diff options
| -rw-r--r-- | .gitattributes | 4 | ||||
| -rw-r--r-- | LICENSE.txt | 11 | ||||
| -rw-r--r-- | README.md | 2 | ||||
| -rw-r--r-- | old/65340-0.txt | 21010 | ||||
| -rw-r--r-- | old/65340-0.zip | bin | 433285 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/65340-h.zip | bin | 564984 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/65340-h/65340-h.htm | 20409 | ||||
| -rw-r--r-- | old/65340-h/images/box.png | bin | 2371 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/65340-h/images/cover.jpg | bin | 60362 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/65340-h/images/seriestitle1918.png | bin | 12969 -> 0 bytes | |||
| -rw-r--r-- | old/65340-h/images/titlepage.png | bin | 15717 -> 0 bytes |
11 files changed, 17 insertions, 41419 deletions
diff --git a/.gitattributes b/.gitattributes new file mode 100644 index 0000000..d7b82bc --- /dev/null +++ b/.gitattributes @@ -0,0 +1,4 @@ +*.txt text eol=lf +*.htm text eol=lf +*.html text eol=lf +*.md text eol=lf diff --git a/LICENSE.txt b/LICENSE.txt new file mode 100644 index 0000000..6312041 --- /dev/null +++ b/LICENSE.txt @@ -0,0 +1,11 @@ +This eBook, including all associated images, markup, improvements, +metadata, and any other content or labor, has been confirmed to be +in the PUBLIC DOMAIN IN THE UNITED STATES. + +Procedures for determining public domain status are described in +the "Copyright How-To" at https://www.gutenberg.org. + +No investigation has been made concerning possible copyrights in +jurisdictions other than the United States. Anyone seeking to utilize +this eBook outside of the United States should confirm copyright +status under the laws that apply to them. diff --git a/README.md b/README.md new file mode 100644 index 0000000..e478898 --- /dev/null +++ b/README.md @@ -0,0 +1,2 @@ +Project Gutenberg (https://www.gutenberg.org) public repository for +eBook #65340 (https://www.gutenberg.org/ebooks/65340) diff --git a/old/65340-0.txt b/old/65340-0.txt deleted file mode 100644 index 5f7ee85..0000000 --- a/old/65340-0.txt +++ /dev/null @@ -1,21010 +0,0 @@ -The Project Gutenberg eBook of De drie steden: Parijs, by Emile Zola - -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and -most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms -of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at -www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you -will have to check the laws of the country where you are located before -using this eBook. - -Title: De drie steden: Parijs - -Author: Emile Zola - -Translator: W. J. A. Roldanus Jr. - -Release Date: May 14, 2021 [eBook #65340] - -Language: Dutch - -Character set encoding: UTF-8 - -Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading - Team at https://www.pgdp.net/ for Project Gutenberg - -*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE DRIE STEDEN: PARIJS *** - - - - - DE DRIE STEDEN - - PARIJS - - ROMAN - - - DOOR - EMILE ZOLA - - VERTALING VAN - W. J. A. ROLDANUS Jr. - - - UITGEGEVEN DOOR J. M. MEULENHOFF - TE AMSTERDAM AAN HET DAMRAK 88 - - - - - - - - -EERSTE BOEK - - -I. - -Op een ochtend in het eind van Januari stond abbé Pierre Froment, die -in den Sacré-Cœur van Montmartre een mis moest lezen, reeds voor acht -uur voor de basilica. Alvorens naar binnen te gaan, keek hij een -oogenblik naar Parijs, welks grenzenlooze zee zich aan zijn voeten -ontrolde. - -Na twee maanden van vreeselijke koude, sneeuw en ijs lag Parijs nu als -het ware gedompeld in een somberen, huiverenden dooi. Uit den wijden, -loodkleurigen hemel hing een dichte nevel als een rouwsluier. Het -geheele Oosten der stad, de wijken van armoede en werk, schenen in -rosachtige dampen, waarin men den adem van werkplaatsen en fabrieken -vermoedde, gehuld, terwijl naar het Westen, naar de wijken van rijkdom -en genot, de mist òplichtte, niet meer dan een fijne, onbeweeglijke -nevelsluier was. Nauwlijks kon men raden, waar de ronde lijn van den -horizont was, het onmetelijke huizenveld geleek een chaos van steenen, -bezaaid met stilstaande poelen, die de inzinkingen met een valen -waterdamp vulden, en waartegen de muurkappen der gebouwen en de hoog -gelegen straten roetachtig zwart afstaken. Het was een mysterievol, -door wolken omsluierd Parijs, als begraven onder de asch van een ramp, -reeds half verdwenen onder het lijden en de schande van wat zijn -onmetelijkheid verborg. - -Mager en droefgeestig in zijn dunne soutane stond Pierre nog te kijken, -toen abbé Rose, die zich blijkbaar achter een pilaar verscholen had, om -hem op te wachten, op hem toetrad. - -“Zoo, ben jij daar eindelijk, beste jongen? Ik heb je wat te vragen.” - -Hij scheen verlegen, zenuwachtig. Wantrouwend keek hij om zich heen, of -er niemand was; dan nam hij hem, alsof de eenzaamheid hem niet -voldoende gerust stelde, een paar passen mede in den ijzigen -Noordenwind, dien hij blijkbaar niet eens voelde. - -“Luister eens, het betreft een armen man, over wien ze me gesproken -hebben, een ouden man van zeventig jaar, die niet meer werken kan en in -een krot in de rue des Saules van honger omkomt... En nou had ik -gedacht, beste jongen, dat jij die drie francs uit mijn naam moest gaan -brengen, dan heeft hij tenminste nog voor een paar dagen brood.” - -“Maar waarom gaat u zelf uw aalmoes niet brengen?” - -Weer werd abbé Rose zenuwachtig en keek met verschrikte, schuwe blikken -om zich heen. - -“Neen, neen, dat kan ik niet na al die onaangenaamheden, die ik -ondervonden heb. Je weet heel goed, dat ze op me letten en dat ik weer -een standje krijgen zou, als ze merkten, dat ik zoo maar gaf, zonder te -weten aan wien ik geef. Ja, ik heb, om die drie francs te krijgen, wat -moeten verkoopen... Ik smeek je, beste jongen, bewijs mij dezen -dienst.” - -Diep ontroerd keek Pierre naar den goeden, reeds geheel grijzen -priester met zijn dikken, goedigen mond, zijn heldere kinderoogen in -het ronde, glimlachende gezicht. In een opwelling van bitterheid -herinnerde Pierre zich de geschiedenis, van dezen vriend der armen, de -ongenade, waarin deze vrome, menschlievende man door zijn verheven -rechtschapenheid gevallen was. Zijn kleine rez-de-chaussée in de rue de -Charonne, waarvan hij een asyl gemaakt had, waarin hij alle ellende der -straat opnam, was ten slotte de oorzaak van een schandaal geworden. Men -maakte er misbruik van zijn goedgeloovigheid en van zijn onschuld; -zonder dat hij er ook maar iets van vermoedde, gebeurden er de -schandelijkste dingen. Snollen, die geen man gevonden hadden, om haar -mede te nemen, zochten hier haar onderkomen. De gemeenste rendez-vous -werden er gegeven, het was een afschuwelijke vermenging van geslachten. -Op een goeden nacht had de politie een inval gedaan, om een wegens -kindermoord verdacht meisje van dertien jaar te arresteeren. De -kerkelijke autoriteit had daarop abbé Rose gedwongen zijn asyl te -sluiten door hem over te plaatsen naar de St. Pierre de Montmartre, -waar hij zijn vicariaat terugkreeg. Het was geen ongenade, maar een -eenvoudige overplaatsing. Men had hem verwijten gedaan, terwijl men nu, -zooals hij zeide, zijn gangen naging; hij schaamde zich en voelde zich -ongelukkig, omdat hij nu slechts in het geheim geven kon, als een dwaze -verkwister, die bloost over zijn fouten. - -Pierre nam de drie francs. - -“Ik beloof u, dat ik heel graag doen zal wat u vraagt.” - -“Je gaat toch zeker na je mis? Hij heet Laveuve en woont in de rue des -Saules in een huis met een binnenplaats, even voor je in de rue -Marcadet komt. Je zult het makkelijk vinden... En als je zoo goed wilt -zijn me vanavond om vijf uur in de Madeleine, waar ik naar een lezing -van monseigneur Martha ga luisteren, te komen vertellen hoe het -afgeloopen is, dan zou je me een heel groot plezier doen. Monseigneur -Martha is altijd zoo hartelijk voor me geweest. Kom jij ook niet -luisteren?” - -Pierre antwoordde met een ontwijkend gebaar. Monseigneur Martha, -bisschop van Persepolis, die in het aartsbisschoppelijk paleis veel -invloed had, sedert hij als werkelijk geniaal propagandist de inkomsten -voor den Sacré-Cœur vertienvoudigde, had inderdaad abbé Rose onder zijn -bescherming genomen en doorgezet, dat men hem in Parijs liet en weer -naar de Saint-Pierre de Montmartre Verplaatst had. - -“Ik weet niet of ik zal kunnen blijven,” zeide Pierre. “Maar in ieder -geval kom ik u mijn bevindingen vertellen.” - -De Noordenwind en de grimmige koude doordrong hen beiden op den -eenzamen top, in den mist, welke de groote stad in een oceaan van -nevels veranderde. Maar stappen deden zich hooren; en dadelijk weer vol -wantrouwen, zag abbé Rose een zeer grooten en krachtigen man -voorbijgaan. Hij droeg overschoenen en liep blootshoofds met zijn dik, -grijs, kortgeknipt haar. - -“Is dat je broer niet?” vroeg de priester. - -“Ja,” antwoordde Pierre kalm; “het is mijn broer Guillaume. Nu ik in -den laatsten tijd nog al eens in den Sacré-Cœur kom, zie ik hem vrij -dikwijls. Hij woont hier nu al vijf-en-twintig jaar in de buurt, geloof -ik. Als we elkaar tegenkomen, geven we elkaar een hand. Maar ik ben nog -niet bij hem geweest... Och, tusschen ons is alles dood, we hebben -niets gemeenschappelijks meer, werelden scheiden ons...” - -Het liefdevolle glimlachje van abbé Rose kwam weer terug en hij maakte -een gebaar, als wilde hij te kennen geven, dat men nooit aan de liefde -moet wanhopen. Guillaume Froment, een geleerde met een helder hoofd, -een chemicus, een afvallige, die geheel afgezonderd leefde, was nu een -van z’n parochianen geworden, en wanneer de abbé langs het huis, waarin -hij met zijn drie volwassen zonen steeds aan het werk was, kwam, voelde -hij het als een ideaal om hem voor God te heroveren. - -“Maar ik laat je hier maar in dit akelige, koude weer staan, en zoo -warm ben jij ook niet gekleed... Ga je mis lezen. Tot vanavond in de -Madeleine.” - -En weer rondkijkend, of niemand hem hooren kon, voegde hij er smeekend, -met zijn gezicht van een kind, dat altijd doet wat het niet doen mag, -aan toe: - -“En spreek er met niemand over. Anders zeggen ze weer, dat ik me niet -goed gedraag.” - -Pierre keek abbé Rose na, die zich verwijderde in de richting van de -rue Cortot, waar de oude priester op een vochtigen rez-de-chaussée, die -door het uitzicht op een tuintje opgevroolijkt werd, woonde. De asch, -waaronder Parijs begraven lag, scheen onder de vlagen van den ijzigen -Noordenwind dikker te worden. Eindelijk ging Pierre de basilica binnen. -Zijn hart weende, was vol van de bitterheid, welke dit bankroet der -naastenliefde in hem opgewoeld had. Welk een verschrikkelijke ironie, -dat deze vrome man gestraft was omdat hij gegeven had, dat hij zich -achter een pilaar verbergen moest, om te blijven geven! Niets -verzachtte het branden van deze weer open gegane wond, noch den -lauw-warmen vrede, dien hij binnentrad, noch de zwijgende plechtigheid -van het breede, diepe schip met zijn kale, nieuwe steenen. Er waren nog -geen schilderijen, geen versieringen in; de stelling, die opgericht was -voor den in aanbouw zijnden koepel, versperde half den weg. Op dit -vroege ochtenduur, in het grijze licht, dat door de hooge, smalle -vensters binnenviel, waren aan verscheidene altaren reeds verscheidene -stille missen gelezen, brandden achter in de apsis gewijde kaarsen. -Vlug liep Pierre naar de sacristie, om daar de heilige gewaden aan te -trekken en dan in de kapel Saint-Vincent-de-Paul zijn mis te lezen. - -Maar nu de herinneringen eenmaal in hem teruggekomen waren, dacht -Pierre, terwijl hij machinaal de voorgeschreven gebaren maakte, slechts -aan zijn wanhoop. Sedert zijn terugkomst uit Rome—drie jaar geleden -nu—leefde hij in den vreeselijksten ziele-angst, waarin een mensch -geraken kan. Om zijn verloren geloof terug te vinden, had hij een -eerste proef genomen, was hij naar Lourdes gegaan, om daar het naïeve -kindergeloof te zoeken, dat nederknielt en bidt, het primitieve geloof -der jonge volkeren, die gebogen zijn onder het juk van hun -onwetendheid. Maar bij het zien van de verheerlijking van het absurde -en van het verval van het gezonde menschenverstand was hij nog meer in -verzet gekomen en had de overtuiging gekregen, dat het heil, de vrede -der hedendaagsche menschen en volkeren niet liggen kan in het -kinderlijk opgeven van de rede. Vervolgens had hij, weer aangegrepen -door den drang, om lief te hebben, met een tweede proef zijn laatsten -vrede op het spel gezet en was naar Rome gegaan, om te zien, of het -Katholicisme zich vernieuwen, tot den geest van het oorspronkelijk -Christendom terugkeeren, de godsdienst van de democratie, het geloof -zijn kon, dat de moderne in doodsgevaar verkeerende wereld verwachtte, -om verder in vrede te kunnen leven; maar hij had daar niets gevonden -dan puinhoopen, dan den verrotten stam van een boom, die geen nieuwe -vruchten meer dragen kan; had er niets gehoord dan het laatste kraken -van het oude, maatschappelijke gebouw, dat op het punt stond in te -storten. Weer aangegrepen door zijn grooten twijfel, waarin hij bijna -alles ontkende, was hij toen, uit naam van hun armen door abbé Rose -teruggeroepen, weer naar Parijs teruggegaan, om daar te vergeten, zich -op te offeren, te gelooven in hen, omdat zij met hun vreeselijke lijden -alleen voor hem bestonden. En van af dat oogenblik, sedert die drie -jaar was hij gestooten op dit bankroet der goedheid zelve, op de -belachelijke, nuttelooze, gehoonde naastenliefde. - -Deze drie laatste jaren had Pierre in een onophoudelijk toegenomen -marteling doorleefd, waarin ten slotte zijn geheele wezen onderging. -Zijn geloof was voor altijd gestorven, ja zelfs zijn hoop, om het -geloof der menigte voor het gemeenschappelijk heil te benutten, was -geheel vervlogen. Hij loochende alles, verwachtte niets meer dan de -onvermijdelijke slotcatastrophe, opstand, moordpartijen en -brandstichting, die een schuldige en tot ondergang gedoemde wereld -moesten wegvagen. Als ongeloovig priester wakend over het geloof van -anderen, kuisch en fatsoenlijk zijn beroep vervullend, vol trotsche -droefheid, dat hij geen afstand had kunnen doen van zijn rede, zooals -hij afstand gedaan had van zijn vleesch en van zijn droom om redder der -volkeren te zijn, hield hij zich toch staande in een eenzame en wilde -grootschheid. Deze wanhopige loochenaar, die de diepte van het Niet -gepeild en aangeraakt had, behield een zoo trotsche en ernstige, door -zoo reine goedheid doorgeurde houding, dat hij in zijn parochie Neuilly -de reputatie van een door God beminden, jongen heilige gekregen had, -wiens gebed wonderen werkte. Hij was de orderegel zelf; hij bezat niet -meer dan het priesterlijk gebaar zonder de onsterfelijke ziel: hij was -niet meer dan een ledig graf, waarin zelfs de asch van de hoop niet -meer overbleef—en door smart gemartelde vrouwen, in tranen badende -parochianen aanbaden hem, kusten zijn soutane; ja, een vrouw, wier kind -thuis op sterven lag, was hem in wanhoop komen smeeken aan Jezus -genezing te vragen, zeker als zij was, dat Jezus die hem in het -heiligdom van Montmartre, waar het wonder van zijn van liefde brandend -hart vlamde, toestaan zou. - -Inmiddels was Pierre in zijn heilige gewaden de kapel van -Saint-Vincent-de-Paul binnengegaan. Hij ging de trede van het altaar op -en begon de mis; en toen hij zich met zijn tot zegenen uitgebreide -handen omkeerde, zag men zijn ingevallen gezicht, zijn door bitterheid -smaller geworden, zachten mond, zijn door lijden donker geworden, -liefdevolle oogen. Het was niet meer de jonge priester met het door -liefdevuur verteerde gelaat, die naar Lourdes—niet meer de jonge -priester met het stralende apostelgelaat, die naar Rome gegaan was. -Zijn beide in eeuwigen strijd verkeerende erfdeelen—zijn vader, van -wien hij den oninneembaren toren van zijn voorhoofd had; zijn moeder, -die hem haar naar liefde dorstende lippen gegeven had, zetten op dit nu -verwoeste gelaat, waarop in oogenblikken van vergetelheid de chaos van -zijn troostelooze wanhoop oprees, hun strijd voort, den eeuwigen -menschelijken strijd tusschen gevoel en rede. De lippen bekenden nog -den ongestilden dorst om lief te hebben, om zich voor de menschheid te -geven en te leven, een dorst, dien hij meende nooit meer te zullen -kunnen lesschen, terwijl het krachtige voorhoofd daarentegen, de -citadel, waardoor hij leed, hardnekkig weigerde zich over te geven aan -de aanvallen van de dwaling. Maar hij bleef standvastig, verborg het -verschrikkelijke van het Niet, waarin hij streed, maakte trotsch de -gebaren, sprak verheven de voorgeschreven woorden uit; en de moeder, -die daar tusschen de andere vrouwen neergeknield lag, de moeder, die -van hem een laatste tusschenkomst verwachtte, die geloofde, dat hij -sprak met God voor de redding van haar kind, zag hem door haar tranen -in een engelachtige schoonheid als een bode van goddelijke genade -stralen. - -Toen Pierre na het offertorium den kelk ontblootte, werd hij door een -groote minachting voor zichzelf aangegrepen. De schok was te heftig -geweest; hij moest steeds weer aan die dingen denken. Welk een -kinderachtigheid, welk een naïveteit van een arm, wanhopig, door de -behoefte om lief te hebben en te gelooven gemarteld wezen lag er in die -beide experimenten te Lourdes en te Rome! Hoe had hij zich kunnen -inbeelden, dat de tegenwoordige wetenschap zich zou aanpassen aan het -geloof van eeuwen her; hoe had hij zoo dwaas kunnen zijn, om te -gelooven, dat hij, de eenvoudige priester, den paus tot andere -gedachten brengen, hem bewegen kon een heilige te zijn en de wereld te -veranderen. Hij voelde zich diep beschaamd; wat zou men hem uitgelachen -hebben! Ook de gedachte aan een schisma joeg hem het schaamrood naar de -wangen. Hij zag zich weer in Rome terug, vervuld van den droom, om een -boek te schrijven, waarin hij zich van het Katholicisme afscheiden zou, -om den nieuwen godsdienst der democratieën, het gelouterde, -menschelijke en levende Evangelie te prediken! Welk een belachelijke -dwaasheid! Een schisma! - -Hij had te Parijs een edel voelenden en edel denkenden abbé gekend, die -dat beroemde, aangekondigde en verwachte schisma tot stand had trachten -te brengen! De arme kerel! Welk een treurige, belachelijke arbeid was -dat te midden van de algemeene ongeloovigheid, van de ijzige -onverschilligheid van sommigen, van de spotternijen en beleedigingen -van anderen! Wanneer Luther thans terugkeerde, zou hij, vergeten en -omkomend van honger op een vijfde verdieping in Batignolles sterven. -Een schisma kan niet slagen bij een volk, dat niet meer gelooft, dat -onverschillig geworden is voor de Kerk, dat zijn heil van elders -verwacht. Het geheele Christendom, ja, het geheele Christendom zou -weggevaagd worden, want het Evangelie is, afgezien van enkele moreele -principes, als een sociale codex niet meer bruikbaar. De dagen, dat de -soutane zwaarder op zijn schouders drukte, dat hij een minachting voor -zichzelf gevoelde, nu hij aldus het goddelijke mysterie der mis -celebreerde, die voor hem het gebaar van een dooden godsdienst geworden -was, kwelde die zekerheid hem nog meer. - -Pierre, die den kelk half met den wijn uit de miskan gevuld had, -waschte zijn handen en zag opnieuw het innig smeekende gezicht der -moeder. Toen geloofde hij in een liefdevolle gedachte van een door zijn -eed gebonden man, dat hij voor haar priester gebleven was—een priester -zonder geloof, die het geloof der anderen met het brood der illusie -voedt. Maar deze heldhaftige houding, deze trotsche plichtsvervulling, -waarin hij zich opsloot, was voor hem niet