, die gedurende haar leven om haar eerbiedwaardigheid en
-huiselijke deugden aller achting heeft verworven?
-
-Maar zoo is de laster; onverstoorbaar gaat hij voort, al verder en
-verder, al wordt hij ook duizendmaal aan de kaak gesteld. Doch na al
-hetgeen Thausing, die beter dan eenig ander Dürer heeft bestudeerd,
-in zijn werk over den meester heeft gezegd, moet de waarheid duidelijk
-zijn geworden en de smet, die het beeld dezer edele, achtenswaardige
-vrouw aankleefde, zal daardoor moeten verdwijnen.
-
-
-Armin Stein.
-
-Halle a/z Dec. 1891.
-
-
-
-
-
-
-
-
-INHOUD.
-
-
- Hoofdst. Bladz.
-
- I. In het schemeruur 1
- II. Castor en Pollux 8
- III. Op school 16
- IV. In vaders werkplaats 27
- V. Bij Meester Wolgemut 38
- VI. Het afscheid 48
- VII. In den vreemde 53
- VIII. Vervulde wenschen 67
- IX. Het huwelijks leven 76
- X. Hulp bij den arbeid 83
- XI. Voornaam bezoek 89
- XII. De prediker in de woestijn 98
- XIII. Vriendentrouw 110
- XIV. Kinderlijke liefde 123
- XV. Tot grooter volkomenheid 130
- XVI. Een dubbel afscheid 138
- XVII. Nogmaals te Venetië 146
- XVIII. Bedwelmende wierook 160
- XIX. Op het toppunt van roem 166
- XX. Schilder en dichter 181
- XXI. Kunstenaar en Keizer 189
- XXII. Smart en vreugde 198
- XXIII. Uit de duisternis tot het licht 206
- XXIV. Te Augsburg 219
- XXV. Bevredigd verlangen 229
- XXVI. Een spotschrift 236
- XXVII. In de Nederlanden 242
- XXVIII. Een lijkzang 255
- XXIX. Neurenberg boven alles 261
- XXX. Ook een hervormingspreek 255
- XXXI. Kunstenaar en geleerde 277
- XXXII. Naar een beter vaderland 281
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK I.
-
-IN HET SCHEMERUUR.
-
-
-De dag liep ten einde. Een flauw rosse gloed tintte nog slechts even
-den hemel en grijzige nevels hulden de stad Neurenberg als in een
-sluimerwade. Het was de 21e Mei van het jaar 1477 en een ijzig koude
-dag. Men had dit jaar niets gemerkt van de heerlijkheid der Meimaand:
-de vroege bloempjes hadden bitter geleden door de nachtvorst en de
-menschen verzamelden zich om het haardvuur, dat weldadig aandeed.
-
-De schemering was bijna duisternis geworden in het woonvertrek van
-het huis, gelegen in de straat, die men "onder de veste" noemde en
-die steil naar de burcht [1] der vrije Rijksstad liep. Er was bijna
-niets meer te onderscheiden van de voorwerpen in de kamer: de stevige
-pilaar in 't midden, die de bruin geverfde zoldering van planken en
-balken schraagde, de ronde eikenhouten tafel om den voet der zuil
-aangebracht, de hooge, houten banken, die langs twee der eveneens
-met hout beschoten muren stonden, het rek met het aarden vaatwerk,
-het groote fornuis van groene tegels, waarin afbeeldingen uit de
-legenden der heiligen waren gebrand, daarnaast aan den muur het ivoren
-kruisbeeld met het wijwatersbakje er onder, en op den achtergrond de
-reusachtige, met ijzer beslagen, kist.
-
-Er heerschte stilte in het vertrek; een plechtige stilte. Op een
-der houten banken, die in de vensternis waren vastgemaakt, zat
-de heer des huizes, Albrecht Dürer, de goudsmid, een man van even
-vijftig jaar. Zijn gelaat, vol uitdrukking, teekende zielsrust en
-waardigheid, zijn kleine, lichtbruine oogen hadden een verstandige
-en denkende uitdrukking en zijn edel besneden mond verried mannelijke
-vastberadenheid.
-
-Tegenover hem zat een jonge vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar,
-met een gelaat stralend als vriendelijk zonnelicht, met ronde,
-zacht blozende wangen, licht blonde, golvende lokken, en heerlijke
-blauwe oogen, schitterend als sterren aan den hemel. Dat was meester
-Dürers echtgenoot, Vrouwe Barbara. Op haar schoot sluimerde haar
-jongstgeborene en aan haar rechterhand stond een knaapje van drie
-of vier jaar, terwijl een zesjarige jongen naast zijn vader op de
-bank zat.
-
-Op 's meesters knieën lag een groot boek, in bruin leder gebonden
-en met zilver beslag, waaruit hij had gelezen bij den huiselijken
-avonddienst. Zoo juist waren de knechts en de meid weggegaan en het
-gezin zat nog bijeen, in stil gebed verzonken. De meester had het
-gebed kort moeten maken, omdat er door de snel invallende duisternis
-te weinig licht door de vensters van geolied papier naar binnen viel,
-om de woorden te kunnen lezen.
-
-Na eenige oogenblikken zette hij het bruine kapje weer op het hoofd,
-dat hij gedurende het gebed had ontbloot en legde de hand op het
-krullekopje van zijn oudsten zoon, die naar hem was genoemd.
-
-"Gij zijt heden zes jaar geworden, mijn lieve Albrecht. God behoede
-en bescherme u ook op uw verderen levensweg en Zijn genade helpe u
-in het vervolg voor ons te blijven, wat gij tot nu toe zijt geweest:
-onze troost en vreugde."
-
-De knaap vleide zich aan zijns vaders borst en kuste bewogen diens
-hand. Toen trok zijn moeder hem tot zich om hem te liefkoozen en ook
-haar zegen te geven. Zij kreeg de tranen in de oogen en haar stem
-trilde, toen zij zeide:
-
-"Gij zijt nu onze oudste geworden, Albrecht, nadat God uw ouderen
-broeder Johannes en uw zuster Barbara heeft teruggeeischt. Op u rust
-nu al onze hoop en ons vertrouwen."
-
-De knaap viel zijn moeder om den hals en kuste haar herhaaldelijk,
-terwijl hij de tranen in de oogen kreeg. Daarna wendde hij zich
-weer tot zijn vader en keek hem met zijn lieven, onschuldigen blik
-vragend aan.
-
-"Wat wenscht gij mijn jongen?" vraagde zijn vader, die de taal zijner
-oogen begreep. De kleine jongen drong zich tegen hem aan en sprak:
-"Ik wou zoo graag, dat gij mij iets verteldet uit den tijd, toen gij
-zelf zoo jong en klein waart, als ik nu ben, en hoe het u later in de
-wereld is gegaan. Ik weet zoo weinig daarvan en zou graag alles weten."
-
-"Wel, mijn jongen, dien wensch wil ik vervullen," antwoordde zijn
-vader vriendelijk, doch ernstig. "Het is altijd goed het verleden
-niet te vergeten en gij zijt nu ook oud genoeg om te begrijpen,
-dat het de Heer is, die uws vaders weg heeft bestuurd."
-
-De kleine Albrecht ging nu weer naast zijn vader op de bank zitten en
-luisterde, met gevouwen handjes, naar hetgeen deze hem zou vertellen.
-
-"Uit het oosten, uit een land hier ver van daan, ben ik gekomen. Mijn
-wieg stond in Hongarije; daar ligt een stad Groszwardein geheeten,
-in welker nabijheid het stadje Gyula is gelegen en dicht daarbij het
-dorpje Eitas, waar ik geboren ben. Mijn zusje Catherina speelde met
-mij toen ik nog in de wieg lag en later heb ik nog twee broertjes
-gekregen, waarvan de een, Ladislas, zadelmaker is geworden en de
-ander geestelijke. Doch ik kwam bij mijn vader in de leer, om door
-hem tot goudsmid te worden opgeleid.
-
-"Toen mijn leerjaren voorbij waren, heb ik den wandelstaf ter hand
-genomen en ben volgens de gewoonte der handwerkslieden de wijde
-wereld ingetrokken. Eerst bleef ik in mijn eigen land; toen ben ik
-naar de Nederlanden gegaan, om eindelijk aan te landen in de goede
-stad Neurenberg, waar ik sedert dien dag ben gebleven en hoop te
-blijven tot mijn laatsten dag, zoo God het wil. Want slechts korten
-tijd was ik in Neurenbergs poorten, of ik voelde mij zoo aangetrokken
-tot deze schoone stad, dat ik niet meer van haar zou hebben kunnen
-scheiden. Toen ik door de straten wandelde om de prachtige huizen, de
-aangrijpend schoone kerken en de machtige vestingwerken te bewonderen,
-zag ik veel menschen in feestgewaad naar de burcht snellen, het
-prachtige slot, hoog gelegen en vanwaar men de stad kon overzien. Op
-mijn vraag wat er te doen was, hoorde ik, dat een der edelen uit een
-zeer aanzienlijk geslacht bruiloft vierde op de open plaats onder de
-linde, waar iedereen, die het begeerde, vrij mocht toekijken. Ik volgde
-de menigte en keek wat daar boven gebeurde, waardoor ik gelegenheid
-had te zien hoe rijk, aanzienlijk en trotsch deze stad was.
-
-"Hoe prachtig waren de kleederen en gewaden dezer mannen en vrouwen,
-hoe schitterend de edelgesteenten op het kostbare fluweel en de
-zware zijde, hoe mooi de veelkleurige vederen, die in de kapsels
-zacht heen en weer wuifden; hoe heerlijk geurde de balsem, waarmee
-zij zich hadden gezalfd! En hoe zedig en ordelijk ging alles toe! Op
-eene verhevenheid hadden de ouders van het bruidspaar plaats genomen,
-naast het gedeelte, dat voor de muzikanten was bestemd en vandaar keken
-ze naar het dansen, dat nu begon. De bruidegom met zijn bruid aan de
-hand trad nu vooruit; ik keek met welgevallen naar dezen trotschen,
-statigen man, den Heer Philippus, uit het oud-adellijke geslacht der
-Pirkheimers. Ook van al de anderen, die op de maat der fluiten, hoorns,
-trompetten en trommels langzaam en statig om den lindenboom schreden,
-kon ik de oogen niet afwenden. En terwijl ik daar peinzend stond,
-sprak een stem in mijn hart: "Hier moet gij blijven, Albrecht,--gij
-hebt nu lang genoeg gereisd en getrokken en zijt reeds bijna dertig
-jaar oud; hier zal uw handwerk welig bloeien." En mijn verwachting
-is niet beschaamd geworden. Ik kwam bij meester Hieronymus Holper in
-de werkplaats, en het eene jaar na het andere verliep, zonder dat de
-gedachte in mij opkwam, om verder te trekken. Ook Vrouwe Kunigonde,
-des meesters echtgenoot, was een ware moeder voor mij, zoodat ik mij
-volkomen thuis bij hen voelde. En dan die lieve, driejarige Barbara,
-Holpers dochtertje! Wat had ik een pleizier in het lieve, vrome kind,
-dat ik zag opgroeien tot een schoone, beminnelijke jonkvrouw. Ook zij
-voelde een hartelijke genegenheid voor den gezel en beschouwde hem
-als een vertrouwd huisvriend. En toen zij vijftien jaar was geworden,
-ging ik naar haar vader om hem de hand zijner dochter te vragen. Nu,
-die werd mij niet geweigerd; haar ouders vertrouwden mij hun kind toe,
-en zonder aarzelen legde zij haar hand in de mijne en werd mijn lieve,
-trouwe vrouw, uw goede moeder. Ik bleef werken bij mijn schoonvader,
-doch het volgende jaar liet ik mij, tegen betaling van tien gulden,
-[2] als meester in het gilde opnemen en kocht voor twee gulden het
-burgerrecht. Daarna ben ik met mijn vrouw in het huis van den heer
-Johan Pirkheimer gaan wonen op de Heeremarkt bij de "mooie bron"
-en de Lievevrouwekerk, maar niet in het paleis zelf, doch in het
-achterhuis, dat in de Winklerstraat uitziet. Dat is het huis, waar gij,
-mijn kind, zijt geboren en uw eerste kinderjaren hebt doorgebracht,
-waarvan gij u nog veel zult kunnen herinneren, vooral hoe gij met den
-kleinen Wilibald Pirkheimer, die nu nog uw vriendje is, hebt gespeeld
-en kattekwaad uitgehaald. Maar die woning werd ons al spoedig te
-klein en daarom kocht ik voor drie honderd gulden een eigen huis,
-waarin wij nu reeds drie jaren wonen en wij bidden God, dat Hij ons
-genadig moge toestaan nog vele rustige, gezegende jaren onder dit dak
-te beleven. Wij vragen het Hem, die ons tot nu toe zoo vriendelijk
-heeft gesteund en geleid.
-
-"En gij, mijn lieve zoon luister naar mijn raad: wandel voor Gods
-aangezicht, zooals Abraham, de gezegende des Heeren, opdat het u
-goed ga en gij lang moogt leven op de aarde; want de vaste grond
-en hoeksteen van het geluk is de vreeze des Heeren en niemand zal
-beschaamd uitkomen, die zijn hoop stelt op Hem, die den hemel en de
-aarde gemaakt heeft."
-
-Toen reikte de vader zijn zoon de hand, waarin de knaap de zijne
-legde, zijn vader met warmen blik aanziende; hij zei niets, maar zijn
-vader begreep hem en was voldaan. En nadat de vrome man zich in zijn
-kamer had teruggetrokken en onder het crucifix zich met wijwater had
-besprenkeld en het teeken des kruises gemaakt, beval hij zijn oudste
-nogmaals dringend aan in Gods genade.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK II.
-
-CASTOR EN POLLUX.
-
-
-Onder de vele paleizen der adellijke geslachten uit de vrije Rijksstad
-Neurenberg, was dat der Pirkheimers een der schoonste en meest
-vorstelijke, een waardig verblijf voor een geslacht, dat sedert meer
-dan een eeuw tot den hoogsten adel van Neurenberg had behoord en steeds
-een gewichtige rol in de regeering der stad had gespeeld. Trotsch
-verrees het gebouw op de Heeremarkt met uitzicht op de "mooie bron",
-[3] het meesterstuk van Hendrik Behaim en op de Lievevrouwekerk, en
-menigmaal had Keizer Sigismund het waardig gekeurd hem te herbergen,
-als hij voor den Rijksdag te Neurenberg moest zijn. De hooge, spits
-toeloopende gevels en de erkers, de steenen beelden en de figuren
-uit hout gesneden, die in de vakken waren geplaatst, brachten niet
-weinig bij tot de schoonheid van dit paleis, in welks glasruiten in
-lood gevat--glazen ruiten waren in die dagen een groote bijzonderheid
-en een bewijs van verbazenden rijkdom--de zon hel schitterde. Maar
-nog meer getuigde het inwendige van het paleis van den rijkdom
-der Pirkheimers, vooral de groote, voor feestelijke gelegenheden
-bestemde zaal met de beide zuilen, de wanden bedekt door vlaamsche
-gobelins met tafereelen uit de bijbelsche geschiedenis doorweven,
-het kostbare vaatwerk, de alom bewonderde lichtkronen van geweien met
-goud langs de muren, de hooge schouw met bronzen beelden versierd,
-de fraai gesneden leunstoelen, met gouden leeuwekoppen gekroond en
-met bruin leder overtrokken en de groote spiegel van Venetiaansch glas.
-
-Op een zonnigen dag in de maand Mei van het jaar 1479 zaten in
-de vensternis twee jonge meisjes in blauw fluweel gekleed en met
-lange, blonde vlechten. Het waren de twee dochters des huizes,
-de vijftienjarige Charitas en de twaalfjarige Sabine, die door het
-venster naar een koets keken, die bespannen was met twee ongeduldig
-trappelende schimmels.
-
-De deur ging open en Vrouwe Barbara, de moeder der beide meisjes, trad
-haastig binnen. Zij was een schoone, statige vrouw uit het aanzienlijke
-geslacht der Löffelholzen. Haar welig, bruin haar werd door een klein
-kapje, met goud gestikt, bij elkaar gehouden, om haar hals droeg
-zij een fijn, wit doekje en haar slank figuur kwam goed uit in het
-sleepend kleed van donkergroene, Vlaamsche, wollen stof, dat door een
-gouden gesp werd vastgehouden; uit de mouwen kwamen donkerroode zijden
-doffen te voorschijn en van de schouders golfden lange, wijde mouwen
-naar beneden, die met witte kant waren gevoerd. Aan de gouden ketting
-hing een kostbaar sieraad van echte paarlen en haar armen waren getooid
-met breede, gouden armbanden, waarin robijnen schitterden. Over haar
-arm had zij een zwart fluweel, met marderbont afgezet, manteltje,
-om haar op den voorgenomen rijtoer voor kou te beschutten.
-
-"Waar is toch, Wilibald, die kleine deugniet?" vraagde Vrouwe Barbara
-aan haar dochters.
-
-"Jutta heeft tevergeefs het heele huis doorzocht."
-
-"Als hij niet thuis is," antwoordde Charitas, "dan kan hij nergens
-anders dan bij Meester Dürer zijn. Ik heb hem een uurtje geleden met
-Albrecht bij de mooie bron zien loopen."
-
-"Dan moet Jutta den kleinen deserteur maar even gaan halen," beval
-Vrouwe Barbara en zij gaf haar dochter een wenk om het aan de meid
-te gaan zeggen.
-
-Een half uur verliep; de koetsier had moeite om de ongeduldige paarden
-in bedwang te houden en Vrouwe Barbara fronste de wenkbrauwen, want
-ze wilde een rijtoer buiten de stad doen en wenschte dat haar kinderen
-met haar zouden genieten van de heerlijke voorjaarslucht.
-
-Daar kwam eindelijk de oude Jutta terug met den achteneenhalfjarigen
-Wilibald aan de hand, een mooi kind met blonde haren en schrandere,
-schitterende oogen.
-
-"Gij hebt veel van mijn geduld gevergd, Wilibald," sprak zijn moeder
-ontstemd, "wist gij niet, dat wij om twee uur uitrijden zouden gaan?"
-
-"Ik heb onder het spelen niet op den tijd gelet," antwoordde hij
-luchtig, terwijl hij zich de haren uit de oogen streek. "Ik vond het
-ook veel prettiger om met Albrecht met den pijl en boog te schieten
-dan uit rijden te gaan."
-
-"Gij zijt een dwaze, ongehoorzame jongen," sprak zijn moeder. "Vraag
-in het vervolg meer wat uw ouders genoegen doet. Trek nu gauw een
-ander pak aan en ga dan met ons in het rijtuig."
-
-Nog bleef de knaap aarzelen en keek zijn moeder een weinig verdrietig
-en tegelijkertijd vragend aan: "Ik heb toch geen pleizier als Albrecht
-niet mee mag," klonk het.
-
-Zijn moeder had moeite niet boos te worden, doch zij bedwong zich
-en vraagde:
-
-"Waar is Albrecht?"
-
-"Hij wacht beneden," antwoordde Wilibald.
-
-Vrouwe Barbara moest nu toch lachen om de volharding van haar zoontje,
-die een vastheid van wil toonde zoo groot als die van zijn vader,
-Johannes Pirkheimer, die door zijn onvermoeide energie en geestkracht
-het ver in de wereld en in de achting der menschen had gebracht.
-
-Toen zij beneden kwam, vond zij Wilibald, die gauw andere kleeren
-had aangetrokken bij zijn vriend Albrecht Dürer, die wel een beetje
-verlegen keek en niet wist, of Vrouwe Barbara zijn indringerigheid
-wel goed zou opnemen. Maar zijn vrees verdween, toen hij zag,
-dat zij hem vriendelijk aankeek en zeide: "Stap maar in, Pollux,
-en ga naast uw Castor zitten! Gij behoort nu eenmaal bij elkander,"
-en zij zelf hielp hem instappen.
-
-Nu ze had ook moeilijk boos kunnen zijn op dien aardigen jongen, van
-wien iedereen veel hield. Zelfs haar aangeboren trots, die anders wel
-in opstand zou zijn gekomen tegen zulk een vertrouwelijken omgang van
-haar zoon met een knaap uit den ambachtsstand, verzette er zich niet
-tegen en niet alleen, dat zij dezen omgang duldde, maar ze verheugde
-er zich zelfs in, omdat zij bemerkte, welk een goeden invloed de
-bedaarde, stille, zachtzinnige Albrecht op haar wilden, koppigen,
-hartstochtelijken zoon uitoefende. Zij had dikwijls het spel der knapen
-gade geslagen en zich dan in stilte verheugd, dat zij aan Albrecht
-zulk een goede hulp had bij de opvoeding van haar wilden jongen. Het
-was ook verwonderlijk, hoe die onstuimige Wilibald zich geheel door
-zijn bedaarden vriend, die nog wel een half jaar jonger was, liet
-leiden en hoe goed zij het met elkander konden vinden, terwijl zijn
-zusters, die zooveel ouder waren, heel wat met hem hadden te stellen
-en dikwijls hun beklag over den stijfkop bij haar ouders kwamen doen.
-
-Eigenlijk was Wilibald, als eenige stamhouder, waarnaar zij vurig
-hadden verlangd, ook wel een weinig door zijn ouders bedorven, en er
-werd veel door de vingers gezien, dat flink gestraft had moeten worden.
-
-De beide jongens zaten op Wilibalds verzoek bij den koetsier en
-babbelden vroolijk, ook vrouwe Barbara was goed geluimd; zij genoot
-van dezen heerlijken meidag en de verrukkelijke natuur, en haar
-hart stemde mee in het lied ter eere der lente, dat de beide meisjes
-aanhieven. Toch kon zij haar oogen niet van de knapen afhouden en zij
-verbaasde zich in stilte over de opmerkingsgave van Albrecht, die
-zooveel in de natuur zag, wat zij in het geheel niet had opgemerkt
-of niet waard had geacht om te bekijken. En zij glimlachte bij de
-gedachte, dat de jongste uit het gezelschap aller leermeester was,
-zonder dat hij zich daarvan ook maar eenigszins was bewust!
-
-De rit werd tot het dorpje Pillenreut uitgestrekt, waar de paarden
-mochten uitrusten en allen zich een heerlijk glas bier goed lieten
-smaken. De jongens hielden het in de kamer niet lang uit: zij
-stormden naar buiten en men hoorde hen juichen en zingen. Toen ze
-terugkwamen, had Albrecht een ruiker roode anemonen, gele ranonkels,
-witte madeliefjes en blauwe grasbloempjes in de hand, die hij vrouwe
-Barbara aanbood uit dankbaarheid voor den heerlijken dag, dien zij
-hem bezorgde.
-
-Met een glimlach bekeek zij den ruiker. Hoe mooi en artistiek had
-hij die bloemen geschikt en dat voor een achtjarige knaap!
-
-De terugreis zou evenwel niet zoo aangenaam zijn als de heenreis. De
-paarden schrokken voor een troep zigeuners, die een beer met
-zich rondleidden, en de koets kreeg zulk een schok, dat zij bijna
-omviel. Gelukkig bekwamen Vrouwe Barbara en haar dochters geen letsel,
-doch de beide knapen stortten van hun hooge zitplaats naar beneden. Met
-een kreet van ontzetting liep Vrouwe Barbara op de kinderen toe en zij
-zag met schrik hoe Wilibald een bloedende wonde aan het achterhoofd en
-Albrecht, een blessuur aan zijn hand had gekregen. Doch voordat zij
-hen kon helpen, was Wilibald al opgestaan, hij hielp Albrecht op en
-trachtte hem te troosten, niet denkende aan zijn eigen pijn, voordat
-zijn moeder hem opmerkzaam maakte, dat ook hij was gewond. Doch hij
-schonk meer aandacht aan zijn vriendje en zijn moeder verblijdde zich
-innig over het goede hart van haar zoon, dat hij zoo dikwijls achter
-zijn ruwheid verborg, maar dat nu duidelijk sprak uit zijn groote
-zorg en teederheid voor zijn vriend.
-
-Castor en Pollux, de naam dien vrouwe Barbara in scherts op hen had
-toegepast, bleef in het vervolg hun bijnaam en niet alleen bij de
-familie Pirkheimer, maar ook bij de buren, die een levendig belang
-in de beide onafscheidelijke vrienden stelden.
-
-Zij speelden 't liefst in den tuin van het paleis: daar vermaakten zij
-zich met hun ballen, hun stokpaard of den kruisboog, en ook wel met
-eigen gemaakt speelgoed. Soms ook gingen ze naar het Lorenzerwoud
-of het Sebalduskerkhof en stoeiden daar met andere jongens. Als
-het dan ooit gebeurde, dat Pollux onrechtvaardig werd behandeld,
-dan sprong Castor voor hem in de bres en toonde zich een trouwe,
-ridderlijke vriend. Maar ook in de werkplaats van meester Dürer liepen
-de knapen dikwijls binnen en hielpen hem soms door aan den blaasbalg
-te trekken en het een of ander aan te geven. Albrechts ouders maakten
-zich nooit ongerust, wanneer hun zoon op het etensuur niet verscheen,
-want dan begrepen ze, dat er bij Wilibald thuis iets extra lekkers
-werd gegeten en dat deze zijn vriendje mee wilde laten smullen. En
-de eenvoudige handwerkslieden vonden het een eer, dat Albrecht daar
-als kind des huizes werd behandeld.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK III.
-
-OP SCHOOL.
-
-
-Elken morgen te negen uur kwam er aan het paleis der Pirkheimers een
-kleine man, die door de portierster met alle teekenen van eerbied
-werd binnengelaten.
-
-Om zijn kleine, magere gestalte fladderde een lange, wijde jas van
-vuurrood laken, hij droeg een hooge, spits toeloopende muts van zwarte
-wollen stof en om zijn scherp belijnd gelaat met lange, spitse neus,
-fladderden dunne, grijze haren. Met de rechterhand leunde hij op een
-stokje en in de linker droeg hij een rol perkament.
-
-"God zegene u, mijnheer de Doctor!" zoo verwelkomde de meid geregeld
-den binnentredende; dan liep zij eerbiedig vooruit de trap op om de
-deur aan het eind der lange, donkere gang voor hem open te doen.
-
-"God zegene u, Doctor!" klonk het daarop driestemmig in de kamer en
-het kleine, roode mannetje drukte allen met vriendelijken lach de hand.
-
-Het was Doctor Henricus Philander, die op deze wijze in het paleis
-werd ontvangen. Eigenlijk heette hij Hendrik Liebmann, maar volgens
-de gewoonte der geleerden in dien tijd, had hij zijn voornaam in een
-Latijnsch en zijn familienaam in een Grieksch kleed gestoken.
-
-Henricus Philander verdiende ten volle de algemeene achting om zijn
-groote geleerdheid en om zijn bijzonder talent van onderwijzen,
-dat hem alle kinderen der aanzienlijke families uit de stad als
-leerlingen bezorgde.
-
-Bij den keizerlijken raadsheer en medebestuurder der stadsregeering
-van Neurenberg Johan Pirkheimer, kwam hij reeds zeven jaar aan huis,
-eerst om de oudste dochter Charitas onderricht te geven en later ter
-wille van Sabine, de jongste.
-
-Met bijzondere voldoening en ijver kweet hij zich van zijn taak, want
-de beide meisjes waren zoo leergierig en zoo verstandelijk ontwikkeld,
-dat Doctor Philander dikwijls vergat, met meisjes te doen te hebben
-en hen onderwees, alsof zij jongens waren. Zij leerden Grieksch en
-Latijn zonder moeite en zij verdiepten zich gaarne en met vrucht in
-de geheimen der mathematica en der astronomie.
-
-Sedert eenigen tijd was het aantal leerlingen in het paleis tot drie
-geklommen, want Wilibald was bij de lessen tegenwoordig, waardoor
-Doctor Philanders ijver nog toe nam, want hij bemerkte spoedig, dat
-de knaap het in verstand en geestesgaven nog van zijn zusters won. Het
-was waarlijk ook geen onaangename taak den knaap te onderwijzen, maar
-daarentegen een groot genot en naarmate Wilibald vorderingen maakte,
-steeg ook de achting voor den leermeester bij de ouders, die hem
-met weldaden overlaadden. Want het was het vurig verlangen van Johan
-Pirkheimer, dat zijn zoon een groot geleerde, zooals hij zelf was, zou
-worden, en zich op het gebied des geestes bijzonder zou onderscheiden.
-
-Na een jaar was de knaap al aardig op de hoogte van de geschiedenis
-van het herleefd klassieke tijdperk en kende hij voldoend Latijn.
-
-
-
-Nu weerklonken in den tuin van het paleis slechts zelden de stemmen
-der spelende knapen. 's Middags, als er geen les was, zaten ze
-samen aan de groote, eikenhouten tafel, die in het midden van de
-leerkamer stond en dan luisterde Albrecht met gespannen aandacht
-naar hetgeen Wilibald vertelde. Wat hij des morgens had geleerd,
-deelde hij 's middags aan zijn vriend mee, evenals de lekkernijen,
-die zijn moeder hem gaf. Bijzondere belangstelling toonde Albrecht
-voor de oude Grieksche godenverhalen en heldensagen en hij vergat
-alles om zich heen, als Wilibald begon te vertellen van den held
-Hercules, van Prometheus, die aan de rots was geketend en duldelooze
-smarten leed door Jupiters adelaar, die dagelijks een stuk van zijn
-altijd weer aangroeiende lever afbeet, van den tocht der Argonauten
-om het guldenvlies, van den strijd der zeven helden tegen Thebe, van
-de beide vrienden Orestes en Pylades, van den Trojaanschen oorlog,
-van Odysseus en andere heerlijke verhalen.
-
-Al spoedig bemerkte Wilibald, dat Albrecht steeds stiller en meer
-in zich zelf gekeerd werd, als hij naar die verhalen luisterde en
-toen hij hem eindelijk vraagde, wat er toch aan scheelde, antwoordde
-Albrecht met een diepen zucht: "Ik benijd u."
-
-Wilibald keek verbaasd: "Benijdt gij mij? En gij zijt zelf toch
-ook op school?" Maar Albrecht schudde droevig het hoofd: "Och,
-wat is nu de St. Sebaldusschool en onze meester in vergelijking
-met doctor Philander! Het is als mijn grove kiel vergeleken bij uw
-fluweelen buis. Gij kent toch meester Burgdörffer wel--wat gaat hem
-alles langzaam en moeilijk af! Hij heeft er ook zoovelen tegelijk om
-les te geven en dan het schoollokaal is zulk een naar, donker hok,
-dat men er nauwelijks kan ademhalen en de banken staan zoo dicht bij
-elkaar en zijn zoo ongemakkelijk, dat al mijn ledematen pijn doen,
-als ik naar huis ga. Op een houten katheder zit onze schoolmeester,
-een strenge, sombere man, die op het zwarte bord letters schrijft om
-ons die te laten nazeggen en op de lei naschrijven. Daarbij maakt hij
-flink gebruik van de roede van berketakjes gemaakt en tuchtigt daarmee
-allen, die lui, lastig en ondeugend zijn. Nu deze laatste soort is
-rijk vertegenwoordigd bij ons op school, vooral bij die zwervende
-luitjes, die men niet weet vanwaar zij komen en die weer verdwijnen,
-als zij er lust in hebben."
-
-"Ja, ik kan me begrijpen, dat de meester met zulke lastposten heel
-wat heeft te stellen," zei Wilibald. "Mijn vader zegt dat het sluwe
-schepsels zijn, een echte plaag voor den onderwijzer. Is het waar
-wat Renate, onze meid, vertelde, dat de beul vijf van die schelmen
-gisteren heeft gegeeseld en uit de stad gejaagd?"
-
-"Ja, dat is waar," bevestigde Albrecht.
-
-"Wat hadden ze uitgevoerd?" vraagde Wilibald nieuwsgierig.
-
-"Zij hadden het achtste gebod overtreden en het vijfde ook en zijn
-in de omliggende dorpen gegaan om brood bedelende; doch terwijl twee
-van hen aan de boeren kruiden, die genees- en tooverkrachten zouden
-hebben, verkochten, pleegden de anderen een aanslag op den kelder
-en namen alles mee, wat ze aan worsten, hammen enz. vonden. Daarna
-hebben ze den schoolmeester, die hen met strenge straf bedreigde,
-heel brutaal geantwoord en hem zelfs mishandeld."
-
-"Nu dan hebben ze hun verdiende loon," vond Wilibald.
-
-"Hm," bromde Albrecht, "het is waarlijk geen wonder, dat er van leeren
-weinig komt, als er zulke snaken op school zijn; soms troost ik mij
-wel, als ik denk aan zoovele arme jongens, die in het geheel niet op
-school gaan en steeds op straat slenteren: maar als ik aan u denk,
-Wilibald, dan word ik jaloersch. Hoe graag zou ik ook les nemen bij
-doctor Philander, want ik wenschte veel, heel veel te leeren."
-
-Wilibald zweeg en keek peinzend voor zich. "Ik zou het u zoo gaarne
-gunnen," sprak hij na eenige oogenblikken, "maar hoe zou het mogelijk
-zijn?... Wilt gij echter eens stilletjes toeluisteren, dan zou ik
-er wel iets op weten. Kijk, daar in den hoek achter de kast moogt
-gij u verstoppen, maar zoo dat niemand het ziet. Morgen zoudt gij
-al kunnen komen, tenminste indien meester Burgdörffer niet boos is,
-als hij u mist."
-
-"O, dat komt er niet op aan," sprak Albrecht opgewonden. "Het heeft
-bij ons wel iets van een duiventil: elken dag ontbreekt een groot getal
-scholieren, en er heerscht tucht noch orde door die zwervende lui, die
-doen juist zooals zij willen en verbeelden zich, dat zij de baas zijn."
-
-"Nu, kom dan morgen ochtend vroeg, maar vooral voordat Dr. Philander
-er is."
-
-Op den bepaalden tijd sloop Albrecht den volgenden morgen in het
-donkere hoekje en bleef daar onbewegelijk twee uren lang zitten
-luisteren naar het onderwijs van den doctor, die dien dag Latijn en
-sterrekunde op het programma had.
-
-Albrecht genoot zoo lang hij luisterde; doch toen de les uit was,
-voelde hij dubbel hoeveel hij op de Sebaldusschool miste en met
-loome schreden ging hij er den volgenden morgen weer naar toe. Hij
-voelde zich ongelukkig en zijn ellende bereikte het toppunt, toen
-de meester hem een pak slaag gaf, omdat hij klaarblijkelijk in het
-geheel niet luisterde.
-
-Zijn ouders bemerkten al gauw, dat er iets aan haperde; hij was zoo
-stil en in zich zelf gekeerd, dat zijn vader op zekeren dag naar de
-reden hiervan vraagde.
-
-Het duurde lang voordat men iets uit hem kon krijgen, totdat
-hij eindelijk bekende, dat het slechte onderwijs en de groote
-wanordelijkheid op school hem zoo onvoldaan stemden. Zijn vader
-troostte hem met de woorden: "Wie langzaam gaat, gaat zeker. Werk
-zoo hard als gij kunt, opdat de meester tevreden over u kan zijn,
-dan leert gij langzamerhand alles, wat gij noodig hebt te weten. Pas
-op voor hoogmoed en ijdele wenschen, mijn zoon! Zie niet naar hen,
-die uw meerderen zijn in de maatschappij; benijd Wilibald niet omdat
-hij beter onderwijs geniet. Bedenk liever dat gij de zoon van een
-handwerksman zijt en eens evenals uw vader in de werkplaats zult
-arbeiden. Een goudsmid kan waarlijk zooveel geleerdheid wel ontberen."
-
-Deze verstandige taal en de woorden zijner moeder die zij dagelijks
-herhaalde: "Ga in den naam des Heeren," misten hun uitwerking niet
-en met vernieuwden ijver ging Albrecht weer naar school.
-
-Het gevolg was dan ook dat de meester pleizier in hem had, waardoor
-de knaap werd aangemoedigd om steeds meer zijn best te doen.
-
-Zoo ging het langen tijd goed; maar later had de meester weer over
-Albrechts onoplettendheid te klagen en hij ontstak in hevige woede,
-toen hij op zekeren dag bemerkte, wat er de oorzaak van was.
-
-Hij zag onder de rekenles, dat verscheiden leerlingen steelsgewijze
-de oogen naar Albrecht wendden. Plotseling verliet hij den katheder,
-greep den knaap bij den arm en ontrukte hem een klein stuk papier,
-waarop iets was geteekend. Toen hij het goed bekeek, herkende hij
-zijn eigen portret en hij was zoo verontwaardigd en woedend over deze
-majesteitsschennis, dat hij de roede greep en den armen teekenaar
-zulk een pak slaag toediende, dat hem hooren en zien verging.
-
-Er liep een afkeurend gemompel door de rijen der leerlingen, die niet
-konden begrijpen, dat zulk een onschuldige scherts zoo streng gestraft
-moest worden en een der oudste jongens had den moed een kreet van
-afschuw te uiten. Maar dat maakte den meester nog toorniger en hij
-jaagde de heele bende uit de school.
-
-Het teekenen stilletjes onder de les was den jongen kunstenaar al
-heel slecht bekomen en het zou niet te verwonderen zijn geweest,
-als hij 't in het vervolg geheel had gelaten. Trouwens, hij waagde
-het ook niet meer dergelijke grappen op school uit te halen, maar
-zijn medescholieren, één en al bewondering over zijn kunst, bedelden
-altijd om de een of andere teekening. En Albrechts goed hart, dat
-zoo moeilijk iets kon weigeren, bevredigde hun wenschen.
-
-Als hij 's morgens op school kwam, verdrongen ze zich dadelijk om
-hem heen en ze strekten begeerig de handen uit, zoodra hij met een
-veelbeteekenend gezicht in zijn zak voelde. Dan werd er gevochten,
-dat het een aard had, want iedereen meende recht te hebben op de
-door Albrecht gemaakte teekening. Soms ook kroop hij met den een of
-anderen kameraad in een afgelegen hoek en deze zag dan met verbazing
-hoe vlug hem het teekenen afging.
-
-Natuurlijk was Wilibald bij de uitdeeling de meest bevoorrechte. En
-toen Albrecht hem eens een afbeelding van een lansknecht met een harnas
-van staal, een hoed met pluimen en schitterende wapens ten geschenke
-gaf, kon Wilibald zijn oogen niet gelooven; langen tijd bekeek hij
-de teekening met alle aandacht, toen riep hij op eens uit: "Benijdt
-gij mij omdat Doctor Philander mij les geeft? Zie, gij kunt, wat hij
-mij nimmer leeren kan. En nu zijn de rollen omgekeerd, nu benijd ik u!"
-
-
-
-Het was in April 1484. Des morgens was het geheele gezin van Meester
-Dürer bijeen voor het gebed en alle waren in bijzonder goede stemming,
-want Vrouwe Barbara vierde heden haar naamdag.
-
-Vader Dürer had het gebedenboek opengeslagen en wilde met lezen
-beginnen, doch Albrecht was er nog niet; juist wilde zijn vader Andreas
-naar hem toe sturen, toen hij binnen kwam en met de beide handen achter
-zijn rug iets voor aller blikken trachtte te verstoppen. Zijn vader
-wenkte hem te gaan zitten en deed het gebed, waarna hij zijn vrouw de
-hand drukte en vurig Gods besten zegen toewenschte op haar verderen
-levensweg. Ook de kinderen, wier aantal nu tot vijf was geklommen,
-verdrongen zich om hun moeder en kusten haar handen.
-
-Het laatst van allen kwam Albrecht bij haar en hij keek wel een
-beetje verlegen, toen hij een blad papier te voorschijn haalde en
-dat zijn moeder aanbood met de woorden: "Dit heb ik voor u gemaakt,
-lieve moeder, als een herinnering aan dezen dag."
-
-Vrouwe Barbara trad een schrede achteruit en staarde vol verbazing
-eerst naar het papier en toen naar haar zoon: op het blad zag zij
-Albrecht voor zich, sprekend van gelijkenis en uitdrukking. "Mijn
-zoon"--meer kon zij niet zeggen, toen keerde zij zich tot haar man
-en liet hem het portret zien. Hij kon zijn oogen niet gelooven:
-
-"Heilige Moeder Gods, leert gij dan tooveren op school? Hebt gij dat
-waarlijk zelf geteekend? Maar hoe kan men zijn eigen portret maken?"
-
-Nu moest Albrecht glimlachen: "Het is waarlijk geen tooveren; ik heb
-geteekend wat de spiegel mij voorhield."
-
-"Och kom, gij zoudt dat zelf hebben gemaakt?" zei zijn vader
-ongeloovig. "Spreek nu de waarheid, kleine schelm; 't is Meester
-Wolgemut, die het portret heeft gemaakt."
-
-Albrecht antwoordde vroolijk: "Gij hebt in zoover gelijk, vader,
-dat Meester Wolgemut wel de hand in het spel heeft. Heel dikwijls
-ben ik bij hem in de werkplaats geweest en heb toegekeken, hoe hij
-schilderde. Daardoor heb ik het geleerd. En ook bij den heer Koburger,
-mijn peetvader, ben ik dikwijls in de drukkerij geweest om te zien,
-hoe Meester Wolgemuts houtsneden werden afgedrukt, dat heeft mij ook
-veel geholpen. En nu zult gij, lieve moeder, mij een groot genoegen
-doen, als gij dit kleine geschenk van mij wilt aannemen."
-
-Zijn moeder sloot hem in haar armen, terwijl zijn vader het portret
-dicht bij het venster nog eens nauwkeurig bekeek. Ja, het was
-sprekend Albrecht; alleen de oogen waren niet heel goed geteekend,
-maar de rest... wel Meester Wolgemut zelf had het niet mooier en
-beter kunnen doen.
-
-Met potlood was het portret op gekleurd papier geteekend [4]: op zijn
-hoofd had hij een kapje van laken, eigenlijk een lap, welks eind
-met drie knoopen boven op het hoofd bij elkaar werd gehouden, aan
-de linkerzijde afhing en voorzien was van lange franjes. Het haar,
-recht afgesneden, hing laag op het voorhoofd en verder in lange,
-golvende lokken aan weerszijden op zijn schouders. Hij droeg een buis
-met wijde mouwen, dat door de linkerhand van voren werd vastgehouden,
-terwijl hij de rechterhand vooruit strekte, alsof hij op iets wees.
-
-Nadat Dürer het portret langen tijd had bekeken, trad hij vriendelijk
-op zijn zoon toe en legde zijn hand op diens schouder, zeggende: "Als
-gij met smeltkroes en graveerstift even handig zijt als met potlood
-en penseel, dan zal ik mij verheugen in den dag, waarop ik u in mijn
-werkplaats aan mijn zijde zal zien arbeiden. Mogen al de heiligen u
-zegenen en u bijstaan, opdat er een wakkere man uit u groeie!"
-
-"Amen!" zei Vrouwe Barbara en toen haar zoon naar school ging, sprak
-zij zooals gewoonlijk: "Ga in den naam des Heeren!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK IV.
-
-IN VADERS WERKPLAATS.
-
-
-Het was een koude dag in de maand Mei van het jaar 1486. De sneeuw
-viel in groote vlokken neder en hulde de daken, die pas er van ontdaan
-waren, opnieuw in een wit winterkleed.
-
-Het was stil in meester Dürers werkplaats. Eenzaam zat Albrecht op
-zijn laag bankje te werken aan een gouden ring, waarin een nieuwe
-amethist moest worden gezet. Zijn vader was uit: hij moest voor zaken
-naar Augsburg; van de gezellen lag de een ziek te bed en de andere
-moest een boodschap in de stad bezorgen. Albrecht kon heden zijn
-aandacht niet goed bij het werk bepalen. Op de tafel naast hem lag
-een teekening, die nu en dan zijn blikken tot zich trok.
-
-Er werd zachtjes aan de deur geklopt en daarop trad een meisje binnen
-van ongeveer dertien jaar, met een frisch, blozend gezichtje, een paar
-oogen, blauw als vergeetmijnietjes en een figuurtje vlug als dat eener
-hinde. Ze had een mutsje van zwart fluweel met een rand van marderbont
-op het lange, blonde haar, en droeg een donkerblauw kleedje en een
-manteltje ook van zwart fluweel met bont, dat tot aan de heupen reikte.
-
-Het was het oudste dochtertje van den heer Hans Frey, een rijk, zeer
-ontwikkeld en geacht ingezetene, die vele vaste goederen bezat zoowel
-in de stad als daarbuiten en zelfs meermalen lid van den grooten Raad
-was geweest.
-
-Albrecht kende haar zeer goed, daar zij dikwijls bij haar oom kwam,
-die dicht in de buurt woonde. Soms was hij met haar naar de mis gegaan
-en in vroeger jaren had ze zich niet te voornaam gerekend om met hem
-te spelen.
-
-"God zegene u, Albrecht!" zeide zij een weinig verlegen en zij bleef
-in de deur staan.
-
-"Dank u zeer, Agnes!" antwoordde hij vroolijk, terwijl hij van het
-bankje opstond.
-
-"Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
-
-"Is uw vader niet thuis?"
-
-"Neen, hij is naar Augsburg gegaan."
-
-"O dan ga ik maar weer weg en zal wachten totdat hij thuis komt."
-
-"Kan ik u niet helpen in zijn plaats?"
-
-"Och, mijn ringetje is gebroken en ik wilde het zoo graag gesoldeerd
-hebben."
-
-"Geef maar hier, Agnes."
-
-Het meisje aarzelde, maar haalde eindelijk op herhaald aandringen
-van Albrecht den gebroken ring te voorschijn en overhandigde dien
-den goudsmidsleerling. "Kunt gij het al goed?" vraagde zij met meer
-vrijmoedigheid.
-
-"Mijn vader heeft nog niet over mij te klagen gehad," sprak hij
-openhartig.
-
-Nu kreeg het meisje de teekening in het oog. "Wat is dat?" vraagde
-zij nieuwsgierig. "Zoo, zoo, als nu uw vader was binnengekomen, dan
-geloof ik, dat hij voor het eerst reden zou hebben gehad over zijn
-leerjongen te klagen."
-
-Maar Albrecht schudde glimlachend het hoofd. "Nu doet gij mij onrecht,
-Agnes. Gij denkt, dat ik dit nu heb geteekend, in plaats van mijn
-plicht te doen. Maar kijk eens hier: onder de teekening staat het
-jaartal 1485, dat bewijst duidelijk, dat zij reeds het vorige jaar
-is gemaakt. Ze is ook al vier maanden oud en dateert van Kerstmis;
-nu heb ik haar hier gehaald, omdat er veel in is, dat mij niet bevalt
-en ik wil die fouten verbeteren, als mijn werk klaar is." Agnes trad
-dichter bij om beter te kunnen zien. Het was een madonna, op een troon
-gezeten, met een gouden kroon op het hoofd, loshangende haren en een
-lang kleed, dat in breede plooien haar omgaf. Met een gelaat, stralend
-van moedervreugde zag zij neder op haar kind, dat op haar schoot stond
-en haar hals met beide armpjes hield omvat. Aan weerszijden stond
-een engel, waarvan de eene een harp en de andere een cither bespeelde.
-
-Met gevouwen handen beschouwde Agnes geruimen tijd de teekening,
-toen keek zij Albrecht vragend aan: "Hebt gij dat gemaakt? Gij, een
-knaap van veertien jaar? Neen, maak dat aan anderen wijs! Wel weet
-iedereen, dat gij goed kunt teekenen, maar zoo iets... neen, neen,
-ik kan niet gelooven, dat gij dat hebt gemaakt."
-
-"Dus, gij houdt mij voor zoo slecht, dat ik mijn naam onder het werk
-van een ander zou zetten en het dan voor het mijne uitgeven?" vraagde
-Albrecht en zijn stem klonk verwijtend. "Als gij hier nog een oogenblik
-wildet blijven, dan zou ik u metterdaad kunnen toonen, dat uw twijfel
-ongegrond is en mij verdriet doet."
-
-Agnes kreeg een kleur en stak hem haar hand toe.
-
-"Vergeef mij, Albrecht, het was waarlijk niet mijn bedoeling u verdriet
-te doen. Maar ik kan mijn oogen niet gelooven; Meester Wolgemut zelf
-zou trotsch kunnen zijn op zulk werk. Als gij het op een groot paneel
-met heerlijke kleuren hadt geschilderd, zou het waard zijn een altaar
-te versieren."
-
-Albrecht drukte met een blos van genot over deze lof haar kleine
-zachte hand en liet die niet los, toen zij die wilde terugtrekken. Het
-meisje zag er bekoorlijker uit dan ooit en gaarne had hij haar willen
-vragen. "Blijf een oogenblik hier en laat mij uw lief gelaat op het
-papier brengen!" Doch zij vreesde reeds te lang te zijn gebleven,
-nam haastig afscheid en ging heen.
-
-Albrecht liep snel naar het raam om haar na te zien, toen zij
-door de sneeuw naar huis stapte. Haar lof was hem liever dan al de
-bewondering, die zijn kunst bij zijn speelkameraden had geoogst. En
-met vernieuwden ijver legde hij zich in zijn vrijen tijd toe op
-zijn lievelingsbezigheid, die hem verkwikte na den moeilijken,
-dagelijkschen arbeid, en hem meer bevrediging schonk dan hij ooit
-van het best gelukte werk in de goudsmidswerkplaats gevoelde.
-
-Voor zijn vader, die er anders over dacht dan hij, moest hij zijn
-liefhebberij verbergen en daarom deed hij het meest buitenshuis
-en verstopte zich met zijn vrienden, die hem steeds om teekeningen
-plaagden, in afgelegen plaatsen. Toch had hij niet te veel gezegd,
-toen hij tegen Agnes beweerde, dat zijn vader niet over hem te klagen
-had. De oude meester had pleizier in den ijver van zijn zoon en zag
-met vertrouwen de toekomst tegemoet in de overtuiging, dat Albrecht
-eenmaal een waardig opvolger in zijn werkplaats zou zijn. Nog geen
-jaar was verstreken, of de leerjongen was reeds goed vertrouwd met
-het gieten, soldeeren en polijsten. En nu, nadat hij nog niet ten
-volle twee jaar in de leer was geweest, had hij een veel grooter en
-moeilijker werk onder handen, waarvan reeds meer dan de helft klaar
-was: hij moest in gedreven zilver in zeven tafereelen weergeven,
-hoe de Heer Jezus herhaaldelijk nederstortte onder de vuisten der
-krijgsknechten op den lijdensweg van Gethsemane naar Golgotha. En
-met stille verbazing en innige verrukking zag zijn vader, dat hij
-zich niet tevreden stelde met het navolgen van anderer ontwerpen,
-doch zelf nieuwe wist te scheppen.
-
-Met ongeduld wachtte hij op de voltooiing van het werk en toen het
-oogenblik was gekomen, riep de meester, innig gelukkig, zijn vrouw
-er bij en toonde haar wat zijn leerling had gemaakt.
-
-Op denzelfden avond vond men in de woonkamer de vrienden en buren
-verzameld om de tafel, waarop een tinnen kruik met Bourgonje wijn
-stond, ter eere van den jongen kunstenaar.
-
-Meester Wolgemut, de schilder, was ook tegenwoordig en vol lof over
-Albrecht. Hij sprak ook over het andere talent van den knaap en vond,
-dat het pond, door God aan hem toevertrouwd, niet in een zweetdoek
-mocht worden weggelegd, doch dat er mede moest worden gewoekerd ter
-eere van God en ook ter wille van den naaste.
-
-Doch meester Dürer was het hiermee niet eens. Hij vond, dat hier
-een ander schriftwoord van toepassing was: niemand kan twee heeren
-dienen. Indien Albrecht zich met evenveel ijver op de schilder- als
-op de goudsmeedkunst toelegde, dan zou hij het in de eene noch in
-de andere tot volmaaktheid brengen. Daarom moest hij zich tevreden
-stellen met schilderen na volbrachten arbeid in zijn vak.
-
-Meester Wolgemut sprak zijn vriend niet tegen, doch in stilte betreurde
-hij, dat Dürer dit vak voor zijn zoon had gekozen. Albrecht had
-ook hem eens in vertrouwen de afbeelding der Madonna laten zien en
-zijn verbazing over het werk van den veertienjarigen knaap had hij
-duidelijk uitgesproken in de woorden: "Als ik alleen zulke leerlingen
-in mijn werkplaats had, dan zou het er beter bij mij uitzien."
-
-Albrecht kon deze woorden niet vergeten en bewaarde ze als een dierbaar
-geheim in zijn hart, terwijl hij, gehoorzaam aan zijns vaders wenschen,
-in de goudsmidswerkplaats arbeidde.
-
-
-
-Zoo gingen lente en zomer voorbij, de herfst streek met zijn
-verwoestenden adem over veld en weide en hulde de aarde in een grijs,
-somber nevelkleed. Het werd koud; in de schouw vlamde weer het vuur
-en lokte het gezin in haar verwarmende nabijheid.
-
-In Albrechts hart had een verandering plaats gegrepen. De woorden van
-meester Wolgemut aangaande het toevertrouwde pond, waarmee men moest
-woekeren, en het antwoord van zijn vader: "niemand kan twee heeren
-dienen," lieten hem niet met rust. Telkens overdacht hij die beide
-schriftplaatsen en trachtte die met elkaar te doen samenstemmen. Doch
-hoe meer hij begreep, dat dit onmogelijk was, des te grooter werd zijn
-onvrede, want het werd hem steeds duidelijker, dat de goudsmederij
-niet de plaats was, waarvoor God hem had bestemd. Het bevredigde hem
-hoe langer hoe minder anderer modellen in goud en zilver na te maken,
-want de begeerte om zelf te scheppen werd steeds grooter. En tegelijk
-met die begeerte voelde hij ook de kracht er toe. Hoe weinig moeite
-kostte het hem immers de beelden, die zijn fantasie hem voortooverde,
-op het papier te brengen en hoeveel innig genot had hij daarvan. Hij
-voelde dagelijks meer dat de goudsmidswerkplaats niet zijn bestemming
-was en dat hij het niet zou kunnen uithouden zijn gansche leven lang
-smeltkroes, vijl en graveerstift te hanteeren.
-
-Hoe onrustig klopte zijn hart bij deze overdenkingen en welk een
-zwaren strijd had hij te voeren, den strijd tusschen het volgen van
-zijns vaders wensch en het toegeven aan zijn eigen begeerte. Het was
-niet mogelijk de meening van meester Wolgemut en die van zijn vader
-te vereenigen en daarom koos hij, overtuigd dat slechts één dezer
-beiden gelijk kon hebben, de zijde van den eerstgenoemde en zoo werd
-zijn tweestrijd beslist.
-
-Den 30en November des avonds, nadat hij in de eenzaamheid God om
-raad en hulp had gevraagd, zocht hij zijn vader op om hem zijn
-hartewensch mee te deelen: "Lieve vader," sprak hij, "ik wil u niet
-langer verbergen, wat er in mijn hart omgaat en 's nachts den slaap
-uit mijn oogen houdt. Ik heb nu twee jaren lang bij u in de werkplaats
-op uw verlangen gewerkt en zonder mij zelf te overschatten, geloof
-ik te mogen zeggen, dat het mij niet aan ijver heeft ontbroken en
-ik steeds mijn best heb gedaan om het u naar den zin te maken. Maar
-ofschoon mijn handen zich met goud, zilver en edelgesteenten hebben
-bezig gehouden, was mijn hart bij iets anders. Slechts wanneer ik
-potlood of penseel mocht hanteeren, voelde ik in mijn hart zulk een
-ongekende blijdschap en zulk een wonderlijk genot, dat ik begreep,
-dat het dit was, waartoe God mij heeft geschapen. Ach, vader, het doet
-mij leed u te moeten vragen om mij uit uw werkplaats te ontslaan, maar
-ik geloof, dat het Gods wil aldus is en dat ik mij aan Hem bezondig,
-als ik het pond mij toevertrouwd, in de aarde ga begraven."
-
-Met klimmende verbazing luisterde zijn vader naar die woorden. Toen
-schoof hij zijn kapje in den nek, stond op met een somber gelaat en
-onder de gefronste wenkbrauwen uit wierp hij op zijn zoon een blik,
-waarin verwijt en smart om den voorrang streden. "Hoe had ik heden
-morgen kunnen denken, dat de dag zoo droevig zou eindigen! Mijn
-zoon, uw woorden snijden mij door de ziel. Daar gaan nu al mijn
-schoone droomen in rook op! Albrecht, nooit had ik gedacht, dat gij
-zoo lichtzinnig zoudt kunnen zijn, twee volle jaren van uw leven op
-deze wijze weg te werpen. Verlaat gij mij nu, nadat ik u alles heb
-geleerd en op het punt was u als gezel in het gild te doen opnemen? Gij
-hebt mij laten zaaien, doch de oogst onthoudt gij mij. O mijn zoon,
-waaraan heb ik dat verdiend? Tot nu toe waart gij mijn vreugde,
-nu bereidt gij mij een bittere smart."
-
-Er was nu geen toorn meer in zijn stem, slechts innige weemoed en er
-blonk een traan in zijn oog.
-
-Albrecht kon zijns vaders smart niet aanzien; het schemerde hem voor
-de oogen en hij was op het punt berouwvol al zijn woorden terug te
-nemen, toen de oude man snel hoed en mantel greep en, zonder iets
-meer te zeggen, wegging.
