diff options
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 4 | ||||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 | ||||
| -rw-r--r-- | old/55521-0.txt | 8126 | ||||
| -rw-r--r-- | old/55521-0.zip | bin | 158527 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/55521-h.zip | bin | 247428 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/55521-h/55521-h.htm | 8518 | ||||
| -rw-r--r-- | old/55521-h/images/cover.jpg | bin | 65662 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/55521-h/images/titlepage.png | bin | 6282 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/old/55521-8.txt | 8127 | ||||
| -rw-r--r-- | old/old/55521-8.zip | bin | 158311 -> 0 bytes |
11 files changed, 17 insertions, 24771 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..d7b82bc --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,4 @@ +*.txt text eol=lf +*.htm text eol=lf +*.html text eol=lf +*.md text eol=lf diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..15a75e4 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #55521 (https://www.gutenberg.org/ebooks/55521) diff --git a/old/55521-0.txt b/old/55521-0.txt deleted file mode 100644 index 8eb10bd..0000000 --- a/old/55521-0.txt +++ /dev/null @@ -1,8126 +0,0 @@ -The Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most -other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of -the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have -to check the laws of the country where you are located before using this ebook. - -Title: Albrecht Dürer - Een levensbeeld - -Author: Armin Stein - -Release Date: September 10, 2017 [EBook #55521] - -Language: Dutch - -Character set encoding: UTF-8 - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER *** - - - - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg - - - - - - - - - - ALBRECHT DÜRE. - EEN LEVENSBEELD - - - DOOR - - ARMIN STEIN - (H. NIETSCHMANN.) - - - NIJKERK - G. F. CALLENBACH. - - - - - - - - -VOORREDE. - - -Het is noodzakelijk de beide dwalingen, die aangaande Albrecht Dürer -in den loop der tijden in omloop zijn gekomen, uit den weg te ruimen, -voordat ik een trouw beeld van zijn leven schets. Ten eerste beweert -men, dat Dürer arm is geweest en ten tweede wordt zijn vrouw voor -een Xantippe uitgemaakt. - -Het een noch het ander is waar. Het zijn verzinsels, waarvan men -tijdens Dürers leven nooit heeft gehoord, en die een eeuw na zijn -dood zijn bedacht.--Maar uit welke bron heeft men ze geput? - -Wat Dürers gewaande armoede betreft, hebben enkele losse gezegden, -in scherts door hem bedoeld, doch door de menschen in ernst opgevat, -daartoe aanleiding gegeven en ofschoon hij wel eens in geldverlegenheid -is geweest--welke kunstenaar is dat nooit!--heeft hij toch geheel -onbezorgd kunnen leven en eindelijk zelfs een groot vermogen nagelaten. - -Maar dit is de kleinste dwaling uit den weg geruimd. De tweede is -van ernstiger aard: men zegt, dat zijn vrouw door haar heerschzucht, -gierigheid en gebrek aan inzicht zijn huiselijk leven zeer heeft -verbitterd. Hoe is men daaraan gekomen? De oorsprong van dezen -schandelijken laster is uitsluitend een brief van Wilibald Pirkheimer, -dien men in de 17de eeuw heeft gevonden in het stadsarchief van -Neurenberg en dien hij twee jaar na Dürers dood aan Johan Tscharte -heeft geschreven. Pirkheimer was op zijn ouden dag met iedereen -in onmin geraakt, en leefde eenzaam en verlaten. Door podagra en -galsteen gekweld, was hij een eigenzinnig, lichtgeraakt, ontevreden -grijsaard geworden, die alleen leefde voor zijn eenigen hartstocht: -het verzamelen van kostbare zaken. Het was Pirkheimers vurige wensch, -de beide geweien uit Dürers nalatenschap, geschenken van den Keurvorst -Frederik van Saksen, in bezit te hebben en hij stortte al zijn toorn -over Dürers weduwe uit, toen zij over deze prachtexemplaren op andere -wijze beschikte. Dat was in Pirkheimers oogen zulk een misdaad, -dat hij, door schandelijke belastering in een brief aan zijn vriend, -lucht gaf aan zijn woede. - -Trouwens 't is niet alleen Dürers vrouw, Agnes, die in dezen brief -wordt belasterd, ook Lazarus Spengler, die schitterende ster in -de Hervormingsgeschiedenis krijgt zijn deel, en wordt in zulk een -slecht licht geplaatst, dat ieder met verachting zich van hem zou -moeten afwenden. En waarom zou men, nu er toch wel niemand zal worden -gevonden, die ter wille van dien brief de geschiedenis der Hervorming -zou willen verbeteren en dezen edelen man naar die lasterende woorden -beoordeelen, op gezag van dienzelfden brief het beeld bezoedelen -eener vrouw, die gedurende haar leven om haar eerbiedwaardigheid en -huiselijke deugden aller achting heeft verworven? - -Maar zoo is de laster; onverstoorbaar gaat hij voort, al verder en -verder, al wordt hij ook duizendmaal aan de kaak gesteld. Doch na al -hetgeen Thausing, die beter dan eenig ander Dürer heeft bestudeerd, -in zijn werk over den meester heeft gezegd, moet de waarheid duidelijk -zijn geworden en de smet, die het beeld dezer edele, achtenswaardige -vrouw aankleefde, zal daardoor moeten verdwijnen. - - -Armin Stein. - -Halle a/z Dec. 1891. - - - - - - - - -INHOUD. - - - Hoofdst. Bladz. - - I. In het schemeruur 1 - II. Castor en Pollux 8 - III. Op school 16 - IV. In vaders werkplaats 27 - V. Bij Meester Wolgemut 38 - VI. Het afscheid 48 - VII. In den vreemde 53 - VIII. Vervulde wenschen 67 - IX. Het huwelijks leven 76 - X. Hulp bij den arbeid 83 - XI. Voornaam bezoek 89 - XII. De prediker in de woestijn 98 - XIII. Vriendentrouw 110 - XIV. Kinderlijke liefde 123 - XV. Tot grooter volkomenheid 130 - XVI. Een dubbel afscheid 138 - XVII. Nogmaals te Venetië 146 - XVIII. Bedwelmende wierook 160 - XIX. Op het toppunt van roem 166 - XX. Schilder en dichter 181 - XXI. Kunstenaar en Keizer 189 - XXII. Smart en vreugde 198 - XXIII. Uit de duisternis tot het licht 206 - XXIV. Te Augsburg 219 - XXV. Bevredigd verlangen 229 - XXVI. Een spotschrift 236 - XXVII. In de Nederlanden 242 - XXVIII. Een lijkzang 255 - XXIX. Neurenberg boven alles 261 - XXX. Ook een hervormingspreek 255 - XXXI. Kunstenaar en geleerde 277 - XXXII. Naar een beter vaderland 281 - - - - - - - - -HOOFDSTUK I. - -IN HET SCHEMERUUR. - - -De dag liep ten einde. Een flauw rosse gloed tintte nog slechts even -den hemel en grijzige nevels hulden de stad Neurenberg als in een -sluimerwade. Het was de 21e Mei van het jaar 1477 en een ijzig koude -dag. Men had dit jaar niets gemerkt van de heerlijkheid der Meimaand: -de vroege bloempjes hadden bitter geleden door de nachtvorst en de -menschen verzamelden zich om het haardvuur, dat weldadig aandeed. - -De schemering was bijna duisternis geworden in het woonvertrek van -het huis, gelegen in de straat, die men "onder de veste" noemde en -die steil naar de burcht [1] der vrije Rijksstad liep. Er was bijna -niets meer te onderscheiden van de voorwerpen in de kamer: de stevige -pilaar in 't midden, die de bruin geverfde zoldering van planken en -balken schraagde, de ronde eikenhouten tafel om den voet der zuil -aangebracht, de hooge, houten banken, die langs twee der eveneens -met hout beschoten muren stonden, het rek met het aarden vaatwerk, -het groote fornuis van groene tegels, waarin afbeeldingen uit de -legenden der heiligen waren gebrand, daarnaast aan den muur het ivoren -kruisbeeld met het wijwatersbakje er onder, en op den achtergrond de -reusachtige, met ijzer beslagen, kist. - -Er heerschte stilte in het vertrek; een plechtige stilte. Op een -der houten banken, die in de vensternis waren vastgemaakt, zat -de heer des huizes, Albrecht Dürer, de goudsmid, een man van even -vijftig jaar. Zijn gelaat, vol uitdrukking, teekende zielsrust en -waardigheid, zijn kleine, lichtbruine oogen hadden een verstandige -en denkende uitdrukking en zijn edel besneden mond verried mannelijke -vastberadenheid. - -Tegenover hem zat een jonge vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar, -met een gelaat stralend als vriendelijk zonnelicht, met ronde, -zacht blozende wangen, licht blonde, golvende lokken, en heerlijke -blauwe oogen, schitterend als sterren aan den hemel. Dat was meester -Dürers echtgenoot, Vrouwe Barbara. Op haar schoot sluimerde haar -jongstgeborene en aan haar rechterhand stond een knaapje van drie -of vier jaar, terwijl een zesjarige jongen naast zijn vader op de -bank zat. - -Op 's meesters knieën lag een groot boek, in bruin leder gebonden -en met zilver beslag, waaruit hij had gelezen bij den huiselijken -avonddienst. Zoo juist waren de knechts en de meid weggegaan en het -gezin zat nog bijeen, in stil gebed verzonken. De meester had het -gebed kort moeten maken, omdat er door de snel invallende duisternis -te weinig licht door de vensters van geolied papier naar binnen viel, -om de woorden te kunnen lezen. - -Na eenige oogenblikken zette hij het bruine kapje weer op het hoofd, -dat hij gedurende het gebed had ontbloot en legde de hand op het -krullekopje van zijn oudsten zoon, die naar hem was genoemd. - -"Gij zijt heden zes jaar geworden, mijn lieve Albrecht. God behoede -en bescherme u ook op uw verderen levensweg en Zijn genade helpe u -in het vervolg voor ons te blijven, wat gij tot nu toe zijt geweest: -onze troost en vreugde." - -De knaap vleide zich aan zijns vaders borst en kuste bewogen diens -hand. Toen trok zijn moeder hem tot zich om hem te liefkoozen en ook -haar zegen te geven. Zij kreeg de tranen in de oogen en haar stem -trilde, toen zij zeide: - -"Gij zijt nu onze oudste geworden, Albrecht, nadat God uw ouderen -broeder Johannes en uw zuster Barbara heeft teruggeeischt. Op u rust -nu al onze hoop en ons vertrouwen." - -De knaap viel zijn moeder om den hals en kuste haar herhaaldelijk, -terwijl hij de tranen in de oogen kreeg. Daarna wendde hij zich -weer tot zijn vader en keek hem met zijn lieven, onschuldigen blik -vragend aan. - -"Wat wenscht gij mijn jongen?" vraagde zijn vader, die de taal zijner -oogen begreep. De kleine jongen drong zich tegen hem aan en sprak: -"Ik wou zoo graag, dat gij mij iets verteldet uit den tijd, toen gij -zelf zoo jong en klein waart, als ik nu ben, en hoe het u later in de -wereld is gegaan. Ik weet zoo weinig daarvan en zou graag alles weten." - -"Wel, mijn jongen, dien wensch wil ik vervullen," antwoordde zijn -vader vriendelijk, doch ernstig. "Het is altijd goed het verleden -niet te vergeten en gij zijt nu ook oud genoeg om te begrijpen, -dat het de Heer is, die uws vaders weg heeft bestuurd." - -De kleine Albrecht ging nu weer naast zijn vader op de bank zitten en -luisterde, met gevouwen handjes, naar hetgeen deze hem zou vertellen. - -"Uit het oosten, uit een land hier ver van daan, ben ik gekomen. Mijn -wieg stond in Hongarije; daar ligt een stad Groszwardein geheeten, -in welker nabijheid het stadje Gyula is gelegen en dicht daarbij het -dorpje Eitas, waar ik geboren ben. Mijn zusje Catherina speelde met -mij toen ik nog in de wieg lag en later heb ik nog twee broertjes -gekregen, waarvan de een, Ladislas, zadelmaker is geworden en de -ander geestelijke. Doch ik kwam bij mijn vader in de leer, om door -hem tot goudsmid te worden opgeleid. - -"Toen mijn leerjaren voorbij waren, heb ik den wandelstaf ter hand -genomen en ben volgens de gewoonte der handwerkslieden de wijde -wereld ingetrokken. Eerst bleef ik in mijn eigen land; toen ben ik -naar de Nederlanden gegaan, om eindelijk aan te landen in de goede -stad Neurenberg, waar ik sedert dien dag ben gebleven en hoop te -blijven tot mijn laatsten dag, zoo God het wil. Want slechts korten -tijd was ik in Neurenbergs poorten, of ik voelde mij zoo aangetrokken -tot deze schoone stad, dat ik niet meer van haar zou hebben kunnen -scheiden. Toen ik door de straten wandelde om de prachtige huizen, de -aangrijpend schoone kerken en de machtige vestingwerken te bewonderen, -zag ik veel menschen in feestgewaad naar de burcht snellen, het -prachtige slot, hoog gelegen en vanwaar men de stad kon overzien. Op -mijn vraag wat er te doen was, hoorde ik, dat een der edelen uit een -zeer aanzienlijk geslacht bruiloft vierde op de open plaats onder de -linde, waar iedereen, die het begeerde, vrij mocht toekijken. Ik volgde -de menigte en keek wat daar boven gebeurde, waardoor ik gelegenheid -had te zien hoe rijk, aanzienlijk en trotsch deze stad was. - -"Hoe prachtig waren de kleederen en gewaden dezer mannen en vrouwen, -hoe schitterend de edelgesteenten op het kostbare fluweel en de -zware zijde, hoe mooi de veelkleurige vederen, die in de kapsels -zacht heen en weer wuifden; hoe heerlijk geurde de balsem, waarmee -zij zich hadden gezalfd! En hoe zedig en ordelijk ging alles toe! Op -eene verhevenheid hadden de ouders van het bruidspaar plaats genomen, -naast het gedeelte, dat voor de muzikanten was bestemd en vandaar keken -ze naar het dansen, dat nu begon. De bruidegom met zijn bruid aan de -hand trad nu vooruit; ik keek met welgevallen naar dezen trotschen, -statigen man, den Heer Philippus, uit het oud-adellijke geslacht der -Pirkheimers. Ook van al de anderen, die op de maat der fluiten, hoorns, -trompetten en trommels langzaam en statig om den lindenboom schreden, -kon ik de oogen niet afwenden. En terwijl ik daar peinzend stond, -sprak een stem in mijn hart: "Hier moet gij blijven, Albrecht,--gij -hebt nu lang genoeg gereisd en getrokken en zijt reeds bijna dertig -jaar oud; hier zal uw handwerk welig bloeien." En mijn verwachting -is niet beschaamd geworden. Ik kwam bij meester Hieronymus Holper in -de werkplaats, en het eene jaar na het andere verliep, zonder dat de -gedachte in mij opkwam, om verder te trekken. Ook Vrouwe Kunigonde, -des meesters echtgenoot, was een ware moeder voor mij, zoodat ik mij -volkomen thuis bij hen voelde. En dan die lieve, driejarige Barbara, -Holpers dochtertje! Wat had ik een pleizier in het lieve, vrome kind, -dat ik zag opgroeien tot een schoone, beminnelijke jonkvrouw. Ook zij -voelde een hartelijke genegenheid voor den gezel en beschouwde hem -als een vertrouwd huisvriend. En toen zij vijftien jaar was geworden, -ging ik naar haar vader om hem de hand zijner dochter te vragen. Nu, -die werd mij niet geweigerd; haar ouders vertrouwden mij hun kind toe, -en zonder aarzelen legde zij haar hand in de mijne en werd mijn lieve, -trouwe vrouw, uw goede moeder. Ik bleef werken bij mijn schoonvader, -doch het volgende jaar liet ik mij, tegen betaling van tien gulden, -[2] als meester in het gilde opnemen en kocht voor twee gulden het -burgerrecht. Daarna ben ik met mijn vrouw in het huis van den heer -Johan Pirkheimer gaan wonen op de Heeremarkt bij de "mooie bron" -en de Lievevrouwekerk, maar niet in het paleis zelf, doch in het -achterhuis, dat in de Winklerstraat uitziet. Dat is het huis, waar gij, -mijn kind, zijt geboren en uw eerste kinderjaren hebt doorgebracht, -waarvan gij u nog veel zult kunnen herinneren, vooral hoe gij met den -kleinen Wilibald Pirkheimer, die nu nog uw vriendje is, hebt gespeeld -en kattekwaad uitgehaald. Maar die woning werd ons al spoedig te -klein en daarom kocht ik voor drie honderd gulden een eigen huis, -waarin wij nu reeds drie jaren wonen en wij bidden God, dat Hij ons -genadig moge toestaan nog vele rustige, gezegende jaren onder dit dak -te beleven. Wij vragen het Hem, die ons tot nu toe zoo vriendelijk -heeft gesteund en geleid. - -"En gij, mijn lieve zoon luister naar mijn raad: wandel voor Gods -aangezicht, zooals Abraham, de gezegende des Heeren, opdat het u -goed ga en gij lang moogt leven op de aarde; want de vaste grond -en hoeksteen van het geluk is de vreeze des Heeren en niemand zal -beschaamd uitkomen, die zijn hoop stelt op Hem, die den hemel en de -aarde gemaakt heeft." - -Toen reikte de vader zijn zoon de hand, waarin de knaap de zijne -legde, zijn vader met warmen blik aanziende; hij zei niets, maar zijn -vader begreep hem en was voldaan. En nadat de vrome man zich in zijn -kamer had teruggetrokken en onder het crucifix zich met wijwater had -besprenkeld en het teeken des kruises gemaakt, beval hij zijn oudste -nogmaals dringend aan in Gods genade. - - - - - - - - -HOOFDSTUK II. - -CASTOR EN POLLUX. - - -Onder de vele paleizen der adellijke geslachten uit de vrije Rijksstad -Neurenberg, was dat der Pirkheimers een der schoonste en meest -vorstelijke, een waardig verblijf voor een geslacht, dat sedert meer -dan een eeuw tot den hoogsten adel van Neurenberg had behoord en steeds -een gewichtige rol in de regeering der stad had gespeeld. Trotsch -verrees het gebouw op de Heeremarkt met uitzicht op de "mooie bron", -[3] het meesterstuk van Hendrik Behaim en op de Lievevrouwekerk, en -menigmaal had Keizer Sigismund het waardig gekeurd hem te herbergen, -als hij voor den Rijksdag te Neurenberg moest zijn. De hooge, spits -toeloopende gevels en de erkers, de steenen beelden en de figuren -uit hout gesneden, die in de vakken waren geplaatst, brachten niet -weinig bij tot de schoonheid van dit paleis, in welks glasruiten in -lood gevat--glazen ruiten waren in die dagen een groote bijzonderheid -en een bewijs van verbazenden rijkdom--de zon hel schitterde. Maar -nog meer getuigde het inwendige van het paleis van den rijkdom -der Pirkheimers, vooral de groote, voor feestelijke gelegenheden -bestemde zaal met de beide zuilen, de wanden bedekt door vlaamsche -gobelins met tafereelen uit de bijbelsche geschiedenis doorweven, -het kostbare vaatwerk, de alom bewonderde lichtkronen van geweien met -goud langs de muren, de hooge schouw met bronzen beelden versierd, -de fraai gesneden leunstoelen, met gouden leeuwekoppen gekroond en -met bruin leder overtrokken en de groote spiegel van Venetiaansch glas. - -Op een zonnigen dag in de maand Mei van het jaar 1479 zaten in -de vensternis twee jonge meisjes in blauw fluweel gekleed en met -lange, blonde vlechten. Het waren de twee dochters des huizes, -de vijftienjarige Charitas en de twaalfjarige Sabine, die door het -venster naar een koets keken, die bespannen was met twee ongeduldig -trappelende schimmels. - -De deur ging open en Vrouwe Barbara, de moeder der beide meisjes, trad -haastig binnen. Zij was een schoone, statige vrouw uit het aanzienlijke -geslacht der Löffelholzen. Haar welig, bruin haar werd door een klein -kapje, met goud gestikt, bij elkaar gehouden, om haar hals droeg -zij een fijn, wit doekje en haar slank figuur kwam goed uit in het -sleepend kleed van donkergroene, Vlaamsche, wollen stof, dat door een -gouden gesp werd vastgehouden; uit de mouwen kwamen donkerroode zijden -doffen te voorschijn en van de schouders golfden lange, wijde mouwen -naar beneden, die met witte kant waren gevoerd. Aan de gouden ketting -hing een kostbaar sieraad van echte paarlen en haar armen waren getooid -met breede, gouden armbanden, waarin robijnen schitterden. Over haar -arm had zij een zwart fluweel, met marderbont afgezet, manteltje, -om haar op den voorgenomen rijtoer voor kou te beschutten. - -"Waar is toch, Wilibald, die kleine deugniet?" vraagde Vrouwe Barbara -aan haar dochters. - -"Jutta heeft tevergeefs het heele huis doorzocht." - -"Als hij niet thuis is," antwoordde Charitas, "dan kan hij nergens -anders dan bij Meester Dürer zijn. Ik heb hem een uurtje geleden met -Albrecht bij de mooie bron zien loopen." - -"Dan moet Jutta den kleinen deserteur maar even gaan halen," beval -Vrouwe Barbara en zij gaf haar dochter een wenk om het aan de meid -te gaan zeggen. - -Een half uur verliep; de koetsier had moeite om de ongeduldige paarden -in bedwang te houden en Vrouwe Barbara fronste de wenkbrauwen, want -ze wilde een rijtoer buiten de stad doen en wenschte dat haar kinderen -met haar zouden genieten van de heerlijke voorjaarslucht. - -Daar kwam eindelijk de oude Jutta terug met den achteneenhalfjarigen -Wilibald aan de hand, een mooi kind met blonde haren en schrandere, -schitterende oogen. - -"Gij hebt veel van mijn geduld gevergd, Wilibald," sprak zijn moeder -ontstemd, "wist gij niet, dat wij om twee uur uitrijden zouden gaan?" - -"Ik heb onder het spelen niet op den tijd gelet," antwoordde hij -luchtig, terwijl hij zich de haren uit de oogen streek. "Ik vond het -ook veel prettiger om met Albrecht met den pijl en boog te schieten -dan uit rijden te gaan." - -"Gij zijt een dwaze, ongehoorzame jongen," sprak zijn moeder. "Vraag -in het vervolg meer wat uw ouders genoegen doet. Trek nu gauw een -ander pak aan en ga dan met ons in het rijtuig." - -Nog bleef de knaap aarzelen en keek zijn moeder een weinig verdrietig -en tegelijkertijd vragend aan: "Ik heb toch geen pleizier als Albrecht -niet mee mag," klonk het. - -Zijn moeder had moeite niet boos te worden, doch zij bedwong zich -en vraagde: - -"Waar is Albrecht?" - -"Hij wacht beneden," antwoordde Wilibald. - -Vrouwe Barbara moest nu toch lachen om de volharding van haar zoontje, -die een vastheid van wil toonde zoo groot als die van zijn vader, -Johannes Pirkheimer, die door zijn onvermoeide energie en geestkracht -het ver in de wereld en in de achting der menschen had gebracht. - -Toen zij beneden kwam, vond zij Wilibald, die gauw andere kleeren -had aangetrokken bij zijn vriend Albrecht Dürer, die wel een beetje -verlegen keek en niet wist, of Vrouwe Barbara zijn indringerigheid -wel goed zou opnemen. Maar zijn vrees verdween, toen hij zag, -dat zij hem vriendelijk aankeek en zeide: "Stap maar in, Pollux, -en ga naast uw Castor zitten! Gij behoort nu eenmaal bij elkander," -en zij zelf hielp hem instappen. - -Nu ze had ook moeilijk boos kunnen zijn op dien aardigen jongen, van -wien iedereen veel hield. Zelfs haar aangeboren trots, die anders wel -in opstand zou zijn gekomen tegen zulk een vertrouwelijken omgang van -haar zoon met een knaap uit den ambachtsstand, verzette er zich niet -tegen en niet alleen, dat zij dezen omgang duldde, maar ze verheugde -er zich zelfs in, omdat zij bemerkte, welk een goeden invloed de -bedaarde, stille, zachtzinnige Albrecht op haar wilden, koppigen, -hartstochtelijken zoon uitoefende. Zij had dikwijls het spel der knapen -gade geslagen en zich dan in stilte verheugd, dat zij aan Albrecht -zulk een goede hulp had bij de opvoeding van haar wilden jongen. Het -was ook verwonderlijk, hoe die onstuimige Wilibald zich geheel door -zijn bedaarden vriend, die nog wel een half jaar jonger was, liet -leiden en hoe goed zij het met elkander konden vinden, terwijl zijn -zusters, die zooveel ouder waren, heel wat met hem hadden te stellen -en dikwijls hun beklag over den stijfkop bij haar ouders kwamen doen. - -Eigenlijk was Wilibald, als eenige stamhouder, waarnaar zij vurig -hadden verlangd, ook wel een weinig door zijn ouders bedorven, en er -werd veel door de vingers gezien, dat flink gestraft had moeten worden. - -De beide jongens zaten op Wilibalds verzoek bij den koetsier en -babbelden vroolijk, ook vrouwe Barbara was goed geluimd; zij genoot -van dezen heerlijken meidag en de verrukkelijke natuur, en haar -hart stemde mee in het lied ter eere der lente, dat de beide meisjes -aanhieven. Toch kon zij haar oogen niet van de knapen afhouden en zij -verbaasde zich in stilte over de opmerkingsgave van Albrecht, die -zooveel in de natuur zag, wat zij in het geheel niet had opgemerkt -of niet waard had geacht om te bekijken. En zij glimlachte bij de -gedachte, dat de jongste uit het gezelschap aller leermeester was, -zonder dat hij zich daarvan ook maar eenigszins was bewust! - -De rit werd tot het dorpje Pillenreut uitgestrekt, waar de paarden -mochten uitrusten en allen zich een heerlijk glas bier goed lieten -smaken. De jongens hielden het in de kamer niet lang uit: zij -stormden naar buiten en men hoorde hen juichen en zingen. Toen ze -terugkwamen, had Albrecht een ruiker roode anemonen, gele ranonkels, -witte madeliefjes en blauwe grasbloempjes in de hand, die hij vrouwe -Barbara aanbood uit dankbaarheid voor den heerlijken dag, dien zij -hem bezorgde. - -Met een glimlach bekeek zij den ruiker. Hoe mooi en artistiek had -hij die bloemen geschikt en dat voor een achtjarige knaap! - -De terugreis zou evenwel niet zoo aangenaam zijn als de heenreis. De -paarden schrokken voor een troep zigeuners, die een beer met -zich rondleidden, en de koets kreeg zulk een schok, dat zij bijna -omviel. Gelukkig bekwamen Vrouwe Barbara en haar dochters geen letsel, -doch de beide knapen stortten van hun hooge zitplaats naar beneden. Met -een kreet van ontzetting liep Vrouwe Barbara op de kinderen toe en zij -zag met schrik hoe Wilibald een bloedende wonde aan het achterhoofd en -Albrecht, een blessuur aan zijn hand had gekregen. Doch voordat zij -hen kon helpen, was Wilibald al opgestaan, hij hielp Albrecht op en -trachtte hem te troosten, niet denkende aan zijn eigen pijn, voordat -zijn moeder hem opmerkzaam maakte, dat ook hij was gewond. Doch hij -schonk meer aandacht aan zijn vriendje en zijn moeder verblijdde zich -innig over het goede hart van haar zoon, dat hij zoo dikwijls achter -zijn ruwheid verborg, maar dat nu duidelijk sprak uit zijn groote -zorg en teederheid voor zijn vriend. - -Castor en Pollux, de naam dien vrouwe Barbara in scherts op hen had -toegepast, bleef in het vervolg hun bijnaam en niet alleen bij de -familie Pirkheimer, maar ook bij de buren, die een levendig belang -in de beide onafscheidelijke vrienden stelden. - -Zij speelden 't liefst in den tuin van het paleis: daar vermaakten zij -zich met hun ballen, hun stokpaard of den kruisboog, en ook wel met -eigen gemaakt speelgoed. Soms ook gingen ze naar het Lorenzerwoud -of het Sebalduskerkhof en stoeiden daar met andere jongens. Als -het dan ooit gebeurde, dat Pollux onrechtvaardig werd behandeld, -dan sprong Castor voor hem in de bres en toonde zich een trouwe, -ridderlijke vriend. Maar ook in de werkplaats van meester Dürer liepen -de knapen dikwijls binnen en hielpen hem soms door aan den blaasbalg -te trekken en het een of ander aan te geven. Albrechts ouders maakten -zich nooit ongerust, wanneer hun zoon op het etensuur niet verscheen, -want dan begrepen ze, dat er bij Wilibald thuis iets extra lekkers -werd gegeten en dat deze zijn vriendje mee wilde laten smullen. En -de eenvoudige handwerkslieden vonden het een eer, dat Albrecht daar -als kind des huizes werd behandeld. - - - - - - - - -HOOFDSTUK III. - -OP SCHOOL. - - -Elken morgen te negen uur kwam er aan het paleis der Pirkheimers een -kleine man, die door de portierster met alle teekenen van eerbied -werd binnengelaten. - -Om zijn kleine, magere gestalte fladderde een lange, wijde jas van -vuurrood laken, hij droeg een hooge, spits toeloopende muts van zwarte -wollen stof en om zijn scherp belijnd gelaat met lange, spitse neus, -fladderden dunne, grijze haren. Met de rechterhand leunde hij op een -stokje en in de linker droeg hij een rol perkament. - -"God zegene u, mijnheer de Doctor!" zoo verwelkomde de meid geregeld -den binnentredende; dan liep zij eerbiedig vooruit de trap op om de -deur aan het eind der lange, donkere gang voor hem open te doen. - -"God zegene u, Doctor!" klonk het daarop driestemmig in de kamer en -het kleine, roode mannetje drukte allen met vriendelijken lach de hand. - -Het was Doctor Henricus Philander, die op deze wijze in het paleis -werd ontvangen. Eigenlijk heette hij Hendrik Liebmann, maar volgens -de gewoonte der geleerden in dien tijd, had hij zijn voornaam in een -Latijnsch en zijn familienaam in een Grieksch kleed gestoken. - -Henricus Philander verdiende ten volle de algemeene achting om zijn -groote geleerdheid en om zijn bijzonder talent van onderwijzen, -dat hem alle kinderen der aanzienlijke families uit de stad als -leerlingen bezorgde. - -Bij den keizerlijken raadsheer en medebestuurder der stadsregeering -van Neurenberg Johan Pirkheimer, kwam hij reeds zeven jaar aan huis, -eerst om de oudste dochter Charitas onderricht te geven en later ter -wille van Sabine, de jongste. - -Met bijzondere voldoening en ijver kweet hij zich van zijn taak, want -de beide meisjes waren zoo leergierig en zoo verstandelijk ontwikkeld, -dat Doctor Philander dikwijls vergat, met meisjes te doen te hebben -en hen onderwees, alsof zij jongens waren. Zij leerden Grieksch en -Latijn zonder moeite en zij verdiepten zich gaarne en met vrucht in -de geheimen der mathematica en der astronomie. - -Sedert eenigen tijd was het aantal leerlingen in het paleis tot drie -geklommen, want Wilibald was bij de lessen tegenwoordig, waardoor -Doctor Philanders ijver nog toe nam, want hij bemerkte spoedig, dat -de knaap het in verstand en geestesgaven nog van zijn zusters won. Het -was waarlijk ook geen onaangename taak den knaap te onderwijzen, maar -daarentegen een groot genot en naarmate Wilibald vorderingen maakte, -steeg ook de achting voor den leermeester bij de ouders, die hem -met weldaden overlaadden. Want het was het vurig verlangen van Johan -Pirkheimer, dat zijn zoon een groot geleerde, zooals hij zelf was, zou -worden, en zich op het gebied des geestes bijzonder zou onderscheiden. - -Na een jaar was de knaap al aardig op de hoogte van de geschiedenis -van het herleefd klassieke tijdperk en kende hij voldoend Latijn. - - - -Nu weerklonken in den tuin van het paleis slechts zelden de stemmen -der spelende knapen. 's Middags, als er geen les was, zaten ze -samen aan de groote, eikenhouten tafel, die in het midden van de -leerkamer stond en dan luisterde Albrecht met gespannen aandacht -naar hetgeen Wilibald vertelde. Wat hij des morgens had geleerd, -deelde hij 's middags aan zijn vriend mee, evenals de lekkernijen, -die zijn moeder hem gaf. Bijzondere belangstelling toonde Albrecht -voor de oude Grieksche godenverhalen en heldensagen en hij vergat -alles om zich heen, als Wilibald begon te vertellen van den held -Hercules, van Prometheus, die aan de rots was geketend en duldelooze -smarten leed door Jupiters adelaar, die dagelijks een stuk van zijn -altijd weer aangroeiende lever afbeet, van den tocht der Argonauten -om het guldenvlies, van den strijd der zeven helden tegen Thebe, van -de beide vrienden Orestes en Pylades, van den Trojaanschen oorlog, -van Odysseus en andere heerlijke verhalen. - -Al spoedig bemerkte Wilibald, dat Albrecht steeds stiller en meer -in zich zelf gekeerd werd, als hij naar die verhalen luisterde en -toen hij hem eindelijk vraagde, wat er toch aan scheelde, antwoordde -Albrecht met een diepen zucht: "Ik benijd u." - -Wilibald keek verbaasd: "Benijdt gij mij? En gij zijt zelf toch -ook op school?" Maar Albrecht schudde droevig het hoofd: "Och, -wat is nu de St. Sebaldusschool en onze meester in vergelijking -met doctor Philander! Het is als mijn grove kiel vergeleken bij uw -fluweelen buis. Gij kent toch meester Burgdörffer wel--wat gaat hem -alles langzaam en moeilijk af! Hij heeft er ook zoovelen tegelijk om -les te geven en dan het schoollokaal is zulk een naar, donker hok, -dat men er nauwelijks kan ademhalen en de banken staan zoo dicht bij -elkaar en zijn zoo ongemakkelijk, dat al mijn ledematen pijn doen, -als ik naar huis ga. Op een houten katheder zit onze schoolmeester, -een strenge, sombere man, die op het zwarte bord letters schrijft om -ons die te laten nazeggen en op de lei naschrijven. Daarbij maakt hij -flink gebruik van de roede van berketakjes gemaakt en tuchtigt daarmee -allen, die lui, lastig en ondeugend zijn. Nu deze laatste soort is -rijk vertegenwoordigd bij ons op school, vooral bij die zwervende -luitjes, die men niet weet vanwaar zij komen en die weer verdwijnen, -als zij er lust in hebben." - -"Ja, ik kan me begrijpen, dat de meester met zulke lastposten heel -wat heeft te stellen," zei Wilibald. "Mijn vader zegt dat het sluwe -schepsels zijn, een echte plaag voor den onderwijzer. Is het waar -wat Renate, onze meid, vertelde, dat de beul vijf van die schelmen -gisteren heeft gegeeseld en uit de stad gejaagd?" - -"Ja, dat is waar," bevestigde Albrecht. - -"Wat hadden ze uitgevoerd?" vraagde Wilibald nieuwsgierig. - -"Zij hadden het achtste gebod overtreden en het vijfde ook en zijn -in de omliggende dorpen gegaan om brood bedelende; doch terwijl twee -van hen aan de boeren kruiden, die genees- en tooverkrachten zouden -hebben, verkochten, pleegden de anderen een aanslag op den kelder -en namen alles mee, wat ze aan worsten, hammen enz. vonden. Daarna -hebben ze den schoolmeester, die hen met strenge straf bedreigde, -heel brutaal geantwoord en hem zelfs mishandeld." - -"Nu dan hebben ze hun verdiende loon," vond Wilibald. - -"Hm," bromde Albrecht, "het is waarlijk geen wonder, dat er van leeren -weinig komt, als er zulke snaken op school zijn; soms troost ik mij -wel, als ik denk aan zoovele arme jongens, die in het geheel niet op -school gaan en steeds op straat slenteren: maar als ik aan u denk, -Wilibald, dan word ik jaloersch. Hoe graag zou ik ook les nemen bij -doctor Philander, want ik wenschte veel, heel veel te leeren." - -Wilibald zweeg en keek peinzend voor zich. "Ik zou het u zoo gaarne -gunnen," sprak hij na eenige oogenblikken, "maar hoe zou het mogelijk -zijn?... Wilt gij echter eens stilletjes toeluisteren, dan zou ik -er wel iets op weten. Kijk, daar in den hoek achter de kast moogt -gij u verstoppen, maar zoo dat niemand het ziet. Morgen zoudt gij -al kunnen komen, tenminste indien meester Burgdörffer niet boos is, -als hij u mist." - -"O, dat komt er niet op aan," sprak Albrecht opgewonden. "Het heeft -bij ons wel iets van een duiventil: elken dag ontbreekt een groot getal -scholieren, en er heerscht tucht noch orde door die zwervende lui, die -doen juist zooals zij willen en verbeelden zich, dat zij de baas zijn." - -"Nu, kom dan morgen ochtend vroeg, maar vooral voordat Dr. Philander -er is." - -Op den bepaalden tijd sloop Albrecht den volgenden morgen in het -donkere hoekje en bleef daar onbewegelijk twee uren lang zitten -luisteren naar het onderwijs van den doctor, die dien dag Latijn en -sterrekunde op het programma had. - -Albrecht genoot zoo lang hij luisterde; doch toen de les uit was, -voelde hij dubbel hoeveel hij op de Sebaldusschool miste en met -loome schreden ging hij er den volgenden morgen weer naar toe. Hij -voelde zich ongelukkig en zijn ellende bereikte het toppunt, toen -de meester hem een pak slaag gaf, omdat hij klaarblijkelijk in het -geheel niet luisterde. - -Zijn ouders bemerkten al gauw, dat er iets aan haperde; hij was zoo -stil en in zich zelf gekeerd, dat zijn vader op zekeren dag naar de -reden hiervan vraagde. - -Het duurde lang voordat men iets uit hem kon krijgen, totdat -hij eindelijk bekende, dat het slechte onderwijs en de groote -wanordelijkheid op school hem zoo onvoldaan stemden. Zijn vader -troostte hem met de woorden: "Wie langzaam gaat, gaat zeker. Werk -zoo hard als gij kunt, opdat de meester tevreden over u kan zijn, -dan leert gij langzamerhand alles, wat gij noodig hebt te weten. Pas -op voor hoogmoed en ijdele wenschen, mijn zoon! Zie niet naar hen, -die uw meerderen zijn in de maatschappij; benijd Wilibald niet omdat -hij beter onderwijs geniet. Bedenk liever dat gij de zoon van een -handwerksman zijt en eens evenals uw vader in de werkplaats zult -arbeiden. Een goudsmid kan waarlijk zooveel geleerdheid wel ontberen." - -Deze verstandige taal en de woorden zijner moeder die zij dagelijks -herhaalde: "Ga in den naam des Heeren," misten hun uitwerking niet -en met vernieuwden ijver ging Albrecht weer naar school. - -Het gevolg was dan ook dat de meester pleizier in hem had, waardoor -de knaap werd aangemoedigd om steeds meer zijn best te doen. - -Zoo ging het langen tijd goed; maar later had de meester weer over -Albrechts onoplettendheid te klagen en hij ontstak in hevige woede, -toen hij op zekeren dag bemerkte, wat er de oorzaak van was. - -Hij zag onder de rekenles, dat verscheiden leerlingen steelsgewijze -de oogen naar Albrecht wendden. Plotseling verliet hij den katheder, -greep den knaap bij den arm en ontrukte hem een klein stuk papier, -waarop iets was geteekend. Toen hij het goed bekeek, herkende hij -zijn eigen portret en hij was zoo verontwaardigd en woedend over deze -majesteitsschennis, dat hij de roede greep en den armen teekenaar -zulk een pak slaag toediende, dat hem hooren en zien verging. - -Er liep een afkeurend gemompel door de rijen der leerlingen, die niet -konden begrijpen, dat zulk een onschuldige scherts zoo streng gestraft -moest worden en een der oudste jongens had den moed een kreet van -afschuw te uiten. Maar dat maakte den meester nog toorniger en hij -jaagde de heele bende uit de school. - -Het teekenen stilletjes onder de les was den jongen kunstenaar al -heel slecht bekomen en het zou niet te verwonderen zijn geweest, -als hij 't in het vervolg geheel had gelaten. Trouwens, hij waagde -het ook niet meer dergelijke grappen op school uit te halen, maar -zijn medescholieren, één en al bewondering over zijn kunst, bedelden -altijd om de een of andere teekening. En Albrechts goed hart, dat -zoo moeilijk iets kon weigeren, bevredigde hun wenschen. - -Als hij 's morgens op school kwam, verdrongen ze zich dadelijk om -hem heen en ze strekten begeerig de handen uit, zoodra hij met een -veelbeteekenend gezicht in zijn zak voelde. Dan werd er gevochten, -dat het een aard had, want iedereen meende recht te hebben op de -door Albrecht gemaakte teekening. Soms ook kroop hij met den een of -anderen kameraad in een afgelegen hoek en deze zag dan met verbazing -hoe vlug hem het teekenen afging. - -Natuurlijk was Wilibald bij de uitdeeling de meest bevoorrechte. En -toen Albrecht hem eens een afbeelding van een lansknecht met een harnas -van staal, een hoed met pluimen en schitterende wapens ten geschenke -gaf, kon Wilibald zijn oogen niet gelooven; langen tijd bekeek hij -de teekening met alle aandacht, toen riep hij op eens uit: "Benijdt -gij mij omdat Doctor Philander mij les geeft? Zie, gij kunt, wat hij -mij nimmer leeren kan. En nu zijn de rollen omgekeerd, nu benijd ik u!" - - - -Het was in April 1484. Des morgens was het geheele gezin van Meester -Dürer bijeen voor het gebed en alle waren in bijzonder goede stemming, -want Vrouwe Barbara vierde heden haar naamdag. - -Vader Dürer had het gebedenboek opengeslagen en wilde met lezen -beginnen, doch Albrecht was er nog niet; juist wilde zijn vader Andreas -naar hem toe sturen, toen hij binnen kwam en met de beide handen achter -zijn rug iets voor aller blikken trachtte te verstoppen. Zijn vader -wenkte hem te gaan zitten en deed het gebed, waarna hij zijn vrouw de -hand drukte en vurig Gods besten zegen toewenschte op haar verderen -levensweg. Ook de kinderen, wier aantal nu tot vijf was geklommen, -verdrongen zich om hun moeder en kusten haar handen. - -Het laatst van allen kwam Albrecht bij haar en hij keek wel een -beetje verlegen, toen hij een blad papier te voorschijn haalde en -dat zijn moeder aanbood met de woorden: "Dit heb ik voor u gemaakt, -lieve moeder, als een herinnering aan dezen dag." - -Vrouwe Barbara trad een schrede achteruit en staarde vol verbazing -eerst naar het papier en toen naar haar zoon: op het blad zag zij -Albrecht voor zich, sprekend van gelijkenis en uitdrukking. "Mijn -zoon"--meer kon zij niet zeggen, toen keerde zij zich tot haar man -en liet hem het portret zien. Hij kon zijn oogen niet gelooven: - -"Heilige Moeder Gods, leert gij dan tooveren op school? Hebt gij dat -waarlijk zelf geteekend? Maar hoe kan men zijn eigen portret maken?" - -Nu moest Albrecht glimlachen: "Het is waarlijk geen tooveren; ik heb -geteekend wat de spiegel mij voorhield." - -"Och kom, gij zoudt dat zelf hebben gemaakt?" zei zijn vader -ongeloovig. "Spreek nu de waarheid, kleine schelm; 't is Meester -Wolgemut, die het portret heeft gemaakt." - -Albrecht antwoordde vroolijk: "Gij hebt in zoover gelijk, vader, -dat Meester Wolgemut wel de hand in het spel heeft. Heel dikwijls -ben ik bij hem in de werkplaats geweest en heb toegekeken, hoe hij -schilderde. Daardoor heb ik het geleerd. En ook bij den heer Koburger, -mijn peetvader, ben ik dikwijls in de drukkerij geweest om te zien, -hoe Meester Wolgemuts houtsneden werden afgedrukt, dat heeft mij ook -veel geholpen. En nu zult gij, lieve moeder, mij een groot genoegen -doen, als gij dit kleine geschenk van mij wilt aannemen." - -Zijn moeder sloot hem in haar armen, terwijl zijn vader het portret -dicht bij het venster nog eens nauwkeurig bekeek. Ja, het was -sprekend Albrecht; alleen de oogen waren niet heel goed geteekend, -maar de rest... wel Meester Wolgemut zelf had het niet mooier en -beter kunnen doen. - -Met potlood was het portret op gekleurd papier geteekend [4]: op zijn -hoofd had hij een kapje van laken, eigenlijk een lap, welks eind -met drie knoopen boven op het hoofd bij elkaar werd gehouden, aan -de linkerzijde afhing en voorzien was van lange franjes. Het haar, -recht afgesneden, hing laag op het voorhoofd en verder in lange, -golvende lokken aan weerszijden op zijn schouders. Hij droeg een buis -met wijde mouwen, dat door de linkerhand van voren werd vastgehouden, -terwijl hij de rechterhand vooruit strekte, alsof hij op iets wees. - -Nadat Dürer het portret langen tijd had bekeken, trad hij vriendelijk -op zijn zoon toe en legde zijn hand op diens schouder, zeggende: "Als -gij met smeltkroes en graveerstift even handig zijt als met potlood -en penseel, dan zal ik mij verheugen in den dag, waarop ik u in mijn -werkplaats aan mijn zijde zal zien arbeiden. Mogen al de heiligen u -zegenen en u bijstaan, opdat er een wakkere man uit u groeie!" - -"Amen!" zei Vrouwe Barbara en toen haar zoon naar school ging, sprak -zij zooals gewoonlijk: "Ga in den naam des Heeren!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK IV. - -IN VADERS WERKPLAATS. - - -Het was een koude dag in de maand Mei van het jaar 1486. De sneeuw -viel in groote vlokken neder en hulde de daken, die pas er van ontdaan -waren, opnieuw in een wit winterkleed. - -Het was stil in meester Dürers werkplaats. Eenzaam zat Albrecht op -zijn laag bankje te werken aan een gouden ring, waarin een nieuwe -amethist moest worden gezet. Zijn vader was uit: hij moest voor zaken -naar Augsburg; van de gezellen lag de een ziek te bed en de andere -moest een boodschap in de stad bezorgen. Albrecht kon heden zijn -aandacht niet goed bij het werk bepalen. Op de tafel naast hem lag -een teekening, die nu en dan zijn blikken tot zich trok. - -Er werd zachtjes aan de deur geklopt en daarop trad een meisje binnen -van ongeveer dertien jaar, met een frisch, blozend gezichtje, een paar -oogen, blauw als vergeetmijnietjes en een figuurtje vlug als dat eener -hinde. Ze had een mutsje van zwart fluweel met een rand van marderbont -op het lange, blonde haar, en droeg een donkerblauw kleedje en een -manteltje ook van zwart fluweel met bont, dat tot aan de heupen reikte. - -Het was het oudste dochtertje van den heer Hans Frey, een rijk, zeer -ontwikkeld en geacht ingezetene, die vele vaste goederen bezat zoowel -in de stad als daarbuiten en zelfs meermalen lid van den grooten Raad -was geweest. - -Albrecht kende haar zeer goed, daar zij dikwijls bij haar oom kwam, -die dicht in de buurt woonde. Soms was hij met haar naar de mis gegaan -en in vroeger jaren had ze zich niet te voornaam gerekend om met hem -te spelen. - -"God zegene u, Albrecht!" zeide zij een weinig verlegen en zij bleef -in de deur staan. - -"Dank u zeer, Agnes!" antwoordde hij vroolijk, terwijl hij van het -bankje opstond. - -"Waarmee kan ik u van dienst zijn?" - -"Is uw vader niet thuis?" - -"Neen, hij is naar Augsburg gegaan." - -"O dan ga ik maar weer weg en zal wachten totdat hij thuis komt." - -"Kan ik u niet helpen in zijn plaats?" - -"Och, mijn ringetje is gebroken en ik wilde het zoo graag gesoldeerd -hebben." - -"Geef maar hier, Agnes." - -Het meisje aarzelde, maar haalde eindelijk op herhaald aandringen -van Albrecht den gebroken ring te voorschijn en overhandigde dien -den goudsmidsleerling. "Kunt gij het al goed?" vraagde zij met meer -vrijmoedigheid. - -"Mijn vader heeft nog niet over mij te klagen gehad," sprak hij -openhartig. - -Nu kreeg het meisje de teekening in het oog. "Wat is dat?" vraagde -zij nieuwsgierig. "Zoo, zoo, als nu uw vader was binnengekomen, dan -geloof ik, dat hij voor het eerst reden zou hebben gehad over zijn -leerjongen te klagen." - -Maar Albrecht schudde glimlachend het hoofd. "Nu doet gij mij onrecht, -Agnes. Gij denkt, dat ik dit nu heb geteekend, in plaats van mijn -plicht te doen. Maar kijk eens hier: onder de teekening staat het -jaartal 1485, dat bewijst duidelijk, dat zij reeds het vorige jaar -is gemaakt. Ze is ook al vier maanden oud en dateert van Kerstmis; -nu heb ik haar hier gehaald, omdat er veel in is, dat mij niet bevalt -en ik wil die fouten verbeteren, als mijn werk klaar is." Agnes trad -dichter bij om beter te kunnen zien. Het was een madonna, op een troon -gezeten, met een gouden kroon op het hoofd, loshangende haren en een -lang kleed, dat in breede plooien haar omgaf. Met een gelaat, stralend -van moedervreugde zag zij neder op haar kind, dat op haar schoot stond -en haar hals met beide armpjes hield omvat. Aan weerszijden stond -een engel, waarvan de eene een harp en de andere een cither bespeelde. - -Met gevouwen handen beschouwde Agnes geruimen tijd de teekening, -toen keek zij Albrecht vragend aan: "Hebt gij dat gemaakt? Gij, een -knaap van veertien jaar? Neen, maak dat aan anderen wijs! Wel weet -iedereen, dat gij goed kunt teekenen, maar zoo iets... neen, neen, -ik kan niet gelooven, dat gij dat hebt gemaakt." - -"Dus, gij houdt mij voor zoo slecht, dat ik mijn naam onder het werk -van een ander zou zetten en het dan voor het mijne uitgeven?" vraagde -Albrecht en zijn stem klonk verwijtend. "Als gij hier nog een oogenblik -wildet blijven, dan zou ik u metterdaad kunnen toonen, dat uw twijfel -ongegrond is en mij verdriet doet." - -Agnes kreeg een kleur en stak hem haar hand toe. - -"Vergeef mij, Albrecht, het was waarlijk niet mijn bedoeling u verdriet -te doen. Maar ik kan mijn oogen niet gelooven; Meester Wolgemut zelf -zou trotsch kunnen zijn op zulk werk. Als gij het op een groot paneel -met heerlijke kleuren hadt geschilderd, zou het waard zijn een altaar -te versieren." - -Albrecht drukte met een blos van genot over deze lof haar kleine -zachte hand en liet die niet los, toen zij die wilde terugtrekken. Het -meisje zag er bekoorlijker uit dan ooit en gaarne had hij haar willen -vragen. "Blijf een oogenblik hier en laat mij uw lief gelaat op het -papier brengen!" Doch zij vreesde reeds te lang te zijn gebleven, -nam haastig afscheid en ging heen. - -Albrecht liep snel naar het raam om haar na te zien, toen zij -door de sneeuw naar huis stapte. Haar lof was hem liever dan al de -bewondering, die zijn kunst bij zijn speelkameraden had geoogst. En -met vernieuwden ijver legde hij zich in zijn vrijen tijd toe op -zijn lievelingsbezigheid, die hem verkwikte na den moeilijken, -dagelijkschen arbeid, en hem meer bevrediging schonk dan hij ooit -van het best gelukte werk in de goudsmidswerkplaats gevoelde. - -Voor zijn vader, die er anders over dacht dan hij, moest hij zijn -liefhebberij verbergen en daarom deed hij het meest buitenshuis -en verstopte zich met zijn vrienden, die hem steeds om teekeningen -plaagden, in afgelegen plaatsen. Toch had hij niet te veel gezegd, -toen hij tegen Agnes beweerde, dat zijn vader niet over hem te klagen -had. De oude meester had pleizier in den ijver van zijn zoon en zag -met vertrouwen de toekomst tegemoet in de overtuiging, dat Albrecht -eenmaal een waardig opvolger in zijn werkplaats zou zijn. Nog geen -jaar was verstreken, of de leerjongen was reeds goed vertrouwd met -het gieten, soldeeren en polijsten. En nu, nadat hij nog niet ten -volle twee jaar in de leer was geweest, had hij een veel grooter en -moeilijker werk onder handen, waarvan reeds meer dan de helft klaar -was: hij moest in gedreven zilver in zeven tafereelen weergeven, -hoe de Heer Jezus herhaaldelijk nederstortte onder de vuisten der -krijgsknechten op den lijdensweg van Gethsemane naar Golgotha. En -met stille verbazing en innige verrukking zag zijn vader, dat hij -zich niet tevreden stelde met het navolgen van anderer ontwerpen, -doch zelf nieuwe wist te scheppen. - -Met ongeduld wachtte hij op de voltooiing van het werk en toen het -oogenblik was gekomen, riep de meester, innig gelukkig, zijn vrouw -er bij en toonde haar wat zijn leerling had gemaakt. - -Op denzelfden avond vond men in de woonkamer de vrienden en buren -verzameld om de tafel, waarop een tinnen kruik met Bourgonje wijn -stond, ter eere van den jongen kunstenaar. - -Meester Wolgemut, de schilder, was ook tegenwoordig en vol lof over -Albrecht. Hij sprak ook over het andere talent van den knaap en vond, -dat het pond, door God aan hem toevertrouwd, niet in een zweetdoek -mocht worden weggelegd, doch dat er mede moest worden gewoekerd ter -eere van God en ook ter wille van den naaste. - -Doch meester Dürer was het hiermee niet eens. Hij vond, dat hier -een ander schriftwoord van toepassing was: niemand kan twee heeren -dienen. Indien Albrecht zich met evenveel ijver op de schilder- als -op de goudsmeedkunst toelegde, dan zou hij het in de eene noch in -de andere tot volmaaktheid brengen. Daarom moest hij zich tevreden -stellen met schilderen na volbrachten arbeid in zijn vak. - -Meester Wolgemut sprak zijn vriend niet tegen, doch in stilte betreurde -hij, dat Dürer dit vak voor zijn zoon had gekozen. Albrecht had -ook hem eens in vertrouwen de afbeelding der Madonna laten zien en -zijn verbazing over het werk van den veertienjarigen knaap had hij -duidelijk uitgesproken in de woorden: "Als ik alleen zulke leerlingen -in mijn werkplaats had, dan zou het er beter bij mij uitzien." - -Albrecht kon deze woorden niet vergeten en bewaarde ze als een dierbaar -geheim in zijn hart, terwijl hij, gehoorzaam aan zijns vaders wenschen, -in de goudsmidswerkplaats arbeidde. - - - -Zoo gingen lente en zomer voorbij, de herfst streek met zijn -verwoestenden adem over veld en weide en hulde de aarde in een grijs, -somber nevelkleed. Het werd koud; in de schouw vlamde weer het vuur -en lokte het gezin in haar verwarmende nabijheid. - -In Albrechts hart had een verandering plaats gegrepen. De woorden van -meester Wolgemut aangaande het toevertrouwde pond, waarmee men moest -woekeren, en het antwoord van zijn vader: "niemand kan twee heeren -dienen," lieten hem niet met rust. Telkens overdacht hij die beide -schriftplaatsen en trachtte die met elkaar te doen samenstemmen. Doch -hoe meer hij begreep, dat dit onmogelijk was, des te grooter werd zijn -onvrede, want het werd hem steeds duidelijker, dat de goudsmederij -niet de plaats was, waarvoor God hem had bestemd. Het bevredigde hem -hoe langer hoe minder anderer modellen in goud en zilver na te maken, -want de begeerte om zelf te scheppen werd steeds grooter. En tegelijk -met die begeerte voelde hij ook de kracht er toe. Hoe weinig moeite -kostte het hem immers de beelden, die zijn fantasie hem voortooverde, -op het papier te brengen en hoeveel innig genot had hij daarvan. Hij -voelde dagelijks meer dat de goudsmidswerkplaats niet zijn bestemming -was en dat hij het niet zou kunnen uithouden zijn gansche leven lang -smeltkroes, vijl en graveerstift te hanteeren. - -Hoe onrustig klopte zijn hart bij deze overdenkingen en welk een -zwaren strijd had hij te voeren, den strijd tusschen het volgen van -zijns vaders wensch en het toegeven aan zijn eigen begeerte. Het was -niet mogelijk de meening van meester Wolgemut en die van zijn vader -te vereenigen en daarom koos hij, overtuigd dat slechts één dezer -beiden gelijk kon hebben, de zijde van den eerstgenoemde en zoo werd -zijn tweestrijd beslist. - -Den 30en November des avonds, nadat hij in de eenzaamheid God om -raad en hulp had gevraagd, zocht hij zijn vader op om hem zijn -hartewensch mee te deelen: "Lieve vader," sprak hij, "ik wil u niet -langer verbergen, wat er in mijn hart omgaat en 's nachts den slaap -uit mijn oogen houdt. Ik heb nu twee jaren lang bij u in de werkplaats -op uw verlangen gewerkt en zonder mij zelf te overschatten, geloof -ik te mogen zeggen, dat het mij niet aan ijver heeft ontbroken en -ik steeds mijn best heb gedaan om het u naar den zin te maken. Maar -ofschoon mijn handen zich met goud, zilver en edelgesteenten hebben -bezig gehouden, was mijn hart bij iets anders. Slechts wanneer ik -potlood of penseel mocht hanteeren, voelde ik in mijn hart zulk een -ongekende blijdschap en zulk een wonderlijk genot, dat ik begreep, -dat het dit was, waartoe God mij heeft geschapen. Ach, vader, het doet -mij leed u te moeten vragen om mij uit uw werkplaats te ontslaan, maar -ik geloof, dat het Gods wil aldus is en dat ik mij aan Hem bezondig, -als ik het pond mij toevertrouwd, in de aarde ga begraven." - -Met klimmende verbazing luisterde zijn vader naar die woorden. Toen -schoof hij zijn kapje in den nek, stond op met een somber gelaat en -onder de gefronste wenkbrauwen uit wierp hij op zijn zoon een blik, -waarin verwijt en smart om den voorrang streden. "Hoe had ik heden -morgen kunnen denken, dat de dag zoo droevig zou eindigen! Mijn -zoon, uw woorden snijden mij door de ziel. Daar gaan nu al mijn -schoone droomen in rook op! Albrecht, nooit had ik gedacht, dat gij -zoo lichtzinnig zoudt kunnen zijn, twee volle jaren van uw leven op -deze wijze weg te werpen. Verlaat gij mij nu, nadat ik u alles heb -geleerd en op het punt was u als gezel in het gild te doen opnemen? Gij -hebt mij laten zaaien, doch de oogst onthoudt gij mij. O mijn zoon, -waaraan heb ik dat verdiend? Tot nu toe waart gij mijn vreugde, -nu bereidt gij mij een bittere smart." - -Er was nu geen toorn meer in zijn stem, slechts innige weemoed en er -blonk een traan in zijn oog. - -Albrecht kon zijns vaders smart niet aanzien; het schemerde hem voor -de oogen en hij was op het punt berouwvol al zijn woorden terug te -nemen, toen de oude man snel hoed en mantel greep en, zonder iets -meer te zeggen, wegging. - -Even daarna kwam zijn moeder binnen; zij was zeer ongerust, en toen zij -zag, hoe bleek Albrecht was, vraagde zij angstig: "Wat is er gebeurd, -Albrecht? Uw vader is zoo juist in hevige gemoedsbeweging uitgegaan -naar den heer Koburger, met wien hij ernstig over u moest spreken, -zei hij op mijn vraag, wat hij ging doen." - -Nu vertelde Albrecht haar met bezwaard gemoed wat er tusschen zijn -vader en hem was voorgevallen, doch hij werd kalmer, toen hij bemerkte, -dat zijn moeder hem beter begreep. Maar toch bleef zijn hart onrustig -kloppen, terwijl hij op zijns vaders terugkomst wachtte. - -Het eene uur na het andere verliep, voordat hij den stap van zijn -vader weder hoorde en toen hij de voordeur hoorde opengaan, was het -hem alsof zijn hart stil stond. - -De boosheid was uit zijns vaders aangezicht verdwenen, hij zag -er kalm en ernstig uit, en de klank zijner stem was geheel anders -geworden, toen hij tot zijn zoon sprak: "Morgen ochtend vroeg moet -gij het allereerst naar uw peetvader gaan en moogt gij hem dankbaar -de hand drukken, omdat hij het is, die mij van meening heeft doen -veranderen. Gij zult uw zin krijgen, Albrecht; als meester Wolgemut -u nog in zijn werkplaats kan bergen en hij er niets op tegen heeft, -dan zij hij in 't vervolg uw leermeester." Een luide kreet ontsnapte -aan Albrechts beklemd gemoed en hij kuste in sprakeloos genot zijns -vaders hand; zijn moeder stond er bij met gevouwen handen en dankte -den Heer voor deze gezegende uitkomst. - -Meester Wolgemut was bijzonder in zijn schik, toen hij den volgenden -morgen zijn buurman Dürer met zijn oudsten zoon zag binnen komen -en de eerste zijn verzoek tot hem richtte. Hij zeide, dat nu zijn -hartewensch was vervuld en hij gaf Dürer de verzekering, dat het hem -nimmer zou berouwen, want wie maar oogen had om op te merken zag, -dat God hem voor de kunst, niet voor het handwerk had geschapen. - -Eenige dagen later stond Albrecht met pak en zak gereed om naar meester -Wolgemuts woning te verhuizen. Zijn vader gaf hem menigen goeden raad -mee en zijn moeder legde zegenend haar hand op zijn hoofd en sprak: -"Ga in den naam des Heeren." - - - - - - - - -HOOFDSTUK V. - -BIJ MEESTER WOLGEMUT. - - -"Wat verbeeldt jij je wel, kwajongen! Wees maar niet zoo verwaand, -hoor. Denk je, omdat je een paar portretten hebt durven kladden, -dat je reeds iets beteekent en niet meer behoeft te leeren?" - -Barsch snauwde Urban, de oudste leerling van meester Wolgemut, -Albrecht Dürer deze woorden toe, terwijl hij hem het penseel uit -de hand rukte, waarmee Albrecht, omdat er niemand in de kamer was, -aan een groot altaarstuk onder aan den zoom van het gewaad der Maagd -Maria, een paar streken schilderde. - -"Hier behoor je thuis!" vervolgde hij en hij duwde hem naar den steen, -waarop de verven moesten worden gewreven. "En kijk eens, slungel, -de penseelen heb je ook nog niet gewasschen en de paletten zijn in -het geheel niet schoongemaakt! En de vloer--zeg, waarom heb je den -bezem niet gebruikt? Ben je daarvoor soms te goed? of ben je te lui -om je plicht te doen?" - -Daarop gaf hij hem nog een duw, en toen met een stok drie slagen -op zijn rug. Albrecht beet zich op de lippen en zweeg. Hij was aan -dergelijke behandeling reeds gewoon. Vier der gezellen van meester -Wolgemut waren van het begin af aan onvriendelijk en ruw tegen hem -geweest, omdat zij zijn meerderheid gevoelden en die niet konden -verdragen, te meer daar hij zooveel jonger was. Slechts één, Sebaldus, -die in leeftijd weinig met hem scheelde en zelf ook nog leerling was, -was hem goed gezind. Bij hem sloot Albrecht zich nu aan; hij bracht -zijn vrijen tijd met hem door, ging des Zondags met hem buiten de -poort wandelen en luisterde gaarne naar de bemoedigende woorden van -dezen goedhartigen knaap. - -Nog meer goed deed hem de tevredenheid van zijn meester. Toen Albrecht -bij hem als leerling kwam, was Michel Wolgemut ruim vijftig jaar; -uit zijn lang, smal gelaat met het hooge voorhoofd, de sterk gebogen -neus, de groote heldere oogen, de breede, vooruitstekende kin en den -fijn besneden, vriendelijk lachenden mond, sprak zoowel verstand als -mannelijkheid en groote goedhartigheid. Meester Michel was een eerlijk, -rechtschapen man, en om zijn kunst hoog in aanzien niet alleen bij -de ingezetenen van Neurenberg, maar in het geheele land. - -Het was hem onmogelijk de vele opdrachten, die van alle kanten tot hem -kwamen en ruim werden betaald, alleen ten uitvoer te brengen, daarom -kon hij steeds meer en meer gezellen gebruiken, want overal waar groote -altaarstukken noodig waren, richtte men zich tot den beroemden meester -Michel Wolgemut te Neurenberg. De kerk der H. Drievuldigheid te Hof, -de kapel van het heilig Kruis te Neurenberg, de Lievevrouwekerk te -Zwickau konden zich op werken van zijn hand beroemen; op dit oogenblik -werkte hij aan een groot altaarstuk voor de nieuwe, bijna voltooide -Augustijnerkerk te Neurenberg, waarmee hij bijzondere eer hoopte -in te leggen en daarom wilde hij niets aan de gezellen overlaten, -doch alles zelf schilderen. - -Ook in het maken van houtsneden was hij een meester. Anton Koburger, -de drukker, die eenige jaren geleden een Hoogduitsche bijbeluitgave op -zich had genomen en de platen daarvoor had ontleend aan den dertien -jaar geleden uitgekomen Keulschen bijbel, was het nu met meester -Wolgemut eens geworden over een nieuwe uitgave, namelijk een grooten -prentenbijbel getiteld: "Schatbewaarder des rijkdoms van het eeuwig -heil en zaligheid." De eerste plaat: God, de Vader, op zijn troon -gezeten, terwijl Hij den voor Hem knielenden Verlosser zegent, was -gereed en met waar genot schiep de meester andere voorstellingen. Het -groote succes, dat deze eerste uitstekend geslaagde teekening behaalde, -was dan ook de reden, waarom men den meester opdroeg de houtsneden -op zich te nemen voor het werk van Dr. Hartmann Schedel: "de nieuwe -Wereldkroniek," een kolossale onderneming, waartoe de patriciërs -Sebaldus Schreijer en Sebastiaan Kammermeister de noodige middelen -verschaften. Er moesten niet minder dan tweeduizend houtsneden daarvoor -worden gemaakt en dat men het Wolgemut opdroeg, verhoogde aanmerkelijk -'s meesters roem.-- - -Albrecht kon waarlijk geen beter leermeester begeeren. Wel is -waar gaf hij geen les volgens een bepaalde methode; hij achtte het -voldoende zijn gezellen en leerlingen te laten zien, hoe hij werkte, -maar dat was voor Albrecht ook volkomen genoeg en toen hij nog op de -onderste trede stond en niets dan knechtsdiensten mocht verrichten, -zooals verven wrijven, penseelen wasschen en paletten schoon maken, -keek hij met alle aandacht toe, hoe zijn meester werkte en leerde op -deze manier zonder dat zijn meester er iets van bemerkte. - -En wat hij in den loop van den dag met zijn oogen had geleerd, -trachtte hij in zijn vrije oogenblikken met de hand uit te voeren, -maar in het geheim, uit vrees nog meer wangunst bij de gezellen op -te wekken. Hij voelde zich als een vogel, die de vleugels niet kan -uitslaan en menige zucht ontsnapte hem als hij zich ter ruste legde -en snakte naar den dag, waarop zijn knechtsbezigheden niet meer noodig -zouden zijn en de meester tot hem zou zeggen: "kom nu hier, mijn zoon, -en neem het penseel ter hand." - -Zijn vriend Wilibald was altijd de eerste, die mocht zien wat hij -in stilte had geschilderd, want hij hechtte veel aan het oordeel van -dezen jongeling, die zooveel fijn kunstgevoel bezat. - -In het voorjaar van het jaar 1488 ging hij meer dan anders naar het -paleis der familie Pirkheimer, omdat de vrienden welhaast zouden -worden gescheiden. Wilibalds vader wenschte, dat zijn zoon, die nu -achttien jaar was, naar het hof van den bisschop van Eichstadt zou -gaan, om aldaar te worden onderwezen in de gebruiken van het hof, -in het voeren der wapenen en in de krijgskunst. - -Eenige dagen voordat de vrienden afscheid van elkaar moesten nemen, -kwam Albrecht in opgewonden stemming bij Wilibald. "Hier breng ik u -wat ik in de laatste twee avonden heb gemaakt. Wilt gij het houden -als een aandenken aan mij, Wilibald?" Hij nam uit zijn portefeuille de -afbeelding van een jonkvrouw, gezeten op een schimmel, met een valk op -haar hand, een baret met wapperende vederen op het hoofd en een lang, -hemelsblauw kleed aan. - -Met verrukking bekeek Wilibald haar en hij betuigde zijn innigen dank. - -"Zoo iets moois hebt gij nog niet gemaakt, Albrecht," voegde hij er -bij. "Nu reeds, terwijl gij nog niet eens gezel zijt en slechts als -knecht wordt beschouwd en behandeld, zijt gij werkelijk reeds meester -en ik ben er meer en meer trotsch op uw vriend te zijn." - -Na nog herhaaldelijk zijn dank te hebben betuigd, bekeek hij weer -het werk van zijn vriend. "Wat een bekoorlijk figuurtje en welk een -allerliefst gezicht! Het komt mij zoo bekend voor, het is alsof ik -het reeds ergens heb gezien". - -Peinzend streek hij met de hand over zijn voorhoofd en dacht eenigen -tijd na--op eens trad hij op Albrecht toe en zag hem diep in de oogen, -terwijl hij uitriep: - -"Nu weet ik het: het is Agnes Frey! Is het niet waar?" - -Albrecht wendde snel het hoofd af om den blos te verbergen, dien hem -deze veronderstelling van zijn vriend in het aangezicht joeg. - -Had Wilibald geen gelijk? Waren het niet werkelijk de trekken van -het jonge meisje, voor wie hij eenige jaren geleden het ringetje -had gesoldeerd? - -Hij had het niet expres gedaan, doch onwillekeurig had zijn hand het -beeld te voorschijn geroepen, dat in zijn hart leefde. Hij had het -mooie meisje niet kunnen vergeten en elke gelegenheid om haar te zien, -had hij opgezocht; hij wist op welk uur zij naar de mis ging en richtte -het zoo in, dat hij altijd als bij toeval er juist tegelijk met haar -was. En 't maakte hem erg gelukkig, toen hij bemerkte, dat zij hem -nooit trachtte te ontloopen, maar altijd vriendelijk met hem praatte, -al was zij dan ook wel eens wat verlegen en bedremmeld. - -Eens toen de gezellen der verschillende gilden zich vermaakten met -ringsteken op de Hallerweide, was Agnes in die op elkaar gedrongen -menschenmassa van haar familie afgeraakt, en zij liep gevaar door het -gedrang, ontstaan door het schuw worden van een paard, in een sloot te -worden gedrongen, toen Albrecht, die voortdurend in haar nabijheid was -gebleven en haar in het oog had gehouden, plotseling bij haar was en -haar uit dat gevaar redde. Hiervoor hadden haar ouders hem hartelijk -bedankt en de heer Frey vergat het niet, maar hield den redder van -zijn dochtertje in dankbare herinnering, beantwoordde steeds minzaam -zijn groet op straat en bij voorkomende gelegenheden sprak hij hem -vriendelijk toe. - -Albrechts blos was Wilibald niet ontgaan en er speelde een glimlach -om zijn mond, toen hij sprak: "Het schoone is de wereld, waarin de -schilder leeft, en uw blik ziet scherp om het schoone te ontdekken. Hoe -gelukkig zijt gij, dat God u het talent heeft geschonken om weer te -geven, wat gij hebt gezien. Wat zou Agnes wel zeggen, als zij eens -wist, wat gij hebt gedaan! Wil ik het haar verklappen?" - -Met een smeekend gebaar wendde Albrecht zich tot zijn vriend: - -"Wilibald!" riep hij ontsteld en een donkere blos kleurde zijn gelaat. - -Wilibald klopte hem op den schouder: "Stel u gerust, Albrecht. Ik -zal u geen verdriet doen, 't was maar om u te plagen." - -Dit bevredigde Albrecht en opgewekt ging hij naar huis. - - - -Twee dagen later moest hij afscheid van zijn vriend nemen. - -Het was een moeilijk oogenblik en zeer lang trilde de smart der -scheiding in zijn hart na. Hij voelde zich zoo eenzaam en het werd -hem nu recht duidelijk, hoeveel hij had gehad aan Wilibald, in wiens -hart hij had gelezen als in een open boek, door wiens edel denken -hij zich mee omhoog gevoerd voelde, met wiens innigste gevoelens en -gewaarwordingen hij volkomen sympathiseerde en met wien hij als het -ware één was. - -En de afwezigheid van zijn vriend was nog pijnlijker, toen de gezellen -van meester Wolgemut, in plaats van te trachten hem zijn gemis te -vergoeden, nog ruwer en vijandiger tegen hem werden. - -Dit kwam daardoor, dat op zekeren morgen meester Wolgemut, die een -groot kerkschilderij onder handen had, Albrecht van het verf wrijven -afriep, en hem met eenige deftigheid het penseel overreikte, zeggende: -"Kom hier, mijn zoon--nu hebt gij lang genoeg als knecht dienst gedaan, -nu moogt gij toonen of uw hand in staat is om mij te helpen." - -En nu wees hij hem op de schilderij de plaats aan, waar hij moest -schilderen op dezelfde manier, waarop de meester was begonnen. - -Albrechts hart juichte en hij dankte zijn leermeester met een -veelzeggenden blik; doch zijn vreugde werd vergald, toen hij de -toornige gezichten der gezellen zag en later hun nijdige woorden moest -aanhooren. Hun verhouding werd steeds moeilijker en den geheelen dag -zag hij tegen den avond op en tegen het oogenblik, waarop zij zich -ter ruste moesten begeven, want hij deelde het slaapvertrek met de -overige gezellen. Dan werd de arme jongen geplaagd en gesard en deden -ze hun best hem zoo lang mogelijk uit den slaap te houden. - -Zou hij zich beklagen bij meester Wolgemut en hem vragen thuis bij -zijn ouders te mogen overnachten? Dikwijls was hij op het punt dit te -doen, maar hij bedwong zich, verdroeg zijn lot zwijgend en troostte -zich met de gedachte, dat deze moeilijke tijd toch niet altijd zou -duren en met de woorden, die hij in den bij Anton Koburger gedrukten -bijbel had gelezen: "Het is goed voor een man, dat hij het juk in -zijn jeugd draagt." - -Eindelijk verging den gezellen de lust tot plagen, ontwapend door zijn -onuitputtelijk geduld en Albrecht voelde zich gelukkiger, vooral ook -daardoor dat zijn leermeester, bijzonder tevreden over zijn werk, zich -steeds meer en meer aan hem liet gelegen liggen en hem nog moeilijker -arbeid toevertrouwde. In het begin van het jaar 1490 had Wolgemut -weder de opdracht van een groot altaarstuk gekregen. Hij had de schets -geteekend en was begonnen met het aanleggen der verschillende partijen, -toen men hem wederom ander werk opdroeg, dat geen uitstel duldde. Hij -bedacht zich niet lang en gaf Albrecht het penseel over met de woorden: -"Durft gij op u te nemen mijn werk voort te zetten, mijn zoon?" - -Albrechts oogen schitterden van innig geluk over het vertrouwen, -dat zijn meester in zijn kunst toonde en met vurige bezieling ging -hij terstond aan het werk; de penseelbehandeling en opvatting van -zijn leermeester waren hem zoo eigen geworden, dat hij volkomen in -zijn manier verder werkte. Het penseel ging zoo vlug over het doek -en de arbeid vorderde zoo snel, dat hij zelf er over verbaasd was. - -Toen Wolgemut den volgenden morgen binnentrad, bleef hij als aan den -grond genageld staan: "Wel, alle Heiligen! Wat hebt gij uitgevoerd, -Albrecht? Het is alsof de booze er bij in het spel is, zoo gauw gaat -het in zijn werk. Het is goed, dat ik niet later kwam, anders bleef -er voor mij niets meer te doen en zou ik niet van mijn geweten kunnen -verkrijgen het stuk met mijn W te onderteekenen! En kijk, wat hebt -gij mijn bedoeling juist gevat! Niemand kan hieraan zien, dat twee -verschillende handen er aan hebben geschilderd! Ik kan het met een -gerust hart voor mijn eigen werk uitgeven, het is één schoon geheel." - -Eenige maanden later hield meester Wolgemut Albrecht na het middageten -een oogenblik bij zich en sprak: "Mijn wakkere gezel, wij moeten -scheiden." - -Verschrikt keek Albrecht hem aan, maar glimlachend legde de meester -zijn hand op Albrechts schouder. "Neen, wij gaan niet in toorn en -onmin van elkaar, maar ik geef u mijn zegen mede. Wat ik u leeren kon, -hebt gij geleerd; nu moet gij zien, hoe andere meesters werken. Nu -is de tijd daar, waarop gij de wereld in moet en de kunst van andere -volken moet leeren kennen, opdat gij bij uw terugkomst uw kunst -volkomen machtig zult zijn en daardoor uw ouders en geboorteplaats -tot vreugde en eer zult strekken." - -Deze woorden maakten diepen indruk op den jongen man. Het was sinds -lang zijn hartewensch de wereld in te trekken en te onderzoeken wat -daar te zien was. Toch deed het hem leed te moeten scheiden van den -man, wien hij zooveel had te danken en die voor hem als een vader was -geweest, en daarom was zijn aandoening niet onvermengd, maar een van -vreugde en weemoed tegelijkertijd. - - - - - - - - -HOOFDSTUK VI. - -HET AFSCHEID. - - -De mis was uit; de menigte stroomde uit de kerk en verspreidde zich -in alle richtingen. - -"Wees gegroet, jonkvrouw!" sprak Albrecht Dürer op zachten toon tot -Agnes Frey, die hij bij den uitgang had opgewacht, en die nu met haar -kerkboek tusschen haar beide handen en haar oogen neergeslagen het -kerkgebouw verliet. - -Zij beantwoordde zijn groet met een kleine hoofdbuiging en liep door. - -"Mag ik met u meegaan?" vraagde Albrecht eerbiedig, "ik wilde u zoo -gaarne nog eens spreken, voordat ik weg ga." - -Agnes stond stil en zag hem ontsteld aan. "Gaat gij weg? Wat bedoelt -gij?" - -Albrecht knikte. "Mijn goede moeder is druk bezig alles voor mijn -reis in orde te maken en mijn knapzak te vullen, voordat ik de wereld -in trek." - -"O, hoe heerlijk voor u!" sprak Agnes snel. "Wat zal uw hart luid -kloppen van vreugde!" - -"Ja, ik voel een vurige begeerte om de wereld in te gaan, Gods werken -te bewonderen en vreemde zeden en gewoonten te bestudeeren. Maar -het doet mij leed mijn geboorteplaats, mijn tehuis en allen, die mij -lief zijn, te verlaten; daarbij loopt een reiziger allerlei gevaren, -en ik heb wel noodig, dat er veel voor mij wordt gebeden. Nu wilde -ik u vragen of ook gij in uw gebeden mij niet zult vergeten?" - -Met een blos boog Agnes het hoofd. "Iederen morgen in de mis zal ik -tot de H. Maagd voor u bidden." - -"O, hoe dank ik u daarvoor," zei Albrecht met warmte, "en zult gij -op een andere wijze ook nog eens aan mij denken?" voegde hij er -aarzelend bij. - -"Het scheiden zal mij minder zwaar vallen, als ik die troostende -gedachte mag meenemen." - -"Daar komt vader aan," fluisterde Agnes ontwijkend, doch zij trok -haar hand niet terug, toen de jonge man die greep en hartelijk drukte. - -Hans Frey, de koopman, die ook in de mis was geweest en hen nu had -ingehaald, beantwoordde vriendelijk Albrechts groet en voegde er bij: -"Meester Michel Wolgemut heeft mij verteld, dat gij morgen de wijde -wereld intrekt." - -"Ja, edele heer, en de meester heeft mij zijn zegen meegegeven," -antwoordde Albrecht ernstig. - -"Welnu, neem ook mijn zegen mee, Albrecht," zeide de heer Frey op -vaderlijken toon en hij drukte den jongeling de hand. "Als uw tijd -het u veroorlooft, ga dan met ons mee naar huis, dan kan ook mijn -vrouw afscheid van u nemen. Ik ben er zeker van, dat zij daarop is -gesteld, want zij houdt van u en heeft evenals ik groote achting -voor uw ernstige levensopvatting en uw heerlijke kunst." Albrechts -hart klopte luid en hij behoefde waarlijk niet tweemaal te worden -uitgenoodigd. Hij had al lang gemerkt, dat de ouders van Agnes hem -goed gezind waren, doch dat zij zoozeer op hem waren gesteld, had -hij niet durven denken en vervulde hem met groote vreugde. - -Vrouwe Anna haalde een kan edele malvezij voor den dag en sprak tot -hem als een moeder tot haar kind; ook de heer Frey gaf hem vele goede -raadgevingen voor de reis mede en eindigde met de woorden: "Meester -Wolgemut heeft mij verzekerd, dat hij u niets meer kon leeren; en -ik denk, als gij terug komt, dat de leerling den meester de baas -zal zijn." - -Agnes stond stil in de vensternis en keek naar buiten alsof zij er -niets mee had te maken. Doch toen zij hem bij het afscheid nemen de -hand reikte en sprak: "Mogen al de heiligen u beschermen op al uw -wegen," zag Albrecht een traan in haar oog glinsteren en hoe gaarne -had hij haar daarvoor vurig gedankt, want daardoor verried zij hem, -wat er in haar hart omging en nu wist hij, wat hij reeds zoo lang -had begeerd te weten. Nu kon hij getroost zijns weegs gaan--nu was -de grootste smart van het scheiden verzacht.-- - -Op den avond van denzelfden dag zat de heele familie Dürer nog lang -bij elkaar, tusschen vader en moeder zat Albrecht en de andere kinderen -waren om de tafel geschaard. Droefheid was in aller blik te lezen, want -het gold hier een afscheid van verscheidene jaren en wie kon zeggen, -of Albrecht bij zijn terugkomst hen allen nog zou terugvinden. Hoe -onverwacht wordt menigeen uit den kring der zijnen weggenomen! En dan: -het was een tocht met vele gevaren--gevaren van roovers op de wegen en -in de bosschen, van roofridders, die den reiziger den weg versperden in -de bergpassen en van slecht volk in de herbergen--vooral dit laatste -was te duchten om den slechten invloed, dien zij op de ziel van zulk -een onervaren jongeling hebben konden. - -Zijn vader gaf hem vele nuttige wenken en raadgevingen en nam daarop -het gebedenboek, waarin hij iets toepasselijks opzocht en met diep -gevoelde vroomheid sprak hij het gebed uit, waarop allen eerbiedig -en van ganscher harte "amen" zeiden. - -Den volgenden morgen--'t was enkele dagen na Paschen--op den 11den -April, werd de klopper reeds vroeg op meester Dürers deur gehoord en -kwam Michel Wolgemut, om Albrecht mee uitgeleide te doen. - -Nauwelijks was hij binnengegaan, of twee andere vrienden kwamen met -hetzelfde doel: de een was meester Hans Traut, ook een schilder -uit Neurenberg en de ander Adam Kraft, meester in de beeldhouw- -en houtsnijkunst. - -Zij vonden Albrecht voor de reis gereed. Nog eenmaal drukte zijn -vader hem aan zijn borst en kuste zijn moeder hem vaarwel, zeggende -met trillende stem: "Ga in den naam des Heeren;" toen opende meester -Dürer de deur en de mannen traden naar buiten in de heerlijk frissche -atmosfeer van dezen helderen, mooien Aprildag. - -Zij begaven zich op weg over de Hooimarkt in de richting van -de Wöhrderpoort, in welker nabijheid de woning van Hans Frey -was gelegen. Albrecht verheugde zich er op, dat zij daar langs -moesten. Wie weet, of hij niet nog eenmaal haar, die zijn ziel -lief had, zou aanschouwen en misschien zou hij nog een enkelen -afscheidsgroet uit haar oogen mogen opvangen. Zij wist immers hoe -laat hij zou vertrekken. En nu zou hij kunnen zien of ook zij hem -lief had. Wanneer zij hem nu opwachtte aan het venster, zou hem dat -het bewijs zijn, dat zij hem lief had en zijn vertrek betreurde. - -Terwijl zijn begeleiders met elkaar in een ernstig gesprek waren -gewikkeld, keek hij tersluiks naar boven--en waarlijk, daar stond zij -voor het raam van haar eigen kamertje, met een wit doekje in de hand. - -Albrecht bleef eenige schreden achter, zoodat niemand zag, hoe hij -haar met de hand een groet toezond, en zijn hart klopte onstuimig, -toen zij die beantwoordde. Nu was hij gerust en nam getroost en moedig -afscheid van zijn vader en zijn vrienden. - - - - - - - - -HOOFDSTUK VII. - -IN DEN VREEMDE. - - -"Goeden avond, beste oom! Met wien heb ik u zoo even op het Marcusplein -zien staan?" sprak op zekeren Septemberavond van het jaar 1493 een -aanzienlijke Venetiaansche jonkvrouw een ouden heer aan, met wien -zij aan het "Canale grande" in een gondel stapte. - -"'t Is een Duitscher, lieve Bella," was het antwoord. - -"Een Duitscher? Zoo, hij is mij reeds dikwijls opgevallen met zijn -hooge, mooi gebouwde gestalte, zijn fiere houding en zijn edel, -schoon gelaat. Hoe heet hij?" - -"Albrecht Dürer uit Neurenberg." - -"Wat is hij?" - -"Kunstenaar." - -"Dat heb ik gedacht! men kan het hem aanzien. Is hij een beeldhouwer?" - -"Neen, hij is schilder. Mijn kleine Bella heeft dus in hem den -kunstenaar ontdekt? Wat hebben uw oogen goed gezien en welk een goeden -smaak hebt gij! Hij is dan ook een bijzonder mensch, die Neurenberger -en vereenigt in zich alles, wat iemand tot eer en sieraad strekt. Even -kunstvaardig als zijn hand is, zoo groot en edel is zijn hart en ieder -moet trotsch zijn zulk een man tot vriend te hebben. Maar het is niet -gemakkelijk om met hem in aanraking te komen, want die Duitschers -zijn zoo eenzelvig en gesloten." - -"Hoe hebt u het aangelegd, oom, om kennis met hem te maken?" - -"Signor Rodrigo Varini, die vurige vriend van kunstenaars en geleerden, -is mij behulpzaam geweest. Het is hem gelukt zijn hand op deze Duitsche -prooi te leggen en hem in zijn huis te lokken. Daar heb ik hem voor -het eerst gezien en gesproken en mocht ik een blik slaan in zijn -portefeuille, die een schat van teekeningen en schetsen bevat." - -"En wat is uw oordeel over zijn kunst?" vraagde Bella. - -"Hij is er nog niet geheel;" antwoordde haar oom. "Men kan zien, -dat hij de groote meesters, die hij op zijn reizen leert kennen, -bestudeert en zich hun uitstekende hoedanigheden eigen maakt; -maar men ziet ook terstond, dat hij niet alleen navolgt, doch een -eigen opvatting heeft. Hij heeft genie; en men behoeft waarlijk geen -profeet te zijn om te voorspellen, dat hij in de kunst een grooten -naam en onvergankelijken roem zal verwerven. Maar de indruk, dien -zijn kunst maakt, wordt nog verhoogd door zijn persoonlijkheid. Hij -is pas drie-en-twintig jaar oud, en toch is zijn levensbeschouwing -zoo ernstig, zijn optreden zoo waardig en zijn hart zoo rein, -vroom en onbesmet! Ik moet het bekennen: men voelt zich waarlijk -beschaamd als men in zijn reinen, open blik leest en naar zijn woorden -luistert. Alles wat laag en onedel is, is eindeloos ver beneden hem -en de dolle, losbandige begeerten der jeugd dringen niet door het -pantser van dit edele hart, dat slechts leeft voor het schoone." - -"O, hoe gaarne zou ik hem ook eens ontmoeten," zuchtte Bella, "want -hier te midden van al die onbeteekenende en lichtzinnige jongelui, -verlangt mijn hart vurig een man te zien, die zoo ten volle achting -en bewondering verdient." - -Haar oom keek met een vriendelijken glimlach naar het jonge, schoone -meisje. - -Hij begreep haar verlangen, want hij kende haar streven naar het -edele, haar liefde tot de kunst en haar bewondering voor het grootsche -en schoone. - -"Uw wensch kan gemakkelijk worden vervuld," sprak hij, "want dikwijls -is er een groote kring gasten bij signor Varini, als deze Duitsche -kunstenaar daar aanwezig is en ik zal de vrouw des huizes vragen u -ook eens te inviteeren." - -"O heerlijk, oom, ik dank u duizendmaal," riep Bella verrukt en drukte -haar oom de hand.-- - -In een der paleizen op het Marcusplein, de woning van Signor Varini, -was eenige dagen later een uitgelezen gezelschap bijeen--een groot -aantal bedienden in prachtige livrei, liep heen en weer in de groote -zaal om de gasten allerlei ververschingen aan te bieden. - -De genoodigden waren gedeeltelijk artisten, voor het overige -liefhebbers der kunst en allen waren onder den indruk der muziek, -die door de zaal weerklonk. Signor Varini was er in geslaagd een -beroemde zangeres voor dezen avond te engageeren, een kunstenares, -die sinds eenige weken te Venetië vertoefde, waar zij iedereen in -verrukking bracht door haar zang en spel. - -Nadat men ruimschoots van de muziek had genoten, verdeelde het -gezelschap zich in groepen in de verschillende vertrekken. In een -daarvan verzamelde zich al spoedig een kring om een jongen man, die -al de vragen, waarmee men hem bestormde, vriendelijk beantwoordde. Die -man was Albrecht Dürer. - -Zijn uiterlijk alleen won aller harten, maar nog meer wist hij door -zijn woorden te boeien. Hij had veel gereisd en van de wereld gezien en -had de gave het aan anderen op een aardige manier mee te deelen. Hoe -goed had hij alles waargenomen en welke bijzondere oogen moesten dat -zijn, die zooveel zagen, wat een ander zelfs niet opmerkte! - -Toen hij eindelijk vermoeid was van het vele spreken, noodigde Signor -Varini de gasten uit om een gezelschapsspel te doen en Dürer maakte van -die gelegenheid gebruik om zich in een afgelegen nis bij het venster -terug te trekken en zijn oogen te laten gaan over de drukte op het -Marcusplein, waarnaar hij steeds met evenveel belangstelling keek. - -Na eenige oogenblikken hoorde hij een zijden kleed in zijn nabijheid -ruischen en toen hij zich omkeerde, zag hij een jonge, schoone -Venetiaansche, die hem niet zonder verlegenheid en met bewondering -aanzag. - -"Zijt gij vermoeid dat gij zoo de eenzaamheid opzoekt?" vraagde zij. - -Dürer glimlachte. "Signor Varini geeft zijn gasten ook zoo veel -te genieten," - -"Gij zijt een Duitscher", sprak Signora Bella met een guitig lachje, -"en de Duitschers zijn spoediger bevredigd dan wij, Italianen." - -Dürer keek met welgevallen naar deze bekoorlijke jonkvrouw; de klank -harer stem en haar manier van spreken trokken hem zeer aan en daarom -noodigde hij haar beleefd uit plaats te nemen. Bella deed dit gaarne -en sprak: "Ik zou nog veel meer van Duitschland willen hooren. Is -het niet een erg ruw, onherbergzaam land? Hoe is het mogelijk, -dat de kunst kan bloeien onder dien grauwen hemel, vooral uw kunst, -meester Dürer? Gij moest het zonnige Italië tot uw woonplaats kiezen, -dan zou uw talent tot zulk een volkomene ontwikkeling geraken!" - -"Gij hebt gelijk, Signora," antwoordde Dürer met een hoffelijke -buiging. - -"Het zonnige, kleurrijke Zuiden is bevorderlijker voor den bloei der -kunst dan het ruwe, grijze noorden; maar de kunst is als de denneboom, -die welig tiert op den vruchtbaren boschgrond der dalen, maar ook -op de steile, dorre rotshoogten tot vollen wasdom komt. Denk eens -aan de Rijnstreek en de Nederlanden, denk aan Boheme [5] en aan mijn -geboorteplaats [6], op hoeveel groote meesters kan men zich daar niet -beroemen en welke heerlijke kunstproducten heeft hun hand geschapen!" - -"Goed gezegd!" riep Bella uit, "Van de meesters der scholen van Keulen -en Brugge [7] heb ik verscheidene werken gezien, ook van de Praagsche -kunstenaars en alle wekten evenzeer mijn bewondering." - -"O, hebt gij zooveel kennis van de kunst en liefde tot haar!" riep -Dürer uit, die zijn belangstelling in de Signora voortdurend voelde -toenemen. - -Bella lachte en tusschen haar lippen glinsterden haar kleine, -ivoorwitte tanden. - -"Het rijk van het schoone was van mijn jeugd af aan de wereld, waarin -ik leefde, en ik voel een vurigen eerbied en bewondering voor de -priesters der kunst... Hoe lang zwerft gij reeds op uw reizen rond?" - -"Reeds meer dan drie jaren," antwoordde Dürer. - -"O, wat moet gij dan veel hebben gezien! En als gij niet te veel -vermoeid zijt, zoudt gij mij een groot genoegen doen, mij er iets -van te willen vertellen." - -"Heel gaarne, Signora," verzekerde Dürer, die zich meer en meer -tot deze discipelin der kunst voelde aangetrokken. "Eerst ben ik -westwaarts getrokken en wel naar Colmar om kennis te kunnen maken -met Martin Schongauer, [8] dien grooten meester, die mij in mijn -leerjaren van groot nut is geweest en mij steeds met zijn kunst heeft -bezield. Van de eene stad ben ik naar de andere getrokken, hier en -daar eenigen tijd vertoevend, totdat ik Colmar bereikte, om toen te -bemerken, dat ik te laat kwam en dat meester Schongauer reeds twee -jaar in het graf rustte. Zijn broeders evenwel ontfermden zich over -mij en hielden mij bij zich, om mij veel te laten zien van hetgeen -de meester had nagelaten. Uit dankbaarheid schonk ik hun verscheidene -mijner werken en zij betuigden, dat het hun was alsof hun broeder ze -met eigen hand had geschilderd. Daarna ben ik een heel eind langs den -Rijn getrokken, maar nergens vond ik, wat ik zocht voor mijn studie, -want het was daar treurig met de kunst gesteld. - -"De groote meesters waren gestorven, en die nu het penseel voerden, -beteekenden niet veel, daarom was al mijn verlangen op Italië gericht, -en in het bijzonder op Venetië, waarvan te Neurenberg altijd met -zooveel lof wordt gesproken door de kooplieden die men steeds hier kan -vinden in het Duitsche handelshuis [9] en die zooveel wonderheerlijks -van de stad der lagunen te vertellen hebben." - -"En zijt gij het met hun verhalen eens?" vraagde Bella. - -Albrecht knikte bevestigend. "Het is mij alsof ik in een wonderland -ben. Mijn oogen zijn verblind door den glans van al het schoone. Het is -verbazend zooals de kunst hier alles beheerscht! Neurenberg moet zich -slechts met één groot kunstenaar, mijn leermeester, vergenoegen;--en -hier in Venetië vindt men een aantal kunstenaars, die om den voorrang -strijden, die elkaar niet navolgen, doch waarvan elk origineel is in -manier van werken en opvatting." - -"En wien bewondert gij het meest?" vraagde Bella. "De Bellini's, of -Bartolomeo, Vivarini, Marco Marziale, de Barbari's of Andrea Mantegna?" - -"Dien gij daar in de laatste plaats noemt," antwoordde Albrecht. "De -anderen begrijp ik minder goed, hoezeer ik ze ook bewonder; ik kan -mij moeilijk indenken in hun gedachten. Maar wat meester Mantegna -heeft geschilderd, dat begrijp ik en ik voel, dat er zielsverwantschap -tusschen ons bestaat, indien het tenminste den mindere tegenover den -meerdere past zoo iets te zeggen. - -"Menig uur heb ik reeds doorgebracht met het copieeren zijner werken -om ze mee naar huis te kunnen nemen." - -"Is het uw plan hier te Venetië alleen te studeeren en niet te toonen, -wat uw penseel reeds vermag te scheppen?" vraagde de Signora verder. - -Albrecht glimlachte: "Nu en dan als ik iets zie, dat mij boeit en -bezielt, grijp ik het penseel en tracht het weer te geven volgens -mijn eigen opvatting." - -"Hebt gij hier ook portret geschilderd?" - -"Ja, ook dat, nu en dan." - -Bella zweeg en keek den Duitschen schilder aan, alsof zij wilde zeggen: -"Ik zou wel eens aan mijn portret willen zien, waartoe de Duitsche -kunst in staat is." - -Dürer begreep dien blik en reeds zweefde een toestemmend antwoord op -zijn lippen. Hij was geheel onder den invloed dezer Italiaansche; -eerst hadden haar kunstkennis en enthousiasme hem aangetrokken en -langzamerhand was hij ook onder de bekoring van haar betooverende -persoonlijkheid geraakt. Welk een heerlijke arbeid die schitterende, -zwarte oogen vol uitdrukking, die blozende wangen, die klassiek -gevormde neus en vriendelijke, roode lippen op het perkament te -brengen! En daarbij de muziek harer taal te hooren en naar haar -bekoorlijk gebabbel te kunnen luisteren, hoe verrukkelijk moest dat -zijn! Een oogenblik zag hij haar diep in de oogen en gaf zich geheel -over aan de bekoring, die van haar uitging, doch toen ondervond hij -plotseling een zeer pijnlijke gewaarwording, die hem een donkeren -blos op de wangen joeg. - -Hij voelde dat hij hier den wensch des kunstenaars moest opofferen, -en hij beschouwde zijn vurige bewondering voor deze Italiaansche -schoone als ontrouw jegens haar, wier beeltenis in het diepste -heiligdom zijns harten leefde. - -Deze gedachte dwong hem een eind te maken aan het gesprek. Hij stond -op, boog beleefd voor de Signora en begaf zich weer bij het gezelschap, -dat reeds naar hem had uitgezien. - -Toen hij afscheid nam, vraagde Bella's broeder toestemming om den -inhoud zijner portefeuilles te mogen komen zien en zijn zuster mee -te brengen. - -Dürer antwoordde toestemmend en ontving daarvoor een dankbaren blik -uit Bella's oogen.-- -- - -Twee dagen later begaf Signor Carlo zich met zijn zuster naar het huis, -waar de Duitsche schilder zijn intrek had genomen. - -De waardin betuigde haar spijt: "Hij is niet thuis." - -Bella verborg haar teleurstelling niet en Carlo vraagde, of zij -misschien toch zijn kamer mochten zien. - -De vrouw zag er geen bezwaar in om de gasten binnen te laten, daar -het vertrek niet was afgesloten. - -Zij waren verrukt over het schoone arrangement. Aan den muur hing -een groot aantal schilderijen, die zij ternauwernood een blik gunden, -want al hun aandacht werd terstond in beslag genomen door een portret, -dat midden in de kamer op een schildersezel stond. - -"Dat is hij zelf!" riepen broeder en zuster als uit één mond en Carlo -voegde erbij: "Wat een meesterstuk!" - -Ja, hier had Albrecht Dürer het beste gegeven wat hij had. Het -edele, mannelijk schoone gelaat met zijn donkerblauwe oogen zag den -toeschouwer zoo ernstig aan en de indruk werd nog verhoogd door de -prachtige kleedij. Een rood kapje dekte de bruine, golvende haren, de -kraag om zijn hals was met een met goud gestikten zoom versierd, linten -van perzikkleur sloten de opengespleten mouwen en over de borst was -een schilderachtige draperie van grijs-blauw, met gele koorden afgezet. - -"Wat voor een blauwe bloem heeft hij daar in zijn rechterhand?" vraagde -Carlo, terwijl hij langen tijd in zwijgende bewondering verdiept het -portret had bekeken. "Wat zou hij daarmee willen zeggen?" - -"Zie eens, daarboven heeft hij iets geschreven, dat verklaart het -misschien," merkte Bella op. - -Carlo trad er dicht bij en las toen: "Mein Sach die gaht, als es oben -staht. [10]" - -"Dat is niet duidelijk," sprak hij hoofdschuddend, "wie kan dat -verklaren." Daarbij keek hij vragend naar de waardin, die zwijgend -op den drempel was blijven staan. - -"Die Duitsche schilder is een zeer vrome man," antwoordde zij. "Toen ik -hem vraagde, wat deze woorden beteekenden, wees hij naar boven en zei: -"God in den hemel is mijn hoop en mijn vertrouwen; in Zijn handen stel -ik mijn leven en al wat ik heb." Maar toen ik ook naar de beteekenis -van die blauwe bloem vraagde, wendde hij zich met een blos af en -sprak: "die bloem heet bij ons "mannentrouw."" Ik denk, dat er in -het vaderland een aardig meisje met liefde aan hem denkt en dat hij -haar gevoelens met evenveel trouwe liefde beantwoordt." Bella keerde -zich om en bekeek de andere schilderstukken; de uitdrukking van haar -gelaat was geheel veranderd en haar blikken dwaalden, zonder te zien, -van het eene schilderij naar het andere. Kort daarop drong zij er op -aan te vertrekken--men was toch waarlijk ook reeds te lang gebleven. - -Haar broeder voldeed niet zonder tegenzin aan haar wensch en hij -verwonderde zich onder het naar huis gaan over de stilheid van zijn -anders zoo vroolijke, spraakzame zuster. - -Dürer vernam bij zijn thuiskomst het bezoek, dat in zijn afwezigheid -aan zijn werkplaats was te beurt gevallen, en dacht, dat de beide -bezoekers het zouden herhalen, doch hij wachtte tevergeefs en zag -het schoone gelaat der Signora niet meer terug. - -In plaats van haar kwam kort daarop een landgenoot, de koopman Tucher -uit Neurenberg, die hem de groeten zijner familie overbracht en de -tijding, dat zij het thuis allen goed maakten. - -Ook hij was vol lof over het eigenhandig geschilderd portret van den -kunstenaar en vraagde na eenige oogenblikken; "Maar waarom hebt gij -dit groote portret op perkament in plaats van op paneel geschilderd?" - -"Omdat het dan kan worden opgerold en gemakkelijk worden verzonden," -antwoordde Dürer. "En ik heb een vriendelijk verzoek aan u. Wilt -gij het mee naar Neurenberg nemen en het mijn vader met een briefje -overhandigen?" De koopman had er niets op tegen en reeds enkele dagen -later was het portret op weg naar Neurenberg. - -Tucher had wel eens gaarne willen weten, wat er in het briefje stond, -want hij vermoedde wel, voor wie het portret eigenlijk was bestemd. In -geheel Neurenberg was het geen geheim meer waarom jonkvrouw Agnes -Frey sedert Albrecht Dürers vertrek zoo stil was geworden en uit het -feit, dat de oude meester Dürer den heer Hans Frey dikwijls bezocht, -begreep men het overige. - -Tucher had tegelijkertijd den jongen kunstenaar te kennen gegeven, -dat het de wensch zijns vaders was, dat hij nu eens zijn terugkomst -moest bepalen, en aan dien wensch gehoor gevende, zeide Albrecht -spoedig daarop Venetië vaarwel en trok wederom noordwaarts naar Tyrol. - -Opgewekt reisde hij verder--hij ging immers naar huis om allen, die -hij liefhad, terug te zien na een vierjarige afwezigheid. Maar het -Tyrolerland was te schoon om er snel door te reizen. Hoe mild had hier -de Schepper Zijn heerlijkheid ten toon gespreid; hoe genoot hier het -oog van den kunstenaar, die het schoone beter dan iemand anders weet -te ontdekken en te waardeeren. Menigmaal voelde hij zich gedrongen -stil te houden en met teekenstift of penseel een schets te nemen van -het schoone en opmerkenswaardige, dat de natuur aanbood. Soms was het -een boomgroep, of een rotsachtig gedeelte, dan weer een landschap, -een burcht of een stad. - -Zijn hart klopte luider toen hij aan de bergpas kwam, waardoor -eenmaal zooveel zijner landgenooten waren getrokken en met hun bloed -den bodem hadden gedrenkt: de Venetiaansche kloof. Hij kon het niet -van zich verkrijgen verder te gaan, voordat hij deze romantische -plek geschetst in zijn portefeuille kon meenemen. Ook vertoefde hij -lang op een hoogte bij Triënte om vol geestdrift die schilderachtig -gelegen stad in haar geheel met frissche kleuren weer te geven. En -toen hij Innsbruck naderde juichte zijn ziel bij den aanblik van -deze parel van Tyrol en terstond kwamen palet en penseelen weder -voor den dag. Hij nam het gezicht op deze stad van de noordzijde, -zoodat de Inn den voorgrond inneemt en dicht langs de huizen stroomt, -die zich in den vloed weerspiegelen. Op den achtergrond verheffen -zich majestueus de sneeuwbergen in het zachte blauw des hemels, -waarin kleine, witte wolkjes zweven. - -Meer en meer naderde Albrecht de Beiersche grenzen. Nu bleven de -penseelen weggeborgen en zijn hart ging open, toen hij voor het -eerst zijn eigen taal in de ooren hoorde klinken. O Vaderland! gij -heerlijk! innig geliefd woord! - - - - - - - - -HOOFDSTUK VIII. - -VERVULDE WENSCHEN. - - -Op een morgen in Juni van het jaar 1494 werd de koperen klopper -drie malen op de huisdeur van den heer Hans Frey neergelaten, en -daar stonden meester Dürer en zijn zoon, uitgedost in hun schoonste -kleedij. Zij werden klaarblijkelijk verwacht, want al de huisgenooten -waren eveneens in feestgewaad; alles in huis blonk en glom en op -de tafel in de ruime woonkamer stond een heerlijke ruiker witte en -roode rozen. - -Toen de klopper zich liet hooren, verlieten de moeder en dochters het -vertrek en de heer des huizes trad op den drempel om de binnenkomenden -te verwelkomen. De begroeting had met veel ernst en deftigheid plaats -en meester Dürer en zijn zoon traden binnen. - -"Veroorloof mij te vragen, wat u hierheen voert?" begon Hans Frey -op afgemeten toon. Hij wist wel met welk doel de beide mannen waren -gekomen, maar het was in dien tijd het gebruik deze vormelijke vraag -te doen. - -Op even deftige wijze antwoordde meester Dürer: "God geve u en uw huis -heil en voorspoed! Ik kom tot u voor mijn oudsten zoon Albrecht, die -na zijn terugkomst uit den vreemde niet meer aan anderen ondergeschikt -behoeft te zijn, en nu van plan is een eigen huis in te richten en -daarin een huisvrouw binnen te leiden. Aangezien hij hiervoor de oogen -op uw oudste dochter heeft geslagen, en het genoegzaam is bekend, -dat de jonkvrouw hem genegen is, zoo kom ik uit zijn naam u vragen, -heer Hans Frey, of gij uw dochter Agnes aan mijn zoon Albrecht ten -huwelijk wilt geven." - -Hans Frey kuchte even en antwoordde toen: "Met lof spreekt een ieder -over uw zoon, meester Dürer, niet alleen wat zijn kunst betreft, -maar ook om zijn deugdzamen, reinen levenswandel. Gaarne geef ik dus -gehoor aan uw verzoek en ik stem toe in het huwelijk mijner dochter -met uw zoon Albrecht." - -De mannen drukten elkaar de hand en daardoor werd de verloving -bekrachtigd, want in dien tijd had de vader het recht de hand zijner -dochter te schenken aan wien hij wilde. Doch zij werd niet beschouwd -als een willooze koopwaar, zooals nog vroeger het geval was, neen, de -tijden waren ook in dit opzicht beter geworden, men had meer eerbied -gekregen voor de rechten der vrouw en daarom werden de wenschen der -dochter wel degelijk in acht genomen en besliste men na haar zelve -ernstig te hebben geraadpleegd. - -Nu ging Hans Frey naar de aangrenzende kamer en wenkte Agnes, die -daarop met neergeslagen oogen, blozende wangen en kloppend hart op -den drempel verscheen. - -"Zie," sprak haar vader, "het is om uwentwil, dat wij heden bezoek -ontvangen van meester Dürer, die voor zijn zoon Albrecht uw hand -komt vragen. En nadat ik mijn vaderlijke toestemming heb gegeven, -vraag ik eerst aan u, Albrecht Dürer, begeert gij mijn dochter Agnes -tot uw wettige huisvrouw?" - -Het antwoord werd met luide stem gegeven: "Ja, van ganscher harte!" Nog -tweemaal herhaalde Hans Frey zijn vraag en telkens volgde daarop -hetzelfde antwoord. - -Daarop wendde de vader zich tot zijn dochter en vraagde op dezelfde -wijze: "Agnes, begeert gij den jongen Albrecht Dürer tot uw wettigen -echtgenoot?" Ook uit haar mond klonk het, wel minder luid, doch even -vurig: "Ja, van ganscher harte," en zoo tot driemaal toe. - -Toen legde haar vader hun beider handen in elkaar en de zijne er -op leggende, sprak hij: "Albrecht, ik vertrouw Agnes aan u toe, -evenals Christus de sleutels van het Rijk des hemels aan Petrus heeft -toevertrouwd. Agnes, ik vertrouw u Albrecht toe, evenals Christus aan -Petrus de sleutels van het Rijk des hemels heeft toevertrouwd." Toen -nam hij een zwaard uit den hoek, zette een hoed op de punt en stak een -gouden ring aan het gevest, nam daarna een mantel en een penning en -voerde de verloofde tot haar bruidegom met de woorden: "Hiermee geef ik -mijn wettig kind over in uw trouw en genade, en vraag u ter wille van -het vertrouwen, waarmee ik haar aan u afsta, dat gij een rechtvaardig -en goedertieren leidsman en een trouw beschermer voor haar zult zijn." - -De bruigom hief plechtig de hand op met den eed: "Ik zweer het voor -het aangezicht van den alomtegenwoordigen God!" - -"Neem haar dan tot uw echtgenoot, haar, die gij hebt -uitverkoren!" sprak Hans Frey en nu trapte de bruigom zijn bruid op -haar voet, om daarmee te toonen, dat hij haar heer en meester was, maar -daarna sloot hij haar in zijn armen als bewijs, dat zijn heerschappij -zacht en liefdevol zou zijn en gaf hij haar den verlovingskus. - -Een paar uren later was de ruime huiskamer gevuld met de verschillende -familieleden der verloofden, die allen hun gelukwenschen en -geschenken kwamen aanbieden; deze laatsten echter moesten binnen -zekere grenzen blijven volgens ingewortelde, overdreven bemoeizucht -der stedelijke regeering, die hierop strenge beperkingsverordeningen -had uitgevaardigd. - -Het was alleen aan de beide naastbestaanden veroorloofd de bruid een -gouden ketting ter waarde van achttien gulden en een zilveren gesp -tot den prijs van vijftien gulden op zijn hoogst te schenken. - -Aan een welvoorzienen disch bleven de gasten gezellig bijeen tot den -avond en op aller gezichten stond te lezen, hoezeer men was ingenomen -met deze belangrijke gebeurtenis. - -Hans Frey, hoe rijk en gezien ook in de oogen aller ingezetenen, -zag volstrekt geen vernedering in het huwelijk zijner dochter met den -zoon van een goudsmid; hij, de begaafde man, zelf bedreven in de kunst, -voornamelijk in zang en spel, rekende het zich tot eer, de hand zijner -dochter te mogen schenken aan een man, van wien hij voor de kunst de -grootste verwachtingen koesterde. Meester Dürer was bovenmate verheugd -en dankbaar, dat zijn zoon zulk groot geluk was ten deel gevallen, en -al zag hij in het begin wel een weinig op tegen den omgang met deze -aanzienlijke familie, spoedig voelde hij zich bij hen geheel thuis -door de welgemeende vriendelijkheid, waarmee men hem tegemoet kwam. - -Het gelukkigst van allen waren natuurlijk de beiden, die het middelpunt -der algemeene vreugde uitmaakten. Hun wederzijdsch, stilzwijgend -verlangen was nu bevredigd, ze konden elkander nu vrijuit vertellen, -hoe lief zij elkaar hadden en met verrukking hoorde Albrecht de -bekentenis van Agnes, dat zij hem als knaap reeds in stilte heel -gaarne mocht lijden.-- - -Den 7den Juli op St. Margriet, werden de deuren der Sebalduskerk -geopend voor een deftigen stoet: Albrecht Dürer geleidde zijn lieve -bruid naar het altaar. Beide trokken aller blikken tot zich en vol -bewondering was men het hierover eens, dat nooit een mooier paar deze -kerk had betreden. - -Hoe schoon kwam Albrecht Dürers statige gestalte uit in het blauw -fluweelen wambuis, den zwarten met bont afgezetten mantel en hoe goed -stond hem de met goud doorvlochten bruigomskroon van sterkriekende -kruiden! En hoe lief zag de bruid er uit in haar wit zijden kleed, -waarvan de lange sleep met blauw fluweel en schitterende paarlen was -omzoomd; hoe liefelijk was de blos op haar wangen onder den bruidkrans -van rozemarijn met vergulde bladeren! - -Het jonge paar werd gevolgd door een langen prachtigen stoet van -bruidsjuffers en jonkers en verdere bruiloftsgasten. - -Onder plechtige orgelmuziek trad het jonge paar voor het altaar, waar -hun door den priester de vraag werd gedaan, of zij elkaar wenschten -te huwen en elkander trouw wilden blijven tot in den dood; waarop -hij hun handen vereenigde en hen zegende met de woorden: Ego coniungo -vos in nomine Patris et Filii et spiritus sancti. Amen. Daarop maakte -hij over hen het teeken des kruises, besprenkelde hen met wijwater, -stak hun den gouden ring aan den vinger en besloot de plechtigheid -met een gebed, waarop het koor de huwelijksmis aanhief. - -Intusschen waren in de groote zaal van het raadhuis een groot aantal -tafels aangericht voor het bruiloftsmaal. Het bruidspaar nam aan de -middelste plaats met de beide ouderparen, den overigen werd een plaats -aangewezen volgens rang en geslacht. Terzijde zaten de muzikanten, -die de gasten met hun deuntjes opvroolijkten. - -Aan elke tafel dienden twee schenkers, en een omroeper ging van de -eene tafel naar de andere, om in fraaie rijmpjes tot eten uit te -noodigen--dat was zoo de gewoonte. - -Als de muziek ophield, kwam de hansworst om met zijn grappen de -vroolijkheid te verhoogen--trouwens, hij had zich die moeite kunnen -besparen, want voortdurend nam de luidruchtigheid toe en de muzikanten -hadden het overdruk om met hun trompetten en pauken al de toasten -te beantwoorden. - -Nadat men ruimschoots had genoten van de spijzen en dranken, had de -brandschatting plaats. Het eerst verscheen de kok met den schotel, -die bij de gasten moest rondgaan en waarin de gaven moesten worden -gelegd. Met hetzelfde doel kwam de keldermeester met zijn drinkhoorn, -de braadspitdraaier, de vrouw, die de vaten moest wasschen, en -eindelijk de armvoogd met de bus voor de arme luitjes; allen werden -rijkelijk bedeeld met klinkende munt. - -Na afloop van den maaltijd kwam een der bedienden met een zilveren -schaal en een meid met een handdoek, en gingen beurt voor beurt naar -elk der gasten, om hen uit te noodigen hun handen te wasschen. Nadat -hieraan was gehoor gegeven, was het trompetgeschal het sein, -dat men zich voor het dansen naar de benedenzalen moest begeven, -terwijl de bruiloftsoep, waarvoor de vader van de bruid een vetten -os ten geschenke had gegeven, werd verzonden aan de kerkdienaars, -de raadsbedienden, de zieken in het hospitaal en eveneens aan de -doortrekkende reizigers in de herbergen. Het was 's avonds laat, -toen men het jonge echtpaar met fakkellicht naar het huis van den -vader der bruid begeleidde. - -Maar daarmee waren de feestelijkheden niet afgeloopen; den volgenden -dag namen ze daarentegen nog toe. Reeds in den vroegen morgen -verschenen de gasten weer om hun geschenken aan te bieden. Het eerst -van allen was de bruigom in het vertrek der bruid binnengetreden om -haar het eerste geschenk te brengen: een kostbare parure van goud met -echte parelen, robijnen en smaragden, een meesterstuk van den ouden -Dürer en een verrukkelijk schilderij van zijn eigen hand, een landschap -in Tyrol. De overige gasten wedijverden met elkaar in bewijzen hunner -liefde en achting, waaraan geen einde scheen te zullen komen. Daarna -ging men wederom gezamenlijk ter kerke, en nu droeg de jonge vrouw het -haar niet meer loshangend zooals tot nu toe, doch opgebonden onder -een muts, als bewijs dat zij nu het huwelijksjuk droeg. Na de mis -legde het jonge echtpaar hun gave op het altaar en ontving den nazegen. - -Na deze kerkelijke plechtigheid trok men weer naar het raadhuis, -om zich daar nogmaals te vereenigen aan een welvoorzienen disch, -die in pracht en overvloed den eersten nog overtrof en een bewijs -was van den grooten rijkdom van Hans Frey. - -Na afloop daarvan ging men onder vroolijken zonneschijn naar de veste, -waar onder de linde op het voor ieder toegankelijke plein, met dansen -de feestelijkheden zouden worden besloten. - -Evenals den vorigen avond was het laat, toen de fakkels weder werden -aangestoken om het jonge paar naar huis te begeleiden. Nu ging -men evenwel niet naar het ouderlijke huis der bruid, maar naar de -woning van den ouden meester Dürer, want Albrecht volgde niet het -gebruik om bij zijn schoonvader te gaan inwonen, maar verkoos het -huis zijner ouders, omdat hij dan steeds in de nabijheid van zijn -ouden, gebrekkigen vader kon zijn en zijn kinderplicht tegenover den -grijsaard beter vervullen. - -Het was wel wat bekrompen wonen in het huis van meester Dürer en deze -keek zijn schoondochter wel eens met bezorgden vragenden blik aan, -omdat hij vreesde, dat het haar, die zooveel weelde was gewend, -moeilijk zou vallen zich in deze bescheiden omstandigheden te -schikken--doch zijn vrees was ongegrond: Vrouwe Agnes was volkomen -tevreden met de beperkte ruimte, nu zij die deelen mocht met den man, -met wien zij onuitsprekelijk gelukkig was. - - - - - - - - -HOOFDSTUK IX. - -HET HUWELIJKSLEVEN. - - -De ondergaande Aprilzon wierp haar purperen gloed in de werkplaats -van Albrecht Dürer, waar de kunstenaar met zooveel inspanning en -ijver aan een groot stuk schilderde, dat de zweetdroppels op zijn -voorhoofd parelden. - -Er werd aan de deur geklopt en eenigszins ontstemd over de stoornis -keek de schilder van zijn werk op, doch dadelijk hernamen zijn oogen -hun vriendelijke uitdrukking, toen hij in den binnenkomende zijn -ouden leermeester herkende. - -"Zijt gij nog zoo laat aan den arbeid?" vraagde Wolgemut. "Gij moest -uw oogen meer sparen." - -"Ik heb haast," antwoordde Dürer, "want het is nog slechts drie dagen -vóór het feest ter eere der tentoonstelling van de rijksinsignes en -kleinoodiën." [11] - -"Wilt gij daar deze schilderij ten verkoop aanbieden? Nu, gij zult -er ongetwijfeld eer mee inleggen. 't Is een meesterstuk. O wat heeft -God u bevoorrecht! Ik zou bijna jaloersch worden, als ik zie hoever -de leerling den meester boven het hoofd is gegroeid; doch Johannes -de Dooper bewaart mij voor nijd en afgunst." - -"Johannes de Dooper?" vraagde Dürer verwonderd. - -"Ja zeker!" knikte Wolgemut. "Niet lang geleden las ik in den -bijbel van Anton Koburger en ik was getroffen door een tekst, die -mij mijn tevredenheid terug gaf. Het was in het derde hoofdstuk van -het Evangelie van Johannes, waarin ik las, dat de Dooper tot hen, -die niet konden verdragen, dat Jezus van Nazareth hun leeraar in de -schaduw stelde, zeide: "Hij moet wassen en ik moet minder worden." Hoe -ootmoedig was hij en toch hoe groot juist daardoor, dat hij zich -zoo vernederde! En ik wil hem navolgen en hem gelijk trachten te -worden, opdat ik mij van ganscher harte daarin kunne verheugen, dat -de discipel meer is dan zijn leermeester. God zegene u!--En hoe gaat -het overigens, Albrecht?" - -"Mij gaat het goed, meester," antwoordde Dürer, "ik heb alle -reden om God te danken voor Zijn goedheid, want ik ben gezond -en vol moed en levenslust, al heb ik in den laatsten tijd vrij -wat onaangenaamheden ondervonden door mijn gezellen, die met mijn -schilderwerk rondreizen. Velen hunner blijken schelmen te zijn, die -zeer ontrouw hebben gehandeld met het werk, dat ik aan hun zorgen -had toe vertrouwd, en mij slechts een klein deel der opbrengst -hebben gebracht. Een ander, wien ik geld had geleend, heeft mij ook -schandelijk bedrogen. Doch hoewel ik door deze wederwaardigheden veel -schade heb geleden en de zorg voor mijn ouders en jongere broeders -op mij neerkomt, zoo heb ik door Gods goedheid steeds alles gehad -wat noodig was en nooit gebrek geleden." - -"Hoe gaat het met uw vader?" vraagde Wolgemut deelnemend. "Ik heb -gehoord, dat hij ziek te bed ligt." - -Dürer knikte toestemmend: "Hij ligt reeds vijf dagen te bed. De -acht-en-zestig-jarige is zeer zwak en mag maar heel weinig in de -werkplaats arbeiden. Zijn oogen zijn slecht en zijn handen beven; -Andreas mijn broeder, is nu veel aan zich zelf overgelaten, maar het is -een flinke knaap, die bij vader goed heeft geleerd. Ik dank God, dat -Hij mij mijn Agnes heeft gegeven! Zij helpt mijn moeder zoo trouw met -oppassen en verpleegt den ouden man, alsof hij haar eigen vader ware." - -"Ja," sprak Wolgemut, "het verblijdt mij ook zoo, dat God u in haar -zulk een heerlijken schat heeft gegeven. Houd haar in eere!" - -"Die vermaning is waarlijk niet noodig," antwoordde Dürer glimlachend, -"want ik weet zelf het best welk een kostbaar kleinood zij is." - -Wolgemut trad nu dicht bij den ezel om het werk nauwkeurig te kunnen -beoordeelen, en daarna sprak hij: "Het is dus uw plan het op het feest -ten verkoop ten toon te stellen? Dan zult gij u moeten haasten want -ik zag reeds een groote menigte vreemdelingen voor het feest aankomen." - -Dit feest was ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en -kleinoodiën, waarvan Neurenberg, als middenpunt van het Duitsche -rijk, de eer genoot die te mogen bewaren. Jaarlijks, in de lente, -werden die kleinoodiën aan het volk vertoond en sinds de regeering van -koning Sigismund werd er bij deze gelegenheid een groote jaarmarkt of -kermis gehouden, die zooveel menschen uit alle deelen des lands trok, -dat er in de herbergen nauwelijks plaats genoeg was. - -Meester Wolgemut bleef nog eenigen tijd met zijn voormaligen leerling -praten, totdat Vrouwe Agnes verscheen, met wie hij nog eenige woorden -wisselde; toen vertrok hij. Vrouwe Agnes zag er vermoeid uit. Reeds -sedert twee dagen was zij niet te bed geweest en zij had daarbij veel -huishoudelijke plichten moeten waarnemen. Zij ging stil bij de tafel -zitten met haar moe hoofd op de hand steunende. - -Dürer ging naar haar toe en kuste haar op het voorhoofd. "Mijn arm -vrouwtje, wat rust er nu veel op uw schouders! Gij hadt zeker wel -gedroomd, dat gij het beter bij mij zoudt hebben!" - -Met zacht verwijt keek Agnes naar hem op. "Foei, stoute man, hoe durft -gij zoo iets zeggen! Van mijn vroegste jeugd af heb ik ledigheid nooit -kunnen uitstaan, en hoe heerlijk vind ik de grootste drukte en moeite, -waar het u geldt!" - -"Mijn lieve vrouw!" riep Albrecht in vervoering en hij drukte zijn -Agnes vurig aan zijn hart. Toen ging hij tegenover haar zitten om met -haar te babbelen, want het was veel te donker geworden om nog te kunnen -schilderen. Langzamerhand antwoordde Agnes weinig of niets meer, hij -zag hoeveel moeite zij had om haar oogen open te houden--en eindelijk -vielen ze dan ook toe en sliep zij. Toen stond hij zachtjes op, nam -perkament en potlood en teekende Agnes uit, zooals zij daar zat met -haar schort en witte muts, en met de kin op haar hand steunende. - -Het was een vluchtige schets, een aardigheid, maar niettemin was Agnes -blij verrast, toen zij bij haar ontwaken zich zelve op deze wijze zag -weergegeven. Ondertusschen kwam Hans binnenstormen, Albrechts jongste -broeder en de lieveling zijner ouders, de eenige, die behalve Albrecht -en Andreas, van de achttien kinderen nog in leven was. - -Hij liep luid schreiend op Agnes toe en zag er erbarmelijk uit: zijn -gezicht was met bloed beloopen en de flarden hingen bij zijn wambuis. - -"Om 's hemels wil, Hans, wat is er gebeurd?" riep Vrouwe Agnes. - -"Wij waren aan het spelen bij de "mooie bron" en toen heb ik een duw -gekregen, waardoor ik gevallen ben," huilde het kind. - -Vrouwe Agnes haalde gauw uit de keuken een kom met frisch water en -een linnen doek, waarmee zij Hans gelaat afwiesch, terwijl zij hem -allerlei troostwoorden toesprak; daarop trok zij zijn buisje uit en -ging het dadelijk verstellen. Albrecht keek met een innig gelukkige -uitdrukking in zijn oogen naar alles, wat zijn vrouw deed, hij zag -weder duidelijk welk een warm, liefhebbend hart zij had. Hoe vurig lief -moest zij haar echtgenoot hebben, dat zij zelfs aan zijn broertje en -zijn overige familieleden zooveel trouwe zorgen wijdde! Zwijgend zag -hij hoe haar zachte handen de naald hanteerden bij dezen ongewonen -arbeid, want thuis had zij zich nooit met dergelijk werk behoeven -te bemoeien; dat deden de dienstboden, die zij bij alles tot haar -beschikking had gehad en haar een gemakkelijk leventje hadden bezorgd. - -Toen zij klaar was, trad Albrecht op haar toe en sloot haar in zijn -armen: "Wat zijt gij toch goed en lief, Agnes! Dikwijls voel ik mij -beschaamd, als ik bedenk, hoe weinig ik u waard ben." - -Agnes legde haar hand op zijn mond: "O wees stil, dan spreekt gij -ten minste niet langer onwaarheid, stoute man! Geloof mij liever, -als ik zeg, dat ik het ben, die mij dikwijls zoo beschamend onwaardig -tegenover u voel. Maar laat mij nu gaan om voor het avondeten te -zorgen." Tegelijkertijd wikkelde zij zich uit zijn omarming los en -dekte de tafel. Maar voordat zij zelf ging zitten, liep zij snel de -trap af naar de kamer in het onderhuis, waar de oude Dürer te bed -lag en bracht hem zijn soepje. Zij had deze zorg op zich genomen, -opdat haar schoonmoeder zich geheel aan de verpleging van den zieke -zou kunnen wijden. - -"Hoe komt het toch, lieve Agnes, dat alles wat gij klaar maakt -zoo heerlijk smaakt?" vraagde Albrecht aan tafel. "Doet gij -er iets bijzonders in?" Vrouwe Agnes keek verwonderd op: "Iets -bijzonders? Neen, alleen een weinig liefde." - -Eerst moest Albrecht hierom lachen, doch toen kreeg zijn gelaat -een peinzende uitdrukking en na eenige oogenblikken zei hij: "Ja, -gij hebt gelijk, dat is het, dat is het!" - -En nu deed hij de eieren met spek eer aan. - - - - - - - - -HOOFDSTUK X. - -HULP BIJ DEN ARBEID. - - -Er volgde een warme zomer op de lente. Een drukkend zwoele temperatuur -heerschte in Neurenberg, waar de straten als uitgestorven schenen. Al -de burgers, die er tijd en geld voor hadden, ontvluchtten die benauwde, -ongezonde atmosfeer en zochten de bosschen en de berglucht op, -vooral ook omdat de sterfte bedenkelijk toenam en men bang was voor -het uitbreken van de pest. - -Een heete Augustusdag liep ten einde en vele wandelaars bewogen zich -in de richting der stadspoorten om in het nabijgelegen Lorenzer- -en Sebalderwoud zich te verkwikken aan de frissche, reine koelte, -die in de schaduw der oude eiken en beuken waaide.-- - -Vrouwe Agnes trad bij haar man in de werkplaats binnen: "Zouden wij -niet een oogenblik gaan wandelen na al den arbeid en de hitte des -daags, beste Albrecht?" vraagde zij op den drempel staande. - -"Ik zou het heel graag doen, Agnes," antwoordde Dürer, terwijl hij -ophield met schilderen. "Ook ik zou gaarne eens frissche lucht gaan -scheppen, maar mijn plicht houdt mij aan het werk. Zie eens, hoeveel -ik nog aan dit schilderij heb te doen, en over zes dagen komt hij er -voor, die het mij heeft opgedragen. Het heeft mij weinig geholpen, -dat ik 's morgens met de zon opstond en niet voor middernacht naar bed -ging. Ik krijg voortdurend meer bestellingen en het is mij onmogelijk -alles alleen uit te voeren, zonder vóór mijn tijd geheel op te zijn." - -Vrouwe Agnes trad op haar echtgenoot toe en legde haar hand op zijn -schouder: "Zoo mag ik u hooren spreken, want nu zijn wij het eens. Heb -ik u niet duizendmaal gevraagd, om het voorbeeld van uw leermeester -Wolgemut te volgen en gezellen die u bij uw arbeid kunnen helpen bij -u te nemen, en die u in staat stellen, alle bestellingen, die men u -doet, uit te voeren? Gij hebt nooit naar mijn raad willen luisteren, -en nu ben ik heel blij, dat gij van meening zijt veranderd." - -"Toch schik ik mij met grooten tegenzin in deze noodzakelijkheid," -antwoordde Dürer, "want mijn ziel komt in opstand tegen de manier, -waarop men tot nu toe de kunst heeft verlaagd. Veel liever schilderde -ik alles alleen. Dikwijls heb ik bij meester Wolgemut met eigen oogen -gezien, hoe de gezellen een werk van den meester geheel bedierven, -zoodat men duidelijk kon zien, dat verschillende handen er aan -hadden gewerkt. Ja, als ik iemand kon vinden, wiens arbeid volkomen -op den mijne geleek, zooals het eene ei op het andere, dan zou ik -hem gaarne bij mij nemen; doch hoe moeilijk vindt men dat! Evenals -elk vogeltje in het woud zingt zooals het gebekt is, zoo heeft elk, -wien God de gave der schilderkunst heeft verleend, zijn eigen manier -om het penseel te voeren." - -"Dat is wel waar," beweerde Agnes, "maar in de werkplaats onderwijst -de meester den leerling en daardoor krijgt deze de manier van zijn -leermeester. - -"Waart gij zelf niet vol lof over Hans Schäufelein, die ook bij meester -Wolgemut heeft gewerkt en over Albrecht Altdorffer? Gij zelf hebt hun -kunst en bekwaamheid geprezen. En van Schäufelein hebt gij gezegd, -dat zijn kunst veel overeenkomst met de uwe had." - -"Gij hebt gelijk," antwoordde Dürer, langzaam met het hoofd -knikkend, "maar wat baat het of wij al over den Nördlinger schilder -praten? Sedert een jaar is hij reeds weg en wie weet, waar hij nu is." - -"Nu dan," sprak Agnes ernstig en zij legde haar hand op Albrechts arm, -"kom hier en zie eens in den spiegel, hoe bleek gij zijt en welke -kringen gij onder de oogen hebt! Al dikwijls heb ik met stillen -angst er naar gekeken! Als gij geen gezellen wilt nemen of er geen -kunt vinden, dan blijft er niets over dan dat gij een groot deel der -opdrachten afwijst.--Maar laten we nu dit vervelende onderwerp laten -rusten en gebruik maken van het overige van den avond om een weinig -frissche lucht te gaan scheppen." - -Dürer streek de weelderige lokken van zijn voorhoofd en knikte zijn -vrouw toe: "Ik wil het niet weigeren, lieve Agnes, vooral daar ik -wel begrijp, dat gij het meer om mijnentwil dan voor u zelve vraagt." - -Hij verwisselde zijn werkbuis voor een betere kleeding, zette zijn -baret op en ging met zijn vrouw uit om buiten de stad te wandelen. - -Nauwelijks waren zij buiten de poort gekomen, toen een jonge man op hen -toe trad en beleefd het hoofd ontblootte: "Gegroet, Meester Dürer! Wel, -wat een geluk, dat gij de eerste zijt, die ik bij Neurenbergs poorten -ontmoet! Want, juist om bij u aan te kloppen, ben ik hier gekomen." - -"Hoe, zijt gij het, Schäufelein?" riep Dürer verbaasd uit. "Het schijnt -mij waarlijk een beschikking des hemels, dat ik u ontmoet. Begrijp -eens, we spraken juist over u! En waarmee kan ik u van dienst zijn?" - -"Het is mijn hartewensch, dat gij de kroon wilt zetten op het werk, -dat meester Wolgemut aan mij is begonnen. Bijna een jaar lang heb ik -overal rondgezworven om bij andere schilders te leeren; toen dacht -ik aan u en sprak tot mij zelf: waarom zoekt gij het zoo ver, terwijl -gij den besten leermeester in de nabijheid hebt? Hebt gij nog plaats -voor een gezel, dan zou ik heel gaarne bij u komen?" - -Dürer zag zijn vrouw veelbeteekenend aan en antwoordde: "Plaats -is er genoeg, want ik heb altijd alleen gearbeid en vreemde hulp -versmaad. Maar mijn lieve vrouw dringt er sterk op aan, dat ik iemand -zal opzoeken, die mij behulpzaam kan zijn bij het vele werk, dat mij -wordt opgedragen. In u heb ik vertrouwen, omdat ik uw kunst ken; en -nu gij op mijn pad komt, alsof God mij u toezendt, roep ik in Zijn -naam u hartelijk welkom toe." - -Hij reikte hem daarop de hand, die Schäufelein stevig schudde. - -Ook Vrouwe Agnes drukte hem de hand met een blijden glimlach en de -wandeling in het bosch vergetende, noodigde zij de beide mannen uit -om te keeren, om het avondeten voor den vermoeiden reiziger te kunnen -klaar maken. - -Met innig genot zag Agnes dat langzamerhand de kleur weer op Albrechts -wangen terugkeerde en dat de verhouding tusschen de beide schilders -bijzonder hartelijk was. Zij stonden niet tegenover elkaar als -meester en leerling: Dürer behandelde Schäufelein als zijn vriend en -vertrouweling en dat verdiende hij ook, want niet alleen won zijn -karakter Dürers genegenheid, ook zijn kunst drong hem 's meester -achting af. - -Schäufelein was een kunstenaar met rijken aanleg en had -ernstige studiën gemaakt. Daarbij kon hij zich gemakkelijk Dürers -penseelbehandeling eigen maken en het duurde niet lang, of hij had -zich geheel aan zijn wijze van arbeiden gewend en Dürer vertrouwde -hem gerust toe, aan grootere stukken mee te werken. Al was er nog wel -iets van Schäufeleins eigen manier in te bespeuren, het verschil was -toch niet zoo groot, dat het storend op de eenheid werkte of afbreuk -deed aan den totaal-indruk. - -En zoo konden de bestellingen, die Dürer alleen niet op zich had -kunnen nemen, gezamenlijk worden uitgevoerd. - -Tegen Kerstmis bood zich een tweede schilder aan, Hans von Kulmbach, -ook een knap kunstenaar, die reeds naam begon te krijgen--en dat -hij bij meester Dürer als gezel werkzaam was, rekende deze zich tot -eer en vermeerderde zijn roem niet weinig. Dürer kon zich op zulke -gezellen waarlijk wel beroemen. Als zulke begaafde kunstenaars hem -hun meester noemden, hoe groot moest hij dan zelf niet zijn! En -het was geen wonder, dat meester Dürer voortdurend in aanzien steeg -bij de Neurenbergers en dat buiten af zijn naam steeds met meer lof -werd vermeld. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XI. - -VOORNAAM BEZOEK. - - -Een groote menigte vreemdelingen stroomde in April van het -jaar 1496 naar Neurenberg--het wemelde van allerlei soort van -reizigers op de groote wegen. Vedelaars en zangers, goochelaars, -koorddansers, kwakzalvers en zwervende studenten trokken naar de stad -in gezelschap van berenleiders en kameeldrijvers, vrouwen, meisjes en -vuile zigeuners. Daartusschen vertoonde zich monnikspijen en grove -boerenkielen. Ook eerzame burgers trokken in troepjes stadwaarts -en hier en daar baande zich een koets, aan aanzienlijke bezoekers -toebehoorende, of een groep geharnaste ridders te paard een weg door -de bonte menigte. - -Het was weer ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en -reliquiën, dat deze menschenmassa naar Neurenberg stroomde--en -dezen keer was de toeloop zoo bijzonder groot, omdat een aantal -vorsten en prelaten ook op weg waren en zelfs de keizer beloofd had -te verschijnen. - -De stad was versierd met vlaggen en wimpels, bonte tapijten en -slingers van groen en bloemen. Zelfs de kerken hadden zich getooid, -zooals een bruid zich tooit voor haar bruidegom en de groote markt -was als in een feestzaal herschapen. Vandaar tot aan de veste, waar -de keizer verblijf zou houden, was het alsof men door een bosch liep: -het woud had zijn slanke dennen, die in twee rijen in den grond waren -geplant, moeten afstaan. - -Overal, in alle straten verdrong zich het volk uitgedost in hun -fraaiste kleederen, om al de pracht en versieringen te kunnen -bewonderen, voordat de feestelijkheden al hun aandacht in beslag -zouden nemen. In de herbergen was het reeds vol vreemdelingen en nog -steeds kwam er nieuwe toevloed. - -Den 14den April ging het gerucht, dat de Keurvorst van Saksen met zijn -broeder, Hertog Hans, in aantocht was. Het volk stroomde de poort uit -om de naderenden te gemoet te gaan, en dicht voor de poort werden de -gilden met hun insignes en banieren opgesteld. Toen de vorst kwam -aangereden, kwam er geen einde aan het gejuich en gejubel van het -verzamelde volk, want Frederik, bijgenaamd de Wijze, stond bij allen -in hoog aanzien. Achter hem en zijn broeder volgde een lange stoet -ruiters in mooie, blinkende wapenrustingen en met wapperende pluimen. - -Kort daarop kwam ook de Landgraaf Lodewijk van Hessen met -honderdvijftig ruiters, wien men dezelfde eer bewees. - -Doch de algemeene spanning nam zeer toe, toen men vernam, dat -den volgenden dag de keizer de poort der oude vrije Rijksstad zou -binnenrijden. - -De Keurvorst van Saksen reed met zijn broeder de poort uit om den vorst -tegemoet te gaan. Weder werden de gilden opgesteld; de raadsheeren -verschenen in hun deftige, zwarte mantels met de gouden ketens, de -stadsmuzikanten zetten zich in postuur, op de wallen werd het geschut -geladen en zelfs de allerarmste trok zijn beste kleeren aan. Maar zie, -daar kwam een renbode om te zeggen, dat Zijn Majesteit verhinderd -was zijn goede stad Neurenberg te bezoeken, omdat de Italiaansche -veldtocht al zijn tijd eischte. [12] - -Dat was voor de Neurenbergers een groote teleurstelling en men -had nu maar half pleizier in de feestdagen, waarop de reliquiën en -rijkskleinoodiën in het openbaar werden tentoongesteld. - -Op den tweeden feestdag werd meester Albrecht Dürer reeds 's morgens -vroeg in zijn arbeid gestoord, doordat men aan zijn deur klopte. - -Op den drempel verscheen een vreemde, aanzienlijke heer, die beleefd -groette en zeide: - -"Ik kom uit naam van mijn heer en gebieder, den Keurvorst van Saksen, -om u te zeggen, dat Zijn keurvorstelijke Doorluchtigheid van plan is u -een bezoek in uw werkplaats te brengen. Derhalve zult gij u voor zijn -ontvangst gereed moeten maken, want over een uur zal hij hier zijn." - -Een oogenblik was Dürer door dit onverwacht bericht in verwarring -gebracht, doch hij herstelde zich spoedig en sprak beleefd buigend: -"Ik verheug mij over de hooge eer, die mij te beurt valt en Zijne -keurvorstelijke Doorluchtigheid zal mij zeer welkom zijn." - -Nauwelijks was de bezoeker weg, of Dürer snelde naar zijn vrouw -om haar deze blijde tijding te brengen. Terstond ging zij naar het -atelier om zoo snel mogelijk alles op te ruimen en in orde te brengen, -daarin ijverig geholpen door de beide gezellen, die het ook reeds -hadden gehoord. - -Intusschen had meester Dürer zich in zijn pronkgewaad gekleed en -vertoonde zich in al zijn mannelijke schoonheid, statig en vol kracht -als een ridder, en Vrouwe Agnes vermeide zich opnieuw in den aanblik -van haar echtgenoot; het kwam haar voor, dat hij er nog nooit zoo -heerlijk en statig had uitgezien. - -Nadat een uur verloopen was, kon men door het venster den keurvorst -Frederik, door zijn broeder Hans vergezeld, in de straat zien -aankomen. Dadelijk snelde Dürer de trap af om de aanzienlijke gasten -op den drempel te ontvangen. - -"Dus zijt gij meester Dürer," begon Keurvorst Frederik, terwijl -zijn oogen met welgevallen de hooge gestalte beschouwden en hij hem -vriendelijk de hand reikte. "Men prijst uw kunst zeer in het geheele -land, en zelf heb ik ook reeds menig kunstwerk, dat mij heeft doen -wenschen u persoonlijk te leeren kennen, van u gezien. Wilt gij ons -nu voorgaan om ons de plaats, waar gij arbeidt, te laten zien?" - -Eerbiedig geleidde Dürer de voorname bezoekers naar zijn werkplaats, -waar de keurvorst plaats nam op den hem aangeboden zetel, terwijl -zijn broeder zich naast hem zette. - -Er hingen aan den muur veel schilderijen, die door den keurvorst zeer -werden bewonderd, en zijn lof was Dürer des te meer waard, omdat hij -niet alleen een liefhebber der kunst maar ook een kunstkenner was. - -"Bij ons in Saksen," ging Frederik voort, "geniet Lucas Kranach een -grooten naam en hij is een kunstenaar met bijzondere gaven; maar met -u, Meester Dürer, kan hij zich toch niet meten. Ik zeg dit niet om u -ijdel te maken of om meester Lucas' roem te verkleinen, maar om God -in u te eeren, die u zooveel heeft geschonken. Hij geve u daarbij een -goede gezondheid en een lang leven, om met het u toevertrouwde pond -te kunnen woekeren tot Zijn eer en tot vreugde der menschen.--Maar -ik verlang meer van u dan het genot, dat ik nu heb gesmaakt. Ook -Wittenberg moet zien, waartoe de Neurenberger kunstenaar in staat is -en daarom verzoek ik u voor mij een groot altaarstuk te schilderen, -om de allerheiligenkerk te Wittenberg te versieren." - -Dürers wangen werden nog donkerder gekleurd en zijn aandoening -stond op zijn gelaat te lezen. Hij boog diep voor den vorst, dankte -hem voor de eer hem aangedaan en vraagde, wat het schilderij moest -voorstellen. Daarin liet de keurvorst hem geheel, vrij: "Schilder wat -gij zelf wilt en wat uw hart u ingeeft--ik wil u in het minst daarin -niet beperken." - -Nog lang bleef de keurvorst vriendelijk praten, terwijl Hertog Hans -de schilderstukken bekeek; eindelijk vraagde hij zelfs naar Vrouwe -Agnes en sprak den wensch uit, haar te zien. - -Daarop kwam Agnes te voorschijn, ook in feestgewaad gekleed en -met zichtbaar welgevallen rustte 's vorsten blik op de bekoorlijke -gestalte; haar wangen hadden een verhoogden blos en zij was in het -begin niet weinig verlegen, maar spoedig overwon zij dit gevoel -en beantwoordde vrijmoedig en beminnelijk de vragen, die Keurvorst -Frederik tot haar richtte. Nadat hij ook nog enkele woorden met de -gezellen had gewisseld, nam hij afscheid en drong bij Dürer op haast -aan, opdat het schilderij spoedig te Wittenberg zou zijn.-- - -In de herberg op de waag, waar de burgers gewoon waren samen te komen -om met elkaar te drinken, was het een heele drukte, toen eenige dagen -later Albrecht Dürer zich daar liet zien; iedereen wilde hem de hand -drukken en overstelpte hem met gelukwenschen. In aller achting was -hij nog gestegen door de eer hem te beurt gevallen en men zag het hen -aan, dat zij zich in hem geëerd voelden. Vooral Dürers schoonvader, -Hans Frey, hield het hoofd trotsch in den nek en liet zich den edelsten -Cypruswijn brengen; hij was bijzonder spraakzaam, hoewel hij gewoonlijk -weinig sprak en zou gaarne een liedje met luitbegeleiding ten beste -hebben gegeven, als men het had verlangd. - -Woordelijk moest Dürer herhalen wat hij met den keurvorst had gesproken -en allen luisterden met gespannen aandacht, ook meester Wolgemut, die -zonder eenigen naijver zich met den gelukkige verheugde en verzocht -nu en dan te mogen komen zien, hoe het altaarstuk vorderde. - -Maar wie het uitbundigst was in Dürers lof, dat was Wilibald -Pirkheimer. Het was reeds bijna twee jaar geleden, dat hij in -Neurenberg was teruggekomen, nadat hij niet alleen de leerschool der -ridderschap had doorloopen, maar zich ook in de wetenschappen aan -de Italiaansche hoogescholen ijverig had bekwaamd. Spoedig daarna -was de met mannelijke schoonheid begaafde jonge man in het huwelijk -getreden met Crescentia, een dochter uit het rijke en zeer aanzienlijke -geslacht der Rieters, en niettegenstaande zijn jeugd was hem de eer -te beurt gevallen tot raadsheer van Neurenberg te worden benoemd. De -verhouding met Albrecht Dürer werd weder dezelfde als vroeger, ja, -eigenlijk was de omgang nog vertrouwelijker geworden, zoodat de oude -benaming van Castor en Pollux weer in herinnering kwam om de innige -verstandhouding, die tusschen hen heerschte, aan te duiden.-- - -Reeds drie dagen later had meester Wolgemut gelegenheid de schets van -het altaarstuk te zien, en hij was vol verbazing over de vlugheid, -waarmee Dürers hand de afzonderlijke figuren te voorschijn riep. - -De gezellen mochten hem niet helpen, hij wilde het geheel alleen -afmaken, al was het nog zoo groot. Vol bezieling arbeidde hij er -aan van 's morgens vroeg totdat Vrouwe Agnes hem aan den maaltijd -riep. Zijn ziel brandde van vurig verlangen om het reuzenwerk in zijn -geheel te zien. - -En na zes weken legde hij de laatste hand er aan. 's Avonds verzamelde -hij zijn vrienden, die bij een glas edele malvezij luid hun lof -over zijn werk uitspraken. Het was een vleugelaltaarstuk uit drie -bladen bestaande: de verven, met lijm gemengd, waren onmiddellijk -op het doek gebracht. [13] Op het middelste stuk buigt de Madonna -in biddende houding over het kind Jezus, dat op een kussen voor haar -ligt te sluimeren en door een engel koelte wordt toegewaaid. Maria's -slanke gestalte is gehuld in een lichtblauw kleed, gedeeltelijk door -een witten sluier verborgen, boven haar hoofd zweven twee engelen, -die een gouden kroon met parelen bezaaid vasthouden, terwijl twee -andere engelen de kamer schoonmaken, waarin Maria zich bevindt. In -een zijvertrek ziet men Jozef aan den arbeid in zijn werkplaats. - -De linker vleugel van het altaarstuk stelt de H. Antonius voor, -die in een boek leest en een donkerblauw gewaad aan heeft en op den -rechter vleugel ziet men het naakte figuur van den H. Sebastiaan -ten halven lijve afgebeeld en met pijnlijk verwrongen trekken: hij -was de hoofdman der keizerlijke lijfwacht te Rome, die op last van -Diocletianus ontkleed aan een boom werd gebonden en door zijn soldaten -met pijlen gedood, omdat hij zijn geloof in Christus had beleden. - -In dit reusachtige altaarstuk was alles met evenveel liefde en -toewijding geschilderd, niet alleen de groote figuren, maar ook -het bijwerk. - -De oude Wolgemut was niet weg te krijgen van het schilderij en hij -werd niet moede het te prijzen, vooral de juiste teekening en het -schoone koloriet. Vele nieuwsgierigen verdrongen zich de volgende -dagen in het atelier om het kunstwerk te zien, voordat het kort -daarop naar Wittenberg werd verzonden, omdat de keurvorst op spoed -had aangedrongen. - -Hans van Kulmbach, een der gezellen, genoot de eer het kostbare stuk -naar de plaats zijner bestemming te brengen. De keurvorst beloonde -den kunstenaar vorstelijk, maar nog meer waarde had voor Dürer de lof, -waarmee meester Lucas Kranach het werk vereerde. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XII. - -DE PREDIKER IN DE WOESTIJN. - - -Het einde der eeuw naderde. Elk afsterven van het jaar reeds wekt -door zijn luide prediking van het voorbij snellen van den tijd en van -het vergankelijke van al het aardsche, velerlei aandoeningen in het -hart der menschen; hoeveel te meer moet het verwisselen der eeuwen -het gemoed tot in zijn diepste diepte aangrijpen! In groote mate was -dit het geval, toen de vijftiende eeuw haar einde te gemoet ging. - -In Duitschland heerschte een geest van opgewondenheid en -verontwaardiging en met afschuw waren aller oogen gericht op Rome, waar -de pauselijke stoel werd ingenomen door een man, die volleerd in zonden -en misdaden, den naam van stedehouder van Christus volkomen onwaard -was. Die man was Alexander VI. Hij beschikte op een schandelijke -wijze over de hoogste kerkelijke ambten, die hij meerendeels door zijn -handlangers liet waarnemen. Nog erger was zijn groote zedeloosheid; -men beschuldigde hem zelfs in ongeoorloofde verhouding met zijn -dochter Lucretia te leven. En in zijn eigen belang ontzag het hoofd -der Christenheid zich niet om tegen den "allerchristelijksten" -koning van Frankrijk met den aartsvijand der Christenen, Turkije, -een verbond te sluiten. - -Verlammend werkte de pauselijke tiranny op het Duitsche volk, dat zwaar -leed onder den druk der ijzeren hand, die gewelddadig elke poging tot -verzet onderdrukte. Met argusoogen bewaakten 's pausen handlangers -alles wat van de pers kwam: elke uitgever, die het waagde een boek -uit te geven, zonder het eerst aan de pauselijke goedkeuring te hebben -onderworpen, kreeg den banvloek naar het hoofd geslingerd. Het Duitsche -volk, benauwd en gedrukt, zuchtte naar verbetering der toestanden en -naar verlossing van het pauselijke juk, dat den menschelijken geest -in slavenketenen boeide, en snakte naar licht en vrijheid.-- - -In het begin van het jaar 1497 trad Wilibald Pirkheimer de werkplaats -van Dürer binnen. - -Hij vond daar alleen de beide gezellen, die bezig waren een groot -schilderij, dat door Dürer was geschetst en waarvan hij de voornaamste -gedeelten had aangezet, af te maken. - -Schäufelein antwoordde hem op zijn vraag, waar de meester was: -"Hij is alleen in zijn kamer, en komt tegenwoordig zeer zelden in -de werkplaats." - -"Waarom?" vraagde Pirkheimer. - -"Ik weet niet wat er aan scheelt," antwoordde Schäufelein -schouderophalend. - -"Hij ziet er zoo ernstig uit, alsof hij veel verdriet had en onder -zware zorgen gebukt ging." - -"Is zijn vader erger geworden terwijl ik uit de stad was?" vraagde -Pirkheimer. - -"Neen," zei Schäufelein, "de oude man maakt het tegenwoordig beter -dan anders: hij eet, drinkt en slaapt goed, en arbeidt zelfs nu en -dan in de werkplaats--alleen de beenen willen niet goed meer mee." - -Pirkheimer verliet met een korten groet de werkplaats en ging naar -Dürers kamer. Ook hem was het opgevallen, dat zijn vriend er zoo -somber en ernstig uitzag, maar op zijn deelnemende vragen had hij -nooit een bevredigend antwoord gekregen. - -Hij vond den meester met een portefeuille met teekeningen voor zich, -die hij haastig dicht deed: "Gegroet Albrecht! Gij ziet, dat ik weer -terug ben na een afwezigheid van bijna een maand. Mijn eerste bezoek -geldt u, want ik heb u al dien tijd zeer gemist." - -Dürer begroette zijn vriend hartelijk en drukte hem de hand. - -"Ei zoo," zeide Pirkheimer lachend, "welke geheimen hebt gij voor -mij? Wat heb ik u misdaan, dat gij mij uw vertrouwen ontzegt?" - -Dürer schudde het hoofd: "Dat moogt gij niet zeggen, want gij weet -toch wel, dat gij mij liever zijt dan ooit. Koestert gij nu argwaan, -omdat ik iets voor u heb verborgen gehouden, dat nog niet rijp was om -aan de wereld te worden vertoond? Maar nu gij toch hebt ontdekt, dat -er een geheim is, wil ik het niet langer voor u verbergen; temeer, -daar ik reeds lang in mijn hart den wensch koesterde, mijn vriend -mee te deelen, wat mijn ziel vervult. Als gij tijd hebt, ga dan hier -zitten en luister naar hetgeen ik u zal zeggen." Pirkheimer nam plaats -en zag Dürer met gespannen aandacht aan. - -"Gij spreekt in raadselen, Albrecht; bijna zou ik vreezen iets te -moeten hooren, dat mij verdriet zal doen. Wat is er toch?" - -Dürer schudde de lokken van zijn voorhoofd. "Ik lijd onder de kwaal, -waaronder alle weldenkenden zuchten en bedroef mij over den treurigen -toestand, waarin wij leven en dien wij te wijten hebben aan hem, -die zich de stedehouder van Christus noemt. Wie het waagt, om met -een enkel woord te getuigen tegen de algemeene verdorvenheid, moet -verstommen onder den pauselijken ban. De moedige Johannes Hus heeft -men het zwijgen opgelegd door den brandstapel. Hoe lang zal Hieronymus -Savonarola's machtige stem te Florence nog weerklinken, nu hij die -durft verheffen in protest tegen de verbasterde kerk en de heerschende -misbruiken en men tevergeefs heeft getracht hem door het aanbieden van -den kardinaalshoed het stilzwijgen op te leggen? Tevergeefs trachten -de edelste mannen de vernederende ketenen te verbreken; het verderf -neemt toe met elk jaar en het schijnt dat tegelijk met de eeuw ook -de wereld haar eind tegemoet gaat." - -"Maar waarop wilt gij nu daarmee neerkomen? Gij weet, dat al deze -dingen ook mijn hart bezwaren," viel Pirkheimer hem in de rede. - -"Geduld, mijn vriend," vervolgde Dürer, "gij zult het terstond -begrijpen. De pen der geleerden en dichters is afgestompt door -de bedreigingen van den Paus; het is hun verboden het volk te -onderrichten." - -Pirkheimer stampte met den voet en met somberen blik sprak hij: - -"Ja, het schreit ten hemel, zooals die man te Rome het leven van den -menschelijken geest doodt!" - -"In dezen zorgvollen tijd," vervolgde Dürer, "is er een gedachte in mij -opgekomen, die mij nu overal vervolgt en mij niet met rust laat. Nu -de pen niet meer spreken mag, moet het penseel het doen. Waar woord -en schrift der waarheid geen getuigenis meer mogen geven, daar moet -het afgebeelde spreken. Het getuigt wel is waar niet zoo duidelijk -als het woord, maar ik vertrouw, dat zijn prediking toch den weg -naar aller hart zal vinden en ik heb een stem vernomen, die zeide: -"Doe uw mond open en predik!" -- -- Maar hoe? Met het penseel? Och, -slechts weinigen zien mijn schilderijen en ik wil tot het geheele volk -spreken. En ziet gij, toen sprak dezelfde stem: Leg het penseel weg -en grijp naar mes en graveerstift. Bij meester Wolgemut hebt gij u -ook geoefend in de houtsnijkunst en kopergravuur, neem die te baat en -woeker er mede het volk ten zegen! Dat is de kunst, die in aller bereik -ligt, de afdrukken van houtsneden kan de armste op de markt koopen -en deze kunst, die tot nu toe vrij is gebleven van den pauselijken -banvloek, kan op deze wijze een prediking in de woestijn worden." - -Hier zweeg de spreker en hij zag zijn vriend vragend aan. Pirkheimer -liep in groote opgewondenheid de kamer op en neer, bleef toen voor -Dürer staan en greep hem bij den arm: "Albrecht, die gedachte is -van God! Ja, wees gij de stem van den prediker in de woestijn, -spreek tot het volk met uw kunst en het volk zal naar u luisteren, -u begrijpen, u danken! En zie, nu begin ik te vermoeden"--en hij zag -naar de portefeuille--"dat op de gedachte de daad is gevolgd en gij -reeds met uw prediking begonnen zijt." - -"Uw vermoeden is juist," antwoordde Dürer glimlachend. "In deze -portefeuille vindt gij wat ik gedurende twee jaar in stilte heb -ontworpen. Het is de Openbaring van Johannes, die mij stof heeft -gegeven voor mijn platen." Op Pirkheimers gelaat was duidelijk zijn -verwondering te lezen: - -"De Openbaring van Johannes? Toch niet een tweede "Pausezel," -[14] zooals verleden jaar meester Wolgemut in de wereld heeft -gegeven? Wel is waar, heeft Rome het verdiend met bijtenden spot te -worden overgoten, maar volgens mij is meester Wolgemut te ver gegaan -en heeft hij daardoor de zaak meer geschaad dan gebaat. Hij heeft voor -zijn afbeelding aanleiding gevonden in de woorden uit de Openbaring -van Johannes: "en de vrouw, die gij gezien hebt, is de groote stad, -die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde," maar ik vind -het niet goed van hem, dat hij Rome zoo hard heeft aangepakt." - -Dürer legde zijn hand op den schouder van zijn vriend: "Wees er niet -verbaasd of ontstemd over, dat ook ik in de Openbaring van Johannes -stof voor mijn teekeningen heb gevonden. Heeft men in droevige tijden -niet altijd weer naar dit profetische boek gegrepen, om het verborgene -daarvan te doorgronden en zich er mee te troosten? Ik ben u dankbaar, -dat gij zijt gekomen, want uw oordeel heeft steeds groote waarde voor -mij en mijn werk zal niet in druk verschijnen, voordat gij uw oordeel -hebt uitgesproken en het hebt goedgekeurd." - -Hij opende de portefeuille en nam er vijftien teekeningen uit. - -De eerste stelde den marteldood van den evangelist Johannes voor, -ten aanschouwe van den Romeinschen Keizer Domitianus, op zijn troon -gezeten en omringd door een groote volksmenigte; sober en breed van -opvatting en uitvoering. Dit was eigenlijk het titelblad. - -De tweede teekening muntte eveneens uit door eenvoud en rust, de -kenmerken van het ware schoone. Hier was Johannes voorgesteld op het -oogenblik, dat hij wordt geroepen om neer te schrijven hetgeen de -Heiland hem zou openbaren. Johannes knielt diep ontroerd neder voor -den Heer, wiens uitgestrekte hand de zeven sterren, het zinnebeeld -der zeven gemeenten, vasthoudt. - -Op de derde afbeelding ziet men Gods troon in het stralende licht -des geopenden hemels. En in de hand desgenen, die op den troon -zit, ligt het boek met de zeven zegelen; rondom zijn op troonen de -vier-en-twintig ouderlingen gezeten, elk met een kroon op het hoofd -en een harp in de hand. - -Bij elke teekening namen Pirkheimers verbazing en bewondering toe, -en bij het vierde blad ontsnapte hem een luide kreet van verrukking, -die de vier Apokalyptische ruiters gold, boven wier hoofd op een -wolk de engel der wrake zweeft, terwijl de ontzette menschheid -tracht te ontvluchten. De eerste ruiter spant den boog, de tweede -trekt het zwaard, de derde houdt de weegschaal en de vierde, -de dood, rijdt op een schraal paard en slingert den helschen -drietand. Een groot aantal figuren vertegenwoordigt het vluchtende -volk, waarvan de gelaatsuitdrukking eenig, onvergelijkelijk is. Op -bewonderenswaardige wijze was Dürer er in geslaagd eenheid te brengen -in deze menschenmassa, die men uitstekend kan overzien, al is de -ruimte zeer beperkt. Pirkheimer was één en al lof en bewondering. - -De vijfde teekening bevatte het openen van het vijfde en zesde zegel -te zamen genomen; boven in de wolken heeft de uitdeeling der witte -kleederen aan de martelaren plaats en onderaan is de verduistering van -zon, maan en sterren afgebeeld. Treffend is op het bovenste gedeelte -de wijze, waarop zij, die ter wille van het Evangelie vermoord zijn, -vertroost worden door de engelen, die hun naaktheid bedekken. Diep -aangrijpend is op de onderste helft het oordeel Gods. En wie zijn het, -die in hevige ontzetting zich voor den toorn des Rechters trachten -te verbergen? Juist daarin wordt de toeleg en bedoeling van den -schilder duidelijk; het zijn aan de eene zijde: een keizerpaar, de -paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en monniken, aan de andere -zijde het door hen verleide volk in welks midden, vol beteekenis, -een vrouw, met een kind op den arm, haar hand aanklagend tegen de -verleiders opheft met een gebaar, dat duidelijk zegt: Vloek over u, -die zooveel ellende over ons hebt gebracht! Dürer wilde zijn vriend -het daarop volgende blad aangeven, doch Pirkheimer weerde hem af en -bleef in diep nadenken verzonken: hij kon deze teekening nog niet -ter zijde leggen. - -"Prachtig, Albrecht!" riep hij uit, "gij hebt het voortreffelijk -gedaan! O, welk een aangrijpende, machtige prediking, die elk kind, -elk eenvoudig boertje kan begrijpen. Met ongeduld wacht ik het -oogenblik af, waarop gij hierdoor openlijk zult getuigen tegen hen, -die schuldig zijn aan het groote verderf, waarin de menschheid is -verzonken." Nu bekeek Pirkheimer de volgende teekeningen. De zesde -stelde de vier engelen voor, die de vier winden der aarde vasthouden, -en de verzegeling der 144000 dienstknechten Gods; de zevende: de -uitdeeling der bazuinen aan de zeven engelen en verschillende plagen, -die het bazuingeschal der eerste vijf veroorzaken. De achtste geeft -weer de uitwerking der zesde bazuin: de losbinding der vier engelen, -die gebonden zijn bij de rivier, den Euphraat, en het derde deel der -menschen dooden--deze vooral was zeer schoon en aangrijpend. - -De negende stelde den sterken engel voor, die aan Johannes het boek -geeft om het op te eten; de tiende: de vrouw bekleed met de zon, wier -kind de roode draak met de zeven door koninklijke hoeden bekroonde -hoofden, dreigt te verslinden; de elfde: den strijd van den aartsengel -Michael en zijne engelen tegen den satan en diens engelen; de twaalfde: -de aanbidding der beide monsters, die uit de zee zijn opgekomen en -daarboven God op zijn troon met de scherpe sikkel en de engelen, die -gereed staan voor den bloedigen oogst. De dertiende teekening beeldde -den bruiloft des Lams af; op die kleine ruimte waren niet minder dan -vijftig figuren zichtbaar. De veertiende gaf de groote Babylonische -ontuchtige vrouw te zien, hetzelfde onderwerp, dat meester Wolgemut -met zijn "Pausezel" had weergegeven. Hoe geheel anders had Dürer het -opgevat en uitgevoerd! Hij had er geen afzichtelijk dier van gemaakt, -doch een menschelijke figuur, een vrouw met weelderige vormen, gekleed -in een laag uitgesneden kleed van brocaatzijde, rijk met goud en -edelgesteenten versierd, gezeten op een beest met zeven hoofden, en -in de hand den gouden drinkbeker vol van gruwelen en onreinheid. Voor -haar staan een menigte menschen, die onverschillig en zonder ontzag -naar haar kijken; alleen een kunstenaar werpt haar een dreigenden, -toornigen blik toe, terwijl een monnik eerbiedig en aanbiddend voor -haar knielt. Boven in de wolken komen reeds de twee engelen aanvliegen -om haar het oordeel Gods te verkondigen. De laatste teekening vertoont -eindelijk den grooten engel der wrake, die op het punt is den duivel -en satanas in den afgrond op te sluiten, totdat de duizend jaren -zullen zijn geëindigd, terwijl een andere engel den in verrukking -geraakten profeet het nieuwe Jeruzalem toont, dat is het heilige, -zuivere evangelie, niet verduisterd door menschelijke dwalingen. - -Pirkheimer was diep getroffen door deze prediking in beelden van -zijn vriend; hij voelde zich er door overweldigd en van gedachten -veranderd. In den grond der zaak was hij het wel met meester Wolgemut -eens geweest, maar de al te ver gedreven spot had hem mishaagd. Hij -zag nu, dat Dürer de juiste maat had weten te houden en meegesleept -door den overweldigenden indruk, drukte hij hartstochtelijk 's -meester hand: "O, laat mij u danken, laat mij u de hand drukken, de -hand, die zoo iets groots heeft kunnen scheppen! Zie, ik ben er diep -door getroffen! O, hoe geheel anders is uw prediking dan die van den -ouden Wolgemut! Nu begrijp ik, dat men met bijtenden spot en bitteren -hoon niet verder komt; uit uw werk spreekt de heilige ernst van een -geloovig hart, en dat is het ware. Het hart moet spreken, het hart, -dat lijdt onder den druk der tijden en deze predicatie zal haar weg -tot aller harten vinden. Ja, predik, mijn vriend en het volk zal naar -u luisteren!" - -De goedkeuring en aanmoediging van zijn vriend deden den kunstenaar -goed en met vernieuwden ijver herzag hij zijn scheppingen in alle -deelen, om ze tot meerdere volmaking te brengen. - - - -Er ging nog een jaar voorbij, voordat de profeet zijn prediking tot de -wereld richtte: de teekeningen moesten eerst in hout worden gesneden -en afgedrukt. Doch toen kwam Pirkheimers voorspelling uit en verwekten -Dürers illustraties van de Openbaring van Johannes groot opzien en -oefenden een verbazenden invloed. De kunstwereld zag met verwondering, -dat meester Dürer ook op dit gebied iets nieuws had gevonden en een -ongeëvenaard standpunt innam. Maar niet alleen dat: iedereen begreep, -wat hij had willen zeggen met deze zwijgende afbeeldingen en een ieder -wilde de exemplaren bemachtigen. Ze werden niet alleen door de rijken -gekocht, ook de arme tastte in zijn zak en had geen berouw over zijn -uitgave. De geestelijken en kloosterlingen zagen toe met donkere, -booze blikken en voelden den steek, dien meester Dürer hen toebracht, -maar hun smalen verstomde bij de algemeene opgewondenheid en hun -woede gaven zij lucht in heimelijk tandgeknars. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIII. - -VRIENDENTROUW. - - -Op een helderen, kouden lentedag van het jaar 1499 stroomde een groote -menigte volks naar de Hallerweide, om daar te genieten van den aanblik, -dien de inspectie van een legerafdeeling aanbood. Keizer Maximiliaan -had een oproeping aan het rijk gedaan om hem manschappen te bezorgen -tegen de Zwitsers, die hij met het zwaard wilde terugbrengen van -hun voornemen om zich aan zijn heerschappij te ontrukken. Terwijl -hij zelf in Tyrol troepen uitrustte en de Zwaabsche bond onder Graaf -Fürstenberg huurlingen wierf, wilde de rijksstad Neurenberg hierin niet -achter blijven. Zij versterkte het keizerlijke leger met vierhonderd -man voetvolk, zestig ruiters en zes stukken geschut. Het gevoel van -kracht, dat in gelijke verhouding steeg met het toenemende algemeene -welzijn, wilde zich nu ook uiten in krijgshaftige verrichtingen en -bij den glans des rijkdoms ook dien des heldenroems voegen. - -De vierhonderd voetknechten boden reeds een trotschen aanblik, maar -zij werden overtroffen door de ruiters, gekleed in een schitterenden, -rooden wapenrok. Het volk genoot van dit ongewone schouwspel en keek -met trots naar de bende ruiters, in de zekere verwachting met hen eer -in te leggen in den strijd, vooral nu zij werden aangevoerd door een -man, van wiens moed en veldheerstalent men de hoogste verwachtingen -koesterde: namelijk door Wilibald Pirkheimer, den jongen raadsheer. - -Hoe trotsch stapte zijn zwart strijdros, schitterend opgetuigd en met -een blauw met gele zijde gestikt zadelkleed, alsof het voelde, dat het -een eer was den veldoverste te mogen dragen. En hoe schoon zag deze -zelf er uit in den scharlaken wapenrok, het harnas van verguld staal -en den wapperenden, witten vederbos! Aller harten klopten opgewonden, -toen zij hem zagen en hij werd luide toegejuicht, toen hij de troepen -in lange, rechte linie had opgesteld. - -Een weinig buiten het gedrang van het volk stond onder een -alleenstaanden lindeboom een man, wiens oogen met gespannen aandacht -het schouwspel volgden. Zoodra de troepen waren opgesteld, nam hij -een stuk perkament en een potlood uit zijn borstzak en ging ijverig -aan het teekenen. Toen na een half uur alles was afgeloopen, leunde -hij nog tegen een boom en teekende nog steeds; daarna stak hij het -perkament in zijn zak en ging naar huis. Die man was Albrecht Dürer. - -Verscheidene dagen later begaf hij zich naar de Heerenmarkt en liet, -bij Pirkheimers huis gekomen, den klopper driemaal op de koperen -deurplaat neervallen. - -In het voorportaal vond hij de bedienden bezig allerlei toebereidselen -te maken voor den afmarsch, die den volgenden dag zou plaats hebben. - -Hij vond zijn vriend in de huiskamer bij zijn jonge vrouw, Vrouwe -Crescentia, om haar in haar smart over zijn aanstaande afwezigheid -moed en troost toe te spreken. - -De komst van zijn boezemvriend was Pirkheimer blijkbaar zeer aangenaam -en hij heette hem dan ook hartelijk welkom. Daarop sprak hij: "Meester -Albrecht, help mij mijn bedroefd en beangst vrouwtje bemoedigen; zij -ziet erg op tegen de eenzaamheid, waarin zij moet achterblijven en is -in grooten angst over de krijgsgevaren, die haar echtgenoot dreigen." - -Ook Vrouwe Crescentia zag meester Dürer gaarne komen: het ernstige, -waardige en tegelijkertijd het zachtzinnige van zijn persoonlijkheid en -zijn zielenadel hadden zoozeer haar achting en genegenheid verworven, -dat zij hem de eereplaats onder de huisvrienden toekende. En zoo misten -zijn bemoedigende woorden ook nu hun uitwerking niet; zij werd er -stiller en kalmer door, zoodat ze zich reeds spoedig kon mengen in het -gesprek, dat de beide mannen over den aanstaanden veldtocht voerden. - -In den loop van het gesprek tastte Dürer in zijn zak, zeggende: -"De monstering der troepen is niet alleen een genot geweest voor mijn -oogen, maar heeft mij ook stof gegeven voor twee kleine, onbelangrijke -teekeningen. Ziet, hier zijn ze!" - -Daarop reikte hij de eene aan Wilibald toe en de andere aan Vrouwe -Crescentia. De eerste stelde een vaandrig voor, op wiens in den wind -wapperend vaandel het Andreaskruis [15] van de orde van het heilige -Vlies schitterde; op de andere was St. George afgebeeld, den voet op -den gedooden draak zettende. - -Pirkheimer was aangenaam verrast en sprak: "Gij hebt reeds grooter -kunstwerken dan deze geschapen, meester Albrecht; maar toch zie -ik ze met bijzonder veel genoegen, want ik begrijp, wat gij er mee -wilt zeggen. Die vaandrig met zijn wapperende banier moet onzen moed -versterken en Ridder George, met den gedooden draak, predikt ons te -vertrouwen op een goeden uitslag. Ik dank u mijn vriend--ook nu heb -ik uw bedoeling begrepen; nu is de lust tot den strijd zoowel als de -begeerte naar roem nog gestegen." Zij bleven nog langen tijd praten -over den aanstaanden veldtocht onder het genot van een beker wijn en -door hun gesprek werd Vrouwe Crescentia bemoedigd en vertroost. Den -volgenden morgen riep de krijgstrompet de strijders tot den afmarsch. - -Zij verzamelden zich wederom op de Hallerweide, spoedig waren de -troepen opgesteld, doch de aanvoerder was er nog niet. Eindelijk kwam -hij aangereden en werd met luid gejuich ontvangen. - -Maar voordat hij de legerafdeeling had bereikt, zag hij meester Dürer -in de voorste rij der menigte staan en wenkte hem toe om even bij -hem te komen. - -Hij zag er zeer opgewonden uit, zijn wangen gloeiden en zijn oogen -waren rood. - -"Ik heb een moeilijk oogenblik achter den rug," zei hij, "het afscheid -viel ons zeer zwaar. Ik dacht, dat Crescentia nu moedig zou zijn -geweest, doch, toen het uur van scheiden was gekomen, begaf haar hare -kalmte en was zij zoo wanhopig, dat ik mij met groote moeite uit haar -omhelzingen moest losmaken. Daarom beveel ik haar in uw vriendschap -aan; heb medelijden met haar, die zoo eenzaam achterblijft en wil haar -troosten en bemoedigen. Misschien kom ik gauw terug, want wellicht zijn -die weerbarstige vlegels spoedig tot rede gebracht; als ik geen bode -tot u zend van het slagveld, dan beteekent dit, dat alles goed gaat; -maar als mij een ongeluk mocht overkomen zal ik het u laten weten, -dan kunt gij het zelf aan Crescentia mededeelen en haar tegelijkertijd -vertroosten en moed inspreken, gij hebt zooveel invloed op haar en zij -heeft in u nog meer vertrouwen dan in haar eigen vader." "Gaarne beloof -ik u alles voor haar te doen, wat ik kan, mijn vriend," verzekerde -Dürer, "maar ik geloof vast en zeker, dat gij mij geen bode zult -toezenden, maar dat gij zelf zult terugkomen met lauweren bekranst." - -"Dat geve God!" riep Wilibald; daarop reikte hij zijn vriend de hand -tot afscheid, gaf zijn paard de sporen en stelde zich aan het hoofd -der troepen, die spoedig daarop onder vroolijk krijgsgeschal en luide -heilwenschen en afscheidsgroeten van de menigte op marsch gingen. - - - -Er waren reeds weken verloopen en nog had men niets van de strijders -vernomen. Dit lange stilzwijgen werkte neerdrukkend op aller hart; -de hoop op een zegenrijken uitslag verminderde, in de herbergen, -op de markt of waar ook de menschen gewoon waren samen te komen, -sprak men over niets anders. - -Dürer ging dikwijls naar de Heerenmarkt om te zien hoe de vrouw van -zijn vriend zich in haar eenzaamheid hield en om met haar over den -afwezige te kunnen praten. Het deed haar altijd goed, haar beangst -hart te kunnen uitstorten aan iemand, die haar vreugde en kommer -deelde en die het zoo uitstekend verstond bedroefden te bemoedigen -door zijn vriendelijke woorden en zijn vertrouwen inboezemende kalmte -en zielevrede. - -Twee maanden waren er bijna verloopen, toen, nadat er reeds allerlei -berichten, die met elkaar in tegenspraak waren, in de stad waren -verspreid, door een reiziger het gerucht werd verbreid, dat het ongeluk -den keizer overal achtervolgde, doordat de hulptroepen op zich hadden -laten wachten, waardoor de Zwitsers in de gelegenheid waren geweest, -elke legerafdeeling afzonderlijk te verslaan. De man verhaalde dat de -Grauwbunderlanders met de Tirolers twee dagen achtereen slaags waren -geweest, waarbij de laatsten het onderspit moesten delven. Daarop waren -de eedgenooten de afdeeling der Zwaben te gemoet gegaan en was het -bij Hardt tot een treffen gekomen. Kort daarop had er een gevecht bij -Bazel plaats gehad, waarbij de Zwitsers weer hadden overwonnen en Graaf -Thierstein met zijn vijfhonderd man den dood zou hebben gevonden. Ook -vertelde hij nog van een derde en vierde gevecht, een bij Constanz, -waar veertienhonderd Zwaben sneuvelden en het andere bij Frastenz, -een hooggelegen bergpas waar de Duitschers door den moedigen Hendrik -Wolleb uit het kanton Uri waren ingesloten en overwonnen. - -Deze geruchten brachten een groote ontsteltenis in de stad te weeg. In -alle werkplaatsen en winkels werd het werk gestaakt, niemand dacht -aan arbeiden en steeds waren de herbergen overvol met mannen, in wier -ernstige, sombere blikken men kon lezen, hoezeer zij zich bezorgd -maakten over de Neurenberger legerafdeeling. - -Driftig werd er op meester Dürers huisdeur geklopt en de meid, die de -deur opendeed, schrok hevig, toen zij Vrouwe Crescentia met een bleek -gelaat en naar adem hijgende, voor zich zag staan. Angstig vraagde -zij om meester Dürer te spreken. Hij kwam haar reeds op de trap -tegemoet--want hij had haar stem gehoord en vermoedde waarom zij kwam. - -Duidelijk las hij doodelijken angst op haar gelaat en zij zeide hem -terstond, wat het was, dat haar zoo had doen ontstellen. "Hebt gij -het dan nog niet gehoord, waarvan de heele stad is vervuld?" vraagde -zij niet zonder verwondering, toen ze zag hoe rustig en kalm meester -Dürer was. - -"Ook mij is het bericht van 's keizers ongeluk in den strijd ter oore -gekomen," antwoordde Dürer, "en zooals elke Duitscher, betreur ik -dat oprecht; maar wat uw echtgenoot betreft, ben ik volkomen gerust: -er is hem geen ongeluk overkomen." - -Vrouw Crescentia bleef den meester met strakke blikken aanstaren; -zij begreep er niets van. "Hebt gij dan de gave der profetie, dat gij -weten kunt wat er ver van ons geschiedt?" vraagde ze. "Meester Dürer, -hoe is het mogelijk, dat gij zoo kalm zijt? Zie, ik leef in zulk -een doodsangst, dat ik niet weet, wat ik denken of doen moet." Dürer -nam Vrouwe Crescentia bij de hand en geleidde haar naar een stoel, -waarna hij bij haar plaats nam, zeggende: "Men behoeft waarlijk geen -profeet te zijn om te weten dat het met uw echtgenoot goed gaat: -zijn stilzwijgen alleen is het bewijs daarvan." Vrouw Crescentia zag -hem angstig aan; zij begreep er nu nog minder van. - -"Hoe moet ik toch uw duistere woorden uitleggen? Heb medelijden met -mij en zeg mij duidelijk, wat gij bedoelt." - -Dürer, die slechts had willen weten of Pirkheimer bij het afscheid -nemen met zijn vrouw dezelfde afspraak had gemaakt als met hem, -bemerkte nu, dat dit niet het geval was en hij vraagde zich zelf af, -of hij hetgeen zijn vriend hem had toevertrouwd, mocht verraden. Maar -toen hij den doodsangst van Vrouwe Crescentia zag en begreep, dat deze -mededeeling haar zou kunnen troosten, besloot hij haar de reden, van -zijn gerustheid te vertellen. "Gij vraagt mij, edele Vrouwe, waarom -het stilzwijgen van uw echtgenoot voor mij het bewijs van zijn welzijn -is. Nu dan, toen hij afscheid nam, sprak hij tot mij "alleen als mij -een ongeluk overkomt, zal ik een bode sturen en wel aan u, Albrecht, -opdat mijn arme vrouw de ongelukstijding niet zoo onvoorbereid zal -hooren, en gij haar tegelijkertijd zult kunnen troosten." De reiziger -heeft wel verhaald van verloren veldslagen en dat is zeker treurig -genoeg, doch de boodschapper van uw echtgenoot is weggebleven. Maak -u dus niet ongerust en vrees niet, dat hem iets zou zijn overkomen." - -Vrouwe Crescentia had met gespannen aandacht geluisterd; toen greep -zij zijn hand en drukte die hartstochtelijk: "o dank, dank voor die -woorden, Meester Dürer! Waarlijk, het is mij alsof gij een engel zijt -door God gezonden om mijn beangst gemoed tot rust te brengen. Ook dank -ik u, Wilibald, voor uw teedere zorg voor uw arme vrouw! Ja, dat was -een goed denkbeeld van hem, om zijn boodschapper tot u te zenden in -plaats van regelrecht tot mij. De Heilige Maagd geve, dat die bode, -die toch slechts een onheilsbode zou kunnen zijn, moge wegblijven, en -al de heiligen mogen ons bijstaan, opdat er spoedig een einde aan den -strijd kome! -- -- -- Ach, mijn hart begint weer angstig te kloppen, -als ik er aan denk, dat het reeds verscheidene dagen is geleden, -sinds die reiziger het tooneel van den strijd heeft verlaten, en dat -er sedert dien tijd weer veel kan zijn gebeurd." Dürer legde zijn hand -op haar schouder: "o wees niet ondankbaar jegens Hem, die tot nu toe uw -echtgenoot voor alle gevaar heeft behoed, maar vertrouw op Hem! Alleen -een onbeperkt vertrouwen op Gods almacht en barmhartigheid maakt het -hart stil en sterk." Zwijgend bleef Vrouwe Crescentia geruimen tijd -in gepeinzen; toen hief zij de oogen langzaam op en knikte: "Gij hebt -gelijk, lieve Meester, en ik wil naar u luisteren. Bid voor mij opdat -mijn hart ook zoo gelaten en sterk moge worden als het uwe is!" - -Ondertusschen kwam Vrouwe Agnes binnen, die zich in het gesprek mengde, -en toen Crescentia na een uurtje naar huis ging, was haar hart geheel -gerustgesteld. - -Er verliep wederom eenige tijd, toen kwam er een reizende koopman te -Neurenberg, wiens mededeelingen nieuwe onrust teweeg brachten. Hij -vertelde van een nieuwe nederlaag van het keizerlijke leger bij Mals in -Vienstgau en ook dat de keizer het leger in twee deelen had gesplitst: -het grootste gedeelte zou onder bevel van Graaf van Fürstenberg naar -Bazel zijn opgerukt en met het andere gedeelte zou de keizer zelf naar -de Bodenzee zijn getrokken. Daarop was Fürstenberg bij Dornach met -den vijand slaags geraakt, bij welken strijd de graaf het onderspit -had gedolven en zelfs het leven verloren. - -Nu begon ook meester Dürers hart onrustig te kloppen. Misschien had -zijn vriend plotseling den dood gevonden en geen tijd meer gehad om -een bode te zenden? Juist wilde hij zijn ongerustheid aan Vrouwe -Agnes meedeelen, toen de klopper haastig driemaal op de deur werd -neergelaten en even daarna een man, bestoven en verreisd, voor hem -stond, bij wiens aanblik meester Dürer doodelijk bleek werd. "Götz, -zijt gij het!" riep hij, terwijl hij de handen afwerend uitstrekte, -want in den reiziger had hij Pirkheimers knecht herkend. - -Maar nog voordat hij iets kon vragen, riep de man snel: "Wees niet -ontsteld, ik heb niets kwaads te berichten! Het gevaar is geweken, de -wond was niet doodelijk. Mijn meester heeft mij slechts gezonden, omdat -hij vreesde, dat gij u zoudt verontrusten over de slechte tijdingen, -die misschien in Neurenberg zijn verspreid geworden. Het is waar, -dat de ongeschiktheid en de onwil der Duitsche troepen den keizer -geen geluk hebben aangebracht, doch mijn meester is geen ander leed -wedervaren dan een lichte schram aan het hoofd. Hij wilde gaarne, -dat gij dit zelf aan Vrouwe Crescentia zoudt mededeelen en ook dit: -dat de oorlog als geëindigd is te beschouwen, want dat de keizer, -hoewel niet zonder tegenzin, van plan is vrede te sluiten." - -"O wees hartelijk welkom, gij, brenger van zulk een goede -boodschap!" riep Dürer innig verblijd en hij drukte den goeden man -de hand. "Doe u nu eerst eens te goed na die lange reis, terwijl ik -gauw naar Vrouwe Crescentia ga, om haar uw tijding over te brengen." - -IJlings greep hij zijn baret en liep haastig naar de Heerengracht. - -Vrouwe Crescentia zat juist met haar beide dochtertjes op schoot in -de kinderkamer, toen hij binnentrad. Ook haar waren de jobstijdingen -omtrent het keizerlijke leger ter oore gekomen, doch zij had aan haar -herlevende ongerustheid niet willen toegeven, maar die met alle kracht -overwonnen, denkende aan hetgeen meester Dürer haar had gezegd. - -Nu stond hij op eens zelf voor haar en haar hart stond stil. Wat zou -er gebeurd zijn? Maar één blik op zijn gewoonlijk zoo ernstig gelaat, -waarop nu een glans van vreugde lag verspreid, stelde haar gerust. - -Dürer boog eerbiedig en sprak: "God zij met u, edele Vrouwe! Uw -echtgenoot heeft zich niet aan de afspraak gehouden, want hij heeft -iemand gezonden met tijding, doch gelukkig met goede tijding. Wel -is waar had de vreemdeling gelijk, die berichtte hoe ongelukkig het -keizerlijke leger het er heeft afgebracht, doch uw echtgenoot maakt -het, Gode zij dank, goed. Zijn knecht is het mij komen zeggen en -versterkt zich op dit oogenblik met spijs en drank thuis bij mijn -Agnes." Vrouwe Crescentia zette de beide kinderen van haar schoot en -stond op met hooggekleurde wangen, terwijl zij de handen hemelwaarts -hief en uitriep: - -"O, de heiige Maagd zij geloofd, tot wie ik dagelijks heb gebeden en -gesmeekt!