zonder een steeds grooter -wordenden angst. Gebood de eenvoudige eerlijkheid hem niet de soutane -af te werpen en onder de menschen terug te keeren? Zijn valsche positie -vervulde hem op sommige oogenblikken met een walging voor zijn -nutteloos heroïsme, en hij vroeg zich opnieuw af of het niet laf en -gevaarlijk was de menschen in hun bijgeloof te laten verder leven. - -Zeker de leugen van een God van gerechtigheid en waakzaamheid, van een -toekomstparadijs, waar al het aardsche lijden weer goed gemaakt worden -zou, was voor de arme menschheid met haar lijden lang een -noodzakelijkheid geweest; maar welk een bedrog, welk een tyrannieke -exploitatie der volkeren was het geweest, hoeveel manlijker zou het -zijn de volkeren brutaalweg te opereeren, door hun den moed te geven -het leven, al was het dan onder tranen, te leven! Keerden zij zich niet -van het Christendom af, omdat zij een behoefte gevoelden aan een -menschelijker ideaal, aan een godsdienst van gezondheid en vreugde, die -geen religie des doods zijn zou? Den dag, waarop de idee der -naastenliefde ineenstorten zou, zou ook het Christendom ineenstorten, -want het was gebouwd op de goddelijke barmhartigheid, die als het ware -een correctie is van de noodlottige ongerechtigheid en voor hem, die in -dit leven leed, het uitzicht op een toekomstige belooning opende. En de -naastenliefde stortte in, de armen gelooven er niet aan, maken zich -boos over het leugenachtige paradijs, de belofte waarvan zoo lang hun -geduld gestaald had, eischen, dat men hen voor de regeling van hun -aandeel in het geluk niet naar het hiernamaals verwees. Een kreet naar -gerechtigheid stijgt van aller lippen op: gerechtigheid op deze aarde, -gerechtigheid voor allen, die honger hebben, die de aalmoes na achttien -eeuwen moede is nog langer te helpen en die nog altijd geen brood -hebben om te eten! - -Toen Pierre, met zijn ellebogen op de altaartafel geleund, den kelk, na -er eerst de hostie in gebroken te hebben, geledigd had, voelde hij een -nog grootere troosteloosheid over zich komen. Deze laatste strijd van -de gerechtigheid tegen de barmhartigheid in dit groote, door asch -omsluierde, met het vreeselijke Onbekende gevulde Parijs—deze strijd, -waarin zijn hart en zijn rede slag leveren zouden—was dus het laatste -experiment, dat thans begon. De behoefte aan het goddelijke worstelde -in hem nog tegen het alles overheerschende verstand. Hoe zou men ooit -den dorst der menigten naar het mysterie kunnen lesschen? Zou, -uitgezonderd dan de elite, de wetenschap voldoende zijn de begeerte te -bevredigen, het lijden in slaap te wiegen, de droomen te -verwezenlijken? En wat zou er van hem zelf worden in het bankroet der -naastenliefde, die alleen hem in de drie laatste jaren staande -gehouden, al zijn tijd in beslag genomen, hem de illusie, dat hij voor -anderen nuttig was, gegeven had? - -Plotseling voelde hij den grond onder zijn voeten wegzinken; hij hoorde -nog slechts den kreet van het volk, dien grooten Zwijgende, die -gerechtigheid eischte, gromde en bromde en dreigde het hem door geweld -en list ontnomen deel terug te nemen. Niets meer kon de onvermijdelijke -catastrophe, den broederoorlog der klassen, die de oude, onder haar -opstapeling van misdaden tot verdwijnen gedoemde wereld zou wegvagen, -tegenhouden. Ieder uur verwachtte hij de instorting, Parijs in bloed en -vlammen onder te zien gaan. Zijn afgrijzen voor gewelddaden deed hem -huiveren; hij wist niet waar hij het nieuwe geloof moest zoeken, dat -het gevaar bezweren kon, want hij was zich zeer goed bewust, dat het -sociale en religieuze probleem één waren, dat het in den vreeselijken -en dagelijkschen arbeid van Parijs daarom alleen ging; maar hij zelf -was nog te verward van begrip, stond door zijn priester zijn te veel -buiten het werkelijke leven, werd te zeer door twijfel en het gevoel -van zijn machteloosheid verscheurd dan dat hij zou kunnen zeggen, waar -waarheid, gezondheid en leven te vinden waren. O, gezond zijn, leven, -eindelijk zijn hart en zijn rede bevredigen in vrede, in den zekeren, -eerlijken arbeid, dien de mensch op aarde te verrichten heeft. - -De mis was ten einde en Pierre verliet het altaar, toen de in tranen -badende moeder, langs wie hij kwam, met bevende handen zijn misgewaad -greep en het vurig kuste, zooals men de reliquie van een heilige kust, -waarvan men heil verwacht. Zij dankte hem voor het wonder, dat hij -bewerkt hebben moest, overtuigd als zij was thuis haar kind genezen te -zullen vinden. Deze liefde, dat vurige geloof troffen hem diep ondanks -de pijnlijke troosteloosheid, die zich van hem meester maakte, dat hij -niet de verheven priester was, voor wien zij hem hield, dien zij in -staat achtte een uitstel van den dood te verkrijgen. Maar hij liet haar -getroost en versterkt gaan en smeekte de ongekende, bewuste kracht, -indien er tenminste een bestond, vurig het arme schepsel te hulp te -komen. Toen hij zich in de sacristie verkleed had en, gezweept door den -winterstorm, weder voor de basilica stond, werd hij opnieuw door een -rilling doorhuiverd en verstijfd, terwijl hij door den nevel heen -trachtte te zien of de orkaan van toorn en gerechtigheid Parijs niet -had weggevaagd, de verwachte catastrophe, die het eenmaal verwoesten -zou, zoodat onder den loodgrijzen hemel niets over blijven zou dan een -verpeste poel van zijn puinhoopen. - -Pierre wilde zich onmiddellijk van de opdracht van abbé Rose kwijten. -Hij volgde op den kam van Montmartre de rue du Norvins, kwam in de rue -des Saules en liep tusschen bemoste muren de sterk hellende straat af. -De drie francs, die hij in den zak van zijn soutane in zijn hand hield, -vervulde hem met een diepe ontroering en tevens met een woede tegen de -nuttelooze barmhartigheid. Maar naarmate hij verder in de hoeken der -ellende afdaalde, snoerde het zien daarvan steeds meer zijn keel dicht, -maakte een eindeloos medelijden zich van hem meester. Langs de sedert -de groote werken aan den Sacré-Cœur aangelegde groote straten was een -geheele nieuwe wijk in aanbouw. Te midden van de omvergewoelde tuinen, -tusschen de nog door staketsel omgeven bouwterreinen verhieven zich -reeds burgerhuizen, die met hun royale, glanzend witte gevels de oude, -wankele gebouwen—verdachte kroegen met bloedroode muren, lijdensplekken -met zwarte, bezoedelde krotten, waarin het menschelijke vee zich -ophoopte—nog somberder en bouwvalliger maakten. Dien dag stroomde onder -den lagen hemel de modder over het door de wagens stukgereden -plaveisel, deed het dooiweer de muren een koud vocht uitsijpelen, -terwijl uit al die vuilheid en al dat lijden een vreeselijke triestheid -opsteeg. - -Pierre, die tot de rue Marcadet geloopen was, keerde weer om en ging, -zeker als hij was zich niet te vergissen, de binnenplaats van een soort -kazerne of hospitaal binnen, die door drie onregelmatige gebouwen -omgeven was. Deze binnenplaats was een soort riool, waarin zich -gedurende de twee maanden van hevige vorst het vuil blijkbaar opgehoopt -had; nu smolt dit alles en een afschuwelijke stank steeg uit het -moddermeer op. De gebouwen waren half ingevallen; de vestibules gaapten -als kelderholen; vuile ramen waren met bonte papieren bedekt, smerige -lampen hingen overal als doodenvanen. Achter in het pothuis, dat als -portiersloge dienst deed, zag Pierre slechts een ziekelijken man, die -in de flarden van een voormalige paardendeken gewikkeld was. - -“Er moet hier een oude werkman, Laveuve, wonen. Welke trap? Welke -verdieping?” - -De man antwoordde niet, zette slechts een paar verwonderde, verschrikte -idiotenoogen op. Ongetwijfeld zou de conciërge wel in de buurt zijn. De -priester bleef even wachten, maar ging, toen hij achter op de -binnenplaats een klein meisje zag, op zijn teenen door het riool -loopend, naar haar toe. - -“Ken jij in het huis ook een ouden werkman, die Laveuve heet, beste -meid?” - -Het kleine meisje, dat slechts in een verfomfaaid rose linnen jurkje -gekleed was, rilde van de koude, haar handen waren met kloven overdekt. -Zij keek met haar, ondanks de winterwonden, aardig gezichtje naar hem -op. - -“Laveuve, weet niet, weet niet!” - -En met haar onbewust bedelaarsgebaar stak zij een van haar arme, -verkleumde en gezwollen handjes uit. Toen hij haar een klein geldstukje -gegeven had, begon zij, als een uitgelaten geit door de modder te -hollen en met een schel stemmetje te zingen: - -“Weet niet, weet niet, weet niet!” - -Hij besloot haar te volgen. Zij was in een der gapende vestibules -verdwenen en hij klom achter haar een donkere, stinkende trap op. De -treden waren half gebroken en zoo glibberig door den hier neergeworpen -groentenafval, dat hij zich aan het vettige touw, waarmede men zich -naar boven heesch, moest vasthouden. Maar alle deuren waren gesloten; -hij klopte vergeefs aan de meeste en kreeg bij de laatste niets dan een -dof gebrom te hooren, als was er een dier in opgesloten. Toen hij weer -op de binnenplaats was, aarzelde hij even, doch ging toen een andere -trap op. Ditmaal werd hij bijna verdoofd door een doordringend -geschreeuw, het geschreeuw van een kind, dat vermoord wordt. Hij liep -in de richting van dat geluid en kwam eindelijk terecht voor een -groote, openstaande kamer, waarin een alleen gelaten kind, dat, -blijkbaar om niet te vallen, op zijn klein stoeltje vastgebonden was, -aan één stuk door zat te huilen. Hij wilde weer naar beneden gaan, -verstard door zooveel gebrek en verwaarloozing. - -Maar op dat oogenblik kwam een vrouw, die een paar aardappelen in haar -schort had, thuis; toen hij haar naar Laveuve vroeg, keek zij -wantrouwend naar zijn soutane. - -“Laveuve, Laveuve, ik weet het waarachtig niet. Als de conciërge er -was, zou zij het u misschien wel kunnen zeggen... Er zijn hier zooveel -trappen, dat je elkaar niet kent, en bovendien wisselt het ieder -oogenblik... Maar kijk eens achterin.” - -De achtertrap was nog erger dan de andere, de treden waren weggerot, de -muren kleefden als sijpelde er angstzweet door. Op ieder portaal -wasemden de goten en bestekamers een verpestenden stank uit; uit iedere -kamer klonk gejammer en getwist. Een deur ging open, en op den drempel -verscheen een man, die een vrouw aan haar haren voortsleepte, terwijl -drie kleine kinderen huilden. Op de bovenste verdieping zag hij in een -kamer een ziekelijk, hoestend meisje met een reeds verlepte borst, dat, -wanhopig omdat zij geen melk meer had, door op en neer te loopen een -zuigeling tot rust trachtte te brengen. In een kamer ernaast werd hij -pijnlijk getroffen door den hartverscheurenden aanblik van drie in -lompen gekleede wezens, aan wie geen leeftijd of geslacht meer te -onderscheiden was en die midden in de kale kamer gulzig uit denzelfden -schotel een voer aten, waar honden hun neus voor opgetrokken zouden -hebben. Zij lichtten nauwelijks hun hoofd op, bromden iets, maar gaven -geen antwoord op zijn vragen. - -Pierre wilde weer naar beneden gaan, toen hij heelemaal in de hoogte -bij het begin van een gang, een laatste poging waagde en aan een deur -klopte. Een vrouw deed open; haar ongekamd haar werd al grijs, hoewel -zij niet ouder dan veertig was; haar bleeke lippen, haar omkringde -oogen en haar geel gelaat drukten een groote moeheid uit, iets als -voortdurende, aanhoudende vrees onder de steeds blijvende ellende. Bij -het zien van de soutane werd zij verlegen en stamelde: - -“Kom binnen, mijnheer de abbé, kom binnen!” - -Maar een man, die Pierre eerst niet gezien had, een werkman van een -jaar of veertig, groot, mager, kaal met enkele verkleurde baard- en -snorharen, maakte een heftig, dreigend gebaar, als wilde hij den -priester de deur uitgooien. Maar hij hield zich in, ging naast de -wankele tafel zitten en deed, alsof hij de aanwezigheid van den -geestelijke negeerde. In de kamer was verder nog een blond meisje van -een jaar of elf, twaalf, met een lang, zacht gezichtje en de -intelligente, eenigszins ouwelijke uitdrukking, die de ellende en -groote armoede aan kinderen geeft; hij riep het en hield het tusschen -zijn knieën, als om het tegen de aanraking met de soutane te -beschermen. - -Ofschoon de ontvangst Pierre allesbehalve aanmoedigde en hij uit het -kale, onverwarmde vertrek en de terneergeslagenheid van deze drie -wezens de diepe ellende der familie begreep, besloot hij toch zijn -vraag te herhalen. - -“Kent u ook een ouden werkman Laveuve in dit huis?” - -De vrouw, die, nu zij zag, dat haar man er boos om was, beefde, omdat -zij hem had laten binnenkomen, trachtte schuchter de zaak goed te -maken. - -“Laveuve, Laveuve, neen... Ken jij hem soms, Salvat?” - -Salvat haalde zijn schouders op maar het kleine meisje kon niet -zwijgen. - -“Zeg moeder Théodore, misschien is het de philosoof wel.” - -“Een vroegere schilder,” ging Pierre voort: “een oude, zieke man, die -niet meer kan werken.” - -Nu begreep madame Théodore dadelijk alles. - -“Ja, dat is hij, dat is hij... Wij noemen hem den philosoof, een -bijnaam, dien zij hem gegeven hebben, maar daarom kan hij best Laveuve -heeten.” - -Salvat, die een van zijn vuisten naar den hemel balde, scheen te -protesteeren tegen de gruwelen van een wereld en van een God, die de -oude werklieden als afgejakkerde paarden van honger liet crepeeren. -Maar hij zeide geen woord; hij verviel weer in een woest, diep zwijgen, -in die soort van pijnlijk peinzen, waarin hij verzonken was, toen de -priester binnenkwam. Hij was een werktuigkundige. Zijn oog rustte -voortdurend op een zak met gereedschappen, een kleine, lederen zak, -waarin iets òpbultte, waarschijnlijk het een of ander voorwerp, dat hij -moest terugbrengen. Blijkbaar dacht hij aan het lange stilliggen van -het werk, hoe hij gedurende de twee laatste maanden van den -verschrikkelijken winter vergeefs naar het een of ander karweitje -gezocht had. Of misschien dacht hij in het brandstichtende gepeins, dat -zijn groote, vreemde, onvaste en brandende blauwe oogen in vlam zette, -aan de nabije en bloedige vergeldingsmaatregelen der hongerlijders. -Plotseling zag hij, dat zijn dochter den zak genomen had en dien -trachtte open te maken, om te zien wat erin zat. Hij rilde, een -plotselinge ontroering maakte hem bleek en met een bitter vertrokken -mond zeide hij: - -“Wil je dat wel eens laten, Céline? Ik heb je al zoo dikwijls verboden -aan de gereedschappen te komen.” - -Hij nam den zak en zette dien heel voorzichtig achter zich tegen den -muur. - -“Nu, woont Laveuve op deze verdieping?” vroeg Pierre. - -Madame Théodore raadpleegde met een schuwen blik Salvat. Zij vond het -niet goed grof te zijn tegenover priesters, wanneer zij zich de moeite -gaven te komen, want dikwijls kon je een paar sous van hen los krijgen. -Toen zij uit Salvat’s zwijgen opmaakte, dat hij haar haar gang liet -gaan, bood zij Pierre dadelijk aan hem den weg te wijzen. - -“Als mijnheer de abbé het goed vindt, ga ik wel even mede. Het is juist -aan het einde van de gang. Maar je moet den weg weten, want je moet nog -een paar treden op.” - -Céline, die een tijdverdrijf zag, ontsnapte aan de knieën van haar -vader en ging ook met den priester mede. Salvat bleef alleen achter in -het vertrek van armoede en lijden, van ongerechtigheid en toorn; hij -had geen vuur, geen brood, en hield, door zijn vurige droomen vervolgd, -zijn blikken gevestigd op den zak, alsof daarin met de gereedschappen -het heil der wereld lag. - -Inderdaad moesten zij nog eenige treden op en dan stond Pierre achter -madame Théodore en Céline in een soort smal dakkamertje van een paar -meter in het vierkant, waarin men niet rechtop kon staan. Het licht -viel slechts door een klapvenster binnen, maar daar de sneeuw hoog -tegen het raam lag, moest men, om wat te kunnen zien, de deur wijd open -laten. In plaats van het daglicht kwam de dooi naar binnen, smolt de -sneeuw, die droppel voor droppel naar beneden viel en den vloer -overstroomde. Na die lange weken van bittere koude doordrong de -vochtigheid nu alles met een rilling. En daar nu lag, zonder een stoel, -zonder een stuk plank zelfs, in een hoek van den kalen vloer op een -hoop smerige lompen Laveuve als een half gecrepeerd dier tusschen een -stapel vuil. - -“Dat is hij,” zeide Céline met haar zingende stem, “dat is de -philosoof.” - -Madame Théodore had zich over hem heen gebogen, om te hooren of hij nog -leefde. - -“Ja, hij ademt, ik geloof, dat hij slaapt. Als hij alle dagen maar wat -at, zou hij wel gezond zijn. Maar wat zal ik u zeggen? Hij heeft -niemand meer, en wanneer je naar de zeventig loopt, zou het het beste -zijn je maar in het water te gooien. Schildersknechts kunnen op hun -vijftigste jaar dikwijls al niet meer op ladders staan. Eerst heeft hij -nog werk op den beganen grond gevonden. Daarna heeft hij nog geluk -gehad werkplaatsen te mogen bewaken. Maar nu is het uit: hij heeft -overal gedaan gekregen en nu is hij twee maanden geleden hier in dezen -hoek komen neervallen, om er te sterven. De huisbaas heeft hem nog niet -op straat durven zetten, ofschoon hij er wel zin in heeft. Wij hier op -dezelfde verdieping brengen hem nu en dan wat wijn en een paar korsten -brood. Maar hoe kan je, wanneer je zelf niets hebt, aan een ander wat -geven?” - -Vol ontzetting keek Pierre naar de ruïne, die vijftig jaar van hard -werken, armoede en sociale onrechtvaardigheid van een mensch gemaakt -hadden. Eindelijk kon hij het witte, afgejakkerde, platgedrukte, -misvormde hoofd onderscheiden, den onverzorgden baard, die de -gelaatstrekken bedekte, het gezicht als van een oud paard, dat niet -meer geroskamd wordt, de wangen, die scheefgetrokken waren, sedert de -tanden waren uitgevallen, de glazige oogen, den neus, die over den mond -hing, en vooral de uitdrukking van een door het zware werk uitgeput, -verlamd en gebroken dier, dat alleen nog maar goed was voor het -abattoir. - -“De arme kerel!” prevelde de priester rillend. “En men laat hem hier -maar alleen en hulpeloos van honger omkomen! Geen hospitaal, geen asyl -heeft hem opgenomen!” - -“Ach,” antwoordde madame Théodore met haar klagend-berustende stem; “de -hospitalen zijn er voor zieken, en hij is niet ziek, hij lijdt alleen -maar aan verval van krachten. En bovendien is hij allesbehalve -makkelijk, laatst hebben ze hem nog in een asyl willen opnemen, maar -hij wil zich niet laten opsluiten, geeft onbeschofte antwoorden aan de -personen, die hem wat vragen, afgezien nog van het feit, dat hij den -naam heeft te drinken en kwaad te spreken van de bourgeois... Maar -Goddank, hij zal spoedig uit zijn lijden verlost zijn!” - -Pierre had, toen hij zag, dat Laveuve zijn oogen opende, zich over hem -heen gebogen, sprak liefdevol tegen hem, vertelde hem, dat hij hem uit -naam van een vriend wat geld brengen kwam om te koopen wat hij het -meest noodig had. Bij het zien van de soutane had de oude man eerst -scheldwoorden gebromd, maar ondanks zijn groote zwakheid behield hij de -spotzucht van den Parijschen arbeider. - -“Dan zou ik graag een glas wijn drinken,” zeide hij met een duidelijke -stem, “en wanneer er dan genoeg overblijft, een stuk brood, want dat -heb ik in geen twee dagen geproefd.” - -Céline bood aan het te gaan halen en madame Théodore zond haar uit om -voor het geld van abbé Rose een brood en een liter wijn te koopen. -Intusschen vertelde zij aan Pierre, dat Laveuve opgenomen had moeten -worden in het Asile des Invalides du Travail, een -liefdadigheidsinstelling, aan het hoofd waarvan baronesse Duvillard -stond; maar het voorgeschreven onderzoek was blijkbaar zoo uitgevallen, -dat men de zaak verder had laten rusten. - -“Baronesse