-
-Even daarna kwam zijn moeder binnen; zij was zeer ongerust, en toen zij
-zag, hoe bleek Albrecht was, vraagde zij angstig: "Wat is er gebeurd,
-Albrecht? Uw vader is zoo juist in hevige gemoedsbeweging uitgegaan
-naar den heer Koburger, met wien hij ernstig over u moest spreken,
-zei hij op mijn vraag, wat hij ging doen."
-
-Nu vertelde Albrecht haar met bezwaard gemoed wat er tusschen zijn
-vader en hem was voorgevallen, doch hij werd kalmer, toen hij bemerkte,
-dat zijn moeder hem beter begreep. Maar toch bleef zijn hart onrustig
-kloppen, terwijl hij op zijns vaders terugkomst wachtte.
-
-Het eene uur na het andere verliep, voordat hij den stap van zijn
-vader weder hoorde en toen hij de voordeur hoorde opengaan, was het
-hem alsof zijn hart stil stond.
-
-De boosheid was uit zijns vaders aangezicht verdwenen, hij zag
-er kalm en ernstig uit, en de klank zijner stem was geheel anders
-geworden, toen hij tot zijn zoon sprak: "Morgen ochtend vroeg moet
-gij het allereerst naar uw peetvader gaan en moogt gij hem dankbaar
-de hand drukken, omdat hij het is, die mij van meening heeft doen
-veranderen. Gij zult uw zin krijgen, Albrecht; als meester Wolgemut
-u nog in zijn werkplaats kan bergen en hij er niets op tegen heeft,
-dan zij hij in 't vervolg uw leermeester." Een luide kreet ontsnapte
-aan Albrechts beklemd gemoed en hij kuste in sprakeloos genot zijns
-vaders hand; zijn moeder stond er bij met gevouwen handen en dankte
-den Heer voor deze gezegende uitkomst.
-
-Meester Wolgemut was bijzonder in zijn schik, toen hij den volgenden
-morgen zijn buurman Dürer met zijn oudsten zoon zag binnen komen
-en de eerste zijn verzoek tot hem richtte. Hij zeide, dat nu zijn
-hartewensch was vervuld en hij gaf Dürer de verzekering, dat het hem
-nimmer zou berouwen, want wie maar oogen had om op te merken zag,
-dat God hem voor de kunst, niet voor het handwerk had geschapen.
-
-Eenige dagen later stond Albrecht met pak en zak gereed om naar meester
-Wolgemuts woning te verhuizen. Zijn vader gaf hem menigen goeden raad
-mee en zijn moeder legde zegenend haar hand op zijn hoofd en sprak:
-"Ga in den naam des Heeren."
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK V.
-
-BIJ MEESTER WOLGEMUT.
-
-
-"Wat verbeeldt jij je wel, kwajongen! Wees maar niet zoo verwaand,
-hoor. Denk je, omdat je een paar portretten hebt durven kladden,
-dat je reeds iets beteekent en niet meer behoeft te leeren?"
-
-Barsch snauwde Urban, de oudste leerling van meester Wolgemut,
-Albrecht Dürer deze woorden toe, terwijl hij hem het penseel uit
-de hand rukte, waarmee Albrecht, omdat er niemand in de kamer was,
-aan een groot altaarstuk onder aan den zoom van het gewaad der Maagd
-Maria, een paar streken schilderde.
-
-"Hier behoor je thuis!" vervolgde hij en hij duwde hem naar den steen,
-waarop de verven moesten worden gewreven. "En kijk eens, slungel,
-de penseelen heb je ook nog niet gewasschen en de paletten zijn in
-het geheel niet schoongemaakt! En de vloer--zeg, waarom heb je den
-bezem niet gebruikt? Ben je daarvoor soms te goed? of ben je te lui
-om je plicht te doen?"
-
-Daarop gaf hij hem nog een duw, en toen met een stok drie slagen
-op zijn rug. Albrecht beet zich op de lippen en zweeg. Hij was aan
-dergelijke behandeling reeds gewoon. Vier der gezellen van meester
-Wolgemut waren van het begin af aan onvriendelijk en ruw tegen hem
-geweest, omdat zij zijn meerderheid gevoelden en die niet konden
-verdragen, te meer daar hij zooveel jonger was. Slechts één, Sebaldus,
-die in leeftijd weinig met hem scheelde en zelf ook nog leerling was,
-was hem goed gezind. Bij hem sloot Albrecht zich nu aan; hij bracht
-zijn vrijen tijd met hem door, ging des Zondags met hem buiten de
-poort wandelen en luisterde gaarne naar de bemoedigende woorden van
-dezen goedhartigen knaap.
-
-Nog meer goed deed hem de tevredenheid van zijn meester. Toen Albrecht
-bij hem als leerling kwam, was Michel Wolgemut ruim vijftig jaar;
-uit zijn lang, smal gelaat met het hooge voorhoofd, de sterk gebogen
-neus, de groote heldere oogen, de breede, vooruitstekende kin en den
-fijn besneden, vriendelijk lachenden mond, sprak zoowel verstand als
-mannelijkheid en groote goedhartigheid. Meester Michel was een eerlijk,
-rechtschapen man, en om zijn kunst hoog in aanzien niet alleen bij
-de ingezetenen van Neurenberg, maar in het geheele land.
-
-Het was hem onmogelijk de vele opdrachten, die van alle kanten tot hem
-kwamen en ruim werden betaald, alleen ten uitvoer te brengen, daarom
-kon hij steeds meer en meer gezellen gebruiken, want overal waar groote
-altaarstukken noodig waren, richtte men zich tot den beroemden meester
-Michel Wolgemut te Neurenberg. De kerk der H. Drievuldigheid te Hof,
-de kapel van het heilig Kruis te Neurenberg, de Lievevrouwekerk te
-Zwickau konden zich op werken van zijn hand beroemen; op dit oogenblik
-werkte hij aan een groot altaarstuk voor de nieuwe, bijna voltooide
-Augustijnerkerk te Neurenberg, waarmee hij bijzondere eer hoopte
-in te leggen en daarom wilde hij niets aan de gezellen overlaten,
-doch alles zelf schilderen.
-
-Ook in het maken van houtsneden was hij een meester. Anton Koburger,
-de drukker, die eenige jaren geleden een Hoogduitsche bijbeluitgave op
-zich had genomen en de platen daarvoor had ontleend aan den dertien
-jaar geleden uitgekomen Keulschen bijbel, was het nu met meester
-Wolgemut eens geworden over een nieuwe uitgave, namelijk een grooten
-prentenbijbel getiteld: "Schatbewaarder des rijkdoms van het eeuwig
-heil en zaligheid." De eerste plaat: God, de Vader, op zijn troon
-gezeten, terwijl Hij den voor Hem knielenden Verlosser zegent, was
-gereed en met waar genot schiep de meester andere voorstellingen. Het
-groote succes, dat deze eerste uitstekend geslaagde teekening behaalde,
-was dan ook de reden, waarom men den meester opdroeg de houtsneden
-op zich te nemen voor het werk van Dr. Hartmann Schedel: "de nieuwe
-Wereldkroniek," een kolossale onderneming, waartoe de patriciërs
-Sebaldus Schreijer en Sebastiaan Kammermeister de noodige middelen
-verschaften. Er moesten niet minder dan tweeduizend houtsneden daarvoor
-worden gemaakt en dat men het Wolgemut opdroeg, verhoogde aanmerkelijk
-'s meesters roem.--
-
-Albrecht kon waarlijk geen beter leermeester begeeren. Wel is
-waar gaf hij geen les volgens een bepaalde methode; hij achtte het
-voldoende zijn gezellen en leerlingen te laten zien, hoe hij werkte,
-maar dat was voor Albrecht ook volkomen genoeg en toen hij nog op de
-onderste trede stond en niets dan knechtsdiensten mocht verrichten,
-zooals verven wrijven, penseelen wasschen en paletten schoon maken,
-keek hij met alle aandacht toe, hoe zijn meester werkte en leerde op
-deze manier zonder dat zijn meester er iets van bemerkte.
-
-En wat hij in den loop van den dag met zijn oogen had geleerd,
-trachtte hij in zijn vrije oogenblikken met de hand uit te voeren,
-maar in het geheim, uit vrees nog meer wangunst bij de gezellen op
-te wekken. Hij voelde zich als een vogel, die de vleugels niet kan
-uitslaan en menige zucht ontsnapte hem als hij zich ter ruste legde
-en snakte naar den dag, waarop zijn knechtsbezigheden niet meer noodig
-zouden zijn en de meester tot hem zou zeggen: "kom nu hier, mijn zoon,
-en neem het penseel ter hand."
-
-Zijn vriend Wilibald was altijd de eerste, die mocht zien wat hij
-in stilte had geschilderd, want hij hechtte veel aan het oordeel van
-dezen jongeling, die zooveel fijn kunstgevoel bezat.
-
-In het voorjaar van het jaar 1488 ging hij meer dan anders naar het
-paleis der familie Pirkheimer, omdat de vrienden welhaast zouden
-worden gescheiden. Wilibalds vader wenschte, dat zijn zoon, die nu
-achttien jaar was, naar het hof van den bisschop van Eichstadt zou
-gaan, om aldaar te worden onderwezen in de gebruiken van het hof,
-in het voeren der wapenen en in de krijgskunst.
-
-Eenige dagen voordat de vrienden afscheid van elkaar moesten nemen,
-kwam Albrecht in opgewonden stemming bij Wilibald. "Hier breng ik u
-wat ik in de laatste twee avonden heb gemaakt. Wilt gij het houden
-als een aandenken aan mij, Wilibald?" Hij nam uit zijn portefeuille de
-afbeelding van een jonkvrouw, gezeten op een schimmel, met een valk op
-haar hand, een baret met wapperende vederen op het hoofd en een lang,
-hemelsblauw kleed aan.
-
-Met verrukking bekeek Wilibald haar en hij betuigde zijn innigen dank.
-
-"Zoo iets moois hebt gij nog niet gemaakt, Albrecht," voegde hij er
-bij. "Nu reeds, terwijl gij nog niet eens gezel zijt en slechts als
-knecht wordt beschouwd en behandeld, zijt gij werkelijk reeds meester
-en ik ben er meer en meer trotsch op uw vriend te zijn."
-
-Na nog herhaaldelijk zijn dank te hebben betuigd, bekeek hij weer
-het werk van zijn vriend. "Wat een bekoorlijk figuurtje en welk een
-allerliefst gezicht! Het komt mij zoo bekend voor, het is alsof ik
-het reeds ergens heb gezien".
-
-Peinzend streek hij met de hand over zijn voorhoofd en dacht eenigen
-tijd na--op eens trad hij op Albrecht toe en zag hem diep in de oogen,
-terwijl hij uitriep:
-
-"Nu weet ik het: het is Agnes Frey! Is het niet waar?"
-
-Albrecht wendde snel het hoofd af om den blos te verbergen, dien hem
-deze veronderstelling van zijn vriend in het aangezicht joeg.
-
-Had Wilibald geen gelijk? Waren het niet werkelijk de trekken van
-het jonge meisje, voor wie hij eenige jaren geleden het ringetje
-had gesoldeerd?
-
-Hij had het niet expres gedaan, doch onwillekeurig had zijn hand het
-beeld te voorschijn geroepen, dat in zijn hart leefde. Hij had het
-mooie meisje niet kunnen vergeten en elke gelegenheid om haar te zien,
-had hij opgezocht; hij wist op welk uur zij naar de mis ging en richtte
-het zoo in, dat hij altijd als bij toeval er juist tegelijk met haar
-was. En 't maakte hem erg gelukkig, toen hij bemerkte, dat zij hem
-nooit trachtte te ontloopen, maar altijd vriendelijk met hem praatte,
-al was zij dan ook wel eens wat verlegen en bedremmeld.
-
-Eens toen de gezellen der verschillende gilden zich vermaakten met
-ringsteken op de Hallerweide, was Agnes in die op elkaar gedrongen
-menschenmassa van haar familie afgeraakt, en zij liep gevaar door het
-gedrang, ontstaan door het schuw worden van een paard, in een sloot te
-worden gedrongen, toen Albrecht, die voortdurend in haar nabijheid was
-gebleven en haar in het oog had gehouden, plotseling bij haar was en
-haar uit dat gevaar redde. Hiervoor hadden haar ouders hem hartelijk
-bedankt en de heer Frey vergat het niet, maar hield den redder van
-zijn dochtertje in dankbare herinnering, beantwoordde steeds minzaam
-zijn groet op straat en bij voorkomende gelegenheden sprak hij hem
-vriendelijk toe.
-
-Albrechts blos was Wilibald niet ontgaan en er speelde een glimlach
-om zijn mond, toen hij sprak: "Het schoone is de wereld, waarin de
-schilder leeft, en uw blik ziet scherp om het schoone te ontdekken. Hoe
-gelukkig zijt gij, dat God u het talent heeft geschonken om weer te
-geven, wat gij hebt gezien. Wat zou Agnes wel zeggen, als zij eens
-wist, wat gij hebt gedaan! Wil ik het haar verklappen?"
-
-Met een smeekend gebaar wendde Albrecht zich tot zijn vriend:
-
-"Wilibald!" riep hij ontsteld en een donkere blos kleurde zijn gelaat.
-
-Wilibald klopte hem op den schouder: "Stel u gerust, Albrecht. Ik
-zal u geen verdriet doen, 't was maar om u te plagen."
-
-Dit bevredigde Albrecht en opgewekt ging hij naar huis.
-
-
-
-Twee dagen later moest hij afscheid van zijn vriend nemen.
-
-Het was een moeilijk oogenblik en zeer lang trilde de smart der
-scheiding in zijn hart na. Hij voelde zich zoo eenzaam en het werd
-hem nu recht duidelijk, hoeveel hij had gehad aan Wilibald, in wiens
-hart hij had gelezen als in een open boek, door wiens edel denken
-hij zich mee omhoog gevoerd voelde, met wiens innigste gevoelens en
-gewaarwordingen hij volkomen sympathiseerde en met wien hij als het
-ware één was.
-
-En de afwezigheid van zijn vriend was nog pijnlijker, toen de gezellen
-van meester Wolgemut, in plaats van te trachten hem zijn gemis te
-vergoeden, nog ruwer en vijandiger tegen hem werden.
-
-Dit kwam daardoor, dat op zekeren morgen meester Wolgemut, die een
-groot kerkschilderij onder handen had, Albrecht van het verf wrijven
-afriep, en hem met eenige deftigheid het penseel overreikte, zeggende:
-"Kom hier, mijn zoon--nu hebt gij lang genoeg als knecht dienst gedaan,
-nu moogt gij toonen of uw hand in staat is om mij te helpen."
-
-En nu wees hij hem op de schilderij de plaats aan, waar hij moest
-schilderen op dezelfde manier, waarop de meester was begonnen.
-
-Albrechts hart juichte en hij dankte zijn leermeester met een
-veelzeggenden blik; doch zijn vreugde werd vergald, toen hij de
-toornige gezichten der gezellen zag en later hun nijdige woorden moest
-aanhooren. Hun verhouding werd steeds moeilijker en den geheelen dag
-zag hij tegen den avond op en tegen het oogenblik, waarop zij zich
-ter ruste moesten begeven, want hij deelde het slaapvertrek met de
-overige gezellen. Dan werd de arme jongen geplaagd en gesard en deden
-ze hun best hem zoo lang mogelijk uit den slaap te houden.
-
-Zou hij zich beklagen bij meester Wolgemut en hem vragen thuis bij
-zijn ouders te mogen overnachten? Dikwijls was hij op het punt dit te
-doen, maar hij bedwong zich, verdroeg zijn lot zwijgend en troostte
-zich met de gedachte, dat deze moeilijke tijd toch niet altijd zou
-duren en met de woorden, die hij in den bij Anton Koburger gedrukten
-bijbel had gelezen: "Het is goed voor een man, dat hij het juk in
-zijn jeugd draagt."
-
-Eindelijk verging den gezellen de lust tot plagen, ontwapend door zijn
-onuitputtelijk geduld en Albrecht voelde zich gelukkiger, vooral ook
-daardoor dat zijn leermeester, bijzonder tevreden over zijn werk, zich
-steeds meer en meer aan hem liet gelegen liggen en hem nog moeilijker
-arbeid toevertrouwde. In het begin van het jaar 1490 had Wolgemut
-weder de opdracht van een groot altaarstuk gekregen. Hij had de schets
-geteekend en was begonnen met het aanleggen der verschillende partijen,
-toen men hem wederom ander werk opdroeg, dat geen uitstel duldde. Hij
-bedacht zich niet lang en gaf Albrecht het penseel over met de woorden:
-"Durft gij op u te nemen mijn werk voort te zetten, mijn zoon?"
-
-Albrechts oogen schitterden van innig geluk over het vertrouwen,
-dat zijn meester in zijn kunst toonde en met vurige bezieling ging
-hij terstond aan het werk; de penseelbehandeling en opvatting van
-zijn leermeester waren hem zoo eigen geworden, dat hij volkomen in
-zijn manier verder werkte. Het penseel ging zoo vlug over het doek
-en de arbeid vorderde zoo snel, dat hij zelf er over verbaasd was.
-
-Toen Wolgemut den volgenden morgen binnentrad, bleef hij als aan den
-grond genageld staan: "Wel, alle Heiligen! Wat hebt gij uitgevoerd,
-Albrecht? Het is alsof de booze er bij in het spel is, zoo gauw gaat
-het in zijn werk. Het is goed, dat ik niet later kwam, anders bleef
-er voor mij niets meer te doen en zou ik niet van mijn geweten kunnen
-verkrijgen het stuk met mijn W te onderteekenen! En kijk, wat hebt
-gij mijn bedoeling juist gevat! Niemand kan hieraan zien, dat twee
-verschillende handen er aan hebben geschilderd! Ik kan het met een
-gerust hart voor mijn eigen werk uitgeven, het is één schoon geheel."
-
-Eenige maanden later hield meester Wolgemut Albrecht na het middageten
-een oogenblik bij zich en sprak: "Mijn wakkere gezel, wij moeten
-scheiden."
-
-Verschrikt keek Albrecht hem aan, maar glimlachend legde de meester
-zijn hand op Albrechts schouder. "Neen, wij gaan niet in toorn en
-onmin van elkaar, maar ik geef u mijn zegen mede. Wat ik u leeren kon,
-hebt gij geleerd; nu moet gij zien, hoe andere meesters werken. Nu
-is de tijd daar, waarop gij de wereld in moet en de kunst van andere
-volken moet leeren kennen, opdat gij bij uw terugkomst uw kunst
-volkomen machtig zult zijn en daardoor uw ouders en geboorteplaats
-tot vreugde en eer zult strekken."
-
-Deze woorden maakten diepen indruk op den jongen man. Het was sinds
-lang zijn hartewensch de wereld in te trekken en te onderzoeken wat
-daar te zien was. Toch deed het hem leed te moeten scheiden van den
-man, wien hij zooveel had te danken en die voor hem als een vader was
-geweest, en daarom was zijn aandoening niet onvermengd, maar een van
-vreugde en weemoed tegelijkertijd.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VI.
-
-HET AFSCHEID.
-
-
-De mis was uit; de menigte stroomde uit de kerk en verspreidde zich
-in alle richtingen.
-
-"Wees gegroet, jonkvrouw!" sprak Albrecht Dürer op zachten toon tot
-Agnes Frey, die hij bij den uitgang had opgewacht, en die nu met haar
-kerkboek tusschen haar beide handen en haar oogen neergeslagen het
-kerkgebouw verliet.
-
-Zij beantwoordde zijn groet met een kleine hoofdbuiging en liep door.
-
-"Mag ik met u meegaan?" vraagde Albrecht eerbiedig, "ik wilde u zoo
-gaarne nog eens spreken, voordat ik weg ga."
-
-Agnes stond stil en zag hem ontsteld aan. "Gaat gij weg? Wat bedoelt
-gij?"
-
-Albrecht knikte. "Mijn goede moeder is druk bezig alles voor mijn
-reis in orde te maken en mijn knapzak te vullen, voordat ik de wereld
-in trek."
-
-"O, hoe heerlijk voor u!" sprak Agnes snel. "Wat zal uw hart luid
-kloppen van vreugde!"
-
-"Ja, ik voel een vurige begeerte om de wereld in te gaan, Gods werken
-te bewonderen en vreemde zeden en gewoonten te bestudeeren. Maar
-het doet mij leed mijn geboorteplaats, mijn tehuis en allen, die mij
-lief zijn, te verlaten; daarbij loopt een reiziger allerlei gevaren,
-en ik heb wel noodig, dat er veel voor mij wordt gebeden. Nu wilde
-ik u vragen of ook gij in uw gebeden mij niet zult vergeten?"
-
-Met een blos boog Agnes het hoofd. "Iederen morgen in de mis zal ik
-tot de H. Maagd voor u bidden."
-
-"O, hoe dank ik u daarvoor," zei Albrecht met warmte, "en zult gij
-op een andere wijze ook nog eens aan mij denken?" voegde hij er
-aarzelend bij.
-
-"Het scheiden zal mij minder zwaar vallen, als ik die troostende
-gedachte mag meenemen."
-
-"Daar komt vader aan," fluisterde Agnes ontwijkend, doch zij trok
-haar hand niet terug, toen de jonge man die greep en hartelijk drukte.
-
-Hans Frey, de koopman, die ook in de mis was geweest en hen nu had
-ingehaald, beantwoordde vriendelijk Albrechts groet en voegde er bij:
-"Meester Michel Wolgemut heeft mij verteld, dat gij morgen de wijde
-wereld intrekt."
-
-"Ja, edele heer, en de meester heeft mij zijn zegen meegegeven,"
-antwoordde Albrecht ernstig.
-
-"Welnu, neem ook mijn zegen mee, Albrecht," zeide de heer Frey op
-vaderlijken toon en hij drukte den jongeling de hand. "Als uw tijd
-het u veroorlooft, ga dan met ons mee naar huis, dan kan ook mijn
-vrouw afscheid van u nemen. Ik ben er zeker van, dat zij daarop is
-gesteld, want zij houdt van u en heeft evenals ik groote achting
-voor uw ernstige levensopvatting en uw heerlijke kunst." Albrechts
-hart klopte luid en hij behoefde waarlijk niet tweemaal te worden
-uitgenoodigd. Hij had al lang gemerkt, dat de ouders van Agnes hem
-goed gezind waren, doch dat zij zoozeer op hem waren gesteld, had
-hij niet durven denken en vervulde hem met groote vreugde.
-
-Vrouwe Anna haalde een kan edele malvezij voor den dag en sprak tot
-hem als een moeder tot haar kind; ook de heer Frey gaf hem vele goede
-raadgevingen voor de reis mede en eindigde met de woorden: "Meester
-Wolgemut heeft mij verzekerd, dat hij u niets meer kon leeren; en
-ik denk, als gij terug komt, dat de leerling den meester de baas
-zal zijn."
-
-Agnes stond stil in de vensternis en keek naar buiten alsof zij er
-niets mee had te maken. Doch toen zij hem bij het afscheid nemen de
-hand reikte en sprak: "Mogen al de heiligen u beschermen op al uw
-wegen," zag Albrecht een traan in haar oog glinsteren en hoe gaarne
-had hij haar daarvoor vurig gedankt, want daardoor verried zij hem,
-wat er in haar hart omging en nu wist hij, wat hij reeds zoo lang
-had begeerd te weten. Nu kon hij getroost zijns weegs gaan--nu was
-de grootste smart van het scheiden verzacht.--
-
-Op den avond van denzelfden dag zat de heele familie Dürer nog lang
-bij elkaar, tusschen vader en moeder zat Albrecht en de andere kinderen
-waren om de tafel geschaard. Droefheid was in aller blik te lezen, want
-het gold hier een afscheid van verscheidene jaren en wie kon zeggen,
-of Albrecht bij zijn terugkomst hen allen nog zou terugvinden. Hoe
-onverwacht wordt menigeen uit den kring der zijnen weggenomen! En dan:
-het was een tocht met vele gevaren--gevaren van roovers op de wegen en
-in de bosschen, van roofridders, die den reiziger den weg versperden in
-de bergpassen en van slecht volk in de herbergen--vooral dit laatste
-was te duchten om den slechten invloed, dien zij op de ziel van zulk
-een onervaren jongeling hebben konden.
-
-Zijn vader gaf hem vele nuttige wenken en raadgevingen en nam daarop
-het gebedenboek, waarin hij iets toepasselijks opzocht en met diep
-gevoelde vroomheid sprak hij het gebed uit, waarop allen eerbiedig
-en van ganscher harte "amen" zeiden.
-
-Den volgenden morgen--'t was enkele dagen na Paschen--op den 11den
-April, werd de klopper reeds vroeg op meester Dürers deur gehoord en
-kwam Michel Wolgemut, om Albrecht mee uitgeleide te doen.
-
-Nauwelijks was hij binnengegaan, of twee andere vrienden kwamen met
-hetzelfde doel: de een was meester Hans Traut, ook een schilder
-uit Neurenberg en de ander Adam Kraft, meester in de beeldhouw-
-en houtsnijkunst.
-
-Zij vonden Albrecht voor de reis gereed. Nog eenmaal drukte zijn
-vader hem aan zijn borst en kuste zijn moeder hem vaarwel, zeggende
-met trillende stem: "Ga in den naam des Heeren;" toen opende meester
-Dürer de deur en de mannen traden naar buiten in de heerlijk frissche
-atmosfeer van dezen helderen, mooien Aprildag.
-
-Zij begaven zich op weg over de Hooimarkt in de richting van
-de Wöhrderpoort, in welker nabijheid de woning van Hans Frey
-was gelegen. Albrecht verheugde zich er op, dat zij daar langs
-moesten. Wie weet, of hij niet nog eenmaal haar, die zijn ziel
-lief had, zou aanschouwen en misschien zou hij nog een enkelen
-afscheidsgroet uit haar oogen mogen opvangen. Zij wist immers hoe
-laat hij zou vertrekken. En nu zou hij kunnen zien of ook zij hem
-lief had. Wanneer zij hem nu opwachtte aan het venster, zou hem dat
-het bewijs zijn, dat zij hem lief had en zijn vertrek betreurde.
-
-Terwijl zijn begeleiders met elkaar in een ernstig gesprek waren
-gewikkeld, keek hij tersluiks naar boven--en waarlijk, daar stond zij
-voor het raam van haar eigen kamertje, met een wit doekje in de hand.
-
-Albrecht bleef eenige schreden achter, zoodat niemand zag, hoe hij
-haar met de hand een groet toezond, en zijn hart klopte onstuimig,
-toen zij die beantwoordde. Nu was hij gerust en nam getroost en moedig
-afscheid van zijn vader en zijn vrienden.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VII.
-
-IN DEN VREEMDE.
-
-
-"Goeden avond, beste oom! Met wien heb ik u zoo even op het Marcusplein
-zien staan?" sprak op zekeren Septemberavond van het jaar 1493 een
-aanzienlijke Venetiaansche jonkvrouw een ouden heer aan, met wien
-zij aan het "Canale grande" in een gondel stapte.
-
-"'t Is een Duitscher, lieve Bella," was het antwoord.
-
-"Een Duitscher? Zoo, hij is mij reeds dikwijls opgevallen met zijn
-hooge, mooi gebouwde gestalte, zijn fiere houding en zijn edel,
-schoon gelaat. Hoe heet hij?"
-
-"Albrecht Dürer uit Neurenberg."
-
-"Wat is hij?"
-
-"Kunstenaar."
-
-"Dat heb ik gedacht! men kan het hem aanzien. Is hij een beeldhouwer?"
-
-"Neen, hij is schilder. Mijn kleine Bella heeft dus in hem den
-kunstenaar ontdekt? Wat hebben uw oogen goed gezien en welk een goeden
-smaak hebt gij! Hij is dan ook een bijzonder mensch, die Neurenberger
-en vereenigt in zich alles, wat iemand tot eer en sieraad strekt. Even
-kunstvaardig als zijn hand is, zoo groot en edel is zijn hart en ieder
-moet trotsch zijn zulk een man tot vriend te hebben. Maar het is niet
-gemakkelijk om met hem in aanraking te komen, want die Duitschers
-zijn zoo eenzelvig en gesloten."
-
-"Hoe hebt u het aangelegd, oom, om kennis met hem te maken?"
-
-"Signor Rodrigo Varini, die vurige vriend van kunstenaars en geleerden,
-is mij behulpzaam geweest. Het is hem gelukt zijn hand op deze Duitsche
-prooi te leggen en hem in zijn huis te lokken. Daar heb ik hem voor
-het eerst gezien en gesproken en mocht ik een blik slaan in zijn
-portefeuille, die een schat van teekeningen en schetsen bevat."
-
-"En wat is uw oordeel over zijn kunst?" vraagde Bella.
-
-"Hij is er nog niet geheel;" antwoordde haar oom. "Men kan zien,
-dat hij de groote meesters, die hij op zijn reizen leert kennen,
-bestudeert en zich hun uitstekende hoedanigheden eigen maakt;
-maar men ziet ook terstond, dat hij niet alleen navolgt, doch een
-eigen opvatting heeft. Hij heeft genie; en men behoeft waarlijk geen
-profeet te zijn om te voorspellen, dat hij in de kunst een grooten
-naam en onvergankelijken roem zal verwerven. Maar de indruk, dien
-zijn kunst maakt, wordt nog verhoogd door zijn persoonlijkheid. Hij
-is pas drie-en-twintig jaar oud, en toch is zijn levensbeschouwing
-zoo ernstig, zijn optreden zoo waardig en zijn hart zoo rein,
-vroom en onbesmet! Ik moet het bekennen: men voelt zich waarlijk
-beschaamd als men in zijn reinen, open blik leest en naar zijn woorden
-luistert. Alles wat laag en onedel is, is eindeloos ver beneden hem
-en de dolle, losbandige begeerten der jeugd dringen niet door het
-pantser van dit edele hart, dat slechts leeft voor het schoone."
-
-"O, hoe gaarne zou ik hem ook eens ontmoeten," zuchtte Bella, "want
-hier te midden van al die onbeteekenende en lichtzinnige jongelui,
-verlangt mijn hart vurig een man te zien, die zoo ten volle achting
-en bewondering verdient."
-
-Haar oom keek met een vriendelijken glimlach naar het jonge, schoone
-meisje.
-
-Hij begreep haar verlangen, want hij kende haar streven naar het
-edele, haar liefde tot de kunst en haar bewondering voor het grootsche
-en schoone.
-
-"Uw wensch kan gemakkelijk worden vervuld," sprak hij, "want dikwijls
-is er een groote kring gasten bij signor Varini, als deze Duitsche
-kunstenaar daar aanwezig is en ik zal de vrouw des huizes vragen u
-ook eens te inviteeren."
-
-"O heerlijk, oom, ik dank u duizendmaal," riep Bella verrukt en drukte
-haar oom de hand.--
-
-In een der paleizen op het Marcusplein, de woning van Signor Varini,
-was eenige dagen later een uitgelezen gezelschap bijeen--een groot
-aantal bedienden in prachtige livrei, liep heen en weer in de groote
-zaal om de gasten allerlei ververschingen aan te bieden.
-
-De genoodigden waren gedeeltelijk artisten, voor het overige
-liefhebbers der kunst en allen waren onder den indruk der muziek,
-die door de zaal weerklonk. Signor Varini was er in geslaagd een
-beroemde zangeres voor dezen avond te engageeren, een kunstenares,
-die sinds eenige weken te Venetië vertoefde, waar zij iedereen in
-verrukking bracht door haar zang en spel.
-
-Nadat men ruimschoots van de muziek had genoten, verdeelde het
-gezelschap zich in groepen in de verschillende vertrekken. In een
-daarvan verzamelde zich al spoedig een kring om een jongen man, die
-al de vragen, waarmee men hem bestormde, vriendelijk beantwoordde. Die
-man was Albrecht Dürer.
-
-Zijn uiterlijk alleen won aller harten, maar nog meer wist hij door
-zijn woorden te boeien. Hij had veel gereisd en van de wereld gezien en
-had de gave het aan anderen op een aardige manier mee te deelen. Hoe
-goed had hij alles waargenomen en welke bijzondere oogen moesten dat
-zijn, die zooveel zagen, wat een ander zelfs niet opmerkte!
-
-Toen hij eindelijk vermoeid was van het vele spreken, noodigde Signor
-Varini de gasten uit om een gezelschapsspel te doen en Dürer maakte van
-die gelegenheid gebruik om zich in een afgelegen nis bij het venster
-terug te trekken en zijn oogen te laten gaan over de drukte op het
-Marcusplein, waarnaar hij steeds met evenveel belangstelling keek.
-
-Na eenige oogenblikken hoorde hij een zijden kleed in zijn nabijheid
-ruischen en toen hij zich omkeerde, zag hij een jonge, schoone
-Venetiaansche, die hem niet zonder verlegenheid en met bewondering
-aanzag.
-
-"Zijt gij vermoeid dat gij zoo de eenzaamheid opzoekt?" vraagde zij.
-
-Dürer glimlachte. "Signor Varini geeft zijn gasten ook zoo veel
-te genieten,"
-
-"Gij zijt een Duitscher", sprak Signora Bella met een guitig lachje,
-"en de Duitschers zijn spoediger bevredigd dan wij, Italianen."
-
-Dürer keek met welgevallen naar deze bekoorlijke jonkvrouw; de klank
-harer stem en haar manier van spreken trokken hem zeer aan en daarom
-noodigde hij haar beleefd uit plaats te nemen. Bella deed dit gaarne
-en sprak: "Ik zou nog veel meer van Duitschland willen hooren. Is
-het niet een erg ruw, onherbergzaam land? Hoe is het mogelijk,
-dat de kunst kan bloeien onder dien grauwen hemel, vooral uw kunst,
-meester Dürer? Gij moest het zonnige Italië tot uw woonplaats kiezen,
-dan zou uw talent tot zulk een volkomene ontwikkeling geraken!"
-
-"Gij hebt gelijk, Signora," antwoordde Dürer met een hoffelijke
-buiging.
-
-"Het zonnige, kleurrijke Zuiden is bevorderlijker voor den bloei der
-kunst dan het ruwe, grijze noorden; maar de kunst is als de denneboom,
-die welig tiert op den vruchtbaren boschgrond der dalen, maar ook
-op de steile, dorre rotshoogten tot vollen wasdom komt. Denk eens
-aan de Rijnstreek en de Nederlanden, denk aan Boheme [5] en aan mijn
-geboorteplaats [6], op hoeveel groote meesters kan men zich daar niet
-beroemen en welke heerlijke kunstproducten heeft hun hand geschapen!"
-
-"Goed gezegd!" riep Bella uit, "Van de meesters der scholen van Keulen
-en Brugge [7] heb ik verscheidene werken gezien, ook van de Praagsche
-kunstenaars en alle wekten evenzeer mijn bewondering."
-
-"O, hebt gij zooveel kennis van de kunst en liefde tot haar!" riep
-Dürer uit, die zijn belangstelling in de Signora voortdurend voelde
-toenemen.
-
-Bella lachte en tusschen haar lippen glinsterden haar kleine,
-ivoorwitte tanden.
-
-"Het rijk van het schoone was van mijn jeugd af aan de wereld, waarin
-ik leefde, en ik voel een vurigen eerbied en bewondering voor de
-priesters der kunst... Hoe lang zwerft gij reeds op uw reizen rond?"
-
-"Reeds meer dan drie jaren," antwoordde Dürer.
-
-"O, wat moet gij dan veel hebben gezien! En als gij niet te veel
-vermoeid zijt, zoudt gij mij een groot genoegen doen, mij er iets
-van te willen vertellen."
-
-"Heel gaarne, Signora," verzekerde Dürer, die zich meer en meer
-tot deze discipelin der kunst voelde aangetrokken. "Eerst ben ik
-westwaarts getrokken en wel naar Colmar om kennis te kunnen maken
-met Martin Schongauer, [8] dien grooten meester, die mij in mijn
-leerjaren van groot nut is geweest en mij steeds met zijn kunst heeft
-bezield. Van de eene stad ben ik naar de andere getrokken, hier en
-daar eenigen tijd vertoevend, totdat ik Colmar bereikte, om toen te
-bemerken, dat ik te laat kwam en dat meester Schongauer reeds twee
-jaar in het graf rustte. Zijn broeders evenwel ontfermden zich over
-mij en hielden mij bij zich, om mij veel te laten zien van hetgeen
-de meester had nagelaten. Uit dankbaarheid schonk ik hun verscheidene
-mijner werken en zij betuigden, dat het hun was alsof hun broeder ze
-met eigen hand had geschilderd. Daarna ben ik een heel eind langs den
-Rijn getrokken, maar nergens vond ik, wat ik zocht voor mijn studie,
-want het was daar treurig met de kunst gesteld.
-
-"De groote meesters waren gestorven, en die nu het penseel voerden,
-beteekenden niet veel, daarom was al mijn verlangen op Italië gericht,
-en in het bijzonder op Venetië, waarvan te Neurenberg altijd met
-zooveel lof wordt gesproken door de kooplieden die men steeds hier kan
-vinden in het Duitsche handelshuis [9] en die zooveel wonderheerlijks
-van de stad der lagunen te vertellen hebben."
-
-"En zijt gij het met hun verhalen eens?" vraagde Bella.
-
-Albrecht knikte bevestigend. "Het is mij alsof ik in een wonderland
-ben. Mijn oogen zijn verblind door den glans van al het schoone. Het is
-verbazend zooals de kunst hier alles beheerscht! Neurenberg moet zich
-slechts met één groot kunstenaar, mijn leermeester, vergenoegen;--en
-hier in Venetië vindt men een aantal kunstenaars, die om den voorrang
-strijden, die elkaar niet navolgen, doch waarvan elk origineel is in
-manier van werken en opvatting."
-
-"En wien bewondert gij het meest?" vraagde Bella. "De Bellini's, of
-Bartolomeo, Vivarini, Marco Marziale, de Barbari's of Andrea Mantegna?"
-
-"Dien gij daar in de laatste plaats noemt," antwoordde Albrecht. "De
-anderen begrijp ik minder goed, hoezeer ik ze ook bewonder; ik kan
-mij moeilijk indenken in hun gedachten. Maar wat meester Mantegna
-heeft geschilderd, dat begrijp ik en ik voel, dat er zielsverwantschap
-tusschen ons bestaat, indien het tenminste den mindere tegenover den
-meerdere past zoo iets te zeggen.
-
-"Menig uur heb ik reeds doorgebracht met het copieeren zijner werken
-om ze mee naar huis te kunnen nemen."
-
-"Is het uw plan hier te Venetië alleen te studeeren en niet te toonen,
-wat uw penseel reeds vermag te scheppen?" vraagde de Signora verder.
-
-Albrecht glimlachte: "Nu en dan als ik iets zie, dat mij boeit en
-bezielt, grijp ik het penseel en tracht het weer te geven volgens
-mijn eigen opvatting."
-
-"Hebt gij hier ook portret geschilderd?"
-
-"Ja, ook dat, nu en dan."
-
-Bella zweeg en keek den Duitschen schilder aan, alsof zij wilde zeggen:
-"Ik zou wel eens aan mijn portret willen zien, waartoe de Duitsche
-kunst in staat is."
-
-Dürer begreep dien blik en reeds zweefde een toestemmend antwoord op
-zijn lippen. Hij was geheel onder den invloed dezer Italiaansche;
-eerst hadden haar kunstkennis en enthousiasme hem aangetrokken en
-langzamerhand was hij ook onder de bekoring van haar betooverende
-persoonlijkheid geraakt. Welk een heerlijke arbeid die schitterende,
-zwarte oogen vol uitdrukking, die blozende wangen, die klassiek
-gevormde neus en vriendelijke, roode lippen op het perkament te
-brengen! En daarbij de muziek harer taal te hooren en naar haar
-bekoorlijk gebabbel te kunnen luisteren, hoe verrukkelijk moest dat
-zijn! Een oogenblik zag hij haar diep in de oogen en gaf zich geheel
-over aan de bekoring, die van haar uitging, doch toen ondervond hij
-plotseling een zeer pijnlijke gewaarwording, die hem een donkeren
-blos op de wangen joeg.
-
-Hij voelde dat hij hier den wensch des kunstenaars moest opofferen,
-en hij beschouwde zijn vurige bewondering voor deze Italiaansche
-schoone als ontrouw jegens haar, wier beeltenis in het diepste
-heiligdom zijns harten leefde.
-
-Deze gedachte dwong hem een eind te maken aan het gesprek. Hij stond
-op, boog beleefd voor de Signora en begaf zich weer bij het gezelschap,
-dat reeds naar hem had uitgezien.
-
-Toen hij afscheid nam, vraagde Bella's broeder toestemming om den
-inhoud zijner portefeuilles te mogen komen zien en zijn zuster mee
-te brengen.
-
-Dürer antwoordde toestemmend en ontving daarvoor een dankbaren blik
-uit Bella's oogen.-- --
-
-Twee dagen later begaf Signor Carlo zich met zijn zuster naar het huis,
-waar de Duitsche schilder zijn intrek had genomen.
-
-De waardin betuigde haar spijt: "Hij is niet thuis."
-
-Bella verborg haar teleurstelling niet en Carlo vraagde, of zij
-misschien toch zijn kamer mochten zien.
-
-De vrouw zag er geen bezwaar in om de gasten binnen te laten, daar
-het vertrek niet was afgesloten.
-
-Zij waren verrukt over het schoone arrangement. Aan den muur hing
-een groot aantal schilderijen, die zij ternauwernood een blik gunden,
-want al hun aandacht werd terstond in beslag genomen door een portret,
-dat midden in de kamer op een schildersezel stond.
-
-"Dat is hij zelf!" riepen broeder en zuster als uit één mond en Carlo
-voegde erbij: "Wat een meesterstuk!"
-
-Ja, hier had Albrecht Dürer het beste gegeven wat hij had. Het
-edele, mannelijk schoone gelaat met zijn donkerblauwe oogen zag den
-toeschouwer zoo ernstig aan en de indruk werd nog verhoogd door de
-prachtige kleedij. Een rood kapje dekte de bruine, golvende haren, de
-kraag om zijn hals was met een met goud gestikten zoom versierd, linten
-van perzikkleur sloten de opengespleten mouwen en over de borst was
-een schilderachtige draperie van grijs-blauw, met gele koorden afgezet.
-
-"Wat voor een blauwe bloem heeft hij daar in zijn rechterhand?" vraagde
-Carlo, terwijl hij langen tijd in zwijgende bewondering verdiept het
-portret had bekeken. "Wat zou hij daarmee willen zeggen?"
-
-"Zie eens, daarboven heeft hij iets geschreven, dat verklaart het
-misschien," merkte Bella op.
-
-Carlo trad er dicht bij en las toen: "Mein Sach die gaht, als es oben
-staht. [10]"
-
-"Dat is niet duidelijk," sprak hij hoofdschuddend, "wie kan dat
-verklaren." Daarbij keek hij vragend naar de waardin, die zwijgend
-op den drempel was blijven staan.
-
-"Die Duitsche schilder is een zeer vrome man," antwoordde zij. "Toen ik
-hem vraagde, wat deze woorden beteekenden, wees hij naar boven en zei:
-"God in den hemel is mijn hoop en mijn vertrouwen; in Zijn handen stel
-ik mijn leven en al wat ik heb." Maar toen ik ook naar de beteekenis
-van die blauwe bloem vraagde, wendde hij zich met een blos af en
-sprak: "die bloem heet bij ons "mannentrouw."" Ik denk, dat er in
-het vaderland een aardig meisje met liefde aan hem denkt en dat hij
-haar gevoelens met evenveel trouwe liefde beantwoordt." Bella keerde
-zich om en bekeek de andere schilderstukken; de uitdrukking van haar
-gelaat was geheel veranderd en haar blikken dwaalden, zonder te zien,
-van het eene schilderij naar het andere. Kort daarop drong zij er op
-aan te vertrekken--men was toch waarlijk ook reeds te lang gebleven.
-
-Haar broeder voldeed niet zonder tegenzin aan haar wensch en hij
-verwonderde zich onder het naar huis gaan over de stilheid van zijn
-anders zoo vroolijke, spraakzame zuster.
-
-Dürer vernam bij zijn thuiskomst het bezoek, dat in zijn afwezigheid
-aan zijn werkplaats was te beurt gevallen, en dacht, dat de beide
-bezoekers het zouden herhalen, doch hij wachtte tevergeefs en zag
-het schoone gelaat der Signora niet meer terug.
-
-In plaats van haar kwam kort daarop een landgenoot, de koopman Tucher
-uit Neurenberg, die hem de groeten zijner familie overbracht en de
-tijding, dat zij het thuis allen goed maakten.
-
-Ook hij was vol lof over het eigenhandig geschilderd portret van den
-kunstenaar en vraagde na eenige oogenblikken; "Maar waarom hebt gij
-dit groote portret op perkament in plaats van op paneel geschilderd?"
-
-"Omdat het dan kan worden opgerold en gemakkelijk worden verzonden,"
-antwoordde Dürer. "En ik heb een vriendelijk verzoek aan u. Wilt
-gij het mee naar Neurenberg nemen en het mijn vader met een briefje
-overhandigen?" De koopman had er niets op tegen en reeds enkele dagen
-later was het portret op weg naar Neurenberg.
-
-Tucher had wel eens gaarne willen weten, wat er in het briefje stond,
-want hij vermoedde wel, voor wie het portret eigenlijk was bestemd. In
-geheel Neurenberg was het geen geheim meer waarom jonkvrouw Agnes
-Frey sedert Albrecht Dürers vertrek zoo stil was geworden en uit het
-feit, dat de oude meester Dürer den heer Hans Frey dikwijls bezocht,
-begreep men het overige.
-
-Tucher had tegelijkertijd den jongen kunstenaar te kennen gegeven,
-dat het de wensch zijns vaders was, dat hij nu eens zijn terugkomst
-moest bepalen, en aan dien wensch gehoor gevende, zeide Albrecht
-spoedig daarop Venetië vaarwel en trok wederom noordwaarts naar Tyrol.
-
-Opgewekt reisde hij verder--hij ging immers naar huis om allen, die
-hij liefhad, terug te zien na een vierjarige afwezigheid. Maar het
-Tyrolerland was te schoon om er snel door te reizen. Hoe mild had hier
-de Schepper Zijn heerlijkheid ten toon gespreid; hoe genoot hier het
-oog van den kunstenaar, die het schoone beter dan iemand anders weet
-te ontdekken en te waardeeren. Menigmaal voelde hij zich gedrongen
-stil te houden en met teekenstift of penseel een schets te nemen van
-het schoone en opmerkenswaardige, dat de natuur aanbood. Soms was het
-een boomgroep, of een rotsachtig gedeelte, dan weer een landschap,
-een burcht of een stad.
-
-Zijn hart klopte luider toen hij aan de bergpas kwam, waardoor
-eenmaal zooveel zijner landgenooten waren getrokken en met hun bloed
-den bodem hadden gedrenkt: de Venetiaansche kloof. Hij kon het niet
-van zich verkrijgen verder te gaan, voordat hij deze romantische
-plek geschetst in zijn portefeuille kon meenemen. Ook vertoefde hij
-lang op een hoogte bij Triënte om vol geestdrift die schilderachtig
-gelegen stad in haar geheel met frissche kleuren weer te geven. En
-toen hij Innsbruck naderde juichte zijn ziel bij den aanblik van
-deze parel van Tyrol en terstond kwamen palet en penseelen weder
-voor den dag. Hij nam het gezicht op deze stad van de noordzijde,
-zoodat de Inn den voorgrond inneemt en dicht langs de huizen stroomt,
-die zich in den vloed weerspiegelen. Op den achtergrond verheffen
-zich majestueus de sneeuwbergen in het zachte blauw des hemels,
-waarin kleine, witte wolkjes zweven.
-
-Meer en meer naderde Albrecht de Beiersche grenzen. Nu bleven de
-penseelen weggeborgen en zijn hart ging open, toen hij voor het
-eerst zijn eigen taal in de ooren hoorde klinken. O Vaderland! gij
-heerlijk! innig geliefd woord!
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VIII.
-
-VERVULDE WENSCHEN.
-
-
-Op een morgen in Juni van het jaar 1494 werd de koperen klopper
-drie malen op de huisdeur van den heer Hans Frey neergelaten, en
-daar stonden meester Dürer en zijn zoon, uitgedost in hun schoonste
-kleedij. Zij werden klaarblijkelijk verwacht, want al de huisgenooten
-waren eveneens in feestgewaad; alles in huis blonk en glom en op
-de tafel in de ruime woonkamer stond een heerlijke ruiker witte en
-roode rozen.
-
-Toen de klopper zich liet hooren, verlieten de moeder en dochters het
-vertrek en de heer des huizes trad op den drempel om de binnenkomenden
-te verwelkomen. De begroeting had met veel ernst en deftigheid plaats
-en meester Dürer en zijn zoon traden binnen.
-
-"Veroorloof mij te vragen, wat u hierheen voert?" begon Hans Frey
-op afgemeten toon. Hij wist wel met welk doel de beide mannen waren
-gekomen, maar het was in dien tijd het gebruik deze vormelijke vraag
-te doen.
-
-Op even deftige wijze antwoordde meester Dürer: "God geve u en uw huis
-heil en voorspoed! Ik kom tot u voor mijn oudsten zoon Albrecht, die
-na zijn terugkomst uit den vreemde niet meer aan anderen ondergeschikt
-behoeft te zijn, en nu van plan is een eigen huis in te richten en
-daarin een huisvrouw binnen te leiden. Aangezien hij hiervoor de oogen
-op uw oudste dochter heeft geslagen, en het genoegzaam is bekend,
-dat de jonkvrouw hem genegen is, zoo kom ik uit zijn naam u vragen,
-heer Hans Frey, of gij uw dochter Agnes aan mijn zoon Albrecht ten
-huwelijk wilt geven."
-
-Hans Frey kuchte even en antwoordde toen: "Met lof spreekt een ieder
-over uw zoon, meester Dürer, niet alleen wat zijn kunst betreft,
-maar ook om zijn deugdzamen, reinen levenswandel. Gaarne geef ik dus
-gehoor aan uw verzoek en ik stem toe in het huwelijk mijner dochter
-met uw zoon Albrecht."
-
-De mannen drukten elkaar de hand en daardoor werd de verloving
-bekrachtigd, want in dien tijd had de vader het recht de hand zijner
-dochter te schenken aan wien hij wilde. Doch zij werd niet beschouwd
-als een willooze koopwaar, zooals nog vroeger het geval was, neen, de
-tijden waren ook in dit opzicht beter geworden, men had meer eerbied
-gekregen voor de rechten der vrouw en daarom werden de wenschen der
-dochter wel degelijk in acht genomen en besliste men na haar zelve
-ernstig te hebben geraadpleegd.
-
-Nu ging Hans Frey naar de aangrenzende kamer en wenkte Agnes, die
-daarop met neergeslagen oogen, blozende wangen en kloppend hart op
-den drempel verscheen.
-
-"Zie," sprak haar vader, "het is om uwentwil, dat wij heden bezoek
-ontvangen van meester Dürer, die voor zijn zoon Albrecht uw hand
-komt vragen. En nadat ik mijn vaderlijke toestemming heb gegeven,
-vraag ik eerst aan u, Albrecht Dürer, begeert gij mijn dochter Agnes
-tot uw wettige huisvrouw?"
-
-Het antwoord werd met luide stem gegeven: "Ja, van ganscher harte!" Nog
-tweemaal herhaalde Hans Frey zijn vraag en telkens volgde daarop
-hetzelfde antwoord.
-
-Daarop wendde de vader zich tot zijn dochter en vraagde op dezelfde
-wijze: "Agnes, begeert gij den jongen Albrecht Dürer tot uw wettigen
-echtgenoot?" Ook uit haar mond klonk het, wel minder luid, doch even
-vurig: "Ja, van ganscher harte," en zoo tot driemaal toe.
-
-Toen legde haar vader hun beider handen in elkaar en de zijne er
-op leggende, sprak hij: "Albrecht, ik vertrouw Agnes aan u toe,
-evenals Christus de sleutels van het Rijk des hemels aan Petrus heeft
-toevertrouwd. Agnes, ik vertrouw u Albrecht toe, evenals Christus aan
-Petrus de sleutels van het Rijk des hemels heeft toevertrouwd." Toen
-nam hij een zwaard uit den hoek, zette een hoed op de punt en stak een
-gouden ring aan het gevest, nam daarna een mantel en een penning en
-voerde de verloofde tot haar bruidegom met de woorden: "Hiermee geef ik
-mijn wettig kind over in uw trouw en genade, en vraag u ter wille van
-het vertrouwen, waarmee ik haar aan u afsta, dat gij een rechtvaardig
-en goedertieren leidsman en een trouw beschermer voor haar zult zijn."
-
-De bruigom hief plechtig de hand op met den eed: "Ik zweer het voor
-het aangezicht van den alomtegenwoordigen God!"
-
-"Neem haar dan tot uw echtgenoot, haar, die gij hebt
-uitverkoren!" sprak Hans Frey en nu trapte de bruigom zijn bruid op
-haar voet, om daarmee te toonen, dat hij haar heer en meester was, maar
-daarna sloot hij haar in zijn armen als bewijs, dat zijn heerschappij
-zacht en liefdevol zou zijn en gaf hij haar den verlovingskus.
-
-Een paar uren later was de ruime huiskamer gevuld met de verschillende
-familieleden der verloofden, die allen hun gelukwenschen en
-geschenken kwamen aanbieden; deze laatsten echter moesten binnen
-zekere grenzen blijven volgens ingewortelde, overdreven bemoeizucht
-der stedelijke regeering, die hierop strenge beperkingsverordeningen
-had uitgevaardigd.
-
-Het was alleen aan de beide naastbestaanden veroorloofd de bruid een
-gouden ketting ter waarde van achttien gulden en een zilveren gesp
-tot den prijs van vijftien gulden op zijn hoogst te schenken.
-
-Aan een welvoorzienen disch bleven de gasten gezellig bijeen tot den
-avond en op aller gezichten stond te lezen, hoezeer men was ingenomen
-met deze belangrijke gebeurtenis.
-
-Hans Frey, hoe rijk en gezien ook in de oogen aller ingezetenen,
-zag volstrekt geen vernedering in het huwelijk zijner dochter met den
-zoon van een goudsmid; hij, de begaafde man, zelf bedreven in de kunst,
-voornamelijk in zang en spel, rekende het zich tot eer, de hand zijner
-dochter te mogen schenken aan een man, van wien hij voor de kunst de
-grootste verwachtingen koesterde. Meester Dürer was bovenmate verheugd
-en dankbaar, dat zijn zoon zulk groot geluk was ten deel gevallen, en
-al zag hij in het begin wel een weinig op tegen den omgang met deze
-aanzienlijke familie, spoedig voelde hij zich bij hen geheel thuis
-door de welgemeende vriendelijkheid, waarmee men hem tegemoet kwam.
-
-Het gelukkigst van allen waren natuurlijk de beiden, die het middelpunt
-der algemeene vreugde uitmaakten. Hun wederzijdsch, stilzwijgend
-verlangen was nu bevredigd, ze konden elkander nu vrijuit vertellen,
-hoe lief zij elkaar hadden en met verrukking hoorde Albrecht de
-bekentenis van Agnes, dat zij hem als knaap reeds in stilte heel
-gaarne mocht lijden.--
-
-Den 7den Juli op St. Margriet, werden de deuren der Sebalduskerk
-geopend voor een deftigen stoet: Albrecht Dürer geleidde zijn lieve
-bruid naar het altaar. Beide trokken aller blikken tot zich en vol
-bewondering was men het hierover eens, dat nooit een mooier paar deze
-kerk had betreden.
-
-Hoe schoon kwam Albrecht Dürers statige gestalte uit in het blauw
-fluweelen wambuis, den zwarten met bont afgezetten mantel en hoe goed
-stond hem de met goud doorvlochten bruigomskroon van sterkriekende
-kruiden! En hoe lief zag de bruid er uit in haar wit zijden kleed,
-waarvan de lange sleep met blauw fluweel en schitterende paarlen was
-omzoomd; hoe liefelijk was de blos op haar wangen onder den bruidkrans
-van rozemarijn met vergulde bladeren!
-
-Het jonge paar werd gevolgd door een langen prachtigen stoet van
-bruidsjuffers en jonkers en verdere bruiloftsgasten.
-
-Onder plechtige orgelmuziek trad het jonge paar voor het altaar, waar
-hun door den priester de vraag werd gedaan, of zij elkaar wenschten
-te huwen en elkander trouw wilden blijven tot in den dood; waarop
-hij hun handen vereenigde en hen zegende met de woorden: Ego coniungo
-vos in nomine Patris et Filii et spiritus sancti. Amen. Daarop maakte
-hij over hen het teeken des kruises, besprenkelde hen met wijwater,
-stak hun den gouden ring aan den vinger en besloot de plechtigheid
-met een gebed, waarop het koor de huwelijksmis aanhief.