--En wat heeft Götz verder gezegd?" - -"Iets, dat u eveneens zal verheugen: dat de vrede voor de deur staat," -sprak Dürer. Toen barstte Vrouwe Crescentia in tranen uit en in de -overmaat van haar geluk viel zij bijna den brenger van deze heerlijke -tijdingen om den hals. - -Even daarop stond Götz zelf voor haar en moest haar alles van het -begin af uitvoerig vertellen. De goede man was het liefst maar weer -dadelijk terug gegaan naar zijn meester, maar Vrouwe Crescentia wilde -den vermoeiden reiziger niet laten gaan voor den volgenden morgen, -voorzien van haar zegenbeden en een ruim reisgeld. - -Spoedig bevestigden zich Pirkheimers mededeelingen: de keizer sloot te -Bazel vrede met de Zwitsers, en de Neurenberger legerafdeeling trok -weldra de stadspoort binnen. Zij had zich uitstekend van haar plicht -gekweten en de keizer had haar in het bijzonder zijn tevredenheid -betuigd, terwijl hij vooral vol lof was over de ridderlijkheid en -onverschrokken moed, die de aanvoerder in den strijd had getoond en -hem beloonde met den titel van keizerlijk raadsheer. - -Aan den avond van den dag, waarop de krijgslieden de stad waren -binnengetrokken, waren de vensters van het huis der familie Pirkheimer -helder verlicht en zat een vroolijk gezelschap om den welvoorzienen -disch verzameld. Tusschen den gastheer en de gastvrouw was meester -Dürer gezeten en die plaats kwam den vriend toe, die de eenzame en -angstig gestemde vrouw van den veldheer trouw met troost en raad -had bijgestaan. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIV. - -KINDERLIJKE LIEFDE. - - -Op een Septembermorgen van het jaar 1502 trad een aanzienlijk man, -de patriciër Löffelholz Dürers werkplaats binnen. - -"Is meester Dürer niet thuis?" vraagde hij aan de gezellen. "Hoe -komt het, dat hij, die anders zoo stipt is, zijn woord niet heeft -gehouden? Ik wacht reeds drie dagen op de schilderij, die ik bij hem -heb besteld." - -Schäufelein, die het dichtst bij stond, haalde de schouders op. - -"Gij zult nog een weinig geduld moeten hebben, edele heer, wij kunnen -er niets aan doen. De meester wil volstrekt niet, dat wij er aan -werken, hij wil het geheel zelf afmaken." - -"Nu, waarom maakt hij daarmee dan zoo weinig haast?" vraagde -Löffelholz. - -"Hij is de laatste dagen bijna niet in de werkplaats te zien, omdat -hij andere plichten heeft te vervullen." - -"Wat voor plichten?" - -"Zijn plicht als zoon. Reeds lang is de oude meester Dürer bedlegerig -en zeer hulpbehoevend en ellendig. Vrouwe Barbara en Vrouwe Agnes -hebben hem tot nu toe liefderijk opgepast, maar een paar dagen geleden -is hij zoo erg geworden en het is niet meer alleen zijn oude kwaal, -maar nog andere ongesteldheden er bij, die hem kwellen en dubbele -verpleging eischen. De beide vrouwen hebben zooveel van haar krachten -gevergd, dat zij zich nauwelijks meer op de been kunnen houden en -daarom heeft de meester een deel der verzorging op zich genomen en -vooral het waken 's nachts; dan kunnen de vermoeiden een weinig rust -nemen. Maar daardoor is hij overdag niet alleen te vermoeid om te -werken, maar zijn geest is er ook niet toe gestemd, want de zorg en -kommer drukken hem ter neer. Gij moet weten, dat er slechts zelden een -zoon zal worden gevonden, die zoozeer met hart en ziel aan zijn ouden -vader is gehecht als onze meester. Hij heeft dan ook trouw voor hem -in zijn ouderdom gezorgd, en in zijn zorgen zich zelf geheel vergeten." - -"Ik wist het," viel Löffelholz den gezel in de rede, "het is overbekend -hoe goed meester Dürer voor zijn ouders en broeders is. En nu heb ik -waarlijk spijt over mijn ongeduld en zal ik kalm afwachten, totdat -de meester in staat is, het schilderstuk af te maken." Toen ging hij -groetende weg. - -Op straat gekomen, drong door het open venster van de kamer uit het -benedenhuis een luid steunen en zuchten tot hem door; hij begreep nu -welke bittere pijnen en smarten de oude meester had door te staan. - -En werkelijk de grijsaard lag in hevig lijden op het ziekbed neer; -zijn zoon zat bij hem en trachtte hem het lijden zooveel mogelijk -te verzachten door zijn pijnlijk lichaam met zachte kussens te -ondersteunen en hem nu en dan een glas kostbaren wijn uit Istria te -laten drinken. - -Daarna werd de zieke rustiger. Hij keerde het aangezicht naar den -muur en sliep in--toen stond zijn zoon zachtjes op en deed de deur -open om de frissche lucht naar binnen te laten stroomen. - -Intusschen kwam Vrouwe Agnes en even daarna Vrouwe Barbara binnen, -die eenige uren hadden geslapen en nu meester Albrecht kwamen aflossen. - -Hij weigerde echter en sprak vriendelijk: "Laat mij hier blijven, -ik verlaat vader nu liever niet." - -En zoo bleven alle drie in de kamer zacht met elkaar fluisteren, -om den kranke niet te storen. Er hingen in het zieke vertrek twee -geschilderde portretten van den ouden meester Dürer. Beide waren door -Albrecht gemaakt, het eene op het eind zijner leerjaren, toen zijn -vader betrekkelijk nog in de kracht zijns levens was, en het andere -bij zijn terugkomst uit den vreemde, om aan zijn vader te laten zien, -wat hij daar had geleerd. Het laatste portret vertoonde het gelaat -van een zeventigjarigen grijsaard, waarop de tijd zijn verwoestenden -invloed had uitgeoefend, want het was vol rimpels en de oogen hadden -een zeer vermoeide uitdrukking. - -Vrouwe Barbara had de portretten uit de woonkamer laten nemen, om -ze in dit vertrek op te hangen. Nu viel haar oog op de beeltenissen -en ze zuchtte diep, toen ze zei: "Ach, hoe broos en vergankelijk is -toch het leven van den mensch!" - -Albrecht knikte haar toe en sprak na eenige oogenblikken: "Het -lichaam vergaat tot stof en asch, maar de rechtvaardige blijft in -gedachtenis. Mijn goede vader is steeds een deugdzaam, vroom man -geweest, dat is zeker en niemand heeft dat in ruimer mate ondervonden -dan ik. O, ik kan God niet genoeg er voor danken, dat Hij mij zulk -een vader heeft gegeven, die altijd als een voorbeeld van deugd en -vroomheid voor mijn oogen heeft gestaan en mij den goeden weg heeft -leeren bewandelen." - -Vrouwe Barbara schreide zacht en na eenige oogenblikken begon ook zij -haar man te prijzen; dankbaar herdacht zij, hoe goed hij altijd voor -haar was geweest in hun lang huwelijksleven. - -Een beweging van den zieke trok aller aandacht tot zich; hij was -ontwaakt en scheen iets te willen zeggen, want hij wenkte zijn zoon -toe om dicht bij hem te komen en zijn hand in de zijne nemende, sprak -hij: "Mijn zoon, ik voel dat ik ga sterven, en ik wilde u op het hart -drukken, uw vrome, godvreezende moeder in haar ouderdom niet alleen -te laten, haar, die altijd zulk een trouwe moeder voor u is geweest!" - -Albrecht boog zich over de klamme hand zijns vaders en drukte een -kus er op. "Gij behoeft u niet ongerust te maken, lieve vader. Ik ken -mijn plicht en zal dien met Gods hulp zoo goed als ik kan vervullen." - -Een dankbare blik uit zijns vaders oogen was zijn belooning. - -Maar op hetzelfde oogenblik werd de kranke weder onrustig en begon -op nieuw te steunen; het moest dus wel een ontzettend pijnlijk -lijden zijn, want tot nog toe had de grijsaard zijn smarten met -onvergelijkelijk geduld en gelatenheid gedragen. Hij klaagde over -brandende pijn in de ingewanden en wilde uit het bed komen, ijlende -alsof hij door hersenkoorts werd geteisterd. - -Met groote moeite hield men hem in bed en trachtte de pijn te -verzachten door warme doeken op zijn lichaam te leggen, maar het -hielp niet veel en den geheelen dag hadden alle drie het zoo druk, -dat er geen tijd overbleef om iets te nuttigen. Toen de avond viel -kwam de zieke pas tot rust, hij begeerde te drinken en sliep daarna -in. De beide vrouwen drongen er nu bij Albrecht op aan, dat hij naar -zijn eigen kamer zou gaan om een weinig te slapen en nieuwe krachten -voor den volgenden dag te verzamelen, en daar ook de natuur haar -rechten eischte, gehoorzaamde de vermoeide man. - -Tot laat in den avond konden de beide vrouwen rustig bij elkaar -blijven zitten, want de kranke verroerde zich niet. Toen richtte hij -zich weer met een angstige kreet overeind en wilde het bed verlaten. - -Vrouwe Barbara gaf hem zijn zin, wischte het klamme zweet van zijn -voorhoofd en toen hij om drinken vraagde, gaf Agnes hem een glas -zoeten wijn. - -"Dat heeft mij goed gedaan!" zei hij en nu wilde hij weer naar -bed worden gebracht. Nauwelijks lag hij weer in de kussens, of zijn -gelaat onderging plotseling een groote verandering: zijn gelaatskleur -werd geheel anders, zijn oogen zonken in de kassen en schenen reeds -gebroken. - -De vrouwen schrokken, toen zij het bemerkten en ijlings stak Barbara -een licht op, om dat aan het hoofdeinde bij den stervende te plaatsen, -zooals toen het gebruik was. Zij wilde daarop de meid naar den kapelaan -sturen, om den zieke van de Sacramenten der stervenden te voorzien, -doch zij zag wel, dat het te laat was en daarom vervulde zij de plaats -van den priester, maakte het teeken des kruises, vouwde de handen en -sprak de woorden van St. Bernardus, het gewoone gebed der stervenden. - -Ondertusschen snelde de meid op een wenk van Vrouwe Agnes, die den -zieltogende in haar armen hield, naar boven om meester Albrecht -te roepen. - -In aller ijl kleedde hij zich aan en snelde in grooten angst de trap -af. Toen hij echter de kamer in kwam, had zijn brave vader reeds -den laatsten adem uitgeblazen en drukte Vrouwe Barbara den doode de -oogen toe. - -Albrechts smart was groot en hij verweet zich bitter, dat hij het -laatste uur had geslapen, maar zijn moeder trachtte hem te troosten -met de woorden: "Stel u gerust, mijn zoon, want al waart gij hier -geweest, dan zoudt gij hem het sterven toch niet gemakkelijker hebben -kunnen maken dan het is geweest. Laten wij God danken, die hem zulk -een zalig, kalm sterfbed heeft gegeven!" - -Daarop ging Albrecht naar het bed van den doode, keek langen tijd -met eerbiedig gevouwen handen naar het vriendelijke, rustige gelaat -en fluisterde biddend: - -"Ave, pia anima. Requiem aeternam da ei, Domine, et lux ei luceat -perpetua!" [16] - -Het was de avond voor St. Mattheus van het jaar 1502 tegen middernacht -dat de oude meester Dürer op vijf-en-zeventig jarigen leeftijd tot -zijn vaderen werd verzameld. - -Den volgenden dag werd onder klokgelui en onder het geleide van het -geheele goudsmidsgilde het lijk op het Sebalduskerkhof ter aarde -besteld. Van het hoogaltaar werd de zielmis gelezen en aan de armen -der stad werd brood uitgedeeld. Gedurende drie dagen bleef het zwart -fluweelen lijkkleed op het graf uitgespreid en brandden daarop twee -kaarsen, die door houten kasten tegen den wind werden beschut, terwijl -twee geestelijke zusters den geheelen dag bij het graf bleven om -lijkzangen te zingen en te bidden voor de ziel des afgestorvenen. Dit -alles gebeurde op verlangen van Albrecht, die hiermee zijn vader de -laatste eer wilde bewijzen en toen hij en zijn betrekkingen na den -lijkdienst waren teruggekeerd, nam hij de zorg voor zijn moeder en -zijn jongsten, twaalfjarigen broeder Hans geheel op zich, zooals hij -zijn vader had beloofd en zooals zijn eigen hart hem ingaf. - -Zijn broeder Andreas evenwel nam ransel en staf op en trok de wijde -wereld in. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XV. - -TOT GROOTER VOLKOMENHEID. - - -Meermalen had Keurvorst Frederik de Wijze Neurenberg bezocht en -dikwijls had hij meester Dürer met een bezoek vereerd. - -Het eerste altaarstuk, dat de keurvorst bij hem had besteld, -voldeed zoo goed, dat hij hem eenige jaren later een tweede voor de -Allerheiligenkerk opdroeg. - -En nu--in het begin van het jaar 1504--kwam voor de derde maal uit -Wittenberg de opdracht aan meester Dürer, om een schilderij te leveren -ter versiering van dezelfde kerk en hij ging terstond aan het werk. De -eene maand na de andere verliep; Dürer schilderde met de uiterste -zorgvuldigheid en de grootste toewijding, zoowel de hoofdfiguren als -de geringste onderdeelen. - -Toen het in Neurenberg bekend werd, dat het groote altaarstuk zijn -voltooiing naderde, werd Dürer dikwijls gestoord door nieuwsgierigen, -die het wilden zien, want Pirkheimer en de beide gezellen hadden -verteld, dat de meester zich zelf had overtroffen en daardoor wederom -een schrede tot het volkomene in de kunst was genaderd. - -Allen, die het zagen, konden zich overtuigen dat die lofspraak niet -overdreven was. Het stuk stelde de aanbidding der Wijzen voor. Links -zit de Maagd Maria in een licht blauw gewaad met witten sluier en -houdt het kind Jezus op haar schoot. De uitdrukking van haar gelaat -is onvergelijkelijk lieftallig, heilig en vredig. Diep bewogen en -met velerlei aandoeningen naderen de Wijzen uit het Oosten, gekleed -in gewaden, schitterend van goud, en het is alsof met hen de geheele -natuur in aanbidding ligt verzonken. Geen aureool omgeeft Maria en het -Kind, maar het lichte, zonnige groen op den achtergrond doet beiden -nog beter uitkomen dan zulk een krans van licht het zou kunnen doen. - -Iedereen was onder de bekoring van dit kunstwerk--men zag, dat het -iets heel bijzonders was en dat geen van meester Dürers werken zoo -hoog stond. Was 't het schoone coloriet, het gevoelige der teekening, -de teedere, fijne penseelbehandeling, de wondere harmonie in de -groepeering, de groote eenvoud en verheven rust, die over het geheel -lag verspreid, wat zulk een overweldigenden indruk maakte? Neen, -niet één dezer kwaliteiten alleen, maar dit alles te zamen was de -reden van de groote bekoring, die het uitoefende. - -Hoe was meester Dürers kunst nu op eenmaal tot zulk een hoogte -gestegen? - -Sedert geruimen tijd had zich te Neurenberg een Venetiaansch kunstenaar -gevestigd, Jacopo de Barbari geheeten, wiens kunst hoog werd geroemd. - -Eerzucht en naijver hadden hem uit de stad der lagunen verdreven. Hij -kon niet dulden zijn roem met andere kunstenaars te moeten deelen -en hij vond het onverdragelijk door anderen in de schaduw te worden -gesteld. Hij hoopte in Duitschland, door de hoogte waarop hij stond, -onbetwist een eerste plaats in te nemen. - -Toch wilde hij niet gemakkelijk zijn triomfen behalen en daarom koos -hij een plaats, waar hij gelegenheid had een reeds gevierd kunstenaar -te overschaduwen. Zijn hoop werd dan ook vervuld. Evenals Ceasar -kon hij zeggen: Veni, vidi, vici [17], en in een oogwenk waren de -Neurenbergers zoozeer onder zijn invloed gekomen, dat zij bijna de -Duitsche kunst vergaten om de vreemde te huldigen. Het was waar, -dat de fijnheid en gevoeligheid van het coloriet, het liefelijke en -sierlijke der teekening en de bekoorlijke uitdrukking, die hij in het -gelaat wist te leggen, hem aller bewondering waardig maakte. Daarbij -vergeleken scheen de Duitsche kunst hard en ruw, stijf en koud. - -Meester Jacopo werd bij de aanzienlijkste families gaarne ontvangen; -men betwistte elkaar de eer van zijn gezelschap, men zwaaide hem -onmatigen lof toe, en overlaadde hem met geschenken en eerbewijzen. Het -aantal bestellingen was overweldigend groot, want alle aanzienlijke -jonkvrouwen bestormden zijn atelier om haar portret te laten maken.-- - -Albrecht Dürer zag welke triomfen de vreemde indringer behaalde, -hij hoorde de overdreven loftuigingen en werd voortdurend stiller. - -Was gekrenkte eerzucht, of verterende naijver de oorzaak, dat hij zoo -stil en in zich zelf gekeerd was? Neen, want zijn edel hart kende -dergelijke gewaarwordingen niet. Hij zelf behoorde tot hen, die -meester Jacopo bewonderden en prezen in alle oprechtheid en zonder -een zweem van huichelarij en na eenigen tijd, nadat hij in stilte -had toegezien en nagedacht, ging hij naar den vreemden kunstenaar -in allen ootmoed en nederigheid, zonder zich te laten afschrikken -door den nederbuigenden toon, waarop deze, door de volksgunst zoo -hooggeplaatste en verwende man, tot hem sprak--en de macht van Dürers -edele en nederige persoonlijkheid bleef niet zonder invloed op dezen -hoogmoedige, wien hij achting afdwong. - -Het was de wensch om te leeren, die hem naar meester Jacopo had -gedreven. De drie-en-dertigjarige kunstenaar, wiens naam op aller -lippen was, achtte zich niet te hoog bij den vreemden meester in de -leer te gaan. - -Vóór dien tijd had hij nog een andere school doorloopen, die des -lijdens. Een zware krankheid had hem bezocht en daardoor had hij -gelegenheid gehad zich in ernstige overdenkingen te verdiepen. En -evenals dit zelfonderzoek zijn hart gelouterd en geheiligd had, -zoo was het ook niet zonder invloed op zijn geest gebleven; zijn -genie had nieuwe openbaringen ontvangen en door de grootte van zijn -lichamelijk lijden waren zijn scheppende krachten toegenomen. Deze -vooruitgang openbaarde zich in de wijze, waarop Dürer nu het -menschelijk gelaat opvatte en uitvoerde. Had tot nu toe de Duitsche -kunst zich vergenoegd met het eenvoudig weergeven der lijnen en trekken -zonder de stemming van het gemoed uit te drukken, nu legde hij in zijn -portretten duidelijk en helder de stemming der ziel. Daardoor wordt het -geheele gelaat bezield, men kan zien welke gewaarwordingen de mensch -ondervindt, wat hem aandoet, wat hij gevoelt en welken strijd hij -doorleeft; het is alsof men de haren ziet trillen, alsof de lippen -zich bewegen en de oogen schitteren en glinsteren.--Toen hij nog -zeer ziek was, had hij een Christuskop geschilderd zooals nooit te -voren: het hoofd van den gestorven Heiland met de doornenkroon, met -gesloten oogen en geopenden mond en een uitdrukking van onmetelijke -smart over het geheele gelaat verspreid. Wat Dürer zelf in zijn -bitter lijden had ondervonden, trachtte hij weer te geven met het -penseel en daardoor kwam hij tot het schilderen der ziel, een door -lijden verkregen talent, dat hij na zijn herstel in een groot aantal -werken openbaarde, zonder ze evenwel reeds aan het groote publiek te -laten zien. Hiertoe behoorde voornamelijk het lijden van Christus, -dat hij met de pen en het penseel op groen getint papier in twaalf -afbeeldingen had weergegeven en daarna een serie houtsneden, het leven -van Maria voorstellende van haar geboorte tot haar hemelvaart. Deze -afbeeldingen hadden een groote bekoorlijkheid voor den beschouwer; -de kunstenaar had hierdoor een snaar aangeraakt, die in elk Duitsch -hart een weerklank moest vinden, want deze teekeningen waren de -verheerlijking van het familieleven, de lof van het huwelijk, als -een heilige, door God geordineerde en gezegende staat,--in het kort, -het was wederom een predicatie tot het Duitsche volk, zooals vroeger -de door hem geïllustreerde Openbaring van Johannes. - -Dürer had dus in de school des lijdens veel geleerd; maar hij was er -ver van te gelooven, dat hij nu niets meer behoefde te leeren en in den -vreemden kunstenaar zag hij juist een leermeester met wiens onderricht -hij weder in een ander opzicht zijn voordeel zou kunnen doen.-- - -Langzamerhand verminderde de koelheid van Jacopo tegenover den -Duitschen schilder. Hij werd vriendelijker tegen hem, doch verloor -een zekere terughoudendheid niet uit het oog, toen hij bemerkte, -dat het Dürer te doen was om van hem te leeren. Hij zag heel goed hoe -uitstekend begaafd de Duitscher was en hij vreesde in stilte, dat Dürer -hem in zijn kunst zou ter zijde komen of misschien wel overtreffen. - -Vooral wilde hij angstvallig het geheim van de wijze, waarop hij -het menschelijk figuur wist af te beelden, en waarop hij zich zoo -beroemde, voor Dürer verborgen houden. Hij deed het namelijk voorkomen, -alsof hij geen modellen noodig had, maar alsof hij door zijn grondige -kennis der anatomie en de door hem opgemaakte theorie, die hij uit -den canon der verhoudingen van het menschelijke lichaam had geput, -dit in zijn grootste schoonheid kon weergeven. - -Hoe gaarne had Dürer dit ook gekund! Maar spoedig moest hij de -oprechtheid van den vreemdeling wel in twijfel trekken, toen hij bij -toeval hoorde, dat hij, bij het weergeven der menschelijke gestalte, -nu en dan het levend model had gebruikt en het bleek dus duidelijk, -dat zijn scheppingsvermogen en anatomische kennis niet voldoende waren, -om hem in staat te stellen het ideaal der menschelijke schoonheid in -beeld te brengen. - -Niettemin leerde Dürer door zijn omgang met meester Jacopo en door -het bestudeeren van zijn werken, de gebreken die hij in zijn eigen -werk had ontdekt, overwinnen en daardoor zijn kunst tot grootere -volmaking brengen, want hij was er verre van, zich tevreden te stellen -met hetgeen hij kon en liet zich door de grootste loftuitingen niet -in slaap maken, om op de geplukte lauweren uit te rusten, maar hij -streefde voortdurend naar hooger. - -Het werd dan ook spoedig openbaar welke nieuwe kunde hij had -verkregen. 't Waren slechts kleine stukken, oefeningen en studies, die -uit zijn werkplaats kwamen, maar de kenners waren één en al verbazing -en bewonderden de vorderingen, die hij had gemaakt vooral in het -dierengenre, dat hij tot nu toe bij het landschap had achtergesteld. - -Zoo had hij een haas geschilderd, die aller bewondering verdiende. Het -vel was zoo natuurgetrouw weergegeven, dat men bijna in verzoeking kwam -het eens te bevoelen, om zich te overtuigen, dat het geschilderd was en -niet een werkelijk hazevel. Even groot opzien baarde een levensgroote -hertekop, door een pijl getroffen en met gebroken oogen, en een ruiker -viooltjes, waaraan slechts de geur ontbrak, om voor levende bloemen -te kunnen worden gehouden. - -Door deze kunstwerken trok Dürer weer aller aandacht tot zich en -begrepen de Neurenbergers, dat men niet naar het buitenland behoefde -te gaan, om een volmaakt kunstenaar te aanschouwen, maar dat die in -de naaste omgeving was te vinden. Ja, het werd zelfs door enkelen -luide verkondigd, dat meester Dürer den Italiaan Jacopo overschaduwde -en deze fronste het voorhoofd, toen hij moest ondervinden, dat de -geestdrift voor hem meer en meer verkoelde. - -En nu was Dürer aan het schilderen aan het groote altaarstuk, dat een -vorst van hem begeerde: "de aanbidding der Wijzen" en toen daaraan de -laatste hand was gelegd, ging er in Neurenberg slechts één kreet op: -de Duitsche kunst overtreft die van anderen en Albrecht Dürer is -de eerste aller meesters! De zachtheid der lijnen, die bij Jacopo -in weekheid ontaardde, was bij Dürer met kracht gepaard en het -schitterende coloriet, dat bij den Italiaan niet van overdrijving -was vrij te pleiten, behield bij Dürer de juiste maat en deed het -oog aangenaam aan inplaats van het te verblinden. -- - -Meester Dürer ontving uit Wittenberg een ruime belooning niet alleen in -klinkende munt, maar op verzoek van den kunstenaar was er een bijzonder -mooi gewei bijgevoegd, dat de eereplaats in het staatsievertrek kreeg -en door allen werd bewonderd, vooral door Wilibald Pirkheimer, die -zijn vriend dit kostbare stuk bijna benijdde. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVI. - -EEN DUBBEL AFSCHEID. - - -Op een kouden, vochtigen Octoberavond van het jaar 1505 hield voor -Dürers huis een logge koets stil, waaruit een jonge man steeg in een -reismantel gehuld. - -"Schäufelein!" klonk het vroolijk uit een raam van de eerste verdieping -van Vrouwe Agnes' lippen, toen zij den bezoeker herkende. - -Deze gaf den knecht last om voor zijn koffer te zorgen en trad snel -naar binnen. Hij werd hartelijk verwelkomd; vier weken was hij in -Frankfort geweest om Dürers schilderijen op de jaarmarkt te koop aan -te bieden. - -"De lieve heiligen zijn geprezen," riep hij, "dat ik u allen in -gezondheid mag terugzien en de doodsengel uw huis is voorbijgegaan. Ik -heb heel wat angst om u uitgestaan, want in Frankfort ging de mare, -dat de pest hier dagelijks veel offers eischte." - -"Ja, God heeft ons genadig gespaard," antwoordde Dürer, "terwijl -rondom ons menig huis door den dood is bezocht. Wat ben ik verheugd -en dankbaar, dat God u in welstand bij ons heeft teruggebracht." - -Hans, meester Albrechts broeder, hielp den gezel zich van zijn -reismantel ontdoen; Vrouwe Barbara ging naar den knecht en Vrouwe -Agnes liep naar de keuken, om voor het avondeten te zorgen. - -Spoedig werd de koffer binnengebracht en hielp Hans von Kulmbach, -die uit de werkplaats kwam aangeloopen, Schäufelein om dien leeg -te maken. Dit kostte weinig moeite, want al was hij vol geweest, -toen Schäufelein vertrok, nu waren er slechts enkele stukken in, -die niet waren verkocht. Daardoor was de som gelds, die hij uit den -lederen buidel op de tafel schudde, ook zeer belangrijk en Dürer -betuigde zijn hartelijken dank aan zijn trouwen zaakwaarnemer, wien -hij tegelijkertijd zijn deel van de opbrengst toeschoof. - -"Ik zou in nog vroolijker stemming zijn thuis gekomen," sprak -Schäufelein, "als ik niet de onaangename ondervinding had moeten -opdoen, dat er vele schurken zijn, die hun dievenhanden naar uw -eigendom uitsteken. Het zijn geen struikroovers, die ons onderweg -hebben aangevallen, maar op de jaarmarkt heb ik een andere soort -dieven leeren kennen; gij weet wel, wat ik bedoel." - -"De nadrukkers?" vraagde Dürer snel. - -"Ja, juist," knikte Schäufelein met gefronste wenkbrauwen. "Wat baat uw -monogram, waarmee gij sedert acht jaren uw werken onderteekent? [18] -Het beveiligt ze niet voor namaak, want die schelmen maken er geen -gemoedsbezwaar van, om ook dat er bij af te drukken en daarmee de -koopers te bedriegen." - -"Het spijt mij zeer, dat te hooren," sprak Dürer halfluid. "Dieven -worden opgehangen, doch zulke schurken, die zich toch ook het eigendom -van anderen toeeigenen, laat men ongestoord hun schandelijk bedrijf -uitoefenen. Ik zou gaarne eens een hooggeplaatst, invloedrijk man -willen vragen om mij daartegen te beschermen; maar het is de vraag -of zijn invloed daartoe in staat is." - -"Ja, dat is vergeefsche moeite," meende Schäufelein, "al kondt gij -u tot den keizer wenden, dan zou het nog niets baten. Zelfs in de -Nederlanden haalt men zulke boevenstreken uit; want in Antwerpen -woont er een, die kopergravuren heeft gemaakt naar uw houtsneden uit -de openbaring van Johannes." - -In hevige opgewondenheid liep Dürer met groote schreden het vertrek -op en neer: - -"Het ontstemt mij erg! Weet gij wie het is?" - -"Och, al wist ik het, het zou toch niets baten," klaagde -Schäufelein. "Ik heb trouwens getracht hem op te sporen, doch toen -hij het bemerkte, heeft hij zich gauw uit de voeten gemaakt." Dürer -haalde de schouders op. "Laten we ons verder niet bekommeren om den -dief, die toch niet gelukkig met zijn roof kan zijn, want gestolen -goed, gedijt niet. Aangenamer is het u te vertellen, hoe het mij in -uw afwezigheid is gegaan." - -Hij werd gestoord door Vrouwe Agnes, die hen uitnoodigde om aan het -avondeten te komen. Na het gebed, dat door het hoofd des huizes werd -uitgesproken, zei Dürer tot Schäufelein: "Gij weet wel, dat verleden -winter het Duitsche handelshuis bij de Rialtobrug te Venetië een prooi -der vlammen is geworden. Nu heeft in Juni van dit jaar de Signoria -[19] op aandringen der Duitsche kooplieden besloten het nieuw te -bouwen huis aan een Duitschen meester, Hieronymus van Augsburg, -op te dragen. En daar de St. Bartolomeuskapel, bij het handelshuis -behoorende, een groot altaarstuk noodig heeft, hebben de Duitsche -kooplieden eveneens weten door te zetten, dat dit door een Duitscher -zou worden uitgevoerd en ziet ge, daarvoor heeft men den Neurenberger -Albrecht Dürer uitgekozen." - -Schäufeleins oogen schitterden van voldoening en zijn hand, die juist -een stuk rookvleesch naar den mond wilde brengen, kwam niet tot haar -bestemming. "O, dat is heerlijk! En wat verheug ik mij in de eer, die -u te beurt valt! Geluk er mee, Meester! Hartelijk geluk gewenscht! En -gaat gij gauw?" - -Eenige oogenblikken bleef Dürer, zonder iets te zeggen, voor zich uit -staren; toen sprak hij: "Mijn hart trekt mij naar dat zonnige land -en die heerlijke stad, die ik reeds eenmaal mocht aanschouwen, en ook -is de verzoeking groot om zooals vele anderen de vreeselijke ziekte, -die hier heerscht, te ontloopen, maar de angst om hen, die ik moet -achterlaten, doet mijn hart onrustig kloppen en houdt mij tegen. De -Heer geve, dat de sterfte spoedig moge verminderen, dan is het mijn -plan met de eerste gelegenheid de beste naar Italië te reizen. Maar ik -wil niet alleen er op uittrekken zooals toen ik als gezel de wereld -in ging, maar ik zal mij aansluiten bij een handelskaravaan. Zulk -een jonge gezel zonder één cent op zak lieten de struikroovers en -dieven wel ongestoord verder gaan, maar nu kon het wel eens zijn, -dat die schelmen lust kregen om hun handen uit te strekken naar de -schat, die ik van plan ben mee te nemen; want ik reken er op een -groot aantal mijner schilderijen te Venetië in goud om te zetten." - -Nu mengde Vrouwe Agnes zich in het gesprek: "Mijn lieve man, is het -bezorgdheid voor de uwen, die u verhindert aan de eervolle opdracht -gevolg te geven? Maar zijt gij dan de Voorzienigheid, die door uw -bijzijn hen voor nood en dood kan bewaren? Het eenige, wat wij in dezen -moeilijken tijd kunnen doen, is bidden en ons in 's Heeren bescherming -aanbevelen. Nu dat kunt gij te Venetië even goed als hier. Ons leven -is in Gods hand en ons hart kan rustig zijn in den Heer." - -Dürer keek zijn vrouw aan met een blik waarin dank en ook achting voor -haar groot Godsvertrouwen lag opgesloten, maar ook een stille vrees -bij de gedachte: indien het eens in Gods raad was besloten een der -mijnen tijdens mijn afwezigheid op te eischen dan zou ik zijn laatsten -zucht niet kunnen opvangen en zijn oogen niet toedrukken. Hij durfde -deze gedachte evenwel niet uitspreken; het was alsof hij zich schamen -moest tegenover het onbeperkte Godsvertrouwen zijner vrouw. Schäufelein -maakte van zijn stilzwijgen gebruik om, evenals Vrouwe Agnes, er op -aan te dringen, dat hij zich tegen de reis naar Venetië niet langer -zou verzetten. - -Dürer keek den spreker ernstig aan, en er was zelfs eenige verlegenheid -in zijn blik, toen hij zei: "Er is nog iets, dat mij tegen de reis doet -opzien. Als ik eenmaal weg ben, zal ik zoo spoedig niet terugkeeren, -want het groote schilderij, dat men van mij verlangt, zal veel tijd -vorderen, en daarbij hoop ik ook van de Italiaansche meesters nog wat -te leeren. Daarom zal ik wel verplicht zijn, mijn werkplaats te sluiten -en u te ontslaan, mijn goede gezellen, wat mij niet weinig moeilijk -valt, want gij hebt mij altijd trouw gediend en ter zijde gestaan." - -Het was duidelijk op de gezichten der gezellen te lezen, dat hun -dit weinig aanstond; zij zagen elkaar teleurgesteld en vragend -aan. Zij waren op zoo iets in het geheel niet voorbereid en het speet -Schäufelein, dat hij zoo op de reis had aangedrongen. - -Dürer las hun gedachte en vervolgde: "Waarlijk, gij zijt nu lang -genoeg bij mij in de werkplaats geweest en het komt mij bijna zeer -zelfzuchtig voor, dat ik u zoo lang in mijn dienst heb gehouden, -daar het toch wel uw wensch zal zijn ook bij andere meesters te -leeren. Daarom wil ik niet aan mij zelf denken en mij om uwentwil -verheugen, dat gij nu daartoe de gelegenheid hebt." - -Hans von Kulmbach, die gewoonlijk stil en in zich zelf was gekeerd, -richtte nu het woord tot Dürer en sprak: "De tijd, dien wij bij u zijn -geweest, is ons als een droom voorbijgegaan en het zal lang duren, -voordat wij op onze omzwervingen in de wereld een meester vinden, die -ons zulk voortreffelijk onderwijs kan geven en wiens vriendelijkheid -ons zulke goede dagen zal doen beleven." - -Ook Schäufelein sprak in denzelfden geest, hij hield niet op Dürer -dank te zeggen voor alles, wat zij in zijn huis hadden ontvangen en -kwam eindelijk weer op zijn aandringen terug. Zoo werd het gesprek, -dat eenigszins treurig was geworden, langzamerhand weer vroolijker -en de dischgenooten zaten na het dankgebed nog lang gezellig samen -te praten.-- - -Vijf weken later stond voor Dürers huis een opgetuigd rijpaard, beladen -met een zwaar valies, ongeduldig te trappelen, want het wachten duurde -lang bij de felle koude, die den adem uit zijn neusvleugels verstijfde, -waardoor zijn kop in een waas werd gehuld. - -Daar binnen duurde het afscheid lang. Het kostte meester Dürer reeds -moeite te scheiden van zijn gezellen, die ook hun ransel hadden -aangegord, maar het was alsof zijn hart zou breken, toen hij voor -het laatst zijn lieve vrouw, zijn goede moeder en zijn broertje in -de armen sloot. - -Met zijn moeder had hij eerst nog een zonderling geschil over Hans -gehad. Hij had hem gaarne willen meenemen op reis, omdat hij het voor -den zeventienjarigen knaap, die zich ook aan het schilderen wilde -wijden, nuttig oordeelde onder zijn toezicht en leiding iets van de -wereld te zien en de Italiaansche taal te leeren; maar zijn moeder -kon er niet toe besluiten om zich van den laatsten zoon, die haar -van haar kinderen overbleef, te scheiden en wist van haar Albrecht -te verkrijgen, dat hij alleen zou vertrekken. - -Meester Dürer reed de straat "onder de veste" genaamd uit, vandaar -naar de Heerenmarkt, waar hij ophield bij het huis van Pirkheimer. Hij -moest van zijn vriend nog afscheid nemen en hem dank zeggen voor het -voorschot, dat hij den reiziger had gegeven, omdat deze met het oog -op zijn vermoedelijk lange afwezigheid een welvoorzienen buidel bij -zijn familie moest achterlaten. - -Nu gaf hij zijn paard de sporen en reed over de Barrevoetersbrug -naar het Lorenzerplein en vandaar naar de Vrouwepoort, waar de vijf -wagens met koopwaar en zijn eigen kunstwerken reeds gereed stonden, -omgeven door de vijf kooplieden te paard en twaalf gewapende, stevige -dienaars, die de karavaan moesten beschermen. - -Onder de zegenbeden van hen, die er om verzameld stonden, stelde -de stoet zich in beweging en vroolijk hinnikten de paarden op dezen -kouden, helderen morgen. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVII. - -NOGMAALS TE VENETIË. - - -Op een heerlijken, warmen dag in Februari van het jaar 1506 lag op -het balkon van haar paleis op het Marcusplein, Signora Bella, de -echtgenoot van den Markies Rinaldi, uitgestrekt op een zacht rustbed -om met volle teugen de frissche, versterkende voorjaarslucht in te -ademen. Zij was herstellende van een maandenlange, ernstige ziekte -en verwachtte van den zonneschijn een snellere genezing. - -Naast haar stond een vrouwelijke bediende, die haar het nieuws -uit de stad moest vertellen, want nadat zij langen tijd in niets -belangstelling had getoond, begon de Signora zich nu weer voor de -buitenwereld te interesseeren. - -Men vernam het geluid van naderende voetstappen en op het balkon -verscheen een grijsaard met een langen, witten baard en een edele, -indrukwekkende gestalte. Het was de oom der Signora en tevens -haar vaderlijke vriend, van wien zij in haar ziekte de hartelijkste -deelneming had ondervonden en die bijna dagelijks in dezen lijdenstijd -haar tot troost was geweest. - -Zijn gelaat helderde op, toen hij zag hoeveel belangstelling de zieke -toonde in de mededeelingen van haar ondergeschikte en hij uitte zijn -blijdschap op hartelijke wijze. Achter hem stond een lakei met een -portefeuille, die hij van hem overnam en bij de Signora bracht. "Ik -heb iets voor u meegebracht, dat u eenige oogenblikken aangenaam zal -bezig houden, lieve Bella. Het is langen tijd geleden, dat gij u voor -de kunst hebt geïnteresseerd." - -"O, dank u, beste oom," antwoordde Bella en zij strekte haar kleine, -magere, wasbleeke hand uit naar de portefeuille, waarin een reeks -kopergravuren geborgen waren, die in volgorde het leven van Maria -weergaven. - -Reeds bij het eerste blad, dat de weigering van Joachims offer -door den hoogepriester voorstelde, begonnen Bella's oogen te -schitteren en uitte zij een kreet van verrukking; "O, hoe prachtig, -hoe bekoorlijk!" Haar ingenomenheid nam bij elke afbeelding toe en -zij kon haar oogen niet afwenden van die gravuren, welke de rust van -de heilige familie in Egypte te zien gaven, een afbeelding van het -reinste, gelukkigste familieleven, dat de bannelingen de smart over de -scheiding van hun geboortegrond scheen te kunnen doen vergeten. Zij -genoot van den aanblik van Maria, gezeten met haar spinnewiel bij de -wieg van haar beminnelijk kind, van den ouden Jozef, die ijverig zit -te arbeiden voor het dagelijksch brood der zijnen, en vooral van de -allerliefste engeltjes, die druk bezig zijn om de spaanders in een -mand te verzamelen en van wie één ondeugend genoeg is geweest om zich -met Jozefs hoed te tooien. - -Geheel andere gewaarwordingen werden in Bella gewekt, toen zij kwam -aan de afbeelding van Jezus' afscheid van Zijn moeder, voordat Hij Zijn -laatste reis naar Jeruzalem ondernam, en waarop de Heer met hemelschen -vrede op het gelaat en met heiligen moed om den dood tegemoet te gaan, -nog eenmaal Zijn moeder, die aan de deur vol smart ligt neergezonken, -zegent. - -Bella was diep ontroerd en twee groote tranen blonken in haar -oogen. Nog nooit had zij iets aanschouwd, dat zoo aangrijpend -schoon was. - -"Ik dank u, beste Oom, voor dit genot," zeide zij dankbaar, nadat zij -het laatste blad had bekeken. "Van wien zijn deze onvergelijkelijk -schoone gravuren?" - -"Raimondi Marcantonio heeft ze op koper gegraveerd," antwoordde -de grijsaard, die met stille vreugde en voldoening had opgemerkt, -dat zij, die hem zoo lief was, weder in iets belangstelling koesterde. - -"Gegraveerd?" vraagde Bella. "Ze zijn uitstekend gegraveerd; maar wie -heeft de teekeningen ontworpen? De kunstenaar, die dat heeft gedaan, -vindt zijn gelijke niet." - -Haar oom kwam een weinig dichter bij haar zitten en sprak glimlachend: - -"Mijn doel was niet alleen om u deze platen te laten zien, maar ik -wilde u ook iets vertellen. Deze gravuren hebben in de stad heel wat -opzien gebaard en zijn de oorzaak, dat Marcantonio voor het gerecht -is gedaagd." - -"Voor het gerecht?" vraagde de Signora met klimmende belangstelling. - -"Ja," antwoordde haar oom, "Marcantonio is een dief, die zich -het bezit van anderen heeft toegeëigend; hij heeft deze platen, -die oorspronkelijk in houtsneden zijn verschenen, in koper -nagegraveerd. Zie, hier is het monogram van den ontwerper der -houtsneden!" - -Bella bekeek de letters zonder iets te zeggen. - -Toen vervolgde haar oom: "Weet gij niet wiens naam het is? Maar dat -zou ook moeilijk gaan, want het is reeds zoo lang geleden, dat gij den -kunstenaar, die zich met A. D. onderteekent, hebt gezien. Gij waart -toen nog ongehuwd. Het is de naam van een Duitsch kunstenaar -- -- --." - -"Albrecht Dürer!" riep Bella uit en een flauwe blos kleurde haar -bleeke wangen. "O, van hem zijn deze heerlijke kunstwerken! -- -- --- Ziet gij wel, Oom, dat ik zeer juist heb gezien, wat er in dien -man was; mijn profetie heeft zich bewaarheid! Albrecht Dürer is een -ongeëvenaard kunstenaar! Hoeveel heb ik niet reeds gezien op het gebied -der kunst, doch nooit heeft iets daarvan mij zulk een genot verschaft, -nooit heeft iets mij zoo getroffen als deze heerlijke kunst. Wat -zijn onze schilders bij hem vergeleken! Zooveel innig gemoedsleven, -als hierin ligt uitgedrukt, zoekt men tevergeefs bij hen. Men zegt -van de Duitschers: dat hun hart even warm is als de dampkring, waarin -zij leven, koud is. En nu zie ik, dat het waar is." - -"Dat ben ik met u eens, mijn lieve Bella," antwoordde haar oom. - -"Ook ik ben verrukt van deze platen en het andere werk, dat ik van -hem zag, vond ik ook zoo bijzonder mooi." - -"Waar woont Meester Dürer tegenwoordig?" vraagde Bella. "In zijn -geboorteplaats Neurenberg?" - -"Ja," antwoordde haar oom, "daar heeft hij zijn werkplaats, maar op -dit oogenblik -- -- -- -- ." - -Eensklaps hield hij op en vraagde zich af of het de zieke niet te -veel zou opwinden, als hij haar het verdere mededeelde--doch toen -hij Bella's dringenden, vragenden blik op zich gevestigd zag, ging -hij voort haar te zeggen, dat Meester Dürer op dit oogenblik te -Venetië vertoefde, om op verlangen der Signoria voor de vernieuwde -St. Bartolomeuskapel een groot altaarstuk te schilderen. - -De Signora richtte zich op van haar rustbank en liet zich door haar -kamenier een kussen tot steun in den rug geven, alsof zij in die -houding beter kon luisteren. - -"Is hij te Venetië? In mijn onmiddellijke nabijheid?" zeide zij. "O -hoe gaarne zou ik dien heerlijken kunstenaar nog eens terugzien! Hij -moet nu een man in de volle kracht zijns levens zijn." - -"Hij is vierendertig jaar," zeide haar oom. "Zijn uiterlijk alleen -reeds trekt de aandacht. Men voelt eerbiedige bewondering, wanneer -men hem ziet. En dan daarbij zijn edel karakter en zielenadel! Men -voelt zich geneigd hem met ontbloot hoofd te naderen." - -"Maar wat is nu het geval met Marcantonio?" vraagde de Signora. "Gij -zeidet, dat hij voor het gerecht staat." - -Haar oom knikte bevestigend. "Eindelijk is het meester Dürer gelukt -een der vele schurken machtig te worden, die hun handen naar zijn -eigendom uitsteken en zijn werken nadrukken of graveeren." - -"Zou de Signoria hem tegenover onzen stadgenoot recht doen -wedervaren?" vraagde Bella beschroomd. - -"Maak u daarover niet ongerust, mijn kind!" verzekerde haar -oom. "Dürer is bij de Signoria, evenals bij ieder hier in de stad, -in hooge achting. Dagelijks krijgt hij in zijn werkplaats dicht bij -het Duitsche handelshuis, zooveel bezoekers alsof het een bedevaart -naar een wonderdoend beeld der heilige Maagd gold. Ook beijveren -onze kunstenaars zich hem te bezoeken en met lof te overladen, al -is dat misschien niet altijd even oprecht gemeend. De besten van -hen zijn waarlijk zijn vrienden, doch de kleingeestigen vergaan van -jaloerschheid, vitten en trachten gebreken op te sporen, terwijl zij -in stilte zijn werken navolgen." - -"Die ellendigen!" zei Bella toornig, "en hoe houdt Dürer zich -daaronder?" - -"Hij let niet op hen," antwoordde haar oom, "en zijn edel hart, waarvan -al het lage en gemeene zoo ver is verwijderd, bemerkt ook dikwijls hun -kwaadwilligheid niet. Hij stelt er zich tevreden mee door de anderen -te worden gewaardeerd. 't Is een wonder, dat hij onder al den lof, -dien men hem toezwaait, en de eer, die hem wordt bewezen, zoo kalm -en nederig blijft." - -"Ja, ja," riep de Signora uit, "Albrecht Dürer is een voortreffelijk -man met een nederig gemoed, dat heb ik wel gemerkt. Hoe ver is hij -met zijn altaarstuk gevorderd?" - -"Hij is nog bezig aan de studies, die vooraf noodig zijn," antwoordde -haar oom, "en het zou ook niet anders mogelijk zijn, want elken dag -verdringt men zich zoozeer om hem, dat hij nauwelijks tijd tot arbeiden -kan vinden. Onlangs nog zeide hij mij, dat hij zich nu en dan eens -onzichtbaar moest maken, omdat men hem al te lastig viel en hij niet -tot zich zelf kon komen. Ik kan mij begrijpen, dat al die eerbewijzen, -waarmee de aristocratie hem overlaadt, hem gaan vervelen. Vooral vindt -hij het onaangenaam zoo dikwijls te worden uitgenoodigd op gastmalen -en feesten, daar dat zooveel van zijn kostbaren tijd vergt. Het liefst -ontvangt hij Giovanni Bellini, van wien hij den eersten keer, dat hij -te Venetië was, zooveel heeft geleerd; de eerwaardige grijsaard ziet nu -met innige bewondering tot zijn vroegeren leerling op en bewijst hem -veel oprechte genegenheid, wat den Duitscher, bij al de gehuichelde -vriendschap, die hij ondervindt, bijzonder veel genoegen doet. Ik -moet u toch nog vertellen, wat er onlangs is gebeurd. Bellini kwam -bij Dürer, toen hij juist met een studiekop voor zijn altaarstuk bezig -was; hij schilderde het haar op zijn onnavolgbare wijze. De grijsaard -verzocht Dürer, hem een der penseelen, waarmee hij het haar zoo -wonderlijk fijn wist te schilderen, als aandenken te geven. Daarop nam -Dürer een handvol gewone penseelen, reikte die Bellini toe en gaf hem -verlof er zooveel van te nemen, als hij begeerde. Bellini glimlachte, -dacht dat Dürer hem niet had begrepen en vraagde om slechts één fijn -penseel voor de haren. Nu moest Dürer lachen en zei, dat hij voor de -haren geen bijzondere penseelen gebruikte. Toen Bellini daarop zijn -hoofd ongeloovig schudde, nam Dürer een gewoon penseel en schilderde -voor de oogen van den verwonderden grijsaard de haarlok eener vrouw op -zijn wondermooie manier. Dit verhaal is volkomen waar, want ik heb het -van Bellini zelf gehoord, die er bijvoegde: het klinkt als een wonder -en ik zou het niet hebben geloofd, indien ik het zelf niet had gezien." - -Signora Bella was stil geworden; de blos op haar wangen was weder -verdwenen en zij zag er bleek en vermoeid uit. Haar oom begreep, -dat het tijd werd om heen te gaan en haar nu te laten uitrusten, -opdat al die aandoeningen, al waren zij van aangenamen aard, de -herstellende geen kwaad zouden doen. En Bella nam afscheid van hem, -doch niet zonder het dringende verzoek haar spoedig meer te komen -vertellen van den Duitschen meester. - - - -Verscheidene maanden waren voorbijgegaan--het Paaschfeest was nabij. - -Albrecht Dürer was reeds 's morgens vroeg in zijn werkplaats, om, -zooals hij hoopte, ongestoord van de ochtenduren gebruik te maken om -aan zijn altaarstuk te werken, Men was in het begin overeengekomen, -dat de schilderij op den eersten Paaschmorgen op het altaar van de -Bartolomeuskapel zou prijken, maar daaraan was in de verste verte -niet te denken en zij, die het Dürer hadden opgedragen, konden het hem -niet wijten, daar zij heel goed wisten, dat het niet de schuld van den -Duitscher, maar van de Venetianen zelf was, die hem zijn tijd kwamen -ontrooven en hem ook bestellingen deden, die de vriendelijke meester -niet wilde weigeren. Toch wilde het vandaag met den arbeid aan het -groote schilderij niet vlotten. Zijn oogen dwaalden telkens naar een -tweeden schildersezel, waarop een klein, pas begonnen stuk stond, den -twaalfjarigen Jezus te midden der schriftgeleerden, voorstellende. Het -was om hem eenige afwisseling te geven bij den omvangrijken arbeid -van het altaarstuk, dat hem door de groote afmeting soms te zeer -vermoeide. Acht dagen geleden was hij er pas mee begonnen en nu was -het bijna af--met zooveel toewijding en ijver had hij er aan gewerkt. - -Toen hij juist goed op streek was, werd er geklopt en met gefronste -wenkbrauwen mompelde Dürer: "men gunt mij zelfs de vroege ochtenduren -niet!" - -Maar zijn gelaat verhelderde zoodra hij den binnenkomende herkende. Het -was een jonge, nauwelijks twintigjarige man, met dichte, zwarte lokken -en een edel, bleek gelaat, dat duidelijk den kunstenaar verried. - -"Wees welkom, mijn beste Titiaan!" riep Dürer en hij stak hem zijn -beide handen toe. Hij wist dat de kunstenaar, die voor hem stond, -hem oprechte vereering toedroeg. Titiaan zag met evenveel bewondering -tot Dürer op als zijn grijze leermeester Bellini. - -"Wat zie ik?" riep hij uit, toen zijn oogen op den tweeden -schildersezel vielen. "Ik dacht, dat ik, na u acht dagen met rust te -hebben gelaten, het altaarstuk goed gevorderd zou vinden, en zijt gij -nu nog met studies daarvoor bezig, of," voegde hij er glimlachend bij, -"is dit geen studie voor het groote schilderij?" - -Dürer moest eveneens lachen. "Het is een op zich zelf staand -schilderij, waartoe uw leermeester Bellini mij heeft opgewekt. Het -zal mij evenwel niet lang meer ophouden, want ik denk het morgen af -te maken en dan heb ik er slechts vijf dagen voor gebruikt." - -"Vijf dagen?" vraagde Titiaan en zag Dürer strak aan. "Hebt gij een -verbond met den booze gesloten? Het is tooveren! Zulk een stuk in -vijf dagen?" - -"Dat is alleen vlugheid, waarde Titiaan," antwoordde Dürer. "Ik wilde -mijn geest, die door het groote altaarstuk te veel vermoeid was, een -weinig verfrisschen, door iets anders onder handen te nemen. Overigens -heb ik ter wille van het groote werk veel andere opdrachten afgewezen, -die mij meer geldelijk voordeel zouden hebben aangebracht dan dit -groote stuk, waarvoor men mij 85 ducaten heeft beloofd. - -"Het is waarlijk niet de zucht naar geld, die mij bezielt; doch denk -eens hoeveel mijn onderhoud mij dagelijks kost en dat ik toch ook een -deel der opbrengst mee naar huis moet nemen voor hen, die aan mijn -zorgen zijn toevertrouwd. Indien ik alles op mij had kunnen nemen, -wat men van mij verlangde, zou ik wel tweehonderd ducaten hebben -verdiend. En niettegenstaande al de vriendschap, die men mij bewijst, -zou ik hier aan lager wal geraken, als mijn houtsneden en de andere -werken, die ik uit Neurenberg heb meegenomen, mij geen voldoende -som hadden opgebracht. Maar nu heb ik plan om, zoodra het kleine -schilderij klaar is, met alle kracht aan het groote te gaan werken." - -"Om het met Pinksteren klaar te kunnen hebben?" vraagde Titiaan. - -Dürer haalde de schouders op. "Dat is onmogelijk; er zijn daarvoor -veel te veel figuren op het stuk." - -Titiaan nam nu uit een portefeuille een teekening te voorschijn. "Ik -wilde u dit laten zien, om van u te hooren of gij vindt, dat ik -vorderingen heb gemaakt door uw voorbeeld." - -Het was een landschap met bergen en een kasteel in het dal. Titiaan -was inderdaad in dit genre een leerling van Dürer geworden en deze -kon niet nalaten hem om dit stukje zeer te prijzen. - -Titiaan wist, dat deze lof welgemeend was en voelde zich, toen hij -naar huis ging, innig dankbaar en gelukkig gestemd. - - - -De eene maand na de andere verliep; de geheele zomer ging voorbij -en nog steeds was het schilderij niet af. Hoe meer de meester er mee -vorderde, hoe meer hij ook den grooten omvang besefte van hetgeen hij -op zich had genomen. Daarbij kwamen er op nieuw allerlei opdrachten, -die hij niet kon weigeren en die tegelijkertijd winst afwierpen. - -Eindelijk, op den 29sten September werd het in de stad verbreid, -dat meester Dürer de laatste hand aan het altaarstuk, dat men sedert -korten tijd het "Rozenkransfeest" noemde, had gelegd. - -Daarop begaf iedereen zich naar de werkplaats bij de Rialtobrug--een -ieder, wien liefde tot de kunst bezielde, maakte zich op om van -het kunstwerk te genieten. De geheele kunstwereld was verzameld, -ook de adel, ja zelfs het wereldlijke en 't geestelijke opperhoofd -van Venetië, de Doge en de Patriarch, beide uitstekende kunstkenners, -kwamen kijken. - -Eerst heerschte er onder de verzamelden een eerbiedige stilte, men -voelde zich overweldigd door den grootschen indruk, maar daarna brak er -zulk een storm van loftuitingen los, dat Dürer hooren en zien verging. - -Zijn werk verdiende trouwens volkomen zulk een lof: het was een -meesterstuk. [20] - -Omgeven door een zonnig landschap, zit de H. Maagd op een troon. Haar -lokken zijn goudblond en haar kleed is hemelsblauw; op haar schoot -zit het Christuskind, terwijl twee zwevende engelen een gouden kroon -boven haar hoofd houden. Rechts van den troon staat de H. Dominicus, -die het gebruik van het rozenkransgebed invoerde; links ziet men -nog andere engelen, die de gestalten, die rondom geknield liggen, -met kransen van levende rozen bekronen. Aan de voeten van Maria zit -een engel met een mandoline; op den voorgrond knielen Paus Julius -II en keizer Maximiliaan I, gehuld in ruime, purperen mantels; de -eerste wordt door het kind Jezus; de andere door de Maagd Maria met -een krans van rozen gekroond. Ook andere bekende personen komen op het -schilderij voor, o.a. meester Hieronymus van Augsburg, de bouwmeester -van het Duitsche handelshuis te Venetië; op den achtergrond rechts -heeft Dürer zijn boezemvriend, Wilibald Pirkheimer, vereeuwigd en -naast hem schilderde hij zijn eigen gestalte. - -Welk een groot aantal figuren en toch zulk een eenheid van groepeering; -welk een grootheid en ernst lag over het geheel verspreid en toch -hoe vrij was alles behandeld en hoeveel leven sprak er uit! En -dat alles werd nog overtroffen door den gloed en de pracht van -het coloriet! Dürers vijanden hadden durven zeggen: "Ternauwernood -kan hij teekenen, maar schilderen kan hij in het geheel niet"--nu -moesten zij verstommen: dit meesterstuk sloot allen spot den mond. De -opgewondenheid nam daardoor nog toe en in geheel Venetië sprak men in -die dagen over niets anders dan over meester Dürer en zijn grootsche -schepping.-- - -Toen de toevloed van nieuwsgierigen voorbij was, trad op zekeren -namiddag, terwijl Dürer bij den Markies Proschi een feestmaal -bijwoonde, een aanzienlijke vrouw, door een bediende begeleid, de -werkplaats bij de Rialtobrug binnen. Zij nam plaats tegen over het -altaarstuk en bleef langen, langen tijd in diep, eerbiedig zwijgen -verzonken, alsof de werkplaats een kerk ware, waar de priester de mis -bediende. Haar handen waren gevouwen en haar oogen stonden vol tranen. - -Eindelijk stond zij op en verliet de gewijde plaats: "Dat was een zalig -oogenblik," fluisterde zij terwijl zij haar oogen afwischte. Het was -Signora Bella. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVIII. - -BEDWELMENDE WIEROOK. - - -Op een stillen, somberen Novembermorgen voeren eenige gondels het -"Canale grande" af. In pronkgewaad gehuld, alsof men op weg naar een -feest was, deed de groep kunstenaars, die Dürer te Venetië om zich -had verzameld, hem uitgeleide op zijn reis naar Bologna. - -Het was zijn hartewensch geweest, Rome, die stad der steden, het -paradijs der kunst, te zien, en het scheen, dat deze wensch zou worden -vervuld, daar het bericht kwam, dat Keizer Maximiliaan een bedevaart -naar Rome wilde ondernemen, waarbij hij zich wilde aansluiten. Doch -dit voornemen van den keizer kwam niet tot uitvoering en Dürer moest -zijn plan opgeven. Ook was hij zoo gaarne naar Mantua gegaan, om zijn -leermeester Mantegna te bezoeken. Zoo gauw zijn altaarstuk klaar was, -wilde hij daarheen gaan, toen op den dertienden September het bericht -kwam, dat de grijsaard was gestorven. Nu besloot hij naar Bologna -te gaan, omdat hij wist daar gelegenheid te hebben om nog meer te -leeren en vooral de geheimen der perspectief te doorgronden. Niet -dat hij daarvan niet op de hoogte was, maar het was hem te doen om -zekere practische voordeelen tot vergemakkelijking der mechanische -constructie, waarop de kunstenaars van Bologna bijzonder trotsch waren, -en die zij angstvallig geheim hielden. - -Hij nam zijn weg over Ferrara. Tot zijn groote verbazing werd Dürer aan -de poort der stad door een groot aantal der aanzienlijkste inwoners -opgewacht en begroet. Ricardo Sbroglio, die uitstekende geleerde, -ontrolde een blad perkament en droeg een lang gedicht voor, vol -uitbundigen lof over den Duitschen meester, die zijn wangen voelde -gloeien en niet wist, waarheen hij zijn oogen moest wenden. Wel was -hij in Venetië reeds aan overmatige loftuigingen gewend, maar hier was -het toch nog erger. Natuurlijk liet men hem niet dadelijk vertrekken; -hij moest een geheelen dag blijven en men bood hem een gastmaal aan -in het stadhuis. - -Den volgenden dag deed men hem in optocht uitgeleide en een der -edelen liet er zich niet afbrengen hem te vergezellen en met hem -Bologna binnen te rijden. - -Toen zij de stad naderden, bemerkte Dürer, dat men ook daar op de -hoogte van zijn komst was. Aan de poort stond eveneens een groote -menschenmassa en toen hij dichter bij kwam, zag hij van de met groen -en bloemen versierde stadspoort bonte vlaggen wapperen. - -In de voorste rij van de verzamelde menigte stonden de, in Bologna -woonachtige, kunstenaars. Dürers gelaat teekende blijdschap, toen -hij aan de spits der schilders een bekend gezicht zag en nog wel -het gezicht van een stadgenoot, Christoffel Scheurl, den Duitschen -thesaurier aan de universiteit van Bologna. Het huis, waarin hij -was geboren, stond in Neurenberg "onder de veste" schuin tegenover -Dürers huis. Hij was drie jaar jonger dan deze en behoorde tot diens -vurigste bewonderaars. - -Nu had er een hartelijke begroeting plaats, waarna de kunstenaars en -edelen aan de beurt kwamen; zij voerden Dürer in triomf mee naar de -markt en noodigden hem uit de gildekamer der schilders binnen te gaan, -waar de eigenlijke ontvangst zou plaats hebben. Het deed Dürer goed, -die gezichten, waarop zooveel welgemeende hartelijkheid en oprechte -bewondering te lezen stond, om zich heen te zien. - -Op een wenk van den ouden Francesco Raibolini trad een jonge man -vooruit, ook een schilder, Luca Pacioli geheeten: een statige gestalte -met schitterende oogen en lange, golvende, ravenzwarte haren. Hij sprak -Dürer aldus aan: "Heil wedervaart heden onze stad Bologna, nu zij zulk -een gast binnen haar muren mag zien, een man met een stralenkrans -van roem en eer gesierd, en die, waar hij ook komt, triomfen viert -en iedereen bewondering afdwingt. Wij buigen ons ootmoedig voor u, -Meester Albrecht Dürer, den grootsten schilder der wereld, die is -gekomen op een hoogte, die niemand ooit heeft bereikt, of immer zal -bereiken. Bologna heeft Venetië haar hoogen gast benijd--nu is dit -niet meer noodig, nu de meester der meesters het niet beneden zich -heeft geacht ook Bologna's poort binnen te komen--en het sterven zal -ons gemakkelijker vallen, nu wij hem, naar wien ons hart zoo lang -heeft verlangd, hebben mogen aanschouwen. Wees welkom, Meester Dürer, -wees duizendmaal welkom in onze goede stad!" - -Op deze woorden volgde een diepe stilte: Dürer, in verwarring -gebracht door dien bombast en overdreven lof, welke dien te Ferrara -nog overtrof, wist zoo dadelijk niet wat te antwoorden. Gelukkig kwam -de oude Raibolini hem te hulp, doordat hij op hem toetrad en hem op -vaderlijke wijze de hand drukte, zeggende: - -"Pacioli heeft in ons aller naam gesproken, laten wij u nu ieder -afzonderlijk de hand mogen drukken als zegel op hetgeen hij heeft -gezegd." - -Ook de anderen traden op hem toe en nu werd Dürer weer zich zelf, en -kon hij hen danken op Duitsche manier, dat is op rustige, bedaarde -wijze, die om het ongewone daarvan op zijn bewonderaars een diepen -indruk maakte en hun bewezen, hoe bescheiden die door hen zoo hoog -geroemden en vergooden kunstenaar was. - -Meester Dürer bleef verscheidene weken in de stad, waar men het niet -moede werd, hem voortdurend te huldigen, totdat hij onder Pacioli's -leiding zooveel had geleerd als hij begeerde. Daarop nam hij afscheid -en keerde naar Venetië terug. - -Nu eerst brak voor hem de tijd aan, dat hij zich vrij kon bewegen -en den drang van zijn genie volgen, want nu hij zijn opdracht had -vervuld en de Bartolomeuskapel met zijn altaarstuk prijkte, kon -hij schilderen, wat hij wilde. En naar hartelust hanteerde hij nu -penseel en graveerstift, terwijl zijn geldbuidel dagelijks meer werd -gevuld. Met gerustheid kon hij zich aan zijn lust tot scheppen en aan -het gezellig samenzijn met Venetiaansche kunstbroeders overgeven, want -de berichten van zijn gezin waren steeds gunstig. Door zijn vriend -Pirkheimer vernam hij, dat de pest reeds sinds lang had opgehouden -haar offers te eischen en dat al de zijnen goed gezond waren. Dit en -nog andere berichten verblijdden hem zeer. - -Op deze wijze ging de laatste tijd van het jaar voorbij. - -Toen men evenwel het nieuwe jaar was ingetreden, werd zijn -verlangen naar de zijnen hem te machtig en besloot hij te vertrekken, -niettegenstaande de pogingen der Signoria, die hem door het aanbieden -van een jaargeld van tweehonderd dukaten, trachtte over te halen, -te Venetië te blijven. Doch Dürer weigerde, hoe zwaar het hem ook -viel, te scheiden van de stad, waar men hem op de handen had gedragen -en van dit land, waar de zon zooveel helderder scheen en de kleuren -zooveel meer gloed bezaten dan in het koude noorden. De vriendschap, -die men in deze dagen hem in dubbele mate bewees, maakte hem het -scheiden nog moeilijker. Daarom verblijdde het hem te hooren, dat de -handelsreizigers, bij wie hij zich op de terugreis wilde aansluiten, -'s morgens vroeg op weg gingen, want hij hoopte, dat het afscheid -daardoor in alle stilte zou plaats hebben. Maar daarin zag hij zich -teleurgesteld; het was bekend geworden op welk uur hij van plan was -heen te gaan, en zoo moest hij zich laten welgevallen, dat een groote -menigte vrienden en vereerders hem uitgeleide deed tot ver buiten de -poort der stad. - -Het kostte hem moeite om bij de laatste groeten en handdrukken zijn -aandoening te bedwingen en toen hij op grooten afstand nog eenmaal -het hoofd omwendde naar de stad Venetië, die juist schitterde in het -purper en goud der opgaande zon, was hij zich niet langer meester en -er blonk een traan in zijn oog. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIX. - -OP HET TOPPUNT VAN ROEM. - - -Langen tijd na zijn terugkomst ging Albrecht Dürer zijn weg als in een -droom. Alles was hem zoo vreemd geworden en met den arbeid kon hij niet -op streek komen. Na het verblijf in het zonnige Zuiden, waar hij langer -dan een jaar had vertoefd, weder verplaatst in het land van sneeuw -en grijze luchten, moest hij tijd hebben om zich daar weer in te leven. - -Het wederzien der zijnen had zijn hart goed gedaan en hem uitermate -verheugd; vooral was zijn jongste broeder Hans een reden tot blijdschap -geweest. De knaap had bij den ouden Wolgemut veel geleerd en het bewijs -geleverd, dat er een uitstekend kunstenaar in hem stak, van wien men -kon verwachten, dat hij onder de leiding van zijn ouderen broeder zich -nog verder zou ontwikkelen en hem een goede hulp worden. De leegte, -die den teruggekeerde in den vreemde voelde, werd hier in zijn tehuis -aangevuld, doch den kunstenaar ontbrak iets; aan zijn scheppingskracht -ontbraken de ware drang en bezieling. - -In Maart kreeg hij weer een opdracht van zijn vroegeren begunstiger, -den keurvorst Frederik van Saksen, die een nieuwe paneelschildering -van hem begeerde, voorstellende hetzelfde onderwerp, dat Dürer eenige -jaren geleden in houtsneden had behandeld; de marteling der tienduizend -onder Koning Sapores van Hongarije. Dürer maakte daarvoor een ontwerp -en teekende de schets, maar hij voelde, dat de echte bezieling hem -ontbrak en stelde de uitvoering telkens weer uit. - -Ook de ontwakende lente was niet in staat om hem te bezielen, en in het -midden aan den zomer bleek het wat het was, dat hem in dien toestand -had gebracht. Op zekeren morgen kon hij het bed niet verlaten, omdat -hij door hevige hoofdpijn werd gekweld. Terstond liet zijn bezorgde -vrouw den dokter halen, en deze wist langen tijd niet welke ziekte hem -aan zijn leger kluisterde en waaruit zij voortkwam; de medicijnen, -die hij klaar maakte, bleven zonder eenige uitwerking op de koorts, -die reeds terstond in hevige mate was opgekomen en naar niets wilde -luisteren. De zieke nam verontrustend in krachten af, omdat hij niets -wilde eten, doch voortdurend begeerde te drinken. - -Pirkheimer, die van zijn reis voor stadsbelangen was teruggekeerd, -ontstelde toen hij zijn vriend in dezen toestand terug zag en zorgde -er voor, dat er een tweede geneesheer werd geraadpleegd, in wien hij -bijzonder veel vertrouwen had. - -En werkelijk, het gelukte dezen arts de koorts te bedwingen, zoodat -de kranke na eenige dagen kalm werd en kon slapen--zelfs begeerde hij -voor het eerst weer iets te eten, en zijn huisgenooten herademden na -deze lange, bange dagen. Toch ging er nog een geheele week voorbij, -voordat de zieke het bed mocht verlaten en hij voelde zich toen nog -zoo zwak, dat hij nauwelijks een voet kon verzetten. - -Wat was dat edel, schoonbesneden gelaat smal en bleek geworden, en hoe -doorschijnend waren die vermagerde handen. Het kostte Vrouwe Agnes -moeite haar tranen te bedwingen, toen zij hem zoo in zijn stoel zag -zitten en haar hart voelde zich met innige, warme liefde getrokken -tot hem, wien zij haar teederste zorgen wijdde. - -Deze trouwe toewijding deed den kranke goed en hij dankte God in stilte -voor deze ster in den donkeren nacht. Zijn krachten namen merkbaar -toe en tegen het eind van Augustus was hij in zooverre hersteld, -dat hij weer aan den arbeid kon gaan. - -Naar lichaam en geest gesterkt, ging toch het werk slechts langzaam -van stapel. - -Misschien was 't het onderwerp, dat hem niet genoeg wist te bezielen, -want een terechtstelling van vele duizenden op de afschuwelijkste -wijze was ook weinig verkwikkelijk! Het kwam er op aan door de -wonderen der kunst het afgrijselijke hiervan te bedekken; en zie, -hoemeer moeite de kunstenaar zich gaf, om dit doel te bereiken, -des te grooter werden ook zijn bezieling en scheppingskracht. Toch -ging de arbeid langzaam voort, omdat hij dikwijls ander schilder- -of teekenwerk onder handen nam; en toen hij de laatste hand er aan -legde, was er bijna een jaar voorbijgegaan. - -De schepper van dit kunstwerk voelde zich bevredigd en verheugde -zich in den lof der kenners, die vooral de handigheid bewonderden, -waarmee de kunstenaar het oog tot de afzonderlijke groepen wist te -trekken, zoodat het vreeselijke van het geheel niet te veel de aandacht -trok. Op den voorgrond ziet men den koning met zijn gevolg in turksche -kleederdracht. Op het tweede plan staan palen opgericht, waaraan de -heiligen zijn gebonden; rechts daarvan gaan een menigte ontkleede -gevangenen een hoogte op, van waar de martelaars in den afgrond, -vol spiezen en stokken, worden geworpen. Links worstelen een aantal -bloedgetuigen aan het kruishout met den dood en daarnaast legt een -ander zijn hoofd op een blok, terwijl daar om heen een groote schare, -waaronder ook een bisschop, op hetzelfde lot wacht. - -Terwijl nu iedereen het tentoongestelde stuk bewonderde, had Dürer -reeds een ander groot schilderij in zijn geest voorbereid, waartoe hij -zich nu met hart en ziel aan het werk zette. Hij had een bestelling -uit Frankfort gekregen om voor het altaar van den H. Thomas in de -kerk der Dominicanen een schilderij te leveren. - -Den man, die het had besteld, had hij in Neurenberg persoonlijk -leeren kennen; het was de rijke lakenwever Jacob Heller, iemand, -die uit bijzonderen angst voor zijn zieleheil er op uit was om door -allerlei goede werken den duur van het verblijf in het vagevuur -te verkorten. Voor 130 Rijnsche guldens zou Dürer dit aan de kerk -beloofde altaarstuk schilderen. Dadelijk, nadat hij het voor den -keurvorst bestemde schilderij had voltooid, ging Dürer aan den -arbeid. Het zou een vleugelaltaarstuk worden: het middelste paneel, -dat ook het voornaamste was, moest de hemelvaart van Maria voorstellen, -de rechtervleugel den marteldood van Jacobus en de linker dien van -de H. Catharina. - -Dürer was nog niet ver er mee gevolgd, toen hij zich verplicht -voelde om aan Heller, die reeds op spoed begon aan te dringen, te -schrijven, dat de schilderij zooveel tijd en zorg vereischte, dat -hij op een prijsverhooging tot 200 gulden, moest aandringen. Doch hij -beloofde daarbij, dat geen vreemde hand iets aan het middenstuk zou -schilderen. Heller, die hierin zijn koopmansgeest niet verloochende, -was hierover erg ontsticht; maar toen Dürer hem antwoordde, dat hij -het schilderij wilde houden, omdat hem honderd gulden meer daarvoor -was geboden, sloeg hij een anderen toon aan. - -Niettegenstaande deze onaangenaamheden ging het werk goed en vlug -van de hand, en de bekwaamheid, die Hans bij zijn medewerking aan de -zijvleugels aan den dag legde, droeg er niet weinig toe bij om zijn -opgewektheid in dit kunstwerk te vermeerderen. - -De winter ging voorbij; de lente kwam en tegen Paschen was -het middenste zoover gevorderd, dat er weinig meer aan ontbrak, -en nu reeds baarde het alom in de stad groot opzien. Dürer werd -meermalen door nieuwsgierigen gestoord; vele raadsheeren kwamen om -hem hun oprechte hulde aan te bieden en ook de vreemdelingen, die te -Neurenberg kwamen, verzuimden niet om hem op te zoeken. Sommigen boden -hem groote sommen en wilden met alle geweld het schilderij bemachtigen, -waardoor duidelijker dan ooit bleek, hoe hoog de Neurenberger meester -ook in den vreemde stond aangeschreven. Op den derden Paaschdag -verzamelde zich in alle kerken der stad het volk om de mis van den -Heiligen Geest te hooren; na het einde van het koorgezang vermaanden -de priesters de menigte tot bidden en werd God aangeroepen om Zijn -zegen te geven over hetgeen op het raadhuis zou geschieden, opdat -daar tot regenten zouden worden gekozen mannen, die aan wijsheid en -verstand ook godsvrucht paarden. - -Na het einde van den dienst werd de klok van het raadhuis geluid en -kwamen de raadsheeren bijeen voor hun gewichtige taak, waarvan de -uitslag den volgenden dag aan de burgerij zou worden meegedeeld. - -Bij het vallen van den avond ging Albrecht Dürer, gekleed in -zijn kostbaren, met marterbont omzoomden mantel, met zijn vrouw, -die eveneens in feestgewaad was gehuld, uit in de richting van de -Thiergärtnerpoort, om daar het groote huis, over welks aankoop Dürer -met den eigenaar in onderhandeling was, nog eens nauwkeurig te gaan -opnemen. Het was het hoekhuis in de Zistelstraat met het front naar -het oosten. - -Op het oogenblik dat het echtpaar naar buiten trad, kwam de heer -Imhoff, het hoofd van een der aanzienlijkste Neurenbergsche families, -haastig op hen toegeloopen en stak hun beide handen toe. Zijn gelaat, -dat gewoonlijk zulk een ernstige en barsche uitdrukking had, zag er -nu bijzonder gelukkig en tevreden uit. - -"Wees gegroet, waarde Meester en ook gij, geachte Vrouwe! Ziet, -met welk een gouden gloed de zon den hemel kleurt, als wilde zij een -schoonen dag met een schoon besluit kronen. Zij ziet er zoo tevreden -uit, alsof zij zich verblijdt over de stad Neurenberg, die zich heden -van een eereschuld heeft gekweten. Houdt u maar goed." Daarop ging -hij verder. - -Dürer zag hem verbaasd na en mompelde voor zich heen: "Wat scheelt -dien man? Wat kan er toch gebeurd zijn?" - -Terwijl zij daar nog stonden, kwam er weder een heer met groote -stappen op hen aan; het was Wilibald Pirkheimer. Ook zijn gelaat had -een vreemde expressie, ook zijn oogen schitterden en op zijn vriend -losstormend, trok hij hem mee naar binnen in het voorhuis en viel -hem om den hals met de woorden: "Geluk gewenscht, heer collega!" - -Nu werd Dürers verwarring nog grooter: "Wat is er toch gebeurd? Eerst -doet de heer Imhoff zoo wonderlijk en zegt onbegrijpelijke dingen -en nu doet gij nog veel dwazer! Kunt gij, beiden, dan geen goed -verstaanbare taal meer spreken?" - -Vroolijk klopte Pirkheimer zijn vriend op den schouder. "Alles op -zijn tijd, zegt koning Salomo. Laten wij vandaag maar eens dwaas zijn, -morgen is het weer tijd om verstandig te praten. Houdt u maar goed!" - -Met deze woorden ging ook hij verder. - -Dürer bleef nog een oogenblik met zijn vrouw in het voorhuis, alsof -hij nog een derden dwaas verwachtte; daarop gingen zij samen uit en -vergaten spoedig dit wonderlijke geval, toen zij aan het doel van -hun wandeling dachten. - -"Ik verheug mij hartelijk op den dag, waarop wij onze nieuwe woning -zullen kunnen betrekken," sprak Dürer. "Want hoewel wij meer ruimte -hebben gekregen sinds vader is heengegaan, is het oude huis toch -wel wat klein. God zij gedankt, dat Hij ons zoo heeft gezegend, -voornamelijk door hetgeen ik in het buitenland heb verdiend, dat -ik twee jaar geleden, de schuld, die op ons huis rustte, heb kunnen -aflossen!" - -"Ja, het was wel klein, ons oude huis," zei Vrouwe Agnes, "maar het -waren toch gelukkige jaren, die wij daarin doorbrachten. Moge de Heer -ons even rijkelijk zegenen in onze nieuwe woning!"-- - -Het was een statig gebouw, het huis op den hoek der Zistelstraat, -met den voorgevel naar het ruime plein gericht. De vorige eigenaar, -de sterrekundige Bernhard Walter was gestorven en nu wilden zijn -erfgenamen het huis verkoopen en de opbrengst onder elkaar verdeelen. - -Dürer werd het voorloopig eens met den zaakgelastigde, nadat hij -het huis nog eens nauwkeurig had bezichtigd en keerde daarna met -zijn vrouw in de beste stemming huiswaarts. Den volgenden morgen -werd de uitslag van de raadsverkiezing openbaar gemaakt. Kort daarop -begaven zich de beide heeren, die de hoogste betrekking in den raad -bekleedden naar de woning van Albrecht Dürer, juist op het oogenblik, -dat hij naar zijn werkplaats was gegaan. Zij kwamen om den meester, -die nu eensklaps vermoedde, wat er den vorigen dag was gebeurd, -mee te deelen, dat de stad Neurenberg niet wilde, dat men haar kon -verwijten een harer burgers de eer te onthouden, die hem toekwam en -dat men daarom meester Dürer, wiens roem wijd en zijd was verbreid, -tot raadslid had verkozen. - -Blozend als een jonkvrouw stond daar de meester, die op deze wijze werd -gehuldigd en hij vond in zijn verwarring slechts enkele onsamenhangende -woorden van dank. Maar toen de heeren weg waren, viel Agnes, die alles -had gehoord, haar echtgenoot om den hals, drukte hem tegen zich aan -en omhelsde hem met tranen in de oogen, terwijl zij fluisterde: - -"Uw vreugde is mijn vreugde, uw eer is mijn eer!" - -Albrecht Dürers hart begeerde geen ijdele eer, maar de vriendschap -en hartelijkheid, die men hem zoo duidelijk met deze verkiezing had -bewezen, deden hem goed en waren een nieuwe spoorslag voor zijn -scheppend genie. Het schilderij, voor Frankfort bestemd, naderde -zijn voltooiing; nog eenmaal werd zijn arbeid onderbroken door de -verhuizing in Juni naar het huis bij de Thiergärtnerpoort--toen was -het klaar en kon Dürer zijn monogram er onder zetten. - -Hij voelde zich gelukkig door deze nieuwe schepping, die hem innig lief -was en waarvan hij met moeite scheidde. Bezield met teedere bezorgdheid -voor zijn werk, zette hij zich neder om een brief er bij te schrijven: - -"Mijn eerbiedige groetenis, zeer waarde en hooggeachte Heer Heller! - -"Nu is de geduldsproef, waartoe ik u heb moeten dwingen, geëindigd en -ontvangt gij het door u bestelde schilderij. Het doet mij genoegen, -dat Frankfort de plaats van bestemming is; er is geen plaats in -Duitschland, waar ik het liever zou zien. Het is geschilderd met -de beste verven, die ik heb kunnen bemachtigen, en is met goede -ultramarijn over- en opgeschilderd, wel vijf of zesmaal, en toen het -klaar was, heb ik het nog tweemaal overgeschilderd, opdat het lang -goed zou blijven. Indien gij het goed rein houdt, ben ik overtuigd, -dat het vijfhonderd jaar kleur houdt, want het is op andere wijze, -dan waarop men het gewoonlijk doet, geschilderd. Zorg er dus voor, -dat het schoon wordt gehouden, dat men het niet aanraakt en het -niet met wij water besprenkelt. Over twee of drie jaar kom ik zelf, -om het op bijzondere wijze te vernissen, dat verzekert haar duur -nog wel honderd jaar langer. Ik verzoek u dringend, dat gij niemand -toestaat om het te vernissen, want het zou mij zeer spijten, dat -een werk, waaraan ik langer dan een jaar heb gearbeid, daardoor werd -bedorven. En wees zelf bij de plaatsing tegenwoordig, opdat het stuk -niet worde beschadigd, terwijl ik u vriendelijk verzoek er voortdurend -op te blijven letten." [21] - -Geheel Frankfort verdrong zich naar de Dominicanerkerk, toen het -in de stad bekend werd, dat de schilderij, die door Jacob Heller -was geschonken, was aangekomen en op het altaar van den H. Thomas -prijkte! Iedereen was vol geestdrift, vooral de gever zelf, die bij -den bedongen prijs nog een kostbaar gouden sieraad voor Vrouwe Agnes -voegde. Dürer had in zijn "leven van Maria," hetzelfde onderwerp -behandeld, maar welk een ontzettend groot verschil tusschen de -kleine, zwarte houtsnede en het groote, van kleuren schitterende -altaarstuk! In Italië verkondigde het Rozenkransfeest des meesters -roem, maar op vaderlandschen bodem sprak dit tweede werk nog luider, -want de schilderij te Frankfort overtrof die van Venetië door de -levendige actie van alle figuren en de groote zuiverheid der teekening. - -In een kring staan de apostelen geschaard om het geopende -graf van Maria, met een uitgestrekt, heerlijk landschap op den -achtergrond. Johannes in het wit gekleed, buigt zich over de groeve, -waarin hij staart. Rondom het graf staan sommige der apostelen, andere -liggen geknield en allen heffen het gelaat hemelwaarts. De met groote -zorg afgewerkte schilderachtige drapeering hunner gewaden, wedijvert -in schoonheid met de fijn gevoelde kleurschakeering, die elk oog, -ook het minst ontwikkelde, in verrukking moet brengen. Boven in de -wolken des hemels zweeft Maria, die ten hemel vaart; zij heeft een -blauw gewaad aan en een witte sluier omgeeft haar. Aan weerszijden -houden God, de Vader, en Christus, de Zoon, de kroon des levens boven -haar hoofd. God is voorgesteld als een vriendelijke grijsaard in goud -en geelbruin kleed en Christus in purper gewaad als een overwinnaar -en als de Rechter der wereld. Boven deze groep verschijnt in hellen -lichtglans de H. Geest in den vorm eener duif, terwijl rondom een -koor van engelen hun halleluja's met harpspel begeleiden. - -Dit is het middenstuk van het altaarschilderij, het hoofdmotief van -het geheel. De twee zijvleugels, het martelaarschap van Jacobus en -van de H. Catherina voorstellend, en met de beeltenissen van den gever -Jacob Heller en van zijn vrouw Catherina von Mehlen versierd, stonden, -hoe voortreffelijk ook van teekening, in de uitvoering achter bij -het middenvak. Zij waren dan ook slechts als bijwerk bedoeld, maar -juist daardoor waren zij geschikt om het effect van het voornaamste -gedeelte te verhoogen. - - - -Terwijl geheel Frankfort nog in verrukking was over het meesterstuk -van den Neurenberger kunstenaar en hem luide prees, was diens hand -alweer bezig aan een nieuw, groot werk. Een Neurenbergsche burger -had hem een altaarschilderij besteld voor de kapel van het door -hem opgerichte Twaalfbroedershuis. En met waar genot greep Dürer -deze gelegenheid aan om zijn geboorteplaats metterdaad zijn dank te -bewijzen voor de eer hem aangedaan, om hem tot raadslid te verkiezen -en nu een kunstwerk te scheppen, dat al de vorige nog zou overtreffen. - -Wel had hij zich voorgenomen geen groote paneelschilderingen meer -te leveren, omdat de geringe sommen, die men er voor betaalde, -tijd en moeite niet beloonden en hij daardoor weldra in geldelijke -moeilijkheden zou komen; daarom was hij van plan in het vervolg -voornamelijk zijn kunst in houtsneden, kopergravuren en etsen te -geven, op welk gebied hij nieuwe vorderingen en ontdekkingen had -gemaakt. Maar het was hem, om den genoemden reden, onmogelijk de -opdracht van meester Mattheus Landauer te weigeren en daarom besloot -hij zijn minder omvangrijken arbeid voor de avonduren te houden, -hoewel dat bij het walmende kaarslicht zeer inspannend moest zijn. Door -den vurigen wensch om zijn geboorteplaats het beste, wat hij had, te -geven, kreeg zijn geest nieuwe gedachten en ontving zijn genie nieuwe -openbaringen. En had hij reeds zijn uiterste zorg aan het Frankfortsche -schilderij besteed, hier steeg die tot in het overdrevene. - -Reeds de vorm van het werk was nieuw. Het was geen vleugelaltaarstuk, -maar een enkel paneel met een lijst, die de kunstenaar zelf had -ontworpen en gemodelleerd. Dit bouwkunstig prachtwerk was uit -hout gesneden en op zich zelf een meesterstuk. Op het vak in het -ronde bovenstuk der lijst zit de Heiland, als Rechter der wereld, -tusschen Johannes en Maria, terwijl op de beide hoeken twee engelen -de bazuinen van het jongste gericht blazen. Daaronder op de fries ziet -men het oordeel der wereld afgebeeld, de scheiding tusschen boozen en -goeden. Dit bovenstuk wordt gedragen door twee Corinthische zuilen, -met bewonderenswaardige fijnheid uitgevoerd. - -Dürer had voor de schilderij, die in deze heerlijke omlijsting zou -worden gevat, hetzelfde onderwerp gekozen als Rafael terzelfde tijd -te Rome, namelijk: de aanbidding der H. Drievuldigheid. Doch welk -een verschil tusschen zijn opvatting en die van den Italiaan! Rafael -schilderde voor de aanzienlijken en geleerden; Dürer voor allen, -die met een beangst en verslagen hart troost bij den Heer zoeken; -hij beoogde niet aesthetisch genot, maar wilde door zijn werk het -gebroken hart genezen en bemoedigen en leverde dus dat, wat een -waar altaarstuk moet zijn: een prediking in kleuren, een troost voor -vermoeiden en belasten. - -En hoe goed was hem nu zijn prediking gelukt! Er lag een gouden -gloed, als ochtendzonneschijn in Mei op de schepping, over het -geheel verspreid. Alles schijnt bovenaardsch, het is alsof men -niet met tastbare verf te doen heeft, maar alsof het een hemelsch -luchtbeeld is. En de groepeering van het geheel! Het oog wordt niet -getrokken door afzonderlijke deelen, maar het kan het geheel met één -blik omvatten, zooveel harmonie is er in de rangschikking, zooveel -eenheid in de stemming, die er in ligt uitgesproken! En nu de wemelende -menigte der zaligen des hemels, die de H. Drievuldigheid aanbidden, -evenals de Christengemeente op aarde, van den paus en den keizer af -tot den landman met zijn dorschvleugel toe--hoe weerspiegelt op al -die verschillende gezichten dit eene gevoel, dat aller hart bezielt, -de jubel van het schepsel over de teweeggebrachte verlossing! En -eindelijk, hoe eigenaardig is de opvatting en het weergeven van het -goddelijk geheim der Drievuldigheid: God, de vader, boven wiens hoofd -de H. Geest in de gestalte van een duif zweeft in stralenden glans, -houdt naar beneden de groote, zalige verborgenheid; het bloedende en -stervende Lam Gods aan het kruis genageld! - -Deze schilderij maakte een overweldigenden indruk. Behalve de -stadgenooten kwamen ook vele vreemdelingen om dit hooggeprezen wonder -van menschelijke kunst met eigen oogen te zien, en met diepgevoelde -voldoening en vrome dankbaarheid jegens God, die hem deze heerlijke -gave had verleend, zag de meester op het gelaat der beschouwers dat -wat hij had begeerd te voorschijn te roepen, weerspiegeld: vroomheid -en aanbidding. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XX. - -SCHILDER EN DICHTER. - - -"Wie was dat toch, die van morgen vroeg zoo lang bij u in de -werkplaats is geweest?" vraagde Vrouwe Agnes op zekeren dag aan haar -echtgenoot. "Hij zag er zoo voornaam uit." - -"Ja, daarin hebt gij gelijk," antwoordde Dürer, "het was Ulrich Fugger, -een man uit een der oudste en rijkste families van Augsburg. Hij is -eerst naar de Allerheiligenkapel gegaan om het schilderij te zien en -daarna is hij bij mij gekomen om te vragen, of ik voor hem ook zulk -een stuk wil schilderen." - -Vrouwe Agnes kon haar ontsteltenis niet verbergen en vraagde snel: -"En hebt gij het beloofd? Gij kunt zoo moeilijk iemand iets weigeren." - -Glimlachend legde Dürer zijn hand op haar arm. "Wees niet bezorgd; -dezen keer is uw man niet zwak geweest. Die heer uit Augsburg heeft -getracht mij te vangen, door mij den grootst mogelijken lof toe te -zwaaien, maar ik heb dapper weerstand geboden, want ik ben vast -besloten geen groote paneelschilderingen meer te maken, daar zij -slecht worden betaald en mij dikwijls ook nog ergernis en verdriet -berokkenen." - -"Heeft Bisschop Johan van Breslau nu eindelijk zijn schuld -afgedaan?" vraagde Catherina, de zuster van Vrouwe Agnes, die er bij -tegenwoordig was. "Ik herinner mij, dat gij u beklaagdet, omdat hij -steeds uitstelde het mooie schilderij van Maria, dat hij bij u kocht, -te betalen." - -"Eindelijk, na drie jaar," antwoordde Dürer, "is hij er toe overgegaan -om mij te betalen en het zou toen zeker nog niet zijn gebeurd, als -zijn geheimschrijver, Johannes Hessus, een Neurenberger, mij niet -had geholpen. Hij schreef mij, dat de bisschop zich volstrekt niet -meer herinnerde voor welken prijs wij het eens waren geworden. En -daarom wil ik met die aanzienlijke heeren niets meer te maken hebben -en mij weer meer gaan bekommeren om het volk, waaraan ik mij in de -laatste jaren te weinig heb laten gelegen liggen. Met dat doel voor -oogen wil ik mijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes op nieuw -uitgeven; en ook andere houtsneden en kopergravuren, waarvan ik het -meerendeel reeds sinds lang klaar heb, met nieuwe platen vermeerderen, -zooals het leven van Maria, en de groote en kleine Passie, de eerste -op koper gegraveerd en de laatste als houtsneden. Het leven van -Maria telt nu twintig teekeningen; de groote Passie twaalf en de -kleine zevenendertig. Daarmee geloof ik het Duitsche volk beter -van dienst te kunnen zijn dan met mijn groote altaarschilderijen -en het is tegelijkertijd voordeeliger voor het onderhoud van mijn -gezin.--Maar nu heb ik nog een bijzonder plan in mijn hoofd: ik wilde -de teekeningen niet als losse bladen uitgeven, maar bij elkaar gebonden -in een boek en voorzien van bijschriften, opdat de minst ontwikkelde -hun beteekenis en doel zouden kunnen begrijpen. Mijn goede vriend, -Pater Chelidonius van de Benedictijnen is mij daarin behulpzaam en -heeft mooie versregels daarvoor gemaakt, die bij elke teekening van -de groote en kleine Passie zullen worden gedrukt. Op die wijze zullen -het meditatieboeken worden ter bevordering van het zieleheil.--En nog -iets anders wil ik u vertellen, beste Catherina, als gij het ten minste -niet reeds door Agnes hebt gehoord: Anton Koburger, mijn peter, zal -mij helpen aan een drukpers, die ik in mijn eigen huis wil opstellen, -dan kan ik mijn werk zelf afdrukken. Hans en een der gezellen kunnen -mij daarbij helpen, dan kunnen zij zich ook in die kunst oefenen." - -Er werd op de deur geklopt en er trad een monnik binnen in de -kleederdracht der Benedictijnen. - -"Lupus in fabula!" riep Dürer vroolijk en hij reikte zijn vriend -de hand. - -"Daar juist sprak ik van u en nu staat gij in levende lijve voor -mij! Wees hartelijk welkom!" - -De pater zette zich aan de tafel en haalde een rol papier uit zijn -pij te voorschijn: - -"Zie eens, Meester, of gij over mijn werk tevreden zijt. Het eerste -boekje is nu klaar; aan het andere wilde ik niet beginnen, voordat -ik uw oordeel had gehoord." - -Dürer nam het papier en las eenige oogenblikken in stilte, daarop -reikte hij over de tafel den monnik de hand. "Gij hebt mij begrepen, -zoo heb ik het bedoeld. Ga maar op deze wijze voort, dan zullen mijn -teekeningen ingang vinden bij het volk en goed worden begrepen.--Gij -zijt een uitstekend poëet, beste Chelidonius! Ik zal uw verzen aan mijn -vriend Pirkheimer laten lezen, hij zal zeker daarmee zijn ingenomen." - -De meid bracht op een wenk van Vrouwe Agnes een kan wijn binnen -en de vrouw des huizes vulde de kleine, tinnen kroezen met het -druivensap. Toen kwamen allen in de beste stemming, vooral meester -Dürer, die het gezelschap aangenaam onderhield met te vertellen, wat -hem in Venetië was overkomen. Maar eensklaps liet hij dit onderwerp -varen en zich tot den monnik keerend, zei hij: "Ook ik ben eenige -jaren geleden begonnen mij in uw kunst te oefenen en heb het gewaagd -versregels aan elkaar te lijmen." - -Verbaasd keek de pater hem aan. "Zijn dan de Muzen zoo mild geweest -om u alle gaven in den schoot te werpen?" - -Dürer moest lachen. "Wees niet te voorbarig met uw lof; ik ben al -genoeg bestraft, omdat ik mij op vreemd terrein heb gewaagd, vooral -door mijn vriend Pirkheimer. 't Is nu twee jaar geleden, dat ik mijn -eerste rijmpjes heb gemaakt. Het waren slechts twee regels en ik -had goed geteld, de eene had evenveel lettergrepen als de andere, -en daarom dacht ik, dat het goed was, het versje was als volgt: - - - Gij aller englen spiegel en Verlosser van de zonden. - Om mij hebt gij zulk bitter lijden en den dood gevonden. - - -"Toen ik dit aan mijn vriend Pirkheimer liet zien, lachte hij mij uit -en zei, dat elke regel niet meer dan vier voeten of acht lettergrepen -mocht hebben. Daaraan gedachtig, ging ik dadelijk weer aan het werk -en rijmde achttien regels bij elkaar, waarin ik God vraagde om de -acht gaven der wijsheid. - -"Het begon zoo: - - - Bidt om der wijsheid gaven acht, - God geen naarstig bidder veracht. - Met recht wordt een man wijs genoemd, - Die niet op geld of armoe roemt. - - -"En zoo ging het door. Nu meende ik zeker te kunnen zijn van de -goedkeuring van den hooggeleerden heer Pirkheimer, maar ik vergiste -mij: hij begon weer dadelijk te spotten en te vitten. Ik dacht dat hij -mij die kunst misgunde en ging daarom naar den heer Lazarus Spengler, -den Secretaris der stad, daar hoopte ik een zachter en rechtvaardiger -oordeel te vinden. Maar ook die verwachting werd bedrogen, want hij -wroette in mijn verzen als een everzwijn in een wijnberg en zond -mij de totaal veranderde verzen weer terug met een spotdicht er bij, -waarvan ik mij het begin nog heel goed herinner: - - - Ofschoon men vaak door vele lieden - De vreemdste dingen ziet geschieden, - Waarover men verbaasd moet staan, - Zoo wil ik u iets zeggen gaan, - Dat uwe lachlust op zal wekken - En u tot groot vermaak zal strekken. - En daarom zeg ik: luister dan! - Gij, allen, kent gewis een man - Met langen baard en krullend haar, - Een nooit volprezen kunstenaar - Met teekenstift en met penseel, - Aan roem en eer heeft hij ruim deel, - In ieders achting hoog gerezen! - En daar hij schrijven kan en lezen, - Is hij zich waarlijk gaan verbeelden: - In woord en rijm iets af te beelden - Speelt hij ook, als een dichter, klaar, - Nu rijmt hij verzen bij elkaar. - Maar hoe hij rijmt, het gaat niet vlot! - En 'k vrees gewis, dat aan het slot - Hem wacht des schoenenmakerslot. - - -"En dan wordt er verder verhaald van een schoenmaker, die een -schilderij bekijkt, dat door een schilder in de zon was geplaatst om te -drogen en die tot den kunstenaar zegt, dat de schoenen die hij heeft -geschilderd niet goed zijn. Daarop verbetert de schilder de fout, -die hem wordt aangewezen en zet het stuk weer in de zon. Nu waagt -de schoenmaker in zijn overmoed ook aanmerkingen op de plooien in de -kleederen te maken--maar daarover wordt de schilder boos en vraagt, -of hij zich verbeeldt ook kleermaker te zijn en hij roept hem toe: -schoenmaker, blijf bij uw leest! En na dit verhaal besluit de heer -Spengler zijn gedicht aldus: - - - Ik zeg daarom tot dezen man, - Die zoo voortreflijk schildren kan: - Laat mij u raden, blijf daarbij, - Dan ducht gij geene spotternij." - - -"Hoe onaardig van hem; ik had zoo iets in het geheel niet van den -heer Spengler verwacht," riep Catherina uit en juist wilde Vrouwe -Agnes in den zelfden geest lucht geven aan haar verontwaardiging, -toen Dürer, hartelijk lachende, vervolgde: - -"Wees maar niet boos op hem, ik heb het hem betaald gezet, want -terstond heb ik de pen weer opgenomen en hem het volgende hekeldicht -gezonden: - - - 't Is wetenswaardig wel gewis, - Dat in Neurenberg een schrijver is, - Die zich zelf vindt een kranig man, - Omdat hij missiven schrijven kan. - - -"En daarop heb ik hem ruim zijn deel gegeven en hem bij een notaris -vergeleken, die maar één enkel formulier voor zijn akten er op -nahoudt en zich daardoor de spotternij der menschen op den hals -heeft gehaald. Daarna heb ik hem nog meer getrotseerd en gezegd, -dat ik niet alleen verzen wilde schrijven, maar mij ook met de -artsenijkunde zou gaan bemoeien en tegelijkertijd heb ik allerlei -recepten van schilderspreperaten voor hem opgeschreven en ben op deze -wijze geëindigd: - - - En al lacht die schrijver nog zoo luid, - Met dichten scheid ik toch niet uit; - Dat zegt die gebaarde, langharige schilder - Tot den spotlustigen schrijver." - - -Er was wel een beetje angst in de vragende blikken, die zich daarop -op den spreker richten en Catherina vraagde haastig: "En hoe heeft -de heer Spengler die woorden opgenomen?" - -"Juist zooals zij waren bedoeld," antwoordde Dürer glimlachend: -"als een grap en we zijn altijd goede vrienden gebleven. Pirkheimer -is later ook tot andere gedachten gekomen; toen hij zag, dat het -mij ernst was om mij op de dichtkunst toe te leggen, heeft hij mij -geholpen om den vorm mijner verzen mooier en sierlijker te maken. En -nu zal ik u ook maar vertellen, dat ik een heele verzameling verzen, -die niemand ooit heeft gelezen, in mijn cassette heb, maar die weldra -het licht zullen zien tegelijk met de teekeningen, die ik er bij heb -gemaakt tot nut en leering van het volk." - -Men drong er op aan, dat Dürer ze voor den dag zou halen, maar hij -bleef weigeren. "Hebt een weinig geduld--als ik mijn drukpers heb -en zelf drukker ben geworden, dan moogt gij zoowel de dichtregels -als de platen zien."--En werkelijk werden de rijmspreuken met de -daarbij behoorende houtsneden na eenigen tijd uitgegeven--het waren -vlugschriften, die veel goeds stichtten. - -Maar het volk ontving met nog meer vreugde de andere teekeningen, -die Dürer op zijn drukpers had afgedrukt en de wereld ingezonden; -vooral oefende de groote en de kleine Passie een machtigen invloed -uit en predikten de lijdensgeschiedenis op betere wijze dan eenig -priester het van den kansel deed. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXI. - -KUNSTENAAR EN KEIZER. - - -Op een Januaridag van het jaar 1512 heerschte er groote bedrijvigheid -in Pirkheimers huis. De meiden en de kok waren druk bezig in de keuken -en de heerlijke geur, die zich van daar uit verspreidde, verried, dat -er uitgezochte spijzen werden toebereid. Evenveel drukte heerschte er -in den wijnkelder, terwijl vier bedienden in de groote zaal de tafel -dekten. De heer des huizes was weder voornemens eenige gasten aan den -maaltijd te vereenigen, een gewoonte, die hij had aangenomen sinds -zijn vrouw was overleden en hij zich eenzaam en verlaten gevoelde. - -Gewoonlijk was het aantal genoodigden niet groot, maar daarom -des te meer uitgezocht. Hij verzamelde aan zijn tafel mannen, die -hoog stonden op geestelijk gebied en met wie deze wetenschappelijk -uitstekend ontwikkelde, fijngevoelende en voor het schoone bezielde -man, naar hartelust kon redeneeren. - -Meester Dürer was altijd de eerste, die een uitnoodiging kreeg, want -de vriendschapsbanden, die de beide mannen vereenigden, waren met de -jaren nog vaster geworden. Het was opmerkenswaardig, dat Pirkheimer, -die door zijn trots, zijn onverbiddelijkheid en heftigheid zich vele -vijanden maakte en zich in den raad nooit bijzonder bemind had weten -te maken, ja, zich zelfs de haat van velen op den hals had gehaald, -met Albrecht Dürer steeds in de hartelijkste verhouding leefde; -nooit zweefde er een wolkje aan den hemel hunner vriendschap. - -Pirkheimer stond voor het venster te wachten op den bediende, dien -hij naar de Tiergärtnerstraat had gezonden om zijn vriend dringend -te verzoeken, de weigering op zijn uitnoodiging in te trekken. Het -was de eerste maal dat Dürer zich had laten verontschuldigen. - -Eindelijk kwam de knecht terug, doch hij bracht hetzelfde antwoord -mede: Meester Dürer was zoo overstelpt met werk, dat hij zich het -genoegen om te komen moest ontzeggen. - -Pirkheimer vernam met leedwezen deze boodschap en hij had nu maar -half pleizier in den maaltijd. - -Dürer had het werkelijk overdruk. De raad had hem de eervolle -opdracht gedaan, om de zaal, waar de rijkskleinoodiën. gedurende -de tentoonstelling te zien waren, te versieren met twee levensgroote -portretten van Karel den Groote en van Keizer Sigismund, den souverein, -die Neurenberg had uitverkoren tot bewaarplaats dezer schatten. - -Reeds lang was Dürer bezig aan de voorbereidende studies voor deze -schilderijen, toen in het begin van het jaar 1512 het bericht kwam, -dat keizer Maximiliaan van plan was in het voorjaar zijn intocht te -Neurenberg te houden, en eenigen tijd binnen de muren zijner trouwe -Rijksstad te vertoeven. - -Om nu tegen dien tijd klaar te kunnen zijn, werkte Dürer van den -vroegen morgen tot den laten avond en met zooveel haast, dat zijn -vrouw zich ongerust over hem maakte, want zijn wangen werden steeds -bleeker, spijs en drank smaakten hem niet en een zenuwachtige onrust -beletten hem 's nachts het slapen. - -In het laatst van Januari was het portret van Keizer Sigismund -een goed eind op streek, maar toch nog niet geheel af. Hij had het -gelaat, om het zoo getrouw mogelijk naar waarheid weer te geven, -naar een wapenzegel geschilderd, wat evenwel niet voordeelig voor het -portret was, want de lange, spitse neus was niet bepaald bekoorlijk te -noemen. Voor 't overige was Keizer Sigismund ook slechts als bijfiguur -bedoeld en eischte daarom een minder zorgvuldige uitvoering; al zijn -krachten wilde de kunstenaar besteden aan het hoofdfiguur, den grooten -Karel, wiens gestalte nog slechts in schets was ontworpen en waaraan -Sebaldus Beham, zijn nieuwe gezel, hem volstrekt niet behulpzaam -mocht zijn. - -Daar kwam op eens het bericht, dat de keizer reeds den 4den Februari -zou komen en dus was alle haast en overijling te vergeefs geweest -en teleurgesteld legde Dürer de penseelen terzijde om zich en zijn -huis voor de komst des keizers gereed te maken, want zelfs in het -kleinste straatje werden de woningen feestelijk versierd. Het was -inderdaad verwonderlijk, hoe op eenmaal te midden van de sneeuw de -straten in groenen voorjaarsdos pronkten, waartoe men het Lorenzer- -en Sebalderwoud had geplunderd. - -Natuurlijk waren die straten, waarlangs de keizer zijn intocht -zou houden, het fraaist versierd: van de Spittlerpoort door de -Smidstraat naar het plein, waarop de St. Jacobskerk stond, vandaar -naar de Koornmarkt en over de Vleeschbrug naar de Heerenmarkt, en dan -over de Visch- en Zoutmarkt naar de Veste. De poort was geheel met -dennengroen versierd en van het bovenste gedeelte wapperden bonte -vlaggen en wimpels en daarmee wedijverden alle huizen en kerken, -langs welker steile gevels het groen zich als klimop naar boven -slingerde. Het schoonst van alles was de eerepoort bij de Veste, op -welker gevel sierlijke godenbeelden het keizerlijke wapen vasthielden, -waarboven de keizerlijke vlag met den adelaar zich trotsch verhief. - -Van hier tot aan de Spittlerpoort hadden de gilden in vol ornaat en -de vertegenwoordigers der aanzienlijke families post gevat, terwijl -al de leden van den raad voor de poort den keizer opwachtten. - -Om negen uur in den morgen zag men in de verte de voorhoede van den -keizerlijken stoet aangekomen en dadelijk begonnen al de klokken te -luiden en weerklonk het geknal der donderbussen en het geschal der -trompetten van de stadshoornblazers om aan het volk in de stad te -verkondigen: Hij is in aantocht! - -Maar nadat de voorste ruiters de poort waren binnengereden, duurde het -nog geruimen tijd, voordat de keizerlijke Heer zelf verscheen. Daar -kwam hij! Een zwarte hengst droeg de hoog opgerichte gestalte, een -echt ridderfiguur,--zijn oogen zagen trotsch om zich heen, doch zijn -mond glimlachte minzaam. - -Bij de poort hield hij zijn paard in om den welkomstgroet van den raad -te ontvangen, daarop bewoog zich de stoet, na enkele woorden van dank, -onder het eindeloos gejubel van het volk, dat zich gedeeltelijk ook -plaats had verschaft op de daken, door de verschillende straten naar -de Veste, waar Zijn Majesteit verblijf zou houden. - -'s Middags verscheen Keizer Maximiliaan met zijn gevolg op het -raadhuis, waar in de groote zaal een feestmaal was gereed gemaakt, -en het behaagde hem daar te blijven tot laat in den avond. - - - -Den volgenden morgen zag men een statigen man, met een edel, bezield, -fijnbesneden gelaat van de Veste komen. Het was Johannes Stabius, -Zijner Majesteits Kroniekschrijver en vertrouwd raadgever, een door -en door geleerd man, die ook groote mathematische kundigheden bezat -en als dichter veel lauweren had verworven. Hij richtte zijn schreden -westwaarts, naar het plein bij de Tiergärtnerpoort en liet op Dürers -huisdeur den klopper driemaal vallen. - -De meester, die hem had zien aankomen, snelde de trap af en deed zelf -de deur voor hem open. - -Beide mannen vestigden een onderzoekenden blik op elkaar en op elks -gelaat was de achting, die de een den ander inboezemde, te lezen. - -De gezant des Keizers gaf zijn innige vreugde te kennen, dat het hem -nu vergund was, kennis te maken, met een man, wiens roem wijd en zijd -was verbreid en meester Dürer, wederkeerig, boog eerbiedig voor hem, -wien het was vergund zich in den zonneschijn van 's Keizers gunst -te koesteren. - -Stabius verzocht meester Dürer, die hem uitnoodigde in de pronkkamer -te gaan, hem naar zijn werkplaats te brengen en nadat hij over het -daar aanwezige schilderwerk zijn groote bewondering had uitgesproken, -nam hij naast den meester plaats en deelde hem mee, dat hij niet alleen -was gekomen om den alom gevierden kunstenaar te zien, maar ook op bevel -van Zijn Majesteit, uit wiens naam hij hem een opdracht kwam doen. - -"Waarschijnlijk weet gij, waarde meester, dat de keizer zich met vlijt -en ijver op kunsten en wetenschappen toelegt en hoe ingenomen hij is -met alles, wat den geest ontwikkelt en het hart verheft. Menig dichter -en kunstenaar heeft hij den spoorslag gegeven tot nieuwe scheppingen -en zelf hen daartoe in de gelegenheid gesteld. Nu heeft hij een plan, -dat moet dienen tot zijn eigen verheerlijking: er moet een kunstwerk, -dat alle andere van dezen aard in pracht en grootte moet overtreffen, -worden geleverd. Zelf heeft hij het "den Triomf" genoemd en hij wil, -dat het in twee werken wordt uitgevoerd; het eerste moet een eerepoort -en het tweede een triomftocht voorstellen. En u heeft hij uitgekozen -om het kunstwerk te volbrengen, waarde Meester Dürer--daarom vraag -ik u nu, of gij daartoe geneigd zijt." Dürer boog eerbiedig en drukte -zijn dankbaarheid uit over de eer hem bewezen. Daarna vraagde hij op -welke wijze en in welken vorm zijn keizerlijke Majesteit het kunstwerk -wenschte uitgevoerd. - -"De keizer wil, dat gij er een houtsnede van maakt," antwoordde -Stabius, "en de oppervlakte moet ongeveer tien voet in de hoogte en -negen in de breedte bedragen." - -In zijn hart was Dürer ontsteld, toen hij dit hoorde. In der -haast berekende hij, dat daartoe tachtig of negentig stukken hout -(beukenhout), die aan elkaar moesten worden gevoegd, noodig zouden -zijn. Doch juist dit moeilijke van de opdracht had een bijzondere -bekoring voor hem, en daarom herhaalde hij zijn bereidwilligheid om -aan 's keizers wensch te voldoen. Stabius drukte hem hartelijk de -hand en bleef nu nog eenigen tijd. - -De beide mannen waren spoedig in een gesprek verdiept en Dürer leerde -in Stabius iemand kennen, die een scherp verstand en uitgebreide -kennis bezat, vol geestdrift voor en verstand van de kunst, met wien -het een waar genot was om te praten. Den volgenden avond verscheen -Stabius weder en zoo ging het al de volgende dagen, zoo lang de keizer -in Neurenberg vertoefde; en er ontstond tusschen den geleerde en den -kunstenaar een innig vriendschappelijke verhouding, waarvan Pirkheimer -bijna jaloersch werd. Ja zelfs, toen de keizer eindelijk vertrok, -liet hij zijn raadgever, op diens verzoek, achter, om meester Dürer -behulpzaam te zijn bij de plannen voor de eerepoort. - -Dürer begon nu spoedig met de voorbereidende werkzaamheden, maar hij -kon slechts enkele uren per dag daaraan besteden, want eerst moesten -de beide keizersportretten klaar zijn. Dat gebeurde spoedig daarop -en de stad bezat nu weer een kleinood meer. Vooral de beeltenis van -Karel den Groote was boven allen lof verheven. - -Toen Stabius het schilderij na de voltooiing zag, trad hij ontroerd een -schrede achteruit; hij herkende in het gelaat zijn eigen trekken! De -hand van den kunstenaar, in wiens hart de beeltenis van zijn vriend -leefde, had onwillekeurig dat beeld op het doek gebracht. - -Nu had Dürer meer tijd om zich aan de keizerlijke opdracht te -wijden. Maar deze hield zooveel in, dat er jaren verliepen, voordat -de teekeningen zoover waren, dat zij aan den houtsnijder konden worden -toevertrouwd, vooral omdat er zooveel ander werk tusschen door liep. - -Wederom was geheel Neurenberg één en al verbazing en verwondering. Zoo -iets had men nog nooit gezien! Op tweeënnegentig stukken hout, die aan -elkaar waren gevoegd, had Dürer, met onvergelijkelijke nauwkeurigheid, -de teekening met pen en potlood gemaakt, om haar daarna voor het -snijden aan den bekwaamsten kunstenaar op dat gebied, Hieronymus -Andree toe te vertrouwen. - -De teekening, die tien en een halven voet hoog en negen voet breed -was, stelde een eerepoort van drie bogen voor. De middelste, die ook -de grootste is, heet: "de poort der Macht en Eere," daarboven verheft -zich de stamboom van het Oostenrijksche huis naast 102 wapens van de -ondergeschikte landen. Boven de beide zijbogen, dien van den "lof" -en dien van den "adel" zijn, in vierentwintig teekeningen, voorvallen -uit het leven van Keizer Maximiliaan weergegeven. - -Toen deze het werk te zien kreeg, drukte hij Stabius de beide handen, -alsof deze het was, die het had gemaakt en het was goed, dat Dürer -er niet bij was, anders had hij wel eens hoogmoedig kunnen worden -door dien bovenmatigen lof uit 's keizers mond. - -Zijn Majesteit antwoordde hem met de toezegging van een jaargeld van -100 gulden, dat Dürer levenslang van de aan het rijk verschuldigde -stadsbelasting van Neurenberg zou worden uitbetaald. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXII. - -SMART EN VREUGDE. - - -Dicht naast de groeve, waar de oude goudsmid, meester Dürer, op het -Sebaldus-kerkhof rustte, was een nieuwe grafkuil geopend en daarin -werd op St. Liborius, den 17den Mei van het jaar 1514, een lijkkist -neergelaten. - -Het was Vrouwe Barbara, de weduwe van den ouden meester, die men -ten grave bracht. Velen waren op de begraafplaats tegenwoordig om -de gestorvene de laatste eer te bewijzen en hun deelneming aan de -achterblijvenden te betoonen. De kapelaan van de St. Sebalduskerk sprak -bij de groeve de gebruikelijke gebeden en het gild der meesterzangers -besloot de plechtigheid met een vroom lied. - -Daarna verlieten allen het kerkhof, behalve de beide geestelijke -zusters, die op den grafheuvel bleven om te waken en te bidden voor -het zieleheil der afgestorvene en de nagelaten betrekkingen, die met -een traan in het oog toezagen, hoe de doodgraversknechts de groeve -verder vulden. Deze treurenden waren: meester Dürer met zijn vrouw en -zijn beide broeders, Andreas en Hans. Andreas was kort geleden uit -den vreemde naar Neurenberg teruggekeerd, om zich daar als meester -in het goudsmidsgilde te laten opnemen. Hij was nog juist bij tijds -gekomen om den laatsten zucht zijner moeder op te vangen en nog door -haar te worden gezegend. - -Zwijgend verlieten zij te zamen, nadat alles was afgeloopen, de -gewijde plaats. - -Juist toen zij het huis op het Tiergärtnerplein wilden binnengaan kwam -hen een man tegemoet, wiens schoenen grijs van het stof waren en die, -beleefd groetend, zijn hoed afnam. Verrast keek Dürer op, en er kwam -plotseling een andere uitdrukking in zijn oogen, als een zonnestraal -uit donkere wolken. "Zijt gij het, beste Schäufelein? Hoe had ik dat -kunnen denken!" - -Schäufelein schudde hem de hand. "Ach, dat ik u zoo moet terugvinden, -lieve meester! Ik hoopte allen vroolijk en wel hier te zullen ontmoeten -en nu zie ik een diep bedroefd man voor mij! Ik neem hartelijk -deel in uw leed--de Heer trooste u!" Men ging naar binnen--de nieuw -aangekomene begroette nu ook de anderen en betuigde zijn blijdschap -ook Andreas terug te zien. Daarna vraagde hij dringend alles omtrent -de afgestorvene te mogen hooren, want hij had haar hartelijk liefgehad -en het deed meester Dürer goed, zijn hart aan een deelnemen den vriend -te kunnen uitstorten. - -"Gij moet weten," begon hij, "dat verleden jaar dinsdags voor de week -voor Paschen, mijne arme moeder plotseling zoo ernstig ongesteld werd, -dat wij de deur harer kamer moesten openbreken, omdat wij, daar zij -zelf niet kon opendoen, anders niet bij haar konden komen. Wij brachten -haar in een benedenvertrek en men voorzag haar van de H. Sacramenten -der stervenden, want iedereen dacht, dat zij zou heengaan. Sedert -vaders dood was zij nog al gezond geweest, ofschoon zij vroeger wel -eens had gesukkeld, ja, zelfs een aanval van de pest te doorstaan had -gehad en nog vele andere wederwaardigheden en verdriet had ondervonden, -die zij steeds met groote zachtmoedigheid en zonder eenige bitterheid -had verdragen. Och, zij was toch een bijzonder vrome vrouw! Gij weet -zelf hoe trouw zij ter kerke ging en hoe liefderijk zij voor mij en -mijn broeder heeft gezorgd en ons steeds vermaande vroom en rein van -handel en wandel te blijven. Haar barmhartigheid en zelfverloochenende -liefde jegens alle menschen kan ik nimmer genoeg prijzen en geen -wonder, dat zij bij allen bemind was. - -"Evenwel nadat zij ten volle was bediend, is zij toch nog niet -gestorven, maar is zij nog meer dan een jaar ziek gebleven, totdat -zij gisteren, twee uur voor middernacht, als een ware Christin is -gestorven, voorzien van alle sacramenten met absolutie van pijn en -schuld, door de macht aan den paus geschonken. Voordat zij stierf, -gaf zij mij haar zegen, wenschte zij mij den vrede Gods toe en gaf -mij vele ernstige vermaningen om de zonde te ontvlieden. Zij wenschte -nog den Johanneszegen [22] te drinken, wat zij ook deed. Zij heeft een -moeilijken doodsstrijd gehad en ik bemerkte, dat zij iets vreeselijks -zag, want zij begeerde wijwater, nadat zij in langen tijd niet had -gesproken. Toen braken haar oogen en ik zag, dat zij tweemaal hevige -schokken kreeg en dat zij haar mond en oogen van pijn toekneep. Ik -bad luide voor haar en mijn hart leed daarbij onnoemelijk veel! God -zij haar genadig!" - -"Ave, pia anima!" fluisterde Schäufelein vroom en hij begon daarop -ook de afgestorvene te prijzen en zooveel goeds van haar te zeggen, -dat zoowel meester Dürer als de anderen de tranen in de oogen kregen. - -Later, nadat de maaltijd was afgeloopen, zonder dat er veel -woorden waren gewisseld, moest Schäufelein vertellen, wat hem zelf -gedurende zijn afwezigheid was wedervaren. Hij had daarbij opmerkzame -toehoorders, die zich hartelijk over al het goede, dat zijn deel -was geweest, verheugden en over zijn vooruitgang op het gebied der -kunst. Met gespannen aandacht luisterde Dürer, toen hij vertelde, dat -hij ook te Rome was geweest en hem had gezien, dien allen verafgoodden, -den heerlijken Rafael. - -"Hoe?" riep Dürer, "hebt gij hem van aangezicht tot aangezicht -gezien? O, wat zijt gij gelukkig! Reeds lang heb ik vurig verlangd -hem te mogen aanschouwen, hem, den eenige, den onvergelijkelijke, -den lieveling des pausen en den bewonderde der gansche wereld!" - -Er kwam een bijzondere glans in Schäufeleins oogen. "Hoor, hoe twee -groote mannen denzelfden wensch koesteren! Want gij moet weten, dat -Rafael eveneens vurig verlangt hem te zien, dien hij den Duitschen -Apelles noemt." - -Een hoogrood bedekte Dürers gelaat, en zijn oogen werden vochtig, -terwijl hij halfluid vraagde: "Hoe weet gij dat?" - -"Uit zijn eigen mond," verzekerde Schäufelein. "Ik had den toegang tot -zijn werkplaats gekregen en mijn hart begon sneller te kloppen, toen -ik onder de vele schilderijen, ook verscheidene bekende tegenkwam, -met het monogram A. D. En toen ik zeide, hoezeer mij dat verraste -en verheugde, omdat ik langen tijd bij meester Dürer als gezel was -werkzaam geweest, greep Rafael op eens mijn hand en sprak: "O, dan zijt -gij mij dubbel welkom en mijn blijdschap zou volkomen zijn geweest, -als hij u had vergezeld." Toen heeft hij u nog hoog geprezen en mij -verteld, dat hij reeds door Marcantonio Raimondi, die sedert vier -jaren zijn werken op koper graveert, de uwe had leeren kennen. Deze -is het ook, die uw kleine Passie op koper heeft nagegraveerd en nog -meer andere werken. En luister; ik wil u nog iets zeggen" en daarbij -schoof hij zijn stoel nog wat nader: "Ik zag in Rafaels werkplaats -een tekening, die bijna voltooid was, en waaraan hij juist bezig -scheen geweest. Ternauwernood durfde ik mijn oogen vertrouwen, -want wat zag ik daar? Het was een kruisdraging van den Heer Jezus, -bijna geheel zooals gij die hebt voorgesteld in de groote Passie. De -Heiland onder het kruishout neergezonken en steunend op zijn arm, -scheen mij volkomen gelijk behandeld zoo als gij het deed, lieve -meester. Eveneens de overige figuren en de rangschikking; het kwam -mij voor, dat Rafael u daarin heeft gevolgd. In elk geval heeft hem -uw werk voor den geest gezweefd en zijt gij zijn voorbeeld geweest." - -Bewogen greep Dürer Schäufeleins hand: "O, ik dank u, beste -Schäufelein, ik dank u! Wat gij mij daar zegt is als een lichtstraal in -den nacht van mijn rouw. Maar nu is mijn begeerte, om dien heerlijken -kunstenaar te zien, nog grooter geworden. Ach, dien wensch zal ik -mede in het graf moeten nemen, want hoe zouden Neurenberg en Rome -bij elkaar kunnen komen?" - -En nu drong Dürer er bij Schäufelein op aan, hem nog meer van Rafael -te vertellen, van zijn uiterlijk en zijn werken, van zijn verhouding -tot den paus en van zijn leven, totdat Wilibald Pirkheimer en andere -vrienden en vriendinnen kwamen om hun deelneming aan de treurenden -te betuigen. - -Intusschen ging Schäufelein met Hans en Sebaldus Beham, den gezel, -die juist uit de stad was thuis gekomen, in Dürers werkplaats en hij -werd niet moede te hooren van alles, wat de meester in de laatste -jaren, sedert de beide gezellen waren ontslagen, had gewerkt. Hans -kwam er nooit mee klaar; want telkens als hij dacht alles te hebben -opgenoemd, schoot hem weer iets te binnen, dat hij had vergeten. "Het -is een onuitputtelijke bron," zei Schäufelein eindelijk. "Mogen al de -lieve heiligen, die hij in zijn werken verheerlijkt, hem beschermen -en sterken en hem nog vele jaren levens schenken!"-- -- -- - - - -Er was bijna een jaar na deze gebeurtenis voorbijgegaan, toen bij -Dürer een vreemdeling binnentrad, wiens uiterlijk zijn zuidelijke -afkomst verried, want twee ravenzwarte oogen keken uit zijn gebruind -gelaat en dik, zwart, krullend haar golfde om zijn slapen. - -"Wees gegroet, Heer!" sprak hij met een beleefde buiging. "Zijt gij -meester Albrecht Dürer?" - -"Die ben ik," antwoordde de aangesprokene. "Wat wenscht gij van mij?" - -"Ik kom van zeer ver," zeide de man, "het is een lange weg van -Rome naar Neurenberg. Ik breng een boodschap van meester Rafael aan -meester Dürer." - -"Wat zegt gij?" riep Dürer, wiens penseel uit zijn hand viel. "O wees -welkom onder mijn dak. Wat zendt mij de meester aller meesters?" - -"Zijn groet en ook dit," antwoordde de man, terwijl hij een rol papier -uit zijn tasch nam. "Het heeft slechts kleine waarde," sprak hij, -die mij tot u zond, "maar meester Dürer zal het vriendelijk van mij -willen aannemen, als hij hoort, hoe hartelijk ik verlang hem iets -van mijn hand te geven." - -Met bevende vingers vouwde Dürer den rol open en aanschouwde een met -rood krijt geteekende figuur in krijgsdos. Zijn oogen bleven met -een teedere uitdrukking er op rusten; met diepen eerbied vervuld, -beschouwde hij deze teekening van den grooten man. - -Na een lang stilzwijgen sprak hij: "Ik wil hem danken en gij, gij zult -ook mijn boodschapper zijn. Blijf nog eenigen tijd om de stad te zien, -dan zal ik u weder laten teruggaan met mijn tegengeschenk." - -Zes dagen later was Rafaels boodschapper weder gereed voor de -terugreis. In zijn reistasch had hij den dank van den Duitschen meester -geborgen; Dürer wilde Rafael niet de een of andere teekening, die -hij had liggen, zenden, maar zich zelf; hij wilde den buitenlandschen -meester niet alleen iets van zijn hand laten zien, maar zijn beeltenis -zoodanig op doek geschilderd, dat het op beide kanten zichtbaar was. - -Een schittering kwam in Rafaels oogen, toen hij hem zag, dien hij zoo -hoog vereerde, en tot zijn dood toe hield hij het portret in hooge eer. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXIII. - -UIT DE DUISTERNIS TOT HET LICHT. - - -Het was een sombere Novembermorgen van het jaar 1517. Een dikke -mist belette de zon door te dringen tot in de straten en pleinen -van Neurenberg. - -Meester Dürer zat in zijn werkplaats te teekenen. Keizer Maximiliaan -was dit jaar weer in Neurenberg geweest en had den meester, over wiens -"Poort der Eere" hij hoogst tevreden was, opgedragen om op het tweede -groote stuk, "de Triomf," als voornaamste deel een triomfwagen te -schilderen naar plannen, die Zijn Majesteit zelf had ontworpen. De -zoo prachtig mogelijk versierde wagen, door zes paarden getrokken, -moest achterin voorzien zijn van een hooge zitplaats, waarop de -keizer zou troonen in vol ornaat, met zijn jonge gemalin, Maria van -Bourgondië; voor de beide Majesteiten moest koning Filips de Schoone -zitten tusschen zijn zuster en zijn echtgenoot, voor hen zijn zoons, de -aartshertogen Karel en Ferdinand en geheel voorin hun zusters. Het was -Wilibald Pirkheimer opgedragen om met Dürer deze keizerlijke gedachten -in artistieken vorm te gieten en meester Albrecht was juist bezig de -met vriend Wilibald veranderde plannen op het papier te teekenen. Doch -het werk wilde vandaag niet goed vlotten. Het licht was zoo slecht, -dat hij niets kon zien op de plaats, waar hij gewoonlijk zat, en aan -een kleine tafel dicht bij het venster moest gaan zitten om beter te -kunnen zien. Maar het was niet alleen dat, wat hem bij zijn schepping -hinderde. In zijn geheele wezen en in zijn gebaren lag een bijzondere -rusteloosheid; naast hem lag een boekje, waarin hij nu en dan een blik -wierp en dan verzonk hij in diep gepeins. Het boekje was getiteld: -"Het heilige Onze Vader, verklaard door Dr. Maarten Luther." [23] Hij -had het gekregen van Christoffel Scheurl, den man, die hem indertijd te -Bologna had verwelkomd, daarna tot professor in de rechtsgeleerdheid -te Wittenberg was benoemd en nu als rechterlijk plaatsvervanger in -Neurenberg een aanzienlijke plaats innam. Door hem had hij veel gehoord -over dezen merkwaardigen man, die in Saksen en ook verder in het land -veel van zich deed spreken, dien Augustijner monnik en professor in -de theologie aan de, door den keurvorst Frederik den Wijze gestichte, -hoogeschool te Wittenberg. Van het begin af aan had Dürer een levendige -belangstelling gekoesterd voor dezen uitstekenden geleerde en hij -had ook vlijtig bestudeerd de preeken van Pater Wenzel Link, die, in -nauwe vriendschapsbetrekking tot Luther staande, reeds sinds den tijd, -dat ze samen in het klooster te Erfurt waren, sedert eenigen tijd in -het Augustijner klooster te Neurenberg was. Deze preeken hadden een -diepen indruk op hem gemaakt en een hevigen storm in hem verwekt. Als -een trouw zoon zijner kerk en met een vroom hart had hij tot nu toe -gewandeld volgens de geboden van den pauselijken stoel en voor het oog -der menschen vlekkeloos geleefd; ja, hij had zich de grootste achting -verworven, niet alleen als kunstenaar, maar ook als mensch;--nu begon -hij te twijfelen, of de weg, dien de kerk aanwees, wel de rechte -was. En zijn twijfel nam nog toe, als hij dacht aan den gruwel der -verwoesting aan het heilige gepleegd en het diepgaande verderf der -kerk zag, dat hem reeds jaren geleden stof tot zijn teekeningen uit -de Openbaring van Johannes had gegeven. En hij was niet de eenige -te Neurenberg die deze dingen bepeinsde; andere burgers en juist de -beste en edelste, voelden hun hart ook onrustig kloppen. Als hij -naar de prediking van Pater Link in de Augustijnerkerk ging, kon -hij er zeker van zijn den kanselier Scheurl, den voortreffelijken -secretaris van den raad en den syndicus Lazarus Spengler te vinden -en van de patriciërs de heeren Hieronymus, Ebner, Kaspar Nützel -en Hieronymus Holzschuher. Ook Wilibald Pirkheimer voegde zich bij -hen; maar hij uitte zich op eenigszins andere wijze. Hij behoorde -tot de zoogenaamde Humanisten, een kring van geleerden, die in het -herleefd klassieke tijdvak de wereld vonden, waarin hun geest zich -bewoog en van dit standpunt uit trokken zij te velde, zoowel tegen het -wetenschappelijk ongevormde, als tegen het bijgeloof van hun tijd. Men -legde Pirkheimer ten laste, dat hij had meegewerkt aan de "brieven -van de mannen der duisternis," die in goed geslaagde navolging van -het slechte latijn der monniken den bedelmonnik met zijn grenzenlooze -domheid en schaamtelooze onzedelijkheid aan de kaak stelden. Wilibald -Pirkheimer verkneukelde zich hierin en hij genoot van het algemeene -gelach, dat deze brieven verwekten. Zijn wapens tegen het verderf van -den tijd waren geestigheid en spotternij, en zijn hart nam er slechts -in zoover deel aan, dat hij zich verheugde over de nederlaag van zijn -tegenpartij. Eens was zijn gevoel opgekomen tegen Meester Wolgemuts -"Pausezel" als tegen een te ruwe, onridderlijke wijze van strijden, -nu plaatste hij zich eigenlijk op hetzelfde standpunt. - -Bij Dürer was het geheel iets anders. Den hoog ernstigen, innig vromen -man stond het schreien nader dan het lachen; het gold voor hem iets, -dat hem diep ter harte ging. Dag en nacht hield de gedachte hem bezig: -wat moet ik doen, opdat ik zalig worde, en de vraag: is de weg, -die de kerk wijst, de goede weg? - -Hoe langer hij naar de preeken van Link luisterde, des te meer begon -hij aan de waarheid der leer van Rome te twijfelen en bij dezen diep -nadenkenden en met ware vroomheid bezielden man, won de twijfel -te meer veld omdat hij reeds sedert langen tijd als bij instinct -een duister voorgevoel der waarheid van het evangelie bij zich had -omgedragen. Wel is waar had hij tot nu toe in zijn kunst in hooge -mate de Maagd Maria, die volgens het algemeene begrip van dien tijd, -als koningin des hemels en der wereld werd vereerd, verheerlijkt; -men bad tot haar als tot de eeuwige beschermvrouw van het menschdom, -die ellendige zondaars de straf voor hun zonden kwijt scheldt, -ongeneeselijke kwalen geneest, de aarde doet draaien, de zon het -licht schenkt, de wereld regeert en de hel doet beven. Niet alleen -in zijn "leven van Maria," maar ook in de talrijke afbeeldingen der -Madonna, waarvan er meer dan twintig bestonden, had hij de afgodische -vereering van dit kind der menschen, in de hand gewerkt. Maar als men -deze werken nauwkeuriger bezag, kon men zien, dat het niet in des -kunstenaars bedoeling lag deze afgoderij te bevorderen. Wie oogen -heeft om te zien, ziet dat de Maagd Maria in Dürers werken niet de -hoofdpersoon is: het goddelijke Kind is het waarom alles draait. Hij -wordt door allen gediend, door de engelen en de heiligen en tegelijk -met Hem ook zij, die Hem ter wereld bracht. Niet met een stralenkrans -verschijnt Maria daar, maar als een echt menschenkind, ja, als een -ware Neurenbergsche huismoeder in Neurenberger kleederdracht. In -haar oogen leest men de liefde voor haar kind. Zij laaft het met -haar moedermelk in zalige verrukking, zij verheugt zich met Hem, -zij lijdt met Hem. Zij is niet verheven boven het algemeene lot van -vergankelijkheid en verval, zooals de Italiaansche schilders haar, -als in eeuwige jeugd bloeiende, voorstellen, maar zij wordt oud en -zwak; met gebogen gestalte omvat zij haar gepijnigden Zoon, onmachtig -ligt de oude, grijze vrouw neder aan den voet van het kruis. - -Zoo had dus een godsdienstig juist gevoel meester Dürers hand bestuurd -en hier en daar waren deze onbewuste gewaarwordingen ook in woorden -voor den dag gekomen. Boven het eerste zijner rijmen, die hij in -het jaar 1509 had gemaakt, stond geschreven: "Elke ziel, die het -eeuwige leven heeft, wordt verkwikt door Jezus Christus, die twee -naturen in één persoon vereenigt, de goddelijke en de menschelijke, -hetgeen men alleen door de genade kan gelooven en door het natuurlijk -verstand nimmer kan worden begrepen." Bij zijn Passie-gravuren had -hij dit gevoegd: - - - O almachtige God en Heer - Vol aanbidding kniel ik neer - Voor Jezus' lijden, voor Uw Zoon, - Uw Eengeboorne, die het loon - Voor onze schuld gedragen heeft. - O God, ik bid, dat Gij mij geeft - Over mijn zonden, diepe smart - En leed. Och, reinig Gij mijn zondig hart! - Gij hebt des overwinnaars troon, - Ach, deel met mij uw eerekroon. - - -Dus had de vrome man door de diepte van zijn godsdienstig gemoed iets -van de waarheid gevoeld. En nu lag voor hem Luthers boekje over het -Onze Vader, hij kende het bijna geheel van buiten! - -Ook nu hield het zijn geest bezig en stoorde het hem in zijn -teekenwerk. - -Daar begon de klok der Augustijnerkerk te luiden; hij stond op, deed -zijn met bont omzoomden mantel om, zette zijn zwart fluweelen baret -op en ging uit: hij wist, dat Wenzel Link zou preeken. - -Over de Melkmarkt en de Wijnmarkt kwam hij spoedig aan het -Augustijnerklooster. De kerk was overvol, niet alleen met monniken, -maar ook met burgers, waarvan de voornaamste waren: Hieronymus Ebner, -Hans Schopper, Lazarus Spengler en eenige anderen. - -Link had den verloren zoon tot onderwerp gekozen en sprak over de -groote liefde Gods, waarmee Hij in Christus den zondaar tegemoet komt -en van het vertrouwen, waarmee de berouwvolle, boetvaardige zondaar -zich zonder tusschenkomst van menschen in Gods geopende armen moet -werpen. - -Toen de dienst was afgeloopen en de kerk uitging, bleef Dürer nog -met de aanzienlijke heeren achter, om met hen over het gehoorde, -dat aller hart diep had getroffen, te blijven praten. Op eenmaal trof -een gedruisch hun ooren; het was alsof er veel volk af- en aanliep. - -Zij traden naar buiten om te zien, wat er te doen was en op het plein -zagen zij een dichte menschenmassa, die steeds grooter werd en hoorden -zij een stem, zonder evenwel te kunnen verstaan, wat die sprak. - -"Wat is daar te doen?" vraagde Hieronymus Ebner aan den ouden Fröhlich, -meester van het koperslagersgild, die zich uit het gedrang losmaakte. - -"Er is een reizende koopman in de stad gekomen," vertelde deze, "die -vreemde tijdingen brengt. Hij zegt, dat een zekere monnik, Martinus -Luther uit Wittenberg, aan de deur van de slotkerk vijfennegentig -stellingen heeft aangeplakt, om te protesteeren tegen den aflaat, -waarmee de paus de geldbuidels ledigt en de zielen verderft. Dat heeft -heel wat opzien verwekt. De man zegt, dat waar hij ook kwam en dit -bericht meedeelde, het bij jongen en ouden, aanzienlijken en geringen, -mannen en vrouwen grooten indruk maakte, dat er eindelijk iemand was, -die het had gewaagd zijn stem te verheffen tegen die afschuwelijke -geldklopperij en die niet vreesde den paus te trotseeren. Op vele -plaatsen was het nieuwtje hem al vooruitgegaan en kende men reeds den -inhoud der stellingen, die overal met vreugde werden gelezen. De man -voegde er nog bij, dat hij regelrecht uit Wittenberg kwam en dat hij -uit naam van een vriend van den monnik, verscheidene der stellingen -tegen den aflaat bij den heer Christoffel Scheurl had afgegeven. - -"Bij mij?" riep de kanselier blij verrast. "Zoo, dan ga ik dadelijk -naar huis!" "Laat ons met u gaan," vraagde Dürer en de heeren gingen -gezamenlijk naar de woning van den kanselier. Het was juist zooals -de reiziger had gezegd. De vrouw van Scheurl kwam hen tegemoet en -zeide: "Zie eens, man, wat een reiziger tijdens uw afwezigheid heeft -gebracht!" Haastig verbrak Scheurl het omhulsel en haalde eenige -papieren te voorschijn. Het waren tien stukken in het latijn geschreven -en getiteld: Disputatie van Dr. Maarten Luther ter verklaring van de -kracht van den aflaat. - -"Lees toch!" riep Kaspar Nützel den kanselier toe en deze begon -terstond, terwijl de anderen zich om hem schaarden om te luisteren. - -Hij had nog slechts weinig gelezen, toen Dürer eensklaps uitriep: "O, -God, help mij, ik voel mij zoo angstig!" Hij liep naar het venster, -de handen tegen de borst gedrukt. Scheurl wenkte een bediende om een -beker frisch water te halen, doch Dürer weigerde. "Water kan mij niet -helpen; lees verder, verder!" - -Scheurl ging door met lezen en bij elke zinsnede werd de spanning -grooter. Toen hij eindelijk ophield, heerschte er een diepe, plechtige -stilte, waarna Hieronymus Holzschuher het woord nam en sprak: "Deze -eenvoudige monnik is een profeet des Allerhoogsten, hij heeft zijn -stem verheven om der waarheid getuigenis te geven. Zie, het valt mij -als schellen van de oogen! Langen tijd heb ik mij reeds geërgerd over -dien misdadigen aflaathandel en het schaamtelooze bestelen van het -volk. Nu begrijp ik ook, dat de aflaat, zooals de paus die beveelt, uit -den booze is, zelfs wanneer men er geen geld voor behoeft te betalen." - -Hieronymus Ebner gaf zijn instemming te kennen en voegde er zeer -ernstig bij: - -"Hus heeft men verbrand, evenzoo Savonarola, misschien wordt er weldra -een derde brandstapel opgericht. "Dat verhoede God!" riep Dürer uit -en een donker rood bedekte zijn gelaat. "Zou de tijd dan nog niet zijn -aangebroken, dat de Heer zich over het arme Christenvolk erbarmt? Reeds -sinds den eersten keer, dat ik van Maarten Luther heb gehoord, was -mijn ziel het met hem eens en er sprak in mij een stem: "hij is het, -die de waarheid heeft!" Zou God het nog eenmaal dulden, dat de Satan -het werktuig in Zijn hand verbrijzelt? O, ik wenschte steeds meer van -Luther te hooren en mij door hem in de waarheid te laten leiden. Want -nu ben ik nog als iemand, die lang in het duister heeft gezeten en -met verblinde oogen hulpeloos in het schelle daglicht rondtast." - -Kaspar Nützel, die tot nu toe in stilzwijgen en gepeins verzonken had -gestaan, richtte zich nu plotseling op en zeide: "Luther heeft een -vreemde taal gebruikt, omdat hij het allereerst voor de geleerden heeft -gesproken; maar zijn prediking is voor het gansche volk bestemd--ik -zal hem te hulp komen en haar in het Duitsch uitgeven." - -Dit vond algemeenen bijval en men drong er op aan, als het mogelijk -was, dat hij nog dienzelfden dag met het vertalen zou beginnen. - -Nützel bleef den ganschen nacht doorwerken, zoodat hij den volgenden -morgen reeds naar Anton Koburger, den drukker, kon gaan en slechts -weinige dagen later wist geheel Neurenberg, dat Luthers stellingen -tegen den aflaat in het Duitsch waren verschenen. - -Men haastte zich naar de drukkerij en in een ommezien was de -geheele voorraad uitverkocht. In de huizen, in de herbergen, bij de -drinkputten, in de werkplaatsen, overal hoorde men spreken over den -Wittenberger monnik en zijn stellingen, en de opgewondenheid werd nog -grooter, toen men van doortrekkende reizigers vernam, dat Luther met -zijn prediking het gansche rijk in rep en roer had gebracht. Wenzel -Link, de Augustijner pater sprak nu met nog meer vrijmoedigheid van -den kansel en al de kloosterlingen trokken partij voor hun ordebroeder -in Wittenberg. - -Dürers werkplaats bleef leeg; de meester liet zich daar niet zien. Hij -zat boven in zijn kamertje met afgesloten deur; zelfs zijn vrouw -mocht hem niet storen. Hij wilde alleen zijn met God in den strijd -om licht en waarheid. - -En ziet, de strijd eindigde in overwinning. - -Dr. Maarten Luther had hem den blinddoek van de oogen genomen; nu wist -hij, wat het is, dat elk Christen voor zijner ziele zaligheid van noode -heeft te weten: dat 's menschen hoop op de eeuwige zaligheid berust -op Gods genade in Christus alleen en op niets anders. Het stond daar -immers klaar en duidelijk: de paus kan slechts aflaat geven van die -straffen, welke hij zelf heeft opgelegd, dus de tijdelijke kerkelijke -straffen. Zijn macht strekt zich niet tot hemel en hel uit; het is -een valsche meening, door de onwaardige handelaars in aflaatbrieven, -verspreid. De paus kan geen zonden vergeven en niemand uit de hel -verlossen; hij kan niets anders doen dan den menschen verkondigen, -wat God uit genade en ter wille van Christus voor een boetvaardige -ziel doet. Indien iemand oprecht berouw gevoelt, wil God hem volledig -zijn schuld en straf kwijt schelden zonder een enkelen aflaatbrief. - -Deze boodschap was voor Dürers ziel als morgendauw op de dorre -weide. Hij was steeds zulk een ernstig, ijverig Christen geweest; hij -kon zich beroepen op een groot aantal goede werken, die de kerk van -hem vorderde en had daardoor toch niet gevonden, wat zij zocht. Nu -zag hij op eens de leer der goede werken met geheel andere oogen -aan: niet door verdienste, maar door genade ontvangen, was Luthers -prediking en dat was hem een blijde boodschap. Zijn hart vond nu op -eenmaal rust en zijn beangst gemoed werd plotseling getroost. En nu, -nadat alles hem duidelijk was geworden, wilde hij het ook aan anderen -openbaren en zijn vertrouwen in de waarheid van Luthers prediking -werd versterkt, toen hij zag, hoe vurig ook Agnes' begeerte was -om naar hem te luisteren en toen hij hoorde, hoe dankbaar zij was, -dat ook haar ziel vrede daarbij vond. - -Zijn blijdschap nam nog toe, toen ook Pirkheimer voor Luther in -geestdrift geraakte, zoo zelfs, dat hij een brief aan Dr. Maarten -schreef. O, hoe gaarne zou ook Dürer zijn hart voor den man Gods -hebben uitgestort! - -Met groote spanning volgde hij nu de wederwaardigheden van Luther, -wien menige giftige pijl werd toegeslingerd. Kwam er een boekje uit -van Luthers hand, dan was hij er dadelijk bij om daardoor steeds -duidelijker de waarheid te leeren kennen, terwijl Luther zelf door -de aanvallen zijner tegenpartijders stapsgewijze verder kwam in de -erkentenis der waarheid. - -Dürer voelde zich zoo opgewekt, zoo blijde; zijn ziel verblijdde -zich in zulk een ongekend, zalig gevoel, als zelfs de hoogste lof der -menschen over zijn kunst nooit bij hem had kunnen opwekken. Hij voelde -zich gelukkig door den vrede Gods, die alle verstand te boven gaat. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXIV. - -TE AUGSBURG. - - -Op een schoonen Junimorgen, toen de zon vroolijk scheen, reden drie -aanzienlijke heeren te paard de Vrouwepoort van Neurenberg uit, op -eenigen afstand gevolgd door zes kranige knechten, met zware valiezen -beladen. Het waren de vertegenwoordigers der stad in den Rijksdag, -dien Keizer Maximiliaan te Augsburg had bijeengeroepen: de raadsheer -Kaspar Nützel, de stadssecretaris Lazarus Spengler en meester Albrecht -Dürer. Eerst was het plan geweest, dat slechts de twee eerstgenoemden -zouden gaan, later besloot men den laatste ook te zenden, om den -keizer, bij wien Dürer in hooge eer stond, genoegen te doen. - -"Het zal warm worden," beweerde meester Dürer na eenigen tijd, -"de zon brandt reeds op mijn rug." - -"In Augsburg zullen we het nog warmer krijgen," antwoordde Spengler -lachend. "De belasting, die de paus eischt voor den strijd tegen -de Turken, zal de hoofden der vorsten genoeg verhitten en de paus -zal het ook benauwd krijgen, als hij de lange reeks klachten van de -rijksvorsten over de geestelijkheid verneemt." - -"Zou men den heiligen Vader die belasting toestaan?" vraagde Nützel. - -De stadssecretaris haalde de schouders op. "Men stelt hier den -eenen eisch tegenover den anderen. Als de paus aan de klachten der -Duitschers geen gehoor geeft, kan hij elke gedachte aan een oorlog -tegen de Turken gerust op zijde zetten. Ik voor mij geloof trouwens, -dat de Turken slechts een voorwendsel zijn, om op nieuw geld uit de -zakken der Duitschers te kloppen, nadat Luther voor de aflaatkramers de -markt heeft bedorven. De bedoelde Turken zullen wel in Italië huizen." - -"Nu gij toch van Luther spreekt," zei Dürer, "zal het mij benieuwen -of zijn zaak in den Rijksdag zal worden behandeld." - -"In den Rijksdag?" vraagde Spengler. "We hebben genoeg andere zaken -te behandelen, maar als het mocht gebeuren, ben ik overtuigd, dat -de keurvorst van Saksen zich het lot van zijn landgenoot wel zal -aantrekken, want Luther staat bij hem hoog in de gunst." - -Nu het gesprek op de theologie was gekomen, raakten zij daarin zoo -ernstig verdiept, dat de lange rit hun bijzonder kort scheen. - -Bij de poort van Augsburg scheidden zij om elk hun logies op te zoeken: -Kaspar Nützel begaf zich naar het paleis van den rijken Fugger, -Lazarus Spengler naar zijn collega Konrad Peutinger en meester Dürer -naar het Augustijnerklooster te St. Ulrich. - -De Neurenberger vertegenwoordigers behoorden tot de eerste, die te -Augsburg verschenen. Elken dag kwamen er nu meer: de Duitsche vorsten -en prelaten verschenen met hun gevolg, allen in statigen optocht en -eindelijk kwam Zijn keizerlijke Majesteit. - -Den volgenden dag kwamen allen, nadat zij gezamenlijk de mis hadden -bijgewoond, met den keizer bijeen in de groote zaal van het paleis -en de Rijksdag was geopend. - -Eenigen tijd daarna keerde meester Dürer in opgewonden stemming -naar het klooster terug en deelde aan de monniken mede, dat hij -overmorgen voor Zijn Majesteit moest verschijnen, om diens portret -te maken. De monniken verheugden zich niet weinig hierover, en waren -nu nog trotscher op hun gast, met wien zij reeds tegenover andere -geestelijke orden hadden gepronkt. - -Des Maandags na den dag aan Johannes den Dooper gewijd, werd meester -Dürer in het keizerlijk paleis ontboden. - -Zijn hart klopte luid: nu zou hij de eer hebben, hem, den machtigen -keizer van het groote Duitsche Rijk, te mogen afbeelden, den vorst, -voor wien hij ook als liefhebber en beschermer der kunst hooge -achting koesterde. - -Met den dienaar, die hem begeleidde, ging hij door den tuin van het -paleis en trad, langs de menigte keizerlijke hofbeambten en dienaren -met hun van goud schitterende livreien, op het voorportaal toe. Zij -gingen de breede trap op, door een zaal heen en kwamen daarna aan -klein kamertje. De bediende opende de deur en liet Dürer binnen, -die nu voor Zijn keizerlijke Majesteit stond. - -Toen hij eerbiedig boog, kwam de keizer minzaam op hem toe en reikte -hem de hand. - -"Wees welkom, lieve meester! Het is mij recht aangenaam hem, die mij -reeds zooveel genot heeft bereid, te mogen zien. Wilt gij nu maar -dadelijk aan het werk gaan om keizer Maximiliaans beeltenis aan de -wereld te laten zien." - -Tegelijkertijd zette hij zijn fluweelen baret op, sloeg een lichten -mantel om en ging zitten. Dürer nam een papier te voorschijn en -teekende met houtskool het bijna levensgroote portret des keizers. - -Nog geen uur was voorbijgegaan, toen de kunstenaar voor den -keizer boog, om hem te danken, dat het hem vergund was geweest den -hoogstgeplaatsten man der wereld in beeld te brengen. Hoogst verwonderd -stond de keizer op. "Hoe, zijt gij nu reeds klaar?" - -Hij bekeek de teekening en zag toen zijn beeltenis, geniaal uitgevoerd, -zoo natuurgetrouw en zoo volkomen waar, dat hem een kreet van blijde -verrassing ontsnapte en hij in vervoering de hand des kunstenaars -greep om die hartelijk te drukken. - -Dürer verzocht de teekening eerst mee naar huis te mogen nemen, om hier -en daar nog wat bij te werken; hij zou haar dan den volgenden dag aan -Zijn Majesteit zenden. De keizer keurde dit goed en liet den kunstenaar -niet vertrekken zonder hem nogmaals zijn bewondering te hebben betuigd. - -Sedert dat oogenblik overstelpte men Dürer met arbeid, want door -dit portret was zijn tegenwoordigheid te Augsburg algemeen bekend -geworden. De rijke Patriciër, Jacob Fugger, noodigde Dürer uit bij hem -te komen om zijn portret te maken, en zoo deed ook een aanzienlijke -Augsburgsche dame, Sybilla Arztin. Een grootere opdracht gaf hem den -geleerden en kunstlievenden stadssecretaris en keizerlijken raadsheer -Dr. Konraad Peutinger, met wien hij later op zeer vertrouwelijken -voet kwam, omdat hij in hem iemand, die wat het godsdienstige betrof -het geheel met hem eens was, had gevonden. Zijn schetsboek vulde hij -met portretten van de belangrijkste personen, die hij gedurende de -zittingen van den Rijksdag in stilte teekende en waartoe behoorden: -Keurvorst Frederik van Saksen, Keurvorst Joachim I van Brandenburg en -diens zoon van denzelfden naam, de Paltsgraaf Frederik, Vorst Wolfgang -van Anhalt, Bisschop Bernard van Triënte, de Abten van St. Paul in -Lavanthal en van het klooster Heilsbronn. Het portret van Ridder -Ulrich van Hutten teekende hij zelfs tweemaal. - -De Augustijner monniken van St. Ulrich drongen er bij den kunstenaar op -aan, dat hij een geschenk als herinnering zou achterlaten; vriendelijk -willigde hij hun verzoek in en schilderde de portretten van een groot -aantal kloosterlingen. - -Vele weken waren sinds dien tijd voorbijgegaan. - -Op een avond in het begin van Augustus kwam Dürer in bijzonder -opgewekte stemming thuis en vertelde hij aan tafel: "Vandaag is -mij weder een groote eer te beurt gevallen: de Aartsbisschop -van Maagdenburg en Mainz, primaat en eerste kanselier van het -Duitsche Rijk, die op den Rijksdag hier van den heiligen Vader den -kardinaalshoed heeft ontvangen, heeft mij bij zich ontboden en mij -gevraagd zijn portret te maken. Dat heb ik nu vandaag gedaan en -daarna hebben we nog eenige uren heel vertrouwelijk gepraat. Welk -een aangenaam man is hij! Met welk een liefde en verstand spreekt -hij over de kunst, waarvoor hij geen geld ontziet! Hij heeft een -aanzienlijke schat reliquieën in zijn kerk te Halle bijeengebracht -en voor het portret, waarover hij uiterst tevreden is, heeft hij mij -terstond twee honderd gouden guldens uitbetaald, en mij nog twintig -el damast gegeven voor een kleed, dat ik juist noodig heb." - -"En ziet, er is mij heden nog iets anders overkomen. Het is mij weer -vergund geweest bij den keizer te verschijnen om met hem te spreken -over den triomfwagen, dien ik voor hem heb geteekend. Er waren juist -veel vorsten bij hem, die allen even minzaam tegen mij waren. De keizer -wilde, dat ik een ridderhelm zou teekenen en toen ik daarmee bezig -was, kwam hij er bij, nam het stuk houtskool uit mijn hand en zei, -dat hij het zelf ook eens wilde probeeren. Maar terwijl hij zijn -best deed, brak het stuk houtskool herhaaldelijk en het wilde in -het geheel niet gelukken--hij gaf het mij dus maar weer terug en ik -maakte de teekening gauw af. De keizer moest er om lachen en vraagde: -"Hoe komt het toch, dat bij mij de houtskool voortdurend breekt en bij -u nooit?" En omdat de keizer zoo minzaam en gewoon met mij praatte, -werd mijn moed groot en ik antwoordde: "Allergenadigste Keizer, -ik zou niet wenschen, dat Uw Majesteit even goed kon teekenen als ik."" - -De toehoorders zagen elkaar daarop bedenkelijk aan en een hunner zeide: -"Dat was een haastig, onbedacht woord. Hoe nam de keizer het op?" - -Dürer glimlachte. "Hij begreep, dat ik er mee wilde zeggen: Gij, -Keizer, hebt over een ander rijk te gebieden en moeilijker plichten -te vervullen dan één van ons. Daarom reikte hij mij vriendelijk de -hand en ik mocht heengaan, zonder in ongenade te zijn gevallen." - -De prior was onder Dürers verhalen stil geworden; nu nam hij het -woord en sprak: - -"Ik begrijp, dat 's keizers gunst u verheugt en gelukkig maakt en ik -verblijd mij daarin met u; maar het verbaast mij, dat de vriend en -volgeling van Luther met zooveel lof over diens tegenstander spreekt -en hem met zijn kunst dient. Is het niet juist kardinaal Albrecht, -die den eersten stoot aan de geheele beweging heeft gegeven, toen -hij Tetzel uitzond met die aflaatkist?" - -Dürer zag den prior een oogenblik ontsteld aan, daarop sprak hij: "Ik -heb wel gedacht aan hetgeen de kardinaal, wat den aflaat betreft, heeft -gedaan en het diep betreurd. Het is jammer, dat de man zich daarmee -heeft afgegeven. Hij is overigens zulk een kiesch, uiterst ontwikkeld -en hoogdenkend man, een vriend van kunsten en wetenschappen. -- -- --" - -"En een verkwister!" viel de prior hem met donkeren blik in de -rede. "Zijn geldbuidel is altijd leeg en hij heeft Tetzel uitgezonden -alleen om zijn beurs te vullen." - -"Misschien heeft hij niet geweten, wat hij deed," zei Dürer -verontschuldigend, "en is daarom op hem het woord van onzen Heiland -van toepassing, dat men het hem moet vergeven. Misschien heeft hij zelf -het verkeerde reeds ingezien en stelt hij perk aan dien afschuwelijken -handel. Mij dunkt, dat hij meer vorst dan bisschop is en van de leer -der kerk niet veel weet, zooals vele anderen, die den bisschopsstaf -dragen. Indien hij het bestuur over wereldsche aangelegenheden had, -dan -- -- --" - -Hier werd de spreker in de rede gevallen door een monnik, die met een -uitdrukking van schrik en toorn op het gelaat, naar binnen stortte -en riep: "Er loopt een slechte tijding door de stad: de leeuw heft -den klauw omhoog, om den adelaar te verscheuren." - -Plotseling stonden allen van hun zitplaatsen op en verdrongen zich -om den binnengekomene met de vraag, wat dit moest beteekenen. - -De monnik hief zijn gebalde vuisten omhoog en riep met donderende -stem: "Wee u, Leo, wanneer uw hand zich met het bloed der heiligen -bevlekt!--Gij moet dan weten, broeders, dat er uit Rome een gezant -van den paus is gekomen, om Luther te bevelen binnen zestig dagen -voor den pauselijken stoel te verschijnen--dat beteekent dus: in een -gevangenis te verdwijnen--en den paus nog dankbaar den voet te kussen -voor de genade, dat hij hem den brandstapel heeft bespaard!" - -Er ontstond een groote opgewondenheid; aller gelaat gloeide en men -sprak wild door elkaar, want de Augustijner monniken van St. Ulrich -te Augsburg hadden allen partij gekozen voor hun Wittenberger -kloosterbroeder en waren trotsch op hem. - -Dürer was eveneens diep getroffen. Hij ging naar zijn slaapvertrek -en legde zich te bed, om daar lang tot God te bidden en den bedreigde -in de bescherming des Almachtigen aan te bevelen. - -Er heerschte een geweldige oproerigheid in Augsburg gedurende de -volgende dagen en de pauselijke gezant zag welk een groot deel van -het volk op Luthers hand was. - -De opgewondenheid bedaarde dan ook niet, voordat men over Luthers -lot gerust kon zijn, omdat zoowel de Universiteit van Wittenberg als -de keurvorst Frederik van Saksen, voor den monnik beslist in de bres -waren gesprongen en het hadden doorgezet, dat zijn zaak op Duitsch -grondgebied zou worden uitgevochten en wel te Augsburg op den Rijksdag, -terwijl de pauselijke gezant, kardinaal Cajetanus, tegen wil en dank -zich bereid moest verklaren, aldaar den ketter te woord te staan. - -Men was daarmee tevreden gesteld; vooral ook nu de pauselijke -zaakgelastigde, den keurvorst op diens aandringen, had beloofd met -zachtmoedigheid en rechtvaardigheid tegenover den Augustijner monnik -te werk te gaan. - -Brandend van ongeduld wachtte Dürer het oogenblik af, waarop de man -Gods, die zijn ziel uit groote benauwdheid had gered, Augsburg zou -betreden; hij hoopte hem dan met eigen oogen te zien en misschien -zelfs met hem te spreken. - -Maar de eene week na de andere verliep en Luther verscheen niet--men -hoorde zelfs beweren, dat hij pas zou komen wanneer de Rijksdag al -het andere zou hebben behandeld, en dat was nog heel veel. Dürer -kon evenwel tot zijn groote spijt zoo lang niet wachten; hij had van -huis tijdingen ontvangen, die hem tegen de helft van September naar -Neurenberg riepen. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXV. - -BEVREDIGD VERLANGEN. - - -Er waren bijna vier weken voorbijgegaan, toen op zekeren avond de -meid meester Dürer bij zijn thuiskomst berichtte, dat de secretaris -van den Raad er was geweest en ten hoogste had betreurd meester Dürer -uit te vinden. Hij had er bij gevoegd, dat in geval deze spoedig thuis -mocht komen, hij dadelijk naar het Augustijnerklooster moest gaan. - -Terstond ging Dürer er dus weer op uit en liep met groote stappen -naar het genoemde klooster. - -Hij vond al de broeders bij elkaar in de groote eetzaal. - -"O, waarom waart gij zoo straks niet hier, Meester Dürer," riep de -prior den binnentredende toe. "Nu is het te laat!" - -"Wat is er gebeurd?" vraagde Dürer ontsteld. - -De prior kwam naderbij, reikte hem de hand en zei: "Hij, dien gij -zoozeer hebt verlangd te aanschouwen, zat een uur geleden hier op -deze plaats." - -"Luther?" vraagde meester Dürer snel. - -"Ja, Luther," bevestigde de prior. "Wij hebben hem gezien, wij hebben -met hem gesproken--o, ik zegen den dag, waarop de gezegende des Heeren -onzen drempel heeft overschreden." - -Dürer was ontroostbaar over de teleurstelling, dat hij op het -juiste oogenblik niet tegenwoordig was geweest en nu wilde hij ten -minste alle nadere bijzonderheden hooren. Hij vernam, dat Luther -te voet van Wittenberg was gekomen en doodmoe bij de broeders was -aangeland. Men had hem toen gespijsd en gelaafd en broeder Link had -hem zijn pij gegeven, daar hij in zijn eigen oude pij, door de stof op -reis ontoonbaar geworden, onmogelijk voor den gezant van den heilige -Vader kon verschijnen. - -Verder vertelde men, dat Link had aangeboden, hem naar Augsburg te -begeleiden en dat zij een half uur geleden samen waren afgereisd. - -"En hoe was hij, Dr. Martinus?" vraagde Dürer met groote -belangstelling. - -Eenige oogenblikken zweeg de prior met terneergeslagen blikken; -toen vervolgde hij: - -"Hoe zal ik u dat duidelijk kunnen maken? Eerst schrok ik, toen -ik hem zag aankomen, van zijn holle, bleeke wangen, waarop als -het ware de dood staat te lezen. En ik zag daaruit de gevolgen van -zijn zelfkastijdingen in het Erfurter klooster, waarvan men mij had -verteld. Maar ik werd bijna verblind, toen ik zijn oogen zag. Meester -Dürer, als gij die oogen had gezien, zoudt gij terstond hebben -gezegd: dat is een man Gods, een profeet des Allerhoogsten! En als -gij die oogen moest schilderen--al zijt gij nog zulk een uitstekend, -hooggeroemd kunstenaar, zulke oogen en de ziel, die daaruit spreekt, -op het doek te brengen, neen, dat zou onmogelijk zijn. Ik zie ze nog -steeds voor mij, die groote, donkere, diepe oogen; het was mij alsof -hij daarmee tot in het diepst van 's menschen ziel kon lezen. En dan -zijn stem, zijn taal--juist zoo stel ik mij Elias, den profeet van -Jehova voor." - -"En wat zeide hij van zijn gang naar Augsburg?" vraagde Dürer verder. - -"Hij was op alles voorbereid," antwoordde de prior. "Hij voorzag heel -goed, dat hij als offer was bestemd, dat de paus hem door list wilde -vangen en naar Rome sleepen; toch ging hij getroost in den naam des -Heeren, die, als hij verloren ging, uit elken steen een Martinus -kon verwekken." - -In Dürers ziel kampten velerlei aandoeningen om den voorrang; diepe -ontroering en hartverheffende gedachten wisselden af met wrevel over -de teleurstelling Luther te hebben gemist. Eindelijk vraagde hij, -of Luther niet gezegd had, welken terugweg hij zou nemen, wanneer -het misliep met de booze bedoelingen van Rome. Doch men zei hem, -dat Luther daarvan met geen enkel woord had gerept. - -Iedereen te Neurenberg, en Dürer in het bijzonder, wachtte nu in groote -spanning op tijding uit Augsburg; maar de berichten, die kwamen, -waren zeer met elkander in tegenspraak. Sommigen zeiden, dat Luther -zeer welwillend door den kardinaal was ontvangen; anderen beweerden, -dat de pauselijke gezant hem hard had bejegend en had gezegd, dat -hij het beest met de donkere oogen niet meer wilde zien. - -Toen kwam op den 16den October 's avonds laat Wenzel Link, die Luther -naar Augsburg had vergezeld, terug--alleen, en vervulde door zijn -berichten de stad met vrees en beven. Hij vertelde, dat hij de vlucht -had moeten nemen, omdat hij zijn leven niet zeker was en wat er met -Luther, die nog een geschrift om te appeleeren wilde overreiken, -zou gebeuren, dat wist God alleen. - -Ten huize van Kaspar Nützel kwamen vele aanzienlijken bijeen om te -beraadslagen, wat zij te doen hadden, in geval, dat het met Luther tot -het uiterste kwam, maar niemand wist wat hierin te raden. Aller gemoed -was bezwaard, niemand dacht aan arbeiden, zelfs de raadszittingen -konden niet doorgaan door de afwezigheid van het meerendeel der -raadsheeren.