Duvillard, maar die ken ik,” riep Pierre, wiens hart -bloedde, uit. “Ik zal vandaag nog naar haar toe gaan. Men mag een -mensch niet langer in een dergelijken toestand laten.” - -Toen Céline met het brood en den wijn terugkwam, richtten zij met hun -drieën Laveuve op zijn hoop lompen op, hielpen hem met eten en drinken -en lieten het overschot van den wijn en het brood—een groot brood van -vier pond—bij hem staan met den raad het niet dadelijk op te eten, als -hij niet wilde stikken. - -“Mijnheer de abbé moest zijn adres maar geven voor het geval ik hem -iets moet laten weten,” zeide madame Théodore, toen zij weer voor haar -eigen deur stond. - -Daar Pierre geen kaartje bij zich had, gingen zij alle drie weer naar -binnen. Maar Salvat was daar niet meer alleen. Hij stond heel zacht en -heel vlug te praten met een jongen, ongeveer twintigjarigen man. Deze -was slank en donkerbruin, had rondgeknipte haren, het begin van een -baard, heldere oogen, een rechten neus en magere lippen in een bleek, -intelligent en eenigszins sproetig gelaat en een hard, eigenzinnig -voorhoofd. Hij rilde van de koude in zijn versleten jasje. - -“Mijnheer de abbé wil zijn adres achter laten met het oog op den -philosoof,” legde madame Théodore, die het onaangenaam vond hier -menschen aan te treffen, uit. - -De twee mannen keek eerst den priester en dan elkaar met een -vreeselijken blik aan. Plotseling spraken zij geen woord meer. Heel -voorzichtig nam Salvat zijn zak met gereedschappen op. - -“Ga je weer werk zoeken?” - -Hij antwoordde niet, maakte slechts een toornig gebaar, als om te -kennen te geven, dat hij niets meer van werk wilde weten, nu het werk -zoo lang niets van hem had willen weten. - -“Tracht in ieder geval wat mede te brengen, want je weet, dat er niets -meer in huis is... Hoe laat ben je terug?” - -Met een tweede gebaar antwoordde hij, dat hij terug zou komen als hij -kon, misschien heelemaal niet. Ondanks zijn heldhaftige pogingen waren -er tranen in zijn blauwe oogen, waarin een vlam brandde. Hij nam zijn -dochter Céline op, gaf haar een zoen en ging dan, gevolgd door zijn -jongen vriend, met zijn zak onder zijn arm weg. - -“Céline,” begon madame Théodore weer; “geef je potlood aan mijnheer den -abbé, en ga u hier zitten, mijnheer, dan kunt u makkelijker schrijven.” - -Toen, Pierre op Salvat’s stoel voor de tafel was gaan zitten, ging zij, -om de onbeleefdheid van haar man te verontschuldigen, voort: - -“Hij is niet kwaad, maar hij heeft in zijn leven allerlei -beroerdigheden aan zijn kop gehad, en daardoor is hij wat stuursch -geworden. Het gaat hem net zoo als den jongen man, dien u daarnet -gezien hebt, Victor Mathis. Dat is er ook een, die niet gelukkig is. -Het is een zeer goed opgevoede, heel beschaafde man, wiens moeder, een -weduwe, net genoeg bezat om droog brood te eten. Enfin, u kunt wel -begrijpen, dat dat hun hoofd op hol brengt en zij de heele wereld in de -lucht willen laten vliegen. Ik ben het er niet mede eens, maar ik -vergeef het hun heel graag!” - -Door al het onbekende en vreeselijke, dat hij om zich heen voelde, -verontrust en tevens geïnteresseerd, haastte Pierre zich niet om het -adres te schrijven en trachtte haar tot verdere vertrouwelijke -mededeelingen te verlokken. - -“Als u alles eens wist, mijnheer de abbé! Die arme Salvat is een -vondeling, zonder vader of moeder; in den beginne heeft hij alles -moeten aanpakken, om zijn brood te verdienen. Daarna is hij -werktuigkundige geworden en nu is hij, daar sta ik voor in, een knappe, -flinke werkman. Maar toen reeds had hij zijn eigen denkbeelden, maakte -ruzie, wilde zijn kameraads tot staking aanzetten, zoodat hij nergens -kon blijven. Toen hij dertig was, heeft hij de stommiteit uitgehaald -met een uitvinder naar Amerika te gaan, die hem daar zoo uitgebuit -heeft, dat hij zes jaar later ziek en zonder een sou terugkwam... Nu -moet ik u nog vertellen, dat hij met mijn jongste zuster Léonie -getrouwd was, die vóór zijn vertrek naar Amerika stierf en hem met de -kleine eenjarige Céline achterliet. Ik leefde toen met mijn man -Théodore Labitte, een metselaar; en niet om mijzelf te prijzen—maar het -hielp niets of ik mij al half blind naaide, hij sloeg me zóó, dat ik -voor dood op den vloer liggen bleef. Ten slotte heeft hij mij laten -zitten en is er met een jonge meid van twintig jaar van door gegaan, -wat me, eerlijk gezegd, meer pleizier dan verdriet deed... En toen -Salvat bij zijn terugkomst uit Amerika mij met zijn kleine Céline, die -hij mij voor zijn vertrek had toevertrouwd en die mij moeder noemde, -alleen terug vond, zijn we als van zelf ook samen gaan leven. Wij zijn -niet getrouwd, maar dat komt op hetzelfde neer, niet waar, mijnheer de -abbé?” - -Toch scheen zij zich er eenigszins over te geneeren, en om te laten -zien, dat zij heele nette bloedverwanten had, vertelde zij verder: - -“Ik heb niet veel geluk gehad, maar ik heb een andere zuster, Hortense, -die met een ambtenaar, mijnheer Chrétiennot getrouwd is en prachtig op -den boulevard Rochechouart woont. We waren met ons drieën uit een -tweede huwelijk, Hortense, de jongste, Léonie, die gestorven is, en ik, -Pauline, de oudste... Verder heb ik nog een halfbroer Eugène Toussaint, -die tien jaar ouder is; ook een werktuigkundige, die nu na den oorlog -bij dezelfde firma werkt, in de fabriek van Grandidier, honderd pas -verder in de rue Marcadet. Jammer genoeg heeft hij laatst een beroerte -gehad... Ik heb heele zwakke oogen, die ik bedorven heb met het tien -uur per dag naaien. Nu kan ik zelfs geen verstelwerk meer doen, zonder -dat mijn oogen dadelijk beginnen te tranen. Daarom heb ik geprobeerd -werkhuizen te vinden, maar dat lukt ook al niet, alles loopt ons tegen. -Zoo komt het, dat we aan alles gebrek hebben, dikwijls krijgen we twee -of drie dagen niets te eten; neen, we leiden echt het leven van een -hond, die zich voedt met wat hij toevallig vindt, en in de twee laatste -maanden hebben we met die hevige koude dikwijls gedacht, dat we ’s -morgens niet meer wakker zouden worden... Wat zal ik u zeggen? Gelukkig -ben ik nooit geweest, eerst mishandeld en geslagen, en nu weggeveegd in -een hoek, terwijl ik zelf niet weet waarom ik eigenlijk leef.” - -Haar stem was treurig geworden; in haar roode oogen kwamen tranen, en -Pierre voelde, dat de brave, willooze, uit het leven eigenlijk reeds -verdwenen vrouw haar geheele bestaan beweende. - -“O, ik heb heelemaal niet over Salvat te klagen,” zeide zij nog. “Het -is een brave kerel; hij droomt er slechts van iedereen gelukkig te -maken; hij drinkt niet en hij werkt, wanneer hij kan... Maar dat is -zeker, als hij zich minder met politiek bemoeide, zou hij nog meer werk -vinden. Je kan niet met je kameraads disputeeren, naar vergaderingen -gaan en in de werkplaats zijn. Dat is een gebrek van hem, dat is niet -tegen te spreken... Maar dat neemt niet weg, dat hij gelijk heeft als -hij klaagt; je kan je zoo’n voortdurenden tegenslag niet voorstellen. -Een heilige zou er dol om worden en het is heel goed te begrijpen, dat -een arme pechvogel ten slotte er de brui aan geeft... In twee maanden -heeft hij nu net één goed mensch getroffen, een geleerde, die daarboven -op den heuvel woont, mijnheer Guillaume Froment, die hem wat werk -gegeven heeft, zoodat we nu en dan wat soep konden maken.” - -Verbaasd den naam van zijn broer te hooren, wilde Pierre nog het een en -ander vragen, maar een vreemd gevoel deed hem zwijgen. Hij keek Céline, -die met haar ernstig, ziekelijk gezichtje voor hem had staan luisteren, -aan, en toen madame Théodore zag, dat hij tegen het kind glimlachte, -zeide zij nog: - -“Ja ziet u, de gedachte aan de kleine brengt hem buiten zich zelf van -woede. Hij aanbidt haar, hij zou iedereen kunnen dooden, wanneer hij -haar zonder avondeten naar bed ziet gaan. Zij is zoo lief en ze leert -zoo goed op school! Maar nu heeft zij zelfs geen hemd meer, om erheen -te gaan!” - -Pierre, die eindelijk zijn adres geschreven had, liet een -vijffrancsstuk in de hand van het kind glijden en zeide, om -dankbetuigingen af te snijden, vlug: - -“U weet nu waar u mij vinden kunt, als u mij voor Laveuve noodig hebt. -Maar ik zal vanmiddag nog over hem spreken en hoop, dat men hem -vanavond nog zal komen halen.” - -Madame Théodore luisterde niet meer, maar putte zich uit in -zegenwenschen, terwijl Céline, die schrok van de vijf francs in haar -hand, mompelde: - -“Die arme papa is nog al uitgegaan, om een paar sous te verdienen. Als -ik hem eens naliep, om te zeggen, dat we voor vandaag genoeg hebben.” - -En de priester, die reeds in de gang was, hoorde de vrouw antwoorden: - -“Hij zal al een eind weg zijn. Misschien komt hij wel terug.” - -Toen Pierre met kloppende slapen en een met droefheid vervuld hart uit -het vreeselijke huis der ellende kwam, zag hij tot zijn verbazing -Salvat en Victor Mathis in een hoek van de vuile, als een verpest riool -stinkende binnenplaats staan. Zij waren naar beneden gegaan om het in -de kamer afgebroken onderhoud voort te zetten. Weer praatten zij zacht -en vlug met een vuur, dat ook in hun oogen brandde. Maar zij hoorden -het geluid van voetstappen; toen zij den abbé herkenden, zwegen zij -plotseling en gaven elkander een stevigen handdruk. Victor ging de -richting van Montmartre uit; Salvat weifelde op de manier van iemand, -die het noodlot raadpleegt. Dan sloeg hij, het grimmige toeval tegemoet -gaande, de rue Marcadet in en liep, zijn mager, moe, hongerig en -afgewerkt lichaam oprichtend, met zijn zak onder zijn arm naar Parijs. - -Een oogenblik voelde Pierre den lust in zich opkomen hem te zeggen, dat -zijn dochtertje hem terugriep. Maar hetzelfde vreemde gevoel van -daareven, iets als discretie en angst tegelijk, de zekerheid, dat niets -het noodlot tegenhouden kon, had zich weer van hem meester gemaakt. Hij -zelf bezat niet meer de kalmte, de ijskoude en wanhopige -troosteloosheid van dien ochtend. Toen hij weer in den huiverenden -nevel van de straat stond, voelde hij opnieuw zijn koorts, het vuur der -barmhartigheid, dat de aanblik van zooveel afschuwelijke en steeds weer -nieuwe ellende in hem had doen ontbranden. Neen, neen, er bestond te -veel lijden: hij wilde nog strijden, Laveuve redden, een weinig vreugde -bereiden aan zooveel arme menschen. Het nieuwe experiment lag in dit -Parijs, dat hij zoo mysterieus en zoo angstaanjagend onder de dreigende -hand van de onvermijdelijke gerechtigheid had zien liggen. En hij -droomde van een heldere, gezondheid gevende en bevruchtende zon, die -van de stad het groote, vruchtbare veld zou maken, waaruit de betere -wereld van morgen zou opschieten. - - - - -II. - -Dien ochtend had er, zooals bijna iederen dag, een intiem dejeuner -plaats bij de Duvillards: enkele vrienden, die meer zichzelf -uitnoodigden dan dat zij uitgenoodigd werden. In dezen killen dooi- en -mistdag was het koninklijke hôtel in de rue Godot-de-Mauroy, dicht bij -den boulevard de la Madeleine, versierd met de zeldzaamste bloemen, een -manie van de barones, die de hooge, weelderige en met de mooiste -kunstschatten gevulde vertrekken in warme, geurige serres veranderde, -waarin het trieste, vale daglicht van Parijs tot een zachte, streelende -liefkoozing werd. - -De groote receptiesalons op den rez-de-chaussée zagen uit op de groote -binnenplaats; daarvoor lag een klein wintertuintje, waarin steeds twee -lakeien in donkergroene livrei met gouden tressen wachtten. Een -beroemde schilderijenverzameling, die op millioenen geschat werd, nam -de geheele Noordzijde in, terwijl een eeretrap, die even beroemd en -even kostbaar was, naar de gewoonlijk door de familie bewoonde -vertrekken leidde: een grooten, rooden salon, een kleinen salon in -blauw en zilver, een studievertrek, waarvan de muren met oud leder -bekleed waren, een lichtgroene, op Engelsche wijze gemeubileerde -eetkamer, afgezien nog van de talrijke slaap- en toiletkamers. Het uit -den tijd van Lodewijk XIV dateerende hôtel had een voornamen adel -bewaard, als had het zich aan den genotzuchtigen smaak van den -triompheerenden, sedert een eeuw door de nieuwe almacht van het geld -regeerenden smaak, overgegeven en onderworpen. - -Het had nog geen twaalf uur geslagen. Baron Duvillard was, tegen zijn -gewoonte in, het eerst in den kleinen salon in blauw en zilver. Het was -een flinke, krachtige zestiger met een grooten neus, dikke wangen, een -breeden mond met nog mooi gebleven wolfstanden. Doch hij was reeds -vroeg kaal geworden, verfde de weinige haren, die hij nog over had, en -schoor zich, sedert zijn baard grijs geworden was, geheel glad. Zijn -grijze oogen verrieden zijn vermetelheid, zijn lach klonk als die van -een veroveraar. Zijn geheele gezicht drukt de inbezitneming van die -verovering, de heerschappij van den gewetenloozen gebieder uit, die van -de door zijn kaste gestolen en vastgehouden macht gebruik en misbruik -maakte. - -Hij deed een paar passen en bleef dan voor een prachtige mand met -orchideeën naast het raam staan. Op den schoorsteenmantel en op de -tafel geurden ruikers viooltjes. In den slaperig makenden parfum, in de -diepe, warme stilte, die uit het behang scheen te vallen, strekte hij -zich makkelijk uit in een der blauwzijden, met zilverdraad bewerkte -fauteuils; dan nam hij een courant uit zijn zak en begon voor de tweede -maal een artikel te lezen, terwijl het geheele paleis om hem heen hem -zijn reusachtig vermogen, zijn souvereine macht, de geheele -geschiedenis van de eeuw, die hem tot gebieder gemaakt had, voor den -geest riep. Zijn grootvader, Jérôme Duvillard, zoon van een advocaat te -Poitou, was in 1788 op achttienjarigen leeftijd als notarisklerk naar -Parijs gekomen; taai, intelligent en hebzuchtig als hij was, had -hij—eerst met het speculeeren in nationale goederen en later als -leverancier der keizerlijke legers—de drie eerste millioenen verdiend. -Zijn vader, Grégoire Duvillard, de zoon van Jérôme, geboren in 1805, -was de groote man der familie, degene, die het eerst in de rue -Godot-de-Mauroy regeerde, nadat koning Louis-Philippe hem den -baronstitel verleend had, en bleef onder de Julimonarchie en onder het -tweede keizerrijk door zijn schandaalverwekkende winsten bij alle -beroemde diefstallen der speculatie, de mijn-, spoorweg- en -Suez-aandeelen een der helden van de moderne financieele wereld. Hij -zelf, Henri, geboren in 1836, had zich eerst op vijf-en-dertigjarigen -leeftijd, kort na den oorlog en na den dood van baron Grégoire, met de -zaken bemoeid, maar toen ook dadelijk met zoo’n razende begeerte, dat -hij in een kwart eeuw het vermogen opnieuw verdubbeld had. - -Hij was de verderver, de verwoester, die alles wat hij aanraakte, -bedierf en verslond; hij was ook de verleider, de kooper van veile -zielen, die tegenover de nu eveneens hebzuchtig en ongeduldig geworden -democratie de nieuwe tijden begrepen had. Zedelijk minder hoogstaand -dan zijn vader en zijn grootvader, bezat hij de fout, dat het hem -minder om de verovering dan om den buit te doen was; desniettemin was -hij een verschrikkelijke man, een machtige triumphator, die met een -zekeren blik zijn operaties overzag, met iederen streek van zijn hark -millioenen samenraapte, met de regeeringen op vertrouwelijken voet -stond en, zoo niet Frankrijk, dan toch een heel ministerie in zijn zak -steken kon. In den tijd van een eeuw, in drie generaties had zich de -reeds door den komenden storm bedreigde en aan het wankelen gebrachte -heerschappij in hem belichaamd. En menigmaal werd zijn gestalte -grooter, stak boven alles uit, werd de bourgeoisie zelf, die bij de -deeling van 1789 ten koste van den vierden stand alles tot zich -getrokken, zich met alles vetgemest had en niets teruggeven wil. - -Het artikel in het stuiversblaadje, dat de baron voor de tweede maal -las, scheen hem zeer te interesseeren. De Voix du Peuple was een -schendblad, dat, onder voorwendsel de beleedigde gerechtigheid en -moraal te verdedigen, iederen ochtend, in de hoop zijn oplage daardoor -te vergrooten, met een nieuw schandaal kwam. Dien ochtend prijkte met -groote letters de titel: “De Afrikaansche spoorwegen. Een omkooperij -van vijf millioen. Twee ministers verkocht. Dertig Kamerleden en -senatoren gecompromitteerd.” Dan kondigde in een venijnig-hatelijk -artikel de hoofdredacteur, de beruchte Sanier, aan, dat hij de lijst -der twee-en-dertig Parlementsleden bezat en publiceeren zou, wier -stemmen baron Duvillard bij de stemming over de Afrikaansche spoorwegen -gekocht had. Een heele romantische geschiedenis werd daaraan verbonden: -de avonturen van een Hunter, dien de baron als drijver gebruikt had en -die nu op de vlucht was. Heel kalm las de baron iederen zin over, -haalde zijn schouders op, ofschoon hij alleen was, en zeide in de -rustige zekerheid van iemand, die zich gedekt voelt en te machtig is, -om verontrust te worden, hardop: - -“De stommeling! Hij weet er nog minder van dan hij zegt!” - -Juist op dat oogenblik kwam de eerste gast, een elegant gekleede, -knappe, nauwelijks vier-en-dertigjarige jongeman met lachende oogen, -een fijnen neus, een gefriseerden baard en iets overmoedigs, -lichtvaardigs, vogelachtigs in zijn manier van doen. Bij uitzondering -scheen hij dien ochtend zenuwachtig en onrustig. - -“Zoo ben jij daar, Dutheil?” zeide de baron opstaande. “Heb je het -gelezen?” - -En hij wees op de Voix du Peuple, die hij weer opvouwde en in zijn zak -stak. - -“Zeker, ik heb het gelezen. Het is krankzinnig... Hoe is Sanier aan die -lijst met namen gekomen? Er moet een verrader zijn!” - -De baron, die zich in zijn geheimen angst verkreukelde, keek hem kalm -aan. Dutheil, de zoon van een bijna armen en zeer fatsoenlijken notaris -te Angoulême, was door deze stad, dank zij den goeden naam van zijn -vader, nog op zeer jeugdigen leeftijd als afgevaardigde naar de Kamer -gezonden. Hij leefde daar een vroolijk leventje, dat als het ware een -voortzetting was van zijn in nietsdoen en fuiven doorgebrachten -studententijd; maar zijn elegante jonggezellenkamer in de rue de -Serêne, zijn successen als knap man bij de vrouwen kostten hem veel -geld. Zoo was hij al tot allerlei compromissen, tot alle mogelijke -laagheden afgegleden als een luchthartig en onbezonnen man, die aan -dergelijke kleinigheden niet het minste gewicht hecht. - -“Kom!” zeide de baron eindelijk. “Heeft Sanier de lijst? Ik betwijfel -het hard, want er bestaat geen lijst, Hunter is niet zoo stom geweest -er een te maken... En zelfs al was het zoo? Het is een heele gewone -geschiedenis; er is niets gebeurd, wat bij zulke dingen niet altijd -gebeurt!” - -Dutheil, die voor het eerst in zijn leven angstig was, luisterde naar -hem in een behoefte, om gerustgesteld te worden. - -“Dat heb ik ook al tegen mezelf gezegd. De zaak heeft niets om het -lijf.” - -Hij trachtte zijn glimlach terug te vinden; hij wist niet precies meer -hoe hij in deze zaak aan die twaalf duizend francs kwam: òf het een -leening was òf onder het voorwendsel van een fictieve publiciteit, want -Hunter was zoo handig geweest om het schaamtegevoel van zelfs de minst -jonkvrouwelijke gewetens te sparen. - -“Neen hoor, de zaak heeft niets om het lijf,” herhaalde Duvillard, die -blijkbaar veel pleizier had in den angst van Dutheil. “Heb je Silviane -gezien?” - -“Ik kom juist van haar vandaan; zij is woedend op u... Vanmorgen heeft -zij gehoord, dat er geen quaestie van is, dat zij aan de Comédie komt.” - -Een kleur van woede maakte plotseling het gelaat van den baron purper. -Hij, die zoo kalm en spottend gebleven was bij het dreigend schandaal -van de Afrikaansche