-
-Intusschen waren in de groote zaal van het raadhuis een groot aantal
-tafels aangericht voor het bruiloftsmaal. Het bruidspaar nam aan de
-middelste plaats met de beide ouderparen, den overigen werd een plaats
-aangewezen volgens rang en geslacht. Terzijde zaten de muzikanten,
-die de gasten met hun deuntjes opvroolijkten.
-
-Aan elke tafel dienden twee schenkers, en een omroeper ging van de
-eene tafel naar de andere, om in fraaie rijmpjes tot eten uit te
-noodigen--dat was zoo de gewoonte.
-
-Als de muziek ophield, kwam de hansworst om met zijn grappen de
-vroolijkheid te verhoogen--trouwens, hij had zich die moeite kunnen
-besparen, want voortdurend nam de luidruchtigheid toe en de muzikanten
-hadden het overdruk om met hun trompetten en pauken al de toasten
-te beantwoorden.
-
-Nadat men ruimschoots had genoten van de spijzen en dranken, had de
-brandschatting plaats. Het eerst verscheen de kok met den schotel,
-die bij de gasten moest rondgaan en waarin de gaven moesten worden
-gelegd. Met hetzelfde doel kwam de keldermeester met zijn drinkhoorn,
-de braadspitdraaier, de vrouw, die de vaten moest wasschen, en
-eindelijk de armvoogd met de bus voor de arme luitjes; allen werden
-rijkelijk bedeeld met klinkende munt.
-
-Na afloop van den maaltijd kwam een der bedienden met een zilveren
-schaal en een meid met een handdoek, en gingen beurt voor beurt naar
-elk der gasten, om hen uit te noodigen hun handen te wasschen. Nadat
-hieraan was gehoor gegeven, was het trompetgeschal het sein,
-dat men zich voor het dansen naar de benedenzalen moest begeven,
-terwijl de bruiloftsoep, waarvoor de vader van de bruid een vetten
-os ten geschenke had gegeven, werd verzonden aan de kerkdienaars,
-de raadsbedienden, de zieken in het hospitaal en eveneens aan de
-doortrekkende reizigers in de herbergen. Het was 's avonds laat,
-toen men het jonge echtpaar met fakkellicht naar het huis van den
-vader der bruid begeleidde.
-
-Maar daarmee waren de feestelijkheden niet afgeloopen; den volgenden
-dag namen ze daarentegen nog toe. Reeds in den vroegen morgen
-verschenen de gasten weer om hun geschenken aan te bieden. Het eerst
-van allen was de bruigom in het vertrek der bruid binnengetreden om
-haar het eerste geschenk te brengen: een kostbare parure van goud met
-echte parelen, robijnen en smaragden, een meesterstuk van den ouden
-Dürer en een verrukkelijk schilderij van zijn eigen hand, een landschap
-in Tyrol. De overige gasten wedijverden met elkaar in bewijzen hunner
-liefde en achting, waaraan geen einde scheen te zullen komen. Daarna
-ging men wederom gezamenlijk ter kerke, en nu droeg de jonge vrouw het
-haar niet meer loshangend zooals tot nu toe, doch opgebonden onder
-een muts, als bewijs dat zij nu het huwelijksjuk droeg. Na de mis
-legde het jonge echtpaar hun gave op het altaar en ontving den nazegen.
-
-Na deze kerkelijke plechtigheid trok men weer naar het raadhuis,
-om zich daar nogmaals te vereenigen aan een welvoorzienen disch,
-die in pracht en overvloed den eersten nog overtrof en een bewijs
-was van den grooten rijkdom van Hans Frey.
-
-Na afloop daarvan ging men onder vroolijken zonneschijn naar de veste,
-waar onder de linde op het voor ieder toegankelijke plein, met dansen
-de feestelijkheden zouden worden besloten.
-
-Evenals den vorigen avond was het laat, toen de fakkels weder werden
-aangestoken om het jonge paar naar huis te begeleiden. Nu ging
-men evenwel niet naar het ouderlijke huis der bruid, maar naar de
-woning van den ouden meester Dürer, want Albrecht volgde niet het
-gebruik om bij zijn schoonvader te gaan inwonen, maar verkoos het
-huis zijner ouders, omdat hij dan steeds in de nabijheid van zijn
-ouden, gebrekkigen vader kon zijn en zijn kinderplicht tegenover den
-grijsaard beter vervullen.
-
-Het was wel wat bekrompen wonen in het huis van meester Dürer en deze
-keek zijn schoondochter wel eens met bezorgden vragenden blik aan,
-omdat hij vreesde, dat het haar, die zooveel weelde was gewend,
-moeilijk zou vallen zich in deze bescheiden omstandigheden te
-schikken--doch zijn vrees was ongegrond: Vrouwe Agnes was volkomen
-tevreden met de beperkte ruimte, nu zij die deelen mocht met den man,
-met wien zij onuitsprekelijk gelukkig was.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK IX.
-
-HET HUWELIJKSLEVEN.
-
-
-De ondergaande Aprilzon wierp haar purperen gloed in de werkplaats
-van Albrecht Dürer, waar de kunstenaar met zooveel inspanning en
-ijver aan een groot stuk schilderde, dat de zweetdroppels op zijn
-voorhoofd parelden.
-
-Er werd aan de deur geklopt en eenigszins ontstemd over de stoornis
-keek de schilder van zijn werk op, doch dadelijk hernamen zijn oogen
-hun vriendelijke uitdrukking, toen hij in den binnenkomende zijn
-ouden leermeester herkende.
-
-"Zijt gij nog zoo laat aan den arbeid?" vraagde Wolgemut. "Gij moest
-uw oogen meer sparen."
-
-"Ik heb haast," antwoordde Dürer, "want het is nog slechts drie dagen
-vóór het feest ter eere der tentoonstelling van de rijksinsignes en
-kleinoodiën." [11]
-
-"Wilt gij daar deze schilderij ten verkoop aanbieden? Nu, gij zult
-er ongetwijfeld eer mee inleggen. 't Is een meesterstuk. O wat heeft
-God u bevoorrecht! Ik zou bijna jaloersch worden, als ik zie hoever
-de leerling den meester boven het hoofd is gegroeid; doch Johannes
-de Dooper bewaart mij voor nijd en afgunst."
-
-"Johannes de Dooper?" vraagde Dürer verwonderd.
-
-"Ja zeker!" knikte Wolgemut. "Niet lang geleden las ik in den
-bijbel van Anton Koburger en ik was getroffen door een tekst, die
-mij mijn tevredenheid terug gaf. Het was in het derde hoofdstuk van
-het Evangelie van Johannes, waarin ik las, dat de Dooper tot hen,
-die niet konden verdragen, dat Jezus van Nazareth hun leeraar in de
-schaduw stelde, zeide: "Hij moet wassen en ik moet minder worden." Hoe
-ootmoedig was hij en toch hoe groot juist daardoor, dat hij zich
-zoo vernederde! En ik wil hem navolgen en hem gelijk trachten te
-worden, opdat ik mij van ganscher harte daarin kunne verheugen, dat
-de discipel meer is dan zijn leermeester. God zegene u!--En hoe gaat
-het overigens, Albrecht?"
-
-"Mij gaat het goed, meester," antwoordde Dürer, "ik heb alle
-reden om God te danken voor Zijn goedheid, want ik ben gezond
-en vol moed en levenslust, al heb ik in den laatsten tijd vrij
-wat onaangenaamheden ondervonden door mijn gezellen, die met mijn
-schilderwerk rondreizen. Velen hunner blijken schelmen te zijn, die
-zeer ontrouw hebben gehandeld met het werk, dat ik aan hun zorgen
-had toe vertrouwd, en mij slechts een klein deel der opbrengst
-hebben gebracht. Een ander, wien ik geld had geleend, heeft mij ook
-schandelijk bedrogen. Doch hoewel ik door deze wederwaardigheden veel
-schade heb geleden en de zorg voor mijn ouders en jongere broeders
-op mij neerkomt, zoo heb ik door Gods goedheid steeds alles gehad
-wat noodig was en nooit gebrek geleden."
-
-"Hoe gaat het met uw vader?" vraagde Wolgemut deelnemend. "Ik heb
-gehoord, dat hij ziek te bed ligt."
-
-Dürer knikte toestemmend: "Hij ligt reeds vijf dagen te bed. De
-acht-en-zestig-jarige is zeer zwak en mag maar heel weinig in de
-werkplaats arbeiden. Zijn oogen zijn slecht en zijn handen beven;
-Andreas mijn broeder, is nu veel aan zich zelf overgelaten, maar het is
-een flinke knaap, die bij vader goed heeft geleerd. Ik dank God, dat
-Hij mij mijn Agnes heeft gegeven! Zij helpt mijn moeder zoo trouw met
-oppassen en verpleegt den ouden man, alsof hij haar eigen vader ware."
-
-"Ja," sprak Wolgemut, "het verblijdt mij ook zoo, dat God u in haar
-zulk een heerlijken schat heeft gegeven. Houd haar in eere!"
-
-"Die vermaning is waarlijk niet noodig," antwoordde Dürer glimlachend,
-"want ik weet zelf het best welk een kostbaar kleinood zij is."
-
-Wolgemut trad nu dicht bij den ezel om het werk nauwkeurig te kunnen
-beoordeelen, en daarna sprak hij: "Het is dus uw plan het op het feest
-ten verkoop ten toon te stellen? Dan zult gij u moeten haasten want
-ik zag reeds een groote menigte vreemdelingen voor het feest aankomen."
-
-Dit feest was ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en
-kleinoodiën, waarvan Neurenberg, als middenpunt van het Duitsche
-rijk, de eer genoot die te mogen bewaren. Jaarlijks, in de lente,
-werden die kleinoodiën aan het volk vertoond en sinds de regeering van
-koning Sigismund werd er bij deze gelegenheid een groote jaarmarkt of
-kermis gehouden, die zooveel menschen uit alle deelen des lands trok,
-dat er in de herbergen nauwelijks plaats genoeg was.
-
-Meester Wolgemut bleef nog eenigen tijd met zijn voormaligen leerling
-praten, totdat Vrouwe Agnes verscheen, met wie hij nog eenige woorden
-wisselde; toen vertrok hij. Vrouwe Agnes zag er vermoeid uit. Reeds
-sedert twee dagen was zij niet te bed geweest en zij had daarbij veel
-huishoudelijke plichten moeten waarnemen. Zij ging stil bij de tafel
-zitten met haar moe hoofd op de hand steunende.
-
-Dürer ging naar haar toe en kuste haar op het voorhoofd. "Mijn arm
-vrouwtje, wat rust er nu veel op uw schouders! Gij hadt zeker wel
-gedroomd, dat gij het beter bij mij zoudt hebben!"
-
-Met zacht verwijt keek Agnes naar hem op. "Foei, stoute man, hoe durft
-gij zoo iets zeggen! Van mijn vroegste jeugd af heb ik ledigheid nooit
-kunnen uitstaan, en hoe heerlijk vind ik de grootste drukte en moeite,
-waar het u geldt!"
-
-"Mijn lieve vrouw!" riep Albrecht in vervoering en hij drukte zijn
-Agnes vurig aan zijn hart. Toen ging hij tegenover haar zitten om met
-haar te babbelen, want het was veel te donker geworden om nog te kunnen
-schilderen. Langzamerhand antwoordde Agnes weinig of niets meer, hij
-zag hoeveel moeite zij had om haar oogen open te houden--en eindelijk
-vielen ze dan ook toe en sliep zij. Toen stond hij zachtjes op, nam
-perkament en potlood en teekende Agnes uit, zooals zij daar zat met
-haar schort en witte muts, en met de kin op haar hand steunende.
-
-Het was een vluchtige schets, een aardigheid, maar niettemin was Agnes
-blij verrast, toen zij bij haar ontwaken zich zelve op deze wijze zag
-weergegeven. Ondertusschen kwam Hans binnenstormen, Albrechts jongste
-broeder en de lieveling zijner ouders, de eenige, die behalve Albrecht
-en Andreas, van de achttien kinderen nog in leven was.
-
-Hij liep luid schreiend op Agnes toe en zag er erbarmelijk uit: zijn
-gezicht was met bloed beloopen en de flarden hingen bij zijn wambuis.
-
-"Om 's hemels wil, Hans, wat is er gebeurd?" riep Vrouwe Agnes.
-
-"Wij waren aan het spelen bij de "mooie bron" en toen heb ik een duw
-gekregen, waardoor ik gevallen ben," huilde het kind.
-
-Vrouwe Agnes haalde gauw uit de keuken een kom met frisch water en
-een linnen doek, waarmee zij Hans gelaat afwiesch, terwijl zij hem
-allerlei troostwoorden toesprak; daarop trok zij zijn buisje uit en
-ging het dadelijk verstellen. Albrecht keek met een innig gelukkige
-uitdrukking in zijn oogen naar alles, wat zijn vrouw deed, hij zag
-weder duidelijk welk een warm, liefhebbend hart zij had. Hoe vurig lief
-moest zij haar echtgenoot hebben, dat zij zelfs aan zijn broertje en
-zijn overige familieleden zooveel trouwe zorgen wijdde! Zwijgend zag
-hij hoe haar zachte handen de naald hanteerden bij dezen ongewonen
-arbeid, want thuis had zij zich nooit met dergelijk werk behoeven
-te bemoeien; dat deden de dienstboden, die zij bij alles tot haar
-beschikking had gehad en haar een gemakkelijk leventje hadden bezorgd.
-
-Toen zij klaar was, trad Albrecht op haar toe en sloot haar in zijn
-armen: "Wat zijt gij toch goed en lief, Agnes! Dikwijls voel ik mij
-beschaamd, als ik bedenk, hoe weinig ik u waard ben."
-
-Agnes legde haar hand op zijn mond: "O wees stil, dan spreekt gij
-ten minste niet langer onwaarheid, stoute man! Geloof mij liever,
-als ik zeg, dat ik het ben, die mij dikwijls zoo beschamend onwaardig
-tegenover u voel. Maar laat mij nu gaan om voor het avondeten te
-zorgen." Tegelijkertijd wikkelde zij zich uit zijn omarming los en
-dekte de tafel. Maar voordat zij zelf ging zitten, liep zij snel de
-trap af naar de kamer in het onderhuis, waar de oude Dürer te bed
-lag en bracht hem zijn soepje. Zij had deze zorg op zich genomen,
-opdat haar schoonmoeder zich geheel aan de verpleging van den zieke
-zou kunnen wijden.
-
-"Hoe komt het toch, lieve Agnes, dat alles wat gij klaar maakt
-zoo heerlijk smaakt?" vraagde Albrecht aan tafel. "Doet gij
-er iets bijzonders in?" Vrouwe Agnes keek verwonderd op: "Iets
-bijzonders? Neen, alleen een weinig liefde."
-
-Eerst moest Albrecht hierom lachen, doch toen kreeg zijn gelaat
-een peinzende uitdrukking en na eenige oogenblikken zei hij: "Ja,
-gij hebt gelijk, dat is het, dat is het!"
-
-En nu deed hij de eieren met spek eer aan.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK X.
-
-HULP BIJ DEN ARBEID.
-
-
-Er volgde een warme zomer op de lente. Een drukkend zwoele temperatuur
-heerschte in Neurenberg, waar de straten als uitgestorven schenen. Al
-de burgers, die er tijd en geld voor hadden, ontvluchtten die benauwde,
-ongezonde atmosfeer en zochten de bosschen en de berglucht op,
-vooral ook omdat de sterfte bedenkelijk toenam en men bang was voor
-het uitbreken van de pest.
-
-Een heete Augustusdag liep ten einde en vele wandelaars bewogen zich
-in de richting der stadspoorten om in het nabijgelegen Lorenzer-
-en Sebalderwoud zich te verkwikken aan de frissche, reine koelte,
-die in de schaduw der oude eiken en beuken waaide.--
-
-Vrouwe Agnes trad bij haar man in de werkplaats binnen: "Zouden wij
-niet een oogenblik gaan wandelen na al den arbeid en de hitte des
-daags, beste Albrecht?" vraagde zij op den drempel staande.
-
-"Ik zou het heel graag doen, Agnes," antwoordde Dürer, terwijl hij
-ophield met schilderen. "Ook ik zou gaarne eens frissche lucht gaan
-scheppen, maar mijn plicht houdt mij aan het werk. Zie eens, hoeveel
-ik nog aan dit schilderij heb te doen, en over zes dagen komt hij er
-voor, die het mij heeft opgedragen. Het heeft mij weinig geholpen,
-dat ik 's morgens met de zon opstond en niet voor middernacht naar bed
-ging. Ik krijg voortdurend meer bestellingen en het is mij onmogelijk
-alles alleen uit te voeren, zonder vóór mijn tijd geheel op te zijn."
-
-Vrouwe Agnes trad op haar echtgenoot toe en legde haar hand op zijn
-schouder: "Zoo mag ik u hooren spreken, want nu zijn wij het eens. Heb
-ik u niet duizendmaal gevraagd, om het voorbeeld van uw leermeester
-Wolgemut te volgen en gezellen die u bij uw arbeid kunnen helpen bij
-u te nemen, en die u in staat stellen, alle bestellingen, die men u
-doet, uit te voeren? Gij hebt nooit naar mijn raad willen luisteren,
-en nu ben ik heel blij, dat gij van meening zijt veranderd."
-
-"Toch schik ik mij met grooten tegenzin in deze noodzakelijkheid,"
-antwoordde Dürer, "want mijn ziel komt in opstand tegen de manier,
-waarop men tot nu toe de kunst heeft verlaagd. Veel liever schilderde
-ik alles alleen. Dikwijls heb ik bij meester Wolgemut met eigen oogen
-gezien, hoe de gezellen een werk van den meester geheel bedierven,
-zoodat men duidelijk kon zien, dat verschillende handen er aan
-hadden gewerkt. Ja, als ik iemand kon vinden, wiens arbeid volkomen
-op den mijne geleek, zooals het eene ei op het andere, dan zou ik
-hem gaarne bij mij nemen; doch hoe moeilijk vindt men dat! Evenals
-elk vogeltje in het woud zingt zooals het gebekt is, zoo heeft elk,
-wien God de gave der schilderkunst heeft verleend, zijn eigen manier
-om het penseel te voeren."
-
-"Dat is wel waar," beweerde Agnes, "maar in de werkplaats onderwijst
-de meester den leerling en daardoor krijgt deze de manier van zijn
-leermeester.
-
-"Waart gij zelf niet vol lof over Hans Schäufelein, die ook bij meester
-Wolgemut heeft gewerkt en over Albrecht Altdorffer? Gij zelf hebt hun
-kunst en bekwaamheid geprezen. En van Schäufelein hebt gij gezegd,
-dat zijn kunst veel overeenkomst met de uwe had."
-
-"Gij hebt gelijk," antwoordde Dürer, langzaam met het hoofd
-knikkend, "maar wat baat het of wij al over den Nördlinger schilder
-praten? Sedert een jaar is hij reeds weg en wie weet, waar hij nu is."
-
-"Nu dan," sprak Agnes ernstig en zij legde haar hand op Albrechts arm,
-"kom hier en zie eens in den spiegel, hoe bleek gij zijt en welke
-kringen gij onder de oogen hebt! Al dikwijls heb ik met stillen
-angst er naar gekeken! Als gij geen gezellen wilt nemen of er geen
-kunt vinden, dan blijft er niets over dan dat gij een groot deel der
-opdrachten afwijst.--Maar laten we nu dit vervelende onderwerp laten
-rusten en gebruik maken van het overige van den avond om een weinig
-frissche lucht te gaan scheppen."
-
-Dürer streek de weelderige lokken van zijn voorhoofd en knikte zijn
-vrouw toe: "Ik wil het niet weigeren, lieve Agnes, vooral daar ik
-wel begrijp, dat gij het meer om mijnentwil dan voor u zelve vraagt."
-
-Hij verwisselde zijn werkbuis voor een betere kleeding, zette zijn
-baret op en ging met zijn vrouw uit om buiten de stad te wandelen.
-
-Nauwelijks waren zij buiten de poort gekomen, toen een jonge man op hen
-toe trad en beleefd het hoofd ontblootte: "Gegroet, Meester Dürer! Wel,
-wat een geluk, dat gij de eerste zijt, die ik bij Neurenbergs poorten
-ontmoet! Want, juist om bij u aan te kloppen, ben ik hier gekomen."
-
-"Hoe, zijt gij het, Schäufelein?" riep Dürer verbaasd uit. "Het schijnt
-mij waarlijk een beschikking des hemels, dat ik u ontmoet. Begrijp
-eens, we spraken juist over u! En waarmee kan ik u van dienst zijn?"
-
-"Het is mijn hartewensch, dat gij de kroon wilt zetten op het werk,
-dat meester Wolgemut aan mij is begonnen. Bijna een jaar lang heb ik
-overal rondgezworven om bij andere schilders te leeren; toen dacht
-ik aan u en sprak tot mij zelf: waarom zoekt gij het zoo ver, terwijl
-gij den besten leermeester in de nabijheid hebt? Hebt gij nog plaats
-voor een gezel, dan zou ik heel gaarne bij u komen?"
-
-Dürer zag zijn vrouw veelbeteekenend aan en antwoordde: "Plaats
-is er genoeg, want ik heb altijd alleen gearbeid en vreemde hulp
-versmaad. Maar mijn lieve vrouw dringt er sterk op aan, dat ik iemand
-zal opzoeken, die mij behulpzaam kan zijn bij het vele werk, dat mij
-wordt opgedragen. In u heb ik vertrouwen, omdat ik uw kunst ken; en
-nu gij op mijn pad komt, alsof God mij u toezendt, roep ik in Zijn
-naam u hartelijk welkom toe."
-
-Hij reikte hem daarop de hand, die Schäufelein stevig schudde.
-
-Ook Vrouwe Agnes drukte hem de hand met een blijden glimlach en de
-wandeling in het bosch vergetende, noodigde zij de beide mannen uit
-om te keeren, om het avondeten voor den vermoeiden reiziger te kunnen
-klaar maken.
-
-Met innig genot zag Agnes dat langzamerhand de kleur weer op Albrechts
-wangen terugkeerde en dat de verhouding tusschen de beide schilders
-bijzonder hartelijk was. Zij stonden niet tegenover elkaar als
-meester en leerling: Dürer behandelde Schäufelein als zijn vriend en
-vertrouweling en dat verdiende hij ook, want niet alleen won zijn
-karakter Dürers genegenheid, ook zijn kunst drong hem 's meester
-achting af.
-
-Schäufelein was een kunstenaar met rijken aanleg en had
-ernstige studiën gemaakt. Daarbij kon hij zich gemakkelijk Dürers
-penseelbehandeling eigen maken en het duurde niet lang, of hij had
-zich geheel aan zijn wijze van arbeiden gewend en Dürer vertrouwde
-hem gerust toe, aan grootere stukken mee te werken. Al was er nog wel
-iets van Schäufeleins eigen manier in te bespeuren, het verschil was
-toch niet zoo groot, dat het storend op de eenheid werkte of afbreuk
-deed aan den totaal-indruk.
-
-En zoo konden de bestellingen, die Dürer alleen niet op zich had
-kunnen nemen, gezamenlijk worden uitgevoerd.
-
-Tegen Kerstmis bood zich een tweede schilder aan, Hans von Kulmbach,
-ook een knap kunstenaar, die reeds naam begon te krijgen--en dat
-hij bij meester Dürer als gezel werkzaam was, rekende deze zich tot
-eer en vermeerderde zijn roem niet weinig. Dürer kon zich op zulke
-gezellen waarlijk wel beroemen. Als zulke begaafde kunstenaars hem
-hun meester noemden, hoe groot moest hij dan zelf niet zijn! En
-het was geen wonder, dat meester Dürer voortdurend in aanzien steeg
-bij de Neurenbergers en dat buiten af zijn naam steeds met meer lof
-werd vermeld.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XI.
-
-VOORNAAM BEZOEK.
-
-
-Een groote menigte vreemdelingen stroomde in April van het
-jaar 1496 naar Neurenberg--het wemelde van allerlei soort van
-reizigers op de groote wegen. Vedelaars en zangers, goochelaars,
-koorddansers, kwakzalvers en zwervende studenten trokken naar de stad
-in gezelschap van berenleiders en kameeldrijvers, vrouwen, meisjes en
-vuile zigeuners. Daartusschen vertoonde zich monnikspijen en grove
-boerenkielen. Ook eerzame burgers trokken in troepjes stadwaarts
-en hier en daar baande zich een koets, aan aanzienlijke bezoekers
-toebehoorende, of een groep geharnaste ridders te paard een weg door
-de bonte menigte.
-
-Het was weer ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en
-reliquiën, dat deze menschenmassa naar Neurenberg stroomde--en
-dezen keer was de toeloop zoo bijzonder groot, omdat een aantal
-vorsten en prelaten ook op weg waren en zelfs de keizer beloofd had
-te verschijnen.
-
-De stad was versierd met vlaggen en wimpels, bonte tapijten en
-slingers van groen en bloemen. Zelfs de kerken hadden zich getooid,
-zooals een bruid zich tooit voor haar bruidegom en de groote markt
-was als in een feestzaal herschapen. Vandaar tot aan de veste, waar
-de keizer verblijf zou houden, was het alsof men door een bosch liep:
-het woud had zijn slanke dennen, die in twee rijen in den grond waren
-geplant, moeten afstaan.
-
-Overal, in alle straten verdrong zich het volk uitgedost in hun
-fraaiste kleederen, om al de pracht en versieringen te kunnen
-bewonderen, voordat de feestelijkheden al hun aandacht in beslag
-zouden nemen. In de herbergen was het reeds vol vreemdelingen en nog
-steeds kwam er nieuwe toevloed.
-
-Den 14den April ging het gerucht, dat de Keurvorst van Saksen met zijn
-broeder, Hertog Hans, in aantocht was. Het volk stroomde de poort uit
-om de naderenden te gemoet te gaan, en dicht voor de poort werden de
-gilden met hun insignes en banieren opgesteld. Toen de vorst kwam
-aangereden, kwam er geen einde aan het gejuich en gejubel van het
-verzamelde volk, want Frederik, bijgenaamd de Wijze, stond bij allen
-in hoog aanzien. Achter hem en zijn broeder volgde een lange stoet
-ruiters in mooie, blinkende wapenrustingen en met wapperende pluimen.
-
-Kort daarop kwam ook de Landgraaf Lodewijk van Hessen met
-honderdvijftig ruiters, wien men dezelfde eer bewees.
-
-Doch de algemeene spanning nam zeer toe, toen men vernam, dat
-den volgenden dag de keizer de poort der oude vrije Rijksstad zou
-binnenrijden.
-
-De Keurvorst van Saksen reed met zijn broeder de poort uit om den vorst
-tegemoet te gaan. Weder werden de gilden opgesteld; de raadsheeren
-verschenen in hun deftige, zwarte mantels met de gouden ketens, de
-stadsmuzikanten zetten zich in postuur, op de wallen werd het geschut
-geladen en zelfs de allerarmste trok zijn beste kleeren aan. Maar zie,
-daar kwam een renbode om te zeggen, dat Zijn Majesteit verhinderd
-was zijn goede stad Neurenberg te bezoeken, omdat de Italiaansche
-veldtocht al zijn tijd eischte. [12]
-
-Dat was voor de Neurenbergers een groote teleurstelling en men
-had nu maar half pleizier in de feestdagen, waarop de reliquiën en
-rijkskleinoodiën in het openbaar werden tentoongesteld.
-
-Op den tweeden feestdag werd meester Albrecht Dürer reeds 's morgens
-vroeg in zijn arbeid gestoord, doordat men aan zijn deur klopte.
-
-Op den drempel verscheen een vreemde, aanzienlijke heer, die beleefd
-groette en zeide:
-
-"Ik kom uit naam van mijn heer en gebieder, den Keurvorst van Saksen,
-om u te zeggen, dat Zijn keurvorstelijke Doorluchtigheid van plan is u
-een bezoek in uw werkplaats te brengen. Derhalve zult gij u voor zijn
-ontvangst gereed moeten maken, want over een uur zal hij hier zijn."
-
-Een oogenblik was Dürer door dit onverwacht bericht in verwarring
-gebracht, doch hij herstelde zich spoedig en sprak beleefd buigend:
-"Ik verheug mij over de hooge eer, die mij te beurt valt en Zijne
-keurvorstelijke Doorluchtigheid zal mij zeer welkom zijn."
-
-Nauwelijks was de bezoeker weg, of Dürer snelde naar zijn vrouw
-om haar deze blijde tijding te brengen. Terstond ging zij naar het
-atelier om zoo snel mogelijk alles op te ruimen en in orde te brengen,
-daarin ijverig geholpen door de beide gezellen, die het ook reeds
-hadden gehoord.
-
-Intusschen had meester Dürer zich in zijn pronkgewaad gekleed en
-vertoonde zich in al zijn mannelijke schoonheid, statig en vol kracht
-als een ridder, en Vrouwe Agnes vermeide zich opnieuw in den aanblik
-van haar echtgenoot; het kwam haar voor, dat hij er nog nooit zoo
-heerlijk en statig had uitgezien.
-
-Nadat een uur verloopen was, kon men door het venster den keurvorst
-Frederik, door zijn broeder Hans vergezeld, in de straat zien
-aankomen. Dadelijk snelde Dürer de trap af om de aanzienlijke gasten
-op den drempel te ontvangen.
-
-"Dus zijt gij meester Dürer," begon Keurvorst Frederik, terwijl
-zijn oogen met welgevallen de hooge gestalte beschouwden en hij hem
-vriendelijk de hand reikte. "Men prijst uw kunst zeer in het geheele
-land, en zelf heb ik ook reeds menig kunstwerk, dat mij heeft doen
-wenschen u persoonlijk te leeren kennen, van u gezien. Wilt gij ons
-nu voorgaan om ons de plaats, waar gij arbeidt, te laten zien?"
-
-Eerbiedig geleidde Dürer de voorname bezoekers naar zijn werkplaats,
-waar de keurvorst plaats nam op den hem aangeboden zetel, terwijl
-zijn broeder zich naast hem zette.
-
-Er hingen aan den muur veel schilderijen, die door den keurvorst zeer
-werden bewonderd, en zijn lof was Dürer des te meer waard, omdat hij
-niet alleen een liefhebber der kunst maar ook een kunstkenner was.
-
-"Bij ons in Saksen," ging Frederik voort, "geniet Lucas Kranach een
-grooten naam en hij is een kunstenaar met bijzondere gaven; maar met
-u, Meester Dürer, kan hij zich toch niet meten. Ik zeg dit niet om u
-ijdel te maken of om meester Lucas' roem te verkleinen, maar om God
-in u te eeren, die u zooveel heeft geschonken. Hij geve u daarbij een
-goede gezondheid en een lang leven, om met het u toevertrouwde pond
-te kunnen woekeren tot Zijn eer en tot vreugde der menschen.--Maar
-ik verlang meer van u dan het genot, dat ik nu heb gesmaakt. Ook
-Wittenberg moet zien, waartoe de Neurenberger kunstenaar in staat is
-en daarom verzoek ik u voor mij een groot altaarstuk te schilderen,
-om de allerheiligenkerk te Wittenberg te versieren."
-
-Dürers wangen werden nog donkerder gekleurd en zijn aandoening
-stond op zijn gelaat te lezen. Hij boog diep voor den vorst, dankte
-hem voor de eer hem aangedaan en vraagde, wat het schilderij moest
-voorstellen. Daarin liet de keurvorst hem geheel, vrij: "Schilder wat
-gij zelf wilt en wat uw hart u ingeeft--ik wil u in het minst daarin
-niet beperken."
-
-Nog lang bleef de keurvorst vriendelijk praten, terwijl Hertog Hans
-de schilderstukken bekeek; eindelijk vraagde hij zelfs naar Vrouwe
-Agnes en sprak den wensch uit, haar te zien.
-
-Daarop kwam Agnes te voorschijn, ook in feestgewaad gekleed en
-met zichtbaar welgevallen rustte 's vorsten blik op de bekoorlijke
-gestalte; haar wangen hadden een verhoogden blos en zij was in het
-begin niet weinig verlegen, maar spoedig overwon zij dit gevoel
-en beantwoordde vrijmoedig en beminnelijk de vragen, die Keurvorst
-Frederik tot haar richtte. Nadat hij ook nog enkele woorden met de
-gezellen had gewisseld, nam hij afscheid en drong bij Dürer op haast
-aan, opdat het schilderij spoedig te Wittenberg zou zijn.--
-
-In de herberg op de waag, waar de burgers gewoon waren samen te komen
-om met elkaar te drinken, was het een heele drukte, toen eenige dagen
-later Albrecht Dürer zich daar liet zien; iedereen wilde hem de hand
-drukken en overstelpte hem met gelukwenschen. In aller achting was
-hij nog gestegen door de eer hem te beurt gevallen en men zag het hen
-aan, dat zij zich in hem geëerd voelden. Vooral Dürers schoonvader,
-Hans Frey, hield het hoofd trotsch in den nek en liet zich den edelsten
-Cypruswijn brengen; hij was bijzonder spraakzaam, hoewel hij gewoonlijk
-weinig sprak en zou gaarne een liedje met luitbegeleiding ten beste
-hebben gegeven, als men het had verlangd.
-
-Woordelijk moest Dürer herhalen wat hij met den keurvorst had gesproken
-en allen luisterden met gespannen aandacht, ook meester Wolgemut, die
-zonder eenigen naijver zich met den gelukkige verheugde en verzocht
-nu en dan te mogen komen zien, hoe het altaarstuk vorderde.
-
-Maar wie het uitbundigst was in Dürers lof, dat was Wilibald
-Pirkheimer. Het was reeds bijna twee jaar geleden, dat hij in
-Neurenberg was teruggekomen, nadat hij niet alleen de leerschool der
-ridderschap had doorloopen, maar zich ook in de wetenschappen aan
-de Italiaansche hoogescholen ijverig had bekwaamd. Spoedig daarna
-was de met mannelijke schoonheid begaafde jonge man in het huwelijk
-getreden met Crescentia, een dochter uit het rijke en zeer aanzienlijke
-geslacht der Rieters, en niettegenstaande zijn jeugd was hem de eer
-te beurt gevallen tot raadsheer van Neurenberg te worden benoemd. De
-verhouding met Albrecht Dürer werd weder dezelfde als vroeger, ja,
-eigenlijk was de omgang nog vertrouwelijker geworden, zoodat de oude
-benaming van Castor en Pollux weer in herinnering kwam om de innige
-verstandhouding, die tusschen hen heerschte, aan te duiden.--
-
-Reeds drie dagen later had meester Wolgemut gelegenheid de schets van
-het altaarstuk te zien, en hij was vol verbazing over de vlugheid,
-waarmee Dürers hand de afzonderlijke figuren te voorschijn riep.
-
-De gezellen mochten hem niet helpen, hij wilde het geheel alleen
-afmaken, al was het nog zoo groot. Vol bezieling arbeidde hij er
-aan van 's morgens vroeg totdat Vrouwe Agnes hem aan den maaltijd
-riep. Zijn ziel brandde van vurig verlangen om het reuzenwerk in zijn
-geheel te zien.
-
-En na zes weken legde hij de laatste hand er aan. 's Avonds verzamelde
-hij zijn vrienden, die bij een glas edele malvezij luid hun lof
-over zijn werk uitspraken. Het was een vleugelaltaarstuk uit drie
-bladen bestaande: de verven, met lijm gemengd, waren onmiddellijk
-op het doek gebracht. [13] Op het middelste stuk buigt de Madonna
-in biddende houding over het kind Jezus, dat op een kussen voor haar
-ligt te sluimeren en door een engel koelte wordt toegewaaid. Maria's
-slanke gestalte is gehuld in een lichtblauw kleed, gedeeltelijk door
-een witten sluier verborgen, boven haar hoofd zweven twee engelen,
-die een gouden kroon met parelen bezaaid vasthouden, terwijl twee
-andere engelen de kamer schoonmaken, waarin Maria zich bevindt. In
-een zijvertrek ziet men Jozef aan den arbeid in zijn werkplaats.
-
-De linker vleugel van het altaarstuk stelt de H. Antonius voor,
-die in een boek leest en een donkerblauw gewaad aan heeft en op den
-rechter vleugel ziet men het naakte figuur van den H. Sebastiaan
-ten halven lijve afgebeeld en met pijnlijk verwrongen trekken: hij
-was de hoofdman der keizerlijke lijfwacht te Rome, die op last van
-Diocletianus ontkleed aan een boom werd gebonden en door zijn soldaten
-met pijlen gedood, omdat hij zijn geloof in Christus had beleden.
-
-In dit reusachtige altaarstuk was alles met evenveel liefde en
-toewijding geschilderd, niet alleen de groote figuren, maar ook
-het bijwerk.
-
-De oude Wolgemut was niet weg te krijgen van het schilderij en hij
-werd niet moede het te prijzen, vooral de juiste teekening en het
-schoone koloriet. Vele nieuwsgierigen verdrongen zich de volgende
-dagen in het atelier om het kunstwerk te zien, voordat het kort
-daarop naar Wittenberg werd verzonden, omdat de keurvorst op spoed
-had aangedrongen.
-
-Hans van Kulmbach, een der gezellen, genoot de eer het kostbare stuk
-naar de plaats zijner bestemming te brengen. De keurvorst beloonde
-den kunstenaar vorstelijk, maar nog meer waarde had voor Dürer de lof,
-waarmee meester Lucas Kranach het werk vereerde.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XII.
-
-DE PREDIKER IN DE WOESTIJN.
-
-
-Het einde der eeuw naderde. Elk afsterven van het jaar reeds wekt
-door zijn luide prediking van het voorbij snellen van den tijd en van
-het vergankelijke van al het aardsche, velerlei aandoeningen in het
-hart der menschen; hoeveel te meer moet het verwisselen der eeuwen
-het gemoed tot in zijn diepste diepte aangrijpen! In groote mate was
-dit het geval, toen de vijftiende eeuw haar einde te gemoet ging.
-
-In Duitschland heerschte een geest van opgewondenheid en
-verontwaardiging en met afschuw waren aller oogen gericht op Rome, waar
-de pauselijke stoel werd ingenomen door een man, die volleerd in zonden
-en misdaden, den naam van stedehouder van Christus volkomen onwaard
-was. Die man was Alexander VI. Hij beschikte op een schandelijke
-wijze over de hoogste kerkelijke ambten, die hij meerendeels door zijn
-handlangers liet waarnemen. Nog erger was zijn groote zedeloosheid;
-men beschuldigde hem zelfs in ongeoorloofde verhouding met zijn
-dochter Lucretia te leven. En in zijn eigen belang ontzag het hoofd
-der Christenheid zich niet om tegen den "allerchristelijksten"
-koning van Frankrijk met den aartsvijand der Christenen, Turkije,
-een verbond te sluiten.
-
-Verlammend werkte de pauselijke tiranny op het Duitsche volk, dat zwaar
-leed onder den druk der ijzeren hand, die gewelddadig elke poging tot
-verzet onderdrukte. Met argusoogen bewaakten 's pausen handlangers
-alles wat van de pers kwam: elke uitgever, die het waagde een boek
-uit te geven, zonder het eerst aan de pauselijke goedkeuring te hebben
-onderworpen, kreeg den banvloek naar het hoofd geslingerd. Het Duitsche
-volk, benauwd en gedrukt, zuchtte naar verbetering der toestanden en
-naar verlossing van het pauselijke juk, dat den menschelijken geest
-in slavenketenen boeide, en snakte naar licht en vrijheid.--
-
-In het begin van het jaar 1497 trad Wilibald Pirkheimer de werkplaats
-van Dürer binnen.
-
-Hij vond daar alleen de beide gezellen, die bezig waren een groot
-schilderij, dat door Dürer was geschetst en waarvan hij de voornaamste
-gedeelten had aangezet, af te maken.
-
-Schäufelein antwoordde hem op zijn vraag, waar de meester was:
-"Hij is alleen in zijn kamer, en komt tegenwoordig zeer zelden in
-de werkplaats."
-
-"Waarom?" vraagde Pirkheimer.
-
-"Ik weet niet wat er aan scheelt," antwoordde Schäufelein
-schouderophalend.
-
-"Hij ziet er zoo ernstig uit, alsof hij veel verdriet had en onder
-zware zorgen gebukt ging."
-
-"Is zijn vader erger geworden terwijl ik uit de stad was?" vraagde
-Pirkheimer.
-
-"Neen," zei Schäufelein, "de oude man maakt het tegenwoordig beter
-dan anders: hij eet, drinkt en slaapt goed, en arbeidt zelfs nu en
-dan in de werkplaats--alleen de beenen willen niet goed meer mee."
-
-Pirkheimer verliet met een korten groet de werkplaats en ging naar
-Dürers kamer. Ook hem was het opgevallen, dat zijn vriend er zoo
-somber en ernstig uitzag, maar op zijn deelnemende vragen had hij
-nooit een bevredigend antwoord gekregen.
-
-Hij vond den meester met een portefeuille met teekeningen voor zich,
-die hij haastig dicht deed: "Gegroet Albrecht! Gij ziet, dat ik weer
-terug ben na een afwezigheid van bijna een maand. Mijn eerste bezoek
-geldt u, want ik heb u al dien tijd zeer gemist."
-
-Dürer begroette zijn vriend hartelijk en drukte hem de hand.
-
-"Ei zoo," zeide Pirkheimer lachend, "welke geheimen hebt gij voor
-mij? Wat heb ik u misdaan, dat gij mij uw vertrouwen ontzegt?"
-
-Dürer schudde het hoofd: "Dat moogt gij niet zeggen, want gij weet
-toch wel, dat gij mij liever zijt dan ooit. Koestert gij nu argwaan,
-omdat ik iets voor u heb verborgen gehouden, dat nog niet rijp was om
-aan de wereld te worden vertoond? Maar nu gij toch hebt ontdekt, dat
-er een geheim is, wil ik het niet langer voor u verbergen; temeer,
-daar ik reeds lang in mijn hart den wensch koesterde, mijn vriend
-mee te deelen, wat mijn ziel vervult. Als gij tijd hebt, ga dan hier
-zitten en luister naar hetgeen ik u zal zeggen." Pirkheimer nam plaats
-en zag Dürer met gespannen aandacht aan.
-
-"Gij spreekt in raadselen, Albrecht; bijna zou ik vreezen iets te
-moeten hooren, dat mij verdriet zal doen. Wat is er toch?"
-
-Dürer schudde de lokken van zijn voorhoofd. "Ik lijd onder de kwaal,
-waaronder alle weldenkenden zuchten en bedroef mij over den treurigen
-toestand, waarin wij leven en dien wij te wijten hebben aan hem,
-die zich de stedehouder van Christus noemt. Wie het waagt, om met
-een enkel woord te getuigen tegen de algemeene verdorvenheid, moet
-verstommen onder den pauselijken ban. De moedige Johannes Hus heeft
-men het zwijgen opgelegd door den brandstapel. Hoe lang zal Hieronymus
-Savonarola's machtige stem te Florence nog weerklinken, nu hij die
-durft verheffen in protest tegen de verbasterde kerk en de heerschende
-misbruiken en men tevergeefs heeft getracht hem door het aanbieden van
-den kardinaalshoed het stilzwijgen op te leggen? Tevergeefs trachten
-de edelste mannen de vernederende ketenen te verbreken; het verderf
-neemt toe met elk jaar en het schijnt dat tegelijk met de eeuw ook
-de wereld haar eind tegemoet gaat."
-
-"Maar waarop wilt gij nu daarmee neerkomen? Gij weet, dat al deze
-dingen ook mijn hart bezwaren," viel Pirkheimer hem in de rede.
-
-"Geduld, mijn vriend," vervolgde Dürer, "gij zult het terstond
-begrijpen. De pen der geleerden en dichters is afgestompt door
-de bedreigingen van den Paus; het is hun verboden het volk te
-onderrichten."
-
-Pirkheimer stampte met den voet en met somberen blik sprak hij:
-
-"Ja, het schreit ten hemel, zooals die man te Rome het leven van den
-menschelijken geest doodt!"
-
-"In dezen zorgvollen tijd," vervolgde Dürer, "is er een gedachte in mij
-opgekomen, die mij nu overal vervolgt en mij niet met rust laat. Nu
-de pen niet meer spreken mag, moet het penseel het doen. Waar woord
-en schrift der waarheid geen getuigenis meer mogen geven, daar moet
-het afgebeelde spreken. Het getuigt wel is waar niet zoo duidelijk
-als het woord, maar ik vertrouw, dat zijn prediking toch den weg
-naar aller hart zal vinden en ik heb een stem vernomen, die zeide:
-"Doe uw mond open en predik!" -- -- Maar hoe? Met het penseel? Och,
-slechts weinigen zien mijn schilderijen en ik wil tot het geheele volk
-spreken. En ziet gij, toen sprak dezelfde stem: Leg het penseel weg
-en grijp naar mes en graveerstift. Bij meester Wolgemut hebt gij u
-ook geoefend in de houtsnijkunst en kopergravuur, neem die te baat en
-woeker er mede het volk ten zegen! Dat is de kunst, die in aller bereik
-ligt, de afdrukken van houtsneden kan de armste op de markt koopen
-en deze kunst, die tot nu toe vrij is gebleven van den pauselijken
-banvloek, kan op deze wijze een prediking in de woestijn worden."
-
-Hier zweeg de spreker en hij zag zijn vriend vragend aan. Pirkheimer
-liep in groote opgewondenheid de kamer op en neer, bleef toen voor
-Dürer staan en greep hem bij den arm: "Albrecht, die gedachte is
-van God! Ja, wees gij de stem van den prediker in de woestijn,
-spreek tot het volk met uw kunst en het volk zal naar u luisteren,
-u begrijpen, u danken! En zie, nu begin ik te vermoeden"--en hij zag
-naar de portefeuille--"dat op de gedachte de daad is gevolgd en gij
-reeds met uw prediking begonnen zijt."
-
-"Uw vermoeden is juist," antwoordde Dürer glimlachend. "In deze
-portefeuille vindt gij wat ik gedurende twee jaar in stilte heb
-ontworpen. Het is de Openbaring van Johannes, die mij stof heeft
-gegeven voor mijn platen." Op Pirkheimers gelaat was duidelijk zijn
-verwondering te lezen:
-
-"De Openbaring van Johannes? Toch niet een tweede "Pausezel,"
-[14] zooals verleden jaar meester Wolgemut in de wereld heeft
-gegeven? Wel is waar, heeft Rome het verdiend met bijtenden spot te
-worden overgoten, maar volgens mij is meester Wolgemut te ver gegaan
-en heeft hij daardoor de zaak meer geschaad dan gebaat. Hij heeft voor
-zijn afbeelding aanleiding gevonden in de woorden uit de Openbaring
-van Johannes: "en de vrouw, die gij gezien hebt, is de groote stad,
-die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde," maar ik vind
-het niet goed van hem, dat hij Rome zoo hard heeft aangepakt."
-
-Dürer legde zijn hand op den schouder van zijn vriend: "Wees er niet
-verbaasd of ontstemd over, dat ook ik in de Openbaring van Johannes
-stof voor mijn teekeningen heb gevonden. Heeft men in droevige tijden
-niet altijd weer naar dit profetische boek gegrepen, om het verborgene
-daarvan te doorgronden en zich er mee te troosten? Ik ben u dankbaar,
-dat gij zijt gekomen, want uw oordeel heeft steeds groote waarde voor
-mij en mijn werk zal niet in druk verschijnen, voordat gij uw oordeel
-hebt uitgesproken en het hebt goedgekeurd."
-
-Hij opende de portefeuille en nam er vijftien teekeningen uit.
-
-De eerste stelde den marteldood van den evangelist Johannes voor,
-ten aanschouwe van den Romeinschen Keizer Domitianus, op zijn troon
-gezeten en omringd door een groote volksmenigte; sober en breed van
-opvatting en uitvoering. Dit was eigenlijk het titelblad.
-
-De tweede teekening muntte eveneens uit door eenvoud en rust, de
-kenmerken van het ware schoone. Hier was Johannes voorgesteld op het
-oogenblik, dat hij wordt geroepen om neer te schrijven hetgeen de
-Heiland hem zou openbaren. Johannes knielt diep ontroerd neder voor
-den Heer, wiens uitgestrekte hand de zeven sterren, het zinnebeeld
-der zeven gemeenten, vasthoudt.
-
-Op de derde afbeelding ziet men Gods troon in het stralende licht
-des geopenden hemels. En in de hand desgenen, die op den troon
-zit, ligt het boek met de zeven zegelen; rondom zijn op troonen de
-vier-en-twintig ouderlingen gezeten, elk met een kroon op het hoofd
-en een harp in de hand.
-
-Bij elke teekening namen Pirkheimers verbazing en bewondering toe,
-en bij het vierde blad ontsnapte hem een luide kreet van verrukking,
-die de vier Apokalyptische ruiters gold, boven wier hoofd op een
-wolk de engel der wrake zweeft, terwijl de ontzette menschheid
-tracht te ontvluchten. De eerste ruiter spant den boog, de tweede
-trekt het zwaard, de derde houdt de weegschaal en de vierde,
-de dood, rijdt op een schraal paard en slingert den helschen
-drietand. Een groot aantal figuren vertegenwoordigt het vluchtende
-volk, waarvan de gelaatsuitdrukking eenig, onvergelijkelijk is. Op
-bewonderenswaardige wijze was Dürer er in geslaagd eenheid te brengen
-in deze menschenmassa, die men uitstekend kan overzien, al is de
-ruimte zeer beperkt. Pirkheimer was één en al lof en bewondering.
-
-De vijfde teekening bevatte het openen van het vijfde en zesde zegel
-te zamen genomen; boven in de wolken heeft de uitdeeling der witte
-kleederen aan de martelaren plaats en onderaan is de verduistering van
-zon, maan en sterren afgebeeld. Treffend is op het bovenste gedeelte
-de wijze, waarop zij, die ter wille van het Evangelie vermoord zijn,
-vertroost worden door de engelen, die hun naaktheid bedekken. Diep
-aangrijpend is op de onderste helft het oordeel Gods. En wie zijn het,
-die in hevige ontzetting zich voor den toorn des Rechters trachten
-te verbergen? Juist daarin wordt de toeleg en bedoeling van den
-schilder duidelijk; het zijn aan de eene zijde: een keizerpaar, de
-paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en monniken, aan de andere
-zijde het door hen verleide volk in welks midden, vol beteekenis,
-een vrouw, met een kind op den arm, haar hand aanklagend tegen de
-verleiders opheft met een gebaar, dat duidelijk zegt: Vloek over u,
-die zooveel ellende over ons hebt gebracht! Dürer wilde zijn vriend
-het daarop volgende blad aangeven, doch Pirkheimer weerde hem af en
-bleef in diep nadenken verzonken: hij kon deze teekening nog niet
-ter zijde leggen.
-
-"Prachtig, Albrecht!" riep hij uit, "gij hebt het voortreffelijk
-gedaan! O, welk een aangrijpende, machtige prediking, die elk kind,
-elk eenvoudig boertje kan begrijpen. Met ongeduld wacht ik het
-oogenblik af, waarop gij hierdoor openlijk zult getuigen tegen hen,
-die schuldig zijn aan het groote verderf, waarin de menschheid is
-verzonken." Nu bekeek Pirkheimer de volgende teekeningen. De zesde
-stelde de vier engelen voor, die de vier winden der aarde vasthouden,
-en de verzegeling der 144000 dienstknechten Gods; de zevende: de
-uitdeeling der bazuinen aan de zeven engelen en verschillende plagen,
-die het bazuingeschal der eerste vijf veroorzaken. De achtste geeft
-weer de uitwerking der zesde bazuin: de losbinding der vier engelen,
-die gebonden zijn bij de rivier, den Euphraat, en het derde deel der
-menschen dooden--deze vooral was zeer schoon en aangrijpend.
-
-De negende stelde den sterken engel voor, die aan Johannes het boek
-geeft om het op te eten; de tiende: de vrouw bekleed met de zon, wier
-kind de roode draak met de zeven door koninklijke hoeden bekroonde
-hoofden, dreigt te verslinden; de elfde: den strijd van den aartsengel
-Michael en zijne engelen tegen den satan en diens engelen; de twaalfde:
-de aanbidding der beide monsters, die uit de zee zijn opgekomen en
-daarboven God op zijn troon met de scherpe sikkel en de engelen, die
-gereed staan voor den bloedigen oogst. De dertiende teekening beeldde
-den bruiloft des Lams af; op die kleine ruimte waren niet minder dan
-vijftig figuren zichtbaar. De veertiende gaf de groote Babylonische
-ontuchtige vrouw te zien, hetzelfde onderwerp, dat meester Wolgemut
-met zijn "Pausezel" had weergegeven. Hoe geheel anders had Dürer het
-opgevat en uitgevoerd! Hij had er geen afzichtelijk dier van gemaakt,
-doch een menschelijke figuur, een vrouw met weelderige vormen, gekleed
-in een laag uitgesneden kleed van brocaatzijde, rijk met goud en
-edelgesteenten versierd, gezeten op een beest met zeven hoofden, en
-in de hand den gouden drinkbeker vol van gruwelen en onreinheid. Voor
-haar staan een menigte menschen, die onverschillig en zonder ontzag
-naar haar kijken; alleen een kunstenaar werpt haar een dreigenden,
-toornigen blik toe, terwijl een monnik eerbiedig en aanbiddend voor
-haar knielt. Boven in de wolken komen reeds de twee engelen aanvliegen
-om haar het oordeel Gods te verkondigen. De laatste teekening vertoont
-eindelijk den grooten engel der wrake, die op het punt is den duivel
-en satanas in den afgrond op te sluiten, totdat de duizend jaren
-zullen zijn geëindigd, terwijl een andere engel den in verrukking
-geraakten profeet het nieuwe Jeruzalem toont, dat is het heilige,
-zuivere evangelie, niet verduisterd door menschelijke dwalingen.
-
-Pirkheimer was diep getroffen door deze prediking in beelden van
-zijn vriend; hij voelde zich er door overweldigd en van gedachten
-veranderd. In den grond der zaak was hij het wel met meester Wolgemut
-eens geweest, maar de al te ver gedreven spot had hem mishaagd. Hij
-zag nu, dat Dürer de juiste maat had weten te houden en meegesleept
-door den overweldigenden indruk, drukte hij hartstochtelijk 's
-meester hand: "O, laat mij u danken, laat mij u de hand drukken, de
-hand, die zoo iets groots heeft kunnen scheppen! Zie, ik ben er diep
-door getroffen! O, hoe geheel anders is uw prediking dan die van den
-ouden Wolgemut! Nu begrijp ik, dat men met bijtenden spot en bitteren
-hoon niet verder komt; uit uw werk spreekt de heilige ernst van een
-geloovig hart, en dat is het ware. Het hart moet spreken, het hart,
-dat lijdt onder den druk der tijden en deze predicatie zal haar weg
-tot aller harten vinden. Ja, predik, mijn vriend en het volk zal naar
-u luisteren!"
-
-De goedkeuring en aanmoediging van zijn vriend deden den kunstenaar
-goed en met vernieuwden ijver herzag hij zijn scheppingen in alle
-deelen, om ze tot meerdere volmaking te brengen.
-
-
-
-Er ging nog een jaar voorbij, voordat de profeet zijn prediking tot de
-wereld richtte: de teekeningen moesten eerst in hout worden gesneden
-en afgedrukt. Doch toen kwam Pirkheimers voorspelling uit en verwekten
-Dürers illustraties van de Openbaring van Johannes groot opzien en
-oefenden een verbazenden invloed. De kunstwereld zag met verwondering,
-dat meester Dürer ook op dit gebied iets nieuws had gevonden en een
-ongeëvenaard standpunt innam. Maar niet alleen dat: iedereen begreep,
-wat hij had willen zeggen met deze zwijgende afbeeldingen en een ieder
-wilde de exemplaren bemachtigen. Ze werden niet alleen door de rijken
-gekocht, ook de arme tastte in zijn zak en had geen berouw over zijn
-uitgave. De geestelijken en kloosterlingen zagen toe met donkere,
-booze blikken en voelden den steek, dien meester Dürer hen toebracht,
-maar hun smalen verstomde bij de algemeene opgewondenheid en hun
-woede gaven zij lucht in heimelijk tandgeknars.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XIII.
-
-VRIENDENTROUW.
-
-
-Op een helderen, kouden lentedag van het jaar 1499 stroomde een groote
-menigte volks naar de Hallerweide, om daar te genieten van den aanblik,
-dien de inspectie van een legerafdeeling aanbood. Keizer Maximiliaan
-had een oproeping aan het rijk gedaan om hem manschappen te bezorgen
-tegen de Zwitsers, die hij met het zwaard wilde terugbrengen van
-hun voornemen om zich aan zijn heerschappij te ontrukken. Terwijl
-hij zelf in Tyrol troepen uitrustte en de Zwaabsche bond onder Graaf
-Fürstenberg huurlingen wierf, wilde de rijksstad Neurenberg hierin niet
-achter blijven. Zij versterkte het keizerlijke leger met vierhonderd
-man voetvolk, zestig ruiters en zes stukken geschut. Het gevoel van
-kracht, dat in gelijke verhouding steeg met het toenemende algemeene
-welzijn, wilde zich nu ook uiten in krijgshaftige verrichtingen en
-bij den glans des rijkdoms ook dien des heldenroems voegen.