-- - -Op Donderdag, den 21sten October, reden 's morgens vroeg twee ruiters -de Vrouwepoort te Neurenberg binnen; zij zagen er wonderlijk uit, ten -minste de een, want dat was een monnik in zijn pij, hetgeen al heel -vreemd stond voor iemand te paard, zoodat ieder, die hem tegenkwam, -bleef staan en verwonderd den rijdenden kloosterbroeder nakeek. De -andere ruiter was een man met een grijzen baard en een gerimpeld -gelaat; hij was tot de tanden toe gewapend. De ruiters vraagden -den weg naar het Augustijnerklooster en gingen, toen zij daar waren -aangekomen, met het paard aan den teugel, den tuin binnen. Even daarna -werd de klopper driemaal haastig op Dürers deur neergelaten. Het was -een monnik, die de boodschap bracht, dat meester Dürer terstond naar -het klooster moest gaan. - -Met een voorgevoel, wien het gold, snelde Dürer naar buiten, geheel -zooals hij was en in zijn haast ternauwernood zich den tijd gunnende -om zijn baret van den haak te nemen. Hij had zich niet bedrogen; de -monnik vertelde hem onderweg, dat Luther vergezeld van een gewapend -ruiter uit Augsburg als vluchteling was aangekomen en in het klooster -eenige rust wilde nemen. Met kloppend hart trad Dürer het klooster -binnen. Allen waren weder in de eetzaal te zamen gekomen en men kon -het hun aanzien, welk een diepen indruk deze gebeurtenis op hem maakte. - -Tevergeefs echter zochten zijn oogen Luther en op zijn vraag naar hem, -hoorde hij dat deze bij den prior in diens cel was, om het schrijven -van Spalatinus, den hofprediker van den Keurvorst van Saksen, -dat ondertusschen voor hem was gekomen, te lezen. En werkelijk, -nog voordat Luther eenige spijs ter verkwikking had genuttigd, had -hij zich teruggetrokken om dezen brief te lezen. Hij zag daaruit, -dat hij alle reden had, om de Augsburgsche vrienden, die bij hem op -deze nachtelijke vlucht hadden aangedrongen, dankbaar te zijn, want -Spalatinus deelde hem mee, dat, in een brief van den Paus, Kardinaal -Cajetanus de opdracht had gekregen, Luther, dien verstokten ketter, -hoe dan ook, in zijn macht te brengen, aan Rome uit te leveren en -den ban uit te spreken over al zijn volgelingen en over alle steden -en landen, waarheen deze zoon des satans zich zou begeven. - -Het duurde geruimen tijd, voordat Luther zich weer liet zien. De brief -van Spalatinus en zijn lichamelijke uitputting hadden hem zoozeer -aangepakt, dat hij rust en nadenken noodig had. Hij bekommerde zich -weinig om het gevaar, dat hem zelf dreigde; doch dat anderen om -zijnentwil zouden lijden, deed hem verdriet. Om deze laatste reden -wilde hij dan ook niet lang in Neurenberg blijven en hij ging naar -de eetzaal terug, waar een ontbijt voor hem gereed stond. Dürer, die -zich achter in de zaal had teruggetrokken, stond hem onbewegelijk met -groote oogen aan te staren; het was alsof hij betooverd was. Dat was -hij dus, de profeet des Heeren met die zielvolle oogen, die zoo diep -in de waarheid zagen; dat was dus die onverschrokken, dappere man, -die gedurfd had wat niemand had gewaagd; dat was hij dus, wien hij de -redding uit zijn zielsangsten had te danken! Meester Dürer bleef schuw -in zijn schuilhoek, om daar te luisteren naar de woorden, die Luther -onder het eten met den Prior en zijn vriend Link wisselde. Toen hij -echter, nadat hij had gegeten, opstond en een kloosterbroeder toeriep, -dat de knecht de paarden moest voorbrengen, verzamelde Dürer al zijn -moed, trad uit zijn schuilhoek te voorschijn en ging naar Dr. Maarten -toe. "Eerwaarde heer Doctor, neem ook uit mijn mond een zegenbede -op reis mee. Reeds sedert lang behoor ook ik tot hen, die u eeren en -voor u bidden." - -"Hoe heet gij?" vraagde Luther vriendelijk. - -"Albrecht Dürer," was het antwoord. - -Toen begonnen de groote oogen van den doctor te schitteren en met een -geheel veranderden klank in zijn stem sprak hij: "Albrecht Dürer, gij, -heerlijk kunstenaar, wees gegroet. Zie, ook ik heb u hartelijk lief en -bewonder uw kunst, die mij reeds menig genot heeft bereid. God helpe -u verder op den weg der waarheid, opdat gij daarin wordet bevestigd -en de waarheid u vrij make!" - -"Dat geve God!" antwoordde Dürer warm, "u evenwel, die door den Paus -en de goddeloozen wordt bedreigd, beveel ik in de bescherming des -Almachtigen, opdat gij over de boosheid uwer vijanden moogt zegevieren -en het veld behouden." - -"Heb dank, Meester Dürer!" antwoordde Luther innig en hij drukte -den spreker de hand. "Mijn leven is in Gods hand en ik stel mijn -vertrouwen op den levenden God; daarom vrees ik geen mensch, al was -het de Paus of de duivel zelf." - -Buiten in den kloostertuin, hoorde men hoefgetrappel; toen nam Luther -van allen haastig afscheid, steeg te paard en draafde met zijn geleider -weg. Men zag hem langen tijd na, totdat zij op de Wijnmarkt den hoek -omsloegen en verdwenen. - -"Heden is dit huis zaligheid geschied en mij ook," sprak Dürer, diep -bewogen. "Nu weet ik het ook heel zeker, dat Doctor Maarten Luther -de zwaan is, waarvan Johannes Hus stervend voorspelde, dat hij over -honderd jaar zou komen. En ik bid van God, dat zijn voorspelling -geheel moge worden vervuld; dat men, nadat men den gans misdadiglijk -heeft gebraden, den zwaan ongebraden zal moeten laten!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXVI. - -EEN SPOTSCHRIFT. - - -De ontvangst, die Kardinaal Cajetanus te Rome te beurt viel, -toen hij zonder den aartsketter thuis kwam, was niet bepaald -aangenaam. Begrijpende, dat er met geweld niets viel uit te richten, -wilde de Paus nu iets anders probeeren. Het duurde niet lang, of er -kwam weer een pauselijk zaakgelastigde, die het slimmer aanlegde dan -de onhandige Kardinaal, opdagen, iemand, die den klauw in fluweelen -handschoenen verborg, terwijl hij trachtte den ketter door zijn gevlei -te vangen. En bijna gelukte hem dat ook: hij bracht Luther er toe -te beloven, dat hij zou zwijgen, indien zijn tegenstanders dit ook -zouden doen. Doch deze konden hun mond niet houden en zoo was Luther -ook van zijn belofte ontslagen. - -Doctor Eck, professor te Ingolstadt, was de eerste, die den roem -wenschte te behalen om den geweldigen Augustijner te overwinnen. De -welbespraakte man wilde bij een dispuut in het openbaar bewijzen, -dat Luther een leugenprofeet en een kind des duivels was. Wel is -waar, daagde hij eerst niet Luther zelf tot een twistgesprek uit, -maar den Wittenbergschen professor Karlstadt; doch eigenlijk had hij -het toch op Luther voorzien en het gebeurde dan ook, dat, nadat hij -te Leipzig Karlstadt met zijn kwakzalversstem het zwijgen had weten -op te leggen, Doctor Maarten in het strijdperk trad, om een tweeden -kamp te ondernemen. - -De oogen van de geheele wereld waren op dit tweegevecht gericht en -in groote spanning wachtte men op den uitslag. - -Luther behaalde de overwinning en verkreeg daarbij veel nieuwe -volgelingen; en niettegenstaande dat, ging Eck, die ijdele Eck, -met opgericht hoofd zijn weg en deed alsof hij de overwinnaar was. - -Doch daarmee wist hij alleen de aanhangers van Rome en de domme lieden -te misleiden--de overigen waren vertoornd op den schetteraar en des -te meer, toen men tot de overtuiging kwam, dat hij een doortrapt -huichelaar was, die datgene, wat hij met veel drukte verdedigde, -zelf in het geheel niet geloofde. - - - -Wilibald Pirkheimers vrienden merkten in die dagen weinig van -hem. Hij had zich in zijn studeervertrek teruggetrokken en schreef -maar voortdurend. - -Alleen Dürer en Doctor Bernard Adelmann werden nu en dan -bij hem toegelaten en op hun vragen naar de oorzaak van zijn -teruggetrokkenheid, antwoordde hij, dat hij geheel in beslag werd -genomen door het bestudeeren van een Grieksch schrijver. - -Eenige weken later zag een klein boekje het licht, getiteld: "der -abgehobelte Eck" [24] een woordspeling op Ecks naam, die "hoek" -beteekent. De naam van den schrijver en de plaats van uitgave waren -er niet bij vermeld. Het was een bijtend spotschrift op den doctor -uit Ingolstadt, waarin niet alleen de theoloog, maar ook de drinker -en wellusteling Eck meedoogenloos aan de kaak werd gesteld. - -De afgemaakte schuimbekte van woede. Hoe gemakkelijk had hij, die -'s Pausen volmacht had, wraak kunnen nemen op den boosdoener, indien -hij hem maar gekend had! Eck stelde alle middelen in het werk om er -achter te komen. - -Steeds las hij het geschrift op nieuw om er den schrijver van op -te sporen. - -Ha! daar meende hij iets te hebben ontdekt: het moest bepaald door -iemand uit Neurenberg zijn geschreven, verschillende bijkomende -omstandigheden verrieden dit. - -Iemand uit Neurenberg--wie kon dat zijn? Wederom peinsde -Eck en hij liet al de geleerden uit die stad aan zijn geest -voorbijgaan. "Spengler?"--Neen, van hem verwacht ik die onhebbelijkheid -niet; is er een ander die Latijn schrijft?--Pirkheimer?-- - -Op nieuw bestudeerde hij den stijl en nu ging hem op eenmaal een licht -op--hoe was het mogelijk, dat hij zoo lang gezocht en geraden had! Uit -die scherpe woorden keek hem Pirkheimers boosaardig lachend gezicht -aan. En nu kwam er een onheilspellende gloed in de zwarte oogen en -sissend klonk het tusschen de knarsende tanden: "Neem u in acht, -Wilibald, wij rekenen nog eens met elkander af!" - -Ook de leden van den Humanistenkring kwamen spoedig op hetzelfde -spoor als Eck en verscheidene vragen werden er tot Pirkheimer over -het auteurschap gericht, doch de wijze, waarop hij het ontkende, -diende er slechts toe, om de verdenking te versterken! - -Eck liet niets van zich merken en daardoor verdween langzamerhand -alle vrees uit Pirkheimers hart. Ook werd de aandacht van dit geval -na eenigen tijd afgeleid door een andere gewichtige gebeurtenis, -die aller gedachten innam. Keizer Maximiliaan was in het begin van -'t jaar 1519 gestorven en de Rijksvorsten beraadslaagden met elkander -over de keuze van een troonopvolger. - -In de laatste jaren van zijn leven had de afgestorvene de keurvorsten -voor zijn kleinzoon Karel, den opvolger der Spaansche kroon, trachten -te winnen, en de uitslag der verkiezing beantwoordde dan ook aan de -wenschen van den ontslapene, al moest het velen verbazen, dat een -man, die, in Spanje opgevoed, zelfs de Duitsche taal niet kende, het -Duitsche Rijk zou regeeren en dat, terwijl hij nog een jongeling was, -die pas twintig maal de rozen had zien bloeien. - -Meer dan iemand anders betreurde meester Dürer het heengaan van den -edelen, ridderlijken Maximiliaan. Met hem verloor hij een beschermer, -van wien hij nog veel had verwacht: verdere opdrachten van kunstwerken -en daarbij het jaargeld, dat hem voor zijn werken was beloofd. Wat -kon hij in dit opzicht van den nieuwen keizer verwachten? Hij was hem -geheel vreemd en ongetwijfeld zou hij in de eerste jaren heel wat -anders te doen hebben dan de kunst te beschermen. Toch dacht Dürer -er over, te trachten den nieuwen souverein te naderen en zoowel zijn -vrouw als zijn vrienden versterkten hem in dit plan. - -Deze overleggingen en zijn belangstelling in den gang der zaken op -godsdienstig gebied brachten er toe bij, dat hij betrekkelijk weinig -tijd aan de kunst wijdde. Nadat hij nog een tweede en grooter portret -van Kardinaal Albrecht op diens verlangen had gemaakt, wenschte -hij den dierbaren, overleden keizer te verheerlijken door een werk -ter zijner herinnering te maken. Verscheidene malen schilderde hij -'s keizers portret in olieverf en ten laatste wijdde hij aan de -gedachtenis van den geliefden vorst een groote houtsnede, die zijn -apotheose voorstelde, zijn opnemen in het Rijk der zaligen. In het -voorhof des hemels knielt Keizer Maximiliaan voor God, den Vader, -en legt schepter, zwaard en rijksappel, waarvan hij nu rekenschap -moet geven, neder aan de voeten van den Heer der heirscharen. Rondom -staan zes der voornaamste heiligen en schutspatronen als vrijpleiters -geschaard. Onder het werk doelen vier latijnsche versregels op de -beteekenis van het geheel. - -Dürer had zijn geheele hart in dit werk gelegd en daarin het beste, -wat hij had, gegeven; menige traan was op het papier gevallen, te -meer daar nog een andere slag hem had getroffen en zijn hart had -week gemaakt--zijn oude meester Wolgemut, dien hij als een vader had -bemind en geëerd, was gestorven. Het diepe gevoel, dat de meester in -dit werk had gelegd, het innig weemoedige, dat er uit sprak, miste -zijn uitwerking dan ook niet en maakte ieder pas recht duidelijk, -wat men aan Keizer Maximiliaan had verloren. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXVII. - -IN DE NEDERLANDEN. - - -Wederom was de ruiter op het vale paard de poort van Neurenberg -binnengereden, wederom woedde de pest in de stad. - -Op straat heerschte doodsche stilte, overal was de werkkracht -verlamd, slechts de doodgravers hadden werk in het zweet huns -aanschijns. Geheele families stierven uit, geheele huizen werden -ontvolkt. Hoe grooter de angst en ontzetting werd, des te grooter -buit behaalde de pest en in de harten der menschen doodde de vrees -alle liefde: ieder dacht slechts aan zich zelf en liet de overigen -aan hun lot over. - -Op zekeren morgen kwam bij Albrecht Dürer Wilibald Pirkheimer -in reisgewaad. "Ik kom u vaarwel zeggen," sprak hij reeds op den -drempel. "Te Neurenhof op het landgoed van mijn schoonvader is de -lucht onbesmet; daar ben ik van plan te blijven totdat de ziekte -is geweken.--Doch, ik zie dat gij ook op reis gaat?" vraagde hij, -toen hij de kist zag, die Vrouwe Agnes juist bezig was te pakken. - -Dürer knikte. "Ja, ook wij zijn van plan ons heil in de vlucht zoeken." - -"En waar gaat gij naar toe?" - -"De weg wordt mij aangewezen door een wensch, dien ik al lang heb -gekoesterd; ik wil naar de Nederlanden tot den nieuwen keizer gaan, -om mij in zijn bescherming aan te bevelen en van hem te verkrijgen, -hetgeen mij door den dood van keizer Maximiliaan is ontgaan; het -loon voor mijn werk tot een bedrag van 200 gulden en de verzekering, -dat het jaargeld, hetwelk de gestorven keizer mij had toegestaan, -mij steeds zal worden uitgekeerd. De nieuw verkozene is nu op -reis in de Nederlanden, om vandaar voor de kroning naar Aken te -gaan. Tegelijkertijd wilde ik een groet brengen aan de kunstbroeders -in de Nederlanden en van hun kunstwerken genieten. Ik hoop ook vele -mijner werken aan den man te brengen, om daardoor de reiskosten te -kunnen betalen en door menig geschenk hoop ik mij beschermers en -pleitbezorgers te verzekeren." - -"Nu, God zij met u, mijn lieve vriend," sprak Pirkheimer bewogen, -"en Hij vergunne ons, nadat de pest is overwonnen, elkaar in welstand -terug te zien!" - -Dürer en Vrouwe Agnes gaven hem wederkeerig hun heilbeden mede en -nadat de keizerlijke raadsheer was vertrokken, ging Agnes voort met -de toebereidselen voor de reis. - -Dezen keer wilde Dürer zijn vrouw niet alleen achterlaten en zij -ging gaarne met hem mee, want zij voelde een buitengewonen angst voor -de pest. - -Den volgenden morgen--het was de 12de Juli 1520--hield een reiskoets -voor Dürers huis stil en het echtpaar, benevens hun meid Susanna, -steeg er in. - -In snellen draf ging het naar de Tiergärtnerpoort, om zoo gauw -mogelijk uit de verpeste lucht te komen, en men ademde vrijer, -toen de op grooten afstand zichtbare vesting van Neurenberg uit het -gezicht verdween. - -Eerst reed men naar Bamberg. Van den bisschop aldaar hoopte Dürer een -vrijbrief te veroveren, om bevrijd te zijn van de lastige afpersingen -en de groote uitgaven aan de tollen. - -Een groote afbeelding der Madonna, de houtsneden uit de Openbaring -van Johannes, het leven van Maria en verscheidene kopergravuren, -die hij als geschenk aanbood, misten dan ook op den hoogwaarden heer -hun uitwerking niet: Dürer kreeg, tegen betaling van een gulden, -niet alleen een bewijs, dat hij ontslagen was van alle tolgelden, -doch de bisschop stelde hem ook vrij van het gelag in de herbergen, -dat een gulden bedroeg. - -Hier ging de koetsier uit Neurenberg weer terug en gingen de reizigers -in een schip om tot Mainz te varen. - -De vrijbrief beantwoordde aan het doel: ongemoeid en zonder betalen -kon men van de eene plaats naar de andere gaan. Tot Frankfort alleen -had men zesentwintig tollen te passeeren, en als Dürer, zooals later -op den Rijn, bij elken tol twee gulden had moeten betalen, zou het -zijn beurs al heel slecht zijn bekomen. - -In Frankfort had men een kort oponthoud. Jacob Heller, voor wien Dürer -vroeger het groote altaarstuk had geschilderd, wilde den vereerden -kunstenaar niet zoo spoedig laten vertrekken en schonk hem den eerewijn -in de herberg. - -Nog langer duurde het oponthoud te Mainz, waar een bepaalde wedijver -ontstond, om Dürer met eerbewijzen te overladen en het gelukte hem -pas den 23sten Juli verder te gaan en op een schip den Rijn af naar -Keulen te reizen. - -Daar had een vroolijk wederzien plaats met zijn neef Nicolaas, den -zoon van zijns vaders broeder, die vroeger als goudsmid te Neurenberg -was gevestigd geweest en later naar Keulen was verhuisd. Dürer moest -evenwel zijn tijd verdeelen tusschen dit familielid en den heer -Hieronymus Fugger uit Augsburg, die hier vertoefde en den kunstenaar -met vriendschapsbewijzen overlaadde. - -Verder ging de reis weer met koets en paarden naar Antwerpen, waar -men den 2den Augustus goed en wel aankwam. - -Welk een nieuwe wereld opende zich hier voor Dürers blikken, die -nooit rust vonden. Dat mastenwoud in de haven der Schelde, dat -bonte, drukke gewemel aan den oever! Het boeide hem zoo, dat hij -snel papier en potlood greep om dit tooneel mee naar huis te kunnen -nemen. Spoedig had men een herberg gevonden. De waard Jobst Plankfeldt -was een aangename, goedhartige man en zijn vrouw was even rond als zij -gedienstig was. Na enkele dagen voelden de vreemdelingen zich daar -geheel thuis en vooral de vrouwen konden het best samen vinden. Zij -zaten op een avond gezellig bij elkaar te babbelen aan het avondeten, -toen de waardin sprak: "Wat is uw echtgenoot toch een wereldberoemd -man! Dat zult gij hier in den vreemde eerst recht ondervinden." - -Vrouwe Agnes voelde zich gevleid en zei glimlachend. "Ik verheug mij -met hem in de eer, die men hem hier van alle zijden bewijst en vooral, -omdat hier in den beker der vreugde geen bitteren droppel van nijd -of afgunst wordt gemengd, zooals dat te Venetië gebeurde. Iedereen -komt hem met liefde en oprechte bewondering tegemoet. En toch zou ik -die beroemdheid bijna betreuren, want die berooft mij totaal van zijn -gezelschap, zoo dat ik soms in eigen oogen een arme, verlaten weduwe -ben. Als ik u niet had, zou het voor mij aangenamer zijn geweest om -thuis te blijven." - -"Gij moet niet ontevreden en onbillijk zijn, Vrouwe Dürer," -knorde de waardin. "Zijt gij dan niet zelf tegenwoordig geweest -bij het feest, dat onze schilders uw echtgenoot in hun gildekamer -hebben aangeboden? En wie weet, hoeveel eerbewijzen nog voor u zijn -weggelegd!" Het was werkelijk een prachtig feest geweest, dat het -Antwerpsche schildersgild den Neurenberger meester had gegeven. Geheel -onder den indruk daarvan was Dürer thuisgekomen en hij had het volgende -in het dagboek zijner reis geschreven: - -"Des Zondags, op St. Oswaldsdag, noodigden de schilders mij, mijn -vrouw en de meid uit om in hun kamer te komen. Zij hadden overal -zilver vaatwerk en veel pracht aangebracht en voor overheerlijke -spijzen gezorgd. Hun vrouwen waren ook tegenwoordig en toen men mij -naar tafel geleidde, stonden allen aan beide zijden geschaard, alsof ik -een vorst was. Er waren zeer aanzienlijke personen onder hen, mannen, -die diep eerbiedig voor mij bogen en zeiden, dat zij zooveel in hun -vermogen was, wilden doen om het mij aangenaam te maken. En toen ik was -aangezeten, kwam de bode van den Raad van Antwerpen met twee knechts, -die mij uit naam van de raadsheeren twee kannen wijn aanboden; zij -lieten mij zeggen, dat zij mij hiermee eer wilden bewijzen en hoopten, -dat het mij aangenaam zou zijn. Ik betuigde hen mijn hartelijken dank -en bood mijn diensten aan. En toen wij langen tijd vroolijk bij elkaar -hadden gezeten en het laat in den nacht was geworden, deden zij ons -de eer ons met fakkels naar huis te begeleiden en verzochten ons hun -diensten te willen aannemen, want zij wilden mij gaarne in alles, wat -mij genoegen kon doen, ter wille zijn. Ik dankte hen en ging naar bed." - -In Antwerpen was veel te zien. In de eerste plaats maakte de -schilderkunst aanspraak op Dürers belangstelling. - -In Quinten Metsys leerde hij een kunstenaar, voor wien hij het hoofd -moest ontblooten, kennen. Bijzonder genot verschafte hem het arsenaal, -waar in de groote zaal de kunstenaars bezig waren de reusachtige -triomfbogen, die dienst moesten doen bij den feestelijken intocht -van Keizer Karel op den 25sten September, te schilderen. Vierhonderd -bogen, elk veertig voet breed en twee verdiepingen hoog, zouden op -straat worden opgericht--een reuzenwerk, wel waard te worden bewonderd. - -Daarbij ontbrak het Dürer niet aan uitnoodigingen om zelf te -schilderen, want de velen, die hem met hun eerbewijzen overlaadden, -wilden ook gaarne iets van zijn hand tot aandenken hebben, en daarom -was hij wel verplicht nu en dan een uurtje er af te nemen, om dezen -plicht der dankbaarheid te vervullen. - -Vooral voelde hij zich hiertoe gedrongen tegenover den man, op wiens -persoonlijke kennismaking hij zich in het bijzonder had verheugd, -Erasmus van Rotterdam, den grooten geleerde en het orakel van zijn -tijd, tot wien de geheele beschaafde wereld met onbeperkt vertrouwen -opzag en van wien men hoopte, dat hij in zake Luther, het gewicht -van zijn invloed in de weegschaal zou werpen. - -De beide groote mannen behandelden elkaar bij hun ontmoeting wederzijds -met den eerbied, die elk toekwam en zij voelden zich sterk tot -elkaar aangetrokken. Uit dankbaarheid voor het geschenk van Erasmus, -bestaande uit een Spaansch manteltje en verscheidene teekeningen, -schilderde Dürer het portret van den geleerde op meesterlijke wijze, -waarvan hij later een copie meenam om op koper te graveeren. - -Het kostte hem moeite om afscheid te nemen van Antwerpen, waar hij -zooveel liefde en eer had genoten, maar het was zijn plan om verder -naar Brussel te gaan. - -Op den 16den Augustus aanvaardde hij de reis in gezelschap van den -Genuees Tomaso Bombelli, een der rijkste kooplui in zijde van Antwerpen -en tegelijkertijd penningmeester der Landvoogdes der Nederlanden, de -Aartshertogin Margaretha, die den meester evenals andere buitenlanders -met eerbewijzen had overladen. - -In Brussel werd hij aangenaam verrast, toen hij drie Neurenberger -heeren onverwacht op straat ontmoette; het waren de raadsheeren: Hans -Ebner, Leonard Groland en Nicolaas Haller, die, als afgezanten van -den Raad, de rijksinsignes voor de kroning moesten overbrengen. De -heeren wilden ook van hunnentwege hun beroemden stadgenoot een -onderscheiding bewijzen en namen zijn onderhoud geheel voor hun -rekening. Het was echter niet noodig hem daar bekend te doen worden, -want in Brussel herhaalden zich dezelfde tooneelen als te Antwerpen -en het kostte Vrouwe Agnes menigen zucht zich steeds zoo eenzaam en -verlaten te gevoelen. - -Voor den kunstenaar daarentegen waren het dagen van het hoogste genot; -zijn oog, oor en hart genoten oneindig. Ten laatste was het hem ook -nog vergund bij de Landvoogdes te worden toegelaten; zij was een -fijnbeschaafde, met de kunst dwepende vrouw, die hem ook beloofde -zijn voorspraak bij Koning Karel te zullen zijn. - -Den 2den September keerde hij uiterst voldaan naar Antwerpen terug, -om daar den keizer, af te wachten, voor wiens ontvangst alles in rep en -roer was en vol ijver om de stad in een tooverpaleis te herscheppen. De -keizerlijke stoet naderde langzaam de poort, de lucht weergalmde van -de juichkreten der dicht op elkaar gedrongen, geestdriftvolle menigte, -maar de jonge keizer scheen weinig oog te hebben voor al die pracht -en heerlijkheid, en menigeen, die wist welke verbazende onkosten men -had gemaakt, schudde wrevelig het hoofd. - -Van Antwerpen ging de keizer verder naar Aken voor de kroning en Dürer -volgde hem naar die stad, omdat hij te Antwerpen geen gelegenheid had -gehad om hem te naderen. Te Aken ontmoette hij weer de Neurenberger -gezanten, die hem in hun kring opnamen en alle onkosten voor zijn -onderhoud betaalden, waarvoor hij hun zooals vroeger met zijn kunst -zijn dankbaarheid betuigde. - -Den 23sten October had de kroning plaats. Op den avond van dien dag -schreef Dürer in zijn boek: "Heden zag ik zooveel pracht en praal, -als geen sterveling ooit schooner zag." - -Was het in Antwerpen hem reeds onmogelijk geweest zijn verzoek bij -den keizer in te dienen, te Aken viel er in 't geheel niet aan te -denken en er bleef dus niet anders over dan den vorst naar Keulen -te volgen. Daar eindelijk op den 12den November bereikte hij met -veel moeite zijn doel, tenminste in zoover, dat het uitbetalen der -lijfrente hem werd verzekerd--maar van de andere verplichtingen wilde -Keizer Karel niets hooren. - -Verheugd, dat hij tenminste in hoofdzaak was geslaagd, keerde hij -van Keulen terug, om weer te gaan naar de Nederlanden, waar hij den -winter wilde doorbrengen. - -Den 27sten November was hij weer in Antwerpen bij Agnes, wier -vreugde over het weerzien eenigszins werd vergald door het ongeluk, -dat haar onlangs in de Lievevrouwekerk op St. Maarten was overkomen, -toen een dief haar tasch met twee gulden en verscheidene sleutels -had losgesneden en gestolen. - -Dit verlies bezorgde Dürer ook wel eenige spijt, doch hij troostte -zich, toen iets anders zijn aandacht in beslag nam en wel, de tijding, -dat de zee bij Middelburg een reusachtigen walvisch op het droge -had aangespoeld. Hij liet zich noch door de winterkou, noch door den -afstand weerhouden om dit wonder der natuur te gaan zien. Den 7den -December ondernam hij met eenige kennissen te paard den tocht naar -Middelburg en hij kwam pas den 14den terug. - -Vrouwe Agnes ontving hem met vreugde, want zij was bang geweest, -dat het gure weer haar man kwaad zou doen. - -"Ja, gij, kunt nu wel blij zijn," sprak hij, terwijl hij haar aan -zijn hart drukte, "want gij hebt uw man weer terug, maar ik heb weinig -voldoening van de reis, want het wonder heb ik niet mogen aanschouwen, -omdat de zee het weer had teruggehaald en daarbij scheelde het bitter -weinig of ik had er het leven bij ingeschoten." - -En nu vertelde hij aan zijn ontstelde vrouw, hoe zijn schip tegen -een ander was aangevaren en daardoor beschadigd was geworden, -waarna het zonder anker de zee was ingedreven en daar zoo lang had -rondgezwalkt, dat de bemanning reeds alle hoop had opgegeven en hun -zielen in Gods handen had bevolen, totdat de hemel genadig hulp in den -hoogsten nood had gezonden. Nu begon te Antwerpen het oude leventje -weer. Indien hij gelegenheid had, verkocht hij zijn schilderijen, -om voor de opbrengst allerlei voorwerpen, die hij gaarne in zijn -bezit had, of waarmee hij bij zijn thuiskomst anderen een genoegen -wilde bereiden, te koopen; nog meer gebeurde het, dat hij zijn werk -weg gaf om ondervonden vriendelijkheid ruimschoots te vergelden of -voorkomend anderen pleizier te doen. - -Natuurlijk namen zijn vereerders zijn tijd weer zeer in beslag. Een -paar dagen na vastenavond schreef hij in zijn dagboek: "Eergisteren had -ik een uitnoodiging om met mijn vrouw de gast van het goudsmidsgild te -zijn. Bij die gelegenheid leerde ik veel wakkere mannen kennen en werd -ons een heerlijke maaltijd bereid, terwijl iedereen om 't hardst mij -eer bewees. Des avonds was ik bij den ouden schout genoodigd, waar ik -ook rijkelijk werd onthaald en met veel eerbewijzen overladen. Vele -bijzondere maskers en costuums lieten zich dien avond zien en over -het algemeen was alles prachtig ingericht. 's Maandagsavonds was ik -uitgenoodigd bij den heer Lopez op een groot festijn, dat tot twee -uur duurde en bijzonder kostbaar was. Van den heer Lorenz Stark -kreeg ik een Spaanschen pels ten geschenke. Ook op dit feest zag -men veel schitterende gecostumeerden en gemaskerden, vooral de heer -Tomaso Bombelli." - -Eindelijk kreeg meester Dürer toch wel wat te veel van het goede dezer -aarde en kwam de gedachte aan terugkeeren naar huis in zijn hart op, -te meer toen hij voelde, dat zijn gezondheid niet meer zoo goed was -als vroeger en de eene stuiver na den anderen in de apotheek verzeilde. - -Om niet al te veel met bagage te zijn belast, stuurde hij den -19den Maart, toen er zich een gelegenheid aanbood, een groot deel -der verkregen schatten vooruit en toen kon men eens goed zien, aan -hoeveel vrienden de goedhartige, milde man had gedacht. Niet alleen -aan zijn familieleden en vrienden zond hij een geschenk, ook anderen, -die hem op de een of andere wijze vriendelijkheid hadden bewezen, -vergat hij in den vreemde niet; en Vrouwe Agnes, die berekende hoe -hoog de uitgegeven som beliep, vond het bijna al te veel. - -Nu had hij evenwel de groote steden Brugge en Gent nog niet gezien en -men zeide hem, dat het toch al te jammer zou zijn, indien hij in deze -middelpunten der kunst, waar hij nu zoo dicht bij was, niet eenige -weken vertoefde. - -Ook hier was zijn roem hem reeds vooruitgegaan; ook hier ontving men -hem met bijzondere eerbewijzen. Ofschoon verheugd over al het genot, -dat hij had gesmaakt, keerde hij in eenigszins gedrukte stemming -naar Antwerpen terug. Hij wist zelf niet, wat hem scheelde, maar -het eten smaakte hem niet, zijn hoofd was zwaar en vermoeid en zijn -voeten weigerden bijna hem te dragen. De geneesheer, die op verzoek -van zijn bezorgde vrouw, verscheen, meende dat hij zware koorts zou -krijgen en beval vóór alles volkomen rust aan. - -Den volgenden morgen kwam Vrouwe Agnes doodsbleek bij de waardin -binnenloopen en riep: "Help mij--mijn man, mijn man!" - -De waard en waardin gingen terstond met haar mee en vonden Dürer, -bleek en met gesloten oogen, in bed liggen. Zij dachten, dat hij dood -was. Het was echter slechts een langdurige bezwijming, waaruit het -den dokter gelukte hem weer bij te brengen. Doch de koorts wilde niet -wijken en nam integendeel steeds in hevigheid toe, zoodat Vrouwe Agnes -in den angst haars harten niet wist wat te beginnen. "Ach, dat wij -nu juist hier in den vreemde moeten zijn!" jammerde zij. "Gave God, -dat wij toch reeds thuis waren!" - -Er volgden moeilijke dagen en weken, voordat de beangstigde vrouw -kon herademen en innig dankbaar drukte zij den waard en zijn vrouw -de hand voor de groote liefde, waarmee zij haar hadden bijgestaan, -alsof zij een lid der familie was geweest. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXVIII. - -EEN LIJKZANG. - - -Op een dag in Mei van het jaar 1521 zat Dürer alleen in zijn -kamertje. Op zijn gelaat waren de sporen van zijn ziekte nog duidelijk -zichtbaar en daarbij lag er nog een heel bijzondere treurigheid, -die zich nu en dan in een diepen zucht uitte, op te lezen. - -Al de verstrooiingen van de reis hadden hem den man, wien hij voor het -heil van zijn ziel zooveel was verplicht, niet doen vergeten. Elk -nieuw uitgekomen boekje van Luther, dat hij onder de oogen had -gekregen, had hij gekocht en ijverig bestudeerd. Ook te Antwerpen, -waar hij veel tijd met de Augustijnermonniken had doorgebracht, had -het hem aan tijdingen omtrent Luthers lot niet ontbroken. Hij had hun -angst gedeeld, toen men hoorde, dat Luther door den Paus in den ban -was gedaan en met hen gejuicht, toen men de koene daad van den man -Gods vernam, om de pauselijke bul in het openbaar te verbranden, -waarmee hij bekende zich te hebben vrijgemaakt van de kerk des -Pausen, om alleen voor Gods eer te ijveren, nadat de opvolger van -Petrus den Heer Jezus opnieuw had verloochend. Eindelijk was het -bericht gekomen, dat Doctor Maarten zich te Worms voor den Keizer en -het Rijk zou verantwoorden, en zijn ziel had toegejuicht den held, -die alle waarschuwingen ten spijt, besloten was naar Worms te gaan, -al zouden daar ook evenveel duivels als pannen op de daken zijn. - -Nu was er evenwel een nieuw, verpletterend bericht verspreid. Maarten -Luther, die op den Rijksdag met heldenmoed de waarheid van het -Evangelie had beleden en zich niet door het tandgeknars zijner -tegenstanders tot herroepen had laten dwingen, zou op den terugweg -verraderlijk zijn gevangen genomen en verdwenen, en behoorde nu -waarschijnlijk niet meer tot de levenden. - -Nadat Dürer langen tijd met strakke blikken treurend had neergezeten, -nam hij zijn dagboek en gaf daarin lucht aan de smart, die hem -vervulde, met de woorden: - -"Ach, Heer des Hemels, welke tijding omtrent Luther, den man Gods, -moet ik daar vernemen. - -"Men dacht, dat hij veilig was door het vrijgeleide van een keizerlijk -heraut; maar toen zij bij Eisenach in een onherbergzaam oord waren -gekomen, had deze gezegd, dat Luther hem nu niet meer noodig had -en was hij weggereden. Spoedig werd de verraden, vrome, met den -H. Geest bezielde man, de heraut van het Christelijk geloof, door tien -ruiters omsingeld en ontvoerd. En of hij nog leeft, of dat men hem -heeft vermoord--ik weet het niet--zoo heeft hij dit lijden doorstaan -ter wille der Christelijke waarheid en omdat hij het onchristelijk -pausdom heeft bestraft, dat door het opleggen van zijn lasten, de -verlossing door Christus teweeggebracht, wederstaat. En ook daarom -heeft hij het geleden, omdat wij worden beroofd en uitgeplunderd en -ons datgene, wat wij in het zweet onzes aanschijns hebben verworven, -wordt ontnomen, opdat het op die wijze verkregene schandelijk door -nietsdoeners kan worden verteerd, terwijl dorstige, kranke menschen -van gebrek sterven. En bovenal bezwaart mij de vrees, dat God ons -misschien nog langer wil laten zuchten onder het juk der blinde, -valsche leer, die door menschen is bedacht en uitgevonden, waardoor -het heerlijk Evangelie ons op vele plaatsen verkeerd wordt uitgelegd -of ons geheel wordt onthouden. - -"Ach, God in den Hemel, erbarm u onzer. O Heer Jezus Christus, bid voor -Uw volk, verlos ons te rechter tijd, bewaar in ons het echte, ware, -Christelijke geloof, verzamel Uw verdwaalde schapen door uw stem uit -de Schrift; help ons, dat wij Uw stem mogen kennen en geen verlokkend -geluid van menschelijke dwaling volgen, opdat wij, Heer Jezus Christus -niet van U wijken. Roep de schapen Uwer weide, die nog voor een deel -in de Roomsche kerk worden gevonden, en die door het opleggen van -lasten en de geldzucht des Pausen, door een valsche leer bedrogen, -zijn verstrooid, bij elkaar, desgelijks ook de Indianen, Moscovieten, -Russen en Grieken. Ach God, verlos Uw arm volk, dat door groote -pijn en tyrannie wordt gedwongen, tot dingen, die het tegenstaan, -en waardoor het steeds tegen zijn geweten moet zondigen. O, God, -nooit hebt gij met geboden der menschen een volk zoozeer belast als -ons, armen, onder het juk van Rome; terwijl wij toch, verlost door uw -bloed, vrije Christenen zijn moesten. O, almachtige, hemelsche Vader, -beschijn ons door Uw Zoon, Jezus Christus, met zulk een licht, dat -wij daarbij duidelijk kunnen zien, welke geboden wij moeten houden, -opdat wij de andere lasten, met een vrij geweten, op zijde kunnen -zetten en U, hemelschen Vader met een blij hart mogen dienen. - -"En indien het waar is, dat wij hebben verloren den man, die -duidelijker heeft geschreven dan iemand anders, die in de laatste -tijden heeft geleefd, en die Gij zoo door Uw Geest hebt verlicht, dan -bidden wij U, o hemelsche Vader, dat gij Uw H. Geest wilt geven aan een -anderen man, die uw heilige Christelijke kerk van alle zijden weder -bijeenbrenge, opdat wij weder als Christenen mogen leven, en anderen -door ons leven bekeerd worden en het Christelijk geloof mogen aannemen. - -"Maar, Heer, het is uw wil, voor dat gij oordeelt, dat evenals Uw -Zoon, Jezus Christus, door de priesters werd gedood en, uit den dood -opgestaan, ten hemel voer, het met Uw volgeling, Maarten Luther, -die door den Paus verraderlijk om het leven wordt gebracht, eveneens -zou gaan; hem zult gij verkwikking bereiden. En zooals gij over -Jeruzalem het oordeel van verwoesting hebt uitgesproken, zoo zult gij -ook de macht, die de stoel van Rome zich heeft aangematigd, te niet -doen. Och Heer, geef ons daarna het nieuwe, heerlijke Jeruzalem, dat -uit den hemel nederdaalt, waarvan in de Openbaring wordt gesproken; -het heilige, zuivere Evangelie, dat niet door de leer der menschen -is verduisterd. - -"Opdat zulks geschiede, geef, dat ieder, die Luthers boeken leest, -zien moge hoe helder en duidelijk de leer is, die hij naar het -Evangelie verkondigt. Daarom moet men die boeken in waarde houden en -ze niet verbranden; beter ware het, dat men zijn tegenstanders, die -de waarheid wederstaan, in het vuur wierp met al hun leerstellingen, -die de menschen tot goden verheffen. Dat er toch nieuwe uitgaven -van Luthers boeken mochten verschijnen! O God, als Luther dood is, -wie zal ons dan in het vervolg het heilig evangelie zoo duidelijk -verklaren? Ach, God, wat zou hij in tien, twintig jaren nog veel voor -ons hebben kunnen schrijven! O gij, alle vrome christenen, beweent -met mij dezen, door Gods Geest bezielden man en laten wij Hem vragen -om ons een ander door den H. Geest verlicht man te zenden! - -"O Erasmus van Rotterdam, waar blijft gij? Zie, wat de tyrannie der -onrechtvaardigen, de dwingelandij der wereldlingen, de macht der -duisternis vermag! Hoor, gij, strijder voor Christus, rijd naast -den Heer Jezus, bescherm de waarheid, verover de martelaarskroon, -gij zijt toch ook reeds een oud man. Ik heb van u gehoord, dat gij -u zelf nog twee jaren in staat acht om tot iets nut te zijn. Gebruik -die jaren voor het Evangelie; verhef uw stem, dan zullen de poorten -der hel, dan zal Rome niets tegen u vermogen. En als gij hier aan uw -Meester, Christus, gelijkvormig wordt en schande wilt lijden door de -leugengeesten van onzen tijd, waardoor gij misschien een weinig vroeger -zoudt sterven, dan zoudt gij te eerder uit den dood tot het leven komen -en door Jezus Christus worden verheerlijkt. Want indien gij uit den -beker drinkt, dien Hij heeft gedronken, dan zult gij met Hem regeeren -en rechtvaardig oordeelen, hen, die dwaas hebben gehandeld. O Erasmus, -handel zoo, dat God u roemen kan, zooals er van David staat geschreven, -want gij kunt het, voorwaar, gij kunt Goliath dooden; Uw God beschermt -de heilige, christelijke kerk. Leid ons in de eeuwige zaligheid, God, -Vader, Zoon en Heilige Geest, Gij, eeuwig God. Amen." - -Dürer legde de pen neder en veegde zijn oogen af. Het was hem een -verluchting, dat hij zijn vol hart eens had uitgestort. - -Maar het was hem nog niet genoeg: spoedig greep hij een stuk krijt en -gebruikte de kunst als tolk van zijn gevoel en als troosteres in zijn -smart. En op den grijsblauwen grond werd een cherubijn zichtbaar, die -jammerend, met de vleugels het aangezicht bedekt, alsof hij wil zeggen: - -"Ach, dat gij zijt heengegaan, Maarten Luther, gij, profeet des -Allerhoogsten!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXIX. - -NEURENBERG BOVEN ALLES. - - -De zomer was in het land gekomen, en Dürer, die de eerste bezending -goederen door andere naar Neurenberg had laten volgen, dacht er nu over -om naar huis terug te keeren. Hij durfde de reis nu wel ondernemen, -omdat zijn lichaamskrachten weer voldoende waren teruggekeerd. - -Op St. Pieter en Paulus, den 29sten Juni, zat hij met zijn vrouw -in het kamertje de som der gemaakte onkosten te berekenen. Hij had -veel uitgegeven zoowel in geld als aan kunstwerken, want Dürer was -hooghartig en had de ondervonden vriendelijkheid rijkelijk vergolden -en soms meer gegeven, dan hij kon. Het was een heele som, toen hij -berekende wat hij in al dien tijd met teekenstift of penseel voor de -menschen had gewerkt--hij had voor niet minder dan honderd vijftig -personen hun portret gemaakt met potlood, houtskool of in kleuren -en toen Vrouwe Agnes hem vraagde, wat hem al die moeite en arbeid -had opgebracht, lachte Dürer en zei: "Het grootste gedeelte van mijn -arbeid heeft mij niets opgebracht, en toen ik mij voorstelde uit de -Nederlanden een goede winst mee te brengen, heb ik mij bedrogen. Nu -ben ik wel genoodzaakt honderd gouden guldens te leenen om naar huis -te kunnen gaan en gelukkig heeft de heer Imhoff zich daartoe bereid -verklaard." - -Vrouwe Agnes was hierover wel wat ontstemd en antwoordde: "Ik had -wel kunnen denken, dat het zoo zou gaan. Gij verstaat nu eenmaal -de kunst niet om schatten op te leggen. Gij geeft veel meer weg dan -gij krijgt en hebt u menig keer in den nek laten zien. Maar over die -schade zou ik mij nog wel kunnen troosten, als die walvisch er maar -niet was geweest." - -"De walvisch?" vraagde Dürer verwonderd. - -"Ja zeker," sprak Vrouwe Agnes met nadruk, "aan dat monster alleen -wijd ik uw ziekte." Juist toen Dürer iets wilde antwoorden, werd er -geklopt en kondigde de waardin een bediende van den Raad der stad -aan. De man bracht de groeten van den eersten burgemeester over aan -den heer Albrecht Dürer en noodigde hem uit den volgenden morgen op -het raadhuis te verschijnen. - -Op den bepaalden tijd ging Dürer daarheen en hij werd door de -hoogmogende heeren met bijzondere vriendelijkheid ontvangen. - -"Wij vernemen, dat gij op het punt zijt naar Neurenberg terug te -keeren en wilden u daarom eerst vragen, hoe het u in het algemeen in -de Nederlanden en in het bijzonder in Antwerpen is bevallen?" - -Dürer verzekerde, dat het hem zeer moeilijk viel te scheiden van een -stad, waar hij niet alleen geboeid was door haar grooten rijkdom en -heerlijke kunst, maar waar hem ook veel liefde en eer was te beurt -gevallen. - -Toen kwam er een eigenaardig lachje op het gelaat van den heer, die op -Dürer toetrad en zijn hand op diens schouder legde, terwijl hij zei: -"Meester Dürer, ik weet er wel raad op, hoe gij aan dit moeilijke -afscheid zoudt kunnen ontsnappen: blijf hier! Geloof mij, gij zult -nog veel meer liefde en eer ondervinden, wanneer gij u voor altijd -bij ons wilt voegen! In naam van den Raad van Antwerpen bied ik u ten -eerste een vast jaargeld van driehonderd gulden aan, ten tweede een -stevig gebouwd, fraai woonhuis als eigendom, ten derde vrijdom van alle -belastingen en ten vierde ruime belooning voor alles, wat gij nog voor -den Raad zult werken. Ik verberg u niet, waarde Meester, dat Antwerpen -trotsch zou zijn, als de naam Albrecht Dürer op de lijst harer burgers -stond. Beslis dus en geef mij uw belofte te zullen blijven." - -In pijnlijke verwarring stond Dürer daar. Die groote goedheid en -welwillendheid drukten hem als een last. Dat was toch waarlijk hem het -afscheid niet gemakkelijker maken! Want hoe schitterend de beloften ook -waren, hij kon ze toch niet aannemen. Aan Neurenberg hing zijn hart, -daar was hij ingeburgerd en zich een tehuis te scheppen in den vreemde -was hem onmogelijk. Nimmer zou dat zijn werkelijk tehuis kunnen zijn. - -Hij overwoog deze gedachten, terwijl hij eenigen tijd zwijgend voor -den burgemeester stond, en deze, die zijn stilzwijgen naar zijn eigen -wenschen uitlegde, trachtte door het herhalen zijner dringende beden -hem tot blijven over te halen. - -Nu was Dürer zich zelf weer meester en hij antwoordde: "God zegene -u voor de welgemeende vriendelijkheid, die gij mij bewijst. Het -smart mij, dat ik zooveel welwillendheid met een weigering moet -beantwoorden. Ik ben een kind van Neurenberg, mijnheer, Neurenbergsche -lucht heb ik van mijn vroegste jeugd af ingeademd, Neurenberger kunst -is mijn denken en leven en daarom behoor ik daar thuis en kan ik -niet tieren op een anderen bodem. Laat mij naar mijn geboorteplaats -terugkeeren, mijnheer--wat zoudt gij hebben aan iemand, wiens ziel -krank was en wiens hand verlamde!" - -De burgemeester keek droevig en teleurgesteld. Hij deed geen enkele -poging om den meester tot andere gedachten te brengen, want aan den -klank zijner stem hoorde hij, dat er voor Antwerpen hier niets meer -was te hopen. En daarom nam hij van Dürer afscheid met de verzekering -van zijn groote spijt en teleurstelling. Tweemaal was de verzoeking, -om zijn geboorteplaats ontrouw te worden, Dürer genaderd: zestien -jaar geleden te Venetië, waar de Signoria hem door de aanbieding van -tweehonderd ducaten had getracht bij zich te houden en nu hier te -Antwerpen; doch beide keeren behaalde de trouw de overwinning. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXX. - -OOK EEN HERVORMINGSPREEK. - - -Bijna twee jaren waren voorbijgegaan. - -In de week vóór Paschen van het jaar 1523 zat Albrecht Dürer met zijn -vrouw aan de groote tafel in de pronkkamer. Hij las met eerbiedig -gevouwen handen uit een groot boek, dat voor hem lag. Het was het -Nieuwe Testament, dat Doctor Maarten Luther in de eenzaamheid zijner -cel op den Wartburg in Duitsch gewaad had gestoken. - -Op de terugreis had Dürer al spoedig gehoord, dat Luther niet dood -was, en die tijding had hem met nieuw leven bezield. Hij voelde zich -krachtiger en wat hij bij zijn terugkomst te Neurenberg had gezien, -was ook geschikt geweest om hem den moed terug te geven en een loflied -tot Gods eer op zijn lippen te leggen. - -Voor alle andere steden was het Neurenberg geweest, die zich Luthers -zaak had aangetrokken. De adellijke geslachten waren voorgegaan met de -belijdenis van het Evangelie en hadden het mindere volk achter zich -aan getrokken. De Raad, wiens leden bijna allen beslist evangelisch -waren gezind, was in een moeilijke verhouding tot den Keizer, den Paus -en de bisschoppen gekomen, doch wist met bewonderenswaardige wijsheid -het scheepje hunner regeering over alle golven en klippen heen te -sturen. Doch Dürer had zijn vriend Pirkheimer in deerniswaardigen -toestand gevonden. Doctor Eck had zich werkelijk op hem gewroken en van -den Paus weten te verkrijgen, dat er in den naar Luther geslingerden -banbrief nog enkele andere namen waren opgenomen, waaronder Wilibald -Pirkheimer behoorde. Luther, die ridder zonder vrees en blaam, had -de pauselijke bul in het vuur geworpen en daarmee den Paus moedig -getrotseerd--Pirkheimer had evenwel den moed niet gevoeld om dien -held na te volgen. - -Nadat hij te vergeefs had geappelleerd, kwam hij er toe om het -trotsche hoofd te buigen en zijn woorden te herroepen. Sinds dien -dag was hij geheel veranderd. Het bewustzijn, dat hij zijn innigste -overtuiging had ten offer gebracht, had den hoogmoedigen man gebroken -en maakte hem, die ook nog door het podagra werd gekweld meer en meer -eenzelvig. De leelijke zijde van zijn karakter kwam steeds meer op -den voorgrond, zoodat hij zich iedereen tot vijand maakte en voor -de weinige overgebleven vrienden een niet te genieten gezelschap -was. Hoe meer echter anderen zich van hem aftrokken, des te meer -moeite gaf hij zich om de vriendschap te behouden van dien eenen, -met wien hij van jongs af één hart en één ziel was geweest. En van -zijn kant deed Dürer al zijn best Pirkheimers zwakheden te verdragen -en hem weer eenigszins met het leven te verzoenen. - -Het deed Dürer echter innig verdriet, dat zijn vriend hem niet -wilde volgen op den weg van het Evangelie. Het werd hem nu steeds -duidelijker, dat Pirkheimers geestdrift voor Luther niet was -voortgekomen uit een hart, bezield van de waarheid van Gods Woord, -maar ontstaan was uit den waan, dat Luther tot de humanisten behoorde -en met hem wilde strijden tegen de domheid en het bijgeloof van zijn -tijd; hij dacht, dat protesteeren Luthers eenig doel was. Toen Dürer, -overgelukkig in het bezit van het Nieuwe Testament in het Duitsch, -daarmee naar Pirkheimer was gesneld, was hij teleurgesteld en bedroefd -teruggekeerd, toen hij de onverschilligheid, waarmee zijn vriend dien -heerlijken schat had beschouwd, gezien had. - -Uit deze droefenis wekte hem het heerlijke lied van den Wittenberger -nachtegaal, dat zijn medeburger, de meesterzanger Hans Sachs, had -laten weerklinken en waarin zijn hart mede jubelde--het klonk als -het geroep van den wachter, dat vele slapenden wakker schudt. - -Nog werd zijn hart verkwikt en zijn geloof versterkt, toen hij -hoorde, dat de Prior uit het Augustijnerklooster te Antwerpen, die -zoo vriendelijk voor hem was geweest, ter wille van het Evangelie -in den kerker geworpen en ten vure gedoemd, als door een wonder -was ontkomen en veilig Wittenberg had bereikt. Ook zijn opvolger, -Hendrik van Zutfen, had zich daarheen begeven, toen de beulen hem -van den kansel hadden gerukt, doch de burgers hem uit den kerker -hadden bevrijd. En niet minder was zijn geloof versterkt door den -moed der twee monniken uit Brussel, Hendrik Voes, en Johannes Esch, -die andere afvalligen tot beschaming, met vreugde hun leven op den -brandstapel hadden geofferd voor het Evangelie. - -Nu zat meester Dürer dus over zijn Duitschen bijbel gebogen en kon niet -genoeg er in lezen. Wel had hij Gods Woord reeds in het Duitsch gelezen -in de vertaling, die bij Anton Koburger het licht had gezien,--doch -wat voor Duitsch was dat! Het klonk als ravengekras vergeleken bij -het liefelijk gezang van den Wittenbergschen nachtegaal, dat het oor -streelde en van daar in het hart weerklonk. En zijn bewondering en -vereering voor het uitverkorene werktuig des Heeren namen voortdurend -toe. - -Heden had het lezen in de Schrift nog een heel bijzonder doel. Hij -wilde zich voorbereiden op den ernstigen gang, dien hij met zijn -vrouw wilde ondernemen. Aan de algemeene begeerte gehoor gevend, -hadden de geestelijken van de St. Lorens- en Sebalduskerken besloten -nog een schrede voorwaarts te doen en het heilig Avondmaal volgens -instelling van Christus met brood en beker te vieren. Het duurde niet -lang of de klokken begonnen te luiden en de meester stond op om zijn -besten pelsmantel aan te doen; Vrouwe Agnes was reeds gekleed in haar -feestgewaad en wachtte op haar echtgenoot. - -Op straat kwamen zij spoedig in het gedrang, want het volk stroomde -naar het bedehuis. Plechtig begon de heilige handeling. Aller hart -was diep getroffen door de woorden van den prediker en toen brood en -wijn werden rondgedeeld, voelde menig wakkere man een traan over zijn -wangen rollen. - -Thuisgekomen sloot Dürer zijn vrouw in zijn armen en zeide: "Mijn -ziel maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich in God, mijn -Zaligmaker. Nu weet ik, dat Hij in mij leeft; Hij, die voor mij den -dood is ingegaan en die al mijn hoop is. O man Gods, Maarten Luther, -God zegene en behoede u! Hoe zal ik u vergelden, wat gij aan mij -hebt gedaan!" - -Nog menig hinderpaal stond aan de ongestoorde uitbreiding der -Hervorming in den weg: de zaak des Heeren liep nog meer gevaar, -te worden geschaad door den dollen, oproerigen geest, die zich door -een verkeerd begrip van Christelijke vrijheid van den boerenstand had -meester gemaakt en door de waanzinnige dwepers, in wier oogen Luther -nog een halve papist was, en die hem "het gemakzuchtige vleesch" -scholden, dan door de woede van Rome. Maar juist te midden van deze -troebelen betoonde de Wittenberger monnik zich als de ware profeet -des Allerhoogsten en zijn aanzien steeg tot een reusachtige hoogte -in de oogen van hen, die hem begrepen, toen de wilde golven waren -bedaard en de stuurman met eerbiedwekkende kalmte aan het roer stond. - -Dürer was vol van Gods Woord; als een dauwdroppel vol van -zonneschijn. Niet alleen las hij de Schrift, maar hij leefde er in -en hij voelde weder de behoefte, om wat hij zelf had doorleefd op -zijn eigen wijze aan het volk te verkondigen. - -Wat Hans Sachs in woorden zeide, wilde hij in kleuren duidelijk -maken. En daarom greep hij weder naar het penseel, voelende dat hij -nog nooit met zooveel bezieling en geestdrift voor den schildersezel -was getreden; hij had een voorgevoel, dat, wat hij nu ging scheppen, -het allerbeste, wat zijn hand ooit gemaakt had, zou zijn. - -In plaats van Maria, in wier verheerlijking hij zich tot nu toe -had verlustigd, bood hij der wereld het beeld van den Verlosser -aan. Evenals Luther Christus en Zijn alleenzaligmakende verdienste in -nieuwe talen predikte, zoo schilderde Dürer den Heer voor de oogen des -volks, hetzij in gesprek met de discipelen na het Heilig Avondmaal, -hetzij als offer op het kruishout, of alleen het hoofd vol bloed en -wonden. Op het laatste had hij al zijn kracht geconcentreerd; het was -als uit de diepste diepte van zijn ziel voortgekomen. Nooit was Jupiter -schooner, machtiger, aangrijpender door den besten der oud-Grieksche -schilders afgebeeld geworden, dan de Christus hier door meester Dürer. - -En evenals Dürer Christus, den Verlosser, in zijn werk verheerlijkte, -zoo wilde hij met hetzelfde doel ook het Evangelie in kleuren brengen. - -Reeds lang was hij het met zich zelf eens, op welke wijze dit te -doen. Hij wilde daartoe de gestalten afbeelden van hen, die het van -den Heer ontvangen en aan de wereld verkondigd hadden: de gestalten -der Apostelen Johannes, Markus, Petrus en Paulus en wel zoo, dat -Johannes en Paulus ten voeten uit werden geschilderd en de beide -anderen er achter, zoo dat alleen het hoofd en den hals zichtbaar -waren. Johannes en Paulus moesten als hoofdfiguren naar voren komen; -daarmee wilde Dürer het evangelisch geloof in beeld voorstellen. - -De gestalte van Johannes, Luthers uitverkoren evangelist, wiens -gelaat aan Philippus Melanchton herinnert, is gehuld in een gelen, -met rood geverfden mantel over een groen onderkleed. Peinzend staart -hij met den een weinig achter hem staanden Petrus in zijn evangelie, -welks beginwoorden uit de Luthersche vertaling men lezen kan. Rechts -op het paneel staat Markus achter Paulus, die met innige liefde -en groote zorg is behandeld en waaraan Dürer al zijn kracht heeft -gewijd. Het was Dürer voornamelijk te doen om Paulus, Luthers groot -voorbeeld als verkondiger van het eenig ware geloof en daarin heeft -hij een kunstwerk, dat 's meesters roem luider verkondigt dan eenig -ander, geschapen. De Apostel bij uitnemendheid staat daar, gehuld in -een witten mantel, waaruit een groen onderkleed te voorschijn komt; -op zijn linkerarm, rust de bijbel, in de rechterhand houdt hij een -ontbloot zwaard, het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods, en -tegelijkertijd een aanduiding van de wijze, waarop hij zou sterven. De -breede, krachtige figuur staat daar in mannelijke, ridderlijke houding; -zijn door de zon gebruind gelaat, vol uitdrukking, wendt den strengen -blik naar links, alsof hij vandaar een naderbij sluipenden vijand -verwacht. Wien geldt dien toornigen blik? Tegen wien houdt de hand -krampachtig den greep van het zwaard omklemd? Het zijn de vijanden -van het kruis van Christus: aan den eenen kant de Paus, die het -Evangelie bederft door den warboel van menschelijke instellingen -en aan de andere zijde de dwepers, die door het misbruiken van de -vrijheid meer bederven dan doen vorderen. - -De Apostelen spraken in duidelijke taal: maar het was den meester -er om te doen ook begrijpelijk te zijn voor het minst ontwikkelde -verstand, evenals Luthers woorden duidelijk waren voor het onnoozelste -boertje. Daarom voegde hij nog een uitvoerig bijschrift toe aan -zijn werk. - -Boven het paneel links schreef hij: "Alle wereldlijke overheden in -deze gevaarvolle tijden moeten zorgvuldig waken, dat zij zich niet, -in plaats van door het Woord Gods, door menschelijke leeringen laten -leiden, want God wil niet, dat er aan Zijn Woord iets wordt toegevoegd -of daarvan afgedaan. Luister daarom naar deze vier voortreffelijke -mannen: Petrus, Johannes, Paulus en Markus." - -Petrus zegt in het tweede hoofdstuk van zijn tweeden brief: -"Er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook -onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen -bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, die hen gekocht heeft, -verloochenende en een haastig verderf over zichzelf brengende. En velen -zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal -gelasterd worden. En zij zullen, door gierigheid, met gemaakte woorden, -van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang -niet ledig is en hun verderf sluimert niet.--Johannes in het vierde -hoofdstuk van zijn eersten brief schrijft: Geliefden! gelooft niet -een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; -want vele valsche profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent -gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus -in het vleesch gekomen is, die is uit God niet. Maar dit is de geest -van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, -en is nu alreede in de wereld." - -Terwijl deze woorden zijn gericht tegen de dwepers en sektenmakers, -zoo protesteert het bijschrift op het tweede paneel tegen Rome met -zijn leugen, bedrog en zedeloosheid. In het derde hoofdstuk van -den tweeden brief aan Timotheus zegt Paulus: En weet dit, dat in de -laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de menschen zullen -zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hoovaardig, -lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder -natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, -zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, -meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een -gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend -hebben. Hebt ook een afkeer van dezen! Want deze zijn het, die de -huizen binnensluipen en nemen de vrouwkens gevangen, die met zonden -beladen zijn, en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden, -die altijd leeren en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen. - -Markus schrijft in het twaalfde hoofdstuk van zijn evangelie: "En -Hij zeide tot hen in Zijn leer: wacht u voor de schriftgeleerden, -die daar gaarne willen wandelen in lange kleederen, en gegroet zijn -op de markten, en de voorgestoelten hebben in de Synagogen en de -vooraanzittingen in de maaltijden. Zij eten de huizen der weduwen -op en dat onder den schijn van lang te bidden. Deze zullen zwaarder -oordeel ontvangen." Er was een geheel jaar verloopen, voordat Dürer -dit meesterstuk, de kroon van al zijn werken, voleindigd had. - -Nauwelijks was de laatste penseelstreek gedaan, of hij greep papier -en pen om er een brief bij te voegen aan hen, voor wie het werk was -bestemd. Het was hem dezen keer niet opgedragen, maar het was zijn -eigen hart geweest, dat hem aan het werk had gezet en dat hij het -aan zijn dierbare geboorteplaats zou opdragen, stond van het begin -af bij hem vast. De inhoud van den brief luidde aldus: - - - -Edelachtbare, wijze Heeren! - -Hoewel het reeds lang mijn wensch was, Uw Hoogmogendheid door mijn -onbeteekenende schilderkunst een aandenken aan te bieden, heb ik mij -door het gebrekkige daarvan laten weerhouden, wetende, dat ik daarmee -in Uw oogen niet zou kunnen bestaan. Dewijl ik echter in dezen laatsten -tijd een stuk heb geschilderd, waaraan ik nog meer zorg heb besteed dan -aan mijn andere schilderijen, acht ik niemand meer waardig, dit als -een herinnering te bewaren, dan U, hoogwijze Heeren! Daarom waag ik -het, U dit werk aan te bieden, met de dringende bede, dat dit kleine -geschenk U welgevallig moge zijn en genadig door U worde aangenomen -en dat Gij even welwillend voor mij zult willen blijven, als Gij tot -nu toe zijt geweest. Daarom zal ik naar mijn beste vermogen er naar -blijven streven, om Uw goedgunstigheid waardig te zijn. - - -Uwer Edelachtbaren Heeren onderdanige Albrecht Dürer. - - -Spoedig daarop ontving Dürer van den Raad het volgende schrijven: - -"Dewijl Albrecht Dürer een schilderij met vier figuren als aandenken -heeft geschilderd en hetzelve den achtbaren Raad heeft gezonden en -vereerd, is door dien achtbaren Raad besloten, den genoemden Dürer -te zeggen, dat een achtbare Raad niet genegen is, dit schilderij op -die wijze in bezit te nemen; maar hoewel dezelve hem voor zijn werk -dankbaar is, en willens om het als aandenken te bewaren, zoo is dezelve -niet minder willens hem daarvoor te betalen, wat hij verdient. Wat hij -dus ook moge eischen, en al wilde hij ook niets eischen, zoo zullen -de oudere heeren het zelf bepalen en zal een eerlijke handel worden -gedreven door de Heeren Maarten Tucher en Sigmund Furer." - -Meester Dürer weigerde, zooals te verwachten was, de waarde op te -geven en toen zond de Raad hem honderd gulden voor hem zelf, twaalf -gulden als hulde aan zijn vrouw en twee gulden fooi voor den knecht. - -Het schilderij kreeg een plaats, die het waard was: het werd opgehangen -in het departement van financiën in het raadhuis. Van den muur klonk -zijn prediking. "Zijt getrouw en houdt vast aan Gods heilig Evangelie!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXXI. - -KUNSTENAAR EN GELEERDE. - - -Toen Dürer, nadat hij de laatste hand aan zijn schilderij der apostelen -had gelegd, het penseel neerlegde, deed hij het in de overtuiging, dat -dit zijn laatst groot werk was geweest. Wel maakte hij nog verscheidene -portretten zijner vrienden, zooals dat van Hieronymus Holzschuher, -dat hem bijna nog beter was gelukt dan dat van Frederik den Wijze -eenige jaren geleden, dat van Wilibald Pirkheimer en van den Magister -Filippus Melanchton, die voor de nieuwe school, die te Neurenberg -werd opgericht, meermalen daar was geweest. Doch nu kregen penseel en -potlood rust en moesten plaats maken voor de pen, die bestemd was om -de vrucht zijner wetenschappelijke studiën, die hij bij het beoefenen -zijner kunst niet had verwaarloosd, in boeken te openbaren. - -Een ieder verbaasde zich, toen het eene boek na het andere verscheen -van dezen schilder bij uitnemendheid, die daarin getuigenis gaf van -de zeldzame veelzijdigheid en diepte zijns geestes. Nu hij zijn kunst -niet meer practisch beoefende, verdiepte hij zich in theoretische -studiën over het wezen zijner kunst, om hetgeen hij had gevonden als -een laatst aandenken aan de wereld na te laten. - -Een jaar geleden had reeds een boekje, als voorlooper dezer studiën -het licht gezien onder den titel: "Onderwijs bij het meten met den -passer en het paslood bij lijnen, vlakken, en geheele lichamen, door -Albrecht Dürer bijeengevoegd en ten bate aller liefhebbers der kunst -met bijbehoorende figuren in druk gebracht." Hij droeg het boek op aan -zijn vriend Wilibald Pirkheimer en in de voorrede zei hij, dat hij -hoopte, dat het voor alle beoefenaars der kunst dienstig zou zijn, -niet alleen voor schilders, maar ook voor goudsmeden, beeldhouwers, -steenhouwers, schrijnwerkers en allen, die het meten noodig hadden. De -geheimen der proportieleer, waarin vroeger Luca Pacioli hem te Bologna -had ingewijd, kwamen hier tot algemeen nut aan het licht. - -De gansche wereld was echter één en al verbazing, toen Dürer zich -op eens van een geheel nieuwe zijde deed kennen en bewees, dat hij -ook een meester in de vestingbouwkunde was. In October van het jaar -1527 verscheen een boek van hem onder den titel: "Onderricht ter -beveiliging van steden, kasteelen en dorpen." - -Hij vervulde een plicht der dankbaarheid aan Keizer Maximiliaan, -door het op te dragen aan diens kleinzoon, Koning Ferdinand I van -Bohemen en Hongarije. De liefde tot zijn vaderland, en de begeerte -om het tegen de roofzuchtige aanvallen der Turken te beveiligen, -had hem aanleiding gegeven om zijn mededeelingen aan de vorsten te -doen en hun te leeren, hoe zij de vestingwerken in een goeden, tot -tegenweer geschikten, toestand moesten brengen. [25] - -De grootste zorg en den meesten tijd besteedde Dürer aan de -proportieleer van den mensch. - -Pirkheimer bood aan om een voorrede daarbij te schrijven en Dürer -nam het aan, doch onder vijf voorwaarden, die een nieuw, duidelijk -bewijs zijner bescheidenheid en nederigheid waren: ten eerste, dat -daarin geen enkel woord van lof mocht worden gebruikt; ten tweede, -dat er aan geen uiting van nijd mocht worden gedacht; ten derde, -dat er van niets anders sprake mocht zijn dan van hetgeen in het -boek stond; ten vierde, dat niets er in gebruikt was, dat uit -goede boeken was gestolen en ten vijfde, dat het boek alleen voor -de Duitsche jeugd was geschreven. Ten laatste koesterde de meester -nog een grooter plan: hij wilde in een uitgebreid werk, getiteld: -"Spijze voor schildersleerlingen," alles te zamen vatten, wat hij tot -nu toe in afzonderlijke werken had geschreven en door meer toevoegsels -een geheel scheppen, dat voor den kunstenaar een rijke schat zou zijn -en waarin alles, wat hij noodig had, werd gevonden. - -Toch was hij er ver van, zich zelf en zijn eigen kennis tot algemeenen -maatstaf en alleen geldig richtsnoer te verheffen: integendeel, de -groote man was nooit met zichzelf tevreden en zei dikwijls, dat, als -hij na jaren een zijner werken terug zag, hij zich altijd schaamde over -de zwakheden en fouten, die hij er in ontdekte. In denzelfden geest -schreef hij in de voorrede van het door hem begonnen groote werk: "Ik -denk niet hoog van mijn kunst, want ik weet, wat mij ontbreekt. Daarom -raad ik een ieder aan om mijn fouten, zooveel in zijn vermogen is, -te verbeteren. Gave God, dat het mogelijk ware, dat ik de werken der -toekomstige groote meesters nu reeds mocht aanschouwen! - -"Welk een hoogte zullen zij nog bereiken--zoodat ik daarbij in het -niet zal verdwijnen, als een heel klein beekje. En toch, als de vonk, -die ik heb doen gloren, door de volgende meesters wordt aangewakkerd -met hetgeen zij kunnen, dan kan daaruit mettertijd een vuur, dat met -zijn gloed de gansche wereld bestraalt, opgaan." - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXXII. - -NAAR EEN BETER VADERLAND. - - -Een helder licht van kaarsvlammen straalde op een avond in April van -het jaar 1528 uit de vensters van Pirkheimers huis. De raadsheer, -die toen weinig last van het podagra had, had drie van de vrienden, -die hem nog waren overgebleven, bij zich genoodigd om met hem te eten -en vroolijk te zijn. - -Dürer was er niet bij, zooals in den laatsten tijd meermalen -gebeurde en toen men naar hem informeerde, antwoordde Pirkheimer -met bedenkelijk gelaat: "Wij zullen ons er aan moeten gewennen, -zijn gezelschap dikwijls te ontberen. Hij is in den laatsten tijd -zeer zwak en sukkelend." - -"Was hij maar niet naar de Nederlanden gegaan!" sprak Holzschuher, -die tot de gasten behoorde: "Sedert zijn terugkomst is hij zoo -veranderd. Ik schrok bepaald, toen ik hem terug zag. Hij was zoo -mager geworden en zijn mannelijke schoonheid was verdwenen! Het is -wonderlijk: om de pest te ontvluchten, ging hij uit Neurenberg en -nu heeft hij uit Nederland een krank lichaam meegebracht. Die tocht -door de sneeuw om den walvisch te zien, het ongeval, dat hem toen op -het water is overkomen, de ongewone levenswijze in een vreemd land, -die onophoudelijke eerbewijzen, die in maaltijden en groote feesten -bestonden, zijn verderfelijk voor zijn gezondheid geweest. Ik vrees, -ik vrees, dat wij hem niet lang meer zullen mogen behouden." - -"O, zeg dat niet!" riep Pirkheimer verschrikt uit. "Ik kan het niet -aanhooren! Ik kan mij het leven niet voorstellen zonder hem! Niemand -kent hem zooals ik hem ken, niemand kan aan hem dan ook meer verliezen -dan ik. Ik was het volkomen eens met den Magister Philippus Melanchton, -toen hij bij zijn laatste verblijf hier in de stad, zei: "Albrecht -Dürer is als kunstenaar ongeëvenaard, maar toch is dat niet het meest -in hem te bewonderen: nog meer dan zijn geest en hand waardeer ik -zijn hart!" - -"Hij heeft niet te veel gezegd," zei Löffelholz. "Albrecht Dürer is -de uitstekendste man van onzen tijd. Is er een deugd, die hij niet -bezit? Maar laten we ons nu nog niet al te ongerust maken; hij is nog -geen zevenenvijftig jaar en misschien kan de natuur de ongesteldheid -nog overwinnen." - -"God geve het!" zuchtte Pirkheimer en hij bracht het gesprek op iets -anders over. - - - -Zwak en moede lag Dürer te bed. Den vorigen avond was hij nog op -geweest en had aan zijn boek geschreven; doch den volgenden ochtend -had hij geen lust om op te staan. Hij had 's nachts bijna geen oog -toegedaan en voelde zich afgetobd. - -Het was stil in de kamer; aan het bed van den lijder zat Vrouwe -Agnes. Met op de borst gevouwen handen lag Dürer aandachtig te -luisteren naar hetgeen zijn vrouw uit Luthers bijbel voorlas; het -was het lijden des Verlossers naar het Evangelie van Johannes. - -Daarna sprak hij zacht: "Dat heeft mij goed gedaan. O, welk een harde -sponde heeft men onzen Verlosser bereid en ik lig zoo zacht! Hoe -werd Zijn marteling ten doode door hoon en schimp verzwaard en aan -mijn legerstede zit een engel der vertroosting! Wel lijd ik pijn; -maar wat zijn mijn smarten vergeleken bij de zijne!" - -Vrouwe Agnes veegde zijn klam voorhoofd af en drukte zachtkens een -kus er op. Toen vraagde zij hem of hij niet eens van den verkwikkenden -drank, dien zij voor hem had klaar gemaakt, wilde drinken. - -Dürer knikte en bevochtigde zijn lippen met het lavende vocht; toen -zuchtte hij: "Waarom komt de geneesheer toch niet?" - -Vrouwe Agnes zeide, dat hij van niets wist, maar dat zij dadelijk om -hem zou sturen. - -Spoedig daarop verscheen hij; hij voelde den kranke den pols en zag -hem bezorgd aan: het waren weer de afwisselende koortsen, die hem -jaren lang hadden geplaagd, en de milt was meer dan ooit gezwollen. - -De geneesheer schreef medicijnen voor, die de meid dadelijk uit de -apotheek moest halen. - -Die drank deed Dürer goed, hij voelde zich minder benauwd en tegen -den avond ging de koorts af, hoewel die gewoonlijk tegen dien tijd -toeneemt. Hij keerde zich naar den muur en sliep in. - -Vier uur lag hij stil en ademde diep en geregeld; toen richtte hij -zich plotseling op en sprak met een bijzonderen klank in zijn stem: -"Het is morgen goede Vrijdag--de heerlijke Rafael is op goeden -Vrijdag gestorven." - -Vrouwe Agnes schrok bij deze woorden en trachtte hem te kalmeeren, -doch Dürer vraagde, alsof hij niets daarvan hoorde: "Hoe lang rust -hij reeds in het graf?" - -"Acht jaren," antwoordde Vrouwe Agnes aarzelend. "Hij stierf in het -jaar 1520." - -"Acht jaren," fluisterde Dürer. "Hoe vroeg moest die heerlijke -kunstenaar van de aarde scheiden! Gods wegen zijn dikwijls zeer -wonderlijk!" - -Toen ging hij weer liggen, sloot de oogen en sliep na eenige -oogenblikken weer in. - -Vrouwe Agnes bleef dien geheelen nacht op en was dankbaar, toen het -eerste morgenrood door de vensters naar binnen drong. Zij verkoelde -het gelaat van haar man met frisch water, hetgeen hem goed deed en -waarvoor hij zijn trouwe verpleegster hartelijk dankte, als ware -het een groote dienst geweest en zooals hij altijd voor het kleinste -hulpbetoon deed. Tegen negen uur begonnen de klokken in de stad te -luiden. Eensklaps riep de kranke luid: "Op dit uur hebben zij Hem -aan het kruis genageld! - -"Ach Heer Jezus, zie mij aan met denzelfden blik, waarmee gij den -boetvaardigen boosdoener hebt aangezien! Want ik belijd u berouwvol -al de zonden, die ik in mijn geheele leven heb bedreven." - -Hij richtte zich plotseling op en zijn oogen zagen woest de kamer -rond, zoodat Vrouwe Agnes met doodelijken schrik den beangstigden -man in haar armen nam. - -"Wat overkomt mij!" riep hij met een holle stem, terwijl hij zijn -hand op zijn hart drukte. "Ik sterf! Heer Jezus, help mij; Heer Jezus, -erbarm U mijner!" - -In vreeselijken angst riep Vrouwe Agnes hem bij zijn naam--hij hoorde -het niet, zijn ziel voer reeds op tot Hem, dien hij van ganscher -harte had bemind en dien hij uit een vroom gemoed met zijn kunst -zoowel als met zijn gansche leven had gediend. ---- - - - -De stad Neurenberg kon het niet gelooven, dat de man, waarop zij -bovenal trotsch was, was heengegaan. - -Allen treurden en Wilibald Pirkheimer, die spoedig was geroepen, -zonk bij het sterfbed van zijn vriend, als vernietigd en gebroken, -op de knieën neder, alsof hij met hem wilde sterven. Menigeen der -zijnen had hij naar het graf gebracht, doch nooit had hij zooveel -smart gevoeld als nu. Hij was niet van deze gewijde plek weg te krijgen -en het pijnigde hem bovenal, dat hij in de laatste oogenblikken niet -tegenwoordig was geweest, om zijn vriend de oogen toe te drukken. Hij -wrong zijn handen, schreide als een kind en jammerde: - -"O onuitsprekelijk lijden!--hij is heengegaan, voor immer, hij, -die ik met mijn gansche hart liefhad en die deze liefde verdiende -door zijn tallooze deugden en zijn bijzondere rechtschapenheid; hij, -die als een goede engel mij ter zijde stond en mij den weg wees, -dien ik moest gaan. Hij is heengegaan voor goed--mijn Albrecht! O, -onverbiddelijk noodlot; o, onbarmhartige, wreede dood! Hij, die als -een heilige onder ons verkeerde, is van ons weggerukt, terwijl zoovele -onnutte en onbeteekenende menschen blijvend geluk en een lang leven -genieten! Hij is heengegaan, en ik moet nog hier beneden zijn!"-- - -De gewoonte van dien tijd bracht mede, dat de dooden den dag na het -overlijden werden begraven, doch bij Dürer moest men met dat gebruik -breken. Den 6den April was hij gestorven en den 8sten lag hij nog -op het paradebed, omdat de aandrang van menschen, die nog eenmaal -het stoffelijk overschot van den grooten meester wilden zien, zoo -groot was. - -Daar lag hij in een zwarte kist, door frisch groen omgeven, als een -beeld van hemelschen vrede; en het licht der twaalf kaarsen, die -op hooge kandelaars tusschen laurier- en mirthestruiken brandden, -wierp een glans van verheerlijking op het edele gelaat. - -Aan het hoofdeinde stonden de prior van het Augustijnerklooster -Volbrecht en de proost van de St. Sebalduskerk, die om beurten de -gebeden voor de overledenen uitspraken, terwijl aan het voeteneinde -een koorknaap het kruisbeeld omhoog hield. - -Daarna hieven de Meesterzangers, met Hans Sachs aan het hoofd, -een ernstig, plechtig gezang aan; de kist werd gesloten, en in -een onafzienbare reeks bewoog zich de lijkstoet, onder algemeen -klokgelui, naar het Johanneskerkhof, waar de grafkelder der familie -Frey was geopend om in zich op te nemen wat sterfelijk was aan dezen -onsterfelijke. - - - -Door smart en ellende overmeesterd zat Vrouwe Agnes in het verlaten -huis. Zij was als een schaduw geworden en begeerde te sterven en bij -haar echtgenoot in het graf te rusten. Zij had van alle zijden veel -liefde en deelneming ondervonden en men had haar duidelijk bewezen -hoezeer iedereen met haar mede leed. - -Op zekeren morgen trad de heer Eobanus Hesz, die den grooten meester -in een lied had verheerlijkt en een vriend van Luther uit Erfurt was, -bij haar binnen. - -Hij nam een brief uit zijn zak en zeide: "Zie, geachte Vrouwe, hier -heb ik iets wat u in uw diepe, groote smart tot troost moge zijn. Het -is een antwoord van Doctor Maarten Luther op den lijkzang, dien ik hem -had toegezonden en waarin met betrekking op uw overleden echtgenoot, -het volgende staat: Het is niet meer dan billijk dien vromen, -uitstekenden man te betreuren: maar gij moogt hem gelukkig noemen, -omdat Christus Zijn licht in zijn hart heeft doen schijnen en hem op -het juiste oogenblik uit dezen stormachtigen tijd, die spoedig nog -stormachtiger zal worden, heeft weggenomen, opdat hij, die waardig -was het beste te zien, niet gedwongen zou geweest zijn, het ergste -te beleven. Zoo moge bij dan in vrede rusten bij zijn vaderen. Amen." - -"Ween en klaag dus niet meer, zeer geachte Vrouwe--Doctor Maarten -heeft het ook hier bij het rechte eind! God had zijn ziel lief, -daarom nam Hij hem spoedig weg uit dit treurige leven." - - - - - - - - -AANTEEKENINGEN. - - -[1] Deze burcht werd in 1024 door Keizer Koenraad II gesticht en door -Frederik Barbarossa in 1158 vergroot. - -[2] Een oude gulden had 100 kreutzer; 49 kreutzer was 1 mark. - -[3] De "mooie bron" is in Gothischen stijl gebouwd, 1385-1396, -en is versierd met vele standbeelden; die op het onderste gedeelte -stellen de 7 keurvorsten en 9 helden voor, daarboven zijn Mozes en de -7 profeten afgebeeld. In het ijzeren hek, dat dit waterwerk omgeeft, -is op kunstige wijze een kleine, beweeglijke ring gesmeed. Vert. - -[4] Dürer ontwierp later zijn teekeningen meestal op groenen of -grijzen grond, teekende met de pen en zette de lichten aan met witte -verf. Vert. - -[5] In Boheme: Theodoric van Praag, Nicolaas Wurmser, Thomas van -Mutina. - -[6] De bloeitijd der Oud-Neurenbergsche school was in de 14e eeuw--die -van de school van Keulen iets later, de belangrijkste namen daaraan -verbonden zijn meester Wilhelm en meester Stephanus 1451. Men vindt -een schilderij van dezen laatste in de koorkapel van den Keulschen dom. - -[7] Aan Brugge komt de eer toe de gebroeders van Eyck tot woonplaats te -hebben gediend en hun meesterwerken te zien ontstaan; zij verbeterden -de verven door toebereiding met olie. Ook Memlinc woonde te Brugge -en schonk zijn beroemde Ursulakast aan het St. Janshospitaal aldaar; -hij stierf in 1499. (Vert.) - -[8] Martin Schongauer of Martin Schön 1420-1488 (Zwaabsche school) -leerling van Rogier van der Weyden, werd van goudsmid kopergraveur -en schilder, en vereenigde een schitterend koloriet met fijnheid en -zekerheid van lijn en vorm. (Vert.) - -[9] Venetië was voor Neurenberg en Augsburg het tusschenstation voor -den handel met het Oosten. (Vert.) - -[10] "Wat God mij doet, dat is mij goed." - -[11] De rijksinsignes en kleinoodiën werden gedeeltelijk te Aken en -gedeeltelijk te Neurenberg bewaard; ze bestonden uit: de kroon, den -zilveren schepter, den gouden rijksappel, twee ringen, twee zwaarden, -een degen, een evangelieboek enz. en deden dienst bij de kroning -des Keizers. - -Tot de rijkskleinoodiën, die te Neurenberg in de Hospitaalkerk van -den H. Geest werden bewaard, behoorde o. a. een mantel met een met -goud gestikt Arabisch schrift van 41 woorden in parelen gevat en in -1133 door de Siciliaansche Arabieren voor de kroning van Koning Roger -van Sicilië gemaakt. - -[12] Maximiliaan wilde Karel VIII dwingen Italië te ontruimen. - -[13] Volgens Vasari was Margaritoni van Arezzo in de 13e eeuw de -eerste die op doek schilderde; hij nam daartoe doek op een paneel -geplakt en met pleister overdekt. Vert. - -[14] Dit was een kleine kopergravure met het opschrift: (Rome het -hoofd der wereld). Op den achtergrond ziet men den Engelsburg en den -Tiber en in het midden staat een vrouwelijk monster: een der voeten -is een bokspoot, de andere een gierenklauw en de rechterarm eindigt -in den poot eener kat. Een staart met een drakekop aan het eind en -een ezelskop op de schouders volmaken het afschuwelijk geheel. Het -volk begreep terstond de bedoeling en noemde het den "Pausezel." - -[15] Het Andreaskruis van het heilige Vlies of van de Vliesridders -werd ingesteld door Filips den Goede bij gelegenheid van zijn huwelijk -in 1520 en schonk vele privilegiën. Vert. - -[16] Vaarwel, vrome ziel! Heer, geef hem de eeuwige rust en laat uw -onvergankelijk licht hem bestralen! - -[17] Ik kwam, ik zag, ik overwon. - -[18] Het bedoelde monogram bestond uit een kleine D in een groote A. - -[19] De Signoria had het voorzitterschap in de drie hoogste -staatslichamen: de groote raad, de senaat en het collegium. De tot -de senaat behoorende raad van tienen bestond uit tien raadsleden en -de Signoria. Na hun raadsbesluiten kon men niet in appèl komen. Vert. - -[20] Keizer Rudolf II kocht later het stuk voor een aanzienlijke som -en liet het, om het voor beschadigingen te vrijwaren, door vier sterke -mannen op de schouders van Venetië naar Praag dragen. - -[21] Nadat Keizer Rudolf II tevergeefs 10000 gulden had geboden voor -dit schilderij, waarvoor haar maker 200 gulden had ontvangen, kwam het -voor een nog grootere som in het bezit van den keurvorst Maximiliaan -van Beieren. Dürers hoop, dat voor het werk een lange toekomst was -weggelegd, werd niet vervuld, want in den nacht van den 10den April -1674 werd het kunstwerk bij een brand door de vlammen vernield. - -[22] Dit was een afscheidsdronk der stervenden met hun bloedverwanten, -in gebruik gekomen sedert de middeneeuwen, en ontleend aan de -afscheidswoorden van Jezus in het Evangelie van Johannes. - -[23] In de vasten van het jaar 1517 had Luther het "Onze Vader" in -preeken verklaard en een zijner toehoorders had deze opgeschreven -preeken spoedig daarna in druk doen verschijnen. - -[24] "De afgeschaafde hoek"--("de afgemaakte Eck".) - -[25] Dürer had helaas met zijn leer over de vestingwerken weinig succès -en oogstte geringen dank. Een later geslacht bracht hulde aan zijn -ideeën op dit punt. Straatsburg bouwde volgens Dürers aanwijzingen zijn -vestingwerken bij de Kronenburger poort. En nu nog heeft Dürers gezag -waarde en liggen zijn beschouwingen ten grondslag aan het zoogenaamd -nieuw-pruisisch systeem der vestingbouwkunst. - - - - - - -End of the Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER *** - -***** This file should be named 55521-0.txt or 55521-0.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/5/5/2/55521/ - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg - -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive -specific permission. If you do not charge anything for copies of this -eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook -for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, -performances and research. They may be modified and printed and given -away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks -not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the -trademark license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country outside the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you'll have to check the laws of the country where you - are located before using this ebook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm web site -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The -Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm -trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the -mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its -volunteers and employees are scattered throughout numerous -locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt -Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to -date contact information can be found at the Foundation's web site and -official page at www.gutenberg.org/contact - -For additional contact information: - - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our Web site which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/old/55521-0.zip b/old/55521-0.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index ce60013..0000000 --- a/old/55521-0.zip +++ /dev/null diff --git a/old/55521-h.zip b/old/55521-h.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index 98331c5..0000000 --- a/old/55521-h.zip +++ /dev/null diff --git a/old/55521-h/55521-h.htm b/old/55521-h/55521-h.htm deleted file mode 100644 index 8a7c491..0000000 --- a/old/55521-h/55521-h.htm +++ /dev/null @@ -1,8518 +0,0 @@ -<!DOCTYPE html PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" -"http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> -<html lang="nl"> -<head> -<meta http-equiv="content-type" content="text/html; charset=utf-8"> -<title>Albrecht Dürer: Een Levensbeeld</title> - -<style type="text/css"> - -body { -font-family: "Times New Roman", Times, serif; -font-size: 100%; -line-height: 1.2em; -text-align: left; -} -.div0 { -padding-top: 5.6em; -} -.div1 { -padding-top: 4.8em; -} -.div2 { -padding-top: 3.6em; -} -.div3, .div4, .div5 { -padding-top: 2.4em; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4 { -clear: both; -font-style: normal; -text-transform: none; -} -h3, .h3 { -font-size: 1.2em; -line-height: 1.2em; -} -h3.label { -font-size: 1em; -line-height: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h4, .h4 { -font-size: 1em; -line-height: 1.2em; -} -.alignleft { -text-align: left; -} -.alignright { -text-align: right; -} -.alignblock { -text-align: justify; -} -p.tb, hr.tb, .par.tb { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -text-align: center; -} -p.argument, p.note, p.tocArgument, .par.argument, .par.note, .par.tocArgument -{ -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -text-indent: 0; -} -p.argument, p.tocArgument, .par.argument, .par.tocArgument { -margin: 1.58em 10%; -} -.opener, .address { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -} -.addrline { -margin-top: 0; -margin-bottom: 0; -} -.dateline { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -text-align: right; -} -.salute { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.signed { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.epigraph { -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -width: 60%; -margin-left: auto; -} -.epigraph span.bibl { -display: block; -text-align: right; -} -.trailer { -clear: both; -padding-top: 2.4em; -padding-bottom: 1.6em; -} -span.abbr, abbr { -white-space: nowrap; -} -span.parnum { -font-weight: bold; -} -span.corr, span.gap { -border-bottom: 1px dotted red; -} -span.num, span.trans, span.trans { -border-bottom: 1px dotted gray; -} -span.measure { -border-bottom: 1px dotted green; -} -.ex { -letter-spacing: 0.2em; -} -.sc { -font-variant: small-caps; -} -.uc { -text-transform: uppercase; -} -.tt { -font-family: monospace; -} -.underline { -text-decoration: underline; -} -sup { -line-height: 6pt; -} -.overline, .overtilde { -text-decoration: overline; -} -.rm { -font-style: normal; -} -.red { -color: red; -} -hr { -clear: both; -height: 1px; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -margin-top: 1em; -text-align: center; -width: 45%; -} -.aligncenter { -text-align: center; -} -h1, h2 { -font-size: 1.44em; -line-height: 1.5em; -} -h1.label, h2.label { -font-size: 1.2em; -line-height: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h5, h6 { -font-size: 1em; -font-style: italic; -line-height: 1em; -} -p, .par { -text-indent: 0; -} -p.firstlinecaps:first-line, .par.firstlinecaps:first-line { -text-transform: uppercase; -} -.hangq { -text-indent: -0.32em; -} -.hangqq { -text-indent: -0.40em; -} -.hangqqq { -text-indent: -0.71em; -} -p.dropcap:first-letter, .par.dropcap:first-letter { -float: left; -clear: left; -margin: 0em 0.05em 0 0; -padding: 0px; -line-height: 0.8em; -font-size: 420%; -vertical-align: super; -} -blockquote, p.quote, div.blockquote, div.argument, .par.quote { -font-size: 0.9em; -line-height: 1.2em; -margin: 1.58em 5%; -} -.pagenum a, a.noteref:hover, a.hidden:hover, a.hidden { -text-decoration: none; -} -ul { -list-style-type: none; -} -.advertisment { -background-color: #FFFEE0; -border: black 1px dotted; -color: #000; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.itemGroupTable { -border-collapse: collapse; -margin-left: 0; -} -.itemGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.itemGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -.footnotes .body, .footnotes .div1 { -padding: 0; -} -.fnarrow { -color: #AAAAAA; -font-weight: bold; -text-decoration: none; -} -a.noteref, a.pseudonoteref { -font-size: 80%; -text-decoration: none; -vertical-align: 0.25em; -} -.displayfootnote { -display: none; -} -div.footnotes { -font-size: 80%; -margin-top: 1em; -padding: 0; -} -hr.fnsep { -margin-left: 0; -margin-right: 0; -text-align: left; -width: 25%; -} -p.footnote, .par.footnote { -margin-bottom: 0.5em; -margin-top: 0.5em; -} -p.footnote .label, .par.footnote .label { -float: left; -width: 2em; -height: 12pt; -display: block; -} -.apparatusnote { -text-decoration: none; -} -table.tocList { -width: 100%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -border-width: 0; -border-collapse: collapse; -} -td.tocPageNum, td.tocDivNum { -text-align: right; -min-width: 10%; -border-width: 0; -} -td.tocDivNum { -padding-left: 0; -padding-right: 0.5em; -} -td.tocPageNum { -padding-left: 0.5em; -padding-right: 0; -} -td.tocDivTitle { -width: auto; -} -p.tocPart, .par.tocPart { -margin: 1.58em 0%; -font-variant: small-caps; -} -p.tocChapter, .par.tocChapter { -margin: 1.58em 0%; -} -p.tocSection, .par.tocSection { -margin: 0.7em 5%; -} -table.tocList td { -vertical-align: top; -} -table.tocList td.tocPageNum { -vertical-align: bottom; -} -table.inner { -display: inline-table; -border-collapse: collapse; -width: 100%; -} -td.itemNum { -text-align: right; -min-width: 5%; -padding-right: 0.8em; -} -td.innerContainer { -padding: 0; -margin: 0; -} -.index { -font-size: 80%; -} -.indextoc { -text-align: center; -} -.transcribernote { -background-color: #DDE; -border: black 1px dotted; -color: #000; -font-family: sans-serif; -font-size: 80%; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.correctiontable { -width: 75%; -} -.width20 { -width: 20%; -} -.width40 { -width: 40%; -} -p.smallprint, li.smallprint, .par.smallprint { -color: #666666; -font-size: 80%; -} -.titlePage { -border: #DDDDDD 2px solid; -margin: 3em 0% 7em 0%; -padding: 5em 10% 6em 10%; -text-align: center; -} -.titlePage .docTitle { -line-height: 3.5em; -margin: 2em 0% 2em 0%; -font-weight: bold; -} -.titlePage .docTitle .mainTitle { -font-size: 1.8em; -} -.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, -.titlePage .docTitle .volumeTitle { -font-size: 1.44em; -} -.titlePage .byline { -margin: 2em 0% 2em 0%; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.72em; -} -.titlePage .byline .docAuthor { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -.titlePage .figure { -margin: 2em 0% 2em 0%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.titlePage .docImprint { -margin: 4em 0% 0em 0%; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.72em; -} -.titlePage .docImprint .docDate { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -div.figure { -text-align: center; -} -.figure { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.floatLeft { -float: left; -margin: 10px 10px 10px 0; -} -.floatRight { -float: right; -margin: 10px 0 10px 10px; -} -p.figureHead, .par.figureHead { -font-size: 100%; -text-align: center; -} -.figAnnotation { -font-size: 80%; -position: relative; -margin: 0 auto; -} -.figTopLeft, .figBottomLeft { -float: left; -} -.figTop, .figBottom { -} -.figTopRight, .figBottomRight { -float: right; -} -.figure p, .figure .par { -font-size: 80%; -margin-top: 0; -text-align: center; -} -img { -border-width: 0; -} -td.galleryFigure { -text-align: center; -vertical-align: middle; -} -td.galleryCaption { -text-align: center; -vertical-align: top; -} -.lgouter { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -display: table; -} -.lg { -text-align: left; -padding: .5em 0% .5em 0%; -} -.lg h4, .lgouter h4 { -font-weight: normal; -} -.lg .lineNum, .sp .lineNum, .lgouter .lineNum { -color: #777; -font-size: 90%; -left: 16%; -margin: 0; -position: absolute; -text-align: center; -text-indent: 0; -top: auto; -width: 1.75em; -} -p.line, .par.line { -margin: 0 0% 0 0%; -} -span.hemistich { -visibility: hidden; -} -.versenum { -font-weight: bold; -} -.speaker { -font-weight: bold; -margin-bottom: 0.4em; -} -.sp .line { -margin: 0 10%; -text-align: left; -} -.castlist, .castitem { -list-style-type: none; -} -.castGroupTable { -border-collapse: collapse; -} -.castGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.castGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -body { -padding: 1.58em 16%; -} -.pagenum { -display: inline; -font-size: 70%; -font-style: normal; -margin: 0; -padding: 0; -position: absolute; -right: 1%; -text-align: right; -} -.marginnote { -font-size: 0.8em; -height: 0; -left: 1%; -line-height: 1.2em; -position: absolute; -text-indent: 0; -width: 14%; -text-align: left; -} -span.tocPageNum, span.flushright { -position: absolute; -right: 16%; -top: auto; -} -body { -background: #FFFFFF; -font-family: "Times New Roman", Times, serif; -} -body, a.hidden { -color: black; -} -h1, .h1 { -padding-bottom: 5em; -} -h1, h2, .h1, .h2 { -text-align: center; -font-variant: small-caps; -font-weight: normal; -} -p.byline { -text-align: center; -font-style: italic; -margin-bottom: 2em; -} -.figureHead, .noteref, .pseudonoteref, .marginnote, p.legend, .versenum -{ -color: #660000; -} -.rightnote, .pagenum, .linenum, .pagenum a { -color: #AAAAAA; -} -a.hidden:hover, a.noteref:hover { -color: red; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6 { -font-weight: normal; -} -table { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.tablecaption { -text-align: center; -}.pagenum, .linenum { -speak: none; -} -</style> - -<style type="text/css"> -/* CSS rules generated from @rend attributes in TEI file */ -.cover-imagewidth { -width:518px; -} -.xd25e108 { -text-align:center; -} -.titlepage-imagewidth { -width:458px; -} -.xd25e2705 { -text-indent:2em; -} -</style> -</head> -<body> - - -<pre> - -The Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most -other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of -the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have -to check the laws of the country where you are located before using this ebook. - -Title: Albrecht Dürer - Een levensbeeld - -Author: Armin Stein - -Release Date: September 10, 2017 [EBook #55521] - -Language: Dutch - -Character set encoding: UTF-8 - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER *** - - - - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg - - - - - - -</pre> - -<div class="front"> -<div class="div1 cover"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="first"></p> -<div class="figure cover-imagewidth"><img src="images/cover.jpg" alt="Oorspronkelijke voorkant." width="518" height="720"></div> -</div> -</div> -<div class="div1 frenchtitle"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="first xd25e108">ALBRECHT DÜRER.</p> -</div> -</div> -<div class="div1 titlepage"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divBody"> -<p class="first"></p> -<div class="figure titlepage-imagewidth"><img src="images/titlepage.png" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width="458" -height="720"></div> -</div> -</div> -<div class="titlePage"> -<div class="docTitle"> -<div class="mainTitle">ALBRECHT DÜRER.</div> -<div class="subTitle">EEN LEVENSBEELD</div> -</div> -<div class="byline">DOOR<br> -<span class="docAuthor">ARMIN STEIN</span><br> -(H. NIETSCHMANN.)</div> -<div class="docImprint">NIJKERK<br> -G. F. CALLENBACH.</div> -</div> -<div class="div1 preface"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">VOORREDE.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first"><i>Het is noodzakelijk de beide dwalingen, die -aangaande Albrecht Dürer in den loop der tijden in omloop zijn -gekomen, uit den weg te ruimen, voordat ik een trouw beeld van zijn -leven schets. Ten eerste beweert men, dat Dürer arm is geweest en -ten tweede wordt zijn vrouw voor een Xantippe uitgemaakt.</i></p> -<p><i>Het een noch het ander is waar. Het zijn verzinsels, waarvan men -tijdens Dürers leven nooit heeft gehoord, en die een eeuw na zijn -dood zijn bedacht.—Maar uit welke bron heeft men ze -geput?</i></p> -<p><i>Wat Dürers gewaande armoede betreft, hebben enkele losse -gezegden, in scherts door hem bedoeld, doch door de menschen in ernst -opgevat, daartoe aanleiding gegeven en ofschoon hij wel eens in -geldverlegenheid is geweest—welke kunstenaar is dat -nooit!—heeft hij toch geheel onbezorgd kunnen leven en eindelijk -zelfs een groot vermogen nagelaten.</i></p> -<p><i>Maar dit is de kleinste dwaling uit den weg geruimd. De tweede is -van ernstiger aard: men zegt, dat zijn vrouw door haar heerschzucht, -gierigheid en gebrek aan inzicht zijn huiselijk leven zeer heeft -verbitterd. Hoe is men daaraan gekomen? De oorsprong van dezen -schandelijken laster is uitsluitend een brief van Wilibald Pirkheimer, -dien men in de 17<sup>de</sup> eeuw heeft gevonden in het stadsarchief -van Neurenberg en dien hij twee jaar na Dürers dood aan Johan -Tscharte heeft geschreven. Pirkheimer was op zijn ouden dag met -iedereen in onmin geraakt, en leefde eenzaam en verlaten. Door podagra -en galsteen gekweld, was hij een eigenzinnig, lichtgeraakt, ontevreden -grijsaard geworden, die alleen leefde voor zijn eenigen hartstocht: het -verzamelen van kostbare zaken. Het was Pirkheimers vurige wensch, de -beide geweien uit Dürers nalatenschap, geschenken van den -Keurvorst Frederik van Saksen, in bezit te hebben en hij stortte al -zijn toorn over Dürers weduwe uit, toen zij over deze -prachtexemplaren op andere wijze beschikte. Dat was in Pirkheimers -oogen zulk een misdaad, dat hij, door schandelijke belastering in een -brief aan zijn vriend, lucht gaf aan zijn woede.</i></p> -<p><i>Trouwens ’t is niet alleen Dürers vrouw, Agnes, die in -dezen brief wordt belasterd, ook Lazarus Spengler, die schitterende -ster in de Hervormingsgeschiedenis krijgt zijn deel, en wordt in zulk -een slecht licht geplaatst, dat ieder met verachting zich van hem zou -moeten afwenden. En waarom zou men, nu er toch wel niemand zal worden -gevonden, die ter wille van dien brief de geschiedenis der Hervorming -zou willen verbeteren en dezen edelen man naar die lasterende woorden -beoordeelen, op gezag van dienzelfden brief het beeld bezoedelen eener -vrouw, die gedurende haar leven om haar eerbiedwaardigheid en -huiselijke deugden aller achting heeft verworven?</i></p> -<p><i>Maar zoo is de laster; onverstoorbaar gaat hij voort, al verder -en verder, al wordt hij ook duizendmaal aan de kaak gesteld. Doch na al -hetgeen Thausing, die beter dan eenig ander Dürer heeft -bestudeerd, in zijn werk over den meester heeft gezegd, moet de -waarheid duidelijk zijn geworden en de smet, die het beeld dezer edele, -achtenswaardige vrouw aankleefde, zal daardoor moeten -verdwijnen.</i></p> -<p class="signed"><span class="sc">Armin Stein.</span></p> -<p class="dateline">Halle a/z Dec. 1891.</p> -</div> -</div> -<div id="toc" class="div1 contents"><span class="pagenum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="main">INHOUD.</h2> -<table class="tocList"> -<tr> -<td class="tocDivNum">Hoofdst.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"></td> -<td class="tocPageNum">Bladz.</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">I.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1" id="xd25e193" name="xd25e193">In het schemeruur</a></td> -<td class="tocPageNum">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">II.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2" id="xd25e202" name="xd25e202">Castor en Pollux</a></td> -<td class="tocPageNum">8</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">III.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3" id="xd25e211" name="xd25e211">Op school</a></td> -<td class="tocPageNum">16</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">IV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4" id="xd25e220" name="xd25e220">In vaders werkplaats</a></td> -<td class="tocPageNum">27</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">V.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch5" id="xd25e229" name="xd25e229">Bij Meester Wolgemut</a></td> -<td class="tocPageNum">38</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">VI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch6" id="xd25e238" name="xd25e238">Het afscheid</a></td> -<td class="tocPageNum">48</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">VII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch7" id="xd25e247" name="xd25e247">In den vreemde</a></td> -<td class="tocPageNum">53</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">VIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch8" id="xd25e256" name="xd25e256">Vervulde wenschen</a></td> -<td class="tocPageNum">67</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">IX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch9" id="xd25e265" name="xd25e265">Het huwelijks leven</a></td> -<td class="tocPageNum">76</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">X.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch10" id="xd25e274" name="xd25e274">Hulp bij den arbeid</a></td> -<td class="tocPageNum">83</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch11" id="xd25e284" name="xd25e284">Voornaam bezoek</a></td> -<td class="tocPageNum">89</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch12" id="xd25e293" name="xd25e293">De prediker in de woestijn</a></td> -<td class="tocPageNum">98</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch13" id="xd25e302" name="xd25e302">Vriendentrouw</a></td> -<td class="tocPageNum">110</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XIV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch14" id="xd25e311" name="xd25e311">Kinderlijke liefde</a></td> -<td class="tocPageNum">123</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch15" id="xd25e320" name="xd25e320">Tot grooter volkomenheid</a></td> -<td class="tocPageNum">130</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XVI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch16" id="xd25e329" name="xd25e329">Een dubbel afscheid</a></td> -<td class="tocPageNum">138</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XVII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch17" id="xd25e338" name="xd25e338">Nogmaals te Venetië</a></td> -<td class="tocPageNum">146</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XVIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch18" id="xd25e347" name="xd25e347">Bedwelmende wierook</a></td> -<td class="tocPageNum">160</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XIX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch19" id="xd25e356" name="xd25e356">Op het toppunt van roem</a></td> -<td class="tocPageNum">166</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch20" id="xd25e365" name="xd25e365">Schilder en dichter</a></td> -<td class="tocPageNum">181</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch21" id="xd25e374" name="xd25e374">Kunstenaar en Keizer</a></td> -<td class="tocPageNum">189</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch22" id="xd25e384" name="xd25e384">Smart en vreugde</a></td> -<td class="tocPageNum">198</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch23" id="xd25e393" name="xd25e393">Uit de duisternis tot het licht</a></td> -<td class="tocPageNum">206</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXIV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch24" id="xd25e402" name="xd25e402">Te Augsburg</a></td> -<td class="tocPageNum">219</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXV.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch25" id="xd25e411" name="xd25e411">Bevredigd verlangen</a></td> -<td class="tocPageNum">229</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXVI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch26" id="xd25e420" name="xd25e420">Een spotschrift</a></td> -<td class="tocPageNum">236</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXVII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch27" id="xd25e429" name="xd25e429">In de Nederlanden</a></td> -<td class="tocPageNum">242</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXVIII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch28" id="xd25e438" name="xd25e438">Een lijkzang</a></td> -<td class="tocPageNum">255</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXIX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch29" id="xd25e447" name="xd25e447">Neurenberg boven alles</a></td> -<td class="tocPageNum">261</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXX.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch30" id="xd25e456" name="xd25e456">Ook een hervormingspreek</a></td> -<td class="tocPageNum">255</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXXI.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch31" id="xd25e465" name="xd25e465">Kunstenaar en geleerde</a></td> -<td class="tocPageNum">277</td> -</tr> -<tr> -<td class="tocDivNum">XXXII.</td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch32" id="xd25e474" name="xd25e474">Naar een beter vaderland</a></td> -<td class="tocPageNum">281</td> -</tr> -</table> -<p><span class="pagenum">[<a id="pb1" href="#pb1" name="pb1">1</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="body"> -<div id="ch1" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e193">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK I.</h2> -<h2 class="main">IN HET SCHEMERUUR.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">De dag liep ten einde. Een flauw rosse gloed tintte -nog slechts even den hemel en grijzige nevels hulden de stad Neurenberg -als in een sluimerwade. Het was de 21<sup>e</sup> Mei van het jaar 1477 -en een ijzig koude dag. Men had dit jaar niets gemerkt van de -heerlijkheid der Meimaand: de vroege bloempjes hadden bitter geleden -door de nachtvorst en de menschen verzamelden zich om het haardvuur, -dat weldadig aandeed.</p> -<p>De schemering was bijna duisternis geworden in het woonvertrek van -het huis, gelegen in de straat, die men “onder de veste” -noemde en die steil naar de burcht<a class="noteref" id="xd25e493src" -href="#xd25e493" name="xd25e493src">1</a> der vrije Rijksstad liep. Er -was bijna niets meer te onderscheiden van de voorwerpen in de kamer: de -stevige pilaar in ’t midden, die de bruin geverfde zoldering van -planken en balken schraagde, de ronde eikenhouten tafel om den voet der -zuil aangebracht, de hooge, houten banken, die langs twee <span class="pagenum">[<a id="pb2" href="#pb2" name="pb2">2</a>]</span>der eveneens -met hout beschoten muren stonden, het rek met het aarden vaatwerk, het -groote fornuis van groene tegels, waarin afbeeldingen uit de legenden -der heiligen waren gebrand, daarnaast aan den muur het ivoren -kruisbeeld met het wijwatersbakje er onder, en op den achtergrond de -reusachtige, met ijzer beslagen, kist.</p> -<p>Er heerschte stilte in het vertrek; een plechtige stilte. Op een der -houten banken, die in de vensternis waren vastgemaakt, zat de heer des -huizes, Albrecht Dürer, de goudsmid, een man van even vijftig -jaar. Zijn gelaat, vol uitdrukking, teekende zielsrust en waardigheid, -zijn kleine, lichtbruine oogen hadden een verstandige en denkende -uitdrukking en zijn edel besneden mond verried mannelijke -vastberadenheid.</p> -<p>Tegenover hem zat een jonge vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar, -met een gelaat stralend als vriendelijk zonnelicht, met ronde, zacht -blozende wangen, licht blonde, golvende lokken, en heerlijke blauwe -oogen, schitterend als sterren aan den hemel. Dat was meester -Dürers echtgenoot, Vrouwe Barbara. Op haar schoot sluimerde haar -jongstgeborene en aan haar rechterhand stond een knaapje van drie of -vier jaar, terwijl een zesjarige jongen naast zijn vader op de bank -zat.</p> -<p>Op ’s meesters knieën lag een groot boek, in bruin leder -gebonden en met zilver beslag, waaruit hij had gelezen bij den -huiselijken avonddienst. Zoo juist waren de knechts en de meid -weggegaan en het gezin zat nog bijeen, in stil gebed verzonken. De -meester had <span class="pagenum">[<a id="pb3" href="#pb3" name="pb3">3</a>]</span>het gebed kort moeten maken, omdat er door de snel -invallende duisternis te weinig licht door de vensters van geolied -papier naar binnen viel, om de woorden te kunnen lezen.</p> -<p>Na eenige oogenblikken zette hij het bruine kapje weer op het hoofd, -dat hij gedurende het gebed had ontbloot en legde de hand op het -krullekopje van zijn oudsten zoon, die naar hem was genoemd.</p> -<p>“Gij zijt heden zes jaar geworden, mijn lieve Albrecht. God -behoede en bescherme u ook op uw verderen levensweg en Zijn genade -helpe u in het vervolg voor ons te blijven, wat gij tot nu toe zijt -geweest: onze troost en vreugde.”</p> -<p>De knaap vleide zich aan zijns vaders borst en kuste bewogen diens -hand. Toen trok zijn moeder hem tot zich om hem te liefkoozen en ook -haar zegen te geven. Zij kreeg de tranen in de oogen en haar stem -trilde, toen zij zeide:</p> -<p>“Gij zijt nu onze oudste geworden, Albrecht, nadat God uw -ouderen broeder Johannes en uw zuster Barbara heeft teruggeeischt. Op u -rust nu al onze hoop en ons vertrouwen.”</p> -<p>De knaap viel zijn moeder om den hals en kuste haar herhaaldelijk, -terwijl hij de tranen in de oogen kreeg. Daarna wendde hij zich weer -tot zijn vader en keek hem met zijn lieven, onschuldigen blik vragend -aan.</p> -<p>“Wat wenscht gij mijn jongen?” vraagde zijn vader, die -de taal zijner oogen begreep. De kleine jongen drong zich tegen hem aan -en sprak: “Ik wou zoo graag, dat gij mij iets verteldet uit den -tijd, toen <span class="pagenum">[<a id="pb4" href="#pb4" name="pb4">4</a>]</span>gij zelf zoo jong en klein waart, als ik nu ben, en -hoe het u later in de wereld is gegaan. Ik weet zoo weinig daarvan en -zou graag alles weten.”</p> -<p>“Wel, mijn jongen, dien wensch wil ik vervullen,” -antwoordde zijn vader vriendelijk, doch ernstig. “Het is altijd -goed het verleden niet te vergeten en gij zijt nu ook oud genoeg om te -begrijpen, dat het de Heer is, die uws vaders weg heeft -bestuurd.”</p> -<p>De kleine Albrecht ging nu weer naast zijn vader op de bank zitten -en luisterde, met gevouwen handjes, naar hetgeen deze hem zou -vertellen.</p> -<p>“Uit het oosten, uit een land hier ver van daan, ben ik -gekomen. Mijn wieg stond in Hongarije; daar ligt een stad Groszwardein -geheeten, in welker nabijheid het stadje Gyula is gelegen en dicht -daarbij het dorpje Eitas, waar ik geboren ben. Mijn zusje Catherina -speelde met mij toen ik nog in de wieg lag en later heb ik nog twee -broertjes gekregen, waarvan de een, Ladislas, zadelmaker is geworden en -de ander geestelijke. Doch ik kwam bij mijn vader in de leer, om door -hem tot goudsmid te worden opgeleid.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e528" title="Niet in bron">“</span>Toen mijn leerjaren voorbij waren, heb ik -den wandelstaf ter hand genomen en ben volgens de gewoonte der -handwerkslieden de wijde wereld ingetrokken. Eerst bleef ik in mijn -eigen land; toen ben ik naar de Nederlanden gegaan, om eindelijk aan te -landen in de goede stad Neurenberg, waar ik sedert dien dag ben -gebleven en hoop te blijven tot mijn laatsten dag, zoo God het wil. -Want slechts korten <span class="pagenum">[<a id="pb5" href="#pb5" -name="pb5">5</a>]</span>tijd was ik in Neurenbergs poorten, of ik -voelde mij zoo aangetrokken tot deze schoone stad, dat ik niet meer van -haar zou hebben kunnen scheiden. Toen ik door de straten wandelde om de -prachtige huizen, de aangrijpend schoone kerken en de machtige -vestingwerken te bewonderen, zag ik veel menschen in feestgewaad naar -de burcht snellen, het prachtige slot, hoog gelegen en vanwaar men de -stad kon overzien. Op mijn vraag wat er te doen was, hoorde ik, dat een -der edelen uit een zeer aanzienlijk geslacht bruiloft vierde op de open -plaats onder de linde, waar iedereen, die het begeerde, vrij mocht -toekijken. Ik volgde de menigte en keek wat daar boven gebeurde, -waardoor ik gelegenheid had te zien hoe rijk, aanzienlijk en trotsch -deze stad was.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e534" title="Niet in bron">“</span>Hoe prachtig waren de kleederen en gewaden -dezer mannen en vrouwen, hoe schitterend de edelgesteenten op het -kostbare fluweel en de zware zijde, hoe mooi de veelkleurige vederen, -die in de kapsels zacht heen en weer wuifden; hoe heerlijk geurde de -balsem, waarmee zij zich hadden gezalfd! En hoe zedig en ordelijk ging -alles toe! Op eene verhevenheid hadden de ouders van het bruidspaar -plaats genomen, naast het gedeelte, dat voor de muzikanten was bestemd -en vandaar keken ze naar het dansen, dat nu begon. De bruidegom met -zijn bruid aan de hand trad nu vooruit; ik keek met welgevallen naar -dezen trotschen, statigen man, den Heer Philippus, uit het -oud-adellijke geslacht der Pirkheimers. Ook van al de anderen, die op -de maat der fluiten, hoorns, trompetten en trommels <span class="pagenum">[<a id="pb6" href="#pb6" name="pb6">6</a>]</span>langzaam en -statig om den lindenboom schreden, kon ik de oogen niet afwenden. En -terwijl ik daar peinzend stond, sprak een stem in mijn hart: -“Hier moet gij blijven, Albrecht,—gij hebt nu lang genoeg -gereisd en getrokken en zijt reeds bijna dertig jaar oud; hier zal uw -handwerk welig bloeien.” En mijn verwachting is niet beschaamd -geworden. Ik kwam bij meester Hieronymus Holper in de werkplaats, en -het eene jaar na het andere verliep, zonder dat de gedachte in mij -opkwam, om verder te trekken. Ook Vrouwe Kunigonde, des meesters -echtgenoot, was een ware moeder voor mij, zoodat ik mij volkomen thuis -bij hen voelde. En dan die lieve, driejarige Barbara, Holpers -dochtertje! Wat had ik een pleizier in het lieve, vrome kind, dat ik -zag opgroeien tot een schoone, beminnelijke jonkvrouw. Ook zij voelde -een hartelijke genegenheid voor den gezel en beschouwde hem als een -vertrouwd huisvriend. En toen zij vijftien jaar was geworden, ging ik -naar haar vader om hem de hand zijner dochter te vragen. Nu, die werd -mij niet geweigerd; haar ouders vertrouwden mij hun kind toe, en zonder -aarzelen legde zij haar hand in de mijne en werd mijn lieve, trouwe -vrouw, uw goede moeder. Ik bleef werken bij mijn schoonvader, doch het -volgende jaar liet ik mij, tegen betaling van tien gulden,<a class="noteref" id="xd25e539src" href="#xd25e539" name="xd25e539src">2</a> -als meester in het gilde opnemen en kocht voor twee gulden het -burgerrecht. Daarna ben ik met mijn vrouw in het huis van den heer -Johan Pirkheimer gaan wonen op de Heeremarkt bij de “mooie -<span class="pagenum">[<a id="pb7" href="#pb7" name="pb7">7</a>]</span>bron” en de Lievevrouwekerk, maar niet in het -paleis zelf, doch in het achterhuis, dat in de Winklerstraat uitziet. -Dat is het huis, waar gij, mijn kind, zijt geboren en uw eerste -kinderjaren hebt doorgebracht, waarvan gij u nog veel zult kunnen -herinneren, vooral hoe gij met den kleinen Wilibald Pirkheimer, die nu -nog uw vriendje is, hebt gespeeld en kattekwaad uitgehaald. Maar die -woning werd ons al spoedig te klein en daarom kocht ik voor drie -honderd gulden een eigen huis, waarin wij nu reeds drie jaren wonen en -wij bidden God, dat Hij ons genadig moge toestaan nog vele rustige, -gezegende jaren onder dit dak te beleven. Wij vragen het Hem, die ons -tot nu toe zoo vriendelijk heeft gesteund en geleid.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e547" title="Niet in bron">“</span>En gij, mijn lieve zoon luister naar mijn -raad: wandel voor Gods aangezicht, zooals Abraham, de gezegende des -Heeren, opdat het u goed ga en gij lang moogt leven op de aarde; want -de vaste grond en hoeksteen van het geluk is de vreeze des Heeren en -niemand zal beschaamd uitkomen, die zijn hoop stelt op Hem, die den -hemel en de aarde gemaakt heeft.”</p> -<p>Toen reikte de vader zijn zoon de hand, waarin de knaap de zijne -legde, zijn vader met warmen blik aanziende; hij zei niets, maar zijn -vader begreep hem en was voldaan. En nadat de vrome man zich in zijn -kamer had teruggetrokken en onder het crucifix zich met wijwater had -besprenkeld en het teeken des kruises gemaakt, beval hij zijn oudste -nogmaals dringend aan in Gods genade. <span class="pagenum">[<a id="pb8" href="#pb8" name="pb8">8</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e493" href="#xd25e493src" name="xd25e493">1</a></span> Deze burcht -werd in 1024 door Keizer Koenraad II gesticht en door Frederik -Barbarossa in 1158 vergroot. <a class="fnarrow" href="#xd25e493src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e539" href="#xd25e539src" name="xd25e539">2</a></span> Een oude -gulden had 100 kreutzer; 49 kreutzer was 1 mark<span class="corr" id="xd25e541" title="Niet in bron">.</span> <a class="fnarrow" href="#xd25e539src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch2" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e202">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK II.</h2> -<h2 class="main">CASTOR EN POLLUX.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Onder de vele paleizen der adellijke geslachten uit de -vrije Rijksstad Neurenberg, was dat der Pirkheimers een der schoonste -en meest vorstelijke, een waardig verblijf voor een geslacht, dat -sedert meer dan een eeuw tot den hoogsten adel van Neurenberg had -behoord en steeds een gewichtige rol in de regeering der stad had -gespeeld. Trotsch verrees het gebouw op de Heeremarkt met uitzicht op -de “mooie bron”,<a class="noteref" id="xd25e560src" href="#xd25e560" name="xd25e560src">1</a> het meesterstuk van Hendrik Behaim -en op de Lievevrouwekerk, en menigmaal had Keizer Sigismund het waardig -gekeurd hem te herbergen, als hij voor den Rijksdag te Neurenberg moest -zijn. De hooge, spits toeloopende gevels en de erkers, de steenen -beelden en de figuren uit hout gesneden, die in de <span class="pagenum">[<a id="pb9" href="#pb9" name="pb9">9</a>]</span>vakken waren -geplaatst, brachten niet weinig bij tot de schoonheid van dit paleis, -in welks glasruiten in lood gevat—glazen ruiten waren in die -dagen een groote bijzonderheid en een bewijs van verbazenden -rijkdom—de zon hel schitterde. Maar nog meer getuigde het -inwendige van het paleis van den rijkdom der Pirkheimers, vooral de -groote, voor feestelijke gelegenheden bestemde zaal met de beide -zuilen, de wanden bedekt door vlaamsche gobelins met tafereelen uit de -bijbelsche geschiedenis doorweven, het kostbare vaatwerk, de alom -bewonderde lichtkronen van geweien met goud langs de muren, de hooge -schouw met bronzen beelden versierd, de fraai gesneden leunstoelen, met -gouden leeuwekoppen gekroond en met bruin leder overtrokken en de -groote spiegel van Venetiaansch glas.</p> -<p>Op een zonnigen dag in de maand Mei van het jaar 1479 zaten in de -vensternis twee jonge meisjes in blauw fluweel gekleed en met lange, -blonde vlechten. Het waren de twee dochters des huizes, de -vijftienjarige Charitas en de twaalfjarige Sabine, die door het venster -naar een koets keken, die bespannen was met twee ongeduldig trappelende -schimmels.</p> -<p>De deur ging open en Vrouwe Barbara, de moeder der beide meisjes, -trad haastig binnen. Zij was een schoone, statige vrouw uit het -aanzienlijke geslacht der Löffelholzen. Haar welig, bruin haar -werd door een klein kapje, met goud gestikt, bij elkaar gehouden, om -haar hals droeg zij een fijn, wit doekje en haar slank figuur kwam goed -uit in het sleepend kleed van donkergroene, Vlaamsche, wollen stof, dat -<span class="pagenum">[<a id="pb10" href="#pb10" name="pb10">10</a>]</span>door een gouden gesp werd vastgehouden; uit de -mouwen kwamen donkerroode zijden doffen te voorschijn en van de -schouders golfden lange, wijde mouwen naar beneden, die met witte kant -waren gevoerd. Aan de gouden ketting hing een kostbaar sieraad van -echte paarlen en haar armen waren getooid met breede, gouden armbanden, -waarin robijnen schitterden. Over haar arm had zij een zwart fluweel, -met marderbont afgezet, manteltje, om haar op den voorgenomen rijtoer -voor kou te beschutten.</p> -<p>“Waar is toch, Wilibald, die kleine deugniet?” vraagde -Vrouwe Barbara aan haar dochters.</p> -<p>“Jutta heeft tevergeefs het heele huis doorzocht.”</p> -<p>“Als hij niet thuis is,” antwoordde Charitas, -<span class="corr" id="xd25e577" title="Niet in bron">“</span>dan -kan hij nergens anders dan bij Meester Dürer zijn. Ik heb hem een -uurtje geleden met Albrecht bij de mooie bron zien loopen.”</p> -<p>“Dan moet Jutta den kleinen deserteur maar even gaan -halen,” beval Vrouwe Barbara en zij gaf haar dochter een wenk om -het aan de meid te gaan zeggen.</p> -<p>Een half uur verliep; de koetsier had moeite om de ongeduldige -paarden in bedwang te houden en Vrouwe Barbara fronste de wenkbrauwen, -want ze wilde een rijtoer buiten de stad doen en wenschte dat haar -kinderen met haar zouden genieten van de heerlijke voorjaarslucht.</p> -<p>Daar kwam eindelijk de oude Jutta terug met den achteneenhalfjarigen -Wilibald aan de hand, een mooi kind met blonde haren en schrandere, -schitterende oogen. <span class="pagenum">[<a id="pb11" href="#pb11" -name="pb11">11</a>]</span></p> -<p>“Gij hebt veel van mijn geduld gevergd, Wilibald,” sprak -zijn moeder ontstemd, “wist gij niet, dat wij om twee uur -uitrijden zouden gaan?”</p> -<p>“Ik heb onder het spelen niet op den tijd gelet,” -antwoordde hij luchtig, terwijl hij zich de haren uit de oogen streek. -<span class="corr" id="xd25e592" title="Niet in bron">“</span>Ik -vond het ook veel prettiger om met Albrecht met den pijl en boog te -schieten dan uit rijden te gaan.”</p> -<p>“Gij zijt een dwaze, ongehoorzame jongen,” sprak zijn -moeder. “Vraag in het vervolg meer wat uw ouders genoegen doet. -Trek nu gauw een ander pak aan en ga dan met ons in het -rijtuig.”</p> -<p>Nog bleef de knaap aarzelen en keek zijn moeder een weinig -verdrietig en tegelijkertijd vragend aan: “Ik heb toch geen -pleizier als Albrecht niet mee mag,” klonk het.</p> -<p>Zijn moeder had moeite niet boos te worden, doch zij bedwong zich en -vraagde:</p> -<p>“Waar is Albrecht?”</p> -<p>“Hij wacht beneden,” antwoordde Wilibald.</p> -<p>Vrouwe Barbara moest nu toch lachen om de volharding van haar -zoontje, die een vastheid van wil toonde zoo groot als die van zijn -vader, Johannes Pirkheimer, die door zijn onvermoeide energie en -geestkracht het ver in de wereld en in de achting der menschen had -gebracht.</p> -<p>Toen zij beneden kwam, vond zij Wilibald, die gauw andere kleeren -had aangetrokken bij zijn vriend Albrecht Dürer, die wel een -beetje verlegen keek en niet wist, of Vrouwe Barbara zijn -indringerigheid wel <span class="pagenum">[<a id="pb12" href="#pb12" -name="pb12">12</a>]</span>goed zou opnemen. Maar zijn vrees verdween, -toen hij zag, dat zij hem vriendelijk aankeek en zeide: “Stap -maar in, Pollux, en ga naast uw Castor zitten! Gij behoort nu eenmaal -bij elkander,” en zij zelf hielp hem instappen.</p> -<p>Nu ze had ook moeilijk boos kunnen zijn op dien aardigen jongen, van -wien iedereen veel hield. Zelfs haar aangeboren trots, die anders wel -in opstand zou zijn gekomen tegen zulk een vertrouwelijken omgang van -haar zoon met een knaap uit den ambachtsstand, verzette er zich niet -tegen en niet alleen, dat zij dezen omgang duldde, maar ze verheugde er -zich zelfs in, omdat zij bemerkte, welk een goeden invloed de bedaarde, -stille, zachtzinnige Albrecht op haar wilden, koppigen, -hartstochtelijken zoon uitoefende. Zij had dikwijls het spel der knapen -gade geslagen en zich dan in stilte verheugd, dat zij aan Albrecht zulk -een goede hulp had bij de opvoeding van haar wilden jongen. Het was ook -verwonderlijk, hoe die onstuimige Wilibald zich geheel door zijn -bedaarden vriend, die nog wel een half jaar jonger was, liet leiden en -hoe goed zij het met elkander konden vinden, terwijl zijn zusters, die -zooveel ouder waren, heel wat met hem hadden te stellen en dikwijls hun -beklag over den stijfkop bij haar ouders kwamen doen.</p> -<p>Eigenlijk was Wilibald, als eenige stamhouder, waarnaar zij vurig -hadden verlangd, ook wel een weinig door zijn ouders bedorven, en er -werd veel door de vingers gezien, dat flink gestraft had moeten worden. -<span class="pagenum">[<a id="pb13" href="#pb13" name="pb13">13</a>]</span></p> -<p>De beide jongens zaten op Wilibalds verzoek bij den koetsier en -babbelden vroolijk, ook vrouwe Barbara was goed geluimd; zij genoot van -dezen heerlijken meidag en de verrukkelijke natuur, en haar hart stemde -mee in het lied ter eere der lente, dat de beide meisjes aanhieven. -Toch kon zij haar oogen niet van de knapen afhouden en zij verbaasde -zich in stilte over de opmerkingsgave van Albrecht, die zooveel in de -natuur zag, wat zij in het geheel niet had opgemerkt of niet waard had -geacht om te bekijken. En zij glimlachte bij de gedachte, dat de -jongste uit het gezelschap aller leermeester was, zonder dat hij zich -daarvan ook maar eenigszins was bewust!</p> -<p>De rit werd tot het dorpje Pillenreut uitgestrekt, waar de paarden -mochten uitrusten en allen zich een heerlijk glas bier goed lieten -smaken. De jongens hielden het in de kamer niet lang uit: zij stormden -naar buiten en men hoorde hen juichen en zingen. Toen ze terugkwamen, -had Albrecht een ruiker roode anemonen, gele ranonkels, witte -madeliefjes en blauwe grasbloempjes in de hand, die hij vrouwe Barbara -aanbood uit dankbaarheid voor den heerlijken dag, dien zij hem -bezorgde.</p> -<p>Met een glimlach bekeek zij den ruiker. Hoe mooi en artistiek had -hij die bloemen geschikt en dat <span class="corr" id="xd25e623" title="Niet in bron">voor</span> een achtjarige knaap!</p> -<p>De terugreis zou evenwel niet zoo aangenaam zijn als de heenreis. De -paarden schrokken voor een troep zigeuners, die een beer met zich -rondleidden, en de koets kreeg zulk een schok, dat zij bijna omviel. -<span class="pagenum">[<a id="pb14" href="#pb14" name="pb14">14</a>]</span>Gelukkig bekwamen Vrouwe Barbara en haar dochters -geen letsel, doch de beide knapen stortten van hun hooge zitplaats naar -beneden. Met een kreet van ontzetting liep Vrouwe Barbara op de -kinderen toe en zij zag met schrik hoe Wilibald een bloedende wonde aan -het achterhoofd en Albrecht, een blessuur aan zijn hand had gekregen. -Doch voordat zij hen kon helpen, was Wilibald al opgestaan, hij hielp -Albrecht op en trachtte hem te troosten, niet denkende aan zijn eigen -pijn, voordat zijn moeder hem opmerkzaam maakte, dat ook hij was -gewond. Doch hij schonk meer aandacht aan zijn vriendje en zijn moeder -verblijdde zich innig over het goede hart van haar zoon, dat hij zoo -dikwijls achter zijn ruwheid verborg, maar dat nu duidelijk sprak uit -zijn groote zorg en teederheid voor zijn vriend.</p> -<p>Castor en Pollux, de naam dien vrouwe Barbara in scherts op hen had -toegepast, bleef in het vervolg hun bijnaam en niet alleen bij de -familie Pirkheimer, maar ook bij de buren, die een levendig belang in -de beide onafscheidelijke vrienden stelden.</p> -<p>Zij speelden ’t liefst in den tuin van het paleis: daar -vermaakten zij zich met hun ballen, hun stokpaard of den kruisboog, en -ook wel met eigen gemaakt speelgoed. Soms ook gingen ze naar het -Lorenzerwoud of het Sebalduskerkhof en stoeiden daar met andere -jongens. Als het dan ooit gebeurde, dat Pollux onrechtvaardig werd -behandeld, dan sprong Castor voor hem in de bres en toonde zich een -trouwe, ridderlijke vriend. Maar ook in de werkplaats van <span class="pagenum">[<a id="pb15" href="#pb15" name="pb15">15</a>]</span>meester -Dürer liepen de knapen dikwijls binnen en hielpen hem soms door -aan den blaasbalg te trekken en het een of ander aan te geven. -Albrechts ouders maakten zich nooit ongerust, wanneer hun zoon op het -etensuur niet verscheen, want dan begrepen ze, dat er bij Wilibald -thuis iets extra lekkers werd gegeten en dat deze zijn vriendje mee -wilde laten smullen. En de eenvoudige handwerkslieden vonden het een -eer, dat Albrecht daar als kind des huizes werd behandeld. <span class="pagenum">[<a id="pb16" href="#pb16" name="pb16">16</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e560" href="#xd25e560src" name="xd25e560">1</a></span> De -“mooie bron” is in Gothischen stijl gebouwd, -1385–1396, en is versierd met vele standbeelden; die op het -onderste gedeelte stellen de 7 keurvorsten en 9 helden voor, daarboven -zijn Mozes en de 7 profeten afgebeeld. In het ijzeren hek, dat dit -waterwerk omgeeft, is op kunstige wijze een kleine, beweeglijke ring -gesmeed. Vert. <a class="fnarrow" href="#xd25e560src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch3" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e211">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK III.</h2> -<h2 class="main">OP SCHOOL.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Elken morgen te negen uur kwam er aan het paleis der -Pirkheimers een kleine man, die door de portierster met alle teekenen -van eerbied werd binnengelaten.</p> -<p>Om zijn kleine, magere gestalte fladderde een lange, wijde jas van -vuurrood laken, hij droeg een hooge, spits toeloopende muts van zwarte -wollen stof en om zijn scherp belijnd gelaat met lange, spitse neus, -fladderden dunne, grijze haren. Met de rechterhand leunde hij op een -stokje en in de linker droeg hij een rol perkament.</p> -<p>“God zegene u, mijnheer de Doctor!” zoo verwelkomde de -meid geregeld den binnentredende; dan liep zij eerbiedig vooruit de -trap op om de deur aan het eind der lange, donkere gang voor hem open -te doen.</p> -<p>“God zegene u, Doctor!<span class="corr" id="xd25e650" title="Niet in bron">”</span> klonk het daarop <span class="corr" id="xd25e653" title="Bron: driestemming">driestemmig</span> in de kamer en -het kleine, roode mannetje drukte allen met vriendelijken lach de -hand.</p> -<p>Het was Doctor Henricus Philander, die op deze <span class="pagenum">[<a id="pb17" href="#pb17" name="pb17">17</a>]</span>wijze in -het paleis werd ontvangen. Eigenlijk heette hij Hendrik Liebmann, maar -volgens de gewoonte der geleerden in dien tijd, had hij zijn voornaam -in een Latijnsch en zijn familienaam in een Grieksch kleed -gestoken.</p> -<p>Henricus Philander verdiende ten volle de algemeene achting om zijn -groote geleerdheid en om zijn bijzonder talent van onderwijzen, dat hem -alle kinderen der aanzienlijke families uit de stad als leerlingen -bezorgde.</p> -<p>Bij den keizerlijken raadsheer en medebestuurder der stadsregeering -van Neurenberg Johan Pirkheimer, kwam hij reeds zeven jaar aan huis, -eerst om de oudste dochter Charitas onderricht te geven en later ter -wille van Sabine, de jongste.</p> -<p>Met bijzondere voldoening en ijver kweet hij zich van zijn taak, -want de beide meisjes waren zoo leergierig en zoo verstandelijk -ontwikkeld, dat Doctor Philander dikwijls vergat, met meisjes te doen -te hebben en hen onderwees, alsof zij jongens waren. Zij leerden -Grieksch en Latijn zonder moeite en zij verdiepten zich gaarne en met -vrucht in de geheimen der mathematica en der astronomie.</p> -<p>Sedert eenigen tijd was het aantal leerlingen in het paleis tot drie -geklommen, want Wilibald was bij de lessen tegenwoordig, waardoor -Doctor Philanders ijver nog toe nam, want hij bemerkte spoedig, dat de -knaap het in verstand en geestesgaven nog van zijn zusters won. Het was -waarlijk ook geen onaangename taak den knaap te onderwijzen, maar -daarentegen <span class="pagenum">[<a id="pb18" href="#pb18" name="pb18">18</a>]</span>een groot genot en naarmate Wilibald vorderingen -maakte, steeg ook de achting voor den leermeester bij de ouders, die -hem met weldaden overlaadden. Want het was het vurig verlangen van -Johan Pirkheimer, dat zijn zoon een groot geleerde, zooals hij zelf -was, zou worden, en zich op het gebied des geestes bijzonder zou -onderscheiden.</p> -<p>Na een jaar was de knaap al aardig op de hoogte van de geschiedenis -van het herleefd klassieke tijdperk en kende hij voldoend Latijn.</p> -<hr class="tb"> -<p>Nu weerklonken in den tuin van het paleis slechts zelden de stemmen -der spelende knapen. ’s Middags, als er geen les was, zaten ze -samen aan de groote, eikenhouten tafel, die in het midden van de -leerkamer stond en dan luisterde Albrecht met gespannen aandacht naar -hetgeen Wilibald vertelde. Wat hij des morgens had geleerd, deelde hij -’s middags aan zijn vriend mee, evenals de lekkernijen, die zijn -moeder hem gaf. Bijzondere belangstelling toonde Albrecht voor de oude -Grieksche godenverhalen en heldensagen en hij vergat alles om zich -heen, als Wilibald begon te vertellen van den held Hercules, van -Prometheus, die aan de rots was geketend en duldelooze smarten leed -door Jupiters adelaar, die dagelijks een stuk van zijn altijd weer -aangroeiende lever afbeet, van den tocht der Argonauten om het -guldenvlies, van den strijd der zeven helden tegen Thebe, van de beide -vrienden Orestes en Pylades, van den Trojaanschen <span class="pagenum">[<a id="pb19" href="#pb19" name="pb19">19</a>]</span>oorlog, -van Odysseus en andere heerlijke verhalen.</p> -<p>Al spoedig bemerkte Wilibald, dat Albrecht steeds stiller en meer in -zich zelf gekeerd werd, als hij naar die verhalen luisterde en toen hij -hem eindelijk vraagde, wat er toch aan scheelde, antwoordde Albrecht -met een diepen zucht: “Ik benijd u.”</p> -<p>Wilibald keek verbaasd: “Benijdt gij mij? En gij zijt zelf -toch ook op school?” Maar Albrecht schudde droevig het hoofd: -“Och, wat is nu de St. Sebaldusschool en onze meester in -vergelijking met doctor Philander! Het is als mijn grove kiel -vergeleken bij uw fluweelen buis. Gij kent toch meester -Burgdörffer wel—wat gaat hem alles langzaam en moeilijk af! -Hij heeft er ook zoovelen tegelijk om les te geven en dan het -schoollokaal is zulk een naar, donker hok, dat men er nauwelijks kan -ademhalen en de banken staan zoo dicht bij elkaar en zijn zoo -ongemakkelijk, dat al mijn ledematen pijn doen, als ik naar huis ga. Op -een houten katheder zit onze schoolmeester, een strenge, sombere man, -die op het zwarte bord letters schrijft om ons die te laten nazeggen en -op de lei naschrijven. Daarbij maakt hij flink gebruik van de roede van -berketakjes gemaakt en tuchtigt daarmee allen, die lui, lastig en -ondeugend zijn. Nu deze laatste soort is rijk vertegenwoordigd bij ons -op school, vooral bij die zwervende luitjes, die men niet weet vanwaar -zij komen en die weer verdwijnen, als zij er lust in hebben.”</p> -<p>“Ja, ik kan me begrijpen, dat de meester met zulke lastposten -heel wat heeft te stellen,” zei Wilibald. <span class="pagenum">[<a id="pb20" href="#pb20" name="pb20">20</a>]</span>“Mijn vader zegt dat het sluwe schepsels -zijn, een echte plaag voor den onderwijzer. Is het waar wat Renate, -onze meid, vertelde, dat de beul vijf van die schelmen gisteren heeft -gegeeseld en uit de stad gejaagd?”</p> -<p>“Ja, dat is waar,” bevestigde Albrecht.</p> -<p>“Wat hadden ze uitgevoerd?” vraagde Wilibald -nieuwsgierig.</p> -<p>“Zij hadden het achtste gebod overtreden en het vijfde ook en -zijn in de omliggende dorpen gegaan om brood bedelende; doch terwijl -twee van hen aan de boeren kruiden, die genees- en tooverkrachten -zouden hebben, verkochten, pleegden de anderen een aanslag op den -kelder en namen alles mee, wat ze aan worsten, hammen enz. vonden. -Daarna hebben ze den schoolmeester, die hen met strenge straf -bedreigde, heel brutaal geantwoord en hem zelfs mishandeld.”</p> -<p>“Nu dan hebben ze hun verdiende loon,” vond -Wilibald.</p> -<p>“Hm,” bromde Albrecht, “het is waarlijk geen -wonder, dat er van leeren weinig komt, als er zulke snaken op school -zijn; soms troost ik mij wel, als ik denk aan zoovele arme jongens, die -in het geheel niet op school gaan en steeds op straat slenteren: maar -als ik aan u denk, Wilibald, dan word ik jaloersch. Hoe graag zou ik -ook les nemen bij doctor Philander, want ik wenschte veel, heel veel te -leeren.<span class="corr" id="xd25e697" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>Wilibald zweeg en keek peinzend voor zich. “Ik zou het u zoo -gaarne gunnen,” sprak hij na eenige oogenblikken, “maar hoe -zou het mogelijk zijn?… Wilt gij echter eens stilletjes -toeluisteren, dan zou <span class="pagenum">[<a id="pb21" href="#pb21" -name="pb21">21</a>]</span>ik er wel iets op weten. Kijk, daar in den -hoek achter de kast moogt gij u verstoppen, maar zoo dat niemand het -ziet. Morgen zoudt gij al kunnen komen, tenminste indien meester -<span class="corr" id="xd25e704" title="Bron: Burgsdörffer">Burgdörffer</span> niet boos is, als hij -u mist.”</p> -<p>“O, dat komt er niet op aan,” sprak Albrecht opgewonden. -“Het heeft bij ons wel iets van een duiventil: elken dag -ontbreekt een groot getal scholieren, en er heerscht tucht noch orde -door die zwervende lui, die doen juist zooals zij willen en verbeelden -zich, dat zij de baas zijn.”</p> -<p>“Nu, kom dan morgen ochtend vroeg, maar vooral voordat Dr. -Philander er is.”</p> -<p>Op den bepaalden tijd sloop Albrecht den volgenden morgen in het -donkere hoekje en bleef daar onbewegelijk twee uren lang zitten -luisteren naar het onderwijs van den doctor, die dien dag Latijn en -sterrekunde op het programma had.</p> -<p>Albrecht genoot zoo lang hij luisterde; doch toen de les uit was, -voelde hij dubbel hoeveel hij op de Sebaldusschool miste en met loome -schreden ging hij er den volgenden morgen weer naar toe. Hij voelde -zich ongelukkig en zijn ellende bereikte het toppunt, toen de meester -hem een pak slaag gaf, omdat hij klaarblijkelijk in het geheel niet -luisterde.</p> -<p>Zijn ouders bemerkten al gauw, dat er iets aan haperde; hij was zoo -stil en in zich zelf gekeerd, dat zijn vader op zekeren dag naar de -reden hiervan vraagde.</p> -<p>Het duurde lang voordat men iets uit hem kon krijgen, totdat hij -eindelijk bekende, dat het slechte <span class="pagenum">[<a id="pb22" -href="#pb22" name="pb22">22</a>]</span>onderwijs en de groote -wanordelijkheid op school hem zoo onvoldaan stemden. Zijn vader -troostte hem met de woorden: “Wie langzaam gaat, gaat zeker. Werk -zoo hard als gij kunt, opdat de meester tevreden over u kan zijn, dan -leert gij langzamerhand alles, wat gij noodig hebt te weten. Pas op -voor hoogmoed en ijdele wenschen, mijn zoon! Zie niet naar hen, die uw -meerderen zijn in de maatschappij; benijd Wilibald niet omdat hij beter -onderwijs geniet. Bedenk liever dat gij de zoon van een handwerksman -zijt en eens evenals uw vader in de werkplaats zult arbeiden. Een -goudsmid kan waarlijk zooveel geleerdheid wel ontberen.”</p> -<p>Deze verstandige taal en de woorden zijner moeder die zij dagelijks -herhaalde: “Ga in den naam des Heeren,” misten hun -uitwerking niet en met vernieuwden ijver ging Albrecht weer naar -school.</p> -<p>Het gevolg was dan ook dat de meester pleizier in hem had, waardoor -de knaap werd aangemoedigd om steeds meer zijn best te doen.</p> -<p>Zoo ging het langen tijd goed; maar later had de meester weer over -Albrechts onoplettendheid te klagen en hij ontstak in hevige woede, -toen hij op zekeren dag bemerkte, wat er de oorzaak van was.</p> -<p>Hij zag onder de rekenles, dat verscheiden leerlingen steelsgewijze -de oogen naar Albrecht wendden. Plotseling verliet hij den katheder, -greep den knaap bij den arm en ontrukte hem een klein stuk papier, -waarop iets was geteekend. Toen hij het goed bekeek, herkende hij zijn -eigen portret en hij was zoo verontwaardigd en woedend over deze -majesteitsschennis, <span class="pagenum">[<a id="pb23" href="#pb23" -name="pb23">23</a>]</span>dat hij de roede greep en den armen teekenaar -zulk een pak slaag toediende, dat hem hooren en zien verging.</p> -<p>Er liep een afkeurend gemompel door de rijen der leerlingen, die -niet konden begrijpen, dat zulk een onschuldige scherts zoo streng -gestraft moest worden en een der oudste jongens had den moed een kreet -van afschuw te uiten. Maar dat maakte den meester nog toorniger en hij -jaagde de heele bende uit de school.</p> -<p>Het teekenen stilletjes onder de les was den jongen kunstenaar al -heel slecht bekomen en het zou niet te verwonderen zijn geweest, als -hij ’t in het vervolg geheel had gelaten. Trouwens, hij waagde -het ook niet meer dergelijke grappen op school uit te halen, maar zijn -medescholieren, één en al bewondering over zijn kunst, -bedelden altijd om de een of andere teekening. En Albrechts goed hart, -dat zoo moeilijk iets kon weigeren, bevredigde hun wenschen.</p> -<p>Als hij ’s morgens op school kwam, verdrongen ze zich dadelijk -om hem heen en ze strekten begeerig de handen uit, zoodra hij met een -veelbeteekenend gezicht in zijn zak voelde. Dan werd er gevochten, dat -het een aard had, want iedereen meende recht te hebben op de door -Albrecht gemaakte teekening. Soms ook kroop hij met den een of anderen -kameraad in een afgelegen hoek en deze zag dan met verbazing hoe vlug -hem het teekenen afging.</p> -<p>Natuurlijk was Wilibald bij de uitdeeling de meest bevoorrechte. En -toen Albrecht hem eens een afbeelding van een lansknecht met een harnas -van staal, <span class="pagenum">[<a id="pb24" href="#pb24" name="pb24">24</a>]</span>een hoed met pluimen en schitterende wapens ten -geschenke gaf, kon Wilibald zijn oogen niet gelooven; langen tijd -bekeek hij de teekening met alle aandacht, toen riep hij op eens uit: -“Benijdt gij mij omdat Doctor Philander mij les geeft? Zie, gij -kunt, wat hij mij nimmer leeren kan. En nu zijn de rollen omgekeerd, nu -benijd <i>ik u</i>!”</p> -<hr class="tb"> -<p>Het was in April 1484. Des morgens was het geheele gezin van Meester -Dürer bijeen voor het gebed en alle waren in bijzonder goede -stemming, want Vrouwe Barbara vierde heden haar naamdag.</p> -<p>Vader Dürer had het gebedenboek opengeslagen en wilde met lezen -beginnen, doch Albrecht was er nog niet; juist wilde zijn vader Andreas -naar hem toe sturen, toen hij binnen kwam en met de beide handen achter -zijn rug iets voor aller blikken trachtte te verstoppen. Zijn vader -wenkte hem te gaan zitten en deed het gebed, waarna hij zijn vrouw de -hand drukte en vurig Gods besten zegen toewenschte op haar verderen -levensweg. Ook de kinderen, wier aantal nu tot vijf was geklommen, -verdrongen zich om hun moeder en kusten haar handen.</p> -<p>Het laatst van allen kwam Albrecht bij haar en hij keek wel een -beetje verlegen, toen hij een blad papier te voorschijn haalde en dat -zijn moeder aanbood met de woorden: “Dit heb ik voor u gemaakt, -lieve moeder, als een herinnering aan dezen dag.”</p> -<p>Vrouwe Barbara trad een schrede achteruit en staarde <span class="pagenum">[<a id="pb25" href="#pb25" name="pb25">25</a>]</span>vol -verbazing eerst naar het papier en toen naar haar zoon: op het blad zag -zij Albrecht voor zich, sprekend van gelijkenis en uitdrukking. -“Mijn zoon”—meer kon zij niet zeggen, toen keerde zij -zich tot haar man en liet hem het portret zien. Hij kon zijn oogen niet -gelooven:</p> -<p>“Heilige Moeder Gods, leert gij dan tooveren op school? Hebt -gij dat waarlijk zelf geteekend? Maar hoe kan men zijn eigen portret -maken?”</p> -<p>Nu moest Albrecht glimlachen: “Het is waarlijk geen tooveren; -ik heb geteekend wat de spiegel mij voorhield.”</p> -<p>“Och kom, gij zoudt dat zelf hebben gemaakt?” zei zijn -vader ongeloovig. “Spreek nu de waarheid, kleine schelm; ’t -is Meester Wolgemut, die het portret heeft gemaakt.”</p> -<p>Albrecht antwoordde vroolijk: “Gij hebt in zoover gelijk, -vader, dat Meester Wolgemut wel de hand in het spel heeft. Heel -dikwijls ben ik bij hem in de werkplaats geweest en heb toegekeken, hoe -hij schilderde. Daardoor heb ik het geleerd. En ook bij den heer -Koburger, mijn peetvader, ben ik dikwijls in de drukkerij geweest om te -zien, hoe Meester Wolgemuts houtsneden werden afgedrukt, dat heeft mij -ook veel geholpen. En nu zult gij, lieve moeder, mij een groot genoegen -doen, als gij dit kleine geschenk van mij wilt aannemen.”</p> -<p>Zijn moeder sloot hem in haar armen, terwijl zijn vader het portret -dicht bij het venster nog eens nauwkeurig bekeek. Ja, het was sprekend -Albrecht; <span class="pagenum">[<a id="pb26" href="#pb26" name="pb26">26</a>]</span>alleen de oogen waren niet heel goed geteekend, -maar de rest … wel Meester Wolgemut zelf had het niet -mooier en beter kunnen doen.</p> -<p>Met potlood was het portret op gekleurd papier geteekend<a class="noteref" id="xd25e773src" href="#xd25e773" name="xd25e773src">1</a>: -op zijn hoofd had hij een kapje van laken, eigenlijk een lap, welks -eind met drie knoopen boven op het hoofd bij elkaar werd gehouden, aan -de linkerzijde afhing en voorzien was van lange franjes. Het haar, -recht afgesneden, hing laag op het voorhoofd en verder in lange, -golvende lokken aan weerszijden op zijn schouders. Hij droeg een buis -met wijde mouwen, dat door de linkerhand van voren werd vastgehouden, -terwijl hij de rechterhand vooruit strekte, alsof hij op iets wees.</p> -<p>Nadat Dürer het portret langen tijd had bekeken, trad hij -vriendelijk op zijn zoon toe en legde zijn hand op diens schouder, -zeggende: <span class="corr" id="xd25e778" title="Niet in bron">“</span>Als gij met smeltkroes en graveerstift -even handig zijt als met potlood en penseel, dan zal ik mij verheugen -in den dag, waarop ik u in mijn werkplaats aan mijn zijde zal zien -arbeiden. Mogen al de heiligen u zegenen en u bijstaan, opdat er een -wakkere man uit u groeie!”</p> -<p>“Amen!” zei Vrouwe Barbara en toen haar zoon naar school -ging, sprak zij zooals gewoonlijk: “Ga in den naam des -Heeren!” <span class="pagenum">[<a id="pb27" href="#pb27" name="pb27">27</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e773" href="#xd25e773src" name="xd25e773">1</a></span> Dürer -ontwierp later zijn teekeningen meestal op groenen of grijzen grond, -teekende met de pen en zette de lichten aan met witte verf. -Vert. <a class="fnarrow" href="#xd25e773src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch4" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e220">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK IV.</h2> -<h2 class="main">IN VADERS WERKPLAATS.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het was een koude dag in de maand Mei van het jaar -1486. De sneeuw viel in groote vlokken neder en hulde de daken, die pas -er van ontdaan waren, opnieuw in een wit winterkleed.</p> -<p>Het was stil in meester Dürers werkplaats. Eenzaam zat Albrecht -op zijn laag bankje te werken aan een gouden ring, waarin een nieuwe -amethist moest worden gezet. Zijn vader was uit: hij moest voor zaken -naar Augsburg; van de gezellen lag de een ziek te bed en de andere -moest een boodschap in de stad bezorgen. Albrecht kon heden zijn -aandacht niet goed bij het werk bepalen. Op de tafel naast hem lag een -teekening, die nu en dan zijn blikken tot zich trok.</p> -<p>Er werd zachtjes aan de deur geklopt en daarop trad een meisje -binnen van ongeveer dertien jaar, met een frisch, blozend gezichtje, -een paar oogen, blauw als vergeetmijnietjes en een figuurtje vlug als -dat eener hinde. Ze had een mutsje van zwart fluweel <span class="pagenum">[<a id="pb28" href="#pb28" name="pb28">28</a>]</span>met een -rand van marderbont op het lange, blonde haar, en droeg een donkerblauw -kleedje en een manteltje ook van zwart fluweel met bont, dat tot aan de -heupen reikte.</p> -<p>Het was het oudste dochtertje van den heer Hans Frey, een rijk, zeer -ontwikkeld en geacht ingezetene, die vele vaste goederen bezat zoowel -in de stad als daarbuiten en zelfs meermalen lid van den grooten Raad -was geweest.</p> -<p>Albrecht kende haar zeer goed, daar zij dikwijls bij haar oom kwam, -die dicht in de buurt woonde. Soms was hij met haar naar de mis gegaan -en in vroeger jaren had ze zich niet te voornaam gerekend om met hem te -spelen.</p> -<p>“God zegene u, Albrecht!” zeide zij een weinig verlegen -en zij bleef in de deur staan.</p> -<p>“Dank u zeer, Agnes!” antwoordde hij vroolijk, terwijl -hij van het bankje opstond.</p> -<p>“Waarmee kan ik u van dienst zijn?”</p> -<p>“Is uw vader niet thuis?”</p> -<p>“Neen, hij is naar Augsburg gegaan.”</p> -<p>“O dan ga ik maar weer weg en zal wachten totdat hij thuis -komt.”</p> -<p>“Kan ik u niet helpen in zijn plaats?”</p> -<p>“Och, mijn ringetje is gebroken en ik wilde het zoo graag -gesoldeerd hebben.”</p> -<p>“Geef maar hier, Agnes.”</p> -<p>Het meisje aarzelde, maar haalde eindelijk op herhaald aandringen -van Albrecht den gebroken ring te voorschijn en overhandigde dien den -goudsmidsleerling. <span class="pagenum">[<a id="pb29" href="#pb29" -name="pb29">29</a>]</span>“Kunt gij het al goed?” vraagde -zij met meer vrijmoedigheid.</p> -<p>“Mijn vader heeft nog niet over mij te klagen gehad,” -sprak hij openhartig.</p> -<p>Nu kreeg het meisje de teekening in het oog. “Wat is -dat?” vraagde zij nieuwsgierig. “Zoo, zoo, als nu uw vader -was binnengekomen, dan geloof ik, dat hij voor het eerst reden zou -hebben gehad over zijn leerjongen te klagen.”</p> -<p>Maar Albrecht schudde glimlachend het hoofd. “Nu doet gij mij -onrecht, Agnes. Gij denkt, dat ik dit nu heb geteekend, in plaats van -mijn plicht te doen. Maar kijk eens hier: onder de teekening staat het -jaartal 1485, dat bewijst duidelijk, dat zij reeds het vorige jaar is -gemaakt. Ze is ook al vier maanden oud en dateert van Kerstmis; nu heb -ik haar hier gehaald, omdat er veel in is, dat mij niet bevalt en ik -wil die fouten verbeteren, als mijn werk klaar is.” Agnes trad -dichter bij om beter te kunnen zien. Het was een madonna, op een troon -gezeten, met een gouden kroon op het hoofd, loshangende haren en een -lang kleed, dat in breede plooien haar omgaf. Met een gelaat, stralend -van moedervreugde zag zij neder op haar kind, dat op haar schoot stond -en haar hals met beide armpjes hield omvat. Aan weerszijden stond een -engel, waarvan de eene een harp en de andere een cither bespeelde.</p> -<p>Met gevouwen handen beschouwde Agnes geruimen tijd de teekening, -toen keek zij Albrecht vragend aan: “Hebt <i>gij</i> dat gemaakt? -Gij, een knaap van <span class="pagenum">[<a id="pb30" href="#pb30" -name="pb30">30</a>]</span>veertien jaar? Neen, maak dat aan anderen -wijs! Wel weet iedereen, dat gij goed kunt teekenen, maar zoo -iets … neen, neen, ik kan niet gelooven, dat gij dat hebt -gemaakt.”</p> -<p>“Dus, gij houdt mij voor zoo slecht, dat ik mijn naam onder -het werk van een ander zou zetten en het dan voor het mijne -uitgeven?” vraagde Albrecht en zijn stem klonk verwijtend. -“Als gij hier nog een oogenblik wildet blijven, dan zou ik u -metterdaad kunnen toonen, dat uw twijfel ongegrond is en mij verdriet -doet.”</p> -<p>Agnes kreeg een kleur en stak hem haar hand toe.</p> -<p>“Vergeef mij, Albrecht, het was waarlijk niet mijn bedoeling u -verdriet te doen. Maar ik kan mijn oogen niet gelooven; Meester -Wolgemut zelf zou trotsch kunnen zijn op zulk werk. Als gij het op een -groot paneel met heerlijke kleuren hadt geschilderd, zou het waard zijn -een altaar te versieren.”</p> -<p>Albrecht drukte met een blos van genot over deze lof haar kleine -zachte hand en liet die niet los, toen zij die wilde terugtrekken. Het -meisje zag er bekoorlijker uit dan ooit en gaarne had hij haar willen -vragen. “Blijf een oogenblik hier en laat mij uw lief gelaat op -het papier brengen!” Doch zij vreesde reeds te lang te zijn -gebleven, nam haastig afscheid en ging heen.</p> -<p>Albrecht liep snel naar het raam om haar na te zien, toen zij door -de sneeuw naar huis stapte. Haar lof was hem liever dan al de -bewondering, die zijn kunst bij zijn speelkameraden had geoogst. En met -<span class="pagenum">[<a id="pb31" href="#pb31" name="pb31">31</a>]</span>vernieuwden ijver legde hij zich in zijn vrijen -tijd toe op zijn lievelingsbezigheid, die hem verkwikte na den -moeilijken, dagelijkschen arbeid, en hem meer bevrediging schonk dan -hij ooit van het best gelukte werk in de goudsmidswerkplaats -gevoelde.</p> -<p>Voor zijn vader, die er anders over dacht dan hij, moest hij zijn -liefhebberij verbergen en daarom deed hij het meest buitenshuis en -verstopte zich met zijn vrienden, die hem steeds om teekeningen -plaagden, in afgelegen plaatsen. Toch had hij niet te veel gezegd, toen -hij tegen Agnes beweerde, dat zijn vader niet over hem te klagen had. -De oude meester had pleizier in den ijver van zijn zoon en zag met -vertrouwen de toekomst tegemoet in de overtuiging, dat Albrecht eenmaal -een waardig opvolger in zijn werkplaats zou zijn. Nog geen jaar was -verstreken, of de leerjongen was reeds goed vertrouwd met het gieten, -soldeeren en polijsten. En nu, nadat hij nog niet ten volle twee jaar -in de leer was geweest, had hij een veel grooter en moeilijker werk -onder handen, waarvan reeds meer dan de helft klaar was: hij moest in -gedreven zilver in zeven tafereelen weergeven, hoe de Heer Jezus -herhaaldelijk nederstortte onder de vuisten der krijgsknechten op den -lijdensweg van Gethsemane naar Golgotha. En met stille verbazing en -innige verrukking zag zijn vader, dat hij zich niet tevreden stelde met -het navolgen van anderer ontwerpen, doch zelf nieuwe wist te -scheppen.</p> -<p>Met ongeduld wachtte hij op de voltooiing van het werk en toen het -oogenblik was gekomen, riep de <span class="pagenum">[<a id="pb32" -href="#pb32" name="pb32">32</a>]</span>meester, innig gelukkig, zijn -vrouw er bij en toonde haar wat zijn leerling had gemaakt.</p> -<p>Op denzelfden avond vond men in de woonkamer de vrienden en buren -verzameld om de tafel, waarop een tinnen kruik met Bourgonje wijn -stond, ter eere van den jongen kunstenaar.</p> -<p>Meester Wolgemut, de schilder, was ook tegenwoordig en vol lof over -Albrecht. Hij sprak ook over het andere talent van den knaap en vond, -dat het pond, door God aan hem toevertrouwd, niet in een zweetdoek -mocht worden weggelegd, doch dat er mede moest worden gewoekerd ter -eere van God en ook ter wille van den naaste.</p> -<p>Doch meester Dürer was het hiermee niet eens. Hij vond, dat -hier een ander schriftwoord van toepassing was: niemand kan twee heeren -dienen. Indien Albrecht zich met evenveel ijver op de schilder- als op -de goudsmeedkunst toelegde, dan zou hij het in de eene noch in de -andere tot volmaaktheid brengen. Daarom moest hij zich tevreden stellen -met schilderen na volbrachten arbeid in zijn vak.</p> -<p>Meester Wolgemut sprak zijn vriend niet tegen, doch in stilte -betreurde hij, dat Dürer dit vak voor zijn zoon had gekozen. -Albrecht had ook hem eens in vertrouwen de afbeelding der Madonna laten -zien en zijn verbazing over het werk van den veertienjarigen knaap had -hij duidelijk uitgesproken in de woorden: “Als ik alleen zulke -leerlingen in mijn werkplaats had, dan zou het er beter bij mij -uitzien.”</p> -<p>Albrecht kon deze woorden niet vergeten en bewaarde <span class="pagenum">[<a id="pb33" href="#pb33" name="pb33">33</a>]</span>ze als -een dierbaar geheim in zijn hart, terwijl hij, gehoorzaam aan zijns -vaders wenschen<span class="corr" id="xd25e868" title="Niet in bron">,</span> in de goudsmidswerkplaats arbeidde.</p> -<hr class="tb"> -<p>Zoo gingen lente en zomer voorbij, de herfst streek met zijn -verwoestenden adem over veld en weide en hulde de aarde in een grijs, -somber nevelkleed. Het werd koud; in de schouw vlamde weer het vuur en -lokte het gezin in haar verwarmende nabijheid.</p> -<p>In Albrechts hart had een verandering plaats gegrepen. De woorden -van meester Wolgemut aangaande het toevertrouwde pond, waarmee men -moest woekeren, en het antwoord van zijn vader: “niemand kan twee -heeren dienen,” lieten hem niet met rust. Telkens overdacht hij -die beide schriftplaatsen en trachtte die met elkaar te doen -samenstemmen. Doch hoe meer hij begreep, dat dit onmogelijk was, des te -grooter werd zijn onvrede, want het werd hem steeds duidelijker, dat de -goudsmederij niet de plaats was, waarvoor God hem had bestemd. Het -bevredigde hem hoe langer hoe minder anderer modellen in goud en zilver -na te maken, want de begeerte om zelf te scheppen werd steeds grooter. -En tegelijk met die begeerte voelde hij ook de kracht er toe. Hoe -weinig moeite kostte het hem immers de beelden, die zijn fantasie hem -voortooverde, op het papier te brengen en hoeveel innig genot had hij -daarvan. Hij voelde dagelijks meer dat de goudsmidswerkplaats niet zijn -bestemming was en dat hij het niet zou kunnen uithouden <span class="pagenum">[<a id="pb34" href="#pb34" name="pb34">34</a>]</span>zijn -gansche leven lang smeltkroes, vijl en graveerstift te hanteeren.</p> -<p>Hoe onrustig klopte zijn hart bij deze overdenkingen en welk een -zwaren strijd had hij te voeren, den strijd tusschen het volgen van -zijns vaders wensch en het toegeven aan zijn eigen begeerte. Het was -niet mogelijk de meening van meester Wolgemut en die van zijn vader te -vereenigen en daarom koos hij, overtuigd dat slechts één -dezer beiden gelijk kon hebben, de zijde van den eerstgenoemde en zoo -werd zijn tweestrijd beslist.</p> -<p>Den 30<sup>en</sup> November des avonds, nadat hij in de eenzaamheid -God om raad en hulp had gevraagd, zocht hij zijn vader op om hem zijn -hartewensch mee te deelen: “Lieve vader,” sprak hij, -“ik wil u niet langer verbergen, wat er in mijn hart omgaat en -’s nachts den slaap uit mijn oogen houdt. Ik heb nu twee jaren -lang bij u in de werkplaats op uw verlangen gewerkt en zonder mij zelf -te overschatten, geloof ik te mogen zeggen, dat het mij niet aan ijver -heeft ontbroken en ik steeds mijn best heb gedaan om het u naar den zin -te maken. Maar ofschoon mijn handen zich met goud, zilver en -edelgesteenten hebben bezig gehouden, was mijn hart bij iets anders. -Slechts wanneer ik potlood of penseel mocht hanteeren, voelde ik in -mijn hart zulk een ongekende blijdschap en zulk een wonderlijk genot, -dat ik begreep, dat het dit was, waartoe God mij heeft geschapen. Ach, -vader, het doet mij leed u te moeten vragen om mij uit uw werkplaats te -ontslaan, maar ik <span class="pagenum">[<a id="pb35" href="#pb35" -name="pb35">35</a>]</span>geloof, dat het Gods wil aldus is en dat ik -mij aan Hem bezondig, als ik het pond mij toevertrouwd, in de aarde ga -begraven.”</p> -<p>Met klimmende verbazing luisterde zijn vader naar die woorden. Toen -schoof hij zijn kapje in den nek, stond op met een somber gelaat en -onder de gefronste wenkbrauwen uit wierp hij op zijn zoon een blik, -waarin verwijt en smart om den voorrang streden. “Hoe had ik -heden morgen kunnen denken, dat de dag zoo droevig zou eindigen! Mijn -zoon, uw woorden snijden mij door de ziel. Daar gaan nu al mijn schoone -droomen in rook op! Albrecht, nooit had ik gedacht, dat gij zoo -lichtzinnig zoudt kunnen zijn, twee volle jaren van uw leven op deze -wijze weg te werpen. Verlaat gij mij nu, nadat ik u alles heb geleerd -en op het punt was u als gezel in het gild te doen opnemen? Gij hebt -mij laten zaaien, doch de oogst onthoudt gij mij. O mijn zoon, waaraan -heb ik dat verdiend? Tot nu toe waart gij mijn vreugde, nu bereidt gij -mij een bittere smart.”</p> -<p>Er was nu geen toorn meer in zijn stem, slechts innige weemoed en er -blonk een traan in zijn oog.</p> -<p>Albrecht kon zijns vaders smart niet aanzien; het schemerde hem voor -de oogen en hij was op het punt berouwvol al zijn woorden terug te -nemen, toen de oude man snel hoed en mantel greep en, zonder iets meer -te zeggen, wegging.</p> -<p>Even daarna kwam zijn moeder binnen; zij was zeer ongerust, en toen -zij zag, hoe bleek Albrecht was, vraagde zij angstig: “Wat is er -gebeurd, Albrecht? <span class="pagenum">[<a id="pb36" href="#pb36" -name="pb36">36</a>]</span>Uw vader is zoo juist in hevige -gemoedsbeweging uitgegaan naar den heer Koburger, met wien hij ernstig -over u moest spreken, zei hij op mijn vraag, wat hij ging -doen.”</p> -<p>Nu vertelde Albrecht haar met bezwaard gemoed wat er tusschen zijn -vader en hem was voorgevallen, doch hij werd kalmer, toen hij bemerkte, -dat zijn moeder hem beter begreep. Maar toch bleef zijn hart onrustig -kloppen, terwijl hij op zijns vaders terugkomst wachtte.</p> -<p>Het eene uur na het andere verliep, voordat hij den stap van zijn -vader weder hoorde en toen hij de voordeur hoorde opengaan, was het hem -alsof zijn hart stil stond.</p> -<p>De boosheid was uit zijns vaders aangezicht verdwenen, hij zag er -kalm en ernstig uit, en de klank zijner stem was geheel anders -geworden, toen hij tot zijn zoon sprak: “Morgen ochtend vroeg -moet gij het allereerst naar uw peetvader gaan en moogt gij hem -dankbaar de hand drukken, omdat hij het is, die mij van meening heeft -doen veranderen. Gij zult uw zin krijgen, Albrecht; als meester -Wolgemut u nog in zijn werkplaats kan bergen en hij er niets op tegen -heeft, dan zij hij in ’t vervolg uw leermeester.” Een luide -kreet ontsnapte aan Albrechts beklemd gemoed en hij kuste in sprakeloos -genot zijns vaders hand; zijn moeder stond er bij met gevouwen handen -en dankte den Heer voor deze gezegende uitkomst.</p> -<p>Meester Wolgemut was bijzonder in zijn schik, toen hij den volgenden -morgen zijn buurman Dürer <span class="pagenum">[<a id="pb37" -href="#pb37" name="pb37">37</a>]</span>met zijn oudsten zoon zag binnen -komen en de eerste zijn verzoek tot hem richtte. Hij zeide, dat nu zijn -hartewensch was vervuld en hij gaf Dürer de verzekering, dat het -hem nimmer zou berouwen, want wie maar oogen had om op te merken zag, -dat God hem voor de kunst, niet voor het handwerk had geschapen.</p> -<p>Eenige dagen later stond Albrecht met pak en zak gereed om naar -meester Wolgemuts woning te verhuizen. Zijn vader gaf hem menigen -goeden raad mee en zijn moeder legde zegenend haar hand op zijn hoofd -en sprak: “Ga in den naam des Heeren.” <span class="pagenum">[<a id="pb38" href="#pb38" name="pb38">38</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch5" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e229">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK V.</h2> -<h2 class="main">BIJ MEESTER WOLGEMUT.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">“Wat verbeeldt jij je wel, kwajongen! Wees maar -niet zoo verwaand, hoor. Denk je, omdat je een paar portretten hebt -durven kladden, dat je reeds iets beteekent en niet meer behoeft te -leeren?”</p> -<p>Barsch snauwde Urban, de oudste leerling van meester Wolgemut, -Albrecht Dürer deze woorden toe, terwijl hij hem het penseel uit -de hand rukte, waarmee Albrecht, omdat er niemand in de kamer was, aan -een groot altaarstuk onder aan den zoom van het gewaad der Maagd Maria, -een paar streken schilderde.</p> -<p>“Hier behoor je thuis!