spoorwegen, verloor, zoodra het om dit meisje, den -laatsten hartstocht van zijn zestig jaar, ging, zijn zelfbeheersching; -zijn bloed kookte. - -“Komt zij niet aan de Comédie? En eergisteren hebben ze het me op het -ministerie van Schoone Kunsten zoo goed als zeker beloofd.” - -Het was een eigenzinnige luim van die Silviane d’Aulnay. Zij had tot -nog toe op de planken slechts een schoonheidssucces behaald en stond er -nu op aan de Comédie te komen, waar zij in Polyeucte als Pauline wilde -debuteeren, een rol die zij al maanden lang als een bezetene -bestudeerde. Het leek krankzinnigenwerk: heel Parijs lachte erom, want -de jonge dame had den naam afgrijselijk pervers te zijn en zich aan de -liederlijkste ontucht over te geven. Maar zij liet de menschen praten, -eischte, zeker van haar overwinning, de rol. - -“De minister heeft niet gewild,” legde Dutheil uit. - -De baron stikte bijna van woede. - -“De minister, de minister! Dan zal ik dien minister laten vallen.” - -Hij kon er niet verder op in gaan, want baronesse Duvillard kwam -binnen. Ondanks haar veertig jaren was zij nog een mooie, knappe vrouw, -hoogblond, groot, alleen wat te gezet, met prachtig geconserveerde -schouders en armen en een vlekkelooze zijden huid. Alleen haar gelaat -begon de sporen van den ouderdom te vertoonen, eenigszins te verwelken -en vlekkerig-rood te worden. Dat was haar ieder uur terugkeerende -kwelling en zorg. Haar Joodsche afkomst sprak uit het eenigszins lange -gelaat, dat een zeldzame charme had, en de wellustig-zachte oogen. -Indolent als een Oostersche slavin, had zij een afkeer van beweging, -van loopen en zelfs van spreken, scheen zij met haar voortdurende zorg -voor haar eigen persoon, als voor den harem geschapen. Dien dag was zij -geheel in het wit: een verrukkelijk, schitterend-eenvoudig toilet. - -Met een verrukt gezicht complimenteerde Dutheil haar en kuste haar -hand. - -“U brengt weer wat lente in mijn ziel, barones. Parijs is vanochtend -zoo donker en modderig.” - -Maar een tweede gast kwam binnen, een knappe, flinke man van vijf- of -zes-en-dertig jaar; en de baron, geheel door zijn hartstocht -opgezweept, maakte van de gelegenheid gebruik, om Dutheil mede te nemen -naar zijn studeerkamer. - -“Ga even met me mede. Ik wou nog een paar woorden over die quaestie -zeggen... Mijnheer de Quinsac wil mijn vrouw wel een oogenblik -gezelschap houden.” - -Zoodra zij met de Quinsac, die haar eerbiedig de hand gekust had, -alleen was, keek zij hem lang en zwijgend aan, terwijl haar mooie, -liefdevolle oogen zich met tranen vulden. In de diepe, eenigszins -pijnlijke stilte, die ontstaan was, zeide zij eindelijk fluisterend: - -“Wat voel ik mij gelukkig een oogenblik met je alleen te zijn, beste -Gérard. In geen maand heb je me dat geluk gegund.” - -De manier, waarop Henri Duvillard met de jongste dochter van Justus -Steinberger, den rijken Joodschen bankier, getrouwd was, vormde nog -steeds een legendarische geschiedenis. Evenals de Rothschilds waren de -Steinbergers in den beginne met hun vieren broers: Justus te Parijs, de -drie andere te Berlijn, Weenen en Londen, wat hun geheim -bondgenootschap een groote kracht, een internationale en almachtige -heerschappij over de Europeesche geldmarkt gaf. Justus was de minst -rijke van de vier en had in baron Grégoire een te duchten tegenstander, -met wien hij om alle groote prooien moest strijden. Na zulk een verwoed -tweegevecht in een hebzuchtige verdeeling van den buit, was hij op het -scherpzinnige denkbeeld gekomen zijn jongste dochter Eve te laten -trouwen met Henri, den zoon van den baron. Deze was tot nog toe voor -een aardigen jongen, een sport- en clubman doorgegaan: de berekening -van Steinberger was blijkbaar, dat hij na den dood van den reeds door -de doktoren opgegeven baron de hand zou kunnen leggen op de -concurreerende bank, wanneer hij alleen maar een makkelijk te -overwinnen schoonzoon tegenover zich had. Juist in dien tijd was Henri -hartstochtelijk verliefd geworden op de toenmaals schitterende, blonde -schoonheid van Eve. Hij wilde haar bezitten, en de vader, die zijn zoon -kende, had toegestemd en lachte in zijn vuistje om “de kat, die Justus -in den zak kocht”, zooals hij het zelf noemde. - -En inderdaad was het huwelijk voor Justus een ramp gebleken, want na -den dood van zijn vader kwam achter den genotsmensch de op buit beluste -man te voorschijn in Henri, die zich in de uitbuiting van de ontketende -begeerten der nu eindelijk in het bezit der macht zijnde burgerlijke -democratie het grootste deel naar zich toe haalde. Niet alleen had Eve -Henri, die op zijn beurt de almachtige bankier werd, welke meer dan -ooit de markt beheerschte, niet verslonden, maar had de baron in minder -dan vier jaar Eve opgegeten en verteerd. Nadat hij haar vlak achter -elkaar moeder van een dochter en een zoon gemaakt had, verwijderde hij -zich gedurende haar laatste zwangerschap plotseling van haar, als had -hij een walg van haar gekregen—als van een vrucht waarvan men genoeg -genoten heeft en die men wegwerpt. Toen zij hoorde, dat hij tot zijn -jonggezellenleven terugkeerde en het met andere vrouwen hield, was zij -eerst verbaasd en wanhopig geweest, doch al heel spoedig had zij, -zonder verwijten te doen of een poging te wagen om hem weer voor zich -te veroveren, harerzijds ook een amant genomen. - -Den amant, dien zij op haar vijf-en-twintigste jaar gekozen had, -behield zij meer dan vijftien jaar; zij was hem volmaakt trouw, zooals -zij haar echtgenoot trouw gebleven zou zijn. Toen hij stierf, was zij -diep bedroefd, voelde zij zich als een weduwe. Maar toen zij zes -maanden later graaf Gérard de Quinsac ontmoette, kon zij aan haar drang -naar liefde geen weerstand bieden, gaf zij zich aan hem. - -“Beste Gérard,” ging zij, toen zij zag, hoe verlegen de jonge man was, -op haar moederlijk-verliefden toon voort; “ben je ziek geweest of is er -iets, dat je hindert en dat je me verbergt?” - -Zij was tien jaar ouder dan hij; en ditmaal klemde zij zich als een -wanhopige aan die laatste liefde vast; met geheel haar wezen, dat in -opstand kwam tegen het oud worden, aanbad zij den mooien jongen man, -was zij bereid om te strijden ten einde hem tot iederen prijs te -behouden. - -“Neen, ik houd heusch niets voor je verborgen,” antwoordde de graaf. -“Maar mijn moeder heeft de laatste dagen op bijna al mijn tijd beslag -gelegd.” - -Zij bleef hem met haar ongerusten hartstocht aankijken; zij vond hem -zoo voornaam en edel met zijn regelmatig gezicht en zijn donkerbruine -snor. Hij behoorde tot een der oudste familiën van Frankrijk en woonde -samen met zijn moeder, een weduwe, die door haar man, een -avontuurlijken geest, geheel geruïneerd was, maar toch op een -rez-de-chaussée in de rue Saint-Dominique met haar rente van hoogstens -vijftienduizend francs volgens haar stand leefde. Hij zelf had nooit -iets gedaan, zijn verplichten diensttijd vervuld, maar afstand gedaan -van de militaire loopbaan, zooals hij dat deed van de diplomatieke, de -eenige, die eervol voor hem openstond. Zijn dagen bracht hij door in -het drukke nietsdoen van jongelieden, die het Parijsche leven leiden. -Zelfs zijn trotsche, strenge moeder scheen dat te verontschuldigen, -alsof zij van meening was, dat een man van zijn afkomst zich onder een -republiek, bij wijze van protest, op den achtergrond moest houden. Maar -ongetwijfeld had zij nog andere, meer intieme en verontrustende redenen -om alles door de vingers te zien. Op zijn zevende jaar had zij hem door -een hersenontsteking bijna verloren, op zijn achttiende had hij over -zijn hart geklaagd; de doktoren rieden aan hem in elk opzicht te -ontzien. Zij wist dus welk een leugen zich achter die krachtige -gestalte, dat trotsche uiterlijk verborg. Hij was niets dan asch, die -steeds door ziekte en dood bedreigd werd. Achter zijn schijnbare -manlijkheid was niets dan vrouwelijke willoosheid, een goed, zwak, voor -alle vernederingen ontvankelijk wezen. - -Bij een bezoek, dat hij met zijn streng-vrome moeder aan het Asile des -Invalides du Travail bracht, had hij voor het eerst Eve ontmoet. Door -zich aan hem te geven, had zij hem veroverd, en hij bleef bij haar -komen, omdat hij haar nog altijd begeerlijk vond en niet wist hoe hij -met haar breken kon. Zijn moeder sloot de oogen voor deze zondige -liaison, zooals zij dat al voor zoovele dwaasheden gedaan had, die zij -hem als aan een ziek kind vergaf. Bovendien had Eve hem nog veroverd -door een daad, die de geheele wereld versteld deed staan. Plotseling -hoorde men, dat monseigneur Martha haar tot het Katholicisme bekeerd -had. Dat, wat zij voor haar wettigen man niet had willen doen, deed -zij, om zich voor altijd van de liefde van een amant te verzekeren. -Heel Parijs sprak nog van de pracht en de praal, die bij de -doopplechtigheid van die vijf-en-veertigjarige Jodin, wier schoonheid -en tranen aller harten geroerd hadden, in de Madeleine ten toon -gespreid was. - -Dit groote bewijs van liefde streelde Gérard’s ijdelheid nog steeds. -Toch begon hij genoeg van haar te krijgen, had hij getracht met haar te -breken door samenkomsten te vermijden; hij begreep dan ook heel goed -wat zij hem met haar smeekende oogen vroeg. - -“Heusch,” herhaalde hij, reeds zwak wordend; “mijn moeder heeft mij -geen dag vrij gelaten. Je begrijpt, hoe heerlijk ik het gevonden -had...” - -Zonder een woord te zeggen, bleef zij hem smeeken; tranen kwamen aan -den rand van haar oogwimpers. Het was nu al een groote maand geleden, -dat zij elkaar voor het laatst in hun klein kamertje in de rue Matignon -gezien hadden. Goed en zwak, evenals zij, gaf hij toe, was hij niet in -staat lang te weigeren. - -“Vanmiddag dan, als je wilt. Om vier uur, zooals gewoonlijk.” - -Hij had fluisterend gesproken, maar een zacht geluid deed hem omkijken -en rillen als een man, die op heeterdaad betrapt wordt. Het was -Camille, de dochter van de barones, die binnenkwam. Zij had niets -gehoord, maar uit hun glimlach, uit het beven der lucht zelf, had zij -alles begrepen: weer een rendez-vous in de straat, die zij vermoedde, -en nog vanmiddag. Een pijnlijk zwijgen volgde; onrustige, booze blikken -werden gewisseld. - -De thans drie-en-twintigjarige Camille was een donkere, eenigszins -mismaakte brunette; haar linkerschouder was hooger dan haar rechter. -Zij geleek noch op haar vader, noch op haar moeder: het was een van die -onvoorziene toevallen in de herediteit van een familie, waarbij men -zich afvraagt vanwaar zij komen. Haar eenige trots waren haar mooie -donkere oogen en haar bewonderenswaardig zwart haar, dat haar kleine -gestalte geheel omhullen kon, naar men zeide. Maar haar neus was lang, -haar gezicht iets naar links getrokken, haar kin spits, haar trekken -iets ingedrukt. De smalle, geestige, boosaardige mond verried den -opgekropten wrok, de perverse woede, die in dit leelijke en om die -leelijkheid verbitterde meisje verborgen was. Degene, die zij op de -wereld het meest verafschuwde, was haar moeder, die nooit van haar -gehouden, zich nooit met haar bemoeid, haar van de wieg af aan de -zorgen van dienstboden overgelaten had. Op die wijze was er tusschen -die beide vrouwen een ware haat ontstaan: bij de eene koud en zwijgend, -bij de andere vurig en hartstochtelijk. - -De dochter haatte de moeder, omdat zij haar mooi vond en haar verweet -haar niet even mooi gemaakt te hebben als zij zelf was. Iederen dag -leed zij eronder, dat zij niet begeerd werd, dat aller begeerten nog -uitgingen naar haar moeder. Daar zij grappig en bijtend boosaardig was, -luisterde men graag naar haar en lachte om haar; maar de blikken van -alle mannen, zelfs van de jongste, ja vooral van de jongste, keerden -ten slotte weer terug naar de triompheerende moeder, die niet oud -worden wilde. En thans had zij met haar wilde energie besloten haar -haar laatsten amant te ontrooven en met dezen Gérard, wiens verlies -haar ongetwijfeld dooden zou, te trouwen. Dank zij haar bruidsschat van -vijf millioen ontbrak het niet aan huwelijkscandidaten; maar zij voelde -zich volstrekt niet gevleid daardoor en placht met haar boosaardig -lachje te zeggen: “Lieve Hemel, voor vijf millioen zouden zij er een -uit de Salpêtrière [1] nemen.” Maar langzamerhand was zij zelf verliefd -geworden op Gérard, die in zijn medelijdende goedheid steeds heel -vriendelijk tegenover het jonge meisje was. Hij leed onder haar -verlatenheid, van lieverlede liet hij zich inpalmen door haar dankbare -liefde, die zij voor hem blijken liet; de mooie man voelde zich gevleid -haar god te zijn, haar tot slavin te hebben; en bij zijn poging om te -breken met de moeder, die hij moede begon te worden, voegde zich zeker -ook de gedachte, zich te laten trouwen door de dochter, wat per slot -van rekening een zeer makkelijke oplossing was, ofschoon hij het zich -niet bekende, daar hij zich schaamde en erg opzag tegen al de -verwikkelingen en tranen, die niet uitblijven konden. - -Het zwijgen bleef voortduren. Met haar scherpen, als een mes zoo -snijdenden blik had Camille tegen haar moeder gezegd, dat zij alles -wist; met een tweeden, smartelijken blik klaagde zij haar leed aan -Gérard. Om het evenwicht tusschen de beide vrouwen weer te herstellen, -vond hij niets dan het compliment: - -“Dag Camille... Ha, een havanabruine japon! Het is wonderlijk, zoo goed -als eenigszins donkere kleeren je staan!” - -Camille keek schuin naar de witte japon van haar moeder en dan naar -haar eigen toilet, dat nauwlijks haar hals en haar polsen zien liet. - -“Ja,” antwoordde zij lachend; “ik zie er alleen maar schappelijk uit, -wanneer ik me niet als een jong meisje kleed.” - -Eve, die niet op haar gemak was, daar zij een mededinging, waaraan zij -nog niet gelooven wilde, grooter voelde worden, gaf het gesprek een -andere wending. - -“Is je broer niet thuis?” - -“Zeker, we zijn tegelijk naar beneden gekomen.” - -Hyacinthe, die juist binnenkwam, drukte met een moe gebaar Gérard de -hand. Hij was twintig jaar, had het lichtblonde haar en het lange, -Oostersch-kwijnende gezicht van zijn moeder, de grijze oogen en de -dikke, gewetenloos hebzuchtige lippen van zijn vader. Op school was hij -een slecht leerling geweest, verachtte alle beroepen zonder -onderscheid, was vast besloten niets te doen. Door zijn vader bedorven, -interesseerde hij zich slechts voor poëzie en muziek, leefde hij in een -kring van artisten, snollen, bandieten en gekken, ging hij zelf prat op -ondeugden en misdaden, affecteerde hij een walging voor al wat vrouw -was, stond hij de belachelijkste philosophische en sociale denkbeelden -voor, verviel altijd in uitersten en was achtereenvolgens collectivist, -individualist, anarchist, pessimist, symbolist, ja zelfs sodomist -geweest, zonder daarom, omdat het tot den goeden toon behoorde, op te -houden Katholiek te zijn. In den grond der zaak was hij een domkop en -een halve idioot. In het vierde geslacht was het krachtige, hebzuchtige -bloed der Duvillards na de drie prachtige roofdieren, die het -voortgebracht had, als uitgeput door de bevrediging van zijn -hartstochten, tot dezen mislukten hermaphrodiet gedegenereerd, die niet -eens in staat was tot groote misslagen en groote uitspattingen. - -Camille, die te veel verstand had, om de onbeduidendheid van haar -broeder niet te merken, maakte zich vroolijk over hem: zij keek hem -aan, zooals hij daar in zijn lange, geplooide jas stond, een -romantische, door hem nog overdreven wederopleving van een mode, en -zeide: - -“Mama vraagt naar je, Hyacinthe... Kom, laat je onderrok eens zien. Wat -zou jij er in meisjeskleeren aardig uitzien!” - -Maar zonder te antwoorden, ging hij naar een ander gedeelte der kamer. -Hoewel zij heel vertrouwelijk met elkaar omgingen, elkaar hun perverse -denkbeelden vertelden en vergeefs trachtten elkaar te overtroeven, -koesterde hij een heimelijke vrees voor zijn zuster. Hij wierp een -minachtenden blik op de mand orchideeën, een ouderwetsche, burgerlijk -geworden mode. Hij had de lelies reeds achter zich en was nu bij den -ranonkel, de bloedbloem. - -De twee laatste der gasten kwamen bijna tegelijk. Eerst kwam de rechter -van instructie Amadieu, een intieme huisvriend, een kleine man van -vijf-en-veertig jaar, dien een onlangs gevoerd anarchistenproces op den -voorgrond gebracht had. Hij had een plat, regelmatig, door een grooten -blonden bakkebaard omgeven magistratengezicht, waaraan hij een -scherpzinnige uitdrukking trachtte te geven door steeds een monocle, -waarachter zijn oog fonkelde, te dragen. Hij was een mondain man van de -nieuwe school, een uitstekend psycholoog, had een boek geschreven als -antwoord op de misbruiken der criminalistische physiologie, bezat een -taaie eerzucht, zag graag, dat er veel over hem gesproken werd, loerde -altijd op gelegenheden opzienbarende, roem gevende processen te -krijgen. Ten slotte kwam nog generaal de Bozonnet, een oom van -moederszijde van Gérard, een groote, magere grijsaard met een -arendsneus. Door zijn rheumatiek had hij onlangs zijn ontslag moeten -nemen. Tot belooning voor zijn heldhaftig gedrag bij Saint-Privat na -den oorlog tot kolonel benoemd, was hij ondanks zijn monarchistische -relaties, zijn aan Napoleon gezworen eed trouw gebleven. Men vergaf hem -in zijn kringen dat soort militair bonapartisme, omdat hij de republiek -met groote bitterheid beschuldigde het leger den genadeslag te hebben -toegebracht. Verder was hij een fatsoenlijk man, die zijn zuster, -madame de Quinsac, aanbad; met het aannemen der uitnoodigingen van de -barones scheen hij vooral een wensch van zijn zuster te bevredigen, als -om de voortdurende aanwezigheid van Gérard in dat huis natuurlijker en -verklaarbaarder te doen schijnen. - -Nu echter kwamen de baron en Dutheil overdreven luid lachend uit de -studeerkamer terug; blijkbaar wilden zij het doen voorkomen, alsof er -niets was, dat hen hinderde. Men ging nu naar de eetkamer, waar een -groot vuur brandde, welks vroolijke vlammen als voorjaarsstralen -glansden tusschen de fijne, met zilverwerk en kristal beladen Engelsche -meubelen van licht mahoniehout. Het in lichtgroen gehouden vertrek had -in het vale daglicht een eigenaardige bekoring, terwijl de in het -midden staande tafel met haar rijke couverts en haar wit, met -Venetiaansche kant versierd tafellinnen, als door een wonder gebloeid -scheen te hebben: een geheel veld met groote, voor den tijd van het -jaar prachtige en heerlijk geurende theerozen. - -De barones liet den generaal rechts en Amadieu links van zich plaats -nemen. De baron had Dutheil als rechter- en Gérard als linkerbuurman. -De kinderen gingen aan de beide einden van de tafel zitten, Camille -tusschen Gérard en den generaal, Hyacinthe tusschen Dutheil en Amadieu. -Dadelijk na de roereieren met truffels ontspon zich een vertrouwelijk -en vroolijk gesprek, het gewone Parijsche dejeunergesprek, waarin de -groote en kleine gebeurtenissen van den vorigen avond en van den -ochtend, de waarheden zoowel als de leugens, het financieele schandaal, -de politieke gebeurtenissen, de laatst verschenen roman, het laatst -gespeelde stuk, kortom al die verhalen de revue passeeren, die men -elkaar eigenlijk moest influisteren, maar dààr hardop vertelt. - -Dapper en met zijn gewone kalme onbeschaamdheid begon de baron het -eerst te spreken over het artikel in de Voix du Peuple. - -“Zeg eens, hebben jullie het artikel van Sanier vanochtend gelezen? Het -is een van zijn beste, er zit verve in! Maar wat een gevaarlijke gek!” - -Het gezegde vroolijkte het geheele gezelschap op, want dit artikel zou, -als