-
-De vierhonderd voetknechten boden reeds een trotschen aanblik, maar
-zij werden overtroffen door de ruiters, gekleed in een schitterenden,
-rooden wapenrok. Het volk genoot van dit ongewone schouwspel en keek
-met trots naar de bende ruiters, in de zekere verwachting met hen eer
-in te leggen in den strijd, vooral nu zij werden aangevoerd door een
-man, van wiens moed en veldheerstalent men de hoogste verwachtingen
-koesterde: namelijk door Wilibald Pirkheimer, den jongen raadsheer.
-
-Hoe trotsch stapte zijn zwart strijdros, schitterend opgetuigd en met
-een blauw met gele zijde gestikt zadelkleed, alsof het voelde, dat het
-een eer was den veldoverste te mogen dragen. En hoe schoon zag deze
-zelf er uit in den scharlaken wapenrok, het harnas van verguld staal
-en den wapperenden, witten vederbos! Aller harten klopten opgewonden,
-toen zij hem zagen en hij werd luide toegejuicht, toen hij de troepen
-in lange, rechte linie had opgesteld.
-
-Een weinig buiten het gedrang van het volk stond onder een
-alleenstaanden lindeboom een man, wiens oogen met gespannen aandacht
-het schouwspel volgden. Zoodra de troepen waren opgesteld, nam hij
-een stuk perkament en een potlood uit zijn borstzak en ging ijverig
-aan het teekenen. Toen na een half uur alles was afgeloopen, leunde
-hij nog tegen een boom en teekende nog steeds; daarna stak hij het
-perkament in zijn zak en ging naar huis. Die man was Albrecht Dürer.
-
-Verscheidene dagen later begaf hij zich naar de Heerenmarkt en liet,
-bij Pirkheimers huis gekomen, den klopper driemaal op de koperen
-deurplaat neervallen.
-
-In het voorportaal vond hij de bedienden bezig allerlei toebereidselen
-te maken voor den afmarsch, die den volgenden dag zou plaats hebben.
-
-Hij vond zijn vriend in de huiskamer bij zijn jonge vrouw, Vrouwe
-Crescentia, om haar in haar smart over zijn aanstaande afwezigheid
-moed en troost toe te spreken.
-
-De komst van zijn boezemvriend was Pirkheimer blijkbaar zeer aangenaam
-en hij heette hem dan ook hartelijk welkom. Daarop sprak hij: "Meester
-Albrecht, help mij mijn bedroefd en beangst vrouwtje bemoedigen; zij
-ziet erg op tegen de eenzaamheid, waarin zij moet achterblijven en is
-in grooten angst over de krijgsgevaren, die haar echtgenoot dreigen."
-
-Ook Vrouwe Crescentia zag meester Dürer gaarne komen: het ernstige,
-waardige en tegelijkertijd het zachtzinnige van zijn persoonlijkheid en
-zijn zielenadel hadden zoozeer haar achting en genegenheid verworven,
-dat zij hem de eereplaats onder de huisvrienden toekende. En zoo misten
-zijn bemoedigende woorden ook nu hun uitwerking niet; zij werd er
-stiller en kalmer door, zoodat ze zich reeds spoedig kon mengen in het
-gesprek, dat de beide mannen over den aanstaanden veldtocht voerden.
-
-In den loop van het gesprek tastte Dürer in zijn zak, zeggende:
-"De monstering der troepen is niet alleen een genot geweest voor mijn
-oogen, maar heeft mij ook stof gegeven voor twee kleine, onbelangrijke
-teekeningen. Ziet, hier zijn ze!"
-
-Daarop reikte hij de eene aan Wilibald toe en de andere aan Vrouwe
-Crescentia. De eerste stelde een vaandrig voor, op wiens in den wind
-wapperend vaandel het Andreaskruis [15] van de orde van het heilige
-Vlies schitterde; op de andere was St. George afgebeeld, den voet op
-den gedooden draak zettende.
-
-Pirkheimer was aangenaam verrast en sprak: "Gij hebt reeds grooter
-kunstwerken dan deze geschapen, meester Albrecht; maar toch zie
-ik ze met bijzonder veel genoegen, want ik begrijp, wat gij er mee
-wilt zeggen. Die vaandrig met zijn wapperende banier moet onzen moed
-versterken en Ridder George, met den gedooden draak, predikt ons te
-vertrouwen op een goeden uitslag. Ik dank u mijn vriend--ook nu heb
-ik uw bedoeling begrepen; nu is de lust tot den strijd zoowel als de
-begeerte naar roem nog gestegen." Zij bleven nog langen tijd praten
-over den aanstaanden veldtocht onder het genot van een beker wijn en
-door hun gesprek werd Vrouwe Crescentia bemoedigd en vertroost. Den
-volgenden morgen riep de krijgstrompet de strijders tot den afmarsch.
-
-Zij verzamelden zich wederom op de Hallerweide, spoedig waren de
-troepen opgesteld, doch de aanvoerder was er nog niet. Eindelijk kwam
-hij aangereden en werd met luid gejuich ontvangen.
-
-Maar voordat hij de legerafdeeling had bereikt, zag hij meester Dürer
-in de voorste rij der menigte staan en wenkte hem toe om even bij
-hem te komen.
-
-Hij zag er zeer opgewonden uit, zijn wangen gloeiden en zijn oogen
-waren rood.
-
-"Ik heb een moeilijk oogenblik achter den rug," zei hij, "het afscheid
-viel ons zeer zwaar. Ik dacht, dat Crescentia nu moedig zou zijn
-geweest, doch, toen het uur van scheiden was gekomen, begaf haar hare
-kalmte en was zij zoo wanhopig, dat ik mij met groote moeite uit haar
-omhelzingen moest losmaken. Daarom beveel ik haar in uw vriendschap
-aan; heb medelijden met haar, die zoo eenzaam achterblijft en wil haar
-troosten en bemoedigen. Misschien kom ik gauw terug, want wellicht zijn
-die weerbarstige vlegels spoedig tot rede gebracht; als ik geen bode
-tot u zend van het slagveld, dan beteekent dit, dat alles goed gaat;
-maar als mij een ongeluk mocht overkomen zal ik het u laten weten,
-dan kunt gij het zelf aan Crescentia mededeelen en haar tegelijkertijd
-vertroosten en moed inspreken, gij hebt zooveel invloed op haar en zij
-heeft in u nog meer vertrouwen dan in haar eigen vader." "Gaarne beloof
-ik u alles voor haar te doen, wat ik kan, mijn vriend," verzekerde
-Dürer, "maar ik geloof vast en zeker, dat gij mij geen bode zult
-toezenden, maar dat gij zelf zult terugkomen met lauweren bekranst."
-
-"Dat geve God!" riep Wilibald; daarop reikte hij zijn vriend de hand
-tot afscheid, gaf zijn paard de sporen en stelde zich aan het hoofd
-der troepen, die spoedig daarop onder vroolijk krijgsgeschal en luide
-heilwenschen en afscheidsgroeten van de menigte op marsch gingen.
-
-
-
-Er waren reeds weken verloopen en nog had men niets van de strijders
-vernomen. Dit lange stilzwijgen werkte neerdrukkend op aller hart;
-de hoop op een zegenrijken uitslag verminderde, in de herbergen,
-op de markt of waar ook de menschen gewoon waren samen te komen,
-sprak men over niets anders.
-
-Dürer ging dikwijls naar de Heerenmarkt om te zien hoe de vrouw van
-zijn vriend zich in haar eenzaamheid hield en om met haar over den
-afwezige te kunnen praten. Het deed haar altijd goed, haar beangst
-hart te kunnen uitstorten aan iemand, die haar vreugde en kommer
-deelde en die het zoo uitstekend verstond bedroefden te bemoedigen
-door zijn vriendelijke woorden en zijn vertrouwen inboezemende kalmte
-en zielevrede.
-
-Twee maanden waren er bijna verloopen, toen, nadat er reeds allerlei
-berichten, die met elkaar in tegenspraak waren, in de stad waren
-verspreid, door een reiziger het gerucht werd verbreid, dat het ongeluk
-den keizer overal achtervolgde, doordat de hulptroepen op zich hadden
-laten wachten, waardoor de Zwitsers in de gelegenheid waren geweest,
-elke legerafdeeling afzonderlijk te verslaan. De man verhaalde dat de
-Grauwbunderlanders met de Tirolers twee dagen achtereen slaags waren
-geweest, waarbij de laatsten het onderspit moesten delven. Daarop waren
-de eedgenooten de afdeeling der Zwaben te gemoet gegaan en was het
-bij Hardt tot een treffen gekomen. Kort daarop had er een gevecht bij
-Bazel plaats gehad, waarbij de Zwitsers weer hadden overwonnen en Graaf
-Thierstein met zijn vijfhonderd man den dood zou hebben gevonden. Ook
-vertelde hij nog van een derde en vierde gevecht, een bij Constanz,
-waar veertienhonderd Zwaben sneuvelden en het andere bij Frastenz,
-een hooggelegen bergpas waar de Duitschers door den moedigen Hendrik
-Wolleb uit het kanton Uri waren ingesloten en overwonnen.
-
-Deze geruchten brachten een groote ontsteltenis in de stad te weeg. In
-alle werkplaatsen en winkels werd het werk gestaakt, niemand dacht
-aan arbeiden en steeds waren de herbergen overvol met mannen, in wier
-ernstige, sombere blikken men kon lezen, hoezeer zij zich bezorgd
-maakten over de Neurenberger legerafdeeling.
-
-Driftig werd er op meester Dürers huisdeur geklopt en de meid, die de
-deur opendeed, schrok hevig, toen zij Vrouwe Crescentia met een bleek
-gelaat en naar adem hijgende, voor zich zag staan. Angstig vraagde
-zij om meester Dürer te spreken. Hij kwam haar reeds op de trap
-tegemoet--want hij had haar stem gehoord en vermoedde waarom zij kwam.
-
-Duidelijk las hij doodelijken angst op haar gelaat en zij zeide hem
-terstond, wat het was, dat haar zoo had doen ontstellen. "Hebt gij
-het dan nog niet gehoord, waarvan de heele stad is vervuld?" vraagde
-zij niet zonder verwondering, toen ze zag hoe rustig en kalm meester
-Dürer was.
-
-"Ook mij is het bericht van 's keizers ongeluk in den strijd ter oore
-gekomen," antwoordde Dürer, "en zooals elke Duitscher, betreur ik
-dat oprecht; maar wat uw echtgenoot betreft, ben ik volkomen gerust:
-er is hem geen ongeluk overkomen."
-
-Vrouw Crescentia bleef den meester met strakke blikken aanstaren;
-zij begreep er niets van. "Hebt gij dan de gave der profetie, dat gij
-weten kunt wat er ver van ons geschiedt?" vraagde ze. "Meester Dürer,
-hoe is het mogelijk, dat gij zoo kalm zijt? Zie, ik leef in zulk
-een doodsangst, dat ik niet weet, wat ik denken of doen moet." Dürer
-nam Vrouwe Crescentia bij de hand en geleidde haar naar een stoel,
-waarna hij bij haar plaats nam, zeggende: "Men behoeft waarlijk geen
-profeet te zijn om te weten dat het met uw echtgenoot goed gaat:
-zijn stilzwijgen alleen is het bewijs daarvan." Vrouw Crescentia zag
-hem angstig aan; zij begreep er nu nog minder van.
-
-"Hoe moet ik toch uw duistere woorden uitleggen? Heb medelijden met
-mij en zeg mij duidelijk, wat gij bedoelt."
-
-Dürer, die slechts had willen weten of Pirkheimer bij het afscheid
-nemen met zijn vrouw dezelfde afspraak had gemaakt als met hem,
-bemerkte nu, dat dit niet het geval was en hij vraagde zich zelf af,
-of hij hetgeen zijn vriend hem had toevertrouwd, mocht verraden. Maar
-toen hij den doodsangst van Vrouwe Crescentia zag en begreep, dat deze
-mededeeling haar zou kunnen troosten, besloot hij haar de reden, van
-zijn gerustheid te vertellen. "Gij vraagt mij, edele Vrouwe, waarom
-het stilzwijgen van uw echtgenoot voor mij het bewijs van zijn welzijn
-is. Nu dan, toen hij afscheid nam, sprak hij tot mij "alleen als mij
-een ongeluk overkomt, zal ik een bode sturen en wel aan u, Albrecht,
-opdat mijn arme vrouw de ongelukstijding niet zoo onvoorbereid zal
-hooren, en gij haar tegelijkertijd zult kunnen troosten." De reiziger
-heeft wel verhaald van verloren veldslagen en dat is zeker treurig
-genoeg, doch de boodschapper van uw echtgenoot is weggebleven. Maak
-u dus niet ongerust en vrees niet, dat hem iets zou zijn overkomen."
-
-Vrouwe Crescentia had met gespannen aandacht geluisterd; toen greep
-zij zijn hand en drukte die hartstochtelijk: "o dank, dank voor die
-woorden, Meester Dürer! Waarlijk, het is mij alsof gij een engel zijt
-door God gezonden om mijn beangst gemoed tot rust te brengen. Ook dank
-ik u, Wilibald, voor uw teedere zorg voor uw arme vrouw! Ja, dat was
-een goed denkbeeld van hem, om zijn boodschapper tot u te zenden in
-plaats van regelrecht tot mij. De Heilige Maagd geve, dat die bode,
-die toch slechts een onheilsbode zou kunnen zijn, moge wegblijven, en
-al de heiligen mogen ons bijstaan, opdat er spoedig een einde aan den
-strijd kome! -- -- -- Ach, mijn hart begint weer angstig te kloppen,
-als ik er aan denk, dat het reeds verscheidene dagen is geleden,
-sinds die reiziger het tooneel van den strijd heeft verlaten, en dat
-er sedert dien tijd weer veel kan zijn gebeurd." Dürer legde zijn hand
-op haar schouder: "o wees niet ondankbaar jegens Hem, die tot nu toe uw
-echtgenoot voor alle gevaar heeft behoed, maar vertrouw op Hem! Alleen
-een onbeperkt vertrouwen op Gods almacht en barmhartigheid maakt het
-hart stil en sterk." Zwijgend bleef Vrouwe Crescentia geruimen tijd
-in gepeinzen; toen hief zij de oogen langzaam op en knikte: "Gij hebt
-gelijk, lieve Meester, en ik wil naar u luisteren. Bid voor mij opdat
-mijn hart ook zoo gelaten en sterk moge worden als het uwe is!"
-
-Ondertusschen kwam Vrouwe Agnes binnen, die zich in het gesprek mengde,
-en toen Crescentia na een uurtje naar huis ging, was haar hart geheel
-gerustgesteld.
-
-Er verliep wederom eenige tijd, toen kwam er een reizende koopman te
-Neurenberg, wiens mededeelingen nieuwe onrust teweeg brachten. Hij
-vertelde van een nieuwe nederlaag van het keizerlijke leger bij Mals in
-Vienstgau en ook dat de keizer het leger in twee deelen had gesplitst:
-het grootste gedeelte zou onder bevel van Graaf van Fürstenberg naar
-Bazel zijn opgerukt en met het andere gedeelte zou de keizer zelf naar
-de Bodenzee zijn getrokken. Daarop was Fürstenberg bij Dornach met
-den vijand slaags geraakt, bij welken strijd de graaf het onderspit
-had gedolven en zelfs het leven verloren.
-
-Nu begon ook meester Dürers hart onrustig te kloppen. Misschien had
-zijn vriend plotseling den dood gevonden en geen tijd meer gehad om
-een bode te zenden? Juist wilde hij zijn ongerustheid aan Vrouwe
-Agnes meedeelen, toen de klopper haastig driemaal op de deur werd
-neergelaten en even daarna een man, bestoven en verreisd, voor hem
-stond, bij wiens aanblik meester Dürer doodelijk bleek werd. "Götz,
-zijt gij het!" riep hij, terwijl hij de handen afwerend uitstrekte,
-want in den reiziger had hij Pirkheimers knecht herkend.
-
-Maar nog voordat hij iets kon vragen, riep de man snel: "Wees niet
-ontsteld, ik heb niets kwaads te berichten! Het gevaar is geweken, de
-wond was niet doodelijk. Mijn meester heeft mij slechts gezonden, omdat
-hij vreesde, dat gij u zoudt verontrusten over de slechte tijdingen,
-die misschien in Neurenberg zijn verspreid geworden. Het is waar,
-dat de ongeschiktheid en de onwil der Duitsche troepen den keizer
-geen geluk hebben aangebracht, doch mijn meester is geen ander leed
-wedervaren dan een lichte schram aan het hoofd. Hij wilde gaarne,
-dat gij dit zelf aan Vrouwe Crescentia zoudt mededeelen en ook dit:
-dat de oorlog als geëindigd is te beschouwen, want dat de keizer,
-hoewel niet zonder tegenzin, van plan is vrede te sluiten."
-
-"O wees hartelijk welkom, gij, brenger van zulk een goede
-boodschap!" riep Dürer innig verblijd en hij drukte den goeden man
-de hand. "Doe u nu eerst eens te goed na die lange reis, terwijl ik
-gauw naar Vrouwe Crescentia ga, om haar uw tijding over te brengen."
-
-IJlings greep hij zijn baret en liep haastig naar de Heerengracht.
-
-Vrouwe Crescentia zat juist met haar beide dochtertjes op schoot in
-de kinderkamer, toen hij binnentrad. Ook haar waren de jobstijdingen
-omtrent het keizerlijke leger ter oore gekomen, doch zij had aan haar
-herlevende ongerustheid niet willen toegeven, maar die met alle kracht
-overwonnen, denkende aan hetgeen meester Dürer haar had gezegd.
-
-Nu stond hij op eens zelf voor haar en haar hart stond stil. Wat zou
-er gebeurd zijn? Maar één blik op zijn gewoonlijk zoo ernstig gelaat,
-waarop nu een glans van vreugde lag verspreid, stelde haar gerust.
-
-Dürer boog eerbiedig en sprak: "God zij met u, edele Vrouwe! Uw
-echtgenoot heeft zich niet aan de afspraak gehouden, want hij heeft
-iemand gezonden met tijding, doch gelukkig met goede tijding. Wel
-is waar had de vreemdeling gelijk, die berichtte hoe ongelukkig het
-keizerlijke leger het er heeft afgebracht, doch uw echtgenoot maakt
-het, Gode zij dank, goed. Zijn knecht is het mij komen zeggen en
-versterkt zich op dit oogenblik met spijs en drank thuis bij mijn
-Agnes." Vrouwe Crescentia zette de beide kinderen van haar schoot en
-stond op met hooggekleurde wangen, terwijl zij de handen hemelwaarts
-hief en uitriep:
-
-"O, de heiige Maagd zij geloofd, tot wie ik dagelijks heb gebeden en
-gesmeekt!--En wat heeft Götz verder gezegd?"
-
-"Iets, dat u eveneens zal verheugen: dat de vrede voor de deur staat,"
-sprak Dürer. Toen barstte Vrouwe Crescentia in tranen uit en in de
-overmaat van haar geluk viel zij bijna den brenger van deze heerlijke
-tijdingen om den hals.
-
-Even daarop stond Götz zelf voor haar en moest haar alles van het
-begin af uitvoerig vertellen. De goede man was het liefst maar weer
-dadelijk terug gegaan naar zijn meester, maar Vrouwe Crescentia wilde
-den vermoeiden reiziger niet laten gaan voor den volgenden morgen,
-voorzien van haar zegenbeden en een ruim reisgeld.
-
-Spoedig bevestigden zich Pirkheimers mededeelingen: de keizer sloot te
-Bazel vrede met de Zwitsers, en de Neurenberger legerafdeeling trok
-weldra de stadspoort binnen. Zij had zich uitstekend van haar plicht
-gekweten en de keizer had haar in het bijzonder zijn tevredenheid
-betuigd, terwijl hij vooral vol lof was over de ridderlijkheid en
-onverschrokken moed, die de aanvoerder in den strijd had getoond en
-hem beloonde met den titel van keizerlijk raadsheer.
-
-Aan den avond van den dag, waarop de krijgslieden de stad waren
-binnengetrokken, waren de vensters van het huis der familie Pirkheimer
-helder verlicht en zat een vroolijk gezelschap om den welvoorzienen
-disch verzameld. Tusschen den gastheer en de gastvrouw was meester
-Dürer gezeten en die plaats kwam den vriend toe, die de eenzame en
-angstig gestemde vrouw van den veldheer trouw met troost en raad
-had bijgestaan.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XIV.
-
-KINDERLIJKE LIEFDE.
-
-
-Op een Septembermorgen van het jaar 1502 trad een aanzienlijk man,
-de patriciër Löffelholz Dürers werkplaats binnen.
-
-"Is meester Dürer niet thuis?" vraagde hij aan de gezellen. "Hoe
-komt het, dat hij, die anders zoo stipt is, zijn woord niet heeft
-gehouden? Ik wacht reeds drie dagen op de schilderij, die ik bij hem
-heb besteld."
-
-Schäufelein, die het dichtst bij stond, haalde de schouders op.
-
-"Gij zult nog een weinig geduld moeten hebben, edele heer, wij kunnen
-er niets aan doen. De meester wil volstrekt niet, dat wij er aan
-werken, hij wil het geheel zelf afmaken."
-
-"Nu, waarom maakt hij daarmee dan zoo weinig haast?" vraagde
-Löffelholz.
-
-"Hij is de laatste dagen bijna niet in de werkplaats te zien, omdat
-hij andere plichten heeft te vervullen."
-
-"Wat voor plichten?"
-
-"Zijn plicht als zoon. Reeds lang is de oude meester Dürer bedlegerig
-en zeer hulpbehoevend en ellendig. Vrouwe Barbara en Vrouwe Agnes
-hebben hem tot nu toe liefderijk opgepast, maar een paar dagen geleden
-is hij zoo erg geworden en het is niet meer alleen zijn oude kwaal,
-maar nog andere ongesteldheden er bij, die hem kwellen en dubbele
-verpleging eischen. De beide vrouwen hebben zooveel van haar krachten
-gevergd, dat zij zich nauwelijks meer op de been kunnen houden en
-daarom heeft de meester een deel der verzorging op zich genomen en
-vooral het waken 's nachts; dan kunnen de vermoeiden een weinig rust
-nemen. Maar daardoor is hij overdag niet alleen te vermoeid om te
-werken, maar zijn geest is er ook niet toe gestemd, want de zorg en
-kommer drukken hem ter neer. Gij moet weten, dat er slechts zelden een
-zoon zal worden gevonden, die zoozeer met hart en ziel aan zijn ouden
-vader is gehecht als onze meester. Hij heeft dan ook trouw voor hem
-in zijn ouderdom gezorgd, en in zijn zorgen zich zelf geheel vergeten."
-
-"Ik wist het," viel Löffelholz den gezel in de rede, "het is overbekend
-hoe goed meester Dürer voor zijn ouders en broeders is. En nu heb ik
-waarlijk spijt over mijn ongeduld en zal ik kalm afwachten, totdat
-de meester in staat is, het schilderstuk af te maken." Toen ging hij
-groetende weg.
-
-Op straat gekomen, drong door het open venster van de kamer uit het
-benedenhuis een luid steunen en zuchten tot hem door; hij begreep nu
-welke bittere pijnen en smarten de oude meester had door te staan.
-
-En werkelijk de grijsaard lag in hevig lijden op het ziekbed neer;
-zijn zoon zat bij hem en trachtte hem het lijden zooveel mogelijk
-te verzachten door zijn pijnlijk lichaam met zachte kussens te
-ondersteunen en hem nu en dan een glas kostbaren wijn uit Istria te
-laten drinken.
-
-Daarna werd de zieke rustiger. Hij keerde het aangezicht naar den
-muur en sliep in--toen stond zijn zoon zachtjes op en deed de deur
-open om de frissche lucht naar binnen te laten stroomen.
-
-Intusschen kwam Vrouwe Agnes en even daarna Vrouwe Barbara binnen,
-die eenige uren hadden geslapen en nu meester Albrecht kwamen aflossen.
-
-Hij weigerde echter en sprak vriendelijk: "Laat mij hier blijven,
-ik verlaat vader nu liever niet."
-
-En zoo bleven alle drie in de kamer zacht met elkaar fluisteren,
-om den kranke niet te storen. Er hingen in het zieke vertrek twee
-geschilderde portretten van den ouden meester Dürer. Beide waren door
-Albrecht gemaakt, het eene op het eind zijner leerjaren, toen zijn
-vader betrekkelijk nog in de kracht zijns levens was, en het andere
-bij zijn terugkomst uit den vreemde, om aan zijn vader te laten zien,
-wat hij daar had geleerd. Het laatste portret vertoonde het gelaat
-van een zeventigjarigen grijsaard, waarop de tijd zijn verwoestenden
-invloed had uitgeoefend, want het was vol rimpels en de oogen hadden
-een zeer vermoeide uitdrukking.
-
-Vrouwe Barbara had de portretten uit de woonkamer laten nemen, om
-ze in dit vertrek op te hangen. Nu viel haar oog op de beeltenissen
-en ze zuchtte diep, toen ze zei: "Ach, hoe broos en vergankelijk is
-toch het leven van den mensch!"
-
-Albrecht knikte haar toe en sprak na eenige oogenblikken: "Het
-lichaam vergaat tot stof en asch, maar de rechtvaardige blijft in
-gedachtenis. Mijn goede vader is steeds een deugdzaam, vroom man
-geweest, dat is zeker en niemand heeft dat in ruimer mate ondervonden
-dan ik. O, ik kan God niet genoeg er voor danken, dat Hij mij zulk
-een vader heeft gegeven, die altijd als een voorbeeld van deugd en
-vroomheid voor mijn oogen heeft gestaan en mij den goeden weg heeft
-leeren bewandelen."
-
-Vrouwe Barbara schreide zacht en na eenige oogenblikken begon ook zij
-haar man te prijzen; dankbaar herdacht zij, hoe goed hij altijd voor
-haar was geweest in hun lang huwelijksleven.
-
-Een beweging van den zieke trok aller aandacht tot zich; hij was
-ontwaakt en scheen iets te willen zeggen, want hij wenkte zijn zoon
-toe om dicht bij hem te komen en zijn hand in de zijne nemende, sprak
-hij: "Mijn zoon, ik voel dat ik ga sterven, en ik wilde u op het hart
-drukken, uw vrome, godvreezende moeder in haar ouderdom niet alleen
-te laten, haar, die altijd zulk een trouwe moeder voor u is geweest!"
-
-Albrecht boog zich over de klamme hand zijns vaders en drukte een
-kus er op. "Gij behoeft u niet ongerust te maken, lieve vader. Ik ken
-mijn plicht en zal dien met Gods hulp zoo goed als ik kan vervullen."
-
-Een dankbare blik uit zijns vaders oogen was zijn belooning.
-
-Maar op hetzelfde oogenblik werd de kranke weder onrustig en begon
-op nieuw te steunen; het moest dus wel een ontzettend pijnlijk
-lijden zijn, want tot nog toe had de grijsaard zijn smarten met
-onvergelijkelijk geduld en gelatenheid gedragen. Hij klaagde over
-brandende pijn in de ingewanden en wilde uit het bed komen, ijlende
-alsof hij door hersenkoorts werd geteisterd.
-
-Met groote moeite hield men hem in bed en trachtte de pijn te
-verzachten door warme doeken op zijn lichaam te leggen, maar het
-hielp niet veel en den geheelen dag hadden alle drie het zoo druk,
-dat er geen tijd overbleef om iets te nuttigen. Toen de avond viel
-kwam de zieke pas tot rust, hij begeerde te drinken en sliep daarna
-in. De beide vrouwen drongen er nu bij Albrecht op aan, dat hij naar
-zijn eigen kamer zou gaan om een weinig te slapen en nieuwe krachten
-voor den volgenden dag te verzamelen, en daar ook de natuur haar
-rechten eischte, gehoorzaamde de vermoeide man.
-
-Tot laat in den avond konden de beide vrouwen rustig bij elkaar
-blijven zitten, want de kranke verroerde zich niet. Toen richtte hij
-zich weer met een angstige kreet overeind en wilde het bed verlaten.
-
-Vrouwe Barbara gaf hem zijn zin, wischte het klamme zweet van zijn
-voorhoofd en toen hij om drinken vraagde, gaf Agnes hem een glas
-zoeten wijn.
-
-"Dat heeft mij goed gedaan!" zei hij en nu wilde hij weer naar
-bed worden gebracht. Nauwelijks lag hij weer in de kussens, of zijn
-gelaat onderging plotseling een groote verandering: zijn gelaatskleur
-werd geheel anders, zijn oogen zonken in de kassen en schenen reeds
-gebroken.
-
-De vrouwen schrokken, toen zij het bemerkten en ijlings stak Barbara
-een licht op, om dat aan het hoofdeinde bij den stervende te plaatsen,
-zooals toen het gebruik was. Zij wilde daarop de meid naar den kapelaan
-sturen, om den zieke van de Sacramenten der stervenden te voorzien,
-doch zij zag wel, dat het te laat was en daarom vervulde zij de plaats
-van den priester, maakte het teeken des kruises, vouwde de handen en
-sprak de woorden van St. Bernardus, het gewoone gebed der stervenden.
-
-Ondertusschen snelde de meid op een wenk van Vrouwe Agnes, die den
-zieltogende in haar armen hield, naar boven om meester Albrecht
-te roepen.
-
-In aller ijl kleedde hij zich aan en snelde in grooten angst de trap
-af. Toen hij echter de kamer in kwam, had zijn brave vader reeds
-den laatsten adem uitgeblazen en drukte Vrouwe Barbara den doode de
-oogen toe.
-
-Albrechts smart was groot en hij verweet zich bitter, dat hij het
-laatste uur had geslapen, maar zijn moeder trachtte hem te troosten
-met de woorden: "Stel u gerust, mijn zoon, want al waart gij hier
-geweest, dan zoudt gij hem het sterven toch niet gemakkelijker hebben
-kunnen maken dan het is geweest. Laten wij God danken, die hem zulk
-een zalig, kalm sterfbed heeft gegeven!"
-
-Daarop ging Albrecht naar het bed van den doode, keek langen tijd
-met eerbiedig gevouwen handen naar het vriendelijke, rustige gelaat
-en fluisterde biddend:
-
-"Ave, pia anima. Requiem aeternam da ei, Domine, et lux ei luceat
-perpetua!" [16]
-
-Het was de avond voor St. Mattheus van het jaar 1502 tegen middernacht
-dat de oude meester Dürer op vijf-en-zeventig jarigen leeftijd tot
-zijn vaderen werd verzameld.
-
-Den volgenden dag werd onder klokgelui en onder het geleide van het
-geheele goudsmidsgilde het lijk op het Sebalduskerkhof ter aarde
-besteld. Van het hoogaltaar werd de zielmis gelezen en aan de armen
-der stad werd brood uitgedeeld. Gedurende drie dagen bleef het zwart
-fluweelen lijkkleed op het graf uitgespreid en brandden daarop twee
-kaarsen, die door houten kasten tegen den wind werden beschut, terwijl
-twee geestelijke zusters den geheelen dag bij het graf bleven om
-lijkzangen te zingen en te bidden voor de ziel des afgestorvenen. Dit
-alles gebeurde op verlangen van Albrecht, die hiermee zijn vader de
-laatste eer wilde bewijzen en toen hij en zijn betrekkingen na den
-lijkdienst waren teruggekeerd, nam hij de zorg voor zijn moeder en
-zijn jongsten, twaalfjarigen broeder Hans geheel op zich, zooals hij
-zijn vader had beloofd en zooals zijn eigen hart hem ingaf.
-
-Zijn broeder Andreas evenwel nam ransel en staf op en trok de wijde
-wereld in.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XV.
-
-TOT GROOTER VOLKOMENHEID.
-
-
-Meermalen had Keurvorst Frederik de Wijze Neurenberg bezocht en
-dikwijls had hij meester Dürer met een bezoek vereerd.
-
-Het eerste altaarstuk, dat de keurvorst bij hem had besteld,
-voldeed zoo goed, dat hij hem eenige jaren later een tweede voor de
-Allerheiligenkerk opdroeg.
-
-En nu--in het begin van het jaar 1504--kwam voor de derde maal uit
-Wittenberg de opdracht aan meester Dürer, om een schilderij te leveren
-ter versiering van dezelfde kerk en hij ging terstond aan het werk. De
-eene maand na de andere verliep; Dürer schilderde met de uiterste
-zorgvuldigheid en de grootste toewijding, zoowel de hoofdfiguren als
-de geringste onderdeelen.
-
-Toen het in Neurenberg bekend werd, dat het groote altaarstuk zijn
-voltooiing naderde, werd Dürer dikwijls gestoord door nieuwsgierigen,
-die het wilden zien, want Pirkheimer en de beide gezellen hadden
-verteld, dat de meester zich zelf had overtroffen en daardoor wederom
-een schrede tot het volkomene in de kunst was genaderd.
-
-Allen, die het zagen, konden zich overtuigen dat die lofspraak niet
-overdreven was. Het stuk stelde de aanbidding der Wijzen voor. Links
-zit de Maagd Maria in een licht blauw gewaad met witten sluier en
-houdt het kind Jezus op haar schoot. De uitdrukking van haar gelaat
-is onvergelijkelijk lieftallig, heilig en vredig. Diep bewogen en
-met velerlei aandoeningen naderen de Wijzen uit het Oosten, gekleed
-in gewaden, schitterend van goud, en het is alsof met hen de geheele
-natuur in aanbidding ligt verzonken. Geen aureool omgeeft Maria en het
-Kind, maar het lichte, zonnige groen op den achtergrond doet beiden
-nog beter uitkomen dan zulk een krans van licht het zou kunnen doen.
-
-Iedereen was onder de bekoring van dit kunstwerk--men zag, dat het
-iets heel bijzonders was en dat geen van meester Dürers werken zoo
-hoog stond. Was 't het schoone coloriet, het gevoelige der teekening,
-de teedere, fijne penseelbehandeling, de wondere harmonie in de
-groepeering, de groote eenvoud en verheven rust, die over het geheel
-lag verspreid, wat zulk een overweldigenden indruk maakte? Neen,
-niet één dezer kwaliteiten alleen, maar dit alles te zamen was de
-reden van de groote bekoring, die het uitoefende.
-
-Hoe was meester Dürers kunst nu op eenmaal tot zulk een hoogte
-gestegen?
-
-Sedert geruimen tijd had zich te Neurenberg een Venetiaansch kunstenaar
-gevestigd, Jacopo de Barbari geheeten, wiens kunst hoog werd geroemd.
-
-Eerzucht en naijver hadden hem uit de stad der lagunen verdreven. Hij
-kon niet dulden zijn roem met andere kunstenaars te moeten deelen
-en hij vond het onverdragelijk door anderen in de schaduw te worden
-gesteld. Hij hoopte in Duitschland, door de hoogte waarop hij stond,
-onbetwist een eerste plaats in te nemen.
-
-Toch wilde hij niet gemakkelijk zijn triomfen behalen en daarom koos
-hij een plaats, waar hij gelegenheid had een reeds gevierd kunstenaar
-te overschaduwen. Zijn hoop werd dan ook vervuld. Evenals Ceasar
-kon hij zeggen: Veni, vidi, vici [17], en in een oogwenk waren de
-Neurenbergers zoozeer onder zijn invloed gekomen, dat zij bijna de
-Duitsche kunst vergaten om de vreemde te huldigen. Het was waar,
-dat de fijnheid en gevoeligheid van het coloriet, het liefelijke en
-sierlijke der teekening en de bekoorlijke uitdrukking, die hij in het
-gelaat wist te leggen, hem aller bewondering waardig maakte. Daarbij
-vergeleken scheen de Duitsche kunst hard en ruw, stijf en koud.
-
-Meester Jacopo werd bij de aanzienlijkste families gaarne ontvangen;
-men betwistte elkaar de eer van zijn gezelschap, men zwaaide hem
-onmatigen lof toe, en overlaadde hem met geschenken en eerbewijzen. Het
-aantal bestellingen was overweldigend groot, want alle aanzienlijke
-jonkvrouwen bestormden zijn atelier om haar portret te laten maken.--
-
-Albrecht Dürer zag welke triomfen de vreemde indringer behaalde,
-hij hoorde de overdreven loftuigingen en werd voortdurend stiller.
-
-Was gekrenkte eerzucht, of verterende naijver de oorzaak, dat hij zoo
-stil en in zich zelf gekeerd was? Neen, want zijn edel hart kende
-dergelijke gewaarwordingen niet. Hij zelf behoorde tot hen, die
-meester Jacopo bewonderden en prezen in alle oprechtheid en zonder
-een zweem van huichelarij en na eenigen tijd, nadat hij in stilte
-had toegezien en nagedacht, ging hij naar den vreemden kunstenaar
-in allen ootmoed en nederigheid, zonder zich te laten afschrikken
-door den nederbuigenden toon, waarop deze, door de volksgunst zoo
-hooggeplaatste en verwende man, tot hem sprak--en de macht van Dürers
-edele en nederige persoonlijkheid bleef niet zonder invloed op dezen
-hoogmoedige, wien hij achting afdwong.
-
-Het was de wensch om te leeren, die hem naar meester Jacopo had
-gedreven. De drie-en-dertigjarige kunstenaar, wiens naam op aller
-lippen was, achtte zich niet te hoog bij den vreemden meester in de
-leer te gaan.
-
-Vóór dien tijd had hij nog een andere school doorloopen, die des
-lijdens. Een zware krankheid had hem bezocht en daardoor had hij
-gelegenheid gehad zich in ernstige overdenkingen te verdiepen. En
-evenals dit zelfonderzoek zijn hart gelouterd en geheiligd had,
-zoo was het ook niet zonder invloed op zijn geest gebleven; zijn
-genie had nieuwe openbaringen ontvangen en door de grootte van zijn
-lichamelijk lijden waren zijn scheppende krachten toegenomen. Deze
-vooruitgang openbaarde zich in de wijze, waarop Dürer nu het
-menschelijk gelaat opvatte en uitvoerde. Had tot nu toe de Duitsche
-kunst zich vergenoegd met het eenvoudig weergeven der lijnen en trekken
-zonder de stemming van het gemoed uit te drukken, nu legde hij in zijn
-portretten duidelijk en helder de stemming der ziel. Daardoor wordt het
-geheele gelaat bezield, men kan zien welke gewaarwordingen de mensch
-ondervindt, wat hem aandoet, wat hij gevoelt en welken strijd hij
-doorleeft; het is alsof men de haren ziet trillen, alsof de lippen
-zich bewegen en de oogen schitteren en glinsteren.--Toen hij nog
-zeer ziek was, had hij een Christuskop geschilderd zooals nooit te
-voren: het hoofd van den gestorven Heiland met de doornenkroon, met
-gesloten oogen en geopenden mond en een uitdrukking van onmetelijke
-smart over het geheele gelaat verspreid. Wat Dürer zelf in zijn
-bitter lijden had ondervonden, trachtte hij weer te geven met het
-penseel en daardoor kwam hij tot het schilderen der ziel, een door
-lijden verkregen talent, dat hij na zijn herstel in een groot aantal
-werken openbaarde, zonder ze evenwel reeds aan het groote publiek te
-laten zien. Hiertoe behoorde voornamelijk het lijden van Christus,
-dat hij met de pen en het penseel op groen getint papier in twaalf
-afbeeldingen had weergegeven en daarna een serie houtsneden, het leven
-van Maria voorstellende van haar geboorte tot haar hemelvaart. Deze
-afbeeldingen hadden een groote bekoorlijkheid voor den beschouwer;
-de kunstenaar had hierdoor een snaar aangeraakt, die in elk Duitsch
-hart een weerklank moest vinden, want deze teekeningen waren de
-verheerlijking van het familieleven, de lof van het huwelijk, als
-een heilige, door God geordineerde en gezegende staat,--in het kort,
-het was wederom een predicatie tot het Duitsche volk, zooals vroeger
-de door hem geïllustreerde Openbaring van Johannes.
-
-Dürer had dus in de school des lijdens veel geleerd; maar hij was er
-ver van te gelooven, dat hij nu niets meer behoefde te leeren en in den
-vreemden kunstenaar zag hij juist een leermeester met wiens onderricht
-hij weder in een ander opzicht zijn voordeel zou kunnen doen.--
-
-Langzamerhand verminderde de koelheid van Jacopo tegenover den
-Duitschen schilder. Hij werd vriendelijker tegen hem, doch verloor
-een zekere terughoudendheid niet uit het oog, toen hij bemerkte,
-dat het Dürer te doen was om van hem te leeren. Hij zag heel goed hoe
-uitstekend begaafd de Duitscher was en hij vreesde in stilte, dat Dürer
-hem in zijn kunst zou ter zijde komen of misschien wel overtreffen.
-
-Vooral wilde hij angstvallig het geheim van de wijze, waarop hij
-het menschelijk figuur wist af te beelden, en waarop hij zich zoo
-beroemde, voor Dürer verborgen houden. Hij deed het namelijk voorkomen,
-alsof hij geen modellen noodig had, maar alsof hij door zijn grondige
-kennis der anatomie en de door hem opgemaakte theorie, die hij uit
-den canon der verhoudingen van het menschelijke lichaam had geput,
-dit in zijn grootste schoonheid kon weergeven.
-
-Hoe gaarne had Dürer dit ook gekund! Maar spoedig moest hij de
-oprechtheid van den vreemdeling wel in twijfel trekken, toen hij bij
-toeval hoorde, dat hij, bij het weergeven der menschelijke gestalte,
-nu en dan het levend model had gebruikt en het bleek dus duidelijk,
-dat zijn scheppingsvermogen en anatomische kennis niet voldoende waren,
-om hem in staat te stellen het ideaal der menschelijke schoonheid in
-beeld te brengen.
-
-Niettemin leerde Dürer door zijn omgang met meester Jacopo en door
-het bestudeeren van zijn werken, de gebreken die hij in zijn eigen
-werk had ontdekt, overwinnen en daardoor zijn kunst tot grootere
-volmaking brengen, want hij was er verre van, zich tevreden te stellen
-met hetgeen hij kon en liet zich door de grootste loftuitingen niet
-in slaap maken, om op de geplukte lauweren uit te rusten, maar hij
-streefde voortdurend naar hooger.
-
-Het werd dan ook spoedig openbaar welke nieuwe kunde hij had
-verkregen. 't Waren slechts kleine stukken, oefeningen en studies, die
-uit zijn werkplaats kwamen, maar de kenners waren één en al verbazing
-en bewonderden de vorderingen, die hij had gemaakt vooral in het
-dierengenre, dat hij tot nu toe bij het landschap had achtergesteld.
-
-Zoo had hij een haas geschilderd, die aller bewondering verdiende. Het
-vel was zoo natuurgetrouw weergegeven, dat men bijna in verzoeking kwam
-het eens te bevoelen, om zich te overtuigen, dat het geschilderd was en
-niet een werkelijk hazevel. Even groot opzien baarde een levensgroote
-hertekop, door een pijl getroffen en met gebroken oogen, en een ruiker
-viooltjes, waaraan slechts de geur ontbrak, om voor levende bloemen
-te kunnen worden gehouden.
-
-Door deze kunstwerken trok Dürer weer aller aandacht tot zich en
-begrepen de Neurenbergers, dat men niet naar het buitenland behoefde
-te gaan, om een volmaakt kunstenaar te aanschouwen, maar dat die in
-de naaste omgeving was te vinden. Ja, het werd zelfs door enkelen
-luide verkondigd, dat meester Dürer den Italiaan Jacopo overschaduwde
-en deze fronste het voorhoofd, toen hij moest ondervinden, dat de
-geestdrift voor hem meer en meer verkoelde.
-
-En nu was Dürer aan het schilderen aan het groote altaarstuk, dat een
-vorst van hem begeerde: "de aanbidding der Wijzen" en toen daaraan de
-laatste hand was gelegd, ging er in Neurenberg slechts één kreet op:
-de Duitsche kunst overtreft die van anderen en Albrecht Dürer is
-de eerste aller meesters! De zachtheid der lijnen, die bij Jacopo
-in weekheid ontaardde, was bij Dürer met kracht gepaard en het
-schitterende coloriet, dat bij den Italiaan niet van overdrijving
-was vrij te pleiten, behield bij Dürer de juiste maat en deed het
-oog aangenaam aan inplaats van het te verblinden. --
-
-Meester Dürer ontving uit Wittenberg een ruime belooning niet alleen in
-klinkende munt, maar op verzoek van den kunstenaar was er een bijzonder
-mooi gewei bijgevoegd, dat de eereplaats in het staatsievertrek kreeg
-en door allen werd bewonderd, vooral door Wilibald Pirkheimer, die
-zijn vriend dit kostbare stuk bijna benijdde.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XVI.
-
-EEN DUBBEL AFSCHEID.
-
-
-Op een kouden, vochtigen Octoberavond van het jaar 1505 hield voor
-Dürers huis een logge koets stil, waaruit een jonge man steeg in een
-reismantel gehuld.
-
-"Schäufelein!" klonk het vroolijk uit een raam van de eerste verdieping
-van Vrouwe Agnes' lippen, toen zij den bezoeker herkende.
-
-Deze gaf den knecht last om voor zijn koffer te zorgen en trad snel
-naar binnen. Hij werd hartelijk verwelkomd; vier weken was hij in
-Frankfort geweest om Dürers schilderijen op de jaarmarkt te koop aan
-te bieden.
-
-"De lieve heiligen zijn geprezen," riep hij, "dat ik u allen in
-gezondheid mag terugzien en de doodsengel uw huis is voorbijgegaan. Ik
-heb heel wat angst om u uitgestaan, want in Frankfort ging de mare,
-dat de pest hier dagelijks veel offers eischte."
-
-"Ja, God heeft ons genadig gespaard," antwoordde Dürer, "terwijl
-rondom ons menig huis door den dood is bezocht. Wat ben ik verheugd
-en dankbaar, dat God u in welstand bij ons heeft teruggebracht."
-
-Hans, meester Albrechts broeder, hielp den gezel zich van zijn
-reismantel ontdoen; Vrouwe Barbara ging naar den knecht en Vrouwe
-Agnes liep naar de keuken, om voor het avondeten te zorgen.
-
-Spoedig werd de koffer binnengebracht en hielp Hans von Kulmbach,
-die uit de werkplaats kwam aangeloopen, Schäufelein om dien leeg
-te maken. Dit kostte weinig moeite, want al was hij vol geweest,
-toen Schäufelein vertrok, nu waren er slechts enkele stukken in,
-die niet waren verkocht. Daardoor was de som gelds, die hij uit den
-lederen buidel op de tafel schudde, ook zeer belangrijk en Dürer
-betuigde zijn hartelijken dank aan zijn trouwen zaakwaarnemer, wien
-hij tegelijkertijd zijn deel van de opbrengst toeschoof.
-
-"Ik zou in nog vroolijker stemming zijn thuis gekomen," sprak
-Schäufelein, "als ik niet de onaangename ondervinding had moeten
-opdoen, dat er vele schurken zijn, die hun dievenhanden naar uw
-eigendom uitsteken. Het zijn geen struikroovers, die ons onderweg
-hebben aangevallen, maar op de jaarmarkt heb ik een andere soort
-dieven leeren kennen; gij weet wel, wat ik bedoel."
-
-"De nadrukkers?" vraagde Dürer snel.
-
-"Ja, juist," knikte Schäufelein met gefronste wenkbrauwen. "Wat baat uw
-monogram, waarmee gij sedert acht jaren uw werken onderteekent? [18]
-Het beveiligt ze niet voor namaak, want die schelmen maken er geen
-gemoedsbezwaar van, om ook dat er bij af te drukken en daarmee de
-koopers te bedriegen."
-
-"Het spijt mij zeer, dat te hooren," sprak Dürer halfluid. "Dieven
-worden opgehangen, doch zulke schurken, die zich toch ook het eigendom
-van anderen toeeigenen, laat men ongestoord hun schandelijk bedrijf
-uitoefenen. Ik zou gaarne eens een hooggeplaatst, invloedrijk man
-willen vragen om mij daartegen te beschermen; maar het is de vraag
-of zijn invloed daartoe in staat is."
-
-"Ja, dat is vergeefsche moeite," meende Schäufelein, "al kondt gij
-u tot den keizer wenden, dan zou het nog niets baten. Zelfs in de
-Nederlanden haalt men zulke boevenstreken uit; want in Antwerpen
-woont er een, die kopergravuren heeft gemaakt naar uw houtsneden uit
-de openbaring van Johannes."
-
-In hevige opgewondenheid liep Dürer met groote schreden het vertrek
-op en neer:
-
-"Het ontstemt mij erg! Weet gij wie het is?"
-
-"Och, al wist ik het, het zou toch niets baten," klaagde
-Schäufelein. "Ik heb trouwens getracht hem op te sporen, doch toen
-hij het bemerkte, heeft hij zich gauw uit de voeten gemaakt." Dürer
-haalde de schouders op. "Laten we ons verder niet bekommeren om den
-dief, die toch niet gelukkig met zijn roof kan zijn, want gestolen
-goed, gedijt niet. Aangenamer is het u te vertellen, hoe het mij in
-uw afwezigheid is gegaan."
-
-Hij werd gestoord door Vrouwe Agnes, die hen uitnoodigde om aan het
-avondeten te komen. Na het gebed, dat door het hoofd des huizes werd
-uitgesproken, zei Dürer tot Schäufelein: "Gij weet wel, dat verleden
-winter het Duitsche handelshuis bij de Rialtobrug te Venetië een prooi
-der vlammen is geworden. Nu heeft in Juni van dit jaar de Signoria
-[19] op aandringen der Duitsche kooplieden besloten het nieuw te
-bouwen huis aan een Duitschen meester, Hieronymus van Augsburg,
-op te dragen. En daar de St. Bartolomeuskapel, bij het handelshuis
-behoorende, een groot altaarstuk noodig heeft, hebben de Duitsche
-kooplieden eveneens weten door te zetten, dat dit door een Duitscher
-zou worden uitgevoerd en ziet ge, daarvoor heeft men den Neurenberger
-Albrecht Dürer uitgekozen."
-
-Schäufeleins oogen schitterden van voldoening en zijn hand, die juist
-een stuk rookvleesch naar den mond wilde brengen, kwam niet tot haar
-bestemming. "O, dat is heerlijk! En wat verheug ik mij in de eer, die
-u te beurt valt! Geluk er mee, Meester! Hartelijk geluk gewenscht! En
-gaat gij gauw?"
-
-Eenige oogenblikken bleef Dürer, zonder iets te zeggen, voor zich uit
-staren; toen sprak hij: "Mijn hart trekt mij naar dat zonnige land
-en die heerlijke stad, die ik reeds eenmaal mocht aanschouwen, en ook
-is de verzoeking groot om zooals vele anderen de vreeselijke ziekte,
-die hier heerscht, te ontloopen, maar de angst om hen, die ik moet
-achterlaten, doet mijn hart onrustig kloppen en houdt mij tegen. De
-Heer geve, dat de sterfte spoedig moge verminderen, dan is het mijn
-plan met de eerste gelegenheid de beste naar Italië te reizen. Maar ik
-wil niet alleen er op uittrekken zooals toen ik als gezel de wereld
-in ging, maar ik zal mij aansluiten bij een handelskaravaan. Zulk
-een jonge gezel zonder één cent op zak lieten de struikroovers en
-dieven wel ongestoord verder gaan, maar nu kon het wel eens zijn,
-dat die schelmen lust kregen om hun handen uit te strekken naar de
-schat, die ik van plan ben mee te nemen; want ik reken er op een
-groot aantal mijner schilderijen te Venetië in goud om te zetten."
-
-Nu mengde Vrouwe Agnes zich in het gesprek: "Mijn lieve man, is het
-bezorgdheid voor de uwen, die u verhindert aan de eervolle opdracht
-gevolg te geven? Maar zijt gij dan de Voorzienigheid, die door uw
-bijzijn hen voor nood en dood kan bewaren? Het eenige, wat wij in dezen
-moeilijken tijd kunnen doen, is bidden en ons in 's Heeren bescherming
-aanbevelen. Nu dat kunt gij te Venetië even goed als hier. Ons leven
-is in Gods hand en ons hart kan rustig zijn in den Heer."
-
-Dürer keek zijn vrouw aan met een blik waarin dank en ook achting voor
-haar groot Godsvertrouwen lag opgesloten, maar ook een stille vrees
-bij de gedachte: indien het eens in Gods raad was besloten een der
-mijnen tijdens mijn afwezigheid op te eischen dan zou ik zijn laatsten
-zucht niet kunnen opvangen en zijn oogen niet toedrukken. Hij durfde
-deze gedachte evenwel niet uitspreken; het was alsof hij zich schamen
-moest tegenover het onbeperkte Godsvertrouwen zijner vrouw. Schäufelein
-maakte van zijn stilzwijgen gebruik om, evenals Vrouwe Agnes, er op
-aan te dringen, dat hij zich tegen de reis naar Venetië niet langer
-zou verzetten.
-
-Dürer keek den spreker ernstig aan, en er was zelfs eenige verlegenheid
-in zijn blik, toen hij zei: "Er is nog iets, dat mij tegen de reis doet
-opzien. Als ik eenmaal weg ben, zal ik zoo spoedig niet terugkeeren,
-want het groote schilderij, dat men van mij verlangt, zal veel tijd
-vorderen, en daarbij hoop ik ook van de Italiaansche meesters nog wat
-te leeren. Daarom zal ik wel verplicht zijn, mijn werkplaats te sluiten
-en u te ontslaan, mijn goede gezellen, wat mij niet weinig moeilijk
-valt, want gij hebt mij altijd trouw gediend en ter zijde gestaan."
-
-Het was duidelijk op de gezichten der gezellen te lezen, dat hun
-dit weinig aanstond; zij zagen elkaar teleurgesteld en vragend
-aan. Zij waren op zoo iets in het geheel niet voorbereid en het speet
-Schäufelein, dat hij zoo op de reis had aangedrongen.
-
-Dürer las hun gedachte en vervolgde: "Waarlijk, gij zijt nu lang
-genoeg bij mij in de werkplaats geweest en het komt mij bijna zeer
-zelfzuchtig voor, dat ik u zoo lang in mijn dienst heb gehouden,
-daar het toch wel uw wensch zal zijn ook bij andere meesters te
-leeren. Daarom wil ik niet aan mij zelf denken en mij om uwentwil
-verheugen, dat gij nu daartoe de gelegenheid hebt."
-
-Hans von Kulmbach, die gewoonlijk stil en in zich zelf was gekeerd,
-richtte nu het woord tot Dürer en sprak: "De tijd, dien wij bij u zijn
-geweest, is ons als een droom voorbijgegaan en het zal lang duren,
-voordat wij op onze omzwervingen in de wereld een meester vinden, die
-ons zulk voortreffelijk onderwijs kan geven en wiens vriendelijkheid
-ons zulke goede dagen zal doen beleven."
-
-Ook Schäufelein sprak in denzelfden geest, hij hield niet op Dürer
-dank te zeggen voor alles, wat zij in zijn huis hadden ontvangen en
-kwam eindelijk weer op zijn aandringen terug. Zoo werd het gesprek,
-dat eenigszins treurig was geworden, langzamerhand weer vroolijker
-en de dischgenooten zaten na het dankgebed nog lang gezellig samen
-te praten.--
-
-Vijf weken later stond voor Dürers huis een opgetuigd rijpaard, beladen
-met een zwaar valies, ongeduldig te trappelen, want het wachten duurde
-lang bij de felle koude, die den adem uit zijn neusvleugels verstijfde,
-waardoor zijn kop in een waas werd gehuld.
-
-Daar binnen duurde het afscheid lang. Het kostte meester Dürer reeds
-moeite te scheiden van zijn gezellen, die ook hun ransel hadden
-aangegord, maar het was alsof zijn hart zou breken, toen hij voor
-het laatst zijn lieve vrouw, zijn goede moeder en zijn broertje in
-de armen sloot.
-
-Met zijn moeder had hij eerst nog een zonderling geschil over Hans
-gehad. Hij had hem gaarne willen meenemen op reis, omdat hij het voor
-den zeventienjarigen knaap, die zich ook aan het schilderen wilde
-wijden, nuttig oordeelde onder zijn toezicht en leiding iets van de
-wereld te zien en de Italiaansche taal te leeren; maar zijn moeder
-kon er niet toe besluiten om zich van den laatsten zoon, die haar
-van haar kinderen overbleef, te scheiden en wist van haar Albrecht
-te verkrijgen, dat hij alleen zou vertrekken.
-
-Meester Dürer reed de straat "onder de veste" genaamd uit, vandaar
-naar de Heerenmarkt, waar hij ophield bij het huis van Pirkheimer. Hij
-moest van zijn vriend nog afscheid nemen en hem dank zeggen voor het
-voorschot, dat hij den reiziger had gegeven, omdat deze met het oog
-op zijn vermoedelijk lange afwezigheid een welvoorzienen buidel bij
-zijn familie moest achterlaten.
-
-Nu gaf hij zijn paard de sporen en reed over de Barrevoetersbrug
-naar het Lorenzerplein en vandaar naar de Vrouwepoort, waar de vijf
-wagens met koopwaar en zijn eigen kunstwerken reeds gereed stonden,
-omgeven door de vijf kooplieden te paard en twaalf gewapende, stevige
-dienaars, die de karavaan moesten beschermen.