<span class="corr" id="xd25e924" title="Niet in bron">”</span> vervolgde hij en hij duwde hem naar den -steen, waarop de verven moesten worden gewreven. “En kijk eens, -slungel, de penseelen heb je ook nog niet gewasschen en de paletten -zijn in het geheel niet schoongemaakt! En de vloer—zeg, waarom -heb je den bezem niet gebruikt? Ben je daarvoor soms te goed? of ben je -te lui om je plicht te doen?”</p> -<p>Daarop gaf hij hem nog een duw, en toen met een stok drie slagen op -zijn rug. Albrecht beet zich op <span class="pagenum">[<a id="pb39" -href="#pb39" name="pb39">39</a>]</span>de lippen en zweeg. Hij was aan -dergelijke behandeling reeds gewoon. Vier der gezellen van meester -Wolgemut waren van het begin af aan onvriendelijk en ruw tegen hem -geweest, omdat zij zijn meerderheid gevoelden en die niet konden -verdragen, te meer daar hij zooveel jonger was. Slechts -één, Sebaldus, die in leeftijd weinig met hem scheelde en -zelf ook nog leerling was, was hem goed gezind. Bij hem sloot Albrecht -zich nu aan; hij bracht zijn vrijen tijd met hem door, ging des Zondags -met hem buiten de poort wandelen en luisterde gaarne naar de -bemoedigende woorden van dezen goedhartigen knaap.</p> -<p>Nog meer goed deed hem de tevredenheid van zijn meester. Toen -Albrecht bij hem als leerling kwam, was Michel Wolgemut ruim vijftig -jaar; uit zijn lang, smal gelaat met het hooge voorhoofd, de sterk -gebogen neus, de groote heldere oogen, de breede, vooruitstekende kin -en den fijn besneden, vriendelijk lachenden mond, sprak zoowel verstand -als mannelijkheid en groote goedhartigheid. Meester Michel was een -eerlijk, rechtschapen man, en om zijn kunst hoog in aanzien niet alleen -bij de ingezetenen van Neurenberg, maar in het geheele land.</p> -<p>Het was hem onmogelijk de vele opdrachten, die van alle kanten tot -hem kwamen en ruim werden betaald, alleen ten uitvoer te brengen, -daarom kon hij steeds meer en meer gezellen gebruiken, want overal waar -groote altaarstukken noodig waren, richtte men zich tot den beroemden -meester Michel Wolgemut te Neurenberg. De kerk der H. Drievuldigheid -<span class="pagenum">[<a id="pb40" href="#pb40" name="pb40">40</a>]</span>te Hof, de kapel van het heilig Kruis te -Neurenberg, de Lievevrouwekerk te Zwickau konden zich op werken van -zijn hand beroemen; op dit oogenblik werkte hij aan een groot -altaarstuk voor de nieuwe, bijna voltooide Augustijnerkerk te -Neurenberg, waarmee hij bijzondere eer hoopte in te leggen en daarom -wilde hij niets aan de gezellen overlaten, doch alles zelf -schilderen.</p> -<p>Ook in het maken van houtsneden was hij een meester. Anton Koburger, -de drukker, die eenige jaren geleden een Hoogduitsche bijbeluitgave op -zich had genomen en de platen daarvoor had ontleend aan den dertien -jaar geleden uitgekomen Keulschen bijbel, was het nu met meester -Wolgemut eens geworden over een nieuwe uitgave, namelijk een grooten -prentenbijbel getiteld: “Schatbewaarder des rijkdoms van het -eeuwig heil en zaligheid.” De eerste plaat: God, de Vader, op -zijn troon gezeten, terwijl Hij den voor Hem knielenden Verlosser -zegent, was gereed en met waar genot schiep de meester andere -voorstellingen. Het groote succes, dat deze eerste uitstekend geslaagde -teekening behaalde, was dan ook de reden, waarom men den meester -opdroeg de houtsneden op zich te nemen voor het werk van Dr. Hartmann -Schedel: “de nieuwe Wereldkroniek,” een kolossale -onderneming, waartoe de patriciërs Sebaldus Schreijer en -Sebastiaan Kammermeister de noodige middelen verschaften. Er moesten -niet minder dan tweeduizend houtsneden daarvoor worden gemaakt en dat -men het Wolgemut opdroeg, verhoogde aanmerkelijk ’s meesters -roem.— <span class="pagenum">[<a id="pb41" href="#pb41" name="pb41">41</a>]</span></p> -<p>Albrecht kon waarlijk geen beter leermeester begeeren. Wel is waar -gaf hij geen les volgens een bepaalde methode; hij achtte het voldoende -zijn gezellen en leerlingen te laten zien, hoe hij werkte, maar dat was -voor Albrecht ook volkomen genoeg en toen hij nog op de onderste trede -stond en niets dan knechtsdiensten mocht verrichten, zooals verven -wrijven, penseelen wasschen en paletten schoon maken, keek hij met alle -aandacht toe, hoe zijn meester werkte en leerde op deze manier zonder -dat zijn meester er iets van bemerkte.</p> -<p>En wat hij in den loop van den dag met zijn oogen had geleerd, -trachtte hij in zijn vrije oogenblikken met de hand uit te voeren, maar -in het geheim, uit vrees nog meer wangunst bij de gezellen op te -wekken. Hij voelde zich als een vogel, die de vleugels niet kan -uitslaan en menige zucht ontsnapte hem als hij zich ter ruste legde en -snakte naar den dag, waarop zijn knechtsbezigheden niet meer noodig -zouden zijn en de meester tot hem zou zeggen: “kom nu hier, mijn -zoon, en neem het penseel ter hand.”</p> -<p>Zijn vriend Wilibald was altijd de eerste, die mocht zien wat hij in -stilte had geschilderd, want hij hechtte veel aan het oordeel van dezen -jongeling, die zooveel fijn kunstgevoel bezat.</p> -<p>In het voorjaar van het jaar 1488 ging hij meer dan anders naar het -paleis der familie Pirkheimer, omdat de vrienden welhaast zouden worden -gescheiden. Wilibalds vader wenschte, dat zijn zoon, die nu achttien -jaar was, naar het hof van den bisschop van <span class="pagenum">[<a id="pb42" href="#pb42" name="pb42">42</a>]</span>Eichstadt zou gaan, om aldaar te worden onderwezen -in de gebruiken van het hof, in het voeren der wapenen en in de -krijgskunst.</p> -<p>Eenige dagen voordat de vrienden afscheid van elkaar moesten nemen, -kwam Albrecht in opgewonden stemming bij Wilibald. “Hier breng ik -u wat ik in de laatste twee avonden heb gemaakt. Wilt gij het houden -als een aandenken aan mij, Wilibald?” Hij nam uit zijn -portefeuille de afbeelding van een jonkvrouw, gezeten op een schimmel, -met een valk op haar hand, een baret met wapperende vederen op het -hoofd en een lang, hemelsblauw kleed aan.</p> -<p>Met verrukking bekeek Wilibald haar en hij betuigde zijn innigen -dank.</p> -<p>“Zoo iets moois hebt gij nog niet gemaakt, Albrecht,” -voegde hij er bij<span class="corr" id="xd25e957" title="Bron: ,">.</span> “Nu reeds, terwijl gij nog niet eens gezel -zijt en slechts als knecht wordt beschouwd en behandeld, zijt gij -werkelijk reeds meester en ik ben er meer en meer trotsch op uw vriend -te zijn.”</p> -<p>Na nog herhaaldelijk zijn dank te hebben betuigd, bekeek hij weer -het werk van zijn vriend. “Wat een bekoorlijk figuurtje en welk -een allerliefst gezicht! Het komt mij zoo bekend voor, het is alsof ik -het reeds ergens heb gezien”.</p> -<p>Peinzend streek hij met de hand over zijn voorhoofd en dacht eenigen -tijd na—op eens trad hij op Albrecht toe en zag hem diep in de -oogen, terwijl hij uitriep:</p> -<p>“Nu weet ik het: het is Agnes Frey! Is het niet -waar?”</p> -<p>Albrecht wendde snel het hoofd af om den blos te <span class="pagenum">[<a id="pb43" href="#pb43" name="pb43">43</a>]</span>verbergen, dien hem deze veronderstelling van zijn -vriend in het aangezicht joeg.</p> -<p>Had Wilibald geen gelijk? Waren het niet werkelijk de trekken van -het jonge meisje, voor wie hij eenige jaren geleden het ringetje had -gesoldeerd?</p> -<p>Hij had het niet expres gedaan, doch onwillekeurig had zijn hand het -beeld te voorschijn geroepen, dat in zijn hart leefde. Hij had het -mooie meisje niet kunnen vergeten en elke gelegenheid om haar te zien, -had hij opgezocht; hij wist op welk uur zij naar de mis ging en richtte -het zoo in, dat hij altijd als bij toeval er juist tegelijk met haar -was. En ’t maakte hem erg gelukkig, toen hij bemerkte, dat zij -hem nooit trachtte te ontloopen, maar altijd vriendelijk met hem -praatte, al was zij dan ook wel eens wat verlegen en bedremmeld.</p> -<p>Eens toen de gezellen der verschillende gilden zich vermaakten met -ringsteken op de Hallerweide, was Agnes in die op elkaar gedrongen -menschenmassa van haar familie afgeraakt, en zij liep gevaar door het -gedrang, ontstaan door het schuw worden van een paard, in een sloot te -worden gedrongen, toen Albrecht, die voortdurend in haar nabijheid was -gebleven en haar in het oog had gehouden, plotseling bij haar was en -haar uit dat gevaar redde. Hiervoor hadden haar ouders hem hartelijk -bedankt en de heer Frey vergat het niet, maar hield den redder van zijn -dochtertje in dankbare herinnering, beantwoordde steeds minzaam zijn -groet op straat en bij voorkomende gelegenheden sprak hij hem -vriendelijk toe. <span class="pagenum">[<a id="pb44" href="#pb44" name="pb44">44</a>]</span></p> -<p>Albrechts blos was Wilibald niet ontgaan en er speelde een glimlach -om zijn mond, toen hij sprak: “Het schoone is de wereld, waarin -de schilder leeft, en uw blik ziet scherp om het schoone te ontdekken. -Hoe gelukkig zijt gij, dat God u het talent heeft geschonken om weer te -geven, wat gij hebt gezien. Wat zou Agnes wel zeggen, als zij eens -wist, wat gij hebt gedaan! Wil ik het haar verklappen?”</p> -<p>Met een smeekend gebaar wendde Albrecht zich tot zijn vriend:</p> -<p>“Wilibald!” riep hij ontsteld en een donkere blos -kleurde zijn gelaat.</p> -<p>Wilibald klopte hem op den schouder: “Stel u gerust, Albrecht. -Ik zal u geen verdriet doen, ’t was maar om u te -plagen.”</p> -<p>Dit bevredigde Albrecht en opgewekt ging hij naar huis.</p> -<hr class="tb"> -<p>Twee dagen later moest hij afscheid van zijn vriend nemen.</p> -<p>Het was een moeilijk oogenblik en zeer lang trilde de smart der -scheiding in zijn hart na. Hij voelde zich zoo eenzaam en het werd hem -nu recht duidelijk, hoeveel hij had gehad aan Wilibald, in wiens hart -hij had gelezen als in een open boek, door wiens edel denken hij zich -mee omhoog gevoerd voelde, met wiens innigste gevoelens en -gewaarwordingen hij volkomen sympathiseerde en met wien hij als het -ware één was.</p> -<p>En de afwezigheid van zijn vriend was nog pijnlijker, <span class="pagenum">[<a id="pb45" href="#pb45" name="pb45">45</a>]</span>toen de -gezellen van meester Wolgemut, in plaats van te trachten hem zijn gemis -te vergoeden, nog ruwer en vijandiger tegen hem werden.</p> -<p>Dit kwam daardoor, dat op zekeren morgen meester Wolgemut, die een -groot kerkschilderij onder handen had, Albrecht van het verf wrijven -afriep, en hem met eenige deftigheid het penseel overreikte, zeggende: -“Kom hier, mijn zoon—nu hebt gij lang genoeg als knecht -dienst gedaan, nu moogt gij toonen of uw hand in staat is om mij te -helpen.”</p> -<p>En nu wees hij hem op de schilderij de plaats aan, waar hij moest -schilderen op dezelfde manier, waarop de meester was begonnen.</p> -<p>Albrechts hart juichte en hij dankte zijn leermeester met een -veelzeggenden blik; doch zijn vreugde werd vergald, toen hij de -toornige gezichten der gezellen zag en later hun nijdige woorden moest -aanhooren. Hun verhouding werd steeds <span class="corr" id="xd25e1005" -title="Bron: moeielijker">moeilijker</span> en den geheelen dag zag hij -tegen den avond op en tegen het oogenblik, waarop zij zich ter ruste -moesten begeven, want hij deelde het slaapvertrek met de overige -gezellen. Dan werd de arme jongen geplaagd en gesard en deden ze hun -best hem zoo lang mogelijk uit den slaap te houden.</p> -<p>Zou hij zich beklagen bij meester Wolgemut en hem vragen thuis bij -zijn ouders te mogen overnachten? Dikwijls was hij op het punt dit te -doen, maar hij bedwong zich, verdroeg zijn lot zwijgend en troostte -zich met de gedachte, dat deze <span class="corr" id="xd25e1010" title="Bron: moeielijke">moeilijke</span> tijd toch niet altijd zou duren en -met de woorden, <span class="pagenum">[<a id="pb46" href="#pb46" name="pb46">46</a>]</span>die hij in den bij Anton Koburger gedrukten bijbel -had gelezen: “Het is goed voor een man, dat hij het juk in zijn -jeugd draagt.”</p> -<p>Eindelijk verging den gezellen de lust tot plagen, ontwapend door -zijn onuitputtelijk geduld en Albrecht voelde zich gelukkiger, vooral -ook daardoor dat zijn leermeester, bijzonder tevreden over zijn werk, -zich steeds meer en meer aan hem liet gelegen liggen en hem nog -moeilijker arbeid toevertrouwde. In het begin van het jaar 1490 had -Wolgemut weder de opdracht van een groot altaarstuk gekregen. Hij had -de schets geteekend en was begonnen met het aanleggen der verschillende -partijen, toen men hem wederom ander werk opdroeg, dat geen uitstel -duldde. Hij bedacht zich niet lang en gaf Albrecht het penseel over met -de woorden: “Durft gij op u te nemen mijn werk voort te zetten, -mijn zoon?”</p> -<p>Albrechts oogen schitterden van innig geluk over het vertrouwen, dat -zijn meester in zijn kunst toonde en met vurige bezieling ging hij -terstond aan het werk; de penseelbehandeling en opvatting van zijn -leermeester waren hem zoo eigen geworden, dat hij volkomen in zijn -manier verder werkte. Het penseel ging zoo vlug over het doek en de -arbeid vorderde zoo snel, dat hij zelf er over verbaasd was.</p> -<p>Toen Wolgemut den volgenden morgen binnentrad, bleef hij als aan den -grond genageld staan: “Wel, alle Heiligen! Wat hebt gij -uitgevoerd, Albrecht? Het is alsof de booze er bij in het spel is, zoo -gauw gaat het in zijn werk. Het is goed, dat ik niet later <span class="pagenum">[<a id="pb47" href="#pb47" name="pb47">47</a>]</span>kwam, -anders bleef er voor mij niets meer te doen en zou ik niet van mijn -geweten kunnen verkrijgen het stuk met mijn W te onderteekenen! En -kijk, wat hebt gij mijn bedoeling juist gevat! Niemand kan hieraan -zien, dat twee verschillende handen er aan hebben geschilderd! Ik kan -het met een gerust hart voor mijn eigen werk uitgeven, het is -één schoon geheel.”</p> -<p>Eenige maanden later hield meester Wolgemut Albrecht na het -middageten een oogenblik bij zich en sprak: “Mijn wakkere gezel, -wij moeten scheiden.”</p> -<p>Verschrikt keek Albrecht hem aan, maar glimlachend legde de meester -zijn hand op Albrechts schouder. “Neen, wij gaan niet in toorn en -onmin van elkaar, maar ik geef u mijn zegen mede. Wat ik u leeren kon, -hebt gij geleerd; nu moet gij zien, hoe andere meesters werken. Nu is -de tijd daar, waarop gij de wereld in moet en de kunst van andere -volken moet leeren kennen, opdat gij bij uw terugkomst uw kunst -volkomen machtig zult zijn en daardoor uw ouders en geboorteplaats tot -vreugde en eer zult strekken.”</p> -<p>Deze woorden maakten diepen indruk op den jongen man. Het was sinds -lang zijn hartewensch de wereld in te trekken en te onderzoeken wat -daar te zien was. Toch deed het hem leed te moeten scheiden van den -man, wien hij zooveel had te danken en die voor hem als een vader was -geweest, en daarom was zijn aandoening niet <span class="corr" id="xd25e1029" title="Bron: overmengd">onvermengd</span>, maar een van -vreugde en weemoed tegelijkertijd. <span class="pagenum">[<a id="pb48" -href="#pb48" name="pb48">48</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch6" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e238">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK VI.</h2> -<h2 class="main">HET AFSCHEID.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">De mis was uit; de menigte stroomde uit de kerk en -verspreidde zich in alle richtingen.</p> -<p>“Wees gegroet, jonkvrouw!” sprak Albrecht Dürer op -zachten toon tot Agnes Frey, die hij bij den uitgang had opgewacht, en -die nu met haar kerkboek tusschen haar beide handen en haar oogen -neergeslagen het kerkgebouw verliet.</p> -<p>Zij beantwoordde zijn groet met een kleine hoofdbuiging en liep -door.</p> -<p>“Mag ik met u meegaan?” vraagde Albrecht eerbiedig, -“ik wilde u zoo gaarne nog eens spreken, voordat ik weg -ga.”</p> -<p>Agnes stond stil en zag hem ontsteld aan. “Gaat gij weg? Wat -bedoelt gij?”</p> -<p>Albrecht knikte. “Mijn goede moeder is druk bezig alles voor -mijn reis in orde te maken en mijn knapzak te vullen, voordat ik de -wereld in trek.”</p> -<p>“O, hoe heerlijk voor u!” sprak Agnes snel. “Wat -zal uw hart luid kloppen van vreugde!” <span class="pagenum">[<a id="pb49" href="#pb49" name="pb49">49</a>]</span></p> -<p>“Ja, ik voel een vurige begeerte om de wereld in te gaan, Gods -werken te bewonderen en vreemde zeden en gewoonten te bestudeeren. Maar -het doet mij leed mijn geboorteplaats, mijn tehuis en allen, die mij -lief zijn, te verlaten; daarbij loopt een reiziger allerlei gevaren, en -ik heb wel noodig, dat er veel voor mij wordt gebeden. Nu wilde ik u -vragen of ook gij in uw gebeden mij niet zult vergeten?”</p> -<p>Met een blos boog Agnes het hoofd. “Iederen morgen in de mis -zal ik tot de H. Maagd voor u bidden.”</p> -<p>“O, hoe dank ik u daarvoor,” zei Albrecht met warmte, -“en zult gij op een andere wijze ook nog eens aan mij -denken?” voegde hij er aarzelend bij.</p> -<p>“Het scheiden zal mij minder zwaar vallen, als ik die -troostende gedachte mag meenemen.”</p> -<p>“Daar komt vader aan,” fluisterde Agnes ontwijkend, doch -zij trok haar hand niet terug, toen de jonge man die greep en hartelijk -drukte.</p> -<p>Hans Frey, de koopman, die ook in de mis was geweest en hen nu had -ingehaald, beantwoordde vriendelijk Albrechts groet en voegde er bij: -“Meester Michel Wolgemut heeft mij verteld, dat gij morgen de -wijde wereld intrekt.”</p> -<p>“Ja, edele heer, en de meester heeft mij zijn zegen -meegegeven,” antwoordde Albrecht ernstig.</p> -<p>“Welnu, neem ook mijn zegen mee, Albrecht,” zeide de -heer Frey op vaderlijken toon en hij drukte den jongeling de hand. -“Als uw tijd het u veroorlooft, ga dan met ons mee naar huis, dan -kan ook mijn vrouw afscheid van u nemen. Ik ben er zeker <span class="pagenum">[<a id="pb50" href="#pb50" name="pb50">50</a>]</span>van, dat -zij daarop is gesteld, want zij houdt van u en heeft evenals ik groote -achting voor uw ernstige levensopvatting en uw heerlijke kunst.” -Albrechts hart klopte luid en hij behoefde waarlijk niet tweemaal te -worden uitgenoodigd. Hij had al lang gemerkt, dat de ouders van Agnes -hem goed gezind waren, doch dat zij zoozeer op hem waren gesteld, had -hij niet durven denken en vervulde hem met groote vreugde.</p> -<p>Vrouwe Anna haalde een kan edele malvezij voor den dag en sprak tot -hem als een moeder tot haar kind; ook de heer Frey gaf hem vele goede -raadgevingen voor de reis mede en eindigde met de woorden: -“Meester Wolgemut heeft mij verzekerd, dat hij u niets meer kon -leeren; en ik denk, als gij terug komt, dat de leerling den meester de -baas zal zijn.”</p> -<p>Agnes stond stil in de vensternis en keek naar buiten alsof zij er -niets mee had te maken. Doch toen zij hem bij het afscheid nemen de -hand reikte en sprak: “Mogen al de heiligen u beschermen op al uw -wegen,” zag Albrecht een traan in haar oog glinsteren en hoe -gaarne had hij haar daarvoor vurig gedankt, want daardoor verried zij -hem, wat er in haar hart omging en nu wist hij, wat hij reeds zoo lang -had begeerd te weten. Nu kon hij getroost zijns weegs gaan—nu was -de grootste smart van het scheiden verzacht.—</p> -<p>Op den avond van denzelfden dag zat de heele familie Dürer nog -lang bij elkaar, tusschen vader en moeder zat Albrecht en de andere -kinderen waren <span class="pagenum">[<a id="pb51" href="#pb51" name="pb51">51</a>]</span>om de tafel geschaard. Droefheid was in aller blik -te lezen, want het gold hier een afscheid van verscheidene jaren en wie -kon zeggen, of Albrecht bij zijn terugkomst hen allen nog zou -terugvinden. Hoe onverwacht wordt menigeen uit den kring der zijnen -weggenomen! En dan: het was een tocht met vele gevaren—gevaren -van roovers op de wegen en in de bosschen, van roofridders, die den -reiziger den weg versperden in de bergpassen en van slecht volk in de -herbergen—vooral dit laatste was te duchten om den slechten -invloed, dien zij op de ziel van zulk een onervaren jongeling hebben -konden.</p> -<p>Zijn vader gaf hem vele nuttige wenken en raadgevingen en nam daarop -het gebedenboek, waarin hij iets toepasselijks opzocht en met diep -gevoelde vroomheid sprak hij het gebed uit, waarop allen eerbiedig en -van ganscher harte “amen” zeiden.</p> -<p>Den volgenden morgen—’t was enkele dagen na -Paschen—op den 11<sup>den</sup> April, werd de klopper reeds -vroeg op meester Dürers deur gehoord en kwam Michel Wolgemut, om -Albrecht mee uitgeleide te doen.</p> -<p>Nauwelijks was hij binnengegaan, of twee andere vrienden kwamen met -hetzelfde doel: de een was meester Hans Traut, ook een schilder uit -Neurenberg en de ander Adam Kraft, meester in de beeldhouw- en -houtsnijkunst.</p> -<p>Zij vonden Albrecht voor de reis gereed. Nog eenmaal drukte zijn -vader hem aan zijn borst en kuste zijn moeder hem vaarwel, zeggende met -trillende stem: “Ga in den naam des Heeren;” toen opende -meester <span class="pagenum">[<a id="pb52" href="#pb52" name="pb52">52</a>]</span>Dürer de deur en de mannen traden naar buiten -in de heerlijk frissche atmosfeer van dezen helderen, mooien -Aprildag.</p> -<p>Zij begaven zich op weg over de Hooimarkt in de richting van de -Wöhrderpoort, in welker nabijheid de woning van Hans Frey was -gelegen. Albrecht verheugde zich er op, dat zij daar langs moesten. Wie -weet, of hij niet nog eenmaal haar, die zijn ziel lief had, zou -aanschouwen en misschien zou hij nog een enkelen afscheidsgroet uit -haar oogen mogen opvangen. Zij wist immers hoe laat hij zou vertrekken. -En nu zou hij kunnen zien of ook zij hem lief had. Wanneer zij hem nu -opwachtte aan het venster, zou hem dat het bewijs zijn, dat zij hem -lief had en zijn vertrek betreurde.</p> -<p>Terwijl zijn begeleiders met elkaar in een ernstig gesprek waren -gewikkeld, keek hij tersluiks naar boven—en waarlijk, daar stond -zij voor het raam van haar eigen kamertje, met een wit doekje in de -hand.</p> -<p>Albrecht bleef eenige schreden achter, zoodat niemand zag, hoe hij -haar met de hand een groet toezond, en zijn hart klopte onstuimig, toen -zij die beantwoordde. Nu was hij gerust en nam getroost en moedig -afscheid van zijn vader en zijn vrienden. <span class="pagenum">[<a id="pb53" href="#pb53" name="pb53">53</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch7" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e247">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK VII.</h2> -<h2 class="main">IN DEN VREEMDE.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">“Goeden avond, beste oom! Met wien heb ik u zoo -even op het Marcusplein zien staan?” sprak op zekeren -Septemberavond van het jaar 1493 een aanzienlijke Venetiaansche -jonkvrouw een ouden heer aan, met wien zij aan het “Canale -grande” in een gondel stapte.</p> -<p>“’t Is een Duitscher, lieve Bella,” was het -antwoord.</p> -<p>“Een Duitscher? Zoo, hij is mij reeds dikwijls opgevallen met -zijn hooge, mooi gebouwde gestalte, zijn fiere houding en zijn edel, -schoon gelaat. Hoe heet hij?”</p> -<p>“Albrecht Dürer uit Neurenberg.”</p> -<p>“Wat is hij?”</p> -<p>“Kunstenaar.”</p> -<p>“Dat heb ik gedacht! men kan het hem aanzien. Is hij een -beeldhouwer?”</p> -<p>“Neen, hij is schilder. Mijn kleine Bella heeft dus in hem den -kunstenaar ontdekt? Wat hebben uw oogen goed gezien en welk een goeden -smaak hebt gij! Hij is dan ook een bijzonder mensch, die Neurenberger -en vereenigt in zich alles, wat iemand tot eer <span class="pagenum">[<a id="pb54" href="#pb54" name="pb54">54</a>]</span>en -sieraad strekt. Even kunstvaardig als zijn hand is, zoo groot en edel -is zijn hart en ieder moet trotsch zijn zulk een man tot vriend te -hebben. Maar het is niet gemakkelijk om met hem in aanraking te komen, -want die Duitschers zijn zoo eenzelvig en gesloten.”</p> -<p>“Hoe hebt u het aangelegd, oom, om kennis met hem te -maken?”</p> -<p><span class="corr" id="xd25e1128" title="Niet in bron">“</span>Signor Rodrigo Varini, die vurige vriend -van kunstenaars en geleerden<span class="corr" id="xd25e1131" title="Niet in bron">,</span> is mij behulpzaam geweest. Het is hem gelukt -zijn hand op deze Duitsche prooi te leggen en hem in zijn huis te -lokken. Daar heb ik hem voor het eerst gezien en gesproken en mocht ik -een blik slaan in zijn portefeuille, die een schat van teekeningen en -schetsen bevat.”</p> -<p>“En wat is uw oordeel over zijn kunst?” vraagde -Bella.</p> -<p>“Hij is er nog niet geheel;<span class="corr" id="xd25e1138" -title="Niet in bron">”</span> antwoordde haar oom. “Men kan -zien, dat hij de groote meesters, die hij op zijn reizen leert kennen, -bestudeert en zich hun uitstekende hoedanigheden eigen maakt; maar men -ziet ook terstond, dat hij niet alleen navolgt, doch een eigen -opvatting heeft. Hij heeft genie; en men behoeft waarlijk geen profeet -te zijn om te voorspellen, dat hij in de kunst een grooten naam en -onvergankelijken roem zal verwerven. Maar de indruk, dien zijn kunst -maakt, wordt nog verhoogd door zijn persoonlijkheid. Hij is pas -drie-en-twintig jaar oud, en toch is zijn levensbeschouwing zoo -ernstig, zijn optreden zoo waardig en zijn hart zoo rein, vroom en -onbesmet! Ik moet het bekennen: men voelt zich <span class="pagenum">[<a id="pb55" href="#pb55" name="pb55">55</a>]</span>waarlijk -beschaamd als men in zijn reinen, open blik leest en naar zijn woorden -luistert. Alles wat laag en onedel is, is eindeloos ver beneden hem en -de dolle, losbandige begeerten der jeugd dringen niet door het pantser -van dit edele hart, dat slechts leeft voor het schoone.”</p> -<p>“O, hoe gaarne zou ik hem ook eens ontmoeten,” zuchtte -Bella, “want hier te midden van al die onbeteekenende en -lichtzinnige jongelui, verlangt mijn hart vurig een man te zien, die -zoo ten volle achting en bewondering verdient.”</p> -<p>Haar oom keek met een vriendelijken glimlach naar het jonge, schoone -meisje.</p> -<p>Hij begreep haar verlangen, want hij kende haar streven naar het -edele, haar liefde tot de kunst en haar bewondering voor het grootsche -en schoone.</p> -<p>“Uw wensch kan gemakkelijk worden vervuld,” sprak hij, -“want dikwijls is er een groote kring gasten bij signor Varini, -als deze Duitsche kunstenaar daar aanwezig is en ik zal de vrouw des -huizes vragen u ook eens te inviteeren.”</p> -<p>“O heerlijk, oom, ik dank u duizendmaal,” riep Bella -verrukt en drukte haar oom de hand.—</p> -<p>In een der paleizen op het Marcusplein, de woning van Signor Varini, -was eenige dagen later een uitgelezen gezelschap bijeen—een groot -aantal bedienden in prachtige livrei, liep heen en weer in de groote -zaal om de gasten allerlei ververschingen aan te bieden.</p> -<p>De genoodigden waren gedeeltelijk artisten, voor het overige -liefhebbers der kunst en allen waren <span class="pagenum">[<a id="pb56" href="#pb56" name="pb56">56</a>]</span>onder den indruk der -muziek, die door de zaal weerklonk. Signor Varini was er in geslaagd -een beroemde zangeres voor dezen avond te engageeren, een kunstenares, -die sinds eenige weken te Venetië vertoefde, waar zij iedereen in -verrukking bracht door haar zang en spel.</p> -<p>Nadat men ruimschoots van de muziek had genoten, verdeelde het -gezelschap zich in groepen in de verschillende vertrekken. In een -daarvan verzamelde zich al spoedig een kring om een jongen man, die al -de vragen, waarmee men hem bestormde, vriendelijk beantwoordde. Die man -was Albrecht Dürer.</p> -<p>Zijn uiterlijk alleen won aller harten, maar nog meer wist hij door -zijn woorden te boeien. Hij had veel gereisd en van de wereld gezien en -had de gave het aan anderen op een aardige manier mee te deelen. Hoe -goed had hij alles waargenomen en welke bijzondere oogen moesten dat -zijn, die zooveel zagen, wat een ander zelfs niet opmerkte!</p> -<p>Toen hij eindelijk vermoeid was van het vele spreken, noodigde -Signor Varini de gasten uit om een gezelschapsspel te doen en -Dürer maakte van die gelegenheid gebruik om zich in een afgelegen -nis bij het venster terug te trekken en zijn oogen te laten gaan over -de drukte op het Marcusplein, waarnaar hij steeds met evenveel -belangstelling keek.</p> -<p>Na eenige oogenblikken hoorde hij een zijden kleed in zijn nabijheid -ruischen en toen hij zich omkeerde, zag hij een jonge, schoone -Venetiaansche, die hem niet zonder verlegenheid en met bewondering -aanzag. <span class="pagenum">[<a id="pb57" href="#pb57" name="pb57">57</a>]</span></p> -<p>“Zijt gij vermoeid dat gij zoo de eenzaamheid opzoekt?” -vraagde zij.</p> -<p>Dürer glimlachte. “Signor Varini geeft zijn gasten ook -zoo veel te genieten,”</p> -<p>“Gij zijt een Duitscher”, sprak Signora Bella met een -guitig lachje, “en de Duitschers zijn spoediger bevredigd dan -wij, Italianen.”</p> -<p>Dürer keek met welgevallen naar deze bekoorlijke jonkvrouw; de -klank harer stem en haar manier van spreken trokken hem zeer aan en -daarom noodigde hij haar beleefd uit plaats te nemen. Bella deed dit -gaarne en sprak: “Ik zou nog veel meer van Duitschland willen -hooren. Is het niet een erg ruw, onherbergzaam land? Hoe is het -mogelijk, dat de kunst kan bloeien onder dien grauwen hemel, vooral -<i>uw</i> kunst, meester Dürer? Gij moest het zonnige Italië -tot uw woonplaats kiezen, dan zou uw talent tot zulk een volkomene -ontwikkeling geraken!”</p> -<p>“Gij hebt gelijk, Signora,” antwoordde Dürer met -een hoffelijke buiging.</p> -<p>“Het zonnige, kleurrijke Zuiden is bevorderlijker voor den -bloei der kunst dan het ruwe, grijze noorden; maar de kunst is als de -denneboom, die welig tiert op den vruchtbaren boschgrond der dalen, -maar ook op de steile, dorre rotshoogten tot vollen wasdom komt. Denk -eens aan de Rijnstreek en de Nederlanden, denk aan Boheme<a class="noteref" id="xd25e1184src" href="#xd25e1184" name="xd25e1184src">1</a> -en aan mijn geboorteplaats<a class="noteref" id="xd25e1187src" href="#xd25e1187" name="xd25e1187src">2</a>, <span class="pagenum">[<a id="pb58" href="#pb58" name="pb58">58</a>]</span>op hoeveel groote -meesters kan men zich daar niet beroemen en welke heerlijke -kunstproducten heeft hun hand geschapen!”</p> -<p>“Goed gezegd!” riep Bella uit, “Van de meesters -der scholen van Keulen en Brugge<a class="noteref" id="xd25e1197src" -href="#xd25e1197" name="xd25e1197src">3</a> heb ik verscheidene werken -gezien, ook van de Praagsche kunstenaars en alle wekten evenzeer mijn -bewondering.”</p> -<p>“O, hebt gij zooveel kennis van de kunst en liefde tot -haar!” riep Dürer uit, die zijn belangstelling in de Signora -voortdurend voelde toenemen.</p> -<p>Bella lachte en tusschen haar lippen glinsterden haar kleine, -ivoorwitte tanden.</p> -<p>“Het rijk van het schoone was van mijn jeugd af aan de wereld, -waarin ik leefde, en ik voel een vurigen eerbied en bewondering voor de -priesters der kunst … Hoe lang zwerft gij reeds op uw -reizen rond?”</p> -<p>“Reeds meer dan drie jaren,” antwoordde Dürer.</p> -<p>“O, wat moet gij dan veel hebben gezien! En als gij niet te -veel vermoeid zijt, zoudt gij mij een groot genoegen doen, mij er iets -van te willen vertellen.”</p> -<p>“Heel gaarne, Signora,” verzekerde Dürer, die zich -meer en meer tot deze discipelin der kunst voelde aangetrokken. -“Eerst ben ik westwaarts getrokken <span class="pagenum">[<a id="pb59" href="#pb59" name="pb59">59</a>]</span>en wel naar Colmar om -kennis te kunnen maken met Martin Schongauer,<a class="noteref" id="xd25e1215src" href="#xd25e1215" name="xd25e1215src">4</a> dien grooten -meester, die mij in mijn leerjaren van groot nut is geweest en mij -steeds met zijn kunst heeft bezield. Van de eene stad ben ik naar de -andere getrokken, hier en daar eenigen tijd vertoevend, totdat ik -Colmar bereikte, om toen te bemerken, dat ik te laat kwam en dat -meester Schongauer reeds twee jaar in het graf rustte. Zijn broeders -evenwel ontfermden zich over mij en hielden mij bij zich, om mij veel -te laten zien van hetgeen de meester had nagelaten. Uit dankbaarheid -schonk ik hun verscheidene mijner werken en zij betuigden, dat het hun -was alsof hun broeder ze met eigen hand had geschilderd. Daarna ben ik -een heel eind langs den Rijn getrokken, maar nergens vond ik, wat ik -zocht voor mijn studie, want het was daar treurig met de kunst -gesteld.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e1219" title="Niet in bron">“</span>De groote meesters waren gestorven, en die -nu het penseel voerden, beteekenden niet veel, daarom was al mijn -verlangen op Italië gericht, en in het bijzonder op Venetië, -waarvan te Neurenberg altijd met zooveel lof wordt gesproken door de -kooplieden die men steeds hier kan vinden in het Duitsche -handelshuis<a class="noteref" id="xd25e1222src" href="#xd25e1222" name="xd25e1222src">5</a> en die zooveel wonderheerlijks van de stad der -lagunen te vertellen hebben.” <span class="pagenum">[<a id="pb60" -href="#pb60" name="pb60">60</a>]</span></p> -<p>“En zijt gij het met hun verhalen eens?” vraagde -Bella.</p> -<p>Albrecht knikte bevestigend. “Het is mij alsof ik in een -wonderland ben. Mijn oogen zijn verblind door den glans van al het -schoone. Het is verbazend zooals de kunst hier alles beheerscht! -Neurenberg moet zich slechts met één groot kunstenaar, -mijn leermeester, vergenoegen;—en hier in Venetië vindt men -een aantal kunstenaars, die om den voorrang strijden, die elkaar niet -navolgen, doch waarvan elk origineel is in manier van werken en -opvatting.”</p> -<p>“En wien bewondert gij het meest?” vraagde Bella. -“De Bellini’s, of Bartolomeo, Vivarini, Marco Marziale, de -Barbari’s of Andrea Mantegna?”</p> -<p>“Dien gij daar in de laatste plaats noemt,” antwoordde -Albrecht. “De anderen begrijp ik minder goed, hoezeer ik ze ook -bewonder; ik kan mij moeilijk indenken in hun gedachten. Maar wat -meester Mantegna heeft geschilderd, dat begrijp ik en ik voel, dat er -zielsverwantschap tusschen ons bestaat, indien het tenminste den -mindere tegenover den meerdere past zoo iets te zeggen.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e1235" title="Niet in bron">“</span>Menig uur heb ik reeds doorgebracht met -het copieeren zijner werken om ze mee naar huis te kunnen -nemen.”</p> -<p>“Is het uw plan hier te Venetië alleen te studeeren en -niet te toonen, wat uw penseel reeds vermag te scheppen?” vraagde -de Signora verder.</p> -<p>Albrecht glimlachte: “Nu en dan als ik iets zie, dat mij boeit -en bezielt, grijp ik het penseel en tracht het weer te geven volgens -mijn eigen opvatting.” <span class="pagenum">[<a id="pb61" href="#pb61" name="pb61">61</a>]</span></p> -<p>“Hebt gij hier ook portret geschilderd?”</p> -<p>“Ja, ook dat, nu en dan.”</p> -<p>Bella zweeg en keek den Duitschen schilder aan, alsof zij wilde -zeggen: “Ik zou wel eens aan mijn portret willen zien, waartoe de -Duitsche kunst in staat is.”</p> -<p>Dürer begreep dien blik en reeds zweefde een toestemmend -antwoord op zijn lippen. Hij was geheel onder den invloed dezer -Italiaansche; eerst hadden haar kunstkennis en enthousiasme hem -aangetrokken en langzamerhand was hij ook onder de bekoring van haar -betooverende persoonlijkheid geraakt. Welk een heerlijke arbeid die -schitterende, zwarte oogen vol uitdrukking, die blozende wangen, die -klassiek gevormde neus en vriendelijke, roode lippen op het perkament -te brengen! En daarbij de muziek harer taal te hooren en naar haar -bekoorlijk gebabbel te kunnen luisteren, hoe verrukkelijk moest dat -zijn! Een oogenblik zag hij haar diep in de oogen en gaf zich geheel -over aan de bekoring, die van haar uitging, doch toen ondervond hij -plotseling een zeer pijnlijke gewaarwording, die hem een donkeren blos -op de wangen joeg.</p> -<p>Hij voelde dat hij hier den wensch des kunstenaars moest opofferen, -en hij beschouwde zijn vurige bewondering voor deze Italiaansche -schoone als ontrouw jegens haar, wier beeltenis in het diepste -heiligdom zijns harten leefde.</p> -<p>Deze gedachte dwong hem een eind te maken aan het gesprek. Hij stond -op, boog beleefd voor de Signora <span class="pagenum">[<a id="pb62" -href="#pb62" name="pb62">62</a>]</span>en begaf zich weer bij het -gezelschap, dat reeds naar hem had uitgezien.</p> -<p>Toen hij afscheid nam, vraagde Bella’s broeder toestemming om -den inhoud zijner portefeuilles te mogen komen zien en zijn zuster mee -te brengen.</p> -<p>Dürer antwoordde toestemmend en ontving daarvoor een dankbaren -blik uit Bella’s oogen.— —</p> -<p>Twee dagen later begaf Signor Carlo zich met zijn zuster naar het -huis, waar de Duitsche schilder zijn intrek had genomen.</p> -<p>De waardin betuigde haar spijt: “Hij is niet thuis.”</p> -<p>Bella verborg haar teleurstelling niet en Carlo vraagde, of zij -misschien toch zijn kamer mochten zien.</p> -<p>De vrouw zag er geen bezwaar in om de gasten binnen te laten, daar -het vertrek niet was afgesloten.</p> -<p>Zij waren verrukt over het schoone arrangement. Aan den muur hing -een groot aantal schilderijen, die zij ternauwernood een blik gunden, -want al hun aandacht werd terstond in beslag genomen door een portret, -dat midden in de kamer op een schildersezel stond.</p> -<p>“Dat is hij zelf!” riepen broeder en zuster als uit -één mond en Carlo voegde erbij: “Wat een -meesterstuk!”</p> -<p>Ja, hier had Albrecht Dürer het beste gegeven wat hij had. Het -edele, mannelijk schoone gelaat met zijn donkerblauwe oogen zag den -toeschouwer zoo ernstig aan en de indruk werd nog verhoogd door de -prachtige kleedij. Een rood kapje dekte de bruine, golvende haren, de -kraag om zijn hals was met een met goud gestikten zoom versierd, linten -van perzikkleur sloten de opengespleten mouwen en over de borst was een -<span class="pagenum">[<a id="pb63" href="#pb63" name="pb63">63</a>]</span>schilderachtige draperie van grijs-blauw, met gele -koorden afgezet.</p> -<p>“Wat voor een blauwe bloem heeft hij daar in zijn -rechterhand?” vraagde Carlo, terwijl hij langen tijd in zwijgende -bewondering verdiept het portret had bekeken. “Wat zou hij -daarmee willen zeggen?”</p> -<p>“Zie eens, daarboven heeft hij iets geschreven, dat verklaart -het misschien,” merkte Bella op.</p> -<p>Carlo trad er dicht bij en las toen: “<span lang="de">Mein -Sach die gaht, als es oben staht.</span><a class="noteref" id="xd25e1287src" href="#xd25e1287" name="xd25e1287src">6</a><span class="corr" id="xd25e1289" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>“Dat is niet duidelijk,” sprak hij hoofdschuddend, -“wie kan dat verklaren.” Daarbij keek hij vragend naar de -waardin, die zwijgend op den drempel was blijven staan.</p> -<p>“Die Duitsche schilder is een zeer vrome man,” -antwoordde zij. “Toen ik hem vraagde, wat deze woorden -beteekenden, wees hij naar boven en zei: <span class="corr" id="xd25e1296" title="Niet in bron">“</span>God in den hemel is mijn -hoop en mijn vertrouwen; in Zijn handen stel ik mijn leven en al wat ik -heb.” Maar toen ik ook naar de beteekenis van die blauwe bloem -vraagde, wendde hij zich met een blos af en sprak: “die bloem -heet bij ons “mannentrouw.”<span class="corr" id="xd25e1299" title="Niet in bron">”</span> Ik denk, dat er in het -vaderland een aardig meisje met liefde aan hem denkt en dat hij haar -gevoelens met evenveel trouwe liefde beantwoordt.” Bella keerde -zich om en bekeek de andere schilderstukken; de uitdrukking van haar -gelaat was geheel veranderd en haar blikken dwaalden, zonder te zien, -van het <span class="pagenum">[<a id="pb64" href="#pb64" name="pb64">64</a>]</span>eene schilderij naar het andere. Kort daarop drong -zij er op aan te vertrekken—men was toch waarlijk ook reeds te -lang gebleven.</p> -<p>Haar broeder voldeed niet zonder tegenzin aan haar wensch en hij -verwonderde zich onder het naar huis gaan over de stilheid van zijn -anders zoo vroolijke, spraakzame zuster.</p> -<p>Dürer vernam bij zijn thuiskomst het bezoek, dat in zijn -afwezigheid aan zijn werkplaats was te beurt gevallen, en dacht, dat de -beide bezoekers het zouden herhalen, doch hij wachtte tevergeefs en zag -het schoone gelaat der Signora niet meer terug.</p> -<p>In plaats van haar kwam kort daarop een landgenoot, de koopman -Tucher uit Neurenberg, die hem de groeten zijner familie overbracht en -de tijding, dat zij het thuis allen goed maakten.</p> -<p>Ook hij was vol lof over het eigenhandig geschilderd portret van den -kunstenaar en vraagde na eenige oogenblikken; “Maar waarom hebt -gij dit groote portret op perkament in plaats van op paneel -geschilderd?”</p> -<p>“Omdat het dan kan worden opgerold en gemakkelijk worden -verzonden,” antwoordde Dürer. “En ik heb een -vriendelijk verzoek aan u. Wilt gij het mee naar Neurenberg nemen en -het mijn vader met een briefje overhandigen?” De koopman had er -niets op tegen en reeds enkele dagen later was het portret op weg naar -Neurenberg.</p> -<p>Tucher had wel eens gaarne willen weten, wat er in het briefje -stond, want hij vermoedde wel, voor wie het portret eigenlijk was -bestemd. In geheel <span class="pagenum">[<a id="pb65" href="#pb65" -name="pb65">65</a>]</span>Neurenberg was het geen geheim meer waarom -jonkvrouw Agnes Frey sedert Albrecht Dürers vertrek zoo stil was -geworden en uit het feit, dat de oude meester Dürer den heer Hans -Frey dikwijls bezocht, begreep men het overige.</p> -<p>Tucher had tegelijkertijd den jongen kunstenaar te kennen gegeven, -dat het de wensch zijns vaders was, dat hij nu eens zijn terugkomst -moest bepalen, en aan dien wensch gehoor gevende, zeide Albrecht -spoedig daarop Venetië vaarwel en trok wederom noordwaarts naar -Tyrol.</p> -<p>Opgewekt reisde hij verder—hij ging immers naar huis om allen, -die hij liefhad, terug te zien na een vierjarige afwezigheid. Maar het -Tyrolerland was te schoon om er snel door te reizen. Hoe mild had hier -de Schepper Zijn heerlijkheid ten toon gespreid; hoe genoot hier het -oog van den kunstenaar, die het schoone beter dan iemand anders weet te -ontdekken en te waardeeren. Menigmaal voelde hij zich gedrongen stil te -houden en met teekenstift of penseel een schets te nemen van het -schoone en opmerkenswaardige, dat de natuur aanbood. Soms was het een -boomgroep, of een rotsachtig gedeelte, dan weer een landschap, een -burcht of een stad.</p> -<p>Zijn hart klopte luider toen hij aan de bergpas kwam, waardoor -eenmaal zooveel zijner landgenooten waren getrokken en met hun bloed -den bodem hadden gedrenkt: de Venetiaansche kloof. Hij kon het niet van -zich verkrijgen verder te gaan, voordat hij deze romantische plek -geschetst in zijn portefeuille <span class="pagenum">[<a id="pb66" -href="#pb66" name="pb66">66</a>]</span>kon meenemen. Ook vertoefde hij -lang op een hoogte bij Triënte om vol geestdrift die -schilderachtig gelegen stad in haar geheel met frissche kleuren weer te -geven. En toen hij Innsbruck naderde juichte zijn ziel bij den aanblik -van deze parel van Tyrol en terstond kwamen palet en penseelen weder -voor den dag. Hij nam het gezicht op deze stad van de noordzijde, -zoodat de Inn den voorgrond inneemt en dicht langs de huizen stroomt, -die zich in den vloed weerspiegelen. Op den achtergrond verheffen zich -majestueus de sneeuwbergen in het zachte blauw des hemels, waarin -kleine, witte wolkjes zweven.</p> -<p>Meer en meer naderde Albrecht de Beiersche grenzen. Nu bleven de -penseelen weggeborgen en zijn hart ging open, toen hij voor het eerst -zijn eigen taal in de ooren hoorde klinken. O Vaderland! gij heerlijk! -innig geliefd woord! <span class="pagenum">[<a id="pb67" href="#pb67" -name="pb67">67</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1184" href="#xd25e1184src" name="xd25e1184">1</a></span> In -Boheme: Theodoric van Praag, Nicolaas Wurmser, Thomas van -Mutina. <a class="fnarrow" href="#xd25e1184src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1187" href="#xd25e1187src" name="xd25e1187">2</a></span> De -bloeitijd der Oud-Neurenbergsche school was in de 14e eeuw—die -van de school van Keulen iets later, de belangrijkste namen daaraan -verbonden zijn meester Wilhelm en meester Stephanus 1451. Men vindt een -schilderij van dezen laatste in de koorkapel van den <span class="corr" -id="xd25e1189" title="Bron: Keulschendom">Keulschen -dom</span>. <a class="fnarrow" href="#xd25e1187src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1197" href="#xd25e1197src" name="xd25e1197">3</a></span> Aan -Brugge komt de eer toe de gebroeders van Eyck tot woonplaats te hebben -gediend en hun meesterwerken te zien ontstaan; zij verbeterden de -verven door toebereiding met olie. Ook Memlinc woonde te Brugge en -schonk zijn beroemde Ursulakast aan het St. Janshospitaal aldaar; hij -stierf in 1499. (Vert.) <a class="fnarrow" href="#xd25e1197src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1215" href="#xd25e1215src" name="xd25e1215">4</a></span> Martin -Schongauer of Martin Schön 1420–1488 (Zwaabsche school) -leerling van Rogier van der Weyden, werd van goudsmid kopergraveur en -schilder, en vereenigde een schitterend koloriet met fijnheid en -zekerheid van lijn en vorm. (Vert.) <a class="fnarrow" href="#xd25e1215src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1222" href="#xd25e1222src" name="xd25e1222">5</a></span> -Venetië was voor Neurenberg en Augsburg het tusschenstation voor -den handel met het Oosten. (Vert.) <a class="fnarrow" href="#xd25e1222src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1287" href="#xd25e1287src" name="xd25e1287">6</a></span> -“Wat God mij doet, dat is mij goed.” <a class="fnarrow" href="#xd25e1287src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch8" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e256">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK VIII.</h2> -<h2 class="main">VERVULDE WENSCHEN.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een morgen in Juni van het jaar 1494 werd de -koperen klopper drie malen op de huisdeur van den heer Hans Frey -neergelaten, en daar stonden meester Dürer en zijn zoon, uitgedost -in hun schoonste kleedij. Zij werden klaarblijkelijk verwacht, want al -de huisgenooten waren eveneens in feestgewaad; alles in huis blonk en -glom en op de tafel in de ruime woonkamer stond een heerlijke ruiker -witte en roode rozen.</p> -<p>Toen de klopper zich liet hooren, verlieten de moeder en dochters -het vertrek en de heer des huizes trad op den drempel om de -binnenkomenden te verwelkomen. De begroeting had met veel ernst en -deftigheid plaats en meester Dürer en zijn zoon traden binnen.</p> -<p>“Veroorloof mij te vragen, wat u hierheen voert?” begon -Hans Frey op afgemeten toon. Hij wist wel met welk doel de beide mannen -waren gekomen, <span class="pagenum">[<a id="pb68" href="#pb68" name="pb68">68</a>]</span>maar het was in dien tijd het gebruik deze -vormelijke vraag te doen.</p> -<p>Op even deftige wijze antwoordde meester Dürer: “God geve -u en uw huis heil en voorspoed! Ik kom tot u voor mijn oudsten zoon -Albrecht, die na zijn terugkomst uit den vreemde niet meer aan anderen -ondergeschikt behoeft te zijn, en nu van plan is een eigen huis in te -richten en daarin een huisvrouw binnen te leiden. Aangezien hij -hiervoor de oogen op uw oudste dochter heeft geslagen, en het -genoegzaam is bekend, dat de jonkvrouw hem genegen is, zoo kom ik uit -zijn naam u vragen, heer Hans Frey, of gij uw dochter Agnes aan mijn -zoon Albrecht ten huwelijk wilt geven.”</p> -<p>Hans Frey kuchte even en antwoordde toen: “Met lof spreekt een -ieder over uw zoon, meester Dürer, niet alleen wat zijn kunst -betreft, maar ook om zijn deugdzamen, reinen levenswandel. Gaarne geef -ik dus gehoor aan uw verzoek en ik stem toe in het huwelijk mijner -dochter met uw zoon Albrecht.”</p> -<p>De mannen drukten elkaar de hand en daardoor werd de verloving -bekrachtigd, want in dien tijd had de vader het recht de hand zijner -dochter te schenken aan wien hij wilde. Doch zij werd niet beschouwd -als een willooze koopwaar, zooals nog vroeger het geval was, neen, de -tijden waren ook in dit opzicht beter geworden, men had meer eerbied -gekregen voor de rechten der vrouw en daarom werden de wenschen der -dochter wel degelijk in acht genomen en besliste men na haar zelve -ernstig te hebben geraadpleegd. <span class="pagenum">[<a id="pb69" -href="#pb69" name="pb69">69</a>]</span></p> -<p>Nu ging Hans Frey naar de aangrenzende kamer en wenkte Agnes, die -daarop met neergeslagen oogen, blozende wangen en kloppend hart op den -drempel verscheen.</p> -<p>“Zie,” sprak haar vader, “het is om uwentwil, dat -wij heden bezoek ontvangen van meester Dürer, die voor zijn zoon -Albrecht uw hand komt vragen. En nadat ik mijn vaderlijke toestemming -heb gegeven, vraag ik eerst aan u, Albrecht Dürer, begeert gij -mijn dochter Agnes tot uw wettige huisvrouw?”</p> -<p>Het antwoord werd met luide stem gegeven: “Ja, van ganscher -harte!” Nog tweemaal herhaalde Hans Frey zijn vraag en telkens -volgde daarop hetzelfde antwoord.</p> -<p>Daarop wendde de vader zich tot zijn dochter en vraagde op dezelfde -wijze: “Agnes, begeert gij den jongen Albrecht Dürer tot uw -wettigen echtgenoot?” Ook uit haar mond klonk het, wel minder -luid, doch even vurig: “Ja, van ganscher harte,” en zoo tot -driemaal toe.</p> -<p>Toen legde haar vader hun beider handen in elkaar en de zijne er op -leggende, sprak hij: “Albrecht, ik vertrouw Agnes aan u toe, -evenals Christus de sleutels van het Rijk des hemels aan Petrus heeft -toevertrouwd. Agnes, ik vertrouw u Albrecht toe, evenals Christus aan -Petrus de sleutels van het Rijk des hemels heeft toevertrouwd.” -Toen nam hij een zwaard uit den hoek, zette een hoed op de punt en stak -een gouden ring aan het gevest, nam daarna een mantel en een penning en -voerde de verloofde tot haar <span class="pagenum">[<a id="pb70" href="#pb70" name="pb70">70</a>]</span>bruidegom met de woorden: -“Hiermee geef ik mijn wettig kind over in uw trouw en genade, en -vraag u ter wille van het vertrouwen, waarmee ik haar aan u afsta, dat -gij een rechtvaardig en goedertieren leidsman en een trouw beschermer -voor haar zult zijn.”</p> -<p>De bruigom hief plechtig de hand op met den eed: “Ik zweer het -voor het aangezicht van den alomtegenwoordigen God!”</p> -<p>“Neem haar dan tot uw echtgenoot, haar, die gij hebt -uitverkoren!” sprak Hans Frey en nu trapte de bruigom zijn bruid -op haar voet, om daarmee te toonen, dat hij haar heer en meester was, -maar daarna sloot hij haar in zijn armen als bewijs, dat zijn -heerschappij zacht en liefdevol zou zijn en gaf hij haar den -verlovingskus.</p> -<p>Een paar uren later was de ruime huiskamer gevuld met de -verschillende familieleden der verloofden, die allen hun gelukwenschen -en geschenken kwamen aanbieden; deze laatsten echter moesten binnen -zekere grenzen blijven volgens ingewortelde, overdreven bemoeizucht der -stedelijke regeering, die hierop strenge beperkingsverordeningen had -uitgevaardigd.</p> -<p>Het was alleen aan de beide naastbestaanden veroorloofd de bruid een -gouden ketting ter waarde van achttien gulden en een zilveren gesp tot -den prijs van vijftien gulden op zijn hoogst te schenken.</p> -<p>Aan een welvoorzienen disch bleven de gasten gezellig bijeen tot den -avond en op aller gezichten stond te lezen, hoezeer men was ingenomen -met deze belangrijke gebeurtenis. <span class="pagenum">[<a id="pb71" -href="#pb71" name="pb71">71</a>]</span></p> -<p>Hans Frey, hoe rijk en gezien ook in de oogen aller ingezetenen, zag -volstrekt geen vernedering in het huwelijk zijner dochter met den zoon -van een goudsmid; hij, de begaafde man, zelf bedreven in de kunst, -voornamelijk in zang en spel, rekende het zich tot eer, de hand zijner -dochter te mogen schenken aan een man, van wien hij voor de kunst de -grootste verwachtingen koesterde. Meester Dürer was bovenmate -verheugd en dankbaar, dat zijn zoon zulk groot geluk was ten deel -gevallen, en al zag hij in het begin wel een weinig op tegen den omgang -met deze aanzienlijke familie, spoedig voelde hij zich bij hen geheel -thuis door de welgemeende vriendelijkheid, waarmee men hem tegemoet -kwam.</p> -<p>Het gelukkigst van allen waren natuurlijk de beiden, die het -middelpunt der algemeene vreugde uitmaakten. Hun wederzijdsch, -stilzwijgend verlangen was nu bevredigd, ze konden elkander nu vrijuit -vertellen, hoe lief zij elkaar hadden en met verrukking hoorde Albrecht -de bekentenis van Agnes, dat zij hem als knaap reeds in stilte heel -gaarne mocht lijden.—</p> -<p>Den 7<sup>den</sup> Juli op St. Margriet, werden de deuren der -Sebalduskerk geopend voor een deftigen stoet: Albrecht Dürer -geleidde zijn lieve bruid naar het altaar. Beide trokken aller blikken -tot zich en vol bewondering was men het hierover eens, dat nooit een -mooier paar deze kerk had betreden.</p> -<p>Hoe schoon kwam Albrecht Dürers statige gestalte uit in het -blauw fluweelen wambuis, den zwarten met bont afgezetten mantel en hoe -goed stond hem <span class="pagenum">[<a id="pb72" href="#pb72" name="pb72">72</a>]</span>de met goud doorvlochten bruigomskroon van -sterkriekende kruiden! En hoe lief zag de bruid er uit in haar wit -zijden kleed, waarvan de lange sleep met blauw fluweel en schitterende -paarlen was omzoomd; hoe liefelijk was de blos op haar wangen onder den -bruidkrans van rozemarijn met vergulde bladeren!</p> -<p>Het jonge paar werd gevolgd door een langen prachtigen stoet van -bruidsjuffers en jonkers en verdere bruiloftsgasten.</p> -<p>Onder plechtige orgelmuziek trad het jonge paar voor het altaar, -waar hun door den priester de vraag werd gedaan, of zij elkaar -wenschten te huwen en elkander trouw wilden blijven tot in den dood; -waarop hij hun handen vereenigde en hen zegende met de woorden: Ego -coniungo vos in nomine Patris et Filii et spiritus sancti. Amen. Daarop -maakte hij over hen het teeken des kruises, besprenkelde hen met -wijwater, stak hun den gouden ring aan den vinger en besloot de -plechtigheid met een gebed, waarop het koor de huwelijksmis -aanhief.</p> -<p>Intusschen waren in de groote zaal van het raadhuis een groot aantal -tafels aangericht voor het bruiloftsmaal. Het bruidspaar nam aan de -middelste plaats met de beide ouderparen, den overigen werd een plaats -aangewezen volgens rang en geslacht. Terzijde zaten de muzikanten, die -de gasten met hun deuntjes opvroolijkten.</p> -<p>Aan elke tafel dienden twee schenkers, en een omroeper ging van de -eene tafel naar de andere, om <span class="pagenum">[<a id="pb73" href="#pb73" name="pb73">73</a>]</span>in fraaie rijmpjes tot eten uit te -noodigen—dat was zoo de gewoonte.</p> -<p>Als de muziek ophield, kwam de hansworst om met zijn grappen de -vroolijkheid te verhoogen—trouwens, hij had zich die moeite -kunnen besparen, want voortdurend nam de luidruchtigheid toe en de -muzikanten hadden het overdruk om met hun trompetten en pauken al de -toasten te beantwoorden.</p> -<p>Nadat men ruimschoots had genoten van de spijzen en dranken, had de -brandschatting plaats. Het eerst verscheen de kok met den schotel, die -bij de gasten moest rondgaan en waarin de gaven moesten worden gelegd. -Met hetzelfde doel kwam de keldermeester met zijn drinkhoorn, de -braadspitdraaier, de vrouw, die de vaten moest wasschen, en eindelijk -de armvoogd met de bus voor de arme luitjes; allen werden rijkelijk -bedeeld met klinkende munt.</p> -<p>Na afloop van den maaltijd kwam een der bedienden met een zilveren -schaal en een meid met een handdoek, en gingen beurt voor beurt naar -elk der gasten, om hen uit te noodigen hun handen te wasschen. Nadat -hieraan was gehoor gegeven, was het trompetgeschal het sein, dat men -zich voor het dansen naar de benedenzalen moest begeven, terwijl de -bruiloftsoep, waarvoor de vader van de bruid een vetten os ten -geschenke had gegeven, werd verzonden aan de kerkdienaars, de -raadsbedienden, de zieken in het hospitaal en eveneens aan de -doortrekkende reizigers in de herbergen. Het was ’s avonds laat, -toen men het jonge echtpaar met fakkellicht <span class="pagenum">[<a id="pb74" href="#pb74" name="pb74">74</a>]</span>naar het -huis van den vader der bruid begeleidde.</p> -<p>Maar daarmee waren de feestelijkheden niet afgeloopen; den volgenden -dag namen ze daarentegen nog toe. Reeds in den vroegen morgen -verschenen de gasten weer om hun geschenken aan te bieden. Het eerst -van allen was de bruigom in het vertrek der bruid binnengetreden om -haar het eerste geschenk te brengen: een kostbare parure van goud met -echte parelen, robijnen en smaragden, een meesterstuk van den ouden -Dürer en een verrukkelijk schilderij van zijn eigen hand, een -landschap in Tyrol. De overige gasten wedijverden met elkaar in -bewijzen hunner liefde en achting, waaraan geen einde scheen te zullen -komen. Daarna ging men wederom gezamenlijk ter kerke, en nu droeg de -jonge vrouw het haar niet meer loshangend zooals tot nu toe, doch -opgebonden onder een muts, als bewijs dat zij nu het huwelijksjuk -droeg. Na de mis legde het jonge echtpaar hun gave op het altaar en -ontving den nazegen.</p> -<p>Na deze kerkelijke plechtigheid trok men weer naar het raadhuis, om -zich daar nogmaals te vereenigen aan een welvoorzienen disch, die in -pracht en overvloed den eersten nog overtrof en een bewijs was van den -grooten rijkdom van Hans Frey.</p> -<p>Na afloop daarvan ging men onder vroolijken zonneschijn naar de -veste, waar onder de linde op het voor ieder toegankelijke plein, met -dansen de feestelijkheden zouden worden besloten.</p> -<p>Evenals den vorigen avond was het laat, toen de fakkels weder werden -aangestoken om het jonge paar <span class="pagenum">[<a id="pb75" href="#pb75" name="pb75">75</a>]</span>naar huis te begeleiden. Nu ging men -evenwel niet naar het ouderlijke huis der bruid, maar naar de woning -van den ouden meester Dürer, want Albrecht volgde niet het gebruik -om bij zijn schoonvader te gaan inwonen, maar verkoos het huis zijner -ouders, omdat hij dan steeds in de nabijheid van zijn ouden, -gebrekkigen vader kon zijn en zijn kinderplicht tegenover den grijsaard -beter vervullen.</p> -<p>Het was wel wat bekrompen wonen in het huis van meester Dürer -en deze keek zijn schoondochter wel eens met bezorgden vragenden blik -aan, omdat hij vreesde, dat het haar, die zooveel weelde was gewend, -moeilijk zou vallen zich in deze bescheiden omstandigheden te -schikken—doch zijn vrees was ongegrond: Vrouwe Agnes was volkomen -tevreden met de beperkte ruimte, nu zij die deelen mocht met den man, -met wien zij onuitsprekelijk gelukkig was. <span class="pagenum">[<a id="pb76" href="#pb76" name="pb76">76</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch9" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e265">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK IX.</h2> -<h2 class="main">HET HUWELIJKSLEVEN.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">De ondergaande Aprilzon wierp haar purperen gloed in -de werkplaats van Albrecht Dürer, waar de kunstenaar met zooveel -inspanning en ijver aan een groot stuk schilderde, dat de zweetdroppels -op zijn voorhoofd parelden.</p> -<p>Er werd aan de deur geklopt en eenigszins ontstemd over de stoornis -keek de schilder van zijn werk op, doch dadelijk hernamen zijn oogen -hun vriendelijke uitdrukking, toen hij in den binnenkomende zijn ouden -leermeester herkende.</p> -<p>“Zijt gij nog zoo laat aan den arbeid?” vraagde -Wolgemut. “Gij moest uw oogen meer sparen.”</p> -<p>“Ik heb haast,” antwoordde Dürer, “want het -is nog slechts drie dagen vóór het feest ter eere der -tentoonstelling van de rijksinsignes en -kleinoodiën.”<a class="noteref" id="xd25e1433src" href="#xd25e1433" name="xd25e1433src">1</a> <span class="pagenum">[<a id="pb77" href="#pb77" name="pb77">77</a>]</span></p> -<p>“Wilt gij daar deze schilderij ten verkoop aanbieden? Nu, gij -zult er ongetwijfeld eer mee inleggen. ’t Is een meesterstuk. O -wat heeft God u bevoorrecht! Ik zou bijna jaloersch worden, als ik zie -hoever de leerling den meester boven het hoofd is gegroeid; doch -Johannes de Dooper bewaart mij voor nijd en afgunst.”</p> -<p>“Johannes de Dooper?” vraagde Dürer verwonderd.</p> -<p>“Ja zeker!” knikte Wolgemut. “Niet lang geleden -las ik in den bijbel van Anton Koburger en ik was getroffen door een -tekst, die mij mijn tevredenheid terug gaf. Het was in het derde -hoofdstuk van het Evangelie van Johannes, waarin ik las, dat de Dooper -tot hen, die niet konden verdragen, dat Jezus van Nazareth hun leeraar -in de schaduw stelde, zeide: “Hij moet wassen en ik moet minder -worden.” Hoe ootmoedig was hij en toch hoe groot juist daardoor, -dat hij zich zoo vernederde! En ik wil hem navolgen en hem gelijk -trachten te worden, opdat ik mij van ganscher harte daarin kunne -verheugen, dat de discipel meer is dan zijn leermeester. God zegene -u!—En hoe gaat het overigens, Albrecht?”</p> -<p>“Mij gaat het goed, meester,” antwoordde Dürer, -“ik heb alle reden om God te danken voor Zijn goedheid, want ik -ben gezond en vol moed en levenslust, al heb ik in den laatsten tijd -vrij wat onaangenaamheden ondervonden door mijn gezellen, die met mijn -schilderwerk rondreizen. Velen hunner blijken schelmen te zijn, die -zeer ontrouw hebben gehandeld met het werk, dat ik aan hun zorgen had -toe vertrouwd, <span class="pagenum">[<a id="pb78" href="#pb78" name="pb78">78</a>]</span>en mij slechts een klein deel der opbrengst hebben -gebracht. Een ander, wien ik geld had geleend, heeft mij ook -schandelijk bedrogen. Doch hoewel ik door deze wederwaardigheden veel -schade heb geleden en de zorg voor mijn ouders en jongere broeders op -mij neerkomt, zoo heb ik door Gods goedheid steeds alles gehad wat -noodig was en nooit gebrek geleden.”</p> -<p>“Hoe gaat het met uw vader?” vraagde Wolgemut -deelnemend. “Ik heb gehoord, dat hij ziek te bed ligt.”</p> -<p>Dürer knikte toestemmend: “Hij ligt reeds vijf dagen te -bed. De acht-en-zestig-jarige is zeer zwak en mag maar heel weinig in -de werkplaats arbeiden. Zijn oogen zijn slecht en zijn handen beven; -Andreas mijn broeder, is nu veel aan zich zelf overgelaten, maar het is -een flinke knaap, die bij vader goed heeft geleerd. Ik dank God, dat -Hij mij mijn Agnes heeft gegeven! Zij helpt mijn moeder zoo trouw met -oppassen en verpleegt den ouden man, alsof hij haar eigen vader -ware.”</p> -<p>“Ja,” sprak Wolgemut, “het verblijdt mij ook zoo, -dat God u in haar zulk een heerlijken schat heeft gegeven. Houd haar in -eere!”</p> -<p>“Die vermaning is waarlijk niet noodig,” antwoordde -Dürer glimlachend, “want ik weet zelf het best welk een -kostbaar kleinood zij is.”</p> -<p>Wolgemut trad nu dicht bij den ezel om het werk nauwkeurig te kunnen -beoordeelen, en daarna sprak hij: “Het is dus uw plan het op het -feest ten verkoop ten toon te stellen? Dan zult gij u moeten -<span class="pagenum">[<a id="pb79" href="#pb79" name="pb79">79</a>]</span>haasten want ik zag reeds een groote menigte -vreemdelingen voor het feest aankomen.”</p> -<p>Dit feest was ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en -kleinoodiën, waarvan Neurenberg, als middenpunt van het Duitsche -rijk, de eer genoot die te mogen bewaren. Jaarlijks, in de lente, -werden die kleinoodiën aan het volk vertoond en sinds de regeering -van koning Sigismund werd er bij deze gelegenheid een groote jaarmarkt -of kermis gehouden, die zooveel menschen uit alle deelen des lands -trok, dat er in de herbergen nauwelijks plaats genoeg was.</p> -<p>Meester Wolgemut bleef nog eenigen tijd met zijn voormaligen -leerling praten, totdat Vrouwe Agnes verscheen, met wie hij nog eenige -woorden wisselde; toen vertrok hij. Vrouwe Agnes zag er vermoeid uit. -Reeds sedert twee dagen was zij niet te bed geweest en zij had daarbij -veel huishoudelijke plichten moeten waarnemen. Zij ging stil bij de -tafel zitten met haar moe hoofd op de hand steunende.</p> -<p>Dürer ging naar haar toe en kuste haar op het voorhoofd. -“Mijn arm vrouwtje, wat rust er nu veel op uw schouders! Gij hadt -zeker wel gedroomd, dat gij het beter bij mij zoudt hebben!”</p> -<p>Met zacht verwijt keek Agnes naar hem op. “Foei, stoute man, -hoe durft gij zoo iets zeggen! Van mijn vroegste jeugd af heb ik -ledigheid nooit kunnen uitstaan, en hoe heerlijk vind ik de grootste -drukte en moeite, waar het u geldt!”</p> -<p>“Mijn lieve vrouw!” riep Albrecht in vervoering en hij -drukte zijn Agnes vurig aan zijn hart. Toen <span class="pagenum">[<a id="pb80" href="#pb80" name="pb80">80</a>]</span>ging hij -tegenover haar zitten om met haar te babbelen, want het was veel te -donker geworden om nog te kunnen schilderen. Langzamerhand antwoordde -Agnes weinig of niets meer, hij zag hoeveel moeite zij had om haar -oogen open te houden—en eindelijk vielen ze dan ook toe en sliep -zij. Toen stond hij zachtjes op, nam perkament en potlood en teekende -Agnes uit, zooals zij daar zat met haar schort en witte muts, en met de -kin op haar hand steunende.</p> -<p>Het was een vluchtige schets, een aardigheid, maar niettemin was -Agnes blij verrast, toen zij bij haar ontwaken zich zelve op deze wijze -zag weergegeven. Ondertusschen kwam Hans binnenstormen, Albrechts -jongste broeder en de lieveling zijner ouders, de eenige, die behalve -Albrecht en Andreas, van de achttien kinderen nog in leven was.</p> -<p>Hij liep luid schreiend op Agnes toe en zag er erbarmelijk uit: zijn -gezicht was met bloed beloopen en de flarden hingen bij zijn -wambuis.</p> -<p>“Om ’s hemels wil, Hans, wat is er gebeurd?” riep -Vrouwe Agnes.</p> -<p>“Wij waren aan het spelen bij de “mooie bron” en -toen heb ik een duw gekregen, waardoor ik gevallen ben,” huilde -het kind.</p> -<p>Vrouwe Agnes haalde gauw uit de keuken een kom met frisch water en -een linnen doek, waarmee zij Hans gelaat afwiesch, terwijl zij hem -allerlei troostwoorden toesprak; daarop trok zij zijn buisje uit en -ging het dadelijk verstellen. Albrecht keek <span class="pagenum">[<a id="pb81" href="#pb81" name="pb81">81</a>]</span>met een -innig gelukkige uitdrukking in zijn oogen naar alles, wat zijn vrouw -deed, hij zag weder duidelijk welk een warm, liefhebbend hart zij had. -Hoe vurig lief moest zij haar echtgenoot hebben, dat zij zelfs aan zijn -broertje en zijn overige familieleden zooveel trouwe zorgen wijdde! -Zwijgend zag hij hoe haar zachte handen de naald hanteerden bij dezen -ongewonen arbeid, want thuis had zij zich nooit met dergelijk werk -behoeven te bemoeien; dat deden de dienstboden, die zij bij alles tot -haar beschikking had gehad en haar een gemakkelijk leventje hadden -bezorgd.</p> -<p>Toen zij klaar was, trad Albrecht op haar toe en sloot haar in zijn -armen: “Wat zijt gij toch goed en lief, Agnes! Dikwijls voel ik -mij beschaamd, als ik bedenk, hoe weinig ik u waard ben.”</p> -<p>Agnes legde haar hand op zijn mond: “O wees stil, dan spreekt -gij ten minste niet langer onwaarheid, stoute man! Geloof mij liever, -als ik zeg, dat ik het ben, die mij dikwijls zoo beschamend onwaardig -tegenover u voel. Maar laat mij nu gaan om voor het avondeten te -zorgen.” Tegelijkertijd wikkelde zij zich uit zijn omarming los -en dekte de tafel. Maar voordat zij zelf ging zitten, liep zij snel de -trap af naar de kamer in het onderhuis, waar de oude Dürer te bed -lag en bracht hem zijn soepje. Zij had deze zorg op zich genomen, opdat -haar schoonmoeder zich geheel aan de verpleging van den zieke zou -kunnen wijden.</p> -<p>“Hoe komt het toch, lieve Agnes, dat alles wat <span class="pagenum">[<a id="pb82" href="#pb82" name="pb82">82</a>]</span>gij -klaar maakt zoo heerlijk smaakt?” vraagde Albrecht aan tafel. -“Doet gij er iets bijzonders in?” Vrouwe Agnes keek -verwonderd op: “Iets bijzonders? Neen, alleen een weinig -liefde.”</p> -<p>Eerst moest Albrecht hierom lachen, doch toen kreeg zijn gelaat een -peinzende uitdrukking en na eenige oogenblikken zei hij: “Ja, gij -hebt gelijk, dat is het, dat is het!”</p> -<p>En nu deed hij de eieren met spek eer aan. <span class="pagenum">[<a id="pb83" href="#pb83" name="pb83">83</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1433" href="#xd25e1433src" name="xd25e1433">1</a></span> De -rijksinsignes en kleinoodiën werden gedeeltelijk te Aken en -gedeeltelijk te Neurenberg bewaard; ze bestonden uit: de kroon, den -zilveren schepter, den gouden rijksappel, twee ringen, twee zwaarden, -een degen, een evangelieboek enz. en deden dienst bij de kroning des -Keizers.</p> -<p class="footnote cont">Tot de rijkskleinoodiën, die te -Neurenberg in de Hospitaalkerk van den H. Geest werden bewaard, -behoorde o. a. een mantel met een met goud gestikt Arabisch schrift van -41 woorden in parelen gevat en in 1133 door de Siciliaansche Arabieren -voor de kroning van Koning Roger van Sicilië -gemaakt. <a class="fnarrow" href="#xd25e1433src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch10" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e274">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK X.</h2> -<h2 class="main">HULP BIJ DEN ARBEID.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Er volgde een warme zomer op de lente. Een drukkend -zwoele temperatuur heerschte in Neurenberg, waar de straten als -uitgestorven schenen. Al de burgers, die er tijd en geld voor hadden, -ontvluchtten die benauwde, ongezonde atmosfeer en zochten de bosschen -en de berglucht op, vooral ook omdat de sterfte bedenkelijk toenam en -men bang was voor het uitbreken van de pest.</p> -<p>Een heete Augustusdag liep ten einde en vele wandelaars bewogen zich -in de richting der stadspoorten om in het nabijgelegen Lorenzer- en -Sebalderwoud zich te verkwikken aan de frissche, reine koelte, die in -de schaduw der oude eiken en beuken waaide.—</p> -<p>Vrouwe Agnes trad bij haar man in de werkplaats binnen: -“Zouden wij niet een oogenblik gaan wandelen na al den arbeid en -de hitte des daags, beste Albrecht?” vraagde zij op den drempel -staande. <span class="pagenum">[<a id="pb84" href="#pb84" name="pb84">84</a>]</span></p> -<p>“Ik zou het heel graag doen, Agnes,” antwoordde -Dürer, terwijl hij ophield met schilderen. “Ook ik zou -gaarne eens frissche lucht gaan scheppen, maar mijn plicht houdt mij -aan het werk. Zie eens, hoeveel ik nog aan dit schilderij heb te doen, -en over zes dagen komt hij er voor, die het mij heeft opgedragen. Het -heeft mij weinig geholpen, dat ik ’s morgens met de zon opstond -en niet voor middernacht naar bed ging. Ik krijg voortdurend meer -bestellingen en het is mij onmogelijk alles alleen uit te voeren, -zonder vóór mijn tijd geheel op te zijn.”</p> -<p>Vrouwe Agnes trad op haar echtgenoot toe en legde haar hand op zijn -schouder: “Zoo mag ik u hooren spreken, want nu zijn wij het -eens. Heb ik u niet duizendmaal gevraagd, om het voorbeeld van uw -leermeester Wolgemut te volgen en gezellen die u bij uw arbeid kunnen -helpen bij u te nemen, en die u in staat stellen, alle bestellingen, -die men u doet, uit te voeren? Gij hebt nooit naar mijn raad willen -luisteren, en nu ben ik heel blij, dat gij van meening zijt -veranderd.”</p> -<p>“Toch schik ik mij met grooten tegenzin in deze -noodzakelijkheid,” antwoordde Dürer, “want mijn ziel -komt in opstand tegen de manier, waarop men tot nu toe de kunst heeft -verlaagd. Veel liever schilderde ik alles alleen. Dikwijls heb ik bij -meester Wolgemut met eigen oogen gezien, hoe de gezellen een werk van -den meester geheel bedierven, zoodat men duidelijk kon zien, dat -verschillende handen er aan hadden gewerkt. Ja, als ik iemand kon -vinden, wiens arbeid <span class="pagenum">[<a id="pb85" href="#pb85" -name="pb85">85</a>]</span>volkomen op den mijne geleek, zooals het eene -ei op het andere, dan zou ik hem gaarne bij mij nemen; doch hoe -moeilijk vindt men dat! Evenals elk vogeltje in het woud zingt zooals -het gebekt is, zoo heeft elk, wien God de gave der schilderkunst heeft -verleend, zijn eigen manier om het penseel te voeren.”</p> -<p>“Dat is wel waar,” beweerde Agnes, “maar in de -werkplaats onderwijst de meester den leerling en daardoor krijgt deze -de manier van zijn leermeester.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e1524" title="Niet in bron">“</span>Waart gij zelf niet vol lof over Hans -Schäufelein, die ook bij meester Wolgemut heeft gewerkt en over -Albrecht Altdorffer? Gij zelf hebt hun kunst en bekwaamheid geprezen. -En van Schäufelein hebt gij gezegd, dat zijn kunst veel -overeenkomst met de uwe had.<span class="corr" id="xd25e1527" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>“Gij hebt gelijk,” antwoordde Dürer, langzaam met -het hoofd knikkend, “maar wat baat het of wij al over den -Nördlinger schilder praten? Sedert een jaar is hij reeds weg en -wie weet, waar hij nu is.”</p> -<p>“Nu dan,” sprak Agnes ernstig en zij legde haar hand op -Albrechts arm, “kom hier en zie eens in den spiegel, hoe bleek -gij zijt en welke kringen gij onder de oogen hebt! Al dikwijls heb ik -met stillen angst er naar gekeken! Als gij geen gezellen wilt nemen of -er geen kunt vinden, dan blijft er niets over dan dat gij een groot -deel der opdrachten afwijst.—Maar laten we nu dit vervelende -onderwerp laten rusten en gebruik maken van het overige van den avond -om een weinig frissche lucht te gaan scheppen.” <span class="pagenum">[<a id="pb86" href="#pb86" name="pb86">86</a>]</span></p> -<p>Dürer streek de weelderige lokken van zijn voorhoofd en knikte -zijn vrouw toe: “Ik wil het niet weigeren, lieve Agnes, vooral -daar ik wel begrijp, dat gij het meer om mijnentwil dan voor u zelve -vraagt.”</p> -<p>Hij verwisselde zijn werkbuis voor een betere kleeding, zette zijn -baret op en ging met zijn vrouw uit om buiten de stad te wandelen.</p> -<p>Nauwelijks waren zij buiten de poort gekomen, toen een jonge man op -hen toe trad en beleefd het hoofd ontblootte: “Gegroet, Meester -Dürer! Wel, wat een geluk, dat gij de eerste zijt, die ik bij -Neurenbergs poorten ontmoet! Want, juist om bij u aan te kloppen, ben -ik hier gekomen.”</p> -<p>“Hoe, zijt gij het, Schäufelein?” riep Dürer -verbaasd uit. “Het schijnt mij waarlijk een beschikking des -hemels, dat ik u ontmoet. Begrijp eens, we spraken juist over u! En -waarmee kan ik u van dienst zijn?”</p> -<p>“Het is mijn hartewensch, dat gij de kroon wilt zetten op het -werk, dat meester Wolgemut aan mij is begonnen. Bijna een jaar lang heb -ik overal rondgezworven om bij andere schilders te leeren; toen dacht -ik aan u en sprak tot mij zelf: waarom zoekt gij het zoo ver, terwijl -gij den besten leermeester in de nabijheid hebt? Hebt gij nog plaats -voor een gezel, dan zou ik heel gaarne bij u komen?”</p> -<p>Dürer zag zijn vrouw veelbeteekenend aan en antwoordde: -“Plaats is er genoeg, want ik heb altijd alleen gearbeid en -vreemde hulp versmaad. Maar mijn lieve vrouw dringt er sterk op aan, -dat ik iemand <span class="pagenum">[<a id="pb87" href="#pb87" name="pb87">87</a>]</span>zal opzoeken, die mij behulpzaam kan zijn bij het -vele werk, dat mij wordt opgedragen. In u heb ik vertrouwen, omdat ik -uw kunst ken; en nu gij op mijn pad komt, alsof God mij u toezendt, -roep ik in Zijn naam u hartelijk welkom toe.”</p> -<p>Hij reikte hem daarop de hand, die Schäufelein stevig -schudde.</p> -<p>Ook Vrouwe Agnes drukte hem de hand met een blijden glimlach en de -wandeling in het bosch vergetende, noodigde zij de beide mannen uit om -te keeren, om het avondeten voor den vermoeiden reiziger te kunnen -klaar maken.</p> -<p>Met innig genot zag Agnes dat langzamerhand de kleur weer op -Albrechts wangen terugkeerde en dat de verhouding tusschen de beide -schilders bijzonder hartelijk was. Zij stonden niet tegenover elkaar -als meester en leerling: Dürer behandelde Schäufelein als -zijn vriend en vertrouweling en dat verdiende hij ook, want niet alleen -won zijn karakter Dürers genegenheid, ook zijn kunst drong hem -’s meester achting af.</p> -<p>Schäufelein was een kunstenaar met rijken aanleg en had -ernstige studiën gemaakt. Daarbij kon hij zich gemakkelijk -Dürers penseelbehandeling eigen maken en het duurde niet lang, of -hij had zich geheel aan zijn wijze van arbeiden gewend en Dürer -vertrouwde hem gerust toe, aan grootere stukken mee te werken. Al was -er nog wel iets van Schäufeleins eigen manier in te bespeuren, het -verschil was toch niet zoo groot, dat het storend op de eenheid werkte -of afbreuk deed aan den totaal-indruk. <span class="pagenum">[<a id="pb88" href="#pb88" name="pb88">88</a>]</span></p> -<p>En zoo konden de bestellingen, die Dürer alleen niet op zich -had kunnen nemen, gezamenlijk worden uitgevoerd.</p> -<p>Tegen Kerstmis bood zich een tweede schilder aan, Hans von Kulmbach, -ook een knap kunstenaar, die reeds naam begon te krijgen—en dat -hij bij meester Dürer als gezel werkzaam was, rekende deze zich -tot eer en vermeerderde zijn roem niet weinig. Dürer kon zich op -zulke gezellen waarlijk wel beroemen. Als zulke begaafde kunstenaars -hem hun meester noemden, hoe groot moest hij dan zelf niet zijn! En het -was geen wonder, dat meester Dürer voortdurend in aanzien steeg -bij de Neurenbergers en dat buiten af zijn naam steeds met meer lof -werd vermeld. <span class="pagenum">[<a id="pb89" href="#pb89" name="pb89">89</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch11" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e284">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XI.</h2> -<h2 class="main">VOORNAAM BEZOEK.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Een groote menigte vreemdelingen stroomde in April van -het jaar 1496 naar Neurenberg—het wemelde van allerlei soort van -reizigers op de groote wegen. Vedelaars en zangers, goochelaars, -koorddansers, kwakzalvers en zwervende studenten trokken naar de stad -in gezelschap van berenleiders en kameeldrijvers, vrouwen, meisjes en -vuile zigeuners. Daartusschen vertoonde zich monnikspijen en grove -boerenkielen. Ook eerzame burgers trokken in troepjes stadwaarts en -hier en daar baande zich een koets, aan aanzienlijke bezoekers -toebehoorende, of een groep geharnaste ridders te paard een weg door de -bonte menigte.</p> -<p>Het was weer ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en -reliquiën, dat deze menschenmassa naar Neurenberg -stroomde—en dezen keer was de toeloop zoo bijzonder groot, omdat -een aantal vorsten en prelaten ook op weg waren en zelfs de keizer -beloofd had te verschijnen. <span class="pagenum">[<a id="pb90" href="#pb90" name="pb90">90</a>]</span></p> -<p>De stad was versierd met vlaggen en wimpels, bonte tapijten en -slingers van groen en bloemen. Zelfs de kerken hadden zich getooid, -zooals een bruid zich tooit voor haar bruidegom en de groote markt was -als in een feestzaal herschapen. Vandaar tot aan de veste, waar de -keizer verblijf zou houden, was het alsof men door een bosch liep: het -woud had zijn slanke dennen, die in twee rijen in den grond waren -geplant, moeten afstaan.</p> -<p>Overal, in alle straten verdrong zich het volk uitgedost in hun -fraaiste kleederen, om al de pracht en versieringen te kunnen -bewonderen, voordat de feestelijkheden al hun aandacht in beslag zouden -nemen. In de herbergen was het reeds vol vreemdelingen en nog steeds -kwam er nieuwe toevloed.</p> -<p>Den 14<sup>den</sup> April ging het gerucht, dat de Keurvorst van -Saksen met zijn broeder, Hertog Hans, in aantocht was. Het volk -stroomde de poort uit om de naderenden te gemoet te gaan, en dicht voor -de poort werden de gilden met hun insignes en banieren opgesteld. Toen -de vorst kwam aangereden, kwam er geen einde aan het gejuich en gejubel -van het verzamelde volk, want Frederik, bijgenaamd de Wijze, stond bij -allen in hoog aanzien. Achter hem en zijn broeder volgde een lange -stoet ruiters in mooie, blinkende wapenrustingen en met wapperende -pluimen.</p> -<p>Kort daarop kwam ook de Landgraaf Lodewijk van Hessen met -honderdvijftig ruiters, wien men dezelfde eer bewees.</p> -<p>Doch de algemeene spanning nam zeer toe, toen <span class="pagenum">[<a id="pb91" href="#pb91" name="pb91">91</a>]</span>men -vernam, dat den volgenden dag de keizer de poort der oude vrije -Rijksstad zou binnenrijden.</p> -<p>De Keurvorst van Saksen reed met zijn broeder de poort uit om den -vorst tegemoet te gaan. Weder werden de gilden opgesteld; de -raadsheeren verschenen in hun deftige, zwarte mantels met de gouden -ketens, de stadsmuzikanten zetten zich in postuur, op de wallen werd -het geschut geladen en zelfs de allerarmste trok zijn beste kleeren -aan. Maar zie, daar kwam een renbode om te zeggen, dat Zijn Majesteit -verhinderd was zijn goede stad Neurenberg te bezoeken, omdat de -Italiaansche veldtocht al zijn tijd eischte.<a class="noteref" id="xd25e1592src" href="#xd25e1592" name="xd25e1592src">1</a></p> -<p>Dat was voor de Neurenbergers een groote teleurstelling en men had -nu maar half pleizier in de feestdagen, waarop de reliquiën en -rijkskleinoodiën in het openbaar werden tentoongesteld.</p> -<p>Op den tweeden feestdag werd meester Albrecht Dürer reeds -’s morgens vroeg in zijn arbeid gestoord, doordat men aan zijn -deur klopte.</p> -<p>Op den drempel verscheen een vreemde, aanzienlijke heer, die beleefd -groette en zeide:</p> -<p>“Ik kom uit naam van mijn heer en gebieder, den Keurvorst van -Saksen, om u te zeggen, dat Zijn keurvorstelijke Doorluchtigheid van -plan is u een bezoek in uw werkplaats te brengen. Derhalve zult gij u -voor zijn ontvangst gereed moeten maken, want over een uur zal hij hier -zijn.”</p> -<p>Een oogenblik was Dürer door dit onverwacht bericht -<span class="pagenum">[<a id="pb92" href="#pb92" name="pb92">92</a>]</span>in verwarring gebracht, doch hij herstelde zich -spoedig en sprak beleefd buigend: “Ik verheug mij over de hooge -eer, die mij te beurt valt en Zijne keurvorstelijke Doorluchtigheid zal -mij zeer welkom zijn.”</p> -<p>Nauwelijks was de bezoeker weg, of Dürer snelde naar zijn vrouw -om haar deze blijde tijding te brengen. Terstond ging zij naar het -atelier om zoo snel mogelijk alles op te ruimen en in orde te brengen, -daarin ijverig geholpen door de beide gezellen, die het ook reeds -hadden gehoord.</p> -<p>Intusschen had meester Dürer zich in zijn pronkgewaad gekleed -en vertoonde zich in al zijn mannelijke schoonheid, statig en vol -kracht als een ridder, en Vrouwe Agnes vermeide zich opnieuw in den -aanblik van haar echtgenoot; het kwam haar voor, dat hij er nog nooit -zoo heerlijk en statig had uitgezien.</p> -<p>Nadat een uur verloopen was, kon men door het venster den keurvorst -Frederik, door zijn broeder Hans vergezeld, in de straat zien aankomen. -Dadelijk snelde Dürer de trap af om de aanzienlijke gasten op den -drempel te ontvangen.</p> -<p>“Dus zijt gij meester Dürer,” begon Keurvorst -Frederik, terwijl zijn oogen met welgevallen de hooge gestalte -beschouwden en hij hem vriendelijk de hand reikte. “Men prijst uw -kunst zeer in het geheele land, en zelf heb ik ook reeds menig -kunstwerk, dat mij heeft doen wenschen u persoonlijk te leeren kennen, -van u gezien. Wilt gij ons nu voorgaan om ons de plaats, waar gij -arbeidt, te laten zien?” <span class="pagenum">[<a id="pb93" -href="#pb93" name="pb93">93</a>]</span></p> -<p>Eerbiedig geleidde Dürer de voorname bezoekers naar zijn -werkplaats, waar de keurvorst plaats nam op den hem aangeboden zetel, -terwijl zijn broeder zich naast hem zette.</p> -<p>Er hingen aan den muur veel schilderijen, die door den keurvorst -zeer werden bewonderd, en zijn lof was Dürer des te meer waard, -omdat hij niet alleen een liefhebber der kunst maar ook een kunstkenner -was.</p> -<p>“Bij ons in Saksen,” ging Frederik voort, “geniet -Lucas Kranach een grooten naam en hij is een kunstenaar met bijzondere -gaven; maar met u, Meester Dürer, kan hij zich toch niet meten. Ik -zeg dit niet om u ijdel te maken of om meester Lucas’ roem te -verkleinen, maar om God in u te eeren, die u zooveel heeft geschonken. -Hij geve u daarbij een goede gezondheid en een lang leven, om met het u -toevertrouwde pond te kunnen woekeren tot Zijn eer en tot vreugde der -menschen.—Maar ik verlang meer van u dan het genot, dat ik nu heb -gesmaakt. Ook Wittenberg moet zien, waartoe de Neurenberger kunstenaar -in staat is en daarom verzoek ik u voor mij een groot altaarstuk te -schilderen, om de allerheiligenkerk te Wittenberg te -versieren.”</p> -<p>Dürers wangen werden nog donkerder gekleurd en zijn aandoening -stond op zijn gelaat te lezen. Hij boog diep voor den vorst, dankte hem -voor de eer hem aangedaan en vraagde, wat het schilderij moest -voorstellen. Daarin liet de keurvorst hem geheel, vrij: “Schilder -wat gij zelf wilt en wat uw hart u ingeeft—ik wil u in het minst -daarin niet beperken.” <span class="pagenum">[<a id="pb94" href="#pb94" name="pb94">94</a>]</span></p> -<p>Nog lang bleef de keurvorst vriendelijk praten, terwijl Hertog Hans -de schilderstukken bekeek; <span class="corr" id="xd25e1629" title="Bron: eindlijk">eindelijk</span> vraagde hij zelfs naar Vrouwe Agnes -en sprak den wensch uit, haar te zien.</p> -<p>Daarop kwam Agnes te voorschijn, ook in feestgewaad gekleed en met -zichtbaar welgevallen rustte ’s vorsten blik op de bekoorlijke -gestalte; haar wangen hadden een verhoogden blos en zij was in het -begin niet weinig verlegen, maar spoedig overwon zij dit gevoel en -beantwoordde vrijmoedig en beminnelijk de vragen, die Keurvorst -Frederik tot haar richtte. Nadat hij ook nog enkele woorden met de -gezellen had gewisseld, nam hij afscheid en drong bij Dürer op -haast aan, opdat het schilderij spoedig te Wittenberg zou -zijn.—</p> -<p>In de herberg op de waag, waar de burgers gewoon waren samen te -komen om met elkaar te drinken, was het een heele drukte, toen eenige -dagen later Albrecht Dürer zich daar liet zien; iedereen wilde hem -de hand drukken en overstelpte hem met gelukwenschen. In aller achting -was hij nog gestegen door de eer hem te beurt gevallen en men zag het -hen aan, dat zij zich in hem geëerd voelden. Vooral Dürers -schoonvader, Hans Frey, hield het hoofd trotsch in den nek en liet zich -den edelsten Cypruswijn brengen; hij was bijzonder spraakzaam, hoewel -hij gewoonlijk weinig sprak en zou gaarne een liedje met -luitbegeleiding ten beste hebben gegeven, als men het had verlangd.</p> -<p>Woordelijk moest Dürer herhalen wat hij met den <span class="pagenum">[<a id="pb95" href="#pb95" name="pb95">95</a>]</span>keurvorst had gesproken en allen luisterden met -gespannen aandacht, ook meester Wolgemut, die zonder eenigen naijver -zich met den gelukkige verheugde en verzocht nu en dan te mogen komen -zien, hoe het altaarstuk vorderde.</p> -<p>Maar wie het uitbundigst was in Dürers lof, dat was Wilibald -Pirkheimer. Het was reeds bijna twee jaar geleden, dat hij in -Neurenberg was teruggekomen, nadat hij niet alleen de leerschool der -ridderschap had doorloopen, maar zich ook in de wetenschappen aan de -Italiaansche hoogescholen ijverig had bekwaamd. Spoedig daarna was de -met mannelijke schoonheid begaafde jonge man in het huwelijk getreden -met Crescentia, een dochter uit het rijke en zeer aanzienlijke geslacht -der Rieters, en niettegenstaande zijn jeugd was hem de eer te beurt -gevallen tot raadsheer van Neurenberg te worden benoemd. De verhouding -met Albrecht Dürer werd weder dezelfde als vroeger, ja, eigenlijk -was de omgang nog vertrouwelijker geworden, zoodat de oude benaming van -Castor en Pollux weer in herinnering kwam om de innige verstandhouding, -die tusschen hen heerschte, aan te duiden.—</p> -<p>Reeds drie dagen later had meester Wolgemut gelegenheid de schets -van het altaarstuk te zien, en hij was vol verbazing over de vlugheid, -waarmee Dürers hand de afzonderlijke figuren te voorschijn -riep.</p> -<p>De gezellen mochten hem niet helpen, hij wilde het geheel alleen -afmaken, al was het nog zoo groot. Vol bezieling arbeidde hij er aan -van ’s morgens <span class="pagenum">[<a id="pb96" href="#pb96" -name="pb96">96</a>]</span>vroeg totdat Vrouwe Agnes hem aan den -maaltijd riep. Zijn ziel brandde van vurig verlangen om het reuzenwerk -in zijn geheel te zien.</p> -<p>En na zes weken legde hij de laatste hand er aan. ’s Avonds -verzamelde hij zijn vrienden, die bij een glas edele <span class="corr" -id="xd25e1650" title="Bron: malvezy">malvezij</span> luid hun lof over -zijn werk uitspraken. Het was een vleugelaltaarstuk uit drie bladen -bestaande: de verven, met lijm gemengd, waren <span class="corr" id="xd25e1653" title="Bron: onmiddelijk">onmiddellijk</span> op het doek -gebracht.<a class="noteref" id="xd25e1656src" href="#xd25e1656" name="xd25e1656src">2</a> Op het middelste stuk buigt de Madonna in biddende -houding over het kind Jezus, dat op een kussen voor haar ligt te -sluimeren en door een engel koelte wordt toegewaaid. Maria’s -slanke gestalte is gehuld in een lichtblauw kleed, gedeeltelijk door -een witten sluier verborgen, boven haar hoofd zweven twee engelen, die -een gouden kroon met parelen bezaaid vasthouden, terwijl twee andere -engelen de kamer schoonmaken, waarin Maria zich bevindt. In een -zijvertrek ziet men Jozef aan den arbeid in zijn werkplaats.</p> -<p>De linker vleugel van het altaarstuk stelt de H. Antonius voor, die -in een boek leest en een donkerblauw gewaad aan heeft en op den rechter -vleugel ziet men het naakte figuur van den H. Sebastiaan ten halven -lijve afgebeeld en met pijnlijk verwrongen trekken: hij was de hoofdman -der keizerlijke lijfwacht te Rome, die op last van Diocletianus -ontkleed aan een boom werd gebonden en door zijn soldaten <span class="pagenum">[<a id="pb97" href="#pb97" name="pb97">97</a>]</span>met -pijlen gedood, omdat hij zijn geloof in Christus had beleden.</p> -<p>In dit reusachtige altaarstuk was alles met evenveel liefde en -toewijding geschilderd, niet alleen de groote figuren, maar ook het -bijwerk.</p> -<p>De oude Wolgemut was niet weg te krijgen van het schilderij en hij -werd niet moede het te prijzen, vooral de juiste teekening en het -schoone koloriet. Vele nieuwsgierigen verdrongen zich de volgende dagen -in het atelier om het kunstwerk te zien, voordat het kort daarop naar -Wittenberg werd verzonden, omdat de keurvorst op spoed had -aangedrongen.</p> -<p>Hans van Kulmbach, een der gezellen, genoot de eer het kostbare stuk -naar de plaats zijner bestemming te brengen. De keurvorst beloonde den -kunstenaar vorstelijk, maar nog meer waarde had voor Dürer de lof, -waarmee meester Lucas Kranach het werk vereerde. <span class="pagenum">[<a id="pb98" href="#pb98" name="pb98">98</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1592" href="#xd25e1592src" name="xd25e1592">1</a></span> -Maximiliaan wilde Karel VIII dwingen Italië te -ontruimen. <a class="fnarrow" href="#xd25e1592src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1656" href="#xd25e1656src" name="xd25e1656">2</a></span> Volgens -Vasari was Margaritoni van Arezzo in de 13e eeuw de eerste die op doek -schilderde; hij nam daartoe doek op een paneel geplakt en met pleister -overdekt. Vert. <a class="fnarrow" href="#xd25e1656src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch12" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e293">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XII.</h2> -<h2 class="main">DE PREDIKER IN DE WOESTIJN.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het einde der eeuw naderde. Elk afsterven van het jaar -reeds wekt door zijn luide prediking van het voorbij snellen van den -tijd en van het vergankelijke van al het aardsche, velerlei -aandoeningen in het hart der menschen; hoeveel te meer moet het -verwisselen der eeuwen het gemoed tot in zijn diepste diepte -aangrijpen! In groote mate was dit het geval, toen de vijftiende eeuw -haar einde te gemoet ging.</p> -<p>In Duitschland heerschte een geest van opgewondenheid en -verontwaardiging en met afschuw waren aller oogen gericht op Rome, waar -de pauselijke stoel werd ingenomen door een man, die volleerd in zonden -en misdaden, den naam van stedehouder van Christus volkomen onwaard -was. Die man was Alexander VI. Hij beschikte op een schandelijke wijze -over de hoogste kerkelijke ambten, die hij meerendeels door zijn -handlangers liet waarnemen. Nog erger was zijn groote zedeloosheid; men -beschuldigde hem zelfs <span class="pagenum">[<a id="pb99" href="#pb99" -name="pb99">99</a>]</span>in ongeoorloofde verhouding met zijn dochter -Lucretia te leven. En in zijn eigen belang ontzag het hoofd der -Christenheid zich niet om tegen den “allerchristelijksten” -koning van Frankrijk met den aartsvijand der Christenen, Turkije, een -verbond te sluiten.</p> -<p>Verlammend werkte de pauselijke tiranny op het Duitsche volk, dat -zwaar leed onder den druk der ijzeren hand, die gewelddadig elke poging -tot verzet onderdrukte. Met argusoogen bewaakten ’s pausen -handlangers alles wat van de pers kwam: elke uitgever, die het -<span class="corr" id="xd25e1685" title="Bron: vraagde">waagde</span> -een boek uit te geven, zonder het eerst aan de pauselijke goedkeuring -te hebben onderworpen, kreeg den banvloek naar het hoofd geslingerd. -Het Duitsche volk, benauwd en gedrukt, zuchtte naar verbetering der -toestanden en naar verlossing van het pauselijke juk, dat den -menschelijken geest in slavenketenen boeide, en snakte naar licht en -vrijheid.—</p> -<p>In het begin van het jaar 1497 trad Wilibald Pirkheimer de -werkplaats van Dürer binnen.</p> -<p>Hij vond daar alleen de beide gezellen, die bezig waren een groot -schilderij, dat door Dürer was geschetst en waarvan hij de -voornaamste gedeelten had aangezet, af te maken.</p> -<p>Schäufelein antwoordde hem op zijn vraag, waar de meester was: -“Hij is alleen in zijn kamer, en komt tegenwoordig zeer zelden in -de werkplaats.”</p> -<p>“Waarom?” vraagde Pirkheimer.</p> -<p>“Ik weet niet wat er aan scheelt,” antwoordde -Schäufelein schouderophalend. <span class="pagenum">[<a id="pb100" -href="#pb100" name="pb100">100</a>]</span></p> -<p>“Hij ziet er zoo ernstig uit, alsof hij veel verdriet had en -onder zware zorgen gebukt ging.”</p> -<p>“Is zijn vader erger geworden terwijl ik uit de stad -was?” vraagde Pirkheimer.</p> -<p>“Neen,” zei Schäufelein, “de oude man maakt -het tegenwoordig beter dan anders: hij eet, drinkt en slaapt goed, en -arbeidt zelfs nu en dan in de werkplaats—alleen de beenen willen -niet goed meer mee.”</p> -<p>Pirkheimer verliet met een korten groet de werkplaats en ging naar -Dürers kamer. Ook hem was het opgevallen, dat zijn vriend er zoo -somber en ernstig uitzag, maar op zijn deelnemende vragen had hij nooit -een bevredigend antwoord gekregen.</p> -<p>Hij vond den meester met een portefeuille met teekeningen voor zich, -die hij haastig dicht deed: “Gegroet Albrecht! Gij ziet, dat ik -weer terug ben na een afwezigheid van bijna een maand. Mijn eerste -bezoek geldt u, want ik heb u al dien tijd zeer gemist.”</p> -<p>Dürer begroette zijn vriend hartelijk en drukte hem de -hand.</p> -<p>“Ei zoo,” zeide Pirkheimer lachend, “welke -geheimen hebt gij voor mij?<a id="xd25e1714" name="xd25e1714"></a> Wat -heb ik u misdaan, dat gij mij uw vertrouwen ontzegt?”</p> -<p>Dürer schudde het hoofd: “Dat moogt gij niet zeggen, want -gij weet toch wel, dat gij mij liever zijt dan ooit. Koestert gij nu -argwaan, omdat ik iets voor u heb verborgen gehouden, dat nog niet rijp -was om aan de wereld te worden vertoond? Maar nu gij toch hebt ontdekt, -dat er een geheim is, wil ik het niet langer voor u verbergen; temeer, -daar ik <span class="pagenum">[<a id="pb101" href="#pb101" name="pb101">101</a>]</span>reeds lang in mijn hart den wensch koesterde, -mijn vriend mee te deelen, wat mijn ziel vervult. Als gij tijd hebt, ga -dan hier zitten en luister naar hetgeen ik u zal zeggen.” -Pirkheimer nam plaats en zag Dürer met gespannen aandacht aan.</p> -<p>“Gij spreekt in raadselen, Albrecht; bijna zou ik vreezen iets -te moeten hooren, dat mij verdriet zal doen. Wat is er toch?”</p> -<p>Dürer schudde de lokken van zijn voorhoofd. “Ik lijd -onder de kwaal, waaronder alle weldenkenden zuchten en bedroef mij over -den treurigen toestand, waarin wij leven en dien wij te wijten hebben -aan hem, die zich de stedehouder van Christus noemt. Wie het waagt, om -met een enkel woord te getuigen tegen de algemeene verdorvenheid, moet -verstommen onder den pauselijken ban. De moedige Johannes Hus heeft men -het zwijgen opgelegd door den brandstapel. Hoe lang zal Hieronymus -Savonarola’s machtige stem te Florence nog weerklinken, nu hij -die durft verheffen in protest tegen de verbasterde kerk en de -heerschende misbruiken en men tevergeefs heeft getracht hem door het -aanbieden van den kardinaalshoed het stilzwijgen op te leggen? -Tevergeefs trachten de edelste mannen de vernederende ketenen te -verbreken; het verderf neemt toe met elk jaar en het schijnt dat -tegelijk met de eeuw ook de wereld haar eind tegemoet gaat.”</p> -<p>“Maar waarop wilt gij nu daarmee neerkomen? Gij weet, dat al -deze dingen ook mijn hart bezwaren,” viel Pirkheimer hem in de -rede. <span class="pagenum">[<a id="pb102" href="#pb102" name="pb102">102</a>]</span></p> -<p>“Geduld, mijn vriend,” vervolgde Dürer, “gij -zult het terstond begrijpen. De pen der geleerden en dichters is -afgestompt door de bedreigingen van den Paus; het is hun verboden het -volk te onderrichten.”</p> -<p>Pirkheimer stampte met den voet en met somberen blik sprak hij:</p> -<p>“Ja, het schreit ten hemel, zooals die man te Rome het leven -van den menschelijken geest doodt!”</p> -<p>“In dezen zorgvollen tijd,” vervolgde Dürer, -“is er een gedachte in mij opgekomen, die mij nu overal vervolgt -en mij niet met rust laat. Nu de <i>pen</i> niet meer spreken mag, moet -het <i>penseel</i> het doen. Waar woord en schrift der waarheid geen -getuigenis meer mogen geven, daar moet het afgebeelde spreken. Het -getuigt wel is waar niet zoo duidelijk als het woord, maar ik vertrouw, -dat zijn prediking toch den weg naar aller hart zal vinden en ik heb -een stem vernomen, die zeide: “Doe uw mond open en -predik!<span class="corr" id="xd25e1742" title="Niet in bron">”</span> — — Maar hoe? Met het -penseel? Och, slechts weinigen zien mijn schilderijen en ik wil tot het -<i>geheele volk</i> spreken. En ziet gij, toen sprak dezelfde stem: Leg -het penseel weg en grijp naar mes en graveerstift. Bij meester Wolgemut -hebt gij u ook geoefend in de houtsnijkunst en kopergravuur, neem die -te baat en woeker er mede het volk ten zegen! Dat is de kunst, die in -aller bereik ligt, de afdrukken van houtsneden kan de armste op de -markt koopen en deze kunst, die tot nu toe vrij is gebleven van den -pauselijken banvloek, kan op deze wijze een prediking in de woestijn -worden.” <span class="pagenum">[<a id="pb103" href="#pb103" name="pb103">103</a>]</span></p> -<p>Hier zweeg de spreker en hij zag zijn vriend vragend aan. Pirkheimer -liep in groote opgewondenheid de kamer op en neer, bleef toen voor -Dürer staan en greep hem bij den arm: “Albrecht, die -gedachte is van God! Ja, wees gij de stem van den prediker in de -woestijn, spreek tot het volk met uw kunst en het volk zal naar u -luisteren, u begrijpen, u danken! En zie, nu begin ik te -vermoeden”—en hij zag naar de portefeuille—“dat -op de gedachte de daad is gevolgd en gij reeds met uw prediking -begonnen zijt.”</p> -<p>“Uw vermoeden is juist,” antwoordde Dürer -glimlachend. “In deze portefeuille vindt gij wat ik gedurende -twee jaar in stilte heb ontworpen. Het is de Openbaring van Johannes, -die mij stof heeft gegeven voor mijn platen.” Op Pirkheimers -gelaat was duidelijk zijn verwondering te lezen:</p> -<p>“De Openbaring van Johannes? Toch niet een tweede -“Pausezel,”<a class="noteref" id="xd25e1755src" href="#xd25e1755" name="xd25e1755src">1</a> zooals verleden jaar meester -Wolgemut in de wereld heeft gegeven? Wel is waar, heeft Rome het -verdiend met bijtenden spot te worden overgoten, maar volgens mij is -meester Wolgemut te ver gegaan en heeft hij daardoor de zaak meer -geschaad dan gebaat. Hij heeft voor zijn afbeelding aanleiding gevonden -in de woorden uit de Openbaring <span class="pagenum">[<a id="pb104" -href="#pb104" name="pb104">104</a>]</span>van Johannes: “en de -vrouw, die gij gezien hebt, is de groote stad, die het koninkrijk heeft -over de koningen der aarde,” maar ik vind het niet goed van hem, -dat hij Rome zoo hard heeft aangepakt.<span class="corr" id="xd25e1760" -title="Niet in bron">”</span></p> -<p>Dürer legde zijn hand op den schouder van zijn vriend: -“Wees er niet verbaasd of ontstemd over, dat ook ik in de -Openbaring van Johannes stof voor mijn teekeningen heb gevonden. Heeft -men in droevige tijden niet altijd weer naar dit profetische boek -gegrepen, om het verborgene daarvan te doorgronden en zich er mee te -troosten? Ik ben u <span class="corr" id="xd25e1765" title="Bron: dankkaar">dankbaar</span>, dat gij zijt gekomen, want uw oordeel -heeft steeds groote waarde voor mij en mijn werk zal niet in druk -verschijnen, voordat gij uw oordeel hebt uitgesproken en het hebt -goedgekeurd.”</p> -<p>Hij opende de portefeuille en nam er vijftien teekeningen uit.</p> -<p>De eerste stelde den marteldood van den evangelist Johannes voor, -ten aanschouwe van den Romeinschen Keizer Domitianus, op zijn troon -gezeten en omringd door een groote volksmenigte; sober en breed van -opvatting en uitvoering. Dit was eigenlijk het titelblad.</p> -<p>De tweede teekening muntte eveneens uit door eenvoud en rust, de -kenmerken van het ware schoone. Hier was Johannes voorgesteld op het -oogenblik, dat hij wordt geroepen om neer te schrijven hetgeen de -Heiland hem zou openbaren. Johannes knielt diep ontroerd neder voor den -Heer, wiens uitgestrekte hand de zeven sterren, het zinnebeeld der -zeven gemeenten<span class="corr" id="xd25e1774" title="Niet in bron">,</span> vasthoudt. <span class="pagenum">[<a id="pb105" -href="#pb105" name="pb105">105</a>]</span></p> -<p>Op de derde afbeelding ziet men Gods troon in het stralende licht -des geopenden hemels. En in de hand desgenen, die op den troon zit, -ligt het boek met de zeven zegelen; rondom zijn op troonen de -vier-en-twintig ouderlingen gezeten, elk met een kroon op het hoofd en -een harp in de hand.</p> -<p>Bij elke teekening namen Pirkheimers verbazing en bewondering toe, -en bij het vierde blad ontsnapte hem een luide kreet van verrukking, -die de vier Apokalyptische ruiters gold, boven wier hoofd op een wolk -de engel der wrake zweeft, terwijl de ontzette menschheid tracht te -ontvluchten. De eerste ruiter spant den boog, de tweede trekt het -zwaard, de derde houdt de weegschaal en de vierde, de dood, rijdt op -een schraal paard en slingert den helschen drietand. Een groot aantal -figuren vertegenwoordigt het vluchtende volk, waarvan de -gelaatsuitdrukking eenig, onvergelijkelijk is. Op bewonderenswaardige -wijze was Dürer er in geslaagd eenheid te brengen in deze -menschenmassa, die men uitstekend kan overzien, al is de ruimte zeer -beperkt. Pirkheimer was één en al lof en bewondering.</p> -<p>De vijfde teekening bevatte het openen van het vijfde en zesde zegel -te zamen genomen; boven in de wolken heeft de uitdeeling der witte -kleederen aan de martelaren plaats en onderaan is de verduistering van -zon, maan en sterren afgebeeld. Treffend is op het bovenste gedeelte de -wijze, waarop zij, die ter wille van het Evangelie vermoord zijn, -vertroost worden door de engelen, die hun naaktheid bedekken. -<span class="pagenum">[<a id="pb106" href="#pb106" name="pb106">106</a>]</span>Diep aangrijpend is op de onderste helft het -oordeel Gods. En wie zijn het, die in hevige ontzetting zich voor den -toorn des Rechters trachten te verbergen? Juist daarin wordt de toeleg -en bedoeling van den schilder duidelijk; het zijn aan de eene zijde: -een keizerpaar, de paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en -monniken, aan de andere zijde het door hen verleide volk in welks -midden, vol beteekenis, een vrouw, met een kind op den arm, haar hand -aanklagend tegen de verleiders opheft met een gebaar, dat duidelijk -zegt: Vloek over u, die zooveel ellende over ons hebt gebracht! -Dürer wilde zijn vriend het daarop volgende blad aangeven, doch -Pirkheimer weerde hem af en bleef in diep nadenken verzonken: hij kon -deze teekening nog niet ter zijde leggen.</p> -<p>“Prachtig, Albrecht<span class="corr" id="xd25e1789" title="Bron: ?">!</span>” riep hij uit, “gij hebt het -voortreffelijk gedaan! O, welk een aangrijpende, machtige prediking, -die elk kind, elk eenvoudig boertje kan begrijpen. Met ongeduld wacht -ik het oogenblik af, waarop gij hierdoor openlijk zult getuigen tegen -hen, die schuldig zijn aan het groote verderf, waarin de menschheid is -verzonken.” Nu bekeek Pirkheimer de volgende teekeningen. De -zesde stelde de vier engelen voor, die de vier winden der aarde -vasthouden, en de verzegeling der 144000 dienstknechten Gods; de -zevende: de uitdeeling der bazuinen aan de zeven engelen en -verschillende plagen, die het bazuingeschal der eerste vijf -veroorzaken. De achtste geeft weer de uitwerking der zesde bazuin: de -losbinding der vier engelen, die gebonden zijn bij de rivier, den -Euphraat, <span class="pagenum">[<a id="pb107" href="#pb107" name="pb107">107</a>]</span>en het derde deel der menschen dooden—deze -vooral was zeer schoon en aangrijpend.</p> -<p>De negende stelde den sterken engel voor, die aan Johannes het boek -geeft om het op te eten; de tiende: de vrouw bekleed met de zon, wier -kind de roode draak met de zeven door koninklijke hoeden bekroonde -hoofden, dreigt te verslinden; de elfde: den strijd van den aartsengel -Michael en zijne engelen tegen den satan en diens engelen; de twaalfde: -de aanbidding der beide monsters, die uit de zee zijn opgekomen en -daarboven God op zijn troon met de scherpe sikkel en de engelen, die -gereed staan voor den bloedigen oogst. De dertiende teekening beeldde -den bruiloft des Lams af; op die kleine ruimte waren niet minder dan -vijftig figuren zichtbaar. De veertiende gaf de groote Babylonische -ontuchtige vrouw te zien, hetzelfde onderwerp, dat meester Wolgemut met -zijn “Pausezel” had weergegeven. Hoe geheel anders had -Dürer het opgevat en uitgevoerd! Hij had er geen afzichtelijk dier -van gemaakt, doch een menschelijke figuur, een vrouw met weelderige -vormen, gekleed in een laag uitgesneden kleed van brocaatzijde, rijk -met goud en edelgesteenten versierd, gezeten op een beest met zeven -hoofden, en in de hand den gouden drinkbeker vol van gruwelen en -onreinheid. Voor haar staan een menigte menschen, die onverschillig en -zonder ontzag naar haar kijken; alleen een kunstenaar werpt haar een -dreigenden, toornigen blik toe, terwijl een monnik eerbiedig en -aanbiddend voor haar knielt. Boven in de wolken <span class="pagenum">[<a id="pb108" href="#pb108" name="pb108">108</a>]</span>komen reeds de twee engelen aanvliegen om haar -het oordeel Gods te verkondigen. De laatste teekening vertoont -eindelijk den grooten engel der wrake, die op het punt is den duivel en -satanas in den afgrond op te sluiten, totdat de duizend jaren zullen -zijn geëindigd, terwijl een andere engel den in verrukking -geraakten profeet het nieuwe Jeruzalem toont, dat is het heilige, -zuivere evangelie, niet verduisterd door menschelijke dwalingen.</p> -<p>Pirkheimer was diep getroffen door deze prediking in beelden van -zijn vriend; hij voelde zich er door overweldigd en van gedachten -veranderd. In den grond der zaak was hij het wel met meester Wolgemut -eens geweest, maar de al te ver gedreven spot had hem mishaagd. Hij zag -nu, dat Dürer de juiste maat had weten te houden en meegesleept -door den overweldigenden indruk, drukte hij hartstochtelijk ’s -meester hand: “O, laat mij u danken, laat mij u de hand drukken, -de hand, die zoo iets groots heeft kunnen scheppen! Zie, ik ben er diep -door getroffen! O, hoe geheel anders is uw prediking dan die van den -ouden Wolgemut! Nu begrijp ik, dat men met bijtenden spot en bitteren -hoon niet verder komt; uit uw werk spreekt de heilige ernst van een -geloovig hart, en dat is het ware. Het hart moet spreken, het hart, dat -lijdt onder den druk der tijden en deze predicatie zal haar weg tot -aller harten vinden. Ja, predik, mijn vriend en het volk zal naar u -luisteren!”</p> -<p>De goedkeuring en aanmoediging van zijn vriend deden den kunstenaar -goed en met vernieuwden ijver <span class="pagenum">[<a id="pb109" -href="#pb109" name="pb109">109</a>]</span>herzag hij zijn scheppingen -in alle deelen, om ze tot meerdere volmaking te brengen.</p> -<hr class="tb"> -<p>Er ging nog een jaar voorbij, voordat de profeet zijn prediking tot -de wereld richtte: de teekeningen moesten eerst in hout worden gesneden -en afgedrukt. Doch toen kwam Pirkheimers voorspelling uit en verwekten -Dürers illustraties van de Openbaring van Johannes groot opzien en -oefenden een verbazenden invloed. De kunstwereld zag met verwondering, -dat meester Dürer ook op dit gebied iets nieuws had gevonden en -een ongeëvenaard standpunt innam. Maar niet alleen dat: iedereen -begreep, wat hij had willen zeggen met deze zwijgende afbeeldingen en -een ieder wilde de exemplaren bemachtigen. Ze werden niet alleen door -de rijken gekocht, ook de arme tastte in zijn zak en had geen berouw -over zijn uitgave. De geestelijken en kloosterlingen zagen toe met -donkere, booze blikken en voelden den steek, dien meester Dürer -hen toebracht, maar hun smalen verstomde bij de algemeene -opgewondenheid en hun woede gaven zij lucht in heimelijk tandgeknars. -<span class="pagenum">[<a id="pb110" href="#pb110" name="pb110">110</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1755" href="#xd25e1755src" name="xd25e1755">1</a></span> Dit was -een kleine kopergravure met het opschrift: (Rome het hoofd der wereld). -Op den achtergrond ziet men den Engelsburg en den Tiber en in het -midden staat een vrouwelijk monster: een der voeten is een bokspoot, de -andere een gierenklauw en de rechterarm eindigt in den poot eener kat. -Een staart met een drakekop aan het eind en een ezelskop op de -schouders volmaken het afschuwelijk geheel. Het volk begreep terstond -de bedoeling en noemde het den “Pausezel.” <a class="fnarrow" href="#xd25e1755src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch13" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e302">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XIII.</h2> -<h2 class="main">VRIENDENTROUW.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een helderen, kouden lentedag van het jaar 1499 -stroomde een groote menigte volks naar de Hallerweide, om daar te -genieten van den aanblik, dien de inspectie van een legerafdeeling -aanbood. Keizer Maximiliaan had een oproeping aan het rijk gedaan om -hem manschappen te bezorgen tegen de Zwitsers, die hij met het zwaard -wilde terugbrengen van hun voornemen om zich aan zijn heerschappij te -ontrukken. Terwijl hij zelf in Tyrol troepen uitrustte en de Zwaabsche -bond onder Graaf Fürstenberg huurlingen wierf, wilde de rijksstad -Neurenberg hierin niet achter blijven. Zij versterkte het keizerlijke -leger met vierhonderd man voetvolk, zestig ruiters en zes stukken -geschut. Het gevoel van kracht, dat in gelijke verhouding steeg met het -toenemende algemeene welzijn, wilde zich nu ook uiten in krijgshaftige -verrichtingen en bij den glans des rijkdoms ook dien des heldenroems -voegen. <span class="pagenum">[<a id="pb111" href="#pb111" name="pb111">111</a>]</span></p> -<p>De vierhonderd voetknechten boden reeds een trotschen aanblik, maar -zij werden overtroffen door de ruiters, gekleed in een schitterenden, -rooden wapenrok. Het volk genoot van dit ongewone schouwspel en keek -met trots naar de bende ruiters, in de zekere verwachting met hen eer -in te leggen in den strijd, vooral nu zij werden aangevoerd door een -man, van wiens moed en veldheerstalent men de hoogste verwachtingen -koesterde: namelijk door Wilibald Pirkheimer, den jongen raadsheer.</p> -<p>Hoe trotsch stapte zijn zwart strijdros, schitterend opgetuigd en -met een blauw met gele zijde gestikt zadelkleed, alsof het voelde, dat -het een eer was den veldoverste te mogen dragen. En hoe schoon zag deze -zelf er uit in den scharlaken wapenrok, het harnas van verguld staal en -den wapperenden, witten vederbos! Aller harten klopten opgewonden, toen -zij hem zagen en hij werd luide toegejuicht, toen hij de troepen in -lange, rechte linie had opgesteld.</p> -<p>Een weinig buiten het gedrang van het volk stond onder een -alleenstaanden lindeboom een man, wiens oogen met gespannen aandacht -het schouwspel volgden. Zoodra de troepen waren opgesteld, nam hij een -stuk perkament en een potlood uit zijn borstzak en ging ijverig aan het -teekenen. Toen na een half uur alles was afgeloopen, leunde hij nog -tegen een boom en teekende nog steeds; daarna stak hij het perkament in -zijn zak en ging naar huis. Die man was Albrecht Dürer.</p> -<p>Verscheidene dagen later begaf hij zich naar de <span class="pagenum">[<a id="pb112" href="#pb112" name="pb112">112</a>]</span>Heerenmarkt en liet, bij Pirkheimers huis -gekomen, den klopper driemaal op de koperen deurplaat neervallen.</p> -<p>In het voorportaal vond hij de bedienden bezig allerlei -toebereidselen te maken voor den afmarsch, die den volgenden dag zou -plaats hebben.</p> -<p>Hij vond zijn vriend in de huiskamer bij zijn jonge vrouw, Vrouwe -Crescentia, om haar in haar smart over zijn aanstaande afwezigheid moed -en troost toe te spreken.</p> -<p>De komst van zijn boezemvriend was Pirkheimer blijkbaar zeer -aangenaam en hij heette hem dan ook hartelijk welkom. Daarop sprak hij: -“Meester Albrecht, help mij mijn bedroefd en beangst vrouwtje -bemoedigen; zij ziet erg op tegen de eenzaamheid, waarin zij moet -achterblijven en is in grooten angst over de krijgsgevaren, die haar -echtgenoot dreigen.”</p> -<p>Ook Vrouwe Crescentia zag meester Dürer gaarne komen: het -ernstige, waardige en tegelijkertijd het zachtzinnige van zijn -persoonlijkheid en zijn zielenadel hadden zoozeer haar achting en -genegenheid verworven, dat zij hem de eereplaats onder de huisvrienden -toekende. En zoo misten zijn bemoedigende woorden ook nu hun uitwerking -niet; zij werd er stiller en kalmer door, zoodat ze zich reeds spoedig -kon mengen in het gesprek, dat de beide mannen over den aanstaanden -veldtocht voerden.</p> -<p>In den loop van het gesprek tastte Dürer in zijn zak, zeggende: -“De monstering der troepen is niet alleen een genot geweest voor -mijn oogen, maar heeft <span class="pagenum">[<a id="pb113" href="#pb113" name="pb113">113</a>]</span>mij ook stof gegeven voor twee -kleine, onbelangrijke teekeningen. Ziet, hier zijn ze!”</p> -<p>Daarop reikte hij de eene aan Wilibald toe en de andere aan Vrouwe -Crescentia. De eerste stelde een vaandrig voor, op wiens in den wind -wapperend vaandel het Andreaskruis<a class="noteref" id="xd25e1842src" -href="#xd25e1842" name="xd25e1842src">1</a> van de orde van het heilige -Vlies schitterde; op de andere was St. George afgebeeld, den voet op -den gedooden draak zettende.</p> -<p>Pirkheimer was aangenaam verrast en sprak: “Gij hebt reeds -grooter kunstwerken dan deze geschapen, meester Albrecht; maar toch zie -ik ze met bijzonder veel genoegen, want ik begrijp, wat gij er mee wilt -zeggen. Die vaandrig met zijn wapperende banier moet onzen moed -versterken en Ridder George, met den gedooden draak, predikt ons te -vertrouwen op een goeden uitslag. Ik dank u mijn vriend—ook nu -heb ik uw bedoeling begrepen; nu is de lust tot den strijd zoowel als -de begeerte naar roem nog gestegen.” Zij bleven nog langen tijd -praten over den aanstaanden veldtocht onder het genot van een beker -wijn en door hun gesprek werd Vrouwe Crescentia bemoedigd en vertroost. -Den volgenden morgen riep de krijgstrompet de strijders tot den -afmarsch.</p> -<p>Zij verzamelden zich wederom op de Hallerweide, spoedig waren de -troepen opgesteld, doch de aanvoerder was er nog niet. Eindelijk kwam -hij aangereden en werd met luid gejuich ontvangen. <span class="pagenum">[<a id="pb114" href="#pb114" name="pb114">114</a>]</span></p> -<p>Maar voordat hij de legerafdeeling had bereikt, zag hij meester -Dürer in de voorste rij der menigte staan en wenkte hem toe om -even bij hem te komen.</p> -<p>Hij zag er zeer opgewonden uit, zijn wangen gloeiden en zijn oogen -waren rood.</p> -<p>“Ik heb een moeilijk oogenblik achter den rug,” zei hij, -“het afscheid viel ons zeer zwaar. Ik dacht, dat Crescentia nu -moedig zou zijn geweest, doch, toen het uur van scheiden was gekomen, -begaf haar hare kalmte en was zij zoo wanhopig, dat ik mij met groote -moeite uit haar omhelzingen moest losmaken. Daarom beveel ik haar in uw -vriendschap aan; heb medelijden met haar, die zoo eenzaam achterblijft -en wil haar troosten en bemoedigen. Misschien kom ik gauw terug, want -wellicht zijn die weerbarstige vlegels spoedig tot rede gebracht; als -ik geen bode tot u zend van het slagveld, dan beteekent dit, dat alles -goed gaat; maar als mij een ongeluk mocht overkomen zal ik het <i>u</i> -laten weten, dan kunt gij het zelf aan Crescentia mededeelen en haar -<span class="corr" id="xd25e1859" title="Bron: tegelijkerlijd">tegelijkertijd</span> vertroosten en moed -inspreken, gij hebt zooveel invloed op haar en zij heeft in u nog meer -vertrouwen dan in haar eigen vader.<span class="corr" id="xd25e1862" -title="Niet in bron">”</span> “Gaarne beloof ik u alles -voor haar te doen, wat ik kan, mijn vriend,” verzekerde -Dürer, <span class="corr" id="xd25e1865" title="Niet in bron">“</span>maar ik geloof vast en zeker, dat gij mij -geen bode zult toezenden, maar dat gij zelf zult terugkomen met -lauweren bekranst<span class="corr" id="xd25e1868" title="Niet in bron">.</span>”</p> -<p>“Dat geve God!<span class="corr" id="xd25e1873" title="Niet in bron">”</span> riep Wilibald; daarop reikte hij zijn -vriend de hand tot afscheid, gaf zijn paard de sporen en stelde zich -aan het hoofd der troepen, die <span class="pagenum">[<a id="pb115" -href="#pb115" name="pb115">115</a>]</span>spoedig daarop onder vroolijk -krijgsgeschal en luide heilwenschen en afscheidsgroeten van de menigte -op marsch gingen.</p> -<hr class="tb"> -<p>Er waren reeds weken verloopen en nog had men niets van de strijders -vernomen. Dit lange stilzwijgen werkte neerdrukkend op aller hart; de -hoop op een zegenrijken uitslag verminderde, in de herbergen, op de -markt of waar ook de menschen gewoon waren samen te komen, sprak men -over niets anders.</p> -<p>Dürer ging dikwijls naar de Heerenmarkt om te zien hoe de vrouw -van zijn vriend zich in haar eenzaamheid hield en om met haar over den -afwezige te kunnen praten. Het deed haar altijd goed, haar beangst hart -te kunnen uitstorten aan iemand, die haar vreugde en kommer deelde en -die het zoo uitstekend verstond bedroefden te bemoedigen door zijn -vriendelijke woorden en zijn vertrouwen inboezemende kalmte en -zielevrede.</p> -<p>Twee maanden waren er bijna verloopen, toen, nadat er reeds allerlei -berichten, die met elkaar in tegenspraak waren, in de stad waren -verspreid, door een reiziger het gerucht werd verbreid, dat het ongeluk -den keizer overal achtervolgde, doordat de hulptroepen op zich hadden -laten wachten, waardoor de Zwitsers in de gelegenheid waren geweest, -elke legerafdeeling afzonderlijk te verslaan. De man verhaalde dat de -Grauwbunderlanders met de Tirolers twee dagen achtereen slaags waren -geweest, waarbij <span class="pagenum">[<a id="pb116" href="#pb116" -name="pb116">116</a>]</span>de laatsten het onderspit moesten delven. -Daarop waren de eedgenooten de afdeeling der Zwaben te gemoet gegaan en -was het bij Hardt tot een treffen gekomen. Kort daarop had er een -gevecht bij Bazel plaats gehad, waarbij de Zwitsers weer hadden -overwonnen en Graaf Thierstein met zijn vijfhonderd man den dood zou -hebben gevonden. Ook vertelde hij nog van een derde en vierde gevecht, -een bij Constanz, waar veertienhonderd Zwaben sneuvelden en het andere -bij Frastenz, een hooggelegen bergpas waar de Duitschers door den -moedigen Hendrik Wolleb uit het kanton Uri waren ingesloten en -overwonnen.</p> -<p>Deze geruchten brachten een groote ontsteltenis in de stad te weeg. -In alle werkplaatsen en winkels werd het werk gestaakt, niemand dacht -aan arbeiden en steeds waren de herbergen overvol met mannen, in wier -ernstige, sombere blikken men kon lezen, hoezeer zij zich <span class="corr" id="xd25e1891" title="Bron: berzorgd">bezorgd</span> maakten -over de Neurenberger legerafdeeling.</p> -<p>Driftig werd er op meester Dürers huisdeur geklopt en de meid, -die de deur opendeed, schrok hevig, toen zij Vrouwe Crescentia met een -bleek gelaat en naar adem hijgende, voor zich zag staan. Angstig -vraagde zij om meester Dürer te spreken. Hij kwam haar reeds op de -trap tegemoet—want hij had haar stem gehoord en vermoedde waarom -zij kwam.</p> -<p>Duidelijk las hij doodelijken angst op haar gelaat en zij zeide hem -terstond, wat het was, dat haar zoo had doen ontstellen. “Hebt -gij het dan nog niet gehoord, waarvan de heele stad is vervuld?” -vraagde <span class="pagenum">[<a id="pb117" href="#pb117" name="pb117">117</a>]</span>zij niet zonder verwondering, toen ze zag hoe -rustig en kalm meester Dürer was.</p> -<p>“Ook mij is het bericht van ’s keizers ongeluk in den -strijd ter oore gekomen,” antwoordde Dürer, <span class="corr" id="xd25e1902" title="Niet in bron">“</span>en zooals elke -Duitscher, betreur ik dat oprecht; maar wat uw echtgenoot betreft, ben -ik volkomen gerust: er is hem geen ongeluk overkomen.”</p> -<p>Vrouw Crescentia bleef den meester met strakke blikken aanstaren; -zij begreep er niets van. “Hebt gij dan de gave der profetie, dat -gij weten kunt wat er ver van ons geschiedt?” vraagde ze. -“Meester Dürer, hoe is het mogelijk, dat gij zoo kalm zijt? -Zie, ik leef in zulk een doodsangst, dat ik niet weet, wat ik denken of -doen moet.” Dürer nam Vrouwe Crescentia bij de hand en -geleidde haar naar een stoel, waarna hij bij haar plaats nam, zeggende: -“Men behoeft waarlijk geen profeet te zijn om te weten dat het -met uw echtgenoot goed gaat: zijn stilzwijgen alleen is het bewijs -daarvan.” Vrouw Crescentia zag hem angstig aan; zij begreep er nu -nog minder van.</p> -<p>“Hoe moet ik toch uw duistere woorden uitleggen? Heb -medelijden met mij en zeg mij duidelijk, wat gij bedoelt.”</p> -<p>Dürer, die slechts had willen weten of Pirkheimer bij het -afscheid nemen met zijn vrouw dezelfde afspraak had gemaakt als met -hem, bemerkte nu, dat dit niet het geval was en hij vraagde zich zelf -af, of hij hetgeen zijn vriend hem had toevertrouwd, mocht verraden. -Maar toen hij den doodsangst van Vrouwe Crescentia zag en begreep, dat -deze mededeeling <span class="pagenum">[<a id="pb118" href="#pb118" -name="pb118">118</a>]</span>haar zou kunnen troosten, besloot hij haar -de reden, van zijn gerustheid te vertellen. “Gij vraagt mij, -edele Vrouwe, waarom het stilzwijgen van uw echtgenoot voor mij het -bewijs van zijn welzijn is. Nu dan, toen hij afscheid nam, sprak hij -tot mij “alleen als mij een ongeluk overkomt, zal ik een bode -sturen en wel aan u, Albrecht, opdat mijn arme vrouw de ongelukstijding -niet zoo onvoorbereid zal hooren, en gij haar tegelijkertijd zult -kunnen troosten.” De reiziger heeft wel verhaald van verloren -veldslagen en dat is zeker treurig genoeg, doch de boodschapper van uw -echtgenoot is weggebleven. Maak u dus niet ongerust en vrees niet, dat -hem iets zou zijn overkomen.”</p> -<p>Vrouwe Crescentia had met gespannen aandacht geluisterd; toen greep -zij zijn hand en drukte die hartstochtelijk: “o dank, dank voor -die woorden, Meester Dürer! Waarlijk, het is mij alsof gij een -engel zijt door God gezonden om mijn beangst gemoed tot rust te -brengen. Ook dank ik u, Wilibald, voor uw teedere zorg voor uw arme -vrouw! Ja, dat was een goed denkbeeld van hem, om zijn boodschapper tot -u te zenden in plaats van regelrecht tot mij. De Heilige Maagd geve, -dat die bode, die toch slechts een onheilsbode zou kunnen zijn, moge -wegblijven, en al de heiligen mogen ons bijstaan, opdat er spoedig een -einde aan den strijd kome! — — — Ach, mijn hart -begint weer angstig te kloppen, als ik er aan denk, dat het reeds -verscheidene dagen is geleden, sinds die reiziger het tooneel van den -strijd heeft <span class="pagenum">[<a id="pb119" href="#pb119" name="pb119">119</a>]</span>verlaten, en dat er sedert dien tijd weer veel -kan zijn gebeurd.” Dürer legde zijn hand op haar schouder: -“o wees niet ondankbaar jegens Hem, die tot nu toe uw echtgenoot -voor alle gevaar heeft behoed, maar vertrouw op Hem! Alleen een -onbeperkt vertrouwen op Gods almacht en barmhartigheid maakt het hart -stil en sterk.” Zwijgend bleef Vrouwe Crescentia geruimen tijd in -gepeinzen; toen hief zij de oogen langzaam op en knikte: “Gij -hebt gelijk, lieve Meester, en ik wil naar u luisteren. Bid voor mij -opdat mijn hart ook zoo gelaten en sterk moge worden als het uwe -is!”</p> -<p>Ondertusschen kwam Vrouwe Agnes binnen, die zich in het gesprek -mengde, en toen Crescentia na een uurtje naar huis ging, was haar hart -geheel gerustgesteld.</p> -<p>Er verliep wederom eenige tijd, toen kwam er een reizende koopman te -Neurenberg, wiens mededeelingen nieuwe onrust teweeg brachten. Hij -vertelde van een nieuwe nederlaag van het keizerlijke leger bij Mals in -Vienstgau en ook dat de keizer het leger in twee deelen had gesplitst: -het grootste gedeelte zou onder bevel van Graaf van Fürstenberg -naar Bazel zijn opgerukt en met het andere gedeelte zou de keizer zelf -naar de Bodenzee zijn getrokken. Daarop was Fürstenberg bij -Dornach met den vijand slaags geraakt, bij welken strijd de graaf het -onderspit had gedolven en zelfs het leven verloren.</p> -<p>Nu begon ook meester Dürers hart onrustig te kloppen. Misschien -had zijn vriend plotseling den <span class="pagenum">[<a id="pb120" -href="#pb120" name="pb120">120</a>]</span>dood gevonden en geen tijd -meer gehad om een bode te zenden? Juist wilde hij zijn ongerustheid aan -Vrouwe Agnes meedeelen, toen de klopper haastig driemaal op de deur -werd neergelaten en even daarna een man, bestoven en verreisd, voor hem -stond, bij wiens aanblik meester Dürer doodelijk bleek werd. -“Götz, zijt gij het!” riep hij, terwijl hij de handen -afwerend uitstrekte, want in den reiziger had hij Pirkheimers knecht -herkend.</p> -<p>Maar nog voordat hij iets kon vragen, riep de man snel: “Wees -niet ontsteld, ik heb niets kwaads te berichten! Het gevaar is geweken, -de wond was niet doodelijk. Mijn meester heeft mij slechts gezonden, -omdat hij vreesde, dat gij u zoudt verontrusten over de slechte -tijdingen, die misschien in Neurenberg zijn verspreid geworden. Het is -waar, dat de ongeschiktheid en de onwil der Duitsche troepen den keizer -geen geluk hebben aangebracht, doch mijn meester is geen ander leed -wedervaren dan een lichte schram aan het hoofd. Hij wilde gaarne, dat -gij dit zelf aan Vrouwe Crescentia zoudt mededeelen en ook dit: dat de -oorlog als geëindigd is te beschouwen, want dat de keizer, hoewel -niet zonder tegenzin, van plan is vrede te sluiten.”</p> -<p>“O wees hartelijk welkom, gij, brenger van zulk een goede -boodschap!” riep Dürer innig verblijd en hij drukte den -goeden man de hand. “Doe u nu eerst eens te goed na die lange -reis, terwijl ik gauw naar Vrouwe Crescentia ga, om haar uw tijding -over te brengen.” <span class="pagenum">[<a id="pb121" href="#pb121" name="pb121">121</a>]</span></p> -<p>IJlings greep hij zijn baret en liep haastig naar de -Heerengracht.</p> -<p>Vrouwe Crescentia zat juist met haar beide dochtertjes op schoot in -de kinderkamer, toen hij binnentrad. Ook haar waren de jobstijdingen -omtrent het keizerlijke leger ter oore gekomen, doch zij had aan haar -herlevende ongerustheid niet willen toegeven, maar die met alle kracht -overwonnen, denkende aan hetgeen meester Dürer haar had -gezegd.</p> -<p>Nu stond hij op eens zelf voor haar en haar hart stond stil. Wat zou -er gebeurd zijn? Maar één blik op zijn gewoonlijk zoo -ernstig gelaat, waarop nu een glans van vreugde lag verspreid, stelde -haar gerust.</p> -<p>Dürer boog eerbiedig en sprak: “God zij met u, edele -Vrouwe! Uw echtgenoot heeft zich niet aan de afspraak gehouden, want -hij heeft iemand gezonden met tijding, doch gelukkig met goede tijding. -Wel is waar had de vreemdeling gelijk, die berichtte hoe ongelukkig het -keizerlijke leger het er heeft afgebracht, doch uw echtgenoot maakt -het, Gode zij dank, goed. Zijn knecht is het mij komen zeggen en -versterkt zich op dit oogenblik met spijs en drank thuis bij mijn -Agnes.” Vrouwe Crescentia zette de beide kinderen van haar schoot -en stond op met hooggekleurde wangen, terwijl zij de handen hemelwaarts -hief en uitriep:</p> -<p>“O, de heiige Maagd zij geloofd, tot wie ik dagelijks heb -gebeden en gesmeekt!—En wat heeft Götz verder -gezegd?”</p> -<p>“Iets, dat u eveneens zal verheugen: dat de vrede voor de deur -staat,” sprak Dürer. Toen barstte Vrouwe <span class="pagenum">[<a id="pb122" href="#pb122" name="pb122">122</a>]</span>Crescentia in tranen uit en in de overmaat van -haar geluk viel zij bijna den brenger van deze heerlijke tijdingen om -den hals.</p> -<p>Even daarop stond Götz zelf voor haar en moest haar alles van -het begin af uitvoerig vertellen. De goede man was het liefst maar weer -dadelijk terug gegaan naar zijn meester, maar Vrouwe Crescentia wilde -den vermoeiden reiziger niet laten gaan voor den volgenden morgen, -voorzien van haar zegenbeden en een ruim reisgeld.</p> -<p>Spoedig bevestigden zich Pirkheimers mededeelingen: de keizer sloot -te Bazel vrede met de Zwitsers, en de Neurenberger legerafdeeling trok -weldra de stadspoort binnen. Zij had zich uitstekend van haar plicht -gekweten en de keizer had haar in het bijzonder zijn tevredenheid -betuigd, terwijl hij vooral vol lof was over de ridderlijkheid en -onverschrokken moed, die de aanvoerder in den strijd had getoond en hem -beloonde met den titel van keizerlijk raadsheer.</p> -<p>Aan den avond van den dag, waarop de krijgslieden de stad waren -binnengetrokken, waren de vensters van het huis der familie Pirkheimer -helder verlicht en zat een vroolijk gezelschap om den welvoorzienen -disch verzameld. Tusschen den gastheer en de gastvrouw was meester -Dürer gezeten en die plaats kwam den vriend toe, die de eenzame en -angstig gestemde vrouw van den veldheer trouw met troost en raad had -bijgestaan. <span class="pagenum">[<a id="pb123" href="#pb123" name="pb123">123</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e1842" href="#xd25e1842src" name="xd25e1842">1</a></span> Het -Andreaskruis van het heilige Vlies of van de Vliesridders werd -ingesteld door Filips den Goede bij gelegenheid van zijn huwelijk in -1520 en schonk vele privilegiën. Vert. <a class="fnarrow" -href="#xd25e1842src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch14" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e311">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XIV<span class="corr" id="xd25e1955" title="Niet in bron">.</span></h2> -<h2 class="main">KINDERLIJKE LIEFDE.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first"><a id="xd25e1960" name="xd25e1960"></a>Op een -Septembermorgen van het jaar 1502 trad een aanzienlijk man, de -patriciër Löffelholz Dürers werkplaats binnen.</p> -<p>“Is meester Dürer niet thuis?” vraagde hij aan de -gezellen. “Hoe komt het, dat hij, die anders zoo stipt is, zijn -woord niet heeft gehouden? Ik wacht reeds drie dagen op de schilderij, -die ik bij hem heb besteld.”</p> -<p>Schäufelein, die het dichtst bij stond, haalde de schouders -op.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e1967" title="Niet in bron">“</span>Gij zult nog een weinig geduld moeten -hebben, edele heer, wij kunnen er niets aan doen. De meester wil -volstrekt niet, dat wij er aan werken, hij wil het geheel zelf -afmaken.”</p> -<p>“Nu, waarom maakt hij daarmee dan zoo weinig haast?” -vraagde Löffelholz.</p> -<p>“Hij is de laatste dagen bijna niet in de werkplaats te zien, -omdat hij andere plichten heeft te vervullen.<span class="corr" id="xd25e1974" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>“Wat voor plichten?”</p> -<p>“Zijn plicht als zoon. Reeds lang is de oude meester -<span class="pagenum">[<a id="pb124" href="#pb124" name="pb124">124</a>]</span>Dürer bedlegerig en zeer hulpbehoevend en -ellendig. Vrouwe Barbara en Vrouwe Agnes hebben hem tot nu toe -liefderijk opgepast, maar een paar dagen geleden is hij zoo erg -geworden en het is niet meer alleen zijn oude kwaal, maar nog andere -ongesteldheden er bij, die hem kwellen en dubbele verpleging eischen. -De beide vrouwen hebben zooveel van haar krachten gevergd, dat zij zich -nauwelijks meer op de been kunnen houden en daarom heeft de meester een -deel der verzorging op zich genomen en vooral het waken ’s -nachts; dan kunnen de vermoeiden een weinig rust nemen. Maar daardoor -is hij overdag niet alleen te vermoeid om te werken, maar zijn geest is -er ook niet toe gestemd, want de zorg en kommer drukken hem ter neer. -Gij moet weten, dat er slechts zelden een zoon zal worden gevonden, die -zoozeer met hart en ziel aan zijn ouden vader is gehecht als onze -meester. Hij heeft dan ook trouw voor hem in zijn ouderdom gezorgd, en -in zijn zorgen zich zelf geheel vergeten.”</p> -<p>“Ik wist het,” viel Löffelholz den gezel in de -rede, <span class="corr" id="xd25e1985" title="Niet in bron">“</span>het is overbekend hoe goed meester -Dürer voor zijn ouders en broeders is. En nu heb ik waarlijk spijt -over mijn ongeduld en zal ik kalm afwachten, totdat de meester in staat -is, het schilderstuk af te maken.” Toen ging hij groetende -weg.</p> -<p>Op straat gekomen, drong door het open venster van de kamer uit het -benedenhuis een luid steunen en zuchten tot hem door; hij begreep nu -welke bittere pijnen en smarten de oude meester had door te staan. -<span class="pagenum">[<a id="pb125" href="#pb125" name="pb125">125</a>]</span></p> -<p>En werkelijk de grijsaard lag in hevig lijden op het ziekbed neer; -zijn zoon zat bij hem en trachtte hem het lijden zooveel mogelijk te -verzachten door zijn pijnlijk lichaam met zachte kussens te -ondersteunen en hem nu en dan een glas kostbaren wijn uit Istria te -laten drinken.</p> -<p>Daarna werd de zieke rustiger. Hij keerde het aangezicht naar den -muur en sliep in—toen stond zijn zoon zachtjes op en deed de deur -open om de frissche lucht naar binnen te laten stroomen.</p> -<p>Intusschen kwam Vrouwe Agnes en even daarna Vrouwe Barbara binnen, -die eenige uren hadden geslapen en nu meester Albrecht kwamen -aflossen.</p> -<p>Hij weigerde echter en sprak vriendelijk: “Laat mij hier -blijven, ik verlaat vader nu liever niet.”</p> -<p>En zoo bleven alle drie in de kamer zacht met elkaar fluisteren, om -den kranke niet te storen. Er hingen in het zieke vertrek twee -geschilderde portretten van den ouden meester Dürer. Beide waren -door Albrecht gemaakt, het eene op het eind zijner leerjaren, toen zijn -vader betrekkelijk nog in de kracht zijns levens was, en het andere bij -zijn terugkomst uit den vreemde, om aan zijn vader te laten zien, wat -hij daar had geleerd. Het laatste portret vertoonde het gelaat van een -zeventigjarigen grijsaard, waarop de tijd zijn verwoestenden invloed -had uitgeoefend, want het was vol rimpels en de oogen hadden een zeer -vermoeide uitdrukking.</p> -<p>Vrouwe Barbara had de portretten uit de woonkamer laten nemen, om ze -in dit vertrek op te hangen. <span class="pagenum">[<a id="pb126" href="#pb126" name="pb126">126</a>]</span>Nu viel haar oog op de -beeltenissen en ze zuchtte diep, toen ze zei: <span class="corr" id="xd25e2006" title="Niet in bron">“</span>Ach, hoe broos en -vergankelijk is toch het leven van den mensch!”</p> -<p>Albrecht knikte haar toe en sprak na eenige oogenblikken: “Het -lichaam vergaat tot stof en asch, maar de rechtvaardige blijft in -gedachtenis. Mijn goede vader is steeds een deugdzaam, vroom man -geweest, dat is zeker en niemand heeft dat in ruimer mate ondervonden -dan ik. O, ik kan God niet genoeg er voor danken, dat Hij mij zulk een -vader heeft gegeven, die altijd als een voorbeeld van deugd en -vroomheid voor mijn oogen heeft gestaan en mij den goeden weg heeft -leeren bewandelen.<span class="corr" id="xd25e2011" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>Vrouwe Barbara schreide zacht en na eenige oogenblikken begon ook -zij haar man te prijzen; dankbaar herdacht zij, hoe goed hij altijd -voor haar was geweest in hun lang huwelijksleven.</p> -<p>Een beweging van den zieke trok aller aandacht tot zich; hij was -ontwaakt en scheen iets te willen zeggen, want hij wenkte zijn zoon toe -om dicht bij hem te komen en zijn hand in de zijne nemende, sprak hij: -“Mijn zoon, ik voel dat ik ga sterven, en ik wilde u op het hart -drukken, uw vrome, godvreezende moeder in haar ouderdom niet alleen te -laten, haar, die altijd zulk een trouwe moeder voor u is -geweest!”</p> -<p>Albrecht boog zich over de klamme hand zijns vaders en drukte een -kus er op. “Gij behoeft u niet ongerust te maken, lieve vader. Ik -ken mijn plicht en zal dien met Gods hulp zoo goed als ik kan -vervullen.” <span class="pagenum">[<a id="pb127" href="#pb127" -name="pb127">127</a>]</span></p> -<p>Een dankbare blik uit zijns vaders oogen was zijn belooning.</p> -<p>Maar op hetzelfde oogenblik werd de kranke weder onrustig en begon -op nieuw te steunen; het moest dus wel een ontzettend pijnlijk lijden -zijn, want tot nog toe had de grijsaard zijn smarten met -onvergelijkelijk geduld en gelatenheid gedragen. Hij klaagde over -brandende pijn in de ingewanden en wilde uit het bed komen, ijlende -alsof hij door hersenkoorts werd geteisterd.</p> -<p>Met groote moeite hield men hem in bed en trachtte de pijn te -verzachten door warme doeken op zijn lichaam te leggen, maar het hielp -niet veel en den geheelen dag hadden alle drie het zoo druk, dat er -geen tijd overbleef om iets te nuttigen. Toen de avond viel kwam de -zieke pas tot rust, hij begeerde te drinken en sliep daarna in. De -beide vrouwen drongen er nu bij Albrecht op aan, dat hij naar zijn -eigen kamer zou gaan om een weinig te slapen en nieuwe krachten voor -den volgenden dag te verzamelen, en daar ook de natuur haar rechten -eischte, gehoorzaamde de vermoeide man.</p> -<p>Tot laat in den avond konden de beide vrouwen rustig bij elkaar -blijven zitten, want de kranke verroerde zich niet. Toen richtte hij -zich weer met een angstige kreet overeind en wilde het bed -verlaten.</p> -<p>Vrouwe Barbara gaf hem zijn zin, wischte het klamme zweet van zijn -voorhoofd en toen hij om drinken vraagde, gaf Agnes hem een glas zoeten -wijn.</p> -<p>“Dat heeft mij goed gedaan!” zei hij en nu wilde hij -<span class="pagenum">[<a id="pb128" href="#pb128" name="pb128">128</a>]</span>weer naar bed worden gebracht. <span class="corr" id="xd25e2036" title="Bron: Nauwlijks">Nauwelijks</span> lag hij -weer in de kussens, of zijn gelaat onderging plotseling een groote -verandering: zijn gelaatskleur werd geheel anders, zijn oogen zonken in -de kassen en schenen reeds gebroken.</p> -<p>De vrouwen schrokken, toen zij het bemerkten en ijlings stak Barbara -een licht op, om dat aan het hoofdeinde bij den stervende te plaatsen, -zooals toen het gebruik was. Zij wilde daarop de meid naar den kapelaan -sturen, om den zieke van de Sacramenten der stervenden te voorzien, -doch zij zag wel, dat het te laat was en daarom vervulde zij de plaats -van den priester, maakte het teeken des kruises, vouwde de handen en -sprak de woorden van St. Bernardus, het gewoone gebed der -stervenden.</p> -<p>Ondertusschen snelde de meid op een wenk van Vrouwe Agnes, die den -zieltogende in haar armen hield, naar boven om meester Albrecht te -roepen.</p> -<p>In aller ijl kleedde hij zich aan en snelde in grooten angst de trap -af. Toen hij echter de kamer in kwam, had zijn brave vader reeds den -laatsten adem uitgeblazen en drukte Vrouwe Barbara den doode de oogen -toe.</p> -<p>Albrechts smart was groot en hij verweet zich bitter, dat hij het -laatste uur had geslapen, maar zijn moeder trachtte hem te troosten met -de woorden: “Stel u gerust, mijn zoon, want al waart gij hier -geweest, dan zoudt gij hem het sterven toch niet gemakkelijker hebben -kunnen maken dan het is geweest. Laten wij God danken, die hem zulk een -zalig, kalm sterfbed heeft gegeven!” <span class="pagenum">[<a id="pb129" href="#pb129" name="pb129">129</a>]</span></p> -<p>Daarop ging Albrecht naar het bed van den doode, keek langen tijd -met eerbiedig gevouwen handen naar het vriendelijke, rustige gelaat en -fluisterde biddend:</p> -<p>“<span lang="la">Ave, pia anima. Requiem aeternam da ei, -Domine, et lux ei luceat perpetua!</span>”<a class="noteref" id="xd25e2056src" href="#xd25e2056" name="xd25e2056src">1</a></p> -<p>Het was de avond voor St. Mattheus van het jaar 1502 tegen -middernacht dat de oude meester Dürer op vijf-en-zeventig jarigen -leeftijd tot zijn vaderen werd verzameld.</p> -<p>Den volgenden dag werd onder klokgelui en onder het geleide van het -geheele goudsmidsgilde het lijk op het Sebalduskerkhof ter aarde -besteld. Van het hoogaltaar werd de zielmis gelezen en aan de armen der -stad werd brood uitgedeeld. Gedurende drie dagen bleef het zwart -fluweelen lijkkleed op het graf uitgespreid en <span class="corr" id="xd25e2063" title="Bron: brandde">brandden</span> daarop twee kaarsen, -die door houten kasten tegen den wind werden beschut, terwijl twee -geestelijke zusters den geheelen dag bij het graf bleven om lijkzangen -te zingen en te bidden voor de ziel des afgestorvenen. Dit alles -gebeurde op verlangen van Albrecht, die hiermee zijn vader de laatste -eer wilde bewijzen en toen hij en zijn betrekkingen na den lijkdienst -waren teruggekeerd, nam hij de zorg voor zijn moeder en zijn jongsten, -twaalfjarigen broeder Hans geheel op zich, zooals hij zijn vader had -beloofd en zooals zijn eigen hart hem ingaf.</p> -<p>Zijn broeder Andreas evenwel nam ransel en staf op en trok de wijde -wereld in. <span class="pagenum">[<a id="pb130" href="#pb130" name="pb130">130</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2056" href="#xd25e2056src" name="xd25e2056">1</a></span> Vaarwel, -vrome ziel! Heer, geef hem de eeuwige rust en laat uw onvergankelijk -licht hem bestralen! <a class="fnarrow" href="#xd25e2056src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch15" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e320">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XV.</h2> -<h2 class="main">TOT GROOTER VOLKOMENHEID.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Meermalen had Keurvorst Frederik de Wijze Neurenberg -bezocht en dikwijls had hij meester Dürer met een bezoek -vereerd.</p> -<p>Het eerste altaarstuk, dat de keurvorst <span class="corr" id="xd25e2078" title="Niet in bron">bij</span> hem had besteld, voldeed -zoo goed, dat hij hem eenige jaren later een tweede voor de -Allerheiligenkerk opdroeg.</p> -<p>En nu—in het begin van het jaar 1504—kwam voor de derde -maal uit Wittenberg de opdracht aan meester Dürer, om een -schilderij te leveren ter versiering van dezelfde kerk en hij ging -terstond aan het werk. De eene maand na de andere verliep; Dürer -schilderde met de uiterste zorgvuldigheid en de grootste toewijding, -zoowel de hoofdfiguren als de geringste onderdeelen.</p> -<p>Toen het in Neurenberg bekend werd, dat het groote altaarstuk zijn -voltooiing naderde<span class="corr" id="xd25e2085" title="Bron: ;">,</span> werd Dürer dikwijls gestoord door -nieuwsgierigen, die het wilden zien, want Pirkheimer en de beide -gezellen hadden verteld, dat de meester zich zelf had overtroffen en -daardoor wederom een schrede tot het volkomene in de kunst was -genaderd. <span class="pagenum">[<a id="pb131" href="#pb131" name="pb131">131</a>]</span></p> -<p>Allen, die het zagen, konden zich overtuigen dat die lofspraak niet -overdreven was. Het stuk stelde de aanbidding der Wijzen voor. Links -zit de Maagd Maria in een licht blauw gewaad met witten sluier en houdt -het kind Jezus op haar schoot. De uitdrukking van haar gelaat is -onvergelijkelijk lieftallig, heilig en vredig. Diep bewogen en met -velerlei aandoeningen naderen de Wijzen uit het Oosten, gekleed in -gewaden, schitterend van goud, en het is alsof met hen de geheele -natuur in aanbidding ligt verzonken. Geen aureool omgeeft Maria en het -Kind, maar het lichte, zonnige groen op den achtergrond doet beiden nog -beter uitkomen dan zulk een krans van licht het zou kunnen doen.</p> -<p>Iedereen was onder de bekoring van dit kunstwerk—men zag, dat -het iets heel bijzonders was en dat geen van meester Dürers werken -zoo hoog stond. Was ’t het schoone coloriet, het gevoelige der -teekening, de teedere, fijne penseelbehandeling, de wondere harmonie in -de groepeering, de groote eenvoud en verheven rust, die over het geheel -lag verspreid, wat zulk een overweldigenden indruk maakte? Neen, niet -één dezer kwaliteiten alleen, maar dit alles te zamen was -de reden van de groote bekoring, die het uitoefende.</p> -<p>Hoe was meester Dürers kunst nu op eenmaal tot zulk een hoogte -gestegen?</p> -<p>Sedert geruimen tijd had zich te Neurenberg een Venetiaansch -kunstenaar gevestigd, Jacopo de Barbari geheeten, wiens kunst hoog werd -geroemd. <span class="pagenum">[<a id="pb132" href="#pb132" name="pb132">132</a>]</span></p> -<p>Eerzucht en naijver hadden hem uit de stad der lagunen verdreven. -Hij kon niet dulden zijn roem met andere kunstenaars te moeten deelen -en hij vond het onverdragelijk door anderen in de schaduw te worden -gesteld. Hij hoopte in Duitschland, door de hoogte waarop hij stond, -onbetwist een eerste plaats in te nemen.</p> -<p>Toch wilde hij niet gemakkelijk zijn triomfen behalen en daarom koos -hij een plaats, waar hij gelegenheid had een reeds gevierd kunstenaar -te overschaduwen. Zijn hoop werd dan ook vervuld. Evenals Ceasar kon -hij zeggen: Veni, vidi, vici<a class="noteref" id="xd25e2103src" href="#xd25e2103" name="xd25e2103src">1</a>, en in een oogwenk waren de -Neurenbergers zoozeer onder zijn invloed gekomen, dat zij bijna de -Duitsche kunst vergaten om de vreemde te huldigen. Het was waar, dat de -fijnheid en gevoeligheid van het coloriet, het liefelijke en sierlijke -der teekening en de bekoorlijke uitdrukking, die hij in het gelaat wist -te leggen, hem aller bewondering waardig maakte. Daarbij vergeleken -scheen de Duitsche kunst hard en ruw, stijf en koud.</p> -<p>Meester Jacopo werd bij de aanzienlijkste families gaarne ontvangen; -men betwistte elkaar de eer van zijn gezelschap, men zwaaide hem -onmatigen lof toe, en overlaadde hem met geschenken en eerbewijzen. Het -aantal bestellingen was overweldigend groot, want alle aanzienlijke -jonkvrouwen bestormden zijn atelier om haar portret te laten -maken.—</p> -<p>Albrecht Dürer zag welke triomfen de vreemde indringer -behaalde, hij hoorde de overdreven loftuigingen en werd voortdurend -stiller. <span class="pagenum">[<a id="pb133" href="#pb133" name="pb133">133</a>]</span></p> -<p>Was gekrenkte eerzucht, of verterende naijver de oorzaak, dat hij -zoo stil en in zich zelf gekeerd was? Neen, want zijn edel hart kende -dergelijke gewaarwordingen niet. Hij zelf behoorde tot hen, die meester -Jacopo bewonderden en prezen in alle oprechtheid en zonder een zweem -van huichelarij en na eenigen tijd, nadat hij in stilte had toegezien -en nagedacht, ging hij naar den vreemden kunstenaar in allen ootmoed en -nederigheid, zonder zich te laten afschrikken door den nederbuigenden -toon, waarop deze, door de volksgunst zoo hooggeplaatste en verwende -man, tot hem sprak—en de macht van Dürers edele en nederige -persoonlijkheid bleef niet zonder invloed op dezen hoogmoedige, wien -hij achting afdwong.</p> -<p>Het was de wensch om te leeren, die hem naar meester Jacopo had -gedreven. De drie-en-dertigjarige kunstenaar, wiens naam op aller -lippen was, achtte zich niet te hoog bij den vreemden meester in de -leer te gaan.</p> -<p>Vóór dien tijd had hij nog een andere school -doorloopen, die des lijdens. Een zware krankheid had hem bezocht en -daardoor had hij gelegenheid gehad zich in ernstige overdenkingen te -verdiepen. En evenals dit zelfonderzoek zijn <i>hart</i> gelouterd en -geheiligd had, zoo was het ook niet zonder invloed op zijn <i>geest</i> -gebleven; zijn genie had nieuwe openbaringen ontvangen en door de -grootte van zijn lichamelijk lijden waren zijn scheppende krachten -toegenomen. Deze vooruitgang openbaarde zich in de wijze, waarop -Dürer nu het <i>menschelijk gelaat</i> opvatte en uitvoerde. Had -tot nu toe de Duitsche kunst zich vergenoegd <span class="pagenum">[<a id="pb134" href="#pb134" name="pb134">134</a>]</span>met -het eenvoudig weergeven der lijnen en trekken zonder de stemming van -het gemoed uit te drukken<span class="corr" id="xd25e2128" title="Niet in bron">,</span> nu legde hij in zijn portretten duidelijk en -helder de stemming der ziel. Daardoor wordt het geheele gelaat bezield, -men kan zien welke gewaarwordingen de mensch ondervindt, wat hem -aandoet, wat hij gevoelt en welken strijd hij doorleeft; het is alsof -men de haren ziet trillen, alsof de lippen zich bewegen en de oogen -schitteren en glinsteren.—Toen hij nog zeer ziek was, had hij een -Christuskop geschilderd zooals nooit te voren: het hoofd van den -gestorven Heiland met de doornenkroon, met gesloten oogen en geopenden -mond en een uitdrukking van onmetelijke smart over het geheele gelaat -verspreid. Wat Dürer zelf in zijn bitter lijden had ondervonden, -trachtte hij weer te geven met het penseel en daardoor kwam hij tot het -schilderen der <i>ziel</i>, een door lijden verkregen talent, dat hij -na zijn herstel in een groot aantal werken openbaarde, zonder ze -evenwel reeds aan het groote publiek te laten zien. Hiertoe behoorde -voornamelijk het lijden van Christus, dat hij met de pen en het penseel -op groen getint papier in twaalf afbeeldingen had weergegeven en daarna -een serie houtsneden, het leven van Maria voorstellende van haar -geboorte tot haar hemelvaart. Deze afbeeldingen hadden een groote -bekoorlijkheid voor den beschouwer; de kunstenaar had hierdoor een -snaar aangeraakt, die in elk Duitsch hart een weerklank moest vinden, -want deze teekeningen waren de verheerlijking van het familieleven, de -lof van het huwelijk, als een heilige, door God geordineerde -<span class="pagenum">[<a id="pb135" href="#pb135" name="pb135">135</a>]</span>en gezegende staat,—in het kort, het was -wederom een predicatie tot het Duitsche volk, zooals vroeger de door -hem geïllustreerde Openbaring van Johannes.</p> -<p>Dürer had dus in de school des lijdens veel geleerd; maar hij -was er ver van te gelooven, dat hij nu niets meer behoefde te leeren en -in den vreemden kunstenaar zag hij juist een leermeester met wiens -onderricht hij weder in een ander opzicht zijn voordeel zou kunnen -doen.—</p> -<p>Langzamerhand verminderde de koelheid van Jacopo tegenover den -Duitschen schilder. Hij werd vriendelijker tegen hem, doch verloor een -zekere terughoudendheid niet uit het oog, toen hij bemerkte, dat het -Dürer te doen was om van hem te leeren. Hij zag heel goed hoe -uitstekend begaafd de Duitscher was en hij vreesde in stilte, dat -Dürer hem in zijn kunst zou ter zijde komen of misschien wel -overtreffen.</p> -<p>Vooral wilde hij angstvallig het geheim van de wijze, waarop hij het -menschelijk figuur wist af te beelden, en waarop hij zich zoo beroemde, -voor Dürer verborgen houden. Hij deed het namelijk voorkomen, -alsof hij geen modellen noodig had, maar alsof hij door zijn grondige -kennis der anatomie en de door hem opgemaakte theorie, die hij uit den -canon der verhoudingen van het menschelijke lichaam had geput, dit in -zijn grootste schoonheid kon weergeven.</p> -<p>Hoe gaarne had Dürer dit ook gekund! Maar spoedig moest hij de -oprechtheid van den vreemdeling wel in twijfel trekken, toen hij bij -toeval hoorde, dat hij, bij het weergeven der menschelijke gestalte, nu -en <span class="pagenum">[<a id="pb136" href="#pb136" name="pb136">136</a>]</span>dan het levend model had gebruikt en het bleek -dus duidelijk, dat zijn scheppingsvermogen en anatomische kennis niet -voldoende waren, om hem in staat te stellen het ideaal der menschelijke -schoonheid in beeld te brengen.</p> -<p>Niettemin leerde Dürer door zijn omgang met meester Jacopo en -door het bestudeeren van zijn werken, de gebreken die hij in zijn eigen -werk had ontdekt, overwinnen en daardoor zijn kunst tot grootere -volmaking brengen, want hij was er verre van, zich tevreden te stellen -met hetgeen hij kon en liet zich door de grootste loftuitingen niet in -slaap maken, om op de geplukte lauweren uit te rusten, maar hij -streefde voortdurend naar hooger.</p> -<p>Het werd dan ook spoedig openbaar welke nieuwe kunde hij had -verkregen. ’t Waren slechts kleine stukken, oefeningen en -studies, die uit zijn werkplaats kwamen, maar de kenners waren -één en al verbazing en bewonderden de vorderingen, die -hij had gemaakt vooral in het dierengenre, dat hij tot nu toe bij het -landschap had achtergesteld.</p> -<p>Zoo had hij een haas geschilderd, die aller bewondering verdiende. -Het vel was zoo natuurgetrouw weergegeven, dat men bijna in verzoeking -kwam het eens te bevoelen, om zich te overtuigen, dat het geschilderd -was en niet een werkelijk hazevel. Even groot opzien baarde een -levensgroote hertekop, door een pijl getroffen en met gebroken oogen, -en een ruiker viooltjes, waaraan slechts de geur ontbrak, om voor -levende bloemen te kunnen worden gehouden. <span class="pagenum">[<a id="pb137" href="#pb137" name="pb137">137</a>]</span></p> -<p>Door deze kunstwerken trok Dürer weer aller aandacht tot zich -en begrepen de Neurenbergers, dat men niet naar het buitenland behoefde -te gaan, om een volmaakt kunstenaar te aanschouwen, maar dat die in de -naaste omgeving was te vinden. Ja, het werd zelfs door enkelen luide -verkondigd, dat meester Dürer den Italiaan Jacopo overschaduwde en -deze fronste het voorhoofd, toen hij moest ondervinden, dat de -geestdrift voor hem meer en meer verkoelde.</p> -<p>En nu was Dürer aan het schilderen <span class="corr" id="xd25e2159" title="Bron: van">aan</span> het groote altaarstuk, dat een -vorst van hem begeerde: “de aanbidding der Wijzen” en toen -daaraan de laatste hand was gelegd, ging er in Neurenberg slechts -één kreet op: de Duitsche kunst overtreft die van anderen -en Albrecht Dürer is de eerste aller meesters! De zachtheid der -lijnen, die bij Jacopo in weekheid ontaardde, was bij Dürer met -kracht gepaard en het schitterende coloriet, dat bij den Italiaan niet -van overdrijving was vrij te pleiten, behield bij Dürer de juiste -maat en deed het oog aangenaam aan inplaats van het te verblinden. -—</p> -<p>Meester Dürer ontving uit Wittenberg een ruime belooning niet -alleen in klinkende munt, maar op verzoek van den kunstenaar was er een -bijzonder mooi gewei bijgevoegd, dat de eereplaats in het -staatsievertrek kreeg en door allen werd bewonderd, vooral door -Wilibald Pirkheimer, die zijn vriend dit kostbare stuk bijna benijdde. -<span class="pagenum">[<a id="pb138" href="#pb138" name="pb138">138</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2103" href="#xd25e2103src" name="xd25e2103">1</a></span> Ik kwam, -ik zag, ik overwon. <a class="fnarrow" href="#xd25e2103src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch16" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e329">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK <span class="corr" id="xd25e2168" title="Bron: XVII">XVI</span>.</h2> -<h2 class="main">EEN DUBBEL AFSCHEID.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een kouden, vochtigen Octoberavond van het jaar -1505 hield voor Dürers huis een logge koets stil, waaruit een -jonge man steeg in een reismantel gehuld.</p> -<p>“Schäufelein!” klonk het vroolijk uit een raam van -de eerste verdieping van Vrouwe Agnes’ lippen, toen zij den -bezoeker herkende.</p> -<p>Deze gaf den knecht last om voor zijn koffer te zorgen en trad snel -naar binnen. Hij werd hartelijk verwelkomd; vier weken was hij in -Frankfort geweest om Dürers schilderijen op de jaarmarkt te koop -aan te bieden.</p> -<p>“De lieve heiligen zijn geprezen,” riep hij, “dat -ik u allen in gezondheid mag terugzien en de doodsengel uw huis is -voorbijgegaan. Ik heb heel wat angst om u uitgestaan, want in Frankfort -ging de mare, dat de pest hier dagelijks veel offers -eischte.”</p> -<p>“Ja, God heeft ons genadig gespaard,” antwoordde -Dürer, <span class="corr" id="xd25e2183" title="Niet in bron">“</span>terwijl rondom ons menig huis door den -dood is bezocht. Wat ben ik verheugd en dankbaar, dat <span class="pagenum">[<a id="pb139" href="#pb139" name="pb139">139</a>]</span>God -u in welstand bij ons heeft teruggebracht.”</p> -<p>Hans, meester Albrechts broeder, hielp den gezel zich van zijn -reismantel ontdoen; Vrouwe Barbara ging naar den knecht en Vrouwe Agnes -liep naar de keuken, om voor het avondeten te zorgen.</p> -<p>Spoedig werd de koffer binnengebracht en hielp Hans von Kulmbach, -die uit de werkplaats kwam aangeloopen, Schäufelein om dien leeg -te maken. Dit kostte weinig moeite, want al was hij vol geweest, toen -Schäufelein vertrok, nu waren er slechts enkele stukken in, die -niet waren verkocht. Daardoor was de som gelds, die hij uit den lederen -buidel op de tafel schudde, ook zeer belangrijk en Dürer betuigde -zijn hartelijken dank aan zijn trouwen zaakwaarnemer, wien hij -tegelijkertijd zijn deel van de opbrengst toeschoof.</p> -<p>“Ik zou in nog vroolijker stemming zijn thuis gekomen,” -sprak Schäufelein, “als ik niet de onaangename ondervinding -had moeten opdoen, dat er vele schurken zijn, die hun dievenhanden naar -uw eigendom uitsteken. Het zijn geen struikroovers, die ons onderweg -hebben aangevallen, maar op de jaarmarkt heb ik een andere soort dieven -leeren kennen; gij weet wel, wat ik bedoel.”</p> -<p>“De nadrukkers?” vraagde Dürer snel.</p> -<p>“Ja, juist,” knikte Schäufelein met gefronste -wenkbrauwen. “Wat baat uw monogram, waarmee gij sedert acht jaren -uw werken onderteekent?<a class="noteref" id="xd25e2199src" href="#xd25e2199" name="xd25e2199src">1</a> Het beveiligt ze niet voor -namaak, want die schelmen <span class="pagenum">[<a id="pb140" href="#pb140" name="pb140">140</a>]</span>maken er geen gemoedsbezwaar van, -om ook dat er bij af te drukken en daarmee de koopers te -bedriegen.”</p> -<p>“Het spijt mij zeer, dat te hooren,” sprak Dürer -halfluid. “Dieven worden opgehangen, doch zulke schurken, die -zich toch ook het eigendom van anderen toeeigenen, laat men ongestoord -hun schandelijk bedrijf uitoefenen. Ik zou gaarne eens een -hooggeplaatst, invloedrijk man willen vragen om mij daartegen te -beschermen; maar het is de vraag of zijn invloed daartoe in staat -is.”</p> -<p>“Ja, dat is vergeefsche moeite,” meende -Schäufelein, <span class="corr" id="xd25e2208" title="Niet in bron">“</span>al kondt gij u tot den keizer wenden, dan -zou het nog niets baten. Zelfs in de Nederlanden haalt men zulke -boevenstreken uit; want in Antwerpen woont er een, die kopergravuren -heeft gemaakt naar uw houtsneden uit de openbaring van -Johannes.”</p> -<p>In hevige opgewondenheid liep Dürer met groote schreden het -vertrek op en neer:</p> -<p>“Het ontstemt mij erg! Weet gij wie het is?”</p> -<p>“Och, al wist ik het, het zou toch niets baten,” klaagde -Schäufelein. “Ik heb trouwens getracht hem op te sporen, -doch toen hij het bemerkte, heeft hij zich gauw uit de voeten -gemaakt.” Dürer haalde de schouders op. “Laten we ons -verder niet bekommeren om den dief, die toch niet gelukkig met zijn -roof kan zijn, want gestolen goed, gedijt niet. Aangenamer is het u te -vertellen, hoe het mij in uw afwezigheid is gegaan.”</p> -<p>Hij werd gestoord door Vrouwe Agnes, die hen uitnoodigde om aan het -avondeten te komen. Na het gebed, <span class="pagenum">[<a id="pb141" -href="#pb141" name="pb141">141</a>]</span>dat door het hoofd des huizes -werd uitgesproken, zei Dürer tot Schäufelein: <span class="corr" id="xd25e2221" title="Niet in bron">“</span>Gij weet wel, -dat verleden winter het Duitsche handelshuis bij de Rialtobrug te -Venetië een prooi der vlammen is geworden. Nu heeft in Juni van -dit jaar de Signoria<a class="noteref" id="xd25e2224src" href="#xd25e2224" name="xd25e2224src">2</a> op aandringen der Duitsche -kooplieden besloten het nieuw te bouwen huis aan een Duitschen meester, -Hieronymus van Augsburg, op te dragen. En daar de St. Bartolomeuskapel, -bij het handelshuis behoorende, een groot altaarstuk noodig heeft, -hebben de Duitsche kooplieden eveneens weten door te zetten, dat dit -door een Duitscher zou worden uitgevoerd en ziet ge, daarvoor heeft men -den Neurenberger Albrecht Dürer uitgekozen.”