niemand er een woord over gesproken had, als een zware last op het -dejeuner gedrukt hebben. - -“Een tweede Panama!” riep Dutheil uit. “Maar nu krijgen we er toch -genoeg van.” - -“Maar die geschiedenis met die Afrikaansche sporen is zoo helder als de -dag,” begon de baron weer. “Al degenen, die Sanier zoo vreeselijk -dreigt, kunnen gerust slapen. Het is niets anders dan een handigheidje, -om Barroux als minister te doen vallen. Er zal wel heel gauw een -interpellatie aangevraagd worden en dan heb je de poppen aan het -dansen.” - -“Die schandaal- en lasterpers is iets, dat Frankrijk geheel ten gronde -zal richten,” zeide Amadieu. “We moesten daar wetten tegen hebben.” - -De generaal maakte een toornig gebaar. - -“Wetten? Waarom? Ze hebben toch niet den moed om ze toe te passen.” - -Er volgde een stilte. De maître d’hôtel diende geroosterde zeebarbeelen -rond. Het opdienen geschiedde zoo zacht, dat men in de warme, geurige -stilte der kamer niet eens het rinkelen van het vaatwerk hoorde. Zonder -dat men wist hoe, was het gesprek plotseling op een ander onderwerp -gekomen. - -“De reprise van het stuk is immers uitgesteld?” vroeg een stem. - -“Ja,” zeide Gérard; “ik heb gehoord, dat Polyeucte op zijn vroegst in -April gaan zal.” - -Camille, die tot nog toe gezwegen had en den jongen man weer voor zich -trachtte te winnen, keek haar vader en haar moeder met haar -schitterende oogen aan. Men had het over de reprise, waarin Silviane -met alle geweld wilde debuteeren. Maar de baron en de barones bleven -volkomen kalm, want reeds sedert zeer langen tijd behoefden zij niets -voor elkaar te verbergen. Eve was zoo gelukkig met het rendez-vous, dat -zij voor dien middag gekregen had. Zij dacht alleen aan dat geluk en -was in haar verbeelding reeds in het liefdesnestje, terwijl zij, zonder -het zich bewust te zijn, tegen haar gasten glimlachte. De baron had het -in zijn gedachten veel te druk met de nieuwe stappen, die hij bij het -ministerie van Schoone Kunsten doen wilde, om het engagement met geweld -door te drijven. Hij zeide alleen: - -“Hoe moeten ze ook in de Comédie stukken opnieuw monteeren? Zij hebben -geen vrouwen meer.” - -“Wat had gisteren Delphine Vignet in den Vaudeville een prachtige -japon. En niemand verstaat zoo de kunst om zich te kappen als zij.” - -Toen vertelde Dutheil, terwijl hij terwille van Camille zijn woorden -voorzichtig koos, de amourette van Delphine met een welbekend senator. -Dan kwam een ander schandaal ter sprake, de dood van een vriendin des -huizes, die te brutaal door een chirurg geopereerd was, een zaak, die -bijna in de handen van Amadieu gekomen was. De generaal maakte hiervan -gebruik, om—zonder eenigen overgang—zijn gewone bittere uitvallen tegen -de idiote organisatie van het tegenwoordige leger te plaatsen. De oude -Bordeaux fonkelde als donkerrood bloed in de kristallen glazen; een -reebout met truffels had zijn eenigszins scherpen geur vermengd met den -uitstervenden parfum der rozen, toen de asperges gepresenteerd -werden—een vroeger zeer zeldzame primeur, die thans echter zelfs geen -verwondering meer verwekte. - -“Die heb je tegenwoordig den heelen winter,” zeide de baron -teleurgesteld. - -“En gaat vanmiddag de matinée van prinses de Hardt nog door?” vroeg -Gérard op hetzelfde oogenblik. - -“Ja. Ga je erheen?” was Camille’s antwoord. - -“Neen, ik denk het niet. Ik zal niet kunnen,” zeide de jonge man -verlegen. - -“Die kleine prinses is heusch een beetje geschift,” zeide Dutheil. -“Jullie weten toch, dat ze zichzelf voor weduwe uitgeeft. Maar in -werkelijkheid moet haar man, een echte prins, die aan een koninklijke -familie verwant is, met een zangeres de wereld rondreizen. Zij heeft er -de voorkeur aan gegeven in haar hôtel in de avenue Kléber te blijven -regeeren, dat wel de vreemdste ark van Noach is, waarin het -kosmopolitisme weelderig voortwoekert.” - -“Houd je mond toch, kwaadspreker!” viel de barones hem in de rede. “Wij -mogen hier Rosemonde heel graag, het is een charmante vrouw.” - -“Zeker,” zeide Camille; “zij heeft ons geïnviteerd en we gaan straks -naar haar toe, niet waar mama?” - -Om geen antwoord te behoeven te geven, deed zij, alsof zij de vraag -niet gehoord had, terwijl Dutheil, die goed op de hoogte scheen te -zijn, zich vroolijk bleef maken over de prinses en haar matinée, waarop -Spaansche danseressen met een zoo wellustige en geile mimiek zouden -optreden, dat heel Parijs zich in haar salons verdringen zou. - -“Zij heeft de schilderkunst laten varen en houdt zich nu bezig met -scheikunde,” voegde Dutheil er nog aan toe. “Haar salon is thans vol -anarchisten... Het komt mij zoo voor, of zij jou niet met rust kan -laten, beste Hyacinthe.” - -Tot dat oogenblik had Hyacinthe, alsof het geheele gesprek hem koud -liet, geen woord gezegd. - -“O, zij verveelt mij doodelijk,” verwaardigde hij zich te antwoorden. -“Ik ga alleen naar haar matinée in de hoop er den jongen lord Elson te -ontmoeten, die me daar van uit Londen rendez-vous gegeven heeft. Maar -ik wil graag bekennen, dat het de eenige salon is, waar ik iemand vind, -met wien ik praten kan.” - -“Dus ben je ook tot de anarchie overgegaan?” vroeg Amadieu ironisch. - -Onverstoorbaar en met een air van de hoogste elegantie zeide Hyacinthe: - -“Och, mijnheer, ik geloof, dat in dezen tijd van algemeene laagheid en -vuilheid iemand van eenige distinctie niets anders dan anarchist zijn -kan.” - -De geheele tafel lachte. Men verwende hem veel en vond hem heel -grappig. Zijn vader vooral had er groot pleizier in, dat hij—hij! een -anarchist tot zoon had, terwijl de generaal, wanneer hij zijn bittere -uren had, vond, dat een maatschappij, die stom genoeg was om zich door -een paar schurken te laten ringelooren, niet beter verdiende dan te -verdwijnen. Alleen de rechter van instructie, die bezig was een -specialist in anarchistenprocessen te worden, verdedigde de bedreigde -maatschappij en deelde over wat hij het leger der verwoesting en der -moorden noemde, verschrikkelijke bijzonderheden mede. Maar de andere -gasten bleven glimlachen en lieten zich een werkelijk verrukkelijke -eendenleverpastei goed smaken. Er was zooveel ellende, men moest alles -begrijpen, de dingen zouden wel op hun pootjes terecht komen. - -“Maar in ieder geval,” zeide de baron op verzoenenden toon, “zou men -toch iets kunnen doen. Wat? Dat weet niemand precies. Verstandige -eischen neem ik bij voorbaat aan. Zoo bijvoorbeeld de verbetering van -het lot van den arbeider, goede inrichtingen stichten, zooals ons Asile -des Invalides du Travail, waarop we met recht trotsch kunnen zijn. Maar -men moet ons niet het onmogelijke vragen.” - -Bij het dessert ontstond er een plotselinge stilte, alsof midden in het -geratel van het gesprek en in den roes van het copieuse dejeuner ieders -angst opnieuw zijn hart beklemde en vrees op de verontrustende -gezichten te lezen was. Men zag weer de vrees van Dutheil voor een -aanklacht, de angstige woede van den baron, die zich afvroeg, hoe hij -het best Silviane’s wensch zou kunnen vervullen. Dat meisje was de -vlek, die op hem, den sterke en machtige, kleefde, de geheime ziekte, -die hem misschien zou wegvreten en verwoesten. Maar vooral zag men op -de gezichten van de barones, Camille en Gérard het vreeselijke drama, -die met haat vervulde rivaliteit tusschen de moeder en de dochter, die -elkaar den man, welke zij liefhadden, betwistten. De vergulde mesjes -schilden sierlijk de vruchten, er waren gouden trossen druiven en -allerlei suikerwerk, koeken, een ontelbaar aantal lekkernijen werden -rondgediend. - -Terwijl de vingerkommetjes rondgegeven werden, fluisterde een knecht de -barones iets in, waarop deze zacht antwoordde: - -“Laat hem maar in den salon. Ik kom dadelijk.” - -En zich tot de gasten wendend: - -“Mijnheer de abbé Froment wil mij spreken. Hij zal ons niet storen; ik -geloof, dat u hem allemaal kent. Een echt-vrome man, voor wien ik veel -sympathie heb!” - -Men bleef nog even aan tafel zitten en verliet dan de eetkamer. - -Pierre was midden in den kleinen salon blijven staan. Toen hij op een -tafel een blad met koffie en likeuren zag staan, kreeg hij spijt, dat -hij aangedrongen had ontvangen te worden, en zijn verlegenheid werd nog -grooter, toen de gasten eenigszins luidruchtig, met schitterende oogen -en lichtgekleurde wangen binnenkwamen. Maar de vlam der barmhartigheid -en der naastenliefde was weer zoo in hem opgelaaid, dat hij die -verlegenheid overwon. Ten slotte had hij nog slechts het onbehaaglijk -gevoel, dat hij den vreeselijken ochtend van ellende, dien hij -doorleefd had, zooveel donkerte en koude, zooveel vuil en honger -brengen kwam, in dit rijke, lichte, warme, met nuttelooze en overbodige -dingen volgepropte huis, tusschen deze menschen, die door hun goed -dejeuner in een vroolijke stemming schenen te zijn. - -Dadelijk ging de barones met Gérard naar hem toe, want door dezen was -de priester, die madame de Quinsac goed kende, ten tijde van de -beroemde bekeering aan de Duvillards voorgesteld. Toen Pierre zich -verontschuldigde op dit uur te komen, zeide zij: - -“Maar u bent altijd welkom, mijnheer de abbé... Als u mij toestaat even -voor mijn gasten te zorgen, dan ben ik dadelijk tot uw dienst!” - -Zij ging weer naar het blad terug, om met haar dochter de koffie en de -likeuren rond te dienen. Gérard bleef bij hem en begon een gesprek over -het Asile des Invalides du Travail, waar zij elkaar onlangs ontmoet -hadden ter gelegenheid van de eerste steenlegging van een nieuw -paviljoen, dat men dank zij een prachtige gift van honderdduizend -francs van baron Duvillard kon bouwen. De stichting telde nog pas vier -paviljoens, terwijl er in het oorspronkelijke plan gerekend was op -twaalf, die makkelijk plaats vinden konden op de op het schiereiland -Gennevilliers door de stad geschonken terreinen, zoodat de inschrijving -nog steeds open stond en er veel lawaai gemaakt werd met deze -liefdadigheidsinstelling, die een duidelijk antwoord zijn moest aan de -booze tongen, welke de vetgemeste bourgeoisie beschuldigden niets voor -de arbeiders te doen. In werkelijkheid had een prachtige kapel, die men -midden op het terrein gebouwd had, twee derden van het bijeengebrachte -kapitaal verslonden. Dames-patronessen uit alle kringen, barones -Duvillard, gravin de Quinsac, prinses Rosemonde de Harth en nog twintig -anderen, hadden tot taak de stichting door inzamelingen en bazars in -het leven te houden. Maar het succes was toch voornamelijk te danken -aan de gelukkige gedachte, dat men de dames van de groote zorgen der -organisatie ontheven had door den hoofdredacteur van den Globe, den -afgevaardigde Fonsègue, een uitstekend zakenman, tot -hoofd-administrateur benoemd had. De Globe maakte voortdurend -propaganda, beantwoordde de aanvallen der revolutionnairen met de -onuitputtelijke barmhartigheid der leidende klassen, en zoodoende had -de stichting bij de laatste verkiezingen als een triomphantelijk -verkiezingswapen dienst gedaan. - -Camille kwam met een dampend kopje koffie naar hem toe: - -“U een kopje koffie, mijnheer de abbé?” - -“Neen, dank u, mademoiselle!” - -“Een glaasje chartreuse dan?” - -“Neen, werkelijk niet.” - -Toen iedereen bediend was, kwam de barones naar hem terug en vroeg -vriendelijk: - -“En waarmede kan ik u nu van dienst zijn, mijnheer de abbé?” - -Pierre begon bijna fluisterend, zijn keel werd als dichtgeknepen door -een ontroering, die zijn hart luid deed kloppen. - -“Ik kom een beroep doen op uw groote goedheid, mevrouw. Ik heb -vanochtend in een verschrikkelijk huis in de rue des Saules achter -Montmartre een schouwspel gezien, dat mij tot in het diepst van mijn -ziel ontroerd heeft... U kunt u geen denkbeeld vormen van een -dergelijke armoede en ellende, families zonder vuur of brood, mannen -zonder werk, moeders, die geen melk meer hebben voor haar zuigelingen, -kinderen, die nauwlijks kleeren aan hun lichaam hebben... En onder -zooveel verschrikkingen heb ik de ergste, de afschuwelijkste gezien: op -een hoop lompen, in een hoek, waar een hond zijn neus voor optrekken -zou, lag een arbeider, die van ouderdom niet meer werken kan, van -honger te sterven.” - -Hij trachtte alles zoo omzichtig mogelijk te zeggen; hij schrok bijna -van de woorden, die hij zeide, van de dingen, die hij vertelde in deze -omgeving van groote luxe en genot, in tegenwoordigheid van deze met -aardsche vreugde verzadigde gelukkigen, want hij voelde heel goed, dat -hij hier een wanklank bracht. Hoe was hij op het denkbeeld gekomen, om -op dit uur te gaan, wanneer het dejeuner juist afgeloopen is, wanneer -het aroma der dampende koffie de zalige digestie streelt! Toch bleef -hij doorspreken, verhief ten slotte, toegevend aan het verzet, dat hem -prikkelde, zijn stem, vertelde zijn verhaal verder, noemde den naam van -Laveuve, vroeg in naam van het menschelijk medelijden hulp en steun. -Alle gasten waren dichterbij gekomen, om naar hem te luisteren; hij zag -den baron, den generaal, Dutheil en Amadieu voor zich staan, die -zwijgend, zonder een gebaar, met kleine slokjes hun koffie leegdronken. - -“Kort en goed, mevrouw,” eindigde hij; “die oude man kan geen uur -langer in dien vreeselijken toestand blijven, en ik hoop, dat u zoo -goed zult zijn hem vanavond nog te laten opnemen in het Asile des -Invalides du Travail, waar zijn aangewezen plaats is.” - -Tranen waren in de mooie oogen van Eve gekomen. Zij was geheel van -streek door deze treurige geschiedenis, die midden in de vreugde, welke -zij van den namiddag verwachtte, vallen kwam. Daar zij indolent en -zonder initiatief was, had zij het voorzitterschap van het comité -slechts aanvaard onder voorwaarde, dat Fonsègue al de administratieve -zorgen op zich zou nemen. - -“O, mijnheer de abbé,” prevelde zij, “u verscheurt mijn hart. Maar ik -kan niets, absoluut niets doen... Trouwens ik geloof, dat wij dat geval -van Laveuve reeds onderzocht hebben... U weet, dat er bij ons slechts -personen onder de strengste waarborgen genomen worden. Wij benoemen een -rapporteur, die ons verslag moet uitbrengen. Hebt u u indertijd niet -met het geval Laveuve belast, mijnheer Dutheil?” - -De afgevaardigde dronk juist zijn glaasje chartreuse uit. - -“Ja zeker, dat heb ik... Die kerel heeft u aardig voor den gek -gehouden, mijnheer de abbé. Hij is heelemaal niet ziek, en wanneer u -geld achtergelaten hebt, kunt u er zeker van zijn, dat hij het -onmiddellijk na uw vertrek is gaan verdrinken. Want hij is altijd -dronken en bovendien heeft hij het afschuwelijkste karakter, dat je je -denken kan. Hij scheldt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat op de -bourgeois en zegt, dat hij, wanneer hij nog armen had, de geheele -wereld in de lucht zou laten vliegen. Trouwens hij wil niet eens in het -Asile, dat is, volgens zijn zeggen, een echte gevangenis, waarin je -bewaakt wordt door begijntjes, die je dwingen naar de mis te gaan; een -vuil klooster, waar je ’s avonds om negen uur naar bed moet! En zoo -zijn er zoovelen, die hun vrijheid met koude, honger en dood boven het -Asile verkiezen... Laten die Laveuve’s maar op straat krepeeren, -wanneer zij weigeren bij ons te komen, zich in onze asyls te verwarmen -en te eten!” - -De generaal en Amadieu knikten toestemmend, maar Duvillard was -edelmoediger. - -“Neen, neen, een mensch is een mensch en je moet hem helpen zelfs tegen -zijn wil.” - -Eve, die wanhopig was, bij de gedachte, dat men haar haar middag -ontnemen zou, zocht allerlei uitvluchten. - -“Ik verzeker u, dat ik aan handen en voeten gebonden ben. Mijnheer de -abbé, twijfel niet aan mijn hart noch aan mijn toewijding. Maar hoe kan -ik, zonder dat er een paar dagen mee heengaan, het damescomité bij -elkaar krijgen, en zonder dat kan ik onmogelijk een besluit nemen, -vooral niet in een geval, dat reeds onderzocht en waarin een beslissing -genomen is.” - -Plotseling vond zij een oplossing. - -“Maar wat ik u raden zou, mijnheer de abbé; ga dadelijk naar mijnheer -Fonsègue, onzen hoofd-administrateur. In een dringend geval kan hij -alleen handelen, want hij weet, dat de dames een onbeperkt vertrouwen -in hem hebben en alles, wat hij doet, goedkeuren.” - -“U zult Fonsègue in de Kamer vinden,” voegde Dutheil eraan toe; “maar -ik betwijfel of u rustig met hem zult kunnen spreken, want het belooft -een warme zitting te worden.” - -Pierre drong niet langer aan en besloot onmiddellijk naar Fonsègue te -gaan en in ieder geval de opneming van den ongelukkige, wiens beeld hem -vervolgde, nog vóór den avond door te drijven. Hij bleef nog eenige -minuten staan praten met Gérard, die hem een middel aan de hand deed om -den afgevaardigde te overtuigen: hij moest hem wijzen op de slechte -uitwerking, die een dergelijke geschiedenis hebben kon, wanneer zij in -de revolutionnaire bladen ruchtbaarheid kreeg. De andere gasten -begonnen ook aanstalten tot vertrek te maken. Alvorens weg te gaan, -vroeg de generaal aan zijn neef, of hij hem ’s middags nog zien zou bij -zijn moeder, wier jour het was: een vraag, waarop de jonge man met een -ontwijkend gebaar antwoordde, toen hij zag, dat Eve en Camille naar hem -keken. Dan nam Amadieu, die zeide, dat hij voor een dringende zaak in -het Paleis van Justitie zijn moest, afscheid. En weldra volgde Dutheil -hem, om naar de Kamer te gaan. - -“Dus afgesproken, van vier tot vijf bij Silviane,” zeide de baron, die -hem uitliet, tegen hem. “Kom me bij haar vertellen, wat er in de Kamer -gebeurd is ten gevolge van dat beroerde artikel van Sanier. Ik moet het -toch weten... Ik zelf zal naar het ministerie van Schoone Kunsten gaan, -om die zaak van de Comédie in orde te brengen, en dan heb ik nog -verschillende dingen te doen, conferenties met aannemers en een -belangrijke publiciteitsquaestie, die ik nog regelen moet.” - -“Ja, van vier tot vijf bij Silviane, zoo als gewoonlijk,” zeide de -afgevaardigde, die toch alles behalve gerust was over de wijze, waarop -het met die beroerde geschiedenis van de Afrikaansche sporen zou -afloopen. - -En allen hadden reeds den ongelukkigen Laveuve, die met den dood -worstelde, vergeten; allen liepen hun zorgen, hun hartstochten na: het -drijfwerk had hen weer gegrepen; zij waren weer onder den molensteen -gekomen, in de wilde jacht van Parijs, die hen met zich voerde en in -een heftigen schok tegen elkander botsen liet, waarbij het erom ging, -wie het eerst over de lichamen der anderen zijn doel bereiken zou. - -“Dus u gaat met ons mee naar de matinée van de prinses, mama?” vroeg -Camille, die haar moeder en Gérard bleef opnemen. - -“Ja, dadelijk... Maar ik kan niet blijven, want ik heb vanmorgen een -telegram van Salmon gekregen, dat ik beslist om vier uur mijn japon -moet komen passen.” - -Aan het beven van Eve’s stem voelde Camille, dat haar moeder loog. - -“O, ik dacht, dat u morgen pas moest passen... Nu, dan zullen wij u na -afloop der matinée met het rijtuig bij Salmon komen halen.” - -“Neen, dat is volstrekt niet noodig, beste meid! Je weet nooit van te -voren, wanneer je klaar bent, en als ik nog tijd vinden kan, ga ik naar -de modiste.” - -Een heimelijke woede deed een moordlustige vlam in de donkere oogen van -Camille ontbranden. Er was geen twijfel meer mogelijk aan het -rendez-vous. Maar ondanks haar hartstochtelijken drang, om een -hinderpaal uit te denken, kon zij, durfde zij de zaak niet verder -drijven. Zij had vergeefs getracht Gérard smeekend aan te zien, maar -deze wendde zijn hoofd af en stond gereed om te vertrekken. Pierre, -die, sedert hij bij de Duvillards kwam, van heel veel dingen op de -hoogte was, voelde, dat