-
-Onder de zegenbeden van hen, die er om verzameld stonden, stelde
-de stoet zich in beweging en vroolijk hinnikten de paarden op dezen
-kouden, helderen morgen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XVII.
-
-NOGMAALS TE VENETIË.
-
-
-Op een heerlijken, warmen dag in Februari van het jaar 1506 lag op
-het balkon van haar paleis op het Marcusplein, Signora Bella, de
-echtgenoot van den Markies Rinaldi, uitgestrekt op een zacht rustbed
-om met volle teugen de frissche, versterkende voorjaarslucht in te
-ademen. Zij was herstellende van een maandenlange, ernstige ziekte
-en verwachtte van den zonneschijn een snellere genezing.
-
-Naast haar stond een vrouwelijke bediende, die haar het nieuws
-uit de stad moest vertellen, want nadat zij langen tijd in niets
-belangstelling had getoond, begon de Signora zich nu weer voor de
-buitenwereld te interesseeren.
-
-Men vernam het geluid van naderende voetstappen en op het balkon
-verscheen een grijsaard met een langen, witten baard en een edele,
-indrukwekkende gestalte. Het was de oom der Signora en tevens
-haar vaderlijke vriend, van wien zij in haar ziekte de hartelijkste
-deelneming had ondervonden en die bijna dagelijks in dezen lijdenstijd
-haar tot troost was geweest.
-
-Zijn gelaat helderde op, toen hij zag hoeveel belangstelling de zieke
-toonde in de mededeelingen van haar ondergeschikte en hij uitte zijn
-blijdschap op hartelijke wijze. Achter hem stond een lakei met een
-portefeuille, die hij van hem overnam en bij de Signora bracht. "Ik
-heb iets voor u meegebracht, dat u eenige oogenblikken aangenaam zal
-bezig houden, lieve Bella. Het is langen tijd geleden, dat gij u voor
-de kunst hebt geïnteresseerd."
-
-"O, dank u, beste oom," antwoordde Bella en zij strekte haar kleine,
-magere, wasbleeke hand uit naar de portefeuille, waarin een reeks
-kopergravuren geborgen waren, die in volgorde het leven van Maria
-weergaven.
-
-Reeds bij het eerste blad, dat de weigering van Joachims offer
-door den hoogepriester voorstelde, begonnen Bella's oogen te
-schitteren en uitte zij een kreet van verrukking; "O, hoe prachtig,
-hoe bekoorlijk!" Haar ingenomenheid nam bij elke afbeelding toe en
-zij kon haar oogen niet afwenden van die gravuren, welke de rust van
-de heilige familie in Egypte te zien gaven, een afbeelding van het
-reinste, gelukkigste familieleven, dat de bannelingen de smart over de
-scheiding van hun geboortegrond scheen te kunnen doen vergeten. Zij
-genoot van den aanblik van Maria, gezeten met haar spinnewiel bij de
-wieg van haar beminnelijk kind, van den ouden Jozef, die ijverig zit
-te arbeiden voor het dagelijksch brood der zijnen, en vooral van de
-allerliefste engeltjes, die druk bezig zijn om de spaanders in een
-mand te verzamelen en van wie één ondeugend genoeg is geweest om zich
-met Jozefs hoed te tooien.
-
-Geheel andere gewaarwordingen werden in Bella gewekt, toen zij kwam
-aan de afbeelding van Jezus' afscheid van Zijn moeder, voordat Hij Zijn
-laatste reis naar Jeruzalem ondernam, en waarop de Heer met hemelschen
-vrede op het gelaat en met heiligen moed om den dood tegemoet te gaan,
-nog eenmaal Zijn moeder, die aan de deur vol smart ligt neergezonken,
-zegent.
-
-Bella was diep ontroerd en twee groote tranen blonken in haar
-oogen. Nog nooit had zij iets aanschouwd, dat zoo aangrijpend
-schoon was.
-
-"Ik dank u, beste Oom, voor dit genot," zeide zij dankbaar, nadat zij
-het laatste blad had bekeken. "Van wien zijn deze onvergelijkelijk
-schoone gravuren?"
-
-"Raimondi Marcantonio heeft ze op koper gegraveerd," antwoordde
-de grijsaard, die met stille vreugde en voldoening had opgemerkt,
-dat zij, die hem zoo lief was, weder in iets belangstelling koesterde.
-
-"Gegraveerd?" vraagde Bella. "Ze zijn uitstekend gegraveerd; maar wie
-heeft de teekeningen ontworpen? De kunstenaar, die dat heeft gedaan,
-vindt zijn gelijke niet."
-
-Haar oom kwam een weinig dichter bij haar zitten en sprak glimlachend:
-
-"Mijn doel was niet alleen om u deze platen te laten zien, maar ik
-wilde u ook iets vertellen. Deze gravuren hebben in de stad heel wat
-opzien gebaard en zijn de oorzaak, dat Marcantonio voor het gerecht
-is gedaagd."
-
-"Voor het gerecht?" vraagde de Signora met klimmende belangstelling.
-
-"Ja," antwoordde haar oom, "Marcantonio is een dief, die zich
-het bezit van anderen heeft toegeëigend; hij heeft deze platen,
-die oorspronkelijk in houtsneden zijn verschenen, in koper
-nagegraveerd. Zie, hier is het monogram van den ontwerper der
-houtsneden!"
-
-Bella bekeek de letters zonder iets te zeggen.
-
-Toen vervolgde haar oom: "Weet gij niet wiens naam het is? Maar dat
-zou ook moeilijk gaan, want het is reeds zoo lang geleden, dat gij den
-kunstenaar, die zich met A. D. onderteekent, hebt gezien. Gij waart
-toen nog ongehuwd. Het is de naam van een Duitsch kunstenaar -- -- --."
-
-"Albrecht Dürer!" riep Bella uit en een flauwe blos kleurde haar
-bleeke wangen. "O, van hem zijn deze heerlijke kunstwerken! -- --
--- Ziet gij wel, Oom, dat ik zeer juist heb gezien, wat er in dien
-man was; mijn profetie heeft zich bewaarheid! Albrecht Dürer is een
-ongeëvenaard kunstenaar! Hoeveel heb ik niet reeds gezien op het gebied
-der kunst, doch nooit heeft iets daarvan mij zulk een genot verschaft,
-nooit heeft iets mij zoo getroffen als deze heerlijke kunst. Wat
-zijn onze schilders bij hem vergeleken! Zooveel innig gemoedsleven,
-als hierin ligt uitgedrukt, zoekt men tevergeefs bij hen. Men zegt
-van de Duitschers: dat hun hart even warm is als de dampkring, waarin
-zij leven, koud is. En nu zie ik, dat het waar is."
-
-"Dat ben ik met u eens, mijn lieve Bella," antwoordde haar oom.
-
-"Ook ik ben verrukt van deze platen en het andere werk, dat ik van
-hem zag, vond ik ook zoo bijzonder mooi."
-
-"Waar woont Meester Dürer tegenwoordig?" vraagde Bella. "In zijn
-geboorteplaats Neurenberg?"
-
-"Ja," antwoordde haar oom, "daar heeft hij zijn werkplaats, maar op
-dit oogenblik -- -- -- -- ."
-
-Eensklaps hield hij op en vraagde zich af of het de zieke niet te
-veel zou opwinden, als hij haar het verdere mededeelde--doch toen
-hij Bella's dringenden, vragenden blik op zich gevestigd zag, ging
-hij voort haar te zeggen, dat Meester Dürer op dit oogenblik te
-Venetië vertoefde, om op verlangen der Signoria voor de vernieuwde
-St. Bartolomeuskapel een groot altaarstuk te schilderen.
-
-De Signora richtte zich op van haar rustbank en liet zich door haar
-kamenier een kussen tot steun in den rug geven, alsof zij in die
-houding beter kon luisteren.
-
-"Is hij te Venetië? In mijn onmiddellijke nabijheid?" zeide zij. "O
-hoe gaarne zou ik dien heerlijken kunstenaar nog eens terugzien! Hij
-moet nu een man in de volle kracht zijns levens zijn."
-
-"Hij is vierendertig jaar," zeide haar oom. "Zijn uiterlijk alleen
-reeds trekt de aandacht. Men voelt eerbiedige bewondering, wanneer
-men hem ziet. En dan daarbij zijn edel karakter en zielenadel! Men
-voelt zich geneigd hem met ontbloot hoofd te naderen."
-
-"Maar wat is nu het geval met Marcantonio?" vraagde de Signora. "Gij
-zeidet, dat hij voor het gerecht staat."
-
-Haar oom knikte bevestigend. "Eindelijk is het meester Dürer gelukt
-een der vele schurken machtig te worden, die hun handen naar zijn
-eigendom uitsteken en zijn werken nadrukken of graveeren."
-
-"Zou de Signoria hem tegenover onzen stadgenoot recht doen
-wedervaren?" vraagde Bella beschroomd.
-
-"Maak u daarover niet ongerust, mijn kind!" verzekerde haar
-oom. "Dürer is bij de Signoria, evenals bij ieder hier in de stad,
-in hooge achting. Dagelijks krijgt hij in zijn werkplaats dicht bij
-het Duitsche handelshuis, zooveel bezoekers alsof het een bedevaart
-naar een wonderdoend beeld der heilige Maagd gold. Ook beijveren
-onze kunstenaars zich hem te bezoeken en met lof te overladen, al
-is dat misschien niet altijd even oprecht gemeend. De besten van
-hen zijn waarlijk zijn vrienden, doch de kleingeestigen vergaan van
-jaloerschheid, vitten en trachten gebreken op te sporen, terwijl zij
-in stilte zijn werken navolgen."
-
-"Die ellendigen!" zei Bella toornig, "en hoe houdt Dürer zich
-daaronder?"
-
-"Hij let niet op hen," antwoordde haar oom, "en zijn edel hart, waarvan
-al het lage en gemeene zoo ver is verwijderd, bemerkt ook dikwijls hun
-kwaadwilligheid niet. Hij stelt er zich tevreden mee door de anderen
-te worden gewaardeerd. 't Is een wonder, dat hij onder al den lof,
-dien men hem toezwaait, en de eer, die hem wordt bewezen, zoo kalm
-en nederig blijft."
-
-"Ja, ja," riep de Signora uit, "Albrecht Dürer is een voortreffelijk
-man met een nederig gemoed, dat heb ik wel gemerkt. Hoe ver is hij
-met zijn altaarstuk gevorderd?"
-
-"Hij is nog bezig aan de studies, die vooraf noodig zijn," antwoordde
-haar oom, "en het zou ook niet anders mogelijk zijn, want elken dag
-verdringt men zich zoozeer om hem, dat hij nauwelijks tijd tot arbeiden
-kan vinden. Onlangs nog zeide hij mij, dat hij zich nu en dan eens
-onzichtbaar moest maken, omdat men hem al te lastig viel en hij niet
-tot zich zelf kon komen. Ik kan mij begrijpen, dat al die eerbewijzen,
-waarmee de aristocratie hem overlaadt, hem gaan vervelen. Vooral vindt
-hij het onaangenaam zoo dikwijls te worden uitgenoodigd op gastmalen
-en feesten, daar dat zooveel van zijn kostbaren tijd vergt. Het liefst
-ontvangt hij Giovanni Bellini, van wien hij den eersten keer, dat hij
-te Venetië was, zooveel heeft geleerd; de eerwaardige grijsaard ziet nu
-met innige bewondering tot zijn vroegeren leerling op en bewijst hem
-veel oprechte genegenheid, wat den Duitscher, bij al de gehuichelde
-vriendschap, die hij ondervindt, bijzonder veel genoegen doet. Ik
-moet u toch nog vertellen, wat er onlangs is gebeurd. Bellini kwam
-bij Dürer, toen hij juist met een studiekop voor zijn altaarstuk bezig
-was; hij schilderde het haar op zijn onnavolgbare wijze. De grijsaard
-verzocht Dürer, hem een der penseelen, waarmee hij het haar zoo
-wonderlijk fijn wist te schilderen, als aandenken te geven. Daarop nam
-Dürer een handvol gewone penseelen, reikte die Bellini toe en gaf hem
-verlof er zooveel van te nemen, als hij begeerde. Bellini glimlachte,
-dacht dat Dürer hem niet had begrepen en vraagde om slechts één fijn
-penseel voor de haren. Nu moest Dürer lachen en zei, dat hij voor de
-haren geen bijzondere penseelen gebruikte. Toen Bellini daarop zijn
-hoofd ongeloovig schudde, nam Dürer een gewoon penseel en schilderde
-voor de oogen van den verwonderden grijsaard de haarlok eener vrouw op
-zijn wondermooie manier. Dit verhaal is volkomen waar, want ik heb het
-van Bellini zelf gehoord, die er bijvoegde: het klinkt als een wonder
-en ik zou het niet hebben geloofd, indien ik het zelf niet had gezien."
-
-Signora Bella was stil geworden; de blos op haar wangen was weder
-verdwenen en zij zag er bleek en vermoeid uit. Haar oom begreep,
-dat het tijd werd om heen te gaan en haar nu te laten uitrusten,
-opdat al die aandoeningen, al waren zij van aangenamen aard, de
-herstellende geen kwaad zouden doen. En Bella nam afscheid van hem,
-doch niet zonder het dringende verzoek haar spoedig meer te komen
-vertellen van den Duitschen meester.
-
-
-
-Verscheidene maanden waren voorbijgegaan--het Paaschfeest was nabij.
-
-Albrecht Dürer was reeds 's morgens vroeg in zijn werkplaats, om,
-zooals hij hoopte, ongestoord van de ochtenduren gebruik te maken om
-aan zijn altaarstuk te werken, Men was in het begin overeengekomen,
-dat de schilderij op den eersten Paaschmorgen op het altaar van de
-Bartolomeuskapel zou prijken, maar daaraan was in de verste verte
-niet te denken en zij, die het Dürer hadden opgedragen, konden het hem
-niet wijten, daar zij heel goed wisten, dat het niet de schuld van den
-Duitscher, maar van de Venetianen zelf was, die hem zijn tijd kwamen
-ontrooven en hem ook bestellingen deden, die de vriendelijke meester
-niet wilde weigeren. Toch wilde het vandaag met den arbeid aan het
-groote schilderij niet vlotten. Zijn oogen dwaalden telkens naar een
-tweeden schildersezel, waarop een klein, pas begonnen stuk stond, den
-twaalfjarigen Jezus te midden der schriftgeleerden, voorstellende. Het
-was om hem eenige afwisseling te geven bij den omvangrijken arbeid
-van het altaarstuk, dat hem door de groote afmeting soms te zeer
-vermoeide. Acht dagen geleden was hij er pas mee begonnen en nu was
-het bijna af--met zooveel toewijding en ijver had hij er aan gewerkt.
-
-Toen hij juist goed op streek was, werd er geklopt en met gefronste
-wenkbrauwen mompelde Dürer: "men gunt mij zelfs de vroege ochtenduren
-niet!"
-
-Maar zijn gelaat verhelderde zoodra hij den binnenkomende herkende. Het
-was een jonge, nauwelijks twintigjarige man, met dichte, zwarte lokken
-en een edel, bleek gelaat, dat duidelijk den kunstenaar verried.
-
-"Wees welkom, mijn beste Titiaan!" riep Dürer en hij stak hem zijn
-beide handen toe. Hij wist dat de kunstenaar, die voor hem stond,
-hem oprechte vereering toedroeg. Titiaan zag met evenveel bewondering
-tot Dürer op als zijn grijze leermeester Bellini.
-
-"Wat zie ik?" riep hij uit, toen zijn oogen op den tweeden
-schildersezel vielen. "Ik dacht, dat ik, na u acht dagen met rust te
-hebben gelaten, het altaarstuk goed gevorderd zou vinden, en zijt gij
-nu nog met studies daarvoor bezig, of," voegde hij er glimlachend bij,
-"is dit geen studie voor het groote schilderij?"
-
-Dürer moest eveneens lachen. "Het is een op zich zelf staand
-schilderij, waartoe uw leermeester Bellini mij heeft opgewekt. Het
-zal mij evenwel niet lang meer ophouden, want ik denk het morgen af
-te maken en dan heb ik er slechts vijf dagen voor gebruikt."
-
-"Vijf dagen?" vraagde Titiaan en zag Dürer strak aan. "Hebt gij een
-verbond met den booze gesloten? Het is tooveren! Zulk een stuk in
-vijf dagen?"
-
-"Dat is alleen vlugheid, waarde Titiaan," antwoordde Dürer. "Ik wilde
-mijn geest, die door het groote altaarstuk te veel vermoeid was, een
-weinig verfrisschen, door iets anders onder handen te nemen. Overigens
-heb ik ter wille van het groote werk veel andere opdrachten afgewezen,
-die mij meer geldelijk voordeel zouden hebben aangebracht dan dit
-groote stuk, waarvoor men mij 85 ducaten heeft beloofd.
-
-"Het is waarlijk niet de zucht naar geld, die mij bezielt; doch denk
-eens hoeveel mijn onderhoud mij dagelijks kost en dat ik toch ook een
-deel der opbrengst mee naar huis moet nemen voor hen, die aan mijn
-zorgen zijn toevertrouwd. Indien ik alles op mij had kunnen nemen,
-wat men van mij verlangde, zou ik wel tweehonderd ducaten hebben
-verdiend. En niettegenstaande al de vriendschap, die men mij bewijst,
-zou ik hier aan lager wal geraken, als mijn houtsneden en de andere
-werken, die ik uit Neurenberg heb meegenomen, mij geen voldoende
-som hadden opgebracht. Maar nu heb ik plan om, zoodra het kleine
-schilderij klaar is, met alle kracht aan het groote te gaan werken."
-
-"Om het met Pinksteren klaar te kunnen hebben?" vraagde Titiaan.
-
-Dürer haalde de schouders op. "Dat is onmogelijk; er zijn daarvoor
-veel te veel figuren op het stuk."
-
-Titiaan nam nu uit een portefeuille een teekening te voorschijn. "Ik
-wilde u dit laten zien, om van u te hooren of gij vindt, dat ik
-vorderingen heb gemaakt door uw voorbeeld."
-
-Het was een landschap met bergen en een kasteel in het dal. Titiaan
-was inderdaad in dit genre een leerling van Dürer geworden en deze
-kon niet nalaten hem om dit stukje zeer te prijzen.
-
-Titiaan wist, dat deze lof welgemeend was en voelde zich, toen hij
-naar huis ging, innig dankbaar en gelukkig gestemd.
-
-
-
-De eene maand na de andere verliep; de geheele zomer ging voorbij
-en nog steeds was het schilderij niet af. Hoe meer de meester er mee
-vorderde, hoe meer hij ook den grooten omvang besefte van hetgeen hij
-op zich had genomen. Daarbij kwamen er op nieuw allerlei opdrachten,
-die hij niet kon weigeren en die tegelijkertijd winst afwierpen.
-
-Eindelijk, op den 29sten September werd het in de stad verbreid,
-dat meester Dürer de laatste hand aan het altaarstuk, dat men sedert
-korten tijd het "Rozenkransfeest" noemde, had gelegd.
-
-Daarop begaf iedereen zich naar de werkplaats bij de Rialtobrug--een
-ieder, wien liefde tot de kunst bezielde, maakte zich op om van
-het kunstwerk te genieten. De geheele kunstwereld was verzameld,
-ook de adel, ja zelfs het wereldlijke en 't geestelijke opperhoofd
-van Venetië, de Doge en de Patriarch, beide uitstekende kunstkenners,
-kwamen kijken.
-
-Eerst heerschte er onder de verzamelden een eerbiedige stilte, men
-voelde zich overweldigd door den grootschen indruk, maar daarna brak er
-zulk een storm van loftuitingen los, dat Dürer hooren en zien verging.
-
-Zijn werk verdiende trouwens volkomen zulk een lof: het was een
-meesterstuk. [20]
-
-Omgeven door een zonnig landschap, zit de H. Maagd op een troon. Haar
-lokken zijn goudblond en haar kleed is hemelsblauw; op haar schoot
-zit het Christuskind, terwijl twee zwevende engelen een gouden kroon
-boven haar hoofd houden. Rechts van den troon staat de H. Dominicus,
-die het gebruik van het rozenkransgebed invoerde; links ziet men
-nog andere engelen, die de gestalten, die rondom geknield liggen,
-met kransen van levende rozen bekronen. Aan de voeten van Maria zit
-een engel met een mandoline; op den voorgrond knielen Paus Julius
-II en keizer Maximiliaan I, gehuld in ruime, purperen mantels; de
-eerste wordt door het kind Jezus; de andere door de Maagd Maria met
-een krans van rozen gekroond. Ook andere bekende personen komen op het
-schilderij voor, o.a. meester Hieronymus van Augsburg, de bouwmeester
-van het Duitsche handelshuis te Venetië; op den achtergrond rechts
-heeft Dürer zijn boezemvriend, Wilibald Pirkheimer, vereeuwigd en
-naast hem schilderde hij zijn eigen gestalte.
-
-Welk een groot aantal figuren en toch zulk een eenheid van groepeering;
-welk een grootheid en ernst lag over het geheel verspreid en toch
-hoe vrij was alles behandeld en hoeveel leven sprak er uit! En
-dat alles werd nog overtroffen door den gloed en de pracht van
-het coloriet! Dürers vijanden hadden durven zeggen: "Ternauwernood
-kan hij teekenen, maar schilderen kan hij in het geheel niet"--nu
-moesten zij verstommen: dit meesterstuk sloot allen spot den mond. De
-opgewondenheid nam daardoor nog toe en in geheel Venetië sprak men in
-die dagen over niets anders dan over meester Dürer en zijn grootsche
-schepping.--
-
-Toen de toevloed van nieuwsgierigen voorbij was, trad op zekeren
-namiddag, terwijl Dürer bij den Markies Proschi een feestmaal
-bijwoonde, een aanzienlijke vrouw, door een bediende begeleid, de
-werkplaats bij de Rialtobrug binnen. Zij nam plaats tegen over het
-altaarstuk en bleef langen, langen tijd in diep, eerbiedig zwijgen
-verzonken, alsof de werkplaats een kerk ware, waar de priester de mis
-bediende. Haar handen waren gevouwen en haar oogen stonden vol tranen.
-
-Eindelijk stond zij op en verliet de gewijde plaats: "Dat was een zalig
-oogenblik," fluisterde zij terwijl zij haar oogen afwischte. Het was
-Signora Bella.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XVIII.
-
-BEDWELMENDE WIEROOK.
-
-
-Op een stillen, somberen Novembermorgen voeren eenige gondels het
-"Canale grande" af. In pronkgewaad gehuld, alsof men op weg naar een
-feest was, deed de groep kunstenaars, die Dürer te Venetië om zich
-had verzameld, hem uitgeleide op zijn reis naar Bologna.
-
-Het was zijn hartewensch geweest, Rome, die stad der steden, het
-paradijs der kunst, te zien, en het scheen, dat deze wensch zou worden
-vervuld, daar het bericht kwam, dat Keizer Maximiliaan een bedevaart
-naar Rome wilde ondernemen, waarbij hij zich wilde aansluiten. Doch
-dit voornemen van den keizer kwam niet tot uitvoering en Dürer moest
-zijn plan opgeven. Ook was hij zoo gaarne naar Mantua gegaan, om zijn
-leermeester Mantegna te bezoeken. Zoo gauw zijn altaarstuk klaar was,
-wilde hij daarheen gaan, toen op den dertienden September het bericht
-kwam, dat de grijsaard was gestorven. Nu besloot hij naar Bologna
-te gaan, omdat hij wist daar gelegenheid te hebben om nog meer te
-leeren en vooral de geheimen der perspectief te doorgronden. Niet
-dat hij daarvan niet op de hoogte was, maar het was hem te doen om
-zekere practische voordeelen tot vergemakkelijking der mechanische
-constructie, waarop de kunstenaars van Bologna bijzonder trotsch waren,
-en die zij angstvallig geheim hielden.
-
-Hij nam zijn weg over Ferrara. Tot zijn groote verbazing werd Dürer aan
-de poort der stad door een groot aantal der aanzienlijkste inwoners
-opgewacht en begroet. Ricardo Sbroglio, die uitstekende geleerde,
-ontrolde een blad perkament en droeg een lang gedicht voor, vol
-uitbundigen lof over den Duitschen meester, die zijn wangen voelde
-gloeien en niet wist, waarheen hij zijn oogen moest wenden. Wel was
-hij in Venetië reeds aan overmatige loftuigingen gewend, maar hier was
-het toch nog erger. Natuurlijk liet men hem niet dadelijk vertrekken;
-hij moest een geheelen dag blijven en men bood hem een gastmaal aan
-in het stadhuis.
-
-Den volgenden dag deed men hem in optocht uitgeleide en een der
-edelen liet er zich niet afbrengen hem te vergezellen en met hem
-Bologna binnen te rijden.
-
-Toen zij de stad naderden, bemerkte Dürer, dat men ook daar op de
-hoogte van zijn komst was. Aan de poort stond eveneens een groote
-menschenmassa en toen hij dichter bij kwam, zag hij van de met groen
-en bloemen versierde stadspoort bonte vlaggen wapperen.
-
-In de voorste rij van de verzamelde menigte stonden de, in Bologna
-woonachtige, kunstenaars. Dürers gelaat teekende blijdschap, toen
-hij aan de spits der schilders een bekend gezicht zag en nog wel
-het gezicht van een stadgenoot, Christoffel Scheurl, den Duitschen
-thesaurier aan de universiteit van Bologna. Het huis, waarin hij
-was geboren, stond in Neurenberg "onder de veste" schuin tegenover
-Dürers huis. Hij was drie jaar jonger dan deze en behoorde tot diens
-vurigste bewonderaars.
-
-Nu had er een hartelijke begroeting plaats, waarna de kunstenaars en
-edelen aan de beurt kwamen; zij voerden Dürer in triomf mee naar de
-markt en noodigden hem uit de gildekamer der schilders binnen te gaan,
-waar de eigenlijke ontvangst zou plaats hebben. Het deed Dürer goed,
-die gezichten, waarop zooveel welgemeende hartelijkheid en oprechte
-bewondering te lezen stond, om zich heen te zien.
-
-Op een wenk van den ouden Francesco Raibolini trad een jonge man
-vooruit, ook een schilder, Luca Pacioli geheeten: een statige gestalte
-met schitterende oogen en lange, golvende, ravenzwarte haren. Hij sprak
-Dürer aldus aan: "Heil wedervaart heden onze stad Bologna, nu zij zulk
-een gast binnen haar muren mag zien, een man met een stralenkrans
-van roem en eer gesierd, en die, waar hij ook komt, triomfen viert
-en iedereen bewondering afdwingt. Wij buigen ons ootmoedig voor u,
-Meester Albrecht Dürer, den grootsten schilder der wereld, die is
-gekomen op een hoogte, die niemand ooit heeft bereikt, of immer zal
-bereiken. Bologna heeft Venetië haar hoogen gast benijd--nu is dit
-niet meer noodig, nu de meester der meesters het niet beneden zich
-heeft geacht ook Bologna's poort binnen te komen--en het sterven zal
-ons gemakkelijker vallen, nu wij hem, naar wien ons hart zoo lang
-heeft verlangd, hebben mogen aanschouwen. Wees welkom, Meester Dürer,
-wees duizendmaal welkom in onze goede stad!"
-
-Op deze woorden volgde een diepe stilte: Dürer, in verwarring
-gebracht door dien bombast en overdreven lof, welke dien te Ferrara
-nog overtrof, wist zoo dadelijk niet wat te antwoorden. Gelukkig kwam
-de oude Raibolini hem te hulp, doordat hij op hem toetrad en hem op
-vaderlijke wijze de hand drukte, zeggende:
-
-"Pacioli heeft in ons aller naam gesproken, laten wij u nu ieder
-afzonderlijk de hand mogen drukken als zegel op hetgeen hij heeft
-gezegd."
-
-Ook de anderen traden op hem toe en nu werd Dürer weer zich zelf, en
-kon hij hen danken op Duitsche manier, dat is op rustige, bedaarde
-wijze, die om het ongewone daarvan op zijn bewonderaars een diepen
-indruk maakte en hun bewezen, hoe bescheiden die door hen zoo hoog
-geroemden en vergooden kunstenaar was.
-
-Meester Dürer bleef verscheidene weken in de stad, waar men het niet
-moede werd, hem voortdurend te huldigen, totdat hij onder Pacioli's
-leiding zooveel had geleerd als hij begeerde. Daarop nam hij afscheid
-en keerde naar Venetië terug.
-
-Nu eerst brak voor hem de tijd aan, dat hij zich vrij kon bewegen
-en den drang van zijn genie volgen, want nu hij zijn opdracht had
-vervuld en de Bartolomeuskapel met zijn altaarstuk prijkte, kon
-hij schilderen, wat hij wilde. En naar hartelust hanteerde hij nu
-penseel en graveerstift, terwijl zijn geldbuidel dagelijks meer werd
-gevuld. Met gerustheid kon hij zich aan zijn lust tot scheppen en aan
-het gezellig samenzijn met Venetiaansche kunstbroeders overgeven, want
-de berichten van zijn gezin waren steeds gunstig. Door zijn vriend
-Pirkheimer vernam hij, dat de pest reeds sinds lang had opgehouden
-haar offers te eischen en dat al de zijnen goed gezond waren. Dit en
-nog andere berichten verblijdden hem zeer.
-
-Op deze wijze ging de laatste tijd van het jaar voorbij.
-
-Toen men evenwel het nieuwe jaar was ingetreden, werd zijn
-verlangen naar de zijnen hem te machtig en besloot hij te vertrekken,
-niettegenstaande de pogingen der Signoria, die hem door het aanbieden
-van een jaargeld van tweehonderd dukaten, trachtte over te halen,
-te Venetië te blijven. Doch Dürer weigerde, hoe zwaar het hem ook
-viel, te scheiden van de stad, waar men hem op de handen had gedragen
-en van dit land, waar de zon zooveel helderder scheen en de kleuren
-zooveel meer gloed bezaten dan in het koude noorden. De vriendschap,
-die men in deze dagen hem in dubbele mate bewees, maakte hem het
-scheiden nog moeilijker. Daarom verblijdde het hem te hooren, dat de
-handelsreizigers, bij wie hij zich op de terugreis wilde aansluiten,
-'s morgens vroeg op weg gingen, want hij hoopte, dat het afscheid
-daardoor in alle stilte zou plaats hebben. Maar daarin zag hij zich
-teleurgesteld; het was bekend geworden op welk uur hij van plan was
-heen te gaan, en zoo moest hij zich laten welgevallen, dat een groote
-menigte vrienden en vereerders hem uitgeleide deed tot ver buiten de
-poort der stad.
-
-Het kostte hem moeite om bij de laatste groeten en handdrukken zijn
-aandoening te bedwingen en toen hij op grooten afstand nog eenmaal
-het hoofd omwendde naar de stad Venetië, die juist schitterde in het
-purper en goud der opgaande zon, was hij zich niet langer meester en
-er blonk een traan in zijn oog.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XIX.
-
-OP HET TOPPUNT VAN ROEM.
-
-
-Langen tijd na zijn terugkomst ging Albrecht Dürer zijn weg als in een
-droom. Alles was hem zoo vreemd geworden en met den arbeid kon hij niet
-op streek komen. Na het verblijf in het zonnige Zuiden, waar hij langer
-dan een jaar had vertoefd, weder verplaatst in het land van sneeuw
-en grijze luchten, moest hij tijd hebben om zich daar weer in te leven.
-
-Het wederzien der zijnen had zijn hart goed gedaan en hem uitermate
-verheugd; vooral was zijn jongste broeder Hans een reden tot blijdschap
-geweest. De knaap had bij den ouden Wolgemut veel geleerd en het bewijs
-geleverd, dat er een uitstekend kunstenaar in hem stak, van wien men
-kon verwachten, dat hij onder de leiding van zijn ouderen broeder zich
-nog verder zou ontwikkelen en hem een goede hulp worden. De leegte,
-die den teruggekeerde in den vreemde voelde, werd hier in zijn tehuis
-aangevuld, doch den kunstenaar ontbrak iets; aan zijn scheppingskracht
-ontbraken de ware drang en bezieling.
-
-In Maart kreeg hij weer een opdracht van zijn vroegeren begunstiger,
-den keurvorst Frederik van Saksen, die een nieuwe paneelschildering
-van hem begeerde, voorstellende hetzelfde onderwerp, dat Dürer eenige
-jaren geleden in houtsneden had behandeld; de marteling der tienduizend
-onder Koning Sapores van Hongarije. Dürer maakte daarvoor een ontwerp
-en teekende de schets, maar hij voelde, dat de echte bezieling hem
-ontbrak en stelde de uitvoering telkens weer uit.
-
-Ook de ontwakende lente was niet in staat om hem te bezielen, en in het
-midden aan den zomer bleek het wat het was, dat hem in dien toestand
-had gebracht. Op zekeren morgen kon hij het bed niet verlaten, omdat
-hij door hevige hoofdpijn werd gekweld. Terstond liet zijn bezorgde
-vrouw den dokter halen, en deze wist langen tijd niet welke ziekte hem
-aan zijn leger kluisterde en waaruit zij voortkwam; de medicijnen,
-die hij klaar maakte, bleven zonder eenige uitwerking op de koorts,
-die reeds terstond in hevige mate was opgekomen en naar niets wilde
-luisteren. De zieke nam verontrustend in krachten af, omdat hij niets
-wilde eten, doch voortdurend begeerde te drinken.
-
-Pirkheimer, die van zijn reis voor stadsbelangen was teruggekeerd,
-ontstelde toen hij zijn vriend in dezen toestand terug zag en zorgde
-er voor, dat er een tweede geneesheer werd geraadpleegd, in wien hij
-bijzonder veel vertrouwen had.
-
-En werkelijk, het gelukte dezen arts de koorts te bedwingen, zoodat
-de kranke na eenige dagen kalm werd en kon slapen--zelfs begeerde hij
-voor het eerst weer iets te eten, en zijn huisgenooten herademden na
-deze lange, bange dagen. Toch ging er nog een geheele week voorbij,
-voordat de zieke het bed mocht verlaten en hij voelde zich toen nog
-zoo zwak, dat hij nauwelijks een voet kon verzetten.
-
-Wat was dat edel, schoonbesneden gelaat smal en bleek geworden, en hoe
-doorschijnend waren die vermagerde handen. Het kostte Vrouwe Agnes
-moeite haar tranen te bedwingen, toen zij hem zoo in zijn stoel zag
-zitten en haar hart voelde zich met innige, warme liefde getrokken
-tot hem, wien zij haar teederste zorgen wijdde.
-
-Deze trouwe toewijding deed den kranke goed en hij dankte God in stilte
-voor deze ster in den donkeren nacht. Zijn krachten namen merkbaar
-toe en tegen het eind van Augustus was hij in zooverre hersteld,
-dat hij weer aan den arbeid kon gaan.
-
-Naar lichaam en geest gesterkt, ging toch het werk slechts langzaam
-van stapel.
-
-Misschien was 't het onderwerp, dat hem niet genoeg wist te bezielen,
-want een terechtstelling van vele duizenden op de afschuwelijkste
-wijze was ook weinig verkwikkelijk! Het kwam er op aan door de
-wonderen der kunst het afgrijselijke hiervan te bedekken; en zie,
-hoemeer moeite de kunstenaar zich gaf, om dit doel te bereiken,
-des te grooter werden ook zijn bezieling en scheppingskracht. Toch
-ging de arbeid langzaam voort, omdat hij dikwijls ander schilder-
-of teekenwerk onder handen nam; en toen hij de laatste hand er aan
-legde, was er bijna een jaar voorbijgegaan.
-
-De schepper van dit kunstwerk voelde zich bevredigd en verheugde
-zich in den lof der kenners, die vooral de handigheid bewonderden,
-waarmee de kunstenaar het oog tot de afzonderlijke groepen wist te
-trekken, zoodat het vreeselijke van het geheel niet te veel de aandacht
-trok. Op den voorgrond ziet men den koning met zijn gevolg in turksche
-kleederdracht. Op het tweede plan staan palen opgericht, waaraan de
-heiligen zijn gebonden; rechts daarvan gaan een menigte ontkleede
-gevangenen een hoogte op, van waar de martelaars in den afgrond,
-vol spiezen en stokken, worden geworpen. Links worstelen een aantal
-bloedgetuigen aan het kruishout met den dood en daarnaast legt een
-ander zijn hoofd op een blok, terwijl daar om heen een groote schare,
-waaronder ook een bisschop, op hetzelfde lot wacht.
-
-Terwijl nu iedereen het tentoongestelde stuk bewonderde, had Dürer
-reeds een ander groot schilderij in zijn geest voorbereid, waartoe hij
-zich nu met hart en ziel aan het werk zette. Hij had een bestelling
-uit Frankfort gekregen om voor het altaar van den H. Thomas in de
-kerk der Dominicanen een schilderij te leveren.
-
-Den man, die het had besteld, had hij in Neurenberg persoonlijk
-leeren kennen; het was de rijke lakenwever Jacob Heller, iemand,
-die uit bijzonderen angst voor zijn zieleheil er op uit was om door
-allerlei goede werken den duur van het verblijf in het vagevuur
-te verkorten. Voor 130 Rijnsche guldens zou Dürer dit aan de kerk
-beloofde altaarstuk schilderen. Dadelijk, nadat hij het voor den
-keurvorst bestemde schilderij had voltooid, ging Dürer aan den
-arbeid. Het zou een vleugelaltaarstuk worden: het middelste paneel,
-dat ook het voornaamste was, moest de hemelvaart van Maria voorstellen,
-de rechtervleugel den marteldood van Jacobus en de linker dien van
-de H. Catharina.
-
-Dürer was nog niet ver er mee gevolgd, toen hij zich verplicht
-voelde om aan Heller, die reeds op spoed begon aan te dringen, te
-schrijven, dat de schilderij zooveel tijd en zorg vereischte, dat
-hij op een prijsverhooging tot 200 gulden, moest aandringen. Doch hij
-beloofde daarbij, dat geen vreemde hand iets aan het middenstuk zou
-schilderen. Heller, die hierin zijn koopmansgeest niet verloochende,
-was hierover erg ontsticht; maar toen Dürer hem antwoordde, dat hij
-het schilderij wilde houden, omdat hem honderd gulden meer daarvoor
-was geboden, sloeg hij een anderen toon aan.
-
-Niettegenstaande deze onaangenaamheden ging het werk goed en vlug
-van de hand, en de bekwaamheid, die Hans bij zijn medewerking aan de
-zijvleugels aan den dag legde, droeg er niet weinig toe bij om zijn
-opgewektheid in dit kunstwerk te vermeerderen.
-
-De winter ging voorbij; de lente kwam en tegen Paschen was
-het middenste zoover gevorderd, dat er weinig meer aan ontbrak,
-en nu reeds baarde het alom in de stad groot opzien. Dürer werd
-meermalen door nieuwsgierigen gestoord; vele raadsheeren kwamen om
-hem hun oprechte hulde aan te bieden en ook de vreemdelingen, die te
-Neurenberg kwamen, verzuimden niet om hem op te zoeken. Sommigen boden
-hem groote sommen en wilden met alle geweld het schilderij bemachtigen,
-waardoor duidelijker dan ooit bleek, hoe hoog de Neurenberger meester
-ook in den vreemde stond aangeschreven. Op den derden Paaschdag
-verzamelde zich in alle kerken der stad het volk om de mis van den
-Heiligen Geest te hooren; na het einde van het koorgezang vermaanden
-de priesters de menigte tot bidden en werd God aangeroepen om Zijn
-zegen te geven over hetgeen op het raadhuis zou geschieden, opdat
-daar tot regenten zouden worden gekozen mannen, die aan wijsheid en
-verstand ook godsvrucht paarden.
-
-Na het einde van den dienst werd de klok van het raadhuis geluid en
-kwamen de raadsheeren bijeen voor hun gewichtige taak, waarvan de
-uitslag den volgenden dag aan de burgerij zou worden meegedeeld.
-
-Bij het vallen van den avond ging Albrecht Dürer, gekleed in
-zijn kostbaren, met marterbont omzoomden mantel, met zijn vrouw,
-die eveneens in feestgewaad was gehuld, uit in de richting van de
-Thiergärtnerpoort, om daar het groote huis, over welks aankoop Dürer
-met den eigenaar in onderhandeling was, nog eens nauwkeurig te gaan
-opnemen. Het was het hoekhuis in de Zistelstraat met het front naar
-het oosten.
-
-Op het oogenblik dat het echtpaar naar buiten trad, kwam de heer
-Imhoff, het hoofd van een der aanzienlijkste Neurenbergsche families,
-haastig op hen toegeloopen en stak hun beide handen toe. Zijn gelaat,
-dat gewoonlijk zulk een ernstige en barsche uitdrukking had, zag er
-nu bijzonder gelukkig en tevreden uit.
-
-"Wees gegroet, waarde Meester en ook gij, geachte Vrouwe! Ziet,
-met welk een gouden gloed de zon den hemel kleurt, als wilde zij een
-schoonen dag met een schoon besluit kronen. Zij ziet er zoo tevreden
-uit, alsof zij zich verblijdt over de stad Neurenberg, die zich heden
-van een eereschuld heeft gekweten. Houdt u maar goed." Daarop ging
-hij verder.
-
-Dürer zag hem verbaasd na en mompelde voor zich heen: "Wat scheelt
-dien man? Wat kan er toch gebeurd zijn?"
-
-Terwijl zij daar nog stonden, kwam er weder een heer met groote
-stappen op hen aan; het was Wilibald Pirkheimer. Ook zijn gelaat had
-een vreemde expressie, ook zijn oogen schitterden en op zijn vriend
-losstormend, trok hij hem mee naar binnen in het voorhuis en viel
-hem om den hals met de woorden: "Geluk gewenscht, heer collega!"
-
-Nu werd Dürers verwarring nog grooter: "Wat is er toch gebeurd? Eerst
-doet de heer Imhoff zoo wonderlijk en zegt onbegrijpelijke dingen
-en nu doet gij nog veel dwazer! Kunt gij, beiden, dan geen goed
-verstaanbare taal meer spreken?"
-
-Vroolijk klopte Pirkheimer zijn vriend op den schouder. "Alles op
-zijn tijd, zegt koning Salomo. Laten wij vandaag maar eens dwaas zijn,
-morgen is het weer tijd om verstandig te praten. Houdt u maar goed!"
-
-Met deze woorden ging ook hij verder.
-
-Dürer bleef nog een oogenblik met zijn vrouw in het voorhuis, alsof
-hij nog een derden dwaas verwachtte; daarop gingen zij samen uit en
-vergaten spoedig dit wonderlijke geval, toen zij aan het doel van
-hun wandeling dachten.
-
-"Ik verheug mij hartelijk op den dag, waarop wij onze nieuwe woning
-zullen kunnen betrekken," sprak Dürer. "Want hoewel wij meer ruimte
-hebben gekregen sinds vader is heengegaan, is het oude huis toch
-wel wat klein. God zij gedankt, dat Hij ons zoo heeft gezegend,
-voornamelijk door hetgeen ik in het buitenland heb verdiend, dat
-ik twee jaar geleden, de schuld, die op ons huis rustte, heb kunnen
-aflossen!"
-
-"Ja, het was wel klein, ons oude huis," zei Vrouwe Agnes, "maar het
-waren toch gelukkige jaren, die wij daarin doorbrachten. Moge de Heer
-ons even rijkelijk zegenen in onze nieuwe woning!"--
-
-Het was een statig gebouw, het huis op den hoek der Zistelstraat,
-met den voorgevel naar het ruime plein gericht. De vorige eigenaar,
-de sterrekundige Bernhard Walter was gestorven en nu wilden zijn
-erfgenamen het huis verkoopen en de opbrengst onder elkaar verdeelen.
-
-Dürer werd het voorloopig eens met den zaakgelastigde, nadat hij
-het huis nog eens nauwkeurig had bezichtigd en keerde daarna met
-zijn vrouw in de beste stemming huiswaarts. Den volgenden morgen
-werd de uitslag van de raadsverkiezing openbaar gemaakt. Kort daarop
-begaven zich de beide heeren, die de hoogste betrekking in den raad
-bekleedden naar de woning van Albrecht Dürer, juist op het oogenblik,
-dat hij naar zijn werkplaats was gegaan. Zij kwamen om den meester,
-die nu eensklaps vermoedde, wat er den vorigen dag was gebeurd,
-mee te deelen, dat de stad Neurenberg niet wilde, dat men haar kon
-verwijten een harer burgers de eer te onthouden, die hem toekwam en
-dat men daarom meester Dürer, wiens roem wijd en zijd was verbreid,
-tot raadslid had verkozen.
-
-Blozend als een jonkvrouw stond daar de meester, die op deze wijze werd
-gehuldigd en hij vond in zijn verwarring slechts enkele onsamenhangende
-woorden van dank. Maar toen de heeren weg waren, viel Agnes, die alles
-had gehoord, haar echtgenoot om den hals, drukte hem tegen zich aan
-en omhelsde hem met tranen in de oogen, terwijl zij fluisterde:
-
-"Uw vreugde is mijn vreugde, uw eer is mijn eer!"
-
-Albrecht Dürers hart begeerde geen ijdele eer, maar de vriendschap
-en hartelijkheid, die men hem zoo duidelijk met deze verkiezing had
-bewezen, deden hem goed en waren een nieuwe spoorslag voor zijn
-scheppend genie. Het schilderij, voor Frankfort bestemd, naderde
-zijn voltooiing; nog eenmaal werd zijn arbeid onderbroken door de
-verhuizing in Juni naar het huis bij de Thiergärtnerpoort--toen was
-het klaar en kon Dürer zijn monogram er onder zetten.
-
-Hij voelde zich gelukkig door deze nieuwe schepping, die hem innig lief
-was en waarvan hij met moeite scheidde. Bezield met teedere bezorgdheid
-voor zijn werk, zette hij zich neder om een brief er bij te schrijven:
-
-"Mijn eerbiedige groetenis, zeer waarde en hooggeachte Heer Heller!
-
-"Nu is de geduldsproef, waartoe ik u heb moeten dwingen, geëindigd en
-ontvangt gij het door u bestelde schilderij. Het doet mij genoegen,
-dat Frankfort de plaats van bestemming is; er is geen plaats in
-Duitschland, waar ik het liever zou zien. Het is geschilderd met
-de beste verven, die ik heb kunnen bemachtigen, en is met goede
-ultramarijn over- en opgeschilderd, wel vijf of zesmaal, en toen het
-klaar was, heb ik het nog tweemaal overgeschilderd, opdat het lang
-goed zou blijven. Indien gij het goed rein houdt, ben ik overtuigd,
-dat het vijfhonderd jaar kleur houdt, want het is op andere wijze,
-dan waarop men het gewoonlijk doet, geschilderd. Zorg er dus voor,
-dat het schoon wordt gehouden, dat men het niet aanraakt en het
-niet met wij water besprenkelt. Over twee of drie jaar kom ik zelf,
-om het op bijzondere wijze te vernissen, dat verzekert haar duur
-nog wel honderd jaar langer. Ik verzoek u dringend, dat gij niemand
-toestaat om het te vernissen, want het zou mij zeer spijten, dat
-een werk, waaraan ik langer dan een jaar heb gearbeid, daardoor werd
-bedorven. En wees zelf bij de plaatsing tegenwoordig, opdat het stuk
-niet worde beschadigd, terwijl ik u vriendelijk verzoek er voortdurend
-op te blijven letten." [21]
-
-Geheel Frankfort verdrong zich naar de Dominicanerkerk, toen het
-in de stad bekend werd, dat de schilderij, die door Jacob Heller
-was geschonken, was aangekomen en op het altaar van den H. Thomas
-prijkte! Iedereen was vol geestdrift, vooral de gever zelf, die bij
-den bedongen prijs nog een kostbaar gouden sieraad voor Vrouwe Agnes
-voegde. Dürer had in zijn "leven van Maria," hetzelfde onderwerp
-behandeld, maar welk een ontzettend groot verschil tusschen de
-kleine, zwarte houtsnede en het groote, van kleuren schitterende
-altaarstuk! In Italië verkondigde het Rozenkransfeest des meesters
-roem, maar op vaderlandschen bodem sprak dit tweede werk nog luider,
-want de schilderij te Frankfort overtrof die van Venetië door de
-levendige actie van alle figuren en de groote zuiverheid der teekening.
-
-In een kring staan de apostelen geschaard om het geopende
-graf van Maria, met een uitgestrekt, heerlijk landschap op den
-achtergrond. Johannes in het wit gekleed, buigt zich over de groeve,
-waarin hij staart. Rondom het graf staan sommige der apostelen, andere
-liggen geknield en allen heffen het gelaat hemelwaarts. De met groote
-zorg afgewerkte schilderachtige drapeering hunner gewaden, wedijvert
-in schoonheid met de fijn gevoelde kleurschakeering, die elk oog,
-ook het minst ontwikkelde, in verrukking moet brengen. Boven in de
-wolken des hemels zweeft Maria, die ten hemel vaart; zij heeft een
-blauw gewaad aan en een witte sluier omgeeft haar. Aan weerszijden
-houden God, de Vader, en Christus, de Zoon, de kroon des levens boven
-haar hoofd. God is voorgesteld als een vriendelijke grijsaard in goud
-en geelbruin kleed en Christus in purper gewaad als een overwinnaar
-en als de Rechter der wereld. Boven deze groep verschijnt in hellen
-lichtglans de H. Geest in den vorm eener duif, terwijl rondom een
-koor van engelen hun halleluja's met harpspel begeleiden.
-
-Dit is het middenstuk van het altaarschilderij, het hoofdmotief van
-het geheel. De twee zijvleugels, het martelaarschap van Jacobus en
-van de H. Catherina voorstellend, en met de beeltenissen van den gever
-Jacob Heller en van zijn vrouw Catherina von Mehlen versierd, stonden,
-hoe voortreffelijk ook van teekening, in de uitvoering achter bij
-het middenvak. Zij waren dan ook slechts als bijwerk bedoeld, maar
-juist daardoor waren zij geschikt om het effect van het voornaamste
-gedeelte te verhoogen.
-
-
-
-Terwijl geheel Frankfort nog in verrukking was over het meesterstuk
-van den Neurenberger kunstenaar en hem luide prees, was diens hand
-alweer bezig aan een nieuw, groot werk. Een Neurenbergsche burger
-had hem een altaarschilderij besteld voor de kapel van het door
-hem opgerichte Twaalfbroedershuis. En met waar genot greep Dürer
-deze gelegenheid aan om zijn geboorteplaats metterdaad zijn dank te
-bewijzen voor de eer hem aangedaan, om hem tot raadslid te verkiezen
-en nu een kunstwerk te scheppen, dat al de vorige nog zou overtreffen.
-
-Wel had hij zich voorgenomen geen groote paneelschilderingen meer
-te leveren, omdat de geringe sommen, die men er voor betaalde,
-tijd en moeite niet beloonden en hij daardoor weldra in geldelijke
-moeilijkheden zou komen; daarom was hij van plan in het vervolg
-voornamelijk zijn kunst in houtsneden, kopergravuren en etsen te
-geven, op welk gebied hij nieuwe vorderingen en ontdekkingen had
-gemaakt. Maar het was hem, om den genoemden reden, onmogelijk de
-opdracht van meester Mattheus Landauer te weigeren en daarom besloot
-hij zijn minder omvangrijken arbeid voor de avonduren te houden,
-hoewel dat bij het walmende kaarslicht zeer inspannend moest zijn. Door
-den vurigen wensch om zijn geboorteplaats het beste, wat hij had, te
-geven, kreeg zijn geest nieuwe gedachten en ontving zijn genie nieuwe
-openbaringen. En had hij reeds zijn uiterste zorg aan het Frankfortsche
-schilderij besteed, hier steeg die tot in het overdrevene.
-
-Reeds de vorm van het werk was nieuw. Het was geen vleugelaltaarstuk,
-maar een enkel paneel met een lijst, die de kunstenaar zelf had
-ontworpen en gemodelleerd. Dit bouwkunstig prachtwerk was uit
-hout gesneden en op zich zelf een meesterstuk. Op het vak in het
-ronde bovenstuk der lijst zit de Heiland, als Rechter der wereld,
-tusschen Johannes en Maria, terwijl op de beide hoeken twee engelen
-de bazuinen van het jongste gericht blazen. Daaronder op de fries ziet
-men het oordeel der wereld afgebeeld, de scheiding tusschen boozen en
-goeden. Dit bovenstuk wordt gedragen door twee Corinthische zuilen,
-met bewonderenswaardige fijnheid uitgevoerd.
-
-Dürer had voor de schilderij, die in deze heerlijke omlijsting zou
-worden gevat, hetzelfde onderwerp gekozen als Rafael terzelfde tijd
-te Rome, namelijk: de aanbidding der H. Drievuldigheid. Doch welk
-een verschil tusschen zijn opvatting en die van den Italiaan! Rafael
-schilderde voor de aanzienlijken en geleerden; Dürer voor allen,
-die met een beangst en verslagen hart troost bij den Heer zoeken;
-hij beoogde niet aesthetisch genot, maar wilde door zijn werk het
-gebroken hart genezen en bemoedigen en leverde dus dat, wat een
-waar altaarstuk moet zijn: een prediking in kleuren, een troost voor
-vermoeiden en belasten.
-
-En hoe goed was hem nu zijn prediking gelukt! Er lag een gouden
-gloed, als ochtendzonneschijn in Mei op de schepping, over het
-geheel verspreid. Alles schijnt bovenaardsch, het is alsof men
-niet met tastbare verf te doen heeft, maar alsof het een hemelsch
-luchtbeeld is. En de groepeering van het geheel! Het oog wordt niet
-getrokken door afzonderlijke deelen, maar het kan het geheel met één
-blik omvatten, zooveel harmonie is er in de rangschikking, zooveel
-eenheid in de stemming, die er in ligt uitgesproken! En nu de wemelende
-menigte der zaligen des hemels, die de H. Drievuldigheid aanbidden,
-evenals de Christengemeente op aarde, van den paus en den keizer af
-tot den landman met zijn dorschvleugel toe--hoe weerspiegelt op al
-die verschillende gezichten dit eene gevoel, dat aller hart bezielt,
-de jubel van het schepsel over de teweeggebrachte verlossing! En
-eindelijk, hoe eigenaardig is de opvatting en het weergeven van het
-goddelijk geheim der Drievuldigheid: God, de vader, boven wiens hoofd
-de H. Geest in de gestalte van een duif zweeft in stralenden glans,
-houdt naar beneden de groote, zalige verborgenheid; het bloedende en
-stervende Lam Gods aan het kruis genageld!
-
-Deze schilderij maakte een overweldigenden indruk. Behalve de
-stadgenooten kwamen ook vele vreemdelingen om dit hooggeprezen wonder
-van menschelijke kunst met eigen oogen te zien, en met diepgevoelde
-voldoening en vrome dankbaarheid jegens God, die hem deze heerlijke
-gave had verleend, zag de meester op het gelaat der beschouwers dat
-wat hij had begeerd te voorschijn te roepen, weerspiegeld: vroomheid
-en aanbidding.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XX.
-
-SCHILDER EN DICHTER.
-
-
-"Wie was dat toch, die van morgen vroeg zoo lang bij u in de
-werkplaats is geweest?" vraagde Vrouwe Agnes op zekeren dag aan haar
-echtgenoot. "Hij zag er zoo voornaam uit."
-
-"Ja, daarin hebt gij gelijk," antwoordde Dürer, "het was Ulrich Fugger,
-een man uit een der oudste en rijkste families van Augsburg. Hij is
-eerst naar de Allerheiligenkapel gegaan om het schilderij te zien en
-daarna is hij bij mij gekomen om te vragen, of ik voor hem ook zulk
-een stuk wil schilderen."
-
-Vrouwe Agnes kon haar ontsteltenis niet verbergen en vraagde snel:
-"En hebt gij het beloofd? Gij kunt zoo moeilijk iemand iets weigeren."
-
-Glimlachend legde Dürer zijn hand op haar arm. "Wees niet bezorgd;
-dezen keer is uw man niet zwak geweest. Die heer uit Augsburg heeft
-getracht mij te vangen, door mij den grootst mogelijken lof toe te
-zwaaien, maar ik heb dapper weerstand geboden, want ik ben vast
-besloten geen groote paneelschilderingen meer te maken, daar zij
-slecht worden betaald en mij dikwijls ook nog ergernis en verdriet
-berokkenen."
-
-"Heeft Bisschop Johan van Breslau nu eindelijk zijn schuld
-afgedaan?" vraagde Catherina, de zuster van Vrouwe Agnes, die er bij
-tegenwoordig was. "Ik herinner mij, dat gij u beklaagdet, omdat hij
-steeds uitstelde het mooie schilderij van Maria, dat hij bij u kocht,
-te betalen."