</p> -<p>Schäufeleins oogen schitterden van voldoening en zijn hand, die -juist een stuk rookvleesch naar den mond wilde brengen, kwam niet tot -haar bestemming. “O, dat is heerlijk! En wat verheug ik mij in de -eer, die u te beurt valt! Geluk er mee, Meester! Hartelijk geluk -gewenscht! En gaat gij gauw?”</p> -<p>Eenige oogenblikken bleef Dürer, zonder iets te zeggen, voor -zich uit staren; toen sprak hij: “Mijn hart trekt mij naar dat -zonnige land en die heerlijke stad, die ik reeds eenmaal mocht -aanschouwen, en ook is de verzoeking groot om zooals vele anderen de -vreeselijke ziekte, die hier heerscht, te ontloopen, maar <span class="pagenum">[<a id="pb142" href="#pb142" name="pb142">142</a>]</span>de -angst om hen, die ik moet achterlaten, doet mijn hart onrustig kloppen -en houdt mij tegen. De Heer geve, dat de sterfte spoedig moge -verminderen, dan is het mijn plan met de eerste gelegenheid de beste -naar Italië te reizen. Maar ik wil niet alleen er op uittrekken -zooals toen ik als gezel de wereld in ging, maar ik zal mij aansluiten -bij een handelskaravaan. Zulk een jonge gezel zonder één -cent op zak lieten de struikroovers en dieven wel ongestoord verder -gaan, maar nu kon het wel eens zijn, dat die schelmen lust kregen om -hun handen uit te strekken naar de schat, die ik van plan ben mee te -nemen; want ik reken er op een groot aantal mijner schilderijen te -Venetië in goud om te zetten.”</p> -<p>Nu mengde Vrouwe Agnes zich in het gesprek: “Mijn lieve man, -is het bezorgdheid voor de uwen, die u verhindert aan de eervolle -opdracht gevolg te geven? Maar zijt gij dan de Voorzienigheid, die door -uw bijzijn hen voor nood en dood kan bewaren? Het eenige, wat wij in -dezen moeilijken tijd kunnen doen, is bidden en ons in ’s Heeren -bescherming aanbevelen. Nu dat kunt gij te Venetië even goed als -hier. Ons leven is in Gods hand en ons hart kan rustig zijn in den -Heer.”</p> -<p>Dürer keek zijn vrouw aan met een blik waarin dank en ook -achting voor haar groot Godsvertrouwen lag opgesloten, maar ook een -stille vrees bij de gedachte: indien het eens in Gods raad was besloten -een der mijnen tijdens mijn afwezigheid op te eischen dan zou ik zijn -laatsten zucht niet kunnen opvangen <span class="pagenum">[<a id="pb143" href="#pb143" name="pb143">143</a>]</span>en zijn oogen niet -toedrukken. Hij durfde deze gedachte evenwel niet uitspreken; het was -alsof hij zich schamen moest tegenover het onbeperkte Godsvertrouwen -zijner vrouw. Schäufelein maakte van zijn stilzwijgen gebruik om, -evenals Vrouwe Agnes, er op aan te dringen, dat hij zich tegen de reis -naar Venetië niet langer zou verzetten.</p> -<p>Dürer keek den spreker ernstig aan, en er was zelfs eenige -verlegenheid in zijn blik, toen hij zei: “Er is nog iets, dat mij -tegen de reis doet opzien. Als ik eenmaal weg ben, zal ik zoo spoedig -niet terugkeeren, want het groote schilderij, dat men van mij verlangt, -zal veel tijd vorderen, en daarbij hoop ik ook van de Italiaansche -meesters nog wat te leeren. Daarom zal ik wel verplicht zijn, mijn -werkplaats te sluiten en u te ontslaan, mijn goede gezellen, wat mij -niet weinig moeilijk valt, want gij hebt mij altijd trouw gediend en -ter zijde gestaan.”</p> -<p>Het was duidelijk op de gezichten der gezellen te lezen, dat hun dit -weinig aanstond; zij zagen elkaar teleurgesteld en vragend aan. Zij -waren op zoo iets in het geheel niet voorbereid en het speet -Schäufelein, dat hij zoo op de reis had aangedrongen.</p> -<p>Dürer las hun gedachte en vervolgde: “Waarlijk, gij zijt -nu lang genoeg bij mij in de werkplaats geweest en het komt mij bijna -zeer zelfzuchtig voor, dat ik u zoo lang in mijn dienst heb gehouden, -daar het toch wel uw wensch zal zijn ook bij andere meesters te leeren. -Daarom wil ik niet aan mij zelf <span class="pagenum">[<a id="pb144" -href="#pb144" name="pb144">144</a>]</span>denken en mij om uwentwil -verheugen, dat gij nu daartoe de gelegenheid hebt.”</p> -<p>Hans von Kulmbach, die gewoonlijk stil en in zich zelf was gekeerd, -richtte nu het woord tot Dürer en sprak: “De tijd, dien wij -bij u zijn geweest, is ons als een droom voorbijgegaan en het zal lang -duren, voordat wij op onze omzwervingen in de wereld een meester -vinden, die ons zulk voortreffelijk onderwijs kan geven en wiens -vriendelijkheid ons zulke goede dagen zal doen beleven.”</p> -<p>Ook Schäufelein sprak in denzelfden geest, hij hield niet op -Dürer dank te zeggen voor alles, wat zij in zijn huis hadden -ontvangen en kwam eindelijk weer op zijn aandringen terug. Zoo werd het -gesprek, dat eenigszins treurig was geworden, langzamerhand weer -vroolijker en de dischgenooten zaten na het dankgebed nog lang gezellig -samen te praten.—</p> -<p>Vijf weken later stond voor Dürers huis een opgetuigd rijpaard, -beladen met een zwaar valies, ongeduldig te trappelen, want het wachten -duurde lang bij de felle koude, die den adem uit zijn neusvleugels -verstijfde, waardoor zijn kop in een waas werd gehuld.</p> -<p>Daar binnen duurde het afscheid lang. Het kostte meester Dürer -reeds moeite te scheiden van zijn gezellen, die ook hun ransel hadden -aangegord, maar het was alsof zijn hart zou breken, toen hij voor het -laatst zijn lieve vrouw, zijn goede moeder en zijn broertje in de armen -sloot.</p> -<p>Met zijn moeder had hij eerst nog een zonderling geschil over Hans -gehad. Hij had hem gaarne willen <span class="pagenum">[<a id="pb145" -href="#pb145" name="pb145">145</a>]</span>meenemen op reis, omdat hij -het voor den zeventienjarigen knaap, die zich ook aan het schilderen -wilde wijden, nuttig oordeelde onder zijn toezicht en leiding iets van -de wereld te zien en de Italiaansche taal te leeren; maar zijn moeder -kon er niet toe besluiten om zich van den laatsten zoon, die haar van -haar kinderen overbleef, te scheiden en wist van haar Albrecht te -verkrijgen, dat hij alleen zou vertrekken.</p> -<p>Meester Dürer reed de straat “onder de veste” -genaamd uit, vandaar naar de Heerenmarkt, waar hij ophield bij het huis -van Pirkheimer. Hij moest van zijn vriend nog afscheid nemen en hem -dank zeggen voor het voorschot, dat hij den reiziger had gegeven, omdat -deze met het oog op zijn vermoedelijk lange afwezigheid een -welvoorzienen buidel bij zijn familie moest achterlaten.</p> -<p>Nu gaf hij zijn paard de sporen en reed over de Barrevoetersbrug -naar het Lorenzerplein en vandaar naar de Vrouwepoort, waar de vijf -wagens met koopwaar en zijn eigen kunstwerken reeds gereed stonden, -omgeven door de vijf kooplieden te paard en twaalf gewapende, stevige -dienaars, die de karavaan moesten beschermen.</p> -<p>Onder de zegenbeden van hen, die er om verzameld stonden, stelde de -stoet zich in beweging en vroolijk hinnikten de paarden op dezen -kouden, helderen morgen. <span class="pagenum">[<a id="pb146" href="#pb146" name="pb146">146</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2199" href="#xd25e2199src" name="xd25e2199">1</a></span> Het -bedoelde monogram bestond uit een kleine D in een groote -A. <a class="fnarrow" href="#xd25e2199src">↑</a></p> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2224" href="#xd25e2224src" name="xd25e2224">2</a></span> De -Signoria had het voorzitterschap in de drie hoogste staatslichamen: de -groote raad, de senaat en het collegium. De tot de senaat behoorende -raad van tienen bestond uit tien raadsleden en de Signoria. Na hun -raadsbesluiten kon men niet in appèl komen. Vert. <a class="fnarrow" href="#xd25e2224src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch17" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e338">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XVII.</h2> -<h2 class="main">NOGMAALS TE VENETIË.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een heerlijken, warmen dag in Februari van het jaar -1506 lag op het balkon van haar paleis op het Marcusplein, Signora -Bella, de echtgenoot van den Markies Rinaldi, uitgestrekt op een zacht -rustbed om met volle teugen de frissche, versterkende voorjaarslucht in -te ademen. Zij was herstellende van een maandenlange, ernstige ziekte -en verwachtte van den zonneschijn een snellere genezing.</p> -<p>Naast haar stond een vrouwelijke bediende, die haar het nieuws uit -de stad moest vertellen, want nadat zij langen tijd in niets -belangstelling had getoond, begon de Signora zich nu weer voor de -buitenwereld te interesseeren.</p> -<p>Men vernam het geluid van naderende voetstappen en op het balkon -verscheen een grijsaard met een langen, witten baard en een edele, -indrukwekkende gestalte. Het was de oom der Signora en tevens haar -vaderlijke vriend, van wien zij in haar ziekte de hartelijkste -deelneming had ondervonden en die bijna <span class="pagenum">[<a id="pb147" href="#pb147" name="pb147">147</a>]</span>dagelijks in dezen -lijdenstijd haar tot troost was geweest.</p> -<p>Zijn gelaat helderde op, toen hij zag hoeveel belangstelling de -zieke toonde in de mededeelingen van haar ondergeschikte en hij uitte -zijn blijdschap op hartelijke wijze. Achter hem stond een lakei met een -portefeuille, die hij van hem overnam en bij de Signora bracht. -“Ik heb iets voor u meegebracht, dat u eenige oogenblikken -aangenaam zal bezig houden, lieve Bella. Het is langen tijd geleden, -dat gij u voor de kunst hebt <span class="corr" id="xd25e2282" title="Bron: geinteresseerd">geïnteresseerd</span>.”</p> -<p>“O, dank u, beste oom,” antwoordde Bella en zij strekte -haar kleine, magere, wasbleeke hand uit naar de portefeuille, waarin -een reeks kopergravuren geborgen waren, die in volgorde het leven van -Maria weergaven.</p> -<p>Reeds bij het eerste blad, dat de weigering van Joachims offer door -den hoogepriester voorstelde, begonnen Bella’s oogen te -schitteren en uitte zij een kreet van verrukking; “O, hoe -prachtig, hoe bekoorlijk!” Haar ingenomenheid nam bij elke -afbeelding toe en zij kon haar oogen niet afwenden van die gravuren, -welke de rust van de heilige familie in Egypte te zien gaven, een -afbeelding van het reinste, gelukkigste familieleven, dat de -bannelingen de smart over de scheiding van hun geboortegrond scheen te -kunnen doen vergeten. Zij genoot van den aanblik van Maria, gezeten met -haar spinnewiel bij de wieg van haar beminnelijk kind, van den ouden -Jozef, die ijverig zit te arbeiden voor het dagelijksch brood der -zijnen, en <span class="pagenum">[<a id="pb148" href="#pb148" name="pb148">148</a>]</span>vooral van de allerliefste engeltjes, die druk -bezig zijn om de spaanders in een mand te verzamelen en van wie -één ondeugend genoeg is geweest om zich met Jozefs hoed -te tooien.</p> -<p>Geheel andere gewaarwordingen werden in Bella gewekt, toen zij kwam -aan de afbeelding van Jezus’ afscheid van Zijn moeder, voordat -Hij Zijn laatste reis naar Jeruzalem ondernam, en waarop de Heer met -hemelschen vrede op het gelaat en met heiligen moed om den dood -tegemoet te gaan, nog eenmaal Zijn moeder, die aan de deur vol smart -ligt neergezonken, zegent.</p> -<p>Bella was diep ontroerd en twee groote tranen blonken in haar oogen. -Nog nooit had zij iets aanschouwd, dat zoo aangrijpend schoon was.</p> -<p>“Ik dank u, beste Oom, voor dit genot,” zeide zij -dankbaar, nadat zij het laatste blad had bekeken. “Van wien zijn -deze onvergelijkelijk schoone gravuren?”</p> -<p>“Raimondi Marcantonio heeft ze op koper gegraveerd,” -antwoordde de grijsaard, die met stille vreugde en voldoening had -opgemerkt, dat zij, die hem zoo lief was, weder in iets belangstelling -koesterde.</p> -<p>“Gegraveerd?” vraagde Bella. “Ze zijn uitstekend -gegraveerd; maar wie heeft de teekeningen ontworpen? De kunstenaar, die -dat heeft gedaan, vindt zijn gelijke niet.”</p> -<p>Haar oom kwam een weinig dichter bij haar zitten en sprak -glimlachend:</p> -<p>“Mijn doel was niet alleen om u deze platen te laten zien, -maar ik wilde u ook iets vertellen. Deze gravuren <span class="pagenum">[<a id="pb149" href="#pb149" name="pb149">149</a>]</span>hebben in de stad heel wat opzien gebaard en -zijn de oorzaak, dat Marcantonio voor het gerecht is -gedaagd.”</p> -<p>“Voor het gerecht?” vraagde de Signora met klimmende -belangstelling.</p> -<p>“Ja,” antwoordde haar oom, “Marcantonio is een -dief, die zich het bezit van anderen heeft toegeëigend; hij heeft -deze platen, die oorspronkelijk in houtsneden zijn verschenen, in koper -nagegraveerd. Zie, hier is het monogram van den ontwerper der -houtsneden!”</p> -<p>Bella bekeek de letters zonder iets te zeggen.</p> -<p>Toen vervolgde haar oom: “Weet gij niet wiens naam het is? -Maar dat zou ook moeilijk gaan, want het is reeds zoo lang geleden, dat -gij den kunstenaar, die zich met A. D. onderteekent, hebt gezien. Gij -waart toen nog ongehuwd. Het is de naam van een Duitsch kunstenaar -— — —.”</p> -<p>“Albrecht Dürer!” riep Bella uit en een flauwe blos -kleurde haar bleeke wangen. “O, van hem zijn deze heerlijke -kunstwerken! — — — Ziet gij wel, Oom, dat ik zeer -juist heb gezien, wat er in dien man was; mijn profetie heeft zich -bewaarheid! Albrecht Dürer is een ongeëvenaard kunstenaar! -Hoeveel heb ik niet reeds gezien op het gebied der kunst, doch nooit -heeft iets daarvan mij zulk een genot verschaft, nooit heeft iets mij -zoo getroffen als deze heerlijke kunst. Wat zijn onze schilders bij hem -vergeleken! Zooveel innig gemoedsleven, als hierin ligt uitgedrukt, -zoekt men tevergeefs bij hen. Men zegt van de Duitschers: dat hun hart -even warm is als de dampkring, waarin zij leven, koud is. En nu zie ik, -dat het waar is.” <span class="pagenum">[<a id="pb150" href="#pb150" name="pb150">150</a>]</span></p> -<p>“Dat ben ik met u eens, mijn lieve Bella,” antwoordde -haar oom.</p> -<p>“Ook ik ben verrukt van deze platen en het andere werk, dat ik -van hem zag, vond ik ook zoo bijzonder mooi.”</p> -<p>“Waar woont Meester Dürer tegenwoordig?” vraagde -Bella. “In zijn geboorteplaats Neurenberg?”</p> -<p>“Ja,” antwoordde haar oom, “daar heeft hij zijn -werkplaats, maar op dit oogenblik — — — — -.”</p> -<p>Eensklaps hield hij op en vraagde zich af of het de zieke niet te -veel zou opwinden, als hij haar het verdere mededeelde—doch toen -hij Bella’s dringenden, vragenden blik op zich gevestigd -zag<span class="corr" id="xd25e2330" title="Bron: ;">,</span> ging hij -voort haar te zeggen, dat Meester Dürer op dit oogenblik te -Venetië vertoefde, om op verlangen der Signoria voor de vernieuwde -St. Bartolomeuskapel een groot altaarstuk te schilderen.</p> -<p>De Signora richtte zich op van haar rustbank en liet zich door haar -kamenier een kussen tot steun in den rug geven, alsof zij in die -houding beter kon luisteren.</p> -<p>“Is hij te Venetië? In mijn <span class="corr" id="xd25e2337" title="Bron: onmiddelijke">onmiddellijke</span> -nabijheid?” zeide zij. “O hoe gaarne zou ik dien heerlijken -kunstenaar nog eens terugzien! Hij moet nu een man in de volle kracht -zijns levens zijn.”</p> -<p>“Hij is vierendertig jaar<span class="corr" id="xd25e2342" -title="Bron: .">,</span>” zeide haar oom. “Zijn uiterlijk -alleen reeds trekt de aandacht. Men voelt eerbiedige bewondering, -wanneer men hem ziet. En dan daarbij zijn edel karakter en zielenadel! -Men voelt zich geneigd hem met ontbloot hoofd te naderen.” -<span class="pagenum">[<a id="pb151" href="#pb151" name="pb151">151</a>]</span></p> -<p>“Maar wat is nu het geval met Marcantonio?” vraagde de -Signora. “Gij zeidet, dat hij voor het gerecht staat.”</p> -<p>Haar oom knikte bevestigend. “Eindelijk is het meester -Dürer gelukt een der vele schurken machtig te worden, die hun -handen naar zijn eigendom uitsteken en zijn werken nadrukken of -graveeren.”</p> -<p><span class="corr" id="xd25e2351" title="Niet in bron">“</span>Zou de Signoria hem tegenover onzen -stadgenoot recht doen wedervaren?” vraagde Bella beschroomd.</p> -<p>“Maak u daarover niet ongerust, mijn kind!” verzekerde -haar oom. “Dürer is bij de Signoria, evenals bij ieder hier -in de stad, in hooge achting. Dagelijks krijgt hij in zijn werkplaats -dicht bij het Duitsche handelshuis, zooveel bezoekers alsof het een -bedevaart naar een wonderdoend beeld der heilige Maagd gold. Ook -beijveren onze kunstenaars zich hem te bezoeken en met lof te -overladen, al is dat misschien niet altijd even oprecht gemeend. De -besten van hen zijn waarlijk zijn vrienden, doch de kleingeestigen -vergaan van jaloerschheid, vitten en trachten gebreken op te sporen, -terwijl zij in stilte zijn werken navolgen.”</p> -<p>“Die ellendigen!” zei Bella toornig, “en hoe houdt -Dürer zich daaronder?”</p> -<p>“Hij let niet op hen,” antwoordde haar oom, “en -zijn edel hart, waarvan al het lage en gemeene zoo ver is verwijderd, -bemerkt ook dikwijls hun kwaadwilligheid niet. Hij stelt er zich -tevreden mee door de anderen te worden gewaardeerd. ’t Is een -wonder, dat hij onder al den lof, dien men hem toezwaait, en de eer, -die hem wordt bewezen, zoo kalm en nederig blijft.” <span class="pagenum">[<a id="pb152" href="#pb152" name="pb152">152</a>]</span></p> -<p>“Ja, ja,” riep de Signora uit, “Albrecht -Dürer is een voortreffelijk man met een nederig gemoed, dat heb ik -wel gemerkt. Hoe ver is hij met zijn altaarstuk gevorderd?”</p> -<p>“Hij is nog bezig aan de studies, die vooraf noodig -zijn,” antwoordde haar oom, “en het zou ook niet anders -mogelijk zijn, want elken dag verdringt men zich zoozeer om hem, dat -hij nauwelijks tijd tot arbeiden kan vinden. Onlangs nog zeide hij mij, -dat hij zich nu en dan eens onzichtbaar moest maken, omdat men hem al -te lastig viel en hij niet tot zich zelf kon komen. Ik kan mij -begrijpen, dat al die eerbewijzen, waarmee de aristocratie hem -overlaadt, hem gaan vervelen. Vooral vindt hij het onaangenaam zoo -dikwijls te worden uitgenoodigd op gastmalen en feesten, daar dat -zooveel van zijn kostbaren tijd vergt. Het liefst ontvangt hij Giovanni -Bellini, van wien hij den eersten keer, dat hij te Venetië was, -zooveel heeft geleerd; de eerwaardige grijsaard ziet nu met innige -bewondering tot zijn vroegeren leerling op en bewijst hem veel oprechte -genegenheid, wat den Duitscher, bij al de gehuichelde vriendschap, die -hij ondervindt, bijzonder veel genoegen doet. Ik moet u toch nog -vertellen, wat er onlangs is gebeurd. Bellini kwam bij Dürer, toen -hij juist met een studiekop voor zijn altaarstuk bezig was; hij -schilderde het haar op zijn onnavolgbare wijze. De grijsaard verzocht -Dürer, hem een der penseelen, waarmee hij het haar zoo wonderlijk -fijn wist te schilderen, als aandenken te geven. Daarop nam Dürer -een handvol gewone <span class="pagenum">[<a id="pb153" href="#pb153" -name="pb153">153</a>]</span>penseelen, reikte die Bellini toe en gaf -hem verlof er zooveel van te nemen, als hij begeerde. Bellini -glimlachte, dacht dat Dürer hem niet had begrepen en vraagde om -slechts één fijn penseel voor de haren. Nu moest -Dürer lachen en zei, dat hij voor de haren geen bijzondere -penseelen gebruikte. Toen Bellini daarop zijn hoofd ongeloovig schudde, -nam Dürer een gewoon penseel en schilderde voor de oogen van den -verwonderden grijsaard de haarlok eener vrouw op zijn wondermooie -manier. Dit verhaal is volkomen waar, want ik heb het van Bellini zelf -gehoord, die er bijvoegde: het klinkt als een wonder en ik zou het niet -hebben geloofd, indien ik het zelf niet had gezien.”</p> -<p>Signora Bella was stil geworden; de blos op haar wangen was weder -verdwenen en zij zag er bleek en vermoeid uit. Haar oom begreep, dat -het tijd werd om heen te gaan en haar nu te laten uitrusten, opdat al -die aandoeningen, al waren zij van aangenamen aard, de herstellende -geen kwaad zouden doen. En Bella nam afscheid van hem, doch niet zonder -het dringende verzoek haar spoedig meer te komen vertellen van den -Duitschen meester.</p> -<hr class="tb"> -<p>Verscheidene maanden waren voorbijgegaan—het Paaschfeest was -nabij.</p> -<p>Albrecht Dürer was reeds ’s morgens vroeg in zijn -werkplaats, om, zooals hij hoopte, ongestoord van de ochtenduren -gebruik te maken om aan zijn altaarstuk te werken, Men was in het begin -overeengekomen, <span class="pagenum">[<a id="pb154" href="#pb154" -name="pb154">154</a>]</span>dat de schilderij op den eersten -Paaschmorgen op het altaar van de Bartolomeuskapel zou prijken, maar -daaraan was in de verste verte niet te denken en zij, die het -Dürer hadden opgedragen, konden het hem niet wijten, daar zij heel -goed wisten, dat het niet de schuld van den Duitscher, maar van de -Venetianen zelf was, die hem zijn tijd kwamen ontrooven en hem ook -bestellingen deden, die de vriendelijke meester niet wilde weigeren. -Toch wilde het vandaag met den arbeid aan het groote schilderij niet -vlotten. Zijn oogen dwaalden telkens naar een tweeden schildersezel, -waarop een klein, pas begonnen stuk stond, den twaalfjarigen Jezus te -midden der schriftgeleerden, voorstellende. Het was om hem eenige -afwisseling te geven bij den omvangrijken arbeid van het altaarstuk, -dat hem door de groote afmeting soms te zeer vermoeide. Acht dagen -geleden was hij er pas mee begonnen en nu was het bijna af—met -zooveel toewijding en ijver had hij er aan gewerkt.</p> -<p>Toen hij juist goed op streek was, werd er geklopt en met gefronste -wenkbrauwen mompelde Dürer: “men gunt mij zelfs de vroege -ochtenduren niet!”</p> -<p>Maar zijn gelaat verhelderde zoodra hij den binnenkomende herkende. -Het was een jonge, nauwelijks twintigjarige man, met dichte, zwarte -lokken en een edel, bleek gelaat, dat duidelijk den kunstenaar -verried.</p> -<p>“Wees welkom, mijn beste Titiaan!” riep Dürer en -hij stak hem zijn beide handen toe. Hij wist dat de kunstenaar, die -voor hem stond, hem oprechte <span class="pagenum">[<a id="pb155" href="#pb155" name="pb155">155</a>]</span>vereering toedroeg. Titiaan zag -met evenveel bewondering tot Dürer op als zijn grijze leermeester -Bellini.</p> -<p>“Wat zie ik?” riep hij uit, toen zijn oogen op den -tweeden schildersezel vielen. “Ik dacht, dat ik, na u acht dagen -met rust te hebben gelaten, het altaarstuk goed gevorderd zou vinden, -en zijt gij nu nog met studies daarvoor bezig, of,” voegde hij er -glimlachend bij, “is dit geen studie voor het groote -schilderij?”</p> -<p>Dürer moest eveneens lachen. “Het is een op zich zelf -staand schilderij, waartoe uw leermeester Bellini mij heeft opgewekt. -Het zal mij evenwel niet lang meer ophouden, want ik denk het morgen af -te maken en dan heb ik er slechts vijf dagen voor gebruikt.”</p> -<p>“Vijf dagen?” vraagde Titiaan en zag Dürer strak -aan. “Hebt gij een verbond met den booze gesloten? Het is -tooveren! Zulk een stuk in vijf dagen?”</p> -<p>“Dat is alleen vlugheid, waarde Titiaan,” antwoordde -Dürer. “Ik wilde mijn geest, die door het groote altaarstuk -te veel vermoeid was, een weinig verfrisschen, door iets anders onder -handen te nemen. Overigens heb ik ter wille van het groote werk veel -andere opdrachten afgewezen, die mij meer geldelijk voordeel zouden -hebben aangebracht dan dit groote stuk, waarvoor men mij 85 ducaten -heeft beloofd.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e2396" title="Niet in bron">“</span>Het is waarlijk niet de zucht naar geld, -die mij bezielt; doch denk eens hoeveel mijn onderhoud mij dagelijks -kost en dat ik toch ook een deel der opbrengst mee naar huis moet nemen -voor hen, die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd. Indien ik alles -<span class="pagenum">[<a id="pb156" href="#pb156" name="pb156">156</a>]</span>op mij had kunnen nemen, wat men van mij -verlangde, zou ik wel tweehonderd ducaten hebben verdiend. En -niettegenstaande al de vriendschap, die men mij bewijst, zou ik hier -aan lager wal geraken, als mijn houtsneden en de andere werken, die ik -uit Neurenberg heb meegenomen, mij geen voldoende som hadden -opgebracht. Maar nu heb ik plan om, zoodra het kleine schilderij klaar -is, met alle kracht aan het groote te gaan werken.”</p> -<p><span class="corr" id="xd25e2402" title="Niet in bron">“</span>Om het met Pinksteren klaar te kunnen -hebben?” vraagde Titiaan.</p> -<p>Dürer haalde de schouders op. “Dat is onmogelijk; er zijn -daarvoor veel te veel figuren op het stuk.”</p> -<p>Titiaan nam nu uit een portefeuille een teekening te voorschijn. -“Ik wilde u dit laten zien, om van u te hooren of gij vindt, dat -ik vorderingen heb gemaakt door uw voorbeeld.”</p> -<p>Het was een landschap met bergen en een kasteel in het dal. Titiaan -was inderdaad in dit genre een leerling van Dürer geworden en deze -kon niet nalaten hem om dit stukje zeer te prijzen.</p> -<p>Titiaan wist, dat deze lof welgemeend was en voelde zich, toen hij -naar huis ging, innig dankbaar en gelukkig gestemd.</p> -<hr class="tb"> -<p>De eene maand na de andere verliep; de geheele zomer ging voorbij en -nog steeds was het schilderij niet af. Hoe meer de meester er mee -vorderde, hoe meer hij ook den grooten omvang besefte van hetgeen -<span class="pagenum">[<a id="pb157" href="#pb157" name="pb157">157</a>]</span>hij op zich had genomen. Daarbij kwamen er op -nieuw allerlei opdrachten, die hij niet kon weigeren en die -tegelijkertijd winst afwierpen.</p> -<p>Eindelijk, op den 29<sup>sten</sup> September werd het in de stad -verbreid, dat meester Dürer de laatste hand aan het altaarstuk, -dat men sedert korten tijd het “Rozenkransfeest” noemde, -had gelegd.</p> -<p>Daarop begaf iedereen zich naar de werkplaats bij de -Rialtobrug—een ieder, wien liefde tot de kunst bezielde, maakte -zich op om van het kunstwerk te genieten. De geheele kunstwereld was -verzameld, ook de adel, ja zelfs het wereldlijke en ’t -geestelijke opperhoofd van <span class="corr" id="xd25e2426" title="Bron: Venetie">Venetië</span>, de Doge en de Patriarch, beide -uitstekende kunstkenners, kwamen kijken.</p> -<p>Eerst heerschte er onder de verzamelden een eerbiedige stilte, men -voelde zich overweldigd door den grootschen indruk, maar daarna brak er -zulk een storm van loftuitingen los, dat Dürer hooren en zien -verging.</p> -<p>Zijn werk verdiende trouwens volkomen zulk een lof: het was een -meesterstuk.<a class="noteref" id="xd25e2434src" href="#xd25e2434" -name="xd25e2434src">1</a></p> -<p>Omgeven door een zonnig landschap, zit de H. Maagd op een troon. -Haar lokken zijn goudblond en haar kleed is hemelsblauw; op haar schoot -zit het Christuskind, terwijl twee zwevende engelen een gouden kroon -boven haar hoofd houden. Rechts van den troon staat de H. Dominicus, -die het gebruik van <span class="pagenum">[<a id="pb158" href="#pb158" -name="pb158">158</a>]</span>het rozenkransgebed invoerde; links ziet -men nog andere engelen, die de gestalten, die rondom geknield liggen, -met kransen van levende rozen bekronen. Aan de voeten van Maria zit een -engel met een mandoline; op den voorgrond knielen Paus Julius II en -keizer Maximiliaan I, gehuld in ruime, purperen mantels; de eerste -wordt door het kind Jezus; de andere door de Maagd Maria met een krans -van rozen gekroond. Ook andere bekende personen komen op het schilderij -voor, o.a. meester Hieronymus van Augsburg, de bouwmeester van het -Duitsche handelshuis te Venetië; op den achtergrond rechts heeft -Dürer zijn boezemvriend, Wilibald Pirkheimer, vereeuwigd en naast -hem schilderde hij zijn eigen gestalte.</p> -<p>Welk een groot aantal figuren en toch zulk een eenheid van -groepeering; welk een grootheid en ernst lag over het geheel verspreid -en toch hoe vrij was alles behandeld en hoeveel leven sprak er uit! En -dat alles werd nog overtroffen door den gloed en de pracht van het -coloriet! Dürers vijanden hadden durven zeggen: -“Ternauwernood kan hij teekenen, maar schilderen kan hij in het -geheel niet”—nu moesten zij verstommen: dit meesterstuk -sloot allen spot den mond. De opgewondenheid nam daardoor nog toe en in -geheel Venetië sprak men in die dagen over niets anders dan over -meester Dürer en zijn grootsche schepping.—</p> -<p>Toen de toevloed van nieuwsgierigen voorbij was, trad op zekeren -namiddag, terwijl Dürer bij den Markies Proschi een feestmaal -bijwoonde, een aanzienlijke <span class="pagenum">[<a id="pb159" href="#pb159" name="pb159">159</a>]</span>vrouw, door een bediende begeleid, -de werkplaats bij de Rialtobrug binnen. Zij nam plaats tegen over het -altaarstuk en bleef langen, langen tijd in diep, eerbiedig zwijgen -verzonken, alsof de werkplaats een kerk ware, waar de priester de mis -bediende. Haar handen waren gevouwen en haar oogen stonden vol -tranen.</p> -<p>Eindelijk stond zij op en verliet de gewijde plaats: “Dat was -een zalig oogenblik,” fluisterde zij terwijl zij haar oogen -afwischte. Het was Signora Bella. <span class="pagenum">[<a id="pb160" -href="#pb160" name="pb160">160</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2434" href="#xd25e2434src" name="xd25e2434">1</a></span> Keizer -Rudolf II kocht later het stuk voor een aanzienlijke som en liet het, -om het voor beschadigingen te vrijwaren, door vier sterke mannen op de -schouders van Venetië naar Praag dragen. <a class="fnarrow" -href="#xd25e2434src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch18" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e347">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XVIII.</h2> -<h2 class="main">BEDWELMENDE WIEROOK.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een stillen, somberen Novembermorgen voeren eenige -gondels het “Canale grande” af. In pronkgewaad gehuld, -alsof men op weg naar een feest was, deed de groep kunstenaars, die -Dürer te Venetië om zich had verzameld, hem uitgeleide op -zijn reis naar Bologna.</p> -<p>Het was zijn hartewensch geweest, Rome, die stad der steden, het -paradijs der kunst, te zien, en het scheen, dat deze wensch zou worden -vervuld, daar het bericht kwam, dat Keizer Maximiliaan een bedevaart -naar Rome wilde ondernemen, waarbij hij zich wilde aansluiten. Doch dit -voornemen van den keizer kwam niet tot uitvoering en Dürer moest -zijn plan opgeven. Ook was hij zoo gaarne naar Mantua gegaan, om zijn -leermeester Mantegna te bezoeken. Zoo gauw zijn altaarstuk klaar was, -wilde hij daarheen gaan, toen op den dertienden September het bericht -kwam, dat de grijsaard was gestorven. Nu besloot hij naar Bologna te -gaan, omdat hij wist daar gelegenheid te <span class="pagenum">[<a id="pb161" href="#pb161" name="pb161">161</a>]</span>hebben om nog meer te -leeren en vooral de geheimen der perspectief te doorgronden. Niet dat -hij daarvan niet op de hoogte was, maar het was hem te doen om zekere -practische voordeelen tot vergemakkelijking der mechanische -constructie, waarop de kunstenaars van Bologna bijzonder trotsch waren, -en die zij angstvallig geheim hielden.</p> -<p>Hij nam zijn weg over Ferrara. Tot zijn groote verbazing werd -Dürer aan de poort der stad door een groot aantal der -aanzienlijkste inwoners opgewacht en begroet. Ricardo Sbroglio, die -uitstekende geleerde, ontrolde een blad perkament en droeg een lang -gedicht voor, vol uitbundigen lof over den Duitschen meester, die zijn -wangen voelde gloeien en niet wist, waarheen hij zijn oogen moest -wenden. Wel was hij in Venetië reeds aan overmatige loftuigingen -gewend, maar hier was het toch nog erger. Natuurlijk liet men hem niet -dadelijk vertrekken; hij moest een geheelen dag blijven en men bood hem -een gastmaal aan in het stadhuis.</p> -<p>Den volgenden dag deed men hem in optocht uitgeleide en een der -edelen liet er zich niet afbrengen hem te vergezellen en met hem -Bologna binnen te rijden.</p> -<p>Toen zij de stad naderden, bemerkte Dürer, dat men ook daar op -de hoogte van zijn komst was. Aan de poort stond eveneens een groote -menschenmassa en toen hij dichter bij kwam, zag hij van de met groen en -bloemen versierde stadspoort bonte vlaggen wapperen. <span class="pagenum">[<a id="pb162" href="#pb162" name="pb162">162</a>]</span></p> -<p>In de voorste rij van de verzamelde menigte stonden de, in Bologna -woonachtige, kunstenaars. Dürers gelaat teekende blijdschap, toen -hij aan de spits der schilders een bekend gezicht zag en nog wel het -gezicht van een stadgenoot, Christoffel Scheurl, den Duitschen -thesaurier aan de universiteit van Bologna. Het huis, waarin hij was -geboren, stond in Neurenberg “onder de veste” schuin -tegenover Dürers huis. Hij was drie jaar jonger dan deze en -behoorde tot diens vurigste bewonderaars.</p> -<p>Nu had er een hartelijke begroeting plaats, waarna de kunstenaars en -edelen aan de beurt kwamen; zij voerden Dürer in triomf mee naar -de markt en noodigden hem uit de gildekamer der schilders binnen te -gaan, waar de eigenlijke ontvangst zou plaats hebben. Het deed -Dürer goed, die gezichten, waarop zooveel welgemeende -hartelijkheid en oprechte bewondering te lezen stond, om zich heen te -zien.</p> -<p>Op een wenk van den ouden Francesco Raibolini trad een jonge man -vooruit, ook een schilder, Luca Pacioli geheeten: een statige gestalte -met schitterende oogen en lange, golvende, ravenzwarte haren. Hij sprak -Dürer aldus aan: “Heil wedervaart heden onze stad Bologna, -nu zij zulk een gast binnen haar muren mag zien, een man met een -stralenkrans van roem en eer gesierd, en die, waar hij ook komt, -triomfen viert en iedereen bewondering afdwingt. Wij buigen ons -ootmoedig voor u, Meester Albrecht Dürer, den grootsten schilder -der wereld, die is gekomen op een hoogte, die niemand ooit heeft -bereikt, <span class="pagenum">[<a id="pb163" href="#pb163" name="pb163">163</a>]</span>of immer zal bereiken. Bologna heeft -Venetië haar hoogen gast benijd—nu is dit niet meer noodig, -nu de meester der meesters het niet beneden zich heeft geacht ook -Bologna’s poort binnen te komen—en het sterven zal ons -gemakkelijker vallen, nu wij hem, naar wien ons hart zoo lang heeft -verlangd, hebben mogen aanschouwen. Wees welkom, Meester Dürer, -wees duizendmaal welkom in onze goede stad!”</p> -<p>Op deze woorden volgde een diepe stilte: Dürer, in verwarring -gebracht door dien bombast en overdreven lof, welke dien te Ferrara nog -overtrof, wist zoo dadelijk niet wat te antwoorden. Gelukkig kwam de -oude Raibolini hem te hulp, doordat hij op hem toetrad en hem op -vaderlijke wijze de hand drukte, zeggende:</p> -<p>“Pacioli heeft in ons aller naam gesproken, laten wij u nu -ieder afzonderlijk de hand mogen drukken als zegel op hetgeen hij heeft -gezegd.”</p> -<p>Ook de anderen traden op hem toe en nu werd Dürer weer zich -zelf, en kon hij hen danken op Duitsche manier, dat is op rustige, -bedaarde wijze, die om het ongewone daarvan op zijn bewonderaars een -diepen indruk maakte en hun bewezen, hoe bescheiden die door hen zoo -hoog geroemden en vergooden kunstenaar was.</p> -<p>Meester Dürer bleef verscheidene weken in de stad, waar men het -niet moede werd, hem voortdurend te huldigen, totdat hij onder -Pacioli’s leiding zooveel had geleerd als hij begeerde. Daarop -nam hij afscheid en keerde naar Venetië terug. <span class="pagenum">[<a id="pb164" href="#pb164" name="pb164">164</a>]</span></p> -<p>Nu eerst brak voor hem de tijd aan, dat hij zich vrij kon bewegen en -den drang van zijn genie volgen, want nu hij zijn opdracht had vervuld -en de Bartolomeuskapel met zijn altaarstuk prijkte, kon hij schilderen, -wat hij wilde. En naar hartelust hanteerde hij nu penseel en -graveerstift, terwijl zijn geldbuidel dagelijks meer werd gevuld. Met -gerustheid kon hij zich aan zijn lust tot scheppen en aan het gezellig -samenzijn met Venetiaansche kunstbroeders overgeven, want de berichten -van zijn gezin waren steeds gunstig. Door zijn vriend Pirkheimer vernam -hij, dat de pest reeds sinds lang had opgehouden haar offers te eischen -en dat al de zijnen goed gezond waren. Dit en nog andere berichten -verblijdden hem zeer.</p> -<p>Op deze wijze ging de laatste tijd van het jaar voorbij.</p> -<p>Toen men evenwel het nieuwe jaar was ingetreden, werd zijn verlangen -naar de zijnen hem te machtig en besloot hij te vertrekken, -niettegenstaande de pogingen der Signoria, die hem door het aanbieden -van een jaargeld van tweehonderd dukaten, trachtte over te halen, te -Venetië te blijven. Doch Dürer weigerde, hoe zwaar het hem -ook viel, te scheiden van de stad, waar men hem op de handen had -gedragen en van dit land, waar de zon zooveel helderder scheen en de -kleuren zooveel meer gloed bezaten dan in het koude noorden. De -vriendschap, die men in deze dagen hem in dubbele mate bewees, maakte -hem het scheiden nog moeilijker. Daarom verblijdde het hem te hooren, -dat de handelsreizigers, bij wie hij <span class="pagenum">[<a id="pb165" href="#pb165" name="pb165">165</a>]</span>zich op de terugreis -wilde aansluiten, ’s morgens vroeg op weg gingen, want hij -hoopte, dat het afscheid daardoor in alle stilte zou plaats hebben. -Maar daarin zag hij zich teleurgesteld; het was bekend geworden op welk -uur hij van plan was heen te gaan, en zoo moest hij zich laten -welgevallen, dat een groote menigte vrienden en vereerders hem -uitgeleide deed tot ver buiten de poort der stad.</p> -<p>Het kostte hem moeite om bij de laatste groeten en handdrukken zijn -aandoening te bedwingen en toen hij op grooten afstand nog eenmaal het -hoofd omwendde naar de stad Venetië, die juist schitterde in het -purper en goud der opgaande zon, was hij zich niet langer meester en er -blonk een traan in zijn oog. <span class="pagenum">[<a id="pb166" href="#pb166" name="pb166">166</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch19" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e356">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XIX.</h2> -<h2 class="main">OP HET TOPPUNT VAN ROEM.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Langen tijd na zijn terugkomst ging Albrecht -Dürer zijn weg als in een droom. Alles was hem zoo vreemd geworden -en met den arbeid kon hij niet op streek komen. Na het verblijf in het -zonnige Zuiden, waar hij langer dan een jaar had vertoefd, weder -verplaatst in het land van sneeuw en grijze luchten, moest hij tijd -hebben om zich daar weer in te leven.</p> -<p>Het wederzien der zijnen had zijn hart goed gedaan en hem uitermate -verheugd; vooral was zijn jongste broeder Hans een reden tot blijdschap -geweest. De knaap had bij den ouden Wolgemut veel geleerd en het bewijs -geleverd, dat er een uitstekend kunstenaar in hem stak, van wien men -kon verwachten, dat hij onder de leiding van zijn ouderen broeder zich -nog verder zou ontwikkelen en hem een goede hulp worden. De leegte, die -den teruggekeerde in den vreemde voelde, werd hier in zijn tehuis -aangevuld, doch den <i>kunstenaar</i> ontbrak iets; aan zijn -scheppingskracht ontbraken de ware drang en bezieling. <span class="pagenum">[<a id="pb167" href="#pb167" name="pb167">167</a>]</span></p> -<p>In Maart kreeg hij weer een opdracht van zijn vroegeren begunstiger, -den keurvorst Frederik van Saksen, die een nieuwe paneelschildering van -hem begeerde, voorstellende hetzelfde onderwerp, dat Dürer eenige -jaren geleden in houtsneden had behandeld; de marteling der tienduizend -onder Koning Sapores van Hongarije. Dürer maakte daarvoor een -ontwerp en teekende de schets, maar hij voelde, dat de echte bezieling -hem ontbrak en stelde de uitvoering telkens weer uit.</p> -<p>Ook de ontwakende lente was niet in staat om hem te bezielen, en in -het midden aan den zomer bleek het wat het was, dat hem in dien -toestand had gebracht. Op zekeren morgen kon hij het bed niet verlaten, -omdat hij door hevige hoofdpijn werd gekweld. Terstond liet zijn -bezorgde vrouw den dokter halen, en deze wist langen tijd niet welke -ziekte hem aan zijn leger kluisterde en waaruit zij voortkwam; de -medicijnen, die hij klaar maakte, bleven zonder eenige uitwerking op de -koorts, die reeds terstond in hevige mate was opgekomen en naar niets -wilde luisteren. De zieke nam verontrustend in krachten af, omdat hij -niets wilde eten, doch voortdurend begeerde te drinken.</p> -<p>Pirkheimer, die van zijn reis voor stadsbelangen was teruggekeerd, -ontstelde toen hij zijn vriend in dezen toestand terug zag en zorgde er -voor, dat er een tweede geneesheer werd geraadpleegd, in wien hij -bijzonder veel vertrouwen had.</p> -<p>En werkelijk, het gelukte dezen arts de koorts te bedwingen, zoodat -de kranke na eenige dagen kalm <span class="pagenum">[<a id="pb168" -href="#pb168" name="pb168">168</a>]</span>werd en kon -slapen—zelfs begeerde hij voor het eerst weer iets te eten, en -zijn huisgenooten herademden na deze lange, bange dagen. Toch ging er -nog een geheele week voorbij, voordat de zieke het bed mocht verlaten -en hij voelde zich toen nog zoo zwak, dat hij nauwelijks een voet kon -verzetten.</p> -<p>Wat was dat edel, schoonbesneden gelaat smal en bleek geworden, en -hoe doorschijnend waren die vermagerde handen. Het kostte Vrouwe Agnes -moeite haar tranen te bedwingen, toen zij hem zoo in zijn stoel zag -zitten en haar hart voelde zich met innige, warme liefde getrokken tot -hem, wien zij haar teederste zorgen wijdde.</p> -<p>Deze trouwe toewijding deed den kranke goed en hij dankte God in -stilte voor deze ster in den donkeren nacht. Zijn krachten namen -merkbaar toe en tegen het eind van Augustus was hij in zooverre -hersteld, dat hij weer aan den arbeid kon gaan.</p> -<p>Naar lichaam en geest gesterkt, ging toch het werk slechts langzaam -van stapel.</p> -<p>Misschien was ’t het onderwerp, dat hem niet genoeg wist te -bezielen, want een terechtstelling van vele duizenden op de -afschuwelijkste wijze was ook weinig verkwikkelijk! Het kwam er op aan -door de wonderen der kunst het afgrijselijke hiervan te bedekken; en -zie, hoemeer moeite de kunstenaar zich gaf, om dit doel te bereiken, -des te grooter werden ook zijn bezieling en scheppingskracht. Toch ging -de arbeid langzaam voort, omdat hij dikwijls ander schilder- of -teekenwerk onder handen nam; en toen <span class="pagenum">[<a id="pb169" href="#pb169" name="pb169">169</a>]</span>hij de laatste hand -er aan legde, was er bijna een jaar voorbijgegaan.</p> -<p>De schepper van dit kunstwerk voelde zich bevredigd en verheugde -zich in den lof der kenners, die vooral de handigheid bewonderden, -waarmee de kunstenaar het oog tot de afzonderlijke groepen wist te -trekken, zoodat het vreeselijke van het geheel niet te veel de aandacht -trok. Op den voorgrond ziet men den koning met zijn gevolg in turksche -kleederdracht. Op het tweede plan staan palen opgericht, waaraan de -heiligen zijn gebonden; rechts daarvan gaan een menigte ontkleede -gevangenen een hoogte op, van waar de martelaars in den afgrond, vol -spiezen en stokken, worden geworpen. Links worstelen een aantal -bloedgetuigen aan het kruishout met den dood en daarnaast legt een -ander zijn hoofd op een blok, terwijl daar om heen een groote schare, -waaronder ook een bisschop, op hetzelfde lot wacht.</p> -<p>Terwijl nu iedereen het tentoongestelde stuk bewonderde, had -Dürer reeds een ander groot schilderij in zijn geest voorbereid, -waartoe hij zich nu met hart en ziel aan het werk zette. Hij had een -bestelling uit Frankfort gekregen om voor het altaar van den H. Thomas -in de kerk der Dominicanen een schilderij te leveren.</p> -<p>Den man, die het had besteld, had hij in Neurenberg persoonlijk -leeren kennen; het was de rijke lakenwever Jacob Heller, iemand, die -uit bijzonderen angst voor zijn zieleheil er op uit was om door -allerlei goede werken den duur van het verblijf in het vagevuur -<span class="pagenum">[<a id="pb170" href="#pb170" name="pb170">170</a>]</span>te verkorten. Voor 130 Rijnsche guldens zou -Dürer dit aan de kerk beloofde altaarstuk schilderen. Dadelijk, -nadat hij het voor den keurvorst bestemde schilderij had voltooid, ging -Dürer aan den arbeid. Het zou een vleugelaltaarstuk worden: het -middelste paneel, dat ook het voornaamste was, moest de hemelvaart van -Maria voorstellen, de rechtervleugel den marteldood van Jacobus en de -linker dien van de H. Catharina.</p> -<p>Dürer was nog niet ver er mee gevolgd, toen hij zich verplicht -voelde om aan Heller, die reeds op spoed begon aan te dringen, te -schrijven, dat de schilderij zooveel tijd en zorg vereischte, dat hij -op een prijsverhooging tot 200 gulden, moest aandringen. Doch hij -beloofde daarbij, dat geen vreemde hand iets aan het middenstuk zou -schilderen. Heller, die hierin zijn koopmansgeest niet verloochende, -was hierover erg ontsticht; maar toen Dürer hem antwoordde, dat -hij het schilderij wilde houden, omdat hem honderd gulden meer daarvoor -was geboden, sloeg hij een anderen toon aan.</p> -<p>Niettegenstaande deze onaangenaamheden ging het werk goed en vlug -van de hand, en de bekwaamheid, die Hans bij zijn medewerking aan de -zijvleugels aan den dag legde, droeg er niet weinig toe bij om zijn -opgewektheid in dit kunstwerk te vermeerderen.</p> -<p>De winter ging voorbij; de lente kwam en tegen Paschen was het -middenste zoover gevorderd, dat er weinig meer aan ontbrak, en nu reeds -baarde het alom in de stad groot opzien. Dürer werd meermalen -<span class="pagenum">[<a id="pb171" href="#pb171" name="pb171">171</a>]</span>door nieuwsgierigen gestoord; vele raadsheeren -kwamen om hem hun oprechte hulde aan te bieden en ook de vreemdelingen, -die te Neurenberg kwamen, verzuimden niet om hem op te zoeken. Sommigen -boden hem groote sommen en wilden met alle geweld het schilderij -bemachtigen, waardoor duidelijker dan ooit bleek, hoe hoog de -Neurenberger meester ook in den vreemde stond aangeschreven. Op den -derden Paaschdag verzamelde zich in alle kerken der stad het volk om de -mis van den Heiligen Geest te hooren; na het einde van het koorgezang -vermaanden de priesters de menigte tot bidden en werd God aangeroepen -om Zijn zegen te geven over hetgeen op het raadhuis zou geschieden, -opdat daar tot regenten zouden worden gekozen mannen, die aan wijsheid -en verstand ook godsvrucht paarden.</p> -<p>Na het einde van den dienst werd de klok van het raadhuis geluid en -kwamen de raadsheeren bijeen voor hun gewichtige taak, waarvan de -uitslag den volgenden dag aan de burgerij zou worden meegedeeld.</p> -<p>Bij het vallen van den avond ging Albrecht Dürer, gekleed in -zijn kostbaren, met marterbont omzoomden mantel, met zijn vrouw, die -eveneens in feestgewaad was gehuld, uit in de richting van de -Thiergärtnerpoort, om daar het groote huis, over welks aankoop -Dürer met den eigenaar in onderhandeling was, nog eens nauwkeurig -te gaan opnemen. Het was het hoekhuis in de Zistelstraat met het front -naar het oosten.</p> -<p>Op het oogenblik dat het echtpaar naar buiten <span class="pagenum">[<a id="pb172" href="#pb172" name="pb172">172</a>]</span>trad, kwam de heer Imhoff, het hoofd van een der -aanzienlijkste Neurenbergsche families, haastig op hen toegeloopen en -stak hun beide handen toe. Zijn gelaat, dat gewoonlijk zulk een -ernstige en barsche uitdrukking had, zag er nu bijzonder gelukkig en -tevreden uit.</p> -<p>“Wees gegroet, waarde Meester en ook gij, geachte Vrouwe! -Ziet, met welk een gouden gloed de zon den hemel kleurt, als wilde zij -een schoonen dag met een schoon besluit kronen. Zij ziet er zoo -tevreden uit, alsof zij zich verblijdt over de stad Neurenberg, die -zich heden van een eereschuld heeft gekweten. Houdt u maar goed.” -Daarop ging hij verder.</p> -<p>Dürer zag hem verbaasd na en mompelde voor zich heen: -“Wat scheelt dien man? Wat kan er toch gebeurd zijn?”</p> -<p>Terwijl zij daar nog stonden, kwam er weder een heer met groote -stappen op hen aan; het was Wilibald Pirkheimer. Ook zijn gelaat had -een vreemde expressie, ook zijn oogen schitterden en op zijn vriend -losstormend, trok hij hem mee naar binnen in het voorhuis en viel hem -om den hals met de woorden: “Geluk gewenscht, heer -collega!”</p> -<p>Nu werd Dürers verwarring nog grooter: “Wat is er toch -gebeurd? Eerst doet de heer Imhoff zoo wonderlijk en zegt -onbegrijpelijke dingen en nu doet gij nog veel dwazer! Kunt gij, -beiden, dan geen goed verstaanbare taal meer spreken?”</p> -<p>Vroolijk klopte Pirkheimer zijn vriend op den schouder. “Alles -op zijn tijd, zegt koning Salomo. <span class="pagenum">[<a id="pb173" -href="#pb173" name="pb173">173</a>]</span>Laten wij vandaag maar eens -dwaas zijn, morgen is het weer tijd om verstandig te praten. Houdt u -maar goed!”</p> -<p>Met deze woorden ging ook hij verder.</p> -<p>Dürer bleef nog een oogenblik met zijn vrouw in het voorhuis, -alsof hij nog een derden dwaas verwachtte; daarop gingen zij samen uit -en vergaten spoedig dit wonderlijke geval, toen zij aan het doel van -hun wandeling dachten.</p> -<p>“Ik verheug mij hartelijk op den dag, waarop wij onze nieuwe -woning zullen kunnen betrekken,” sprak Dürer. “Want -hoewel wij meer ruimte hebben gekregen sinds vader is heengegaan, is -het oude huis toch wel wat klein. God zij gedankt, dat Hij ons zoo -heeft gezegend, voornamelijk door hetgeen ik in het buitenland heb -verdiend, dat ik twee jaar geleden, de schuld, die op ons huis rustte, -heb kunnen aflossen!”</p> -<p>“Ja, het was wel klein, ons oude huis,” zei Vrouwe -Agnes, “maar het waren toch gelukkige jaren, die wij daarin -doorbrachten. Moge de Heer ons even rijkelijk zegenen in onze nieuwe -woning!”—</p> -<p>Het was een statig gebouw, het huis op den hoek der Zistelstraat, -met den voorgevel naar het ruime plein gericht. De vorige eigenaar, de -sterrekundige Bernhard Walter was gestorven en nu wilden zijn -erfgenamen het huis verkoopen en de opbrengst onder elkaar -verdeelen.</p> -<p>Dürer werd het voorloopig eens met den zaakgelastigde, nadat -hij het huis nog eens nauwkeurig had bezichtigd en keerde daarna met -zijn vrouw in de <span class="pagenum">[<a id="pb174" href="#pb174" -name="pb174">174</a>]</span>beste stemming huiswaarts. Den volgenden -morgen werd de uitslag van de raadsverkiezing openbaar gemaakt. Kort -daarop begaven zich de beide heeren, die de hoogste betrekking in den -raad bekleedden naar de woning van Albrecht Dürer, juist op het -oogenblik, dat hij naar zijn werkplaats was gegaan. Zij kwamen om den -meester, die nu eensklaps vermoedde, wat er den vorigen dag was -gebeurd, mee te deelen, dat de stad Neurenberg niet wilde, dat men haar -kon verwijten een harer burgers de eer te onthouden, die hem toekwam en -dat men daarom meester Dürer, wiens roem wijd en zijd was -verbreid, tot raadslid had verkozen.</p> -<p>Blozend als een jonkvrouw stond daar de meester, die op deze wijze -werd gehuldigd en hij vond in zijn verwarring slechts enkele -onsamenhangende woorden van dank. Maar toen de heeren weg waren, viel -Agnes, die alles had gehoord, haar echtgenoot om den hals, drukte hem -tegen zich aan en omhelsde hem met tranen in de oogen, terwijl zij -fluisterde:</p> -<p>“Uw vreugde is mijn vreugde, uw eer is mijn eer!”</p> -<p>Albrecht Dürers hart begeerde geen ijdele eer, maar de -vriendschap en hartelijkheid, die men hem zoo duidelijk met deze -verkiezing had bewezen, deden hem goed en waren een nieuwe spoorslag -voor zijn scheppend genie. Het schilderij, voor Frankfort bestemd, -naderde zijn voltooiing; nog eenmaal werd zijn arbeid onderbroken door -de verhuizing in Juni naar het huis bij de -Thiergärtnerpoort—toen was <span class="pagenum">[<a id="pb175" href="#pb175" name="pb175">175</a>]</span>het klaar en kon -Dürer zijn monogram er onder zetten.</p> -<p>Hij voelde zich gelukkig door deze nieuwe schepping, die hem innig -lief was en waarvan hij met moeite scheidde. Bezield met teedere -bezorgdheid voor zijn werk, zette hij zich neder om een brief er bij te -schrijven:</p> -<p>“Mijn eerbiedige groetenis, zeer waarde en hooggeachte Heer -Heller!</p> -<p><span class="corr" id="xd25e2596" title="Niet in bron">“</span>Nu is de geduldsproef, waartoe ik u heb -moeten dwingen, geëindigd en ontvangt gij het door u bestelde -schilderij. Het doet mij genoegen, dat Frankfort de plaats van -bestemming is; er is geen plaats in Duitschland, waar ik het liever zou -zien. Het is geschilderd met de beste verven, die ik heb kunnen -bemachtigen, en is met goede ultramarijn over- en opgeschilderd, wel -vijf of zesmaal, en toen het klaar was, heb ik het nog tweemaal -overgeschilderd, opdat het lang goed zou blijven. Indien gij het goed -rein houdt, ben ik overtuigd, dat het vijfhonderd jaar kleur houdt, -want het is op andere wijze, dan waarop men het gewoonlijk doet, -geschilderd. Zorg er dus voor, dat het schoon wordt gehouden, dat men -het niet aanraakt en het niet met wij water <span class="corr" id="xd25e2599" title="Bron: besprenkeld">besprenkelt</span>. Over twee of -drie jaar kom ik zelf, om het op bijzondere wijze te vernissen, dat -verzekert haar duur nog wel honderd jaar langer. Ik verzoek u dringend, -dat gij niemand toestaat om het te vernissen, want het zou mij zeer -spijten, dat een werk, waaraan ik langer dan een jaar heb gearbeid, -daardoor werd bedorven. En wees zelf bij de plaatsing tegenwoordig, -opdat het stuk <span class="pagenum">[<a id="pb176" href="#pb176" name="pb176">176</a>]</span>niet worde beschadigd, terwijl ik u vriendelijk -verzoek er voortdurend op te blijven letten.<span class="corr" id="xd25e2604" title="Niet in bron">”</span><a class="noteref" id="xd25e2606src" href="#xd25e2606" name="xd25e2606src">1</a></p> -<p>Geheel Frankfort verdrong zich naar de Dominicanerkerk, toen het in -de stad bekend werd, dat de schilderij, die door Jacob Heller was -geschonken, was aangekomen en op het altaar van den H. Thomas prijkte! -Iedereen was vol geestdrift, vooral de gever zelf, die bij den bedongen -prijs nog een kostbaar gouden sieraad voor Vrouwe Agnes voegde. -Dürer had in zijn “leven van Maria,” hetzelfde -onderwerp behandeld, maar welk een ontzettend groot verschil tusschen -de kleine, zwarte houtsnede en het groote, van kleuren schitterende -altaarstuk! In Italië verkondigde het Rozenkransfeest des meesters -roem, maar op vaderlandschen bodem sprak dit tweede werk nog luider, -want de schilderij te Frankfort overtrof die van Venetië door de -levendige actie van alle figuren en de groote zuiverheid der -teekening.</p> -<p>In een kring staan de apostelen geschaard om het geopende graf van -Maria, met een uitgestrekt, heerlijk landschap op den achtergrond. -Johannes in het wit gekleed, buigt zich over de groeve, waarin hij -staart. Rondom het graf staan sommige der apostelen, andere liggen -geknield en allen heffen het gelaat hemelwaarts. De met groote zorg -afgewerkte schilderachtige drapeering hunner gewaden, wedijvert in -<span class="pagenum">[<a id="pb177" href="#pb177" name="pb177">177</a>]</span>schoonheid met de fijn gevoelde -kleurschakeering, die elk oog, ook het minst ontwikkelde, in verrukking -moet brengen. Boven in de wolken des hemels zweeft Maria, die ten hemel -vaart; zij heeft een blauw gewaad aan en een witte sluier omgeeft haar. -Aan weerszijden houden God, de Vader, en Christus, de Zoon, de kroon -des levens boven haar hoofd. God is voorgesteld als een vriendelijke -grijsaard in goud en geelbruin kleed en Christus in purper gewaad als -een overwinnaar en als de Rechter der wereld. Boven deze groep -verschijnt in hellen lichtglans de H. Geest in den vorm eener duif, -terwijl rondom een koor van engelen hun halleluja’s met harpspel -begeleiden.</p> -<p>Dit is het middenstuk van het altaarschilderij, het hoofdmotief van -het geheel. De twee zijvleugels, het martelaarschap van Jacobus en van -de H. Catherina voorstellend, en met de beeltenissen van den gever -Jacob Heller en van zijn vrouw Catherina von Mehlen versierd, stonden, -hoe voortreffelijk ook van teekening, in de uitvoering achter bij het -middenvak. Zij waren dan ook slechts als bijwerk bedoeld, maar juist -daardoor waren zij geschikt om het effect van het voornaamste gedeelte -te verhoogen.</p> -<hr class="tb"> -<p>Terwijl geheel Frankfort nog in verrukking was over het meesterstuk -van den Neurenberger kunstenaar en hem luide prees, was diens hand -alweer bezig aan een nieuw, groot werk. Een Neurenbergsche burger -<span class="pagenum">[<a id="pb178" href="#pb178" name="pb178">178</a>]</span>had hem een altaarschilderij besteld voor de -kapel van het door hem opgerichte Twaalfbroedershuis. En met waar genot -greep Dürer deze gelegenheid aan om zijn geboorteplaats metterdaad -zijn dank te bewijzen voor de eer hem aangedaan, om hem tot raadslid te -verkiezen en nu een kunstwerk te scheppen, dat al de vorige nog zou -overtreffen.</p> -<p>Wel had hij zich voorgenomen geen groote paneelschilderingen meer te -leveren, omdat de geringe sommen, die men er voor betaalde, tijd en -moeite niet beloonden en hij daardoor weldra in geldelijke -moeilijkheden zou komen; daarom was hij van plan in het vervolg -voornamelijk zijn kunst in houtsneden, kopergravuren en etsen te geven, -op welk gebied hij nieuwe vorderingen en ontdekkingen had gemaakt. Maar -het was hem, om den genoemden reden, onmogelijk de opdracht van meester -Mattheus Landauer te weigeren en daarom besloot hij zijn minder -omvangrijken arbeid voor de avonduren te houden, hoewel dat bij het -walmende kaarslicht zeer inspannend moest zijn. Door den vurigen wensch -om zijn geboorteplaats het beste, wat hij had, te geven, kreeg zijn -geest nieuwe gedachten en ontving zijn genie nieuwe openbaringen. En -had hij reeds zijn uiterste zorg aan het Frankfortsche schilderij -besteed, hier steeg die tot in het overdrevene.</p> -<p>Reeds de vorm van het werk was nieuw. Het was geen -vleugelaltaarstuk, maar een enkel paneel met een lijst, die de -kunstenaar zelf had ontworpen en gemodelleerd. Dit bouwkunstig -prachtwerk was uit <span class="pagenum">[<a id="pb179" href="#pb179" -name="pb179">179</a>]</span>hout gesneden en op zich zelf een -meesterstuk. Op het vak in het ronde bovenstuk der lijst zit de -Heiland, als Rechter der wereld, tusschen Johannes en Maria, terwijl op -de beide hoeken twee engelen de bazuinen van het jongste gericht -blazen. Daaronder op de fries ziet men het oordeel der wereld -afgebeeld, de scheiding tusschen boozen en goeden. Dit bovenstuk wordt -gedragen door twee Corinthische zuilen, met bewonderenswaardige -fijnheid uitgevoerd.</p> -<p>Dürer had voor de schilderij, die in deze heerlijke omlijsting -zou worden gevat, hetzelfde onderwerp gekozen als Rafael terzelfde tijd -te Rome, namelijk: de aanbidding der H. Drievuldigheid. Doch welk een -verschil tusschen zijn opvatting en die van den Italiaan! Rafael -schilderde voor de aanzienlijken en geleerden; Dürer voor allen, -die met een beangst en verslagen hart troost bij den Heer zoeken; hij -beoogde niet aesthetisch genot, maar wilde door zijn werk het gebroken -hart genezen en bemoedigen en leverde dus dat, wat een waar altaarstuk -moet zijn: een prediking in kleuren, een troost voor vermoeiden en -belasten.</p> -<p>En hoe goed was hem nu zijn prediking gelukt! Er lag een gouden -gloed, als ochtendzonneschijn in Mei op de schepping, over het geheel -verspreid. Alles schijnt bovenaardsch, het is alsof men niet met -tastbare verf te doen heeft, maar alsof het een hemelsch luchtbeeld is. -En de groepeering van het geheel! Het oog wordt niet getrokken door -afzonderlijke deelen, maar het kan het geheel met één -blik omvatten, <span class="pagenum">[<a id="pb180" href="#pb180" name="pb180">180</a>]</span>zooveel harmonie is er in de rangschikking, -zooveel eenheid in de stemming, die er in ligt uitgesproken! En nu de -wemelende menigte der zaligen des hemels, die de H. Drievuldigheid -aanbidden, evenals de Christengemeente op aarde, van den paus en den -keizer af tot den landman met zijn dorschvleugel toe—hoe -weerspiegelt op al die verschillende gezichten dit eene gevoel, dat -aller hart bezielt, de jubel van het schepsel over de teweeggebrachte -verlossing! En eindelijk, hoe eigenaardig is de opvatting en het -weergeven van het goddelijk geheim der Drievuldigheid: God, de vader, -boven wiens hoofd de H. Geest in de gestalte van een duif zweeft in -stralenden glans, houdt naar beneden de groote, zalige verborgenheid; -het bloedende en stervende Lam Gods aan het kruis genageld!</p> -<p>Deze schilderij maakte een overweldigenden indruk. Behalve de -stadgenooten kwamen ook vele vreemdelingen om dit hooggeprezen wonder -van menschelijke kunst met eigen oogen te zien, en met diepgevoelde -voldoening en vrome dankbaarheid jegens God, die hem deze heerlijke -gave had verleend, zag de meester op het gelaat der beschouwers dat wat -hij had begeerd te voorschijn te roepen, weerspiegeld: vroomheid en -aanbidding. <span class="pagenum">[<a id="pb181" href="#pb181" name="pb181">181</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2606" href="#xd25e2606src" name="xd25e2606">1</a></span> Nadat -Keizer Rudolf II tevergeefs 10000 gulden had geboden voor dit -schilderij, waarvoor haar maker 200 gulden had ontvangen, kwam het voor -een nog grootere som in het bezit van den keurvorst Maximiliaan van -Beieren. Dürers hoop, dat voor het werk een lange toekomst was -weggelegd, werd niet vervuld, want in den nacht van den 10den April -1674 werd het kunstwerk bij een brand door de vlammen -vernield. <a class="fnarrow" href="#xd25e2606src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch20" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e365">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XX.</h2> -<h2 class="main">SCHILDER EN DICHTER.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">“Wie was dat toch, die van morgen vroeg zoo lang -bij u in de werkplaats is geweest?” vraagde Vrouwe Agnes op -zekeren dag aan haar echtgenoot. “Hij zag er zoo voornaam -uit.”</p> -<p>“Ja, daarin hebt gij gelijk,” antwoordde Dürer, -“het was Ulrich Fugger, een man uit een der oudste en rijkste -families van Augsburg. Hij is eerst naar de Allerheiligenkapel gegaan -om het schilderij te zien en daarna is hij bij mij gekomen om te -vragen, of ik voor hem ook zulk een stuk wil schilderen.”</p> -<p>Vrouwe Agnes kon haar ontsteltenis niet verbergen en vraagde snel: -“En hebt gij het beloofd? Gij kunt zoo moeilijk iemand iets -weigeren.”</p> -<p>Glimlachend legde Dürer zijn hand op haar arm. “Wees niet -bezorgd; dezen keer is uw man niet zwak geweest. Die heer uit Augsburg -heeft getracht mij te vangen, door mij den grootst mogelijken lof toe -te zwaaien, maar ik heb dapper weerstand geboden, <span class="pagenum">[<a id="pb182" href="#pb182" name="pb182">182</a>]</span>want -ik ben vast besloten geen groote paneelschilderingen meer te maken, -daar zij slecht worden betaald en mij dikwijls ook nog ergernis en -verdriet berokkenen.”</p> -<p><span class="corr" id="xd25e2655" title="Niet in bron">“</span>Heeft Bisschop Johan van Breslau nu -eindelijk zijn schuld afgedaan?” vraagde Catherina, de zuster van -Vrouwe Agnes, die er bij tegenwoordig was. “Ik herinner mij, dat -gij u beklaagdet, omdat hij steeds uitstelde het mooie schilderij van -Maria, dat hij bij u kocht, te betalen.”</p> -<p>“Eindelijk, na drie jaar,” antwoordde Dürer, -“is hij er toe overgegaan om mij te betalen en het zou toen zeker -nog niet zijn gebeurd, als zijn geheimschrijver, Johannes Hessus, een -Neurenberger, mij niet had geholpen. Hij schreef mij, dat de bisschop -zich volstrekt niet meer herinnerde voor welken prijs wij het eens -waren geworden. En daarom wil ik met die aanzienlijke heeren niets meer -te maken hebben en mij weer meer gaan bekommeren om het volk, waaraan -ik mij in de laatste jaren te weinig heb laten gelegen liggen. Met dat -doel voor oogen wil ik mijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes -op nieuw uitgeven; en ook andere houtsneden en kopergravuren, waarvan -ik het meerendeel reeds sinds lang klaar heb, met nieuwe platen -vermeerderen, zooals het leven van Maria, en de groote en kleine -Passie, de eerste op koper gegraveerd en de laatste als houtsneden. Het -leven van Maria telt nu twintig teekeningen; de groote Passie twaalf en -de kleine zevenendertig. Daarmee geloof ik het Duitsche volk beter -<span class="pagenum">[<a id="pb183" href="#pb183" name="pb183">183</a>]</span>van dienst te kunnen zijn dan met mijn groote -altaarschilderijen en het is tegelijkertijd voordeeliger voor het -onderhoud van mijn gezin.—Maar nu heb ik nog een bijzonder plan -in mijn hoofd: ik wilde de teekeningen niet als losse bladen uitgeven, -maar bij elkaar gebonden in een boek en voorzien van bijschriften, -opdat de minst ontwikkelde hun beteekenis en doel zouden kunnen -begrijpen. Mijn goede vriend, Pater Chelidonius van de Benedictijnen is -mij daarin behulpzaam en heeft mooie versregels daarvoor gemaakt, die -bij elke teekening van de groote en kleine Passie zullen worden -gedrukt. Op die wijze zullen het meditatieboeken worden ter bevordering -van het zieleheil.—En nog iets anders wil ik u vertellen, beste -Catherina, als gij het ten minste niet reeds door Agnes hebt gehoord: -Anton Koburger, mijn peter, zal mij helpen aan een drukpers, die ik in -mijn eigen huis wil opstellen, dan kan ik mijn werk zelf afdrukken. -Hans en een der gezellen kunnen mij daarbij helpen, dan kunnen zij zich -ook in die kunst oefenen.”</p> -<p>Er werd op de deur geklopt en er trad een monnik binnen in de -kleederdracht der Benedictijnen.</p> -<p>“Lupus in fabula!” riep Dürer vroolijk en hij -reikte zijn vriend de hand.</p> -<p>“Daar juist sprak ik van u en nu staat gij in levende lijve -voor mij! Wees hartelijk welkom!”</p> -<p>De pater zette zich aan de tafel en haalde een rol papier uit zijn -pij te voorschijn:</p> -<p>“Zie eens, Meester, of gij over mijn werk tevreden -<span class="pagenum">[<a id="pb184" href="#pb184" name="pb184">184</a>]</span>zijt. Het eerste boekje is nu klaar; aan het -andere wilde ik niet beginnen, voordat ik uw oordeel had -gehoord.”</p> -<p>Dürer nam het papier en las eenige oogenblikken in stilte, -daarop reikte hij over de tafel den monnik de hand. <span class="corr" -id="xd25e2677" title="Niet in bron">“</span>Gij hebt mij -begrepen, zoo heb ik het bedoeld. Ga maar op deze wijze voort, dan -zullen mijn teekeningen ingang vinden bij het volk en goed worden -begrepen.—Gij zijt een uitstekend poëet, beste Chelidonius! -Ik zal uw verzen aan mijn vriend Pirkheimer laten lezen, hij zal zeker -daarmee zijn ingenomen.”</p> -<p>De meid bracht op een wenk van Vrouwe Agnes een kan wijn binnen en -de vrouw des huizes vulde de kleine, tinnen kroezen met het druivensap. -Toen kwamen allen in de beste stemming, vooral meester Dürer, die -het gezelschap aangenaam onderhield met te vertellen, wat hem in -Venetië was overkomen. Maar eensklaps liet hij dit onderwerp varen -en zich tot den monnik keerend, zei hij: “Ook ik ben eenige jaren -geleden begonnen mij in uw kunst te oefenen en heb het gewaagd -versregels aan elkaar te lijmen.”</p> -<p>Verbaasd keek de pater hem aan. “Zijn dan de Muzen zoo mild -geweest om u <i>alle</i> gaven in den schoot te werpen?”</p> -<p>Dürer moest lachen. “Wees niet te voorbarig met uw lof; -ik ben al genoeg bestraft, omdat ik mij op vreemd terrein heb gewaagd, -vooral door mijn vriend Pirkheimer. ’t Is nu twee jaar geleden, -dat ik mijn eerste rijmpjes heb gemaakt. Het waren slechts twee -<span class="pagenum">[<a id="pb185" href="#pb185" name="pb185">185</a>]</span>regels en ik had goed geteld, de eene had -evenveel lettergrepen als de andere, en daarom dacht ik, dat het goed -was, het versje was als volgt:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">Gij aller englen spiegel en Verlosser van de -zonden.</p> -<p class="line">Om mij hebt gij zulk bitter lijden en den dood -gevonden.</p> -</div> -<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2697" title="Niet in bron">“</span>Toen ik dit aan mijn vriend Pirkheimer -liet zien, lachte hij mij uit en zei, dat elke regel niet meer dan vier -voeten of acht lettergrepen mocht hebben. Daaraan gedachtig, ging ik -dadelijk weer aan het werk en rijmde achttien regels bij elkaar, waarin -ik God vraagde om de acht gaven der wijsheid.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e2701" title="Niet in bron">“</span>Het begon zoo:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line xd25e2705">Bidt om der wijsheid gaven acht,</p> -<p class="line xd25e2705">God geen naarstig bidder veracht.</p> -<p class="line">Met recht wordt een man wijs genoemd,</p> -<p class="line">Die niet op geld of armoe roemt.</p> -</div> -<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2714" title="Niet in bron">“</span>En zoo ging het door. Nu meende ik zeker -te kunnen zijn van de goedkeuring van den hooggeleerden heer -Pirkheimer, maar ik vergiste mij: hij begon weer dadelijk te spotten en -te vitten. Ik dacht dat hij mij die kunst misgunde en ging daarom naar -den heer Lazarus Spengler, den Secretaris der stad, daar hoopte ik een -zachter en rechtvaardiger oordeel te vinden. Maar ook die verwachting -werd bedrogen, want hij wroette in mijn verzen als een everzwijn in een -wijnberg en zond mij de totaal veranderde verzen weer terug met een -spotdicht er bij, waarvan ik mij het begin nog heel goed herinner: -<span class="pagenum">[<a id="pb186" href="#pb186" name="pb186">186</a>]</span></p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">Ofschoon men vaak door vele lieden</p> -<p class="line">De vreemdste dingen ziet geschieden,</p> -<p class="line xd25e2705">Waarover men verbaasd moet staan,</p> -<p class="line xd25e2705">Zoo wil ik u iets zeggen gaan,</p> -<p class="line">Dat uwe lachlust op zal wekken</p> -<p class="line">En u tot groot vermaak zal strekken.</p> -<p class="line xd25e2705">En daarom zeg ik: luister dan!</p> -<p class="line xd25e2705">Gij, allen, kent gewis een man</p> -<p class="line">Met langen baard en krullend haar,</p> -<p class="line">Een nooit volprezen kunstenaar</p> -<p class="line xd25e2705">Met teekenstift en met penseel,</p> -<p class="line xd25e2705">Aan roem en eer heeft hij ruim deel,</p> -<p class="line">In ieders achting hoog gerezen!</p> -<p class="line">En daar hij schrijven kan en lezen,</p> -<p class="line xd25e2705">Is hij zich waarlijk gaan verbeelden:</p> -<p class="line xd25e2705">In woord en rijm iets af te beelden</p> -<p class="line">Speelt hij ook, als een dichter, klaar,</p> -<p class="line">Nu rijmt hij verzen bij elkaar.</p> -<p class="line xd25e2705">Maar hoe hij rijmt, het gaat niet vlot!</p> -<p class="line xd25e2705">En ’k vrees gewis, dat aan het slot</p> -<p class="line xd25e2705">Hem wacht des schoenenmakerslot.</p> -</div> -<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2764" title="Niet in bron">“</span>En dan wordt er verder verhaald van een -schoenmaker, die een schilderij bekijkt, dat door een schilder in de -zon was geplaatst om te drogen en die tot den kunstenaar zegt, dat de -schoenen die hij heeft geschilderd niet goed zijn. Daarop verbetert de -schilder de fout, die hem wordt aangewezen en zet het stuk weer in de -zon. Nu waagt de schoenmaker in zijn overmoed ook aanmerkingen op de -plooien in de kleederen te maken—maar daarover wordt de schilder -boos en vraagt, of hij zich verbeeldt ook kleermaker te zijn en hij -roept hem toe: schoenmaker, blijf bij uw leest! En na dit verhaal -besluit de heer Spengler zijn gedicht aldus: <span class="pagenum">[<a id="pb187" href="#pb187" name="pb187">187</a>]</span></p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">Ik zeg daarom tot dezen man,</p> -<p class="line">Die zoo voortreflijk schildren kan:</p> -<p class="line xd25e2705">Laat mij u raden, blijf daarbij,</p> -<p class="line xd25e2705">Dan ducht gij geene spotternij.”</p> -</div> -<p class="first">“Hoe onaardig van hem; ik had zoo iets in het -geheel niet van den heer Spengler verwacht,” riep Catherina uit -en juist wilde Vrouwe Agnes in den zelfden geest lucht geven aan haar -verontwaardiging, toen Dürer, hartelijk lachende, vervolgde:</p> -<p>“Wees maar niet boos op hem, ik heb het hem betaald gezet, -want terstond heb ik de pen weer opgenomen en hem het volgende -hekeldicht gezonden:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">’t Is wetenswaardig wel gewis,</p> -<p class="line">Dat in Neurenberg een schrijver is,</p> -<p class="line xd25e2705">Die zich zelf vindt een kranig man,</p> -<p class="line xd25e2705">Omdat hij missiven schrijven kan.</p> -</div> -<p class="first"><span class="corr" id="xd25e2791" title="Niet in bron">“</span>En daarop heb ik hem ruim zijn deel -gegeven en hem bij een notaris vergeleken, die maar één -enkel formulier voor zijn akten er op nahoudt en zich daardoor de -spotternij der menschen op den hals heeft gehaald. Daarna heb ik hem -nog meer getrotseerd en gezegd, dat ik niet alleen verzen wilde -schrijven, maar mij ook met de artsenijkunde zou gaan bemoeien en -tegelijkertijd heb ik allerlei recepten van schilderspreperaten voor -hem opgeschreven en ben op deze wijze geëindigd:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line">En al lacht die schrijver nog zoo luid,</p> -<p class="line">Met dichten scheid ik toch niet uit;</p> -<p class="line xd25e2705">Dat zegt die gebaarde, langharige -schilder</p> -<p class="line xd25e2705">Tot den spotlustigen schrijver.<span class="corr" id="xd25e2803" title="Niet in bron">”</span></p> -</div> -<p><span class="pagenum">[<a id="pb188" href="#pb188" name="pb188">188</a>]</span></p> -<p>Er was wel een beetje angst in de vragende blikken, die zich daarop -op den spreker richten en Catherina vraagde haastig: “En hoe -heeft de heer Spengler die woorden opgenomen?”</p> -<p>“Juist zooals zij waren bedoeld,” antwoordde Dürer -glimlachend: “als een grap en we zijn altijd goede vrienden -gebleven. Pirkheimer is later ook tot andere gedachten gekomen; toen -hij zag, dat het mij ernst was om mij op de dichtkunst toe te leggen, -heeft hij mij geholpen om den vorm mijner verzen mooier en sierlijker -te maken. En nu zal ik u ook maar vertellen, dat ik een heele -verzameling verzen, die niemand ooit heeft gelezen, in mijn cassette -heb, maar die weldra het licht zullen zien tegelijk met de teekeningen, -die ik er bij heb gemaakt tot nut en leering van het volk.”</p> -<p>Men drong er op aan, dat Dürer ze voor den dag zou halen, maar -hij bleef weigeren. “Hebt een weinig geduld—als ik mijn -drukpers heb en zelf drukker ben geworden, dan moogt gij zoowel de -dichtregels als de platen zien.”—En werkelijk werden de -rijmspreuken met de daarbij behoorende houtsneden na eenigen tijd -uitgegeven—het waren vlugschriften, die veel goeds stichtten.</p> -<p>Maar het volk ontving met nog meer vreugde de andere teekeningen, -die Dürer op zijn drukpers had afgedrukt en de wereld ingezonden; -vooral oefende de groote en de kleine Passie een machtigen invloed uit -en predikten de lijdensgeschiedenis op betere wijze dan eenig priester -het van den kansel deed. <span class="pagenum">[<a id="pb189" href="#pb189" name="pb189">189</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch21" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e374">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXI.</h2> -<h2 class="main">KUNSTENAAR EN KEIZER.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een Januaridag van het jaar 1512 heerschte er -groote bedrijvigheid in Pirkheimers huis. De meiden en de kok waren -druk bezig in de keuken en de heerlijke geur, die zich van daar uit -verspreidde, verried, dat er uitgezochte spijzen werden toebereid. -Evenveel drukte heerschte er in den wijnkelder, terwijl vier bedienden -in de groote zaal de tafel dekten. De heer des huizes was weder -voornemens eenige gasten aan den maaltijd te vereenigen, een gewoonte, -die hij had aangenomen sinds zijn vrouw was overleden en hij zich -eenzaam en verlaten gevoelde.</p> -<p>Gewoonlijk was het aantal genoodigden niet groot, maar daarom des te -meer uitgezocht. Hij verzamelde aan zijn tafel mannen, die hoog stonden -op geestelijk gebied en met wie deze wetenschappelijk uitstekend -ontwikkelde, fijngevoelende en voor het schoone bezielde man, naar -hartelust kon redeneeren.</p> -<p>Meester Dürer was altijd de eerste, die een uitnoodiging kreeg, -want de vriendschapsbanden, die de <span class="pagenum">[<a id="pb190" -href="#pb190" name="pb190">190</a>]</span>beide mannen vereenigden, -waren met de jaren nog vaster geworden. Het was opmerkenswaardig, dat -Pirkheimer, die door zijn trots, zijn onverbiddelijkheid en heftigheid -zich vele vijanden maakte en zich in den raad nooit bijzonder bemind -had weten te maken, ja, zich zelfs de haat van velen op den hals had -gehaald, met Albrecht Dürer steeds in de hartelijkste verhouding -leefde; nooit zweefde er een wolkje aan den hemel hunner -vriendschap.</p> -<p>Pirkheimer stond voor het venster te wachten op den bediende, dien -hij naar de Tiergärtnerstraat had gezonden om zijn vriend dringend -te verzoeken, de weigering op zijn uitnoodiging in te trekken. Het was -de eerste maal dat Dürer zich had laten verontschuldigen.</p> -<p>Eindelijk kwam de knecht terug, doch hij bracht hetzelfde antwoord -mede: Meester Dürer was zoo overstelpt met werk, dat hij zich het -genoegen om te komen moest ontzeggen.</p> -<p>Pirkheimer vernam met leedwezen deze boodschap en hij had nu maar -half pleizier in den maaltijd.</p> -<p>Dürer had het werkelijk overdruk. De raad had hem de eervolle -opdracht gedaan, om de zaal, waar de rijkskleinoodiën. gedurende -de tentoonstelling te zien waren, te versieren met twee levensgroote -portretten van Karel den Groote en van Keizer Sigismund, den souverein, -die Neurenberg had uitverkoren tot bewaarplaats dezer schatten.</p> -<p>Reeds lang was Dürer bezig aan de voorbereidende studies voor -deze schilderijen, toen in het begin van <span class="pagenum">[<a id="pb191" href="#pb191" name="pb191">191</a>]</span>het jaar 1512 het -bericht kwam, dat keizer Maximiliaan van plan was in het voorjaar zijn -intocht te Neurenberg te houden, en eenigen tijd binnen de muren zijner -trouwe Rijksstad te vertoeven.</p> -<p>Om nu tegen dien tijd klaar te kunnen zijn, werkte Dürer van -den vroegen morgen tot den laten avond en met zooveel haast, dat zijn -vrouw zich ongerust over hem maakte, want zijn wangen werden steeds -bleeker, spijs en drank smaakten hem niet en een zenuwachtige onrust -beletten hem ’s nachts het slapen.</p> -<p>In het laatst van Januari was het portret van Keizer Sigismund een -goed eind op streek, maar toch nog niet geheel af. Hij had het gelaat, -om het zoo getrouw mogelijk naar waarheid weer te geven, naar een -wapenzegel geschilderd, wat evenwel niet voordeelig voor het portret -was, want de lange, spitse neus was niet bepaald bekoorlijk te noemen. -Voor ’t overige was Keizer Sigismund ook slechts als bijfiguur -bedoeld en eischte daarom een minder zorgvuldige uitvoering; al zijn -krachten wilde de kunstenaar besteden aan het hoofdfiguur, den grooten -Karel, wiens gestalte nog slechts in schets was ontworpen en waaraan -Sebaldus Beham, zijn nieuwe gezel, hem volstrekt niet behulpzaam mocht -zijn.</p> -<p>Daar kwam op eens het bericht, dat de keizer reeds den -4<sup>den</sup> Februari zou komen en dus was alle haast en overijling -te vergeefs geweest en teleurgesteld legde Dürer de penseelen -terzijde om zich en zijn huis voor de komst des keizers gereed te -maken, want zelfs in het kleinste straatje werden de woningen -<span class="pagenum">[<a id="pb192" href="#pb192" name="pb192">192</a>]</span>feestelijk versierd. Het was inderdaad -verwonderlijk, hoe op eenmaal te midden van de sneeuw de straten in -groenen voorjaarsdos pronkten, waartoe men het Lorenzer- en -Sebalderwoud had geplunderd.</p> -<p>Natuurlijk waren die straten, waarlangs de keizer zijn intocht zou -houden, het fraaist versierd: van de Spittlerpoort door de Smidstraat -naar het plein, waarop de St. Jacobskerk stond, vandaar naar de -Koornmarkt en over de Vleeschbrug naar de Heerenmarkt, en dan over de -Visch- en Zoutmarkt naar de Veste. De poort was geheel met dennengroen -versierd en van het bovenste gedeelte wapperden bonte vlaggen en -wimpels en daarmee wedijverden alle huizen en kerken, langs welker -<span class="corr" id="xd25e2855" title="Bron: stijle">steile</span> -gevels het groen zich als klimop naar boven slingerde. Het schoonst van -alles was de eerepoort bij de Veste, op welker gevel sierlijke -godenbeelden het keizerlijke wapen vasthielden, waarboven de -keizerlijke vlag met den adelaar zich trotsch verhief.</p> -<p>Van hier tot aan de Spittlerpoort hadden de gilden in vol ornaat en -de vertegenwoordigers der aanzienlijke families post gevat, terwijl al -de leden van den raad voor de poort den keizer opwachtten.</p> -<p>Om negen uur in den morgen zag men in de verte de voorhoede van den -keizerlijken stoet aangekomen en dadelijk begonnen al de klokken te -luiden en weerklonk het geknal der donderbussen en het geschal der -trompetten van de stadshoornblazers om aan het volk in de stad te -verkondigen: Hij is in aantocht!</p> -<p>Maar nadat de voorste ruiters de poort waren <span class="pagenum">[<a id="pb193" href="#pb193" name="pb193">193</a>]</span>binnengereden, duurde het nog geruimen tijd, -voordat de keizerlijke Heer zelf verscheen. Daar kwam hij! Een zwarte -hengst droeg de hoog opgerichte gestalte, een echt -ridderfiguur,—zijn oogen zagen trotsch om zich heen, doch zijn -mond glimlachte minzaam.</p> -<p>Bij de poort hield hij zijn paard in om den welkomstgroet van den -raad te ontvangen, daarop bewoog zich de stoet, na enkele woorden van -dank, onder het eindeloos gejubel van het volk, dat zich gedeeltelijk -ook plaats had verschaft op de daken, door de verschillende straten -naar <span class="corr" id="xd25e2868" title="Bron: do">de</span> -Veste, waar Zijn Majesteit verblijf zou houden.</p> -<p>’s Middags verscheen Keizer Maximiliaan met zijn gevolg op het -raadhuis, waar in de groote zaal een feestmaal was gereed gemaakt, en -het behaagde hem daar te blijven tot laat in den avond.</p> -<hr class="tb"> -<p>Den volgenden morgen zag men een statigen man, met een edel, -bezield, fijnbesneden gelaat van de Veste komen. Het was Johannes -Stabius, Zijner Majesteits Kroniekschrijver en vertrouwd raadgever, een -door en door geleerd man, die ook groote mathematische kundigheden -bezat en als dichter veel lauweren had verworven. Hij richtte zijn -schreden westwaarts, naar het plein bij de Tiergärtnerpoort en -liet op Dürers huisdeur den klopper driemaal vallen.</p> -<p>De meester, die hem had zien aankomen, snelde de trap af en deed -zelf de deur voor hem open.</p> -<p>Beide mannen vestigden een onderzoekenden blik <span class="pagenum">[<a id="pb194" href="#pb194" name="pb194">194</a>]</span>op -elkaar en op elks gelaat was de achting, die de een den ander -inboezemde, te lezen.</p> -<p>De gezant des Keizers gaf zijn innige vreugde te kennen, dat het hem -nu vergund was, kennis te maken, met een man, wiens roem wijd en zijd -was verbreid en meester Dürer, wederkeerig, boog eerbiedig voor -hem, wien het was vergund zich in den zonneschijn van ’s Keizers -gunst te koesteren.</p> -<p>Stabius verzocht meester Dürer, die hem uitnoodigde in de -pronkkamer te gaan, hem naar zijn werkplaats te brengen en nadat hij -over het daar aanwezige schilderwerk zijn groote bewondering had -uitgesproken, nam hij naast den meester plaats en deelde hem mee, dat -hij niet alleen was gekomen om den alom gevierden kunstenaar te zien, -maar ook op bevel van Zijn Majesteit, uit wiens naam hij hem een -opdracht kwam doen.</p> -<p>“Waarschijnlijk weet gij, waarde meester, dat de keizer zich -met vlijt en ijver op kunsten en wetenschappen toelegt en hoe ingenomen -hij is met alles, wat den geest ontwikkelt en het hart verheft. Menig -dichter en kunstenaar heeft hij den spoorslag gegeven tot nieuwe -scheppingen en zelf hen daartoe in de gelegenheid gesteld. Nu heeft hij -een plan, dat moet dienen tot zijn eigen verheerlijking: er moet een -kunstwerk, dat alle andere van dezen aard in pracht en grootte moet -overtreffen, worden geleverd. Zelf heeft hij het “den -Triomf” genoemd en hij wil, dat het in twee werken wordt -uitgevoerd; het eerste moet een eerepoort en het tweede een triomftocht -<span class="pagenum">[<a id="pb195" href="#pb195" name="pb195">195</a>]</span>voorstellen. En u heeft hij uitgekozen om het -kunstwerk te volbrengen, waarde Meester Dürer—daarom vraag -ik u nu, of gij daartoe geneigd zijt.” Dürer boog eerbiedig -en drukte zijn dankbaarheid uit over de eer hem bewezen. Daarna vraagde -hij op welke wijze en in welken vorm zijn keizerlijke Majesteit het -kunstwerk wenschte uitgevoerd.</p> -<p>“De keizer wil, dat gij er een houtsnede van maakt,” -antwoordde Stabius, “en de oppervlakte moet ongeveer tien voet in -de hoogte en negen in de breedte bedragen.”</p> -<p>In zijn hart was Dürer ontsteld, toen hij dit hoorde. In der -haast berekende hij, dat daartoe tachtig of negentig stukken hout -(beukenhout), die aan elkaar moesten worden gevoegd, noodig zouden -zijn. Doch juist dit moeilijke van de opdracht had een bijzondere -bekoring voor hem, en daarom herhaalde hij zijn bereidwilligheid om aan -’s keizers wensch te voldoen. Stabius drukte hem hartelijk de -hand en bleef nu nog eenigen tijd.</p> -<p>De beide mannen waren spoedig in een gesprek verdiept en Dürer -leerde in Stabius iemand kennen, die een scherp verstand en uitgebreide -kennis bezat, vol geestdrift voor en verstand van de kunst, met wien -het een waar genot was om te praten. Den volgenden avond verscheen -Stabius weder en zoo ging het al de volgende dagen, zoo lang de keizer -in Neurenberg vertoefde; en er ontstond tusschen den geleerde en den -kunstenaar een innig vriendschappelijke verhouding, waarvan Pirkheimer -bijna jaloersch <span class="pagenum">[<a id="pb196" href="#pb196" -name="pb196">196</a>]</span>werd. Ja zelfs, toen de keizer eindelijk -vertrok, liet hij zijn raadgever, op diens verzoek, achter, om meester -Dürer behulpzaam te zijn bij de plannen voor de eerepoort.</p> -<p>Dürer begon nu spoedig met de voorbereidende werkzaamheden, -maar hij kon slechts enkele uren per dag daaraan besteden, want eerst -moesten de beide keizersportretten klaar zijn. Dat gebeurde spoedig -daarop en de stad bezat nu weer een kleinood meer. Vooral de beeltenis -van Karel den Groote was boven allen lof verheven.</p> -<p>Toen Stabius het schilderij na de voltooiing zag, trad hij ontroerd -een schrede achteruit; hij herkende in het gelaat zijn eigen trekken! -De hand van den kunstenaar, in wiens hart de beeltenis van zijn vriend -leefde, had onwillekeurig dat beeld op het doek gebracht.</p> -<p>Nu had Dürer meer tijd om zich aan de keizerlijke opdracht te -wijden. Maar deze hield zooveel in, dat er jaren verliepen, voordat de -teekeningen zoover waren, dat zij aan den houtsnijder konden worden -toevertrouwd, vooral omdat er zooveel ander werk tusschen door -liep.</p> -<p>Wederom was geheel Neurenberg één en al verbazing en -verwondering. Zoo iets had men nog nooit gezien! Op tweeënnegentig -stukken hout, die aan elkaar waren gevoegd, had Dürer, met -onvergelijkelijke nauwkeurigheid, de teekening met pen en potlood -gemaakt, om haar daarna voor het snijden aan den bekwaamsten kunstenaar -op dat gebied, Hieronymus Andree toe te vertrouwen. <span class="pagenum">[<a id="pb197" href="#pb197" name="pb197">197</a>]</span></p> -<p>De teekening, die tien en een halven voet hoog en negen voet breed -was, stelde een eerepoort van drie bogen voor. De middelste, die ook de -grootste is, heet: “de poort der Macht en Eere,” daarboven -verheft zich de stamboom van het Oostenrijksche huis naast 102 wapens -van de ondergeschikte landen. Boven de beide zijbogen, dien van den -“lof” en dien van den “adel” zijn, in -vierentwintig teekeningen, voorvallen uit het leven van Keizer -Maximiliaan weergegeven.</p> -<p>Toen deze het werk te zien kreeg, drukte hij Stabius de beide -handen, alsof deze het was, die het had gemaakt en het was goed, dat -Dürer er niet bij was, anders had hij wel eens hoogmoedig kunnen -worden door dien bovenmatigen lof uit ’s keizers mond.</p> -<p>Zijn Majesteit antwoordde hem met de toezegging van een jaargeld van -100 gulden, dat Dürer levenslang van de aan het rijk verschuldigde -stadsbelasting van Neurenberg zou worden uitbetaald. <span class="pagenum">[<a id="pb198" href="#pb198" name="pb198">198</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch22" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e384">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXII.</h2> -<h2 class="main">SMART EN VREUGDE.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Dicht naast de groeve, waar de oude goudsmid, meester -Dürer, op het Sebaldus-kerkhof rustte, was een nieuwe grafkuil -geopend en daarin werd op St. Liborius, den 17<sup>den</sup> Mei van -het jaar 1514, een lijkkist neergelaten.</p> -<p>Het was Vrouwe Barbara, de weduwe van den ouden meester, die men ten -grave bracht. Velen waren op de begraafplaats tegenwoordig om de -gestorvene de laatste eer te bewijzen en hun deelneming aan de -achterblijvenden te betoonen. De kapelaan van de St. Sebalduskerk sprak -bij de groeve de gebruikelijke gebeden en het gild der meesterzangers -besloot de plechtigheid met een vroom lied.</p> -<p>Daarna verlieten allen het kerkhof, behalve de beide geestelijke -zusters, die op den grafheuvel bleven om te waken en te bidden voor het -zieleheil der afgestorvene en de nagelaten betrekkingen, die met een -traan in het oog toezagen, hoe de doodgraversknechts <span class="pagenum">[<a id="pb199" href="#pb199" name="pb199">199</a>]</span>de -groeve verder vulden. Deze treurenden waren: meester Dürer met -zijn vrouw en zijn beide broeders, Andreas en Hans. Andreas was kort -geleden uit den vreemde naar Neurenberg teruggekeerd, om zich daar als -meester in het goudsmidsgilde te laten opnemen. Hij was nog juist bij -tijds gekomen om den laatsten zucht zijner moeder op te vangen en nog -door haar te worden gezegend.</p> -<p>Zwijgend verlieten zij te zamen, nadat alles was afgeloopen, de -gewijde plaats.</p> -<p>Juist toen zij het huis op het Tiergärtnerplein wilden -binnengaan kwam hen een man tegemoet, wiens schoenen grijs van het stof -waren en die, beleefd groetend, zijn hoed afnam. Verrast keek -Dürer op, en er kwam plotseling een andere uitdrukking in zijn -oogen, als een zonnestraal uit donkere wolken. “Zijt gij het, -beste Schäufelein? Hoe had ik dat kunnen denken!”</p> -<p>Schäufelein schudde hem de hand. “Ach, dat ik u zoo moet -terugvinden, lieve meester! Ik hoopte allen vroolijk en wel hier te -zullen ontmoeten en nu zie ik een diep bedroefd man voor mij! Ik neem -hartelijk deel in uw leed—de Heer trooste u!” Men ging naar -binnen—de nieuw aangekomene begroette nu ook de anderen en -betuigde zijn blijdschap ook Andreas terug te zien. Daarna vraagde hij -dringend alles omtrent de afgestorvene te mogen hooren, want hij had -haar hartelijk liefgehad en het deed meester Dürer goed, zijn hart -aan een deelnemen den vriend te kunnen uitstorten. <span class="pagenum">[<a id="pb200" href="#pb200" name="pb200">200</a>]</span></p> -<p>“Gij moet weten,” begon hij, “dat verleden jaar -dinsdags voor de week voor Paschen, mijne arme moeder plotseling zoo -ernstig ongesteld werd, dat wij de deur harer kamer moesten openbreken, -omdat wij, daar zij zelf niet kon opendoen, anders niet bij haar konden -komen. Wij brachten haar in een benedenvertrek en men voorzag haar van -de H. Sacramenten der stervenden, want iedereen dacht, dat zij zou -heengaan. Sedert vaders dood was zij nog al gezond geweest, ofschoon -zij vroeger wel eens had gesukkeld, ja, zelfs een aanval van de pest te -doorstaan had gehad en nog vele andere wederwaardigheden en verdriet -had ondervonden, die zij steeds met groote zachtmoedigheid en zonder -eenige bitterheid had verdragen. Och, zij was toch een bijzonder vrome -vrouw! Gij weet zelf hoe trouw zij ter kerke ging en hoe liefderijk zij -voor mij en mijn broeder heeft gezorgd en ons steeds vermaande vroom en -rein van handel en wandel te blijven. Haar barmhartigheid en -zelfverloochenende liefde jegens alle menschen kan ik nimmer genoeg -prijzen en geen wonder, dat zij bij allen bemind was.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e2943" title="Niet in bron">“</span>Evenwel nadat zij ten volle was bediend, -is zij toch nog niet gestorven, maar is zij nog meer dan een jaar ziek -gebleven, totdat zij gisteren, twee uur voor middernacht, als een ware -Christin is gestorven, voorzien van alle sacramenten met absolutie van -pijn en schuld, door de macht aan den paus geschonken. Voordat zij -stierf, gaf zij mij haar zegen, wenschte zij mij den vrede Gods toe en -gaf mij vele ernstige <span class="pagenum">[<a id="pb201" href="#pb201" name="pb201">201</a>]</span>vermaningen om de zonde te -ontvlieden. Zij wenschte nog den Johanneszegen<a class="noteref" id="xd25e2948src" href="#xd25e2948" name="xd25e2948src">1</a> te drinken, -wat zij ook deed. Zij heeft een <span class="corr" id="xd25e2951" -title="Bron: moeielijken">moeilijken</span> doodsstrijd gehad en ik -bemerkte, dat zij iets vreeselijks zag, want zij begeerde wijwater, -nadat zij in langen tijd niet had gesproken. Toen braken haar oogen en -ik zag, dat zij tweemaal hevige schokken kreeg en dat zij haar mond en -oogen van pijn toekneep. Ik bad luide voor haar en mijn hart leed -daarbij onnoemelijk veel! God zij haar genadig!”</p> -<p>“<span lang="la">Ave, pia anima!</span>” fluisterde -Schäufelein vroom en hij begon daarop ook de afgestorvene te -prijzen en zooveel goeds van haar te zeggen, dat zoowel meester -Dürer als de anderen de tranen in de oogen kregen.</p> -<p>Later, nadat de maaltijd was afgeloopen, zonder dat er veel woorden -waren gewisseld, moest Schäufelein vertellen, wat hem zelf -gedurende zijn afwezigheid was wedervaren. Hij had daarbij opmerkzame -toehoorders, die zich hartelijk over al het goede, dat zijn deel was -geweest, verheugden en over zijn vooruitgang op het gebied der kunst. -Met gespannen aandacht luisterde Dürer, toen hij vertelde, dat hij -ook te Rome was geweest en hem had gezien, dien allen verafgoodden, den -heerlijken Rafael.</p> -<p>“Hoe?” riep Dürer, “hebt gij hem van -aangezicht tot aangezicht gezien? O, wat zijt gij gelukkig! Reeds lang -heb ik vurig verlangd hem te mogen aanschouwen, <span class="pagenum">[<a id="pb202" href="#pb202" name="pb202">202</a>]</span>hem, -den eenige, den onvergelijkelijke, den lieveling des pausen en den -bewonderde der gansche wereld!”</p> -<p>Er kwam een bijzondere glans in Schäufeleins oogen. -“Hoor, hoe twee groote mannen denzelfden wensch koesteren! Want -gij moet weten, dat Rafael eveneens vurig verlangt hem te zien, dien -hij den Duitschen Apelles noemt.”</p> -<p>Een hoogrood bedekte Dürers gelaat, en zijn oogen werden -vochtig, terwijl hij halfluid vraagde: “Hoe weet gij -dat?”</p> -<p>“Uit zijn eigen mond,” verzekerde Schäufelein. -“Ik had den toegang tot zijn werkplaats gekregen en mijn hart -begon sneller te kloppen, toen ik onder de vele schilderijen, ook -verscheidene bekende tegenkwam, met het monogram A. D. En toen ik -zeide, hoezeer mij dat verraste en verheugde, omdat ik langen tijd bij -meester Dürer als gezel was werkzaam geweest, greep Rafael op eens -mijn hand en sprak: “O, dan zijt gij mij dubbel welkom en mijn -blijdschap zou volkomen zijn geweest, als hij u had vergezeld.” -Toen heeft hij u nog hoog geprezen en mij verteld, dat hij reeds door -Marcantonio Raimondi, die sedert vier jaren zijn werken op koper -graveert, de uwe had leeren kennen. Deze is het ook, die uw kleine -Passie op koper heeft nagegraveerd en nog meer andere werken. En -luister; ik wil u nog iets zeggen” en daarbij schoof hij zijn -stoel nog wat nader: “Ik zag in Rafaels werkplaats een tekening, -die bijna voltooid was, en waaraan hij juist bezig scheen geweest. -Ternauwernood durfde ik mijn oogen vertrouwen, want wat <span class="pagenum">[<a id="pb203" href="#pb203" name="pb203">203</a>]</span>zag -ik daar? Het was een kruisdraging van den Heer Jezus, bijna geheel -zooals gij die hebt voorgesteld in de groote Passie. De Heiland onder -het kruishout neergezonken en steunend op zijn arm, scheen mij volkomen -gelijk behandeld zoo als gij het deed, lieve meester. Eveneens de -overige figuren en de rangschikking; het kwam mij voor, dat Rafael u -daarin heeft gevolgd. In elk geval heeft hem uw werk voor den geest -gezweefd en zijt gij zijn voorbeeld geweest.”</p> -<p>Bewogen greep Dürer Schäufeleins hand: “O, ik dank -u, beste Schäufelein, ik dank u! Wat gij mij daar zegt is als een -lichtstraal in den nacht van mijn rouw. Maar nu is mijn begeerte, om -dien heerlijken kunstenaar te zien, nog grooter geworden. Ach, dien -wensch zal ik mede in het graf moeten nemen, want hoe zouden Neurenberg -en Rome bij elkaar kunnen komen?”</p> -<p>En nu drong Dürer er bij Schäufelein op aan, hem nog meer -van Rafael te vertellen, van zijn uiterlijk en zijn werken, van zijn -verhouding tot den paus en van zijn leven, totdat Wilibald Pirkheimer -en andere vrienden en vriendinnen kwamen om hun deelneming aan de -treurenden te betuigen.</p> -<p>Intusschen ging Schäufelein met Hans en Sebaldus Beham, den -gezel, die juist uit de stad was thuis gekomen, in Dürers -werkplaats en hij werd niet moede te hooren van alles, wat de meester -in de laatste jaren, sedert de beide gezellen waren ontslagen, had -gewerkt. Hans kwam er nooit mee klaar; want telkens als hij dacht alles -te hebben opgenoemd, <span class="pagenum">[<a id="pb204" href="#pb204" -name="pb204">204</a>]</span>schoot hem weer iets te binnen, dat hij had -vergeten. “Het is een onuitputtelijke bron,” zei -Schäufelein eindelijk. “Mogen al de lieve heiligen, die hij -in zijn werken verheerlijkt, hem beschermen en sterken en hem nog vele -jaren levens schenken!”— — —</p> -<hr class="tb"> -<p>Er was bijna een jaar na deze gebeurtenis voorbijgegaan, toen bij -Dürer een vreemdeling binnentrad, wiens uiterlijk zijn zuidelijke -afkomst verried, want twee ravenzwarte oogen keken uit zijn gebruind -gelaat en dik, zwart, krullend haar golfde om zijn slapen.</p> -<p>“Wees gegroet, Heer!” sprak hij met een beleefde -buiging. “Zijt gij meester Albrecht Dürer?”</p> -<p>“Die ben ik,” antwoordde de aangesprokene. “Wat -wenscht gij van mij?”</p> -<p>“Ik kom van zeer ver,” zeide de man, “het is een -lange weg van Rome naar Neurenberg. Ik breng een boodschap van meester -Rafael aan meester Dürer.”</p> -<p>“Wat zegt gij?” riep Dürer, wiens penseel uit zijn -hand viel. “O wees welkom onder mijn dak. Wat zendt mij de -meester aller meesters?”</p> -<p>“Zijn groet en ook dit,” antwoordde de man, terwijl hij -een rol papier uit zijn tasch nam. “Het heeft slechts kleine -waarde,” sprak hij, die mij tot u zond, “maar meester -Dürer zal het vriendelijk van mij willen aannemen, als hij hoort, -hoe hartelijk ik verlang hem iets van mijn hand te geven.”</p> -<p>Met bevende vingers vouwde Dürer den rol open <span class="pagenum">[<a id="pb205" href="#pb205" name="pb205">205</a>]</span>en -aanschouwde een met rood krijt geteekende figuur in krijgsdos. Zijn -oogen bleven met een teedere uitdrukking er op rusten; met diepen -eerbied vervuld, beschouwde hij deze teekening van den grooten man.</p> -<p>Na een lang stilzwijgen sprak hij: “Ik wil hem danken en gij, -gij zult ook <i>mijn</i> boodschapper zijn. Blijf nog eenigen tijd om -de stad te zien, dan zal ik u weder laten teruggaan met mijn -tegengeschenk.”</p> -<p>Zes dagen later was Rafaels boodschapper weder gereed voor de -terugreis. In zijn reistasch had hij den dank van den Duitschen meester -geborgen; Dürer wilde Rafael niet de een of andere teekening, die -hij had liggen, zenden, maar zich zelf; hij wilde den buitenlandschen -meester niet alleen iets van zijn hand laten zien, maar zijn beeltenis -zoodanig op doek geschilderd, dat het op beide kanten zichtbaar -was.</p> -<p>Een schittering kwam in Rafaels oogen, toen hij hem zag, dien hij -zoo hoog vereerde, en tot zijn dood toe hield hij het portret in hooge -eer. <span class="pagenum">[<a id="pb206" href="#pb206" name="pb206">206</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e2948" href="#xd25e2948src" name="xd25e2948">1</a></span> Dit was -een afscheidsdronk der stervenden met hun bloedverwanten, in gebruik -gekomen sedert de middeneeuwen, en ontleend aan de afscheidswoorden van -Jezus in het Evangelie van Johannes. <a class="fnarrow" href="#xd25e2948src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch23" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e393">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXIII.</h2> -<h2 class="main">UIT DE DUISTERNIS TOT HET LICHT.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het was een sombere Novembermorgen van het jaar 1517. -Een dikke mist belette de zon door te dringen tot in de straten en -pleinen van Neurenberg.</p> -<p>Meester Dürer zat in zijn werkplaats te teekenen. Keizer -Maximiliaan was dit jaar weer in Neurenberg geweest en had den meester, -over wiens “Poort der Eere” hij hoogst tevreden was, -opgedragen om op het tweede groote stuk, “de Triomf,” als -voornaamste deel een triomfwagen te schilderen naar plannen, die Zijn -Majesteit zelf had ontworpen. De zoo prachtig mogelijk versierde wagen, -door zes paarden getrokken, moest achterin voorzien zijn van een hooge -zitplaats, waarop de keizer zou troonen in vol ornaat, met zijn jonge -gemalin, Maria van Bourgondië; voor de beide Majesteiten moest -koning Filips de Schoone zitten tusschen zijn zuster en zijn -echtgenoot, voor hen zijn zoons, de aartshertogen Karel en Ferdinand en -geheel voorin hun zusters. Het was Wilibald <span class="pagenum">[<a id="pb207" href="#pb207" name="pb207">207</a>]</span>Pirkheimer opgedragen om met Dürer deze -keizerlijke gedachten in artistieken vorm te gieten en meester Albrecht -was juist bezig de met vriend Wilibald veranderde plannen op het papier -te teekenen. Doch het werk wilde vandaag niet goed vlotten. Het licht -was zoo slecht, dat hij niets kon zien op de plaats, waar hij -gewoonlijk zat, en aan een kleine tafel dicht bij het venster moest -gaan zitten om beter te kunnen zien. Maar het was niet alleen dat, wat -hem bij zijn schepping hinderde. In zijn geheele wezen en in zijn -gebaren lag een bijzondere rusteloosheid; naast hem lag een boekje, -waarin hij nu en dan een blik wierp en dan verzonk hij in diep gepeins. -Het boekje was getiteld: “Het heilige Onze Vader, verklaard door -Dr. Maarten Luther.”<a class="noteref" id="xd25e3023src" href="#xd25e3023" name="xd25e3023src">1</a> Hij had het gekregen van -Christoffel Scheurl, den man, die hem indertijd te Bologna had -verwelkomd, daarna tot professor in de rechtsgeleerdheid te -<span class="corr" id="xd25e3026" title="Bron: Wittemberg">Wittenberg</span> was benoemd en nu als rechterlijk -plaatsvervanger in Neurenberg een aanzienlijke plaats innam. Door hem -had hij veel gehoord over dezen merkwaardigen man, die in Saksen en ook -verder in het land veel van zich deed spreken, dien Augustijner monnik -en professor in de theologie aan de, door den keurvorst Frederik den -Wijze gestichte, hoogeschool te Wittenberg. Van het begin af aan had -Dürer een levendige belangstelling gekoesterd voor dezen -uitstekenden geleerde en hij had ook <span class="pagenum">[<a id="pb208" href="#pb208" name="pb208">208</a>]</span>vlijtig bestudeerd de -preeken van Pater Wenzel Link, die, in nauwe vriendschapsbetrekking tot -Luther staande, reeds sinds den tijd, dat ze samen in het klooster te -Erfurt waren, sedert eenigen tijd in het Augustijner klooster te -Neurenberg was. Deze preeken hadden een diepen indruk op hem gemaakt en -een hevigen storm in hem verwekt. Als een trouw zoon zijner kerk en met -een vroom hart had hij tot nu toe gewandeld volgens de geboden van den -pauselijken stoel en voor het oog der menschen vlekkeloos geleefd; ja, -hij had zich de grootste achting verworven, niet alleen als kunstenaar, -maar ook als mensch;—nu begon hij te twijfelen, of de weg, dien -de kerk aanwees, wel de rechte was. En zijn twijfel nam nog toe, als -hij dacht aan den gruwel der verwoesting aan het heilige gepleegd en -het diepgaande verderf der kerk zag, dat hem reeds jaren geleden stof -tot zijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes had gegeven. En hij -was niet de eenige te Neurenberg die deze dingen bepeinsde; andere -burgers en juist de beste en edelste, voelden hun hart ook onrustig -kloppen. Als hij naar de prediking van Pater Link in de Augustijnerkerk -ging, kon hij er zeker van zijn den kanselier Scheurl, den -voortreffelijken secretaris van den raad en den syndicus Lazarus -Spengler te vinden en van de patriciërs de heeren Hieronymus, -Ebner, Kaspar Nützel en Hieronymus Holzschuher. Ook Wilibald -Pirkheimer voegde zich bij hen; maar hij uitte zich op eenigszins -andere wijze. Hij behoorde tot de zoogenaamde Humanisten, een kring van -geleerden, <span class="pagenum">[<a id="pb209" href="#pb209" name="pb209">209</a>]</span>die in het herleefd klassieke tijdvak de wereld -vonden, waarin hun geest zich bewoog en van dit standpunt uit trokken -zij te velde, zoowel tegen het wetenschappelijk ongevormde, als tegen -het bijgeloof van hun tijd. Men legde Pirkheimer ten laste, dat hij had -meegewerkt aan de “brieven van de mannen der duisternis,” -die in goed geslaagde navolging van het slechte latijn der monniken den -bedelmonnik met zijn grenzenlooze domheid en schaamtelooze -onzedelijkheid aan de kaak stelden. Wilibald Pirkheimer verkneukelde -zich hierin en hij genoot van het algemeene gelach, dat deze brieven -verwekten. Zijn wapens tegen het verderf van den tijd waren geestigheid -en spotternij, en zijn hart nam er slechts in zoover deel aan, dat hij -zich verheugde over de nederlaag van zijn tegenpartij. Eens was zijn -gevoel opgekomen tegen Meester Wolgemuts “Pausezel” als -tegen een te ruwe, onridderlijke wijze van strijden, nu plaatste hij -zich eigenlijk op hetzelfde standpunt.</p> -<p>Bij Dürer was het geheel iets anders. Den hoog ernstigen, innig -vromen man stond het schreien nader dan het lachen; het gold voor hem -iets, dat hem diep ter harte ging. Dag en nacht hield de gedachte hem -bezig: wat moet ik doen, opdat ik zalig worde, en de vraag: is de weg, -die de kerk wijst, de goede weg?</p> -<p>Hoe langer hij naar de preeken van Link luisterde, des te meer begon -hij aan de waarheid der leer van Rome te twijfelen en bij dezen diep -nadenkenden en met ware vroomheid bezielden man, won de twijfel te meer -veld omdat hij reeds sedert langen tijd als <span class="pagenum">[<a id="pb210" href="#pb210" name="pb210">210</a>]</span>bij -instinct een duister voorgevoel der waarheid van het evangelie bij zich -had omgedragen. Wel is waar had hij tot nu toe in zijn kunst in hooge -mate de Maagd Maria, die volgens het algemeene begrip van dien tijd, -als koningin des hemels en der wereld werd vereerd, verheerlijkt; men -bad tot haar als tot de eeuwige beschermvrouw van het menschdom, die -ellendige zondaars de straf voor hun zonden kwijt scheldt, -ongeneeselijke kwalen geneest, de aarde doet draaien, de zon het licht -schenkt, de wereld regeert en de hel doet beven. Niet alleen in zijn -“leven van Maria,” maar ook in de talrijke afbeeldingen der -Madonna, waarvan er meer dan twintig bestonden, had hij de afgodische -vereering van dit kind der menschen, in de hand gewerkt. Maar als men -deze werken nauwkeuriger bezag, kon men zien, dat het niet in des -kunstenaars bedoeling lag deze afgoderij te bevorderen. Wie oogen heeft -om te zien, ziet dat de Maagd Maria in Dürers werken niet de -hoofdpersoon is: het goddelijke Kind is het waarom alles draait. Hij -wordt door allen gediend, door de engelen en de heiligen en tegelijk -met Hem ook zij, die Hem ter wereld bracht. Niet met een stralenkrans -verschijnt Maria daar, maar als een echt menschenkind, ja, als een ware -Neurenbergsche huismoeder in Neurenberger kleederdracht. In haar oogen -leest men de liefde voor haar kind. Zij laaft het met haar moedermelk -in zalige verrukking, zij verheugt zich met Hem, zij lijdt met Hem. Zij -is niet verheven boven het algemeene lot van vergankelijkheid en -verval, zooals de <span class="pagenum">[<a id="pb211" href="#pb211" -name="pb211">211</a>]</span>Italiaansche schilders haar, als in eeuwige -jeugd bloeiende, voorstellen, maar zij wordt oud en zwak; met gebogen -gestalte omvat zij haar gepijnigden Zoon, onmachtig ligt de oude, -grijze vrouw neder aan den voet van het kruis.</p> -<p>Zoo had dus een godsdienstig juist gevoel meester Dürers hand -bestuurd en hier en daar waren deze onbewuste gewaarwordingen ook in -woorden voor den dag gekomen. Boven het eerste zijner rijmen, die hij -in het jaar 1509 had gemaakt, stond geschreven: “Elke ziel, die -het eeuwige leven heeft, wordt verkwikt door Jezus Christus, die twee -naturen in één persoon vereenigt, de goddelijke en de -menschelijke, hetgeen men alleen door de genade kan gelooven en door -het natuurlijk verstand nimmer kan worden begrepen.” Bij zijn -Passie-gravuren had hij dit gevoegd:</p> -<div class="lgouter"> -<p class="line xd25e2705">O almachtige God en Heer</p> -<p class="line xd25e2705">Vol aanbidding kniel ik neer</p> -<p class="line">Voor Jezus’ lijden, voor Uw Zoon,</p> -<p class="line">Uw Eengeboorne, die het loon</p> -<p class="line xd25e2705">Voor onze schuld gedragen heeft.</p> -<p class="line xd25e2705">O God, ik bid, dat Gij mij geeft</p> -<p class="line">Over mijn zonden, diepe smart</p> -<p class="line">En leed. Och, reinig Gij mijn zondig hart!</p> -<p class="line xd25e2705">Gij hebt des overwinnaars troon,</p> -<p class="line xd25e2705">Ach, deel met mij uw eerekroon.</p> -</div> -<p class="first">Dus had de vrome man door de diepte van zijn -godsdienstig gemoed iets van de waarheid gevoeld. En nu lag voor hem -Luthers boekje over het Onze Vader<span class="corr" id="xd25e3066" -title="Niet in bron">,</span> hij kende het bijna geheel van buiten! -<span class="pagenum">[<a id="pb212" href="#pb212" name="pb212">212</a>]</span></p> -<p>Ook nu hield het zijn geest bezig en stoorde het hem in zijn -teekenwerk.</p> -<p>Daar begon de klok der Augustijnerkerk te luiden; hij stond op, deed -zijn met bont omzoomden mantel om, zette zijn zwart fluweelen baret op -en ging uit: hij wist, dat Wenzel Link zou preeken.</p> -<p>Over de Melkmarkt en de Wijnmarkt kwam hij spoedig aan het -Augustijnerklooster. De kerk was overvol, niet alleen met monniken, -maar ook met burgers, waarvan de voornaamste waren: Hieronymus Ebner, -Hans Schopper, Lazarus Spengler en eenige anderen.</p> -<p>Link had den verloren zoon tot onderwerp gekozen en sprak over de -groote liefde Gods, waarmee Hij in Christus den zondaar tegemoet komt -en van het vertrouwen, waarmee de berouwvolle, boetvaardige zondaar -zich zonder tusschenkomst van menschen in Gods geopende armen moet -werpen.</p> -<p>Toen de dienst was afgeloopen en de kerk uitging, bleef Dürer -nog met de aanzienlijke heeren achter, om met hen over het gehoorde, -dat aller hart diep had getroffen, te blijven praten. Op eenmaal trof -een gedruisch hun ooren; het was alsof er veel volk af- en aanliep.</p> -<p>Zij traden naar buiten om te zien, wat er te doen was en op het -plein zagen zij een dichte menschenmassa, die steeds grooter werd en -hoorden zij een stem, zonder evenwel te kunnen verstaan, wat die -sprak.</p> -<p>“Wat is daar te doen?” vraagde Hieronymus Ebner -<span class="pagenum">[<a id="pb213" href="#pb213" name="pb213">213</a>]</span>aan den ouden Fröhlich, meester van het -koperslagersgild, die zich uit het gedrang losmaakte.</p> -<p>“Er is een reizende koopman in de stad gekomen,” -vertelde deze, “die vreemde tijdingen brengt. Hij zegt, dat een -zekere monnik, Martinus Luther uit Wittenberg, aan de deur van de -slotkerk vijfennegentig stellingen heeft aangeplakt, om te protesteeren -tegen den aflaat, waarmee de paus de geldbuidels ledigt en de zielen -verderft. Dat heeft heel wat opzien verwekt. De man zegt, dat waar hij -ook kwam en dit bericht meedeelde, het bij jongen en ouden, -aanzienlijken en geringen, mannen en vrouwen grooten indruk maakte, dat -er eindelijk iemand was, die het had gewaagd zijn stem te verheffen -tegen die afschuwelijke geldklopperij en die niet vreesde den paus te -trotseeren. Op vele plaatsen was het nieuwtje hem al vooruitgegaan en -kende men reeds den inhoud der stellingen, die overal met vreugde -werden gelezen. De man voegde er nog bij, dat hij regelrecht uit -Wittenberg kwam en dat hij uit naam van een vriend van den monnik, -verscheidene der stellingen tegen den aflaat bij den heer Christoffel -Scheurl had afgegeven.</p> -<p>“Bij mij?” riep de kanselier blij verrast. “Zoo, -dan ga ik dadelijk naar huis!” “Laat ons met u gaan,” -vraagde Dürer en de heeren gingen gezamenlijk naar de woning van -den kanselier. Het was juist zooals de reiziger had gezegd. De vrouw -van Scheurl kwam hen tegemoet en zeide: “Zie eens, man, wat een -reiziger tijdens uw afwezigheid heeft gebracht!” Haastig verbrak -Scheurl het omhulsel en haalde eenige <span class="pagenum">[<a id="pb214" href="#pb214" name="pb214">214</a>]</span>papieren te -voorschijn. Het waren tien stukken in het latijn geschreven en -getiteld: Disputatie van Dr. Maarten Luther ter verklaring van de -kracht van den aflaat.</p> -<p>“Lees toch!” riep Kaspar Nützel den kanselier toe -en deze begon terstond, terwijl de anderen zich om hem schaarden om te -luisteren.</p> -<p>Hij had nog slechts weinig gelezen, toen Dürer eensklaps -uitriep: “O, God, help mij, ik voel mij zoo angstig!” Hij -liep naar het venster, de handen tegen de borst gedrukt. Scheurl wenkte -een bediende om een beker frisch water te halen, doch Dürer -weigerde. “Water kan mij niet helpen; lees verder, -verder!”</p> -<p>Scheurl ging door met lezen en bij elke zinsnede werd de spanning -grooter. Toen hij eindelijk ophield, heerschte er een diepe, plechtige -stilte, waarna Hieronymus Holzschuher het woord nam en sprak: -“Deze eenvoudige monnik is een profeet des Allerhoogsten, hij -heeft zijn stem verheven om der waarheid getuigenis te geven. Zie, het -valt mij als schellen van de oogen! Langen tijd heb ik mij reeds -geërgerd over dien misdadigen aflaathandel en het schaamtelooze -bestelen van het volk. Nu begrijp ik ook, dat de aflaat, zooals de paus -die beveelt, uit den booze is, zelfs wanneer men er geen geld voor -behoeft te betalen.”</p> -<p>Hieronymus Ebner gaf zijn instemming te kennen <span class="corr" -id="xd25e3101" title="Bron: eu">en</span> voegde er zeer ernstig -bij:</p> -<p>“Hus heeft men verbrand, evenzoo Savonarola, misschien wordt -er weldra een derde brandstapel opgericht. “Dat verhoede -God!” riep Dürer uit en een <span class="pagenum">[<a id="pb215" href="#pb215" name="pb215">215</a>]</span>donker rood bedekte -zijn gelaat. “Zou de tijd dan nog niet zijn aangebroken, dat de -Heer zich over het arme Christenvolk erbarmt? Reeds sinds den eersten -keer, dat ik van Maarten Luther heb gehoord, was mijn ziel het met hem -eens en er sprak in mij een stem: “hij is het, die de waarheid -heeft!<span class="corr" id="xd25e3109" title="Niet in bron">”</span> Zou God het nog eenmaal dulden, dat de -Satan het werktuig in Zijn hand verbrijzelt? O, ik wenschte steeds meer -van Luther te hooren en mij door hem in de waarheid te laten leiden. -Want nu ben ik nog als iemand, die lang in het duister heeft gezeten en -met verblinde oogen hulpeloos in het schelle daglicht -rondtast.”</p> -<p>Kaspar Nützel, die tot nu toe in stilzwijgen en gepeins -verzonken had gestaan, richtte zich nu plotseling op en zeide: -“Luther heeft een vreemde taal gebruikt, omdat hij het allereerst -voor de geleerden heeft gesproken; maar zijn prediking is voor het -gansche volk bestemd—ik zal hem te hulp komen en haar in het -Duitsch uitgeven.”</p> -<p>Dit vond algemeenen bijval en men drong er op aan, als het mogelijk -was, dat hij nog dienzelfden dag met het vertalen zou beginnen.</p> -<p>Nützel bleef den ganschen nacht doorwerken, zoodat hij den -volgenden morgen reeds naar Anton Koburger, den drukker, kon gaan en -slechts weinige dagen later wist geheel Neurenberg, dat Luthers -stellingen tegen den aflaat in het Duitsch waren verschenen.</p> -<p>Men haastte zich naar de drukkerij en in een ommezien <span class="pagenum">[<a id="pb216" href="#pb216" name="pb216">216</a>]</span>was -de geheele voorraad uitverkocht. In de huizen, in de herbergen, bij de -drinkputten, in de werkplaatsen, overal hoorde men spreken over den -Wittenberger monnik en zijn stellingen, en de opgewondenheid werd nog -grooter, toen men van doortrekkende reizigers vernam, dat Luther met -zijn prediking het gansche rijk in rep en roer had gebracht. Wenzel -Link, de Augustijner pater sprak nu met nog meer vrijmoedigheid van den -kansel en al de kloosterlingen trokken partij voor hun ordebroeder in -Wittenberg.</p> -<p>Dürers werkplaats bleef leeg; de meester liet zich daar niet -zien. Hij zat boven in zijn kamertje met afgesloten deur; zelfs zijn -vrouw mocht hem niet storen. Hij wilde alleen zijn met God in den -strijd om licht en waarheid.</p> -<p>En ziet, de strijd eindigde in overwinning.</p> -<p>Dr. Maarten Luther had hem den blinddoek van de oogen genomen; nu -wist hij, wat het is, dat elk Christen voor zijner ziele zaligheid van -noode heeft te weten: dat ’s menschen hoop op de eeuwige -zaligheid berust op Gods genade in Christus alleen en op niets anders. -Het stond daar immers klaar en duidelijk: de paus kan slechts aflaat -geven van die straffen, welke hij zelf heeft opgelegd, dus de -tijdelijke kerkelijke straffen. Zijn macht strekt zich niet tot hemel -en hel uit; het is een valsche meening, door de onwaardige handelaars -in aflaatbrieven, verspreid. De paus kan geen zonden vergeven en -niemand uit de hel verlossen; hij kan niets anders doen dan den -menschen <span class="pagenum">[<a id="pb217" href="#pb217" name="pb217">217</a>]</span>verkondigen, wat God uit genade en ter wille van -Christus voor een boetvaardige ziel doet. Indien iemand oprecht berouw -gevoelt, wil God hem volledig zijn schuld en straf kwijt schelden -zonder een enkelen aflaatbrief.</p> -<p>Deze boodschap was voor Dürers ziel als morgendauw op de dorre -weide. Hij was steeds zulk een ernstig, ijverig Christen geweest; hij -kon zich beroepen op een groot aantal goede werken, die de kerk van hem -vorderde en had daardoor toch niet gevonden, wat zij zocht. Nu zag hij -op eens de leer der goede werken met geheel andere oogen aan: niet door -verdienste, maar door genade ontvangen, was Luthers prediking en dat -was hem een blijde boodschap. Zijn hart vond nu op eenmaal rust en zijn -beangst gemoed werd plotseling getroost. En nu, nadat alles hem -duidelijk was geworden, wilde hij het ook aan anderen openbaren en zijn -vertrouwen in de waarheid van Luthers prediking werd versterkt, toen -hij zag, hoe vurig ook Agnes’ begeerte was om naar hem te -luisteren en toen hij hoorde, hoe dankbaar zij was, dat ook haar ziel -vrede daarbij vond.</p> -<p>Zijn blijdschap nam nog toe, toen ook Pirkheimer voor Luther in -geestdrift geraakte, zoo zelfs, dat hij een brief aan Dr. Maarten -schreef. O, hoe gaarne zou ook Dürer zijn hart voor den man Gods -hebben uitgestort!</p> -<p>Met groote spanning volgde hij nu de wederwaardigheden van Luther, -wien menige giftige pijl werd toegeslingerd. Kwam er een boekje uit van -Luthers <span class="pagenum">[<a id="pb218" href="#pb218" name="pb218">218</a>]</span>hand, dan was hij er dadelijk bij om daardoor -steeds duidelijker de waarheid te leeren kennen, terwijl Luther zelf -door de aanvallen zijner tegenpartijders stapsgewijze verder kwam in de -erkentenis der waarheid.</p> -<p>Dürer voelde zich zoo opgewekt, zoo blijde; zijn ziel -verblijdde zich in zulk een ongekend, zalig gevoel, als zelfs de -hoogste lof der menschen over zijn kunst nooit bij hem had kunnen -opwekken. Hij voelde zich gelukkig door den vrede Gods, die alle -verstand te boven gaat. <span class="pagenum">[<a id="pb219" href="#pb219" name="pb219">219</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e3023" href="#xd25e3023src" name="xd25e3023">1</a></span> In de -vasten van het jaar 1517 had Luther het “Onze Vader” in -preeken verklaard en een zijner toehoorders had deze opgeschreven -preeken spoedig daarna in druk doen verschijnen. <a class="fnarrow" href="#xd25e3023src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch24" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e402">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXIV.</h2> -<h2 class="main">TE AUGSBURG.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een schoonen Junimorgen, toen de zon vroolijk -scheen, reden drie aanzienlijke heeren te paard de Vrouwepoort van -Neurenberg uit, op eenigen afstand gevolgd door zes kranige knechten, -met zware valiezen beladen. Het waren de vertegenwoordigers der stad in -den Rijksdag, dien Keizer Maximiliaan te Augsburg had bijeengeroepen: -de raadsheer Kaspar Nützel, de stadssecretaris Lazarus Spengler en -meester Albrecht Dürer. Eerst was het plan geweest, dat slechts de -twee eerstgenoemden zouden gaan, later besloot men den laatste ook te -zenden, om den keizer, bij wien Dürer in hooge eer stond, genoegen -te doen.</p> -<p>“Het zal warm worden,” beweerde meester Dürer na -eenigen tijd, <span class="corr" id="xd25e3151" title="Niet in bron">“</span>de zon brandt reeds op mijn -rug.”</p> -<p>“In Augsburg zullen we het nog warmer krijgen,” -antwoordde Spengler lachend. <span class="corr" id="xd25e3156" title="Niet in bron">“</span>De belasting, die de paus eischt voor den -strijd tegen de Turken, zal de hoofden der vorsten genoeg verhitten en -de paus zal <span class="pagenum">[<a id="pb220" href="#pb220" name="pb220">220</a>]</span>het ook benauwd krijgen, als hij de lange reeks -klachten van de rijksvorsten over de geestelijkheid -verneemt.”</p> -<p>“Zou men den heiligen Vader die belasting toestaan?” -vraagde Nützel.</p> -<p>De stadssecretaris haalde de schouders op. “Men stelt hier den -eenen eisch tegenover den anderen. Als de paus aan de klachten der -Duitschers geen gehoor geeft, kan hij elke gedachte aan een oorlog -tegen de Turken gerust op zijde zetten. Ik voor mij geloof trouwens, -dat de Turken slechts een voorwendsel zijn, om op nieuw geld uit de -zakken der Duitschers te kloppen, nadat Luther voor de aflaatkramers de -markt heeft bedorven. De bedoelde Turken zullen wel in Italië -huizen.”</p> -<p>“Nu gij toch van Luther spreekt,” zei Dürer, -“zal het mij benieuwen of zijn zaak in den Rijksdag zal worden -behandeld.”</p> -<p>“In den <span class="corr" id="xd25e3169" title="Bron: Rijdsdag">Rijksdag</span>?” vraagde Spengler. “We -hebben genoeg andere zaken te behandelen, maar als het mocht gebeuren, -ben ik overtuigd, dat de keurvorst van Saksen zich het lot van zijn -landgenoot wel zal aantrekken, want Luther staat bij hem hoog in de -gunst.<span class="corr" id="xd25e3172" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>Nu het gesprek op de theologie was gekomen, raakten zij daarin zoo -ernstig verdiept, dat de lange rit hun bijzonder kort scheen.</p> -<p>Bij de poort van Augsburg scheidden zij om elk hun logies op te -zoeken: Kaspar Nützel begaf zich naar het paleis van den rijken -Fugger, Lazarus <span class="pagenum">[<a id="pb221" href="#pb221" -name="pb221">221</a>]</span>Spengler naar zijn collega Konrad Peutinger -en meester Dürer naar het Augustijnerklooster te St. Ulrich.</p> -<p>De Neurenberger vertegenwoordigers behoorden tot de eerste, die te -Augsburg verschenen. Elken dag kwamen er nu meer: de Duitsche vorsten -en prelaten verschenen met hun gevolg, allen in statigen optocht en -eindelijk kwam Zijn keizerlijke Majesteit.</p> -<p>Den volgenden dag kwamen allen, nadat zij gezamenlijk de mis hadden -bijgewoond, met den keizer bijeen in de groote zaal van het paleis en -de Rijksdag was geopend.</p> -<p>Eenigen tijd daarna keerde meester Dürer in opgewonden stemming -naar het klooster terug en deelde aan de monniken mede, dat hij -overmorgen voor Zijn Majesteit moest verschijnen, om diens portret te -maken. De monniken verheugden zich niet weinig hierover, en waren nu -nog trotscher op hun gast, met wien zij reeds tegenover andere -geestelijke orden hadden gepronkt.</p> -<p>Des Maandags na den dag aan Johannes den Dooper gewijd, werd meester -Dürer in het keizerlijk paleis ontboden.</p> -<p>Zijn hart klopte luid: nu zou hij de eer hebben, hem, den machtigen -keizer van het groote Duitsche Rijk, te mogen afbeelden, den vorst, -voor wien hij ook als liefhebber en beschermer der kunst hooge achting -koesterde.</p> -<p>Met den dienaar, die hem begeleidde, ging hij door den tuin van het -paleis en trad, langs de menigte keizerlijke hofbeambten en dienaren -met hun van <span class="pagenum">[<a id="pb222" href="#pb222" name="pb222">222</a>]</span>goud schitterende livreien, op het voorportaal -toe. Zij gingen de breede trap op, door een zaal heen en kwamen daarna -aan klein kamertje. De bediende opende de deur en liet Dürer -binnen, die nu voor Zijn keizerlijke Majesteit stond.</p> -<p>Toen hij eerbiedig boog, kwam de keizer minzaam op hem toe en reikte -hem de hand.</p> -<p>“Wees welkom, lieve meester! Het is mij recht aangenaam hem, -die mij reeds zooveel genot heeft bereid, te mogen zien. Wilt gij nu -maar dadelijk aan het werk gaan om keizer Maximiliaans beeltenis aan de -wereld te laten zien.”</p> -<p>Tegelijkertijd zette hij zijn fluweelen baret op, sloeg een lichten -mantel om en ging zitten. Dürer nam een papier te voorschijn en -teekende met houtskool het bijna levensgroote portret des keizers.</p> -<p>Nog geen uur was voorbijgegaan, toen de kunstenaar voor den keizer -boog, om hem te danken, dat het hem vergund was geweest den -hoogstgeplaatsten man der wereld in beeld te brengen. Hoogst verwonderd -stond de keizer op. “Hoe, zijt gij nu reeds klaar?<span class="corr" id="xd25e3204" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>Hij bekeek de teekening en zag toen zijn beeltenis, geniaal -uitgevoerd, zoo natuurgetrouw en zoo volkomen waar, dat hem een kreet -van blijde verrassing ontsnapte en hij in vervoering de hand des -kunstenaars greep om die hartelijk te drukken.</p> -<p>Dürer verzocht de teekening eerst mee naar huis te mogen nemen, -om hier en daar nog wat bij te werken; hij zou haar dan den volgenden -dag aan <span class="pagenum">[<a id="pb223" href="#pb223" name="pb223">223</a>]</span>Zijn Majesteit zenden. De keizer keurde dit goed -en liet den kunstenaar niet vertrekken zonder hem nogmaals zijn -bewondering te hebben betuigd.</p> -<p>Sedert dat oogenblik overstelpte men Dürer met arbeid, want -door dit portret was zijn tegenwoordigheid te Augsburg algemeen bekend -geworden. De rijke Patriciër, Jacob Fugger, noodigde Dürer -uit bij hem te komen om zijn portret te maken, en zoo deed ook een -aanzienlijke Augsburgsche dame, Sybilla Arztin. Een grootere opdracht -gaf hem den geleerden en kunstlievenden stadssecretaris en keizerlijken -raadsheer Dr. Konraad Peutinger, met wien hij later op zeer -vertrouwelijken voet kwam, omdat hij in hem iemand, die wat het -godsdienstige betrof het geheel met hem eens was, had gevonden. Zijn -schetsboek vulde hij met portretten van de belangrijkste personen, die -hij gedurende de zittingen van den Rijksdag in stilte teekende en -waartoe behoorden: Keurvorst Frederik van Saksen, Keurvorst Joachim I -van Brandenburg en diens zoon van denzelfden naam, de Paltsgraaf -Frederik, Vorst Wolfgang van Anhalt, Bisschop Bernard van <span class="corr" id="xd25e3216" title="Bron: Triente">Triënte</span>, de -Abten van St. Paul in Lavanthal en van het klooster Heilsbronn. Het -portret van Ridder Ulrich van Hutten teekende hij zelfs tweemaal.</p> -<p>De Augustijner monniken van St. Ulrich drongen er bij den kunstenaar -op aan, dat hij een geschenk als herinnering zou achterlaten; -vriendelijk willigde hij hun verzoek in en schilderde de portretten van -een groot aantal kloosterlingen.</p> -<p>Vele weken waren sinds dien tijd voorbijgegaan. <span class="pagenum">[<a id="pb224" href="#pb224" name="pb224">224</a>]</span></p> -<p>Op een avond in het begin van Augustus kwam Dürer in bijzonder -opgewekte stemming thuis en vertelde hij aan tafel: “Vandaag is -mij weder een groote eer te beurt gevallen: de Aartsbisschop van -Maagdenburg en Mainz, primaat en eerste kanselier van het Duitsche -Rijk, die op den Rijksdag hier van den heiligen Vader den -kardinaalshoed heeft ontvangen, heeft mij bij zich ontboden en mij -gevraagd zijn portret te maken. Dat heb ik nu vandaag gedaan en daarna -hebben we nog eenige uren heel vertrouwelijk gepraat. Welk een -aangenaam man is hij! Met welk een liefde en verstand spreekt hij over -de kunst, waarvoor hij geen geld ontziet! Hij heeft een aanzienlijke -schat reliquieën in zijn kerk te Halle bijeengebracht en voor het -portret, waarover hij uiterst tevreden is, heeft hij mij terstond twee -honderd gouden guldens uitbetaald, en mij nog twintig el damast gegeven -voor een kleed, dat ik juist noodig heb.”</p> -<p>“En ziet, er is mij heden nog iets anders overkomen. Het is -mij weer vergund geweest bij den keizer te verschijnen om met hem te -spreken over den triomfwagen, dien ik voor hem heb geteekend. Er waren -juist veel vorsten bij hem, die allen even minzaam tegen mij waren. De -keizer wilde, dat ik een ridderhelm zou teekenen en toen ik daarmee -bezig was, kwam hij er bij, nam het stuk houtskool uit mijn hand en -zei, dat hij het zelf ook eens wilde probeeren. Maar terwijl hij zijn -best deed, brak het stuk houtskool herhaaldelijk en het wilde in het -geheel niet gelukken—hij gaf het mij dus maar weer terug en -<span class="pagenum">[<a id="pb225" href="#pb225" name="pb225">225</a>]</span>ik maakte de teekening gauw af. De keizer moest -er om lachen en vraagde: “Hoe komt het toch, dat bij mij de -houtskool voortdurend breekt en bij u nooit?” En omdat de keizer -zoo minzaam en gewoon met mij praatte, werd mijn moed groot en ik -antwoordde: “Allergenadigste Keizer, ik zou niet wenschen, dat Uw -Majesteit even goed kon teekenen als ik.”<span class="corr" id="xd25e3230" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>De toehoorders zagen elkaar daarop bedenkelijk aan en een hunner -zeide: “Dat was een haastig, onbedacht woord. Hoe nam de keizer -het op?”</p> -<p>Dürer glimlachte. “Hij begreep, dat ik er mee wilde -zeggen: Gij, Keizer, hebt over een ander rijk te gebieden en moeilijker -plichten te vervullen dan één van ons. Daarom reikte hij -mij vriendelijk de hand en ik mocht heengaan, zonder in ongenade te -zijn gevallen.”</p> -<p><a id="xd25e3238" name="xd25e3238"></a>De prior was onder -Dürers verhalen stil geworden; nu nam hij het woord en sprak:</p> -<p>“Ik begrijp, dat ’s keizers gunst u verheugt en gelukkig -maakt en ik verblijd mij daarin met u; maar het verbaast mij, dat de -vriend en volgeling van Luther met zooveel lof over diens tegenstander -spreekt en hem met zijn kunst dient. Is het niet juist kardinaal -Albrecht, die den eersten stoot aan de geheele beweging heeft gegeven, -toen hij Tetzel uitzond met die aflaatkist?”</p> -<p>Dürer zag den prior een oogenblik ontsteld aan, daarop sprak -hij: “Ik heb wel gedacht aan hetgeen de kardinaal, wat den aflaat -betreft, heeft gedaan en het diep betreurd. Het is jammer, dat de man -zich <span class="pagenum">[<a id="pb226" href="#pb226" name="pb226">226</a>]</span>daarmee heeft afgegeven. Hij is overigens zulk -een kiesch, uiterst ontwikkeld en hoogdenkend man, een vriend van -kunsten en wetenschappen. — — —”</p> -<p>“En een verkwister!” viel de prior hem met donkeren blik -in de rede. “Zijn geldbuidel is altijd leeg en hij heeft Tetzel -uitgezonden alleen om zijn beurs te vullen.”</p> -<p>“<span class="corr" id="xd25e3251" title="Bron: Misschen">Misschien</span> heeft hij niet geweten, wat hij -deed,” zei Dürer verontschuldigend, “en is daarom op -hem het woord van onzen Heiland van toepassing, dat men het hem moet -vergeven. Misschien heeft hij zelf het verkeerde reeds ingezien en -stelt hij perk aan dien afschuwelijken handel. Mij dunkt, dat hij meer -vorst dan bisschop is en van de leer der kerk niet veel weet, zooals -vele anderen, die den bisschopsstaf dragen. Indien hij het bestuur over -wereldsche aangelegenheden had, dan — — —”</p> -<p>Hier werd de spreker in de rede gevallen door een monnik, die met -een uitdrukking van schrik en toorn op het gelaat, naar binnen stortte -en riep: “Er loopt een slechte tijding door de stad: de leeuw -heft den klauw omhoog, om den adelaar te verscheuren.”</p> -<p>Plotseling stonden allen van hun zitplaatsen op en verdrongen zich -om den binnengekomene met de vraag, wat dit moest beteekenen.</p> -<p>De monnik hief zijn gebalde vuisten omhoog en riep met donderende -stem: “Wee u, Leo, wanneer uw hand zich met het bloed der -heiligen bevlekt!—Gij moet dan weten, broeders, dat er uit Rome -een gezant van den paus is gekomen, om Luther te bevelen <span class="pagenum">[<a id="pb227" href="#pb227" name="pb227">227</a>]</span>binnen zestig dagen voor den pauselijken stoel -te verschijnen—dat beteekent dus: in een gevangenis te -verdwijnen—en den paus nog dankbaar den voet te kussen voor de -genade, dat hij hem den brandstapel heeft bespaard!<span class="corr" -id="xd25e3262" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>Er ontstond een groote opgewondenheid; aller gelaat gloeide en men -sprak wild door elkaar, want de Augustijner monniken van St. Ulrich te -Augsburg hadden allen partij gekozen voor hun Wittenberger -kloosterbroeder en waren trotsch op hem.</p> -<p>Dürer was eveneens diep getroffen. Hij ging naar zijn -slaapvertrek en legde zich te bed, om daar lang tot God te bidden en -den bedreigde in de bescherming des Almachtigen aan te bevelen.</p> -<p>Er heerschte een geweldige oproerigheid in Augsburg gedurende de -volgende dagen en de pauselijke gezant zag welk een groot deel van het -volk op Luthers hand was.</p> -<p>De opgewondenheid bedaarde dan ook niet, voordat men over Luthers -lot gerust kon zijn, omdat zoowel de Universiteit van Wittenberg als de -keurvorst Frederik van Saksen, voor den monnik beslist in de bres waren -gesprongen en het hadden doorgezet, dat zijn zaak op Duitsch -grondgebied zou worden uitgevochten en wel te Augsburg op den Rijksdag, -terwijl de pauselijke gezant, kardinaal Cajetanus, tegen wil en dank -zich bereid moest verklaren, aldaar den ketter te woord te staan.</p> -<p>Men was daarmee tevreden gesteld; vooral ook nu de pauselijke -zaakgelastigde, den keurvorst op diens <span class="pagenum">[<a id="pb228" href="#pb228" name="pb228">228</a>]</span>aandringen, had -beloofd met zachtmoedigheid en rechtvaardigheid tegenover den -Augustijner monnik te werk te gaan.</p> -<p>Brandend van ongeduld wachtte Dürer het oogenblik af, waarop de -man Gods, die zijn ziel uit groote benauwdheid had gered, Augsburg zou -betreden; hij hoopte hem dan met eigen oogen te zien en misschien zelfs -met hem te spreken.</p> -<p>Maar de eene week na de andere verliep en Luther verscheen -niet—men hoorde zelfs beweren, dat hij pas zou komen wanneer de -Rijksdag al het andere zou hebben behandeld, en dat was nog heel veel. -Dürer kon evenwel tot zijn groote spijt zoo lang niet wachten; hij -had van huis tijdingen ontvangen, die hem tegen de helft van September -naar Neurenberg riepen. <span class="pagenum">[<a id="pb229" href="#pb229" name="pb229">229</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch25" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e411">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXV.</h2> -<h2 class="main">BEVREDIGD VERLANGEN.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Er waren bijna vier weken voorbijgegaan, toen op -zekeren avond de meid meester Dürer bij zijn thuiskomst berichtte, -dat de secretaris van den Raad er was geweest en ten hoogste had -betreurd meester Dürer uit te vinden. Hij had er bij gevoegd, dat -in geval deze spoedig thuis mocht komen, hij dadelijk naar het -Augustijnerklooster moest gaan.</p> -<p>Terstond ging Dürer er dus weer op uit en liep met groote -stappen naar het genoemde klooster.</p> -<p>Hij vond al de broeders bij elkaar in de groote eetzaal.</p> -<p>“O, waarom waart gij zoo straks niet hier, Meester -Dürer,” riep de prior den binnentredende toe. “Nu is -het te laat!”</p> -<p>“Wat is er gebeurd?” vraagde Dürer ontsteld.</p> -<p>De prior kwam naderbij, reikte hem de hand en zei: “Hij, dien -gij zoozeer hebt verlangd te aanschouwen, zat een uur geleden hier op -deze plaats.”</p> -<p>“Luther?” vraagde meester Dürer snel.</p> -<p>“Ja, Luther,” bevestigde de prior. “Wij hebben -<span class="pagenum">[<a id="pb230" href="#pb230" name="pb230">230</a>]</span>hem gezien, wij hebben met hem -gesproken—o, ik zegen den dag, waarop de gezegende des Heeren -onzen drempel heeft overschreden.”</p> -<p>Dürer was ontroostbaar over de teleurstelling, dat hij op het -juiste oogenblik niet tegenwoordig was geweest en nu wilde hij ten -minste alle nadere bijzonderheden hooren. Hij vernam, dat Luther te -voet van Wittenberg was gekomen en doodmoe bij de broeders was -aangeland. Men had hem toen gespijsd en gelaafd en broeder Link had hem -zijn pij gegeven, daar hij in zijn eigen oude pij, door de stof op reis -ontoonbaar geworden, onmogelijk voor den gezant van den heilige Vader -kon verschijnen.</p> -<p>Verder vertelde men, dat Link had aangeboden, hem naar Augsburg te -begeleiden en dat zij een half uur geleden samen waren afgereisd.</p> -<p>“En hoe was hij, Dr. Martinus?” vraagde Dürer met -groote belangstelling.</p> -<p>Eenige oogenblikken zweeg de prior met terneergeslagen blikken; toen -vervolgde hij:</p> -<p>“Hoe zal ik u dat duidelijk kunnen maken? Eerst schrok ik, -toen ik hem zag aankomen, van zijn holle, bleeke wangen, waarop als het -ware de dood staat te lezen. En ik zag daaruit de gevolgen van zijn -zelfkastijdingen in het Erfurter klooster, waarvan men mij had verteld. -Maar ik werd bijna verblind, toen ik zijn oogen zag. Meester -Dürer, als gij <i>die</i> oogen had gezien, zoudt gij terstond -hebben gezegd: dat is een man Gods, een profeet des Allerhoogsten! En -als gij <i>die</i> oogen moest schilderen—al zijt gij nog zulk -<span class="pagenum">[<a id="pb231" href="#pb231" name="pb231">231</a>]</span>een uitstekend, hooggeroemd kunstenaar, zulke -oogen en de ziel, die daaruit spreekt, op het doek te brengen, neen, -dat zou onmogelijk zijn. Ik zie ze nog steeds voor mij, die groote, -donkere, diepe oogen; het was mij alsof hij daarmee tot in het diepst -van ’s menschen ziel kon lezen. En dan zijn stem, zijn -taal—juist zoo stel ik mij Elias, den profeet van Jehova -voor.”</p> -<p>“En wat zeide hij van zijn gang naar Augsburg?” vraagde -Dürer verder.</p> -<p>“Hij was op alles voorbereid,” antwoordde de prior. -“Hij voorzag heel goed, dat hij als offer was bestemd, dat de -paus hem door list wilde vangen en naar Rome sleepen; toch ging hij -getroost in den naam des Heeren, die, als hij verloren ging, uit elken -steen een Martinus kon verwekken.<span class="corr" id="xd25e3329" -title="Niet in bron">”</span></p> -<p>In Dürers ziel kampten velerlei aandoeningen om den voorrang; -diepe ontroering en hartverheffende gedachten wisselden af met wrevel -over de teleurstelling Luther te hebben gemist. Eindelijk vraagde hij, -of Luther niet gezegd had, welken terugweg hij zou nemen, wanneer het -misliep met de booze bedoelingen van Rome. Doch men zei hem, dat Luther -daarvan met geen enkel woord had gerept.</p> -<p>Iedereen te Neurenberg, en Dürer in het bijzonder, wachtte nu -in groote spanning op tijding uit Augsburg; maar de berichten, die -kwamen, waren zeer met elkander in tegenspraak. Sommigen zeiden, dat -Luther zeer welwillend door den kardinaal was ontvangen; anderen -beweerden, dat de pauselijke gezant hem hard had bejegend en had -gezegd, dat hij het <span class="pagenum">[<a id="pb232" href="#pb232" -name="pb232">232</a>]</span>beest met de donkere oogen niet meer wilde -zien.</p> -<p>Toen kwam op den 16<sup>den</sup> October ’s avonds laat -Wenzel Link, die Luther naar Augsburg had vergezeld, -terug—alleen, en vervulde door zijn berichten de stad met vrees -en beven. Hij vertelde, dat hij de vlucht had moeten nemen, omdat hij -zijn leven niet zeker was en wat er met Luther, die nog een geschrift -om te appeleeren wilde overreiken, zou gebeuren, dat wist God -alleen.</p> -<p>Ten huize van <span class="corr" id="xd25e3345" title="Bron: Kasper">Kaspar</span> Nützel kwamen vele aanzienlijken -bijeen om te beraadslagen, wat zij te doen hadden, in geval, dat het -met Luther tot het uiterste kwam, maar niemand wist wat hierin te -raden. Aller gemoed was bezwaard, niemand dacht aan arbeiden, zelfs de -raadszittingen konden niet doorgaan door de afwezigheid van het -meerendeel der raadsheeren.—</p> -<p>Op Donderdag, den 21<sup>sten</sup> October, reden ’s morgens -vroeg twee ruiters de Vrouwepoort te Neurenberg binnen; zij zagen er -wonderlijk uit, ten minste de een, want dat was een monnik in zijn pij, -hetgeen al heel vreemd stond voor iemand te paard, zoodat ieder, die -hem tegenkwam, bleef staan en verwonderd den rijdenden kloosterbroeder -nakeek. De andere ruiter was een man met een grijzen baard en een -gerimpeld gelaat; hij was tot de tanden toe gewapend. De ruiters -vraagden den weg naar het Augustijnerklooster en gingen, toen zij daar -waren aangekomen, met het paard aan den teugel, den tuin binnen. Even -daarna werd de klopper driemaal haastig op Dürers deur -neergelaten. Het was een monnik, die <span class="pagenum">[<a id="pb233" href="#pb233" name="pb233">233</a>]</span>de boodschap bracht, -dat meester Dürer terstond naar het klooster moest gaan.</p> -<p>Met een voorgevoel, wien het gold, snelde Dürer naar buiten, -geheel zooals hij was en in zijn haast ternauwernood zich den tijd -gunnende om zijn baret van den haak te nemen. Hij had zich niet -bedrogen; de monnik vertelde hem onderweg, dat Luther vergezeld van een -gewapend ruiter uit Augsburg als vluchteling was aangekomen en in het -klooster eenige rust wilde nemen. Met kloppend hart trad Dürer het -klooster binnen. Allen waren weder in de eetzaal te zamen gekomen en -men kon het hun aanzien, welk een diepen indruk deze gebeurtenis op hem -maakte.</p> -<p>Tevergeefs echter zochten zijn oogen Luther en op zijn vraag naar -hem, hoorde hij dat deze bij den prior in diens cel was, om het -schrijven van Spalatinus, den hofprediker van den Keurvorst van Saksen, -dat ondertusschen voor hem was gekomen, te lezen. En werkelijk, nog -voordat Luther eenige spijs ter verkwikking had genuttigd, had hij zich -teruggetrokken om dezen brief te lezen. Hij zag daaruit, dat hij alle -reden had, om de Augsburgsche vrienden, die bij hem op deze nachtelijke -vlucht hadden aangedrongen, dankbaar te zijn, want Spalatinus deelde -hem mee, dat, in een brief van den Paus, Kardinaal Cajetanus de -opdracht had gekregen, Luther, dien verstokten ketter, hoe dan ook, in -zijn macht te brengen, aan Rome uit te leveren en den ban uit te -spreken over al zijn volgelingen en over alle steden en landen, -waarheen deze zoon des satans zich zou begeven. <span class="pagenum">[<a id="pb234" href="#pb234" name="pb234">234</a>]</span></p> -<p>Het duurde geruimen tijd, voordat Luther zich weer liet zien. De -brief van Spalatinus en zijn lichamelijke uitputting hadden hem zoozeer -aangepakt, dat hij rust en nadenken noodig had. Hij bekommerde zich -weinig om het gevaar, dat hem zelf dreigde; doch dat anderen om -zijnentwil zouden lijden, deed hem verdriet. Om deze laatste reden -wilde hij dan ook niet lang in Neurenberg blijven en hij ging naar de -eetzaal terug, waar een ontbijt voor hem gereed stond. Dürer, die -zich achter in de zaal had teruggetrokken, stond hem onbewegelijk met -groote oogen aan te staren; het was alsof hij betooverd was. Dat was -hij dus, de profeet des Heeren met die zielvolle oogen, die zoo diep in -de waarheid zagen; dat was dus die onverschrokken, dappere man, die -gedurfd had wat niemand had gewaagd; dat was hij dus, wien hij de -redding uit zijn zielsangsten had te danken! Meester Dürer bleef -schuw in zijn schuilhoek, om daar te luisteren naar de woorden, die -Luther onder het eten met den Prior en zijn vriend Link wisselde. Toen -hij echter, nadat hij had gegeten, opstond en een kloosterbroeder -toeriep, dat de knecht de paarden moest voorbrengen, verzamelde -Dürer al zijn moed, trad uit zijn schuilhoek te voorschijn en ging -naar Dr. Maarten toe. “Eerwaarde heer Doctor, neem ook uit mijn -mond een zegenbede op reis mee. Reeds sedert lang behoor ook ik tot -hen, die u eeren en voor u bidden.”</p> -<p>“Hoe heet gij?” vraagde Luther vriendelijk.</p> -<p>“Albrecht Dürer,” was het antwoord.</p> -<p>Toen begonnen de groote oogen van den doctor te <span class="pagenum">[<a id="pb235" href="#pb235" name="pb235">235</a>]</span>schitteren en met een geheel veranderden klank -in zijn stem sprak hij: “Albrecht Dürer, gij, heerlijk -kunstenaar, wees gegroet. Zie, ook ik heb u hartelijk lief en bewonder -uw kunst, die mij reeds menig genot heeft bereid. God helpe u verder op -den weg der waarheid, opdat gij daarin wordet bevestigd en de waarheid -u vrij make!”</p> -<p>“Dat geve God!” antwoordde Dürer warm, “u -evenwel, die door den Paus en de goddeloozen wordt <span class="corr" -id="xd25e3373" title="Bron: bebreigd">bedreigd</span>, beveel ik in de -bescherming des Almachtigen, opdat gij over de boosheid uwer vijanden -moogt zegevieren en het veld behouden.”</p> -<p>“Heb dank, Meester Dürer!” antwoordde Luther innig -en hij drukte den spreker de hand. <span class="corr" id="xd25e3378" -title="Niet in bron">“</span>Mijn leven is in Gods hand en ik -stel mijn vertrouwen op den levenden God; daarom vrees ik geen mensch, -al was het de Paus of de duivel zelf.”</p> -<p>Buiten in den kloostertuin, hoorde men hoefgetrappel; toen nam -Luther van allen haastig afscheid, steeg te paard en draafde met zijn -geleider weg. Men zag hem langen tijd na, totdat zij op de Wijnmarkt -den hoek omsloegen en verdwenen.</p> -<p>“Heden is dit huis zaligheid geschied en mij ook,” sprak -Dürer, diep bewogen. “Nu weet ik het ook heel zeker, dat -Doctor Maarten Luther de zwaan is, waarvan Johannes Hus stervend -voorspelde, dat hij over honderd jaar zou komen. En ik bid van God, dat -zijn voorspelling geheel moge worden vervuld; dat men, nadat men den -gans misdadiglijk heeft gebraden, den zwaan ongebraden zal moeten -laten!” <span class="pagenum">[<a id="pb236" href="#pb236" name="pb236">236</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch26" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e420">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXVI.</h2> -<h2 class="main">EEN SPOTSCHRIFT.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">De ontvangst, die Kardinaal Cajetanus te Rome te beurt -viel, toen hij zonder den aartsketter thuis kwam, was niet bepaald -aangenaam. Begrijpende, dat er met geweld niets viel uit te richten, -wilde de Paus nu iets anders probeeren. Het duurde niet lang, of er -kwam weer een pauselijk zaakgelastigde, die het slimmer aanlegde dan de -onhandige Kardinaal, opdagen, iemand, die den klauw in fluweelen -handschoenen verborg, terwijl hij trachtte den ketter door zijn gevlei -te vangen. En bijna gelukte hem dat ook: hij bracht Luther er toe te -beloven, dat hij zou zwijgen, indien zijn tegenstanders dit ook zouden -doen. Doch deze konden hun mond niet houden en zoo was Luther ook van -zijn belofte ontslagen.</p> -<p>Doctor Eck, professor te Ingolstadt, was de eerste, die den roem -wenschte te behalen om den geweldigen Augustijner te overwinnen. De -welbespraakte man wilde bij een dispuut in het openbaar bewijzen, dat -<span class="pagenum">[<a id="pb237" href="#pb237" name="pb237">237</a>]</span>Luther een leugenprofeet en een kind des duivels -was. Wel is waar, daagde hij eerst niet Luther zelf tot een -twistgesprek uit, maar den Wittenbergschen professor Karlstadt; doch -eigenlijk had hij het toch op Luther voorzien en het gebeurde dan ook, -dat, nadat hij te Leipzig Karlstadt met zijn kwakzalversstem het -zwijgen had weten op te leggen, Doctor Maarten in het strijdperk trad, -om een tweeden kamp te ondernemen.</p> -<p>De oogen van de geheele wereld waren op dit tweegevecht gericht en -in groote spanning wachtte men op den uitslag.</p> -<p>Luther behaalde de overwinning en verkreeg daarbij veel nieuwe -volgelingen; en niettegenstaande dat, ging Eck, die ijdele Eck, met -opgericht hoofd zijn weg en deed alsof hij de overwinnaar was.</p> -<p>Doch daarmee wist hij alleen de aanhangers van Rome en de domme -lieden te misleiden—de overigen waren vertoornd op den -schetteraar en des te meer, toen men tot de overtuiging kwam, dat hij -een doortrapt huichelaar was, die datgene, wat hij met veel drukte -verdedigde, zelf in het geheel niet geloofde.</p> -<hr class="tb"> -<p>Wilibald Pirkheimers vrienden merkten in die dagen weinig van hem. -Hij had zich in zijn studeervertrek teruggetrokken en schreef maar -voortdurend.</p> -<p>Alleen Dürer en Doctor Bernard Adelmann werden nu en dan bij -hem toegelaten en op hun vragen naar de oorzaak van zijn -teruggetrokkenheid, antwoordde <span class="pagenum">[<a id="pb238" -href="#pb238" name="pb238">238</a>]</span>hij, dat hij geheel in beslag -werd genomen door het bestudeeren van een Grieksch schrijver.</p> -<p>Eenige weken later zag een klein boekje het licht, getiteld: -“<span lang="de">der abgehobelte Eck</span>”<a class="noteref" id="xd25e3416src" href="#xd25e3416" name="xd25e3416src">1</a> -een woordspeling op Ecks naam, die “hoek” beteekent. De -naam van den schrijver en de plaats van uitgave waren er niet bij -vermeld. Het was een bijtend spotschrift op den doctor uit Ingolstadt, -waarin niet alleen de theoloog, maar ook de drinker en wellusteling Eck -meedoogenloos aan de kaak werd gesteld.</p> -<p>De afgemaakte schuimbekte van woede. Hoe gemakkelijk had hij, die -’s Pausen volmacht had, wraak kunnen nemen op den boosdoener, -indien hij hem maar gekend had! Eck stelde alle middelen in het werk om -er achter te komen.</p> -<p>Steeds las hij het geschrift op nieuw om er den schrijver van op te -sporen.</p> -<p>Ha! daar meende hij iets te hebben ontdekt: het moest bepaald door -iemand uit Neurenberg zijn geschreven, verschillende bijkomende -omstandigheden verrieden dit.</p> -<p>Iemand uit Neurenberg—wie kon dat zijn? Wederom peinsde Eck en -hij liet al de geleerden uit die stad aan zijn geest voorbijgaan. -“Spengler?”—Neen, van hem verwacht ik die -onhebbelijkheid niet; is er een ander die Latijn -schrijft?—Pirkheimer?—</p> -<p>Op nieuw bestudeerde hij den stijl en nu ging hem op eenmaal een -licht op—hoe was het mogelijk, dat hij zoo lang gezocht en -geraden had! Uit die <span class="pagenum">[<a id="pb239" href="#pb239" -name="pb239">239</a>]</span>scherpe woorden keek hem Pirkheimers -boosaardig lachend gezicht aan. En nu kwam er een onheilspellende gloed -in de zwarte oogen en sissend klonk het tusschen de knarsende tanden: -“Neem u in acht, Wilibald, wij rekenen nog eens met elkander -af!”</p> -<p>Ook de leden van den Humanistenkring kwamen spoedig op hetzelfde -spoor als Eck en verscheidene vragen werden er tot Pirkheimer over het -auteurschap gericht, doch de wijze, waarop hij het ontkende, diende er -slechts toe, om de verdenking te versterken!</p> -<p>Eck liet niets van zich merken en daardoor verdween langzamerhand -alle vrees uit Pirkheimers hart. Ook werd de aandacht van dit geval na -eenigen tijd afgeleid door een andere gewichtige gebeurtenis, die aller -gedachten innam. Keizer Maximiliaan was in het begin van ’t jaar -1519 gestorven en de Rijksvorsten beraadslaagden met elkander over de -keuze van een troonopvolger.</p> -<p>In de laatste jaren van zijn leven had de afgestorvene de -keurvorsten voor zijn kleinzoon Karel, den opvolger der Spaansche -kroon, trachten te winnen, en de uitslag der verkiezing beantwoordde -dan ook aan de wenschen van den ontslapene, al moest het velen -verbazen, dat een man, die, in Spanje opgevoed, zelfs de Duitsche taal -niet kende, het Duitsche Rijk zou regeeren en dat, terwijl hij nog een -jongeling was, die pas twintig maal de rozen had zien bloeien.</p> -<p>Meer dan iemand anders betreurde meester Dürer het heengaan van -den edelen, ridderlijken Maximiliaan. Met hem verloor hij een -beschermer, van wien hij <span class="pagenum">[<a id="pb240" href="#pb240" name="pb240">240</a>]</span>nog veel had verwacht: verdere -opdrachten van kunstwerken en daarbij het jaargeld, dat hem voor zijn -werken was beloofd. Wat kon hij in dit opzicht van den nieuwen keizer -verwachten? Hij was hem geheel vreemd en ongetwijfeld zou hij in de -eerste jaren heel wat anders te doen hebben dan de kunst te beschermen. -Toch dacht Dürer er over, te trachten den nieuwen souverein te -naderen en zoowel zijn vrouw als zijn vrienden versterkten hem in dit -plan.</p> -<p>Deze overleggingen en zijn belangstelling in den gang der zaken op -godsdienstig gebied brachten er toe bij, dat hij betrekkelijk weinig -tijd aan de kunst wijdde. Nadat hij nog een tweede en grooter portret -van Kardinaal Albrecht op diens verlangen had <span class="corr" id="xd25e3444" title="Bron: gegemaakt">gemaakt</span>, wenschte hij den -dierbaren, overleden keizer te verheerlijken door een werk ter zijner -herinnering te maken. Verscheidene malen schilderde hij ’s -keizers portret in olieverf en ten laatste wijdde hij aan de -gedachtenis van den geliefden vorst een groote houtsnede, die zijn -apotheose voorstelde, zijn opnemen in het Rijk der zaligen. In het -voorhof des hemels knielt Keizer Maximiliaan voor God, den Vader, en -legt schepter, zwaard en rijksappel, waarvan hij nu rekenschap moet -geven, neder aan de voeten van den Heer der heirscharen. Rondom staan -zes der voornaamste heiligen en schutspatronen als vrijpleiters -geschaard. Onder het werk doelen vier latijnsche versregels op de -beteekenis van het geheel.</p> -<p>Dürer had zijn geheele hart in dit werk gelegd en daarin het -beste, wat hij had, gegeven; menige traan <span class="pagenum">[<a id="pb241" href="#pb241" name="pb241">241</a>]</span>was op het papier -gevallen, te meer daar nog een andere slag hem had getroffen en zijn -hart had week gemaakt—zijn oude meester Wolgemut, dien hij als -een vader had bemind en geëerd, was gestorven. Het diepe gevoel, -dat de meester in dit werk had gelegd, het innig weemoedige, dat er uit -sprak, miste zijn uitwerking dan ook niet en maakte ieder pas recht -duidelijk, wat men aan Keizer Maximiliaan had verloren. <span class="pagenum">[<a id="pb242" href="#pb242" name="pb242">242</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e3416" href="#xd25e3416src" name="xd25e3416">1</a></span> -“De afgeschaafde hoek”—(“de afgemaakte -Eck”.) <a class="fnarrow" href="#xd25e3416src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch27" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e429">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXVII.</h2> -<h2 class="main">IN DE NEDERLANDEN.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Wederom was de ruiter op het vale paard de poort van -Neurenberg binnengereden, wederom woedde de pest in de stad.</p> -<p>Op straat heerschte doodsche stilte, overal was de werkkracht -verlamd, slechts de doodgravers hadden werk in het zweet huns -aanschijns. Geheele families stierven uit, geheele huizen werden -ontvolkt. Hoe grooter de angst en ontzetting werd, des te grooter buit -behaalde de pest en in de harten der menschen doodde de vrees alle -liefde: ieder dacht slechts aan zich zelf en liet de overigen aan hun -lot over.</p> -<p>Op zekeren morgen kwam bij Albrecht Dürer Wilibald Pirkheimer -in reisgewaad. “Ik kom u vaarwel zeggen,” sprak hij reeds -op den drempel. “Te Neurenhof op het landgoed van mijn -schoonvader is de lucht onbesmet; daar ben ik van plan te blijven -totdat de ziekte is geweken.—Doch, ik zie dat gij ook op reis -gaat?” vraagde hij, toen hij de kist zag, die Vrouwe Agnes juist -bezig was te pakken. <span class="pagenum">[<a id="pb243" href="#pb243" -name="pb243">243</a>]</span></p> -<p>Dürer knikte. “Ja, ook wij zijn van plan ons heil in de -vlucht zoeken.”</p> -<p>“En waar gaat gij naar toe?”</p> -<p>“De weg wordt mij aangewezen door een wensch, dien ik al lang -heb gekoesterd; ik wil naar de Nederlanden tot den nieuwen keizer gaan, -om mij in zijn bescherming aan te bevelen en van hem te verkrijgen, -hetgeen mij door den dood van keizer Maximiliaan is ontgaan; het loon -voor mijn werk tot een bedrag van 200 gulden en de verzekering, dat het -jaargeld, hetwelk de gestorven keizer mij had toegestaan, mij steeds -zal worden uitgekeerd. De nieuw verkozene is nu op reis in de -Nederlanden, om vandaar voor de kroning naar Aken te gaan. -Tegelijkertijd wilde ik een groet brengen aan de kunstbroeders in de -Nederlanden en van hun kunstwerken genieten. Ik hoop ook vele mijner -werken aan den man te brengen, om daardoor de reiskosten te kunnen -betalen en door menig geschenk hoop ik mij beschermers en -pleitbezorgers te verzekeren.”</p> -<p>“Nu, God zij met u, mijn lieve vriend,” sprak Pirkheimer -bewogen, “en Hij vergunne ons, nadat de pest is overwonnen, -elkaar in welstand terug te zien!”</p> -<p>Dürer en Vrouwe Agnes gaven hem wederkeerig hun heilbeden mede -en nadat de keizerlijke raadsheer was vertrokken, ging Agnes voort met -de toebereidselen voor de reis.</p> -<p>Dezen keer wilde Dürer zijn vrouw niet alleen achterlaten en -zij ging gaarne met hem mee, want <span class="pagenum">[<a id="pb244" -href="#pb244" name="pb244">244</a>]</span>zij voelde een buitengewonen -angst voor de pest.</p> -<p>Den volgenden morgen—het was de 12<sup>de</sup> Juli -1520—hield een reiskoets voor Dürers huis stil en het -echtpaar, benevens hun meid Susanna, steeg er in.</p> -<p>In snellen draf ging het naar de Tiergärtnerpoort, om zoo gauw -mogelijk uit de verpeste lucht te komen, en men ademde vrijer, toen de -op grooten afstand zichtbare vesting van Neurenberg uit het gezicht -verdween.</p> -<p>Eerst reed men naar Bamberg. Van den bisschop aldaar hoopte -Dürer een vrijbrief te veroveren, om bevrijd te zijn van de -lastige afpersingen en de groote uitgaven aan de tollen.</p> -<p>Een groote afbeelding der Madonna, de houtsneden uit de Openbaring -van Johannes, het leven van Maria en verscheidene kopergravuren, die -hij als geschenk aanbood, misten dan ook op den hoogwaarden heer hun -uitwerking niet: Dürer kreeg, tegen betaling van een gulden, niet -alleen een bewijs, dat hij ontslagen was van alle tolgelden, doch de -bisschop stelde hem ook vrij van het gelag in de herbergen, dat een -gulden bedroeg.</p> -<p>Hier ging de koetsier uit Neurenberg weer terug en gingen de -reizigers in een schip om tot Mainz te varen.</p> -<p>De vrijbrief beantwoordde aan het doel: ongemoeid en zonder betalen -kon men van de eene plaats naar de andere gaan. Tot Frankfort alleen -had men zesentwintig tollen te passeeren, en als Dürer, zooals -later op den Rijn, bij elken tol twee gulden had moeten betalen, zou -het zijn beurs al heel slecht zijn bekomen. <span class="pagenum">[<a id="pb245" href="#pb245" name="pb245">245</a>]</span></p> -<p>In Frankfort had men een kort oponthoud. Jacob Heller, voor wien -Dürer vroeger het groote altaarstuk had geschilderd, wilde den -vereerden kunstenaar niet zoo spoedig laten vertrekken en schonk hem -den eerewijn in de herberg.</p> -<p>Nog langer duurde het oponthoud te Mainz, waar een bepaalde wedijver -ontstond, om Dürer met eerbewijzen te overladen en het gelukte hem -pas den 23<sup>sten</sup> Juli verder te gaan en op een schip den Rijn -af naar Keulen te reizen.</p> -<p>Daar had een vroolijk wederzien plaats met zijn neef Nicolaas, den -zoon van zijns vaders broeder, die vroeger als goudsmid te Neurenberg -was gevestigd geweest en later naar Keulen was verhuisd. Dürer -moest evenwel zijn tijd verdeelen tusschen dit familielid en den heer -Hieronymus Fugger uit Augsburg, die hier vertoefde en den kunstenaar -met vriendschapsbewijzen overlaadde.</p> -<p>Verder ging de reis weer met koets en paarden naar Antwerpen, waar -men den 2<sup>den</sup> Augustus goed en wel aankwam.