zich hier een vreeselijk zwijgend drama -afspeelde. - -Uitgestrekt in een fauteuil, beet Hyacinthe op een aethercapsule, de -eenige likeur, die hij gebruikte. Dan zeide hij: - -“Ik ga naar de tentoonstelling Lis. Heel Parijs verdringt zich daar. Er -is een beeld “De verkrachting van een ziel”, dat men bepaald gezien -moet hebben.” - -“Maar ik wil er heel graag met jullie naar toe gaan,” zeide de barones. -“We kunnen er, vóór naar de prinses te gaan, wel even inloopen.” - -“Graag, graag!” riep Camille uit, die anders gewoonlijk hardvochtig den -spot dreef met de symbolistische schilders, maar nu blijkbaar hoopte -een middel te vinden haar moeder op te houden. - -En zich dan tot een glimlachje dwingend: - -“Ga jij niet met ons mee naar Lis, Gérard?” - -“Neen, dank je wel!” antwoordde de graaf. “Ik heb behoefte om wat te -loopen. Ik zal abbé Froment naar de Kamer brengen.” - -Met een handkus nam hij afscheid van moeder en dochter. Het was hem -juist ingevallen, dat hij tot vier uur naar Silviane kon gaan, bij wie -hij vrij op kon loopen, sedert hij een nacht bij haar geslapen had. - -“Het doet je goed wat frissche lucht in te ademen,” zeide hij tot den -priester, toen zij op de ledige, stille binnenplaats gekomen waren. “Ze -stoken te hard en die vele bloemen geven je hoofdpijn.” - -Eenigszins versuft ging Pierre weg; zijn handen gloeiden koortsachtig; -zijn zinnen waren zwaar van al de luxe, dien hij daar achterliet als -den droom van een gloeiend, geurig paradijs, waarin slechts -uitverkorenen leefden. Zijn nieuwe drang tot naastenliefde was er des -te grooter door geworden; hij dacht slechts aan een middel, om de -opneming van Laveuve door te drijven, en luisterde niet naar den graaf, -die vol liefde over zijn moeder sprak. De deur van het hôtel was achter -hem dichtgevallen en zij hadden eenige stappen in de straat gedaan, -toen hij plotseling het bewustzijn kreeg van een visioen. Had hij niet -op den rand van het trottoir een arbeider zien staan kijken naar die -monumentale deur, waarachter zich zulke fabelachtige rijkdommen -verborgen? En was die arbeider niet Salvat met zijn gereedschapszak, de -uitgehongerde man, die vanochtend uitgegaan was, om werk te zoeken? -Vlug keerde hij zich om, want zulk een ellende tegenover zooveel genot -en bezit maakte hem onrustig. Doch de werkman, die in zijn beschouwing -gestoord was en misschien ook vreesde herkend te worden, verwijderde -zich met een slependen stap. Toen Pierre hem nog slechts op zijn rug -zag, weifelde hij en zeide hij ten slotte tot zichzelf, dat hij zich -vergist had. - - - - -III. - -Toen abbé Froment het Paleis Bourbon binnen wilde gaan, bedacht hij, -dat hij geen kaartje bij zich had. Hij besloot reeds eenvoudig Fonsègue -te laten roepen, hoewel deze hem niet kende, toen hij in de vestibule -Mège zag, den collectivistischen afgevaardigde, met wien hij vroeger in -den tijd van zijn militante naastenliefde op zijn zwerftochten door de -ellende der wijk Charonne vriendschap gesloten had. - -“Wat, jij hier? Je komt toch geen zedepreeken voor ons houden?” - -“Neen, ik wou graag mijnheer Fonsègue spreken voor een dringende -aangelegenheid: een ongelukkige, die niet wachten kan.” - -“Fonsègue? Ik weet niet of hij er al is... Wacht maar even.” - -Hij hield een kleinen, blonden man, die iets van een loerende muis had, -aan en zeide: - -“Hé, Massot; mijnheer de abbé Froment hier zou graag dadelijk je -patroon spreken.” - -“De patroon is er nog niet. Ik kom juist van het bureau, waar hij nog -een kwartier te werken had. Wanneer mijnheer de abbé wachten wil, zal -hij hem hier zeker kunnen spreken.” - -Mège liet nu Pierre in de groote, koude Salle des Pas perdus [2] met -haar Laokoöon en haar bronzen Minerva gaan. De hooge, op den tuin -uitziende glazen deuren lieten het bleeke en trieste licht van den -winterdag op de kale muren vallen. Maar op dat oogenblik was de zaal -vol en als verwarmd door een koortsachtige opwinding en drukte. -Talrijke groepjes stonden te praten, terwijl voortdurend menschen -kwamen en gingen en zich door de saamgedrongen menigte een weg baanden. -Er waren vooral afgevaardigden, journalisten en eenvoudige -belangstellenden. Steeds groeide het lawaai aan: fluisterend gevoerde -en heftige gesprekken, uitroepen en gelach weerklonken te midden van -hartstochtelijke gesticulaties. - -De terugkeer van Mège in dit lawaai scheen het tumult nog te -verdubbelen. Hij was groot, mager als een apostel, zag er vrij -ongesoigneerd en voor zijn vijf-en-veertig jaar reeds oud en afgeleefd -uit; zijn nog brandend jonge oogen fonkelden achter de glazen van zijn -bril, die nooit zijn smallen, snavelvormigen neus verliet. Van zijn -jeugd af had hij gehoest, hij sprak afgebeten en vurig, en slechts de -grimmige wil, den hem nooit loslatenden droom van de toekomstige -maatschappij te verwezenlijken, hield hem in het leven. Als zoon van -een armen dokter uit het Noorden was hij als jonge man naar Parijs -gekomen, had in het rijk der lagere journalistiek geleefd en zich -daarna als spreker in openbare vergaderingen naam gemaakt; en toen hij -na den oorlog door zijn vurig geloof en zijn strijdlustig temperament -de leider der collectivistische partij werd, was het hem gelukt -eindelijk in de Kamer te komen. Goed op de hoogte van alles, streed hij -daar als doctrinair, die volgens zijn overtuiging over de wereld -beschikt had en het dogma van het collectivisme van te voren stuk voor -stuk regelt, met wilde energie en hardnekkigheid voor zijn denkbeelden. -Sedert hij als afgevaardigde uit de staatsruif at, zagen de -buitenstaande socialisten in hem nog slechts een rhetor of liever een -dictator, die er slechts op uit was de menschen om te smelten, ten -einde hen voor zijn geloof te veroveren en ten slotte te regeeren. - -“Weet je wat er aan de hand is?” vroeg hij aan Pierre. “Weer een mooi -zaakje, wat?... Maar wat zal ik je zeggen? We zitten nu eenmaal tot -over onze ooren in de modder.” - -Vroeger had hij een ware sympathie opgevat voor dezen priester, dien -zoo liefdevol voor de armen was, zoo innig verlangde naar een sociale -wedergeboorte. En op zijn beurt was de priester belang gaan stellen in -den autoritairen droomer, die vastbesloten was de menschen, zelfs tegen -hun wil in, gelukkig te maken. Hij wist, dat hij arm was en met een -vrouw en vier kinderen, die hij aanbad, in het verborgen leefde. - -“Je begrijpt natuurlijk, dat ik het niet met Sanier eens ben,” ging hij -voort. “Maar nu hij vanochtend gedreigd heeft de lijst te zullen -publiceeren van allen, die zich hebben laten omkoopen, kunnen we ons -niet langer den schijn laten aanleunen medeplichtigen te zijn. Reeds -lang hebben we gemeene streken vermoed, waartoe die geschiedenis met de -Afrikaansche sporen de gelegenheid bood. En het ergste is, dat twee -leden van de tegenwoordige regeering ermede gemoeid zijn, want toen -drie jaar geleden de Kamers zich met de emissie-Duvillard bezig -hielden, was Barroux aan Binnenlandsche Zaken en Montferrand aan -Openbare Werken. Bestaat er, nu zij teruggekeerd zijn, de een als -Minister van Binnenlandsche Zaken en de andere als Minister van -Financiën en tevens minister-president, een mogelijkheid hen niet te -dwingen ons, zelfs in hun eigen belang, in te lichten over hun vroegere -handelingen... Neen, neen, zij mogen en kunnen niet zwijgen. Ik heb al -aangekondigd, dat ik vandaag een interpellatie zal houden.” - -Juist deze aankondiging van een interpellatie van Mège ten gevolge van -het vreeselijke artikel in de Voix du Peuple bracht de wandelgangen zoo -in beweging. Pierre werd een beetje schuw onder deze geheele -geschiedenis, die zoo in zijn eenige bezorgdheid—een ongelukkige van -den hongerdood te redden—vallen kwam. Hij begreep dan ook niet veel van -de hartstochtelijke uitleggingen van den socialistischen afgevaardigde -te midden van het toenemende rumoer en gelach, dat de verwondering te -kennen gaf Mège in gesprek met een priester te zien. - -“Wat een ezels toch!” prevelde hij vol minachting. “Ze denken zeker, -dat ik iederen ochtend bij mijn ontbijt een soutane opeet!... Maar nu -moet ik mij verontschuldigen, waarde abbé! Kom ga daar op dit bankje op -Fonsègue wachten!” - -Zelf mengde hij zich nu in het gewoel en Pierre begreep, dat het -werkelijk het beste was kalm te gaan zitten. De omgeving pakte, -interesseerde hem, hij vergat Laveuve en liet zich medesleepen door den -hartstocht der parlementaire crisis, waarin hij geworpen werd. Het -vreeselijke Panamaschandaal had men nauwlijks achter den rug; hij had -het drama gevolgd met den angst van iemand, die iederen avond het -luiden van de stormklok verwacht, welke het laatste uur van de in -doodsstrijd verkeerende, oude maatschappij aankondigt. En nu begon weer -een klein Panama, kraakte het verrotte gebouw opnieuw. Het was een -gebeurtenis, zooals die in de parlementen van alle tijden, bij alle -groote geldquaesties steeds voorkomt; maar de sociale toestanden, -waaronder zij plaats vond, verleenden haar een vreeselijken ernst. Deze -affaire van de Afrikaansche sporen, dat stukje naar boven gewoelde -modder, dat zulk een verontrustenden stank uitwasemde en in de Kamer -plotseling zoo’n opwinding, zoo’n vrees en zoo’n woede verwekte, was -per slot van rekening niets dan een gelegenheid voor een politieken -strijd, een terrein, waarop de vraatzuchtige lusten der verschillende -groepen nog meer geprikkeld zouden worden; het ging er slechts om een -ministerie ten val te brengen, om het door een ander te vervangen. Maar -welk een beklagenswaardige buit lag er achter die bronstigheid, achter -dien voortdurenden drang van eerzuchtige pogingen—het geheele volk met -zijn ellende en zijn lijden! - -Pierre zag, dat Massot, de kleine Massot, zooals men hem noemde, naast -hem was komen zitten. Met zijn oor en zijn oog steeds op de loer, -hoorde en schreef hij alles op en sloop overal rond met zijn -fretten-manieren; hij was hier niet als parlementair verslaggever, hij -had slechts een belangrijke zitting geroken en was nu gekomen, om te -zien, of er niet een of ander artikel uit samen te flansen viel. De te -midden van die menigte als verdwaalde priester scheen hem te -interesseeren. - -“U zult nog een oogenblik geduld moeten hebben, mijnheer de abbé,” -zeide hij met de beminlijke opgewektheid van een jongen man, die met -alles spot. “De patroon moet beslist komen, want hij weet, dat het hier -warm toe zal gaan... U behoort toch niet tot zijn kiezers uit Corrèze, -wel?” - -“O neen, ik ben een Parijzenaar, ik kom voor een armen man, dien ik -graag onmiddellijk in het Asile des Invalides du Travail opgenomen -zag.” - -“O, prachtig! Ik ben ook een kind van Parijs!” - -Hij lachte om zijn eigen woorden. Ja, hij was inderdaad een kind van -Parijs: de zoon van een apotheker uit de wijk Saint-Denis, een -voormalige luilak van het Lycée Charlemagne, die niet afgestudeerd had. -Alles was hem mislukt, tenslotte was hij op zijn achttiende jaar, toen -hij nog niet zonder fouten schrijven kon, in de journalistiek terecht -gekomen en verdiende nu sedert twaalf jaar zoo goed en zoo kwaad als -het ging zijn brood met interviews, verslagen en dergelijke -journalistieke bezigheden. Hij had alles gezien, was van alles blasé -geworden, geloofde niet meer aan groote mannen, beweerde, dat er geen -waarheid meer bestond en leefde in vrede van de algemeene slechtheid en -domheid. Hij bezat natuurlijk volstrekt geen litteraire eerzucht, legde -zelfs een op theoretische gronden gebouwde minachting voor litteratuur -aan den dag. Intusschen was hij volstrekt niet van verstand ontbloot: -hij schreef zonder eenige overtuiging of meening, onverschillig wat, -voor onverschillig welke courant en praalde kalm met het recht dat hij -had, alles aan het publiek te zeggen, mits hij het slechts amuseerde of -opwond. - -“U kent dus Mège, mijnheer de abbé? Een prachtig type, hé? Een groot -kind, een hersenschimmige droomer in de huid van den -verschrikkelijksten partijganger! O, ik heb veel met hem omgegaan, ik -ken hem door en door... U weet, dat hij steeds in de heilige -overtuiging leeft, dat hij, voor we zes maanden verder zijn, de macht -in handen heeft en in een ommezien zijn collectivistische maatschappij -verwezenlijken zal, die op de kapitalistische volgen moet, zooals de -dag volgt op den nacht... En met zijn interpellatie van vandaag is hij -zeker het ministerie-Barroux te laten vallen, om de bereiking van zijn -doel te verhaasten. Zijn systeem is het uitputten van zijn -tegenstanders. Hoe dikwijls heb ik hem niet berekeningen hooren maken, -dezen uitputten, genen uitputten, een derden uitputten, om eindelijk te -regeeren! Altijd over hoogstens zes maanden, nooit later... Maar zijn -ongeluk is, dat hij altijd anderen een handje helpt en dat zijn beurt -nooit komt.” - -De kleine Massot liet zijn vroolijkheid den vrijen loop. Dan begon hij -fluisterend: - -“En Sanier, kent u dien ook? Niet? Kijk, die roode daar met zijn -stierenek, die eruit ziet als een slager... Ja, die daar midden in die -troep versleten jassen staat.” - -Eindelijk zag Pierre hem. Hij had groote, ver van zijn hoofd afstaande -ooren, een mond met dikke lippen, een grooten neus, dikke, doffe, -uitpuilende oogen. - -“Dien ken ik door en door, al zeg ik het zelf. Ik ben bij hem aan de -Voix du Peuple geweest, voor ik bij Fonsègue aan den Globe kwam... -Niemand weet precies waar hij eigenlijk vandaan komt. Langen tijd heeft -hij als onbeteekenend journalist, door eerzucht en hebzucht verteerd -rondgezworven in de onderste lagen der journalistiek. Misschien -herinnert u u nog zijn eersten coup de théâtre, die vrij verdachte -geschiedenis van een nieuwen Lodewijk XVII, dien hij trachtte te -lanceeren, en die van hem den zonderlingen royalist gemaakt heeft, die -hij altijd gebleven is. Daarna is hij op het denkbeeld gekomen de zaak -van het volk te omhelzen en heeft hij een wreekend Katholiek socialisme -geafficheerd, viel hij de vrije gedachte en de republiek aan, bracht de -gruwelen van den tijd in naam der gerechtigheid en der moraal aan het -licht, zoogenaamd om ze te genezen. Daarvoor begon hij met portretten -van financiers, een opeenstapeling van ignobele kletspraatjes zonder -controle of bewijs, die hem eigenlijk voor de rechtbank hadden moeten -brengen, maar die, in een boek verzameld, het u natuurlijk bekende -overweldigende succes gehad hebben. Dat heeft hij voortgezet en zet hij -nu nog voort in de Voix du Peuple, die hij ten tijde van het -Panamaschandaal gelanceerd heeft en welke thans de rioolopening is, die -de vuiligheid van het oogenblik uitbraakt. Zoodra de bron opdroogt, -verzint hij nieuwe, enkel en alleen uit zijn behoefte aan schandaal, -waarvan zijn trots en zijn kas moeten leven.” - -De kleine Massot maakte zich echter volstrekt niet boos; hij was weer -begonnen te lachen; in den grond der zaak had hij, ondanks zijn wreede -woorden, eerbied voor Sanier. - -“Ja, het is een bandiet, maar toch een kranige kerel! U kunt u niet -voorstellen, hoe ijdel hij is! Onlangs hebt u kunnen zien, dat hij zich -door het volk heeft laten toejuichen, want hij speelt zoo’n beetje als -koning der Halles. Misschien gaat hij ten slotte nog gelooven, dat hij -werkelijk de redder van het volk, de steunpilaar der deugd is. Ik sta -altijd verbaasd over zijn vruchtbaarheid in het uitdenken van nieuwe -aanklachten en schandalen. Geen ochtend gaat er voorbij, dat hij niet -een nieuwen gruwel ontdekt, zonder dat hij nieuwe schuldigen aan den -haat van het volk prijs geeft. Neen, de moddergolf raakt nooit -uitgeput, want hij voegt er steeds een nieuwen oogst gemeenheden aan -toe, en telkens wanneer het publiek teekenen van moeheid geeft, -verdubbelen zich zijn monsterachtige phantasieën... Daarin zit nu juist -zijn genie, mijnheer de abbé, want hij weet deksels goed, dat zijn -oplaag grooter wordt, zoodra hij, zooals vandaag, dreigt alles te -zullen zeggen, de namen van de verkochten en verraders te zullen -publiceeren... Dan is zijn verkoop weer voor verschillende dagen -verzekerd!” - -Pierre luisterde naar den vroolijken spotter en begreep nu verscheidene -dingen, waarvan de beteekenis hem tot nog toe ontgaan was, veel beter. -Ja hij begon zelfs Massot allerlei dingen te vragen, verbaasd als hij -was, dat er nog zooveel afgevaardigden in de wandelgangen waren, -terwijl de zitting toch reeds geopend was. Ja, die zitting! Ook al werd -er een wet van algemeen belang behandeld, alle leden liepen weg bij de -plotselinge tijding van een interpellatie, die het ministerie omver zou -kunnen werpen. En de voortdrijvende hartstocht daarbij was de -ingehouden woede, de toenemende ongerustheid der protégé’s van het aan -het bewind zijnde kabinet, die bang waren verdrongen te zullen worden -en hun plaats te moeten afstaan aan anderen; het was ook de plotselinge -hoop, de ongeduldige en vraatzuchtige honger van allen, de protégé’s -van de eventueele nieuwe ministeries. - -Massot wees hem Barroux, het hoofd van het kabinet, die, ofschoon hij -er zich niet op zijn plaats gevoelde, de portefeuille van Financiën -genomen had, om na de Panama-crisis de openbare meening gerust te -stellen door zijn algemeen erkende integriteit. Hij stond wat terzijde -te praten met den minister van Onderwijs, senator Taboureau, een -oud-professor met een bescheiden en triest gezicht, dien men van de een -of andere provincie-universiteit gehaald had. Het was een rechtschapen, -eerlijk man, maar wist absoluut niets van het Parijsche leven. Barroux -zelf was een zeer decoratieve verschijning; groot, met een knap, -gladgeschoren gezicht, dat alleen door een te kleinen neus ontsierd -werd. Hij was zestig jaar en zijn sneeuwwit, kroezend haar gaf hem een -ietwat theatrale majesteit, die hij zich op de tribune ten nutte -maakte. Afkomstig uit een oude, rijke, Parijsche familie, advocaat, -daarna republikeinsch journalist onder het keizerrijk, fatsoenlijk, -romantisch, lawaaierig en een beetje pedant, maar zeer rechtschapen en -vurig geloovend aan de principes van de groote Revolutie was hij met -Gambetta aan het bewind gekomen. De Jacobijn in hem geraakte uit de -mode; hij werd een grootheid uit het verleden, een van de laatste -steunpilaren der burgerlijke Republiek, waarom de nieuwe, jongere, op -buit beluste politici begonnen te glimlachen. Achter de praal van zijn -uiterlijke houding, achter de pracht van zijn welsprekendheid was een -weifelaar verborgen, een week hart, een goed mensch, die weende, als -hij de verzen van Lamartine nog eens las. - -Dan kwam Monferrand, de minister van Binnenlandsche Zaken, voorbij en -nam Barroux ter zijde, om hem iets in het oor te fluisteren. Hij was -vijftig jaar, in tegenstelling met Barroux kort en dik, met een -lachende, vaderlijke gelaatsuitdrukking; maar uit zijn rond, eenigszins -alledaagsch, door een nog blonden baard omgeven gezicht sprak een -levendig begrip. Men voelde in hem den heerscher, de aan hard werk -gewende handen lieten den buit nooit los. Hij was vroeger burgemeester -van Tulle geweest en kwam uit la Corrèze, waar hij groote landgoederen -bezat. Beslist was hij een macht, waarmede men in de toekomst rekening -zou moeten houden. Hij sprak eenvoudig en kalm met een buitengewone -overredingskracht. Zonder van eenige eerzucht blijk te geven, huichelde -hij een volmaakte onbaatzuchtigheid, waaronder echter de razendste -begeerten woedden. Een dief, schreef indertijd Sanier, een moordenaar, -die twee tantes geworgd had, om van haar te erven. Maar in ieder geval -geen gewone moordenaar. - -Vervolgens bracht nog een