-
-"Eindelijk, na drie jaar," antwoordde Dürer, "is hij er toe overgegaan
-om mij te betalen en het zou toen zeker nog niet zijn gebeurd, als
-zijn geheimschrijver, Johannes Hessus, een Neurenberger, mij niet
-had geholpen. Hij schreef mij, dat de bisschop zich volstrekt niet
-meer herinnerde voor welken prijs wij het eens waren geworden. En
-daarom wil ik met die aanzienlijke heeren niets meer te maken hebben
-en mij weer meer gaan bekommeren om het volk, waaraan ik mij in de
-laatste jaren te weinig heb laten gelegen liggen. Met dat doel voor
-oogen wil ik mijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes op nieuw
-uitgeven; en ook andere houtsneden en kopergravuren, waarvan ik het
-meerendeel reeds sinds lang klaar heb, met nieuwe platen vermeerderen,
-zooals het leven van Maria, en de groote en kleine Passie, de eerste
-op koper gegraveerd en de laatste als houtsneden. Het leven van
-Maria telt nu twintig teekeningen; de groote Passie twaalf en de
-kleine zevenendertig. Daarmee geloof ik het Duitsche volk beter
-van dienst te kunnen zijn dan met mijn groote altaarschilderijen
-en het is tegelijkertijd voordeeliger voor het onderhoud van mijn
-gezin.--Maar nu heb ik nog een bijzonder plan in mijn hoofd: ik wilde
-de teekeningen niet als losse bladen uitgeven, maar bij elkaar gebonden
-in een boek en voorzien van bijschriften, opdat de minst ontwikkelde
-hun beteekenis en doel zouden kunnen begrijpen. Mijn goede vriend,
-Pater Chelidonius van de Benedictijnen is mij daarin behulpzaam en
-heeft mooie versregels daarvoor gemaakt, die bij elke teekening van
-de groote en kleine Passie zullen worden gedrukt. Op die wijze zullen
-het meditatieboeken worden ter bevordering van het zieleheil.--En nog
-iets anders wil ik u vertellen, beste Catherina, als gij het ten minste
-niet reeds door Agnes hebt gehoord: Anton Koburger, mijn peter, zal
-mij helpen aan een drukpers, die ik in mijn eigen huis wil opstellen,
-dan kan ik mijn werk zelf afdrukken. Hans en een der gezellen kunnen
-mij daarbij helpen, dan kunnen zij zich ook in die kunst oefenen."
-
-Er werd op de deur geklopt en er trad een monnik binnen in de
-kleederdracht der Benedictijnen.
-
-"Lupus in fabula!" riep Dürer vroolijk en hij reikte zijn vriend
-de hand.
-
-"Daar juist sprak ik van u en nu staat gij in levende lijve voor
-mij! Wees hartelijk welkom!"
-
-De pater zette zich aan de tafel en haalde een rol papier uit zijn
-pij te voorschijn:
-
-"Zie eens, Meester, of gij over mijn werk tevreden zijt. Het eerste
-boekje is nu klaar; aan het andere wilde ik niet beginnen, voordat
-ik uw oordeel had gehoord."
-
-Dürer nam het papier en las eenige oogenblikken in stilte, daarop
-reikte hij over de tafel den monnik de hand. "Gij hebt mij begrepen,
-zoo heb ik het bedoeld. Ga maar op deze wijze voort, dan zullen mijn
-teekeningen ingang vinden bij het volk en goed worden begrepen.--Gij
-zijt een uitstekend poëet, beste Chelidonius! Ik zal uw verzen aan mijn
-vriend Pirkheimer laten lezen, hij zal zeker daarmee zijn ingenomen."
-
-De meid bracht op een wenk van Vrouwe Agnes een kan wijn binnen
-en de vrouw des huizes vulde de kleine, tinnen kroezen met het
-druivensap. Toen kwamen allen in de beste stemming, vooral meester
-Dürer, die het gezelschap aangenaam onderhield met te vertellen, wat
-hem in Venetië was overkomen. Maar eensklaps liet hij dit onderwerp
-varen en zich tot den monnik keerend, zei hij: "Ook ik ben eenige
-jaren geleden begonnen mij in uw kunst te oefenen en heb het gewaagd
-versregels aan elkaar te lijmen."
-
-Verbaasd keek de pater hem aan. "Zijn dan de Muzen zoo mild geweest
-om u alle gaven in den schoot te werpen?"
-
-Dürer moest lachen. "Wees niet te voorbarig met uw lof; ik ben al
-genoeg bestraft, omdat ik mij op vreemd terrein heb gewaagd, vooral
-door mijn vriend Pirkheimer. 't Is nu twee jaar geleden, dat ik mijn
-eerste rijmpjes heb gemaakt. Het waren slechts twee regels en ik
-had goed geteld, de eene had evenveel lettergrepen als de andere,
-en daarom dacht ik, dat het goed was, het versje was als volgt:
-
-
- Gij aller englen spiegel en Verlosser van de zonden.
- Om mij hebt gij zulk bitter lijden en den dood gevonden.
-
-
-"Toen ik dit aan mijn vriend Pirkheimer liet zien, lachte hij mij uit
-en zei, dat elke regel niet meer dan vier voeten of acht lettergrepen
-mocht hebben. Daaraan gedachtig, ging ik dadelijk weer aan het werk
-en rijmde achttien regels bij elkaar, waarin ik God vraagde om de
-acht gaven der wijsheid.
-
-"Het begon zoo:
-
-
- Bidt om der wijsheid gaven acht,
- God geen naarstig bidder veracht.
- Met recht wordt een man wijs genoemd,
- Die niet op geld of armoe roemt.
-
-
-"En zoo ging het door. Nu meende ik zeker te kunnen zijn van de
-goedkeuring van den hooggeleerden heer Pirkheimer, maar ik vergiste
-mij: hij begon weer dadelijk te spotten en te vitten. Ik dacht dat hij
-mij die kunst misgunde en ging daarom naar den heer Lazarus Spengler,
-den Secretaris der stad, daar hoopte ik een zachter en rechtvaardiger
-oordeel te vinden. Maar ook die verwachting werd bedrogen, want hij
-wroette in mijn verzen als een everzwijn in een wijnberg en zond
-mij de totaal veranderde verzen weer terug met een spotdicht er bij,
-waarvan ik mij het begin nog heel goed herinner:
-
-
- Ofschoon men vaak door vele lieden
- De vreemdste dingen ziet geschieden,
- Waarover men verbaasd moet staan,
- Zoo wil ik u iets zeggen gaan,
- Dat uwe lachlust op zal wekken
- En u tot groot vermaak zal strekken.
- En daarom zeg ik: luister dan!
- Gij, allen, kent gewis een man
- Met langen baard en krullend haar,
- Een nooit volprezen kunstenaar
- Met teekenstift en met penseel,
- Aan roem en eer heeft hij ruim deel,
- In ieders achting hoog gerezen!
- En daar hij schrijven kan en lezen,
- Is hij zich waarlijk gaan verbeelden:
- In woord en rijm iets af te beelden
- Speelt hij ook, als een dichter, klaar,
- Nu rijmt hij verzen bij elkaar.
- Maar hoe hij rijmt, het gaat niet vlot!
- En 'k vrees gewis, dat aan het slot
- Hem wacht des schoenenmakerslot.
-
-
-"En dan wordt er verder verhaald van een schoenmaker, die een
-schilderij bekijkt, dat door een schilder in de zon was geplaatst om te
-drogen en die tot den kunstenaar zegt, dat de schoenen die hij heeft
-geschilderd niet goed zijn. Daarop verbetert de schilder de fout,
-die hem wordt aangewezen en zet het stuk weer in de zon. Nu waagt
-de schoenmaker in zijn overmoed ook aanmerkingen op de plooien in de
-kleederen te maken--maar daarover wordt de schilder boos en vraagt,
-of hij zich verbeeldt ook kleermaker te zijn en hij roept hem toe:
-schoenmaker, blijf bij uw leest! En na dit verhaal besluit de heer
-Spengler zijn gedicht aldus:
-
-
- Ik zeg daarom tot dezen man,
- Die zoo voortreflijk schildren kan:
- Laat mij u raden, blijf daarbij,
- Dan ducht gij geene spotternij."
-
-
-"Hoe onaardig van hem; ik had zoo iets in het geheel niet van den
-heer Spengler verwacht," riep Catherina uit en juist wilde Vrouwe
-Agnes in den zelfden geest lucht geven aan haar verontwaardiging,
-toen Dürer, hartelijk lachende, vervolgde:
-
-"Wees maar niet boos op hem, ik heb het hem betaald gezet, want
-terstond heb ik de pen weer opgenomen en hem het volgende hekeldicht
-gezonden:
-
-
- 't Is wetenswaardig wel gewis,
- Dat in Neurenberg een schrijver is,
- Die zich zelf vindt een kranig man,
- Omdat hij missiven schrijven kan.
-
-
-"En daarop heb ik hem ruim zijn deel gegeven en hem bij een notaris
-vergeleken, die maar één enkel formulier voor zijn akten er op
-nahoudt en zich daardoor de spotternij der menschen op den hals
-heeft gehaald. Daarna heb ik hem nog meer getrotseerd en gezegd,
-dat ik niet alleen verzen wilde schrijven, maar mij ook met de
-artsenijkunde zou gaan bemoeien en tegelijkertijd heb ik allerlei
-recepten van schilderspreperaten voor hem opgeschreven en ben op deze
-wijze geëindigd:
-
-
- En al lacht die schrijver nog zoo luid,
- Met dichten scheid ik toch niet uit;
- Dat zegt die gebaarde, langharige schilder
- Tot den spotlustigen schrijver."
-
-
-Er was wel een beetje angst in de vragende blikken, die zich daarop
-op den spreker richten en Catherina vraagde haastig: "En hoe heeft
-de heer Spengler die woorden opgenomen?"
-
-"Juist zooals zij waren bedoeld," antwoordde Dürer glimlachend:
-"als een grap en we zijn altijd goede vrienden gebleven. Pirkheimer
-is later ook tot andere gedachten gekomen; toen hij zag, dat het
-mij ernst was om mij op de dichtkunst toe te leggen, heeft hij mij
-geholpen om den vorm mijner verzen mooier en sierlijker te maken. En
-nu zal ik u ook maar vertellen, dat ik een heele verzameling verzen,
-die niemand ooit heeft gelezen, in mijn cassette heb, maar die weldra
-het licht zullen zien tegelijk met de teekeningen, die ik er bij heb
-gemaakt tot nut en leering van het volk."
-
-Men drong er op aan, dat Dürer ze voor den dag zou halen, maar hij
-bleef weigeren. "Hebt een weinig geduld--als ik mijn drukpers heb
-en zelf drukker ben geworden, dan moogt gij zoowel de dichtregels
-als de platen zien."--En werkelijk werden de rijmspreuken met de
-daarbij behoorende houtsneden na eenigen tijd uitgegeven--het waren
-vlugschriften, die veel goeds stichtten.
-
-Maar het volk ontving met nog meer vreugde de andere teekeningen,
-die Dürer op zijn drukpers had afgedrukt en de wereld ingezonden;
-vooral oefende de groote en de kleine Passie een machtigen invloed
-uit en predikten de lijdensgeschiedenis op betere wijze dan eenig
-priester het van den kansel deed.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXI.
-
-KUNSTENAAR EN KEIZER.
-
-
-Op een Januaridag van het jaar 1512 heerschte er groote bedrijvigheid
-in Pirkheimers huis. De meiden en de kok waren druk bezig in de keuken
-en de heerlijke geur, die zich van daar uit verspreidde, verried, dat
-er uitgezochte spijzen werden toebereid. Evenveel drukte heerschte er
-in den wijnkelder, terwijl vier bedienden in de groote zaal de tafel
-dekten. De heer des huizes was weder voornemens eenige gasten aan den
-maaltijd te vereenigen, een gewoonte, die hij had aangenomen sinds
-zijn vrouw was overleden en hij zich eenzaam en verlaten gevoelde.
-
-Gewoonlijk was het aantal genoodigden niet groot, maar daarom
-des te meer uitgezocht. Hij verzamelde aan zijn tafel mannen, die
-hoog stonden op geestelijk gebied en met wie deze wetenschappelijk
-uitstekend ontwikkelde, fijngevoelende en voor het schoone bezielde
-man, naar hartelust kon redeneeren.
-
-Meester Dürer was altijd de eerste, die een uitnoodiging kreeg, want
-de vriendschapsbanden, die de beide mannen vereenigden, waren met de
-jaren nog vaster geworden. Het was opmerkenswaardig, dat Pirkheimer,
-die door zijn trots, zijn onverbiddelijkheid en heftigheid zich vele
-vijanden maakte en zich in den raad nooit bijzonder bemind had weten
-te maken, ja, zich zelfs de haat van velen op den hals had gehaald,
-met Albrecht Dürer steeds in de hartelijkste verhouding leefde;
-nooit zweefde er een wolkje aan den hemel hunner vriendschap.
-
-Pirkheimer stond voor het venster te wachten op den bediende, dien
-hij naar de Tiergärtnerstraat had gezonden om zijn vriend dringend
-te verzoeken, de weigering op zijn uitnoodiging in te trekken. Het
-was de eerste maal dat Dürer zich had laten verontschuldigen.
-
-Eindelijk kwam de knecht terug, doch hij bracht hetzelfde antwoord
-mede: Meester Dürer was zoo overstelpt met werk, dat hij zich het
-genoegen om te komen moest ontzeggen.
-
-Pirkheimer vernam met leedwezen deze boodschap en hij had nu maar
-half pleizier in den maaltijd.
-
-Dürer had het werkelijk overdruk. De raad had hem de eervolle
-opdracht gedaan, om de zaal, waar de rijkskleinoodiën. gedurende
-de tentoonstelling te zien waren, te versieren met twee levensgroote
-portretten van Karel den Groote en van Keizer Sigismund, den souverein,
-die Neurenberg had uitverkoren tot bewaarplaats dezer schatten.
-
-Reeds lang was Dürer bezig aan de voorbereidende studies voor deze
-schilderijen, toen in het begin van het jaar 1512 het bericht kwam,
-dat keizer Maximiliaan van plan was in het voorjaar zijn intocht te
-Neurenberg te houden, en eenigen tijd binnen de muren zijner trouwe
-Rijksstad te vertoeven.
-
-Om nu tegen dien tijd klaar te kunnen zijn, werkte Dürer van den
-vroegen morgen tot den laten avond en met zooveel haast, dat zijn
-vrouw zich ongerust over hem maakte, want zijn wangen werden steeds
-bleeker, spijs en drank smaakten hem niet en een zenuwachtige onrust
-beletten hem 's nachts het slapen.
-
-In het laatst van Januari was het portret van Keizer Sigismund
-een goed eind op streek, maar toch nog niet geheel af. Hij had het
-gelaat, om het zoo getrouw mogelijk naar waarheid weer te geven,
-naar een wapenzegel geschilderd, wat evenwel niet voordeelig voor het
-portret was, want de lange, spitse neus was niet bepaald bekoorlijk te
-noemen. Voor 't overige was Keizer Sigismund ook slechts als bijfiguur
-bedoeld en eischte daarom een minder zorgvuldige uitvoering; al zijn
-krachten wilde de kunstenaar besteden aan het hoofdfiguur, den grooten
-Karel, wiens gestalte nog slechts in schets was ontworpen en waaraan
-Sebaldus Beham, zijn nieuwe gezel, hem volstrekt niet behulpzaam
-mocht zijn.
-
-Daar kwam op eens het bericht, dat de keizer reeds den 4den Februari
-zou komen en dus was alle haast en overijling te vergeefs geweest
-en teleurgesteld legde Dürer de penseelen terzijde om zich en zijn
-huis voor de komst des keizers gereed te maken, want zelfs in het
-kleinste straatje werden de woningen feestelijk versierd. Het was
-inderdaad verwonderlijk, hoe op eenmaal te midden van de sneeuw de
-straten in groenen voorjaarsdos pronkten, waartoe men het Lorenzer-
-en Sebalderwoud had geplunderd.
-
-Natuurlijk waren die straten, waarlangs de keizer zijn intocht
-zou houden, het fraaist versierd: van de Spittlerpoort door de
-Smidstraat naar het plein, waarop de St. Jacobskerk stond, vandaar
-naar de Koornmarkt en over de Vleeschbrug naar de Heerenmarkt, en dan
-over de Visch- en Zoutmarkt naar de Veste. De poort was geheel met
-dennengroen versierd en van het bovenste gedeelte wapperden bonte
-vlaggen en wimpels en daarmee wedijverden alle huizen en kerken,
-langs welker steile gevels het groen zich als klimop naar boven
-slingerde. Het schoonst van alles was de eerepoort bij de Veste, op
-welker gevel sierlijke godenbeelden het keizerlijke wapen vasthielden,
-waarboven de keizerlijke vlag met den adelaar zich trotsch verhief.
-
-Van hier tot aan de Spittlerpoort hadden de gilden in vol ornaat en
-de vertegenwoordigers der aanzienlijke families post gevat, terwijl
-al de leden van den raad voor de poort den keizer opwachtten.
-
-Om negen uur in den morgen zag men in de verte de voorhoede van den
-keizerlijken stoet aangekomen en dadelijk begonnen al de klokken te
-luiden en weerklonk het geknal der donderbussen en het geschal der
-trompetten van de stadshoornblazers om aan het volk in de stad te
-verkondigen: Hij is in aantocht!
-
-Maar nadat de voorste ruiters de poort waren binnengereden, duurde het
-nog geruimen tijd, voordat de keizerlijke Heer zelf verscheen. Daar
-kwam hij! Een zwarte hengst droeg de hoog opgerichte gestalte, een
-echt ridderfiguur,--zijn oogen zagen trotsch om zich heen, doch zijn
-mond glimlachte minzaam.
-
-Bij de poort hield hij zijn paard in om den welkomstgroet van den raad
-te ontvangen, daarop bewoog zich de stoet, na enkele woorden van dank,
-onder het eindeloos gejubel van het volk, dat zich gedeeltelijk ook
-plaats had verschaft op de daken, door de verschillende straten naar
-de Veste, waar Zijn Majesteit verblijf zou houden.
-
-'s Middags verscheen Keizer Maximiliaan met zijn gevolg op het
-raadhuis, waar in de groote zaal een feestmaal was gereed gemaakt,
-en het behaagde hem daar te blijven tot laat in den avond.
-
-
-
-Den volgenden morgen zag men een statigen man, met een edel, bezield,
-fijnbesneden gelaat van de Veste komen. Het was Johannes Stabius,
-Zijner Majesteits Kroniekschrijver en vertrouwd raadgever, een door
-en door geleerd man, die ook groote mathematische kundigheden bezat
-en als dichter veel lauweren had verworven. Hij richtte zijn schreden
-westwaarts, naar het plein bij de Tiergärtnerpoort en liet op Dürers
-huisdeur den klopper driemaal vallen.
-
-De meester, die hem had zien aankomen, snelde de trap af en deed zelf
-de deur voor hem open.
-
-Beide mannen vestigden een onderzoekenden blik op elkaar en op elks
-gelaat was de achting, die de een den ander inboezemde, te lezen.
-
-De gezant des Keizers gaf zijn innige vreugde te kennen, dat het hem
-nu vergund was, kennis te maken, met een man, wiens roem wijd en zijd
-was verbreid en meester Dürer, wederkeerig, boog eerbiedig voor hem,
-wien het was vergund zich in den zonneschijn van 's Keizers gunst
-te koesteren.
-
-Stabius verzocht meester Dürer, die hem uitnoodigde in de pronkkamer
-te gaan, hem naar zijn werkplaats te brengen en nadat hij over het
-daar aanwezige schilderwerk zijn groote bewondering had uitgesproken,
-nam hij naast den meester plaats en deelde hem mee, dat hij niet alleen
-was gekomen om den alom gevierden kunstenaar te zien, maar ook op bevel
-van Zijn Majesteit, uit wiens naam hij hem een opdracht kwam doen.
-
-"Waarschijnlijk weet gij, waarde meester, dat de keizer zich met vlijt
-en ijver op kunsten en wetenschappen toelegt en hoe ingenomen hij is
-met alles, wat den geest ontwikkelt en het hart verheft. Menig dichter
-en kunstenaar heeft hij den spoorslag gegeven tot nieuwe scheppingen
-en zelf hen daartoe in de gelegenheid gesteld. Nu heeft hij een plan,
-dat moet dienen tot zijn eigen verheerlijking: er moet een kunstwerk,
-dat alle andere van dezen aard in pracht en grootte moet overtreffen,
-worden geleverd. Zelf heeft hij het "den Triomf" genoemd en hij wil,
-dat het in twee werken wordt uitgevoerd; het eerste moet een eerepoort
-en het tweede een triomftocht voorstellen. En u heeft hij uitgekozen
-om het kunstwerk te volbrengen, waarde Meester Dürer--daarom vraag
-ik u nu, of gij daartoe geneigd zijt." Dürer boog eerbiedig en drukte
-zijn dankbaarheid uit over de eer hem bewezen. Daarna vraagde hij op
-welke wijze en in welken vorm zijn keizerlijke Majesteit het kunstwerk
-wenschte uitgevoerd.
-
-"De keizer wil, dat gij er een houtsnede van maakt," antwoordde
-Stabius, "en de oppervlakte moet ongeveer tien voet in de hoogte en
-negen in de breedte bedragen."
-
-In zijn hart was Dürer ontsteld, toen hij dit hoorde. In der
-haast berekende hij, dat daartoe tachtig of negentig stukken hout
-(beukenhout), die aan elkaar moesten worden gevoegd, noodig zouden
-zijn. Doch juist dit moeilijke van de opdracht had een bijzondere
-bekoring voor hem, en daarom herhaalde hij zijn bereidwilligheid om
-aan 's keizers wensch te voldoen. Stabius drukte hem hartelijk de
-hand en bleef nu nog eenigen tijd.
-
-De beide mannen waren spoedig in een gesprek verdiept en Dürer leerde
-in Stabius iemand kennen, die een scherp verstand en uitgebreide
-kennis bezat, vol geestdrift voor en verstand van de kunst, met wien
-het een waar genot was om te praten. Den volgenden avond verscheen
-Stabius weder en zoo ging het al de volgende dagen, zoo lang de keizer
-in Neurenberg vertoefde; en er ontstond tusschen den geleerde en den
-kunstenaar een innig vriendschappelijke verhouding, waarvan Pirkheimer
-bijna jaloersch werd. Ja zelfs, toen de keizer eindelijk vertrok,
-liet hij zijn raadgever, op diens verzoek, achter, om meester Dürer
-behulpzaam te zijn bij de plannen voor de eerepoort.
-
-Dürer begon nu spoedig met de voorbereidende werkzaamheden, maar hij
-kon slechts enkele uren per dag daaraan besteden, want eerst moesten
-de beide keizersportretten klaar zijn. Dat gebeurde spoedig daarop
-en de stad bezat nu weer een kleinood meer. Vooral de beeltenis van
-Karel den Groote was boven allen lof verheven.
-
-Toen Stabius het schilderij na de voltooiing zag, trad hij ontroerd een
-schrede achteruit; hij herkende in het gelaat zijn eigen trekken! De
-hand van den kunstenaar, in wiens hart de beeltenis van zijn vriend
-leefde, had onwillekeurig dat beeld op het doek gebracht.
-
-Nu had Dürer meer tijd om zich aan de keizerlijke opdracht te
-wijden. Maar deze hield zooveel in, dat er jaren verliepen, voordat
-de teekeningen zoover waren, dat zij aan den houtsnijder konden worden
-toevertrouwd, vooral omdat er zooveel ander werk tusschen door liep.
-
-Wederom was geheel Neurenberg één en al verbazing en verwondering. Zoo
-iets had men nog nooit gezien! Op tweeënnegentig stukken hout, die aan
-elkaar waren gevoegd, had Dürer, met onvergelijkelijke nauwkeurigheid,
-de teekening met pen en potlood gemaakt, om haar daarna voor het
-snijden aan den bekwaamsten kunstenaar op dat gebied, Hieronymus
-Andree toe te vertrouwen.
-
-De teekening, die tien en een halven voet hoog en negen voet breed
-was, stelde een eerepoort van drie bogen voor. De middelste, die ook
-de grootste is, heet: "de poort der Macht en Eere," daarboven verheft
-zich de stamboom van het Oostenrijksche huis naast 102 wapens van de
-ondergeschikte landen. Boven de beide zijbogen, dien van den "lof"
-en dien van den "adel" zijn, in vierentwintig teekeningen, voorvallen
-uit het leven van Keizer Maximiliaan weergegeven.
-
-Toen deze het werk te zien kreeg, drukte hij Stabius de beide handen,
-alsof deze het was, die het had gemaakt en het was goed, dat Dürer
-er niet bij was, anders had hij wel eens hoogmoedig kunnen worden
-door dien bovenmatigen lof uit 's keizers mond.
-
-Zijn Majesteit antwoordde hem met de toezegging van een jaargeld van
-100 gulden, dat Dürer levenslang van de aan het rijk verschuldigde
-stadsbelasting van Neurenberg zou worden uitbetaald.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXII.
-
-SMART EN VREUGDE.
-
-
-Dicht naast de groeve, waar de oude goudsmid, meester Dürer, op het
-Sebaldus-kerkhof rustte, was een nieuwe grafkuil geopend en daarin
-werd op St. Liborius, den 17den Mei van het jaar 1514, een lijkkist
-neergelaten.
-
-Het was Vrouwe Barbara, de weduwe van den ouden meester, die men
-ten grave bracht. Velen waren op de begraafplaats tegenwoordig om
-de gestorvene de laatste eer te bewijzen en hun deelneming aan de
-achterblijvenden te betoonen. De kapelaan van de St. Sebalduskerk sprak
-bij de groeve de gebruikelijke gebeden en het gild der meesterzangers
-besloot de plechtigheid met een vroom lied.
-
-Daarna verlieten allen het kerkhof, behalve de beide geestelijke
-zusters, die op den grafheuvel bleven om te waken en te bidden voor
-het zieleheil der afgestorvene en de nagelaten betrekkingen, die met
-een traan in het oog toezagen, hoe de doodgraversknechts de groeve
-verder vulden. Deze treurenden waren: meester Dürer met zijn vrouw en
-zijn beide broeders, Andreas en Hans. Andreas was kort geleden uit
-den vreemde naar Neurenberg teruggekeerd, om zich daar als meester
-in het goudsmidsgilde te laten opnemen. Hij was nog juist bij tijds
-gekomen om den laatsten zucht zijner moeder op te vangen en nog door
-haar te worden gezegend.
-
-Zwijgend verlieten zij te zamen, nadat alles was afgeloopen, de
-gewijde plaats.
-
-Juist toen zij het huis op het Tiergärtnerplein wilden binnengaan kwam
-hen een man tegemoet, wiens schoenen grijs van het stof waren en die,
-beleefd groetend, zijn hoed afnam. Verrast keek Dürer op, en er kwam
-plotseling een andere uitdrukking in zijn oogen, als een zonnestraal
-uit donkere wolken. "Zijt gij het, beste Schäufelein? Hoe had ik dat
-kunnen denken!"
-
-Schäufelein schudde hem de hand. "Ach, dat ik u zoo moet terugvinden,
-lieve meester! Ik hoopte allen vroolijk en wel hier te zullen ontmoeten
-en nu zie ik een diep bedroefd man voor mij! Ik neem hartelijk
-deel in uw leed--de Heer trooste u!" Men ging naar binnen--de nieuw
-aangekomene begroette nu ook de anderen en betuigde zijn blijdschap
-ook Andreas terug te zien. Daarna vraagde hij dringend alles omtrent
-de afgestorvene te mogen hooren, want hij had haar hartelijk liefgehad
-en het deed meester Dürer goed, zijn hart aan een deelnemen den vriend
-te kunnen uitstorten.
-
-"Gij moet weten," begon hij, "dat verleden jaar dinsdags voor de week
-voor Paschen, mijne arme moeder plotseling zoo ernstig ongesteld werd,
-dat wij de deur harer kamer moesten openbreken, omdat wij, daar zij
-zelf niet kon opendoen, anders niet bij haar konden komen. Wij brachten
-haar in een benedenvertrek en men voorzag haar van de H. Sacramenten
-der stervenden, want iedereen dacht, dat zij zou heengaan. Sedert
-vaders dood was zij nog al gezond geweest, ofschoon zij vroeger wel
-eens had gesukkeld, ja, zelfs een aanval van de pest te doorstaan had
-gehad en nog vele andere wederwaardigheden en verdriet had ondervonden,
-die zij steeds met groote zachtmoedigheid en zonder eenige bitterheid
-had verdragen. Och, zij was toch een bijzonder vrome vrouw! Gij weet
-zelf hoe trouw zij ter kerke ging en hoe liefderijk zij voor mij en
-mijn broeder heeft gezorgd en ons steeds vermaande vroom en rein van
-handel en wandel te blijven. Haar barmhartigheid en zelfverloochenende
-liefde jegens alle menschen kan ik nimmer genoeg prijzen en geen
-wonder, dat zij bij allen bemind was.
-
-"Evenwel nadat zij ten volle was bediend, is zij toch nog niet
-gestorven, maar is zij nog meer dan een jaar ziek gebleven, totdat
-zij gisteren, twee uur voor middernacht, als een ware Christin is
-gestorven, voorzien van alle sacramenten met absolutie van pijn en
-schuld, door de macht aan den paus geschonken. Voordat zij stierf,
-gaf zij mij haar zegen, wenschte zij mij den vrede Gods toe en gaf
-mij vele ernstige vermaningen om de zonde te ontvlieden. Zij wenschte
-nog den Johanneszegen [22] te drinken, wat zij ook deed. Zij heeft een
-moeilijken doodsstrijd gehad en ik bemerkte, dat zij iets vreeselijks
-zag, want zij begeerde wijwater, nadat zij in langen tijd niet had
-gesproken. Toen braken haar oogen en ik zag, dat zij tweemaal hevige
-schokken kreeg en dat zij haar mond en oogen van pijn toekneep. Ik
-bad luide voor haar en mijn hart leed daarbij onnoemelijk veel! God
-zij haar genadig!"
-
-"Ave, pia anima!" fluisterde Schäufelein vroom en hij begon daarop
-ook de afgestorvene te prijzen en zooveel goeds van haar te zeggen,
-dat zoowel meester Dürer als de anderen de tranen in de oogen kregen.
-
-Later, nadat de maaltijd was afgeloopen, zonder dat er veel
-woorden waren gewisseld, moest Schäufelein vertellen, wat hem zelf
-gedurende zijn afwezigheid was wedervaren. Hij had daarbij opmerkzame
-toehoorders, die zich hartelijk over al het goede, dat zijn deel
-was geweest, verheugden en over zijn vooruitgang op het gebied der
-kunst. Met gespannen aandacht luisterde Dürer, toen hij vertelde, dat
-hij ook te Rome was geweest en hem had gezien, dien allen verafgoodden,
-den heerlijken Rafael.
-
-"Hoe?" riep Dürer, "hebt gij hem van aangezicht tot aangezicht
-gezien? O, wat zijt gij gelukkig! Reeds lang heb ik vurig verlangd
-hem te mogen aanschouwen, hem, den eenige, den onvergelijkelijke,
-den lieveling des pausen en den bewonderde der gansche wereld!"
-
-Er kwam een bijzondere glans in Schäufeleins oogen. "Hoor, hoe twee
-groote mannen denzelfden wensch koesteren! Want gij moet weten, dat
-Rafael eveneens vurig verlangt hem te zien, dien hij den Duitschen
-Apelles noemt."
-
-Een hoogrood bedekte Dürers gelaat, en zijn oogen werden vochtig,
-terwijl hij halfluid vraagde: "Hoe weet gij dat?"
-
-"Uit zijn eigen mond," verzekerde Schäufelein. "Ik had den toegang tot
-zijn werkplaats gekregen en mijn hart begon sneller te kloppen, toen
-ik onder de vele schilderijen, ook verscheidene bekende tegenkwam,
-met het monogram A. D. En toen ik zeide, hoezeer mij dat verraste
-en verheugde, omdat ik langen tijd bij meester Dürer als gezel was
-werkzaam geweest, greep Rafael op eens mijn hand en sprak: "O, dan zijt
-gij mij dubbel welkom en mijn blijdschap zou volkomen zijn geweest,
-als hij u had vergezeld." Toen heeft hij u nog hoog geprezen en mij
-verteld, dat hij reeds door Marcantonio Raimondi, die sedert vier
-jaren zijn werken op koper graveert, de uwe had leeren kennen. Deze
-is het ook, die uw kleine Passie op koper heeft nagegraveerd en nog
-meer andere werken. En luister; ik wil u nog iets zeggen" en daarbij
-schoof hij zijn stoel nog wat nader: "Ik zag in Rafaels werkplaats
-een tekening, die bijna voltooid was, en waaraan hij juist bezig
-scheen geweest. Ternauwernood durfde ik mijn oogen vertrouwen,
-want wat zag ik daar? Het was een kruisdraging van den Heer Jezus,
-bijna geheel zooals gij die hebt voorgesteld in de groote Passie. De
-Heiland onder het kruishout neergezonken en steunend op zijn arm,
-scheen mij volkomen gelijk behandeld zoo als gij het deed, lieve
-meester. Eveneens de overige figuren en de rangschikking; het kwam
-mij voor, dat Rafael u daarin heeft gevolgd. In elk geval heeft hem
-uw werk voor den geest gezweefd en zijt gij zijn voorbeeld geweest."
-
-Bewogen greep Dürer Schäufeleins hand: "O, ik dank u, beste
-Schäufelein, ik dank u! Wat gij mij daar zegt is als een lichtstraal in
-den nacht van mijn rouw. Maar nu is mijn begeerte, om dien heerlijken
-kunstenaar te zien, nog grooter geworden. Ach, dien wensch zal ik
-mede in het graf moeten nemen, want hoe zouden Neurenberg en Rome
-bij elkaar kunnen komen?"
-
-En nu drong Dürer er bij Schäufelein op aan, hem nog meer van Rafael
-te vertellen, van zijn uiterlijk en zijn werken, van zijn verhouding
-tot den paus en van zijn leven, totdat Wilibald Pirkheimer en andere
-vrienden en vriendinnen kwamen om hun deelneming aan de treurenden
-te betuigen.
-
-Intusschen ging Schäufelein met Hans en Sebaldus Beham, den gezel,
-die juist uit de stad was thuis gekomen, in Dürers werkplaats en hij
-werd niet moede te hooren van alles, wat de meester in de laatste
-jaren, sedert de beide gezellen waren ontslagen, had gewerkt. Hans
-kwam er nooit mee klaar; want telkens als hij dacht alles te hebben
-opgenoemd, schoot hem weer iets te binnen, dat hij had vergeten. "Het
-is een onuitputtelijke bron," zei Schäufelein eindelijk. "Mogen al de
-lieve heiligen, die hij in zijn werken verheerlijkt, hem beschermen
-en sterken en hem nog vele jaren levens schenken!"-- -- --
-
-
-
-Er was bijna een jaar na deze gebeurtenis voorbijgegaan, toen bij
-Dürer een vreemdeling binnentrad, wiens uiterlijk zijn zuidelijke
-afkomst verried, want twee ravenzwarte oogen keken uit zijn gebruind
-gelaat en dik, zwart, krullend haar golfde om zijn slapen.
-
-"Wees gegroet, Heer!" sprak hij met een beleefde buiging. "Zijt gij
-meester Albrecht Dürer?"
-
-"Die ben ik," antwoordde de aangesprokene. "Wat wenscht gij van mij?"
-
-"Ik kom van zeer ver," zeide de man, "het is een lange weg van
-Rome naar Neurenberg. Ik breng een boodschap van meester Rafael aan
-meester Dürer."
-
-"Wat zegt gij?" riep Dürer, wiens penseel uit zijn hand viel. "O wees
-welkom onder mijn dak. Wat zendt mij de meester aller meesters?"
-
-"Zijn groet en ook dit," antwoordde de man, terwijl hij een rol papier
-uit zijn tasch nam. "Het heeft slechts kleine waarde," sprak hij,
-die mij tot u zond, "maar meester Dürer zal het vriendelijk van mij
-willen aannemen, als hij hoort, hoe hartelijk ik verlang hem iets
-van mijn hand te geven."
-
-Met bevende vingers vouwde Dürer den rol open en aanschouwde een met
-rood krijt geteekende figuur in krijgsdos. Zijn oogen bleven met
-een teedere uitdrukking er op rusten; met diepen eerbied vervuld,
-beschouwde hij deze teekening van den grooten man.
-
-Na een lang stilzwijgen sprak hij: "Ik wil hem danken en gij, gij zult
-ook mijn boodschapper zijn. Blijf nog eenigen tijd om de stad te zien,
-dan zal ik u weder laten teruggaan met mijn tegengeschenk."
-
-Zes dagen later was Rafaels boodschapper weder gereed voor de
-terugreis. In zijn reistasch had hij den dank van den Duitschen meester
-geborgen; Dürer wilde Rafael niet de een of andere teekening, die
-hij had liggen, zenden, maar zich zelf; hij wilde den buitenlandschen
-meester niet alleen iets van zijn hand laten zien, maar zijn beeltenis
-zoodanig op doek geschilderd, dat het op beide kanten zichtbaar was.
-
-Een schittering kwam in Rafaels oogen, toen hij hem zag, dien hij zoo
-hoog vereerde, en tot zijn dood toe hield hij het portret in hooge eer.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXIII.
-
-UIT DE DUISTERNIS TOT HET LICHT.
-
-
-Het was een sombere Novembermorgen van het jaar 1517. Een dikke
-mist belette de zon door te dringen tot in de straten en pleinen
-van Neurenberg.
-
-Meester Dürer zat in zijn werkplaats te teekenen. Keizer Maximiliaan
-was dit jaar weer in Neurenberg geweest en had den meester, over wiens
-"Poort der Eere" hij hoogst tevreden was, opgedragen om op het tweede
-groote stuk, "de Triomf," als voornaamste deel een triomfwagen te
-schilderen naar plannen, die Zijn Majesteit zelf had ontworpen. De
-zoo prachtig mogelijk versierde wagen, door zes paarden getrokken,
-moest achterin voorzien zijn van een hooge zitplaats, waarop de
-keizer zou troonen in vol ornaat, met zijn jonge gemalin, Maria van
-Bourgondië; voor de beide Majesteiten moest koning Filips de Schoone
-zitten tusschen zijn zuster en zijn echtgenoot, voor hen zijn zoons, de
-aartshertogen Karel en Ferdinand en geheel voorin hun zusters. Het was
-Wilibald Pirkheimer opgedragen om met Dürer deze keizerlijke gedachten
-in artistieken vorm te gieten en meester Albrecht was juist bezig de
-met vriend Wilibald veranderde plannen op het papier te teekenen. Doch
-het werk wilde vandaag niet goed vlotten. Het licht was zoo slecht,
-dat hij niets kon zien op de plaats, waar hij gewoonlijk zat, en aan
-een kleine tafel dicht bij het venster moest gaan zitten om beter te
-kunnen zien. Maar het was niet alleen dat, wat hem bij zijn schepping
-hinderde. In zijn geheele wezen en in zijn gebaren lag een bijzondere
-rusteloosheid; naast hem lag een boekje, waarin hij nu en dan een blik
-wierp en dan verzonk hij in diep gepeins. Het boekje was getiteld:
-"Het heilige Onze Vader, verklaard door Dr. Maarten Luther." [23] Hij
-had het gekregen van Christoffel Scheurl, den man, die hem indertijd te
-Bologna had verwelkomd, daarna tot professor in de rechtsgeleerdheid
-te Wittenberg was benoemd en nu als rechterlijk plaatsvervanger in
-Neurenberg een aanzienlijke plaats innam. Door hem had hij veel gehoord
-over dezen merkwaardigen man, die in Saksen en ook verder in het land
-veel van zich deed spreken, dien Augustijner monnik en professor in
-de theologie aan de, door den keurvorst Frederik den Wijze gestichte,
-hoogeschool te Wittenberg. Van het begin af aan had Dürer een levendige
-belangstelling gekoesterd voor dezen uitstekenden geleerde en hij
-had ook vlijtig bestudeerd de preeken van Pater Wenzel Link, die, in
-nauwe vriendschapsbetrekking tot Luther staande, reeds sinds den tijd,
-dat ze samen in het klooster te Erfurt waren, sedert eenigen tijd in
-het Augustijner klooster te Neurenberg was. Deze preeken hadden een
-diepen indruk op hem gemaakt en een hevigen storm in hem verwekt. Als
-een trouw zoon zijner kerk en met een vroom hart had hij tot nu toe
-gewandeld volgens de geboden van den pauselijken stoel en voor het oog
-der menschen vlekkeloos geleefd; ja, hij had zich de grootste achting
-verworven, niet alleen als kunstenaar, maar ook als mensch;--nu begon
-hij te twijfelen, of de weg, dien de kerk aanwees, wel de rechte
-was. En zijn twijfel nam nog toe, als hij dacht aan den gruwel der
-verwoesting aan het heilige gepleegd en het diepgaande verderf der
-kerk zag, dat hem reeds jaren geleden stof tot zijn teekeningen uit
-de Openbaring van Johannes had gegeven. En hij was niet de eenige
-te Neurenberg die deze dingen bepeinsde; andere burgers en juist de
-beste en edelste, voelden hun hart ook onrustig kloppen. Als hij
-naar de prediking van Pater Link in de Augustijnerkerk ging, kon
-hij er zeker van zijn den kanselier Scheurl, den voortreffelijken
-secretaris van den raad en den syndicus Lazarus Spengler te vinden
-en van de patriciërs de heeren Hieronymus, Ebner, Kaspar Nützel
-en Hieronymus Holzschuher. Ook Wilibald Pirkheimer voegde zich bij
-hen; maar hij uitte zich op eenigszins andere wijze. Hij behoorde
-tot de zoogenaamde Humanisten, een kring van geleerden, die in het
-herleefd klassieke tijdvak de wereld vonden, waarin hun geest zich
-bewoog en van dit standpunt uit trokken zij te velde, zoowel tegen het
-wetenschappelijk ongevormde, als tegen het bijgeloof van hun tijd. Men
-legde Pirkheimer ten laste, dat hij had meegewerkt aan de "brieven
-van de mannen der duisternis," die in goed geslaagde navolging van
-het slechte latijn der monniken den bedelmonnik met zijn grenzenlooze
-domheid en schaamtelooze onzedelijkheid aan de kaak stelden. Wilibald
-Pirkheimer verkneukelde zich hierin en hij genoot van het algemeene
-gelach, dat deze brieven verwekten. Zijn wapens tegen het verderf van
-den tijd waren geestigheid en spotternij, en zijn hart nam er slechts
-in zoover deel aan, dat hij zich verheugde over de nederlaag van zijn
-tegenpartij. Eens was zijn gevoel opgekomen tegen Meester Wolgemuts
-"Pausezel" als tegen een te ruwe, onridderlijke wijze van strijden,
-nu plaatste hij zich eigenlijk op hetzelfde standpunt.
-
-Bij Dürer was het geheel iets anders. Den hoog ernstigen, innig vromen
-man stond het schreien nader dan het lachen; het gold voor hem iets,
-dat hem diep ter harte ging. Dag en nacht hield de gedachte hem bezig:
-wat moet ik doen, opdat ik zalig worde, en de vraag: is de weg,
-die de kerk wijst, de goede weg?
-
-Hoe langer hij naar de preeken van Link luisterde, des te meer begon
-hij aan de waarheid der leer van Rome te twijfelen en bij dezen diep
-nadenkenden en met ware vroomheid bezielden man, won de twijfel
-te meer veld omdat hij reeds sedert langen tijd als bij instinct
-een duister voorgevoel der waarheid van het evangelie bij zich had
-omgedragen. Wel is waar had hij tot nu toe in zijn kunst in hooge
-mate de Maagd Maria, die volgens het algemeene begrip van dien tijd,
-als koningin des hemels en der wereld werd vereerd, verheerlijkt;
-men bad tot haar als tot de eeuwige beschermvrouw van het menschdom,
-die ellendige zondaars de straf voor hun zonden kwijt scheldt,
-ongeneeselijke kwalen geneest, de aarde doet draaien, de zon het
-licht schenkt, de wereld regeert en de hel doet beven. Niet alleen
-in zijn "leven van Maria," maar ook in de talrijke afbeeldingen der
-Madonna, waarvan er meer dan twintig bestonden, had hij de afgodische
-vereering van dit kind der menschen, in de hand gewerkt. Maar als men
-deze werken nauwkeuriger bezag, kon men zien, dat het niet in des
-kunstenaars bedoeling lag deze afgoderij te bevorderen. Wie oogen
-heeft om te zien, ziet dat de Maagd Maria in Dürers werken niet de
-hoofdpersoon is: het goddelijke Kind is het waarom alles draait. Hij
-wordt door allen gediend, door de engelen en de heiligen en tegelijk
-met Hem ook zij, die Hem ter wereld bracht. Niet met een stralenkrans
-verschijnt Maria daar, maar als een echt menschenkind, ja, als een
-ware Neurenbergsche huismoeder in Neurenberger kleederdracht. In
-haar oogen leest men de liefde voor haar kind. Zij laaft het met
-haar moedermelk in zalige verrukking, zij verheugt zich met Hem,
-zij lijdt met Hem. Zij is niet verheven boven het algemeene lot van
-vergankelijkheid en verval, zooals de Italiaansche schilders haar,
-als in eeuwige jeugd bloeiende, voorstellen, maar zij wordt oud en
-zwak; met gebogen gestalte omvat zij haar gepijnigden Zoon, onmachtig
-ligt de oude, grijze vrouw neder aan den voet van het kruis.
-
-Zoo had dus een godsdienstig juist gevoel meester Dürers hand bestuurd
-en hier en daar waren deze onbewuste gewaarwordingen ook in woorden
-voor den dag gekomen. Boven het eerste zijner rijmen, die hij in
-het jaar 1509 had gemaakt, stond geschreven: "Elke ziel, die het
-eeuwige leven heeft, wordt verkwikt door Jezus Christus, die twee
-naturen in één persoon vereenigt, de goddelijke en de menschelijke,
-hetgeen men alleen door de genade kan gelooven en door het natuurlijk
-verstand nimmer kan worden begrepen." Bij zijn Passie-gravuren had
-hij dit gevoegd:
-
-
- O almachtige God en Heer
- Vol aanbidding kniel ik neer
- Voor Jezus' lijden, voor Uw Zoon,
- Uw Eengeboorne, die het loon
- Voor onze schuld gedragen heeft.
- O God, ik bid, dat Gij mij geeft
- Over mijn zonden, diepe smart
- En leed. Och, reinig Gij mijn zondig hart!
- Gij hebt des overwinnaars troon,
- Ach, deel met mij uw eerekroon.
-
-
-Dus had de vrome man door de diepte van zijn godsdienstig gemoed iets
-van de waarheid gevoeld. En nu lag voor hem Luthers boekje over het
-Onze Vader, hij kende het bijna geheel van buiten!
-
-Ook nu hield het zijn geest bezig en stoorde het hem in zijn
-teekenwerk.
-
-Daar begon de klok der Augustijnerkerk te luiden; hij stond op, deed
-zijn met bont omzoomden mantel om, zette zijn zwart fluweelen baret
-op en ging uit: hij wist, dat Wenzel Link zou preeken.
-
-Over de Melkmarkt en de Wijnmarkt kwam hij spoedig aan het
-Augustijnerklooster. De kerk was overvol, niet alleen met monniken,
-maar ook met burgers, waarvan de voornaamste waren: Hieronymus Ebner,
-Hans Schopper, Lazarus Spengler en eenige anderen.
-
-Link had den verloren zoon tot onderwerp gekozen en sprak over de
-groote liefde Gods, waarmee Hij in Christus den zondaar tegemoet komt
-en van het vertrouwen, waarmee de berouwvolle, boetvaardige zondaar
-zich zonder tusschenkomst van menschen in Gods geopende armen moet
-werpen.
-
-Toen de dienst was afgeloopen en de kerk uitging, bleef Dürer nog
-met de aanzienlijke heeren achter, om met hen over het gehoorde,
-dat aller hart diep had getroffen, te blijven praten. Op eenmaal trof
-een gedruisch hun ooren; het was alsof er veel volk af- en aanliep.
-
-Zij traden naar buiten om te zien, wat er te doen was en op het plein
-zagen zij een dichte menschenmassa, die steeds grooter werd en hoorden
-zij een stem, zonder evenwel te kunnen verstaan, wat die sprak.
-
-"Wat is daar te doen?" vraagde Hieronymus Ebner aan den ouden Fröhlich,
-meester van het koperslagersgild, die zich uit het gedrang losmaakte.
-
-"Er is een reizende koopman in de stad gekomen," vertelde deze, "die
-vreemde tijdingen brengt. Hij zegt, dat een zekere monnik, Martinus
-Luther uit Wittenberg, aan de deur van de slotkerk vijfennegentig
-stellingen heeft aangeplakt, om te protesteeren tegen den aflaat,
-waarmee de paus de geldbuidels ledigt en de zielen verderft. Dat heeft
-heel wat opzien verwekt. De man zegt, dat waar hij ook kwam en dit
-bericht meedeelde, het bij jongen en ouden, aanzienlijken en geringen,
-mannen en vrouwen grooten indruk maakte, dat er eindelijk iemand was,
-die het had gewaagd zijn stem te verheffen tegen die afschuwelijke
-geldklopperij en die niet vreesde den paus te trotseeren. Op vele
-plaatsen was het nieuwtje hem al vooruitgegaan en kende men reeds den
-inhoud der stellingen, die overal met vreugde werden gelezen. De man
-voegde er nog bij, dat hij regelrecht uit Wittenberg kwam en dat hij
-uit naam van een vriend van den monnik, verscheidene der stellingen
-tegen den aflaat bij den heer Christoffel Scheurl had afgegeven.
-
-"Bij mij?" riep de kanselier blij verrast. "Zoo, dan ga ik dadelijk
-naar huis!" "Laat ons met u gaan," vraagde Dürer en de heeren gingen
-gezamenlijk naar de woning van den kanselier. Het was juist zooals
-de reiziger had gezegd. De vrouw van Scheurl kwam hen tegemoet en
-zeide: "Zie eens, man, wat een reiziger tijdens uw afwezigheid heeft
-gebracht!" Haastig verbrak Scheurl het omhulsel en haalde eenige
-papieren te voorschijn. Het waren tien stukken in het latijn geschreven
-en getiteld: Disputatie van Dr. Maarten Luther ter verklaring van de
-kracht van den aflaat.
-
-"Lees toch!" riep Kaspar Nützel den kanselier toe en deze begon
-terstond, terwijl de anderen zich om hem schaarden om te luisteren.
-
-Hij had nog slechts weinig gelezen, toen Dürer eensklaps uitriep: "O,
-God, help mij, ik voel mij zoo angstig!" Hij liep naar het venster,
-de handen tegen de borst gedrukt. Scheurl wenkte een bediende om een
-beker frisch water te halen, doch Dürer weigerde. "Water kan mij niet
-helpen; lees verder, verder!"
-
-Scheurl ging door met lezen en bij elke zinsnede werd de spanning
-grooter. Toen hij eindelijk ophield, heerschte er een diepe, plechtige
-stilte, waarna Hieronymus Holzschuher het woord nam en sprak: "Deze
-eenvoudige monnik is een profeet des Allerhoogsten, hij heeft zijn
-stem verheven om der waarheid getuigenis te geven. Zie, het valt mij
-als schellen van de oogen! Langen tijd heb ik mij reeds geërgerd over
-dien misdadigen aflaathandel en het schaamtelooze bestelen van het
-volk. Nu begrijp ik ook, dat de aflaat, zooals de paus die beveelt, uit
-den booze is, zelfs wanneer men er geen geld voor behoeft te betalen."
-
-Hieronymus Ebner gaf zijn instemming te kennen en voegde er zeer
-ernstig bij:
-
-"Hus heeft men verbrand, evenzoo Savonarola, misschien wordt er weldra
-een derde brandstapel opgericht. "Dat verhoede God!" riep Dürer uit
-en een donker rood bedekte zijn gelaat. "Zou de tijd dan nog niet zijn
-aangebroken, dat de Heer zich over het arme Christenvolk erbarmt? Reeds
-sinds den eersten keer, dat ik van Maarten Luther heb gehoord, was
-mijn ziel het met hem eens en er sprak in mij een stem: "hij is het,
-die de waarheid heeft!" Zou God het nog eenmaal dulden, dat de Satan
-het werktuig in Zijn hand verbrijzelt? O, ik wenschte steeds meer van
-Luther te hooren en mij door hem in de waarheid te laten leiden. Want
-nu ben ik nog als iemand, die lang in het duister heeft gezeten en
-met verblinde oogen hulpeloos in het schelle daglicht rondtast."
-
-Kaspar Nützel, die tot nu toe in stilzwijgen en gepeins verzonken had
-gestaan, richtte zich nu plotseling op en zeide: "Luther heeft een
-vreemde taal gebruikt, omdat hij het allereerst voor de geleerden heeft
-gesproken; maar zijn prediking is voor het gansche volk bestemd--ik
-zal hem te hulp komen en haar in het Duitsch uitgeven."
-
-Dit vond algemeenen bijval en men drong er op aan, als het mogelijk
-was, dat hij nog dienzelfden dag met het vertalen zou beginnen.
-
-Nützel bleef den ganschen nacht doorwerken, zoodat hij den volgenden
-morgen reeds naar Anton Koburger, den drukker, kon gaan en slechts
-weinige dagen later wist geheel Neurenberg, dat Luthers stellingen
-tegen den aflaat in het Duitsch waren verschenen.
-
-Men haastte zich naar de drukkerij en in een ommezien was de
-geheele voorraad uitverkocht. In de huizen, in de herbergen, bij de
-drinkputten, in de werkplaatsen, overal hoorde men spreken over den
-Wittenberger monnik en zijn stellingen, en de opgewondenheid werd nog
-grooter, toen men van doortrekkende reizigers vernam, dat Luther met
-zijn prediking het gansche rijk in rep en roer had gebracht. Wenzel
-Link, de Augustijner pater sprak nu met nog meer vrijmoedigheid van
-den kansel en al de kloosterlingen trokken partij voor hun ordebroeder
-in Wittenberg.
-
-Dürers werkplaats bleef leeg; de meester liet zich daar niet zien. Hij
-zat boven in zijn kamertje met afgesloten deur; zelfs zijn vrouw
-mocht hem niet storen. Hij wilde alleen zijn met God in den strijd
-om licht en waarheid.
-
-En ziet, de strijd eindigde in overwinning.
-
-Dr. Maarten Luther had hem den blinddoek van de oogen genomen; nu wist
-hij, wat het is, dat elk Christen voor zijner ziele zaligheid van noode
-heeft te weten: dat 's menschen hoop op de eeuwige zaligheid berust
-op Gods genade in Christus alleen en op niets anders. Het stond daar
-immers klaar en duidelijk: de paus kan slechts aflaat geven van die
-straffen, welke hij zelf heeft opgelegd, dus de tijdelijke kerkelijke
-straffen. Zijn macht strekt zich niet tot hemel en hel uit; het is
-een valsche meening, door de onwaardige handelaars in aflaatbrieven,
-verspreid. De paus kan geen zonden vergeven en niemand uit de hel
-verlossen; hij kan niets anders doen dan den menschen verkondigen,
-wat God uit genade en ter wille van Christus voor een boetvaardige
-ziel doet. Indien iemand oprecht berouw gevoelt, wil God hem volledig
-zijn schuld en straf kwijt schelden zonder een enkelen aflaatbrief.
-
-Deze boodschap was voor Dürers ziel als morgendauw op de dorre
-weide. Hij was steeds zulk een ernstig, ijverig Christen geweest; hij
-kon zich beroepen op een groot aantal goede werken, die de kerk van
-hem vorderde en had daardoor toch niet gevonden, wat zij zocht. Nu
-zag hij op eens de leer der goede werken met geheel andere oogen
-aan: niet door verdienste, maar door genade ontvangen, was Luthers
-prediking en dat was hem een blijde boodschap. Zijn hart vond nu op
-eenmaal rust en zijn beangst gemoed werd plotseling getroost. En nu,
-nadat alles hem duidelijk was geworden, wilde hij het ook aan anderen
-openbaren en zijn vertrouwen in de waarheid van Luthers prediking
-werd versterkt, toen hij zag, hoe vurig ook Agnes' begeerte was
-om naar hem te luisteren en toen hij hoorde, hoe dankbaar zij was,
-dat ook haar ziel vrede daarbij vond.
-
-Zijn blijdschap nam nog toe, toen ook Pirkheimer voor Luther in
-geestdrift geraakte, zoo zelfs, dat hij een brief aan Dr. Maarten
-schreef. O, hoe gaarne zou ook Dürer zijn hart voor den man Gods
-hebben uitgestort!
-
-Met groote spanning volgde hij nu de wederwaardigheden van Luther,
-wien menige giftige pijl werd toegeslingerd. Kwam er een boekje uit
-van Luthers hand, dan was hij er dadelijk bij om daardoor steeds
-duidelijker de waarheid te leeren kennen, terwijl Luther zelf door
-de aanvallen zijner tegenpartijders stapsgewijze verder kwam in de
-erkentenis der waarheid.