</p> -<p>Welk een nieuwe wereld opende zich hier voor Dürers blikken, -die nooit rust vonden. Dat mastenwoud in de haven der Schelde, dat -bonte, drukke gewemel aan den oever! Het boeide hem zoo, dat hij snel -papier en potlood greep om dit tooneel mee naar huis te kunnen nemen. -Spoedig had men een herberg gevonden. De waard Jobst Plankfeldt was een -aangename, goedhartige man en zijn vrouw was even rond als zij -gedienstig was. Na enkele dagen voelden <span class="pagenum">[<a id="pb246" href="#pb246" name="pb246">246</a>]</span>de vreemdelingen zich -daar geheel thuis en vooral de vrouwen konden het best samen vinden. -Zij zaten op een avond gezellig bij elkaar te babbelen aan het -avondeten, toen de waardin sprak: “Wat is uw echtgenoot toch een -wereldberoemd man! Dat zult gij hier in den vreemde eerst recht -ondervinden.”</p> -<p>Vrouwe Agnes voelde zich gevleid en zei glimlachend. “Ik -verheug mij met hem in de eer, die men hem hier van alle zijden bewijst -en vooral, omdat hier in den beker der vreugde geen bitteren droppel -van nijd of afgunst wordt gemengd, zooals dat te Venetië gebeurde. -Iedereen komt hem met liefde en oprechte bewondering tegemoet. En toch -zou ik die beroemdheid bijna betreuren, want die berooft mij totaal van -zijn gezelschap, zoo dat ik soms in eigen oogen een arme, verlaten -weduwe ben. Als ik u niet had, zou het voor mij aangenamer zijn geweest -om thuis te blijven.”</p> -<p>“Gij moet niet ontevreden en onbillijk zijn, Vrouwe -Dürer,” knorde de waardin. “Zijt gij dan niet zelf -tegenwoordig geweest bij het feest, dat onze schilders uw echtgenoot in -hun gildekamer hebben aangeboden? En wie weet, hoeveel eerbewijzen nog -voor u zijn weggelegd!” Het was werkelijk een prachtig feest -geweest, dat het Antwerpsche schildersgild den Neurenberger meester had -gegeven. Geheel onder den indruk daarvan was Dürer thuisgekomen en -hij had het volgende in het dagboek zijner reis geschreven:</p> -<p>“Des Zondags, op St. Oswaldsdag, noodigden de schilders mij, -mijn vrouw en de meid uit om in hun <span class="pagenum">[<a id="pb247" href="#pb247" name="pb247">247</a>]</span>kamer te komen. Zij -hadden overal zilver vaatwerk en veel pracht aangebracht en voor -overheerlijke spijzen gezorgd. Hun vrouwen waren ook tegenwoordig en -toen men mij naar tafel geleidde, stonden allen aan beide zijden -geschaard, alsof ik een vorst was. Er waren zeer aanzienlijke personen -onder hen, mannen, die diep eerbiedig voor mij bogen en zeiden, dat zij -zooveel in hun vermogen was, wilden doen om het mij aangenaam te maken. -En toen ik was aangezeten, kwam de bode van den Raad van Antwerpen met -twee knechts, die mij uit naam van de raadsheeren twee kannen wijn -aanboden; zij lieten mij zeggen, dat zij mij hiermee eer wilden -bewijzen en hoopten, dat het mij aangenaam zou zijn. Ik betuigde hen -mijn hartelijken dank en bood mijn diensten aan. En toen wij langen -tijd vroolijk bij elkaar hadden gezeten en het laat in den nacht was -geworden, deden zij ons de eer ons met fakkels naar huis te begeleiden -en verzochten ons hun diensten te willen aannemen, want zij wilden mij -gaarne in alles, wat mij genoegen kon doen, ter wille zijn. Ik dankte -hen en ging naar bed.”</p> -<p>In Antwerpen was veel te zien. In de eerste plaats maakte de -schilderkunst aanspraak op Dürers belangstelling.</p> -<p>In Quinten Metsys leerde hij een kunstenaar, voor wien hij het hoofd -moest ontblooten, kennen. Bijzonder genot verschafte hem het arsenaal, -waar in de groote zaal de kunstenaars bezig waren de reusachtige -triomfbogen, die dienst moesten doen bij den feestelijken <span class="pagenum">[<a id="pb248" href="#pb248" name="pb248">248</a>]</span>intocht van Keizer Karel op den -25<sup>sten</sup> September, te schilderen. Vierhonderd bogen, elk -veertig voet breed en twee verdiepingen hoog, zouden op straat worden -opgericht—een reuzenwerk, wel waard te worden bewonderd.</p> -<p>Daarbij ontbrak het Dürer niet aan uitnoodigingen om zelf te -schilderen, want de velen, die hem met hun eerbewijzen overlaadden, -wilden ook gaarne iets van zijn hand tot aandenken hebben, en daarom -was hij wel verplicht nu en dan een uurtje er af te nemen, om dezen -plicht der dankbaarheid te vervullen.</p> -<p>Vooral voelde hij zich hiertoe gedrongen tegenover den man, op wiens -persoonlijke kennismaking hij zich in het bijzonder had verheugd, -Erasmus van Rotterdam, den grooten geleerde en het orakel van zijn -tijd, tot wien de geheele beschaafde wereld met onbeperkt vertrouwen -opzag en van wien men hoopte, dat hij in zake Luther, het gewicht van -zijn invloed in de weegschaal zou werpen.</p> -<p>De beide groote mannen behandelden elkaar bij hun ontmoeting -wederzijds met den eerbied, die elk toekwam en zij voelden zich sterk -tot elkaar aangetrokken. Uit dankbaarheid voor het geschenk van -Erasmus, bestaande uit een Spaansch manteltje en verscheidene -teekeningen, schilderde Dürer het portret van den geleerde op -meesterlijke wijze, waarvan hij later een copie meenam om op koper te -graveeren.</p> -<p>Het kostte hem moeite om afscheid te nemen van Antwerpen, waar hij -zooveel liefde en eer had genoten, maar het was zijn plan om verder -naar Brussel te gaan. <span class="pagenum">[<a id="pb249" href="#pb249" name="pb249">249</a>]</span></p> -<p>Op den 16<sup>den</sup> Augustus aanvaardde hij de reis in -gezelschap van den Genuees Tomaso Bombelli, een der rijkste kooplui in -zijde van Antwerpen en tegelijkertijd penningmeester der Landvoogdes -der Nederlanden, de Aartshertogin Margaretha, die den meester evenals -andere buitenlanders met eerbewijzen had overladen.</p> -<p>In Brussel werd hij aangenaam verrast, toen hij drie Neurenberger -heeren onverwacht op straat ontmoette; het waren de raadsheeren: Hans -Ebner, Leonard Groland en Nicolaas Haller, die, als afgezanten van den -Raad, de rijksinsignes voor de kroning moesten overbrengen. De heeren -wilden ook van hunnentwege hun beroemden stadgenoot een onderscheiding -bewijzen en namen zijn onderhoud geheel voor hun rekening. Het was -echter niet noodig hem daar bekend te doen worden, want in Brussel -herhaalden zich dezelfde tooneelen als te Antwerpen en het kostte -Vrouwe Agnes menigen zucht zich steeds zoo eenzaam en verlaten te -gevoelen.</p> -<p>Voor den kunstenaar daarentegen waren het dagen van het hoogste -genot; zijn oog, oor en hart genoten oneindig. Ten laatste was het hem -ook nog vergund bij de Landvoogdes te worden toegelaten; zij was een -fijnbeschaafde, met de kunst dwepende vrouw, die hem ook beloofde zijn -voorspraak bij Koning Karel te zullen zijn.</p> -<p>Den 2<sup>den</sup> September keerde hij uiterst voldaan naar -Antwerpen terug, om daar den keizer, af te wachten, voor wiens -ontvangst alles in rep en roer was en vol ijver om de stad in een -tooverpaleis te herscheppen. <span class="pagenum">[<a id="pb250" href="#pb250" name="pb250">250</a>]</span>De keizerlijke stoet naderde -langzaam de poort, de lucht weergalmde van de juichkreten der dicht op -elkaar gedrongen, geestdriftvolle menigte, maar de jonge keizer scheen -weinig oog te hebben voor al die pracht en heerlijkheid, en menigeen, -die wist welke verbazende onkosten men had gemaakt, schudde wrevelig -het hoofd.</p> -<p>Van Antwerpen ging de keizer verder naar Aken voor de kroning en -Dürer volgde hem naar die stad, omdat hij te Antwerpen geen -gelegenheid had gehad om hem te naderen. Te Aken ontmoette hij weer de -Neurenberger gezanten, die hem in hun kring opnamen en alle onkosten -voor zijn onderhoud betaalden, waarvoor hij hun zooals vroeger met zijn -kunst zijn dankbaarheid betuigde.</p> -<p>Den 23<sup>sten</sup> October had de kroning plaats. Op den avond -van dien dag schreef Dürer in zijn boek: “Heden zag ik -zooveel pracht en praal, als geen sterveling ooit schooner -zag.”</p> -<p>Was het in Antwerpen hem reeds onmogelijk geweest zijn verzoek bij -den keizer in te dienen, te Aken viel er in ’t geheel niet aan te -denken en er bleef dus niet anders over dan den vorst naar Keulen te -volgen. Daar eindelijk op den 12<sup>den</sup> November bereikte hij -met veel moeite zijn doel, tenminste in zoover, dat het uitbetalen der -lijfrente hem werd verzekerd—maar van de andere verplichtingen -wilde Keizer Karel niets hooren.</p> -<p>Verheugd, dat hij tenminste in hoofdzaak was geslaagd, keerde hij -van Keulen terug, om weer te <span class="pagenum">[<a id="pb251" href="#pb251" name="pb251">251</a>]</span>gaan naar de Nederlanden, waar hij -den winter wilde doorbrengen.</p> -<p>Den 27<sup>sten</sup> November was hij weer in Antwerpen bij Agnes, -wier vreugde over het weerzien eenigszins werd vergald door het -ongeluk, dat haar onlangs in de Lievevrouwekerk op St. Maarten was -overkomen, toen een dief haar tasch met twee gulden en verscheidene -sleutels had losgesneden en gestolen.</p> -<p>Dit verlies bezorgde Dürer ook wel eenige spijt, doch hij -troostte zich, toen iets anders zijn aandacht in beslag nam en wel, de -tijding, dat de zee bij Middelburg een reusachtigen walvisch op het -droge had aangespoeld. Hij liet zich noch door de winterkou, noch door -den afstand weerhouden om dit wonder der natuur te gaan zien. Den -7<sup>den</sup> December ondernam hij met eenige kennissen te paard den -tocht naar Middelburg en hij kwam pas den 14<sup>den</sup> terug.</p> -<p>Vrouwe Agnes ontving hem met vreugde, want zij was bang geweest, dat -het gure weer haar man kwaad zou doen.</p> -<p>“Ja, <i>gij</i>, kunt nu wel blij zijn,” sprak hij, -terwijl hij haar aan zijn hart drukte, “want gij hebt uw man weer -terug, maar <i>ik</i> heb weinig voldoening van de reis, want het -wonder heb ik niet mogen aanschouwen, omdat de zee het weer had -teruggehaald en daarbij scheelde het bitter weinig of ik had er het -leven bij ingeschoten.”</p> -<p>En nu vertelde hij aan zijn ontstelde vrouw, hoe zijn schip tegen -een ander was aangevaren en daardoor beschadigd was geworden, waarna -het zonder <span class="pagenum">[<a id="pb252" href="#pb252" name="pb252">252</a>]</span>anker de zee was ingedreven en daar zoo lang had -rondgezwalkt, dat de bemanning reeds alle hoop had opgegeven en hun -zielen in Gods handen had bevolen, totdat de hemel genadig hulp in den -hoogsten nood had gezonden. Nu begon te Antwerpen het oude leventje -weer. Indien hij gelegenheid had, verkocht hij zijn schilderijen, om -voor de opbrengst allerlei voorwerpen, die hij gaarne in zijn bezit -had, of waarmee hij bij zijn thuiskomst anderen een genoegen wilde -bereiden, te koopen; nog meer gebeurde het, dat hij zijn werk weg gaf -om ondervonden vriendelijkheid ruimschoots te vergelden of voorkomend -anderen pleizier te doen.</p> -<p>Natuurlijk namen zijn vereerders zijn tijd weer zeer in beslag. Een -paar dagen na vastenavond schreef hij in zijn dagboek: -“Eergisteren had ik een uitnoodiging om met mijn vrouw de gast -van het goudsmidsgild te zijn. Bij die gelegenheid leerde ik veel -wakkere mannen kennen en werd ons een heerlijke maaltijd bereid, -terwijl iedereen om ’t hardst mij eer bewees. Des avonds was ik -bij den ouden schout genoodigd, waar ik ook rijkelijk werd onthaald en -met veel eerbewijzen overladen. Vele bijzondere maskers en costuums -lieten zich dien avond zien en over het algemeen was alles prachtig -ingericht. ’s Maandagsavonds was ik uitgenoodigd bij den heer -Lopez op een groot festijn, dat tot twee uur duurde en bijzonder -kostbaar was. Van den heer Lorenz Stark kreeg ik een Spaanschen pels -ten geschenke. Ook op dit feest zag men veel schitterende -gecostumeerden <span class="pagenum">[<a id="pb253" href="#pb253" name="pb253">253</a>]</span>en gemaskerden, vooral de heer Tomaso -Bombelli.”</p> -<p>Eindelijk kreeg meester Dürer toch wel wat te veel van het -goede dezer aarde en kwam de gedachte aan terugkeeren naar huis in zijn -hart op, te meer toen hij voelde, dat zijn gezondheid niet meer zoo -goed was als vroeger en de eene stuiver na den anderen in de apotheek -verzeilde.</p> -<p>Om niet al te veel met bagage te zijn belast, stuurde hij den -19<sup>den</sup> Maart, toen er zich een gelegenheid aanbood, een groot -deel der verkregen schatten vooruit en toen kon men eens goed zien, aan -hoeveel vrienden de goedhartige, milde man had gedacht. Niet alleen aan -zijn familieleden en vrienden zond hij een geschenk, ook anderen, die -hem op de een of andere wijze vriendelijkheid hadden bewezen, vergat -hij in den vreemde niet; en Vrouwe Agnes, die berekende hoe hoog de -uitgegeven som beliep, vond het bijna al te veel.</p> -<p>Nu had hij evenwel de groote steden Brugge en Gent nog niet gezien -en men zeide hem, dat het toch al te jammer zou zijn, indien hij in -deze middelpunten der kunst, waar hij nu zoo dicht bij was, niet eenige -weken vertoefde.</p> -<p>Ook hier was zijn roem hem reeds vooruitgegaan; ook hier ontving men -hem met bijzondere eerbewijzen. Ofschoon verheugd over al het genot, -dat hij had gesmaakt, keerde hij in eenigszins gedrukte stemming naar -Antwerpen terug. Hij wist zelf niet, wat hem scheelde, maar het eten -smaakte hem niet, zijn hoofd <span class="pagenum">[<a id="pb254" href="#pb254" name="pb254">254</a>]</span>was zwaar en vermoeid en zijn -voeten weigerden bijna hem te dragen. De geneesheer, die op verzoek van -zijn bezorgde vrouw, verscheen, meende dat hij zware koorts zou krijgen -en beval vóór alles volkomen rust aan.</p> -<p>Den volgenden morgen kwam Vrouwe Agnes doodsbleek bij de waardin -binnenloopen en riep: “Help mij—mijn man, mijn -man!”</p> -<p>De waard en waardin gingen terstond met haar mee en vonden -Dürer, bleek en met gesloten oogen, in bed liggen. Zij dachten, -dat hij dood was. Het was echter slechts een langdurige bezwijming, -waaruit het den dokter gelukte hem weer bij te brengen. Doch de koorts -wilde niet wijken en nam integendeel steeds in hevigheid toe, zoodat -Vrouwe Agnes in den angst haars harten niet wist wat te beginnen. -“Ach, dat wij nu juist hier in den vreemde moeten zijn!” -jammerde zij. “Gave God, dat wij toch reeds thuis -waren!”</p> -<p>Er volgden moeilijke dagen en weken, voordat de beangstigde vrouw -kon herademen en innig dankbaar drukte zij den waard en zijn vrouw de -hand voor de groote liefde, waarmee zij haar hadden bijgestaan, alsof -zij een lid der familie was geweest. <span class="pagenum">[<a id="pb255" href="#pb255" name="pb255">255</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch28" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e438">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXVIII.</h2> -<h2 class="main">EEN LIJKZANG.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een dag in Mei van het jaar 1521 zat Dürer -alleen in zijn kamertje. Op zijn gelaat waren de sporen van zijn ziekte -nog duidelijk zichtbaar en daarbij lag er nog een heel bijzondere -treurigheid, die zich nu en dan in een diepen zucht uitte, op te -lezen.</p> -<p>Al de verstrooiingen van de reis hadden hem den man, wien hij voor -het heil van zijn ziel zooveel was verplicht, niet doen vergeten. Elk -nieuw uitgekomen boekje van Luther, dat hij onder de oogen had -gekregen, had hij gekocht en ijverig bestudeerd. Ook te Antwerpen, waar -hij veel tijd met de Augustijnermonniken had doorgebracht, had het hem -aan tijdingen omtrent Luthers lot niet ontbroken. Hij had hun angst -gedeeld, toen men hoorde, dat Luther door den Paus in den ban was -gedaan en met hen gejuicht, toen men de koene daad van den man Gods -vernam, om de pauselijke bul in het openbaar te verbranden, waarmee hij -bekende zich te hebben vrijgemaakt van de kerk des Pausen, om alleen -voor Gods eer te <span class="pagenum">[<a id="pb256" href="#pb256" -name="pb256">256</a>]</span>ijveren, nadat de opvolger van Petrus den -Heer Jezus opnieuw had verloochend. Eindelijk was het bericht gekomen, -dat Doctor Maarten zich te Worms voor den Keizer en het Rijk zou -verantwoorden, en zijn ziel had toegejuicht den held, die alle -waarschuwingen ten spijt, besloten was naar Worms te gaan, al zouden -daar ook evenveel duivels als pannen op de daken zijn.</p> -<p>Nu was er evenwel een nieuw, verpletterend bericht verspreid. -Maarten Luther, die op den Rijksdag met heldenmoed de waarheid van het -Evangelie had beleden en zich niet door het tandgeknars zijner -tegenstanders tot herroepen had laten dwingen, zou op den terugweg -verraderlijk zijn gevangen genomen en verdwenen, en behoorde nu -waarschijnlijk niet meer tot de levenden.</p> -<p>Nadat Dürer langen tijd met strakke blikken treurend had -neergezeten, nam hij zijn dagboek en gaf daarin lucht aan de smart, die -hem vervulde, met de woorden:</p> -<p>“Ach, Heer des Hemels, welke tijding omtrent Luther, den man -Gods, moet ik daar vernemen.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3643" title="Niet in bron">“</span>Men dacht, dat hij veilig was door het -vrijgeleide van een keizerlijk heraut; maar toen zij bij Eisenach in -een onherbergzaam oord waren gekomen, had deze gezegd, dat Luther hem -nu niet meer noodig had en was hij weggereden. Spoedig werd de -verraden, vrome, met den H. Geest bezielde man, de heraut van het -Christelijk geloof, door tien ruiters omsingeld en ontvoerd. En of hij -nog leeft, of dat men hem heeft <span class="pagenum">[<a id="pb257" -href="#pb257" name="pb257">257</a>]</span>vermoord—ik weet het -niet—zoo heeft hij dit lijden doorstaan ter wille der -Christelijke waarheid en omdat hij het onchristelijk pausdom heeft -bestraft, dat door het opleggen van zijn lasten, de verlossing door -Christus teweeggebracht, wederstaat. En ook daarom heeft hij het -geleden, omdat wij worden beroofd en uitgeplunderd en ons datgene, wat -wij in het zweet onzes aanschijns hebben verworven, wordt ontnomen, -opdat het op die wijze verkregene schandelijk door nietsdoeners kan -worden verteerd, terwijl dorstige, kranke menschen van gebrek sterven. -En bovenal bezwaart mij de vrees, dat God ons misschien nog langer wil -laten zuchten onder het juk der blinde, valsche leer, die door menschen -is bedacht en uitgevonden, waardoor het heerlijk Evangelie ons op vele -plaatsen verkeerd wordt uitgelegd of ons geheel wordt onthouden.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3649" title="Niet in bron">“</span>Ach, God in den Hemel, erbarm u onzer. O -Heer Jezus Christus, bid voor Uw volk, verlos ons te rechter tijd, -bewaar in ons het echte, ware, Christelijke geloof, verzamel Uw -verdwaalde schapen door uw stem uit de Schrift; help ons, dat wij Uw -stem mogen kennen en geen verlokkend geluid van menschelijke dwaling -volgen, opdat wij, Heer Jezus Christus niet van U wijken. Roep de -schapen Uwer weide, die nog voor een deel in de Roomsche kerk worden -gevonden, en die door het opleggen van lasten en de geldzucht des -Pausen, door een valsche leer bedrogen, zijn verstrooid, bij elkaar, -desgelijks ook de Indianen, Moscovieten, Russen en Grieken. Ach God, -verlos Uw <span class="pagenum">[<a id="pb258" href="#pb258" name="pb258">258</a>]</span>arm volk, dat door groote pijn en tyrannie wordt -gedwongen, tot dingen, die het tegenstaan, en waardoor het steeds tegen -zijn geweten moet zondigen. O, God, nooit hebt gij met geboden der -menschen een volk zoozeer belast als ons, armen, onder het juk van -Rome; terwijl wij toch, verlost door uw bloed, vrije Christenen zijn -moesten. O, almachtige, hemelsche Vader, beschijn ons door Uw Zoon, -Jezus Christus, met zulk een licht, dat wij daarbij duidelijk kunnen -zien, welke geboden wij moeten houden, opdat wij de andere lasten, met -een vrij geweten, op zijde kunnen zetten en U, hemelschen Vader met een -blij hart mogen dienen.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3655" title="Niet in bron">“</span>En indien het waar is, dat wij hebben -verloren den man, die duidelijker heeft geschreven dan iemand anders, -die in de laatste tijden heeft geleefd, en die Gij zoo door Uw Geest -hebt verlicht, dan bidden wij U, o hemelsche Vader, dat gij Uw H. Geest -wilt geven aan een anderen man, die uw heilige Christelijke kerk van -alle zijden weder bijeenbrenge, opdat wij weder als Christenen mogen -leven, en anderen door ons leven bekeerd worden en het Christelijk -geloof mogen aannemen.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3659" title="Niet in bron">“</span>Maar, Heer, het is uw wil, voor dat gij -oordeelt, dat evenals Uw Zoon, Jezus Christus, door de priesters werd -gedood en, uit den dood opgestaan, ten hemel voer, het met Uw -volgeling, Maarten Luther, die door den Paus verraderlijk om het leven -wordt gebracht, eveneens zou gaan; hem zult gij verkwikking bereiden. -En zooals gij over Jeruzalem het oordeel van <span class="pagenum">[<a id="pb259" href="#pb259" name="pb259">259</a>]</span>verwoesting hebt uitgesproken, zoo zult gij ook -de macht, die de stoel van Rome zich heeft aangematigd, te niet doen. -Och Heer, geef ons daarna het nieuwe, heerlijke Jeruzalem, dat uit den -hemel nederdaalt, waarvan in de Openbaring wordt gesproken; het -heilige, zuivere Evangelie, dat niet door de leer der menschen is -verduisterd.</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3666" title="Niet in bron">“</span>Opdat zulks geschiede, geef, dat ieder, -die Luthers boeken leest, zien moge hoe helder en duidelijk de leer is, -die hij naar het Evangelie <span class="corr" id="xd25e3669" title="Bron: verkondigd">verkondigt</span>. Daarom moet men die boeken in -waarde houden en ze niet verbranden; beter ware het, dat men zijn -tegenstanders, die de waarheid wederstaan, in het vuur wierp met al hun -leerstellingen, die de menschen tot goden verheffen. Dat er toch nieuwe -uitgaven van Luthers boeken mochten verschijnen! O God, als Luther dood -is, wie zal ons dan in het vervolg het heilig evangelie zoo duidelijk -verklaren? Ach, God, wat zou hij in tien, twintig jaren nog veel voor -ons hebben kunnen schrijven! O gij, alle vrome christenen, beweent met -mij dezen, door Gods Geest bezielden man en laten wij Hem vragen om ons -een ander door den H. Geest verlicht man te zenden!</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3673" title="Niet in bron">“</span>O Erasmus van Rotterdam, waar blijft gij? -Zie, wat de tyrannie der onrechtvaardigen, de dwingelandij der -wereldlingen, de macht der duisternis vermag! Hoor, gij, strijder voor -Christus, rijd naast den Heer Jezus, bescherm de waarheid, verover de -martelaarskroon, gij zijt toch ook reeds een oud man. Ik heb van u -gehoord, dat gij u zelf nog twee jaren in staat <span class="pagenum">[<a id="pb260" href="#pb260" name="pb260">260</a>]</span>acht -om tot iets nut te zijn. Gebruik die jaren voor het Evangelie; verhef -uw stem, dan zullen de poorten der hel, dan zal Rome niets tegen u -vermogen. En als gij hier aan uw Meester, Christus, gelijkvormig wordt -en schande wilt lijden door de leugengeesten van onzen tijd, waardoor -gij misschien een weinig vroeger zoudt sterven, dan zoudt gij te eerder -uit den dood tot het leven komen en door Jezus Christus worden -verheerlijkt. Want indien gij uit den beker drinkt, dien Hij heeft -gedronken, dan zult gij met Hem regeeren en rechtvaardig oordeelen, -hen, die dwaas hebben gehandeld. O Erasmus, handel zoo, dat God u -roemen kan, zooals er van David staat geschreven, want gij kunt het, -voorwaar, gij kunt Goliath dooden; Uw God beschermt de heilige, -christelijke kerk. Leid ons in de eeuwige zaligheid, God, Vader, Zoon -en Heilige Geest, Gij, eeuwig God. Amen.”</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3679" title="Bron: Durer">Dürer</span> legde de pen neder en veegde zijn oogen -af. Het was hem een verluchting, dat hij zijn vol hart eens had -uitgestort.</p> -<p>Maar het was hem nog niet genoeg: spoedig greep hij een stuk krijt -en gebruikte de kunst als tolk van zijn gevoel en als troosteres in -zijn smart. En op den grijsblauwen grond werd een cherubijn zichtbaar, -die jammerend, met de vleugels het aangezicht bedekt, alsof hij wil -zeggen:</p> -<p>“Ach, dat gij zijt heengegaan, Maarten Luther, gij, profeet -des Allerhoogsten!<span class="corr" id="xd25e3686" title="Niet in bron">”</span> <span class="pagenum">[<a id="pb261" -href="#pb261" name="pb261">261</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch29" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e447">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXIX.</h2> -<h2 class="main">NEURENBERG BOVEN ALLES.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">De zomer was in het land gekomen, en Dürer, die -de eerste bezending goederen door andere naar Neurenberg had laten -volgen, dacht er nu over om naar huis terug te keeren. Hij durfde de -reis nu wel ondernemen, omdat zijn lichaamskrachten weer voldoende -waren teruggekeerd.</p> -<p>Op St. Pieter en Paulus, den 29<sup>sten</sup> Juni, zat hij met -zijn vrouw in het kamertje de som der gemaakte onkosten te berekenen. -Hij had veel uitgegeven zoowel in geld als aan kunstwerken, want -Dürer was hooghartig en had de ondervonden vriendelijkheid -rijkelijk vergolden en soms meer gegeven, dan hij kon. Het was een -heele som, toen hij berekende wat hij in al dien tijd met teekenstift -of penseel voor de menschen had gewerkt—hij had voor niet minder -dan honderd vijftig personen hun portret gemaakt met potlood, houtskool -of in kleuren en toen Vrouwe Agnes hem vraagde, wat hem al die moeite -en arbeid had opgebracht, lachte Dürer en zei: <span class="pagenum">[<a id="pb262" href="#pb262" name="pb262">262</a>]</span>“Het grootste gedeelte van mijn arbeid -heeft mij niets opgebracht, en toen ik mij voorstelde uit de -Nederlanden een goede winst mee te brengen, heb ik mij bedrogen. Nu ben -ik wel genoodzaakt honderd gouden guldens te leenen om naar huis te -kunnen gaan en gelukkig heeft de heer Imhoff zich daartoe bereid -verklaard.”</p> -<p>Vrouwe Agnes was hierover wel wat ontstemd en antwoordde: “Ik -had wel kunnen denken, dat het zoo zou gaan. Gij verstaat nu eenmaal de -kunst niet om schatten op te leggen. Gij geeft veel meer weg dan gij -krijgt en hebt u menig keer in den nek laten zien. Maar over die schade -zou ik mij nog wel kunnen troosten, als die walvisch er maar niet was -geweest.”</p> -<p>“De walvisch?” vraagde Dürer verwonderd.</p> -<p>“Ja zeker,” sprak Vrouwe Agnes met nadruk, “aan -dat monster alleen wijd ik uw ziekte.” Juist toen Dürer iets -wilde antwoorden, werd er geklopt en kondigde de waardin een bediende -van den Raad der stad aan. De man bracht de groeten van den eersten -burgemeester over aan den heer Albrecht Dürer en noodigde hem uit -den volgenden morgen op het raadhuis te verschijnen.</p> -<p>Op den bepaalden tijd ging Dürer daarheen en hij werd door de -hoogmogende heeren met bijzondere vriendelijkheid ontvangen.</p> -<p>“Wij vernemen, dat gij op het punt zijt naar Neurenberg terug -te keeren en wilden u daarom eerst vragen, hoe het u in het algemeen in -de Nederlanden en in het bijzonder in Antwerpen is bevallen?” -<span class="pagenum">[<a id="pb263" href="#pb263" name="pb263">263</a>]</span></p> -<p>Dürer verzekerde, dat het hem zeer moeilijk viel te scheiden -van een stad, waar hij niet alleen geboeid was door haar grooten -rijkdom en heerlijke kunst, maar waar hem ook veel liefde en eer was te -beurt gevallen.</p> -<p>Toen kwam er een eigenaardig lachje op het gelaat van den heer, die -op Dürer toetrad en zijn hand op diens schouder legde, terwijl hij -zei: “Meester Dürer, ik weet er wel raad op, hoe gij aan dit -moeilijke afscheid zoudt kunnen ontsnappen: blijf hier! Geloof mij, gij -zult nog veel meer liefde en eer ondervinden, wanneer gij u voor altijd -bij ons wilt voegen! In naam van den Raad van Antwerpen bied ik u ten -eerste een vast jaargeld van driehonderd gulden aan, ten tweede een -stevig gebouwd, fraai woonhuis als eigendom, ten derde vrijdom van alle -belastingen en ten vierde ruime belooning voor alles, wat gij nog voor -den Raad zult werken. Ik verberg u niet, waarde Meester, dat Antwerpen -trotsch zou zijn, als de naam Albrecht Dürer op de lijst harer -burgers stond. Beslis dus en geef mij uw belofte te zullen -blijven.”</p> -<p>In pijnlijke verwarring stond Dürer daar. Die groote goedheid -en welwillendheid drukten hem als een last. Dat was toch waarlijk hem -het afscheid niet gemakkelijker maken! Want hoe schitterend de beloften -ook waren, hij kon ze toch niet aannemen. Aan Neurenberg hing zijn -hart, daar was hij ingeburgerd en zich een tehuis te scheppen in den -vreemde was hem onmogelijk. Nimmer zou dat zijn werkelijk tehuis kunnen -zijn. <span class="pagenum">[<a id="pb264" href="#pb264" name="pb264">264</a>]</span></p> -<p>Hij overwoog deze gedachten, terwijl hij eenigen tijd zwijgend voor -den burgemeester stond, en deze, die zijn stilzwijgen naar zijn eigen -wenschen uitlegde, trachtte door het herhalen zijner dringende beden -hem tot blijven over te halen.</p> -<p>Nu was Dürer zich zelf weer meester en hij antwoordde: -“God zegene u voor de welgemeende vriendelijkheid, die gij mij -bewijst. Het smart mij, dat ik zooveel welwillendheid met een weigering -moet beantwoorden. Ik ben een kind van Neurenberg, mijnheer, -<span class="corr" id="xd25e3727" title="Bron: Neurenbersche">Neurenbergsche</span> lucht heb ik van mijn -vroegste jeugd af ingeademd, Neurenberger kunst is mijn denken en leven -en daarom behoor ik daar thuis en kan ik niet tieren op een anderen -bodem. Laat mij naar mijn geboorteplaats terugkeeren, -mijnheer—wat zoudt gij hebben aan iemand, wiens ziel krank was en -wiens hand verlamde!”</p> -<p>De burgemeester keek droevig en teleurgesteld. Hij deed geen enkele -poging om den meester tot andere gedachten te brengen, want aan den -klank zijner stem hoorde hij, dat er voor Antwerpen hier niets meer was -te hopen. En daarom nam hij van Dürer afscheid met de verzekering -van zijn groote spijt en teleurstelling. Tweemaal was de verzoeking, om -zijn geboorteplaats ontrouw te worden, Dürer genaderd: zestien -jaar geleden te Venetië, waar de Signoria hem door de aanbieding -van tweehonderd ducaten had getracht bij zich te houden en nu hier te -Antwerpen; doch beide keeren behaalde de trouw de overwinning. -<span class="pagenum">[<a id="pb265" href="#pb265" name="pb265">265</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch30" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e456">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK <span class="corr" id="xd25e3736" title="Bron: XIII">XXX</span>.</h2> -<h2 class="main">OOK EEN HERVORMINGSPREEK.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Bijna twee jaren waren voorbijgegaan.</p> -<p>In de week vóór Paschen van het jaar 1523 zat Albrecht -Dürer met zijn vrouw aan de groote tafel in de pronkkamer. Hij las -met eerbiedig gevouwen handen uit een groot boek, dat voor hem lag. Het -was het Nieuwe Testament, dat Doctor Maarten Luther in de eenzaamheid -zijner cel op den Wartburg in Duitsch gewaad had gestoken.</p> -<p>Op de terugreis had Dürer al spoedig gehoord, dat Luther niet -dood was, en die tijding had hem met nieuw leven bezield. Hij voelde -zich krachtiger en wat hij bij zijn terugkomst te Neurenberg had -gezien, was ook geschikt geweest om hem den moed terug te geven en een -loflied tot Gods eer op zijn lippen te leggen.</p> -<p>Voor alle andere steden was het Neurenberg geweest, die zich Luthers -zaak had aangetrokken. De adellijke geslachten waren voorgegaan met de -belijdenis <span class="pagenum">[<a id="pb266" href="#pb266" name="pb266">266</a>]</span>van het Evangelie en hadden het mindere volk -achter zich aan getrokken. De Raad, wiens leden bijna allen beslist -evangelisch waren gezind, was in een moeilijke verhouding tot den -Keizer, den Paus en de bisschoppen gekomen, doch wist met -bewonderenswaardige wijsheid het scheepje hunner regeering over alle -golven en klippen heen te sturen. Doch Dürer had zijn vriend -Pirkheimer in deerniswaardigen toestand gevonden. Doctor Eck had zich -werkelijk op hem gewroken en van den Paus weten te verkrijgen, dat er -in den naar Luther geslingerden banbrief nog enkele andere namen waren -opgenomen, waaronder Wilibald Pirkheimer behoorde. Luther, die ridder -zonder vrees en blaam, had de pauselijke bul in het vuur geworpen en -daarmee den Paus moedig getrotseerd—Pirkheimer had evenwel den -moed niet gevoeld om dien held na te volgen.</p> -<p>Nadat hij te vergeefs had geappelleerd, kwam hij er toe om het -trotsche hoofd te buigen en zijn woorden te herroepen. Sinds dien dag -was hij geheel veranderd. Het bewustzijn, dat hij zijn innigste -overtuiging had ten offer gebracht, had den hoogmoedigen man gebroken -en maakte hem, die ook nog door het podagra werd gekweld meer en meer -eenzelvig. De leelijke zijde van zijn karakter kwam steeds meer op den -voorgrond, zoodat hij zich iedereen tot vijand maakte en voor de -weinige overgebleven vrienden een niet te genieten gezelschap was. Hoe -meer echter anderen zich van hem aftrokken, des te meer moeite gaf hij -zich om de vriendschap te behouden van dien <span class="pagenum">[<a id="pb267" href="#pb267" name="pb267">267</a>]</span>eenen, met wien hij van jongs af -één hart en één ziel was geweest. En van -zijn kant deed Dürer al zijn best Pirkheimers zwakheden te -verdragen en hem weer eenigszins met het leven te verzoenen.</p> -<p>Het deed Dürer echter innig verdriet, dat zijn vriend hem niet -wilde volgen op den weg van het Evangelie. Het werd hem nu steeds -duidelijker, dat Pirkheimers geestdrift voor Luther niet was -voortgekomen uit een hart, bezield van de waarheid van Gods Woord, maar -ontstaan was uit den waan, dat Luther tot de humanisten behoorde en met -hem wilde strijden tegen de domheid en het bijgeloof van zijn tijd; hij -dacht, dat protesteeren Luthers eenig doel was. Toen Dürer, -overgelukkig in het bezit van het Nieuwe Testament in het Duitsch, -daarmee naar Pirkheimer was gesneld, was hij teleurgesteld en bedroefd -<span class="corr" id="xd25e3757" title="Bron: terruggekeerd">teruggekeerd</span>, toen hij de -onverschilligheid, waarmee zijn vriend dien heerlijken schat had -beschouwd, gezien had.</p> -<p>Uit deze droefenis wekte hem het heerlijke lied van den Wittenberger -nachtegaal, dat zijn medeburger, de meesterzanger Hans Sachs, had laten -weerklinken en waarin zijn hart mede jubelde—het klonk als het -geroep van den wachter, dat vele slapenden wakker schudt.</p> -<p>Nog werd zijn hart verkwikt en zijn geloof versterkt, toen hij -hoorde, dat de Prior uit het <span class="corr" id="xd25e3764" title="Bron: Augustijnerkloester">Augustijnerklooster</span> te Antwerpen, -die zoo vriendelijk voor hem was geweest, ter wille van het Evangelie -in den kerker geworpen en ten vure gedoemd, als door een wonder was -ontkomen en veilig Wittenberg had bereikt. <span class="pagenum">[<a id="pb268" href="#pb268" name="pb268">268</a>]</span>Ook -zijn opvolger, Hendrik van Zutfen, had zich daarheen begeven, toen de -beulen hem van den kansel hadden gerukt, doch de burgers hem uit den -kerker hadden bevrijd. En niet minder was zijn geloof versterkt door -den moed der twee monniken uit Brussel, Hendrik Voes, en Johannes Esch, -die andere afvalligen tot beschaming, met vreugde hun leven op den -brandstapel hadden geofferd voor het Evangelie.</p> -<p>Nu zat meester Dürer dus over zijn Duitschen bijbel gebogen en -kon niet genoeg er in lezen. Wel had hij Gods Woord reeds in het -Duitsch gelezen in de vertaling, die bij Anton Koburger het licht had -gezien,—doch wat voor Duitsch was dat! Het klonk als ravengekras -vergeleken bij het liefelijk gezang van den Wittenbergschen nachtegaal, -dat het oor streelde en van daar in het hart weerklonk. En zijn -bewondering en vereering voor het uitverkorene werktuig des Heeren -namen voortdurend toe.</p> -<p>Heden had het lezen in de Schrift nog een heel bijzonder doel. Hij -wilde zich voorbereiden op den ernstigen gang, dien hij met zijn vrouw -wilde ondernemen. Aan de algemeene begeerte gehoor gevend, hadden de -geestelijken van de St. Lorens- en Sebalduskerken besloten nog een -schrede voorwaarts te doen en het heilig Avondmaal volgens instelling -van Christus met brood en beker te vieren. Het duurde niet lang of de -klokken begonnen te luiden en de meester stond op om zijn besten -pelsmantel aan te doen; Vrouwe Agnes was reeds gekleed in haar -feestgewaad en wachtte op haar echtgenoot. <span class="pagenum">[<a id="pb269" href="#pb269" name="pb269">269</a>]</span></p> -<p>Op straat kwamen zij spoedig in het gedrang, want het volk stroomde -naar het bedehuis. Plechtig begon de heilige handeling. Aller hart was -diep getroffen door de woorden van den prediker en toen brood en wijn -werden rondgedeeld, voelde menig wakkere man een traan over zijn wangen -rollen.</p> -<p>Thuisgekomen sloot Dürer zijn vrouw in zijn armen en zeide: -“Mijn ziel maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich in -God, mijn Zaligmaker. Nu weet ik, dat Hij in mij leeft; Hij, die voor -mij den dood is ingegaan en die al mijn hoop is. O man Gods, Maarten -Luther, God zegene en behoede u! Hoe zal ik u vergelden, wat gij aan -mij hebt gedaan!”</p> -<p>Nog menig hinderpaal stond aan de ongestoorde uitbreiding der -Hervorming in den weg: de zaak des Heeren liep nog meer gevaar, te -worden geschaad door den dollen, oproerigen geest, die zich door een -verkeerd begrip van Christelijke vrijheid van den boerenstand had -meester gemaakt en door de waanzinnige dwepers, in wier oogen Luther -nog een halve papist was, en die hem “het gemakzuchtige -vleesch” scholden, dan door de woede van Rome. Maar juist te -midden van deze troebelen betoonde de Wittenberger monnik zich als de -ware profeet des Allerhoogsten en zijn aanzien steeg tot een -reusachtige hoogte in de oogen van hen, die hem begrepen, toen de wilde -golven waren bedaard en de stuurman met eerbiedwekkende kalmte aan het -roer stond.</p> -<p>Dürer was vol van Gods Woord; als een dauwdroppel vol van -zonneschijn. Niet alleen las hij de <span class="pagenum">[<a id="pb270" href="#pb270" name="pb270">270</a>]</span>Schrift, maar hij -leefde er in en hij voelde weder de behoefte, om wat hij zelf had -doorleefd op zijn eigen wijze aan het volk te verkondigen.</p> -<p>Wat Hans Sachs in woorden zeide, wilde hij in kleuren duidelijk -maken. En daarom greep hij weder naar het penseel, voelende dat hij nog -nooit met zooveel bezieling en geestdrift voor den schildersezel was -getreden; hij had een voorgevoel, dat, wat hij nu ging scheppen, het -allerbeste, wat zijn hand ooit gemaakt had, zou zijn.</p> -<p>In plaats van Maria, in wier verheerlijking hij zich tot nu toe had -verlustigd, bood hij der wereld het beeld van den Verlosser aan. -Evenals Luther Christus en Zijn alleenzaligmakende verdienste in nieuwe -talen predikte, zoo schilderde Dürer den Heer voor de oogen des -volks, hetzij in gesprek met de discipelen na het Heilig Avondmaal, -hetzij als offer op het kruishout, of alleen het hoofd vol bloed en -wonden. Op het laatste had hij al zijn kracht geconcentreerd; het was -als uit de diepste diepte van zijn ziel voortgekomen. Nooit was Jupiter -schooner, machtiger, aangrijpender door den besten der oud-Grieksche -schilders afgebeeld geworden, dan de Christus hier door meester -Dürer.</p> -<p>En evenals Dürer Christus, den Verlosser, in zijn werk -verheerlijkte, zoo wilde hij met hetzelfde doel ook het Evangelie in -kleuren brengen.</p> -<p>Reeds lang was hij het met zich zelf eens, op welke wijze dit te -doen. Hij wilde daartoe de gestalten afbeelden van hen, die het van den -Heer ontvangen en aan de wereld verkondigd hadden: de <span class="pagenum">[<a id="pb271" href="#pb271" name="pb271">271</a>]</span>gestalten der Apostelen Johannes, Markus, Petrus -en Paulus en wel zoo, dat Johannes en Paulus ten voeten uit werden -geschilderd en de beide anderen er achter, zoo dat alleen het hoofd en -den hals zichtbaar waren. Johannes en Paulus moesten als hoofdfiguren -naar voren komen; daarmee wilde Dürer het evangelisch geloof in -beeld voorstellen.</p> -<p>De gestalte van Johannes, Luthers uitverkoren evangelist, wiens -gelaat aan Philippus Melanchton herinnert, is gehuld in een gelen, met -rood geverfden mantel over een groen onderkleed. Peinzend staart hij -met den een weinig achter hem staanden Petrus in zijn evangelie, welks -beginwoorden uit de Luthersche vertaling men lezen kan. Rechts op het -paneel staat Markus achter Paulus, die met innige liefde en groote zorg -is behandeld en waaraan Dürer al zijn kracht heeft gewijd. Het was -Dürer voornamelijk te doen om Paulus, Luthers groot voorbeeld als -verkondiger van het eenig ware geloof en daarin heeft hij een -kunstwerk, dat ’s meesters roem luider verkondigt dan eenig -ander, geschapen. De Apostel bij uitnemendheid staat daar, gehuld in -een witten mantel, waaruit een groen onderkleed te voorschijn komt; op -zijn linkerarm, rust de bijbel, in de rechterhand houdt hij een -ontbloot zwaard, het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods, en -tegelijkertijd een aanduiding van de wijze, waarop hij zou sterven. De -breede, krachtige figuur staat daar in mannelijke, ridderlijke houding; -zijn door de zon gebruind gelaat, vol uitdrukking, wendt den strengen -blik naar links, alsof hij <span class="pagenum">[<a id="pb272" href="#pb272" name="pb272">272</a>]</span>vandaar een naderbij sluipenden -vijand verwacht. Wien geldt dien toornigen blik? Tegen wien houdt de -hand krampachtig den greep van het zwaard omklemd? Het zijn de vijanden -van het kruis van Christus: aan den eenen kant de Paus, die het -Evangelie bederft door den warboel van menschelijke instellingen en aan -de andere zijde de dwepers, die door het misbruiken van de vrijheid -meer bederven dan doen vorderen.</p> -<p>De Apostelen spraken in duidelijke taal: maar het was den meester er -om te doen ook begrijpelijk te zijn voor het minst ontwikkelde -verstand, evenals Luthers woorden duidelijk waren voor het onnoozelste -boertje. Daarom voegde hij nog een uitvoerig bijschrift toe aan zijn -werk.</p> -<p>Boven het paneel links schreef hij: “Alle wereldlijke -overheden in deze gevaarvolle tijden moeten zorgvuldig waken, dat zij -zich niet, in plaats van door het Woord Gods, door menschelijke -leeringen laten leiden, want God wil niet, dat er aan Zijn Woord iets -wordt toegevoegd of daarvan afgedaan. Luister daarom naar deze vier -voortreffelijke mannen: Petrus, Johannes, Paulus en Markus.<span class="corr" id="xd25e3804" title="Niet in bron">”</span></p> -<p>Petrus zegt in het tweede hoofdstuk van zijn tweeden brief: -“Er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook -onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen -bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, die hen gekocht heeft, -verloochenende en een haastig verderf over zichzelf brengende. En velen -zullen hun verderfenissen <span class="pagenum">[<a id="pb273" href="#pb273" name="pb273">273</a>]</span>navolgen, door welke de weg der -waarheid zal gelasterd worden. En zij zullen, door gierigheid, met -gemaakte woorden, van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel -van over lang niet ledig is en hun verderf sluimert -niet.—Johannes in het vierde hoofdstuk van zijn eersten brief -schrijft: Geliefden! gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft -de geesten, of zij uit God zijn; want vele valsche profeten zijn -uitgegaan in de wereld. Hieraan kent gij den Geest van God: alle geest, -die belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die is uit -God niet. Maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij -gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alreede in de wereld.”</p> -<p>Terwijl deze woorden zijn gericht tegen de dwepers en sektenmakers, -zoo protesteert het bijschrift op het tweede paneel tegen Rome met zijn -leugen, bedrog en zedeloosheid. In het derde hoofdstuk van den tweeden -brief aan Timotheus zegt Paulus: En weet dit, dat in de laatste dagen -ontstaan zullen zware tijden. Want de menschen zullen zijn liefhebbers -van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hoovaardig, lasteraars, den -ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, -onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de -goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der -wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een gedaante van godzaligheid, -maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Hebt ook een afkeer van -dezen! Want deze zijn het, die de huizen binnensluipen en nemen de -<span class="pagenum">[<a id="pb274" href="#pb274" name="pb274">274</a>]</span>vrouwkens gevangen, die met zonden beladen zijn, -en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden, die altijd leeren -en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen.</p> -<p>Markus schrijft in het twaalfde hoofdstuk van zijn evangelie: -“En Hij zeide tot hen in Zijn leer: wacht u voor de -schriftgeleerden, die daar gaarne willen wandelen in lange kleederen, -en gegroet zijn op de markten, en de voorgestoelten hebben in de -Synagogen en de vooraanzittingen in de maaltijden. Zij eten de huizen -der weduwen op en dat onder den schijn van lang te bidden. Deze zullen -zwaarder oordeel ontvangen.” Er was een geheel jaar verloopen, -voordat Dürer dit meesterstuk, de kroon van al zijn werken, -voleindigd had.</p> -<p>Nauwelijks was de laatste penseelstreek gedaan, of hij greep papier -en pen om er een brief bij te voegen aan hen, voor wie het werk was -bestemd. Het was hem dezen keer niet opgedragen, maar het was zijn -eigen hart geweest, dat hem aan het werk had gezet en dat hij het aan -zijn dierbare geboorteplaats zou opdragen, stond van het begin af bij -hem vast. De inhoud van den brief luidde aldus:</p> -<blockquote> -<p class="first salute"><i>Edelachtbare, wijze Heeren!</i></p> -<p>Hoewel het reeds lang mijn wensch was, Uw Hoogmogendheid door mijn -onbeteekenende schilderkunst een aandenken aan te bieden, heb ik mij -door het gebrekkige daarvan laten weerhouden, wetende, dat ik daarmee -in Uw oogen niet zou kunnen bestaan. <span class="pagenum">[<a id="pb275" href="#pb275" name="pb275">275</a>]</span>Dewijl ik echter in -dezen laatsten tijd een stuk heb geschilderd, waaraan ik nog meer zorg -heb besteed dan aan mijn andere schilderijen, acht ik niemand meer -waardig, dit als een herinnering te bewaren, dan U, hoogwijze Heeren! -Daarom waag ik het, U dit werk aan te bieden, met de dringende bede, -dat dit kleine geschenk U welgevallig moge zijn en genadig door U worde -aangenomen en dat Gij even welwillend voor mij zult willen blijven, als -Gij tot nu toe zijt geweest. Daarom zal ik naar mijn beste vermogen er -naar blijven streven, om Uw goedgunstigheid waardig te zijn.</p> -<p class="signed"><i>Uwer Edelachtbaren Heeren onderdanige</i><br> -<span class="sc">Albrecht Dürer</span>.</p> -</blockquote> -<p>Spoedig daarop ontving Dürer van den Raad het volgende -schrijven:</p> -<p>“Dewijl Albrecht Dürer een schilderij met vier figuren -als aandenken heeft geschilderd en hetzelve den achtbaren Raad heeft -gezonden en vereerd, is door dien achtbaren Raad besloten, den -genoemden Dürer te zeggen, dat een achtbare Raad niet genegen is, -dit schilderij op die wijze in bezit te nemen; maar hoewel dezelve hem -voor zijn werk dankbaar is, en willens om het als aandenken te bewaren, -zoo is dezelve niet minder willens hem daarvoor te betalen, wat hij -verdient. Wat hij dus ook moge eischen, en al wilde hij ook niets -eischen, zoo zullen de oudere heeren het zelf bepalen en zal een -eerlijke handel worden gedreven door de Heeren Maarten Tucher en -Sigmund Furer.” <span class="pagenum">[<a id="pb276" href="#pb276" name="pb276">276</a>]</span></p> -<p>Meester Dürer weigerde, zooals te verwachten was, de waarde op -te geven en toen zond de Raad hem honderd gulden voor hem zelf, twaalf -gulden als hulde aan zijn vrouw en twee gulden fooi voor den -knecht.</p> -<p>Het schilderij kreeg een plaats, die het waard was: het werd -opgehangen in het departement van financiën in het raadhuis. Van -den muur klonk zijn prediking. “Zijt getrouw en houdt vast aan -Gods heilig Evangelie!” <span class="pagenum">[<a id="pb277" -href="#pb277" name="pb277">277</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch31" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e465">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXXI.</h2> -<h2 class="main">KUNSTENAAR EN GELEERDE.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Toen Dürer, nadat hij de laatste hand aan zijn -schilderij der apostelen had gelegd, het penseel neerlegde, deed hij -het in de overtuiging, dat dit zijn laatst groot werk was geweest. Wel -maakte hij nog verscheidene portretten zijner vrienden, zooals dat van -Hieronymus Holzschuher, dat hem bijna nog beter was gelukt dan dat van -Frederik den Wijze eenige jaren geleden, dat van Wilibald Pirkheimer en -van den Magister Filippus Melanchton, die voor de nieuwe school, die te -Neurenberg werd opgericht, meermalen daar was geweest. Doch nu kregen -penseel en potlood rust en moesten plaats maken voor de pen, die -bestemd was om de vrucht zijner wetenschappelijke studiën, die hij -bij het beoefenen zijner kunst niet had verwaarloosd, in boeken te -openbaren.</p> -<p>Een ieder verbaasde zich, toen het eene boek na het andere verscheen -van dezen schilder bij uitnemendheid, die daarin getuigenis gaf van de -zeldzame veelzijdigheid en diepte zijns geestes. Nu hij zijn kunst -<span class="pagenum">[<a id="pb278" href="#pb278" name="pb278">278</a>]</span>niet meer practisch beoefende, verdiepte hij -zich in theoretische studiën over het wezen zijner kunst, om -hetgeen hij had gevonden als een laatst aandenken aan de wereld na te -laten.</p> -<p>Een jaar geleden had reeds een boekje, als voorlooper dezer -studiën het licht gezien onder den titel: “Onderwijs bij het -meten met den passer en het paslood bij lijnen, vlakken, en geheele -lichamen, door Albrecht Dürer bijeengevoegd en ten bate aller -liefhebbers der kunst met bijbehoorende figuren in druk -gebracht.” Hij droeg het boek op aan zijn vriend Wilibald -Pirkheimer en in de voorrede zei hij, dat hij hoopte, dat het voor alle -beoefenaars der kunst dienstig zou zijn, niet alleen voor schilders, -maar ook voor goudsmeden, beeldhouwers, steenhouwers, schrijnwerkers en -allen, die het meten noodig hadden. De geheimen der proportieleer, -waarin vroeger Luca Pacioli hem te Bologna had ingewijd, kwamen hier -tot algemeen nut aan het licht.</p> -<p>De gansche wereld was echter één en al verbazing, toen -Dürer zich op eens van een geheel nieuwe zijde deed kennen en -bewees, dat hij ook een meester in de vestingbouwkunde was. In October -van het jaar 1527 verscheen een boek van hem onder den titel: -“Onderricht ter beveiliging van steden, kasteelen en -dorpen.”</p> -<p>Hij vervulde een plicht der dankbaarheid aan Keizer Maximiliaan, -door het op te dragen aan diens kleinzoon, Koning Ferdinand I van -Bohemen en Hongarije. De liefde tot zijn vaderland, en de begeerte om -het <span class="pagenum">[<a id="pb279" href="#pb279" name="pb279">279</a>]</span>tegen de roofzuchtige aanvallen der Turken te -beveiligen, had hem aanleiding gegeven om zijn mededeelingen aan de -vorsten te doen en hun te leeren, hoe zij de vestingwerken in een -goeden, tot tegenweer geschikten, toestand moesten brengen.<a class="noteref" id="xd25e3866src" href="#xd25e3866" name="xd25e3866src">1</a></p> -<p>De grootste zorg en den meesten tijd besteedde Dürer aan de -proportieleer van den mensch.</p> -<p>Pirkheimer bood aan om een voorrede daarbij te schrijven en -Dürer nam het aan, doch onder vijf voorwaarden, die een nieuw, -duidelijk bewijs zijner bescheidenheid en nederigheid waren: ten -eerste, dat daarin geen enkel woord van lof mocht worden gebruikt; ten -tweede, dat er aan geen uiting van nijd mocht worden gedacht; ten -derde, dat er van niets anders sprake mocht zijn dan van hetgeen in het -boek stond; ten vierde, dat niets er in gebruikt was, dat uit goede -boeken was gestolen en ten vijfde, dat het boek alleen voor de Duitsche -jeugd was geschreven. Ten laatste koesterde de meester nog een grooter -plan: hij wilde in een uitgebreid werk, getiteld: “Spijze voor -schildersleerlingen,” alles te zamen vatten, wat hij tot nu toe -in afzonderlijke werken had geschreven en door meer toevoegsels een -geheel scheppen, dat voor den kunstenaar een rijke schat zou zijn en -waarin alles, wat hij noodig had, werd gevonden. <span class="pagenum">[<a id="pb280" href="#pb280" name="pb280">280</a>]</span></p> -<p>Toch was hij er ver van, zich zelf en zijn eigen kennis tot -algemeenen maatstaf en alleen geldig richtsnoer te verheffen: -integendeel, de groote man was nooit met zichzelf tevreden en zei -dikwijls, dat, als hij na jaren een zijner werken terug zag, hij zich -altijd schaamde over de zwakheden en fouten, die hij er in ontdekte. In -denzelfden geest schreef hij in de voorrede van het door hem begonnen -groote werk: “Ik denk niet hoog van mijn kunst, want ik weet, wat -mij ontbreekt. Daarom raad ik een ieder aan om mijn fouten, zooveel in -zijn vermogen is, te verbeteren. Gave God, dat het mogelijk ware, dat -ik de werken der toekomstige groote meesters nu reeds mocht -aanschouwen!</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3877" title="Niet in bron">“</span>Welk een hoogte zullen zij nog -bereiken—zoodat ik daarbij in het niet zal verdwijnen, als een -heel klein beekje. En toch, als de vonk, die ik heb doen gloren, door -de volgende meesters wordt aangewakkerd met hetgeen zij kunnen, dan kan -daaruit mettertijd een vuur, dat met zijn gloed de gansche wereld -bestraalt, opgaan.” <span class="pagenum">[<a id="pb281" href="#pb281" name="pb281">281</a>]</span></p> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<p class="footnote"><span class="label"><a class="noteref" id="xd25e3866" href="#xd25e3866src" name="xd25e3866">1</a></span> -Dürer had helaas met zijn leer over de vestingwerken weinig -succès en oogstte geringen dank. Een later geslacht bracht hulde -aan zijn ideeën op dit punt. Straatsburg bouwde volgens -Dürers aanwijzingen zijn vestingwerken bij de Kronenburger poort. -En nu nog heeft Dürers gezag waarde en liggen zijn beschouwingen -ten grondslag aan het zoogenaamd nieuw-pruisisch systeem der -vestingbouwkunst. <a class="fnarrow" href="#xd25e3866src">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -<div id="ch32" class="div1 chapter"><span class="pagenum">[<a href="#xd25e474">Inhoud</a>]</span> -<div class="divHead"> -<h2 class="label">HOOFDSTUK XXXII.</h2> -<h2 class="main">NAAR EEN BETER VADERLAND.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Een helder licht van kaarsvlammen straalde op een -avond in April van het jaar 1528 uit de vensters van Pirkheimers huis. -De raadsheer, die toen weinig last van het podagra had, had drie van de -vrienden, die hem nog waren overgebleven, bij zich genoodigd om met hem -te eten en vroolijk te zijn.</p> -<p>Dürer was er niet bij, zooals in den laatsten tijd meermalen -gebeurde en toen men naar hem informeerde, antwoordde Pirkheimer met -bedenkelijk gelaat: “Wij zullen ons er aan moeten gewennen, zijn -gezelschap dikwijls te ontberen. Hij is in den laatsten tijd zeer zwak -en sukkelend.”</p> -<p>“Was hij maar niet naar de Nederlanden gegaan!” sprak -Holzschuher, die tot de gasten behoorde: “Sedert zijn terugkomst -is hij zoo veranderd. Ik schrok bepaald, toen ik hem terug zag. Hij was -zoo mager geworden en zijn mannelijke schoonheid was verdwenen! Het is -wonderlijk: om de pest te ontvluchten, ging hij uit Neurenberg en nu -heeft hij uit Nederland een <span class="pagenum">[<a id="pb282" href="#pb282" name="pb282">282</a>]</span>krank lichaam meegebracht. Die -tocht door de sneeuw om den walvisch te zien, het ongeval, dat hem toen -op het water is overkomen, de ongewone levenswijze in een vreemd land, -die onophoudelijke eerbewijzen, die in maaltijden en groote feesten -bestonden, zijn verderfelijk voor zijn gezondheid geweest. Ik vrees, ik -vrees, dat wij hem niet lang meer zullen mogen behouden.”</p> -<p>“O, zeg dat niet!” riep Pirkheimer verschrikt uit. -“Ik kan het niet aanhooren! Ik kan mij het leven niet voorstellen -zonder hem! Niemand kent hem zooals ik hem ken, niemand kan aan hem dan -ook meer verliezen dan ik. Ik was het volkomen eens met den Magister -Philippus Melanchton, toen hij bij zijn laatste verblijf hier in de -stad, zei: “Albrecht Dürer is als kunstenaar -ongeëvenaard, maar toch is dat niet het meest in hem te -bewonderen: nog meer dan zijn geest en hand waardeer ik zijn -hart!”</p> -<p>“Hij heeft niet te veel gezegd,” zei Löffelholz. -“Albrecht Dürer is de uitstekendste man van onzen tijd. Is -er een deugd, die hij niet bezit? Maar laten we ons nu nog niet al te -ongerust maken; hij is nog geen zevenenvijftig jaar en misschien kan de -natuur de ongesteldheid nog overwinnen.”</p> -<p>“God geve het!” zuchtte Pirkheimer en hij bracht het -gesprek op iets anders over.</p> -<hr class="tb"> -<p>Zwak en moede lag Dürer te bed. Den vorigen avond was hij nog -op geweest en had aan zijn boek geschreven; doch den volgenden ochtend -had hij geen <span class="pagenum">[<a id="pb283" href="#pb283" name="pb283">283</a>]</span>lust om op te staan. Hij had ’s nachts -bijna geen oog toegedaan en voelde zich afgetobd.</p> -<p>Het was stil in de kamer; aan het bed van den lijder zat Vrouwe -Agnes. Met op de borst gevouwen handen lag Dürer aandachtig te -luisteren naar hetgeen zijn vrouw uit Luthers bijbel voorlas; het was -het lijden des Verlossers naar het Evangelie van Johannes.</p> -<p>Daarna sprak hij zacht: “Dat heeft mij goed gedaan. O, welk -een harde sponde heeft men onzen Verlosser bereid en ik lig zoo zacht! -Hoe werd Zijn marteling ten doode door hoon en schimp verzwaard en aan -mijn legerstede zit een engel der vertroosting! Wel lijd ik pijn; maar -wat zijn mijn smarten vergeleken bij de zijne!”</p> -<p>Vrouwe Agnes veegde zijn klam voorhoofd af en drukte zachtkens een -kus er op. Toen vraagde zij hem of hij niet eens van den verkwikkenden -drank, dien zij voor hem had klaar gemaakt, wilde drinken.</p> -<p>Dürer knikte en bevochtigde zijn lippen met het lavende vocht; -toen zuchtte hij: “Waarom komt de geneesheer toch -niet?”</p> -<p>Vrouwe Agnes zeide, dat hij van niets wist, maar dat zij dadelijk om -hem zou sturen.</p> -<p>Spoedig daarop verscheen hij; hij voelde den kranke den pols en zag -hem bezorgd aan: het waren weer de afwisselende koortsen, die hem jaren -lang hadden geplaagd, en de milt was meer dan ooit gezwollen.</p> -<p>De geneesheer schreef medicijnen voor, die de meid dadelijk uit de -apotheek moest halen. <span class="pagenum">[<a id="pb284" href="#pb284" name="pb284">284</a>]</span></p> -<p>Die drank deed Dürer goed, hij voelde zich minder benauwd en -tegen den avond ging de koorts af, hoewel die gewoonlijk tegen dien -tijd toeneemt. Hij keerde zich naar den muur en sliep in.</p> -<p>Vier uur lag hij stil en ademde diep en geregeld; toen richtte hij -zich plotseling op en sprak met een bijzonderen klank in zijn stem: -“Het is morgen goede Vrijdag—de heerlijke Rafael is op -goeden Vrijdag gestorven.”</p> -<p>Vrouwe Agnes schrok bij deze woorden en trachtte hem te kalmeeren, -doch Dürer vraagde, alsof hij niets daarvan hoorde: “Hoe -lang rust hij reeds in het graf?”</p> -<p>“Acht jaren,” antwoordde Vrouwe Agnes aarzelend. -“Hij stierf in het jaar 1520.”</p> -<p>“Acht jaren,” fluisterde Dürer. “Hoe vroeg -moest die heerlijke kunstenaar van de aarde scheiden! Gods wegen zijn -dikwijls zeer wonderlijk!”</p> -<p>Toen ging hij weer liggen, sloot de oogen en sliep na eenige -oogenblikken weer in.</p> -<p>Vrouwe Agnes bleef dien geheelen nacht op en was dankbaar, toen het -eerste morgenrood door de vensters naar binnen drong. Zij verkoelde het -gelaat van haar man met frisch water, hetgeen hem goed deed en waarvoor -hij zijn trouwe verpleegster hartelijk dankte, als ware het een groote -dienst geweest en zooals hij altijd voor het kleinste hulpbetoon deed. -Tegen negen uur begonnen de klokken in de stad te luiden. Eensklaps -riep de kranke luid: “Op dit uur hebben zij Hem aan het kruis -genageld! <span class="pagenum">[<a id="pb285" href="#pb285" name="pb285">285</a>]</span></p> -<p><span class="corr" id="xd25e3939" title="Niet in bron">“</span>Ach Heer Jezus, zie mij aan met denzelfden -blik, waarmee gij den boetvaardigen boosdoener hebt aangezien! Want ik -belijd u berouwvol al de zonden, die ik in mijn geheele leven heb -bedreven.”</p> -<p>Hij richtte zich plotseling op en zijn oogen zagen woest de kamer -rond, zoodat Vrouwe Agnes met doodelijken schrik den beangstigden man -in haar armen nam.</p> -<p>“Wat overkomt mij!” riep hij met een holle stem, terwijl -hij zijn hand op zijn hart drukte. “Ik sterf! Heer Jezus, help -mij; Heer Jezus, erbarm U mijner!”</p> -<p>In vreeselijken angst riep Vrouwe Agnes hem bij zijn naam—hij -hoorde het niet, zijn ziel voer reeds op tot Hem, dien hij van ganscher -harte had bemind en dien hij uit een vroom gemoed met zijn kunst zoowel -als met zijn gansche leven had gediend. ——</p> -<hr class="tb"> -<p>De stad Neurenberg kon het niet gelooven, dat de man, waarop zij -bovenal trotsch was, was heengegaan.</p> -<p>Allen treurden en Wilibald Pirkheimer, die spoedig was geroepen, -zonk bij het sterfbed van zijn vriend, als vernietigd en gebroken, op -de knieën neder, alsof hij met hem wilde sterven. Menigeen der -zijnen had hij naar het graf gebracht, doch nooit had hij zooveel smart -gevoeld als nu. Hij was niet van deze gewijde plek weg te krijgen en -het pijnigde hem bovenal, dat hij in de laatste oogenblikken niet -tegenwoordig was geweest, om zijn vriend de oogen toe te drukken. Hij -wrong zijn handen, schreide als een kind en jammerde: <span class="pagenum">[<a id="pb286" href="#pb286" name="pb286">286</a>]</span></p> -<p>“O onuitsprekelijk lijden!—hij is heengegaan, voor -immer, hij, die ik met mijn gansche hart liefhad en die deze liefde -verdiende door zijn tallooze deugden en zijn bijzondere -rechtschapenheid; hij, die als een goede engel mij ter zijde stond en -mij den weg wees, dien ik moest gaan. Hij is heengegaan voor -goed—mijn Albrecht! O, onverbiddelijk noodlot; o, onbarmhartige, -wreede dood! Hij, die als een heilige onder ons verkeerde, is van ons -weggerukt, terwijl zoovele onnutte en onbeteekenende menschen blijvend -geluk en een lang leven genieten! Hij is heengegaan, en ik moet nog -hier beneden zijn!”—</p> -<p>De gewoonte van dien tijd bracht mede, dat de dooden den dag na het -overlijden werden begraven, doch bij Dürer moest men met dat -gebruik breken. Den 6<sup>den</sup> April was hij gestorven en den -8<sup>sten</sup> lag hij nog op het paradebed, omdat de aandrang van -menschen, die nog eenmaal het stoffelijk overschot van den grooten -meester wilden zien, zoo groot was.</p> -<p>Daar lag hij in een zwarte kist, door frisch groen omgeven, als een -beeld van hemelschen vrede; en het licht der twaalf kaarsen, die op -hooge kandelaars tusschen laurier- en mirthestruiken brandden, wierp -een glans van verheerlijking op het edele gelaat.</p> -<p>Aan het hoofdeinde stonden de prior van het Augustijnerklooster -Volbrecht en de proost van de St. Sebalduskerk, die om beurten de -gebeden voor de overledenen uitspraken, terwijl aan het voeteneinde een -koorknaap het kruisbeeld omhoog hield.</p> -<p>Daarna hieven de Meesterzangers, met Hans Sachs <span class="pagenum">[<a id="pb287" href="#pb287" name="pb287">287</a>]</span>aan -het hoofd, een ernstig, plechtig gezang aan; de kist werd gesloten, en -in een onafzienbare reeks bewoog zich de lijkstoet, onder algemeen -klokgelui, naar het Johanneskerkhof, waar de grafkelder der familie -Frey was geopend om in zich op te nemen wat sterfelijk was aan dezen -onsterfelijke.</p> -<hr class="tb"> -<p>Door smart en ellende overmeesterd zat Vrouwe Agnes in het verlaten -huis. Zij was als een schaduw geworden en begeerde te sterven en bij -haar echtgenoot in het graf te rusten. Zij had van alle zijden veel -liefde en deelneming ondervonden en men had haar duidelijk bewezen -hoezeer iedereen met haar mede leed.</p> -<p>Op zekeren morgen trad de heer Eobanus Hesz, die den grooten meester -in een lied had verheerlijkt en een vriend van Luther uit Erfurt was, -bij haar binnen.</p> -<p>Hij nam een brief uit zijn zak en zeide: “Zie, geachte Vrouwe, -hier heb ik iets wat u in uw diepe, groote smart tot troost moge zijn. -Het is een antwoord van Doctor Maarten Luther op den lijkzang, dien ik -hem had toegezonden en waarin met betrekking op uw overleden -echtgenoot, het volgende staat: Het is niet meer dan billijk dien -vromen, uitstekenden man te betreuren: maar gij moogt hem gelukkig -noemen, omdat Christus Zijn licht in zijn hart heeft doen schijnen en -hem op het juiste oogenblik uit dezen stormachtigen tijd, die spoedig -nog stormachtiger zal worden, heeft weggenomen, opdat hij, die waardig -was het beste te zien, niet gedwongen zou <span class="pagenum">[<a id="pb288" href="#pb288" name="pb288">288</a>]</span>geweest zijn, het -ergste te beleven. Zoo moge bij dan in vrede rusten bij zijn vaderen. -Amen.”</p> -<p><span class="corr" id="xd25e3985" title="Niet in bron">“</span>Ween en klaag dus niet meer, zeer geachte -Vrouwe—Doctor Maarten heeft het ook hier bij het rechte eind! God -had zijn ziel lief, daarom nam Hij hem spoedig weg uit dit treurige -leven.”</p> -</div> -</div> -</div> -<div class="back"> -<div class="transcribernote"> -<h2 class="main">Colofon</h2> -<h3 class="main">Verbeteringen</h3> -<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> -<table class="correctiontable" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst."> -<tr> -<th>Bladzijde</th> -<th>Bron</th> -<th>Verbetering</th> -<th>Bewerkingsafstand</th> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e528">4</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e534">5</a>, <a class="pageref" href="#xd25e547">7</a>, <a class="pageref" href="#xd25e577">10</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e592">11</a>, <a class="pageref" href="#xd25e778">26</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1128">54</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1219">59</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1235">60</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1296">63</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1524">85</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1865">114</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1902">117</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1967">123</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1985">124</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2006">126</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e2183">138</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2208">140</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2221">141</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e2351">151</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2396">155</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2402">156</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e2596">175</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2655">182</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2677">184</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e2697">185</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2701">185</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2714">185</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e2764">186</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2791">187</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2943">200</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3151">219</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3156">219</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3378">235</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3643">256</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3649">257</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3655">258</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3659">258</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3666">259</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3673">259</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3877">280</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3939">285</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3985">288</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">“</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e541">6</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1868">114</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1955">123</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e623">13</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">voor</td> -<td class="bottom">5</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e650">16</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e697">20</a>, <a class="pageref" href="#xd25e924">38</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1138">54</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1289">63</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1299">63</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1527">85</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1742">102</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1760">104</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1862">114</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1873">114</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1974">123</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2011">126</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e2604">176</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2803">187</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3109">215</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3172">220</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3204">222</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3230">225</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3262">227</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3329">231</a>, <a class="pageref" href="#xd25e3686">260</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3804">272</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e653">16</a></td> -<td class="width40 bottom">driestemming</td> -<td class="width40 bottom">driestemmig</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e704">21</a></td> -<td class="width40 bottom">Burgsdörffer</td> -<td class="width40 bottom">Burgdörffer</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e868">33</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e1131">54</a>, <a class="pageref" href="#xd25e1774">104</a>, <a class="pageref" href="#xd25e2128">134</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3066">211</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e957">42</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1005">45</a></td> -<td class="width40 bottom">moeielijker</td> -<td class="width40 bottom">moeilijker</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1010">45</a></td> -<td class="width40 bottom">moeielijke</td> -<td class="width40 bottom">moeilijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1029">47</a></td> -<td class="width40 bottom">overmengd</td> -<td class="width40 bottom">onvermengd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1189">57</a></td> -<td class="width40 bottom">Keulschendom</td> -<td class="width40 bottom">Keulschen dom</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1629">94</a></td> -<td class="width40 bottom">eindlijk</td> -<td class="width40 bottom">eindelijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1650">96</a></td> -<td class="width40 bottom">malvezy</td> -<td class="width40 bottom">malvezij</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1653">96</a></td> -<td class="width40 bottom">onmiddelijk</td> -<td class="width40 bottom">onmiddellijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1685">99</a></td> -<td class="width40 bottom">vraagde</td> -<td class="width40 bottom">waagde</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1714">100</a></td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1765">104</a></td> -<td class="width40 bottom">dankkaar</td> -<td class="width40 bottom">dankbaar</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1789">106</a></td> -<td class="width40 bottom">?</td> -<td class="width40 bottom">!</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1859">114</a></td> -<td class="width40 bottom">tegelijkerlijd</td> -<td class="width40 bottom">tegelijkertijd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1891">116</a></td> -<td class="width40 bottom">berzorgd</td> -<td class="width40 bottom">bezorgd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e1960">123</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e3238">225</a></td> -<td class="width40 bottom">“</td> -<td class="width40 bottom">[<i>Verwijderd</i>]</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2036">128</a></td> -<td class="width40 bottom">Nauwlijks</td> -<td class="width40 bottom">Nauwelijks</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2063">129</a></td> -<td class="width40 bottom">brandde</td> -<td class="width40 bottom">brandden</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2078">130</a></td> -<td class="width40 bottom">[<i>Niet in bron</i>]</td> -<td class="width40 bottom">bij</td> -<td class="bottom">4</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2085">130</a>, -<a class="pageref" href="#xd25e2330">150</a></td> -<td class="width40 bottom">;</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2159">137</a></td> -<td class="width40 bottom">van</td> -<td class="width40 bottom">aan</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2168">138</a></td> -<td class="width40 bottom">XVII</td> -<td class="width40 bottom">XVI</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2282">147</a></td> -<td class="width40 bottom">geinteresseerd</td> -<td class="width40 bottom">geïnteresseerd</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2337">150</a></td> -<td class="width40 bottom">onmiddelijke</td> -<td class="width40 bottom">onmiddellijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2342">150</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2426">157</a></td> -<td class="width40 bottom">Venetie</td> -<td class="width40 bottom">Venetië</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2599">175</a></td> -<td class="width40 bottom">besprenkeld</td> -<td class="width40 bottom">besprenkelt</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2855">192</a></td> -<td class="width40 bottom">stijle</td> -<td class="width40 bottom">steile</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2868">193</a></td> -<td class="width40 bottom">do</td> -<td class="width40 bottom">de</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e2951">201</a></td> -<td class="width40 bottom">moeielijken</td> -<td class="width40 bottom">moeilijken</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3026">207</a></td> -<td class="width40 bottom">Wittemberg</td> -<td class="width40 bottom">Wittenberg</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3101">214</a></td> -<td class="width40 bottom">eu</td> -<td class="width40 bottom">en</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3169">220</a></td> -<td class="width40 bottom">Rijdsdag</td> -<td class="width40 bottom">Rijksdag</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3216">223</a></td> -<td class="width40 bottom">Triente</td> -<td class="width40 bottom">Triënte</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3251">226</a></td> -<td class="width40 bottom">Misschen</td> -<td class="width40 bottom">Misschien</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3345">232</a></td> -<td class="width40 bottom">Kasper</td> -<td class="width40 bottom">Kaspar</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3373">235</a></td> -<td class="width40 bottom">bebreigd</td> -<td class="width40 bottom">bedreigd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3444">240</a></td> -<td class="width40 bottom">gegemaakt</td> -<td class="width40 bottom">gemaakt</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3669">259</a></td> -<td class="width40 bottom">verkondigd</td> -<td class="width40 bottom">verkondigt</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3679">260</a></td> -<td class="width40 bottom">Durer</td> -<td class="width40 bottom">Dürer</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3727">264</a></td> -<td class="width40 bottom">Neurenbersche</td> -<td class="width40 bottom">Neurenbergsche</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3736">265</a></td> -<td class="width40 bottom">XIII</td> -<td class="width40 bottom">XXX</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3757">267</a></td> -<td class="width40 bottom">terruggekeerd</td> -<td class="width40 bottom">teruggekeerd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd25e3764">267</a></td> -<td class="width40 bottom">Augustijnerkloester</td> -<td class="width40 bottom">Augustijnerklooster</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -</table> -</div> -</div> - - - - - - - -<pre> - - - - - -End of the Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER *** - -***** This file should be named 55521-h.htm or 55521-h.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/5/5/2/55521/ - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg - -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive -specific permission. If you do not charge anything for copies of this -eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook -for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, -performances and research. They may be modified and printed and given -away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks -not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the -trademark license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country outside the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you'll have to check the laws of the country where you - are located before using this ebook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm web site -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The -Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm -trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the -mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its -volunteers and employees are scattered throughout numerous -locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt -Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to -date contact information can be found at the Foundation's web site and -official page at www.gutenberg.org/contact - -For additional contact information: - - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our Web site which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. - - - -</pre> - -</body> -</html> diff --git a/old/55521-h/images/cover.jpg b/old/55521-h/images/cover.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index 3e1ad07..0000000 --- a/old/55521-h/images/cover.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/55521-h/images/titlepage.png b/old/55521-h/images/titlepage.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 452cda2..0000000 --- a/old/55521-h/images/titlepage.png +++ /dev/null diff --git a/old/old/55521-8.txt b/old/old/55521-8.txt deleted file mode 100644 index d8edc10..0000000 --- a/old/old/55521-8.txt +++ /dev/null @@ -1,8127 +0,0 @@ -The Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most -other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of -the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you'll have -to check the laws of the country where you are located before using this ebook. - -Title: Albrecht Dürer - Een levensbeeld - -Author: Armin Stein - -Release Date: September 10, 2017 [EBook #55521] - -Language: Dutch - -Character set encoding: ISO-8859-1 - -*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER *** - - - - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg - - - - - - - - - - ALBRECHT DÜRE. - EEN LEVENSBEELD - - - DOOR - - ARMIN STEIN - (H. NIETSCHMANN.) - - - NIJKERK - G. F. CALLENBACH. - - - - - - - - -VOORREDE. - - -Het is noodzakelijk de beide dwalingen, die aangaande Albrecht Dürer -in den loop der tijden in omloop zijn gekomen, uit den weg te ruimen, -voordat ik een trouw beeld van zijn leven schets. Ten eerste beweert -men, dat Dürer arm is geweest en ten tweede wordt zijn vrouw voor -een Xantippe uitgemaakt. - -Het een noch het ander is waar. Het zijn verzinsels, waarvan men -tijdens Dürers leven nooit heeft gehoord, en die een eeuw na zijn -dood zijn bedacht.--Maar uit welke bron heeft men ze geput? - -Wat Dürers gewaande armoede betreft, hebben enkele losse gezegden, -in scherts door hem bedoeld, doch door de menschen in ernst opgevat, -daartoe aanleiding gegeven en ofschoon hij wel eens in geldverlegenheid -is geweest--welke kunstenaar is dat nooit!--heeft hij toch geheel -onbezorgd kunnen leven en eindelijk zelfs een groot vermogen nagelaten. - -Maar dit is de kleinste dwaling uit den weg geruimd. De tweede is -van ernstiger aard: men zegt, dat zijn vrouw door haar heerschzucht, -gierigheid en gebrek aan inzicht zijn huiselijk leven zeer heeft -verbitterd. Hoe is men daaraan gekomen? De oorsprong van dezen -schandelijken laster is uitsluitend een brief van Wilibald Pirkheimer, -dien men in de 17de eeuw heeft gevonden in het stadsarchief van -Neurenberg en dien hij twee jaar na Dürers dood aan Johan Tscharte -heeft geschreven. Pirkheimer was op zijn ouden dag met iedereen -in onmin geraakt, en leefde eenzaam en verlaten. Door podagra en -galsteen gekweld, was hij een eigenzinnig, lichtgeraakt, ontevreden -grijsaard geworden, die alleen leefde voor zijn eenigen hartstocht: -het verzamelen van kostbare zaken. Het was Pirkheimers vurige wensch, -de beide geweien uit Dürers nalatenschap, geschenken van den Keurvorst -Frederik van Saksen, in bezit te hebben en hij stortte al zijn toorn -over Dürers weduwe uit, toen zij over deze prachtexemplaren op andere -wijze beschikte. Dat was in Pirkheimers oogen zulk een misdaad, -dat hij, door schandelijke belastering in een brief aan zijn vriend, -lucht gaf aan zijn woede. - -Trouwens 't is niet alleen Dürers vrouw, Agnes, die in dezen brief -wordt belasterd, ook Lazarus Spengler, die schitterende ster in -de Hervormingsgeschiedenis krijgt zijn deel, en wordt in zulk een -slecht licht geplaatst, dat ieder met verachting zich van hem zou -moeten afwenden. En waarom zou men, nu er toch wel niemand zal worden -gevonden, die ter wille van dien brief de geschiedenis der Hervorming -zou willen verbeteren en dezen edelen man naar die lasterende woorden -beoordeelen, op gezag van dienzelfden brief het beeld bezoedelen -eener vrouw, die gedurende haar leven om haar eerbiedwaardigheid en -huiselijke deugden aller achting heeft verworven? - -Maar zoo is de laster; onverstoorbaar gaat hij voort, al verder en -verder, al wordt hij ook duizendmaal aan de kaak gesteld. Doch na al -hetgeen Thausing, die beter dan eenig ander Dürer heeft bestudeerd, -in zijn werk over den meester heeft gezegd, moet de waarheid duidelijk -zijn geworden en de smet, die het beeld dezer edele, achtenswaardige -vrouw aankleefde, zal daardoor moeten verdwijnen. - - -Armin Stein. - -Halle a/z Dec. 1891. - - - - - - - - -INHOUD. - - - Hoofdst. Bladz. - - I. In het schemeruur 1 - II. Castor en Pollux 8 - III. Op school 16 - IV. In vaders werkplaats 27 - V. Bij Meester Wolgemut 38 - VI. Het afscheid 48 - VII. In den vreemde 53 - VIII. Vervulde wenschen 67 - IX. Het huwelijks leven 76 - X. Hulp bij den arbeid 83 - XI. Voornaam bezoek 89 - XII. De prediker in de woestijn 98 - XIII. Vriendentrouw 110 - XIV. Kinderlijke liefde 123 - XV. Tot grooter volkomenheid 130 - XVI. Een dubbel afscheid 138 - XVII. Nogmaals te Venetië 146 - XVIII. Bedwelmende wierook 160 - XIX. Op het toppunt van roem 166 - XX. Schilder en dichter 181 - XXI. Kunstenaar en Keizer 189 - XXII. Smart en vreugde 198 - XXIII. Uit de duisternis tot het licht 206 - XXIV. Te Augsburg 219 - XXV. Bevredigd verlangen 229 - XXVI. Een spotschrift 236 - XXVII. In de Nederlanden 242 - XXVIII. Een lijkzang 255 - XXIX. Neurenberg boven alles 261 - XXX. Ook een hervormingspreek 255 - XXXI. Kunstenaar en geleerde 277 - XXXII. Naar een beter vaderland 281 - - - - - - - - -HOOFDSTUK I. - -IN HET SCHEMERUUR. - - -De dag liep ten einde. Een flauw rosse gloed tintte nog slechts even -den hemel en grijzige nevels hulden de stad Neurenberg als in een -sluimerwade. Het was de 21e Mei van het jaar 1477 en een ijzig koude -dag. Men had dit jaar niets gemerkt van de heerlijkheid der Meimaand: -de vroege bloempjes hadden bitter geleden door de nachtvorst en de -menschen verzamelden zich om het haardvuur, dat weldadig aandeed. - -De schemering was bijna duisternis geworden in het woonvertrek van -het huis, gelegen in de straat, die men "onder de veste" noemde en -die steil naar de burcht [1] der vrije Rijksstad liep. Er was bijna -niets meer te onderscheiden van de voorwerpen in de kamer: de stevige -pilaar in 't midden, die de bruin geverfde zoldering van planken en -balken schraagde, de ronde eikenhouten tafel om den voet der zuil -aangebracht, de hooge, houten banken, die langs twee der eveneens -met hout beschoten muren stonden, het rek met het aarden vaatwerk, -het groote fornuis van groene tegels, waarin afbeeldingen uit de -legenden der heiligen waren gebrand, daarnaast aan den muur het ivoren -kruisbeeld met het wijwatersbakje er onder, en op den achtergrond de -reusachtige, met ijzer beslagen, kist. - -Er heerschte stilte in het vertrek; een plechtige stilte. Op een -der houten banken, die in de vensternis waren vastgemaakt, zat -de heer des huizes, Albrecht Dürer, de goudsmid, een man van even -vijftig jaar. Zijn gelaat, vol uitdrukking, teekende zielsrust en -waardigheid, zijn kleine, lichtbruine oogen hadden een verstandige -en denkende uitdrukking en zijn edel besneden mond verried mannelijke -vastberadenheid. - -Tegenover hem zat een jonge vrouw van ongeveer vijfentwintig jaar, -met een gelaat stralend als vriendelijk zonnelicht, met ronde, -zacht blozende wangen, licht blonde, golvende lokken, en heerlijke -blauwe oogen, schitterend als sterren aan den hemel. Dat was meester -Dürers echtgenoot, Vrouwe Barbara. Op haar schoot sluimerde haar -jongstgeborene en aan haar rechterhand stond een knaapje van drie -of vier jaar, terwijl een zesjarige jongen naast zijn vader op de -bank zat. - -Op 's meesters knieën lag een groot boek, in bruin leder gebonden -en met zilver beslag, waaruit hij had gelezen bij den huiselijken -avonddienst. Zoo juist waren de knechts en de meid weggegaan en het -gezin zat nog bijeen, in stil gebed verzonken. De meester had het -gebed kort moeten maken, omdat er door de snel invallende duisternis -te weinig licht door de vensters van geolied papier naar binnen viel, -om de woorden te kunnen lezen. - -Na eenige oogenblikken zette hij het bruine kapje weer op het hoofd, -dat hij gedurende het gebed had ontbloot en legde de hand op het -krullekopje van zijn oudsten zoon, die naar hem was genoemd. - -"Gij zijt heden zes jaar geworden, mijn lieve Albrecht. God behoede -en bescherme u ook op uw verderen levensweg en Zijn genade helpe u -in het vervolg voor ons te blijven, wat gij tot nu toe zijt geweest: -onze troost en vreugde." - -De knaap vleide zich aan zijns vaders borst en kuste bewogen diens -hand. Toen trok zijn moeder hem tot zich om hem te liefkoozen en ook -haar zegen te geven. Zij kreeg de tranen in de oogen en haar stem -trilde, toen zij zeide: - -"Gij zijt nu onze oudste geworden, Albrecht, nadat God uw ouderen -broeder Johannes en uw zuster Barbara heeft teruggeeischt. Op u rust -nu al onze hoop en ons vertrouwen." - -De knaap viel zijn moeder om den hals en kuste haar herhaaldelijk, -terwijl hij de tranen in de oogen kreeg. Daarna wendde hij zich -weer tot zijn vader en keek hem met zijn lieven, onschuldigen blik -vragend aan. - -"Wat wenscht gij mijn jongen?" vraagde zijn vader, die de taal zijner -oogen begreep. De kleine jongen drong zich tegen hem aan en sprak: -"Ik wou zoo graag, dat gij mij iets verteldet uit den tijd, toen gij -zelf zoo jong en klein waart, als ik nu ben, en hoe het u later in de -wereld is gegaan. Ik weet zoo weinig daarvan en zou graag alles weten." - -"Wel, mijn jongen, dien wensch wil ik vervullen," antwoordde zijn -vader vriendelijk, doch ernstig. "Het is altijd goed het verleden -niet te vergeten en gij zijt nu ook oud genoeg om te begrijpen, -dat het de Heer is, die uws vaders weg heeft bestuurd." - -De kleine Albrecht ging nu weer naast zijn vader op de bank zitten en -luisterde, met gevouwen handjes, naar hetgeen deze hem zou vertellen. - -"Uit het oosten, uit een land hier ver van daan, ben ik gekomen. Mijn -wieg stond in Hongarije; daar ligt een stad Groszwardein geheeten, -in welker nabijheid het stadje Gyula is gelegen en dicht daarbij het -dorpje Eitas, waar ik geboren ben. Mijn zusje Catherina speelde met -mij toen ik nog in de wieg lag en later heb ik nog twee broertjes -gekregen, waarvan de een, Ladislas, zadelmaker is geworden en de -ander geestelijke. Doch ik kwam bij mijn vader in de leer, om door -hem tot goudsmid te worden opgeleid. - -"Toen mijn leerjaren voorbij waren, heb ik den wandelstaf ter hand -genomen en ben volgens de gewoonte der handwerkslieden de wijde -wereld ingetrokken. Eerst bleef ik in mijn eigen land; toen ben ik -naar de Nederlanden gegaan, om eindelijk aan te landen in de goede -stad Neurenberg, waar ik sedert dien dag ben gebleven en hoop te -blijven tot mijn laatsten dag, zoo God het wil. Want slechts korten -tijd was ik in Neurenbergs poorten, of ik voelde mij zoo aangetrokken -tot deze schoone stad, dat ik niet meer van haar zou hebben kunnen -scheiden. Toen ik door de straten wandelde om de prachtige huizen, de -aangrijpend schoone kerken en de machtige vestingwerken te bewonderen, -zag ik veel menschen in feestgewaad naar de burcht snellen, het -prachtige slot, hoog gelegen en vanwaar men de stad kon overzien. Op -mijn vraag wat er te doen was, hoorde ik, dat een der edelen uit een -zeer aanzienlijk geslacht bruiloft vierde op de open plaats onder de -linde, waar iedereen, die het begeerde, vrij mocht toekijken. Ik volgde -de menigte en keek wat daar boven gebeurde, waardoor ik gelegenheid -had te zien hoe rijk, aanzienlijk en trotsch deze stad was. - -"Hoe prachtig waren de kleederen en gewaden dezer mannen en vrouwen, -hoe schitterend de edelgesteenten op het kostbare fluweel en de -zware zijde, hoe mooi de veelkleurige vederen, die in de kapsels -zacht heen en weer wuifden; hoe heerlijk geurde de balsem, waarmee -zij zich hadden gezalfd! En hoe zedig en ordelijk ging alles toe! Op -eene verhevenheid hadden de ouders van het bruidspaar plaats genomen, -naast het gedeelte, dat voor de muzikanten was bestemd en vandaar keken -ze naar het dansen, dat nu begon. De bruidegom met zijn bruid aan de -hand trad nu vooruit; ik keek met welgevallen naar dezen trotschen, -statigen man, den Heer Philippus, uit het oud-adellijke geslacht der -Pirkheimers. Ook van al de anderen, die op de maat der fluiten, hoorns, -trompetten en trommels langzaam en statig om den lindenboom schreden, -kon ik de oogen niet afwenden. En terwijl ik daar peinzend stond, -sprak een stem in mijn hart: "Hier moet gij blijven, Albrecht,--gij -hebt nu lang genoeg gereisd en getrokken en zijt reeds bijna dertig -jaar oud; hier zal uw handwerk welig bloeien." En mijn verwachting -is niet beschaamd geworden. Ik kwam bij meester Hieronymus Holper in -de werkplaats, en het eene jaar na het andere verliep, zonder dat de -gedachte in mij opkwam, om verder te trekken. Ook Vrouwe Kunigonde, -des meesters echtgenoot, was een ware moeder voor mij, zoodat ik mij -volkomen thuis bij hen voelde. En dan die lieve, driejarige Barbara, -Holpers dochtertje! Wat had ik een pleizier in het lieve, vrome kind, -dat ik zag opgroeien tot een schoone, beminnelijke jonkvrouw. Ook zij -voelde een hartelijke genegenheid voor den gezel en beschouwde hem -als een vertrouwd huisvriend. En toen zij vijftien jaar was geworden, -ging ik naar haar vader om hem de hand zijner dochter te vragen. Nu, -die werd mij niet geweigerd; haar ouders vertrouwden mij hun kind toe, -en zonder aarzelen legde zij haar hand in de mijne en werd mijn lieve, -trouwe vrouw, uw goede moeder. Ik bleef werken bij mijn schoonvader, -doch het volgende jaar liet ik mij, tegen betaling van tien gulden, -[2] als meester in het gilde opnemen en kocht voor twee gulden het -burgerrecht. Daarna ben ik met mijn vrouw in het huis van den heer -Johan Pirkheimer gaan wonen op de Heeremarkt bij de "mooie bron" -en de Lievevrouwekerk, maar niet in het paleis zelf, doch in het -achterhuis, dat in de Winklerstraat uitziet. Dat is het huis, waar gij, -mijn kind, zijt geboren en uw eerste kinderjaren hebt doorgebracht, -waarvan gij u nog veel zult kunnen herinneren, vooral hoe gij met den -kleinen Wilibald Pirkheimer, die nu nog uw vriendje is, hebt gespeeld -en kattekwaad uitgehaald. Maar die woning werd ons al spoedig te -klein en daarom kocht ik voor drie honderd gulden een eigen huis, -waarin wij nu reeds drie jaren wonen en wij bidden God, dat Hij ons -genadig moge toestaan nog vele rustige, gezegende jaren onder dit dak -te beleven. Wij vragen het Hem, die ons tot nu toe zoo vriendelijk -heeft gesteund en geleid. - -"En gij, mijn lieve zoon luister naar mijn raad: wandel voor Gods -aangezicht, zooals Abraham, de gezegende des Heeren, opdat het u -goed ga en gij lang moogt leven op de aarde; want de vaste grond -en hoeksteen van het geluk is de vreeze des Heeren en niemand zal -beschaamd uitkomen, die zijn hoop stelt op Hem, die den hemel en de -aarde gemaakt heeft." - -Toen reikte de vader zijn zoon de hand, waarin de knaap de zijne -legde, zijn vader met warmen blik aanziende; hij zei niets, maar zijn -vader begreep hem en was voldaan. En nadat de vrome man zich in zijn -kamer had teruggetrokken en onder het crucifix zich met wijwater had -besprenkeld en het teeken des kruises gemaakt, beval hij zijn oudste -nogmaals dringend aan in Gods genade. - - - - - - - - -HOOFDSTUK II. - -CASTOR EN POLLUX. - - -Onder de vele paleizen der adellijke geslachten uit de vrije Rijksstad -Neurenberg, was dat der Pirkheimers een der schoonste en meest -vorstelijke, een waardig verblijf voor een geslacht, dat sedert meer -dan een eeuw tot den hoogsten adel van Neurenberg had behoord en steeds -een gewichtige rol in de regeering der stad had gespeeld. Trotsch -verrees het gebouw op de Heeremarkt met uitzicht op de "mooie bron", -[3] het meesterstuk van Hendrik Behaim en op de Lievevrouwekerk, en -menigmaal had Keizer Sigismund het waardig gekeurd hem te herbergen, -als hij voor den Rijksdag te Neurenberg moest zijn. De hooge, spits -toeloopende gevels en de erkers, de steenen beelden en de figuren -uit hout gesneden, die in de vakken waren geplaatst, brachten niet -weinig bij tot de schoonheid van dit paleis, in welks glasruiten in -lood gevat--glazen ruiten waren in die dagen een groote bijzonderheid -en een bewijs van verbazenden rijkdom--de zon hel schitterde. Maar -nog meer getuigde het inwendige van het paleis van den rijkdom -der Pirkheimers, vooral de groote, voor feestelijke gelegenheden -bestemde zaal met de beide zuilen, de wanden bedekt door vlaamsche -gobelins met tafereelen uit de bijbelsche geschiedenis doorweven, -het kostbare vaatwerk, de alom bewonderde lichtkronen van geweien met -goud langs de muren, de hooge schouw met bronzen beelden versierd, -de fraai gesneden leunstoelen, met gouden leeuwekoppen gekroond en -met bruin leder overtrokken en de groote spiegel van Venetiaansch glas. - -Op een zonnigen dag in de maand Mei van het jaar 1479 zaten in -de vensternis twee jonge meisjes in blauw fluweel gekleed en met -lange, blonde vlechten. Het waren de twee dochters des huizes, -de vijftienjarige Charitas en de twaalfjarige Sabine, die door het -venster naar een koets keken, die bespannen was met twee ongeduldig -trappelende schimmels. - -De deur ging open en Vrouwe Barbara, de moeder der beide meisjes, trad -haastig binnen. Zij was een schoone, statige vrouw uit het aanzienlijke -geslacht der Löffelholzen. Haar welig, bruin haar werd door een klein -kapje, met goud gestikt, bij elkaar gehouden, om haar hals droeg -zij een fijn, wit doekje en haar slank figuur kwam goed uit in het -sleepend kleed van donkergroene, Vlaamsche, wollen stof, dat door een -gouden gesp werd vastgehouden; uit de mouwen kwamen donkerroode zijden -doffen te voorschijn en van de schouders golfden lange, wijde mouwen -naar beneden, die met witte kant waren gevoerd. Aan de gouden ketting -hing een kostbaar sieraad van echte paarlen en haar armen waren getooid -met breede, gouden armbanden, waarin robijnen schitterden. Over haar -arm had zij een zwart fluweel, met marderbont afgezet, manteltje, -om haar op den voorgenomen rijtoer voor kou te beschutten. - -"Waar is toch, Wilibald, die kleine deugniet?" vraagde Vrouwe Barbara -aan haar dochters. - -"Jutta heeft tevergeefs het heele huis doorzocht." - -"Als hij niet thuis is," antwoordde Charitas, "dan kan hij nergens -anders dan bij Meester Dürer zijn. Ik heb hem een uurtje geleden met -Albrecht bij de mooie bron zien loopen." - -"Dan moet Jutta den kleinen deserteur maar even gaan halen," beval -Vrouwe Barbara en zij gaf haar dochter een wenk om het aan de meid -te gaan zeggen. - -Een half uur verliep; de koetsier had moeite om de ongeduldige paarden -in bedwang te houden en Vrouwe Barbara fronste de wenkbrauwen, want -ze wilde een rijtoer buiten de stad doen en wenschte dat haar kinderen -met haar zouden genieten van de heerlijke voorjaarslucht. - -Daar kwam eindelijk de oude Jutta terug met den achteneenhalfjarigen -Wilibald aan de hand, een mooi kind met blonde haren en schrandere, -schitterende oogen. - -"Gij hebt veel van mijn geduld gevergd, Wilibald," sprak zijn moeder -ontstemd, "wist gij niet, dat wij om twee uur uitrijden zouden gaan?" - -"Ik heb onder het spelen niet op den tijd gelet," antwoordde hij -luchtig, terwijl hij zich de haren uit de oogen streek. "Ik vond het -ook veel prettiger om met Albrecht met den pijl en boog te schieten -dan uit rijden te gaan." - -"Gij zijt een dwaze, ongehoorzame jongen," sprak zijn moeder. "Vraag -in het vervolg meer wat uw ouders genoegen doet. Trek nu gauw een -ander pak aan en ga dan met ons in het rijtuig." - -Nog bleef de knaap aarzelen en keek zijn moeder een weinig verdrietig -en tegelijkertijd vragend aan: "Ik heb toch geen pleizier als Albrecht -niet mee mag," klonk het. - -Zijn moeder had moeite niet boos te worden, doch zij bedwong zich -en vraagde: - -"Waar is Albrecht?" - -"Hij wacht beneden," antwoordde Wilibald. - -Vrouwe Barbara moest nu toch lachen om de volharding van haar zoontje, -die een vastheid van wil toonde zoo groot als die van zijn vader, -Johannes Pirkheimer, die door zijn onvermoeide energie en geestkracht -het ver in de wereld en in de achting der menschen had gebracht. - -Toen zij beneden kwam, vond zij Wilibald, die gauw andere kleeren -had aangetrokken bij zijn vriend Albrecht Dürer, die wel een beetje -verlegen keek en niet wist, of Vrouwe Barbara zijn indringerigheid -wel goed zou opnemen. Maar zijn vrees verdween, toen hij zag, -dat zij hem vriendelijk aankeek en zeide: "Stap maar in, Pollux, -en ga naast uw Castor zitten! Gij behoort nu eenmaal bij elkander," -en zij zelf hielp hem instappen. - -Nu ze had ook moeilijk boos kunnen zijn op dien aardigen jongen, van -wien iedereen veel hield. Zelfs haar aangeboren trots, die anders wel -in opstand zou zijn gekomen tegen zulk een vertrouwelijken omgang van -haar zoon met een knaap uit den ambachtsstand, verzette er zich niet -tegen en niet alleen, dat zij dezen omgang duldde, maar ze verheugde -er zich zelfs in, omdat zij bemerkte, welk een goeden invloed de -bedaarde, stille, zachtzinnige Albrecht op haar wilden, koppigen, -hartstochtelijken zoon uitoefende. Zij had dikwijls het spel der knapen -gade geslagen en zich dan in stilte verheugd, dat zij aan Albrecht -zulk een goede hulp had bij de opvoeding van haar wilden jongen. Het -was ook verwonderlijk, hoe die onstuimige Wilibald zich geheel door -zijn bedaarden vriend, die nog wel een half jaar jonger was, liet -leiden en hoe goed zij het met elkander konden vinden, terwijl zijn -zusters, die zooveel ouder waren, heel wat met hem hadden te stellen -en dikwijls hun beklag over den stijfkop bij haar ouders kwamen doen. - -Eigenlijk was Wilibald, als eenige stamhouder, waarnaar zij vurig -hadden verlangd, ook wel een weinig door zijn ouders bedorven, en er -werd veel door de vingers gezien, dat flink gestraft had moeten worden. - -De beide jongens zaten op Wilibalds verzoek bij den koetsier en -babbelden vroolijk, ook vrouwe Barbara was goed geluimd; zij genoot -van dezen heerlijken meidag en de verrukkelijke natuur, en haar -hart stemde mee in het lied ter eere der lente, dat de beide meisjes -aanhieven. Toch kon zij haar oogen niet van de knapen afhouden en zij -verbaasde zich in stilte over de opmerkingsgave van Albrecht, die -zooveel in de natuur zag, wat zij in het geheel niet had opgemerkt -of niet waard had geacht om te bekijken. En zij glimlachte bij de -gedachte, dat de jongste uit het gezelschap aller leermeester was, -zonder dat hij zich daarvan ook maar eenigszins was bewust! - -De rit werd tot het dorpje Pillenreut uitgestrekt, waar de paarden -mochten uitrusten en allen zich een heerlijk glas bier goed lieten -smaken. De jongens hielden het in de kamer niet lang uit: zij -stormden naar buiten en men hoorde hen juichen en zingen. Toen ze -terugkwamen, had Albrecht een ruiker roode anemonen, gele ranonkels, -witte madeliefjes en blauwe grasbloempjes in de hand, die hij vrouwe -Barbara aanbood uit dankbaarheid voor den heerlijken dag, dien zij -hem bezorgde. - -Met een glimlach bekeek zij den ruiker. Hoe mooi en artistiek had -hij die bloemen geschikt en dat voor een achtjarige knaap! - -De terugreis zou evenwel niet zoo aangenaam zijn als de heenreis. De -paarden schrokken voor een troep zigeuners, die een beer met -zich rondleidden, en de koets kreeg zulk een schok, dat zij bijna -omviel. Gelukkig bekwamen Vrouwe Barbara en haar dochters geen letsel, -doch de beide knapen stortten van hun hooge zitplaats naar beneden. Met -een kreet van ontzetting liep Vrouwe Barbara op de kinderen toe en zij -zag met schrik hoe Wilibald een bloedende wonde aan het achterhoofd en -Albrecht, een blessuur aan zijn hand had gekregen. Doch voordat zij -hen kon helpen, was Wilibald al opgestaan, hij hielp Albrecht op en -trachtte hem te troosten, niet denkende aan zijn eigen pijn, voordat -zijn moeder hem opmerkzaam maakte, dat ook hij was gewond. Doch hij -schonk meer aandacht aan zijn vriendje en zijn moeder verblijdde zich -innig over het goede hart van haar zoon, dat hij zoo dikwijls achter -zijn ruwheid verborg, maar dat nu duidelijk sprak uit zijn groote -zorg en teederheid voor zijn vriend. - -Castor en Pollux, de naam dien vrouwe Barbara in scherts op hen had -toegepast, bleef in het vervolg hun bijnaam en niet alleen bij de -familie Pirkheimer, maar ook bij de buren, die een levendig belang -in de beide onafscheidelijke vrienden stelden. - -Zij speelden 't liefst in den tuin van het paleis: daar vermaakten zij -zich met hun ballen, hun stokpaard of den kruisboog, en ook wel met -eigen gemaakt speelgoed. Soms ook gingen ze naar het Lorenzerwoud -of het Sebalduskerkhof en stoeiden daar met andere jongens. Als -het dan ooit gebeurde, dat Pollux onrechtvaardig werd behandeld, -dan sprong Castor voor hem in de bres en toonde zich een trouwe, -ridderlijke vriend. Maar ook in de werkplaats van meester Dürer liepen -de knapen dikwijls binnen en hielpen hem soms door aan den blaasbalg -te trekken en het een of ander aan te geven. Albrechts ouders maakten -zich nooit ongerust, wanneer hun zoon op het etensuur niet verscheen, -want dan begrepen ze, dat er bij Wilibald thuis iets extra lekkers -werd gegeten en dat deze zijn vriendje mee wilde laten smullen. En -de eenvoudige handwerkslieden vonden het een eer, dat Albrecht daar -als kind des huizes werd behandeld. - - - - - - - - -HOOFDSTUK III. - -OP SCHOOL. - - -Elken morgen te negen uur kwam er aan het paleis der Pirkheimers een -kleine man, die door de portierster met alle teekenen van eerbied -werd binnengelaten. - -Om zijn kleine, magere gestalte fladderde een lange, wijde jas van -vuurrood laken, hij droeg een hooge, spits toeloopende muts van zwarte -wollen stof en om zijn scherp belijnd gelaat met lange, spitse neus, -fladderden dunne, grijze haren. Met de rechterhand leunde hij op een -stokje en in de linker droeg hij een rol perkament. - -"God zegene u, mijnheer de Doctor!" zoo verwelkomde de meid geregeld -den binnentredende; dan liep zij eerbiedig vooruit de trap op om de -deur aan het eind der lange, donkere gang voor hem open te doen. - -"God zegene u, Doctor!" klonk het daarop driestemmig in de kamer en -het kleine, roode mannetje drukte allen met vriendelijken lach de hand. - -Het was Doctor Henricus Philander, die op deze wijze in het paleis -werd ontvangen. Eigenlijk heette hij Hendrik Liebmann, maar volgens -de gewoonte der geleerden in dien tijd, had hij zijn voornaam in een -Latijnsch en zijn familienaam in een Grieksch kleed gestoken. - -Henricus Philander verdiende ten volle de algemeene achting om zijn -groote geleerdheid en om zijn bijzonder talent van onderwijzen, -dat hem alle kinderen der aanzienlijke families uit de stad als -leerlingen bezorgde. - -Bij den keizerlijken raadsheer en medebestuurder der stadsregeering -van Neurenberg Johan Pirkheimer, kwam hij reeds zeven jaar aan huis, -eerst om de oudste dochter Charitas onderricht te geven en later ter -wille van Sabine, de jongste. - -Met bijzondere voldoening en ijver kweet hij zich van zijn taak, want -de beide meisjes waren zoo leergierig en zoo verstandelijk ontwikkeld, -dat Doctor Philander dikwijls vergat, met meisjes te doen te hebben -en hen onderwees, alsof zij jongens waren. Zij leerden Grieksch en -Latijn zonder moeite en zij verdiepten zich gaarne en met vrucht in -de geheimen der mathematica en der astronomie. - -Sedert eenigen tijd was het aantal leerlingen in het paleis tot drie -geklommen, want Wilibald was bij de lessen tegenwoordig, waardoor -Doctor Philanders ijver nog toe nam, want hij bemerkte spoedig, dat -de knaap het in verstand en geestesgaven nog van zijn zusters won. Het -was waarlijk ook geen onaangename taak den knaap te onderwijzen, maar -daarentegen een groot genot en naarmate Wilibald vorderingen maakte, -steeg ook de achting voor den leermeester bij de ouders, die hem -met weldaden overlaadden. Want het was het vurig verlangen van Johan -Pirkheimer, dat zijn zoon een groot geleerde, zooals hij zelf was, zou -worden, en zich op het gebied des geestes bijzonder zou onderscheiden. - -Na een jaar was de knaap al aardig op de hoogte van de geschiedenis -van het herleefd klassieke tijdperk en kende hij voldoend Latijn. - - - -Nu weerklonken in den tuin van het paleis slechts zelden de stemmen -der spelende knapen. 's Middags, als er geen les was, zaten ze -samen aan de groote, eikenhouten tafel, die in het midden van de -leerkamer stond en dan luisterde Albrecht met gespannen aandacht -naar hetgeen Wilibald vertelde. Wat hij des morgens had geleerd, -deelde hij 's middags aan zijn vriend mee, evenals de lekkernijen, -die zijn moeder hem gaf. Bijzondere belangstelling toonde Albrecht -voor de oude Grieksche godenverhalen en heldensagen en hij vergat -alles om zich heen, als Wilibald begon te vertellen van den held -Hercules, van Prometheus, die aan de rots was geketend en duldelooze -smarten leed door Jupiters adelaar, die dagelijks een stuk van zijn -altijd weer aangroeiende lever afbeet, van den tocht der Argonauten -om het guldenvlies, van den strijd der zeven helden tegen Thebe, van -de beide vrienden Orestes en Pylades, van den Trojaanschen oorlog, -van Odysseus en andere heerlijke verhalen. - -Al spoedig bemerkte Wilibald, dat Albrecht steeds stiller en meer -in zich zelf gekeerd werd, als hij naar die verhalen luisterde en -toen hij hem eindelijk vraagde, wat er toch aan scheelde, antwoordde -Albrecht met een diepen zucht: "Ik benijd u." - -Wilibald keek verbaasd: "Benijdt gij mij? En gij zijt zelf toch -ook op school?" Maar Albrecht schudde droevig het hoofd: "Och, -wat is nu de St. Sebaldusschool en onze meester in vergelijking -met doctor Philander! Het is als mijn grove kiel vergeleken bij uw -fluweelen buis. Gij kent toch meester Burgdörffer wel--wat gaat hem -alles langzaam en moeilijk af! Hij heeft er ook zoovelen tegelijk om -les te geven en dan het schoollokaal is zulk een naar, donker hok, -dat men er nauwelijks kan ademhalen en de banken staan zoo dicht bij -elkaar en zijn zoo ongemakkelijk, dat al mijn ledematen pijn doen, -als ik naar huis ga. Op een houten katheder zit onze schoolmeester, -een strenge, sombere man, die op het zwarte bord letters schrijft om -ons die te laten nazeggen en op de lei naschrijven. Daarbij maakt hij -flink gebruik van de roede van berketakjes gemaakt en tuchtigt daarmee -allen, die lui, lastig en ondeugend zijn. Nu deze laatste soort is -rijk vertegenwoordigd bij ons op school, vooral bij die zwervende -luitjes, die men niet weet vanwaar zij komen en die weer verdwijnen, -als zij er lust in hebben." - -"Ja, ik kan me begrijpen, dat de meester met zulke lastposten heel -wat heeft te stellen," zei Wilibald. "Mijn vader zegt dat het sluwe -schepsels zijn, een echte plaag voor den onderwijzer. Is het waar -wat Renate, onze meid, vertelde, dat de beul vijf van die schelmen -gisteren heeft gegeeseld en uit de stad gejaagd?" - -"Ja, dat is waar," bevestigde Albrecht. - -"Wat hadden ze uitgevoerd?" vraagde Wilibald nieuwsgierig. - -"Zij hadden het achtste gebod overtreden en het vijfde ook en zijn -in de omliggende dorpen gegaan om brood bedelende; doch terwijl twee -van hen aan de boeren kruiden, die genees- en tooverkrachten zouden -hebben, verkochten, pleegden de anderen een aanslag op den kelder -en namen alles mee, wat ze aan worsten, hammen enz. vonden. Daarna -hebben ze den schoolmeester, die hen met strenge straf bedreigde, -heel brutaal geantwoord en hem zelfs mishandeld." - -"Nu dan hebben ze hun verdiende loon," vond Wilibald. - -"Hm," bromde Albrecht, "het is waarlijk geen wonder, dat er van leeren -weinig komt, als er zulke snaken op school zijn; soms troost ik mij -wel, als ik denk aan zoovele arme jongens, die in het geheel niet op -school gaan en steeds op straat slenteren: maar als ik aan u denk, -Wilibald, dan word ik jaloersch. Hoe graag zou ik ook les nemen bij -doctor Philander, want ik wenschte veel, heel veel te leeren." - -Wilibald zweeg en keek peinzend voor zich. "Ik zou het u zoo gaarne -gunnen," sprak hij na eenige oogenblikken, "maar hoe zou het mogelijk -zijn?... Wilt gij echter eens stilletjes toeluisteren, dan zou ik -er wel iets op weten. Kijk, daar in den hoek achter de kast moogt -gij u verstoppen, maar zoo dat niemand het ziet. Morgen zoudt gij -al kunnen komen, tenminste indien meester Burgdörffer niet boos is, -als hij u mist." - -"O, dat komt er niet op aan," sprak Albrecht opgewonden. "Het heeft -bij ons wel iets van een duiventil: elken dag ontbreekt een groot getal -scholieren, en er heerscht tucht noch orde door die zwervende lui, die -doen juist zooals zij willen en verbeelden zich, dat zij de baas zijn." - -"Nu, kom dan morgen ochtend vroeg, maar vooral voordat Dr. Philander -er is." - -Op den bepaalden tijd sloop Albrecht den volgenden morgen in het -donkere hoekje en bleef daar onbewegelijk twee uren lang zitten -luisteren naar het onderwijs van den doctor, die dien dag Latijn en -sterrekunde op het programma had. - -Albrecht genoot zoo lang hij luisterde; doch toen de les uit was, -voelde hij dubbel hoeveel hij op de Sebaldusschool miste en met -loome schreden ging hij er den volgenden morgen weer naar toe. Hij -voelde zich ongelukkig en zijn ellende bereikte het toppunt, toen -de meester hem een pak slaag gaf, omdat hij klaarblijkelijk in het -geheel niet luisterde. - -Zijn ouders bemerkten al gauw, dat er iets aan haperde; hij was zoo -stil en in zich zelf gekeerd, dat zijn vader op zekeren dag naar de -reden hiervan vraagde. - -Het duurde lang voordat men iets uit hem kon krijgen, totdat -hij eindelijk bekende, dat het slechte onderwijs en de groote -wanordelijkheid op school hem zoo onvoldaan stemden. Zijn vader -troostte hem met de woorden: "Wie langzaam gaat, gaat zeker. Werk -zoo hard als gij kunt, opdat de meester tevreden over u kan zijn, -dan leert gij langzamerhand alles, wat gij noodig hebt te weten. Pas -op voor hoogmoed en ijdele wenschen, mijn zoon! Zie niet naar hen, -die uw meerderen zijn in de maatschappij; benijd Wilibald niet omdat -hij beter onderwijs geniet. Bedenk liever dat gij de zoon van een -handwerksman zijt en eens evenals uw vader in de werkplaats zult -arbeiden. Een goudsmid kan waarlijk zooveel geleerdheid wel ontberen." - -Deze verstandige taal en de woorden zijner moeder die zij dagelijks -herhaalde: "Ga in den naam des Heeren," misten hun uitwerking niet -en met vernieuwden ijver ging Albrecht weer naar school. - -Het gevolg was dan ook dat de meester pleizier in hem had, waardoor -de knaap werd aangemoedigd om steeds meer zijn best te doen. - -Zoo ging het langen tijd goed; maar later had de meester weer over -Albrechts onoplettendheid te klagen en hij ontstak in hevige woede, -toen hij op zekeren dag bemerkte, wat er de oorzaak van was. - -Hij zag onder de rekenles, dat verscheiden leerlingen steelsgewijze -de oogen naar Albrecht wendden. Plotseling verliet hij den katheder, -greep den knaap bij den arm en ontrukte hem een klein stuk papier, -waarop iets was geteekend. Toen hij het goed bekeek, herkende hij -zijn eigen portret en hij was zoo verontwaardigd en woedend over deze -majesteitsschennis, dat hij de roede greep en den armen teekenaar -zulk een pak slaag toediende, dat hem hooren en zien verging. - -Er liep een afkeurend gemompel door de rijen der leerlingen, die niet -konden begrijpen, dat zulk een onschuldige scherts zoo streng gestraft -moest worden en een der oudste jongens had den moed een kreet van -afschuw te uiten. Maar dat maakte den meester nog toorniger en hij -jaagde de heele bende uit de school. - -Het teekenen stilletjes onder de les was den jongen kunstenaar al -heel slecht bekomen en het zou niet te verwonderen zijn geweest, -als hij 't in het vervolg geheel had gelaten. Trouwens, hij waagde -het ook niet meer dergelijke grappen op school uit te halen, maar -zijn medescholieren, één en al bewondering over zijn kunst, bedelden -altijd om de een of andere teekening. En Albrechts goed hart, dat -zoo moeilijk iets kon weigeren, bevredigde hun wenschen. - -Als hij 's morgens op school kwam, verdrongen ze zich dadelijk om -hem heen en ze strekten begeerig de handen uit, zoodra hij met een -veelbeteekenend gezicht in zijn zak voelde. Dan werd er gevochten, -dat het een aard had, want iedereen meende recht te hebben op de -door Albrecht gemaakte teekening. Soms ook kroop hij met den een of -anderen kameraad in een afgelegen hoek en deze zag dan met verbazing -hoe vlug hem het teekenen afging. - -Natuurlijk was Wilibald bij de uitdeeling de meest bevoorrechte. En -toen Albrecht hem eens een afbeelding van een lansknecht met een harnas -van staal, een hoed met pluimen en schitterende wapens ten geschenke -gaf, kon Wilibald zijn oogen niet gelooven; langen tijd bekeek hij -de teekening met alle aandacht, toen riep hij op eens uit: "Benijdt -gij mij omdat Doctor Philander mij les geeft? Zie, gij kunt, wat hij -mij nimmer leeren kan. En nu zijn de rollen omgekeerd, nu benijd ik u!" - - - -Het was in April 1484. Des morgens was het geheele gezin van Meester -Dürer bijeen voor het gebed en alle waren in bijzonder goede stemming, -want Vrouwe Barbara vierde heden haar naamdag. - -Vader Dürer had het gebedenboek opengeslagen en wilde met lezen -beginnen, doch Albrecht was er nog niet; juist wilde zijn vader Andreas -naar hem toe sturen, toen hij binnen kwam en met de beide handen achter -zijn rug iets voor aller blikken trachtte te verstoppen. Zijn vader -wenkte hem te gaan zitten en deed het gebed, waarna hij zijn vrouw de -hand drukte en vurig Gods besten zegen toewenschte op haar verderen -levensweg. Ook de kinderen, wier aantal nu tot vijf was geklommen, -verdrongen zich om hun moeder en kusten haar handen. - -Het laatst van allen kwam Albrecht bij haar en hij keek wel een -beetje verlegen, toen hij een blad papier te voorschijn haalde en -dat zijn moeder aanbood met de woorden: "Dit heb ik voor u gemaakt, -lieve moeder, als een herinnering aan dezen dag." - -Vrouwe Barbara trad een schrede achteruit en staarde vol verbazing -eerst naar het papier en toen naar haar zoon: op het blad zag zij -Albrecht voor zich, sprekend van gelijkenis en uitdrukking. "Mijn -zoon"--meer kon zij niet zeggen, toen keerde zij zich tot haar man -en liet hem het portret zien. Hij kon zijn oogen niet gelooven: - -"Heilige Moeder Gods, leert gij dan tooveren op school? Hebt gij dat -waarlijk zelf geteekend? Maar hoe kan men zijn eigen portret maken?" - -Nu moest Albrecht glimlachen: "Het is waarlijk geen tooveren; ik heb -geteekend wat de spiegel mij voorhield." - -"Och kom, gij zoudt dat zelf hebben gemaakt?" zei zijn vader -ongeloovig. "Spreek nu de waarheid, kleine schelm; 't is Meester -Wolgemut, die het portret heeft gemaakt." - -Albrecht antwoordde vroolijk: "Gij hebt in zoover gelijk, vader, -dat Meester Wolgemut wel de hand in het spel heeft. Heel dikwijls -ben ik bij hem in de werkplaats geweest en heb toegekeken, hoe hij -schilderde. Daardoor heb ik het geleerd. En ook bij den heer Koburger, -mijn peetvader, ben ik dikwijls in de drukkerij geweest om te zien, -hoe Meester Wolgemuts houtsneden werden afgedrukt, dat heeft mij ook -veel geholpen. En nu zult gij, lieve moeder, mij een groot genoegen -doen, als gij dit kleine geschenk van mij wilt aannemen." - -Zijn moeder sloot hem in haar armen, terwijl zijn vader het portret -dicht bij het venster nog eens nauwkeurig bekeek. Ja, het was -sprekend Albrecht; alleen de oogen waren niet heel goed geteekend, -maar de rest... wel Meester Wolgemut zelf had het niet mooier en -beter kunnen doen. - -Met potlood was het portret op gekleurd papier geteekend [4]: op zijn -hoofd had hij een kapje van laken, eigenlijk een lap, welks eind -met drie knoopen boven op het hoofd bij elkaar werd gehouden, aan -de linkerzijde afhing en voorzien was van lange franjes. Het haar, -recht afgesneden, hing laag op het voorhoofd en verder in lange, -golvende lokken aan weerszijden op zijn schouders. Hij droeg een buis -met wijde mouwen, dat door de linkerhand van voren werd vastgehouden, -terwijl hij de rechterhand vooruit strekte, alsof hij op iets wees. - -Nadat Dürer het portret langen tijd had bekeken, trad hij vriendelijk -op zijn zoon toe en legde zijn hand op diens schouder, zeggende: "Als -gij met smeltkroes en graveerstift even handig zijt als met potlood -en penseel, dan zal ik mij verheugen in den dag, waarop ik u in mijn -werkplaats aan mijn zijde zal zien arbeiden. Mogen al de heiligen u -zegenen en u bijstaan, opdat er een wakkere man uit u groeie!" - -"Amen!" zei Vrouwe Barbara en toen haar zoon naar school ging, sprak -zij zooals gewoonlijk: "Ga in den naam des Heeren!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK IV. - -IN VADERS WERKPLAATS. - - -Het was een koude dag in de maand Mei van het jaar 1486. De sneeuw -viel in groote vlokken neder en hulde de daken, die pas er van ontdaan -waren, opnieuw in een wit winterkleed. - -Het was stil in meester Dürers werkplaats. Eenzaam zat Albrecht op -zijn laag bankje te werken aan een gouden ring, waarin een nieuwe -amethist moest worden gezet. Zijn vader was uit: hij moest voor zaken -naar Augsburg; van de gezellen lag de een ziek te bed en de andere -moest een boodschap in de stad bezorgen. Albrecht kon heden zijn -aandacht niet goed bij het werk bepalen. Op de tafel naast hem lag -een teekening, die nu en dan zijn blikken tot zich trok. - -Er werd zachtjes aan de deur geklopt en daarop trad een meisje binnen -van ongeveer dertien jaar, met een frisch, blozend gezichtje, een paar -oogen, blauw als vergeetmijnietjes en een figuurtje vlug als dat eener -hinde. Ze had een mutsje van zwart fluweel met een rand van marderbont -op het lange, blonde haar, en droeg een donkerblauw kleedje en een -manteltje ook van zwart fluweel met bont, dat tot aan de heupen reikte. - -Het was het oudste dochtertje van den heer Hans Frey, een rijk, zeer -ontwikkeld en geacht ingezetene, die vele vaste goederen bezat zoowel -in de stad als daarbuiten en zelfs meermalen lid van den grooten Raad -was geweest. - -Albrecht kende haar zeer goed, daar zij dikwijls bij haar oom kwam, -die dicht in de buurt woonde. Soms was hij met haar naar de mis gegaan -en in vroeger jaren had ze zich niet te voornaam gerekend om met hem -te spelen. - -"God zegene u, Albrecht!" zeide zij een weinig verlegen en zij bleef -in de deur staan. - -"Dank u zeer, Agnes!" antwoordde hij vroolijk, terwijl hij van het -bankje opstond. - -"Waarmee kan ik u van dienst zijn?" - -"Is uw vader niet thuis?" - -"Neen, hij is naar Augsburg gegaan." - -"O dan ga ik maar weer weg en zal wachten totdat hij thuis komt." - -"Kan ik u niet helpen in zijn plaats?" - -"Och, mijn ringetje is gebroken en ik wilde het zoo graag gesoldeerd -hebben." - -"Geef maar hier, Agnes." - -Het meisje aarzelde, maar haalde eindelijk op herhaald aandringen -van Albrecht den gebroken ring te voorschijn en overhandigde dien -den goudsmidsleerling. "Kunt gij het al goed?" vraagde zij met meer -vrijmoedigheid. - -"Mijn vader heeft nog niet over mij te klagen gehad," sprak hij -openhartig. - -Nu kreeg het meisje de teekening in het oog. "Wat is dat?" vraagde -zij nieuwsgierig. "Zoo, zoo, als nu uw vader was binnengekomen, dan -geloof ik, dat hij voor het eerst reden zou hebben gehad over zijn -leerjongen te klagen." - -Maar Albrecht schudde glimlachend het hoofd. "Nu doet gij mij onrecht, -Agnes. Gij denkt, dat ik dit nu heb geteekend, in plaats van mijn -plicht te doen. Maar kijk eens hier: onder de teekening staat het -jaartal 1485, dat bewijst duidelijk, dat zij reeds het vorige jaar -is gemaakt. Ze is ook al vier maanden oud en dateert van Kerstmis; -nu heb ik haar hier gehaald, omdat er veel in is, dat mij niet bevalt -en ik wil die fouten verbeteren, als mijn werk klaar is." Agnes trad -dichter bij om beter te kunnen zien. Het was een madonna, op een troon -gezeten, met een gouden kroon op het hoofd, loshangende haren en een -lang kleed, dat in breede plooien haar omgaf. Met een gelaat, stralend -van moedervreugde zag zij neder op haar kind, dat op haar schoot stond -en haar hals met beide armpjes hield omvat. Aan weerszijden stond -een engel, waarvan de eene een harp en de andere een cither bespeelde. - -Met gevouwen handen beschouwde Agnes geruimen tijd de teekening, -toen keek zij Albrecht vragend aan: "Hebt gij dat gemaakt? Gij, een -knaap van veertien jaar? Neen, maak dat aan anderen wijs! Wel weet -iedereen, dat gij goed kunt teekenen, maar zoo iets... neen, neen, -ik kan niet gelooven, dat gij dat hebt gemaakt." - -"Dus, gij houdt mij voor zoo slecht, dat ik mijn naam onder het werk -van een ander zou zetten en het dan voor het mijne uitgeven?" vraagde -Albrecht en zijn stem klonk verwijtend. "Als gij hier nog een oogenblik -wildet blijven, dan zou ik u metterdaad kunnen toonen, dat uw twijfel -ongegrond is en mij verdriet doet." - -Agnes kreeg een kleur en stak hem haar hand toe. - -"Vergeef mij, Albrecht, het was waarlijk niet mijn bedoeling u verdriet -te doen. Maar ik kan mijn oogen niet gelooven; Meester Wolgemut zelf -zou trotsch kunnen zijn op zulk werk. Als gij het op een groot paneel -met heerlijke kleuren hadt geschilderd, zou het waard zijn een altaar -te versieren." - -Albrecht drukte met een blos van genot over deze lof haar kleine -zachte hand en liet die niet los, toen zij die wilde terugtrekken. Het -meisje zag er bekoorlijker uit dan ooit en gaarne had hij haar willen -vragen. "Blijf een oogenblik hier en laat mij uw lief gelaat op het -papier brengen!" Doch zij vreesde reeds te lang te zijn gebleven, -nam haastig afscheid en ging heen. - -Albrecht liep snel naar het raam om haar na te zien, toen zij -door de sneeuw naar huis stapte. Haar lof was hem liever dan al de -bewondering, die zijn kunst bij zijn speelkameraden had geoogst. En -met vernieuwden ijver legde hij zich in zijn vrijen tijd toe op -zijn lievelingsbezigheid, die hem verkwikte na den moeilijken, -dagelijkschen arbeid, en hem meer bevrediging schonk dan hij ooit -van het best gelukte werk in de goudsmidswerkplaats gevoelde. - -Voor zijn vader, die er anders over dacht dan hij, moest hij zijn -liefhebberij verbergen en daarom deed hij het meest buitenshuis -en verstopte zich met zijn vrienden, die hem steeds om teekeningen -plaagden, in afgelegen plaatsen. Toch had hij niet te veel gezegd, -toen hij tegen Agnes beweerde, dat zijn vader niet over hem te klagen -had. De oude meester had pleizier in den ijver van zijn zoon en zag -met vertrouwen de toekomst tegemoet in de overtuiging, dat Albrecht -eenmaal een waardig opvolger in zijn werkplaats zou zijn. Nog geen -jaar was verstreken, of de leerjongen was reeds goed vertrouwd met -het gieten, soldeeren en polijsten. En nu, nadat hij nog niet ten -volle twee jaar in de leer was geweest, had hij een veel grooter en -moeilijker werk onder handen, waarvan reeds meer dan de helft klaar -was: hij moest in gedreven zilver in zeven tafereelen weergeven, -hoe de Heer Jezus herhaaldelijk nederstortte onder de vuisten der -krijgsknechten op den lijdensweg van Gethsemane naar Golgotha. En -met stille verbazing en innige verrukking zag zijn vader, dat hij -zich niet tevreden stelde met het navolgen van anderer ontwerpen, -doch zelf nieuwe wist te scheppen. - -Met ongeduld wachtte hij op de voltooiing van het werk en toen het -oogenblik was gekomen, riep de meester, innig gelukkig, zijn vrouw -er bij en toonde haar wat zijn leerling had gemaakt. - -Op denzelfden avond vond men in de woonkamer de vrienden en buren -verzameld om de tafel, waarop een tinnen kruik met Bourgonje wijn -stond, ter eere van den jongen kunstenaar. - -Meester Wolgemut, de schilder, was ook tegenwoordig en vol lof over -Albrecht. Hij sprak ook over het andere talent van den knaap en vond, -dat het pond, door God aan hem toevertrouwd, niet in een zweetdoek -mocht worden weggelegd, doch dat er mede moest worden gewoekerd ter -eere van God en ook ter wille van den naaste. - -Doch meester Dürer was het hiermee niet eens. Hij vond, dat hier -een ander schriftwoord van toepassing was: niemand kan twee heeren -dienen. Indien Albrecht zich met evenveel ijver op de schilder- als -op de goudsmeedkunst toelegde, dan zou hij het in de eene noch in -de andere tot volmaaktheid brengen. Daarom moest hij zich tevreden -stellen met schilderen na volbrachten arbeid in zijn vak. - -Meester Wolgemut sprak zijn vriend niet tegen, doch in stilte betreurde -hij, dat Dürer dit vak voor zijn zoon had gekozen. Albrecht had -ook hem eens in vertrouwen de afbeelding der Madonna laten zien en -zijn verbazing over het werk van den veertienjarigen knaap had hij -duidelijk uitgesproken in de woorden: "Als ik alleen zulke leerlingen -in mijn werkplaats had, dan zou het er beter bij mij uitzien." - -Albrecht kon deze woorden niet vergeten en bewaarde ze als een dierbaar -geheim in zijn hart, terwijl hij, gehoorzaam aan zijns vaders wenschen, -in de goudsmidswerkplaats arbeidde. - - - -Zoo gingen lente en zomer voorbij, de herfst streek met zijn -verwoestenden adem over veld en weide en hulde de aarde in een grijs, -somber nevelkleed. Het werd koud; in de schouw vlamde weer het vuur -en lokte het gezin in haar verwarmende nabijheid. - -In Albrechts hart had een verandering plaats gegrepen. De woorden van -meester Wolgemut aangaande het toevertrouwde pond, waarmee men moest -woekeren, en het antwoord van zijn vader: "niemand kan twee heeren -dienen," lieten hem niet met rust. Telkens overdacht hij die beide -schriftplaatsen en trachtte die met elkaar te doen samenstemmen. Doch -hoe meer hij begreep, dat dit onmogelijk was, des te grooter werd zijn -onvrede, want het werd hem steeds duidelijker, dat de goudsmederij -niet de plaats was, waarvoor God hem had bestemd. Het bevredigde hem -hoe langer hoe minder anderer modellen in goud en zilver na te maken, -want de begeerte om zelf te scheppen werd steeds grooter. En tegelijk -met die begeerte voelde hij ook de kracht er toe. Hoe weinig moeite -kostte het hem immers de beelden, die zijn fantasie hem voortooverde, -op het papier te brengen en hoeveel innig genot had hij daarvan. Hij -voelde dagelijks meer dat de goudsmidswerkplaats niet zijn bestemming -was en dat hij het niet zou kunnen uithouden zijn gansche leven lang -smeltkroes, vijl en graveerstift te hanteeren. - -Hoe onrustig klopte zijn hart bij deze overdenkingen en welk een -zwaren strijd had hij te voeren, den strijd tusschen het volgen van -zijns vaders wensch en het toegeven aan zijn eigen begeerte. Het was -niet mogelijk de meening van meester Wolgemut en die van zijn vader -te vereenigen en daarom koos hij, overtuigd dat slechts één dezer -beiden gelijk kon hebben, de zijde van den eerstgenoemde en zoo werd -zijn tweestrijd beslist. - -Den 30en November des avonds, nadat hij in de eenzaamheid God om -raad en hulp had gevraagd, zocht hij zijn vader op om hem zijn -hartewensch mee te deelen: "Lieve vader," sprak hij, "ik wil u niet -langer verbergen, wat er in mijn hart omgaat en 's nachts den slaap -uit mijn oogen houdt. Ik heb nu twee jaren lang bij u in de werkplaats -op uw verlangen gewerkt en zonder mij zelf te overschatten, geloof -ik te mogen zeggen, dat het mij niet aan ijver heeft ontbroken en -ik steeds mijn best heb gedaan om het u naar den zin te maken. Maar -ofschoon mijn handen zich met goud, zilver en edelgesteenten hebben -bezig gehouden, was mijn hart bij iets anders. Slechts wanneer ik -potlood of penseel mocht hanteeren, voelde ik in mijn hart zulk een -ongekende blijdschap en zulk een wonderlijk genot, dat ik begreep, -dat het dit was, waartoe God mij heeft geschapen. Ach, vader, het doet -mij leed u te moeten vragen om mij uit uw werkplaats te ontslaan, maar -ik geloof, dat het Gods wil aldus is en dat ik mij aan Hem bezondig, -als ik het pond mij toevertrouwd, in de aarde ga begraven." - -Met klimmende verbazing luisterde zijn vader naar die woorden. Toen -schoof hij zijn kapje in den nek, stond op met een somber gelaat en -onder de gefronste wenkbrauwen uit wierp hij op zijn zoon een blik, -waarin verwijt en smart om den voorrang streden. "Hoe had ik heden -morgen kunnen denken, dat de dag zoo droevig zou eindigen! Mijn -zoon, uw woorden snijden mij door de ziel. Daar gaan nu al mijn -schoone droomen in rook op! Albrecht, nooit had ik gedacht, dat gij -zoo lichtzinnig zoudt kunnen zijn, twee volle jaren van uw leven op -deze wijze weg te werpen. Verlaat gij mij nu, nadat ik u alles heb -geleerd en op het punt was u als gezel in het gild te doen opnemen? Gij -hebt mij laten zaaien, doch de oogst onthoudt gij mij. O mijn zoon, -waaraan heb ik dat verdiend? Tot nu toe waart gij mijn vreugde, -nu bereidt gij mij een bittere smart." - -Er was nu geen toorn meer in zijn stem, slechts innige weemoed en er -blonk een traan in zijn oog. - -Albrecht kon zijns vaders smart niet aanzien; het schemerde hem voor -de oogen en hij was op het punt berouwvol al zijn woorden terug te -nemen, toen de oude man snel hoed en mantel greep en, zonder iets -meer te zeggen, wegging. - -Even daarna kwam zijn moeder binnen; zij was zeer ongerust, en toen zij -zag, hoe bleek Albrecht was, vraagde zij angstig: "Wat is er gebeurd, -Albrecht? Uw vader is zoo juist in hevige gemoedsbeweging uitgegaan -naar den heer Koburger, met wien hij ernstig over u moest spreken, -zei hij op mijn vraag, wat hij ging doen." - -Nu vertelde Albrecht haar met bezwaard gemoed wat er tusschen zijn -vader en hem was voorgevallen, doch hij werd kalmer, toen hij bemerkte, -dat zijn moeder hem beter begreep. Maar toch bleef zijn hart onrustig -kloppen, terwijl hij op zijns vaders terugkomst wachtte. - -Het eene uur na het andere verliep, voordat hij den stap van zijn -vader weder hoorde en toen hij de voordeur hoorde opengaan, was het -hem alsof zijn hart stil stond. - -De boosheid was uit zijns vaders aangezicht verdwenen, hij zag -er kalm en ernstig uit, en de klank zijner stem was geheel anders -geworden, toen hij tot zijn zoon sprak: "Morgen ochtend vroeg moet -gij het allereerst naar uw peetvader gaan en moogt gij hem dankbaar -de hand drukken, omdat hij het is, die mij van meening heeft doen -veranderen. Gij zult uw zin krijgen, Albrecht; als meester Wolgemut -u nog in zijn werkplaats kan bergen en hij er niets op tegen heeft, -dan zij hij in 't vervolg uw leermeester." Een luide kreet ontsnapte -aan Albrechts beklemd gemoed en hij kuste in sprakeloos genot zijns -vaders hand; zijn moeder stond er bij met gevouwen handen en dankte -den Heer voor deze gezegende uitkomst. - -Meester Wolgemut was bijzonder in zijn schik, toen hij den volgenden -morgen zijn buurman Dürer met zijn oudsten zoon zag binnen komen -en de eerste zijn verzoek tot hem richtte. Hij zeide, dat nu zijn -hartewensch was vervuld en hij gaf Dürer de verzekering, dat het hem -nimmer zou berouwen, want wie maar oogen had om op te merken zag, -dat God hem voor de kunst, niet voor het handwerk had geschapen. - -Eenige dagen later stond Albrecht met pak en zak gereed om naar meester -Wolgemuts woning te verhuizen. Zijn vader gaf hem menigen goeden raad -mee en zijn moeder legde zegenend haar hand op zijn hoofd en sprak: -"Ga in den naam des Heeren." - - - - - - - - -HOOFDSTUK V. - -BIJ MEESTER WOLGEMUT. - - -"Wat verbeeldt jij je wel, kwajongen! Wees maar niet zoo verwaand, -hoor. Denk je, omdat je een paar portretten hebt durven kladden, -dat je reeds iets beteekent en niet meer behoeft te leeren?" - -Barsch snauwde Urban, de oudste leerling van meester Wolgemut, -Albrecht Dürer deze woorden toe, terwijl hij hem het penseel uit -de hand rukte, waarmee Albrecht, omdat er niemand in de kamer was, -aan een groot altaarstuk onder aan den zoom van het gewaad der Maagd -Maria, een paar streken schilderde. - -"Hier behoor je thuis!" vervolgde hij en hij duwde hem naar den steen, -waarop de verven moesten worden gewreven. "En kijk eens, slungel, -de penseelen heb je ook nog niet gewasschen en de paletten zijn in -het geheel niet schoongemaakt! En de vloer--zeg, waarom heb je den -bezem niet gebruikt? Ben je daarvoor soms te goed? of ben je te lui -om je plicht te doen?" - -Daarop gaf hij hem nog een duw, en toen met een stok drie slagen -op zijn rug. Albrecht beet zich op de lippen en zweeg. Hij was aan -dergelijke behandeling reeds gewoon. Vier der gezellen van meester -Wolgemut waren van het begin af aan onvriendelijk en ruw tegen hem -geweest, omdat zij zijn meerderheid gevoelden en die niet konden -verdragen, te meer daar hij zooveel jonger was. Slechts één, Sebaldus, -die in leeftijd weinig met hem scheelde en zelf ook nog leerling was, -was hem goed gezind. Bij hem sloot Albrecht zich nu aan; hij bracht -zijn vrijen tijd met hem door, ging des Zondags met hem buiten de -poort wandelen en luisterde gaarne naar de bemoedigende woorden van -dezen goedhartigen knaap. - -Nog meer goed deed hem de tevredenheid van zijn meester. Toen Albrecht -bij hem als leerling kwam, was Michel Wolgemut ruim vijftig jaar; -uit zijn lang, smal gelaat met het hooge voorhoofd, de sterk gebogen -neus, de groote heldere oogen, de breede, vooruitstekende kin en den -fijn besneden, vriendelijk lachenden mond, sprak zoowel verstand als -mannelijkheid en groote goedhartigheid. Meester Michel was een eerlijk, -rechtschapen man, en om zijn kunst hoog in aanzien niet alleen bij -de ingezetenen van Neurenberg, maar in het geheele land. - -Het was hem onmogelijk de vele opdrachten, die van alle kanten tot hem -kwamen en ruim werden betaald, alleen ten uitvoer te brengen, daarom -kon hij steeds meer en meer gezellen gebruiken, want overal waar groote -altaarstukken noodig waren, richtte men zich tot den beroemden meester -Michel Wolgemut te Neurenberg. De kerk der H. Drievuldigheid te Hof, -de kapel van het heilig Kruis te Neurenberg, de Lievevrouwekerk te -Zwickau konden zich op werken van zijn hand beroemen; op dit oogenblik -werkte hij aan een groot altaarstuk voor de nieuwe, bijna voltooide -Augustijnerkerk te Neurenberg, waarmee hij bijzondere eer hoopte -in te leggen en daarom wilde hij niets aan de gezellen overlaten, -doch alles zelf schilderen. - -Ook in het maken van houtsneden was hij een meester. Anton Koburger, -de drukker, die eenige jaren geleden een Hoogduitsche bijbeluitgave op -zich had genomen en de platen daarvoor had ontleend aan den dertien -jaar geleden uitgekomen Keulschen bijbel, was het nu met meester -Wolgemut eens geworden over een nieuwe uitgave, namelijk een grooten -prentenbijbel getiteld: "Schatbewaarder des rijkdoms van het eeuwig -heil en zaligheid." De eerste plaat: God, de Vader, op zijn troon -gezeten, terwijl Hij den voor Hem knielenden Verlosser zegent, was -gereed en met waar genot schiep de meester andere voorstellingen. Het -groote succes, dat deze eerste uitstekend geslaagde teekening behaalde, -was dan ook de reden, waarom men den meester opdroeg de houtsneden -op zich te nemen voor het werk van Dr. Hartmann Schedel: "de nieuwe -Wereldkroniek," een kolossale onderneming, waartoe de patriciërs -Sebaldus Schreijer en Sebastiaan Kammermeister de noodige middelen -verschaften. Er moesten niet minder dan tweeduizend houtsneden daarvoor -worden gemaakt en dat men het Wolgemut opdroeg, verhoogde aanmerkelijk -'s meesters roem.-- - -Albrecht kon waarlijk geen beter leermeester begeeren. Wel is -waar gaf hij geen les volgens een bepaalde methode; hij achtte het -voldoende zijn gezellen en leerlingen te laten zien, hoe hij werkte, -maar dat was voor Albrecht ook volkomen genoeg en toen hij nog op de -onderste trede stond en niets dan knechtsdiensten mocht verrichten, -zooals verven wrijven, penseelen wasschen en paletten schoon maken, -keek hij met alle aandacht toe, hoe zijn meester werkte en leerde op -deze manier zonder dat zijn meester er iets van bemerkte. - -En wat hij in den loop van den dag met zijn oogen had geleerd, -trachtte hij in zijn vrije oogenblikken met de hand uit te voeren, -maar in het geheim, uit vrees nog meer wangunst bij de gezellen op -te wekken. Hij voelde zich als een vogel, die de vleugels niet kan -uitslaan en menige zucht ontsnapte hem als hij zich ter ruste legde -en snakte naar den dag, waarop zijn knechtsbezigheden niet meer noodig -zouden zijn en de meester tot hem zou zeggen: "kom nu hier, mijn zoon, -en neem het penseel ter hand." - -Zijn vriend Wilibald was altijd de eerste, die mocht zien wat hij -in stilte had geschilderd, want hij hechtte veel aan het oordeel van -dezen jongeling, die zooveel fijn kunstgevoel bezat. - -In het voorjaar van het jaar 1488 ging hij meer dan anders naar het -paleis der familie Pirkheimer, omdat de vrienden welhaast zouden -worden gescheiden. Wilibalds vader wenschte, dat zijn zoon, die nu -achttien jaar was, naar het hof van den bisschop van Eichstadt zou -gaan, om aldaar te worden onderwezen in de gebruiken van het hof, -in het voeren der wapenen en in de krijgskunst. - -Eenige dagen voordat de vrienden afscheid van elkaar moesten nemen, -kwam Albrecht in opgewonden stemming bij Wilibald. "Hier breng ik u -wat ik in de laatste twee avonden heb gemaakt. Wilt gij het houden -als een aandenken aan mij, Wilibald?" Hij nam uit zijn portefeuille de -afbeelding van een jonkvrouw, gezeten op een schimmel, met een valk op -haar hand, een baret met wapperende vederen op het hoofd en een lang, -hemelsblauw kleed aan. - -Met verrukking bekeek Wilibald haar en hij betuigde zijn innigen dank. - -"Zoo iets moois hebt gij nog niet gemaakt, Albrecht," voegde hij er -bij. "Nu reeds, terwijl gij nog niet eens gezel zijt en slechts als -knecht wordt beschouwd en behandeld, zijt gij werkelijk reeds meester -en ik ben er meer en meer trotsch op uw vriend te zijn." - -Na nog herhaaldelijk zijn dank te hebben betuigd, bekeek hij weer -het werk van zijn vriend. "Wat een bekoorlijk figuurtje en welk een -allerliefst gezicht! Het komt mij zoo bekend voor, het is alsof ik -het reeds ergens heb gezien". - -Peinzend streek hij met de hand over zijn voorhoofd en dacht eenigen -tijd na--op eens trad hij op Albrecht toe en zag hem diep in de oogen, -terwijl hij uitriep: - -"Nu weet ik het: het is Agnes Frey! Is het niet waar?" - -Albrecht wendde snel het hoofd af om den blos te verbergen, dien hem -deze veronderstelling van zijn vriend in het aangezicht joeg. - -Had Wilibald geen gelijk? Waren het niet werkelijk de trekken van -het jonge meisje, voor wie hij eenige jaren geleden het ringetje -had gesoldeerd? - -Hij had het niet expres gedaan, doch onwillekeurig had zijn hand het -beeld te voorschijn geroepen, dat in zijn hart leefde. Hij had het -mooie meisje niet kunnen vergeten en elke gelegenheid om haar te zien, -had hij opgezocht; hij wist op welk uur zij naar de mis ging en richtte -het zoo in, dat hij altijd als bij toeval er juist tegelijk met haar -was. En 't maakte hem erg gelukkig, toen hij bemerkte, dat zij hem -nooit trachtte te ontloopen, maar altijd vriendelijk met hem praatte, -al was zij dan ook wel eens wat verlegen en bedremmeld. - -Eens toen de gezellen der verschillende gilden zich vermaakten met -ringsteken op de Hallerweide, was Agnes in die op elkaar gedrongen -menschenmassa van haar familie afgeraakt, en zij liep gevaar door het -gedrang, ontstaan door het schuw worden van een paard, in een sloot te -worden gedrongen, toen Albrecht, die voortdurend in haar nabijheid was -gebleven en haar in het oog had gehouden, plotseling bij haar was en -haar uit dat gevaar redde. Hiervoor hadden haar ouders hem hartelijk -bedankt en de heer Frey vergat het niet, maar hield den redder van -zijn dochtertje in dankbare herinnering, beantwoordde steeds minzaam -zijn groet op straat en bij voorkomende gelegenheden sprak hij hem -vriendelijk toe. - -Albrechts blos was Wilibald niet ontgaan en er speelde een glimlach -om zijn mond, toen hij sprak: "Het schoone is de wereld, waarin de -schilder leeft, en uw blik ziet scherp om het schoone te ontdekken. Hoe -gelukkig zijt gij, dat God u het talent heeft geschonken om weer te -geven, wat gij hebt gezien. Wat zou Agnes wel zeggen, als zij eens -wist, wat gij hebt gedaan! Wil ik het haar verklappen?" - -Met een smeekend gebaar wendde Albrecht zich tot zijn vriend: - -"Wilibald!" riep hij ontsteld en een donkere blos kleurde zijn gelaat. - -Wilibald klopte hem op den schouder: "Stel u gerust, Albrecht. Ik -zal u geen verdriet doen, 't was maar om u te plagen." - -Dit bevredigde Albrecht en opgewekt ging hij naar huis. - - - -Twee dagen later moest hij afscheid van zijn vriend nemen. - -Het was een moeilijk oogenblik en zeer lang trilde de smart der -scheiding in zijn hart na. Hij voelde zich zoo eenzaam en het werd -hem nu recht duidelijk, hoeveel hij had gehad aan Wilibald, in wiens -hart hij had gelezen als in een open boek, door wiens edel denken -hij zich mee omhoog gevoerd voelde, met wiens innigste gevoelens en -gewaarwordingen hij volkomen sympathiseerde en met wien hij als het -ware één was. - -En de afwezigheid van zijn vriend was nog pijnlijker, toen de gezellen -van meester Wolgemut, in plaats van te trachten hem zijn gemis te -vergoeden, nog ruwer en vijandiger tegen hem werden. - -Dit kwam daardoor, dat op zekeren morgen meester Wolgemut, die een -groot kerkschilderij onder handen had, Albrecht van het verf wrijven -afriep, en hem met eenige deftigheid het penseel overreikte, zeggende: -"Kom hier, mijn zoon--nu hebt gij lang genoeg als knecht dienst gedaan, -nu moogt gij toonen of uw hand in staat is om mij te helpen." - -En nu wees hij hem op de schilderij de plaats aan, waar hij moest -schilderen op dezelfde manier, waarop de meester was begonnen. - -Albrechts hart juichte en hij dankte zijn leermeester met een -veelzeggenden blik; doch zijn vreugde werd vergald, toen hij de -toornige gezichten der gezellen zag en later hun nijdige woorden moest -aanhooren. Hun verhouding werd steeds moeilijker en den geheelen dag -zag hij tegen den avond op en tegen het oogenblik, waarop zij zich -ter ruste moesten begeven, want hij deelde het slaapvertrek met de -overige gezellen. Dan werd de arme jongen geplaagd en gesard en deden -ze hun best hem zoo lang mogelijk uit den slaap te houden. - -Zou hij zich beklagen bij meester Wolgemut en hem vragen thuis bij -zijn ouders te mogen overnachten? Dikwijls was hij op het punt dit te -doen, maar hij bedwong zich, verdroeg zijn lot zwijgend en troostte -zich met de gedachte, dat deze moeilijke tijd toch niet altijd zou -duren en met de woorden, die hij in den bij Anton Koburger gedrukten -bijbel had gelezen: "Het is goed voor een man, dat hij het juk in -zijn jeugd draagt." - -Eindelijk verging den gezellen de lust tot plagen, ontwapend door zijn -onuitputtelijk geduld en Albrecht voelde zich gelukkiger, vooral ook -daardoor dat zijn leermeester, bijzonder tevreden over zijn werk, zich -steeds meer en meer aan hem liet gelegen liggen en hem nog moeilijker -arbeid toevertrouwde. In het begin van het jaar 1490 had Wolgemut -weder de opdracht van een groot altaarstuk gekregen. Hij had de schets -geteekend en was begonnen met het aanleggen der verschillende partijen, -toen men hem wederom ander werk opdroeg, dat geen uitstel duldde. Hij -bedacht zich niet lang en gaf Albrecht het penseel over met de woorden: -"Durft gij op u te nemen mijn werk voort te zetten, mijn zoon?" - -Albrechts oogen schitterden van innig geluk over het vertrouwen, -dat zijn meester in zijn kunst toonde en met vurige bezieling ging -hij terstond aan het werk; de penseelbehandeling en opvatting van -zijn leermeester waren hem zoo eigen geworden, dat hij volkomen in -zijn manier verder werkte. Het penseel ging zoo vlug over het doek -en de arbeid vorderde zoo snel, dat hij zelf er over verbaasd was. - -Toen Wolgemut den volgenden morgen binnentrad, bleef hij als aan den -grond genageld staan: "Wel, alle Heiligen! Wat hebt gij uitgevoerd, -Albrecht? Het is alsof de booze er bij in het spel is, zoo gauw gaat -het in zijn werk. Het is goed, dat ik niet later kwam, anders bleef -er voor mij niets meer te doen en zou ik niet van mijn geweten kunnen -verkrijgen het stuk met mijn W te onderteekenen! En kijk, wat hebt -gij mijn bedoeling juist gevat! Niemand kan hieraan zien, dat twee -verschillende handen er aan hebben geschilderd! Ik kan het met een -gerust hart voor mijn eigen werk uitgeven, het is één schoon geheel." - -Eenige maanden later hield meester Wolgemut Albrecht na het middageten -een oogenblik bij zich en sprak: "Mijn wakkere gezel, wij moeten -scheiden." - -Verschrikt keek Albrecht hem aan, maar glimlachend legde de meester -zijn hand op Albrechts schouder. "Neen, wij gaan niet in toorn en -onmin van elkaar, maar ik geef u mijn zegen mede. Wat ik u leeren kon, -hebt gij geleerd; nu moet gij zien, hoe andere meesters werken. Nu -is de tijd daar, waarop gij de wereld in moet en de kunst van andere -volken moet leeren kennen, opdat gij bij uw terugkomst uw kunst -volkomen machtig zult zijn en daardoor uw ouders en geboorteplaats -tot vreugde en eer zult strekken." - -Deze woorden maakten diepen indruk op den jongen man. Het was sinds -lang zijn hartewensch de wereld in te trekken en te onderzoeken wat -daar te zien was. Toch deed het hem leed te moeten scheiden van den -man, wien hij zooveel had te danken en die voor hem als een vader was -geweest, en daarom was zijn aandoening niet onvermengd, maar een van -vreugde en weemoed tegelijkertijd. - - - - - - - - -HOOFDSTUK VI. - -HET AFSCHEID. - - -De mis was uit; de menigte stroomde uit de kerk en verspreidde zich -in alle richtingen. - -"Wees gegroet, jonkvrouw!" sprak Albrecht Dürer op zachten toon tot -Agnes Frey, die hij bij den uitgang had opgewacht, en die nu met haar -kerkboek tusschen haar beide handen en haar oogen neergeslagen het -kerkgebouw verliet. - -Zij beantwoordde zijn groet met een kleine hoofdbuiging en liep door. - -"Mag ik met u meegaan?" vraagde Albrecht eerbiedig, "ik wilde u zoo -gaarne nog eens spreken, voordat ik weg ga." - -Agnes stond stil en zag hem ontsteld aan. "Gaat gij weg? Wat bedoelt -gij?" - -Albrecht knikte. "Mijn goede moeder is druk bezig alles voor mijn -reis in orde te maken en mijn knapzak te vullen, voordat ik de wereld -in trek." - -"O, hoe heerlijk voor u!" sprak Agnes snel. "Wat zal uw hart luid -kloppen van vreugde!" - -"Ja, ik voel een vurige begeerte om de wereld in te gaan, Gods werken -te bewonderen en vreemde zeden en gewoonten te bestudeeren. Maar -het doet mij leed mijn geboorteplaats, mijn tehuis en allen, die mij -lief zijn, te verlaten; daarbij loopt een reiziger allerlei gevaren, -en ik heb wel noodig, dat er veel voor mij wordt gebeden. Nu wilde -ik u vragen of ook gij in uw gebeden mij niet zult vergeten?" - -Met een blos boog Agnes het hoofd. "Iederen morgen in de mis zal ik -tot de H. Maagd voor u bidden." - -"O, hoe dank ik u daarvoor," zei Albrecht met warmte, "en zult gij -op een andere wijze ook nog eens aan mij denken?" voegde hij er -aarzelend bij. - -"Het scheiden zal mij minder zwaar vallen, als ik die troostende -gedachte mag meenemen." - -"Daar komt vader aan," fluisterde Agnes ontwijkend, doch zij trok -haar hand niet terug, toen de jonge man die greep en hartelijk drukte. - -Hans Frey, de koopman, die ook in de mis was geweest en hen nu had -ingehaald, beantwoordde vriendelijk Albrechts groet en voegde er bij: -"Meester Michel Wolgemut heeft mij verteld, dat gij morgen de wijde -wereld intrekt." - -"Ja, edele heer, en de meester heeft mij zijn zegen meegegeven," -antwoordde Albrecht ernstig. - -"Welnu, neem ook mijn zegen mee, Albrecht," zeide de heer Frey op -vaderlijken toon en hij drukte den jongeling de hand. "Als uw tijd -het u veroorlooft, ga dan met ons mee naar huis, dan kan ook mijn -vrouw afscheid van u nemen. Ik ben er zeker van, dat zij daarop is -gesteld, want zij houdt van u en heeft evenals ik groote achting -voor uw ernstige levensopvatting en uw heerlijke kunst." Albrechts -hart klopte luid en hij behoefde waarlijk niet tweemaal te worden -uitgenoodigd. Hij had al lang gemerkt, dat de ouders van Agnes hem -goed gezind waren, doch dat zij zoozeer op hem waren gesteld, had -hij niet durven denken en vervulde hem met groote vreugde. - -Vrouwe Anna haalde een kan edele malvezij voor den dag en sprak tot -hem als een moeder tot haar kind; ook de heer Frey gaf hem vele goede -raadgevingen voor de reis mede en eindigde met de woorden: "Meester -Wolgemut heeft mij verzekerd, dat hij u niets meer kon leeren; en -ik denk, als gij terug komt, dat de leerling den meester de baas -zal zijn." - -Agnes stond stil in de vensternis en keek naar buiten alsof zij er -niets mee had te maken. Doch toen zij hem bij het afscheid nemen de -hand reikte en sprak: "Mogen al de heiligen u beschermen op al uw -wegen," zag Albrecht een traan in haar oog glinsteren en hoe gaarne -had hij haar daarvoor vurig gedankt, want daardoor verried zij hem, -wat er in haar hart omging en nu wist hij, wat hij reeds zoo lang -had begeerd te weten. Nu kon hij getroost zijns weegs gaan--nu was -de grootste smart van het scheiden verzacht.-- - -Op den avond van denzelfden dag zat de heele familie Dürer nog lang -bij elkaar, tusschen vader en moeder zat Albrecht en de andere kinderen -waren om de tafel geschaard. Droefheid was in aller blik te lezen, want -het gold hier een afscheid van verscheidene jaren en wie kon zeggen, -of Albrecht bij zijn terugkomst hen allen nog zou terugvinden. Hoe -onverwacht wordt menigeen uit den kring der zijnen weggenomen! En dan: -het was een tocht met vele gevaren--gevaren van roovers op de wegen en -in de bosschen, van roofridders, die den reiziger den weg versperden in -de bergpassen en van slecht volk in de herbergen--vooral dit laatste -was te duchten om den slechten invloed, dien zij op de ziel van zulk -een onervaren jongeling hebben konden. - -Zijn vader gaf hem vele nuttige wenken en raadgevingen en nam daarop -het gebedenboek, waarin hij iets toepasselijks opzocht en met diep -gevoelde vroomheid sprak hij het gebed uit, waarop allen eerbiedig -en van ganscher harte "amen" zeiden. - -Den volgenden morgen--'t was enkele dagen na Paschen--op den 11den -April, werd de klopper reeds vroeg op meester Dürers deur gehoord en -kwam Michel Wolgemut, om Albrecht mee uitgeleide te doen. - -Nauwelijks was hij binnengegaan, of twee andere vrienden kwamen met -hetzelfde doel: de een was meester Hans Traut, ook een schilder -uit Neurenberg en de ander Adam Kraft, meester in de beeldhouw- -en houtsnijkunst. - -Zij vonden Albrecht voor de reis gereed. Nog eenmaal drukte zijn -vader hem aan zijn borst en kuste zijn moeder hem vaarwel, zeggende -met trillende stem: "Ga in den naam des Heeren;" toen opende meester -Dürer de deur en de mannen traden naar buiten in de heerlijk frissche -atmosfeer van dezen helderen, mooien Aprildag. - -Zij begaven zich op weg over de Hooimarkt in de richting van -de Wöhrderpoort, in welker nabijheid de woning van Hans Frey -was gelegen. Albrecht verheugde zich er op, dat zij daar langs -moesten. Wie weet, of hij niet nog eenmaal haar, die zijn ziel -lief had, zou aanschouwen en misschien zou hij nog een enkelen -afscheidsgroet uit haar oogen mogen opvangen. Zij wist immers hoe -laat hij zou vertrekken. En nu zou hij kunnen zien of ook zij hem -lief had. Wanneer zij hem nu opwachtte aan het venster, zou hem dat -het bewijs zijn, dat zij hem lief had en zijn vertrek betreurde. - -Terwijl zijn begeleiders met elkaar in een ernstig gesprek waren -gewikkeld, keek hij tersluiks naar boven--en waarlijk, daar stond zij -voor het raam van haar eigen kamertje, met een wit doekje in de hand. - -Albrecht bleef eenige schreden achter, zoodat niemand zag, hoe hij -haar met de hand een groet toezond, en zijn hart klopte onstuimig, -toen zij die beantwoordde. Nu was hij gerust en nam getroost en moedig -afscheid van zijn vader en zijn vrienden. - - - - - - - - -HOOFDSTUK VII. - -IN DEN VREEMDE. - - -"Goeden avond, beste oom! Met wien heb ik u zoo even op het Marcusplein -zien staan?" sprak op zekeren Septemberavond van het jaar 1493 een -aanzienlijke Venetiaansche jonkvrouw een ouden heer aan, met wien -zij aan het "Canale grande" in een gondel stapte. - -"'t Is een Duitscher, lieve Bella," was het antwoord. - -"Een Duitscher? Zoo, hij is mij reeds dikwijls opgevallen met zijn -hooge, mooi gebouwde gestalte, zijn fiere houding en zijn edel, -schoon gelaat. Hoe heet hij?" - -"Albrecht Dürer uit Neurenberg." - -"Wat is hij?" - -"Kunstenaar." - -"Dat heb ik gedacht! men kan het hem aanzien. Is hij een beeldhouwer?" - -"Neen, hij is schilder. Mijn kleine Bella heeft dus in hem den -kunstenaar ontdekt? Wat hebben uw oogen goed gezien en welk een goeden -smaak hebt gij! Hij is dan ook een bijzonder mensch, die Neurenberger -en vereenigt in zich alles, wat iemand tot eer en sieraad strekt. Even -kunstvaardig als zijn hand is, zoo groot en edel is zijn hart en ieder -moet trotsch zijn zulk een man tot vriend te hebben. Maar het is niet -gemakkelijk om met hem in aanraking te komen, want die Duitschers -zijn zoo eenzelvig en gesloten." - -"Hoe hebt u het aangelegd, oom, om kennis met hem te maken?" - -"Signor Rodrigo Varini, die vurige vriend van kunstenaars en geleerden, -is mij behulpzaam geweest. Het is hem gelukt zijn hand op deze Duitsche -prooi te leggen en hem in zijn huis te lokken. Daar heb ik hem voor -het eerst gezien en gesproken en mocht ik een blik slaan in zijn -portefeuille, die een schat van teekeningen en schetsen bevat." - -"En wat is uw oordeel over zijn kunst?" vraagde Bella. - -"Hij is er nog niet geheel;" antwoordde haar oom. "Men kan zien, -dat hij de groote meesters, die hij op zijn reizen leert kennen, -bestudeert en zich hun uitstekende hoedanigheden eigen maakt; -maar men ziet ook terstond, dat hij niet alleen navolgt, doch een -eigen opvatting heeft. Hij heeft genie; en men behoeft waarlijk geen -profeet te zijn om te voorspellen, dat hij in de kunst een grooten -naam en onvergankelijken roem zal verwerven. Maar de indruk, dien -zijn kunst maakt, wordt nog verhoogd door zijn persoonlijkheid. Hij -is pas drie-en-twintig jaar oud, en toch is zijn levensbeschouwing -zoo ernstig, zijn optreden zoo waardig en zijn hart zoo rein, -vroom en onbesmet! Ik moet het bekennen: men voelt zich waarlijk -beschaamd als men in zijn reinen, open blik leest en naar zijn woorden -luistert. Alles wat laag en onedel is, is eindeloos ver beneden hem -en de dolle, losbandige begeerten der jeugd dringen niet door het -pantser van dit edele hart, dat slechts leeft voor het schoone." - -"O, hoe gaarne zou ik hem ook eens ontmoeten," zuchtte Bella, "want -hier te midden van al die onbeteekenende en lichtzinnige jongelui, -verlangt mijn hart vurig een man te zien, die zoo ten volle achting -en bewondering verdient." - -Haar oom keek met een vriendelijken glimlach naar het jonge, schoone -meisje. - -Hij begreep haar verlangen, want hij kende haar streven naar het -edele, haar liefde tot de kunst en haar bewondering voor het grootsche -en schoone. - -"Uw wensch kan gemakkelijk worden vervuld," sprak hij, "want dikwijls -is er een groote kring gasten bij signor Varini, als deze Duitsche -kunstenaar daar aanwezig is en ik zal de vrouw des huizes vragen u -ook eens te inviteeren." - -"O heerlijk, oom, ik dank u duizendmaal," riep Bella verrukt en drukte -haar oom de hand.