ander der personen in het drama, dat zich zoo -dadelijk afspelen zou, de afgevaardigde Vignon, door zijn binnenkomen -de druk pratende groepen in nog grooter opwinding. De twee ministers -keken hem aan, terwijl hij—dadelijk door een groot aantal -afgevaardigden omringd—uit de verte tegen hen lachte. Hij was nog geen -zes-en-dertig, mager, middelmatig groot, hoogblond en droeg een mooien, -blonden baard, waar hij zeer trotsch op was. Als geboren Parijzenaar -had hij vlug carrière gemaakt in het administratieve bestuur, was -korten tijd prefect te Bordeaux geweest en vormde nu als het ware de -jeugd en de toekomst in de Kamer. Hij was zeer eerzuchtig en -intelligent, van vele dingen goed op de hoogte en bezat een programma, -dat hij zeer goed in staat was, zij het ook gedeeltelijk, tot -uitvoering te brengen. Hij toonde echter in het geheel geen haast, was -zeer voorzichtig en sluw, overtuigd, dat zijn dag eens komen zou, en -stond sterk, omdat hij zich nog in geen enkele zaak gecompromitteerd -had. In den grond der zaak was hij slechts een administrateur van den -eersten rang; zijn programma verschilde van dat van Barroux slechts -door de nieuwe formules, hoewel een ministerie-Vignon in plaats van een -ministerie-Barroux een belangrijke gebeurtenis scheen. Van Vignon -beweerde Sanier, dat hij naar het presidentschap der Republiek streefde -en er niet voor terugdeinzen zou, om door bloed te gaan, ten einde in -het Elysée te komen. - -“Lieve Hemel,” legde Massot uit, “het is heel goed mogelijk, dat -ditmaal Sanier niet liegt en dat hij een lijst met namen gevonden heeft -in een notitieboekje van Hunter, dat hij in handen gekregen moet -hebben... Ik persoonlijk weet reeds heel lang, dat bij die affaire der -Afrikaansche sporen Hunter de drijver van Duvillard geweest is, om -stemmen te winnen. Maar wanneer men alles goed begrijpen wil, dan moet -men eerst weten op welke wijze hij te werk gegaan is—met een handigheid -en een vriendelijke fijngevoeligheid, die ver verwijderd zijn van de -brutale omkooperij en de vuile marchandages, die men vermoedt. Je moet -Sanier zijn, om je een Parlement als een open markt voor te stellen, -waar alle gewetens te koop zijn en toegewezen worden aan den meest -biedende. Neen, heel anders gaat het er toe! Alles is heel begrijpelijk -en dikwijls ook verschoonbaar!... Het artikel gaat dan ook voornamelijk -tegen Barroux en Monferrand, die, zonder dat hun naam genoemd is, zeer -duidelijk aangewezen worden. U weet natuurlijk, dat op het oogenblik -der stemming Barroux aan Binnenlandsche Zaken en Monferrand aan -Openbare Werken was, zoodat zij beschuldigd worden plichtverzakende en -trouwelooze ministers te zijn—de zwaarste sociale misdaad. Ik weet niet -met welke politieke combinatie Barroux zich ingelaten heeft, maar ik -zweer u, dat hij geen centime in zijn zak gestoken heeft, want hij is -de meest rechtschapen man, dien ik ken. Met Monferrand is het een heel -andere quaestie: die is best in staat om zijn deel op te strijken; maar -het zou mij toch sterk verwonderen, als hij zich in een wespennest -gestoken had. Hij is niet zoo dom om een fout te begaan, vooral een zoo -stomme fout als geld aan te nemen en de quitantie te laten slingeren.” - -Hij viel zichzelf in de rede en wees met een hoofdbeweging naar -Dutheil, die met een koortsachtig opgewonden, maar toch glimlachend -gezicht in een groep stond, welke zich om de beide ministers gevormd -had. - -“Kijkt u eens naar dien jongen, knappen man met zijn mooien baard!” - -“Ik ken hem,” zeide Pierre. - -“O, kent u Dutheil? Nu, dat is er zeker een, die geld aangenomen heeft. -Voor hem, die van Angoulême hier gekomen is, om een heerlijk leventje -te leiden, was het geld van Hunter als manna, dat hem toekwam, en hij -heeft daarbij zelfs niet gedacht, dat hij zijn vingers bezoedelde. U -kunt ervan overtuigd zijn, dat hij één en al verbazing is, dat men daar -zoo’n drukte over maakt.” - -Dan wees hij op een anderen afgevaardigde, die in dezelfde groep stond, -een ongeveer vijftigjarig, heel ongegeneerd gekleed man met een -droefgeestig gezicht en een door het gewicht van zijn lang paardenhoofd -eenigszins gebogen rug. Zijn enkele, geelachtige haren lagen plat tegen -zijn voorhoofd, zijn snor hing slap neer en zijn heele gelaat drukte -een voortdurende wanhopige troosteloosheid uit. - -“En Chaigneux, kent u dien? Neen?—Kijk hem dan eens aan en vraag u dan -af, of het niet heel natuurlijk is, dat die ook zijn deel opgestoken -heeft... Hij komt uit Atrecht, waar hij een advocatenkantoor had. Toen -zijn district hem afgevaardigd heeft, heeft hij zich door de politiek -laten bedwelmen, alles verkocht, om hier in Parijs zijn fortuin te -maken, en zich met zijn vrouw en zijn drie dochters hier gevestigd. U -kunt u zijn onaangenaam leven voorstellen met die vier vrouwen—vier -verschrikkelijke vrouwen, die aan niets denken dan aan kantjes en -lintjes, aan boodschappen en bezoeken, ongerekend de jacht op de -mannen, die haar ontvluchten. Dat is de voortdurende pech, het -dagelijks terugkomende échec van dezen armen, middelmatigen kerel, die -gedacht heeft, dat zijn positie als afgevaardigde de zaken makkelijker -voor hem zou maken en daar nu in ondergaat... En zoudt u dan willen -gelooven, dat Chaigneux, die nooit weet hoe hij vijfhonderd francs bij -elkaar moet krijgen, zich niet heeft laten omkoopen? Ik geef graag toe, -dat hij geen oneerlijk man was. Hij is het geworden, dat is alles!” - -Massot was nu eenmaal op gang en zette zijn portretstudiën voort. Een -oogenblik had hij erover gedacht de geheele serie onder den titel: -“Afgevaardigden te koop” uit te geven; de naïeven, die in de tobbe -gevallen waren, de door eerzucht geprikkelden, de onder de verleiding -van open laden bezwijkende lage zielen, de grootezakendoeners, die zich -bij het roeren in de groote cijfers bedwelmen en den vasten grond onder -hun voeten verliezen. Maar hij erkende graag, dat zij betrekkelijk -weinig talrijk waren, en dat die enkele schurftige schapen in alle -parlementen der wereld te vinden zijn. De naam Sanier kwam weer terug, -alleen Sanier kon van onze Kamers dievenholen maken. - -Pierre werd vooral geïnteresseerd door den storm, dien de dreigende -ministerieele crisis om hem heen ontketende. Om Barroux en Monferrand -groepeerden zich alleen mannen als Dutheil en Chaigneux, die den grond -onder hun voeten voelden wegzinken en zich afvroegen of zij dien nacht -niet in Mazas [3] slapen zouden. Al hun protégé’s waren daar, allen, -die door hen invloed en betrekkingen gekregen hadden en nu door hun val -ook verdwijnen zouden. Men moest dan ook hun angstige blikken zien te -midden van de fluisterende gesprekken, de in omloop zijnde inlichtingen -en praatjes. In de groep daarnaast, die zich om den kalmen, -glimlachenden Vignon gevormd had, bevonden zich de andere protégé’s, -zij, die gereed stonden om eindelijk een aanval op de macht te wagen, -om eindelijk invloed en betrekkingen te krijgen. Daar vlamden de oogen -van hebzucht, men las er een nog in den staat van hoop verkeerende -vreugde in, een gelukkige verbazing over de zich zoo onverwacht -voordoende gelegenheid. Vignon vermeed het een antwoord te geven op de -al te directe vragen van zijn vrienden, verzekerde alleen maar, dat hij -zich niet in de quaestie mengen zou. Blijkbaar was het zijn plan Mège -te laten interpelleeren en het ministerie te laten vallen, want voor -dezen was hij niet bang; hij zou—zoo dacht hij—de portefeuille slechts -voor het oprapen hebben. - -“Monferrand is er een,” zeide de kleine Massot, “die met de wolven in -het bosch meehuilt. Ik heb hem gekend als een anticlericaal, als een -priestervreter, als u mij die uitdrukking niet kwalijk neemt. Maar nu -meen ik te mogen verklaren—en ik zeg dat niet om u naar den mond te -praten—dat hij zich met God verzoend heeft... Men heeft mij tenminste -verteld, dat monseigneur Martha niet meer van zijn zijde wijkt. Dat -doet je pleizier in deze nieuwe tijden, nu de wetenschap bankroet -geslagen heeft en de godsdienst aan alle kanten—in de letterkunde en in -de maatschappij zelf—weer opbloeit in een verrukkelijk mysticisme.” - -Hij spotte zooals altijd, maar hij had het op zoo’n beminlijke manier -gezegd, dat de priester wel goedkeurend knikken moest. Doch er ontstond -een groote beweging, overal werd gezegd, dat Mège naar het -spreekgestoelte ging; alle leden haastten zich naar de zittingzaal en -lieten in de Salle des Pas perdus alleen de nieuwsgierigen en enkele -persmuskieten achter. - -“Ik begrijp niet waar Fonsègue blijft,” begon Massot weer. “Wat hier -gebeurt interesseert hem toch ook. Maar hij is zoo sluw, dat hij er -altijd zijn goede redenen voor heeft, als hij niet doet wat een ander -wel doen zou... Kent u hem?” - -En na het ontkennende antwoord van Pierre: - -“Een kranige kop en een ware macht!... O, ik spreek vrij uit over hem, -ik ben nu eenmaal niet eerbiedig aangelegd en mijn chefs zijn juist de -ledepoppen, die ik het beste ken en het liefste uit elkaar haal... -Fonsègue wordt in het artikel van Sanier ook heel duidelijk aangewezen. -Hij is trouwens een protégé van Duvillard. Dat hij geld aangenomen -heeft, staat zoo vast als een paal boven water, want hij neemt voor -alles geld aan. Maar hij is altijd gedekt, krijgt het geld om -aannemelijke redenen, voor publiciteit en dergelijke gepermitteerde -dingen. En wanneer hij, zooals ik zoo even meende te zien, onrustig is, -wanneer hij talmt hier te komen als om een moreel alibi vast te -stellen, dan heeft hij de eerste domheid in zijn leven uitgehaald.” - -Massot ging verder den geheelen Fonsègue te schilderen. Hij was -eveneens afkomstig uit la Corrèze en, men wist niet waarom, een -doodsvijand van Monferrand. Vroeger advocaat te Tulle was hij naar -Parijs gekomen, om het te veroveren en had het dank zij het groote -ochtendblad de Globe, waarvan hij oprichter en directeur was, inderdaad -veroverd. Nu bewoonde hij op de avenue du Bois de Boulogne een -weelderig ingericht hôtel en er werd geen enkele nieuwe onderneming -gelanceerd, waarin hij niet zijn koninklijk aandeel had. Hij was een -zakengenie en maakte, om als meester over de markt te heerschen, van -zijn blad gebruik als van een onberekenbare macht. Maar welk een -handigheid en geduld was er voor noodig geweest, om eindelijk den naam -te krijgen van een ernstig en soliden man, die met autoriteit het -deugdzaamste en meest gerespecteerde blad regeerde! Hoewel hij in den -grond der zaak noch aan God noch aan den duivel geloofde, had hij van -die courant den steunpilaar der maatschappelijke orde, van den eigendom -en van de familie gemaakt, zij was conservatief republikeinsch, sedert -dat in haar belang was, maar bleef godsdienstig en predikte een geest, -die de bourgeoise gerust stelde. En zoo, als erkende en geëerbiedigde -macht, stak hij zijn hand in alle zakken. - -“Nu ziet u, hoever je met de journalistiek komen kan, mijnheer de abbé! -Vergelijk nu Sanier en Fonsègue eens. In den grond van de zaak zijn het -collega’s; zij hebben ieder een wapen en gebruiken dat. Maar welk een -verschil in de middelen en in de resultaten. Het blad van den eerste is -feitelijk een goot, die hemzelf meesleept naar het riool, terwijl het -blad van den tweede beslist tot de beste journalistiek behoort, die men -zich denken kan, uitstekend verzorgd, zeer litterair, een lekkernij -voor fijnproevers, een eer voor hem, die het leidt... En toch is het in -den grond der zaak één en dezelfde comedie!” - -Massot lachte hartelijk om zijn laatste aardigheid, maar zeide dan -plotseling: - -“Daar heb je Fonsègue eindelijk!” - -En nog steeds lachend stelde hij den priester voor. - -“Mijnheer de abbé Froment, die al een klein half uurtje op u zit te -wachten... Ik zal eens gaan kijken wat er binnen gebeurt... U weet -toch, dat Mège een interpellatie houdt.” - -Fonsègue kreeg een kleine rilling. - -“Een interpellatie... Goed, goed, ik kom dadelijk.” - -Pierre keek hem aan. Het was een kleine, magere, levendige, nog jong -gebleven vijftiger met een donkeren baard, fonkelende oogen en een -mond, die onder zijn snor schuil ging. Verder had hij een zeer innemend -uiterlijk en geest tot in het topje van zijn neus, den neus van een -altijd snuffelenden jachthond. - -“En waarmede kan ik u van dienst zijn, mijnheer de abbé?” - -Pierre zette nu in enkele woorden zijn verzoek uiteen, vertelde van -zijn bezoek aan Laveuve, gaf enkele hartverscheurende bijzonderheden en -vroeg de onmiddellijke opneming van den ongelukkige in het Asile. - -“Laveuve? Maar is zijn zaak al niet onderzocht?... Dutheil heeft er -rapport over uitgebracht en de feiten waren zoodanig, dat we niet tot -opneming hebben kunnen besluiten.” - -De priester bleef aandringen. - -“Ik verzeker u, mijnheer, dat uw hart van medelijden gebroken zou zijn, -als u vanochtend met mij geweest was. Het is een schande den ouden man -nog een uur langer in zoo’n verwaarloosden toestand te laten. Hij moet -vanavond in het Asile slapen.” - -“Vanavond,” riep Fonsègue uit, “maar dat is onmogelijk, absoluut -onmogelijk! Daarvoor moeten eerst allerlei formaliteiten vervuld -worden. Trouwens ik kan alleen geen beslissing nemen, die macht bezit -ik niet. Ik ben slechts de administrateur en doe niets anders dan de -bevelen van het damescomité uitvoeren.” - -“Maar barones Duvillard heeft mij juist naar u gezonden en mij -verzekerd, dat u alleen de noodige macht bezit, om in een -uitzonderingsgeval een onmiddellijke opneming te gelasten.” - -“Zoo, zendt de barones u! Dat is net iets voor haar! Zij is niet in -staat een besluit te nemen en veel te bezorgd voor haar rust, om een -verantwoordelijkheid te aanvaarden... Waarom wil zij, dat juist ik al -die onaangenaamheden hebben moet? Neen, neen, mijnheer de abbé, ik doe -beslist niets tegen onze reglementen in, ik ben niet van plan een bevel -te geven, dat mij misschien in onmin met de dames zou brengen. U kent -ze niet; ze zijn verschrikkelijk, zoodra zij vergaderen.” - -Hij werd opgewekter en verdedigde zich schertsend; maar hij had reeds -het vaste besluit genomen niets te doen. Plotseling verscheen Dutheil -weer en stormde blootshoofds de wandelgangen in, om de afwezigen, die -belang hadden bij de discussie, welke zoo juist een aanvang genomen -had, te verzamelen. - -“Wat, ben jij daar nog, Fonsègue. Ga gauw naar je plaats. Het wordt -ernst!” - -Hij was alweer weg. De afgevaardigde haastte zich echter volstrekt -niet, alsof de verdachte geschiedenis, die de zittingzaal in een -hartstochtelijke opwinding bracht, hem in geen geval nadeel berokkenen -kon. Hij glimlachte nog steeds, hoewel een licht, zenuwachtig beven hem -met zijn oogleden deed knippen. - -“Neem me niet kwalijk, mijnheer de abbé, maar u ziet, dat mijn vrienden -mij noodig hebben. Ik herhaal u, dat ik absoluut niets voor uw protégé -kan doen.” - -Maar Pierre wilde dit antwoord nog niet als definitief aannemen. - -“Neen, neen, mijnheer, ga u nu maar uw zaken doen, dan wacht ik zoolang -wel hier... Neem geen besluit, zonder er rijpelijk over na te denken. -Men haast u op het oogenblik en ik voel, dat u niet met onverdeelde -aandacht naar mij luistert. Wanneer u strakjes terugkomt en u geheel -aan het geval wijden kunt, zult u, daar ben ik zeker van, toestaan wat -ik u vraag.” - -En hoewel Fonsègue hem bij het weggaan verzekerde, dat hij zijn besluit -niet zou kunnen veranderen, bleef Pierre hardnekkig en ging weer op het -bankje zitten, ook al zou hij tot ’s avonds moeten wachten. De Salle -des Pas perdus was nu bijna geheel ledig en leek nu nog droefgeestiger -en killer met haar Laokoöon en haar Minerva en met haar kale wanden; -zij maakte den indruk van een banaal station, waar het gewoel van de -eeuw doortrok, zonder het hooge plafond te verwarmen. Nooit nog was een -valer, onverschilliger daglicht door de groote glazen deuren -binnengevallen, waarachter men den kleinen, ingesluimerden tuin met -zijn spaarzaam wintergroen zag. Geen geluid van de stormachtige zitting -ernaast drong hier door; slechts een doodelijke stilte viel neer uit -het zwaarmoedige gebouw, waardoor een rilling van troosteloosheid ging, -die ongetwijfeld van heel ver, uit het geheele land gekomen was. - -Dat was het wat Pierre nu in zijn overpeinzingen niet losliet. De -geheele oude, vergiftigde wond lag hier in haar ettering bloot. De -langzame parlementaire verrotting had zich uitgebreid en greep nu het -sociale lichaam aan. Zeker boven de lage intriges, boven het drijven -van persoonlijke eerzucht stond wel de hoogere strijd der principes, -stond de voortschrijdende geschiedenis, die het verleden wegvaagde en -trachtte in de toekomst meer waarheid, gerechtigheid en geluk te -scheppen; maar wat hielp dat, wanneer men in de vreeselijke -dagelijksche praktijk niets zag dan de ontketening van egoïstische -begeerten, den eenigen drang om zijn buurman te worgen en alleen te -triompheeren. Tusschen de verschillende groepen ontdekte men niets dan -een strijd om de macht en om de bevrediging, die de overwinning geeft. -Links en rechts, katholieken, republikeinen, socialisten en al die -ontelbare partijschakeeringen waren niets dan etiquetten, welke -denzelfden brandenden dorst naar heerschen en regeeren classificeerden. -Alle vragen trokken zich samen tot één vraag, wie van deze, gene of nog -een derde partij Frankrijk in zijn macht hebben zou, om ervan te -genieten, om zijn gunsten te verdeelen onder zijn beschermelingen. En -het ergste was, dat de groote slagen, de dagen en weken, welke ermede -verloren gingen dezen op genen en genen weer op dien te laten volgen, -op niets anders uitliepen dan op een allerdwaast heen en weer trappelen -op dezelfde plaats, want alle drie beteekenden even veel of even -weinig; er bestonden tusschen hen slechts vage verschillen, zoodat de -nieuwe meester hetzelfde werk bedierf als zijn voorganger, daar hij, -zoodra hij aan het bewind kwam, noodzakelijkerwijze zijn programma’s en -beloften vergeten moest. - -Onoverwinlijk keerden Pierre’s gedachten weer terug naar Laveuve, dien -hij een oogenblik vergeten had. O, wat bekommerde die ongelukkige oude -man, die daar op zijn lompen van honger lag te crepeeren, er zich om of -Mège het ministerie-Barroux zou doen vallen en een ministerie-Vignon -aan het bewind komen zou? Op die wijze zouden er honderd, tweehonderd -jaren moeten verloopen voor er brood was in de dakkamertjes, waar de -verminkten van den arbeid, de oude, kreupel geworden lastdieren liggen -te reutelen. En achter Laveuve stond de geheele ellende, het geheele -volk der onterfden en der armen, die in doodsstrijd verkeerden en -gerechtigheid eischten, terwijl de voltallige Kamer zich -hartstochtelijk opwond om te weten, aan wien de natie toebehooren, wie -haar verslinden zou. De modder stroomde tot aan den rand, de -afschuwelijke, bloedende wond lag schaamteloos bloot als een -kankergezwel, dat het organisme wegvreet en het hart aantast. Welk een -walging boezemde dat schouwspel in, hoe verlangde men naar het wrekende -mes, dat gezondheid en vrede teruggeven zou. - -Pierre zou niet hebben kunnen zeggen hoe lang hij in dat gepeins -verzonken was, toen wederom een verward lawaai de zaal vulde. -Verschillende Kamerleden kwamen weer terug en vormden druk -gesticuleerende groepen. Dan hoorde hij plotseling Massot naast zich -zeggen: - -“Het is nog niet gevallen, maar het scheelt toch een beroerd beetje. Ik -geef geen sou meer voor zijn leven.” - -Hij bedoelde het ministerie. Dan vertelde hij aan een pas aangekomen -collega het verloop der zitting. Mège had heel goed