-
-Dürer voelde zich zoo opgewekt, zoo blijde; zijn ziel verblijdde
-zich in zulk een ongekend, zalig gevoel, als zelfs de hoogste lof der
-menschen over zijn kunst nooit bij hem had kunnen opwekken. Hij voelde
-zich gelukkig door den vrede Gods, die alle verstand te boven gaat.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXIV.
-
-TE AUGSBURG.
-
-
-Op een schoonen Junimorgen, toen de zon vroolijk scheen, reden drie
-aanzienlijke heeren te paard de Vrouwepoort van Neurenberg uit, op
-eenigen afstand gevolgd door zes kranige knechten, met zware valiezen
-beladen. Het waren de vertegenwoordigers der stad in den Rijksdag,
-dien Keizer Maximiliaan te Augsburg had bijeengeroepen: de raadsheer
-Kaspar Nützel, de stadssecretaris Lazarus Spengler en meester Albrecht
-Dürer. Eerst was het plan geweest, dat slechts de twee eerstgenoemden
-zouden gaan, later besloot men den laatste ook te zenden, om den
-keizer, bij wien Dürer in hooge eer stond, genoegen te doen.
-
-"Het zal warm worden," beweerde meester Dürer na eenigen tijd,
-"de zon brandt reeds op mijn rug."
-
-"In Augsburg zullen we het nog warmer krijgen," antwoordde Spengler
-lachend. "De belasting, die de paus eischt voor den strijd tegen
-de Turken, zal de hoofden der vorsten genoeg verhitten en de paus
-zal het ook benauwd krijgen, als hij de lange reeks klachten van de
-rijksvorsten over de geestelijkheid verneemt."
-
-"Zou men den heiligen Vader die belasting toestaan?" vraagde Nützel.
-
-De stadssecretaris haalde de schouders op. "Men stelt hier den
-eenen eisch tegenover den anderen. Als de paus aan de klachten der
-Duitschers geen gehoor geeft, kan hij elke gedachte aan een oorlog
-tegen de Turken gerust op zijde zetten. Ik voor mij geloof trouwens,
-dat de Turken slechts een voorwendsel zijn, om op nieuw geld uit de
-zakken der Duitschers te kloppen, nadat Luther voor de aflaatkramers de
-markt heeft bedorven. De bedoelde Turken zullen wel in Italië huizen."
-
-"Nu gij toch van Luther spreekt," zei Dürer, "zal het mij benieuwen
-of zijn zaak in den Rijksdag zal worden behandeld."
-
-"In den Rijksdag?" vraagde Spengler. "We hebben genoeg andere zaken
-te behandelen, maar als het mocht gebeuren, ben ik overtuigd, dat
-de keurvorst van Saksen zich het lot van zijn landgenoot wel zal
-aantrekken, want Luther staat bij hem hoog in de gunst."
-
-Nu het gesprek op de theologie was gekomen, raakten zij daarin zoo
-ernstig verdiept, dat de lange rit hun bijzonder kort scheen.
-
-Bij de poort van Augsburg scheidden zij om elk hun logies op te zoeken:
-Kaspar Nützel begaf zich naar het paleis van den rijken Fugger,
-Lazarus Spengler naar zijn collega Konrad Peutinger en meester Dürer
-naar het Augustijnerklooster te St. Ulrich.
-
-De Neurenberger vertegenwoordigers behoorden tot de eerste, die te
-Augsburg verschenen. Elken dag kwamen er nu meer: de Duitsche vorsten
-en prelaten verschenen met hun gevolg, allen in statigen optocht en
-eindelijk kwam Zijn keizerlijke Majesteit.
-
-Den volgenden dag kwamen allen, nadat zij gezamenlijk de mis hadden
-bijgewoond, met den keizer bijeen in de groote zaal van het paleis
-en de Rijksdag was geopend.
-
-Eenigen tijd daarna keerde meester Dürer in opgewonden stemming
-naar het klooster terug en deelde aan de monniken mede, dat hij
-overmorgen voor Zijn Majesteit moest verschijnen, om diens portret
-te maken. De monniken verheugden zich niet weinig hierover, en waren
-nu nog trotscher op hun gast, met wien zij reeds tegenover andere
-geestelijke orden hadden gepronkt.
-
-Des Maandags na den dag aan Johannes den Dooper gewijd, werd meester
-Dürer in het keizerlijk paleis ontboden.
-
-Zijn hart klopte luid: nu zou hij de eer hebben, hem, den machtigen
-keizer van het groote Duitsche Rijk, te mogen afbeelden, den vorst,
-voor wien hij ook als liefhebber en beschermer der kunst hooge
-achting koesterde.
-
-Met den dienaar, die hem begeleidde, ging hij door den tuin van het
-paleis en trad, langs de menigte keizerlijke hofbeambten en dienaren
-met hun van goud schitterende livreien, op het voorportaal toe. Zij
-gingen de breede trap op, door een zaal heen en kwamen daarna aan
-klein kamertje. De bediende opende de deur en liet Dürer binnen,
-die nu voor Zijn keizerlijke Majesteit stond.
-
-Toen hij eerbiedig boog, kwam de keizer minzaam op hem toe en reikte
-hem de hand.
-
-"Wees welkom, lieve meester! Het is mij recht aangenaam hem, die mij
-reeds zooveel genot heeft bereid, te mogen zien. Wilt gij nu maar
-dadelijk aan het werk gaan om keizer Maximiliaans beeltenis aan de
-wereld te laten zien."
-
-Tegelijkertijd zette hij zijn fluweelen baret op, sloeg een lichten
-mantel om en ging zitten. Dürer nam een papier te voorschijn en
-teekende met houtskool het bijna levensgroote portret des keizers.
-
-Nog geen uur was voorbijgegaan, toen de kunstenaar voor den
-keizer boog, om hem te danken, dat het hem vergund was geweest den
-hoogstgeplaatsten man der wereld in beeld te brengen. Hoogst verwonderd
-stond de keizer op. "Hoe, zijt gij nu reeds klaar?"
-
-Hij bekeek de teekening en zag toen zijn beeltenis, geniaal uitgevoerd,
-zoo natuurgetrouw en zoo volkomen waar, dat hem een kreet van blijde
-verrassing ontsnapte en hij in vervoering de hand des kunstenaars
-greep om die hartelijk te drukken.
-
-Dürer verzocht de teekening eerst mee naar huis te mogen nemen, om hier
-en daar nog wat bij te werken; hij zou haar dan den volgenden dag aan
-Zijn Majesteit zenden. De keizer keurde dit goed en liet den kunstenaar
-niet vertrekken zonder hem nogmaals zijn bewondering te hebben betuigd.
-
-Sedert dat oogenblik overstelpte men Dürer met arbeid, want door
-dit portret was zijn tegenwoordigheid te Augsburg algemeen bekend
-geworden. De rijke Patriciër, Jacob Fugger, noodigde Dürer uit bij hem
-te komen om zijn portret te maken, en zoo deed ook een aanzienlijke
-Augsburgsche dame, Sybilla Arztin. Een grootere opdracht gaf hem den
-geleerden en kunstlievenden stadssecretaris en keizerlijken raadsheer
-Dr. Konraad Peutinger, met wien hij later op zeer vertrouwelijken
-voet kwam, omdat hij in hem iemand, die wat het godsdienstige betrof
-het geheel met hem eens was, had gevonden. Zijn schetsboek vulde hij
-met portretten van de belangrijkste personen, die hij gedurende de
-zittingen van den Rijksdag in stilte teekende en waartoe behoorden:
-Keurvorst Frederik van Saksen, Keurvorst Joachim I van Brandenburg en
-diens zoon van denzelfden naam, de Paltsgraaf Frederik, Vorst Wolfgang
-van Anhalt, Bisschop Bernard van Triënte, de Abten van St. Paul in
-Lavanthal en van het klooster Heilsbronn. Het portret van Ridder
-Ulrich van Hutten teekende hij zelfs tweemaal.
-
-De Augustijner monniken van St. Ulrich drongen er bij den kunstenaar op
-aan, dat hij een geschenk als herinnering zou achterlaten; vriendelijk
-willigde hij hun verzoek in en schilderde de portretten van een groot
-aantal kloosterlingen.
-
-Vele weken waren sinds dien tijd voorbijgegaan.
-
-Op een avond in het begin van Augustus kwam Dürer in bijzonder
-opgewekte stemming thuis en vertelde hij aan tafel: "Vandaag is
-mij weder een groote eer te beurt gevallen: de Aartsbisschop
-van Maagdenburg en Mainz, primaat en eerste kanselier van het
-Duitsche Rijk, die op den Rijksdag hier van den heiligen Vader den
-kardinaalshoed heeft ontvangen, heeft mij bij zich ontboden en mij
-gevraagd zijn portret te maken. Dat heb ik nu vandaag gedaan en
-daarna hebben we nog eenige uren heel vertrouwelijk gepraat. Welk
-een aangenaam man is hij! Met welk een liefde en verstand spreekt
-hij over de kunst, waarvoor hij geen geld ontziet! Hij heeft een
-aanzienlijke schat reliquieën in zijn kerk te Halle bijeengebracht
-en voor het portret, waarover hij uiterst tevreden is, heeft hij mij
-terstond twee honderd gouden guldens uitbetaald, en mij nog twintig
-el damast gegeven voor een kleed, dat ik juist noodig heb."
-
-"En ziet, er is mij heden nog iets anders overkomen. Het is mij weer
-vergund geweest bij den keizer te verschijnen om met hem te spreken
-over den triomfwagen, dien ik voor hem heb geteekend. Er waren juist
-veel vorsten bij hem, die allen even minzaam tegen mij waren. De keizer
-wilde, dat ik een ridderhelm zou teekenen en toen ik daarmee bezig
-was, kwam hij er bij, nam het stuk houtskool uit mijn hand en zei,
-dat hij het zelf ook eens wilde probeeren. Maar terwijl hij zijn
-best deed, brak het stuk houtskool herhaaldelijk en het wilde in
-het geheel niet gelukken--hij gaf het mij dus maar weer terug en ik
-maakte de teekening gauw af. De keizer moest er om lachen en vraagde:
-"Hoe komt het toch, dat bij mij de houtskool voortdurend breekt en bij
-u nooit?" En omdat de keizer zoo minzaam en gewoon met mij praatte,
-werd mijn moed groot en ik antwoordde: "Allergenadigste Keizer,
-ik zou niet wenschen, dat Uw Majesteit even goed kon teekenen als ik.""
-
-De toehoorders zagen elkaar daarop bedenkelijk aan en een hunner zeide:
-"Dat was een haastig, onbedacht woord. Hoe nam de keizer het op?"
-
-Dürer glimlachte. "Hij begreep, dat ik er mee wilde zeggen: Gij,
-Keizer, hebt over een ander rijk te gebieden en moeilijker plichten
-te vervullen dan één van ons. Daarom reikte hij mij vriendelijk de
-hand en ik mocht heengaan, zonder in ongenade te zijn gevallen."
-
-De prior was onder Dürers verhalen stil geworden; nu nam hij het
-woord en sprak:
-
-"Ik begrijp, dat 's keizers gunst u verheugt en gelukkig maakt en ik
-verblijd mij daarin met u; maar het verbaast mij, dat de vriend en
-volgeling van Luther met zooveel lof over diens tegenstander spreekt
-en hem met zijn kunst dient. Is het niet juist kardinaal Albrecht,
-die den eersten stoot aan de geheele beweging heeft gegeven, toen
-hij Tetzel uitzond met die aflaatkist?"
-
-Dürer zag den prior een oogenblik ontsteld aan, daarop sprak hij: "Ik
-heb wel gedacht aan hetgeen de kardinaal, wat den aflaat betreft, heeft
-gedaan en het diep betreurd. Het is jammer, dat de man zich daarmee
-heeft afgegeven. Hij is overigens zulk een kiesch, uiterst ontwikkeld
-en hoogdenkend man, een vriend van kunsten en wetenschappen. -- -- --"
-
-"En een verkwister!" viel de prior hem met donkeren blik in de
-rede. "Zijn geldbuidel is altijd leeg en hij heeft Tetzel uitgezonden
-alleen om zijn beurs te vullen."
-
-"Misschien heeft hij niet geweten, wat hij deed," zei Dürer
-verontschuldigend, "en is daarom op hem het woord van onzen Heiland
-van toepassing, dat men het hem moet vergeven. Misschien heeft hij zelf
-het verkeerde reeds ingezien en stelt hij perk aan dien afschuwelijken
-handel. Mij dunkt, dat hij meer vorst dan bisschop is en van de leer
-der kerk niet veel weet, zooals vele anderen, die den bisschopsstaf
-dragen. Indien hij het bestuur over wereldsche aangelegenheden had,
-dan -- -- --"
-
-Hier werd de spreker in de rede gevallen door een monnik, die met een
-uitdrukking van schrik en toorn op het gelaat, naar binnen stortte
-en riep: "Er loopt een slechte tijding door de stad: de leeuw heft
-den klauw omhoog, om den adelaar te verscheuren."
-
-Plotseling stonden allen van hun zitplaatsen op en verdrongen zich
-om den binnengekomene met de vraag, wat dit moest beteekenen.
-
-De monnik hief zijn gebalde vuisten omhoog en riep met donderende
-stem: "Wee u, Leo, wanneer uw hand zich met het bloed der heiligen
-bevlekt!--Gij moet dan weten, broeders, dat er uit Rome een gezant
-van den paus is gekomen, om Luther te bevelen binnen zestig dagen
-voor den pauselijken stoel te verschijnen--dat beteekent dus: in een
-gevangenis te verdwijnen--en den paus nog dankbaar den voet te kussen
-voor de genade, dat hij hem den brandstapel heeft bespaard!"
-
-Er ontstond een groote opgewondenheid; aller gelaat gloeide en men
-sprak wild door elkaar, want de Augustijner monniken van St. Ulrich
-te Augsburg hadden allen partij gekozen voor hun Wittenberger
-kloosterbroeder en waren trotsch op hem.
-
-Dürer was eveneens diep getroffen. Hij ging naar zijn slaapvertrek
-en legde zich te bed, om daar lang tot God te bidden en den bedreigde
-in de bescherming des Almachtigen aan te bevelen.
-
-Er heerschte een geweldige oproerigheid in Augsburg gedurende de
-volgende dagen en de pauselijke gezant zag welk een groot deel van
-het volk op Luthers hand was.
-
-De opgewondenheid bedaarde dan ook niet, voordat men over Luthers
-lot gerust kon zijn, omdat zoowel de Universiteit van Wittenberg als
-de keurvorst Frederik van Saksen, voor den monnik beslist in de bres
-waren gesprongen en het hadden doorgezet, dat zijn zaak op Duitsch
-grondgebied zou worden uitgevochten en wel te Augsburg op den Rijksdag,
-terwijl de pauselijke gezant, kardinaal Cajetanus, tegen wil en dank
-zich bereid moest verklaren, aldaar den ketter te woord te staan.
-
-Men was daarmee tevreden gesteld; vooral ook nu de pauselijke
-zaakgelastigde, den keurvorst op diens aandringen, had beloofd met
-zachtmoedigheid en rechtvaardigheid tegenover den Augustijner monnik
-te werk te gaan.
-
-Brandend van ongeduld wachtte Dürer het oogenblik af, waarop de man
-Gods, die zijn ziel uit groote benauwdheid had gered, Augsburg zou
-betreden; hij hoopte hem dan met eigen oogen te zien en misschien
-zelfs met hem te spreken.
-
-Maar de eene week na de andere verliep en Luther verscheen niet--men
-hoorde zelfs beweren, dat hij pas zou komen wanneer de Rijksdag al
-het andere zou hebben behandeld, en dat was nog heel veel. Dürer
-kon evenwel tot zijn groote spijt zoo lang niet wachten; hij had van
-huis tijdingen ontvangen, die hem tegen de helft van September naar
-Neurenberg riepen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXV.
-
-BEVREDIGD VERLANGEN.
-
-
-Er waren bijna vier weken voorbijgegaan, toen op zekeren avond de
-meid meester Dürer bij zijn thuiskomst berichtte, dat de secretaris
-van den Raad er was geweest en ten hoogste had betreurd meester Dürer
-uit te vinden. Hij had er bij gevoegd, dat in geval deze spoedig thuis
-mocht komen, hij dadelijk naar het Augustijnerklooster moest gaan.
-
-Terstond ging Dürer er dus weer op uit en liep met groote stappen
-naar het genoemde klooster.
-
-Hij vond al de broeders bij elkaar in de groote eetzaal.
-
-"O, waarom waart gij zoo straks niet hier, Meester Dürer," riep de
-prior den binnentredende toe. "Nu is het te laat!"
-
-"Wat is er gebeurd?" vraagde Dürer ontsteld.
-
-De prior kwam naderbij, reikte hem de hand en zei: "Hij, dien gij
-zoozeer hebt verlangd te aanschouwen, zat een uur geleden hier op
-deze plaats."
-
-"Luther?" vraagde meester Dürer snel.
-
-"Ja, Luther," bevestigde de prior. "Wij hebben hem gezien, wij hebben
-met hem gesproken--o, ik zegen den dag, waarop de gezegende des Heeren
-onzen drempel heeft overschreden."
-
-Dürer was ontroostbaar over de teleurstelling, dat hij op het
-juiste oogenblik niet tegenwoordig was geweest en nu wilde hij ten
-minste alle nadere bijzonderheden hooren. Hij vernam, dat Luther
-te voet van Wittenberg was gekomen en doodmoe bij de broeders was
-aangeland. Men had hem toen gespijsd en gelaafd en broeder Link had
-hem zijn pij gegeven, daar hij in zijn eigen oude pij, door de stof op
-reis ontoonbaar geworden, onmogelijk voor den gezant van den heilige
-Vader kon verschijnen.
-
-Verder vertelde men, dat Link had aangeboden, hem naar Augsburg te
-begeleiden en dat zij een half uur geleden samen waren afgereisd.
-
-"En hoe was hij, Dr. Martinus?" vraagde Dürer met groote
-belangstelling.
-
-Eenige oogenblikken zweeg de prior met terneergeslagen blikken;
-toen vervolgde hij:
-
-"Hoe zal ik u dat duidelijk kunnen maken? Eerst schrok ik, toen
-ik hem zag aankomen, van zijn holle, bleeke wangen, waarop als
-het ware de dood staat te lezen. En ik zag daaruit de gevolgen van
-zijn zelfkastijdingen in het Erfurter klooster, waarvan men mij had
-verteld. Maar ik werd bijna verblind, toen ik zijn oogen zag. Meester
-Dürer, als gij die oogen had gezien, zoudt gij terstond hebben
-gezegd: dat is een man Gods, een profeet des Allerhoogsten! En als
-gij die oogen moest schilderen--al zijt gij nog zulk een uitstekend,
-hooggeroemd kunstenaar, zulke oogen en de ziel, die daaruit spreekt,
-op het doek te brengen, neen, dat zou onmogelijk zijn. Ik zie ze nog
-steeds voor mij, die groote, donkere, diepe oogen; het was mij alsof
-hij daarmee tot in het diepst van 's menschen ziel kon lezen. En dan
-zijn stem, zijn taal--juist zoo stel ik mij Elias, den profeet van
-Jehova voor."
-
-"En wat zeide hij van zijn gang naar Augsburg?" vraagde Dürer verder.
-
-"Hij was op alles voorbereid," antwoordde de prior. "Hij voorzag heel
-goed, dat hij als offer was bestemd, dat de paus hem door list wilde
-vangen en naar Rome sleepen; toch ging hij getroost in den naam des
-Heeren, die, als hij verloren ging, uit elken steen een Martinus
-kon verwekken."
-
-In Dürers ziel kampten velerlei aandoeningen om den voorrang; diepe
-ontroering en hartverheffende gedachten wisselden af met wrevel over
-de teleurstelling Luther te hebben gemist. Eindelijk vraagde hij,
-of Luther niet gezegd had, welken terugweg hij zou nemen, wanneer
-het misliep met de booze bedoelingen van Rome. Doch men zei hem,
-dat Luther daarvan met geen enkel woord had gerept.
-
-Iedereen te Neurenberg, en Dürer in het bijzonder, wachtte nu in groote
-spanning op tijding uit Augsburg; maar de berichten, die kwamen,
-waren zeer met elkander in tegenspraak. Sommigen zeiden, dat Luther
-zeer welwillend door den kardinaal was ontvangen; anderen beweerden,
-dat de pauselijke gezant hem hard had bejegend en had gezegd, dat
-hij het beest met de donkere oogen niet meer wilde zien.
-
-Toen kwam op den 16den October 's avonds laat Wenzel Link, die Luther
-naar Augsburg had vergezeld, terug--alleen, en vervulde door zijn
-berichten de stad met vrees en beven. Hij vertelde, dat hij de vlucht
-had moeten nemen, omdat hij zijn leven niet zeker was en wat er met
-Luther, die nog een geschrift om te appeleeren wilde overreiken,
-zou gebeuren, dat wist God alleen.
-
-Ten huize van Kaspar Nützel kwamen vele aanzienlijken bijeen om te
-beraadslagen, wat zij te doen hadden, in geval, dat het met Luther tot
-het uiterste kwam, maar niemand wist wat hierin te raden. Aller gemoed
-was bezwaard, niemand dacht aan arbeiden, zelfs de raadszittingen
-konden niet doorgaan door de afwezigheid van het meerendeel der
-raadsheeren.--
-
-Op Donderdag, den 21sten October, reden 's morgens vroeg twee ruiters
-de Vrouwepoort te Neurenberg binnen; zij zagen er wonderlijk uit, ten
-minste de een, want dat was een monnik in zijn pij, hetgeen al heel
-vreemd stond voor iemand te paard, zoodat ieder, die hem tegenkwam,
-bleef staan en verwonderd den rijdenden kloosterbroeder nakeek. De
-andere ruiter was een man met een grijzen baard en een gerimpeld
-gelaat; hij was tot de tanden toe gewapend. De ruiters vraagden
-den weg naar het Augustijnerklooster en gingen, toen zij daar waren
-aangekomen, met het paard aan den teugel, den tuin binnen. Even daarna
-werd de klopper driemaal haastig op Dürers deur neergelaten. Het was
-een monnik, die de boodschap bracht, dat meester Dürer terstond naar
-het klooster moest gaan.
-
-Met een voorgevoel, wien het gold, snelde Dürer naar buiten, geheel
-zooals hij was en in zijn haast ternauwernood zich den tijd gunnende
-om zijn baret van den haak te nemen. Hij had zich niet bedrogen; de
-monnik vertelde hem onderweg, dat Luther vergezeld van een gewapend
-ruiter uit Augsburg als vluchteling was aangekomen en in het klooster
-eenige rust wilde nemen. Met kloppend hart trad Dürer het klooster
-binnen. Allen waren weder in de eetzaal te zamen gekomen en men kon
-het hun aanzien, welk een diepen indruk deze gebeurtenis op hem maakte.
-
-Tevergeefs echter zochten zijn oogen Luther en op zijn vraag naar hem,
-hoorde hij dat deze bij den prior in diens cel was, om het schrijven
-van Spalatinus, den hofprediker van den Keurvorst van Saksen,
-dat ondertusschen voor hem was gekomen, te lezen. En werkelijk,
-nog voordat Luther eenige spijs ter verkwikking had genuttigd, had
-hij zich teruggetrokken om dezen brief te lezen. Hij zag daaruit,
-dat hij alle reden had, om de Augsburgsche vrienden, die bij hem op
-deze nachtelijke vlucht hadden aangedrongen, dankbaar te zijn, want
-Spalatinus deelde hem mee, dat, in een brief van den Paus, Kardinaal
-Cajetanus de opdracht had gekregen, Luther, dien verstokten ketter,
-hoe dan ook, in zijn macht te brengen, aan Rome uit te leveren en
-den ban uit te spreken over al zijn volgelingen en over alle steden
-en landen, waarheen deze zoon des satans zich zou begeven.
-
-Het duurde geruimen tijd, voordat Luther zich weer liet zien. De brief
-van Spalatinus en zijn lichamelijke uitputting hadden hem zoozeer
-aangepakt, dat hij rust en nadenken noodig had. Hij bekommerde zich
-weinig om het gevaar, dat hem zelf dreigde; doch dat anderen om
-zijnentwil zouden lijden, deed hem verdriet. Om deze laatste reden
-wilde hij dan ook niet lang in Neurenberg blijven en hij ging naar
-de eetzaal terug, waar een ontbijt voor hem gereed stond. Dürer, die
-zich achter in de zaal had teruggetrokken, stond hem onbewegelijk met
-groote oogen aan te staren; het was alsof hij betooverd was. Dat was
-hij dus, de profeet des Heeren met die zielvolle oogen, die zoo diep
-in de waarheid zagen; dat was dus die onverschrokken, dappere man,
-die gedurfd had wat niemand had gewaagd; dat was hij dus, wien hij de
-redding uit zijn zielsangsten had te danken! Meester Dürer bleef schuw
-in zijn schuilhoek, om daar te luisteren naar de woorden, die Luther
-onder het eten met den Prior en zijn vriend Link wisselde. Toen hij
-echter, nadat hij had gegeten, opstond en een kloosterbroeder toeriep,
-dat de knecht de paarden moest voorbrengen, verzamelde Dürer al zijn
-moed, trad uit zijn schuilhoek te voorschijn en ging naar Dr. Maarten
-toe. "Eerwaarde heer Doctor, neem ook uit mijn mond een zegenbede
-op reis mee. Reeds sedert lang behoor ook ik tot hen, die u eeren en
-voor u bidden."
-
-"Hoe heet gij?" vraagde Luther vriendelijk.
-
-"Albrecht Dürer," was het antwoord.
-
-Toen begonnen de groote oogen van den doctor te schitteren en met een
-geheel veranderden klank in zijn stem sprak hij: "Albrecht Dürer, gij,
-heerlijk kunstenaar, wees gegroet. Zie, ook ik heb u hartelijk lief en
-bewonder uw kunst, die mij reeds menig genot heeft bereid. God helpe
-u verder op den weg der waarheid, opdat gij daarin wordet bevestigd
-en de waarheid u vrij make!"
-
-"Dat geve God!" antwoordde Dürer warm, "u evenwel, die door den Paus
-en de goddeloozen wordt bedreigd, beveel ik in de bescherming des
-Almachtigen, opdat gij over de boosheid uwer vijanden moogt zegevieren
-en het veld behouden."
-
-"Heb dank, Meester Dürer!" antwoordde Luther innig en hij drukte
-den spreker de hand. "Mijn leven is in Gods hand en ik stel mijn
-vertrouwen op den levenden God; daarom vrees ik geen mensch, al was
-het de Paus of de duivel zelf."
-
-Buiten in den kloostertuin, hoorde men hoefgetrappel; toen nam Luther
-van allen haastig afscheid, steeg te paard en draafde met zijn geleider
-weg. Men zag hem langen tijd na, totdat zij op de Wijnmarkt den hoek
-omsloegen en verdwenen.
-
-"Heden is dit huis zaligheid geschied en mij ook," sprak Dürer, diep
-bewogen. "Nu weet ik het ook heel zeker, dat Doctor Maarten Luther
-de zwaan is, waarvan Johannes Hus stervend voorspelde, dat hij over
-honderd jaar zou komen. En ik bid van God, dat zijn voorspelling
-geheel moge worden vervuld; dat men, nadat men den gans misdadiglijk
-heeft gebraden, den zwaan ongebraden zal moeten laten!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXVI.
-
-EEN SPOTSCHRIFT.
-
-
-De ontvangst, die Kardinaal Cajetanus te Rome te beurt viel,
-toen hij zonder den aartsketter thuis kwam, was niet bepaald
-aangenaam. Begrijpende, dat er met geweld niets viel uit te richten,
-wilde de Paus nu iets anders probeeren. Het duurde niet lang, of er
-kwam weer een pauselijk zaakgelastigde, die het slimmer aanlegde dan
-de onhandige Kardinaal, opdagen, iemand, die den klauw in fluweelen
-handschoenen verborg, terwijl hij trachtte den ketter door zijn gevlei
-te vangen. En bijna gelukte hem dat ook: hij bracht Luther er toe
-te beloven, dat hij zou zwijgen, indien zijn tegenstanders dit ook
-zouden doen. Doch deze konden hun mond niet houden en zoo was Luther
-ook van zijn belofte ontslagen.
-
-Doctor Eck, professor te Ingolstadt, was de eerste, die den roem
-wenschte te behalen om den geweldigen Augustijner te overwinnen. De
-welbespraakte man wilde bij een dispuut in het openbaar bewijzen,
-dat Luther een leugenprofeet en een kind des duivels was. Wel is
-waar, daagde hij eerst niet Luther zelf tot een twistgesprek uit,
-maar den Wittenbergschen professor Karlstadt; doch eigenlijk had hij
-het toch op Luther voorzien en het gebeurde dan ook, dat, nadat hij
-te Leipzig Karlstadt met zijn kwakzalversstem het zwijgen had weten
-op te leggen, Doctor Maarten in het strijdperk trad, om een tweeden
-kamp te ondernemen.
-
-De oogen van de geheele wereld waren op dit tweegevecht gericht en
-in groote spanning wachtte men op den uitslag.
-
-Luther behaalde de overwinning en verkreeg daarbij veel nieuwe
-volgelingen; en niettegenstaande dat, ging Eck, die ijdele Eck,
-met opgericht hoofd zijn weg en deed alsof hij de overwinnaar was.
-
-Doch daarmee wist hij alleen de aanhangers van Rome en de domme lieden
-te misleiden--de overigen waren vertoornd op den schetteraar en des
-te meer, toen men tot de overtuiging kwam, dat hij een doortrapt
-huichelaar was, die datgene, wat hij met veel drukte verdedigde,
-zelf in het geheel niet geloofde.
-
-
-
-Wilibald Pirkheimers vrienden merkten in die dagen weinig van
-hem. Hij had zich in zijn studeervertrek teruggetrokken en schreef
-maar voortdurend.
-
-Alleen Dürer en Doctor Bernard Adelmann werden nu en dan
-bij hem toegelaten en op hun vragen naar de oorzaak van zijn
-teruggetrokkenheid, antwoordde hij, dat hij geheel in beslag werd
-genomen door het bestudeeren van een Grieksch schrijver.
-
-Eenige weken later zag een klein boekje het licht, getiteld: "der
-abgehobelte Eck" [24] een woordspeling op Ecks naam, die "hoek"
-beteekent. De naam van den schrijver en de plaats van uitgave waren
-er niet bij vermeld. Het was een bijtend spotschrift op den doctor
-uit Ingolstadt, waarin niet alleen de theoloog, maar ook de drinker
-en wellusteling Eck meedoogenloos aan de kaak werd gesteld.
-
-De afgemaakte schuimbekte van woede. Hoe gemakkelijk had hij, die
-'s Pausen volmacht had, wraak kunnen nemen op den boosdoener, indien
-hij hem maar gekend had! Eck stelde alle middelen in het werk om er
-achter te komen.
-
-Steeds las hij het geschrift op nieuw om er den schrijver van op
-te sporen.
-
-Ha! daar meende hij iets te hebben ontdekt: het moest bepaald door
-iemand uit Neurenberg zijn geschreven, verschillende bijkomende
-omstandigheden verrieden dit.
-
-Iemand uit Neurenberg--wie kon dat zijn? Wederom peinsde
-Eck en hij liet al de geleerden uit die stad aan zijn geest
-voorbijgaan. "Spengler?"--Neen, van hem verwacht ik die onhebbelijkheid
-niet; is er een ander die Latijn schrijft?--Pirkheimer?--
-
-Op nieuw bestudeerde hij den stijl en nu ging hem op eenmaal een licht
-op--hoe was het mogelijk, dat hij zoo lang gezocht en geraden had! Uit
-die scherpe woorden keek hem Pirkheimers boosaardig lachend gezicht
-aan. En nu kwam er een onheilspellende gloed in de zwarte oogen en
-sissend klonk het tusschen de knarsende tanden: "Neem u in acht,
-Wilibald, wij rekenen nog eens met elkander af!"
-
-Ook de leden van den Humanistenkring kwamen spoedig op hetzelfde
-spoor als Eck en verscheidene vragen werden er tot Pirkheimer over
-het auteurschap gericht, doch de wijze, waarop hij het ontkende,
-diende er slechts toe, om de verdenking te versterken!
-
-Eck liet niets van zich merken en daardoor verdween langzamerhand
-alle vrees uit Pirkheimers hart. Ook werd de aandacht van dit geval
-na eenigen tijd afgeleid door een andere gewichtige gebeurtenis,
-die aller gedachten innam. Keizer Maximiliaan was in het begin van
-'t jaar 1519 gestorven en de Rijksvorsten beraadslaagden met elkander
-over de keuze van een troonopvolger.
-
-In de laatste jaren van zijn leven had de afgestorvene de keurvorsten
-voor zijn kleinzoon Karel, den opvolger der Spaansche kroon, trachten
-te winnen, en de uitslag der verkiezing beantwoordde dan ook aan de
-wenschen van den ontslapene, al moest het velen verbazen, dat een
-man, die, in Spanje opgevoed, zelfs de Duitsche taal niet kende, het
-Duitsche Rijk zou regeeren en dat, terwijl hij nog een jongeling was,
-die pas twintig maal de rozen had zien bloeien.
-
-Meer dan iemand anders betreurde meester Dürer het heengaan van den
-edelen, ridderlijken Maximiliaan. Met hem verloor hij een beschermer,
-van wien hij nog veel had verwacht: verdere opdrachten van kunstwerken
-en daarbij het jaargeld, dat hem voor zijn werken was beloofd. Wat
-kon hij in dit opzicht van den nieuwen keizer verwachten? Hij was hem
-geheel vreemd en ongetwijfeld zou hij in de eerste jaren heel wat
-anders te doen hebben dan de kunst te beschermen. Toch dacht Dürer
-er over, te trachten den nieuwen souverein te naderen en zoowel zijn
-vrouw als zijn vrienden versterkten hem in dit plan.
-
-Deze overleggingen en zijn belangstelling in den gang der zaken op
-godsdienstig gebied brachten er toe bij, dat hij betrekkelijk weinig
-tijd aan de kunst wijdde. Nadat hij nog een tweede en grooter portret
-van Kardinaal Albrecht op diens verlangen had gemaakt, wenschte
-hij den dierbaren, overleden keizer te verheerlijken door een werk
-ter zijner herinnering te maken. Verscheidene malen schilderde hij
-'s keizers portret in olieverf en ten laatste wijdde hij aan de
-gedachtenis van den geliefden vorst een groote houtsnede, die zijn
-apotheose voorstelde, zijn opnemen in het Rijk der zaligen. In het
-voorhof des hemels knielt Keizer Maximiliaan voor God, den Vader,
-en legt schepter, zwaard en rijksappel, waarvan hij nu rekenschap
-moet geven, neder aan de voeten van den Heer der heirscharen. Rondom
-staan zes der voornaamste heiligen en schutspatronen als vrijpleiters
-geschaard. Onder het werk doelen vier latijnsche versregels op de
-beteekenis van het geheel.
-
-Dürer had zijn geheele hart in dit werk gelegd en daarin het beste,
-wat hij had, gegeven; menige traan was op het papier gevallen, te
-meer daar nog een andere slag hem had getroffen en zijn hart had
-week gemaakt--zijn oude meester Wolgemut, dien hij als een vader had
-bemind en geëerd, was gestorven. Het diepe gevoel, dat de meester in
-dit werk had gelegd, het innig weemoedige, dat er uit sprak, miste
-zijn uitwerking dan ook niet en maakte ieder pas recht duidelijk,
-wat men aan Keizer Maximiliaan had verloren.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXVII.
-
-IN DE NEDERLANDEN.
-
-
-Wederom was de ruiter op het vale paard de poort van Neurenberg
-binnengereden, wederom woedde de pest in de stad.
-
-Op straat heerschte doodsche stilte, overal was de werkkracht
-verlamd, slechts de doodgravers hadden werk in het zweet huns
-aanschijns. Geheele families stierven uit, geheele huizen werden
-ontvolkt. Hoe grooter de angst en ontzetting werd, des te grooter
-buit behaalde de pest en in de harten der menschen doodde de vrees
-alle liefde: ieder dacht slechts aan zich zelf en liet de overigen
-aan hun lot over.
-
-Op zekeren morgen kwam bij Albrecht Dürer Wilibald Pirkheimer
-in reisgewaad. "Ik kom u vaarwel zeggen," sprak hij reeds op den
-drempel. "Te Neurenhof op het landgoed van mijn schoonvader is de
-lucht onbesmet; daar ben ik van plan te blijven totdat de ziekte
-is geweken.--Doch, ik zie dat gij ook op reis gaat?" vraagde hij,
-toen hij de kist zag, die Vrouwe Agnes juist bezig was te pakken.
-
-Dürer knikte. "Ja, ook wij zijn van plan ons heil in de vlucht zoeken."
-
-"En waar gaat gij naar toe?"
-
-"De weg wordt mij aangewezen door een wensch, dien ik al lang heb
-gekoesterd; ik wil naar de Nederlanden tot den nieuwen keizer gaan,
-om mij in zijn bescherming aan te bevelen en van hem te verkrijgen,
-hetgeen mij door den dood van keizer Maximiliaan is ontgaan; het
-loon voor mijn werk tot een bedrag van 200 gulden en de verzekering,
-dat het jaargeld, hetwelk de gestorven keizer mij had toegestaan,
-mij steeds zal worden uitgekeerd. De nieuw verkozene is nu op
-reis in de Nederlanden, om vandaar voor de kroning naar Aken te
-gaan. Tegelijkertijd wilde ik een groet brengen aan de kunstbroeders
-in de Nederlanden en van hun kunstwerken genieten. Ik hoop ook vele
-mijner werken aan den man te brengen, om daardoor de reiskosten te
-kunnen betalen en door menig geschenk hoop ik mij beschermers en
-pleitbezorgers te verzekeren."
-
-"Nu, God zij met u, mijn lieve vriend," sprak Pirkheimer bewogen,
-"en Hij vergunne ons, nadat de pest is overwonnen, elkaar in welstand
-terug te zien!"
-
-Dürer en Vrouwe Agnes gaven hem wederkeerig hun heilbeden mede en
-nadat de keizerlijke raadsheer was vertrokken, ging Agnes voort met
-de toebereidselen voor de reis.
-
-Dezen keer wilde Dürer zijn vrouw niet alleen achterlaten en zij
-ging gaarne met hem mee, want zij voelde een buitengewonen angst voor
-de pest.
-
-Den volgenden morgen--het was de 12de Juli 1520--hield een reiskoets
-voor Dürers huis stil en het echtpaar, benevens hun meid Susanna,
-steeg er in.
-
-In snellen draf ging het naar de Tiergärtnerpoort, om zoo gauw
-mogelijk uit de verpeste lucht te komen, en men ademde vrijer,
-toen de op grooten afstand zichtbare vesting van Neurenberg uit het
-gezicht verdween.
-
-Eerst reed men naar Bamberg. Van den bisschop aldaar hoopte Dürer een
-vrijbrief te veroveren, om bevrijd te zijn van de lastige afpersingen
-en de groote uitgaven aan de tollen.
-
-Een groote afbeelding der Madonna, de houtsneden uit de Openbaring
-van Johannes, het leven van Maria en verscheidene kopergravuren,
-die hij als geschenk aanbood, misten dan ook op den hoogwaarden heer
-hun uitwerking niet: Dürer kreeg, tegen betaling van een gulden,
-niet alleen een bewijs, dat hij ontslagen was van alle tolgelden,
-doch de bisschop stelde hem ook vrij van het gelag in de herbergen,
-dat een gulden bedroeg.
-
-Hier ging de koetsier uit Neurenberg weer terug en gingen de reizigers
-in een schip om tot Mainz te varen.
-
-De vrijbrief beantwoordde aan het doel: ongemoeid en zonder betalen
-kon men van de eene plaats naar de andere gaan. Tot Frankfort alleen
-had men zesentwintig tollen te passeeren, en als Dürer, zooals later
-op den Rijn, bij elken tol twee gulden had moeten betalen, zou het
-zijn beurs al heel slecht zijn bekomen.
-
-In Frankfort had men een kort oponthoud. Jacob Heller, voor wien Dürer
-vroeger het groote altaarstuk had geschilderd, wilde den vereerden
-kunstenaar niet zoo spoedig laten vertrekken en schonk hem den eerewijn
-in de herberg.
-
-Nog langer duurde het oponthoud te Mainz, waar een bepaalde wedijver
-ontstond, om Dürer met eerbewijzen te overladen en het gelukte hem
-pas den 23sten Juli verder te gaan en op een schip den Rijn af naar
-Keulen te reizen.
-
-Daar had een vroolijk wederzien plaats met zijn neef Nicolaas, den
-zoon van zijns vaders broeder, die vroeger als goudsmid te Neurenberg
-was gevestigd geweest en later naar Keulen was verhuisd. Dürer moest
-evenwel zijn tijd verdeelen tusschen dit familielid en den heer
-Hieronymus Fugger uit Augsburg, die hier vertoefde en den kunstenaar
-met vriendschapsbewijzen overlaadde.
-
-Verder ging de reis weer met koets en paarden naar Antwerpen, waar
-men den 2den Augustus goed en wel aankwam.
-
-Welk een nieuwe wereld opende zich hier voor Dürers blikken, die
-nooit rust vonden. Dat mastenwoud in de haven der Schelde, dat
-bonte, drukke gewemel aan den oever! Het boeide hem zoo, dat hij
-snel papier en potlood greep om dit tooneel mee naar huis te kunnen
-nemen. Spoedig had men een herberg gevonden. De waard Jobst Plankfeldt
-was een aangename, goedhartige man en zijn vrouw was even rond als zij
-gedienstig was. Na enkele dagen voelden de vreemdelingen zich daar
-geheel thuis en vooral de vrouwen konden het best samen vinden. Zij
-zaten op een avond gezellig bij elkaar te babbelen aan het avondeten,
-toen de waardin sprak: "Wat is uw echtgenoot toch een wereldberoemd
-man! Dat zult gij hier in den vreemde eerst recht ondervinden."
-
-Vrouwe Agnes voelde zich gevleid en zei glimlachend. "Ik verheug mij
-met hem in de eer, die men hem hier van alle zijden bewijst en vooral,
-omdat hier in den beker der vreugde geen bitteren droppel van nijd
-of afgunst wordt gemengd, zooals dat te Venetië gebeurde. Iedereen
-komt hem met liefde en oprechte bewondering tegemoet. En toch zou ik
-die beroemdheid bijna betreuren, want die berooft mij totaal van zijn
-gezelschap, zoo dat ik soms in eigen oogen een arme, verlaten weduwe
-ben. Als ik u niet had, zou het voor mij aangenamer zijn geweest om
-thuis te blijven."
-
-"Gij moet niet ontevreden en onbillijk zijn, Vrouwe Dürer,"
-knorde de waardin. "Zijt gij dan niet zelf tegenwoordig geweest
-bij het feest, dat onze schilders uw echtgenoot in hun gildekamer
-hebben aangeboden? En wie weet, hoeveel eerbewijzen nog voor u zijn
-weggelegd!" Het was werkelijk een prachtig feest geweest, dat het
-Antwerpsche schildersgild den Neurenberger meester had gegeven. Geheel
-onder den indruk daarvan was Dürer thuisgekomen en hij had het volgende
-in het dagboek zijner reis geschreven:
-
-"Des Zondags, op St. Oswaldsdag, noodigden de schilders mij, mijn
-vrouw en de meid uit om in hun kamer te komen. Zij hadden overal
-zilver vaatwerk en veel pracht aangebracht en voor overheerlijke
-spijzen gezorgd. Hun vrouwen waren ook tegenwoordig en toen men mij
-naar tafel geleidde, stonden allen aan beide zijden geschaard, alsof ik
-een vorst was. Er waren zeer aanzienlijke personen onder hen, mannen,
-die diep eerbiedig voor mij bogen en zeiden, dat zij zooveel in hun
-vermogen was, wilden doen om het mij aangenaam te maken. En toen ik was
-aangezeten, kwam de bode van den Raad van Antwerpen met twee knechts,
-die mij uit naam van de raadsheeren twee kannen wijn aanboden; zij
-lieten mij zeggen, dat zij mij hiermee eer wilden bewijzen en hoopten,
-dat het mij aangenaam zou zijn. Ik betuigde hen mijn hartelijken dank
-en bood mijn diensten aan. En toen wij langen tijd vroolijk bij elkaar
-hadden gezeten en het laat in den nacht was geworden, deden zij ons
-de eer ons met fakkels naar huis te begeleiden en verzochten ons hun
-diensten te willen aannemen, want zij wilden mij gaarne in alles, wat
-mij genoegen kon doen, ter wille zijn. Ik dankte hen en ging naar bed."
-
-In Antwerpen was veel te zien. In de eerste plaats maakte de
-schilderkunst aanspraak op Dürers belangstelling.
-
-In Quinten Metsys leerde hij een kunstenaar, voor wien hij het hoofd
-moest ontblooten, kennen. Bijzonder genot verschafte hem het arsenaal,
-waar in de groote zaal de kunstenaars bezig waren de reusachtige
-triomfbogen, die dienst moesten doen bij den feestelijken intocht
-van Keizer Karel op den 25sten September, te schilderen. Vierhonderd
-bogen, elk veertig voet breed en twee verdiepingen hoog, zouden op
-straat worden opgericht--een reuzenwerk, wel waard te worden bewonderd.
-
-Daarbij ontbrak het Dürer niet aan uitnoodigingen om zelf te
-schilderen, want de velen, die hem met hun eerbewijzen overlaadden,
-wilden ook gaarne iets van zijn hand tot aandenken hebben, en daarom
-was hij wel verplicht nu en dan een uurtje er af te nemen, om dezen
-plicht der dankbaarheid te vervullen.
-
-Vooral voelde hij zich hiertoe gedrongen tegenover den man, op wiens
-persoonlijke kennismaking hij zich in het bijzonder had verheugd,
-Erasmus van Rotterdam, den grooten geleerde en het orakel van zijn
-tijd, tot wien de geheele beschaafde wereld met onbeperkt vertrouwen
-opzag en van wien men hoopte, dat hij in zake Luther, het gewicht
-van zijn invloed in de weegschaal zou werpen.
-
-De beide groote mannen behandelden elkaar bij hun ontmoeting wederzijds
-met den eerbied, die elk toekwam en zij voelden zich sterk tot
-elkaar aangetrokken. Uit dankbaarheid voor het geschenk van Erasmus,
-bestaande uit een Spaansch manteltje en verscheidene teekeningen,
-schilderde Dürer het portret van den geleerde op meesterlijke wijze,
-waarvan hij later een copie meenam om op koper te graveeren.
-
-Het kostte hem moeite om afscheid te nemen van Antwerpen, waar hij
-zooveel liefde en eer had genoten, maar het was zijn plan om verder
-naar Brussel te gaan.
-
-Op den 16den Augustus aanvaardde hij de reis in gezelschap van den
-Genuees Tomaso Bombelli, een der rijkste kooplui in zijde van Antwerpen
-en tegelijkertijd penningmeester der Landvoogdes der Nederlanden, de
-Aartshertogin Margaretha, die den meester evenals andere buitenlanders
-met eerbewijzen had overladen.
-
-In Brussel werd hij aangenaam verrast, toen hij drie Neurenberger
-heeren onverwacht op straat ontmoette; het waren de raadsheeren: Hans
-Ebner, Leonard Groland en Nicolaas Haller, die, als afgezanten van
-den Raad, de rijksinsignes voor de kroning moesten overbrengen. De
-heeren wilden ook van hunnentwege hun beroemden stadgenoot een
-onderscheiding bewijzen en namen zijn onderhoud geheel voor hun
-rekening. Het was echter niet noodig hem daar bekend te doen worden,
-want in Brussel herhaalden zich dezelfde tooneelen als te Antwerpen
-en het kostte Vrouwe Agnes menigen zucht zich steeds zoo eenzaam en
-verlaten te gevoelen.
-
-Voor den kunstenaar daarentegen waren het dagen van het hoogste genot;
-zijn oog, oor en hart genoten oneindig. Ten laatste was het hem ook
-nog vergund bij de Landvoogdes te worden toegelaten; zij was een
-fijnbeschaafde, met de kunst dwepende vrouw, die hem ook beloofde
-zijn voorspraak bij Koning Karel te zullen zijn.
-
-Den 2den September keerde hij uiterst voldaan naar Antwerpen terug,
-om daar den keizer, af te wachten, voor wiens ontvangst alles in rep en
-roer was en vol ijver om de stad in een tooverpaleis te herscheppen. De
-keizerlijke stoet naderde langzaam de poort, de lucht weergalmde van
-de juichkreten der dicht op elkaar gedrongen, geestdriftvolle menigte,
-maar de jonge keizer scheen weinig oog te hebben voor al die pracht
-en heerlijkheid, en menigeen, die wist welke verbazende onkosten men
-had gemaakt, schudde wrevelig het hoofd.
-
-Van Antwerpen ging de keizer verder naar Aken voor de kroning en Dürer
-volgde hem naar die stad, omdat hij te Antwerpen geen gelegenheid had
-gehad om hem te naderen. Te Aken ontmoette hij weer de Neurenberger
-gezanten, die hem in hun kring opnamen en alle onkosten voor zijn
-onderhoud betaalden, waarvoor hij hun zooals vroeger met zijn kunst
-zijn dankbaarheid betuigde.
-
-Den 23sten October had de kroning plaats. Op den avond van dien dag
-schreef Dürer in zijn boek: "Heden zag ik zooveel pracht en praal,
-als geen sterveling ooit schooner zag."
-
-Was het in Antwerpen hem reeds onmogelijk geweest zijn verzoek bij
-den keizer in te dienen, te Aken viel er in 't geheel niet aan te
-denken en er bleef dus niet anders over dan den vorst naar Keulen
-te volgen. Daar eindelijk op den 12den November bereikte hij met
-veel moeite zijn doel, tenminste in zoover, dat het uitbetalen der
-lijfrente hem werd verzekerd--maar van de andere verplichtingen wilde
-Keizer Karel niets hooren.
-
-Verheugd, dat hij tenminste in hoofdzaak was geslaagd, keerde hij
-van Keulen terug, om weer te gaan naar de Nederlanden, waar hij den
-winter wilde doorbrengen.
-
-Den 27sten November was hij weer in Antwerpen bij Agnes, wier
-vreugde over het weerzien eenigszins werd vergald door het ongeluk,
-dat haar onlangs in de Lievevrouwekerk op St. Maarten was overkomen,
-toen een dief haar tasch met twee gulden en verscheidene sleutels
-had losgesneden en gestolen.
-
-Dit verlies bezorgde Dürer ook wel eenige spijt, doch hij troostte
-zich, toen iets anders zijn aandacht in beslag nam en wel, de tijding,
-dat de zee bij Middelburg een reusachtigen walvisch op het droge
-had aangespoeld. Hij liet zich noch door de winterkou, noch door den
-afstand weerhouden om dit wonder der natuur te gaan zien. Den 7den
-December ondernam hij met eenige kennissen te paard den tocht naar
-Middelburg en hij kwam pas den 14den terug.
-
-Vrouwe Agnes ontving hem met vreugde, want zij was bang geweest,
-dat het gure weer haar man kwaad zou doen.
-
-"Ja, gij, kunt nu wel blij zijn," sprak hij, terwijl hij haar aan
-zijn hart drukte, "want gij hebt uw man weer terug, maar ik heb weinig
-voldoening van de reis, want het wonder heb ik niet mogen aanschouwen,
-omdat de zee het weer had teruggehaald en daarbij scheelde het bitter
-weinig of ik had er het leven bij ingeschoten."
-
-En nu vertelde hij aan zijn ontstelde vrouw, hoe zijn schip tegen
-een ander was aangevaren en daardoor beschadigd was geworden,
-waarna het zonder anker de zee was ingedreven en daar zoo lang had
-rondgezwalkt, dat de bemanning reeds alle hoop had opgegeven en hun
-zielen in Gods handen had bevolen, totdat de hemel genadig hulp in den
-hoogsten nood had gezonden. Nu begon te Antwerpen het oude leventje
-weer. Indien hij gelegenheid had, verkocht hij zijn schilderijen,
-om voor de opbrengst allerlei voorwerpen, die hij gaarne in zijn
-bezit had, of waarmee hij bij zijn thuiskomst anderen een genoegen
-wilde bereiden, te koopen; nog meer gebeurde het, dat hij zijn werk
-weg gaf om ondervonden vriendelijkheid ruimschoots te vergelden of
-voorkomend anderen pleizier te doen.
-
-Natuurlijk namen zijn vereerders zijn tijd weer zeer in beslag. Een
-paar dagen na vastenavond schreef hij in zijn dagboek: "Eergisteren had
-ik een uitnoodiging om met mijn vrouw de gast van het goudsmidsgild te
-zijn. Bij die gelegenheid leerde ik veel wakkere mannen kennen en werd
-ons een heerlijke maaltijd bereid, terwijl iedereen om 't hardst mij
-eer bewees. Des avonds was ik bij den ouden schout genoodigd, waar ik
-ook rijkelijk werd onthaald en met veel eerbewijzen overladen. Vele
-bijzondere maskers en costuums lieten zich dien avond zien en over
-het algemeen was alles prachtig ingericht. 's Maandagsavonds was ik
-uitgenoodigd bij den heer Lopez op een groot festijn, dat tot twee
-uur duurde en bijzonder kostbaar was. Van den heer Lorenz Stark
-kreeg ik een Spaanschen pels ten geschenke. Ook op dit feest zag
-men veel schitterende gecostumeerden en gemaskerden, vooral de heer
-Tomaso Bombelli."
-
-Eindelijk kreeg meester Dürer toch wel wat te veel van het goede dezer
-aarde en kwam de gedachte aan terugkeeren naar huis in zijn hart op,
-te meer toen hij voelde, dat zijn gezondheid niet meer zoo goed was
-als vroeger en de eene stuiver na den anderen in de apotheek verzeilde.
-
-Om niet al te veel met bagage te zijn belast, stuurde hij den
-19den Maart, toen er zich een gelegenheid aanbood, een groot deel
-der verkregen schatten vooruit en toen kon men eens goed zien, aan
-hoeveel vrienden de goedhartige, milde man had gedacht. Niet alleen
-aan zijn familieleden en vrienden zond hij een geschenk, ook anderen,
-die hem op de een of andere wijze vriendelijkheid hadden bewezen,
-vergat hij in den vreemde niet; en Vrouwe Agnes, die berekende hoe
-hoog de uitgegeven som beliep, vond het bijna al te veel.
-
-Nu had hij evenwel de groote steden Brugge en Gent nog niet gezien en
-men zeide hem, dat het toch al te jammer zou zijn, indien hij in deze
-middelpunten der kunst, waar hij nu zoo dicht bij was, niet eenige
-weken vertoefde.
-
-Ook hier was zijn roem hem reeds vooruitgegaan; ook hier ontving men
-hem met bijzondere eerbewijzen. Ofschoon verheugd over al het genot,
-dat hij had gesmaakt, keerde hij in eenigszins gedrukte stemming
-naar Antwerpen terug. Hij wist zelf niet, wat hem scheelde, maar
-het eten smaakte hem niet, zijn hoofd was zwaar en vermoeid en zijn
-voeten weigerden bijna hem te dragen. De geneesheer, die op verzoek
-van zijn bezorgde vrouw, verscheen, meende dat hij zware koorts zou
-krijgen en beval vóór alles volkomen rust aan.
-
-Den volgenden morgen kwam Vrouwe Agnes doodsbleek bij de waardin
-binnenloopen en riep: "Help mij--mijn man, mijn man!"
-
-De waard en waardin gingen terstond met haar mee en vonden Dürer,
-bleek en met gesloten oogen, in bed liggen. Zij dachten, dat hij dood
-was. Het was echter slechts een langdurige bezwijming, waaruit het
-den dokter gelukte hem weer bij te brengen. Doch de koorts wilde niet
-wijken en nam integendeel steeds in hevigheid toe, zoodat Vrouwe Agnes
-in den angst haars harten niet wist wat te beginnen. "Ach, dat wij
-nu juist hier in den vreemde moeten zijn!" jammerde zij. "Gave God,
-dat wij toch reeds thuis waren!"
-
-Er volgden moeilijke dagen en weken, voordat de beangstigde vrouw
-kon herademen en innig dankbaar drukte zij den waard en zijn vrouw
-de hand voor de groote liefde, waarmee zij haar hadden bijgestaan,
-alsof zij een lid der familie was geweest.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXVIII.
-
-EEN LIJKZANG.
-
-
-Op een dag in Mei van het jaar 1521 zat Dürer alleen in zijn
-kamertje. Op zijn gelaat waren de sporen van zijn ziekte nog duidelijk
-zichtbaar en daarbij lag er nog een heel bijzondere treurigheid,
-die zich nu en dan in een diepen zucht uitte, op te lezen.