-- - -In een der paleizen op het Marcusplein, de woning van Signor Varini, -was eenige dagen later een uitgelezen gezelschap bijeen--een groot -aantal bedienden in prachtige livrei, liep heen en weer in de groote -zaal om de gasten allerlei ververschingen aan te bieden. - -De genoodigden waren gedeeltelijk artisten, voor het overige -liefhebbers der kunst en allen waren onder den indruk der muziek, -die door de zaal weerklonk. Signor Varini was er in geslaagd een -beroemde zangeres voor dezen avond te engageeren, een kunstenares, -die sinds eenige weken te Venetië vertoefde, waar zij iedereen in -verrukking bracht door haar zang en spel. - -Nadat men ruimschoots van de muziek had genoten, verdeelde het -gezelschap zich in groepen in de verschillende vertrekken. In een -daarvan verzamelde zich al spoedig een kring om een jongen man, die -al de vragen, waarmee men hem bestormde, vriendelijk beantwoordde. Die -man was Albrecht Dürer. - -Zijn uiterlijk alleen won aller harten, maar nog meer wist hij door -zijn woorden te boeien. Hij had veel gereisd en van de wereld gezien en -had de gave het aan anderen op een aardige manier mee te deelen. Hoe -goed had hij alles waargenomen en welke bijzondere oogen moesten dat -zijn, die zooveel zagen, wat een ander zelfs niet opmerkte! - -Toen hij eindelijk vermoeid was van het vele spreken, noodigde Signor -Varini de gasten uit om een gezelschapsspel te doen en Dürer maakte van -die gelegenheid gebruik om zich in een afgelegen nis bij het venster -terug te trekken en zijn oogen te laten gaan over de drukte op het -Marcusplein, waarnaar hij steeds met evenveel belangstelling keek. - -Na eenige oogenblikken hoorde hij een zijden kleed in zijn nabijheid -ruischen en toen hij zich omkeerde, zag hij een jonge, schoone -Venetiaansche, die hem niet zonder verlegenheid en met bewondering -aanzag. - -"Zijt gij vermoeid dat gij zoo de eenzaamheid opzoekt?" vraagde zij. - -Dürer glimlachte. "Signor Varini geeft zijn gasten ook zoo veel -te genieten," - -"Gij zijt een Duitscher", sprak Signora Bella met een guitig lachje, -"en de Duitschers zijn spoediger bevredigd dan wij, Italianen." - -Dürer keek met welgevallen naar deze bekoorlijke jonkvrouw; de klank -harer stem en haar manier van spreken trokken hem zeer aan en daarom -noodigde hij haar beleefd uit plaats te nemen. Bella deed dit gaarne -en sprak: "Ik zou nog veel meer van Duitschland willen hooren. Is -het niet een erg ruw, onherbergzaam land? Hoe is het mogelijk, -dat de kunst kan bloeien onder dien grauwen hemel, vooral uw kunst, -meester Dürer? Gij moest het zonnige Italië tot uw woonplaats kiezen, -dan zou uw talent tot zulk een volkomene ontwikkeling geraken!" - -"Gij hebt gelijk, Signora," antwoordde Dürer met een hoffelijke -buiging. - -"Het zonnige, kleurrijke Zuiden is bevorderlijker voor den bloei der -kunst dan het ruwe, grijze noorden; maar de kunst is als de denneboom, -die welig tiert op den vruchtbaren boschgrond der dalen, maar ook -op de steile, dorre rotshoogten tot vollen wasdom komt. Denk eens -aan de Rijnstreek en de Nederlanden, denk aan Boheme [5] en aan mijn -geboorteplaats [6], op hoeveel groote meesters kan men zich daar niet -beroemen en welke heerlijke kunstproducten heeft hun hand geschapen!" - -"Goed gezegd!" riep Bella uit, "Van de meesters der scholen van Keulen -en Brugge [7] heb ik verscheidene werken gezien, ook van de Praagsche -kunstenaars en alle wekten evenzeer mijn bewondering." - -"O, hebt gij zooveel kennis van de kunst en liefde tot haar!" riep -Dürer uit, die zijn belangstelling in de Signora voortdurend voelde -toenemen. - -Bella lachte en tusschen haar lippen glinsterden haar kleine, -ivoorwitte tanden. - -"Het rijk van het schoone was van mijn jeugd af aan de wereld, waarin -ik leefde, en ik voel een vurigen eerbied en bewondering voor de -priesters der kunst... Hoe lang zwerft gij reeds op uw reizen rond?" - -"Reeds meer dan drie jaren," antwoordde Dürer. - -"O, wat moet gij dan veel hebben gezien! En als gij niet te veel -vermoeid zijt, zoudt gij mij een groot genoegen doen, mij er iets -van te willen vertellen." - -"Heel gaarne, Signora," verzekerde Dürer, die zich meer en meer -tot deze discipelin der kunst voelde aangetrokken. "Eerst ben ik -westwaarts getrokken en wel naar Colmar om kennis te kunnen maken -met Martin Schongauer, [8] dien grooten meester, die mij in mijn -leerjaren van groot nut is geweest en mij steeds met zijn kunst heeft -bezield. Van de eene stad ben ik naar de andere getrokken, hier en -daar eenigen tijd vertoevend, totdat ik Colmar bereikte, om toen te -bemerken, dat ik te laat kwam en dat meester Schongauer reeds twee -jaar in het graf rustte. Zijn broeders evenwel ontfermden zich over -mij en hielden mij bij zich, om mij veel te laten zien van hetgeen -de meester had nagelaten. Uit dankbaarheid schonk ik hun verscheidene -mijner werken en zij betuigden, dat het hun was alsof hun broeder ze -met eigen hand had geschilderd. Daarna ben ik een heel eind langs den -Rijn getrokken, maar nergens vond ik, wat ik zocht voor mijn studie, -want het was daar treurig met de kunst gesteld. - -"De groote meesters waren gestorven, en die nu het penseel voerden, -beteekenden niet veel, daarom was al mijn verlangen op Italië gericht, -en in het bijzonder op Venetië, waarvan te Neurenberg altijd met -zooveel lof wordt gesproken door de kooplieden die men steeds hier kan -vinden in het Duitsche handelshuis [9] en die zooveel wonderheerlijks -van de stad der lagunen te vertellen hebben." - -"En zijt gij het met hun verhalen eens?" vraagde Bella. - -Albrecht knikte bevestigend. "Het is mij alsof ik in een wonderland -ben. Mijn oogen zijn verblind door den glans van al het schoone. Het is -verbazend zooals de kunst hier alles beheerscht! Neurenberg moet zich -slechts met één groot kunstenaar, mijn leermeester, vergenoegen;--en -hier in Venetië vindt men een aantal kunstenaars, die om den voorrang -strijden, die elkaar niet navolgen, doch waarvan elk origineel is in -manier van werken en opvatting." - -"En wien bewondert gij het meest?" vraagde Bella. "De Bellini's, of -Bartolomeo, Vivarini, Marco Marziale, de Barbari's of Andrea Mantegna?" - -"Dien gij daar in de laatste plaats noemt," antwoordde Albrecht. "De -anderen begrijp ik minder goed, hoezeer ik ze ook bewonder; ik kan -mij moeilijk indenken in hun gedachten. Maar wat meester Mantegna -heeft geschilderd, dat begrijp ik en ik voel, dat er zielsverwantschap -tusschen ons bestaat, indien het tenminste den mindere tegenover den -meerdere past zoo iets te zeggen. - -"Menig uur heb ik reeds doorgebracht met het copieeren zijner werken -om ze mee naar huis te kunnen nemen." - -"Is het uw plan hier te Venetië alleen te studeeren en niet te toonen, -wat uw penseel reeds vermag te scheppen?" vraagde de Signora verder. - -Albrecht glimlachte: "Nu en dan als ik iets zie, dat mij boeit en -bezielt, grijp ik het penseel en tracht het weer te geven volgens -mijn eigen opvatting." - -"Hebt gij hier ook portret geschilderd?" - -"Ja, ook dat, nu en dan." - -Bella zweeg en keek den Duitschen schilder aan, alsof zij wilde zeggen: -"Ik zou wel eens aan mijn portret willen zien, waartoe de Duitsche -kunst in staat is." - -Dürer begreep dien blik en reeds zweefde een toestemmend antwoord op -zijn lippen. Hij was geheel onder den invloed dezer Italiaansche; -eerst hadden haar kunstkennis en enthousiasme hem aangetrokken en -langzamerhand was hij ook onder de bekoring van haar betooverende -persoonlijkheid geraakt. Welk een heerlijke arbeid die schitterende, -zwarte oogen vol uitdrukking, die blozende wangen, die klassiek -gevormde neus en vriendelijke, roode lippen op het perkament te -brengen! En daarbij de muziek harer taal te hooren en naar haar -bekoorlijk gebabbel te kunnen luisteren, hoe verrukkelijk moest dat -zijn! Een oogenblik zag hij haar diep in de oogen en gaf zich geheel -over aan de bekoring, die van haar uitging, doch toen ondervond hij -plotseling een zeer pijnlijke gewaarwording, die hem een donkeren -blos op de wangen joeg. - -Hij voelde dat hij hier den wensch des kunstenaars moest opofferen, -en hij beschouwde zijn vurige bewondering voor deze Italiaansche -schoone als ontrouw jegens haar, wier beeltenis in het diepste -heiligdom zijns harten leefde. - -Deze gedachte dwong hem een eind te maken aan het gesprek. Hij stond -op, boog beleefd voor de Signora en begaf zich weer bij het gezelschap, -dat reeds naar hem had uitgezien. - -Toen hij afscheid nam, vraagde Bella's broeder toestemming om den -inhoud zijner portefeuilles te mogen komen zien en zijn zuster mee -te brengen. - -Dürer antwoordde toestemmend en ontving daarvoor een dankbaren blik -uit Bella's oogen.-- -- - -Twee dagen later begaf Signor Carlo zich met zijn zuster naar het huis, -waar de Duitsche schilder zijn intrek had genomen. - -De waardin betuigde haar spijt: "Hij is niet thuis." - -Bella verborg haar teleurstelling niet en Carlo vraagde, of zij -misschien toch zijn kamer mochten zien. - -De vrouw zag er geen bezwaar in om de gasten binnen te laten, daar -het vertrek niet was afgesloten. - -Zij waren verrukt over het schoone arrangement. Aan den muur hing -een groot aantal schilderijen, die zij ternauwernood een blik gunden, -want al hun aandacht werd terstond in beslag genomen door een portret, -dat midden in de kamer op een schildersezel stond. - -"Dat is hij zelf!" riepen broeder en zuster als uit één mond en Carlo -voegde erbij: "Wat een meesterstuk!" - -Ja, hier had Albrecht Dürer het beste gegeven wat hij had. Het -edele, mannelijk schoone gelaat met zijn donkerblauwe oogen zag den -toeschouwer zoo ernstig aan en de indruk werd nog verhoogd door de -prachtige kleedij. Een rood kapje dekte de bruine, golvende haren, de -kraag om zijn hals was met een met goud gestikten zoom versierd, linten -van perzikkleur sloten de opengespleten mouwen en over de borst was -een schilderachtige draperie van grijs-blauw, met gele koorden afgezet. - -"Wat voor een blauwe bloem heeft hij daar in zijn rechterhand?" vraagde -Carlo, terwijl hij langen tijd in zwijgende bewondering verdiept het -portret had bekeken. "Wat zou hij daarmee willen zeggen?" - -"Zie eens, daarboven heeft hij iets geschreven, dat verklaart het -misschien," merkte Bella op. - -Carlo trad er dicht bij en las toen: "Mein Sach die gaht, als es oben -staht. [10]" - -"Dat is niet duidelijk," sprak hij hoofdschuddend, "wie kan dat -verklaren." Daarbij keek hij vragend naar de waardin, die zwijgend -op den drempel was blijven staan. - -"Die Duitsche schilder is een zeer vrome man," antwoordde zij. "Toen ik -hem vraagde, wat deze woorden beteekenden, wees hij naar boven en zei: -"God in den hemel is mijn hoop en mijn vertrouwen; in Zijn handen stel -ik mijn leven en al wat ik heb." Maar toen ik ook naar de beteekenis -van die blauwe bloem vraagde, wendde hij zich met een blos af en -sprak: "die bloem heet bij ons "mannentrouw."" Ik denk, dat er in -het vaderland een aardig meisje met liefde aan hem denkt en dat hij -haar gevoelens met evenveel trouwe liefde beantwoordt." Bella keerde -zich om en bekeek de andere schilderstukken; de uitdrukking van haar -gelaat was geheel veranderd en haar blikken dwaalden, zonder te zien, -van het eene schilderij naar het andere. Kort daarop drong zij er op -aan te vertrekken--men was toch waarlijk ook reeds te lang gebleven. - -Haar broeder voldeed niet zonder tegenzin aan haar wensch en hij -verwonderde zich onder het naar huis gaan over de stilheid van zijn -anders zoo vroolijke, spraakzame zuster. - -Dürer vernam bij zijn thuiskomst het bezoek, dat in zijn afwezigheid -aan zijn werkplaats was te beurt gevallen, en dacht, dat de beide -bezoekers het zouden herhalen, doch hij wachtte tevergeefs en zag -het schoone gelaat der Signora niet meer terug. - -In plaats van haar kwam kort daarop een landgenoot, de koopman Tucher -uit Neurenberg, die hem de groeten zijner familie overbracht en de -tijding, dat zij het thuis allen goed maakten. - -Ook hij was vol lof over het eigenhandig geschilderd portret van den -kunstenaar en vraagde na eenige oogenblikken; "Maar waarom hebt gij -dit groote portret op perkament in plaats van op paneel geschilderd?" - -"Omdat het dan kan worden opgerold en gemakkelijk worden verzonden," -antwoordde Dürer. "En ik heb een vriendelijk verzoek aan u. Wilt -gij het mee naar Neurenberg nemen en het mijn vader met een briefje -overhandigen?" De koopman had er niets op tegen en reeds enkele dagen -later was het portret op weg naar Neurenberg. - -Tucher had wel eens gaarne willen weten, wat er in het briefje stond, -want hij vermoedde wel, voor wie het portret eigenlijk was bestemd. In -geheel Neurenberg was het geen geheim meer waarom jonkvrouw Agnes -Frey sedert Albrecht Dürers vertrek zoo stil was geworden en uit het -feit, dat de oude meester Dürer den heer Hans Frey dikwijls bezocht, -begreep men het overige. - -Tucher had tegelijkertijd den jongen kunstenaar te kennen gegeven, -dat het de wensch zijns vaders was, dat hij nu eens zijn terugkomst -moest bepalen, en aan dien wensch gehoor gevende, zeide Albrecht -spoedig daarop Venetië vaarwel en trok wederom noordwaarts naar Tyrol. - -Opgewekt reisde hij verder--hij ging immers naar huis om allen, die -hij liefhad, terug te zien na een vierjarige afwezigheid. Maar het -Tyrolerland was te schoon om er snel door te reizen. Hoe mild had hier -de Schepper Zijn heerlijkheid ten toon gespreid; hoe genoot hier het -oog van den kunstenaar, die het schoone beter dan iemand anders weet -te ontdekken en te waardeeren. Menigmaal voelde hij zich gedrongen -stil te houden en met teekenstift of penseel een schets te nemen van -het schoone en opmerkenswaardige, dat de natuur aanbood. Soms was het -een boomgroep, of een rotsachtig gedeelte, dan weer een landschap, -een burcht of een stad. - -Zijn hart klopte luider toen hij aan de bergpas kwam, waardoor -eenmaal zooveel zijner landgenooten waren getrokken en met hun bloed -den bodem hadden gedrenkt: de Venetiaansche kloof. Hij kon het niet -van zich verkrijgen verder te gaan, voordat hij deze romantische -plek geschetst in zijn portefeuille kon meenemen. Ook vertoefde hij -lang op een hoogte bij Triënte om vol geestdrift die schilderachtig -gelegen stad in haar geheel met frissche kleuren weer te geven. En -toen hij Innsbruck naderde juichte zijn ziel bij den aanblik van -deze parel van Tyrol en terstond kwamen palet en penseelen weder -voor den dag. Hij nam het gezicht op deze stad van de noordzijde, -zoodat de Inn den voorgrond inneemt en dicht langs de huizen stroomt, -die zich in den vloed weerspiegelen. Op den achtergrond verheffen -zich majestueus de sneeuwbergen in het zachte blauw des hemels, -waarin kleine, witte wolkjes zweven. - -Meer en meer naderde Albrecht de Beiersche grenzen. Nu bleven de -penseelen weggeborgen en zijn hart ging open, toen hij voor het -eerst zijn eigen taal in de ooren hoorde klinken. O Vaderland! gij -heerlijk! innig geliefd woord! - - - - - - - - -HOOFDSTUK VIII. - -VERVULDE WENSCHEN. - - -Op een morgen in Juni van het jaar 1494 werd de koperen klopper -drie malen op de huisdeur van den heer Hans Frey neergelaten, en -daar stonden meester Dürer en zijn zoon, uitgedost in hun schoonste -kleedij. Zij werden klaarblijkelijk verwacht, want al de huisgenooten -waren eveneens in feestgewaad; alles in huis blonk en glom en op -de tafel in de ruime woonkamer stond een heerlijke ruiker witte en -roode rozen. - -Toen de klopper zich liet hooren, verlieten de moeder en dochters het -vertrek en de heer des huizes trad op den drempel om de binnenkomenden -te verwelkomen. De begroeting had met veel ernst en deftigheid plaats -en meester Dürer en zijn zoon traden binnen. - -"Veroorloof mij te vragen, wat u hierheen voert?" begon Hans Frey -op afgemeten toon. Hij wist wel met welk doel de beide mannen waren -gekomen, maar het was in dien tijd het gebruik deze vormelijke vraag -te doen. - -Op even deftige wijze antwoordde meester Dürer: "God geve u en uw huis -heil en voorspoed! Ik kom tot u voor mijn oudsten zoon Albrecht, die -na zijn terugkomst uit den vreemde niet meer aan anderen ondergeschikt -behoeft te zijn, en nu van plan is een eigen huis in te richten en -daarin een huisvrouw binnen te leiden. Aangezien hij hiervoor de oogen -op uw oudste dochter heeft geslagen, en het genoegzaam is bekend, -dat de jonkvrouw hem genegen is, zoo kom ik uit zijn naam u vragen, -heer Hans Frey, of gij uw dochter Agnes aan mijn zoon Albrecht ten -huwelijk wilt geven." - -Hans Frey kuchte even en antwoordde toen: "Met lof spreekt een ieder -over uw zoon, meester Dürer, niet alleen wat zijn kunst betreft, -maar ook om zijn deugdzamen, reinen levenswandel. Gaarne geef ik dus -gehoor aan uw verzoek en ik stem toe in het huwelijk mijner dochter -met uw zoon Albrecht." - -De mannen drukten elkaar de hand en daardoor werd de verloving -bekrachtigd, want in dien tijd had de vader het recht de hand zijner -dochter te schenken aan wien hij wilde. Doch zij werd niet beschouwd -als een willooze koopwaar, zooals nog vroeger het geval was, neen, de -tijden waren ook in dit opzicht beter geworden, men had meer eerbied -gekregen voor de rechten der vrouw en daarom werden de wenschen der -dochter wel degelijk in acht genomen en besliste men na haar zelve -ernstig te hebben geraadpleegd. - -Nu ging Hans Frey naar de aangrenzende kamer en wenkte Agnes, die -daarop met neergeslagen oogen, blozende wangen en kloppend hart op -den drempel verscheen. - -"Zie," sprak haar vader, "het is om uwentwil, dat wij heden bezoek -ontvangen van meester Dürer, die voor zijn zoon Albrecht uw hand -komt vragen. En nadat ik mijn vaderlijke toestemming heb gegeven, -vraag ik eerst aan u, Albrecht Dürer, begeert gij mijn dochter Agnes -tot uw wettige huisvrouw?" - -Het antwoord werd met luide stem gegeven: "Ja, van ganscher harte!" Nog -tweemaal herhaalde Hans Frey zijn vraag en telkens volgde daarop -hetzelfde antwoord. - -Daarop wendde de vader zich tot zijn dochter en vraagde op dezelfde -wijze: "Agnes, begeert gij den jongen Albrecht Dürer tot uw wettigen -echtgenoot?" Ook uit haar mond klonk het, wel minder luid, doch even -vurig: "Ja, van ganscher harte," en zoo tot driemaal toe. - -Toen legde haar vader hun beider handen in elkaar en de zijne er -op leggende, sprak hij: "Albrecht, ik vertrouw Agnes aan u toe, -evenals Christus de sleutels van het Rijk des hemels aan Petrus heeft -toevertrouwd. Agnes, ik vertrouw u Albrecht toe, evenals Christus aan -Petrus de sleutels van het Rijk des hemels heeft toevertrouwd." Toen -nam hij een zwaard uit den hoek, zette een hoed op de punt en stak een -gouden ring aan het gevest, nam daarna een mantel en een penning en -voerde de verloofde tot haar bruidegom met de woorden: "Hiermee geef ik -mijn wettig kind over in uw trouw en genade, en vraag u ter wille van -het vertrouwen, waarmee ik haar aan u afsta, dat gij een rechtvaardig -en goedertieren leidsman en een trouw beschermer voor haar zult zijn." - -De bruigom hief plechtig de hand op met den eed: "Ik zweer het voor -het aangezicht van den alomtegenwoordigen God!" - -"Neem haar dan tot uw echtgenoot, haar, die gij hebt -uitverkoren!" sprak Hans Frey en nu trapte de bruigom zijn bruid op -haar voet, om daarmee te toonen, dat hij haar heer en meester was, maar -daarna sloot hij haar in zijn armen als bewijs, dat zijn heerschappij -zacht en liefdevol zou zijn en gaf hij haar den verlovingskus. - -Een paar uren later was de ruime huiskamer gevuld met de verschillende -familieleden der verloofden, die allen hun gelukwenschen en -geschenken kwamen aanbieden; deze laatsten echter moesten binnen -zekere grenzen blijven volgens ingewortelde, overdreven bemoeizucht -der stedelijke regeering, die hierop strenge beperkingsverordeningen -had uitgevaardigd. - -Het was alleen aan de beide naastbestaanden veroorloofd de bruid een -gouden ketting ter waarde van achttien gulden en een zilveren gesp -tot den prijs van vijftien gulden op zijn hoogst te schenken. - -Aan een welvoorzienen disch bleven de gasten gezellig bijeen tot den -avond en op aller gezichten stond te lezen, hoezeer men was ingenomen -met deze belangrijke gebeurtenis. - -Hans Frey, hoe rijk en gezien ook in de oogen aller ingezetenen, -zag volstrekt geen vernedering in het huwelijk zijner dochter met den -zoon van een goudsmid; hij, de begaafde man, zelf bedreven in de kunst, -voornamelijk in zang en spel, rekende het zich tot eer, de hand zijner -dochter te mogen schenken aan een man, van wien hij voor de kunst de -grootste verwachtingen koesterde. Meester Dürer was bovenmate verheugd -en dankbaar, dat zijn zoon zulk groot geluk was ten deel gevallen, en -al zag hij in het begin wel een weinig op tegen den omgang met deze -aanzienlijke familie, spoedig voelde hij zich bij hen geheel thuis -door de welgemeende vriendelijkheid, waarmee men hem tegemoet kwam. - -Het gelukkigst van allen waren natuurlijk de beiden, die het middelpunt -der algemeene vreugde uitmaakten. Hun wederzijdsch, stilzwijgend -verlangen was nu bevredigd, ze konden elkander nu vrijuit vertellen, -hoe lief zij elkaar hadden en met verrukking hoorde Albrecht de -bekentenis van Agnes, dat zij hem als knaap reeds in stilte heel -gaarne mocht lijden.-- - -Den 7den Juli op St. Margriet, werden de deuren der Sebalduskerk -geopend voor een deftigen stoet: Albrecht Dürer geleidde zijn lieve -bruid naar het altaar. Beide trokken aller blikken tot zich en vol -bewondering was men het hierover eens, dat nooit een mooier paar deze -kerk had betreden. - -Hoe schoon kwam Albrecht Dürers statige gestalte uit in het blauw -fluweelen wambuis, den zwarten met bont afgezetten mantel en hoe goed -stond hem de met goud doorvlochten bruigomskroon van sterkriekende -kruiden! En hoe lief zag de bruid er uit in haar wit zijden kleed, -waarvan de lange sleep met blauw fluweel en schitterende paarlen was -omzoomd; hoe liefelijk was de blos op haar wangen onder den bruidkrans -van rozemarijn met vergulde bladeren! - -Het jonge paar werd gevolgd door een langen prachtigen stoet van -bruidsjuffers en jonkers en verdere bruiloftsgasten. - -Onder plechtige orgelmuziek trad het jonge paar voor het altaar, waar -hun door den priester de vraag werd gedaan, of zij elkaar wenschten -te huwen en elkander trouw wilden blijven tot in den dood; waarop -hij hun handen vereenigde en hen zegende met de woorden: Ego coniungo -vos in nomine Patris et Filii et spiritus sancti. Amen. Daarop maakte -hij over hen het teeken des kruises, besprenkelde hen met wijwater, -stak hun den gouden ring aan den vinger en besloot de plechtigheid -met een gebed, waarop het koor de huwelijksmis aanhief. - -Intusschen waren in de groote zaal van het raadhuis een groot aantal -tafels aangericht voor het bruiloftsmaal. Het bruidspaar nam aan de -middelste plaats met de beide ouderparen, den overigen werd een plaats -aangewezen volgens rang en geslacht. Terzijde zaten de muzikanten, -die de gasten met hun deuntjes opvroolijkten. - -Aan elke tafel dienden twee schenkers, en een omroeper ging van de -eene tafel naar de andere, om in fraaie rijmpjes tot eten uit te -noodigen--dat was zoo de gewoonte. - -Als de muziek ophield, kwam de hansworst om met zijn grappen de -vroolijkheid te verhoogen--trouwens, hij had zich die moeite kunnen -besparen, want voortdurend nam de luidruchtigheid toe en de muzikanten -hadden het overdruk om met hun trompetten en pauken al de toasten -te beantwoorden. - -Nadat men ruimschoots had genoten van de spijzen en dranken, had de -brandschatting plaats. Het eerst verscheen de kok met den schotel, -die bij de gasten moest rondgaan en waarin de gaven moesten worden -gelegd. Met hetzelfde doel kwam de keldermeester met zijn drinkhoorn, -de braadspitdraaier, de vrouw, die de vaten moest wasschen, en -eindelijk de armvoogd met de bus voor de arme luitjes; allen werden -rijkelijk bedeeld met klinkende munt. - -Na afloop van den maaltijd kwam een der bedienden met een zilveren -schaal en een meid met een handdoek, en gingen beurt voor beurt naar -elk der gasten, om hen uit te noodigen hun handen te wasschen. Nadat -hieraan was gehoor gegeven, was het trompetgeschal het sein, -dat men zich voor het dansen naar de benedenzalen moest begeven, -terwijl de bruiloftsoep, waarvoor de vader van de bruid een vetten -os ten geschenke had gegeven, werd verzonden aan de kerkdienaars, -de raadsbedienden, de zieken in het hospitaal en eveneens aan de -doortrekkende reizigers in de herbergen. Het was 's avonds laat, -toen men het jonge echtpaar met fakkellicht naar het huis van den -vader der bruid begeleidde. - -Maar daarmee waren de feestelijkheden niet afgeloopen; den volgenden -dag namen ze daarentegen nog toe. Reeds in den vroegen morgen -verschenen de gasten weer om hun geschenken aan te bieden. Het eerst -van allen was de bruigom in het vertrek der bruid binnengetreden om -haar het eerste geschenk te brengen: een kostbare parure van goud met -echte parelen, robijnen en smaragden, een meesterstuk van den ouden -Dürer en een verrukkelijk schilderij van zijn eigen hand, een landschap -in Tyrol. De overige gasten wedijverden met elkaar in bewijzen hunner -liefde en achting, waaraan geen einde scheen te zullen komen. Daarna -ging men wederom gezamenlijk ter kerke, en nu droeg de jonge vrouw het -haar niet meer loshangend zooals tot nu toe, doch opgebonden onder -een muts, als bewijs dat zij nu het huwelijksjuk droeg. Na de mis -legde het jonge echtpaar hun gave op het altaar en ontving den nazegen. - -Na deze kerkelijke plechtigheid trok men weer naar het raadhuis, -om zich daar nogmaals te vereenigen aan een welvoorzienen disch, -die in pracht en overvloed den eersten nog overtrof en een bewijs -was van den grooten rijkdom van Hans Frey. - -Na afloop daarvan ging men onder vroolijken zonneschijn naar de veste, -waar onder de linde op het voor ieder toegankelijke plein, met dansen -de feestelijkheden zouden worden besloten. - -Evenals den vorigen avond was het laat, toen de fakkels weder werden -aangestoken om het jonge paar naar huis te begeleiden. Nu ging -men evenwel niet naar het ouderlijke huis der bruid, maar naar de -woning van den ouden meester Dürer, want Albrecht volgde niet het -gebruik om bij zijn schoonvader te gaan inwonen, maar verkoos het -huis zijner ouders, omdat hij dan steeds in de nabijheid van zijn -ouden, gebrekkigen vader kon zijn en zijn kinderplicht tegenover den -grijsaard beter vervullen. - -Het was wel wat bekrompen wonen in het huis van meester Dürer en deze -keek zijn schoondochter wel eens met bezorgden vragenden blik aan, -omdat hij vreesde, dat het haar, die zooveel weelde was gewend, -moeilijk zou vallen zich in deze bescheiden omstandigheden te -schikken--doch zijn vrees was ongegrond: Vrouwe Agnes was volkomen -tevreden met de beperkte ruimte, nu zij die deelen mocht met den man, -met wien zij onuitsprekelijk gelukkig was. - - - - - - - - -HOOFDSTUK IX. - -HET HUWELIJKSLEVEN. - - -De ondergaande Aprilzon wierp haar purperen gloed in de werkplaats -van Albrecht Dürer, waar de kunstenaar met zooveel inspanning en -ijver aan een groot stuk schilderde, dat de zweetdroppels op zijn -voorhoofd parelden. - -Er werd aan de deur geklopt en eenigszins ontstemd over de stoornis -keek de schilder van zijn werk op, doch dadelijk hernamen zijn oogen -hun vriendelijke uitdrukking, toen hij in den binnenkomende zijn -ouden leermeester herkende. - -"Zijt gij nog zoo laat aan den arbeid?" vraagde Wolgemut. "Gij moest -uw oogen meer sparen." - -"Ik heb haast," antwoordde Dürer, "want het is nog slechts drie dagen -vóór het feest ter eere der tentoonstelling van de rijksinsignes en -kleinoodiën." [11] - -"Wilt gij daar deze schilderij ten verkoop aanbieden? Nu, gij zult -er ongetwijfeld eer mee inleggen. 't Is een meesterstuk. O wat heeft -God u bevoorrecht! Ik zou bijna jaloersch worden, als ik zie hoever -de leerling den meester boven het hoofd is gegroeid; doch Johannes -de Dooper bewaart mij voor nijd en afgunst." - -"Johannes de Dooper?" vraagde Dürer verwonderd. - -"Ja zeker!" knikte Wolgemut. "Niet lang geleden las ik in den -bijbel van Anton Koburger en ik was getroffen door een tekst, die -mij mijn tevredenheid terug gaf. Het was in het derde hoofdstuk van -het Evangelie van Johannes, waarin ik las, dat de Dooper tot hen, -die niet konden verdragen, dat Jezus van Nazareth hun leeraar in de -schaduw stelde, zeide: "Hij moet wassen en ik moet minder worden." Hoe -ootmoedig was hij en toch hoe groot juist daardoor, dat hij zich -zoo vernederde! En ik wil hem navolgen en hem gelijk trachten te -worden, opdat ik mij van ganscher harte daarin kunne verheugen, dat -de discipel meer is dan zijn leermeester. God zegene u!--En hoe gaat -het overigens, Albrecht?" - -"Mij gaat het goed, meester," antwoordde Dürer, "ik heb alle -reden om God te danken voor Zijn goedheid, want ik ben gezond -en vol moed en levenslust, al heb ik in den laatsten tijd vrij -wat onaangenaamheden ondervonden door mijn gezellen, die met mijn -schilderwerk rondreizen. Velen hunner blijken schelmen te zijn, die -zeer ontrouw hebben gehandeld met het werk, dat ik aan hun zorgen -had toe vertrouwd, en mij slechts een klein deel der opbrengst -hebben gebracht. Een ander, wien ik geld had geleend, heeft mij ook -schandelijk bedrogen. Doch hoewel ik door deze wederwaardigheden veel -schade heb geleden en de zorg voor mijn ouders en jongere broeders -op mij neerkomt, zoo heb ik door Gods goedheid steeds alles gehad -wat noodig was en nooit gebrek geleden." - -"Hoe gaat het met uw vader?" vraagde Wolgemut deelnemend. "Ik heb -gehoord, dat hij ziek te bed ligt." - -Dürer knikte toestemmend: "Hij ligt reeds vijf dagen te bed. De -acht-en-zestig-jarige is zeer zwak en mag maar heel weinig in de -werkplaats arbeiden. Zijn oogen zijn slecht en zijn handen beven; -Andreas mijn broeder, is nu veel aan zich zelf overgelaten, maar het is -een flinke knaap, die bij vader goed heeft geleerd. Ik dank God, dat -Hij mij mijn Agnes heeft gegeven! Zij helpt mijn moeder zoo trouw met -oppassen en verpleegt den ouden man, alsof hij haar eigen vader ware." - -"Ja," sprak Wolgemut, "het verblijdt mij ook zoo, dat God u in haar -zulk een heerlijken schat heeft gegeven. Houd haar in eere!" - -"Die vermaning is waarlijk niet noodig," antwoordde Dürer glimlachend, -"want ik weet zelf het best welk een kostbaar kleinood zij is." - -Wolgemut trad nu dicht bij den ezel om het werk nauwkeurig te kunnen -beoordeelen, en daarna sprak hij: "Het is dus uw plan het op het feest -ten verkoop ten toon te stellen? Dan zult gij u moeten haasten want -ik zag reeds een groote menigte vreemdelingen voor het feest aankomen." - -Dit feest was ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en -kleinoodiën, waarvan Neurenberg, als middenpunt van het Duitsche -rijk, de eer genoot die te mogen bewaren. Jaarlijks, in de lente, -werden die kleinoodiën aan het volk vertoond en sinds de regeering van -koning Sigismund werd er bij deze gelegenheid een groote jaarmarkt of -kermis gehouden, die zooveel menschen uit alle deelen des lands trok, -dat er in de herbergen nauwelijks plaats genoeg was. - -Meester Wolgemut bleef nog eenigen tijd met zijn voormaligen leerling -praten, totdat Vrouwe Agnes verscheen, met wie hij nog eenige woorden -wisselde; toen vertrok hij. Vrouwe Agnes zag er vermoeid uit. Reeds -sedert twee dagen was zij niet te bed geweest en zij had daarbij veel -huishoudelijke plichten moeten waarnemen. Zij ging stil bij de tafel -zitten met haar moe hoofd op de hand steunende. - -Dürer ging naar haar toe en kuste haar op het voorhoofd. "Mijn arm -vrouwtje, wat rust er nu veel op uw schouders! Gij hadt zeker wel -gedroomd, dat gij het beter bij mij zoudt hebben!" - -Met zacht verwijt keek Agnes naar hem op. "Foei, stoute man, hoe durft -gij zoo iets zeggen! Van mijn vroegste jeugd af heb ik ledigheid nooit -kunnen uitstaan, en hoe heerlijk vind ik de grootste drukte en moeite, -waar het u geldt!" - -"Mijn lieve vrouw!" riep Albrecht in vervoering en hij drukte zijn -Agnes vurig aan zijn hart. Toen ging hij tegenover haar zitten om met -haar te babbelen, want het was veel te donker geworden om nog te kunnen -schilderen. Langzamerhand antwoordde Agnes weinig of niets meer, hij -zag hoeveel moeite zij had om haar oogen open te houden--en eindelijk -vielen ze dan ook toe en sliep zij. Toen stond hij zachtjes op, nam -perkament en potlood en teekende Agnes uit, zooals zij daar zat met -haar schort en witte muts, en met de kin op haar hand steunende. - -Het was een vluchtige schets, een aardigheid, maar niettemin was Agnes -blij verrast, toen zij bij haar ontwaken zich zelve op deze wijze zag -weergegeven. Ondertusschen kwam Hans binnenstormen, Albrechts jongste -broeder en de lieveling zijner ouders, de eenige, die behalve Albrecht -en Andreas, van de achttien kinderen nog in leven was. - -Hij liep luid schreiend op Agnes toe en zag er erbarmelijk uit: zijn -gezicht was met bloed beloopen en de flarden hingen bij zijn wambuis. - -"Om 's hemels wil, Hans, wat is er gebeurd?" riep Vrouwe Agnes. - -"Wij waren aan het spelen bij de "mooie bron" en toen heb ik een duw -gekregen, waardoor ik gevallen ben," huilde het kind. - -Vrouwe Agnes haalde gauw uit de keuken een kom met frisch water en -een linnen doek, waarmee zij Hans gelaat afwiesch, terwijl zij hem -allerlei troostwoorden toesprak; daarop trok zij zijn buisje uit en -ging het dadelijk verstellen. Albrecht keek met een innig gelukkige -uitdrukking in zijn oogen naar alles, wat zijn vrouw deed, hij zag -weder duidelijk welk een warm, liefhebbend hart zij had. Hoe vurig lief -moest zij haar echtgenoot hebben, dat zij zelfs aan zijn broertje en -zijn overige familieleden zooveel trouwe zorgen wijdde! Zwijgend zag -hij hoe haar zachte handen de naald hanteerden bij dezen ongewonen -arbeid, want thuis had zij zich nooit met dergelijk werk behoeven -te bemoeien; dat deden de dienstboden, die zij bij alles tot haar -beschikking had gehad en haar een gemakkelijk leventje hadden bezorgd. - -Toen zij klaar was, trad Albrecht op haar toe en sloot haar in zijn -armen: "Wat zijt gij toch goed en lief, Agnes! Dikwijls voel ik mij -beschaamd, als ik bedenk, hoe weinig ik u waard ben." - -Agnes legde haar hand op zijn mond: "O wees stil, dan spreekt gij -ten minste niet langer onwaarheid, stoute man! Geloof mij liever, -als ik zeg, dat ik het ben, die mij dikwijls zoo beschamend onwaardig -tegenover u voel. Maar laat mij nu gaan om voor het avondeten te -zorgen." Tegelijkertijd wikkelde zij zich uit zijn omarming los en -dekte de tafel. Maar voordat zij zelf ging zitten, liep zij snel de -trap af naar de kamer in het onderhuis, waar de oude Dürer te bed -lag en bracht hem zijn soepje. Zij had deze zorg op zich genomen, -opdat haar schoonmoeder zich geheel aan de verpleging van den zieke -zou kunnen wijden. - -"Hoe komt het toch, lieve Agnes, dat alles wat gij klaar maakt -zoo heerlijk smaakt?" vraagde Albrecht aan tafel. "Doet gij -er iets bijzonders in?" Vrouwe Agnes keek verwonderd op: "Iets -bijzonders? Neen, alleen een weinig liefde." - -Eerst moest Albrecht hierom lachen, doch toen kreeg zijn gelaat -een peinzende uitdrukking en na eenige oogenblikken zei hij: "Ja, -gij hebt gelijk, dat is het, dat is het!" - -En nu deed hij de eieren met spek eer aan. - - - - - - - - -HOOFDSTUK X. - -HULP BIJ DEN ARBEID. - - -Er volgde een warme zomer op de lente. Een drukkend zwoele temperatuur -heerschte in Neurenberg, waar de straten als uitgestorven schenen. Al -de burgers, die er tijd en geld voor hadden, ontvluchtten die benauwde, -ongezonde atmosfeer en zochten de bosschen en de berglucht op, -vooral ook omdat de sterfte bedenkelijk toenam en men bang was voor -het uitbreken van de pest. - -Een heete Augustusdag liep ten einde en vele wandelaars bewogen zich -in de richting der stadspoorten om in het nabijgelegen Lorenzer- -en Sebalderwoud zich te verkwikken aan de frissche, reine koelte, -die in de schaduw der oude eiken en beuken waaide.-- - -Vrouwe Agnes trad bij haar man in de werkplaats binnen: "Zouden wij -niet een oogenblik gaan wandelen na al den arbeid en de hitte des -daags, beste Albrecht?" vraagde zij op den drempel staande. - -"Ik zou het heel graag doen, Agnes," antwoordde Dürer, terwijl hij -ophield met schilderen. "Ook ik zou gaarne eens frissche lucht gaan -scheppen, maar mijn plicht houdt mij aan het werk. Zie eens, hoeveel -ik nog aan dit schilderij heb te doen, en over zes dagen komt hij er -voor, die het mij heeft opgedragen. Het heeft mij weinig geholpen, -dat ik 's morgens met de zon opstond en niet voor middernacht naar bed -ging. Ik krijg voortdurend meer bestellingen en het is mij onmogelijk -alles alleen uit te voeren, zonder vóór mijn tijd geheel op te zijn." - -Vrouwe Agnes trad op haar echtgenoot toe en legde haar hand op zijn -schouder: "Zoo mag ik u hooren spreken, want nu zijn wij het eens. Heb -ik u niet duizendmaal gevraagd, om het voorbeeld van uw leermeester -Wolgemut te volgen en gezellen die u bij uw arbeid kunnen helpen bij -u te nemen, en die u in staat stellen, alle bestellingen, die men u -doet, uit te voeren? Gij hebt nooit naar mijn raad willen luisteren, -en nu ben ik heel blij, dat gij van meening zijt veranderd." - -"Toch schik ik mij met grooten tegenzin in deze noodzakelijkheid," -antwoordde Dürer, "want mijn ziel komt in opstand tegen de manier, -waarop men tot nu toe de kunst heeft verlaagd. Veel liever schilderde -ik alles alleen. Dikwijls heb ik bij meester Wolgemut met eigen oogen -gezien, hoe de gezellen een werk van den meester geheel bedierven, -zoodat men duidelijk kon zien, dat verschillende handen er aan -hadden gewerkt. Ja, als ik iemand kon vinden, wiens arbeid volkomen -op den mijne geleek, zooals het eene ei op het andere, dan zou ik -hem gaarne bij mij nemen; doch hoe moeilijk vindt men dat! Evenals -elk vogeltje in het woud zingt zooals het gebekt is, zoo heeft elk, -wien God de gave der schilderkunst heeft verleend, zijn eigen manier -om het penseel te voeren." - -"Dat is wel waar," beweerde Agnes, "maar in de werkplaats onderwijst -de meester den leerling en daardoor krijgt deze de manier van zijn -leermeester. - -"Waart gij zelf niet vol lof over Hans Schäufelein, die ook bij meester -Wolgemut heeft gewerkt en over Albrecht Altdorffer? Gij zelf hebt hun -kunst en bekwaamheid geprezen. En van Schäufelein hebt gij gezegd, -dat zijn kunst veel overeenkomst met de uwe had." - -"Gij hebt gelijk," antwoordde Dürer, langzaam met het hoofd -knikkend, "maar wat baat het of wij al over den Nördlinger schilder -praten? Sedert een jaar is hij reeds weg en wie weet, waar hij nu is." - -"Nu dan," sprak Agnes ernstig en zij legde haar hand op Albrechts arm, -"kom hier en zie eens in den spiegel, hoe bleek gij zijt en welke -kringen gij onder de oogen hebt! Al dikwijls heb ik met stillen -angst er naar gekeken! Als gij geen gezellen wilt nemen of er geen -kunt vinden, dan blijft er niets over dan dat gij een groot deel der -opdrachten afwijst.--Maar laten we nu dit vervelende onderwerp laten -rusten en gebruik maken van het overige van den avond om een weinig -frissche lucht te gaan scheppen." - -Dürer streek de weelderige lokken van zijn voorhoofd en knikte zijn -vrouw toe: "Ik wil het niet weigeren, lieve Agnes, vooral daar ik -wel begrijp, dat gij het meer om mijnentwil dan voor u zelve vraagt." - -Hij verwisselde zijn werkbuis voor een betere kleeding, zette zijn -baret op en ging met zijn vrouw uit om buiten de stad te wandelen. - -Nauwelijks waren zij buiten de poort gekomen, toen een jonge man op hen -toe trad en beleefd het hoofd ontblootte: "Gegroet, Meester Dürer! Wel, -wat een geluk, dat gij de eerste zijt, die ik bij Neurenbergs poorten -ontmoet! Want, juist om bij u aan te kloppen, ben ik hier gekomen." - -"Hoe, zijt gij het, Schäufelein?" riep Dürer verbaasd uit. "Het schijnt -mij waarlijk een beschikking des hemels, dat ik u ontmoet. Begrijp -eens, we spraken juist over u! En waarmee kan ik u van dienst zijn?" - -"Het is mijn hartewensch, dat gij de kroon wilt zetten op het werk, -dat meester Wolgemut aan mij is begonnen. Bijna een jaar lang heb ik -overal rondgezworven om bij andere schilders te leeren; toen dacht -ik aan u en sprak tot mij zelf: waarom zoekt gij het zoo ver, terwijl -gij den besten leermeester in de nabijheid hebt? Hebt gij nog plaats -voor een gezel, dan zou ik heel gaarne bij u komen?" - -Dürer zag zijn vrouw veelbeteekenend aan en antwoordde: "Plaats -is er genoeg, want ik heb altijd alleen gearbeid en vreemde hulp -versmaad. Maar mijn lieve vrouw dringt er sterk op aan, dat ik iemand -zal opzoeken, die mij behulpzaam kan zijn bij het vele werk, dat mij -wordt opgedragen. In u heb ik vertrouwen, omdat ik uw kunst ken; en -nu gij op mijn pad komt, alsof God mij u toezendt, roep ik in Zijn -naam u hartelijk welkom toe." - -Hij reikte hem daarop de hand, die Schäufelein stevig schudde. - -Ook Vrouwe Agnes drukte hem de hand met een blijden glimlach en de -wandeling in het bosch vergetende, noodigde zij de beide mannen uit -om te keeren, om het avondeten voor den vermoeiden reiziger te kunnen -klaar maken. - -Met innig genot zag Agnes dat langzamerhand de kleur weer op Albrechts -wangen terugkeerde en dat de verhouding tusschen de beide schilders -bijzonder hartelijk was. Zij stonden niet tegenover elkaar als -meester en leerling: Dürer behandelde Schäufelein als zijn vriend en -vertrouweling en dat verdiende hij ook, want niet alleen won zijn -karakter Dürers genegenheid, ook zijn kunst drong hem 's meester -achting af. - -Schäufelein was een kunstenaar met rijken aanleg en had -ernstige studiën gemaakt. Daarbij kon hij zich gemakkelijk Dürers -penseelbehandeling eigen maken en het duurde niet lang, of hij had -zich geheel aan zijn wijze van arbeiden gewend en Dürer vertrouwde -hem gerust toe, aan grootere stukken mee te werken. Al was er nog wel -iets van Schäufeleins eigen manier in te bespeuren, het verschil was -toch niet zoo groot, dat het storend op de eenheid werkte of afbreuk -deed aan den totaal-indruk. - -En zoo konden de bestellingen, die Dürer alleen niet op zich had -kunnen nemen, gezamenlijk worden uitgevoerd. - -Tegen Kerstmis bood zich een tweede schilder aan, Hans von Kulmbach, -ook een knap kunstenaar, die reeds naam begon te krijgen--en dat -hij bij meester Dürer als gezel werkzaam was, rekende deze zich tot -eer en vermeerderde zijn roem niet weinig. Dürer kon zich op zulke -gezellen waarlijk wel beroemen. Als zulke begaafde kunstenaars hem -hun meester noemden, hoe groot moest hij dan zelf niet zijn! En -het was geen wonder, dat meester Dürer voortdurend in aanzien steeg -bij de Neurenbergers en dat buiten af zijn naam steeds met meer lof -werd vermeld. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XI. - -VOORNAAM BEZOEK. - - -Een groote menigte vreemdelingen stroomde in April van het -jaar 1496 naar Neurenberg--het wemelde van allerlei soort van -reizigers op de groote wegen. Vedelaars en zangers, goochelaars, -koorddansers, kwakzalvers en zwervende studenten trokken naar de stad -in gezelschap van berenleiders en kameeldrijvers, vrouwen, meisjes en -vuile zigeuners. Daartusschen vertoonde zich monnikspijen en grove -boerenkielen. Ook eerzame burgers trokken in troepjes stadwaarts -en hier en daar baande zich een koets, aan aanzienlijke bezoekers -toebehoorende, of een groep geharnaste ridders te paard een weg door -de bonte menigte. - -Het was weer ter eere der tentoonstelling der rijksinsignes en -reliquiën, dat deze menschenmassa naar Neurenberg stroomde--en -dezen keer was de toeloop zoo bijzonder groot, omdat een aantal -vorsten en prelaten ook op weg waren en zelfs de keizer beloofd had -te verschijnen. - -De stad was versierd met vlaggen en wimpels, bonte tapijten en -slingers van groen en bloemen. Zelfs de kerken hadden zich getooid, -zooals een bruid zich tooit voor haar bruidegom en de groote markt -was als in een feestzaal herschapen. Vandaar tot aan de veste, waar -de keizer verblijf zou houden, was het alsof men door een bosch liep: -het woud had zijn slanke dennen, die in twee rijen in den grond waren -geplant, moeten afstaan. - -Overal, in alle straten verdrong zich het volk uitgedost in hun -fraaiste kleederen, om al de pracht en versieringen te kunnen -bewonderen, voordat de feestelijkheden al hun aandacht in beslag -zouden nemen. In de herbergen was het reeds vol vreemdelingen en nog -steeds kwam er nieuwe toevloed. - -Den 14den April ging het gerucht, dat de Keurvorst van Saksen met zijn -broeder, Hertog Hans, in aantocht was. Het volk stroomde de poort uit -om de naderenden te gemoet te gaan, en dicht voor de poort werden de -gilden met hun insignes en banieren opgesteld. Toen de vorst kwam -aangereden, kwam er geen einde aan het gejuich en gejubel van het -verzamelde volk, want Frederik, bijgenaamd de Wijze, stond bij allen -in hoog aanzien. Achter hem en zijn broeder volgde een lange stoet -ruiters in mooie, blinkende wapenrustingen en met wapperende pluimen. - -Kort daarop kwam ook de Landgraaf Lodewijk van Hessen met -honderdvijftig ruiters, wien men dezelfde eer bewees. - -Doch de algemeene spanning nam zeer toe, toen men vernam, dat -den volgenden dag de keizer de poort der oude vrije Rijksstad zou -binnenrijden. - -De Keurvorst van Saksen reed met zijn broeder de poort uit om den vorst -tegemoet te gaan. Weder werden de gilden opgesteld; de raadsheeren -verschenen in hun deftige, zwarte mantels met de gouden ketens, de -stadsmuzikanten zetten zich in postuur, op de wallen werd het geschut -geladen en zelfs de allerarmste trok zijn beste kleeren aan. Maar zie, -daar kwam een renbode om te zeggen, dat Zijn Majesteit verhinderd -was zijn goede stad Neurenberg te bezoeken, omdat de Italiaansche -veldtocht al zijn tijd eischte. [12] - -Dat was voor de Neurenbergers een groote teleurstelling en men -had nu maar half pleizier in de feestdagen, waarop de reliquiën en -rijkskleinoodiën in het openbaar werden tentoongesteld. - -Op den tweeden feestdag werd meester Albrecht Dürer reeds 's morgens -vroeg in zijn arbeid gestoord, doordat men aan zijn deur klopte. - -Op den drempel verscheen een vreemde, aanzienlijke heer, die beleefd -groette en zeide: - -"Ik kom uit naam van mijn heer en gebieder, den Keurvorst van Saksen, -om u te zeggen, dat Zijn keurvorstelijke Doorluchtigheid van plan is u -een bezoek in uw werkplaats te brengen. Derhalve zult gij u voor zijn -ontvangst gereed moeten maken, want over een uur zal hij hier zijn." - -Een oogenblik was Dürer door dit onverwacht bericht in verwarring -gebracht, doch hij herstelde zich spoedig en sprak beleefd buigend: -"Ik verheug mij over de hooge eer, die mij te beurt valt en Zijne -keurvorstelijke Doorluchtigheid zal mij zeer welkom zijn." - -Nauwelijks was de bezoeker weg, of Dürer snelde naar zijn vrouw -om haar deze blijde tijding te brengen. Terstond ging zij naar het -atelier om zoo snel mogelijk alles op te ruimen en in orde te brengen, -daarin ijverig geholpen door de beide gezellen, die het ook reeds -hadden gehoord. - -Intusschen had meester Dürer zich in zijn pronkgewaad gekleed en -vertoonde zich in al zijn mannelijke schoonheid, statig en vol kracht -als een ridder, en Vrouwe Agnes vermeide zich opnieuw in den aanblik -van haar echtgenoot; het kwam haar voor, dat hij er nog nooit zoo -heerlijk en statig had uitgezien. - -Nadat een uur verloopen was, kon men door het venster den keurvorst -Frederik, door zijn broeder Hans vergezeld, in de straat zien -aankomen. Dadelijk snelde Dürer de trap af om de aanzienlijke gasten -op den drempel te ontvangen. - -"Dus zijt gij meester Dürer," begon Keurvorst Frederik, terwijl -zijn oogen met welgevallen de hooge gestalte beschouwden en hij hem -vriendelijk de hand reikte. "Men prijst uw kunst zeer in het geheele -land, en zelf heb ik ook reeds menig kunstwerk, dat mij heeft doen -wenschen u persoonlijk te leeren kennen, van u gezien. Wilt gij ons -nu voorgaan om ons de plaats, waar gij arbeidt, te laten zien?" - -Eerbiedig geleidde Dürer de voorname bezoekers naar zijn werkplaats, -waar de keurvorst plaats nam op den hem aangeboden zetel, terwijl -zijn broeder zich naast hem zette. - -Er hingen aan den muur veel schilderijen, die door den keurvorst zeer -werden bewonderd, en zijn lof was Dürer des te meer waard, omdat hij -niet alleen een liefhebber der kunst maar ook een kunstkenner was. - -"Bij ons in Saksen," ging Frederik voort, "geniet Lucas Kranach een -grooten naam en hij is een kunstenaar met bijzondere gaven; maar met -u, Meester Dürer, kan hij zich toch niet meten. Ik zeg dit niet om u -ijdel te maken of om meester Lucas' roem te verkleinen, maar om God -in u te eeren, die u zooveel heeft geschonken. Hij geve u daarbij een -goede gezondheid en een lang leven, om met het u toevertrouwde pond -te kunnen woekeren tot Zijn eer en tot vreugde der menschen.--Maar -ik verlang meer van u dan het genot, dat ik nu heb gesmaakt. Ook -Wittenberg moet zien, waartoe de Neurenberger kunstenaar in staat is -en daarom verzoek ik u voor mij een groot altaarstuk te schilderen, -om de allerheiligenkerk te Wittenberg te versieren." - -Dürers wangen werden nog donkerder gekleurd en zijn aandoening -stond op zijn gelaat te lezen. Hij boog diep voor den vorst, dankte -hem voor de eer hem aangedaan en vraagde, wat het schilderij moest -voorstellen. Daarin liet de keurvorst hem geheel, vrij: "Schilder wat -gij zelf wilt en wat uw hart u ingeeft--ik wil u in het minst daarin -niet beperken." - -Nog lang bleef de keurvorst vriendelijk praten, terwijl Hertog Hans -de schilderstukken bekeek; eindelijk vraagde hij zelfs naar Vrouwe -Agnes en sprak den wensch uit, haar te zien. - -Daarop kwam Agnes te voorschijn, ook in feestgewaad gekleed en -met zichtbaar welgevallen rustte 's vorsten blik op de bekoorlijke -gestalte; haar wangen hadden een verhoogden blos en zij was in het -begin niet weinig verlegen, maar spoedig overwon zij dit gevoel -en beantwoordde vrijmoedig en beminnelijk de vragen, die Keurvorst -Frederik tot haar richtte. Nadat hij ook nog enkele woorden met de -gezellen had gewisseld, nam hij afscheid en drong bij Dürer op haast -aan, opdat het schilderij spoedig te Wittenberg zou zijn.-- - -In de herberg op de waag, waar de burgers gewoon waren samen te komen -om met elkaar te drinken, was het een heele drukte, toen eenige dagen -later Albrecht Dürer zich daar liet zien; iedereen wilde hem de hand -drukken en overstelpte hem met gelukwenschen. In aller achting was -hij nog gestegen door de eer hem te beurt gevallen en men zag het hen -aan, dat zij zich in hem geëerd voelden. Vooral Dürers schoonvader, -Hans Frey, hield het hoofd trotsch in den nek en liet zich den edelsten -Cypruswijn brengen; hij was bijzonder spraakzaam, hoewel hij gewoonlijk -weinig sprak en zou gaarne een liedje met luitbegeleiding ten beste -hebben gegeven, als men het had verlangd. - -Woordelijk moest Dürer herhalen wat hij met den keurvorst had gesproken -en allen luisterden met gespannen aandacht, ook meester Wolgemut, die -zonder eenigen naijver zich met den gelukkige verheugde en verzocht -nu en dan te mogen komen zien, hoe het altaarstuk vorderde. - -Maar wie het uitbundigst was in Dürers lof, dat was Wilibald -Pirkheimer. Het was reeds bijna twee jaar geleden, dat hij in -Neurenberg was teruggekomen, nadat hij niet alleen de leerschool der -ridderschap had doorloopen, maar zich ook in de wetenschappen aan -de Italiaansche hoogescholen ijverig had bekwaamd. Spoedig daarna -was de met mannelijke schoonheid begaafde jonge man in het huwelijk -getreden met Crescentia, een dochter uit het rijke en zeer aanzienlijke -geslacht der Rieters, en niettegenstaande zijn jeugd was hem de eer -te beurt gevallen tot raadsheer van Neurenberg te worden benoemd. De -verhouding met Albrecht Dürer werd weder dezelfde als vroeger, ja, -eigenlijk was de omgang nog vertrouwelijker geworden, zoodat de oude -benaming van Castor en Pollux weer in herinnering kwam om de innige -verstandhouding, die tusschen hen heerschte, aan te duiden.-- - -Reeds drie dagen later had meester Wolgemut gelegenheid de schets van -het altaarstuk te zien, en hij was vol verbazing over de vlugheid, -waarmee Dürers hand de afzonderlijke figuren te voorschijn riep. - -De gezellen mochten hem niet helpen, hij wilde het geheel alleen -afmaken, al was het nog zoo groot. Vol bezieling arbeidde hij er -aan van 's morgens vroeg totdat Vrouwe Agnes hem aan den maaltijd -riep. Zijn ziel brandde van vurig verlangen om het reuzenwerk in zijn -geheel te zien. - -En na zes weken legde hij de laatste hand er aan. 's Avonds verzamelde -hij zijn vrienden, die bij een glas edele malvezij luid hun lof -over zijn werk uitspraken. Het was een vleugelaltaarstuk uit drie -bladen bestaande: de verven, met lijm gemengd, waren onmiddellijk -op het doek gebracht. [13] Op het middelste stuk buigt de Madonna -in biddende houding over het kind Jezus, dat op een kussen voor haar -ligt te sluimeren en door een engel koelte wordt toegewaaid. Maria's -slanke gestalte is gehuld in een lichtblauw kleed, gedeeltelijk door -een witten sluier verborgen, boven haar hoofd zweven twee engelen, -die een gouden kroon met parelen bezaaid vasthouden, terwijl twee -andere engelen de kamer schoonmaken, waarin Maria zich bevindt. In -een zijvertrek ziet men Jozef aan den arbeid in zijn werkplaats. - -De linker vleugel van het altaarstuk stelt de H. Antonius voor, -die in een boek leest en een donkerblauw gewaad aan heeft en op den -rechter vleugel ziet men het naakte figuur van den H. Sebastiaan -ten halven lijve afgebeeld en met pijnlijk verwrongen trekken: hij -was de hoofdman der keizerlijke lijfwacht te Rome, die op last van -Diocletianus ontkleed aan een boom werd gebonden en door zijn soldaten -met pijlen gedood, omdat hij zijn geloof in Christus had beleden. - -In dit reusachtige altaarstuk was alles met evenveel liefde en -toewijding geschilderd, niet alleen de groote figuren, maar ook -het bijwerk. - -De oude Wolgemut was niet weg te krijgen van het schilderij en hij -werd niet moede het te prijzen, vooral de juiste teekening en het -schoone koloriet. Vele nieuwsgierigen verdrongen zich de volgende -dagen in het atelier om het kunstwerk te zien, voordat het kort -daarop naar Wittenberg werd verzonden, omdat de keurvorst op spoed -had aangedrongen. - -Hans van Kulmbach, een der gezellen, genoot de eer het kostbare stuk -naar de plaats zijner bestemming te brengen. De keurvorst beloonde -den kunstenaar vorstelijk, maar nog meer waarde had voor Dürer de lof, -waarmee meester Lucas Kranach het werk vereerde. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XII. - -DE PREDIKER IN DE WOESTIJN. - - -Het einde der eeuw naderde. Elk afsterven van het jaar reeds wekt -door zijn luide prediking van het voorbij snellen van den tijd en van -het vergankelijke van al het aardsche, velerlei aandoeningen in het -hart der menschen; hoeveel te meer moet het verwisselen der eeuwen -het gemoed tot in zijn diepste diepte aangrijpen! In groote mate was -dit het geval, toen de vijftiende eeuw haar einde te gemoet ging. - -In Duitschland heerschte een geest van opgewondenheid en -verontwaardiging en met afschuw waren aller oogen gericht op Rome, waar -de pauselijke stoel werd ingenomen door een man, die volleerd in zonden -en misdaden, den naam van stedehouder van Christus volkomen onwaard -was. Die man was Alexander VI. Hij beschikte op een schandelijke -wijze over de hoogste kerkelijke ambten, die hij meerendeels door zijn -handlangers liet waarnemen. Nog erger was zijn groote zedeloosheid; -men beschuldigde hem zelfs in ongeoorloofde verhouding met zijn -dochter Lucretia te leven. En in zijn eigen belang ontzag het hoofd -der Christenheid zich niet om tegen den "allerchristelijksten" -koning van Frankrijk met den aartsvijand der Christenen, Turkije, -een verbond te sluiten. - -Verlammend werkte de pauselijke tiranny op het Duitsche volk, dat zwaar -leed onder den druk der ijzeren hand, die gewelddadig elke poging tot -verzet onderdrukte. Met argusoogen bewaakten 's pausen handlangers -alles wat van de pers kwam: elke uitgever, die het waagde een boek -uit te geven, zonder het eerst aan de pauselijke goedkeuring te hebben -onderworpen, kreeg den banvloek naar het hoofd geslingerd. Het Duitsche -volk, benauwd en gedrukt, zuchtte naar verbetering der toestanden en -naar verlossing van het pauselijke juk, dat den menschelijken geest -in slavenketenen boeide, en snakte naar licht en vrijheid.-- - -In het begin van het jaar 1497 trad Wilibald Pirkheimer de werkplaats -van Dürer binnen. - -Hij vond daar alleen de beide gezellen, die bezig waren een groot -schilderij, dat door Dürer was geschetst en waarvan hij de voornaamste -gedeelten had aangezet, af te maken. - -Schäufelein antwoordde hem op zijn vraag, waar de meester was: -"Hij is alleen in zijn kamer, en komt tegenwoordig zeer zelden in -de werkplaats." - -"Waarom?" vraagde Pirkheimer. - -"Ik weet niet wat er aan scheelt," antwoordde Schäufelein -schouderophalend. - -"Hij ziet er zoo ernstig uit, alsof hij veel verdriet had en onder -zware zorgen gebukt ging." - -"Is zijn vader erger geworden terwijl ik uit de stad was?" vraagde -Pirkheimer. - -"Neen," zei Schäufelein, "de oude man maakt het tegenwoordig beter -dan anders: hij eet, drinkt en slaapt goed, en arbeidt zelfs nu en -dan in de werkplaats--alleen de beenen willen niet goed meer mee." - -Pirkheimer verliet met een korten groet de werkplaats en ging naar -Dürers kamer. Ook hem was het opgevallen, dat zijn vriend er zoo -somber en ernstig uitzag, maar op zijn deelnemende vragen had hij -nooit een bevredigend antwoord gekregen. - -Hij vond den meester met een portefeuille met teekeningen voor zich, -die hij haastig dicht deed: "Gegroet Albrecht! Gij ziet, dat ik weer -terug ben na een afwezigheid van bijna een maand. Mijn eerste bezoek -geldt u, want ik heb u al dien tijd zeer gemist." - -Dürer begroette zijn vriend hartelijk en drukte hem de hand. - -"Ei zoo," zeide Pirkheimer lachend, "welke geheimen hebt gij voor -mij? Wat heb ik u misdaan, dat gij mij uw vertrouwen ontzegt?" - -Dürer schudde het hoofd: "Dat moogt gij niet zeggen, want gij weet -toch wel, dat gij mij liever zijt dan ooit. Koestert gij nu argwaan, -omdat ik iets voor u heb verborgen gehouden, dat nog niet rijp was om -aan de wereld te worden vertoond? Maar nu gij toch hebt ontdekt, dat -er een geheim is, wil ik het niet langer voor u verbergen; temeer, -daar ik reeds lang in mijn hart den wensch koesterde, mijn vriend -mee te deelen, wat mijn ziel vervult. Als gij tijd hebt, ga dan hier -zitten en luister naar hetgeen ik u zal zeggen." Pirkheimer nam plaats -en zag Dürer met gespannen aandacht aan. - -"Gij spreekt in raadselen, Albrecht; bijna zou ik vreezen iets te -moeten hooren, dat mij verdriet zal doen. Wat is er toch?" - -Dürer schudde de lokken van zijn voorhoofd. "Ik lijd onder de kwaal, -waaronder alle weldenkenden zuchten en bedroef mij over den treurigen -toestand, waarin wij leven en dien wij te wijten hebben aan hem, -die zich de stedehouder van Christus noemt. Wie het waagt, om met -een enkel woord te getuigen tegen de algemeene verdorvenheid, moet -verstommen onder den pauselijken ban. De moedige Johannes Hus heeft -men het zwijgen opgelegd door den brandstapel. Hoe lang zal Hieronymus -Savonarola's machtige stem te Florence nog weerklinken, nu hij die -durft verheffen in protest tegen de verbasterde kerk en de heerschende -misbruiken en men tevergeefs heeft getracht hem door het aanbieden van -den kardinaalshoed het stilzwijgen op te leggen? Tevergeefs trachten -de edelste mannen de vernederende ketenen te verbreken; het verderf -neemt toe met elk jaar en het schijnt dat tegelijk met de eeuw ook -de wereld haar eind tegemoet gaat." - -"Maar waarop wilt gij nu daarmee neerkomen? Gij weet, dat al deze -dingen ook mijn hart bezwaren," viel Pirkheimer hem in de rede. - -"Geduld, mijn vriend," vervolgde Dürer, "gij zult het terstond -begrijpen. De pen der geleerden en dichters is afgestompt door -de bedreigingen van den Paus; het is hun verboden het volk te -onderrichten." - -Pirkheimer stampte met den voet en met somberen blik sprak hij: - -"Ja, het schreit ten hemel, zooals die man te Rome het leven van den -menschelijken geest doodt!" - -"In dezen zorgvollen tijd," vervolgde Dürer, "is er een gedachte in mij -opgekomen, die mij nu overal vervolgt en mij niet met rust laat. Nu -de pen niet meer spreken mag, moet het penseel het doen. Waar woord -en schrift der waarheid geen getuigenis meer mogen geven, daar moet -het afgebeelde spreken. Het getuigt wel is waar niet zoo duidelijk -als het woord, maar ik vertrouw, dat zijn prediking toch den weg -naar aller hart zal vinden en ik heb een stem vernomen, die zeide: -"Doe uw mond open en predik!" -- -- Maar hoe? Met het penseel? Och, -slechts weinigen zien mijn schilderijen en ik wil tot het geheele volk -spreken. En ziet gij, toen sprak dezelfde stem: Leg het penseel weg -en grijp naar mes en graveerstift. Bij meester Wolgemut hebt gij u -ook geoefend in de houtsnijkunst en kopergravuur, neem die te baat en -woeker er mede het volk ten zegen! Dat is de kunst, die in aller bereik -ligt, de afdrukken van houtsneden kan de armste op de markt koopen -en deze kunst, die tot nu toe vrij is gebleven van den pauselijken -banvloek, kan op deze wijze een prediking in de woestijn worden." - -Hier zweeg de spreker en hij zag zijn vriend vragend aan. Pirkheimer -liep in groote opgewondenheid de kamer op en neer, bleef toen voor -Dürer staan en greep hem bij den arm: "Albrecht, die gedachte is -van God! Ja, wees gij de stem van den prediker in de woestijn, -spreek tot het volk met uw kunst en het volk zal naar u luisteren, -u begrijpen, u danken! En zie, nu begin ik te vermoeden"--en hij zag -naar de portefeuille--"dat op de gedachte de daad is gevolgd en gij -reeds met uw prediking begonnen zijt." - -"Uw vermoeden is juist," antwoordde Dürer glimlachend. "In deze -portefeuille vindt gij wat ik gedurende twee jaar in stilte heb -ontworpen. Het is de Openbaring van Johannes, die mij stof heeft -gegeven voor mijn platen." Op Pirkheimers gelaat was duidelijk zijn -verwondering te lezen: - -"De Openbaring van Johannes? Toch niet een tweede "Pausezel," -[14] zooals verleden jaar meester Wolgemut in de wereld heeft -gegeven? Wel is waar, heeft Rome het verdiend met bijtenden spot te -worden overgoten, maar volgens mij is meester Wolgemut te ver gegaan -en heeft hij daardoor de zaak meer geschaad dan gebaat. Hij heeft voor -zijn afbeelding aanleiding gevonden in de woorden uit de Openbaring -van Johannes: "en de vrouw, die gij gezien hebt, is de groote stad, -die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde," maar ik vind -het niet goed van hem, dat hij Rome zoo hard heeft aangepakt." - -Dürer legde zijn hand op den schouder van zijn vriend: "Wees er niet -verbaasd of ontstemd over, dat ook ik in de Openbaring van Johannes -stof voor mijn teekeningen heb gevonden. Heeft men in droevige tijden -niet altijd weer naar dit profetische boek gegrepen, om het verborgene -daarvan te doorgronden en zich er mee te troosten? Ik ben u dankbaar, -dat gij zijt gekomen, want uw oordeel heeft steeds groote waarde voor -mij en mijn werk zal niet in druk verschijnen, voordat gij uw oordeel -hebt uitgesproken en het hebt goedgekeurd." - -Hij opende de portefeuille en nam er vijftien teekeningen uit. - -De eerste stelde den marteldood van den evangelist Johannes voor, -ten aanschouwe van den Romeinschen Keizer Domitianus, op zijn troon -gezeten en omringd door een groote volksmenigte; sober en breed van -opvatting en uitvoering. Dit was eigenlijk het titelblad. - -De tweede teekening muntte eveneens uit door eenvoud en rust, de -kenmerken van het ware schoone. Hier was Johannes voorgesteld op het -oogenblik, dat hij wordt geroepen om neer te schrijven hetgeen de -Heiland hem zou openbaren. Johannes knielt diep ontroerd neder voor -den Heer, wiens uitgestrekte hand de zeven sterren, het zinnebeeld -der zeven gemeenten, vasthoudt. - -Op de derde afbeelding ziet men Gods troon in het stralende licht -des geopenden hemels. En in de hand desgenen, die op den troon -zit, ligt het boek met de zeven zegelen; rondom zijn op troonen de -vier-en-twintig ouderlingen gezeten, elk met een kroon op het hoofd -en een harp in de hand. - -Bij elke teekening namen Pirkheimers verbazing en bewondering toe, -en bij het vierde blad ontsnapte hem een luide kreet van verrukking, -die de vier Apokalyptische ruiters gold, boven wier hoofd op een -wolk de engel der wrake zweeft, terwijl de ontzette menschheid -tracht te ontvluchten. De eerste ruiter spant den boog, de tweede -trekt het zwaard, de derde houdt de weegschaal en de vierde, -de dood, rijdt op een schraal paard en slingert den helschen -drietand. Een groot aantal figuren vertegenwoordigt het vluchtende -volk, waarvan de gelaatsuitdrukking eenig, onvergelijkelijk is. Op -bewonderenswaardige wijze was Dürer er in geslaagd eenheid te brengen -in deze menschenmassa, die men uitstekend kan overzien, al is de -ruimte zeer beperkt. Pirkheimer was één en al lof en bewondering. - -De vijfde teekening bevatte het openen van het vijfde en zesde zegel -te zamen genomen; boven in de wolken heeft de uitdeeling der witte -kleederen aan de martelaren plaats en onderaan is de verduistering van -zon, maan en sterren afgebeeld. Treffend is op het bovenste gedeelte -de wijze, waarop zij, die ter wille van het Evangelie vermoord zijn, -vertroost worden door de engelen, die hun naaktheid bedekken. Diep -aangrijpend is op de onderste helft het oordeel Gods. En wie zijn het, -die in hevige ontzetting zich voor den toorn des Rechters trachten -te verbergen? Juist daarin wordt de toeleg en bedoeling van den -schilder duidelijk; het zijn aan de eene zijde: een keizerpaar, de -paus, kardinalen, bisschoppen, priesters en monniken, aan de andere -zijde het door hen verleide volk in welks midden, vol beteekenis, -een vrouw, met een kind op den arm, haar hand aanklagend tegen de -verleiders opheft met een gebaar, dat duidelijk zegt: Vloek over u, -die zooveel ellende over ons hebt gebracht! Dürer wilde zijn vriend -het daarop volgende blad aangeven, doch Pirkheimer weerde hem af en -bleef in diep nadenken verzonken: hij kon deze teekening nog niet -ter zijde leggen. - -"Prachtig, Albrecht!" riep hij uit, "gij hebt het voortreffelijk -gedaan! O, welk een aangrijpende, machtige prediking, die elk kind, -elk eenvoudig boertje kan begrijpen. Met ongeduld wacht ik het -oogenblik af, waarop gij hierdoor openlijk zult getuigen tegen hen, -die schuldig zijn aan het groote verderf, waarin de menschheid is -verzonken." Nu bekeek Pirkheimer de volgende teekeningen. De zesde -stelde de vier engelen voor, die de vier winden der aarde vasthouden, -en de verzegeling der 144000 dienstknechten Gods; de zevende: de -uitdeeling der bazuinen aan de zeven engelen en verschillende plagen, -die het bazuingeschal der eerste vijf veroorzaken. De achtste geeft -weer de uitwerking der zesde bazuin: de losbinding der vier engelen, -die gebonden zijn bij de rivier, den Euphraat, en het derde deel der -menschen dooden--deze vooral was zeer schoon en aangrijpend. - -De negende stelde den sterken engel voor, die aan Johannes het boek -geeft om het op te eten; de tiende: de vrouw bekleed met de zon, wier -kind de roode draak met de zeven door koninklijke hoeden bekroonde -hoofden, dreigt te verslinden; de elfde: den strijd van den aartsengel -Michael en zijne engelen tegen den satan en diens engelen; de twaalfde: -de aanbidding der beide monsters, die uit de zee zijn opgekomen en -daarboven God op zijn troon met de scherpe sikkel en de engelen, die -gereed staan voor den bloedigen oogst. De dertiende teekening beeldde -den bruiloft des Lams af; op die kleine ruimte waren niet minder dan -vijftig figuren zichtbaar. De veertiende gaf de groote Babylonische -ontuchtige vrouw te zien, hetzelfde onderwerp, dat meester Wolgemut -met zijn "Pausezel" had weergegeven. Hoe geheel anders had Dürer het -opgevat en uitgevoerd! Hij had er geen afzichtelijk dier van gemaakt, -doch een menschelijke figuur, een vrouw met weelderige vormen, gekleed -in een laag uitgesneden kleed van brocaatzijde, rijk met goud en -edelgesteenten versierd, gezeten op een beest met zeven hoofden, en -in de hand den gouden drinkbeker vol van gruwelen en onreinheid. Voor -haar staan een menigte menschen, die onverschillig en zonder ontzag -naar haar kijken; alleen een kunstenaar werpt haar een dreigenden, -toornigen blik toe, terwijl een monnik eerbiedig en aanbiddend voor -haar knielt. Boven in de wolken komen reeds de twee engelen aanvliegen -om haar het oordeel Gods te verkondigen. De laatste teekening vertoont -eindelijk den grooten engel der wrake, die op het punt is den duivel -en satanas in den afgrond op te sluiten, totdat de duizend jaren -zullen zijn geëindigd, terwijl een andere engel den in verrukking -geraakten profeet het nieuwe Jeruzalem toont, dat is het heilige, -zuivere evangelie, niet verduisterd door menschelijke dwalingen. - -Pirkheimer was diep getroffen door deze prediking in beelden van -zijn vriend; hij voelde zich er door overweldigd en van gedachten -veranderd. In den grond der zaak was hij het wel met meester Wolgemut -eens geweest, maar de al te ver gedreven spot had hem mishaagd. Hij -zag nu, dat Dürer de juiste maat had weten te houden en meegesleept -door den overweldigenden indruk, drukte hij hartstochtelijk 's -meester hand: "O, laat mij u danken, laat mij u de hand drukken, de -hand, die zoo iets groots heeft kunnen scheppen! Zie, ik ben er diep -door getroffen! O, hoe geheel anders is uw prediking dan die van den -ouden Wolgemut! Nu begrijp ik, dat men met bijtenden spot en bitteren -hoon niet verder komt; uit uw werk spreekt de heilige ernst van een -geloovig hart, en dat is het ware. Het hart moet spreken, het hart, -dat lijdt onder den druk der tijden en deze predicatie zal haar weg -tot aller harten vinden. Ja, predik, mijn vriend en het volk zal naar -u luisteren!" - -De goedkeuring en aanmoediging van zijn vriend deden den kunstenaar -goed en met vernieuwden ijver herzag hij zijn scheppingen in alle -deelen, om ze tot meerdere volmaking te brengen. - - - -Er ging nog een jaar voorbij, voordat de profeet zijn prediking tot de -wereld richtte: de teekeningen moesten eerst in hout worden gesneden -en afgedrukt. Doch toen kwam Pirkheimers voorspelling uit en verwekten -Dürers illustraties van de Openbaring van Johannes groot opzien en -oefenden een verbazenden invloed. De kunstwereld zag met verwondering, -dat meester Dürer ook op dit gebied iets nieuws had gevonden en een -ongeëvenaard standpunt innam. Maar niet alleen dat: iedereen begreep, -wat hij had willen zeggen met deze zwijgende afbeeldingen en een ieder -wilde de exemplaren bemachtigen. Ze werden niet alleen door de rijken -gekocht, ook de arme tastte in zijn zak en had geen berouw over zijn -uitgave. De geestelijken en kloosterlingen zagen toe met donkere, -booze blikken en voelden den steek, dien meester Dürer hen toebracht, -maar hun smalen verstomde bij de algemeene opgewondenheid en hun -woede gaven zij lucht in heimelijk tandgeknars. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIII. - -VRIENDENTROUW. - - -Op een helderen, kouden lentedag van het jaar 1499 stroomde een groote -menigte volks naar de Hallerweide, om daar te genieten van den aanblik, -dien de inspectie van een legerafdeeling aanbood. Keizer Maximiliaan -had een oproeping aan het rijk gedaan om hem manschappen te bezorgen -tegen de Zwitsers, die hij met het zwaard wilde terugbrengen van -hun voornemen om zich aan zijn heerschappij te ontrukken. Terwijl -hij zelf in Tyrol troepen uitrustte en de Zwaabsche bond onder Graaf -Fürstenberg huurlingen wierf, wilde de rijksstad Neurenberg hierin niet -achter blijven. Zij versterkte het keizerlijke leger met vierhonderd -man voetvolk, zestig ruiters en zes stukken geschut. Het gevoel van -kracht, dat in gelijke verhouding steeg met het toenemende algemeene -welzijn, wilde zich nu ook uiten in krijgshaftige verrichtingen en -bij den glans des rijkdoms ook dien des heldenroems voegen. - -De vierhonderd voetknechten boden reeds een trotschen aanblik, maar -zij werden overtroffen door de ruiters, gekleed in een schitterenden, -rooden wapenrok. Het volk genoot van dit ongewone schouwspel en keek -met trots naar de bende ruiters, in de zekere verwachting met hen eer -in te leggen in den strijd, vooral nu zij werden aangevoerd door een -man, van wiens moed en veldheerstalent men de hoogste verwachtingen -koesterde: namelijk door Wilibald Pirkheimer, den jongen raadsheer. - -Hoe trotsch stapte zijn zwart strijdros, schitterend opgetuigd en met -een blauw met gele zijde gestikt zadelkleed, alsof het voelde, dat het -een eer was den veldoverste te mogen dragen. En hoe schoon zag deze -zelf er uit in den scharlaken wapenrok, het harnas van verguld staal -en den wapperenden, witten vederbos! Aller harten klopten opgewonden, -toen zij hem zagen en hij werd luide toegejuicht, toen hij de troepen -in lange, rechte linie had opgesteld. - -Een weinig buiten het gedrang van het volk stond onder een -alleenstaanden lindeboom een man, wiens oogen met gespannen aandacht -het schouwspel volgden. Zoodra de troepen waren opgesteld, nam hij -een stuk perkament en een potlood uit zijn borstzak en ging ijverig -aan het teekenen. Toen na een half uur alles was afgeloopen, leunde -hij nog tegen een boom en teekende nog steeds; daarna stak hij het -perkament in zijn zak en ging naar huis. Die man was Albrecht Dürer. - -Verscheidene dagen later begaf hij zich naar de Heerenmarkt en liet, -bij Pirkheimers huis gekomen, den klopper driemaal op de koperen -deurplaat neervallen. - -In het voorportaal vond hij de bedienden bezig allerlei toebereidselen -te maken voor den afmarsch, die den volgenden dag zou plaats hebben. - -Hij vond zijn vriend in de huiskamer bij zijn jonge vrouw, Vrouwe -Crescentia, om haar in haar smart over zijn aanstaande afwezigheid -moed en troost toe te spreken. - -De komst van zijn boezemvriend was Pirkheimer blijkbaar zeer aangenaam -en hij heette hem dan ook hartelijk welkom. Daarop sprak hij: "Meester -Albrecht, help mij mijn bedroefd en beangst vrouwtje bemoedigen; zij -ziet erg op tegen de eenzaamheid, waarin zij moet achterblijven en is -in grooten angst over de krijgsgevaren, die haar echtgenoot dreigen." - -Ook Vrouwe Crescentia zag meester Dürer gaarne komen: het ernstige, -waardige en tegelijkertijd het zachtzinnige van zijn persoonlijkheid en -zijn zielenadel hadden zoozeer haar achting en genegenheid verworven, -dat zij hem de eereplaats onder de huisvrienden toekende. En zoo misten -zijn bemoedigende woorden ook nu hun uitwerking niet; zij werd er -stiller en kalmer door, zoodat ze zich reeds spoedig kon mengen in het -gesprek, dat de beide mannen over den aanstaanden veldtocht voerden. - -In den loop van het gesprek tastte Dürer in zijn zak, zeggende: -"De monstering der troepen is niet alleen een genot geweest voor mijn -oogen, maar heeft mij ook stof gegeven voor twee kleine, onbelangrijke -teekeningen. Ziet, hier zijn ze!" - -Daarop reikte hij de eene aan Wilibald toe en de andere aan Vrouwe -Crescentia. De eerste stelde een vaandrig voor, op wiens in den wind -wapperend vaandel het Andreaskruis [15] van de orde van het heilige -Vlies schitterde; op de andere was St. George afgebeeld, den voet op -den gedooden draak zettende. - -Pirkheimer was aangenaam verrast en sprak: "Gij hebt reeds grooter -kunstwerken dan deze geschapen, meester Albrecht; maar toch zie -ik ze met bijzonder veel genoegen, want ik begrijp, wat gij er mee -wilt zeggen. Die vaandrig met zijn wapperende banier moet onzen moed -versterken en Ridder George, met den gedooden draak, predikt ons te -vertrouwen op een goeden uitslag. Ik dank u mijn vriend--ook nu heb -ik uw bedoeling begrepen; nu is de lust tot den strijd zoowel als de -begeerte naar roem nog gestegen." Zij bleven nog langen tijd praten -over den aanstaanden veldtocht onder het genot van een beker wijn en -door hun gesprek werd Vrouwe Crescentia bemoedigd en vertroost. Den -volgenden morgen riep de krijgstrompet de strijders tot den afmarsch. - -Zij verzamelden zich wederom op de Hallerweide, spoedig waren de -troepen opgesteld, doch de aanvoerder was er nog niet. Eindelijk kwam -hij aangereden en werd met luid gejuich ontvangen. - -Maar voordat hij de legerafdeeling had bereikt, zag hij meester Dürer -in de voorste rij der menigte staan en wenkte hem toe om even bij -hem te komen. - -Hij zag er zeer opgewonden uit, zijn wangen gloeiden en zijn oogen -waren rood. - -"Ik heb een moeilijk oogenblik achter den rug," zei hij, "het afscheid -viel ons zeer zwaar. Ik dacht, dat Crescentia nu moedig zou zijn -geweest, doch, toen het uur van scheiden was gekomen, begaf haar hare -kalmte en was zij zoo wanhopig, dat ik mij met groote moeite uit haar -omhelzingen moest losmaken. Daarom beveel ik haar in uw vriendschap -aan; heb medelijden met haar, die zoo eenzaam achterblijft en wil haar -troosten en bemoedigen. Misschien kom ik gauw terug, want wellicht zijn -die weerbarstige vlegels spoedig tot rede gebracht; als ik geen bode -tot u zend van het slagveld, dan beteekent dit, dat alles goed gaat; -maar als mij een ongeluk mocht overkomen zal ik het u laten weten, -dan kunt gij het zelf aan Crescentia mededeelen en haar tegelijkertijd -vertroosten en moed inspreken, gij hebt zooveel invloed op haar en zij -heeft in u nog meer vertrouwen dan in haar eigen vader." "Gaarne beloof -ik u alles voor haar te doen, wat ik kan, mijn vriend," verzekerde -Dürer, "maar ik geloof vast en zeker, dat gij mij geen bode zult -toezenden, maar dat gij zelf zult terugkomen met lauweren bekranst." - -"Dat geve God!" riep Wilibald; daarop reikte hij zijn vriend de hand -tot afscheid, gaf zijn paard de sporen en stelde zich aan het hoofd -der troepen, die spoedig daarop onder vroolijk krijgsgeschal en luide -heilwenschen en afscheidsgroeten van de menigte op marsch gingen. - - - -Er waren reeds weken verloopen en nog had men niets van de strijders -vernomen. Dit lange stilzwijgen werkte neerdrukkend op aller hart; -de hoop op een zegenrijken uitslag verminderde, in de herbergen, -op de markt of waar ook de menschen gewoon waren samen te komen, -sprak men over niets anders. - -Dürer ging dikwijls naar de Heerenmarkt om te zien hoe de vrouw van -zijn vriend zich in haar eenzaamheid hield en om met haar over den -afwezige te kunnen praten. Het deed haar altijd goed, haar beangst -hart te kunnen uitstorten aan iemand, die haar vreugde en kommer -deelde en die het zoo uitstekend verstond bedroefden te bemoedigen -door zijn vriendelijke woorden en zijn vertrouwen inboezemende kalmte -en zielevrede. - -Twee maanden waren er bijna verloopen, toen, nadat er reeds allerlei -berichten, die met elkaar in tegenspraak waren, in de stad waren -verspreid, door een reiziger het gerucht werd verbreid, dat het ongeluk -den keizer overal achtervolgde, doordat de hulptroepen op zich hadden -laten wachten, waardoor de Zwitsers in de gelegenheid waren geweest, -elke legerafdeeling afzonderlijk te verslaan. De man verhaalde dat de -Grauwbunderlanders met de Tirolers twee dagen achtereen slaags waren -geweest, waarbij de laatsten het onderspit moesten delven. Daarop waren -de eedgenooten de afdeeling der Zwaben te gemoet gegaan en was het -bij Hardt tot een treffen gekomen. Kort daarop had er een gevecht bij -Bazel plaats gehad, waarbij de Zwitsers weer hadden overwonnen en Graaf -Thierstein met zijn vijfhonderd man den dood zou hebben gevonden. Ook -vertelde hij nog van een derde en vierde gevecht, een bij Constanz, -waar veertienhonderd Zwaben sneuvelden en het andere bij Frastenz, -een hooggelegen bergpas waar de Duitschers door den moedigen Hendrik -Wolleb uit het kanton Uri waren ingesloten en overwonnen. - -Deze geruchten brachten een groote ontsteltenis in de stad te weeg. In -alle werkplaatsen en winkels werd het werk gestaakt, niemand dacht -aan arbeiden en steeds waren de herbergen overvol met mannen, in wier -ernstige, sombere blikken men kon lezen, hoezeer zij zich bezorgd -maakten over de Neurenberger legerafdeeling. - -Driftig werd er op meester Dürers huisdeur geklopt en de meid, die de -deur opendeed, schrok hevig, toen zij Vrouwe Crescentia met een bleek -gelaat en naar adem hijgende, voor zich zag staan. Angstig vraagde -zij om meester Dürer te spreken. Hij kwam haar reeds op de trap -tegemoet--want hij had haar stem gehoord en vermoedde waarom zij kwam. - -Duidelijk las hij doodelijken angst op haar gelaat en zij zeide hem -terstond, wat het was, dat haar zoo had doen ontstellen. "Hebt gij -het dan nog niet gehoord, waarvan de heele stad is vervuld?" vraagde -zij niet zonder verwondering, toen ze zag hoe rustig en kalm meester -Dürer was. - -"Ook mij is het bericht van 's keizers ongeluk in den strijd ter oore -gekomen," antwoordde Dürer, "en zooals elke Duitscher, betreur ik -dat oprecht; maar wat uw echtgenoot betreft, ben ik volkomen gerust: -er is hem geen ongeluk overkomen." - -Vrouw Crescentia bleef den meester met strakke blikken aanstaren; -zij begreep er niets van. "Hebt gij dan de gave der profetie, dat gij -weten kunt wat er ver van ons geschiedt?" vraagde ze. "Meester Dürer, -hoe is het mogelijk, dat gij zoo kalm zijt? Zie, ik leef in zulk -een doodsangst, dat ik niet weet, wat ik denken of doen moet." Dürer -nam Vrouwe Crescentia bij de hand en geleidde haar naar een stoel, -waarna hij bij haar plaats nam, zeggende: "Men behoeft waarlijk geen -profeet te zijn om te weten dat het met uw echtgenoot goed gaat: -zijn stilzwijgen alleen is het bewijs daarvan." Vrouw Crescentia zag -hem angstig aan; zij begreep er nu nog minder van. - -"Hoe moet ik toch uw duistere woorden uitleggen? Heb medelijden met -mij en zeg mij duidelijk, wat gij bedoelt." - -Dürer, die slechts had willen weten of Pirkheimer bij het afscheid -nemen met zijn vrouw dezelfde afspraak had gemaakt als met hem, -bemerkte nu, dat dit niet het geval was en hij vraagde zich zelf af, -of hij hetgeen zijn vriend hem had toevertrouwd, mocht verraden. Maar -toen hij den doodsangst van Vrouwe Crescentia zag en begreep, dat deze -mededeeling haar zou kunnen troosten, besloot hij haar de reden, van -zijn gerustheid te vertellen. "Gij vraagt mij, edele Vrouwe, waarom -het stilzwijgen van uw echtgenoot voor mij het bewijs van zijn welzijn -is. Nu dan, toen hij afscheid nam, sprak hij tot mij "alleen als mij -een ongeluk overkomt, zal ik een bode sturen en wel aan u, Albrecht, -opdat mijn arme vrouw de ongelukstijding niet zoo onvoorbereid zal -hooren, en gij haar tegelijkertijd zult kunnen troosten." De reiziger -heeft wel verhaald van verloren veldslagen en dat is zeker treurig -genoeg, doch de boodschapper van uw echtgenoot is weggebleven. Maak -u dus niet ongerust en vrees niet, dat hem iets zou zijn overkomen." - -Vrouwe Crescentia had met gespannen aandacht geluisterd; toen greep -zij zijn hand en drukte die hartstochtelijk: "o dank, dank voor die -woorden, Meester Dürer! Waarlijk, het is mij alsof gij een engel zijt -door God gezonden om mijn beangst gemoed tot rust te brengen. Ook dank -ik u, Wilibald, voor uw teedere zorg voor uw arme vrouw! Ja, dat was -een goed denkbeeld van hem, om zijn boodschapper tot u te zenden in -plaats van regelrecht tot mij. De Heilige Maagd geve, dat die bode, -die toch slechts een onheilsbode zou kunnen zijn, moge wegblijven, en -al de heiligen mogen ons bijstaan, opdat er spoedig een einde aan den -strijd kome! -- -- -- Ach, mijn hart begint weer angstig te kloppen, -als ik er aan denk, dat het reeds verscheidene dagen is geleden, -sinds die reiziger het tooneel van den strijd heeft verlaten, en dat -er sedert dien tijd weer veel kan zijn gebeurd." Dürer legde zijn hand -op haar schouder: "o wees niet ondankbaar jegens Hem, die tot nu toe uw -echtgenoot voor alle gevaar heeft behoed, maar vertrouw op Hem! Alleen -een onbeperkt vertrouwen op Gods almacht en barmhartigheid maakt het -hart stil en sterk." Zwijgend bleef Vrouwe Crescentia geruimen tijd -in gepeinzen; toen hief zij de oogen langzaam op en knikte: "Gij hebt -gelijk, lieve Meester, en ik wil naar u luisteren. Bid voor mij opdat -mijn hart ook zoo gelaten en sterk moge worden als het uwe is!" - -Ondertusschen kwam Vrouwe Agnes binnen, die zich in het gesprek mengde, -en toen Crescentia na een uurtje naar huis ging, was haar hart geheel -gerustgesteld. - -Er verliep wederom eenige tijd, toen kwam er een reizende koopman te -Neurenberg, wiens mededeelingen nieuwe onrust teweeg brachten. Hij -vertelde van een nieuwe nederlaag van het keizerlijke leger bij Mals in -Vienstgau en ook dat de keizer het leger in twee deelen had gesplitst: -het grootste gedeelte zou onder bevel van Graaf van Fürstenberg naar -Bazel zijn opgerukt en met het andere gedeelte zou de keizer zelf naar -de Bodenzee zijn getrokken. Daarop was Fürstenberg bij Dornach met -den vijand slaags geraakt, bij welken strijd de graaf het onderspit -had gedolven en zelfs het leven verloren. - -Nu begon ook meester Dürers hart onrustig te kloppen. Misschien had -zijn vriend plotseling den dood gevonden en geen tijd meer gehad om -een bode te zenden? Juist wilde hij zijn ongerustheid aan Vrouwe -Agnes meedeelen, toen de klopper haastig driemaal op de deur werd -neergelaten en even daarna een man, bestoven en verreisd, voor hem -stond, bij wiens aanblik meester Dürer doodelijk bleek werd. "Götz, -zijt gij het!" riep hij, terwijl hij de handen afwerend uitstrekte, -want in den reiziger had hij Pirkheimers knecht herkend. - -Maar nog voordat hij iets kon vragen, riep de man snel: "Wees niet -ontsteld, ik heb niets kwaads te berichten! Het gevaar is geweken, de -wond was niet doodelijk. Mijn meester heeft mij slechts gezonden, omdat -hij vreesde, dat gij u zoudt verontrusten over de slechte tijdingen, -die misschien in Neurenberg zijn verspreid geworden. Het is waar, -dat de ongeschiktheid en de onwil der Duitsche troepen den keizer -geen geluk hebben aangebracht, doch mijn meester is geen ander leed -wedervaren dan een lichte schram aan het hoofd. Hij wilde gaarne, -dat gij dit zelf aan Vrouwe Crescentia zoudt mededeelen en ook dit: -dat de oorlog als geëindigd is te beschouwen, want dat de keizer, -hoewel niet zonder tegenzin, van plan is vrede te sluiten." - -"O wees hartelijk welkom, gij, brenger van zulk een goede -boodschap!" riep Dürer innig verblijd en hij drukte den goeden man -de hand. "Doe u nu eerst eens te goed na die lange reis, terwijl ik -gauw naar Vrouwe Crescentia ga, om haar uw tijding over te brengen." - -IJlings greep hij zijn baret en liep haastig naar de Heerengracht. - -Vrouwe Crescentia zat juist met haar beide dochtertjes op schoot in -de kinderkamer, toen hij binnentrad. Ook haar waren de jobstijdingen -omtrent het keizerlijke leger ter oore gekomen, doch zij had aan haar -herlevende ongerustheid niet willen toegeven, maar die met alle kracht -overwonnen, denkende aan hetgeen meester Dürer haar had gezegd. - -Nu stond hij op eens zelf voor haar en haar hart stond stil. Wat zou -er gebeurd zijn? Maar één blik op zijn gewoonlijk zoo ernstig gelaat, -waarop nu een glans van vreugde lag verspreid, stelde haar gerust. - -Dürer boog eerbiedig en sprak: "God zij met u, edele Vrouwe! Uw -echtgenoot heeft zich niet aan de afspraak gehouden, want hij heeft -iemand gezonden met tijding, doch gelukkig met goede tijding. Wel -is waar had de vreemdeling gelijk, die berichtte hoe ongelukkig het -keizerlijke leger het er heeft afgebracht, doch uw echtgenoot maakt -het, Gode zij dank, goed. Zijn knecht is het mij komen zeggen en -versterkt zich op dit oogenblik met spijs en drank thuis bij mijn -Agnes." Vrouwe Crescentia zette de beide kinderen van haar schoot en -stond op met hooggekleurde wangen, terwijl zij de handen hemelwaarts -hief en uitriep: - -"O, de heiige Maagd zij geloofd, tot wie ik dagelijks heb gebeden en -gesmeekt!--En wat heeft Götz verder gezegd?" - -"Iets, dat u eveneens zal verheugen: dat de vrede voor de deur staat," -sprak Dürer. Toen barstte Vrouwe Crescentia in tranen uit en in de -overmaat van haar geluk viel zij bijna den brenger van deze heerlijke -tijdingen om den hals. - -Even daarop stond Götz zelf voor haar en moest haar alles van het -begin af uitvoerig vertellen. De goede man was het liefst maar weer -dadelijk terug gegaan naar zijn meester, maar Vrouwe Crescentia wilde -den vermoeiden reiziger niet laten gaan voor den volgenden morgen, -voorzien van haar zegenbeden en een ruim reisgeld. - -Spoedig bevestigden zich Pirkheimers mededeelingen: de keizer sloot te -Bazel vrede met de Zwitsers, en de Neurenberger legerafdeeling trok -weldra de stadspoort binnen. Zij had zich uitstekend van haar plicht -gekweten en de keizer had haar in het bijzonder zijn tevredenheid -betuigd, terwijl hij vooral vol lof was over de ridderlijkheid en -onverschrokken moed, die de aanvoerder in den strijd had getoond en -hem beloonde met den titel van keizerlijk raadsheer. - -Aan den avond van den dag, waarop de krijgslieden de stad waren -binnengetrokken, waren de vensters van het huis der familie Pirkheimer -helder verlicht en zat een vroolijk gezelschap om den welvoorzienen -disch verzameld. Tusschen den gastheer en de gastvrouw was meester -Dürer gezeten en die plaats kwam den vriend toe, die de eenzame en -angstig gestemde vrouw van den veldheer trouw met troost en raad -had bijgestaan. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIV. - -KINDERLIJKE LIEFDE. - - -Op een Septembermorgen van het jaar 1502 trad een aanzienlijk man, -de patriciër Löffelholz Dürers werkplaats binnen. - -"Is meester Dürer niet thuis?" vraagde hij aan de gezellen. "Hoe -komt het, dat hij, die anders zoo stipt is, zijn woord niet heeft -gehouden? Ik wacht reeds drie dagen op de schilderij, die ik bij hem -heb besteld." - -Schäufelein, die het dichtst bij stond, haalde de schouders op. - -"Gij zult nog een weinig geduld moeten hebben, edele heer, wij kunnen -er niets aan doen. De meester wil volstrekt niet, dat wij er aan -werken, hij wil het geheel zelf afmaken." - -"Nu, waarom maakt hij daarmee dan zoo weinig haast?" vraagde -Löffelholz. - -"Hij is de laatste dagen bijna niet in de werkplaats te zien, omdat -hij andere plichten heeft te vervullen." - -"Wat voor plichten?" - -"Zijn plicht als zoon. Reeds lang is de oude meester Dürer bedlegerig -en zeer hulpbehoevend en ellendig. Vrouwe Barbara en Vrouwe Agnes -hebben hem tot nu toe liefderijk opgepast, maar een paar dagen geleden -is hij zoo erg geworden en het is niet meer alleen zijn oude kwaal, -maar nog andere ongesteldheden er bij, die hem kwellen en dubbele -verpleging eischen. De beide vrouwen hebben zooveel van haar krachten -gevergd, dat zij zich nauwelijks meer op de been kunnen houden en -daarom heeft de meester een deel der verzorging op zich genomen en -vooral het waken 's nachts; dan kunnen de vermoeiden een weinig rust -nemen. Maar daardoor is hij overdag niet alleen te vermoeid om te -werken, maar zijn geest is er ook niet toe gestemd, want de zorg en -kommer drukken hem ter neer. Gij moet weten, dat er slechts zelden een -zoon zal worden gevonden, die zoozeer met hart en ziel aan zijn ouden -vader is gehecht als onze meester. Hij heeft dan ook trouw voor hem -in zijn ouderdom gezorgd, en in zijn zorgen zich zelf geheel vergeten." - -"Ik wist het," viel Löffelholz den gezel in de rede, "het is overbekend -hoe goed meester Dürer voor zijn ouders en broeders is. En nu heb ik -waarlijk spijt over mijn ongeduld en zal ik kalm afwachten, totdat -de meester in staat is, het schilderstuk af te maken." Toen ging hij -groetende weg. - -Op straat gekomen, drong door het open venster van de kamer uit het -benedenhuis een luid steunen en zuchten tot hem door; hij begreep nu -welke bittere pijnen en smarten de oude meester had door te staan. - -En werkelijk de grijsaard lag in hevig lijden op het ziekbed neer; -zijn zoon zat bij hem en trachtte hem het lijden zooveel mogelijk -te verzachten door zijn pijnlijk lichaam met zachte kussens te -ondersteunen en hem nu en dan een glas kostbaren wijn uit Istria te -laten drinken. - -Daarna werd de zieke rustiger. Hij keerde het aangezicht naar den -muur en sliep in--toen stond zijn zoon zachtjes op en deed de deur -open om de frissche lucht naar binnen te laten stroomen. - -Intusschen kwam Vrouwe Agnes en even daarna Vrouwe Barbara binnen, -die eenige uren hadden geslapen en nu meester Albrecht kwamen aflossen. - -Hij weigerde echter en sprak vriendelijk: "Laat mij hier blijven, -ik verlaat vader nu liever niet." - -En zoo bleven alle drie in de kamer zacht met elkaar fluisteren, -om den kranke niet te storen. Er hingen in het zieke vertrek twee -geschilderde portretten van den ouden meester Dürer. Beide waren door -Albrecht gemaakt, het eene op het eind zijner leerjaren, toen zijn -vader betrekkelijk nog in de kracht zijns levens was, en het andere -bij zijn terugkomst uit den vreemde, om aan zijn vader te laten zien, -wat hij daar had geleerd. Het laatste portret vertoonde het gelaat -van een zeventigjarigen grijsaard, waarop de tijd zijn verwoestenden -invloed had uitgeoefend, want het was vol rimpels en de oogen hadden -een zeer vermoeide uitdrukking. - -Vrouwe Barbara had de portretten uit de woonkamer laten nemen, om -ze in dit vertrek op te hangen. Nu viel haar oog op de beeltenissen -en ze zuchtte diep, toen ze zei: "Ach, hoe broos en vergankelijk is -toch het leven van den mensch!" - -Albrecht knikte haar toe en sprak na eenige oogenblikken: "Het -lichaam vergaat tot stof en asch, maar de rechtvaardige blijft in -gedachtenis. Mijn goede vader is steeds een deugdzaam, vroom man -geweest, dat is zeker en niemand heeft dat in ruimer mate ondervonden -dan ik. O, ik kan God niet genoeg er voor danken, dat Hij mij zulk -een vader heeft gegeven, die altijd als een voorbeeld van deugd en -vroomheid voor mijn oogen heeft gestaan en mij den goeden weg heeft -leeren bewandelen." - -Vrouwe Barbara schreide zacht en na eenige oogenblikken begon ook zij -haar man te prijzen; dankbaar herdacht zij, hoe goed hij altijd voor -haar was geweest in hun lang huwelijksleven. - -Een beweging van den zieke trok aller aandacht tot zich; hij was -ontwaakt en scheen iets te willen zeggen, want hij wenkte zijn zoon -toe om dicht bij hem te komen en zijn hand in de zijne nemende, sprak -hij: "Mijn zoon, ik voel dat ik ga sterven, en ik wilde u op het hart -drukken, uw vrome, godvreezende moeder in haar ouderdom niet alleen -te laten, haar, die altijd zulk een trouwe moeder voor u is geweest!" - -Albrecht boog zich over de klamme hand zijns vaders en drukte een -kus er op. "Gij behoeft u niet ongerust te maken, lieve vader. Ik ken -mijn plicht en zal dien met Gods hulp zoo goed als ik kan vervullen." - -Een dankbare blik uit zijns vaders oogen was zijn belooning. - -Maar op hetzelfde oogenblik werd de kranke weder onrustig en begon -op nieuw te steunen; het moest dus wel een ontzettend pijnlijk -lijden zijn, want tot nog toe had de grijsaard zijn smarten met -onvergelijkelijk geduld en gelatenheid gedragen. Hij klaagde over -brandende pijn in de ingewanden en wilde uit het bed komen, ijlende -alsof hij door hersenkoorts werd geteisterd. - -Met groote moeite hield men hem in bed en trachtte de pijn te -verzachten door warme doeken op zijn lichaam te leggen, maar het -hielp niet veel en den geheelen dag hadden alle drie het zoo druk, -dat er geen tijd overbleef om iets te nuttigen. Toen de avond viel -kwam de zieke pas tot rust, hij begeerde te drinken en sliep daarna -in. De beide vrouwen drongen er nu bij Albrecht op aan, dat hij naar -zijn eigen kamer zou gaan om een weinig te slapen en nieuwe krachten -voor den volgenden dag te verzamelen, en daar ook de natuur haar -rechten eischte, gehoorzaamde de vermoeide man. - -Tot laat in den avond konden de beide vrouwen rustig bij elkaar -blijven zitten, want de kranke verroerde zich niet. Toen richtte hij -zich weer met een angstige kreet overeind en wilde het bed verlaten. - -Vrouwe Barbara gaf hem zijn zin, wischte het klamme zweet van zijn -voorhoofd en toen hij om drinken vraagde, gaf Agnes hem een glas -zoeten wijn. - -"Dat heeft mij goed gedaan!" zei hij en nu wilde hij weer naar -bed worden gebracht. Nauwelijks lag hij weer in de kussens, of zijn -gelaat onderging plotseling een groote verandering: zijn gelaatskleur -werd geheel anders, zijn oogen zonken in de kassen en schenen reeds -gebroken. - -De vrouwen schrokken, toen zij het bemerkten en ijlings stak Barbara -een licht op, om dat aan het hoofdeinde bij den stervende te plaatsen, -zooals toen het gebruik was. Zij wilde daarop de meid naar den kapelaan -sturen, om den zieke van de Sacramenten der stervenden te voorzien, -doch zij zag wel, dat het te laat was en daarom vervulde zij de plaats -van den priester, maakte het teeken des kruises, vouwde de handen en -sprak de woorden van St. Bernardus, het gewoone gebed der stervenden. - -Ondertusschen snelde de meid op een wenk van Vrouwe Agnes, die den -zieltogende in haar armen hield, naar boven om meester Albrecht -te roepen. - -In aller ijl kleedde hij zich aan en snelde in grooten angst de trap -af. Toen hij echter de kamer in kwam, had zijn brave vader reeds -den laatsten adem uitgeblazen en drukte Vrouwe Barbara den doode de -oogen toe. - -Albrechts smart was groot en hij verweet zich bitter, dat hij het -laatste uur had geslapen, maar zijn moeder trachtte hem te troosten -met de woorden: "Stel u gerust, mijn zoon, want al waart gij hier -geweest, dan zoudt gij hem het sterven toch niet gemakkelijker hebben -kunnen maken dan het is geweest. Laten wij God danken, die hem zulk -een zalig, kalm sterfbed heeft gegeven!" - -Daarop ging Albrecht naar het bed van den doode, keek langen tijd -met eerbiedig gevouwen handen naar het vriendelijke, rustige gelaat -en fluisterde biddend: - -"Ave, pia anima. Requiem aeternam da ei, Domine, et lux ei luceat -perpetua!" [16] - -Het was de avond voor St. Mattheus van het jaar 1502 tegen middernacht -dat de oude meester Dürer op vijf-en-zeventig jarigen leeftijd tot -zijn vaderen werd verzameld. - -Den volgenden dag werd onder klokgelui en onder het geleide van het -geheele goudsmidsgilde het lijk op het Sebalduskerkhof ter aarde -besteld. Van het hoogaltaar werd de zielmis gelezen en aan de armen -der stad werd brood uitgedeeld. Gedurende drie dagen bleef het zwart -fluweelen lijkkleed op het graf uitgespreid en brandden daarop twee -kaarsen, die door houten kasten tegen den wind werden beschut, terwijl -twee geestelijke zusters den geheelen dag bij het graf bleven om -lijkzangen te zingen en te bidden voor de ziel des afgestorvenen. Dit -alles gebeurde op verlangen van Albrecht, die hiermee zijn vader de -laatste eer wilde bewijzen en toen hij en zijn betrekkingen na den -lijkdienst waren teruggekeerd, nam hij de zorg voor zijn moeder en -zijn jongsten, twaalfjarigen broeder Hans geheel op zich, zooals hij -zijn vader had beloofd en zooals zijn eigen hart hem ingaf. - -Zijn broeder Andreas evenwel nam ransel en staf op en trok de wijde -wereld in. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XV. - -TOT GROOTER VOLKOMENHEID. - - -Meermalen had Keurvorst Frederik de Wijze Neurenberg bezocht en -dikwijls had hij meester Dürer met een bezoek vereerd. - -Het eerste altaarstuk, dat de keurvorst bij hem had besteld, -voldeed zoo goed, dat hij hem eenige jaren later een tweede voor de -Allerheiligenkerk opdroeg. - -En nu--in het begin van het jaar 1504--kwam voor de derde maal uit -Wittenberg de opdracht aan meester Dürer, om een schilderij te leveren -ter versiering van dezelfde kerk en hij ging terstond aan het werk. De -eene maand na de andere verliep; Dürer schilderde met de uiterste -zorgvuldigheid en de grootste toewijding, zoowel de hoofdfiguren als -de geringste onderdeelen. - -Toen het in Neurenberg bekend werd, dat het groote altaarstuk zijn -voltooiing naderde, werd Dürer dikwijls gestoord door nieuwsgierigen, -die het wilden zien, want Pirkheimer en de beide gezellen hadden -verteld, dat de meester zich zelf had overtroffen en daardoor wederom -een schrede tot het volkomene in de kunst was genaderd. - -Allen, die het zagen, konden zich overtuigen dat die lofspraak niet -overdreven was. Het stuk stelde de aanbidding der Wijzen voor. Links -zit de Maagd Maria in een licht blauw gewaad met witten sluier en -houdt het kind Jezus op haar schoot. De uitdrukking van haar gelaat -is onvergelijkelijk lieftallig, heilig en vredig. Diep bewogen en -met velerlei aandoeningen naderen de Wijzen uit het Oosten, gekleed -in gewaden, schitterend van goud, en het is alsof met hen de geheele -natuur in aanbidding ligt verzonken. Geen aureool omgeeft Maria en het -Kind, maar het lichte, zonnige groen op den achtergrond doet beiden -nog beter uitkomen dan zulk een krans van licht het zou kunnen doen. - -Iedereen was onder de bekoring van dit kunstwerk--men zag, dat het -iets heel bijzonders was en dat geen van meester Dürers werken zoo -hoog stond. Was 't het schoone coloriet, het gevoelige der teekening, -de teedere, fijne penseelbehandeling, de wondere harmonie in de -groepeering, de groote eenvoud en verheven rust, die over het geheel -lag verspreid, wat zulk een overweldigenden indruk maakte? Neen, -niet één dezer kwaliteiten alleen, maar dit alles te zamen was de -reden van de groote bekoring, die het uitoefende. - -Hoe was meester Dürers kunst nu op eenmaal tot zulk een hoogte -gestegen? - -Sedert geruimen tijd had zich te Neurenberg een Venetiaansch kunstenaar -gevestigd, Jacopo de Barbari geheeten, wiens kunst hoog werd geroemd. - -Eerzucht en naijver hadden hem uit de stad der lagunen verdreven. Hij -kon niet dulden zijn roem met andere kunstenaars te moeten deelen -en hij vond het onverdragelijk door anderen in de schaduw te worden -gesteld. Hij hoopte in Duitschland, door de hoogte waarop hij stond, -onbetwist een eerste plaats in te nemen. - -Toch wilde hij niet gemakkelijk zijn triomfen behalen en daarom koos -hij een plaats, waar hij gelegenheid had een reeds gevierd kunstenaar -te overschaduwen. Zijn hoop werd dan ook vervuld. Evenals Ceasar -kon hij zeggen: Veni, vidi, vici [17], en in een oogwenk waren de -Neurenbergers zoozeer onder zijn invloed gekomen, dat zij bijna de -Duitsche kunst vergaten om de vreemde te huldigen. Het was waar, -dat de fijnheid en gevoeligheid van het coloriet, het liefelijke en -sierlijke der teekening en de bekoorlijke uitdrukking, die hij in het -gelaat wist te leggen, hem aller bewondering waardig maakte. Daarbij -vergeleken scheen de Duitsche kunst hard en ruw, stijf en koud. - -Meester Jacopo werd bij de aanzienlijkste families gaarne ontvangen; -men betwistte elkaar de eer van zijn gezelschap, men zwaaide hem -onmatigen lof toe, en overlaadde hem met geschenken en eerbewijzen. Het -aantal bestellingen was overweldigend groot, want alle aanzienlijke -jonkvrouwen bestormden zijn atelier om haar portret te laten maken.-- - -Albrecht Dürer zag welke triomfen de vreemde indringer behaalde, -hij hoorde de overdreven loftuigingen en werd voortdurend stiller. - -Was gekrenkte eerzucht, of verterende naijver de oorzaak, dat hij zoo -stil en in zich zelf gekeerd was? Neen, want zijn edel hart kende -dergelijke gewaarwordingen niet. Hij zelf behoorde tot hen, die -meester Jacopo bewonderden en prezen in alle oprechtheid en zonder -een zweem van huichelarij en na eenigen tijd, nadat hij in stilte -had toegezien en nagedacht, ging hij naar den vreemden kunstenaar -in allen ootmoed en nederigheid, zonder zich te laten afschrikken -door den nederbuigenden toon, waarop deze, door de volksgunst zoo -hooggeplaatste en verwende man, tot hem sprak--en de macht van Dürers -edele en nederige persoonlijkheid bleef niet zonder invloed op dezen -hoogmoedige, wien hij achting afdwong. - -Het was de wensch om te leeren, die hem naar meester Jacopo had -gedreven. De drie-en-dertigjarige kunstenaar, wiens naam op aller -lippen was, achtte zich niet te hoog bij den vreemden meester in de -leer te gaan. - -Vóór dien tijd had hij nog een andere school doorloopen, die des -lijdens. Een zware krankheid had hem bezocht en daardoor had hij -gelegenheid gehad zich in ernstige overdenkingen te verdiepen. En -evenals dit zelfonderzoek zijn hart gelouterd en geheiligd had, -zoo was het ook niet zonder invloed op zijn geest gebleven; zijn -genie had nieuwe openbaringen ontvangen en door de grootte van zijn -lichamelijk lijden waren zijn scheppende krachten toegenomen. Deze -vooruitgang openbaarde zich in de wijze, waarop Dürer nu het -menschelijk gelaat opvatte en uitvoerde. Had tot nu toe de Duitsche -kunst zich vergenoegd met het eenvoudig weergeven der lijnen en trekken -zonder de stemming van het gemoed uit te drukken, nu legde hij in zijn -portretten duidelijk en helder de stemming der ziel. Daardoor wordt het -geheele gelaat bezield, men kan zien welke gewaarwordingen de mensch -ondervindt, wat hem aandoet, wat hij gevoelt en welken strijd hij -doorleeft; het is alsof men de haren ziet trillen, alsof de lippen -zich bewegen en de oogen schitteren en glinsteren.--Toen hij nog -zeer ziek was, had hij een Christuskop geschilderd zooals nooit te -voren: het hoofd van den gestorven Heiland met de doornenkroon, met -gesloten oogen en geopenden mond en een uitdrukking van onmetelijke -smart over het geheele gelaat verspreid. Wat Dürer zelf in zijn -bitter lijden had ondervonden, trachtte hij weer te geven met het -penseel en daardoor kwam hij tot het schilderen der ziel, een door -lijden verkregen talent, dat hij na zijn herstel in een groot aantal -werken openbaarde, zonder ze evenwel reeds aan het groote publiek te -laten zien. Hiertoe behoorde voornamelijk het lijden van Christus, -dat hij met de pen en het penseel op groen getint papier in twaalf -afbeeldingen had weergegeven en daarna een serie houtsneden, het leven -van Maria voorstellende van haar geboorte tot haar hemelvaart. Deze -afbeeldingen hadden een groote bekoorlijkheid voor den beschouwer; -de kunstenaar had hierdoor een snaar aangeraakt, die in elk Duitsch -hart een weerklank moest vinden, want deze teekeningen waren de -verheerlijking van het familieleven, de lof van het huwelijk, als -een heilige, door God geordineerde en gezegende staat,--in het kort, -het was wederom een predicatie tot het Duitsche volk, zooals vroeger -de door hem geïllustreerde Openbaring van Johannes. - -Dürer had dus in de school des lijdens veel geleerd; maar hij was er -ver van te gelooven, dat hij nu niets meer behoefde te leeren en in den -vreemden kunstenaar zag hij juist een leermeester met wiens onderricht -hij weder in een ander opzicht zijn voordeel zou kunnen doen.-- - -Langzamerhand verminderde de koelheid van Jacopo tegenover den -Duitschen schilder. Hij werd vriendelijker tegen hem, doch verloor -een zekere terughoudendheid niet uit het oog, toen hij bemerkte, -dat het Dürer te doen was om van hem te leeren. Hij zag heel goed hoe -uitstekend begaafd de Duitscher was en hij vreesde in stilte, dat Dürer -hem in zijn kunst zou ter zijde komen of misschien wel overtreffen. - -Vooral wilde hij angstvallig het geheim van de wijze, waarop hij -het menschelijk figuur wist af te beelden, en waarop hij zich zoo -beroemde, voor Dürer verborgen houden. Hij deed het namelijk voorkomen, -alsof hij geen modellen noodig had, maar alsof hij door zijn grondige -kennis der anatomie en de door hem opgemaakte theorie, die hij uit -den canon der verhoudingen van het menschelijke lichaam had geput, -dit in zijn grootste schoonheid kon weergeven. - -Hoe gaarne had Dürer dit ook gekund! Maar spoedig moest hij de -oprechtheid van den vreemdeling wel in twijfel trekken, toen hij bij -toeval hoorde, dat hij, bij het weergeven der menschelijke gestalte, -nu en dan het levend model had gebruikt en het bleek dus duidelijk, -dat zijn scheppingsvermogen en anatomische kennis niet voldoende waren, -om hem in staat te stellen het ideaal der menschelijke schoonheid in -beeld te brengen. - -Niettemin leerde Dürer door zijn omgang met meester Jacopo en door -het bestudeeren van zijn werken, de gebreken die hij in zijn eigen -werk had ontdekt, overwinnen en daardoor zijn kunst tot grootere -volmaking brengen, want hij was er verre van, zich tevreden te stellen -met hetgeen hij kon en liet zich door de grootste loftuitingen niet -in slaap maken, om op de geplukte lauweren uit te rusten, maar hij -streefde voortdurend naar hooger. - -Het werd dan ook spoedig openbaar welke nieuwe kunde hij had -verkregen. 't Waren slechts kleine stukken, oefeningen en studies, die -uit zijn werkplaats kwamen, maar de kenners waren één en al verbazing -en bewonderden de vorderingen, die hij had gemaakt vooral in het -dierengenre, dat hij tot nu toe bij het landschap had achtergesteld. - -Zoo had hij een haas geschilderd, die aller bewondering verdiende. Het -vel was zoo natuurgetrouw weergegeven, dat men bijna in verzoeking kwam -het eens te bevoelen, om zich te overtuigen, dat het geschilderd was en -niet een werkelijk hazevel. Even groot opzien baarde een levensgroote -hertekop, door een pijl getroffen en met gebroken oogen, en een ruiker -viooltjes, waaraan slechts de geur ontbrak, om voor levende bloemen -te kunnen worden gehouden. - -Door deze kunstwerken trok Dürer weer aller aandacht tot zich en -begrepen de Neurenbergers, dat men niet naar het buitenland behoefde -te gaan, om een volmaakt kunstenaar te aanschouwen, maar dat die in -de naaste omgeving was te vinden. Ja, het werd zelfs door enkelen -luide verkondigd, dat meester Dürer den Italiaan Jacopo overschaduwde -en deze fronste het voorhoofd, toen hij moest ondervinden, dat de -geestdrift voor hem meer en meer verkoelde. - -En nu was Dürer aan het schilderen aan het groote altaarstuk, dat een -vorst van hem begeerde: "de aanbidding der Wijzen" en toen daaraan de -laatste hand was gelegd, ging er in Neurenberg slechts één kreet op: -de Duitsche kunst overtreft die van anderen en Albrecht Dürer is -de eerste aller meesters! De zachtheid der lijnen, die bij Jacopo -in weekheid ontaardde, was bij Dürer met kracht gepaard en het -schitterende coloriet, dat bij den Italiaan niet van overdrijving -was vrij te pleiten, behield bij Dürer de juiste maat en deed het -oog aangenaam aan inplaats van het te verblinden. -- - -Meester Dürer ontving uit Wittenberg een ruime belooning niet alleen in -klinkende munt, maar op verzoek van den kunstenaar was er een bijzonder -mooi gewei bijgevoegd, dat de eereplaats in het staatsievertrek kreeg -en door allen werd bewonderd, vooral door Wilibald Pirkheimer, die -zijn vriend dit kostbare stuk bijna benijdde. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVI. - -EEN DUBBEL AFSCHEID. - - -Op een kouden, vochtigen Octoberavond van het jaar 1505 hield voor -Dürers huis een logge koets stil, waaruit een jonge man steeg in een -reismantel gehuld. - -"Schäufelein!" klonk het vroolijk uit een raam van de eerste verdieping -van Vrouwe Agnes' lippen, toen zij den bezoeker herkende. - -Deze gaf den knecht last om voor zijn koffer te zorgen en trad snel -naar binnen. Hij werd hartelijk verwelkomd; vier weken was hij in -Frankfort geweest om Dürers schilderijen op de jaarmarkt te koop aan -te bieden. - -"De lieve heiligen zijn geprezen," riep hij, "dat ik u allen in -gezondheid mag terugzien en de doodsengel uw huis is voorbijgegaan. Ik -heb heel wat angst om u uitgestaan, want in Frankfort ging de mare, -dat de pest hier dagelijks veel offers eischte." - -"Ja, God heeft ons genadig gespaard," antwoordde Dürer, "terwijl -rondom ons menig huis door den dood is bezocht. Wat ben ik verheugd -en dankbaar, dat God u in welstand bij ons heeft teruggebracht." - -Hans, meester Albrechts broeder, hielp den gezel zich van zijn -reismantel ontdoen; Vrouwe Barbara ging naar den knecht en Vrouwe -Agnes liep naar de keuken, om voor het avondeten te zorgen. - -Spoedig werd de koffer binnengebracht en hielp Hans von Kulmbach, -die uit de werkplaats kwam aangeloopen, Schäufelein om dien leeg -te maken. Dit kostte weinig moeite, want al was hij vol geweest, -toen Schäufelein vertrok, nu waren er slechts enkele stukken in, -die niet waren verkocht. Daardoor was de som gelds, die hij uit den -lederen buidel op de tafel schudde, ook zeer belangrijk en Dürer -betuigde zijn hartelijken dank aan zijn trouwen zaakwaarnemer, wien -hij tegelijkertijd zijn deel van de opbrengst toeschoof. - -"Ik zou in nog vroolijker stemming zijn thuis gekomen," sprak -Schäufelein, "als ik niet de onaangename ondervinding had moeten -opdoen, dat er vele schurken zijn, die hun dievenhanden naar uw -eigendom uitsteken. Het zijn geen struikroovers, die ons onderweg -hebben aangevallen, maar op de jaarmarkt heb ik een andere soort -dieven leeren kennen; gij weet wel, wat ik bedoel." - -"De nadrukkers?" vraagde Dürer snel. - -"Ja, juist," knikte Schäufelein met gefronste wenkbrauwen. "Wat baat uw -monogram, waarmee gij sedert acht jaren uw werken onderteekent? [18] -Het beveiligt ze niet voor namaak, want die schelmen maken er geen -gemoedsbezwaar van, om ook dat er bij af te drukken en daarmee de -koopers te bedriegen." - -"Het spijt mij zeer, dat te hooren," sprak Dürer halfluid. "Dieven -worden opgehangen, doch zulke schurken, die zich toch ook het eigendom -van anderen toeeigenen, laat men ongestoord hun schandelijk bedrijf -uitoefenen. Ik zou gaarne eens een hooggeplaatst, invloedrijk man -willen vragen om mij daartegen te beschermen; maar het is de vraag -of zijn invloed daartoe in staat is." - -"Ja, dat is vergeefsche moeite," meende Schäufelein, "al kondt gij -u tot den keizer wenden, dan zou het nog niets baten. Zelfs in de -Nederlanden haalt men zulke boevenstreken uit; want in Antwerpen -woont er een, die kopergravuren heeft gemaakt naar uw houtsneden uit -de openbaring van Johannes." - -In hevige opgewondenheid liep Dürer met groote schreden het vertrek -op en neer: - -"Het ontstemt mij erg! Weet gij wie het is?" - -"Och, al wist ik het, het zou toch niets baten," klaagde -Schäufelein. "Ik heb trouwens getracht hem op te sporen, doch toen -hij het bemerkte, heeft hij zich gauw uit de voeten gemaakt." Dürer -haalde de schouders op. "Laten we ons verder niet bekommeren om den -dief, die toch niet gelukkig met zijn roof kan zijn, want gestolen -goed, gedijt niet. Aangenamer is het u te vertellen, hoe het mij in -uw afwezigheid is gegaan." - -Hij werd gestoord door Vrouwe Agnes, die hen uitnoodigde om aan het -avondeten te komen. Na het gebed, dat door het hoofd des huizes werd -uitgesproken, zei Dürer tot Schäufelein: "Gij weet wel, dat verleden -winter het Duitsche handelshuis bij de Rialtobrug te Venetië een prooi -der vlammen is geworden. Nu heeft in Juni van dit jaar de Signoria -[19] op aandringen der Duitsche kooplieden besloten het nieuw te -bouwen huis aan een Duitschen meester, Hieronymus van Augsburg, -op te dragen. En daar de St. Bartolomeuskapel, bij het handelshuis -behoorende, een groot altaarstuk noodig heeft, hebben de Duitsche -kooplieden eveneens weten door te zetten, dat dit door een Duitscher -zou worden uitgevoerd en ziet ge, daarvoor heeft men den Neurenberger -Albrecht Dürer uitgekozen." - -Schäufeleins oogen schitterden van voldoening en zijn hand, die juist -een stuk rookvleesch naar den mond wilde brengen, kwam niet tot haar -bestemming. "O, dat is heerlijk! En wat verheug ik mij in de eer, die -u te beurt valt! Geluk er mee, Meester! Hartelijk geluk gewenscht! En -gaat gij gauw?" - -Eenige oogenblikken bleef Dürer, zonder iets te zeggen, voor zich uit -staren; toen sprak hij: "Mijn hart trekt mij naar dat zonnige land -en die heerlijke stad, die ik reeds eenmaal mocht aanschouwen, en ook -is de verzoeking groot om zooals vele anderen de vreeselijke ziekte, -die hier heerscht, te ontloopen, maar de angst om hen, die ik moet -achterlaten, doet mijn hart onrustig kloppen en houdt mij tegen. De -Heer geve, dat de sterfte spoedig moge verminderen, dan is het mijn -plan met de eerste gelegenheid de beste naar Italië te reizen. Maar ik -wil niet alleen er op uittrekken zooals toen ik als gezel de wereld -in ging, maar ik zal mij aansluiten bij een handelskaravaan. Zulk -een jonge gezel zonder één cent op zak lieten de struikroovers en -dieven wel ongestoord verder gaan, maar nu kon het wel eens zijn, -dat die schelmen lust kregen om hun handen uit te strekken naar de -schat, die ik van plan ben mee te nemen; want ik reken er op een -groot aantal mijner schilderijen te Venetië in goud om te zetten." - -Nu mengde Vrouwe Agnes zich in het gesprek: "Mijn lieve man, is het -bezorgdheid voor de uwen, die u verhindert aan de eervolle opdracht -gevolg te geven? Maar zijt gij dan de Voorzienigheid, die door uw -bijzijn hen voor nood en dood kan bewaren? Het eenige, wat wij in dezen -moeilijken tijd kunnen doen, is bidden en ons in 's Heeren bescherming -aanbevelen. Nu dat kunt gij te Venetië even goed als hier. Ons leven -is in Gods hand en ons hart kan rustig zijn in den Heer." - -Dürer keek zijn vrouw aan met een blik waarin dank en ook achting voor -haar groot Godsvertrouwen lag opgesloten, maar ook een stille vrees -bij de gedachte: indien het eens in Gods raad was besloten een der -mijnen tijdens mijn afwezigheid op te eischen dan zou ik zijn laatsten -zucht niet kunnen opvangen en zijn oogen niet toedrukken. Hij durfde -deze gedachte evenwel niet uitspreken; het was alsof hij zich schamen -moest tegenover het onbeperkte Godsvertrouwen zijner vrouw. Schäufelein -maakte van zijn stilzwijgen gebruik om, evenals Vrouwe Agnes, er op -aan te dringen, dat hij zich tegen de reis naar Venetië niet langer -zou verzetten. - -Dürer keek den spreker ernstig aan, en er was zelfs eenige verlegenheid -in zijn blik, toen hij zei: "Er is nog iets, dat mij tegen de reis doet -opzien. Als ik eenmaal weg ben, zal ik zoo spoedig niet terugkeeren, -want het groote schilderij, dat men van mij verlangt, zal veel tijd -vorderen, en daarbij hoop ik ook van de Italiaansche meesters nog wat -te leeren. Daarom zal ik wel verplicht zijn, mijn werkplaats te sluiten -en u te ontslaan, mijn goede gezellen, wat mij niet weinig moeilijk -valt, want gij hebt mij altijd trouw gediend en ter zijde gestaan." - -Het was duidelijk op de gezichten der gezellen te lezen, dat hun -dit weinig aanstond; zij zagen elkaar teleurgesteld en vragend -aan. Zij waren op zoo iets in het geheel niet voorbereid en het speet -Schäufelein, dat hij zoo op de reis had aangedrongen. - -Dürer las hun gedachte en vervolgde: "Waarlijk, gij zijt nu lang -genoeg bij mij in de werkplaats geweest en het komt mij bijna zeer -zelfzuchtig voor, dat ik u zoo lang in mijn dienst heb gehouden, -daar het toch wel uw wensch zal zijn ook bij andere meesters te -leeren. Daarom wil ik niet aan mij zelf denken en mij om uwentwil -verheugen, dat gij nu daartoe de gelegenheid hebt." - -Hans von Kulmbach, die gewoonlijk stil en in zich zelf was gekeerd, -richtte nu het woord tot Dürer en sprak: "De tijd, dien wij bij u zijn -geweest, is ons als een droom voorbijgegaan en het zal lang duren, -voordat wij op onze omzwervingen in de wereld een meester vinden, die -ons zulk voortreffelijk onderwijs kan geven en wiens vriendelijkheid -ons zulke goede dagen zal doen beleven." - -Ook Schäufelein sprak in denzelfden geest, hij hield niet op Dürer -dank te zeggen voor alles, wat zij in zijn huis hadden ontvangen en -kwam eindelijk weer op zijn aandringen terug. Zoo werd het gesprek, -dat eenigszins treurig was geworden, langzamerhand weer vroolijker -en de dischgenooten zaten na het dankgebed nog lang gezellig samen -te praten.-- - -Vijf weken later stond voor Dürers huis een opgetuigd rijpaard, beladen -met een zwaar valies, ongeduldig te trappelen, want het wachten duurde -lang bij de felle koude, die den adem uit zijn neusvleugels verstijfde, -waardoor zijn kop in een waas werd gehuld. - -Daar binnen duurde het afscheid lang. Het kostte meester Dürer reeds -moeite te scheiden van zijn gezellen, die ook hun ransel hadden -aangegord, maar het was alsof zijn hart zou breken, toen hij voor -het laatst zijn lieve vrouw, zijn goede moeder en zijn broertje in -de armen sloot. - -Met zijn moeder had hij eerst nog een zonderling geschil over Hans -gehad. Hij had hem gaarne willen meenemen op reis, omdat hij het voor -den zeventienjarigen knaap, die zich ook aan het schilderen wilde -wijden, nuttig oordeelde onder zijn toezicht en leiding iets van de -wereld te zien en de Italiaansche taal te leeren; maar zijn moeder -kon er niet toe besluiten om zich van den laatsten zoon, die haar -van haar kinderen overbleef, te scheiden en wist van haar Albrecht -te verkrijgen, dat hij alleen zou vertrekken. - -Meester Dürer reed de straat "onder de veste" genaamd uit, vandaar -naar de Heerenmarkt, waar hij ophield bij het huis van Pirkheimer. Hij -moest van zijn vriend nog afscheid nemen en hem dank zeggen voor het -voorschot, dat hij den reiziger had gegeven, omdat deze met het oog -op zijn vermoedelijk lange afwezigheid een welvoorzienen buidel bij -zijn familie moest achterlaten. - -Nu gaf hij zijn paard de sporen en reed over de Barrevoetersbrug -naar het Lorenzerplein en vandaar naar de Vrouwepoort, waar de vijf -wagens met koopwaar en zijn eigen kunstwerken reeds gereed stonden, -omgeven door de vijf kooplieden te paard en twaalf gewapende, stevige -dienaars, die de karavaan moesten beschermen. - -Onder de zegenbeden van hen, die er om verzameld stonden, stelde -de stoet zich in beweging en vroolijk hinnikten de paarden op dezen -kouden, helderen morgen. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVII. - -NOGMAALS TE VENETIË. - - -Op een heerlijken, warmen dag in Februari van het jaar 1506 lag op -het balkon van haar paleis op het Marcusplein, Signora Bella, de -echtgenoot van den Markies Rinaldi, uitgestrekt op een zacht rustbed -om met volle teugen de frissche, versterkende voorjaarslucht in te -ademen. Zij was herstellende van een maandenlange, ernstige ziekte -en verwachtte van den zonneschijn een snellere genezing. - -Naast haar stond een vrouwelijke bediende, die haar het nieuws -uit de stad moest vertellen, want nadat zij langen tijd in niets -belangstelling had getoond, begon de Signora zich nu weer voor de -buitenwereld te interesseeren. - -Men vernam het geluid van naderende voetstappen en op het balkon -verscheen een grijsaard met een langen, witten baard en een edele, -indrukwekkende gestalte. Het was de oom der Signora en tevens -haar vaderlijke vriend, van wien zij in haar ziekte de hartelijkste -deelneming had ondervonden en die bijna dagelijks in dezen lijdenstijd -haar tot troost was geweest. - -Zijn gelaat helderde op, toen hij zag hoeveel belangstelling de zieke -toonde in de mededeelingen van haar ondergeschikte en hij uitte zijn -blijdschap op hartelijke wijze. Achter hem stond een lakei met een -portefeuille, die hij van hem overnam en bij de Signora bracht. "Ik -heb iets voor u meegebracht, dat u eenige oogenblikken aangenaam zal -bezig houden, lieve Bella. Het is langen tijd geleden, dat gij u voor -de kunst hebt geïnteresseerd." - -"O, dank u, beste oom," antwoordde Bella en zij strekte haar kleine, -magere, wasbleeke hand uit naar de portefeuille, waarin een reeks -kopergravuren geborgen waren, die in volgorde het leven van Maria -weergaven. - -Reeds bij het eerste blad, dat de weigering van Joachims offer -door den hoogepriester voorstelde, begonnen Bella's oogen te -schitteren en uitte zij een kreet van verrukking; "O, hoe prachtig, -hoe bekoorlijk!" Haar ingenomenheid nam bij elke afbeelding toe en -zij kon haar oogen niet afwenden van die gravuren, welke de rust van -de heilige familie in Egypte te zien gaven, een afbeelding van het -reinste, gelukkigste familieleven, dat de bannelingen de smart over de -scheiding van hun geboortegrond scheen te kunnen doen vergeten. Zij -genoot van den aanblik van Maria, gezeten met haar spinnewiel bij de -wieg van haar beminnelijk kind, van den ouden Jozef, die ijverig zit -te arbeiden voor het dagelijksch brood der zijnen, en vooral van de -allerliefste engeltjes, die druk bezig zijn om de spaanders in een -mand te verzamelen en van wie één ondeugend genoeg is geweest om zich -met Jozefs hoed te tooien. - -Geheel andere gewaarwordingen werden in Bella gewekt, toen zij kwam -aan de afbeelding van Jezus' afscheid van Zijn moeder, voordat Hij Zijn -laatste reis naar Jeruzalem ondernam, en waarop de Heer met hemelschen -vrede op het gelaat en met heiligen moed om den dood tegemoet te gaan, -nog eenmaal Zijn moeder, die aan de deur vol smart ligt neergezonken, -zegent. - -Bella was diep ontroerd en twee groote tranen blonken in haar -oogen. Nog nooit had zij iets aanschouwd, dat zoo aangrijpend -schoon was. - -"Ik dank u, beste Oom, voor dit genot," zeide zij dankbaar, nadat zij -het laatste blad had bekeken. "Van wien zijn deze onvergelijkelijk -schoone gravuren?" - -"Raimondi Marcantonio heeft ze op koper gegraveerd," antwoordde -de grijsaard, die met stille vreugde en voldoening had opgemerkt, -dat zij, die hem zoo lief was, weder in iets belangstelling koesterde. - -"Gegraveerd?" vraagde Bella. "Ze zijn uitstekend gegraveerd; maar wie -heeft de teekeningen ontworpen? De kunstenaar, die dat heeft gedaan, -vindt zijn gelijke niet." - -Haar oom kwam een weinig dichter bij haar zitten en sprak glimlachend: - -"Mijn doel was niet alleen om u deze platen te laten zien, maar ik -wilde u ook iets vertellen. Deze gravuren hebben in de stad heel wat -opzien gebaard en zijn de oorzaak, dat Marcantonio voor het gerecht -is gedaagd." - -"Voor het gerecht?" vraagde de Signora met klimmende belangstelling. - -"Ja," antwoordde haar oom, "Marcantonio is een dief, die zich -het bezit van anderen heeft toegeëigend; hij heeft deze platen, -die oorspronkelijk in houtsneden zijn verschenen, in koper -nagegraveerd. Zie, hier is het monogram van den ontwerper der -houtsneden!" - -Bella bekeek de letters zonder iets te zeggen. - -Toen vervolgde haar oom: "Weet gij niet wiens naam het is? Maar dat -zou ook moeilijk gaan, want het is reeds zoo lang geleden, dat gij den -kunstenaar, die zich met A. D. onderteekent, hebt gezien. Gij waart -toen nog ongehuwd. Het is de naam van een Duitsch kunstenaar -- -- --." - -"Albrecht Dürer!" riep Bella uit en een flauwe blos kleurde haar -bleeke wangen. "O, van hem zijn deze heerlijke kunstwerken! -- -- --- Ziet gij wel, Oom, dat ik zeer juist heb gezien, wat er in dien -man was; mijn profetie heeft zich bewaarheid! Albrecht Dürer is een -ongeëvenaard kunstenaar! Hoeveel heb ik niet reeds gezien op het gebied -der kunst, doch nooit heeft iets daarvan mij zulk een genot verschaft, -nooit heeft iets mij zoo getroffen als deze heerlijke kunst. Wat -zijn onze schilders bij hem vergeleken! Zooveel innig gemoedsleven, -als hierin ligt uitgedrukt, zoekt men tevergeefs bij hen. Men zegt -van de Duitschers: dat hun hart even warm is als de dampkring, waarin -zij leven, koud is. En nu zie ik, dat het waar is." - -"Dat ben ik met u eens, mijn lieve Bella," antwoordde haar oom. - -"Ook ik ben verrukt van deze platen en het andere werk, dat ik van -hem zag, vond ik ook zoo bijzonder mooi." - -"Waar woont Meester Dürer tegenwoordig?" vraagde Bella. "In zijn -geboorteplaats Neurenberg?" - -"Ja," antwoordde haar oom, "daar heeft hij zijn werkplaats, maar op -dit oogenblik -- -- -- -- ." - -Eensklaps hield hij op en vraagde zich af of het de zieke niet te -veel zou opwinden, als hij haar het verdere mededeelde--doch toen -hij Bella's dringenden, vragenden blik op zich gevestigd zag, ging -hij voort haar te zeggen, dat Meester Dürer op dit oogenblik te -Venetië vertoefde, om op verlangen der Signoria voor de vernieuwde -St. Bartolomeuskapel een groot altaarstuk te schilderen. - -De Signora richtte zich op van haar rustbank en liet zich door haar -kamenier een kussen tot steun in den rug geven, alsof zij in die -houding beter kon luisteren. - -"Is hij te Venetië? In mijn onmiddellijke nabijheid?" zeide zij. "O -hoe gaarne zou ik dien heerlijken kunstenaar nog eens terugzien! Hij -moet nu een man in de volle kracht zijns levens zijn." - -"Hij is vierendertig jaar," zeide haar oom. "Zijn uiterlijk alleen -reeds trekt de aandacht. Men voelt eerbiedige bewondering, wanneer -men hem ziet. En dan daarbij zijn edel karakter en zielenadel! Men -voelt zich geneigd hem met ontbloot hoofd te naderen." - -"Maar wat is nu het geval met Marcantonio?" vraagde de Signora. "Gij -zeidet, dat hij voor het gerecht staat." - -Haar oom knikte bevestigend. "Eindelijk is het meester Dürer gelukt -een der vele schurken machtig te worden, die hun handen naar zijn -eigendom uitsteken en zijn werken nadrukken of graveeren." - -"Zou de Signoria hem tegenover onzen stadgenoot recht doen -wedervaren?" vraagde Bella beschroomd. - -"Maak u daarover niet ongerust, mijn kind!" verzekerde haar -oom. "Dürer is bij de Signoria, evenals bij ieder hier in de stad, -in hooge achting. Dagelijks krijgt hij in zijn werkplaats dicht bij -het Duitsche handelshuis, zooveel bezoekers alsof het een bedevaart -naar een wonderdoend beeld der heilige Maagd gold. Ook beijveren -onze kunstenaars zich hem te bezoeken en met lof te overladen, al -is dat misschien niet altijd even oprecht gemeend. De besten van -hen zijn waarlijk zijn vrienden, doch de kleingeestigen vergaan van -jaloerschheid, vitten en trachten gebreken op te sporen, terwijl zij -in stilte zijn werken navolgen." - -"Die ellendigen!" zei Bella toornig, "en hoe houdt Dürer zich -daaronder?" - -"Hij let niet op hen," antwoordde haar oom, "en zijn edel hart, waarvan -al het lage en gemeene zoo ver is verwijderd, bemerkt ook dikwijls hun -kwaadwilligheid niet. Hij stelt er zich tevreden mee door de anderen -te worden gewaardeerd. 't Is een wonder, dat hij onder al den lof, -dien men hem toezwaait, en de eer, die hem wordt bewezen, zoo kalm -en nederig blijft." - -"Ja, ja," riep de Signora uit, "Albrecht Dürer is een voortreffelijk -man met een nederig gemoed, dat heb ik wel gemerkt. Hoe ver is hij -met zijn altaarstuk gevorderd?" - -"Hij is nog bezig aan de studies, die vooraf noodig zijn," antwoordde -haar oom, "en het zou ook niet anders mogelijk zijn, want elken dag -verdringt men zich zoozeer om hem, dat hij nauwelijks tijd tot arbeiden -kan vinden. Onlangs nog zeide hij mij, dat hij zich nu en dan eens -onzichtbaar moest maken, omdat men hem al te lastig viel en hij niet -tot zich zelf kon komen. Ik kan mij begrijpen, dat al die eerbewijzen, -waarmee de aristocratie hem overlaadt, hem gaan vervelen. Vooral vindt -hij het onaangenaam zoo dikwijls te worden uitgenoodigd op gastmalen -en feesten, daar dat zooveel van zijn kostbaren tijd vergt. Het liefst -ontvangt hij Giovanni Bellini, van wien hij den eersten keer, dat hij -te Venetië was, zooveel heeft geleerd; de eerwaardige grijsaard ziet nu -met innige bewondering tot zijn vroegeren leerling op en bewijst hem -veel oprechte genegenheid, wat den Duitscher, bij al de gehuichelde -vriendschap, die hij ondervindt, bijzonder veel genoegen doet. Ik -moet u toch nog vertellen, wat er onlangs is gebeurd. Bellini kwam -bij Dürer, toen hij juist met een studiekop voor zijn altaarstuk bezig -was; hij schilderde het haar op zijn onnavolgbare wijze. De grijsaard -verzocht Dürer, hem een der penseelen, waarmee hij het haar zoo -wonderlijk fijn wist te schilderen, als aandenken te geven. Daarop nam -Dürer een handvol gewone penseelen, reikte die Bellini toe en gaf hem -verlof er zooveel van te nemen, als hij begeerde. Bellini glimlachte, -dacht dat Dürer hem niet had begrepen en vraagde om slechts één fijn -penseel voor de haren. Nu moest Dürer lachen en zei, dat hij voor de -haren geen bijzondere penseelen gebruikte. Toen Bellini daarop zijn -hoofd ongeloovig schudde, nam Dürer een gewoon penseel en schilderde -voor de oogen van den verwonderden grijsaard de haarlok eener vrouw op -zijn wondermooie manier. Dit verhaal is volkomen waar, want ik heb het -van Bellini zelf gehoord, die er bijvoegde: het klinkt als een wonder -en ik zou het niet hebben geloofd, indien ik het zelf niet had gezien." - -Signora Bella was stil geworden; de blos op haar wangen was weder -verdwenen en zij zag er bleek en vermoeid uit. Haar oom begreep, -dat het tijd werd om heen te gaan en haar nu te laten uitrusten, -opdat al die aandoeningen, al waren zij van aangenamen aard, de -herstellende geen kwaad zouden doen. En Bella nam afscheid van hem, -doch niet zonder het dringende verzoek haar spoedig meer te komen -vertellen van den Duitschen meester. - - - -Verscheidene maanden waren voorbijgegaan--het Paaschfeest was nabij. - -Albrecht Dürer was reeds 's morgens vroeg in zijn werkplaats, om, -zooals hij hoopte, ongestoord van de ochtenduren gebruik te maken om -aan zijn altaarstuk te werken, Men was in het begin overeengekomen, -dat de schilderij op den eersten Paaschmorgen op het altaar van de -Bartolomeuskapel zou prijken, maar daaraan was in de verste verte -niet te denken en zij, die het Dürer hadden opgedragen, konden het hem -niet wijten, daar zij heel goed wisten, dat het niet de schuld van den -Duitscher, maar van de Venetianen zelf was, die hem zijn tijd kwamen -ontrooven en hem ook bestellingen deden, die de vriendelijke meester -niet wilde weigeren. Toch wilde het vandaag met den arbeid aan het -groote schilderij niet vlotten. Zijn oogen dwaalden telkens naar een -tweeden schildersezel, waarop een klein, pas begonnen stuk stond, den -twaalfjarigen Jezus te midden der schriftgeleerden, voorstellende. Het -was om hem eenige afwisseling te geven bij den omvangrijken arbeid -van het altaarstuk, dat hem door de groote afmeting soms te zeer -vermoeide. Acht dagen geleden was hij er pas mee begonnen en nu was -het bijna af--met zooveel toewijding en ijver had hij er aan gewerkt. - -Toen hij juist goed op streek was, werd er geklopt en met gefronste -wenkbrauwen mompelde Dürer: "men gunt mij zelfs de vroege ochtenduren -niet!" - -Maar zijn gelaat verhelderde zoodra hij den binnenkomende herkende. Het -was een jonge, nauwelijks twintigjarige man, met dichte, zwarte lokken -en een edel, bleek gelaat, dat duidelijk den kunstenaar verried. - -"Wees welkom, mijn beste Titiaan!" riep Dürer en hij stak hem zijn -beide handen toe. Hij wist dat de kunstenaar, die voor hem stond, -hem oprechte vereering toedroeg. Titiaan zag met evenveel bewondering -tot Dürer op als zijn grijze leermeester Bellini. - -"Wat zie ik?" riep hij uit, toen zijn oogen op den tweeden -schildersezel vielen. "Ik dacht, dat ik, na u acht dagen met rust te -hebben gelaten, het altaarstuk goed gevorderd zou vinden, en zijt gij -nu nog met studies daarvoor bezig, of," voegde hij er glimlachend bij, -"is dit geen studie voor het groote schilderij?" - -Dürer moest eveneens lachen. "Het is een op zich zelf staand -schilderij, waartoe uw leermeester Bellini mij heeft opgewekt. Het -zal mij evenwel niet lang meer ophouden, want ik denk het morgen af -te maken en dan heb ik er slechts vijf dagen voor gebruikt." - -"Vijf dagen?" vraagde Titiaan en zag Dürer strak aan. "Hebt gij een -verbond met den booze gesloten? Het is tooveren! Zulk een stuk in -vijf dagen?" - -"Dat is alleen vlugheid, waarde Titiaan," antwoordde Dürer. "Ik wilde -mijn geest, die door het groote altaarstuk te veel vermoeid was, een -weinig verfrisschen, door iets anders onder handen te nemen. Overigens -heb ik ter wille van het groote werk veel andere opdrachten afgewezen, -die mij meer geldelijk voordeel zouden hebben aangebracht dan dit -groote stuk, waarvoor men mij 85 ducaten heeft beloofd. - -"Het is waarlijk niet de zucht naar geld, die mij bezielt; doch denk -eens hoeveel mijn onderhoud mij dagelijks kost en dat ik toch ook een -deel der opbrengst mee naar huis moet nemen voor hen, die aan mijn -zorgen zijn toevertrouwd. Indien ik alles op mij had kunnen nemen, -wat men van mij verlangde, zou ik wel tweehonderd ducaten hebben -verdiend. En niettegenstaande al de vriendschap, die men mij bewijst, -zou ik hier aan lager wal geraken, als mijn houtsneden en de andere -werken, die ik uit Neurenberg heb meegenomen, mij geen voldoende -som hadden opgebracht. Maar nu heb ik plan om, zoodra het kleine -schilderij klaar is, met alle kracht aan het groote te gaan werken." - -"Om het met Pinksteren klaar te kunnen hebben?" vraagde Titiaan. - -Dürer haalde de schouders op. "Dat is onmogelijk; er zijn daarvoor -veel te veel figuren op het stuk." - -Titiaan nam nu uit een portefeuille een teekening te voorschijn. "Ik -wilde u dit laten zien, om van u te hooren of gij vindt, dat ik -vorderingen heb gemaakt door uw voorbeeld." - -Het was een landschap met bergen en een kasteel in het dal. Titiaan -was inderdaad in dit genre een leerling van Dürer geworden en deze -kon niet nalaten hem om dit stukje zeer te prijzen. - -Titiaan wist, dat deze lof welgemeend was en voelde zich, toen hij -naar huis ging, innig dankbaar en gelukkig gestemd. - - - -De eene maand na de andere verliep; de geheele zomer ging voorbij -en nog steeds was het schilderij niet af. Hoe meer de meester er mee -vorderde, hoe meer hij ook den grooten omvang besefte van hetgeen hij -op zich had genomen. Daarbij kwamen er op nieuw allerlei opdrachten, -die hij niet kon weigeren en die tegelijkertijd winst afwierpen. - -Eindelijk, op den 29sten September werd het in de stad verbreid, -dat meester Dürer de laatste hand aan het altaarstuk, dat men sedert -korten tijd het "Rozenkransfeest" noemde, had gelegd. - -Daarop begaf iedereen zich naar de werkplaats bij de Rialtobrug--een -ieder, wien liefde tot de kunst bezielde, maakte zich op om van -het kunstwerk te genieten. De geheele kunstwereld was verzameld, -ook de adel, ja zelfs het wereldlijke en 't geestelijke opperhoofd -van Venetië, de Doge en de Patriarch, beide uitstekende kunstkenners, -kwamen kijken. - -Eerst heerschte er onder de verzamelden een eerbiedige stilte, men -voelde zich overweldigd door den grootschen indruk, maar daarna brak er -zulk een storm van loftuitingen los, dat Dürer hooren en zien verging. - -Zijn werk verdiende trouwens volkomen zulk een lof: het was een -meesterstuk. [20] - -Omgeven door een zonnig landschap, zit de H. Maagd op een troon. Haar -lokken zijn goudblond en haar kleed is hemelsblauw; op haar schoot -zit het Christuskind, terwijl twee zwevende engelen een gouden kroon -boven haar hoofd houden. Rechts van den troon staat de H. Dominicus, -die het gebruik van het rozenkransgebed invoerde; links ziet men -nog andere engelen, die de gestalten, die rondom geknield liggen, -met kransen van levende rozen bekronen. Aan de voeten van Maria zit -een engel met een mandoline; op den voorgrond knielen Paus Julius -II en keizer Maximiliaan I, gehuld in ruime, purperen mantels; de -eerste wordt door het kind Jezus; de andere door de Maagd Maria met -een krans van rozen gekroond. Ook andere bekende personen komen op het -schilderij voor, o.a. meester Hieronymus van Augsburg, de bouwmeester -van het Duitsche handelshuis te Venetië; op den achtergrond rechts -heeft Dürer zijn boezemvriend, Wilibald Pirkheimer, vereeuwigd en -naast hem schilderde hij zijn eigen gestalte. - -Welk een groot aantal figuren en toch zulk een eenheid van groepeering; -welk een grootheid en ernst lag over het geheel verspreid en toch -hoe vrij was alles behandeld en hoeveel leven sprak er uit! En -dat alles werd nog overtroffen door den gloed en de pracht van -het coloriet! Dürers vijanden hadden durven zeggen: "Ternauwernood -kan hij teekenen, maar schilderen kan hij in het geheel niet"--nu -moesten zij verstommen: dit meesterstuk sloot allen spot den mond. De -opgewondenheid nam daardoor nog toe en in geheel Venetië sprak men in -die dagen over niets anders dan over meester Dürer en zijn grootsche -schepping.-- - -Toen de toevloed van nieuwsgierigen voorbij was, trad op zekeren -namiddag, terwijl Dürer bij den Markies Proschi een feestmaal -bijwoonde, een aanzienlijke vrouw, door een bediende begeleid, de -werkplaats bij de Rialtobrug binnen. Zij nam plaats tegen over het -altaarstuk en bleef langen, langen tijd in diep, eerbiedig zwijgen -verzonken, alsof de werkplaats een kerk ware, waar de priester de mis -bediende. Haar handen waren gevouwen en haar oogen stonden vol tranen. - -Eindelijk stond zij op en verliet de gewijde plaats: "Dat was een zalig -oogenblik," fluisterde zij terwijl zij haar oogen afwischte. Het was -Signora Bella. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XVIII. - -BEDWELMENDE WIEROOK. - - -Op een stillen, somberen Novembermorgen voeren eenige gondels het -"Canale grande" af. In pronkgewaad gehuld, alsof men op weg naar een -feest was, deed de groep kunstenaars, die Dürer te Venetië om zich -had verzameld, hem uitgeleide op zijn reis naar Bologna. - -Het was zijn hartewensch geweest, Rome, die stad der steden, het -paradijs der kunst, te zien, en het scheen, dat deze wensch zou worden -vervuld, daar het bericht kwam, dat Keizer Maximiliaan een bedevaart -naar Rome wilde ondernemen, waarbij hij zich wilde aansluiten. Doch -dit voornemen van den keizer kwam niet tot uitvoering en Dürer moest -zijn plan opgeven. Ook was hij zoo gaarne naar Mantua gegaan, om zijn -leermeester Mantegna te bezoeken. Zoo gauw zijn altaarstuk klaar was, -wilde hij daarheen gaan, toen op den dertienden September het bericht -kwam, dat de grijsaard was gestorven. Nu besloot hij naar Bologna -te gaan, omdat hij wist daar gelegenheid te hebben om nog meer te -leeren en vooral de geheimen der perspectief te doorgronden. Niet -dat hij daarvan niet op de hoogte was, maar het was hem te doen om -zekere practische voordeelen tot vergemakkelijking der mechanische -constructie, waarop de kunstenaars van Bologna bijzonder trotsch waren, -en die zij angstvallig geheim hielden. - -Hij nam zijn weg over Ferrara. Tot zijn groote verbazing werd Dürer aan -de poort der stad door een groot aantal der aanzienlijkste inwoners -opgewacht en begroet. Ricardo Sbroglio, die uitstekende geleerde, -ontrolde een blad perkament en droeg een lang gedicht voor, vol -uitbundigen lof over den Duitschen meester, die zijn wangen voelde -gloeien en niet wist, waarheen hij zijn oogen moest wenden. Wel was -hij in Venetië reeds aan overmatige loftuigingen gewend, maar hier was -het toch nog erger. Natuurlijk liet men hem niet dadelijk vertrekken; -hij moest een geheelen dag blijven en men bood hem een gastmaal aan -in het stadhuis. - -Den volgenden dag deed men hem in optocht uitgeleide en een der -edelen liet er zich niet afbrengen hem te vergezellen en met hem -Bologna binnen te rijden. - -Toen zij de stad naderden, bemerkte Dürer, dat men ook daar op de -hoogte van zijn komst was. Aan de poort stond eveneens een groote -menschenmassa en toen hij dichter bij kwam, zag hij van de met groen -en bloemen versierde stadspoort bonte vlaggen wapperen. - -In de voorste rij van de verzamelde menigte stonden de, in Bologna -woonachtige, kunstenaars. Dürers gelaat teekende blijdschap, toen -hij aan de spits der schilders een bekend gezicht zag en nog wel -het gezicht van een stadgenoot, Christoffel Scheurl, den Duitschen -thesaurier aan de universiteit van Bologna. Het huis, waarin hij -was geboren, stond in Neurenberg "onder de veste" schuin tegenover -Dürers huis. Hij was drie jaar jonger dan deze en behoorde tot diens -vurigste bewonderaars. - -Nu had er een hartelijke begroeting plaats, waarna de kunstenaars en -edelen aan de beurt kwamen; zij voerden Dürer in triomf mee naar de -markt en noodigden hem uit de gildekamer der schilders binnen te gaan, -waar de eigenlijke ontvangst zou plaats hebben. Het deed Dürer goed, -die gezichten, waarop zooveel welgemeende hartelijkheid en oprechte -bewondering te lezen stond, om zich heen te zien. - -Op een wenk van den ouden Francesco Raibolini trad een jonge man -vooruit, ook een schilder, Luca Pacioli geheeten: een statige gestalte -met schitterende oogen en lange, golvende, ravenzwarte haren. Hij sprak -Dürer aldus aan: "Heil wedervaart heden onze stad Bologna, nu zij zulk -een gast binnen haar muren mag zien, een man met een stralenkrans -van roem en eer gesierd, en die, waar hij ook komt, triomfen viert -en iedereen bewondering afdwingt. Wij buigen ons ootmoedig voor u, -Meester Albrecht Dürer, den grootsten schilder der wereld, die is -gekomen op een hoogte, die niemand ooit heeft bereikt, of immer zal -bereiken. Bologna heeft Venetië haar hoogen gast benijd--nu is dit -niet meer noodig, nu de meester der meesters het niet beneden zich -heeft geacht ook Bologna's poort binnen te komen--en het sterven zal -ons gemakkelijker vallen, nu wij hem, naar wien ons hart zoo lang -heeft verlangd, hebben mogen aanschouwen. Wees welkom, Meester Dürer, -wees duizendmaal welkom in onze goede stad!" - -Op deze woorden volgde een diepe stilte: Dürer, in verwarring -gebracht door dien bombast en overdreven lof, welke dien te Ferrara -nog overtrof, wist zoo dadelijk niet wat te antwoorden. Gelukkig kwam -de oude Raibolini hem te hulp, doordat hij op hem toetrad en hem op -vaderlijke wijze de hand drukte, zeggende: - -"Pacioli heeft in ons aller naam gesproken, laten wij u nu ieder -afzonderlijk de hand mogen drukken als zegel op hetgeen hij heeft -gezegd." - -Ook de anderen traden op hem toe en nu werd Dürer weer zich zelf, en -kon hij hen danken op Duitsche manier, dat is op rustige, bedaarde -wijze, die om het ongewone daarvan op zijn bewonderaars een diepen -indruk maakte en hun bewezen, hoe bescheiden die door hen zoo hoog -geroemden en vergooden kunstenaar was. - -Meester Dürer bleef verscheidene weken in de stad, waar men het niet -moede werd, hem voortdurend te huldigen, totdat hij onder Pacioli's -leiding zooveel had geleerd als hij begeerde. Daarop nam hij afscheid -en keerde naar Venetië terug. - -Nu eerst brak voor hem de tijd aan, dat hij zich vrij kon bewegen -en den drang van zijn genie volgen, want nu hij zijn opdracht had -vervuld en de Bartolomeuskapel met zijn altaarstuk prijkte, kon -hij schilderen, wat hij wilde. En naar hartelust hanteerde hij nu -penseel en graveerstift, terwijl zijn geldbuidel dagelijks meer werd -gevuld. Met gerustheid kon hij zich aan zijn lust tot scheppen en aan -het gezellig samenzijn met Venetiaansche kunstbroeders overgeven, want -de berichten van zijn gezin waren steeds gunstig. Door zijn vriend -Pirkheimer vernam hij, dat de pest reeds sinds lang had opgehouden -haar offers te eischen en dat al de zijnen goed gezond waren. Dit en -nog andere berichten verblijdden hem zeer. - -Op deze wijze ging de laatste tijd van het jaar voorbij. - -Toen men evenwel het nieuwe jaar was ingetreden, werd zijn -verlangen naar de zijnen hem te machtig en besloot hij te vertrekken, -niettegenstaande de pogingen der Signoria, die hem door het aanbieden -van een jaargeld van tweehonderd dukaten, trachtte over te halen, -te Venetië te blijven. Doch Dürer weigerde, hoe zwaar het hem ook -viel, te scheiden van de stad, waar men hem op de handen had gedragen -en van dit land, waar de zon zooveel helderder scheen en de kleuren -zooveel meer gloed bezaten dan in het koude noorden. De vriendschap, -die men in deze dagen hem in dubbele mate bewees, maakte hem het -scheiden nog moeilijker. Daarom verblijdde het hem te hooren, dat de -handelsreizigers, bij wie hij zich op de terugreis wilde aansluiten, -'s morgens vroeg op weg gingen, want hij hoopte, dat het afscheid -daardoor in alle stilte zou plaats hebben. Maar daarin zag hij zich -teleurgesteld; het was bekend geworden op welk uur hij van plan was -heen te gaan, en zoo moest hij zich laten welgevallen, dat een groote -menigte vrienden en vereerders hem uitgeleide deed tot ver buiten de -poort der stad. - -Het kostte hem moeite om bij de laatste groeten en handdrukken zijn -aandoening te bedwingen en toen hij op grooten afstand nog eenmaal -het hoofd omwendde naar de stad Venetië, die juist schitterde in het -purper en goud der opgaande zon, was hij zich niet langer meester en -er blonk een traan in zijn oog. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XIX. - -OP HET TOPPUNT VAN ROEM. - - -Langen tijd na zijn terugkomst ging Albrecht Dürer zijn weg als in een -droom. Alles was hem zoo vreemd geworden en met den arbeid kon hij niet -op streek komen. Na het verblijf in het zonnige Zuiden, waar hij langer -dan een jaar had vertoefd, weder verplaatst in het land van sneeuw -en grijze luchten, moest hij tijd hebben om zich daar weer in te leven. - -Het wederzien der zijnen had zijn hart goed gedaan en hem uitermate -verheugd; vooral was zijn jongste broeder Hans een reden tot blijdschap -geweest. De knaap had bij den ouden Wolgemut veel geleerd en het bewijs -geleverd, dat er een uitstekend kunstenaar in hem stak, van wien men -kon verwachten, dat hij onder de leiding van zijn ouderen broeder zich -nog verder zou ontwikkelen en hem een goede hulp worden. De leegte, -die den teruggekeerde in den vreemde voelde, werd hier in zijn tehuis -aangevuld, doch den kunstenaar ontbrak iets; aan zijn scheppingskracht -ontbraken de ware drang en bezieling. - -In Maart kreeg hij weer een opdracht van zijn vroegeren begunstiger, -den keurvorst Frederik van Saksen, die een nieuwe paneelschildering -van hem begeerde, voorstellende hetzelfde onderwerp, dat Dürer eenige -jaren geleden in houtsneden had behandeld; de marteling der tienduizend -onder Koning Sapores van Hongarije. Dürer maakte daarvoor een ontwerp -en teekende de schets, maar hij voelde, dat de echte bezieling hem -ontbrak en stelde de uitvoering telkens weer uit. - -Ook de ontwakende lente was niet in staat om hem te bezielen, en in het -midden aan den zomer bleek het wat het was, dat hem in dien toestand -had gebracht. Op zekeren morgen kon hij het bed niet verlaten, omdat -hij door hevige hoofdpijn werd gekweld. Terstond liet zijn bezorgde -vrouw den dokter halen, en deze wist langen tijd niet welke ziekte hem -aan zijn leger kluisterde en waaruit zij voortkwam; de medicijnen, -die hij klaar maakte, bleven zonder eenige uitwerking op de koorts, -die reeds terstond in hevige mate was opgekomen en naar niets wilde -luisteren. De zieke nam verontrustend in krachten af, omdat hij niets -wilde eten, doch voortdurend begeerde te drinken. - -Pirkheimer, die van zijn reis voor stadsbelangen was teruggekeerd, -ontstelde toen hij zijn vriend in dezen toestand terug zag en zorgde -er voor, dat er een tweede geneesheer werd geraadpleegd, in wien hij -bijzonder veel vertrouwen had. - -En werkelijk, het gelukte dezen arts de koorts te bedwingen, zoodat -de kranke na eenige dagen kalm werd en kon slapen--zelfs begeerde hij -voor het eerst weer iets te eten, en zijn huisgenooten herademden na -deze lange, bange dagen. Toch ging er nog een geheele week voorbij, -voordat de zieke het bed mocht verlaten en hij voelde zich toen nog -zoo zwak, dat hij nauwelijks een voet kon verzetten. - -Wat was dat edel, schoonbesneden gelaat smal en bleek geworden, en hoe -doorschijnend waren die vermagerde handen. Het kostte Vrouwe Agnes -moeite haar tranen te bedwingen, toen zij hem zoo in zijn stoel zag -zitten en haar hart voelde zich met innige, warme liefde getrokken -tot hem, wien zij haar teederste zorgen wijdde. - -Deze trouwe toewijding deed den kranke goed en hij dankte God in stilte -voor deze ster in den donkeren nacht. Zijn krachten namen merkbaar -toe en tegen het eind van Augustus was hij in zooverre hersteld, -dat hij weer aan den arbeid kon gaan. - -Naar lichaam en geest gesterkt, ging toch het werk slechts langzaam -van stapel. - -Misschien was 't het onderwerp, dat hem niet genoeg wist te bezielen, -want een terechtstelling van vele duizenden op de afschuwelijkste -wijze was ook weinig verkwikkelijk! Het kwam er op aan door de -wonderen der kunst het afgrijselijke hiervan te bedekken; en zie, -hoemeer moeite de kunstenaar zich gaf, om dit doel te bereiken, -des te grooter werden ook zijn bezieling en scheppingskracht. Toch -ging de arbeid langzaam voort, omdat hij dikwijls ander schilder- -of teekenwerk onder handen nam; en toen hij de laatste hand er aan -legde, was er bijna een jaar voorbijgegaan. - -De schepper van dit kunstwerk voelde zich bevredigd en verheugde -zich in den lof der kenners, die vooral de handigheid bewonderden, -waarmee de kunstenaar het oog tot de afzonderlijke groepen wist te -trekken, zoodat het vreeselijke van het geheel niet te veel de aandacht -trok. Op den voorgrond ziet men den koning met zijn gevolg in turksche -kleederdracht. Op het tweede plan staan palen opgericht, waaraan de -heiligen zijn gebonden; rechts daarvan gaan een menigte ontkleede -gevangenen een hoogte op, van waar de martelaars in den afgrond, -vol spiezen en stokken, worden geworpen. Links worstelen een aantal -bloedgetuigen aan het kruishout met den dood en daarnaast legt een -ander zijn hoofd op een blok, terwijl daar om heen een groote schare, -waaronder ook een bisschop, op hetzelfde lot wacht. - -Terwijl nu iedereen het tentoongestelde stuk bewonderde, had Dürer -reeds een ander groot schilderij in zijn geest voorbereid, waartoe hij -zich nu met hart en ziel aan het werk zette. Hij had een bestelling -uit Frankfort gekregen om voor het altaar van den H. Thomas in de -kerk der Dominicanen een schilderij te leveren. - -Den man, die het had besteld, had hij in Neurenberg persoonlijk -leeren kennen; het was de rijke lakenwever Jacob Heller, iemand, -die uit bijzonderen angst voor zijn zieleheil er op uit was om door -allerlei goede werken den duur van het verblijf in het vagevuur -te verkorten. Voor 130 Rijnsche guldens zou Dürer dit aan de kerk -beloofde altaarstuk schilderen. Dadelijk, nadat hij het voor den -keurvorst bestemde schilderij had voltooid, ging Dürer aan den -arbeid. Het zou een vleugelaltaarstuk worden: het middelste paneel, -dat ook het voornaamste was, moest de hemelvaart van Maria voorstellen, -de rechtervleugel den marteldood van Jacobus en de linker dien van -de H. Catharina. - -Dürer was nog niet ver er mee gevolgd, toen hij zich verplicht -voelde om aan Heller, die reeds op spoed begon aan te dringen, te -schrijven, dat de schilderij zooveel tijd en zorg vereischte, dat -hij op een prijsverhooging tot 200 gulden, moest aandringen. Doch hij -beloofde daarbij, dat geen vreemde hand iets aan het middenstuk zou -schilderen. Heller, die hierin zijn koopmansgeest niet verloochende, -was hierover erg ontsticht; maar toen Dürer hem antwoordde, dat hij -het schilderij wilde houden, omdat hem honderd gulden meer daarvoor -was geboden, sloeg hij een anderen toon aan. - -Niettegenstaande deze onaangenaamheden ging het werk goed en vlug -van de hand, en de bekwaamheid, die Hans bij zijn medewerking aan de -zijvleugels aan den dag legde, droeg er niet weinig toe bij om zijn -opgewektheid in dit kunstwerk te vermeerderen. - -De winter ging voorbij; de lente kwam en tegen Paschen was -het middenste zoover gevorderd, dat er weinig meer aan ontbrak, -en nu reeds baarde het alom in de stad groot opzien. Dürer werd -meermalen door nieuwsgierigen gestoord; vele raadsheeren kwamen om -hem hun oprechte hulde aan te bieden en ook de vreemdelingen, die te -Neurenberg kwamen, verzuimden niet om hem op te zoeken. Sommigen boden -hem groote sommen en wilden met alle geweld het schilderij bemachtigen, -waardoor duidelijker dan ooit bleek, hoe hoog de Neurenberger meester -ook in den vreemde stond aangeschreven. Op den derden Paaschdag -verzamelde zich in alle kerken der stad het volk om de mis van den -Heiligen Geest te hooren; na het einde van het koorgezang vermaanden -de priesters de menigte tot bidden en werd God aangeroepen om Zijn -zegen te geven over hetgeen op het raadhuis zou geschieden, opdat -daar tot regenten zouden worden gekozen mannen, die aan wijsheid en -verstand ook godsvrucht paarden. - -Na het einde van den dienst werd de klok van het raadhuis geluid en -kwamen de raadsheeren bijeen voor hun gewichtige taak, waarvan de -uitslag den volgenden dag aan de burgerij zou worden meegedeeld. - -Bij het vallen van den avond ging Albrecht Dürer, gekleed in -zijn kostbaren, met marterbont omzoomden mantel, met zijn vrouw, -die eveneens in feestgewaad was gehuld, uit in de richting van de -Thiergärtnerpoort, om daar het groote huis, over welks aankoop Dürer -met den eigenaar in onderhandeling was, nog eens nauwkeurig te gaan -opnemen. Het was het hoekhuis in de Zistelstraat met het front naar -het oosten. - -Op het oogenblik dat het echtpaar naar buiten trad, kwam de heer -Imhoff, het hoofd van een der aanzienlijkste Neurenbergsche families, -haastig op hen toegeloopen en stak hun beide handen toe. Zijn gelaat, -dat gewoonlijk zulk een ernstige en barsche uitdrukking had, zag er -nu bijzonder gelukkig en tevreden uit. - -"Wees gegroet, waarde Meester en ook gij, geachte Vrouwe! Ziet, -met welk een gouden gloed de zon den hemel kleurt, als wilde zij een -schoonen dag met een schoon besluit kronen. Zij ziet er zoo tevreden -uit, alsof zij zich verblijdt over de stad Neurenberg, die zich heden -van een eereschuld heeft gekweten. Houdt u maar goed." Daarop ging -hij verder. - -Dürer zag hem verbaasd na en mompelde voor zich heen: "Wat scheelt -dien man? Wat kan er toch gebeurd zijn?" - -Terwijl zij daar nog stonden, kwam er weder een heer met groote -stappen op hen aan; het was Wilibald Pirkheimer. Ook zijn gelaat had -een vreemde expressie, ook zijn oogen schitterden en op zijn vriend -losstormend, trok hij hem mee naar binnen in het voorhuis en viel -hem om den hals met de woorden: "Geluk gewenscht, heer collega!" - -Nu werd Dürers verwarring nog grooter: "Wat is er toch gebeurd? Eerst -doet de heer Imhoff zoo wonderlijk en zegt onbegrijpelijke dingen -en nu doet gij nog veel dwazer! Kunt gij, beiden, dan geen goed -verstaanbare taal meer spreken?" - -Vroolijk klopte Pirkheimer zijn vriend op den schouder. "Alles op -zijn tijd, zegt koning Salomo. Laten wij vandaag maar eens dwaas zijn, -morgen is het weer tijd om verstandig te praten. Houdt u maar goed!" - -Met deze woorden ging ook hij verder. - -Dürer bleef nog een oogenblik met zijn vrouw in het voorhuis, alsof -hij nog een derden dwaas verwachtte; daarop gingen zij samen uit en -vergaten spoedig dit wonderlijke geval, toen zij aan het doel van -hun wandeling dachten. - -"Ik verheug mij hartelijk op den dag, waarop wij onze nieuwe woning -zullen kunnen betrekken," sprak Dürer. "Want hoewel wij meer ruimte -hebben gekregen sinds vader is heengegaan, is het oude huis toch -wel wat klein. God zij gedankt, dat Hij ons zoo heeft gezegend, -voornamelijk door hetgeen ik in het buitenland heb verdiend, dat -ik twee jaar geleden, de schuld, die op ons huis rustte, heb kunnen -aflossen!" - -"Ja, het was wel klein, ons oude huis," zei Vrouwe Agnes, "maar het -waren toch gelukkige jaren, die wij daarin doorbrachten. Moge de Heer -ons even rijkelijk zegenen in onze nieuwe woning!"