-
-Al de verstrooiingen van de reis hadden hem den man, wien hij voor het
-heil van zijn ziel zooveel was verplicht, niet doen vergeten. Elk
-nieuw uitgekomen boekje van Luther, dat hij onder de oogen had
-gekregen, had hij gekocht en ijverig bestudeerd. Ook te Antwerpen,
-waar hij veel tijd met de Augustijnermonniken had doorgebracht, had
-het hem aan tijdingen omtrent Luthers lot niet ontbroken. Hij had hun
-angst gedeeld, toen men hoorde, dat Luther door den Paus in den ban
-was gedaan en met hen gejuicht, toen men de koene daad van den man
-Gods vernam, om de pauselijke bul in het openbaar te verbranden,
-waarmee hij bekende zich te hebben vrijgemaakt van de kerk des
-Pausen, om alleen voor Gods eer te ijveren, nadat de opvolger van
-Petrus den Heer Jezus opnieuw had verloochend. Eindelijk was het
-bericht gekomen, dat Doctor Maarten zich te Worms voor den Keizer en
-het Rijk zou verantwoorden, en zijn ziel had toegejuicht den held,
-die alle waarschuwingen ten spijt, besloten was naar Worms te gaan,
-al zouden daar ook evenveel duivels als pannen op de daken zijn.
-
-Nu was er evenwel een nieuw, verpletterend bericht verspreid. Maarten
-Luther, die op den Rijksdag met heldenmoed de waarheid van het
-Evangelie had beleden en zich niet door het tandgeknars zijner
-tegenstanders tot herroepen had laten dwingen, zou op den terugweg
-verraderlijk zijn gevangen genomen en verdwenen, en behoorde nu
-waarschijnlijk niet meer tot de levenden.
-
-Nadat Dürer langen tijd met strakke blikken treurend had neergezeten,
-nam hij zijn dagboek en gaf daarin lucht aan de smart, die hem
-vervulde, met de woorden:
-
-"Ach, Heer des Hemels, welke tijding omtrent Luther, den man Gods,
-moet ik daar vernemen.
-
-"Men dacht, dat hij veilig was door het vrijgeleide van een keizerlijk
-heraut; maar toen zij bij Eisenach in een onherbergzaam oord waren
-gekomen, had deze gezegd, dat Luther hem nu niet meer noodig had
-en was hij weggereden. Spoedig werd de verraden, vrome, met den
-H. Geest bezielde man, de heraut van het Christelijk geloof, door tien
-ruiters omsingeld en ontvoerd. En of hij nog leeft, of dat men hem
-heeft vermoord--ik weet het niet--zoo heeft hij dit lijden doorstaan
-ter wille der Christelijke waarheid en omdat hij het onchristelijk
-pausdom heeft bestraft, dat door het opleggen van zijn lasten, de
-verlossing door Christus teweeggebracht, wederstaat. En ook daarom
-heeft hij het geleden, omdat wij worden beroofd en uitgeplunderd en
-ons datgene, wat wij in het zweet onzes aanschijns hebben verworven,
-wordt ontnomen, opdat het op die wijze verkregene schandelijk door
-nietsdoeners kan worden verteerd, terwijl dorstige, kranke menschen
-van gebrek sterven. En bovenal bezwaart mij de vrees, dat God ons
-misschien nog langer wil laten zuchten onder het juk der blinde,
-valsche leer, die door menschen is bedacht en uitgevonden, waardoor
-het heerlijk Evangelie ons op vele plaatsen verkeerd wordt uitgelegd
-of ons geheel wordt onthouden.
-
-"Ach, God in den Hemel, erbarm u onzer. O Heer Jezus Christus, bid voor
-Uw volk, verlos ons te rechter tijd, bewaar in ons het echte, ware,
-Christelijke geloof, verzamel Uw verdwaalde schapen door uw stem uit
-de Schrift; help ons, dat wij Uw stem mogen kennen en geen verlokkend
-geluid van menschelijke dwaling volgen, opdat wij, Heer Jezus Christus
-niet van U wijken. Roep de schapen Uwer weide, die nog voor een deel
-in de Roomsche kerk worden gevonden, en die door het opleggen van
-lasten en de geldzucht des Pausen, door een valsche leer bedrogen,
-zijn verstrooid, bij elkaar, desgelijks ook de Indianen, Moscovieten,
-Russen en Grieken. Ach God, verlos Uw arm volk, dat door groote
-pijn en tyrannie wordt gedwongen, tot dingen, die het tegenstaan,
-en waardoor het steeds tegen zijn geweten moet zondigen. O, God,
-nooit hebt gij met geboden der menschen een volk zoozeer belast als
-ons, armen, onder het juk van Rome; terwijl wij toch, verlost door uw
-bloed, vrije Christenen zijn moesten. O, almachtige, hemelsche Vader,
-beschijn ons door Uw Zoon, Jezus Christus, met zulk een licht, dat
-wij daarbij duidelijk kunnen zien, welke geboden wij moeten houden,
-opdat wij de andere lasten, met een vrij geweten, op zijde kunnen
-zetten en U, hemelschen Vader met een blij hart mogen dienen.
-
-"En indien het waar is, dat wij hebben verloren den man, die
-duidelijker heeft geschreven dan iemand anders, die in de laatste
-tijden heeft geleefd, en die Gij zoo door Uw Geest hebt verlicht, dan
-bidden wij U, o hemelsche Vader, dat gij Uw H. Geest wilt geven aan een
-anderen man, die uw heilige Christelijke kerk van alle zijden weder
-bijeenbrenge, opdat wij weder als Christenen mogen leven, en anderen
-door ons leven bekeerd worden en het Christelijk geloof mogen aannemen.
-
-"Maar, Heer, het is uw wil, voor dat gij oordeelt, dat evenals Uw
-Zoon, Jezus Christus, door de priesters werd gedood en, uit den dood
-opgestaan, ten hemel voer, het met Uw volgeling, Maarten Luther,
-die door den Paus verraderlijk om het leven wordt gebracht, eveneens
-zou gaan; hem zult gij verkwikking bereiden. En zooals gij over
-Jeruzalem het oordeel van verwoesting hebt uitgesproken, zoo zult gij
-ook de macht, die de stoel van Rome zich heeft aangematigd, te niet
-doen. Och Heer, geef ons daarna het nieuwe, heerlijke Jeruzalem, dat
-uit den hemel nederdaalt, waarvan in de Openbaring wordt gesproken;
-het heilige, zuivere Evangelie, dat niet door de leer der menschen
-is verduisterd.
-
-"Opdat zulks geschiede, geef, dat ieder, die Luthers boeken leest,
-zien moge hoe helder en duidelijk de leer is, die hij naar het
-Evangelie verkondigt. Daarom moet men die boeken in waarde houden en
-ze niet verbranden; beter ware het, dat men zijn tegenstanders, die
-de waarheid wederstaan, in het vuur wierp met al hun leerstellingen,
-die de menschen tot goden verheffen. Dat er toch nieuwe uitgaven
-van Luthers boeken mochten verschijnen! O God, als Luther dood is,
-wie zal ons dan in het vervolg het heilig evangelie zoo duidelijk
-verklaren? Ach, God, wat zou hij in tien, twintig jaren nog veel voor
-ons hebben kunnen schrijven! O gij, alle vrome christenen, beweent
-met mij dezen, door Gods Geest bezielden man en laten wij Hem vragen
-om ons een ander door den H. Geest verlicht man te zenden!
-
-"O Erasmus van Rotterdam, waar blijft gij? Zie, wat de tyrannie der
-onrechtvaardigen, de dwingelandij der wereldlingen, de macht der
-duisternis vermag! Hoor, gij, strijder voor Christus, rijd naast
-den Heer Jezus, bescherm de waarheid, verover de martelaarskroon,
-gij zijt toch ook reeds een oud man. Ik heb van u gehoord, dat gij
-u zelf nog twee jaren in staat acht om tot iets nut te zijn. Gebruik
-die jaren voor het Evangelie; verhef uw stem, dan zullen de poorten
-der hel, dan zal Rome niets tegen u vermogen. En als gij hier aan uw
-Meester, Christus, gelijkvormig wordt en schande wilt lijden door de
-leugengeesten van onzen tijd, waardoor gij misschien een weinig vroeger
-zoudt sterven, dan zoudt gij te eerder uit den dood tot het leven komen
-en door Jezus Christus worden verheerlijkt. Want indien gij uit den
-beker drinkt, dien Hij heeft gedronken, dan zult gij met Hem regeeren
-en rechtvaardig oordeelen, hen, die dwaas hebben gehandeld. O Erasmus,
-handel zoo, dat God u roemen kan, zooals er van David staat geschreven,
-want gij kunt het, voorwaar, gij kunt Goliath dooden; Uw God beschermt
-de heilige, christelijke kerk. Leid ons in de eeuwige zaligheid, God,
-Vader, Zoon en Heilige Geest, Gij, eeuwig God. Amen."
-
-Dürer legde de pen neder en veegde zijn oogen af. Het was hem een
-verluchting, dat hij zijn vol hart eens had uitgestort.
-
-Maar het was hem nog niet genoeg: spoedig greep hij een stuk krijt en
-gebruikte de kunst als tolk van zijn gevoel en als troosteres in zijn
-smart. En op den grijsblauwen grond werd een cherubijn zichtbaar, die
-jammerend, met de vleugels het aangezicht bedekt, alsof hij wil zeggen:
-
-"Ach, dat gij zijt heengegaan, Maarten Luther, gij, profeet des
-Allerhoogsten!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXIX.
-
-NEURENBERG BOVEN ALLES.
-
-
-De zomer was in het land gekomen, en Dürer, die de eerste bezending
-goederen door andere naar Neurenberg had laten volgen, dacht er nu over
-om naar huis terug te keeren. Hij durfde de reis nu wel ondernemen,
-omdat zijn lichaamskrachten weer voldoende waren teruggekeerd.
-
-Op St. Pieter en Paulus, den 29sten Juni, zat hij met zijn vrouw
-in het kamertje de som der gemaakte onkosten te berekenen. Hij had
-veel uitgegeven zoowel in geld als aan kunstwerken, want Dürer was
-hooghartig en had de ondervonden vriendelijkheid rijkelijk vergolden
-en soms meer gegeven, dan hij kon. Het was een heele som, toen hij
-berekende wat hij in al dien tijd met teekenstift of penseel voor de
-menschen had gewerkt--hij had voor niet minder dan honderd vijftig
-personen hun portret gemaakt met potlood, houtskool of in kleuren
-en toen Vrouwe Agnes hem vraagde, wat hem al die moeite en arbeid
-had opgebracht, lachte Dürer en zei: "Het grootste gedeelte van mijn
-arbeid heeft mij niets opgebracht, en toen ik mij voorstelde uit de
-Nederlanden een goede winst mee te brengen, heb ik mij bedrogen. Nu
-ben ik wel genoodzaakt honderd gouden guldens te leenen om naar huis
-te kunnen gaan en gelukkig heeft de heer Imhoff zich daartoe bereid
-verklaard."
-
-Vrouwe Agnes was hierover wel wat ontstemd en antwoordde: "Ik had
-wel kunnen denken, dat het zoo zou gaan. Gij verstaat nu eenmaal
-de kunst niet om schatten op te leggen. Gij geeft veel meer weg dan
-gij krijgt en hebt u menig keer in den nek laten zien. Maar over die
-schade zou ik mij nog wel kunnen troosten, als die walvisch er maar
-niet was geweest."
-
-"De walvisch?" vraagde Dürer verwonderd.
-
-"Ja zeker," sprak Vrouwe Agnes met nadruk, "aan dat monster alleen
-wijd ik uw ziekte." Juist toen Dürer iets wilde antwoorden, werd er
-geklopt en kondigde de waardin een bediende van den Raad der stad
-aan. De man bracht de groeten van den eersten burgemeester over aan
-den heer Albrecht Dürer en noodigde hem uit den volgenden morgen op
-het raadhuis te verschijnen.
-
-Op den bepaalden tijd ging Dürer daarheen en hij werd door de
-hoogmogende heeren met bijzondere vriendelijkheid ontvangen.
-
-"Wij vernemen, dat gij op het punt zijt naar Neurenberg terug te
-keeren en wilden u daarom eerst vragen, hoe het u in het algemeen in
-de Nederlanden en in het bijzonder in Antwerpen is bevallen?"
-
-Dürer verzekerde, dat het hem zeer moeilijk viel te scheiden van een
-stad, waar hij niet alleen geboeid was door haar grooten rijkdom en
-heerlijke kunst, maar waar hem ook veel liefde en eer was te beurt
-gevallen.
-
-Toen kwam er een eigenaardig lachje op het gelaat van den heer, die op
-Dürer toetrad en zijn hand op diens schouder legde, terwijl hij zei:
-"Meester Dürer, ik weet er wel raad op, hoe gij aan dit moeilijke
-afscheid zoudt kunnen ontsnappen: blijf hier! Geloof mij, gij zult
-nog veel meer liefde en eer ondervinden, wanneer gij u voor altijd
-bij ons wilt voegen! In naam van den Raad van Antwerpen bied ik u ten
-eerste een vast jaargeld van driehonderd gulden aan, ten tweede een
-stevig gebouwd, fraai woonhuis als eigendom, ten derde vrijdom van alle
-belastingen en ten vierde ruime belooning voor alles, wat gij nog voor
-den Raad zult werken. Ik verberg u niet, waarde Meester, dat Antwerpen
-trotsch zou zijn, als de naam Albrecht Dürer op de lijst harer burgers
-stond. Beslis dus en geef mij uw belofte te zullen blijven."
-
-In pijnlijke verwarring stond Dürer daar. Die groote goedheid en
-welwillendheid drukten hem als een last. Dat was toch waarlijk hem het
-afscheid niet gemakkelijker maken! Want hoe schitterend de beloften ook
-waren, hij kon ze toch niet aannemen. Aan Neurenberg hing zijn hart,
-daar was hij ingeburgerd en zich een tehuis te scheppen in den vreemde
-was hem onmogelijk. Nimmer zou dat zijn werkelijk tehuis kunnen zijn.
-
-Hij overwoog deze gedachten, terwijl hij eenigen tijd zwijgend voor
-den burgemeester stond, en deze, die zijn stilzwijgen naar zijn eigen
-wenschen uitlegde, trachtte door het herhalen zijner dringende beden
-hem tot blijven over te halen.
-
-Nu was Dürer zich zelf weer meester en hij antwoordde: "God zegene
-u voor de welgemeende vriendelijkheid, die gij mij bewijst. Het
-smart mij, dat ik zooveel welwillendheid met een weigering moet
-beantwoorden. Ik ben een kind van Neurenberg, mijnheer, Neurenbergsche
-lucht heb ik van mijn vroegste jeugd af ingeademd, Neurenberger kunst
-is mijn denken en leven en daarom behoor ik daar thuis en kan ik
-niet tieren op een anderen bodem. Laat mij naar mijn geboorteplaats
-terugkeeren, mijnheer--wat zoudt gij hebben aan iemand, wiens ziel
-krank was en wiens hand verlamde!"
-
-De burgemeester keek droevig en teleurgesteld. Hij deed geen enkele
-poging om den meester tot andere gedachten te brengen, want aan den
-klank zijner stem hoorde hij, dat er voor Antwerpen hier niets meer
-was te hopen. En daarom nam hij van Dürer afscheid met de verzekering
-van zijn groote spijt en teleurstelling. Tweemaal was de verzoeking,
-om zijn geboorteplaats ontrouw te worden, Dürer genaderd: zestien
-jaar geleden te Venetië, waar de Signoria hem door de aanbieding van
-tweehonderd ducaten had getracht bij zich te houden en nu hier te
-Antwerpen; doch beide keeren behaalde de trouw de overwinning.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXX.
-
-OOK EEN HERVORMINGSPREEK.
-
-
-Bijna twee jaren waren voorbijgegaan.
-
-In de week vóór Paschen van het jaar 1523 zat Albrecht Dürer met zijn
-vrouw aan de groote tafel in de pronkkamer. Hij las met eerbiedig
-gevouwen handen uit een groot boek, dat voor hem lag. Het was het
-Nieuwe Testament, dat Doctor Maarten Luther in de eenzaamheid zijner
-cel op den Wartburg in Duitsch gewaad had gestoken.
-
-Op de terugreis had Dürer al spoedig gehoord, dat Luther niet dood
-was, en die tijding had hem met nieuw leven bezield. Hij voelde zich
-krachtiger en wat hij bij zijn terugkomst te Neurenberg had gezien,
-was ook geschikt geweest om hem den moed terug te geven en een loflied
-tot Gods eer op zijn lippen te leggen.
-
-Voor alle andere steden was het Neurenberg geweest, die zich Luthers
-zaak had aangetrokken. De adellijke geslachten waren voorgegaan met de
-belijdenis van het Evangelie en hadden het mindere volk achter zich
-aan getrokken. De Raad, wiens leden bijna allen beslist evangelisch
-waren gezind, was in een moeilijke verhouding tot den Keizer, den Paus
-en de bisschoppen gekomen, doch wist met bewonderenswaardige wijsheid
-het scheepje hunner regeering over alle golven en klippen heen te
-sturen. Doch Dürer had zijn vriend Pirkheimer in deerniswaardigen
-toestand gevonden. Doctor Eck had zich werkelijk op hem gewroken en van
-den Paus weten te verkrijgen, dat er in den naar Luther geslingerden
-banbrief nog enkele andere namen waren opgenomen, waaronder Wilibald
-Pirkheimer behoorde. Luther, die ridder zonder vrees en blaam, had
-de pauselijke bul in het vuur geworpen en daarmee den Paus moedig
-getrotseerd--Pirkheimer had evenwel den moed niet gevoeld om dien
-held na te volgen.
-
-Nadat hij te vergeefs had geappelleerd, kwam hij er toe om het
-trotsche hoofd te buigen en zijn woorden te herroepen. Sinds dien
-dag was hij geheel veranderd. Het bewustzijn, dat hij zijn innigste
-overtuiging had ten offer gebracht, had den hoogmoedigen man gebroken
-en maakte hem, die ook nog door het podagra werd gekweld meer en meer
-eenzelvig. De leelijke zijde van zijn karakter kwam steeds meer op
-den voorgrond, zoodat hij zich iedereen tot vijand maakte en voor
-de weinige overgebleven vrienden een niet te genieten gezelschap
-was. Hoe meer echter anderen zich van hem aftrokken, des te meer
-moeite gaf hij zich om de vriendschap te behouden van dien eenen,
-met wien hij van jongs af één hart en één ziel was geweest. En van
-zijn kant deed Dürer al zijn best Pirkheimers zwakheden te verdragen
-en hem weer eenigszins met het leven te verzoenen.
-
-Het deed Dürer echter innig verdriet, dat zijn vriend hem niet
-wilde volgen op den weg van het Evangelie. Het werd hem nu steeds
-duidelijker, dat Pirkheimers geestdrift voor Luther niet was
-voortgekomen uit een hart, bezield van de waarheid van Gods Woord,
-maar ontstaan was uit den waan, dat Luther tot de humanisten behoorde
-en met hem wilde strijden tegen de domheid en het bijgeloof van zijn
-tijd; hij dacht, dat protesteeren Luthers eenig doel was. Toen Dürer,
-overgelukkig in het bezit van het Nieuwe Testament in het Duitsch,
-daarmee naar Pirkheimer was gesneld, was hij teleurgesteld en bedroefd
-teruggekeerd, toen hij de onverschilligheid, waarmee zijn vriend dien
-heerlijken schat had beschouwd, gezien had.
-
-Uit deze droefenis wekte hem het heerlijke lied van den Wittenberger
-nachtegaal, dat zijn medeburger, de meesterzanger Hans Sachs, had
-laten weerklinken en waarin zijn hart mede jubelde--het klonk als
-het geroep van den wachter, dat vele slapenden wakker schudt.
-
-Nog werd zijn hart verkwikt en zijn geloof versterkt, toen hij
-hoorde, dat de Prior uit het Augustijnerklooster te Antwerpen, die
-zoo vriendelijk voor hem was geweest, ter wille van het Evangelie
-in den kerker geworpen en ten vure gedoemd, als door een wonder
-was ontkomen en veilig Wittenberg had bereikt. Ook zijn opvolger,
-Hendrik van Zutfen, had zich daarheen begeven, toen de beulen hem
-van den kansel hadden gerukt, doch de burgers hem uit den kerker
-hadden bevrijd. En niet minder was zijn geloof versterkt door den
-moed der twee monniken uit Brussel, Hendrik Voes, en Johannes Esch,
-die andere afvalligen tot beschaming, met vreugde hun leven op den
-brandstapel hadden geofferd voor het Evangelie.
-
-Nu zat meester Dürer dus over zijn Duitschen bijbel gebogen en kon niet
-genoeg er in lezen. Wel had hij Gods Woord reeds in het Duitsch gelezen
-in de vertaling, die bij Anton Koburger het licht had gezien,--doch
-wat voor Duitsch was dat! Het klonk als ravengekras vergeleken bij
-het liefelijk gezang van den Wittenbergschen nachtegaal, dat het oor
-streelde en van daar in het hart weerklonk. En zijn bewondering en
-vereering voor het uitverkorene werktuig des Heeren namen voortdurend
-toe.
-
-Heden had het lezen in de Schrift nog een heel bijzonder doel. Hij
-wilde zich voorbereiden op den ernstigen gang, dien hij met zijn
-vrouw wilde ondernemen. Aan de algemeene begeerte gehoor gevend,
-hadden de geestelijken van de St. Lorens- en Sebalduskerken besloten
-nog een schrede voorwaarts te doen en het heilig Avondmaal volgens
-instelling van Christus met brood en beker te vieren. Het duurde niet
-lang of de klokken begonnen te luiden en de meester stond op om zijn
-besten pelsmantel aan te doen; Vrouwe Agnes was reeds gekleed in haar
-feestgewaad en wachtte op haar echtgenoot.
-
-Op straat kwamen zij spoedig in het gedrang, want het volk stroomde
-naar het bedehuis. Plechtig begon de heilige handeling. Aller hart
-was diep getroffen door de woorden van den prediker en toen brood en
-wijn werden rondgedeeld, voelde menig wakkere man een traan over zijn
-wangen rollen.
-
-Thuisgekomen sloot Dürer zijn vrouw in zijn armen en zeide: "Mijn
-ziel maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich in God, mijn
-Zaligmaker. Nu weet ik, dat Hij in mij leeft; Hij, die voor mij den
-dood is ingegaan en die al mijn hoop is. O man Gods, Maarten Luther,
-God zegene en behoede u! Hoe zal ik u vergelden, wat gij aan mij
-hebt gedaan!"
-
-Nog menig hinderpaal stond aan de ongestoorde uitbreiding der
-Hervorming in den weg: de zaak des Heeren liep nog meer gevaar,
-te worden geschaad door den dollen, oproerigen geest, die zich door
-een verkeerd begrip van Christelijke vrijheid van den boerenstand had
-meester gemaakt en door de waanzinnige dwepers, in wier oogen Luther
-nog een halve papist was, en die hem "het gemakzuchtige vleesch"
-scholden, dan door de woede van Rome. Maar juist te midden van deze
-troebelen betoonde de Wittenberger monnik zich als de ware profeet
-des Allerhoogsten en zijn aanzien steeg tot een reusachtige hoogte
-in de oogen van hen, die hem begrepen, toen de wilde golven waren
-bedaard en de stuurman met eerbiedwekkende kalmte aan het roer stond.
-
-Dürer was vol van Gods Woord; als een dauwdroppel vol van
-zonneschijn. Niet alleen las hij de Schrift, maar hij leefde er in
-en hij voelde weder de behoefte, om wat hij zelf had doorleefd op
-zijn eigen wijze aan het volk te verkondigen.
-
-Wat Hans Sachs in woorden zeide, wilde hij in kleuren duidelijk
-maken. En daarom greep hij weder naar het penseel, voelende dat hij
-nog nooit met zooveel bezieling en geestdrift voor den schildersezel
-was getreden; hij had een voorgevoel, dat, wat hij nu ging scheppen,
-het allerbeste, wat zijn hand ooit gemaakt had, zou zijn.
-
-In plaats van Maria, in wier verheerlijking hij zich tot nu toe
-had verlustigd, bood hij der wereld het beeld van den Verlosser
-aan. Evenals Luther Christus en Zijn alleenzaligmakende verdienste in
-nieuwe talen predikte, zoo schilderde Dürer den Heer voor de oogen des
-volks, hetzij in gesprek met de discipelen na het Heilig Avondmaal,
-hetzij als offer op het kruishout, of alleen het hoofd vol bloed en
-wonden. Op het laatste had hij al zijn kracht geconcentreerd; het was
-als uit de diepste diepte van zijn ziel voortgekomen. Nooit was Jupiter
-schooner, machtiger, aangrijpender door den besten der oud-Grieksche
-schilders afgebeeld geworden, dan de Christus hier door meester Dürer.
-
-En evenals Dürer Christus, den Verlosser, in zijn werk verheerlijkte,
-zoo wilde hij met hetzelfde doel ook het Evangelie in kleuren brengen.
-
-Reeds lang was hij het met zich zelf eens, op welke wijze dit te
-doen. Hij wilde daartoe de gestalten afbeelden van hen, die het van
-den Heer ontvangen en aan de wereld verkondigd hadden: de gestalten
-der Apostelen Johannes, Markus, Petrus en Paulus en wel zoo, dat
-Johannes en Paulus ten voeten uit werden geschilderd en de beide
-anderen er achter, zoo dat alleen het hoofd en den hals zichtbaar
-waren. Johannes en Paulus moesten als hoofdfiguren naar voren komen;
-daarmee wilde Dürer het evangelisch geloof in beeld voorstellen.
-
-De gestalte van Johannes, Luthers uitverkoren evangelist, wiens
-gelaat aan Philippus Melanchton herinnert, is gehuld in een gelen,
-met rood geverfden mantel over een groen onderkleed. Peinzend staart
-hij met den een weinig achter hem staanden Petrus in zijn evangelie,
-welks beginwoorden uit de Luthersche vertaling men lezen kan. Rechts
-op het paneel staat Markus achter Paulus, die met innige liefde
-en groote zorg is behandeld en waaraan Dürer al zijn kracht heeft
-gewijd. Het was Dürer voornamelijk te doen om Paulus, Luthers groot
-voorbeeld als verkondiger van het eenig ware geloof en daarin heeft
-hij een kunstwerk, dat 's meesters roem luider verkondigt dan eenig
-ander, geschapen. De Apostel bij uitnemendheid staat daar, gehuld in
-een witten mantel, waaruit een groen onderkleed te voorschijn komt;
-op zijn linkerarm, rust de bijbel, in de rechterhand houdt hij een
-ontbloot zwaard, het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods, en
-tegelijkertijd een aanduiding van de wijze, waarop hij zou sterven. De
-breede, krachtige figuur staat daar in mannelijke, ridderlijke houding;
-zijn door de zon gebruind gelaat, vol uitdrukking, wendt den strengen
-blik naar links, alsof hij vandaar een naderbij sluipenden vijand
-verwacht. Wien geldt dien toornigen blik? Tegen wien houdt de hand
-krampachtig den greep van het zwaard omklemd? Het zijn de vijanden
-van het kruis van Christus: aan den eenen kant de Paus, die het
-Evangelie bederft door den warboel van menschelijke instellingen
-en aan de andere zijde de dwepers, die door het misbruiken van de
-vrijheid meer bederven dan doen vorderen.
-
-De Apostelen spraken in duidelijke taal: maar het was den meester
-er om te doen ook begrijpelijk te zijn voor het minst ontwikkelde
-verstand, evenals Luthers woorden duidelijk waren voor het onnoozelste
-boertje. Daarom voegde hij nog een uitvoerig bijschrift toe aan
-zijn werk.
-
-Boven het paneel links schreef hij: "Alle wereldlijke overheden in
-deze gevaarvolle tijden moeten zorgvuldig waken, dat zij zich niet,
-in plaats van door het Woord Gods, door menschelijke leeringen laten
-leiden, want God wil niet, dat er aan Zijn Woord iets wordt toegevoegd
-of daarvan afgedaan. Luister daarom naar deze vier voortreffelijke
-mannen: Petrus, Johannes, Paulus en Markus."
-
-Petrus zegt in het tweede hoofdstuk van zijn tweeden brief:
-"Er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook
-onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen
-bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, die hen gekocht heeft,
-verloochenende en een haastig verderf over zichzelf brengende. En velen
-zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal
-gelasterd worden. En zij zullen, door gierigheid, met gemaakte woorden,
-van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang
-niet ledig is en hun verderf sluimert niet.--Johannes in het vierde
-hoofdstuk van zijn eersten brief schrijft: Geliefden! gelooft niet
-een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn;
-want vele valsche profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent
-gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus
-in het vleesch gekomen is, die is uit God niet. Maar dit is de geest
-van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal,
-en is nu alreede in de wereld."
-
-Terwijl deze woorden zijn gericht tegen de dwepers en sektenmakers,
-zoo protesteert het bijschrift op het tweede paneel tegen Rome met
-zijn leugen, bedrog en zedeloosheid. In het derde hoofdstuk van
-den tweeden brief aan Timotheus zegt Paulus: En weet dit, dat in de
-laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de menschen zullen
-zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hoovaardig,
-lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder
-natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed,
-zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen,
-meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een
-gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend
-hebben. Hebt ook een afkeer van dezen! Want deze zijn het, die de
-huizen binnensluipen en nemen de vrouwkens gevangen, die met zonden
-beladen zijn, en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden,
-die altijd leeren en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen.
-
-Markus schrijft in het twaalfde hoofdstuk van zijn evangelie: "En
-Hij zeide tot hen in Zijn leer: wacht u voor de schriftgeleerden,
-die daar gaarne willen wandelen in lange kleederen, en gegroet zijn
-op de markten, en de voorgestoelten hebben in de Synagogen en de
-vooraanzittingen in de maaltijden. Zij eten de huizen der weduwen
-op en dat onder den schijn van lang te bidden. Deze zullen zwaarder
-oordeel ontvangen." Er was een geheel jaar verloopen, voordat Dürer
-dit meesterstuk, de kroon van al zijn werken, voleindigd had.
-
-Nauwelijks was de laatste penseelstreek gedaan, of hij greep papier
-en pen om er een brief bij te voegen aan hen, voor wie het werk was
-bestemd. Het was hem dezen keer niet opgedragen, maar het was zijn
-eigen hart geweest, dat hem aan het werk had gezet en dat hij het
-aan zijn dierbare geboorteplaats zou opdragen, stond van het begin
-af bij hem vast. De inhoud van den brief luidde aldus:
-
-
-
-Edelachtbare, wijze Heeren!
-
-Hoewel het reeds lang mijn wensch was, Uw Hoogmogendheid door mijn
-onbeteekenende schilderkunst een aandenken aan te bieden, heb ik mij
-door het gebrekkige daarvan laten weerhouden, wetende, dat ik daarmee
-in Uw oogen niet zou kunnen bestaan. Dewijl ik echter in dezen laatsten
-tijd een stuk heb geschilderd, waaraan ik nog meer zorg heb besteed dan
-aan mijn andere schilderijen, acht ik niemand meer waardig, dit als
-een herinnering te bewaren, dan U, hoogwijze Heeren! Daarom waag ik
-het, U dit werk aan te bieden, met de dringende bede, dat dit kleine
-geschenk U welgevallig moge zijn en genadig door U worde aangenomen
-en dat Gij even welwillend voor mij zult willen blijven, als Gij tot
-nu toe zijt geweest. Daarom zal ik naar mijn beste vermogen er naar
-blijven streven, om Uw goedgunstigheid waardig te zijn.
-
-
-Uwer Edelachtbaren Heeren onderdanige Albrecht Dürer.
-
-
-Spoedig daarop ontving Dürer van den Raad het volgende schrijven:
-
-"Dewijl Albrecht Dürer een schilderij met vier figuren als aandenken
-heeft geschilderd en hetzelve den achtbaren Raad heeft gezonden en
-vereerd, is door dien achtbaren Raad besloten, den genoemden Dürer
-te zeggen, dat een achtbare Raad niet genegen is, dit schilderij op
-die wijze in bezit te nemen; maar hoewel dezelve hem voor zijn werk
-dankbaar is, en willens om het als aandenken te bewaren, zoo is dezelve
-niet minder willens hem daarvoor te betalen, wat hij verdient. Wat hij
-dus ook moge eischen, en al wilde hij ook niets eischen, zoo zullen
-de oudere heeren het zelf bepalen en zal een eerlijke handel worden
-gedreven door de Heeren Maarten Tucher en Sigmund Furer."
-
-Meester Dürer weigerde, zooals te verwachten was, de waarde op te
-geven en toen zond de Raad hem honderd gulden voor hem zelf, twaalf
-gulden als hulde aan zijn vrouw en twee gulden fooi voor den knecht.
-
-Het schilderij kreeg een plaats, die het waard was: het werd opgehangen
-in het departement van financiën in het raadhuis. Van den muur klonk
-zijn prediking. "Zijt getrouw en houdt vast aan Gods heilig Evangelie!"
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXXI.
-
-KUNSTENAAR EN GELEERDE.
-
-
-Toen Dürer, nadat hij de laatste hand aan zijn schilderij der apostelen
-had gelegd, het penseel neerlegde, deed hij het in de overtuiging, dat
-dit zijn laatst groot werk was geweest. Wel maakte hij nog verscheidene
-portretten zijner vrienden, zooals dat van Hieronymus Holzschuher,
-dat hem bijna nog beter was gelukt dan dat van Frederik den Wijze
-eenige jaren geleden, dat van Wilibald Pirkheimer en van den Magister
-Filippus Melanchton, die voor de nieuwe school, die te Neurenberg
-werd opgericht, meermalen daar was geweest. Doch nu kregen penseel en
-potlood rust en moesten plaats maken voor de pen, die bestemd was om
-de vrucht zijner wetenschappelijke studiën, die hij bij het beoefenen
-zijner kunst niet had verwaarloosd, in boeken te openbaren.
-
-Een ieder verbaasde zich, toen het eene boek na het andere verscheen
-van dezen schilder bij uitnemendheid, die daarin getuigenis gaf van
-de zeldzame veelzijdigheid en diepte zijns geestes. Nu hij zijn kunst
-niet meer practisch beoefende, verdiepte hij zich in theoretische
-studiën over het wezen zijner kunst, om hetgeen hij had gevonden als
-een laatst aandenken aan de wereld na te laten.
-
-Een jaar geleden had reeds een boekje, als voorlooper dezer studiën
-het licht gezien onder den titel: "Onderwijs bij het meten met den
-passer en het paslood bij lijnen, vlakken, en geheele lichamen, door
-Albrecht Dürer bijeengevoegd en ten bate aller liefhebbers der kunst
-met bijbehoorende figuren in druk gebracht." Hij droeg het boek op aan
-zijn vriend Wilibald Pirkheimer en in de voorrede zei hij, dat hij
-hoopte, dat het voor alle beoefenaars der kunst dienstig zou zijn,
-niet alleen voor schilders, maar ook voor goudsmeden, beeldhouwers,
-steenhouwers, schrijnwerkers en allen, die het meten noodig hadden. De
-geheimen der proportieleer, waarin vroeger Luca Pacioli hem te Bologna
-had ingewijd, kwamen hier tot algemeen nut aan het licht.
-
-De gansche wereld was echter één en al verbazing, toen Dürer zich
-op eens van een geheel nieuwe zijde deed kennen en bewees, dat hij
-ook een meester in de vestingbouwkunde was. In October van het jaar
-1527 verscheen een boek van hem onder den titel: "Onderricht ter
-beveiliging van steden, kasteelen en dorpen."
-
-Hij vervulde een plicht der dankbaarheid aan Keizer Maximiliaan,
-door het op te dragen aan diens kleinzoon, Koning Ferdinand I van
-Bohemen en Hongarije. De liefde tot zijn vaderland, en de begeerte
-om het tegen de roofzuchtige aanvallen der Turken te beveiligen,
-had hem aanleiding gegeven om zijn mededeelingen aan de vorsten te
-doen en hun te leeren, hoe zij de vestingwerken in een goeden, tot
-tegenweer geschikten, toestand moesten brengen. [25]
-
-De grootste zorg en den meesten tijd besteedde Dürer aan de
-proportieleer van den mensch.
-
-Pirkheimer bood aan om een voorrede daarbij te schrijven en Dürer
-nam het aan, doch onder vijf voorwaarden, die een nieuw, duidelijk
-bewijs zijner bescheidenheid en nederigheid waren: ten eerste, dat
-daarin geen enkel woord van lof mocht worden gebruikt; ten tweede,
-dat er aan geen uiting van nijd mocht worden gedacht; ten derde,
-dat er van niets anders sprake mocht zijn dan van hetgeen in het
-boek stond; ten vierde, dat niets er in gebruikt was, dat uit
-goede boeken was gestolen en ten vijfde, dat het boek alleen voor
-de Duitsche jeugd was geschreven. Ten laatste koesterde de meester
-nog een grooter plan: hij wilde in een uitgebreid werk, getiteld:
-"Spijze voor schildersleerlingen," alles te zamen vatten, wat hij tot
-nu toe in afzonderlijke werken had geschreven en door meer toevoegsels
-een geheel scheppen, dat voor den kunstenaar een rijke schat zou zijn
-en waarin alles, wat hij noodig had, werd gevonden.
-
-Toch was hij er ver van, zich zelf en zijn eigen kennis tot algemeenen
-maatstaf en alleen geldig richtsnoer te verheffen: integendeel, de
-groote man was nooit met zichzelf tevreden en zei dikwijls, dat, als
-hij na jaren een zijner werken terug zag, hij zich altijd schaamde over
-de zwakheden en fouten, die hij er in ontdekte. In denzelfden geest
-schreef hij in de voorrede van het door hem begonnen groote werk: "Ik
-denk niet hoog van mijn kunst, want ik weet, wat mij ontbreekt. Daarom
-raad ik een ieder aan om mijn fouten, zooveel in zijn vermogen is,
-te verbeteren. Gave God, dat het mogelijk ware, dat ik de werken der
-toekomstige groote meesters nu reeds mocht aanschouwen!
-
-"Welk een hoogte zullen zij nog bereiken--zoodat ik daarbij in het
-niet zal verdwijnen, als een heel klein beekje. En toch, als de vonk,
-die ik heb doen gloren, door de volgende meesters wordt aangewakkerd
-met hetgeen zij kunnen, dan kan daaruit mettertijd een vuur, dat met
-zijn gloed de gansche wereld bestraalt, opgaan."
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK XXXII.
-
-NAAR EEN BETER VADERLAND.
-
-
-Een helder licht van kaarsvlammen straalde op een avond in April van
-het jaar 1528 uit de vensters van Pirkheimers huis. De raadsheer,
-die toen weinig last van het podagra had, had drie van de vrienden,
-die hem nog waren overgebleven, bij zich genoodigd om met hem te eten
-en vroolijk te zijn.
-
-Dürer was er niet bij, zooals in den laatsten tijd meermalen
-gebeurde en toen men naar hem informeerde, antwoordde Pirkheimer
-met bedenkelijk gelaat: "Wij zullen ons er aan moeten gewennen,
-zijn gezelschap dikwijls te ontberen. Hij is in den laatsten tijd
-zeer zwak en sukkelend."
-
-"Was hij maar niet naar de Nederlanden gegaan!" sprak Holzschuher,
-die tot de gasten behoorde: "Sedert zijn terugkomst is hij zoo
-veranderd. Ik schrok bepaald, toen ik hem terug zag. Hij was zoo
-mager geworden en zijn mannelijke schoonheid was verdwenen! Het is
-wonderlijk: om de pest te ontvluchten, ging hij uit Neurenberg en
-nu heeft hij uit Nederland een krank lichaam meegebracht. Die tocht
-door de sneeuw om den walvisch te zien, het ongeval, dat hem toen op
-het water is overkomen, de ongewone levenswijze in een vreemd land,
-die onophoudelijke eerbewijzen, die in maaltijden en groote feesten
-bestonden, zijn verderfelijk voor zijn gezondheid geweest. Ik vrees,
-ik vrees, dat wij hem niet lang meer zullen mogen behouden."
-
-"O, zeg dat niet!" riep Pirkheimer verschrikt uit. "Ik kan het niet
-aanhooren! Ik kan mij het leven niet voorstellen zonder hem! Niemand
-kent hem zooals ik hem ken, niemand kan aan hem dan ook meer verliezen
-dan ik. Ik was het volkomen eens met den Magister Philippus Melanchton,
-toen hij bij zijn laatste verblijf hier in de stad, zei: "Albrecht
-Dürer is als kunstenaar ongeëvenaard, maar toch is dat niet het meest
-in hem te bewonderen: nog meer dan zijn geest en hand waardeer ik
-zijn hart!"
-
-"Hij heeft niet te veel gezegd," zei Löffelholz. "Albrecht Dürer is
-de uitstekendste man van onzen tijd. Is er een deugd, die hij niet
-bezit? Maar laten we ons nu nog niet al te ongerust maken; hij is nog
-geen zevenenvijftig jaar en misschien kan de natuur de ongesteldheid
-nog overwinnen."
-
-"God geve het!" zuchtte Pirkheimer en hij bracht het gesprek op iets
-anders over.
-
-
-
-Zwak en moede lag Dürer te bed. Den vorigen avond was hij nog op
-geweest en had aan zijn boek geschreven; doch den volgenden ochtend
-had hij geen lust om op te staan. Hij had 's nachts bijna geen oog
-toegedaan en voelde zich afgetobd.
-
-Het was stil in de kamer; aan het bed van den lijder zat Vrouwe
-Agnes. Met op de borst gevouwen handen lag Dürer aandachtig te
-luisteren naar hetgeen zijn vrouw uit Luthers bijbel voorlas; het
-was het lijden des Verlossers naar het Evangelie van Johannes.
-
-Daarna sprak hij zacht: "Dat heeft mij goed gedaan. O, welk een harde
-sponde heeft men onzen Verlosser bereid en ik lig zoo zacht! Hoe
-werd Zijn marteling ten doode door hoon en schimp verzwaard en aan
-mijn legerstede zit een engel der vertroosting! Wel lijd ik pijn;
-maar wat zijn mijn smarten vergeleken bij de zijne!"
-
-Vrouwe Agnes veegde zijn klam voorhoofd af en drukte zachtkens een
-kus er op. Toen vraagde zij hem of hij niet eens van den verkwikkenden
-drank, dien zij voor hem had klaar gemaakt, wilde drinken.
-
-Dürer knikte en bevochtigde zijn lippen met het lavende vocht; toen
-zuchtte hij: "Waarom komt de geneesheer toch niet?"
-
-Vrouwe Agnes zeide, dat hij van niets wist, maar dat zij dadelijk om
-hem zou sturen.
-
-Spoedig daarop verscheen hij; hij voelde den kranke den pols en zag
-hem bezorgd aan: het waren weer de afwisselende koortsen, die hem
-jaren lang hadden geplaagd, en de milt was meer dan ooit gezwollen.
-
-De geneesheer schreef medicijnen voor, die de meid dadelijk uit de
-apotheek moest halen.
-
-Die drank deed Dürer goed, hij voelde zich minder benauwd en tegen
-den avond ging de koorts af, hoewel die gewoonlijk tegen dien tijd
-toeneemt. Hij keerde zich naar den muur en sliep in.
-
-Vier uur lag hij stil en ademde diep en geregeld; toen richtte hij
-zich plotseling op en sprak met een bijzonderen klank in zijn stem:
-"Het is morgen goede Vrijdag--de heerlijke Rafael is op goeden
-Vrijdag gestorven."
-
-Vrouwe Agnes schrok bij deze woorden en trachtte hem te kalmeeren,
-doch Dürer vraagde, alsof hij niets daarvan hoorde: "Hoe lang rust
-hij reeds in het graf?"
-
-"Acht jaren," antwoordde Vrouwe Agnes aarzelend. "Hij stierf in het
-jaar 1520."
-
-"Acht jaren," fluisterde Dürer. "Hoe vroeg moest die heerlijke
-kunstenaar van de aarde scheiden! Gods wegen zijn dikwijls zeer
-wonderlijk!"
-
-Toen ging hij weer liggen, sloot de oogen en sliep na eenige
-oogenblikken weer in.
-
-Vrouwe Agnes bleef dien geheelen nacht op en was dankbaar, toen het
-eerste morgenrood door de vensters naar binnen drong. Zij verkoelde
-het gelaat van haar man met frisch water, hetgeen hem goed deed en
-waarvoor hij zijn trouwe verpleegster hartelijk dankte, als ware
-het een groote dienst geweest en zooals hij altijd voor het kleinste
-hulpbetoon deed. Tegen negen uur begonnen de klokken in de stad te
-luiden. Eensklaps riep de kranke luid: "Op dit uur hebben zij Hem
-aan het kruis genageld!
-
-"Ach Heer Jezus, zie mij aan met denzelfden blik, waarmee gij den
-boetvaardigen boosdoener hebt aangezien! Want ik belijd u berouwvol
-al de zonden, die ik in mijn geheele leven heb bedreven."
-
-Hij richtte zich plotseling op en zijn oogen zagen woest de kamer
-rond, zoodat Vrouwe Agnes met doodelijken schrik den beangstigden
-man in haar armen nam.
-
-"Wat overkomt mij!" riep hij met een holle stem, terwijl hij zijn
-hand op zijn hart drukte. "Ik sterf! Heer Jezus, help mij; Heer Jezus,
-erbarm U mijner!"
-
-In vreeselijken angst riep Vrouwe Agnes hem bij zijn naam--hij hoorde
-het niet, zijn ziel voer reeds op tot Hem, dien hij van ganscher
-harte had bemind en dien hij uit een vroom gemoed met zijn kunst
-zoowel als met zijn gansche leven had gediend. ----
-
-
-
-De stad Neurenberg kon het niet gelooven, dat de man, waarop zij
-bovenal trotsch was, was heengegaan.
-
-Allen treurden en Wilibald Pirkheimer, die spoedig was geroepen,
-zonk bij het sterfbed van zijn vriend, als vernietigd en gebroken,
-op de knieën neder, alsof hij met hem wilde sterven. Menigeen der
-zijnen had hij naar het graf gebracht, doch nooit had hij zooveel
-smart gevoeld als nu. Hij was niet van deze gewijde plek weg te krijgen
-en het pijnigde hem bovenal, dat hij in de laatste oogenblikken niet
-tegenwoordig was geweest, om zijn vriend de oogen toe te drukken. Hij
-wrong zijn handen, schreide als een kind en jammerde:
-
-"O onuitsprekelijk lijden!--hij is heengegaan, voor immer, hij,
-die ik met mijn gansche hart liefhad en die deze liefde verdiende
-door zijn tallooze deugden en zijn bijzondere rechtschapenheid; hij,
-die als een goede engel mij ter zijde stond en mij den weg wees,
-dien ik moest gaan. Hij is heengegaan voor goed--mijn Albrecht! O,
-onverbiddelijk noodlot; o, onbarmhartige, wreede dood! Hij, die als
-een heilige onder ons verkeerde, is van ons weggerukt, terwijl zoovele
-onnutte en onbeteekenende menschen blijvend geluk en een lang leven
-genieten! Hij is heengegaan, en ik moet nog hier beneden zijn!"--
-
-De gewoonte van dien tijd bracht mede, dat de dooden den dag na het
-overlijden werden begraven, doch bij Dürer moest men met dat gebruik
-breken. Den 6den April was hij gestorven en den 8sten lag hij nog
-op het paradebed, omdat de aandrang van menschen, die nog eenmaal
-het stoffelijk overschot van den grooten meester wilden zien, zoo
-groot was.
-
-Daar lag hij in een zwarte kist, door frisch groen omgeven, als een
-beeld van hemelschen vrede; en het licht der twaalf kaarsen, die
-op hooge kandelaars tusschen laurier- en mirthestruiken brandden,
-wierp een glans van verheerlijking op het edele gelaat.
-
-Aan het hoofdeinde stonden de prior van het Augustijnerklooster
-Volbrecht en de proost van de St. Sebalduskerk, die om beurten de
-gebeden voor de overledenen uitspraken, terwijl aan het voeteneinde
-een koorknaap het kruisbeeld omhoog hield.
-
-Daarna hieven de Meesterzangers, met Hans Sachs aan het hoofd,
-een ernstig, plechtig gezang aan; de kist werd gesloten, en in
-een onafzienbare reeks bewoog zich de lijkstoet, onder algemeen
-klokgelui, naar het Johanneskerkhof, waar de grafkelder der familie
-Frey was geopend om in zich op te nemen wat sterfelijk was aan dezen
-onsterfelijke.
-
-
-
-Door smart en ellende overmeesterd zat Vrouwe Agnes in het verlaten
-huis. Zij was als een schaduw geworden en begeerde te sterven en bij
-haar echtgenoot in het graf te rusten. Zij had van alle zijden veel
-liefde en deelneming ondervonden en men had haar duidelijk bewezen
-hoezeer iedereen met haar mede leed.
-
-Op zekeren morgen trad de heer Eobanus Hesz, die den grooten meester
-in een lied had verheerlijkt en een vriend van Luther uit Erfurt was,
-bij haar binnen.
-
-Hij nam een brief uit zijn zak en zeide: "Zie, geachte Vrouwe, hier
-heb ik iets wat u in uw diepe, groote smart tot troost moge zijn. Het
-is een antwoord van Doctor Maarten Luther op den lijkzang, dien ik hem
-had toegezonden en waarin met betrekking op uw overleden echtgenoot,
-het volgende staat: Het is niet meer dan billijk dien vromen,
-uitstekenden man te betreuren: maar gij moogt hem gelukkig noemen,
-omdat Christus Zijn licht in zijn hart heeft doen schijnen en hem op
-het juiste oogenblik uit dezen stormachtigen tijd, die spoedig nog
-stormachtiger zal worden, heeft weggenomen, opdat hij, die waardig
-was het beste te zien, niet gedwongen zou geweest zijn, het ergste
-te beleven. Zoo moge bij dan in vrede rusten bij zijn vaderen. Amen."
-
-"Ween en klaag dus niet meer, zeer geachte Vrouwe--Doctor Maarten
-heeft het ook hier bij het rechte eind! God had zijn ziel lief,
-daarom nam Hij hem spoedig weg uit dit treurige leven."
-
-
-
-
-
-
-
-
-AANTEEKENINGEN.
-
-
-[1] Deze burcht werd in 1024 door Keizer Koenraad II gesticht en door
-Frederik Barbarossa in 1158 vergroot.
-
-[2] Een oude gulden had 100 kreutzer; 49 kreutzer was 1 mark.
-
-[3] De "mooie bron" is in Gothischen stijl gebouwd, 1385-1396,
-en is versierd met vele standbeelden; die op het onderste gedeelte
-stellen de 7 keurvorsten en 9 helden voor, daarboven zijn Mozes en de
-7 profeten afgebeeld. In het ijzeren hek, dat dit waterwerk omgeeft,
-is op kunstige wijze een kleine, beweeglijke ring gesmeed. Vert.
-
-[4] Dürer ontwierp later zijn teekeningen meestal op groenen of
-grijzen grond, teekende met de pen en zette de lichten aan met witte
-verf. Vert.
-
-[5] In Boheme: Theodoric van Praag, Nicolaas Wurmser, Thomas van
-Mutina.
-
-[6] De bloeitijd der Oud-Neurenbergsche school was in de 14e eeuw--die
-van de school van Keulen iets later, de belangrijkste namen daaraan
-verbonden zijn meester Wilhelm en meester Stephanus 1451. Men vindt
-een schilderij van dezen laatste in de koorkapel van den Keulschen dom.
-
-[7] Aan Brugge komt de eer toe de gebroeders van Eyck tot woonplaats te
-hebben gediend en hun meesterwerken te zien ontstaan; zij verbeterden
-de verven door toebereiding met olie. Ook Memlinc woonde te Brugge
-en schonk zijn beroemde Ursulakast aan het St. Janshospitaal aldaar;
-hij stierf in 1499. (Vert.)
-
-[8] Martin Schongauer of Martin Schön 1420-1488 (Zwaabsche school)
-leerling van Rogier van der Weyden, werd van goudsmid kopergraveur
-en schilder, en vereenigde een schitterend koloriet met fijnheid en
-zekerheid van lijn en vorm. (Vert.)
-
-[9] Venetië was voor Neurenberg en Augsburg het tusschenstation voor
-den handel met het Oosten. (Vert.)
-
-[10] "Wat God mij doet, dat is mij goed."
-
-[11] De rijksinsignes en kleinoodiën werden gedeeltelijk te Aken en
-gedeeltelijk te Neurenberg bewaard; ze bestonden uit: de kroon, den
-zilveren schepter, den gouden rijksappel, twee ringen, twee zwaarden,
-een degen, een evangelieboek enz. en deden dienst bij de kroning
-des Keizers.
-
-Tot de rijkskleinoodiën, die te Neurenberg in de Hospitaalkerk van
-den H. Geest werden bewaard, behoorde o. a. een mantel met een met
-goud gestikt Arabisch schrift van 41 woorden in parelen gevat en in
-1133 door de Siciliaansche Arabieren voor de kroning van Koning Roger
-van Sicilië gemaakt.
-
-[12] Maximiliaan wilde Karel VIII dwingen Italië te ontruimen.
-
-[13] Volgens Vasari was Margaritoni van Arezzo in de 13e eeuw de
-eerste die op doek schilderde; hij nam daartoe doek op een paneel
-geplakt en met pleister overdekt. Vert.
-
-[14] Dit was een kleine kopergravure met het opschrift: (Rome het
-hoofd der wereld). Op den achtergrond ziet men den Engelsburg en den
-Tiber en in het midden staat een vrouwelijk monster: een der voeten
-is een bokspoot, de andere een gierenklauw en de rechterarm eindigt
-in den poot eener kat. Een staart met een drakekop aan het eind en
-een ezelskop op de schouders volmaken het afschuwelijk geheel. Het
-volk begreep terstond de bedoeling en noemde het den "Pausezel."
-
-[15] Het Andreaskruis van het heilige Vlies of van de Vliesridders
-werd ingesteld door Filips den Goede bij gelegenheid van zijn huwelijk
-in 1520 en schonk vele privilegiën. Vert.
-
-[16] Vaarwel, vrome ziel! Heer, geef hem de eeuwige rust en laat uw
-onvergankelijk licht hem bestralen!
-
-[17] Ik kwam, ik zag, ik overwon.
-
-[18] Het bedoelde monogram bestond uit een kleine D in een groote A.
-
-[19] De Signoria had het voorzitterschap in de drie hoogste
-staatslichamen: de groote raad, de senaat en het collegium. De tot
-de senaat behoorende raad van tienen bestond uit tien raadsleden en
-de Signoria. Na hun raadsbesluiten kon men niet in appèl komen. Vert.
-
-[20] Keizer Rudolf II kocht later het stuk voor een aanzienlijke som
-en liet het, om het voor beschadigingen te vrijwaren, door vier sterke
-mannen op de schouders van Venetië naar Praag dragen.
-
-[21] Nadat Keizer Rudolf II tevergeefs 10000 gulden had geboden voor
-dit schilderij, waarvoor haar maker 200 gulden had ontvangen, kwam het
-voor een nog grootere som in het bezit van den keurvorst Maximiliaan
-van Beieren. Dürers hoop, dat voor het werk een lange toekomst was
-weggelegd, werd niet vervuld, want in den nacht van den 10den April
-1674 werd het kunstwerk bij een brand door de vlammen vernield.
-
-[22] Dit was een afscheidsdronk der stervenden met hun bloedverwanten,
-in gebruik gekomen sedert de middeneeuwen, en ontleend aan de
-afscheidswoorden van Jezus in het Evangelie van Johannes.
-
-[23] In de vasten van het jaar 1517 had Luther het "Onze Vader" in
-preeken verklaard en een zijner toehoorders had deze opgeschreven
-preeken spoedig daarna in druk doen verschijnen.
-
-[24] "De afgeschaafde hoek"--("de afgemaakte Eck".)
-
-[25] Dürer had helaas met zijn leer over de vestingwerken weinig succès
-en oogstte geringen dank. Een later geslacht bracht hulde aan zijn
-ideeën op dit punt. Straatsburg bouwde volgens Dürers aanwijzingen zijn
-vestingwerken bij de Kronenburger poort. En nu nog heeft Dürers gezag
-waarde en liggen zijn beschouwingen ten grondslag aan het zoogenaamd
-nieuw-pruisisch systeem der vestingbouwkunst.
-
-
-
-
-
-
-End of the Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein
-
-*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER ***
-
-***** This file should be named 55521-8.txt or 55521-8.zip *****
-This and all associated files of various formats will be found in:
- http://www.gutenberg.org/5/5/5/2/55521/
-
-Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
-Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project
-Gutenberg
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United
-States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive
-specific permission. If you do not charge anything for copies of this
-eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook
-for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports,
-performances and research. They may be modified and printed and given
-away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks
-not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the
-trademark license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country outside the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you'll have to check the laws of the country where you
- are located before using this ebook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm web site
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The
-Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm
-trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org
-
-
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the
-mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its
-volunteers and employees are scattered throughout numerous
-locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt
-Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to
-date contact information can be found at the Foundation's web site and
-official page at www.gutenberg.org/contact
-
-For additional contact information:
-
- Dr. Gregory B. Newby
- Chief Executive and Director
- gbnewby@pglaf.org
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
-spread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works.
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our Web site which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.
-
diff --git a/old/old/55521-8.zip b/old/old/55521-8.zip
deleted file mode 100644
index 47d1b03..0000000
--- a/old/old/55521-8.zip
+++ /dev/null
Binary files differ