-- - -Het was een statig gebouw, het huis op den hoek der Zistelstraat, -met den voorgevel naar het ruime plein gericht. De vorige eigenaar, -de sterrekundige Bernhard Walter was gestorven en nu wilden zijn -erfgenamen het huis verkoopen en de opbrengst onder elkaar verdeelen. - -Dürer werd het voorloopig eens met den zaakgelastigde, nadat hij -het huis nog eens nauwkeurig had bezichtigd en keerde daarna met -zijn vrouw in de beste stemming huiswaarts. Den volgenden morgen -werd de uitslag van de raadsverkiezing openbaar gemaakt. Kort daarop -begaven zich de beide heeren, die de hoogste betrekking in den raad -bekleedden naar de woning van Albrecht Dürer, juist op het oogenblik, -dat hij naar zijn werkplaats was gegaan. Zij kwamen om den meester, -die nu eensklaps vermoedde, wat er den vorigen dag was gebeurd, -mee te deelen, dat de stad Neurenberg niet wilde, dat men haar kon -verwijten een harer burgers de eer te onthouden, die hem toekwam en -dat men daarom meester Dürer, wiens roem wijd en zijd was verbreid, -tot raadslid had verkozen. - -Blozend als een jonkvrouw stond daar de meester, die op deze wijze werd -gehuldigd en hij vond in zijn verwarring slechts enkele onsamenhangende -woorden van dank. Maar toen de heeren weg waren, viel Agnes, die alles -had gehoord, haar echtgenoot om den hals, drukte hem tegen zich aan -en omhelsde hem met tranen in de oogen, terwijl zij fluisterde: - -"Uw vreugde is mijn vreugde, uw eer is mijn eer!" - -Albrecht Dürers hart begeerde geen ijdele eer, maar de vriendschap -en hartelijkheid, die men hem zoo duidelijk met deze verkiezing had -bewezen, deden hem goed en waren een nieuwe spoorslag voor zijn -scheppend genie. Het schilderij, voor Frankfort bestemd, naderde -zijn voltooiing; nog eenmaal werd zijn arbeid onderbroken door de -verhuizing in Juni naar het huis bij de Thiergärtnerpoort--toen was -het klaar en kon Dürer zijn monogram er onder zetten. - -Hij voelde zich gelukkig door deze nieuwe schepping, die hem innig lief -was en waarvan hij met moeite scheidde. Bezield met teedere bezorgdheid -voor zijn werk, zette hij zich neder om een brief er bij te schrijven: - -"Mijn eerbiedige groetenis, zeer waarde en hooggeachte Heer Heller! - -"Nu is de geduldsproef, waartoe ik u heb moeten dwingen, geëindigd en -ontvangt gij het door u bestelde schilderij. Het doet mij genoegen, -dat Frankfort de plaats van bestemming is; er is geen plaats in -Duitschland, waar ik het liever zou zien. Het is geschilderd met -de beste verven, die ik heb kunnen bemachtigen, en is met goede -ultramarijn over- en opgeschilderd, wel vijf of zesmaal, en toen het -klaar was, heb ik het nog tweemaal overgeschilderd, opdat het lang -goed zou blijven. Indien gij het goed rein houdt, ben ik overtuigd, -dat het vijfhonderd jaar kleur houdt, want het is op andere wijze, -dan waarop men het gewoonlijk doet, geschilderd. Zorg er dus voor, -dat het schoon wordt gehouden, dat men het niet aanraakt en het -niet met wij water besprenkelt. Over twee of drie jaar kom ik zelf, -om het op bijzondere wijze te vernissen, dat verzekert haar duur -nog wel honderd jaar langer. Ik verzoek u dringend, dat gij niemand -toestaat om het te vernissen, want het zou mij zeer spijten, dat -een werk, waaraan ik langer dan een jaar heb gearbeid, daardoor werd -bedorven. En wees zelf bij de plaatsing tegenwoordig, opdat het stuk -niet worde beschadigd, terwijl ik u vriendelijk verzoek er voortdurend -op te blijven letten." [21] - -Geheel Frankfort verdrong zich naar de Dominicanerkerk, toen het -in de stad bekend werd, dat de schilderij, die door Jacob Heller -was geschonken, was aangekomen en op het altaar van den H. Thomas -prijkte! Iedereen was vol geestdrift, vooral de gever zelf, die bij -den bedongen prijs nog een kostbaar gouden sieraad voor Vrouwe Agnes -voegde. Dürer had in zijn "leven van Maria," hetzelfde onderwerp -behandeld, maar welk een ontzettend groot verschil tusschen de -kleine, zwarte houtsnede en het groote, van kleuren schitterende -altaarstuk! In Italië verkondigde het Rozenkransfeest des meesters -roem, maar op vaderlandschen bodem sprak dit tweede werk nog luider, -want de schilderij te Frankfort overtrof die van Venetië door de -levendige actie van alle figuren en de groote zuiverheid der teekening. - -In een kring staan de apostelen geschaard om het geopende -graf van Maria, met een uitgestrekt, heerlijk landschap op den -achtergrond. Johannes in het wit gekleed, buigt zich over de groeve, -waarin hij staart. Rondom het graf staan sommige der apostelen, andere -liggen geknield en allen heffen het gelaat hemelwaarts. De met groote -zorg afgewerkte schilderachtige drapeering hunner gewaden, wedijvert -in schoonheid met de fijn gevoelde kleurschakeering, die elk oog, -ook het minst ontwikkelde, in verrukking moet brengen. Boven in de -wolken des hemels zweeft Maria, die ten hemel vaart; zij heeft een -blauw gewaad aan en een witte sluier omgeeft haar. Aan weerszijden -houden God, de Vader, en Christus, de Zoon, de kroon des levens boven -haar hoofd. God is voorgesteld als een vriendelijke grijsaard in goud -en geelbruin kleed en Christus in purper gewaad als een overwinnaar -en als de Rechter der wereld. Boven deze groep verschijnt in hellen -lichtglans de H. Geest in den vorm eener duif, terwijl rondom een -koor van engelen hun halleluja's met harpspel begeleiden. - -Dit is het middenstuk van het altaarschilderij, het hoofdmotief van -het geheel. De twee zijvleugels, het martelaarschap van Jacobus en -van de H. Catherina voorstellend, en met de beeltenissen van den gever -Jacob Heller en van zijn vrouw Catherina von Mehlen versierd, stonden, -hoe voortreffelijk ook van teekening, in de uitvoering achter bij -het middenvak. Zij waren dan ook slechts als bijwerk bedoeld, maar -juist daardoor waren zij geschikt om het effect van het voornaamste -gedeelte te verhoogen. - - - -Terwijl geheel Frankfort nog in verrukking was over het meesterstuk -van den Neurenberger kunstenaar en hem luide prees, was diens hand -alweer bezig aan een nieuw, groot werk. Een Neurenbergsche burger -had hem een altaarschilderij besteld voor de kapel van het door -hem opgerichte Twaalfbroedershuis. En met waar genot greep Dürer -deze gelegenheid aan om zijn geboorteplaats metterdaad zijn dank te -bewijzen voor de eer hem aangedaan, om hem tot raadslid te verkiezen -en nu een kunstwerk te scheppen, dat al de vorige nog zou overtreffen. - -Wel had hij zich voorgenomen geen groote paneelschilderingen meer -te leveren, omdat de geringe sommen, die men er voor betaalde, -tijd en moeite niet beloonden en hij daardoor weldra in geldelijke -moeilijkheden zou komen; daarom was hij van plan in het vervolg -voornamelijk zijn kunst in houtsneden, kopergravuren en etsen te -geven, op welk gebied hij nieuwe vorderingen en ontdekkingen had -gemaakt. Maar het was hem, om den genoemden reden, onmogelijk de -opdracht van meester Mattheus Landauer te weigeren en daarom besloot -hij zijn minder omvangrijken arbeid voor de avonduren te houden, -hoewel dat bij het walmende kaarslicht zeer inspannend moest zijn. Door -den vurigen wensch om zijn geboorteplaats het beste, wat hij had, te -geven, kreeg zijn geest nieuwe gedachten en ontving zijn genie nieuwe -openbaringen. En had hij reeds zijn uiterste zorg aan het Frankfortsche -schilderij besteed, hier steeg die tot in het overdrevene. - -Reeds de vorm van het werk was nieuw. Het was geen vleugelaltaarstuk, -maar een enkel paneel met een lijst, die de kunstenaar zelf had -ontworpen en gemodelleerd. Dit bouwkunstig prachtwerk was uit -hout gesneden en op zich zelf een meesterstuk. Op het vak in het -ronde bovenstuk der lijst zit de Heiland, als Rechter der wereld, -tusschen Johannes en Maria, terwijl op de beide hoeken twee engelen -de bazuinen van het jongste gericht blazen. Daaronder op de fries ziet -men het oordeel der wereld afgebeeld, de scheiding tusschen boozen en -goeden. Dit bovenstuk wordt gedragen door twee Corinthische zuilen, -met bewonderenswaardige fijnheid uitgevoerd. - -Dürer had voor de schilderij, die in deze heerlijke omlijsting zou -worden gevat, hetzelfde onderwerp gekozen als Rafael terzelfde tijd -te Rome, namelijk: de aanbidding der H. Drievuldigheid. Doch welk -een verschil tusschen zijn opvatting en die van den Italiaan! Rafael -schilderde voor de aanzienlijken en geleerden; Dürer voor allen, -die met een beangst en verslagen hart troost bij den Heer zoeken; -hij beoogde niet aesthetisch genot, maar wilde door zijn werk het -gebroken hart genezen en bemoedigen en leverde dus dat, wat een -waar altaarstuk moet zijn: een prediking in kleuren, een troost voor -vermoeiden en belasten. - -En hoe goed was hem nu zijn prediking gelukt! Er lag een gouden -gloed, als ochtendzonneschijn in Mei op de schepping, over het -geheel verspreid. Alles schijnt bovenaardsch, het is alsof men -niet met tastbare verf te doen heeft, maar alsof het een hemelsch -luchtbeeld is. En de groepeering van het geheel! Het oog wordt niet -getrokken door afzonderlijke deelen, maar het kan het geheel met één -blik omvatten, zooveel harmonie is er in de rangschikking, zooveel -eenheid in de stemming, die er in ligt uitgesproken! En nu de wemelende -menigte der zaligen des hemels, die de H. Drievuldigheid aanbidden, -evenals de Christengemeente op aarde, van den paus en den keizer af -tot den landman met zijn dorschvleugel toe--hoe weerspiegelt op al -die verschillende gezichten dit eene gevoel, dat aller hart bezielt, -de jubel van het schepsel over de teweeggebrachte verlossing! En -eindelijk, hoe eigenaardig is de opvatting en het weergeven van het -goddelijk geheim der Drievuldigheid: God, de vader, boven wiens hoofd -de H. Geest in de gestalte van een duif zweeft in stralenden glans, -houdt naar beneden de groote, zalige verborgenheid; het bloedende en -stervende Lam Gods aan het kruis genageld! - -Deze schilderij maakte een overweldigenden indruk. Behalve de -stadgenooten kwamen ook vele vreemdelingen om dit hooggeprezen wonder -van menschelijke kunst met eigen oogen te zien, en met diepgevoelde -voldoening en vrome dankbaarheid jegens God, die hem deze heerlijke -gave had verleend, zag de meester op het gelaat der beschouwers dat -wat hij had begeerd te voorschijn te roepen, weerspiegeld: vroomheid -en aanbidding. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XX. - -SCHILDER EN DICHTER. - - -"Wie was dat toch, die van morgen vroeg zoo lang bij u in de -werkplaats is geweest?" vraagde Vrouwe Agnes op zekeren dag aan haar -echtgenoot. "Hij zag er zoo voornaam uit." - -"Ja, daarin hebt gij gelijk," antwoordde Dürer, "het was Ulrich Fugger, -een man uit een der oudste en rijkste families van Augsburg. Hij is -eerst naar de Allerheiligenkapel gegaan om het schilderij te zien en -daarna is hij bij mij gekomen om te vragen, of ik voor hem ook zulk -een stuk wil schilderen." - -Vrouwe Agnes kon haar ontsteltenis niet verbergen en vraagde snel: -"En hebt gij het beloofd? Gij kunt zoo moeilijk iemand iets weigeren." - -Glimlachend legde Dürer zijn hand op haar arm. "Wees niet bezorgd; -dezen keer is uw man niet zwak geweest. Die heer uit Augsburg heeft -getracht mij te vangen, door mij den grootst mogelijken lof toe te -zwaaien, maar ik heb dapper weerstand geboden, want ik ben vast -besloten geen groote paneelschilderingen meer te maken, daar zij -slecht worden betaald en mij dikwijls ook nog ergernis en verdriet -berokkenen." - -"Heeft Bisschop Johan van Breslau nu eindelijk zijn schuld -afgedaan?" vraagde Catherina, de zuster van Vrouwe Agnes, die er bij -tegenwoordig was. "Ik herinner mij, dat gij u beklaagdet, omdat hij -steeds uitstelde het mooie schilderij van Maria, dat hij bij u kocht, -te betalen." - -"Eindelijk, na drie jaar," antwoordde Dürer, "is hij er toe overgegaan -om mij te betalen en het zou toen zeker nog niet zijn gebeurd, als -zijn geheimschrijver, Johannes Hessus, een Neurenberger, mij niet -had geholpen. Hij schreef mij, dat de bisschop zich volstrekt niet -meer herinnerde voor welken prijs wij het eens waren geworden. En -daarom wil ik met die aanzienlijke heeren niets meer te maken hebben -en mij weer meer gaan bekommeren om het volk, waaraan ik mij in de -laatste jaren te weinig heb laten gelegen liggen. Met dat doel voor -oogen wil ik mijn teekeningen uit de Openbaring van Johannes op nieuw -uitgeven; en ook andere houtsneden en kopergravuren, waarvan ik het -meerendeel reeds sinds lang klaar heb, met nieuwe platen vermeerderen, -zooals het leven van Maria, en de groote en kleine Passie, de eerste -op koper gegraveerd en de laatste als houtsneden. Het leven van -Maria telt nu twintig teekeningen; de groote Passie twaalf en de -kleine zevenendertig. Daarmee geloof ik het Duitsche volk beter -van dienst te kunnen zijn dan met mijn groote altaarschilderijen -en het is tegelijkertijd voordeeliger voor het onderhoud van mijn -gezin.--Maar nu heb ik nog een bijzonder plan in mijn hoofd: ik wilde -de teekeningen niet als losse bladen uitgeven, maar bij elkaar gebonden -in een boek en voorzien van bijschriften, opdat de minst ontwikkelde -hun beteekenis en doel zouden kunnen begrijpen. Mijn goede vriend, -Pater Chelidonius van de Benedictijnen is mij daarin behulpzaam en -heeft mooie versregels daarvoor gemaakt, die bij elke teekening van -de groote en kleine Passie zullen worden gedrukt. Op die wijze zullen -het meditatieboeken worden ter bevordering van het zieleheil.--En nog -iets anders wil ik u vertellen, beste Catherina, als gij het ten minste -niet reeds door Agnes hebt gehoord: Anton Koburger, mijn peter, zal -mij helpen aan een drukpers, die ik in mijn eigen huis wil opstellen, -dan kan ik mijn werk zelf afdrukken. Hans en een der gezellen kunnen -mij daarbij helpen, dan kunnen zij zich ook in die kunst oefenen." - -Er werd op de deur geklopt en er trad een monnik binnen in de -kleederdracht der Benedictijnen. - -"Lupus in fabula!" riep Dürer vroolijk en hij reikte zijn vriend -de hand. - -"Daar juist sprak ik van u en nu staat gij in levende lijve voor -mij! Wees hartelijk welkom!" - -De pater zette zich aan de tafel en haalde een rol papier uit zijn -pij te voorschijn: - -"Zie eens, Meester, of gij over mijn werk tevreden zijt. Het eerste -boekje is nu klaar; aan het andere wilde ik niet beginnen, voordat -ik uw oordeel had gehoord." - -Dürer nam het papier en las eenige oogenblikken in stilte, daarop -reikte hij over de tafel den monnik de hand. "Gij hebt mij begrepen, -zoo heb ik het bedoeld. Ga maar op deze wijze voort, dan zullen mijn -teekeningen ingang vinden bij het volk en goed worden begrepen.--Gij -zijt een uitstekend poëet, beste Chelidonius! Ik zal uw verzen aan mijn -vriend Pirkheimer laten lezen, hij zal zeker daarmee zijn ingenomen." - -De meid bracht op een wenk van Vrouwe Agnes een kan wijn binnen -en de vrouw des huizes vulde de kleine, tinnen kroezen met het -druivensap. Toen kwamen allen in de beste stemming, vooral meester -Dürer, die het gezelschap aangenaam onderhield met te vertellen, wat -hem in Venetië was overkomen. Maar eensklaps liet hij dit onderwerp -varen en zich tot den monnik keerend, zei hij: "Ook ik ben eenige -jaren geleden begonnen mij in uw kunst te oefenen en heb het gewaagd -versregels aan elkaar te lijmen." - -Verbaasd keek de pater hem aan. "Zijn dan de Muzen zoo mild geweest -om u alle gaven in den schoot te werpen?" - -Dürer moest lachen. "Wees niet te voorbarig met uw lof; ik ben al -genoeg bestraft, omdat ik mij op vreemd terrein heb gewaagd, vooral -door mijn vriend Pirkheimer. 't Is nu twee jaar geleden, dat ik mijn -eerste rijmpjes heb gemaakt. Het waren slechts twee regels en ik -had goed geteld, de eene had evenveel lettergrepen als de andere, -en daarom dacht ik, dat het goed was, het versje was als volgt: - - - Gij aller englen spiegel en Verlosser van de zonden. - Om mij hebt gij zulk bitter lijden en den dood gevonden. - - -"Toen ik dit aan mijn vriend Pirkheimer liet zien, lachte hij mij uit -en zei, dat elke regel niet meer dan vier voeten of acht lettergrepen -mocht hebben. Daaraan gedachtig, ging ik dadelijk weer aan het werk -en rijmde achttien regels bij elkaar, waarin ik God vraagde om de -acht gaven der wijsheid. - -"Het begon zoo: - - - Bidt om der wijsheid gaven acht, - God geen naarstig bidder veracht. - Met recht wordt een man wijs genoemd, - Die niet op geld of armoe roemt. - - -"En zoo ging het door. Nu meende ik zeker te kunnen zijn van de -goedkeuring van den hooggeleerden heer Pirkheimer, maar ik vergiste -mij: hij begon weer dadelijk te spotten en te vitten. Ik dacht dat hij -mij die kunst misgunde en ging daarom naar den heer Lazarus Spengler, -den Secretaris der stad, daar hoopte ik een zachter en rechtvaardiger -oordeel te vinden. Maar ook die verwachting werd bedrogen, want hij -wroette in mijn verzen als een everzwijn in een wijnberg en zond -mij de totaal veranderde verzen weer terug met een spotdicht er bij, -waarvan ik mij het begin nog heel goed herinner: - - - Ofschoon men vaak door vele lieden - De vreemdste dingen ziet geschieden, - Waarover men verbaasd moet staan, - Zoo wil ik u iets zeggen gaan, - Dat uwe lachlust op zal wekken - En u tot groot vermaak zal strekken. - En daarom zeg ik: luister dan! - Gij, allen, kent gewis een man - Met langen baard en krullend haar, - Een nooit volprezen kunstenaar - Met teekenstift en met penseel, - Aan roem en eer heeft hij ruim deel, - In ieders achting hoog gerezen! - En daar hij schrijven kan en lezen, - Is hij zich waarlijk gaan verbeelden: - In woord en rijm iets af te beelden - Speelt hij ook, als een dichter, klaar, - Nu rijmt hij verzen bij elkaar. - Maar hoe hij rijmt, het gaat niet vlot! - En 'k vrees gewis, dat aan het slot - Hem wacht des schoenenmakerslot. - - -"En dan wordt er verder verhaald van een schoenmaker, die een -schilderij bekijkt, dat door een schilder in de zon was geplaatst om te -drogen en die tot den kunstenaar zegt, dat de schoenen die hij heeft -geschilderd niet goed zijn. Daarop verbetert de schilder de fout, -die hem wordt aangewezen en zet het stuk weer in de zon. Nu waagt -de schoenmaker in zijn overmoed ook aanmerkingen op de plooien in de -kleederen te maken--maar daarover wordt de schilder boos en vraagt, -of hij zich verbeeldt ook kleermaker te zijn en hij roept hem toe: -schoenmaker, blijf bij uw leest! En na dit verhaal besluit de heer -Spengler zijn gedicht aldus: - - - Ik zeg daarom tot dezen man, - Die zoo voortreflijk schildren kan: - Laat mij u raden, blijf daarbij, - Dan ducht gij geene spotternij." - - -"Hoe onaardig van hem; ik had zoo iets in het geheel niet van den -heer Spengler verwacht," riep Catherina uit en juist wilde Vrouwe -Agnes in den zelfden geest lucht geven aan haar verontwaardiging, -toen Dürer, hartelijk lachende, vervolgde: - -"Wees maar niet boos op hem, ik heb het hem betaald gezet, want -terstond heb ik de pen weer opgenomen en hem het volgende hekeldicht -gezonden: - - - 't Is wetenswaardig wel gewis, - Dat in Neurenberg een schrijver is, - Die zich zelf vindt een kranig man, - Omdat hij missiven schrijven kan. - - -"En daarop heb ik hem ruim zijn deel gegeven en hem bij een notaris -vergeleken, die maar één enkel formulier voor zijn akten er op -nahoudt en zich daardoor de spotternij der menschen op den hals -heeft gehaald. Daarna heb ik hem nog meer getrotseerd en gezegd, -dat ik niet alleen verzen wilde schrijven, maar mij ook met de -artsenijkunde zou gaan bemoeien en tegelijkertijd heb ik allerlei -recepten van schilderspreperaten voor hem opgeschreven en ben op deze -wijze geëindigd: - - - En al lacht die schrijver nog zoo luid, - Met dichten scheid ik toch niet uit; - Dat zegt die gebaarde, langharige schilder - Tot den spotlustigen schrijver." - - -Er was wel een beetje angst in de vragende blikken, die zich daarop -op den spreker richten en Catherina vraagde haastig: "En hoe heeft -de heer Spengler die woorden opgenomen?" - -"Juist zooals zij waren bedoeld," antwoordde Dürer glimlachend: -"als een grap en we zijn altijd goede vrienden gebleven. Pirkheimer -is later ook tot andere gedachten gekomen; toen hij zag, dat het -mij ernst was om mij op de dichtkunst toe te leggen, heeft hij mij -geholpen om den vorm mijner verzen mooier en sierlijker te maken. En -nu zal ik u ook maar vertellen, dat ik een heele verzameling verzen, -die niemand ooit heeft gelezen, in mijn cassette heb, maar die weldra -het licht zullen zien tegelijk met de teekeningen, die ik er bij heb -gemaakt tot nut en leering van het volk." - -Men drong er op aan, dat Dürer ze voor den dag zou halen, maar hij -bleef weigeren. "Hebt een weinig geduld--als ik mijn drukpers heb -en zelf drukker ben geworden, dan moogt gij zoowel de dichtregels -als de platen zien."--En werkelijk werden de rijmspreuken met de -daarbij behoorende houtsneden na eenigen tijd uitgegeven--het waren -vlugschriften, die veel goeds stichtten. - -Maar het volk ontving met nog meer vreugde de andere teekeningen, -die Dürer op zijn drukpers had afgedrukt en de wereld ingezonden; -vooral oefende de groote en de kleine Passie een machtigen invloed -uit en predikten de lijdensgeschiedenis op betere wijze dan eenig -priester het van den kansel deed. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXI. - -KUNSTENAAR EN KEIZER. - - -Op een Januaridag van het jaar 1512 heerschte er groote bedrijvigheid -in Pirkheimers huis. De meiden en de kok waren druk bezig in de keuken -en de heerlijke geur, die zich van daar uit verspreidde, verried, dat -er uitgezochte spijzen werden toebereid. Evenveel drukte heerschte er -in den wijnkelder, terwijl vier bedienden in de groote zaal de tafel -dekten. De heer des huizes was weder voornemens eenige gasten aan den -maaltijd te vereenigen, een gewoonte, die hij had aangenomen sinds -zijn vrouw was overleden en hij zich eenzaam en verlaten gevoelde. - -Gewoonlijk was het aantal genoodigden niet groot, maar daarom -des te meer uitgezocht. Hij verzamelde aan zijn tafel mannen, die -hoog stonden op geestelijk gebied en met wie deze wetenschappelijk -uitstekend ontwikkelde, fijngevoelende en voor het schoone bezielde -man, naar hartelust kon redeneeren. - -Meester Dürer was altijd de eerste, die een uitnoodiging kreeg, want -de vriendschapsbanden, die de beide mannen vereenigden, waren met de -jaren nog vaster geworden. Het was opmerkenswaardig, dat Pirkheimer, -die door zijn trots, zijn onverbiddelijkheid en heftigheid zich vele -vijanden maakte en zich in den raad nooit bijzonder bemind had weten -te maken, ja, zich zelfs de haat van velen op den hals had gehaald, -met Albrecht Dürer steeds in de hartelijkste verhouding leefde; -nooit zweefde er een wolkje aan den hemel hunner vriendschap. - -Pirkheimer stond voor het venster te wachten op den bediende, dien -hij naar de Tiergärtnerstraat had gezonden om zijn vriend dringend -te verzoeken, de weigering op zijn uitnoodiging in te trekken. Het -was de eerste maal dat Dürer zich had laten verontschuldigen. - -Eindelijk kwam de knecht terug, doch hij bracht hetzelfde antwoord -mede: Meester Dürer was zoo overstelpt met werk, dat hij zich het -genoegen om te komen moest ontzeggen. - -Pirkheimer vernam met leedwezen deze boodschap en hij had nu maar -half pleizier in den maaltijd. - -Dürer had het werkelijk overdruk. De raad had hem de eervolle -opdracht gedaan, om de zaal, waar de rijkskleinoodiën. gedurende -de tentoonstelling te zien waren, te versieren met twee levensgroote -portretten van Karel den Groote en van Keizer Sigismund, den souverein, -die Neurenberg had uitverkoren tot bewaarplaats dezer schatten. - -Reeds lang was Dürer bezig aan de voorbereidende studies voor deze -schilderijen, toen in het begin van het jaar 1512 het bericht kwam, -dat keizer Maximiliaan van plan was in het voorjaar zijn intocht te -Neurenberg te houden, en eenigen tijd binnen de muren zijner trouwe -Rijksstad te vertoeven. - -Om nu tegen dien tijd klaar te kunnen zijn, werkte Dürer van den -vroegen morgen tot den laten avond en met zooveel haast, dat zijn -vrouw zich ongerust over hem maakte, want zijn wangen werden steeds -bleeker, spijs en drank smaakten hem niet en een zenuwachtige onrust -beletten hem 's nachts het slapen. - -In het laatst van Januari was het portret van Keizer Sigismund -een goed eind op streek, maar toch nog niet geheel af. Hij had het -gelaat, om het zoo getrouw mogelijk naar waarheid weer te geven, -naar een wapenzegel geschilderd, wat evenwel niet voordeelig voor het -portret was, want de lange, spitse neus was niet bepaald bekoorlijk te -noemen. Voor 't overige was Keizer Sigismund ook slechts als bijfiguur -bedoeld en eischte daarom een minder zorgvuldige uitvoering; al zijn -krachten wilde de kunstenaar besteden aan het hoofdfiguur, den grooten -Karel, wiens gestalte nog slechts in schets was ontworpen en waaraan -Sebaldus Beham, zijn nieuwe gezel, hem volstrekt niet behulpzaam -mocht zijn. - -Daar kwam op eens het bericht, dat de keizer reeds den 4den Februari -zou komen en dus was alle haast en overijling te vergeefs geweest -en teleurgesteld legde Dürer de penseelen terzijde om zich en zijn -huis voor de komst des keizers gereed te maken, want zelfs in het -kleinste straatje werden de woningen feestelijk versierd. Het was -inderdaad verwonderlijk, hoe op eenmaal te midden van de sneeuw de -straten in groenen voorjaarsdos pronkten, waartoe men het Lorenzer- -en Sebalderwoud had geplunderd. - -Natuurlijk waren die straten, waarlangs de keizer zijn intocht -zou houden, het fraaist versierd: van de Spittlerpoort door de -Smidstraat naar het plein, waarop de St. Jacobskerk stond, vandaar -naar de Koornmarkt en over de Vleeschbrug naar de Heerenmarkt, en dan -over de Visch- en Zoutmarkt naar de Veste. De poort was geheel met -dennengroen versierd en van het bovenste gedeelte wapperden bonte -vlaggen en wimpels en daarmee wedijverden alle huizen en kerken, -langs welker steile gevels het groen zich als klimop naar boven -slingerde. Het schoonst van alles was de eerepoort bij de Veste, op -welker gevel sierlijke godenbeelden het keizerlijke wapen vasthielden, -waarboven de keizerlijke vlag met den adelaar zich trotsch verhief. - -Van hier tot aan de Spittlerpoort hadden de gilden in vol ornaat en -de vertegenwoordigers der aanzienlijke families post gevat, terwijl -al de leden van den raad voor de poort den keizer opwachtten. - -Om negen uur in den morgen zag men in de verte de voorhoede van den -keizerlijken stoet aangekomen en dadelijk begonnen al de klokken te -luiden en weerklonk het geknal der donderbussen en het geschal der -trompetten van de stadshoornblazers om aan het volk in de stad te -verkondigen: Hij is in aantocht! - -Maar nadat de voorste ruiters de poort waren binnengereden, duurde het -nog geruimen tijd, voordat de keizerlijke Heer zelf verscheen. Daar -kwam hij! Een zwarte hengst droeg de hoog opgerichte gestalte, een -echt ridderfiguur,--zijn oogen zagen trotsch om zich heen, doch zijn -mond glimlachte minzaam. - -Bij de poort hield hij zijn paard in om den welkomstgroet van den raad -te ontvangen, daarop bewoog zich de stoet, na enkele woorden van dank, -onder het eindeloos gejubel van het volk, dat zich gedeeltelijk ook -plaats had verschaft op de daken, door de verschillende straten naar -de Veste, waar Zijn Majesteit verblijf zou houden. - -'s Middags verscheen Keizer Maximiliaan met zijn gevolg op het -raadhuis, waar in de groote zaal een feestmaal was gereed gemaakt, -en het behaagde hem daar te blijven tot laat in den avond. - - - -Den volgenden morgen zag men een statigen man, met een edel, bezield, -fijnbesneden gelaat van de Veste komen. Het was Johannes Stabius, -Zijner Majesteits Kroniekschrijver en vertrouwd raadgever, een door -en door geleerd man, die ook groote mathematische kundigheden bezat -en als dichter veel lauweren had verworven. Hij richtte zijn schreden -westwaarts, naar het plein bij de Tiergärtnerpoort en liet op Dürers -huisdeur den klopper driemaal vallen. - -De meester, die hem had zien aankomen, snelde de trap af en deed zelf -de deur voor hem open. - -Beide mannen vestigden een onderzoekenden blik op elkaar en op elks -gelaat was de achting, die de een den ander inboezemde, te lezen. - -De gezant des Keizers gaf zijn innige vreugde te kennen, dat het hem -nu vergund was, kennis te maken, met een man, wiens roem wijd en zijd -was verbreid en meester Dürer, wederkeerig, boog eerbiedig voor hem, -wien het was vergund zich in den zonneschijn van 's Keizers gunst -te koesteren. - -Stabius verzocht meester Dürer, die hem uitnoodigde in de pronkkamer -te gaan, hem naar zijn werkplaats te brengen en nadat hij over het -daar aanwezige schilderwerk zijn groote bewondering had uitgesproken, -nam hij naast den meester plaats en deelde hem mee, dat hij niet alleen -was gekomen om den alom gevierden kunstenaar te zien, maar ook op bevel -van Zijn Majesteit, uit wiens naam hij hem een opdracht kwam doen. - -"Waarschijnlijk weet gij, waarde meester, dat de keizer zich met vlijt -en ijver op kunsten en wetenschappen toelegt en hoe ingenomen hij is -met alles, wat den geest ontwikkelt en het hart verheft. Menig dichter -en kunstenaar heeft hij den spoorslag gegeven tot nieuwe scheppingen -en zelf hen daartoe in de gelegenheid gesteld. Nu heeft hij een plan, -dat moet dienen tot zijn eigen verheerlijking: er moet een kunstwerk, -dat alle andere van dezen aard in pracht en grootte moet overtreffen, -worden geleverd. Zelf heeft hij het "den Triomf" genoemd en hij wil, -dat het in twee werken wordt uitgevoerd; het eerste moet een eerepoort -en het tweede een triomftocht voorstellen. En u heeft hij uitgekozen -om het kunstwerk te volbrengen, waarde Meester Dürer--daarom vraag -ik u nu, of gij daartoe geneigd zijt." Dürer boog eerbiedig en drukte -zijn dankbaarheid uit over de eer hem bewezen. Daarna vraagde hij op -welke wijze en in welken vorm zijn keizerlijke Majesteit het kunstwerk -wenschte uitgevoerd. - -"De keizer wil, dat gij er een houtsnede van maakt," antwoordde -Stabius, "en de oppervlakte moet ongeveer tien voet in de hoogte en -negen in de breedte bedragen." - -In zijn hart was Dürer ontsteld, toen hij dit hoorde. In der -haast berekende hij, dat daartoe tachtig of negentig stukken hout -(beukenhout), die aan elkaar moesten worden gevoegd, noodig zouden -zijn. Doch juist dit moeilijke van de opdracht had een bijzondere -bekoring voor hem, en daarom herhaalde hij zijn bereidwilligheid om -aan 's keizers wensch te voldoen. Stabius drukte hem hartelijk de -hand en bleef nu nog eenigen tijd. - -De beide mannen waren spoedig in een gesprek verdiept en Dürer leerde -in Stabius iemand kennen, die een scherp verstand en uitgebreide -kennis bezat, vol geestdrift voor en verstand van de kunst, met wien -het een waar genot was om te praten. Den volgenden avond verscheen -Stabius weder en zoo ging het al de volgende dagen, zoo lang de keizer -in Neurenberg vertoefde; en er ontstond tusschen den geleerde en den -kunstenaar een innig vriendschappelijke verhouding, waarvan Pirkheimer -bijna jaloersch werd. Ja zelfs, toen de keizer eindelijk vertrok, -liet hij zijn raadgever, op diens verzoek, achter, om meester Dürer -behulpzaam te zijn bij de plannen voor de eerepoort. - -Dürer begon nu spoedig met de voorbereidende werkzaamheden, maar hij -kon slechts enkele uren per dag daaraan besteden, want eerst moesten -de beide keizersportretten klaar zijn. Dat gebeurde spoedig daarop -en de stad bezat nu weer een kleinood meer. Vooral de beeltenis van -Karel den Groote was boven allen lof verheven. - -Toen Stabius het schilderij na de voltooiing zag, trad hij ontroerd een -schrede achteruit; hij herkende in het gelaat zijn eigen trekken! De -hand van den kunstenaar, in wiens hart de beeltenis van zijn vriend -leefde, had onwillekeurig dat beeld op het doek gebracht. - -Nu had Dürer meer tijd om zich aan de keizerlijke opdracht te -wijden. Maar deze hield zooveel in, dat er jaren verliepen, voordat -de teekeningen zoover waren, dat zij aan den houtsnijder konden worden -toevertrouwd, vooral omdat er zooveel ander werk tusschen door liep. - -Wederom was geheel Neurenberg één en al verbazing en verwondering. Zoo -iets had men nog nooit gezien! Op tweeënnegentig stukken hout, die aan -elkaar waren gevoegd, had Dürer, met onvergelijkelijke nauwkeurigheid, -de teekening met pen en potlood gemaakt, om haar daarna voor het -snijden aan den bekwaamsten kunstenaar op dat gebied, Hieronymus -Andree toe te vertrouwen. - -De teekening, die tien en een halven voet hoog en negen voet breed -was, stelde een eerepoort van drie bogen voor. De middelste, die ook -de grootste is, heet: "de poort der Macht en Eere," daarboven verheft -zich de stamboom van het Oostenrijksche huis naast 102 wapens van de -ondergeschikte landen. Boven de beide zijbogen, dien van den "lof" -en dien van den "adel" zijn, in vierentwintig teekeningen, voorvallen -uit het leven van Keizer Maximiliaan weergegeven. - -Toen deze het werk te zien kreeg, drukte hij Stabius de beide handen, -alsof deze het was, die het had gemaakt en het was goed, dat Dürer -er niet bij was, anders had hij wel eens hoogmoedig kunnen worden -door dien bovenmatigen lof uit 's keizers mond. - -Zijn Majesteit antwoordde hem met de toezegging van een jaargeld van -100 gulden, dat Dürer levenslang van de aan het rijk verschuldigde -stadsbelasting van Neurenberg zou worden uitbetaald. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXII. - -SMART EN VREUGDE. - - -Dicht naast de groeve, waar de oude goudsmid, meester Dürer, op het -Sebaldus-kerkhof rustte, was een nieuwe grafkuil geopend en daarin -werd op St. Liborius, den 17den Mei van het jaar 1514, een lijkkist -neergelaten. - -Het was Vrouwe Barbara, de weduwe van den ouden meester, die men -ten grave bracht. Velen waren op de begraafplaats tegenwoordig om -de gestorvene de laatste eer te bewijzen en hun deelneming aan de -achterblijvenden te betoonen. De kapelaan van de St. Sebalduskerk sprak -bij de groeve de gebruikelijke gebeden en het gild der meesterzangers -besloot de plechtigheid met een vroom lied. - -Daarna verlieten allen het kerkhof, behalve de beide geestelijke -zusters, die op den grafheuvel bleven om te waken en te bidden voor -het zieleheil der afgestorvene en de nagelaten betrekkingen, die met -een traan in het oog toezagen, hoe de doodgraversknechts de groeve -verder vulden. Deze treurenden waren: meester Dürer met zijn vrouw en -zijn beide broeders, Andreas en Hans. Andreas was kort geleden uit -den vreemde naar Neurenberg teruggekeerd, om zich daar als meester -in het goudsmidsgilde te laten opnemen. Hij was nog juist bij tijds -gekomen om den laatsten zucht zijner moeder op te vangen en nog door -haar te worden gezegend. - -Zwijgend verlieten zij te zamen, nadat alles was afgeloopen, de -gewijde plaats. - -Juist toen zij het huis op het Tiergärtnerplein wilden binnengaan kwam -hen een man tegemoet, wiens schoenen grijs van het stof waren en die, -beleefd groetend, zijn hoed afnam. Verrast keek Dürer op, en er kwam -plotseling een andere uitdrukking in zijn oogen, als een zonnestraal -uit donkere wolken. "Zijt gij het, beste Schäufelein? Hoe had ik dat -kunnen denken!" - -Schäufelein schudde hem de hand. "Ach, dat ik u zoo moet terugvinden, -lieve meester! Ik hoopte allen vroolijk en wel hier te zullen ontmoeten -en nu zie ik een diep bedroefd man voor mij! Ik neem hartelijk -deel in uw leed--de Heer trooste u!" Men ging naar binnen--de nieuw -aangekomene begroette nu ook de anderen en betuigde zijn blijdschap -ook Andreas terug te zien. Daarna vraagde hij dringend alles omtrent -de afgestorvene te mogen hooren, want hij had haar hartelijk liefgehad -en het deed meester Dürer goed, zijn hart aan een deelnemen den vriend -te kunnen uitstorten. - -"Gij moet weten," begon hij, "dat verleden jaar dinsdags voor de week -voor Paschen, mijne arme moeder plotseling zoo ernstig ongesteld werd, -dat wij de deur harer kamer moesten openbreken, omdat wij, daar zij -zelf niet kon opendoen, anders niet bij haar konden komen. Wij brachten -haar in een benedenvertrek en men voorzag haar van de H. Sacramenten -der stervenden, want iedereen dacht, dat zij zou heengaan. Sedert -vaders dood was zij nog al gezond geweest, ofschoon zij vroeger wel -eens had gesukkeld, ja, zelfs een aanval van de pest te doorstaan had -gehad en nog vele andere wederwaardigheden en verdriet had ondervonden, -die zij steeds met groote zachtmoedigheid en zonder eenige bitterheid -had verdragen. Och, zij was toch een bijzonder vrome vrouw! Gij weet -zelf hoe trouw zij ter kerke ging en hoe liefderijk zij voor mij en -mijn broeder heeft gezorgd en ons steeds vermaande vroom en rein van -handel en wandel te blijven. Haar barmhartigheid en zelfverloochenende -liefde jegens alle menschen kan ik nimmer genoeg prijzen en geen -wonder, dat zij bij allen bemind was. - -"Evenwel nadat zij ten volle was bediend, is zij toch nog niet -gestorven, maar is zij nog meer dan een jaar ziek gebleven, totdat -zij gisteren, twee uur voor middernacht, als een ware Christin is -gestorven, voorzien van alle sacramenten met absolutie van pijn en -schuld, door de macht aan den paus geschonken. Voordat zij stierf, -gaf zij mij haar zegen, wenschte zij mij den vrede Gods toe en gaf -mij vele ernstige vermaningen om de zonde te ontvlieden. Zij wenschte -nog den Johanneszegen [22] te drinken, wat zij ook deed. Zij heeft een -moeilijken doodsstrijd gehad en ik bemerkte, dat zij iets vreeselijks -zag, want zij begeerde wijwater, nadat zij in langen tijd niet had -gesproken. Toen braken haar oogen en ik zag, dat zij tweemaal hevige -schokken kreeg en dat zij haar mond en oogen van pijn toekneep. Ik -bad luide voor haar en mijn hart leed daarbij onnoemelijk veel! God -zij haar genadig!" - -"Ave, pia anima!" fluisterde Schäufelein vroom en hij begon daarop -ook de afgestorvene te prijzen en zooveel goeds van haar te zeggen, -dat zoowel meester Dürer als de anderen de tranen in de oogen kregen. - -Later, nadat de maaltijd was afgeloopen, zonder dat er veel -woorden waren gewisseld, moest Schäufelein vertellen, wat hem zelf -gedurende zijn afwezigheid was wedervaren. Hij had daarbij opmerkzame -toehoorders, die zich hartelijk over al het goede, dat zijn deel -was geweest, verheugden en over zijn vooruitgang op het gebied der -kunst. Met gespannen aandacht luisterde Dürer, toen hij vertelde, dat -hij ook te Rome was geweest en hem had gezien, dien allen verafgoodden, -den heerlijken Rafael. - -"Hoe?" riep Dürer, "hebt gij hem van aangezicht tot aangezicht -gezien? O, wat zijt gij gelukkig! Reeds lang heb ik vurig verlangd -hem te mogen aanschouwen, hem, den eenige, den onvergelijkelijke, -den lieveling des pausen en den bewonderde der gansche wereld!" - -Er kwam een bijzondere glans in Schäufeleins oogen. "Hoor, hoe twee -groote mannen denzelfden wensch koesteren! Want gij moet weten, dat -Rafael eveneens vurig verlangt hem te zien, dien hij den Duitschen -Apelles noemt." - -Een hoogrood bedekte Dürers gelaat, en zijn oogen werden vochtig, -terwijl hij halfluid vraagde: "Hoe weet gij dat?" - -"Uit zijn eigen mond," verzekerde Schäufelein. "Ik had den toegang tot -zijn werkplaats gekregen en mijn hart begon sneller te kloppen, toen -ik onder de vele schilderijen, ook verscheidene bekende tegenkwam, -met het monogram A. D. En toen ik zeide, hoezeer mij dat verraste -en verheugde, omdat ik langen tijd bij meester Dürer als gezel was -werkzaam geweest, greep Rafael op eens mijn hand en sprak: "O, dan zijt -gij mij dubbel welkom en mijn blijdschap zou volkomen zijn geweest, -als hij u had vergezeld." Toen heeft hij u nog hoog geprezen en mij -verteld, dat hij reeds door Marcantonio Raimondi, die sedert vier -jaren zijn werken op koper graveert, de uwe had leeren kennen. Deze -is het ook, die uw kleine Passie op koper heeft nagegraveerd en nog -meer andere werken. En luister; ik wil u nog iets zeggen" en daarbij -schoof hij zijn stoel nog wat nader: "Ik zag in Rafaels werkplaats -een tekening, die bijna voltooid was, en waaraan hij juist bezig -scheen geweest. Ternauwernood durfde ik mijn oogen vertrouwen, -want wat zag ik daar? Het was een kruisdraging van den Heer Jezus, -bijna geheel zooals gij die hebt voorgesteld in de groote Passie. De -Heiland onder het kruishout neergezonken en steunend op zijn arm, -scheen mij volkomen gelijk behandeld zoo als gij het deed, lieve -meester. Eveneens de overige figuren en de rangschikking; het kwam -mij voor, dat Rafael u daarin heeft gevolgd. In elk geval heeft hem -uw werk voor den geest gezweefd en zijt gij zijn voorbeeld geweest." - -Bewogen greep Dürer Schäufeleins hand: "O, ik dank u, beste -Schäufelein, ik dank u! Wat gij mij daar zegt is als een lichtstraal in -den nacht van mijn rouw. Maar nu is mijn begeerte, om dien heerlijken -kunstenaar te zien, nog grooter geworden. Ach, dien wensch zal ik -mede in het graf moeten nemen, want hoe zouden Neurenberg en Rome -bij elkaar kunnen komen?" - -En nu drong Dürer er bij Schäufelein op aan, hem nog meer van Rafael -te vertellen, van zijn uiterlijk en zijn werken, van zijn verhouding -tot den paus en van zijn leven, totdat Wilibald Pirkheimer en andere -vrienden en vriendinnen kwamen om hun deelneming aan de treurenden -te betuigen. - -Intusschen ging Schäufelein met Hans en Sebaldus Beham, den gezel, -die juist uit de stad was thuis gekomen, in Dürers werkplaats en hij -werd niet moede te hooren van alles, wat de meester in de laatste -jaren, sedert de beide gezellen waren ontslagen, had gewerkt. Hans -kwam er nooit mee klaar; want telkens als hij dacht alles te hebben -opgenoemd, schoot hem weer iets te binnen, dat hij had vergeten. "Het -is een onuitputtelijke bron," zei Schäufelein eindelijk. "Mogen al de -lieve heiligen, die hij in zijn werken verheerlijkt, hem beschermen -en sterken en hem nog vele jaren levens schenken!"-- -- -- - - - -Er was bijna een jaar na deze gebeurtenis voorbijgegaan, toen bij -Dürer een vreemdeling binnentrad, wiens uiterlijk zijn zuidelijke -afkomst verried, want twee ravenzwarte oogen keken uit zijn gebruind -gelaat en dik, zwart, krullend haar golfde om zijn slapen. - -"Wees gegroet, Heer!" sprak hij met een beleefde buiging. "Zijt gij -meester Albrecht Dürer?" - -"Die ben ik," antwoordde de aangesprokene. "Wat wenscht gij van mij?" - -"Ik kom van zeer ver," zeide de man, "het is een lange weg van -Rome naar Neurenberg. Ik breng een boodschap van meester Rafael aan -meester Dürer." - -"Wat zegt gij?" riep Dürer, wiens penseel uit zijn hand viel. "O wees -welkom onder mijn dak. Wat zendt mij de meester aller meesters?" - -"Zijn groet en ook dit," antwoordde de man, terwijl hij een rol papier -uit zijn tasch nam. "Het heeft slechts kleine waarde," sprak hij, -die mij tot u zond, "maar meester Dürer zal het vriendelijk van mij -willen aannemen, als hij hoort, hoe hartelijk ik verlang hem iets -van mijn hand te geven." - -Met bevende vingers vouwde Dürer den rol open en aanschouwde een met -rood krijt geteekende figuur in krijgsdos. Zijn oogen bleven met -een teedere uitdrukking er op rusten; met diepen eerbied vervuld, -beschouwde hij deze teekening van den grooten man. - -Na een lang stilzwijgen sprak hij: "Ik wil hem danken en gij, gij zult -ook mijn boodschapper zijn. Blijf nog eenigen tijd om de stad te zien, -dan zal ik u weder laten teruggaan met mijn tegengeschenk." - -Zes dagen later was Rafaels boodschapper weder gereed voor de -terugreis. In zijn reistasch had hij den dank van den Duitschen meester -geborgen; Dürer wilde Rafael niet de een of andere teekening, die -hij had liggen, zenden, maar zich zelf; hij wilde den buitenlandschen -meester niet alleen iets van zijn hand laten zien, maar zijn beeltenis -zoodanig op doek geschilderd, dat het op beide kanten zichtbaar was. - -Een schittering kwam in Rafaels oogen, toen hij hem zag, dien hij zoo -hoog vereerde, en tot zijn dood toe hield hij het portret in hooge eer. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXIII. - -UIT DE DUISTERNIS TOT HET LICHT. - - -Het was een sombere Novembermorgen van het jaar 1517. Een dikke -mist belette de zon door te dringen tot in de straten en pleinen -van Neurenberg. - -Meester Dürer zat in zijn werkplaats te teekenen. Keizer Maximiliaan -was dit jaar weer in Neurenberg geweest en had den meester, over wiens -"Poort der Eere" hij hoogst tevreden was, opgedragen om op het tweede -groote stuk, "de Triomf," als voornaamste deel een triomfwagen te -schilderen naar plannen, die Zijn Majesteit zelf had ontworpen. De -zoo prachtig mogelijk versierde wagen, door zes paarden getrokken, -moest achterin voorzien zijn van een hooge zitplaats, waarop de -keizer zou troonen in vol ornaat, met zijn jonge gemalin, Maria van -Bourgondië; voor de beide Majesteiten moest koning Filips de Schoone -zitten tusschen zijn zuster en zijn echtgenoot, voor hen zijn zoons, de -aartshertogen Karel en Ferdinand en geheel voorin hun zusters. Het was -Wilibald Pirkheimer opgedragen om met Dürer deze keizerlijke gedachten -in artistieken vorm te gieten en meester Albrecht was juist bezig de -met vriend Wilibald veranderde plannen op het papier te teekenen. Doch -het werk wilde vandaag niet goed vlotten. Het licht was zoo slecht, -dat hij niets kon zien op de plaats, waar hij gewoonlijk zat, en aan -een kleine tafel dicht bij het venster moest gaan zitten om beter te -kunnen zien. Maar het was niet alleen dat, wat hem bij zijn schepping -hinderde. In zijn geheele wezen en in zijn gebaren lag een bijzondere -rusteloosheid; naast hem lag een boekje, waarin hij nu en dan een blik -wierp en dan verzonk hij in diep gepeins. Het boekje was getiteld: -"Het heilige Onze Vader, verklaard door Dr. Maarten Luther." [23] Hij -had het gekregen van Christoffel Scheurl, den man, die hem indertijd te -Bologna had verwelkomd, daarna tot professor in de rechtsgeleerdheid -te Wittenberg was benoemd en nu als rechterlijk plaatsvervanger in -Neurenberg een aanzienlijke plaats innam. Door hem had hij veel gehoord -over dezen merkwaardigen man, die in Saksen en ook verder in het land -veel van zich deed spreken, dien Augustijner monnik en professor in -de theologie aan de, door den keurvorst Frederik den Wijze gestichte, -hoogeschool te Wittenberg. Van het begin af aan had Dürer een levendige -belangstelling gekoesterd voor dezen uitstekenden geleerde en hij -had ook vlijtig bestudeerd de preeken van Pater Wenzel Link, die, in -nauwe vriendschapsbetrekking tot Luther staande, reeds sinds den tijd, -dat ze samen in het klooster te Erfurt waren, sedert eenigen tijd in -het Augustijner klooster te Neurenberg was. Deze preeken hadden een -diepen indruk op hem gemaakt en een hevigen storm in hem verwekt. Als -een trouw zoon zijner kerk en met een vroom hart had hij tot nu toe -gewandeld volgens de geboden van den pauselijken stoel en voor het oog -der menschen vlekkeloos geleefd; ja, hij had zich de grootste achting -verworven, niet alleen als kunstenaar, maar ook als mensch;--nu begon -hij te twijfelen, of de weg, dien de kerk aanwees, wel de rechte -was. En zijn twijfel nam nog toe, als hij dacht aan den gruwel der -verwoesting aan het heilige gepleegd en het diepgaande verderf der -kerk zag, dat hem reeds jaren geleden stof tot zijn teekeningen uit -de Openbaring van Johannes had gegeven. En hij was niet de eenige -te Neurenberg die deze dingen bepeinsde; andere burgers en juist de -beste en edelste, voelden hun hart ook onrustig kloppen. Als hij -naar de prediking van Pater Link in de Augustijnerkerk ging, kon -hij er zeker van zijn den kanselier Scheurl, den voortreffelijken -secretaris van den raad en den syndicus Lazarus Spengler te vinden -en van de patriciërs de heeren Hieronymus, Ebner, Kaspar Nützel -en Hieronymus Holzschuher. Ook Wilibald Pirkheimer voegde zich bij -hen; maar hij uitte zich op eenigszins andere wijze. Hij behoorde -tot de zoogenaamde Humanisten, een kring van geleerden, die in het -herleefd klassieke tijdvak de wereld vonden, waarin hun geest zich -bewoog en van dit standpunt uit trokken zij te velde, zoowel tegen het -wetenschappelijk ongevormde, als tegen het bijgeloof van hun tijd. Men -legde Pirkheimer ten laste, dat hij had meegewerkt aan de "brieven -van de mannen der duisternis," die in goed geslaagde navolging van -het slechte latijn der monniken den bedelmonnik met zijn grenzenlooze -domheid en schaamtelooze onzedelijkheid aan de kaak stelden. Wilibald -Pirkheimer verkneukelde zich hierin en hij genoot van het algemeene -gelach, dat deze brieven verwekten. Zijn wapens tegen het verderf van -den tijd waren geestigheid en spotternij, en zijn hart nam er slechts -in zoover deel aan, dat hij zich verheugde over de nederlaag van zijn -tegenpartij. Eens was zijn gevoel opgekomen tegen Meester Wolgemuts -"Pausezel" als tegen een te ruwe, onridderlijke wijze van strijden, -nu plaatste hij zich eigenlijk op hetzelfde standpunt. - -Bij Dürer was het geheel iets anders. Den hoog ernstigen, innig vromen -man stond het schreien nader dan het lachen; het gold voor hem iets, -dat hem diep ter harte ging. Dag en nacht hield de gedachte hem bezig: -wat moet ik doen, opdat ik zalig worde, en de vraag: is de weg, -die de kerk wijst, de goede weg? - -Hoe langer hij naar de preeken van Link luisterde, des te meer begon -hij aan de waarheid der leer van Rome te twijfelen en bij dezen diep -nadenkenden en met ware vroomheid bezielden man, won de twijfel -te meer veld omdat hij reeds sedert langen tijd als bij instinct -een duister voorgevoel der waarheid van het evangelie bij zich had -omgedragen. Wel is waar had hij tot nu toe in zijn kunst in hooge -mate de Maagd Maria, die volgens het algemeene begrip van dien tijd, -als koningin des hemels en der wereld werd vereerd, verheerlijkt; -men bad tot haar als tot de eeuwige beschermvrouw van het menschdom, -die ellendige zondaars de straf voor hun zonden kwijt scheldt, -ongeneeselijke kwalen geneest, de aarde doet draaien, de zon het -licht schenkt, de wereld regeert en de hel doet beven. Niet alleen -in zijn "leven van Maria," maar ook in de talrijke afbeeldingen der -Madonna, waarvan er meer dan twintig bestonden, had hij de afgodische -vereering van dit kind der menschen, in de hand gewerkt. Maar als men -deze werken nauwkeuriger bezag, kon men zien, dat het niet in des -kunstenaars bedoeling lag deze afgoderij te bevorderen. Wie oogen -heeft om te zien, ziet dat de Maagd Maria in Dürers werken niet de -hoofdpersoon is: het goddelijke Kind is het waarom alles draait. Hij -wordt door allen gediend, door de engelen en de heiligen en tegelijk -met Hem ook zij, die Hem ter wereld bracht. Niet met een stralenkrans -verschijnt Maria daar, maar als een echt menschenkind, ja, als een -ware Neurenbergsche huismoeder in Neurenberger kleederdracht. In -haar oogen leest men de liefde voor haar kind. Zij laaft het met -haar moedermelk in zalige verrukking, zij verheugt zich met Hem, -zij lijdt met Hem. Zij is niet verheven boven het algemeene lot van -vergankelijkheid en verval, zooals de Italiaansche schilders haar, -als in eeuwige jeugd bloeiende, voorstellen, maar zij wordt oud en -zwak; met gebogen gestalte omvat zij haar gepijnigden Zoon, onmachtig -ligt de oude, grijze vrouw neder aan den voet van het kruis. - -Zoo had dus een godsdienstig juist gevoel meester Dürers hand bestuurd -en hier en daar waren deze onbewuste gewaarwordingen ook in woorden -voor den dag gekomen. Boven het eerste zijner rijmen, die hij in -het jaar 1509 had gemaakt, stond geschreven: "Elke ziel, die het -eeuwige leven heeft, wordt verkwikt door Jezus Christus, die twee -naturen in één persoon vereenigt, de goddelijke en de menschelijke, -hetgeen men alleen door de genade kan gelooven en door het natuurlijk -verstand nimmer kan worden begrepen." Bij zijn Passie-gravuren had -hij dit gevoegd: - - - O almachtige God en Heer - Vol aanbidding kniel ik neer - Voor Jezus' lijden, voor Uw Zoon, - Uw Eengeboorne, die het loon - Voor onze schuld gedragen heeft. - O God, ik bid, dat Gij mij geeft - Over mijn zonden, diepe smart - En leed. Och, reinig Gij mijn zondig hart! - Gij hebt des overwinnaars troon, - Ach, deel met mij uw eerekroon. - - -Dus had de vrome man door de diepte van zijn godsdienstig gemoed iets -van de waarheid gevoeld. En nu lag voor hem Luthers boekje over het -Onze Vader, hij kende het bijna geheel van buiten! - -Ook nu hield het zijn geest bezig en stoorde het hem in zijn -teekenwerk. - -Daar begon de klok der Augustijnerkerk te luiden; hij stond op, deed -zijn met bont omzoomden mantel om, zette zijn zwart fluweelen baret -op en ging uit: hij wist, dat Wenzel Link zou preeken. - -Over de Melkmarkt en de Wijnmarkt kwam hij spoedig aan het -Augustijnerklooster. De kerk was overvol, niet alleen met monniken, -maar ook met burgers, waarvan de voornaamste waren: Hieronymus Ebner, -Hans Schopper, Lazarus Spengler en eenige anderen. - -Link had den verloren zoon tot onderwerp gekozen en sprak over de -groote liefde Gods, waarmee Hij in Christus den zondaar tegemoet komt -en van het vertrouwen, waarmee de berouwvolle, boetvaardige zondaar -zich zonder tusschenkomst van menschen in Gods geopende armen moet -werpen. - -Toen de dienst was afgeloopen en de kerk uitging, bleef Dürer nog -met de aanzienlijke heeren achter, om met hen over het gehoorde, -dat aller hart diep had getroffen, te blijven praten. Op eenmaal trof -een gedruisch hun ooren; het was alsof er veel volk af- en aanliep. - -Zij traden naar buiten om te zien, wat er te doen was en op het plein -zagen zij een dichte menschenmassa, die steeds grooter werd en hoorden -zij een stem, zonder evenwel te kunnen verstaan, wat die sprak. - -"Wat is daar te doen?" vraagde Hieronymus Ebner aan den ouden Fröhlich, -meester van het koperslagersgild, die zich uit het gedrang losmaakte. - -"Er is een reizende koopman in de stad gekomen," vertelde deze, "die -vreemde tijdingen brengt. Hij zegt, dat een zekere monnik, Martinus -Luther uit Wittenberg, aan de deur van de slotkerk vijfennegentig -stellingen heeft aangeplakt, om te protesteeren tegen den aflaat, -waarmee de paus de geldbuidels ledigt en de zielen verderft. Dat heeft -heel wat opzien verwekt. De man zegt, dat waar hij ook kwam en dit -bericht meedeelde, het bij jongen en ouden, aanzienlijken en geringen, -mannen en vrouwen grooten indruk maakte, dat er eindelijk iemand was, -die het had gewaagd zijn stem te verheffen tegen die afschuwelijke -geldklopperij en die niet vreesde den paus te trotseeren. Op vele -plaatsen was het nieuwtje hem al vooruitgegaan en kende men reeds den -inhoud der stellingen, die overal met vreugde werden gelezen. De man -voegde er nog bij, dat hij regelrecht uit Wittenberg kwam en dat hij -uit naam van een vriend van den monnik, verscheidene der stellingen -tegen den aflaat bij den heer Christoffel Scheurl had afgegeven. - -"Bij mij?" riep de kanselier blij verrast. "Zoo, dan ga ik dadelijk -naar huis!" "Laat ons met u gaan," vraagde Dürer en de heeren gingen -gezamenlijk naar de woning van den kanselier. Het was juist zooals -de reiziger had gezegd. De vrouw van Scheurl kwam hen tegemoet en -zeide: "Zie eens, man, wat een reiziger tijdens uw afwezigheid heeft -gebracht!" Haastig verbrak Scheurl het omhulsel en haalde eenige -papieren te voorschijn. Het waren tien stukken in het latijn geschreven -en getiteld: Disputatie van Dr. Maarten Luther ter verklaring van de -kracht van den aflaat. - -"Lees toch!" riep Kaspar Nützel den kanselier toe en deze begon -terstond, terwijl de anderen zich om hem schaarden om te luisteren. - -Hij had nog slechts weinig gelezen, toen Dürer eensklaps uitriep: "O, -God, help mij, ik voel mij zoo angstig!" Hij liep naar het venster, -de handen tegen de borst gedrukt. Scheurl wenkte een bediende om een -beker frisch water te halen, doch Dürer weigerde. "Water kan mij niet -helpen; lees verder, verder!" - -Scheurl ging door met lezen en bij elke zinsnede werd de spanning -grooter. Toen hij eindelijk ophield, heerschte er een diepe, plechtige -stilte, waarna Hieronymus Holzschuher het woord nam en sprak: "Deze -eenvoudige monnik is een profeet des Allerhoogsten, hij heeft zijn -stem verheven om der waarheid getuigenis te geven. Zie, het valt mij -als schellen van de oogen! Langen tijd heb ik mij reeds geërgerd over -dien misdadigen aflaathandel en het schaamtelooze bestelen van het -volk. Nu begrijp ik ook, dat de aflaat, zooals de paus die beveelt, uit -den booze is, zelfs wanneer men er geen geld voor behoeft te betalen." - -Hieronymus Ebner gaf zijn instemming te kennen en voegde er zeer -ernstig bij: - -"Hus heeft men verbrand, evenzoo Savonarola, misschien wordt er weldra -een derde brandstapel opgericht. "Dat verhoede God!" riep Dürer uit -en een donker rood bedekte zijn gelaat. "Zou de tijd dan nog niet zijn -aangebroken, dat de Heer zich over het arme Christenvolk erbarmt? Reeds -sinds den eersten keer, dat ik van Maarten Luther heb gehoord, was -mijn ziel het met hem eens en er sprak in mij een stem: "hij is het, -die de waarheid heeft!" Zou God het nog eenmaal dulden, dat de Satan -het werktuig in Zijn hand verbrijzelt? O, ik wenschte steeds meer van -Luther te hooren en mij door hem in de waarheid te laten leiden. Want -nu ben ik nog als iemand, die lang in het duister heeft gezeten en -met verblinde oogen hulpeloos in het schelle daglicht rondtast." - -Kaspar Nützel, die tot nu toe in stilzwijgen en gepeins verzonken had -gestaan, richtte zich nu plotseling op en zeide: "Luther heeft een -vreemde taal gebruikt, omdat hij het allereerst voor de geleerden heeft -gesproken; maar zijn prediking is voor het gansche volk bestemd--ik -zal hem te hulp komen en haar in het Duitsch uitgeven." - -Dit vond algemeenen bijval en men drong er op aan, als het mogelijk -was, dat hij nog dienzelfden dag met het vertalen zou beginnen. - -Nützel bleef den ganschen nacht doorwerken, zoodat hij den volgenden -morgen reeds naar Anton Koburger, den drukker, kon gaan en slechts -weinige dagen later wist geheel Neurenberg, dat Luthers stellingen -tegen den aflaat in het Duitsch waren verschenen. - -Men haastte zich naar de drukkerij en in een ommezien was de -geheele voorraad uitverkocht. In de huizen, in de herbergen, bij de -drinkputten, in de werkplaatsen, overal hoorde men spreken over den -Wittenberger monnik en zijn stellingen, en de opgewondenheid werd nog -grooter, toen men van doortrekkende reizigers vernam, dat Luther met -zijn prediking het gansche rijk in rep en roer had gebracht. Wenzel -Link, de Augustijner pater sprak nu met nog meer vrijmoedigheid van -den kansel en al de kloosterlingen trokken partij voor hun ordebroeder -in Wittenberg. - -Dürers werkplaats bleef leeg; de meester liet zich daar niet zien. Hij -zat boven in zijn kamertje met afgesloten deur; zelfs zijn vrouw -mocht hem niet storen. Hij wilde alleen zijn met God in den strijd -om licht en waarheid. - -En ziet, de strijd eindigde in overwinning. - -Dr. Maarten Luther had hem den blinddoek van de oogen genomen; nu wist -hij, wat het is, dat elk Christen voor zijner ziele zaligheid van noode -heeft te weten: dat 's menschen hoop op de eeuwige zaligheid berust -op Gods genade in Christus alleen en op niets anders. Het stond daar -immers klaar en duidelijk: de paus kan slechts aflaat geven van die -straffen, welke hij zelf heeft opgelegd, dus de tijdelijke kerkelijke -straffen. Zijn macht strekt zich niet tot hemel en hel uit; het is -een valsche meening, door de onwaardige handelaars in aflaatbrieven, -verspreid. De paus kan geen zonden vergeven en niemand uit de hel -verlossen; hij kan niets anders doen dan den menschen verkondigen, -wat God uit genade en ter wille van Christus voor een boetvaardige -ziel doet. Indien iemand oprecht berouw gevoelt, wil God hem volledig -zijn schuld en straf kwijt schelden zonder een enkelen aflaatbrief. - -Deze boodschap was voor Dürers ziel als morgendauw op de dorre -weide. Hij was steeds zulk een ernstig, ijverig Christen geweest; hij -kon zich beroepen op een groot aantal goede werken, die de kerk van -hem vorderde en had daardoor toch niet gevonden, wat zij zocht. Nu -zag hij op eens de leer der goede werken met geheel andere oogen -aan: niet door verdienste, maar door genade ontvangen, was Luthers -prediking en dat was hem een blijde boodschap. Zijn hart vond nu op -eenmaal rust en zijn beangst gemoed werd plotseling getroost. En nu, -nadat alles hem duidelijk was geworden, wilde hij het ook aan anderen -openbaren en zijn vertrouwen in de waarheid van Luthers prediking -werd versterkt, toen hij zag, hoe vurig ook Agnes' begeerte was -om naar hem te luisteren en toen hij hoorde, hoe dankbaar zij was, -dat ook haar ziel vrede daarbij vond. - -Zijn blijdschap nam nog toe, toen ook Pirkheimer voor Luther in -geestdrift geraakte, zoo zelfs, dat hij een brief aan Dr. Maarten -schreef. O, hoe gaarne zou ook Dürer zijn hart voor den man Gods -hebben uitgestort! - -Met groote spanning volgde hij nu de wederwaardigheden van Luther, -wien menige giftige pijl werd toegeslingerd. Kwam er een boekje uit -van Luthers hand, dan was hij er dadelijk bij om daardoor steeds -duidelijker de waarheid te leeren kennen, terwijl Luther zelf door -de aanvallen zijner tegenpartijders stapsgewijze verder kwam in de -erkentenis der waarheid. - -Dürer voelde zich zoo opgewekt, zoo blijde; zijn ziel verblijdde -zich in zulk een ongekend, zalig gevoel, als zelfs de hoogste lof der -menschen over zijn kunst nooit bij hem had kunnen opwekken. Hij voelde -zich gelukkig door den vrede Gods, die alle verstand te boven gaat. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXIV. - -TE AUGSBURG. - - -Op een schoonen Junimorgen, toen de zon vroolijk scheen, reden drie -aanzienlijke heeren te paard de Vrouwepoort van Neurenberg uit, op -eenigen afstand gevolgd door zes kranige knechten, met zware valiezen -beladen. Het waren de vertegenwoordigers der stad in den Rijksdag, -dien Keizer Maximiliaan te Augsburg had bijeengeroepen: de raadsheer -Kaspar Nützel, de stadssecretaris Lazarus Spengler en meester Albrecht -Dürer. Eerst was het plan geweest, dat slechts de twee eerstgenoemden -zouden gaan, later besloot men den laatste ook te zenden, om den -keizer, bij wien Dürer in hooge eer stond, genoegen te doen. - -"Het zal warm worden," beweerde meester Dürer na eenigen tijd, -"de zon brandt reeds op mijn rug." - -"In Augsburg zullen we het nog warmer krijgen," antwoordde Spengler -lachend. "De belasting, die de paus eischt voor den strijd tegen -de Turken, zal de hoofden der vorsten genoeg verhitten en de paus -zal het ook benauwd krijgen, als hij de lange reeks klachten van de -rijksvorsten over de geestelijkheid verneemt." - -"Zou men den heiligen Vader die belasting toestaan?" vraagde Nützel. - -De stadssecretaris haalde de schouders op. "Men stelt hier den -eenen eisch tegenover den anderen. Als de paus aan de klachten der -Duitschers geen gehoor geeft, kan hij elke gedachte aan een oorlog -tegen de Turken gerust op zijde zetten. Ik voor mij geloof trouwens, -dat de Turken slechts een voorwendsel zijn, om op nieuw geld uit de -zakken der Duitschers te kloppen, nadat Luther voor de aflaatkramers de -markt heeft bedorven. De bedoelde Turken zullen wel in Italië huizen." - -"Nu gij toch van Luther spreekt," zei Dürer, "zal het mij benieuwen -of zijn zaak in den Rijksdag zal worden behandeld." - -"In den Rijksdag?" vraagde Spengler. "We hebben genoeg andere zaken -te behandelen, maar als het mocht gebeuren, ben ik overtuigd, dat -de keurvorst van Saksen zich het lot van zijn landgenoot wel zal -aantrekken, want Luther staat bij hem hoog in de gunst." - -Nu het gesprek op de theologie was gekomen, raakten zij daarin zoo -ernstig verdiept, dat de lange rit hun bijzonder kort scheen. - -Bij de poort van Augsburg scheidden zij om elk hun logies op te zoeken: -Kaspar Nützel begaf zich naar het paleis van den rijken Fugger, -Lazarus Spengler naar zijn collega Konrad Peutinger en meester Dürer -naar het Augustijnerklooster te St. Ulrich. - -De Neurenberger vertegenwoordigers behoorden tot de eerste, die te -Augsburg verschenen. Elken dag kwamen er nu meer: de Duitsche vorsten -en prelaten verschenen met hun gevolg, allen in statigen optocht en -eindelijk kwam Zijn keizerlijke Majesteit. - -Den volgenden dag kwamen allen, nadat zij gezamenlijk de mis hadden -bijgewoond, met den keizer bijeen in de groote zaal van het paleis -en de Rijksdag was geopend. - -Eenigen tijd daarna keerde meester Dürer in opgewonden stemming -naar het klooster terug en deelde aan de monniken mede, dat hij -overmorgen voor Zijn Majesteit moest verschijnen, om diens portret -te maken. De monniken verheugden zich niet weinig hierover, en waren -nu nog trotscher op hun gast, met wien zij reeds tegenover andere -geestelijke orden hadden gepronkt. - -Des Maandags na den dag aan Johannes den Dooper gewijd, werd meester -Dürer in het keizerlijk paleis ontboden. - -Zijn hart klopte luid: nu zou hij de eer hebben, hem, den machtigen -keizer van het groote Duitsche Rijk, te mogen afbeelden, den vorst, -voor wien hij ook als liefhebber en beschermer der kunst hooge -achting koesterde. - -Met den dienaar, die hem begeleidde, ging hij door den tuin van het -paleis en trad, langs de menigte keizerlijke hofbeambten en dienaren -met hun van goud schitterende livreien, op het voorportaal toe. Zij -gingen de breede trap op, door een zaal heen en kwamen daarna aan -klein kamertje. De bediende opende de deur en liet Dürer binnen, -die nu voor Zijn keizerlijke Majesteit stond. - -Toen hij eerbiedig boog, kwam de keizer minzaam op hem toe en reikte -hem de hand. - -"Wees welkom, lieve meester! Het is mij recht aangenaam hem, die mij -reeds zooveel genot heeft bereid, te mogen zien. Wilt gij nu maar -dadelijk aan het werk gaan om keizer Maximiliaans beeltenis aan de -wereld te laten zien." - -Tegelijkertijd zette hij zijn fluweelen baret op, sloeg een lichten -mantel om en ging zitten. Dürer nam een papier te voorschijn en -teekende met houtskool het bijna levensgroote portret des keizers. - -Nog geen uur was voorbijgegaan, toen de kunstenaar voor den -keizer boog, om hem te danken, dat het hem vergund was geweest den -hoogstgeplaatsten man der wereld in beeld te brengen. Hoogst verwonderd -stond de keizer op. "Hoe, zijt gij nu reeds klaar?" - -Hij bekeek de teekening en zag toen zijn beeltenis, geniaal uitgevoerd, -zoo natuurgetrouw en zoo volkomen waar, dat hem een kreet van blijde -verrassing ontsnapte en hij in vervoering de hand des kunstenaars -greep om die hartelijk te drukken. - -Dürer verzocht de teekening eerst mee naar huis te mogen nemen, om hier -en daar nog wat bij te werken; hij zou haar dan den volgenden dag aan -Zijn Majesteit zenden. De keizer keurde dit goed en liet den kunstenaar -niet vertrekken zonder hem nogmaals zijn bewondering te hebben betuigd. - -Sedert dat oogenblik overstelpte men Dürer met arbeid, want door -dit portret was zijn tegenwoordigheid te Augsburg algemeen bekend -geworden. De rijke Patriciër, Jacob Fugger, noodigde Dürer uit bij hem -te komen om zijn portret te maken, en zoo deed ook een aanzienlijke -Augsburgsche dame, Sybilla Arztin. Een grootere opdracht gaf hem den -geleerden en kunstlievenden stadssecretaris en keizerlijken raadsheer -Dr. Konraad Peutinger, met wien hij later op zeer vertrouwelijken -voet kwam, omdat hij in hem iemand, die wat het godsdienstige betrof -het geheel met hem eens was, had gevonden. Zijn schetsboek vulde hij -met portretten van de belangrijkste personen, die hij gedurende de -zittingen van den Rijksdag in stilte teekende en waartoe behoorden: -Keurvorst Frederik van Saksen, Keurvorst Joachim I van Brandenburg en -diens zoon van denzelfden naam, de Paltsgraaf Frederik, Vorst Wolfgang -van Anhalt, Bisschop Bernard van Triënte, de Abten van St. Paul in -Lavanthal en van het klooster Heilsbronn. Het portret van Ridder -Ulrich van Hutten teekende hij zelfs tweemaal. - -De Augustijner monniken van St. Ulrich drongen er bij den kunstenaar op -aan, dat hij een geschenk als herinnering zou achterlaten; vriendelijk -willigde hij hun verzoek in en schilderde de portretten van een groot -aantal kloosterlingen. - -Vele weken waren sinds dien tijd voorbijgegaan. - -Op een avond in het begin van Augustus kwam Dürer in bijzonder -opgewekte stemming thuis en vertelde hij aan tafel: "Vandaag is -mij weder een groote eer te beurt gevallen: de Aartsbisschop -van Maagdenburg en Mainz, primaat en eerste kanselier van het -Duitsche Rijk, die op den Rijksdag hier van den heiligen Vader den -kardinaalshoed heeft ontvangen, heeft mij bij zich ontboden en mij -gevraagd zijn portret te maken. Dat heb ik nu vandaag gedaan en -daarna hebben we nog eenige uren heel vertrouwelijk gepraat. Welk -een aangenaam man is hij! Met welk een liefde en verstand spreekt -hij over de kunst, waarvoor hij geen geld ontziet! Hij heeft een -aanzienlijke schat reliquieën in zijn kerk te Halle bijeengebracht -en voor het portret, waarover hij uiterst tevreden is, heeft hij mij -terstond twee honderd gouden guldens uitbetaald, en mij nog twintig -el damast gegeven voor een kleed, dat ik juist noodig heb." - -"En ziet, er is mij heden nog iets anders overkomen. Het is mij weer -vergund geweest bij den keizer te verschijnen om met hem te spreken -over den triomfwagen, dien ik voor hem heb geteekend. Er waren juist -veel vorsten bij hem, die allen even minzaam tegen mij waren. De keizer -wilde, dat ik een ridderhelm zou teekenen en toen ik daarmee bezig -was, kwam hij er bij, nam het stuk houtskool uit mijn hand en zei, -dat hij het zelf ook eens wilde probeeren. Maar terwijl hij zijn -best deed, brak het stuk houtskool herhaaldelijk en het wilde in -het geheel niet gelukken--hij gaf het mij dus maar weer terug en ik -maakte de teekening gauw af. De keizer moest er om lachen en vraagde: -"Hoe komt het toch, dat bij mij de houtskool voortdurend breekt en bij -u nooit?" En omdat de keizer zoo minzaam en gewoon met mij praatte, -werd mijn moed groot en ik antwoordde: "Allergenadigste Keizer, -ik zou niet wenschen, dat Uw Majesteit even goed kon teekenen als ik."" - -De toehoorders zagen elkaar daarop bedenkelijk aan en een hunner zeide: -"Dat was een haastig, onbedacht woord. Hoe nam de keizer het op?" - -Dürer glimlachte. "Hij begreep, dat ik er mee wilde zeggen: Gij, -Keizer, hebt over een ander rijk te gebieden en moeilijker plichten -te vervullen dan één van ons. Daarom reikte hij mij vriendelijk de -hand en ik mocht heengaan, zonder in ongenade te zijn gevallen." - -De prior was onder Dürers verhalen stil geworden; nu nam hij het -woord en sprak: - -"Ik begrijp, dat 's keizers gunst u verheugt en gelukkig maakt en ik -verblijd mij daarin met u; maar het verbaast mij, dat de vriend en -volgeling van Luther met zooveel lof over diens tegenstander spreekt -en hem met zijn kunst dient. Is het niet juist kardinaal Albrecht, -die den eersten stoot aan de geheele beweging heeft gegeven, toen -hij Tetzel uitzond met die aflaatkist?" - -Dürer zag den prior een oogenblik ontsteld aan, daarop sprak hij: "Ik -heb wel gedacht aan hetgeen de kardinaal, wat den aflaat betreft, heeft -gedaan en het diep betreurd. Het is jammer, dat de man zich daarmee -heeft afgegeven. Hij is overigens zulk een kiesch, uiterst ontwikkeld -en hoogdenkend man, een vriend van kunsten en wetenschappen. -- -- --" - -"En een verkwister!" viel de prior hem met donkeren blik in de -rede. "Zijn geldbuidel is altijd leeg en hij heeft Tetzel uitgezonden -alleen om zijn beurs te vullen." - -"Misschien heeft hij niet geweten, wat hij deed," zei Dürer -verontschuldigend, "en is daarom op hem het woord van onzen Heiland -van toepassing, dat men het hem moet vergeven. Misschien heeft hij zelf -het verkeerde reeds ingezien en stelt hij perk aan dien afschuwelijken -handel. Mij dunkt, dat hij meer vorst dan bisschop is en van de leer -der kerk niet veel weet, zooals vele anderen, die den bisschopsstaf -dragen. Indien hij het bestuur over wereldsche aangelegenheden had, -dan -- -- --" - -Hier werd de spreker in de rede gevallen door een monnik, die met een -uitdrukking van schrik en toorn op het gelaat, naar binnen stortte -en riep: "Er loopt een slechte tijding door de stad: de leeuw heft -den klauw omhoog, om den adelaar te verscheuren." - -Plotseling stonden allen van hun zitplaatsen op en verdrongen zich -om den binnengekomene met de vraag, wat dit moest beteekenen. - -De monnik hief zijn gebalde vuisten omhoog en riep met donderende -stem: "Wee u, Leo, wanneer uw hand zich met het bloed der heiligen -bevlekt!--Gij moet dan weten, broeders, dat er uit Rome een gezant -van den paus is gekomen, om Luther te bevelen binnen zestig dagen -voor den pauselijken stoel te verschijnen--dat beteekent dus: in een -gevangenis te verdwijnen--en den paus nog dankbaar den voet te kussen -voor de genade, dat hij hem den brandstapel heeft bespaard!" - -Er ontstond een groote opgewondenheid; aller gelaat gloeide en men -sprak wild door elkaar, want de Augustijner monniken van St. Ulrich -te Augsburg hadden allen partij gekozen voor hun Wittenberger -kloosterbroeder en waren trotsch op hem. - -Dürer was eveneens diep getroffen. Hij ging naar zijn slaapvertrek -en legde zich te bed, om daar lang tot God te bidden en den bedreigde -in de bescherming des Almachtigen aan te bevelen. - -Er heerschte een geweldige oproerigheid in Augsburg gedurende de -volgende dagen en de pauselijke gezant zag welk een groot deel van -het volk op Luthers hand was. - -De opgewondenheid bedaarde dan ook niet, voordat men over Luthers -lot gerust kon zijn, omdat zoowel de Universiteit van Wittenberg als -de keurvorst Frederik van Saksen, voor den monnik beslist in de bres -waren gesprongen en het hadden doorgezet, dat zijn zaak op Duitsch -grondgebied zou worden uitgevochten en wel te Augsburg op den Rijksdag, -terwijl de pauselijke gezant, kardinaal Cajetanus, tegen wil en dank -zich bereid moest verklaren, aldaar den ketter te woord te staan. - -Men was daarmee tevreden gesteld; vooral ook nu de pauselijke -zaakgelastigde, den keurvorst op diens aandringen, had beloofd met -zachtmoedigheid en rechtvaardigheid tegenover den Augustijner monnik -te werk te gaan. - -Brandend van ongeduld wachtte Dürer het oogenblik af, waarop de man -Gods, die zijn ziel uit groote benauwdheid had gered, Augsburg zou -betreden; hij hoopte hem dan met eigen oogen te zien en misschien -zelfs met hem te spreken. - -Maar de eene week na de andere verliep en Luther verscheen niet--men -hoorde zelfs beweren, dat hij pas zou komen wanneer de Rijksdag al -het andere zou hebben behandeld, en dat was nog heel veel. Dürer -kon evenwel tot zijn groote spijt zoo lang niet wachten; hij had van -huis tijdingen ontvangen, die hem tegen de helft van September naar -Neurenberg riepen. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXV. - -BEVREDIGD VERLANGEN. - - -Er waren bijna vier weken voorbijgegaan, toen op zekeren avond de -meid meester Dürer bij zijn thuiskomst berichtte, dat de secretaris -van den Raad er was geweest en ten hoogste had betreurd meester Dürer -uit te vinden. Hij had er bij gevoegd, dat in geval deze spoedig thuis -mocht komen, hij dadelijk naar het Augustijnerklooster moest gaan. - -Terstond ging Dürer er dus weer op uit en liep met groote stappen -naar het genoemde klooster. - -Hij vond al de broeders bij elkaar in de groote eetzaal. - -"O, waarom waart gij zoo straks niet hier, Meester Dürer," riep de -prior den binnentredende toe. "Nu is het te laat!" - -"Wat is er gebeurd?" vraagde Dürer ontsteld. - -De prior kwam naderbij, reikte hem de hand en zei: "Hij, dien gij -zoozeer hebt verlangd te aanschouwen, zat een uur geleden hier op -deze plaats." - -"Luther?" vraagde meester Dürer snel. - -"Ja, Luther," bevestigde de prior. "Wij hebben hem gezien, wij hebben -met hem gesproken--o, ik zegen den dag, waarop de gezegende des Heeren -onzen drempel heeft overschreden." - -Dürer was ontroostbaar over de teleurstelling, dat hij op het -juiste oogenblik niet tegenwoordig was geweest en nu wilde hij ten -minste alle nadere bijzonderheden hooren. Hij vernam, dat Luther -te voet van Wittenberg was gekomen en doodmoe bij de broeders was -aangeland. Men had hem toen gespijsd en gelaafd en broeder Link had -hem zijn pij gegeven, daar hij in zijn eigen oude pij, door de stof op -reis ontoonbaar geworden, onmogelijk voor den gezant van den heilige -Vader kon verschijnen. - -Verder vertelde men, dat Link had aangeboden, hem naar Augsburg te -begeleiden en dat zij een half uur geleden samen waren afgereisd. - -"En hoe was hij, Dr. Martinus?" vraagde Dürer met groote -belangstelling. - -Eenige oogenblikken zweeg de prior met terneergeslagen blikken; -toen vervolgde hij: - -"Hoe zal ik u dat duidelijk kunnen maken? Eerst schrok ik, toen -ik hem zag aankomen, van zijn holle, bleeke wangen, waarop als -het ware de dood staat te lezen. En ik zag daaruit de gevolgen van -zijn zelfkastijdingen in het Erfurter klooster, waarvan men mij had -verteld. Maar ik werd bijna verblind, toen ik zijn oogen zag. Meester -Dürer, als gij die oogen had gezien, zoudt gij terstond hebben -gezegd: dat is een man Gods, een profeet des Allerhoogsten! En als -gij die oogen moest schilderen--al zijt gij nog zulk een uitstekend, -hooggeroemd kunstenaar, zulke oogen en de ziel, die daaruit spreekt, -op het doek te brengen, neen, dat zou onmogelijk zijn. Ik zie ze nog -steeds voor mij, die groote, donkere, diepe oogen; het was mij alsof -hij daarmee tot in het diepst van 's menschen ziel kon lezen. En dan -zijn stem, zijn taal--juist zoo stel ik mij Elias, den profeet van -Jehova voor." - -"En wat zeide hij van zijn gang naar Augsburg?" vraagde Dürer verder. - -"Hij was op alles voorbereid," antwoordde de prior. "Hij voorzag heel -goed, dat hij als offer was bestemd, dat de paus hem door list wilde -vangen en naar Rome sleepen; toch ging hij getroost in den naam des -Heeren, die, als hij verloren ging, uit elken steen een Martinus -kon verwekken." - -In Dürers ziel kampten velerlei aandoeningen om den voorrang; diepe -ontroering en hartverheffende gedachten wisselden af met wrevel over -de teleurstelling Luther te hebben gemist. Eindelijk vraagde hij, -of Luther niet gezegd had, welken terugweg hij zou nemen, wanneer -het misliep met de booze bedoelingen van Rome. Doch men zei hem, -dat Luther daarvan met geen enkel woord had gerept. - -Iedereen te Neurenberg, en Dürer in het bijzonder, wachtte nu in groote -spanning op tijding uit Augsburg; maar de berichten, die kwamen, -waren zeer met elkander in tegenspraak. Sommigen zeiden, dat Luther -zeer welwillend door den kardinaal was ontvangen; anderen beweerden, -dat de pauselijke gezant hem hard had bejegend en had gezegd, dat -hij het beest met de donkere oogen niet meer wilde zien. - -Toen kwam op den 16den October 's avonds laat Wenzel Link, die Luther -naar Augsburg had vergezeld, terug--alleen, en vervulde door zijn -berichten de stad met vrees en beven. Hij vertelde, dat hij de vlucht -had moeten nemen, omdat hij zijn leven niet zeker was en wat er met -Luther, die nog een geschrift om te appeleeren wilde overreiken, -zou gebeuren, dat wist God alleen. - -Ten huize van Kaspar Nützel kwamen vele aanzienlijken bijeen om te -beraadslagen, wat zij te doen hadden, in geval, dat het met Luther tot -het uiterste kwam, maar niemand wist wat hierin te raden. Aller gemoed -was bezwaard, niemand dacht aan arbeiden, zelfs de raadszittingen -konden niet doorgaan door de afwezigheid van het meerendeel der -raadsheeren.-- - -Op Donderdag, den 21sten October, reden 's morgens vroeg twee ruiters -de Vrouwepoort te Neurenberg binnen; zij zagen er wonderlijk uit, ten -minste de een, want dat was een monnik in zijn pij, hetgeen al heel -vreemd stond voor iemand te paard, zoodat ieder, die hem tegenkwam, -bleef staan en verwonderd den rijdenden kloosterbroeder nakeek. De -andere ruiter was een man met een grijzen baard en een gerimpeld -gelaat; hij was tot de tanden toe gewapend. De ruiters vraagden -den weg naar het Augustijnerklooster en gingen, toen zij daar waren -aangekomen, met het paard aan den teugel, den tuin binnen. Even daarna -werd de klopper driemaal haastig op Dürers deur neergelaten. Het was -een monnik, die de boodschap bracht, dat meester Dürer terstond naar -het klooster moest gaan. - -Met een voorgevoel, wien het gold, snelde Dürer naar buiten, geheel -zooals hij was en in zijn haast ternauwernood zich den tijd gunnende -om zijn baret van den haak te nemen. Hij had zich niet bedrogen; de -monnik vertelde hem onderweg, dat Luther vergezeld van een gewapend -ruiter uit Augsburg als vluchteling was aangekomen en in het klooster -eenige rust wilde nemen. Met kloppend hart trad Dürer het klooster -binnen. Allen waren weder in de eetzaal te zamen gekomen en men kon -het hun aanzien, welk een diepen indruk deze gebeurtenis op hem maakte. - -Tevergeefs echter zochten zijn oogen Luther en op zijn vraag naar hem, -hoorde hij dat deze bij den prior in diens cel was, om het schrijven -van Spalatinus, den hofprediker van den Keurvorst van Saksen, -dat ondertusschen voor hem was gekomen, te lezen. En werkelijk, -nog voordat Luther eenige spijs ter verkwikking had genuttigd, had -hij zich teruggetrokken om dezen brief te lezen. Hij zag daaruit, -dat hij alle reden had, om de Augsburgsche vrienden, die bij hem op -deze nachtelijke vlucht hadden aangedrongen, dankbaar te zijn, want -Spalatinus deelde hem mee, dat, in een brief van den Paus, Kardinaal -Cajetanus de opdracht had gekregen, Luther, dien verstokten ketter, -hoe dan ook, in zijn macht te brengen, aan Rome uit te leveren en -den ban uit te spreken over al zijn volgelingen en over alle steden -en landen, waarheen deze zoon des satans zich zou begeven. - -Het duurde geruimen tijd, voordat Luther zich weer liet zien. De brief -van Spalatinus en zijn lichamelijke uitputting hadden hem zoozeer -aangepakt, dat hij rust en nadenken noodig had. Hij bekommerde zich -weinig om het gevaar, dat hem zelf dreigde; doch dat anderen om -zijnentwil zouden lijden, deed hem verdriet. Om deze laatste reden -wilde hij dan ook niet lang in Neurenberg blijven en hij ging naar -de eetzaal terug, waar een ontbijt voor hem gereed stond. Dürer, die -zich achter in de zaal had teruggetrokken, stond hem onbewegelijk met -groote oogen aan te staren; het was alsof hij betooverd was. Dat was -hij dus, de profeet des Heeren met die zielvolle oogen, die zoo diep -in de waarheid zagen; dat was dus die onverschrokken, dappere man, -die gedurfd had wat niemand had gewaagd; dat was hij dus, wien hij de -redding uit zijn zielsangsten had te danken! Meester Dürer bleef schuw -in zijn schuilhoek, om daar te luisteren naar de woorden, die Luther -onder het eten met den Prior en zijn vriend Link wisselde. Toen hij -echter, nadat hij had gegeten, opstond en een kloosterbroeder toeriep, -dat de knecht de paarden moest voorbrengen, verzamelde Dürer al zijn -moed, trad uit zijn schuilhoek te voorschijn en ging naar Dr. Maarten -toe. "Eerwaarde heer Doctor, neem ook uit mijn mond een zegenbede -op reis mee. Reeds sedert lang behoor ook ik tot hen, die u eeren en -voor u bidden." - -"Hoe heet gij?" vraagde Luther vriendelijk. - -"Albrecht Dürer," was het antwoord. - -Toen begonnen de groote oogen van den doctor te schitteren en met een -geheel veranderden klank in zijn stem sprak hij: "Albrecht Dürer, gij, -heerlijk kunstenaar, wees gegroet. Zie, ook ik heb u hartelijk lief en -bewonder uw kunst, die mij reeds menig genot heeft bereid. God helpe -u verder op den weg der waarheid, opdat gij daarin wordet bevestigd -en de waarheid u vrij make!" - -"Dat geve God!" antwoordde Dürer warm, "u evenwel, die door den Paus -en de goddeloozen wordt bedreigd, beveel ik in de bescherming des -Almachtigen, opdat gij over de boosheid uwer vijanden moogt zegevieren -en het veld behouden." - -"Heb dank, Meester Dürer!" antwoordde Luther innig en hij drukte -den spreker de hand. "Mijn leven is in Gods hand en ik stel mijn -vertrouwen op den levenden God; daarom vrees ik geen mensch, al was -het de Paus of de duivel zelf." - -Buiten in den kloostertuin, hoorde men hoefgetrappel; toen nam Luther -van allen haastig afscheid, steeg te paard en draafde met zijn geleider -weg. Men zag hem langen tijd na, totdat zij op de Wijnmarkt den hoek -omsloegen en verdwenen. - -"Heden is dit huis zaligheid geschied en mij ook," sprak Dürer, diep -bewogen. "Nu weet ik het ook heel zeker, dat Doctor Maarten Luther -de zwaan is, waarvan Johannes Hus stervend voorspelde, dat hij over -honderd jaar zou komen. En ik bid van God, dat zijn voorspelling -geheel moge worden vervuld; dat men, nadat men den gans misdadiglijk -heeft gebraden, den zwaan ongebraden zal moeten laten!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXVI. - -EEN SPOTSCHRIFT. - - -De ontvangst, die Kardinaal Cajetanus te Rome te beurt viel, -toen hij zonder den aartsketter thuis kwam, was niet bepaald -aangenaam. Begrijpende, dat er met geweld niets viel uit te richten, -wilde de Paus nu iets anders probeeren. Het duurde niet lang, of er -kwam weer een pauselijk zaakgelastigde, die het slimmer aanlegde dan -de onhandige Kardinaal, opdagen, iemand, die den klauw in fluweelen -handschoenen verborg, terwijl hij trachtte den ketter door zijn gevlei -te vangen. En bijna gelukte hem dat ook: hij bracht Luther er toe -te beloven, dat hij zou zwijgen, indien zijn tegenstanders dit ook -zouden doen. Doch deze konden hun mond niet houden en zoo was Luther -ook van zijn belofte ontslagen. - -Doctor Eck, professor te Ingolstadt, was de eerste, die den roem -wenschte te behalen om den geweldigen Augustijner te overwinnen. De -welbespraakte man wilde bij een dispuut in het openbaar bewijzen, -dat Luther een leugenprofeet en een kind des duivels was. Wel is -waar, daagde hij eerst niet Luther zelf tot een twistgesprek uit, -maar den Wittenbergschen professor Karlstadt; doch eigenlijk had hij -het toch op Luther voorzien en het gebeurde dan ook, dat, nadat hij -te Leipzig Karlstadt met zijn kwakzalversstem het zwijgen had weten -op te leggen, Doctor Maarten in het strijdperk trad, om een tweeden -kamp te ondernemen. - -De oogen van de geheele wereld waren op dit tweegevecht gericht en -in groote spanning wachtte men op den uitslag. - -Luther behaalde de overwinning en verkreeg daarbij veel nieuwe -volgelingen; en niettegenstaande dat, ging Eck, die ijdele Eck, -met opgericht hoofd zijn weg en deed alsof hij de overwinnaar was. - -Doch daarmee wist hij alleen de aanhangers van Rome en de domme lieden -te misleiden--de overigen waren vertoornd op den schetteraar en des -te meer, toen men tot de overtuiging kwam, dat hij een doortrapt -huichelaar was, die datgene, wat hij met veel drukte verdedigde, -zelf in het geheel niet geloofde. - - - -Wilibald Pirkheimers vrienden merkten in die dagen weinig van -hem. Hij had zich in zijn studeervertrek teruggetrokken en schreef -maar voortdurend. - -Alleen Dürer en Doctor Bernard Adelmann werden nu en dan -bij hem toegelaten en op hun vragen naar de oorzaak van zijn -teruggetrokkenheid, antwoordde hij, dat hij geheel in beslag werd -genomen door het bestudeeren van een Grieksch schrijver. - -Eenige weken later zag een klein boekje het licht, getiteld: "der -abgehobelte Eck" [24] een woordspeling op Ecks naam, die "hoek" -beteekent. De naam van den schrijver en de plaats van uitgave waren -er niet bij vermeld. Het was een bijtend spotschrift op den doctor -uit Ingolstadt, waarin niet alleen de theoloog, maar ook de drinker -en wellusteling Eck meedoogenloos aan de kaak werd gesteld. - -De afgemaakte schuimbekte van woede. Hoe gemakkelijk had hij, die -'s Pausen volmacht had, wraak kunnen nemen op den boosdoener, indien -hij hem maar gekend had! Eck stelde alle middelen in het werk om er -achter te komen. - -Steeds las hij het geschrift op nieuw om er den schrijver van op -te sporen. - -Ha! daar meende hij iets te hebben ontdekt: het moest bepaald door -iemand uit Neurenberg zijn geschreven, verschillende bijkomende -omstandigheden verrieden dit. - -Iemand uit Neurenberg--wie kon dat zijn? Wederom peinsde -Eck en hij liet al de geleerden uit die stad aan zijn geest -voorbijgaan. "Spengler?"--Neen, van hem verwacht ik die onhebbelijkheid -niet; is er een ander die Latijn schrijft?--Pirkheimer?-- - -Op nieuw bestudeerde hij den stijl en nu ging hem op eenmaal een licht -op--hoe was het mogelijk, dat hij zoo lang gezocht en geraden had! Uit -die scherpe woorden keek hem Pirkheimers boosaardig lachend gezicht -aan. En nu kwam er een onheilspellende gloed in de zwarte oogen en -sissend klonk het tusschen de knarsende tanden: "Neem u in acht, -Wilibald, wij rekenen nog eens met elkander af!" - -Ook de leden van den Humanistenkring kwamen spoedig op hetzelfde -spoor als Eck en verscheidene vragen werden er tot Pirkheimer over -het auteurschap gericht, doch de wijze, waarop hij het ontkende, -diende er slechts toe, om de verdenking te versterken! - -Eck liet niets van zich merken en daardoor verdween langzamerhand -alle vrees uit Pirkheimers hart. Ook werd de aandacht van dit geval -na eenigen tijd afgeleid door een andere gewichtige gebeurtenis, -die aller gedachten innam. Keizer Maximiliaan was in het begin van -'t jaar 1519 gestorven en de Rijksvorsten beraadslaagden met elkander -over de keuze van een troonopvolger. - -In de laatste jaren van zijn leven had de afgestorvene de keurvorsten -voor zijn kleinzoon Karel, den opvolger der Spaansche kroon, trachten -te winnen, en de uitslag der verkiezing beantwoordde dan ook aan de -wenschen van den ontslapene, al moest het velen verbazen, dat een -man, die, in Spanje opgevoed, zelfs de Duitsche taal niet kende, het -Duitsche Rijk zou regeeren en dat, terwijl hij nog een jongeling was, -die pas twintig maal de rozen had zien bloeien. - -Meer dan iemand anders betreurde meester Dürer het heengaan van den -edelen, ridderlijken Maximiliaan. Met hem verloor hij een beschermer, -van wien hij nog veel had verwacht: verdere opdrachten van kunstwerken -en daarbij het jaargeld, dat hem voor zijn werken was beloofd. Wat -kon hij in dit opzicht van den nieuwen keizer verwachten? Hij was hem -geheel vreemd en ongetwijfeld zou hij in de eerste jaren heel wat -anders te doen hebben dan de kunst te beschermen. Toch dacht Dürer -er over, te trachten den nieuwen souverein te naderen en zoowel zijn -vrouw als zijn vrienden versterkten hem in dit plan. - -Deze overleggingen en zijn belangstelling in den gang der zaken op -godsdienstig gebied brachten er toe bij, dat hij betrekkelijk weinig -tijd aan de kunst wijdde. Nadat hij nog een tweede en grooter portret -van Kardinaal Albrecht op diens verlangen had gemaakt, wenschte -hij den dierbaren, overleden keizer te verheerlijken door een werk -ter zijner herinnering te maken. Verscheidene malen schilderde hij -'s keizers portret in olieverf en ten laatste wijdde hij aan de -gedachtenis van den geliefden vorst een groote houtsnede, die zijn -apotheose voorstelde, zijn opnemen in het Rijk der zaligen. In het -voorhof des hemels knielt Keizer Maximiliaan voor God, den Vader, -en legt schepter, zwaard en rijksappel, waarvan hij nu rekenschap -moet geven, neder aan de voeten van den Heer der heirscharen. Rondom -staan zes der voornaamste heiligen en schutspatronen als vrijpleiters -geschaard. Onder het werk doelen vier latijnsche versregels op de -beteekenis van het geheel. - -Dürer had zijn geheele hart in dit werk gelegd en daarin het beste, -wat hij had, gegeven; menige traan was op het papier gevallen, te -meer daar nog een andere slag hem had getroffen en zijn hart had -week gemaakt--zijn oude meester Wolgemut, dien hij als een vader had -bemind en geëerd, was gestorven. Het diepe gevoel, dat de meester in -dit werk had gelegd, het innig weemoedige, dat er uit sprak, miste -zijn uitwerking dan ook niet en maakte ieder pas recht duidelijk, -wat men aan Keizer Maximiliaan had verloren. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXVII. - -IN DE NEDERLANDEN. - - -Wederom was de ruiter op het vale paard de poort van Neurenberg -binnengereden, wederom woedde de pest in de stad. - -Op straat heerschte doodsche stilte, overal was de werkkracht -verlamd, slechts de doodgravers hadden werk in het zweet huns -aanschijns. Geheele families stierven uit, geheele huizen werden -ontvolkt. Hoe grooter de angst en ontzetting werd, des te grooter -buit behaalde de pest en in de harten der menschen doodde de vrees -alle liefde: ieder dacht slechts aan zich zelf en liet de overigen -aan hun lot over. - -Op zekeren morgen kwam bij Albrecht Dürer Wilibald Pirkheimer -in reisgewaad. "Ik kom u vaarwel zeggen," sprak hij reeds op den -drempel. "Te Neurenhof op het landgoed van mijn schoonvader is de -lucht onbesmet; daar ben ik van plan te blijven totdat de ziekte -is geweken.--Doch, ik zie dat gij ook op reis gaat?" vraagde hij, -toen hij de kist zag, die Vrouwe Agnes juist bezig was te pakken. - -Dürer knikte. "Ja, ook wij zijn van plan ons heil in de vlucht zoeken." - -"En waar gaat gij naar toe?" - -"De weg wordt mij aangewezen door een wensch, dien ik al lang heb -gekoesterd; ik wil naar de Nederlanden tot den nieuwen keizer gaan, -om mij in zijn bescherming aan te bevelen en van hem te verkrijgen, -hetgeen mij door den dood van keizer Maximiliaan is ontgaan; het -loon voor mijn werk tot een bedrag van 200 gulden en de verzekering, -dat het jaargeld, hetwelk de gestorven keizer mij had toegestaan, -mij steeds zal worden uitgekeerd. De nieuw verkozene is nu op -reis in de Nederlanden, om vandaar voor de kroning naar Aken te -gaan. Tegelijkertijd wilde ik een groet brengen aan de kunstbroeders -in de Nederlanden en van hun kunstwerken genieten. Ik hoop ook vele -mijner werken aan den man te brengen, om daardoor de reiskosten te -kunnen betalen en door menig geschenk hoop ik mij beschermers en -pleitbezorgers te verzekeren." - -"Nu, God zij met u, mijn lieve vriend," sprak Pirkheimer bewogen, -"en Hij vergunne ons, nadat de pest is overwonnen, elkaar in welstand -terug te zien!" - -Dürer en Vrouwe Agnes gaven hem wederkeerig hun heilbeden mede en -nadat de keizerlijke raadsheer was vertrokken, ging Agnes voort met -de toebereidselen voor de reis. - -Dezen keer wilde Dürer zijn vrouw niet alleen achterlaten en zij -ging gaarne met hem mee, want zij voelde een buitengewonen angst voor -de pest. - -Den volgenden morgen--het was de 12de Juli 1520--hield een reiskoets -voor Dürers huis stil en het echtpaar, benevens hun meid Susanna, -steeg er in. - -In snellen draf ging het naar de Tiergärtnerpoort, om zoo gauw -mogelijk uit de verpeste lucht te komen, en men ademde vrijer, -toen de op grooten afstand zichtbare vesting van Neurenberg uit het -gezicht verdween. - -Eerst reed men naar Bamberg. Van den bisschop aldaar hoopte Dürer een -vrijbrief te veroveren, om bevrijd te zijn van de lastige afpersingen -en de groote uitgaven aan de tollen. - -Een groote afbeelding der Madonna, de houtsneden uit de Openbaring -van Johannes, het leven van Maria en verscheidene kopergravuren, -die hij als geschenk aanbood, misten dan ook op den hoogwaarden heer -hun uitwerking niet: Dürer kreeg, tegen betaling van een gulden, -niet alleen een bewijs, dat hij ontslagen was van alle tolgelden, -doch de bisschop stelde hem ook vrij van het gelag in de herbergen, -dat een gulden bedroeg. - -Hier ging de koetsier uit Neurenberg weer terug en gingen de reizigers -in een schip om tot Mainz te varen. - -De vrijbrief beantwoordde aan het doel: ongemoeid en zonder betalen -kon men van de eene plaats naar de andere gaan. Tot Frankfort alleen -had men zesentwintig tollen te passeeren, en als Dürer, zooals later -op den Rijn, bij elken tol twee gulden had moeten betalen, zou het -zijn beurs al heel slecht zijn bekomen. - -In Frankfort had men een kort oponthoud. Jacob Heller, voor wien Dürer -vroeger het groote altaarstuk had geschilderd, wilde den vereerden -kunstenaar niet zoo spoedig laten vertrekken en schonk hem den eerewijn -in de herberg. - -Nog langer duurde het oponthoud te Mainz, waar een bepaalde wedijver -ontstond, om Dürer met eerbewijzen te overladen en het gelukte hem -pas den 23sten Juli verder te gaan en op een schip den Rijn af naar -Keulen te reizen. - -Daar had een vroolijk wederzien plaats met zijn neef Nicolaas, den -zoon van zijns vaders broeder, die vroeger als goudsmid te Neurenberg -was gevestigd geweest en later naar Keulen was verhuisd. Dürer moest -evenwel zijn tijd verdeelen tusschen dit familielid en den heer -Hieronymus Fugger uit Augsburg, die hier vertoefde en den kunstenaar -met vriendschapsbewijzen overlaadde. - -Verder ging de reis weer met koets en paarden naar Antwerpen, waar -men den 2den Augustus goed en wel aankwam. - -Welk een nieuwe wereld opende zich hier voor Dürers blikken, die -nooit rust vonden. Dat mastenwoud in de haven der Schelde, dat -bonte, drukke gewemel aan den oever! Het boeide hem zoo, dat hij -snel papier en potlood greep om dit tooneel mee naar huis te kunnen -nemen. Spoedig had men een herberg gevonden. De waard Jobst Plankfeldt -was een aangename, goedhartige man en zijn vrouw was even rond als zij -gedienstig was. Na enkele dagen voelden de vreemdelingen zich daar -geheel thuis en vooral de vrouwen konden het best samen vinden. Zij -zaten op een avond gezellig bij elkaar te babbelen aan het avondeten, -toen de waardin sprak: "Wat is uw echtgenoot toch een wereldberoemd -man! Dat zult gij hier in den vreemde eerst recht ondervinden." - -Vrouwe Agnes voelde zich gevleid en zei glimlachend. "Ik verheug mij -met hem in de eer, die men hem hier van alle zijden bewijst en vooral, -omdat hier in den beker der vreugde geen bitteren droppel van nijd -of afgunst wordt gemengd, zooals dat te Venetië gebeurde. Iedereen -komt hem met liefde en oprechte bewondering tegemoet. En toch zou ik -die beroemdheid bijna betreuren, want die berooft mij totaal van zijn -gezelschap, zoo dat ik soms in eigen oogen een arme, verlaten weduwe -ben. Als ik u niet had, zou het voor mij aangenamer zijn geweest om -thuis te blijven." - -"Gij moet niet ontevreden en onbillijk zijn, Vrouwe Dürer," -knorde de waardin. "Zijt gij dan niet zelf tegenwoordig geweest -bij het feest, dat onze schilders uw echtgenoot in hun gildekamer -hebben aangeboden? En wie weet, hoeveel eerbewijzen nog voor u zijn -weggelegd!" Het was werkelijk een prachtig feest geweest, dat het -Antwerpsche schildersgild den Neurenberger meester had gegeven. Geheel -onder den indruk daarvan was Dürer thuisgekomen en hij had het volgende -in het dagboek zijner reis geschreven: - -"Des Zondags, op St. Oswaldsdag, noodigden de schilders mij, mijn -vrouw en de meid uit om in hun kamer te komen. Zij hadden overal -zilver vaatwerk en veel pracht aangebracht en voor overheerlijke -spijzen gezorgd. Hun vrouwen waren ook tegenwoordig en toen men mij -naar tafel geleidde, stonden allen aan beide zijden geschaard, alsof ik -een vorst was. Er waren zeer aanzienlijke personen onder hen, mannen, -die diep eerbiedig voor mij bogen en zeiden, dat zij zooveel in hun -vermogen was, wilden doen om het mij aangenaam te maken. En toen ik was -aangezeten, kwam de bode van den Raad van Antwerpen met twee knechts, -die mij uit naam van de raadsheeren twee kannen wijn aanboden; zij -lieten mij zeggen, dat zij mij hiermee eer wilden bewijzen en hoopten, -dat het mij aangenaam zou zijn. Ik betuigde hen mijn hartelijken dank -en bood mijn diensten aan. En toen wij langen tijd vroolijk bij elkaar -hadden gezeten en het laat in den nacht was geworden, deden zij ons -de eer ons met fakkels naar huis te begeleiden en verzochten ons hun -diensten te willen aannemen, want zij wilden mij gaarne in alles, wat -mij genoegen kon doen, ter wille zijn. Ik dankte hen en ging naar bed." - -In Antwerpen was veel te zien. In de eerste plaats maakte de -schilderkunst aanspraak op Dürers belangstelling. - -In Quinten Metsys leerde hij een kunstenaar, voor wien hij het hoofd -moest ontblooten, kennen. Bijzonder genot verschafte hem het arsenaal, -waar in de groote zaal de kunstenaars bezig waren de reusachtige -triomfbogen, die dienst moesten doen bij den feestelijken intocht -van Keizer Karel op den 25sten September, te schilderen. Vierhonderd -bogen, elk veertig voet breed en twee verdiepingen hoog, zouden op -straat worden opgericht--een reuzenwerk, wel waard te worden bewonderd. - -Daarbij ontbrak het Dürer niet aan uitnoodigingen om zelf te -schilderen, want de velen, die hem met hun eerbewijzen overlaadden, -wilden ook gaarne iets van zijn hand tot aandenken hebben, en daarom -was hij wel verplicht nu en dan een uurtje er af te nemen, om dezen -plicht der dankbaarheid te vervullen. - -Vooral voelde hij zich hiertoe gedrongen tegenover den man, op wiens -persoonlijke kennismaking hij zich in het bijzonder had verheugd, -Erasmus van Rotterdam, den grooten geleerde en het orakel van zijn -tijd, tot wien de geheele beschaafde wereld met onbeperkt vertrouwen -opzag en van wien men hoopte, dat hij in zake Luther, het gewicht -van zijn invloed in de weegschaal zou werpen. - -De beide groote mannen behandelden elkaar bij hun ontmoeting wederzijds -met den eerbied, die elk toekwam en zij voelden zich sterk tot -elkaar aangetrokken. Uit dankbaarheid voor het geschenk van Erasmus, -bestaande uit een Spaansch manteltje en verscheidene teekeningen, -schilderde Dürer het portret van den geleerde op meesterlijke wijze, -waarvan hij later een copie meenam om op koper te graveeren. - -Het kostte hem moeite om afscheid te nemen van Antwerpen, waar hij -zooveel liefde en eer had genoten, maar het was zijn plan om verder -naar Brussel te gaan. - -Op den 16den Augustus aanvaardde hij de reis in gezelschap van den -Genuees Tomaso Bombelli, een der rijkste kooplui in zijde van Antwerpen -en tegelijkertijd penningmeester der Landvoogdes der Nederlanden, de -Aartshertogin Margaretha, die den meester evenals andere buitenlanders -met eerbewijzen had overladen. - -In Brussel werd hij aangenaam verrast, toen hij drie Neurenberger -heeren onverwacht op straat ontmoette; het waren de raadsheeren: Hans -Ebner, Leonard Groland en Nicolaas Haller, die, als afgezanten van -den Raad, de rijksinsignes voor de kroning moesten overbrengen. De -heeren wilden ook van hunnentwege hun beroemden stadgenoot een -onderscheiding bewijzen en namen zijn onderhoud geheel voor hun -rekening. Het was echter niet noodig hem daar bekend te doen worden, -want in Brussel herhaalden zich dezelfde tooneelen als te Antwerpen -en het kostte Vrouwe Agnes menigen zucht zich steeds zoo eenzaam en -verlaten te gevoelen. - -Voor den kunstenaar daarentegen waren het dagen van het hoogste genot; -zijn oog, oor en hart genoten oneindig. Ten laatste was het hem ook -nog vergund bij de Landvoogdes te worden toegelaten; zij was een -fijnbeschaafde, met de kunst dwepende vrouw, die hem ook beloofde -zijn voorspraak bij Koning Karel te zullen zijn. - -Den 2den September keerde hij uiterst voldaan naar Antwerpen terug, -om daar den keizer, af te wachten, voor wiens ontvangst alles in rep en -roer was en vol ijver om de stad in een tooverpaleis te herscheppen. De -keizerlijke stoet naderde langzaam de poort, de lucht weergalmde van -de juichkreten der dicht op elkaar gedrongen, geestdriftvolle menigte, -maar de jonge keizer scheen weinig oog te hebben voor al die pracht -en heerlijkheid, en menigeen, die wist welke verbazende onkosten men -had gemaakt, schudde wrevelig het hoofd. - -Van Antwerpen ging de keizer verder naar Aken voor de kroning en Dürer -volgde hem naar die stad, omdat hij te Antwerpen geen gelegenheid had -gehad om hem te naderen. Te Aken ontmoette hij weer de Neurenberger -gezanten, die hem in hun kring opnamen en alle onkosten voor zijn -onderhoud betaalden, waarvoor hij hun zooals vroeger met zijn kunst -zijn dankbaarheid betuigde. - -Den 23sten October had de kroning plaats. Op den avond van dien dag -schreef Dürer in zijn boek: "Heden zag ik zooveel pracht en praal, -als geen sterveling ooit schooner zag." - -Was het in Antwerpen hem reeds onmogelijk geweest zijn verzoek bij -den keizer in te dienen, te Aken viel er in 't geheel niet aan te -denken en er bleef dus niet anders over dan den vorst naar Keulen -te volgen. Daar eindelijk op den 12den November bereikte hij met -veel moeite zijn doel, tenminste in zoover, dat het uitbetalen der -lijfrente hem werd verzekerd--maar van de andere verplichtingen wilde -Keizer Karel niets hooren. - -Verheugd, dat hij tenminste in hoofdzaak was geslaagd, keerde hij -van Keulen terug, om weer te gaan naar de Nederlanden, waar hij den -winter wilde doorbrengen. - -Den 27sten November was hij weer in Antwerpen bij Agnes, wier -vreugde over het weerzien eenigszins werd vergald door het ongeluk, -dat haar onlangs in de Lievevrouwekerk op St. Maarten was overkomen, -toen een dief haar tasch met twee gulden en verscheidene sleutels -had losgesneden en gestolen. - -Dit verlies bezorgde Dürer ook wel eenige spijt, doch hij troostte -zich, toen iets anders zijn aandacht in beslag nam en wel, de tijding, -dat de zee bij Middelburg een reusachtigen walvisch op het droge -had aangespoeld. Hij liet zich noch door de winterkou, noch door den -afstand weerhouden om dit wonder der natuur te gaan zien. Den 7den -December ondernam hij met eenige kennissen te paard den tocht naar -Middelburg en hij kwam pas den 14den terug. - -Vrouwe Agnes ontving hem met vreugde, want zij was bang geweest, -dat het gure weer haar man kwaad zou doen. - -"Ja, gij, kunt nu wel blij zijn," sprak hij, terwijl hij haar aan -zijn hart drukte, "want gij hebt uw man weer terug, maar ik heb weinig -voldoening van de reis, want het wonder heb ik niet mogen aanschouwen, -omdat de zee het weer had teruggehaald en daarbij scheelde het bitter -weinig of ik had er het leven bij ingeschoten." - -En nu vertelde hij aan zijn ontstelde vrouw, hoe zijn schip tegen -een ander was aangevaren en daardoor beschadigd was geworden, -waarna het zonder anker de zee was ingedreven en daar zoo lang had -rondgezwalkt, dat de bemanning reeds alle hoop had opgegeven en hun -zielen in Gods handen had bevolen, totdat de hemel genadig hulp in den -hoogsten nood had gezonden. Nu begon te Antwerpen het oude leventje -weer. Indien hij gelegenheid had, verkocht hij zijn schilderijen, -om voor de opbrengst allerlei voorwerpen, die hij gaarne in zijn -bezit had, of waarmee hij bij zijn thuiskomst anderen een genoegen -wilde bereiden, te koopen; nog meer gebeurde het, dat hij zijn werk -weg gaf om ondervonden vriendelijkheid ruimschoots te vergelden of -voorkomend anderen pleizier te doen. - -Natuurlijk namen zijn vereerders zijn tijd weer zeer in beslag. Een -paar dagen na vastenavond schreef hij in zijn dagboek: "Eergisteren had -ik een uitnoodiging om met mijn vrouw de gast van het goudsmidsgild te -zijn. Bij die gelegenheid leerde ik veel wakkere mannen kennen en werd -ons een heerlijke maaltijd bereid, terwijl iedereen om 't hardst mij -eer bewees. Des avonds was ik bij den ouden schout genoodigd, waar ik -ook rijkelijk werd onthaald en met veel eerbewijzen overladen. Vele -bijzondere maskers en costuums lieten zich dien avond zien en over -het algemeen was alles prachtig ingericht. 's Maandagsavonds was ik -uitgenoodigd bij den heer Lopez op een groot festijn, dat tot twee -uur duurde en bijzonder kostbaar was. Van den heer Lorenz Stark -kreeg ik een Spaanschen pels ten geschenke. Ook op dit feest zag -men veel schitterende gecostumeerden en gemaskerden, vooral de heer -Tomaso Bombelli." - -Eindelijk kreeg meester Dürer toch wel wat te veel van het goede dezer -aarde en kwam de gedachte aan terugkeeren naar huis in zijn hart op, -te meer toen hij voelde, dat zijn gezondheid niet meer zoo goed was -als vroeger en de eene stuiver na den anderen in de apotheek verzeilde. - -Om niet al te veel met bagage te zijn belast, stuurde hij den -19den Maart, toen er zich een gelegenheid aanbood, een groot deel -der verkregen schatten vooruit en toen kon men eens goed zien, aan -hoeveel vrienden de goedhartige, milde man had gedacht. Niet alleen -aan zijn familieleden en vrienden zond hij een geschenk, ook anderen, -die hem op de een of andere wijze vriendelijkheid hadden bewezen, -vergat hij in den vreemde niet; en Vrouwe Agnes, die berekende hoe -hoog de uitgegeven som beliep, vond het bijna al te veel. - -Nu had hij evenwel de groote steden Brugge en Gent nog niet gezien en -men zeide hem, dat het toch al te jammer zou zijn, indien hij in deze -middelpunten der kunst, waar hij nu zoo dicht bij was, niet eenige -weken vertoefde. - -Ook hier was zijn roem hem reeds vooruitgegaan; ook hier ontving men -hem met bijzondere eerbewijzen. Ofschoon verheugd over al het genot, -dat hij had gesmaakt, keerde hij in eenigszins gedrukte stemming -naar Antwerpen terug. Hij wist zelf niet, wat hem scheelde, maar -het eten smaakte hem niet, zijn hoofd was zwaar en vermoeid en zijn -voeten weigerden bijna hem te dragen. De geneesheer, die op verzoek -van zijn bezorgde vrouw, verscheen, meende dat hij zware koorts zou -krijgen en beval vóór alles volkomen rust aan. - -Den volgenden morgen kwam Vrouwe Agnes doodsbleek bij de waardin -binnenloopen en riep: "Help mij--mijn man, mijn man!" - -De waard en waardin gingen terstond met haar mee en vonden Dürer, -bleek en met gesloten oogen, in bed liggen. Zij dachten, dat hij dood -was. Het was echter slechts een langdurige bezwijming, waaruit het -den dokter gelukte hem weer bij te brengen. Doch de koorts wilde niet -wijken en nam integendeel steeds in hevigheid toe, zoodat Vrouwe Agnes -in den angst haars harten niet wist wat te beginnen. "Ach, dat wij -nu juist hier in den vreemde moeten zijn!" jammerde zij. "Gave God, -dat wij toch reeds thuis waren!" - -Er volgden moeilijke dagen en weken, voordat de beangstigde vrouw -kon herademen en innig dankbaar drukte zij den waard en zijn vrouw -de hand voor de groote liefde, waarmee zij haar hadden bijgestaan, -alsof zij een lid der familie was geweest. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXVIII. - -EEN LIJKZANG. - - -Op een dag in Mei van het jaar 1521 zat Dürer alleen in zijn -kamertje. Op zijn gelaat waren de sporen van zijn ziekte nog duidelijk -zichtbaar en daarbij lag er nog een heel bijzondere treurigheid, -die zich nu en dan in een diepen zucht uitte, op te lezen. - -Al de verstrooiingen van de reis hadden hem den man, wien hij voor het -heil van zijn ziel zooveel was verplicht, niet doen vergeten. Elk -nieuw uitgekomen boekje van Luther, dat hij onder de oogen had -gekregen, had hij gekocht en ijverig bestudeerd. Ook te Antwerpen, -waar hij veel tijd met de Augustijnermonniken had doorgebracht, had -het hem aan tijdingen omtrent Luthers lot niet ontbroken. Hij had hun -angst gedeeld, toen men hoorde, dat Luther door den Paus in den ban -was gedaan en met hen gejuicht, toen men de koene daad van den man -Gods vernam, om de pauselijke bul in het openbaar te verbranden, -waarmee hij bekende zich te hebben vrijgemaakt van de kerk des -Pausen, om alleen voor Gods eer te ijveren, nadat de opvolger van -Petrus den Heer Jezus opnieuw had verloochend. Eindelijk was het -bericht gekomen, dat Doctor Maarten zich te Worms voor den Keizer en -het Rijk zou verantwoorden, en zijn ziel had toegejuicht den held, -die alle waarschuwingen ten spijt, besloten was naar Worms te gaan, -al zouden daar ook evenveel duivels als pannen op de daken zijn. - -Nu was er evenwel een nieuw, verpletterend bericht verspreid. Maarten -Luther, die op den Rijksdag met heldenmoed de waarheid van het -Evangelie had beleden en zich niet door het tandgeknars zijner -tegenstanders tot herroepen had laten dwingen, zou op den terugweg -verraderlijk zijn gevangen genomen en verdwenen, en behoorde nu -waarschijnlijk niet meer tot de levenden. - -Nadat Dürer langen tijd met strakke blikken treurend had neergezeten, -nam hij zijn dagboek en gaf daarin lucht aan de smart, die hem -vervulde, met de woorden: - -"Ach, Heer des Hemels, welke tijding omtrent Luther, den man Gods, -moet ik daar vernemen. - -"Men dacht, dat hij veilig was door het vrijgeleide van een keizerlijk -heraut; maar toen zij bij Eisenach in een onherbergzaam oord waren -gekomen, had deze gezegd, dat Luther hem nu niet meer noodig had -en was hij weggereden. Spoedig werd de verraden, vrome, met den -H. Geest bezielde man, de heraut van het Christelijk geloof, door tien -ruiters omsingeld en ontvoerd. En of hij nog leeft, of dat men hem -heeft vermoord--ik weet het niet--zoo heeft hij dit lijden doorstaan -ter wille der Christelijke waarheid en omdat hij het onchristelijk -pausdom heeft bestraft, dat door het opleggen van zijn lasten, de -verlossing door Christus teweeggebracht, wederstaat. En ook daarom -heeft hij het geleden, omdat wij worden beroofd en uitgeplunderd en -ons datgene, wat wij in het zweet onzes aanschijns hebben verworven, -wordt ontnomen, opdat het op die wijze verkregene schandelijk door -nietsdoeners kan worden verteerd, terwijl dorstige, kranke menschen -van gebrek sterven. En bovenal bezwaart mij de vrees, dat God ons -misschien nog langer wil laten zuchten onder het juk der blinde, -valsche leer, die door menschen is bedacht en uitgevonden, waardoor -het heerlijk Evangelie ons op vele plaatsen verkeerd wordt uitgelegd -of ons geheel wordt onthouden. - -"Ach, God in den Hemel, erbarm u onzer. O Heer Jezus Christus, bid voor -Uw volk, verlos ons te rechter tijd, bewaar in ons het echte, ware, -Christelijke geloof, verzamel Uw verdwaalde schapen door uw stem uit -de Schrift; help ons, dat wij Uw stem mogen kennen en geen verlokkend -geluid van menschelijke dwaling volgen, opdat wij, Heer Jezus Christus -niet van U wijken. Roep de schapen Uwer weide, die nog voor een deel -in de Roomsche kerk worden gevonden, en die door het opleggen van -lasten en de geldzucht des Pausen, door een valsche leer bedrogen, -zijn verstrooid, bij elkaar, desgelijks ook de Indianen, Moscovieten, -Russen en Grieken. Ach God, verlos Uw arm volk, dat door groote -pijn en tyrannie wordt gedwongen, tot dingen, die het tegenstaan, -en waardoor het steeds tegen zijn geweten moet zondigen. O, God, -nooit hebt gij met geboden der menschen een volk zoozeer belast als -ons, armen, onder het juk van Rome; terwijl wij toch, verlost door uw -bloed, vrije Christenen zijn moesten. O, almachtige, hemelsche Vader, -beschijn ons door Uw Zoon, Jezus Christus, met zulk een licht, dat -wij daarbij duidelijk kunnen zien, welke geboden wij moeten houden, -opdat wij de andere lasten, met een vrij geweten, op zijde kunnen -zetten en U, hemelschen Vader met een blij hart mogen dienen. - -"En indien het waar is, dat wij hebben verloren den man, die -duidelijker heeft geschreven dan iemand anders, die in de laatste -tijden heeft geleefd, en die Gij zoo door Uw Geest hebt verlicht, dan -bidden wij U, o hemelsche Vader, dat gij Uw H. Geest wilt geven aan een -anderen man, die uw heilige Christelijke kerk van alle zijden weder -bijeenbrenge, opdat wij weder als Christenen mogen leven, en anderen -door ons leven bekeerd worden en het Christelijk geloof mogen aannemen. - -"Maar, Heer, het is uw wil, voor dat gij oordeelt, dat evenals Uw -Zoon, Jezus Christus, door de priesters werd gedood en, uit den dood -opgestaan, ten hemel voer, het met Uw volgeling, Maarten Luther, -die door den Paus verraderlijk om het leven wordt gebracht, eveneens -zou gaan; hem zult gij verkwikking bereiden. En zooals gij over -Jeruzalem het oordeel van verwoesting hebt uitgesproken, zoo zult gij -ook de macht, die de stoel van Rome zich heeft aangematigd, te niet -doen. Och Heer, geef ons daarna het nieuwe, heerlijke Jeruzalem, dat -uit den hemel nederdaalt, waarvan in de Openbaring wordt gesproken; -het heilige, zuivere Evangelie, dat niet door de leer der menschen -is verduisterd. - -"Opdat zulks geschiede, geef, dat ieder, die Luthers boeken leest, -zien moge hoe helder en duidelijk de leer is, die hij naar het -Evangelie verkondigt. Daarom moet men die boeken in waarde houden en -ze niet verbranden; beter ware het, dat men zijn tegenstanders, die -de waarheid wederstaan, in het vuur wierp met al hun leerstellingen, -die de menschen tot goden verheffen. Dat er toch nieuwe uitgaven -van Luthers boeken mochten verschijnen! O God, als Luther dood is, -wie zal ons dan in het vervolg het heilig evangelie zoo duidelijk -verklaren? Ach, God, wat zou hij in tien, twintig jaren nog veel voor -ons hebben kunnen schrijven! O gij, alle vrome christenen, beweent -met mij dezen, door Gods Geest bezielden man en laten wij Hem vragen -om ons een ander door den H. Geest verlicht man te zenden! - -"O Erasmus van Rotterdam, waar blijft gij? Zie, wat de tyrannie der -onrechtvaardigen, de dwingelandij der wereldlingen, de macht der -duisternis vermag! Hoor, gij, strijder voor Christus, rijd naast -den Heer Jezus, bescherm de waarheid, verover de martelaarskroon, -gij zijt toch ook reeds een oud man. Ik heb van u gehoord, dat gij -u zelf nog twee jaren in staat acht om tot iets nut te zijn. Gebruik -die jaren voor het Evangelie; verhef uw stem, dan zullen de poorten -der hel, dan zal Rome niets tegen u vermogen. En als gij hier aan uw -Meester, Christus, gelijkvormig wordt en schande wilt lijden door de -leugengeesten van onzen tijd, waardoor gij misschien een weinig vroeger -zoudt sterven, dan zoudt gij te eerder uit den dood tot het leven komen -en door Jezus Christus worden verheerlijkt. Want indien gij uit den -beker drinkt, dien Hij heeft gedronken, dan zult gij met Hem regeeren -en rechtvaardig oordeelen, hen, die dwaas hebben gehandeld. O Erasmus, -handel zoo, dat God u roemen kan, zooals er van David staat geschreven, -want gij kunt het, voorwaar, gij kunt Goliath dooden; Uw God beschermt -de heilige, christelijke kerk. Leid ons in de eeuwige zaligheid, God, -Vader, Zoon en Heilige Geest, Gij, eeuwig God. Amen." - -Dürer legde de pen neder en veegde zijn oogen af. Het was hem een -verluchting, dat hij zijn vol hart eens had uitgestort. - -Maar het was hem nog niet genoeg: spoedig greep hij een stuk krijt en -gebruikte de kunst als tolk van zijn gevoel en als troosteres in zijn -smart. En op den grijsblauwen grond werd een cherubijn zichtbaar, die -jammerend, met de vleugels het aangezicht bedekt, alsof hij wil zeggen: - -"Ach, dat gij zijt heengegaan, Maarten Luther, gij, profeet des -Allerhoogsten!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXIX. - -NEURENBERG BOVEN ALLES. - - -De zomer was in het land gekomen, en Dürer, die de eerste bezending -goederen door andere naar Neurenberg had laten volgen, dacht er nu over -om naar huis terug te keeren. Hij durfde de reis nu wel ondernemen, -omdat zijn lichaamskrachten weer voldoende waren teruggekeerd. - -Op St. Pieter en Paulus, den 29sten Juni, zat hij met zijn vrouw -in het kamertje de som der gemaakte onkosten te berekenen. Hij had -veel uitgegeven zoowel in geld als aan kunstwerken, want Dürer was -hooghartig en had de ondervonden vriendelijkheid rijkelijk vergolden -en soms meer gegeven, dan hij kon. Het was een heele som, toen hij -berekende wat hij in al dien tijd met teekenstift of penseel voor de -menschen had gewerkt--hij had voor niet minder dan honderd vijftig -personen hun portret gemaakt met potlood, houtskool of in kleuren -en toen Vrouwe Agnes hem vraagde, wat hem al die moeite en arbeid -had opgebracht, lachte Dürer en zei: "Het grootste gedeelte van mijn -arbeid heeft mij niets opgebracht, en toen ik mij voorstelde uit de -Nederlanden een goede winst mee te brengen, heb ik mij bedrogen. Nu -ben ik wel genoodzaakt honderd gouden guldens te leenen om naar huis -te kunnen gaan en gelukkig heeft de heer Imhoff zich daartoe bereid -verklaard." - -Vrouwe Agnes was hierover wel wat ontstemd en antwoordde: "Ik had -wel kunnen denken, dat het zoo zou gaan. Gij verstaat nu eenmaal -de kunst niet om schatten op te leggen. Gij geeft veel meer weg dan -gij krijgt en hebt u menig keer in den nek laten zien. Maar over die -schade zou ik mij nog wel kunnen troosten, als die walvisch er maar -niet was geweest." - -"De walvisch?" vraagde Dürer verwonderd. - -"Ja zeker," sprak Vrouwe Agnes met nadruk, "aan dat monster alleen -wijd ik uw ziekte." Juist toen Dürer iets wilde antwoorden, werd er -geklopt en kondigde de waardin een bediende van den Raad der stad -aan. De man bracht de groeten van den eersten burgemeester over aan -den heer Albrecht Dürer en noodigde hem uit den volgenden morgen op -het raadhuis te verschijnen. - -Op den bepaalden tijd ging Dürer daarheen en hij werd door de -hoogmogende heeren met bijzondere vriendelijkheid ontvangen. - -"Wij vernemen, dat gij op het punt zijt naar Neurenberg terug te -keeren en wilden u daarom eerst vragen, hoe het u in het algemeen in -de Nederlanden en in het bijzonder in Antwerpen is bevallen?" - -Dürer verzekerde, dat het hem zeer moeilijk viel te scheiden van een -stad, waar hij niet alleen geboeid was door haar grooten rijkdom en -heerlijke kunst, maar waar hem ook veel liefde en eer was te beurt -gevallen. - -Toen kwam er een eigenaardig lachje op het gelaat van den heer, die op -Dürer toetrad en zijn hand op diens schouder legde, terwijl hij zei: -"Meester Dürer, ik weet er wel raad op, hoe gij aan dit moeilijke -afscheid zoudt kunnen ontsnappen: blijf hier! Geloof mij, gij zult -nog veel meer liefde en eer ondervinden, wanneer gij u voor altijd -bij ons wilt voegen! In naam van den Raad van Antwerpen bied ik u ten -eerste een vast jaargeld van driehonderd gulden aan, ten tweede een -stevig gebouwd, fraai woonhuis als eigendom, ten derde vrijdom van alle -belastingen en ten vierde ruime belooning voor alles, wat gij nog voor -den Raad zult werken. Ik verberg u niet, waarde Meester, dat Antwerpen -trotsch zou zijn, als de naam Albrecht Dürer op de lijst harer burgers -stond. Beslis dus en geef mij uw belofte te zullen blijven." - -In pijnlijke verwarring stond Dürer daar. Die groote goedheid en -welwillendheid drukten hem als een last. Dat was toch waarlijk hem het -afscheid niet gemakkelijker maken! Want hoe schitterend de beloften ook -waren, hij kon ze toch niet aannemen. Aan Neurenberg hing zijn hart, -daar was hij ingeburgerd en zich een tehuis te scheppen in den vreemde -was hem onmogelijk. Nimmer zou dat zijn werkelijk tehuis kunnen zijn. - -Hij overwoog deze gedachten, terwijl hij eenigen tijd zwijgend voor -den burgemeester stond, en deze, die zijn stilzwijgen naar zijn eigen -wenschen uitlegde, trachtte door het herhalen zijner dringende beden -hem tot blijven over te halen. - -Nu was Dürer zich zelf weer meester en hij antwoordde: "God zegene -u voor de welgemeende vriendelijkheid, die gij mij bewijst. Het -smart mij, dat ik zooveel welwillendheid met een weigering moet -beantwoorden. Ik ben een kind van Neurenberg, mijnheer, Neurenbergsche -lucht heb ik van mijn vroegste jeugd af ingeademd, Neurenberger kunst -is mijn denken en leven en daarom behoor ik daar thuis en kan ik -niet tieren op een anderen bodem. Laat mij naar mijn geboorteplaats -terugkeeren, mijnheer--wat zoudt gij hebben aan iemand, wiens ziel -krank was en wiens hand verlamde!" - -De burgemeester keek droevig en teleurgesteld. Hij deed geen enkele -poging om den meester tot andere gedachten te brengen, want aan den -klank zijner stem hoorde hij, dat er voor Antwerpen hier niets meer -was te hopen. En daarom nam hij van Dürer afscheid met de verzekering -van zijn groote spijt en teleurstelling. Tweemaal was de verzoeking, -om zijn geboorteplaats ontrouw te worden, Dürer genaderd: zestien -jaar geleden te Venetië, waar de Signoria hem door de aanbieding van -tweehonderd ducaten had getracht bij zich te houden en nu hier te -Antwerpen; doch beide keeren behaalde de trouw de overwinning. - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXX. - -OOK EEN HERVORMINGSPREEK. - - -Bijna twee jaren waren voorbijgegaan. - -In de week vóór Paschen van het jaar 1523 zat Albrecht Dürer met zijn -vrouw aan de groote tafel in de pronkkamer. Hij las met eerbiedig -gevouwen handen uit een groot boek, dat voor hem lag. Het was het -Nieuwe Testament, dat Doctor Maarten Luther in de eenzaamheid zijner -cel op den Wartburg in Duitsch gewaad had gestoken. - -Op de terugreis had Dürer al spoedig gehoord, dat Luther niet dood -was, en die tijding had hem met nieuw leven bezield. Hij voelde zich -krachtiger en wat hij bij zijn terugkomst te Neurenberg had gezien, -was ook geschikt geweest om hem den moed terug te geven en een loflied -tot Gods eer op zijn lippen te leggen. - -Voor alle andere steden was het Neurenberg geweest, die zich Luthers -zaak had aangetrokken. De adellijke geslachten waren voorgegaan met de -belijdenis van het Evangelie en hadden het mindere volk achter zich -aan getrokken. De Raad, wiens leden bijna allen beslist evangelisch -waren gezind, was in een moeilijke verhouding tot den Keizer, den Paus -en de bisschoppen gekomen, doch wist met bewonderenswaardige wijsheid -het scheepje hunner regeering over alle golven en klippen heen te -sturen. Doch Dürer had zijn vriend Pirkheimer in deerniswaardigen -toestand gevonden. Doctor Eck had zich werkelijk op hem gewroken en van -den Paus weten te verkrijgen, dat er in den naar Luther geslingerden -banbrief nog enkele andere namen waren opgenomen, waaronder Wilibald -Pirkheimer behoorde. Luther, die ridder zonder vrees en blaam, had -de pauselijke bul in het vuur geworpen en daarmee den Paus moedig -getrotseerd--Pirkheimer had evenwel den moed niet gevoeld om dien -held na te volgen. - -Nadat hij te vergeefs had geappelleerd, kwam hij er toe om het -trotsche hoofd te buigen en zijn woorden te herroepen. Sinds dien -dag was hij geheel veranderd. Het bewustzijn, dat hij zijn innigste -overtuiging had ten offer gebracht, had den hoogmoedigen man gebroken -en maakte hem, die ook nog door het podagra werd gekweld meer en meer -eenzelvig. De leelijke zijde van zijn karakter kwam steeds meer op -den voorgrond, zoodat hij zich iedereen tot vijand maakte en voor -de weinige overgebleven vrienden een niet te genieten gezelschap -was. Hoe meer echter anderen zich van hem aftrokken, des te meer -moeite gaf hij zich om de vriendschap te behouden van dien eenen, -met wien hij van jongs af één hart en één ziel was geweest. En van -zijn kant deed Dürer al zijn best Pirkheimers zwakheden te verdragen -en hem weer eenigszins met het leven te verzoenen. - -Het deed Dürer echter innig verdriet, dat zijn vriend hem niet -wilde volgen op den weg van het Evangelie. Het werd hem nu steeds -duidelijker, dat Pirkheimers geestdrift voor Luther niet was -voortgekomen uit een hart, bezield van de waarheid van Gods Woord, -maar ontstaan was uit den waan, dat Luther tot de humanisten behoorde -en met hem wilde strijden tegen de domheid en het bijgeloof van zijn -tijd; hij dacht, dat protesteeren Luthers eenig doel was. Toen Dürer, -overgelukkig in het bezit van het Nieuwe Testament in het Duitsch, -daarmee naar Pirkheimer was gesneld, was hij teleurgesteld en bedroefd -teruggekeerd, toen hij de onverschilligheid, waarmee zijn vriend dien -heerlijken schat had beschouwd, gezien had. - -Uit deze droefenis wekte hem het heerlijke lied van den Wittenberger -nachtegaal, dat zijn medeburger, de meesterzanger Hans Sachs, had -laten weerklinken en waarin zijn hart mede jubelde--het klonk als -het geroep van den wachter, dat vele slapenden wakker schudt. - -Nog werd zijn hart verkwikt en zijn geloof versterkt, toen hij -hoorde, dat de Prior uit het Augustijnerklooster te Antwerpen, die -zoo vriendelijk voor hem was geweest, ter wille van het Evangelie -in den kerker geworpen en ten vure gedoemd, als door een wonder -was ontkomen en veilig Wittenberg had bereikt. Ook zijn opvolger, -Hendrik van Zutfen, had zich daarheen begeven, toen de beulen hem -van den kansel hadden gerukt, doch de burgers hem uit den kerker -hadden bevrijd. En niet minder was zijn geloof versterkt door den -moed der twee monniken uit Brussel, Hendrik Voes, en Johannes Esch, -die andere afvalligen tot beschaming, met vreugde hun leven op den -brandstapel hadden geofferd voor het Evangelie. - -Nu zat meester Dürer dus over zijn Duitschen bijbel gebogen en kon niet -genoeg er in lezen. Wel had hij Gods Woord reeds in het Duitsch gelezen -in de vertaling, die bij Anton Koburger het licht had gezien,--doch -wat voor Duitsch was dat! Het klonk als ravengekras vergeleken bij -het liefelijk gezang van den Wittenbergschen nachtegaal, dat het oor -streelde en van daar in het hart weerklonk. En zijn bewondering en -vereering voor het uitverkorene werktuig des Heeren namen voortdurend -toe. - -Heden had het lezen in de Schrift nog een heel bijzonder doel. Hij -wilde zich voorbereiden op den ernstigen gang, dien hij met zijn -vrouw wilde ondernemen. Aan de algemeene begeerte gehoor gevend, -hadden de geestelijken van de St. Lorens- en Sebalduskerken besloten -nog een schrede voorwaarts te doen en het heilig Avondmaal volgens -instelling van Christus met brood en beker te vieren. Het duurde niet -lang of de klokken begonnen te luiden en de meester stond op om zijn -besten pelsmantel aan te doen; Vrouwe Agnes was reeds gekleed in haar -feestgewaad en wachtte op haar echtgenoot. - -Op straat kwamen zij spoedig in het gedrang, want het volk stroomde -naar het bedehuis. Plechtig begon de heilige handeling. Aller hart -was diep getroffen door de woorden van den prediker en toen brood en -wijn werden rondgedeeld, voelde menig wakkere man een traan over zijn -wangen rollen. - -Thuisgekomen sloot Dürer zijn vrouw in zijn armen en zeide: "Mijn -ziel maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich in God, mijn -Zaligmaker. Nu weet ik, dat Hij in mij leeft; Hij, die voor mij den -dood is ingegaan en die al mijn hoop is. O man Gods, Maarten Luther, -God zegene en behoede u! Hoe zal ik u vergelden, wat gij aan mij -hebt gedaan!" - -Nog menig hinderpaal stond aan de ongestoorde uitbreiding der -Hervorming in den weg: de zaak des Heeren liep nog meer gevaar, -te worden geschaad door den dollen, oproerigen geest, die zich door -een verkeerd begrip van Christelijke vrijheid van den boerenstand had -meester gemaakt en door de waanzinnige dwepers, in wier oogen Luther -nog een halve papist was, en die hem "het gemakzuchtige vleesch" -scholden, dan door de woede van Rome. Maar juist te midden van deze -troebelen betoonde de Wittenberger monnik zich als de ware profeet -des Allerhoogsten en zijn aanzien steeg tot een reusachtige hoogte -in de oogen van hen, die hem begrepen, toen de wilde golven waren -bedaard en de stuurman met eerbiedwekkende kalmte aan het roer stond. - -Dürer was vol van Gods Woord; als een dauwdroppel vol van -zonneschijn. Niet alleen las hij de Schrift, maar hij leefde er in -en hij voelde weder de behoefte, om wat hij zelf had doorleefd op -zijn eigen wijze aan het volk te verkondigen. - -Wat Hans Sachs in woorden zeide, wilde hij in kleuren duidelijk -maken. En daarom greep hij weder naar het penseel, voelende dat hij -nog nooit met zooveel bezieling en geestdrift voor den schildersezel -was getreden; hij had een voorgevoel, dat, wat hij nu ging scheppen, -het allerbeste, wat zijn hand ooit gemaakt had, zou zijn. - -In plaats van Maria, in wier verheerlijking hij zich tot nu toe -had verlustigd, bood hij der wereld het beeld van den Verlosser -aan. Evenals Luther Christus en Zijn alleenzaligmakende verdienste in -nieuwe talen predikte, zoo schilderde Dürer den Heer voor de oogen des -volks, hetzij in gesprek met de discipelen na het Heilig Avondmaal, -hetzij als offer op het kruishout, of alleen het hoofd vol bloed en -wonden. Op het laatste had hij al zijn kracht geconcentreerd; het was -als uit de diepste diepte van zijn ziel voortgekomen. Nooit was Jupiter -schooner, machtiger, aangrijpender door den besten der oud-Grieksche -schilders afgebeeld geworden, dan de Christus hier door meester Dürer. - -En evenals Dürer Christus, den Verlosser, in zijn werk verheerlijkte, -zoo wilde hij met hetzelfde doel ook het Evangelie in kleuren brengen. - -Reeds lang was hij het met zich zelf eens, op welke wijze dit te -doen. Hij wilde daartoe de gestalten afbeelden van hen, die het van -den Heer ontvangen en aan de wereld verkondigd hadden: de gestalten -der Apostelen Johannes, Markus, Petrus en Paulus en wel zoo, dat -Johannes en Paulus ten voeten uit werden geschilderd en de beide -anderen er achter, zoo dat alleen het hoofd en den hals zichtbaar -waren. Johannes en Paulus moesten als hoofdfiguren naar voren komen; -daarmee wilde Dürer het evangelisch geloof in beeld voorstellen. - -De gestalte van Johannes, Luthers uitverkoren evangelist, wiens -gelaat aan Philippus Melanchton herinnert, is gehuld in een gelen, -met rood geverfden mantel over een groen onderkleed. Peinzend staart -hij met den een weinig achter hem staanden Petrus in zijn evangelie, -welks beginwoorden uit de Luthersche vertaling men lezen kan. Rechts -op het paneel staat Markus achter Paulus, die met innige liefde -en groote zorg is behandeld en waaraan Dürer al zijn kracht heeft -gewijd. Het was Dürer voornamelijk te doen om Paulus, Luthers groot -voorbeeld als verkondiger van het eenig ware geloof en daarin heeft -hij een kunstwerk, dat 's meesters roem luider verkondigt dan eenig -ander, geschapen. De Apostel bij uitnemendheid staat daar, gehuld in -een witten mantel, waaruit een groen onderkleed te voorschijn komt; -op zijn linkerarm, rust de bijbel, in de rechterhand houdt hij een -ontbloot zwaard, het zwaard des Geestes, dat is het Woord Gods, en -tegelijkertijd een aanduiding van de wijze, waarop hij zou sterven. De -breede, krachtige figuur staat daar in mannelijke, ridderlijke houding; -zijn door de zon gebruind gelaat, vol uitdrukking, wendt den strengen -blik naar links, alsof hij vandaar een naderbij sluipenden vijand -verwacht. Wien geldt dien toornigen blik? Tegen wien houdt de hand -krampachtig den greep van het zwaard omklemd? Het zijn de vijanden -van het kruis van Christus: aan den eenen kant de Paus, die het -Evangelie bederft door den warboel van menschelijke instellingen -en aan de andere zijde de dwepers, die door het misbruiken van de -vrijheid meer bederven dan doen vorderen. - -De Apostelen spraken in duidelijke taal: maar het was den meester -er om te doen ook begrijpelijk te zijn voor het minst ontwikkelde -verstand, evenals Luthers woorden duidelijk waren voor het onnoozelste -boertje. Daarom voegde hij nog een uitvoerig bijschrift toe aan -zijn werk. - -Boven het paneel links schreef hij: "Alle wereldlijke overheden in -deze gevaarvolle tijden moeten zorgvuldig waken, dat zij zich niet, -in plaats van door het Woord Gods, door menschelijke leeringen laten -leiden, want God wil niet, dat er aan Zijn Woord iets wordt toegevoegd -of daarvan afgedaan. Luister daarom naar deze vier voortreffelijke -mannen: Petrus, Johannes, Paulus en Markus." - -Petrus zegt in het tweede hoofdstuk van zijn tweeden brief: -"Er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook -onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen -bedektelijk invoeren zullen, ook den Heere, die hen gekocht heeft, -verloochenende en een haastig verderf over zichzelf brengende. En velen -zullen hun verderfenissen navolgen, door welke de weg der waarheid zal -gelasterd worden. En zij zullen, door gierigheid, met gemaakte woorden, -van u een koopmanschap maken; over welke het oordeel van over lang -niet ledig is en hun verderf sluimert niet.--Johannes in het vierde -hoofdstuk van zijn eersten brief schrijft: Geliefden! gelooft niet -een iegelijken geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; -want vele valsche profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent -gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus -in het vleesch gekomen is, die is uit God niet. Maar dit is de geest -van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, -en is nu alreede in de wereld." - -Terwijl deze woorden zijn gericht tegen de dwepers en sektenmakers, -zoo protesteert het bijschrift op het tweede paneel tegen Rome met -zijn leugen, bedrog en zedeloosheid. In het derde hoofdstuk van -den tweeden brief aan Timotheus zegt Paulus: En weet dit, dat in de -laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Want de menschen zullen -zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hoovaardig, -lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder -natuurlijke liefde, onverzoenlijk, achterklappers, onmatig, wreed, -zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, -meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods; hebbende een -gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend -hebben. Hebt ook een afkeer van dezen! Want deze zijn het, die de -huizen binnensluipen en nemen de vrouwkens gevangen, die met zonden -beladen zijn, en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden, -die altijd leeren en nimmermeer tot kennis der waarheid kunnen komen. - -Markus schrijft in het twaalfde hoofdstuk van zijn evangelie: "En -Hij zeide tot hen in Zijn leer: wacht u voor de schriftgeleerden, -die daar gaarne willen wandelen in lange kleederen, en gegroet zijn -op de markten, en de voorgestoelten hebben in de Synagogen en de -vooraanzittingen in de maaltijden. Zij eten de huizen der weduwen -op en dat onder den schijn van lang te bidden. Deze zullen zwaarder -oordeel ontvangen." Er was een geheel jaar verloopen, voordat Dürer -dit meesterstuk, de kroon van al zijn werken, voleindigd had. - -Nauwelijks was de laatste penseelstreek gedaan, of hij greep papier -en pen om er een brief bij te voegen aan hen, voor wie het werk was -bestemd. Het was hem dezen keer niet opgedragen, maar het was zijn -eigen hart geweest, dat hem aan het werk had gezet en dat hij het -aan zijn dierbare geboorteplaats zou opdragen, stond van het begin -af bij hem vast. De inhoud van den brief luidde aldus: - - - -Edelachtbare, wijze Heeren! - -Hoewel het reeds lang mijn wensch was, Uw Hoogmogendheid door mijn -onbeteekenende schilderkunst een aandenken aan te bieden, heb ik mij -door het gebrekkige daarvan laten weerhouden, wetende, dat ik daarmee -in Uw oogen niet zou kunnen bestaan. Dewijl ik echter in dezen laatsten -tijd een stuk heb geschilderd, waaraan ik nog meer zorg heb besteed dan -aan mijn andere schilderijen, acht ik niemand meer waardig, dit als -een herinnering te bewaren, dan U, hoogwijze Heeren! Daarom waag ik -het, U dit werk aan te bieden, met de dringende bede, dat dit kleine -geschenk U welgevallig moge zijn en genadig door U worde aangenomen -en dat Gij even welwillend voor mij zult willen blijven, als Gij tot -nu toe zijt geweest. Daarom zal ik naar mijn beste vermogen er naar -blijven streven, om Uw goedgunstigheid waardig te zijn. - - -Uwer Edelachtbaren Heeren onderdanige Albrecht Dürer. - - -Spoedig daarop ontving Dürer van den Raad het volgende schrijven: - -"Dewijl Albrecht Dürer een schilderij met vier figuren als aandenken -heeft geschilderd en hetzelve den achtbaren Raad heeft gezonden en -vereerd, is door dien achtbaren Raad besloten, den genoemden Dürer -te zeggen, dat een achtbare Raad niet genegen is, dit schilderij op -die wijze in bezit te nemen; maar hoewel dezelve hem voor zijn werk -dankbaar is, en willens om het als aandenken te bewaren, zoo is dezelve -niet minder willens hem daarvoor te betalen, wat hij verdient. Wat hij -dus ook moge eischen, en al wilde hij ook niets eischen, zoo zullen -de oudere heeren het zelf bepalen en zal een eerlijke handel worden -gedreven door de Heeren Maarten Tucher en Sigmund Furer." - -Meester Dürer weigerde, zooals te verwachten was, de waarde op te -geven en toen zond de Raad hem honderd gulden voor hem zelf, twaalf -gulden als hulde aan zijn vrouw en twee gulden fooi voor den knecht. - -Het schilderij kreeg een plaats, die het waard was: het werd opgehangen -in het departement van financiën in het raadhuis. Van den muur klonk -zijn prediking. "Zijt getrouw en houdt vast aan Gods heilig Evangelie!" - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXXI. - -KUNSTENAAR EN GELEERDE. - - -Toen Dürer, nadat hij de laatste hand aan zijn schilderij der apostelen -had gelegd, het penseel neerlegde, deed hij het in de overtuiging, dat -dit zijn laatst groot werk was geweest. Wel maakte hij nog verscheidene -portretten zijner vrienden, zooals dat van Hieronymus Holzschuher, -dat hem bijna nog beter was gelukt dan dat van Frederik den Wijze -eenige jaren geleden, dat van Wilibald Pirkheimer en van den Magister -Filippus Melanchton, die voor de nieuwe school, die te Neurenberg -werd opgericht, meermalen daar was geweest. Doch nu kregen penseel en -potlood rust en moesten plaats maken voor de pen, die bestemd was om -de vrucht zijner wetenschappelijke studiën, die hij bij het beoefenen -zijner kunst niet had verwaarloosd, in boeken te openbaren. - -Een ieder verbaasde zich, toen het eene boek na het andere verscheen -van dezen schilder bij uitnemendheid, die daarin getuigenis gaf van -de zeldzame veelzijdigheid en diepte zijns geestes. Nu hij zijn kunst -niet meer practisch beoefende, verdiepte hij zich in theoretische -studiën over het wezen zijner kunst, om hetgeen hij had gevonden als -een laatst aandenken aan de wereld na te laten. - -Een jaar geleden had reeds een boekje, als voorlooper dezer studiën -het licht gezien onder den titel: "Onderwijs bij het meten met den -passer en het paslood bij lijnen, vlakken, en geheele lichamen, door -Albrecht Dürer bijeengevoegd en ten bate aller liefhebbers der kunst -met bijbehoorende figuren in druk gebracht." Hij droeg het boek op aan -zijn vriend Wilibald Pirkheimer en in de voorrede zei hij, dat hij -hoopte, dat het voor alle beoefenaars der kunst dienstig zou zijn, -niet alleen voor schilders, maar ook voor goudsmeden, beeldhouwers, -steenhouwers, schrijnwerkers en allen, die het meten noodig hadden. De -geheimen der proportieleer, waarin vroeger Luca Pacioli hem te Bologna -had ingewijd, kwamen hier tot algemeen nut aan het licht. - -De gansche wereld was echter één en al verbazing, toen Dürer zich -op eens van een geheel nieuwe zijde deed kennen en bewees, dat hij -ook een meester in de vestingbouwkunde was. In October van het jaar -1527 verscheen een boek van hem onder den titel: "Onderricht ter -beveiliging van steden, kasteelen en dorpen." - -Hij vervulde een plicht der dankbaarheid aan Keizer Maximiliaan, -door het op te dragen aan diens kleinzoon, Koning Ferdinand I van -Bohemen en Hongarije. De liefde tot zijn vaderland, en de begeerte -om het tegen de roofzuchtige aanvallen der Turken te beveiligen, -had hem aanleiding gegeven om zijn mededeelingen aan de vorsten te -doen en hun te leeren, hoe zij de vestingwerken in een goeden, tot -tegenweer geschikten, toestand moesten brengen. [25] - -De grootste zorg en den meesten tijd besteedde Dürer aan de -proportieleer van den mensch. - -Pirkheimer bood aan om een voorrede daarbij te schrijven en Dürer -nam het aan, doch onder vijf voorwaarden, die een nieuw, duidelijk -bewijs zijner bescheidenheid en nederigheid waren: ten eerste, dat -daarin geen enkel woord van lof mocht worden gebruikt; ten tweede, -dat er aan geen uiting van nijd mocht worden gedacht; ten derde, -dat er van niets anders sprake mocht zijn dan van hetgeen in het -boek stond; ten vierde, dat niets er in gebruikt was, dat uit -goede boeken was gestolen en ten vijfde, dat het boek alleen voor -de Duitsche jeugd was geschreven. Ten laatste koesterde de meester -nog een grooter plan: hij wilde in een uitgebreid werk, getiteld: -"Spijze voor schildersleerlingen," alles te zamen vatten, wat hij tot -nu toe in afzonderlijke werken had geschreven en door meer toevoegsels -een geheel scheppen, dat voor den kunstenaar een rijke schat zou zijn -en waarin alles, wat hij noodig had, werd gevonden. - -Toch was hij er ver van, zich zelf en zijn eigen kennis tot algemeenen -maatstaf en alleen geldig richtsnoer te verheffen: integendeel, de -groote man was nooit met zichzelf tevreden en zei dikwijls, dat, als -hij na jaren een zijner werken terug zag, hij zich altijd schaamde over -de zwakheden en fouten, die hij er in ontdekte. In denzelfden geest -schreef hij in de voorrede van het door hem begonnen groote werk: "Ik -denk niet hoog van mijn kunst, want ik weet, wat mij ontbreekt. Daarom -raad ik een ieder aan om mijn fouten, zooveel in zijn vermogen is, -te verbeteren. Gave God, dat het mogelijk ware, dat ik de werken der -toekomstige groote meesters nu reeds mocht aanschouwen! - -"Welk een hoogte zullen zij nog bereiken--zoodat ik daarbij in het -niet zal verdwijnen, als een heel klein beekje. En toch, als de vonk, -die ik heb doen gloren, door de volgende meesters wordt aangewakkerd -met hetgeen zij kunnen, dan kan daaruit mettertijd een vuur, dat met -zijn gloed de gansche wereld bestraalt, opgaan." - - - - - - - - -HOOFDSTUK XXXII. - -NAAR EEN BETER VADERLAND. - - -Een helder licht van kaarsvlammen straalde op een avond in April van -het jaar 1528 uit de vensters van Pirkheimers huis. De raadsheer, -die toen weinig last van het podagra had, had drie van de vrienden, -die hem nog waren overgebleven, bij zich genoodigd om met hem te eten -en vroolijk te zijn. - -Dürer was er niet bij, zooals in den laatsten tijd meermalen -gebeurde en toen men naar hem informeerde, antwoordde Pirkheimer -met bedenkelijk gelaat: "Wij zullen ons er aan moeten gewennen, -zijn gezelschap dikwijls te ontberen. Hij is in den laatsten tijd -zeer zwak en sukkelend." - -"Was hij maar niet naar de Nederlanden gegaan!" sprak Holzschuher, -die tot de gasten behoorde: "Sedert zijn terugkomst is hij zoo -veranderd. Ik schrok bepaald, toen ik hem terug zag. Hij was zoo -mager geworden en zijn mannelijke schoonheid was verdwenen! Het is -wonderlijk: om de pest te ontvluchten, ging hij uit Neurenberg en -nu heeft hij uit Nederland een krank lichaam meegebracht. Die tocht -door de sneeuw om den walvisch te zien, het ongeval, dat hem toen op -het water is overkomen, de ongewone levenswijze in een vreemd land, -die onophoudelijke eerbewijzen, die in maaltijden en groote feesten -bestonden, zijn verderfelijk voor zijn gezondheid geweest. Ik vrees, -ik vrees, dat wij hem niet lang meer zullen mogen behouden." - -"O, zeg dat niet!" riep Pirkheimer verschrikt uit. "Ik kan het niet -aanhooren! Ik kan mij het leven niet voorstellen zonder hem! Niemand -kent hem zooals ik hem ken, niemand kan aan hem dan ook meer verliezen -dan ik. Ik was het volkomen eens met den Magister Philippus Melanchton, -toen hij bij zijn laatste verblijf hier in de stad, zei: "Albrecht -Dürer is als kunstenaar ongeëvenaard, maar toch is dat niet het meest -in hem te bewonderen: nog meer dan zijn geest en hand waardeer ik -zijn hart!" - -"Hij heeft niet te veel gezegd," zei Löffelholz. "Albrecht Dürer is -de uitstekendste man van onzen tijd. Is er een deugd, die hij niet -bezit? Maar laten we ons nu nog niet al te ongerust maken; hij is nog -geen zevenenvijftig jaar en misschien kan de natuur de ongesteldheid -nog overwinnen." - -"God geve het!" zuchtte Pirkheimer en hij bracht het gesprek op iets -anders over. - - - -Zwak en moede lag Dürer te bed. Den vorigen avond was hij nog op -geweest en had aan zijn boek geschreven; doch den volgenden ochtend -had hij geen lust om op te staan. Hij had 's nachts bijna geen oog -toegedaan en voelde zich afgetobd. - -Het was stil in de kamer; aan het bed van den lijder zat Vrouwe -Agnes. Met op de borst gevouwen handen lag Dürer aandachtig te -luisteren naar hetgeen zijn vrouw uit Luthers bijbel voorlas; het -was het lijden des Verlossers naar het Evangelie van Johannes. - -Daarna sprak hij zacht: "Dat heeft mij goed gedaan. O, welk een harde -sponde heeft men onzen Verlosser bereid en ik lig zoo zacht! Hoe -werd Zijn marteling ten doode door hoon en schimp verzwaard en aan -mijn legerstede zit een engel der vertroosting! Wel lijd ik pijn; -maar wat zijn mijn smarten vergeleken bij de zijne!" - -Vrouwe Agnes veegde zijn klam voorhoofd af en drukte zachtkens een -kus er op. Toen vraagde zij hem of hij niet eens van den verkwikkenden -drank, dien zij voor hem had klaar gemaakt, wilde drinken. - -Dürer knikte en bevochtigde zijn lippen met het lavende vocht; toen -zuchtte hij: "Waarom komt de geneesheer toch niet?" - -Vrouwe Agnes zeide, dat hij van niets wist, maar dat zij dadelijk om -hem zou sturen. - -Spoedig daarop verscheen hij; hij voelde den kranke den pols en zag -hem bezorgd aan: het waren weer de afwisselende koortsen, die hem -jaren lang hadden geplaagd, en de milt was meer dan ooit gezwollen. - -De geneesheer schreef medicijnen voor, die de meid dadelijk uit de -apotheek moest halen. - -Die drank deed Dürer goed, hij voelde zich minder benauwd en tegen -den avond ging de koorts af, hoewel die gewoonlijk tegen dien tijd -toeneemt. Hij keerde zich naar den muur en sliep in. - -Vier uur lag hij stil en ademde diep en geregeld; toen richtte hij -zich plotseling op en sprak met een bijzonderen klank in zijn stem: -"Het is morgen goede Vrijdag--de heerlijke Rafael is op goeden -Vrijdag gestorven." - -Vrouwe Agnes schrok bij deze woorden en trachtte hem te kalmeeren, -doch Dürer vraagde, alsof hij niets daarvan hoorde: "Hoe lang rust -hij reeds in het graf?" - -"Acht jaren," antwoordde Vrouwe Agnes aarzelend. "Hij stierf in het -jaar 1520." - -"Acht jaren," fluisterde Dürer. "Hoe vroeg moest die heerlijke -kunstenaar van de aarde scheiden! Gods wegen zijn dikwijls zeer -wonderlijk!" - -Toen ging hij weer liggen, sloot de oogen en sliep na eenige -oogenblikken weer in. - -Vrouwe Agnes bleef dien geheelen nacht op en was dankbaar, toen het -eerste morgenrood door de vensters naar binnen drong. Zij verkoelde -het gelaat van haar man met frisch water, hetgeen hem goed deed en -waarvoor hij zijn trouwe verpleegster hartelijk dankte, als ware -het een groote dienst geweest en zooals hij altijd voor het kleinste -hulpbetoon deed. Tegen negen uur begonnen de klokken in de stad te -luiden. Eensklaps riep de kranke luid: "Op dit uur hebben zij Hem -aan het kruis genageld! - -"Ach Heer Jezus, zie mij aan met denzelfden blik, waarmee gij den -boetvaardigen boosdoener hebt aangezien! Want ik belijd u berouwvol -al de zonden, die ik in mijn geheele leven heb bedreven." - -Hij richtte zich plotseling op en zijn oogen zagen woest de kamer -rond, zoodat Vrouwe Agnes met doodelijken schrik den beangstigden -man in haar armen nam. - -"Wat overkomt mij!" riep hij met een holle stem, terwijl hij zijn -hand op zijn hart drukte. "Ik sterf! Heer Jezus, help mij; Heer Jezus, -erbarm U mijner!" - -In vreeselijken angst riep Vrouwe Agnes hem bij zijn naam--hij hoorde -het niet, zijn ziel voer reeds op tot Hem, dien hij van ganscher -harte had bemind en dien hij uit een vroom gemoed met zijn kunst -zoowel als met zijn gansche leven had gediend. ---- - - - -De stad Neurenberg kon het niet gelooven, dat de man, waarop zij -bovenal trotsch was, was heengegaan. - -Allen treurden en Wilibald Pirkheimer, die spoedig was geroepen, -zonk bij het sterfbed van zijn vriend, als vernietigd en gebroken, -op de knieën neder, alsof hij met hem wilde sterven. Menigeen der -zijnen had hij naar het graf gebracht, doch nooit had hij zooveel -smart gevoeld als nu. Hij was niet van deze gewijde plek weg te krijgen -en het pijnigde hem bovenal, dat hij in de laatste oogenblikken niet -tegenwoordig was geweest, om zijn vriend de oogen toe te drukken. Hij -wrong zijn handen, schreide als een kind en jammerde: - -"O onuitsprekelijk lijden!--hij is heengegaan, voor immer, hij, -die ik met mijn gansche hart liefhad en die deze liefde verdiende -door zijn tallooze deugden en zijn bijzondere rechtschapenheid; hij, -die als een goede engel mij ter zijde stond en mij den weg wees, -dien ik moest gaan. Hij is heengegaan voor goed--mijn Albrecht! O, -onverbiddelijk noodlot; o, onbarmhartige, wreede dood! Hij, die als -een heilige onder ons verkeerde, is van ons weggerukt, terwijl zoovele -onnutte en onbeteekenende menschen blijvend geluk en een lang leven -genieten! Hij is heengegaan, en ik moet nog hier beneden zijn!"-- - -De gewoonte van dien tijd bracht mede, dat de dooden den dag na het -overlijden werden begraven, doch bij Dürer moest men met dat gebruik -breken. Den 6den April was hij gestorven en den 8sten lag hij nog -op het paradebed, omdat de aandrang van menschen, die nog eenmaal -het stoffelijk overschot van den grooten meester wilden zien, zoo -groot was. - -Daar lag hij in een zwarte kist, door frisch groen omgeven, als een -beeld van hemelschen vrede; en het licht der twaalf kaarsen, die -op hooge kandelaars tusschen laurier- en mirthestruiken brandden, -wierp een glans van verheerlijking op het edele gelaat. - -Aan het hoofdeinde stonden de prior van het Augustijnerklooster -Volbrecht en de proost van de St. Sebalduskerk, die om beurten de -gebeden voor de overledenen uitspraken, terwijl aan het voeteneinde -een koorknaap het kruisbeeld omhoog hield. - -Daarna hieven de Meesterzangers, met Hans Sachs aan het hoofd, -een ernstig, plechtig gezang aan; de kist werd gesloten, en in -een onafzienbare reeks bewoog zich de lijkstoet, onder algemeen -klokgelui, naar het Johanneskerkhof, waar de grafkelder der familie -Frey was geopend om in zich op te nemen wat sterfelijk was aan dezen -onsterfelijke. - - - -Door smart en ellende overmeesterd zat Vrouwe Agnes in het verlaten -huis. Zij was als een schaduw geworden en begeerde te sterven en bij -haar echtgenoot in het graf te rusten. Zij had van alle zijden veel -liefde en deelneming ondervonden en men had haar duidelijk bewezen -hoezeer iedereen met haar mede leed. - -Op zekeren morgen trad de heer Eobanus Hesz, die den grooten meester -in een lied had verheerlijkt en een vriend van Luther uit Erfurt was, -bij haar binnen. - -Hij nam een brief uit zijn zak en zeide: "Zie, geachte Vrouwe, hier -heb ik iets wat u in uw diepe, groote smart tot troost moge zijn. Het -is een antwoord van Doctor Maarten Luther op den lijkzang, dien ik hem -had toegezonden en waarin met betrekking op uw overleden echtgenoot, -het volgende staat: Het is niet meer dan billijk dien vromen, -uitstekenden man te betreuren: maar gij moogt hem gelukkig noemen, -omdat Christus Zijn licht in zijn hart heeft doen schijnen en hem op -het juiste oogenblik uit dezen stormachtigen tijd, die spoedig nog -stormachtiger zal worden, heeft weggenomen, opdat hij, die waardig -was het beste te zien, niet gedwongen zou geweest zijn, het ergste -te beleven. Zoo moge bij dan in vrede rusten bij zijn vaderen. Amen." - -"Ween en klaag dus niet meer, zeer geachte Vrouwe--Doctor Maarten -heeft het ook hier bij het rechte eind! God had zijn ziel lief, -daarom nam Hij hem spoedig weg uit dit treurige leven." - - - - - - - - -AANTEEKENINGEN. - - -[1] Deze burcht werd in 1024 door Keizer Koenraad II gesticht en door -Frederik Barbarossa in 1158 vergroot. - -[2] Een oude gulden had 100 kreutzer; 49 kreutzer was 1 mark. - -[3] De "mooie bron" is in Gothischen stijl gebouwd, 1385-1396, -en is versierd met vele standbeelden; die op het onderste gedeelte -stellen de 7 keurvorsten en 9 helden voor, daarboven zijn Mozes en de -7 profeten afgebeeld. In het ijzeren hek, dat dit waterwerk omgeeft, -is op kunstige wijze een kleine, beweeglijke ring gesmeed. Vert. - -[4] Dürer ontwierp later zijn teekeningen meestal op groenen of -grijzen grond, teekende met de pen en zette de lichten aan met witte -verf. Vert. - -[5] In Boheme: Theodoric van Praag, Nicolaas Wurmser, Thomas van -Mutina. - -[6] De bloeitijd der Oud-Neurenbergsche school was in de 14e eeuw--die -van de school van Keulen iets later, de belangrijkste namen daaraan -verbonden zijn meester Wilhelm en meester Stephanus 1451. Men vindt -een schilderij van dezen laatste in de koorkapel van den Keulschen dom. - -[7] Aan Brugge komt de eer toe de gebroeders van Eyck tot woonplaats te -hebben gediend en hun meesterwerken te zien ontstaan; zij verbeterden -de verven door toebereiding met olie. Ook Memlinc woonde te Brugge -en schonk zijn beroemde Ursulakast aan het St. Janshospitaal aldaar; -hij stierf in 1499. (Vert.) - -[8] Martin Schongauer of Martin Schön 1420-1488 (Zwaabsche school) -leerling van Rogier van der Weyden, werd van goudsmid kopergraveur -en schilder, en vereenigde een schitterend koloriet met fijnheid en -zekerheid van lijn en vorm. (Vert.) - -[9] Venetië was voor Neurenberg en Augsburg het tusschenstation voor -den handel met het Oosten. (Vert.) - -[10] "Wat God mij doet, dat is mij goed." - -[11] De rijksinsignes en kleinoodiën werden gedeeltelijk te Aken en -gedeeltelijk te Neurenberg bewaard; ze bestonden uit: de kroon, den -zilveren schepter, den gouden rijksappel, twee ringen, twee zwaarden, -een degen, een evangelieboek enz. en deden dienst bij de kroning -des Keizers. - -Tot de rijkskleinoodiën, die te Neurenberg in de Hospitaalkerk van -den H. Geest werden bewaard, behoorde o. a. een mantel met een met -goud gestikt Arabisch schrift van 41 woorden in parelen gevat en in -1133 door de Siciliaansche Arabieren voor de kroning van Koning Roger -van Sicilië gemaakt. - -[12] Maximiliaan wilde Karel VIII dwingen Italië te ontruimen. - -[13] Volgens Vasari was Margaritoni van Arezzo in de 13e eeuw de -eerste die op doek schilderde; hij nam daartoe doek op een paneel -geplakt en met pleister overdekt. Vert. - -[14] Dit was een kleine kopergravure met het opschrift: (Rome het -hoofd der wereld). Op den achtergrond ziet men den Engelsburg en den -Tiber en in het midden staat een vrouwelijk monster: een der voeten -is een bokspoot, de andere een gierenklauw en de rechterarm eindigt -in den poot eener kat. Een staart met een drakekop aan het eind en -een ezelskop op de schouders volmaken het afschuwelijk geheel. Het -volk begreep terstond de bedoeling en noemde het den "Pausezel." - -[15] Het Andreaskruis van het heilige Vlies of van de Vliesridders -werd ingesteld door Filips den Goede bij gelegenheid van zijn huwelijk -in 1520 en schonk vele privilegiën. Vert. - -[16] Vaarwel, vrome ziel! Heer, geef hem de eeuwige rust en laat uw -onvergankelijk licht hem bestralen! - -[17] Ik kwam, ik zag, ik overwon. - -[18] Het bedoelde monogram bestond uit een kleine D in een groote A. - -[19] De Signoria had het voorzitterschap in de drie hoogste -staatslichamen: de groote raad, de senaat en het collegium. De tot -de senaat behoorende raad van tienen bestond uit tien raadsleden en -de Signoria. Na hun raadsbesluiten kon men niet in appèl komen. Vert. - -[20] Keizer Rudolf II kocht later het stuk voor een aanzienlijke som -en liet het, om het voor beschadigingen te vrijwaren, door vier sterke -mannen op de schouders van Venetië naar Praag dragen. - -[21] Nadat Keizer Rudolf II tevergeefs 10000 gulden had geboden voor -dit schilderij, waarvoor haar maker 200 gulden had ontvangen, kwam het -voor een nog grootere som in het bezit van den keurvorst Maximiliaan -van Beieren. Dürers hoop, dat voor het werk een lange toekomst was -weggelegd, werd niet vervuld, want in den nacht van den 10den April -1674 werd het kunstwerk bij een brand door de vlammen vernield. - -[22] Dit was een afscheidsdronk der stervenden met hun bloedverwanten, -in gebruik gekomen sedert de middeneeuwen, en ontleend aan de -afscheidswoorden van Jezus in het Evangelie van Johannes. - -[23] In de vasten van het jaar 1517 had Luther het "Onze Vader" in -preeken verklaard en een zijner toehoorders had deze opgeschreven -preeken spoedig daarna in druk doen verschijnen. - -[24] "De afgeschaafde hoek"--("de afgemaakte Eck".) - -[25] Dürer had helaas met zijn leer over de vestingwerken weinig succès -en oogstte geringen dank. Een later geslacht bracht hulde aan zijn -ideeën op dit punt. Straatsburg bouwde volgens Dürers aanwijzingen zijn -vestingwerken bij de Kronenburger poort. En nu nog heeft Dürers gezag -waarde en liggen zijn beschouwingen ten grondslag aan het zoogenaamd -nieuw-pruisisch systeem der vestingbouwkunst. - - - - - - -End of the Project Gutenberg EBook of Albrecht Dürer, by Armin Stein - -*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ALBRECHT DÜRER *** - -***** This file should be named 55521-8.txt or 55521-8.zip ***** -This and all associated files of various formats will be found in: - http://www.gutenberg.org/5/5/5/2/55521/ - -Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed -Proofreading Team at http://www.pgdp.net/ for Project -Gutenberg - -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for the eBooks, unless you receive -specific permission. If you do not charge anything for copies of this -eBook, complying with the rules is very easy. You may use this eBook -for nearly any purpose such as creation of derivative works, reports, -performances and research. They may be modified and printed and given -away--you may do practically ANYTHING in the United States with eBooks -not protected by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the -trademark license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country outside the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you'll have to check the laws of the country where you - are located before using this ebook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm web site -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and The -Project Gutenberg Trademark LLC, the owner of the Project Gutenberg-tm -trademark. Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - - - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's principal office is in Fairbanks, Alaska, with the -mailing address: PO Box 750175, Fairbanks, AK 99775, but its -volunteers and employees are scattered throughout numerous -locations. Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt -Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up to -date contact information can be found at the Foundation's web site and -official page at www.gutenberg.org/contact - -For additional contact information: - - Dr. Gregory B. Newby - Chief Executive and Director - gbnewby@pglaf.org - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide -spread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our Web site which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. - diff --git a/old/old/55521-8.zip b/old/old/55521-8.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index 47d1b03..0000000 --- a/old/old/55521-8.zip +++ /dev/null |