en met een -buitengewoon vurige verontwaardiging tegen de verrotte en verrottende -maatschappij gesproken, maar had, zooals altijd, zijn doel -voorbijgestreefd en juist door zijn heftigheid de Kamer bang gemaakt. -Toen Barroux dan ook de verdaging van de interpellatie voor een maand -gevraagd had, behoefde hij slechts woorden te geven aan zijn -verontwaardiging, die trouwens zeer oprecht was, want een heilige toorn -tegen de infame campagnes, die een zekere pers voerde, vervulde hem. -Moest de smaad van Panama zich hernieuwen? Zou de -volksvertegenwoordiging zich door nieuwe dreigementen met onthullingen -laten intimideeren? Het eenige doel was, om de republiek zelf onder een -vloed van schanddaden te verdrinken. Neen, neen, het uur was gekomen, -om tot zichzelf in te keeren, om in vrede te werken, zonder dat op -schandaal beluste personen in staat gesteld zouden worden den -algemeenen vrede te verstoren. En de Kamer, op wie deze woorden indruk -gemaakt hadden en die bang was op den langen duur het geduld van de -kiezers met die telkens nieuwe modder uit te putten, had de -interpellatie voor een maand verdaagd. Maar, hoewel Vignon zich met -opzet niet in de discussie gemengd had, had zijn geheele groep tegen -het ministerie gestemd, zoodat de door Barroux verkregen meerderheid -slechts twee stemmen bedroeg—een belachelijke meerderheid. - -“Maar dan zal het ministerie ontslag vragen,” zeide een stem tot -Massot. - -“Ja, het gerucht gaat. Maar Barroux is taai... In ieder geval zullen -zij, wanneer zij mochten aanblijven, binnen acht dagen tegen den grond -liggen, te meer daar Sanier woedend is en beweert morgen de lijst met -namen te publiceeren.” - -Inderdaad zag men Barroux en Monferrand haastig en terneergeslagen en -door hun ongeruste protégé’s gevolgd, voorbijkomen. Men vertelde, dat -het geheele kabinet zou vergaderen, om een beslissing te nemen. Dan -kwam Vignon, omgeven door zijn vrienden, terug. Hij straalde van -vreugde, die hij echter voor zijn vrienden trachtte te verbergen, want -hij wilde niet te vroeg victorie kraaien; maar de oogen van zijn groep -fonkelden, een geheele troep jachthonden, die wachtten op het naderende -uur van den buit. Zelfs Mège triompheerde. Op twee stemmen na had hij -het ministerie doen duikelen! Alweer een! En dat van Vignon zou hij ook -ten val brengen. En dan zou hij eindelijk regeeren! - -“Alle duivels!” mompelde de kleine Massot. “Chaigneux en Dutheil zien -er uit als een paar honden, die een rammeling gehad hebben. Maar kijk -eens naar Fonsègue, dan zie je wat anders. Wat een kerel, hè?... -Bonsoir, ik maak, dat ik wegkom!” - -Hij gaf zijn collega de hand; hij wilde niet blijven, hoewel de zitting -nog niet opgeheven was en er weer een belangrijke quaestie—maar -natuurlijk voor leege banken—behandeld werd. - -Pierre was opgestaan, om nogmaals zijn verzoek aan Fonsègue te doen. -Maar deze was hem voor en zeide haastig: - -“Neen, heusch niet, mijnheer de abbé, ik zeg u nogmaals, dat ik beslist -weiger de verantwoordelijkheid van een dergelijke overtreding van onze -reglementen op mij te nemen. Er is een rapport uitgebracht en de zaak -is definitief beslist. Hoe kan ik dus anders handelen dan ik doe?” - -“Mijnheer,” zeide de priester smartelijk, “het gaat hier om een ouden -man, die honger heeft, die koude lijdt en sterven zal, wanneer hij niet -geholpen wordt.” - -Met een wanhopig gebaar scheen de hoofdredacteur van den Globe de muren -tot getuigen te roepen, dat hij er niets aan kon doen. Ongetwijfeld was -hij bang voor de een of andere onaangename geschiedenis voor zijn blad, -waarin hij het Asile des Invalides du Travail als verkiezingswapen -misbruikt had. En misschien ook maakte de heimelijke angst, waarin de -zitting hem gebracht had, hem hardvochtig. - -“Ik kan niets doen, ik kan niets doen... Maar ik zou natuurlijk niets -liever zien dan dat u mij door het damescomité zoudt dwingen iets te -doen. U hebt reeds den steun van barones Duvillard, tracht ook dien van -de andere dames te krijgen.” - -Vastbesloten tot het einde toe te strijden, zag Pierre daarin een -laatste middel, om zijn doel te bereiken. - -“Ik ken gravin de Quinsac; ik zou dadelijk naar haar toe kunnen gaan.” - -“Ja, dat is uitstekend! Ga naar gravin de Quinsac; neem een rijtuig en -tracht ook prinses de Hardt te spreken. Die heeft tegenwoordig veel -invloed... Probeer de toestemming van die dames te krijgen, ga dan om -zeven uur naar de barones terug, vraag aan haar een brief, die mij -dekt, en kom dan bij mij op de courant. Om negen uur is uw man dan in -het Asile.” - -Hij sprak nu op vroolijk-ongedwongen toon en scheen, nu hij geen gevaar -meer liep in moeilijkheden te geraken, zeker van het succes. De -priester vatte weer nieuwen moed. - -“Ik ben u hoogst dankbaar, mijnheer; u zult een reddingswerk doen.” - -“Maar u begrijpt toch, hoop ik, dat ik niets liever zou willen. Ja, als -wij met een woord de ellende genezen, honger en dorst voorkomen -konden!... Maar haast u, u hebt geen minuut te verliezen.” - -Zij gaven elkaar de hand en Pierre haastte zich weg. Het was niet -makkelijk, want de groepen waren grooter geworden; de woede en de angst -van de zitting vormden hier een stormachtigen tegenstroom, zooals een -steen, die midden in een poel geworpen wordt, de modder opwoelt en het -verborgen vuil naar de oppervlakte doet stijgen. Hij moest zich met -zijn ellebogen een weg banen door die menigte, door de rillende en -bevende lafheid van sommigen en de onbeschaamde brutaalheid van -anderen, door de vuile bezoedelingen, die de meesten tengevolge van de -onvermijdelijke besmetting der omgeving gekregen hadden. Maar hij nam -een nieuwe hoop met zich mede, en het scheen hem toe, dat, wanneer hij -dezen dag een leven redde, wanneer hij dezen dag iemand gelukkig -maakte, dat het begin van de verlossing, een kleine aflaat voor de -domheden en zonden van de zelfzuchtige en vraatzuchtige politieke -wereld zijn zou. - -In de vestibule hield een nieuw incident Pierre nog even op. Er -heerschte daar een groote opwinding ten gevolge van een ruzie tusschen -een man en een der boden, die den man den toegang geweigerd had, na -gezien te hebben, dat de kaart, die hij toonde, een oude kaart was, -waarop de datum weggekrabd was. De man, die eerst grof en brutaal was -geweest, drong niet verder aan en scheen door een plotselinge -schuchterheid aangegrepen te zijn. Pierre herkende tot zijn verbazing -in dien slecht gekleeden man Salvat, dien hij ’s morgens had weg zien -gaan, om werk te zoeken. Ditmaal was hij het werkelijk—groot, mager, -verwilderd met vlammende dwepersoogen in zijn bleek -hongerlijdersgezicht. Hij had zijn zak met gereedschappen niet meer bij -zich; zijn in flarden hangende jas was dichtgeknoopt en puilde aan den -linkerkant uit, waarschijnlijk door een stuk brood, dat hij eronder -gestopt had. Teruggejaagd door de boden, ging hij weer verder en liep -langzaam op goed geluk af den pont de la Concorde over, als iemand, die -niet weet, waarheen hij gaat. - - - - -IV. - -In den ouden, verkleurden salon Louis XVI met grijze betimmering zat -gravin de Quinsac op haar gewone plaatsje naast den schoorsteen. Met -haar lang en voornaam gelaat, haar ietwat strenge kin en met haar nog -mooie oogen onder het naar de ouderwetsche mode uit haar jeugd -opgemaakte, fijne, grijze haar geleek zij sprekend op haar zoon. -Ondanks haar trotsche koelheid kon zij vriendelijk en innemend zijn. - -Na een lange stilte begon zij weer met een kleine handbeweging tegen -markies de Morigny, die aan den anderen kant van den schoorsteen, waar -hij sedert jaren denzelfden fauteuil had, zat: - -“Ja, beste vriend, ge hebt groot gelijk, de lieve God heeft ons in een -verschrikkelijken tijd vergeten.” - -“Ja, wij zijn het geluk voorbijgevlogen,” zeide hij langzaam; “en daar -hebben wij beiden schuld aan.” - -Met een tweede gebaar legde zij hem droef glimlachend het zwijgen op. -En weer viel een stilte in; geen geluid van de straat drong door in -dezen droefgeestigen rez-de-chaussée, die achter op de binnenplaats van -een oud hôtel in de rue Saint-Dominique, bijna op den hoek van de rue -de Bourgogne, lag. - -De markies was een oude man van vijf-en-zeventig jaar, negen jaar ouder -dan de gravin. Hoewel hij klein en mager was, maakte hij met zijn -gladgeschoren gezicht met de diepe, correcte rimpels toch een voornamen -indruk. Hij behoorde tot een der oudste families van Frankrijk en was -een der laatste legitimisten, die, ofschoon hij geen hoop meer had, -ondanks alles trouw bleef aan de gestorven monarchie. Zijn nog altijd -op eenige millioenen geschat vermogen was als het ware geïmmobiliseerd -door zijn weigering om het in dienst te stellen van de werken der eeuw -en het op die wijze vruchten te doen dragen. Men wist, dat hij de -gravin, zelfs nog tijdens het leven van graaf de Quinsac, heimelijk had -liefgehad en na den dood van dezen, toen de hoogstens veertigjarige -weduwe zich met een rente van vijftien duizend francs op dezen -vochtigen rez-de-chaussée had moeten terugtrekken, haar zijn hand -aangeboden had. Doch zij aanbad haar toenmaals tienjarigen zoon Gérard, -die zeer teer van gezondheid was; en uit een soort moederlijke -schaamte, uit een bijgeloovige vrees, dat zij hem verliezen zou, -wanneer zij een nieuwe liefde en een nieuwen plicht in haar leven -bracht, had zij alles voor dien jongen opgeofferd. De markies echter, -die zich erbij neergelegd had, bleef haar met zijn geheele ziel -aanbidden, maakte haar nog het hof als op den eersten avond, dat hij -haar gezien had. Nooit had er iets tusschen hen bestaan; zelfs geen kus -hadden zij elkander gegeven. - -Toen hij haar daar zoo treurig zitten zag, was hij bang haar misnoegen -opgewekt te hebben en voegde hij eraan toe: - -“Ik zou je graag gelukkiger gemaakt hebben, maar ik heb het niet -gekund, en dat is zeker alleen mijn schuld.—Maak je je bezorgd over -Gérard?” - -Zij knikte van neen, om dan te zeggen: - -“Zoolang de zaken blijven, zooals zij zijn, mogen we niet klagen, lieve -vriend, want wij hebben ze aanvaard.” - -De gravin bedoelde de zondige verhouding tusschen haar zoon en barones -Duvillard. Altijd was zij zwak geweest voor dit kind, dat zij met -zooveel moeite had opgevoed, want zij alleen kende de uitputting, het -jammerlijke einde van een ras, dat zich onder het mooie uiterlijk van -zijn trotsche houding verborg. Zij duldde zijn luiheid, zijn niets -doen, zijn genotzucht, die hem een tegenzin voor de militaire en voor -de diplomatieke loopbaan ingeboezemd had. Hoe dikwijls had zij kleine -domheden goedgemaakt, kleine schulden betaald, hoewel zij de geldelijke -hulp weigerde van den markies, die zelfs zijn millioenen niet meer -durfde aanbieden, daar zij er hardnekkig op bleef staan heldhaftig te -leven van de overblijfselen van haar fortuin. Zoo was zij er ten slotte -ook toe gekomen haar oogen te sluiten voor de amourette van haar zoon, -daar zij heel goed begreep hoe dit alles in zijn werk gegaan was: men -laat zich medesleepen—komt niet tot besef van wat er gebeurt: de man -weet niet hoe hij breken moet; de vrouw houdt hem vast door zich te -geven. De markies had er zich eerst bij neergelegd, toen Eve Christin -geworden was. - -“Je weet hoe goed Gérard is,” ging de gravin voort. “Dat is zijn kracht -en tegelijk zijn zwakheid. Hoe kan ik hem verwijten doen, wanneer hij -met mij weent?... Hij zal die vrouw wel moede worden.” - -Markies de Morigny schudde zijn hoofd. - -“Zij is nog zoo mooi... En dan is de dochter er nog. Dat zou ernstiger -zijn; hij zou met haar trouwen.” - -“Die mismaakte dochter!” - -“Ja, ik hoor de praatjes al: een Quinsac, die om haar millioenen met -een monster trouwt.” - -Dat was het waarvoor zij beiden bang waren. Zij wisten alles wat er bij -de Duvillards gebeurde: de teedere vriendschap tusschen de leelijke -Camille en den mooien Gérard, de roerende idylle, waarachter zich het -vreeselijkste drama verborg. - -“O neen, dat nooit!” riep de gravin verontwaardigd uit. “Mijn zoon in -die familie, neen, daar geef ik nooit mijn toestemming voor!” - -Op dat oogenblik kwam generaal de Bozonnet de kamer binnen. Hij aanbad -zijn zuster en kwam, zonder een enkele maal over te slaan, haar op haar -jours gezelschap houden, want de oude vriendenkring was langzamerhand -kleiner geworden; er waren nog slechts enkele getrouwen, die zich in -dezen grijzen, somberen salon waagden, waar men zich op duizend mijlen -van het werkelijke Parijs zou kunnen wanen. Om haar op te vroolijken, -vertelde hij dadelijk, dat hij bij de Duvillards gedejeuneerd had, -noemde de gasten, zeide dat Gérard er ook was. Hij wist, dat hij zijn -zuster een groot genoegen deed door geregeld naar dat huis te gaan, -waarvan hij haar het nieuws vertelde en dat hij door de groote eer van -zijn tegenwoordigheid een weinig van zijn bezoedeling reinigde. Hij -zelf verveelde zich niet bij de Duvillards, daar hij zich al lang naar -den geest der eeuw geschikt had en zich voor alles, wat geen -krijgskunde was, zeer inschikkelijk toonde. - -“Die arme kleine Camille aanbidt Gérard,” zeide hij. “Aan tafel heeft -zij hem met haar oogen verslonden.” - -“Daarin schuilt juist het gevaar,” viel de markies hem ernstig in de -rede; “een huwelijk zou, uit alle oogpunten beschouwd, iets -verschrikkelijks zijn.” - -“Maar waarom?” vroeg de generaal heel verbaasd. “Zij is niet mooi, maar -als alleen mooie meisjes trouwden! En dan zijn de millioenen er ook -nog! Onze lieve jongen zou daar uitstekend gebruik van kunnen maken... -Ja, die liaison met de moeder! Maar lieve Hemel, dat komt tegenwoordig -dagelijks voor!” - -De markies maakte een gebaar van grooten afkeer. Waarom nog strijden, -wanneer alles instortte? Wat moest men antwoorden aan een Bozonnet, den -laatsten afstammeling van deze illustere familie, wanneer het met hem -al zoo ver gekomen was, dat hij de schandelijke zeden der Republiek -verontschuldigde, nadat hij zijn koning verloochend en het keizerrijk -gediend had? - -“Hoe kan je zoo iets zeggen?” riep de gravin, die eveneens zeer -verontwaardigd was, uit. “Nooit zal ik voor een dergelijk schandaal -mijn toestemming geven. Dat heb ik zooeven nog gezworen!” - -“Zweer niet, zuster!” zeide de generaal. “Ik zou alleen onzen Gérard -gelukkig willen zien. En we zullen toch moeten erkennen, dat hij voor -niet veel deugt. Dat hij geen soldaat heeft willen worden, kan ik mij -begrijpen, dat is tegenwoordig geen beroep meer. Maar dat hij geen -diplomaat geworden is, dat hij niet de een of andere betrekking -aanvaard heeft, begrijp ik minder goed. Zeker het klinkt heel mooi om -op den tegenwoordigen tijd te schelden en te beweren dat een man uit -onze kringen daarin eigenlijk geen fatsoenlijke bezigheid vinden kan, -maar, als we eerlijk willen zijn, moeten we toegeven, dat alleen -luilakken dat zeggen. Gérard heeft slechts één excuus: zijn weinige -capaciteiten, zijn gemis aan energie en kracht.” - -Tranen waren in de oogen der moeder gekomen. Zij verkeerde steeds in -angst en beven, want zij kende de leugen, die zich achter het mooie -uiterlijk verborg: hoe flink en sterk haar zoon ook schijnen mocht, de -geringste koude kon zijn dood zijn. - -“Hij is nu toch zes-en-dertig,” ging de generaal voort; “en nog leeft -hij steeds ten laste van jou. Daar moest nu eindelijk eens een eind aan -komen.” - -Maar zij verzocht hem te zwijgen en wendde zich tot den markies. - -“Wij moeten op God vertrouwen, niet waar vriendlief? Hij moet mij -helpen, want ik heb nooit tegen hem gezondigd.” - -“Nooit!” riep de markies uit, en hij legde in dat woord al zijn smart, -al zijn liefde, al de vereering voor deze vrouw, die hij zoovele jaren -aanbad, zonder dat zij een van beiden ooit gezondigd hadden. - -Een nieuwe getrouwe kwam binnen en het gesprek nam een andere wending. -Mijnheer de Larombardière, vice-president van het gerechtshof, was een -groote, magere, kaalhoofdige, op een smal bakkebaardje na gladgeschoren -man van vijf-en-zestig jaar. Zijn grijze oogen, zijn saamgeknepen mond, -die ver van zijn neus afstond, en zijn vierkante, eigenzinnige kin -gaven aan zijn gezicht een zeer strenge uitdrukking. De groote wanhoop -van zijn leven was, dat hij, met een hinderlijk lispelen behept, zijn -voortreffelijke qualiteiten in zijn ambt niet tot volle ontwikkeling -had kunnen brengen, want hij liet er zich op voorstaan, dat hij een -groot redenaar was. Die heimelijke marteling maakte hem prikkelbaar. In -hem belichaamde zich het oude, royalistische en mokkende Frankrijk, dat -slechts met tegenzin de Republiek diende, de oude, strenge, voor iedere -evolutie en voor alle nieuwe opvattingen gesloten magistratuur. -Afkomstig uit den kleinen ambtenaarsadel was hij een met het Orleanisme -gerallieerde legitimist en beschouwde hij zich in dezen salon, waarin -hij heel trotsch was den markies te ontmoeten, als den man van wijsheid -en logica. - -Er werd over de laatste gebeurtenissen gesproken. De politieke -gesprekken waren trouwens gauw uitgeput en liepen meestal uit op een -bittere veroordeeling van menschen en feiten, want de drie heeren waren -het over de gruwelen van het republikeinsche regime volkomen eens. Zij -waren de ruïnes, de overblijfselen van de oude, tot bijna volkomen -onmacht gedoemde partijen. De markies, een der laatsten van dien nog -rijken, trotschen en koppigen adel, zweefde hoog in zijn absolute -intransigentie en bleef een doode trouw. De magistraat, die tenminste -een pretendent had, rekende op een wonder, toonde de noodzakelijkheid -daarvan aan, wanneer Frankrijk niet in de ergste ongelukken vervallen, -niet spoedig en geheel verdwijnen wilde. Wat den generaal betreft, hij -betreurde van de twee keizerrijken slechts de groote oorlogen; hij had -de hoop op een Bonapartistische restauratie opgegeven en beweerde, dat -de Republiek, door zich niet te houden aan de keizerlijke legers en den -dienstplicht in te voeren, den oorlog en het vaderland gedood had. - -Toen de huisknecht vragen kwam, of de gravin abbé Froment wilde -ontvangen, scheen zij zeer verbaasd. - -“Wat kan die van mij willen? Laat hem binnenkomen.” - -De gravin was heel vroom; zij had den priester in -liefdadigheidsinstellingen leeren kennen en was door zijn ijver en door -den roep van jongen heilige, waarin zijn parochianen van Neuilly hem -gebracht hadden, getroffen. - -Pierre, zich geheel overgevend aan zijn koortsachtige opwinding, voelde -bij het binnentreden van den salon een zekere schuchterheid in zich -opkomen. Eerst onderscheidde hij niets, meende in een rouwkamer te -komen, een donker, waarin de vormen wazig schenen te worden en zachte -stemmen fluisterden. Maar toen hij de aanwezige personen herkend had, -voelde hij zich nog minder op zijn gemak: zij kwamen hem zoo triest -voor, zoo veraf staande van de wereld, waaruit hij kwam en waarin hij -terugkeerde. Nadat de gravin hem een stoel naast zich gewezen had, -vertelde hij haar op zeer zachten toon de jammerlijke geschiedenis van -Laveuve en vroeg haar steun, om hem in het Asile des Invalides du -Travail opgenomen te krijgen. - -“O ja, dat is die inrichting, waartoe ik op dringend verzoek van mijn -zoon behoor... Maar ik heb nooit een vergadering van het comité -bijgewoond, mijnheer de abbé. Hoe kan ik, die natuurlijk absoluut geen -invloed heb, mij in dergelijke quaesties mengen!” - -Weer rezen de gestalten van Gérard en Eve voor haar geestesoog op, want -deze twee hadden elkaar voor het eerst in het Asile ontmoet, en reeds -werd het altijd lijdend moederhart zwak, hoewel zij er reeds spijt van -had haar naam geleend te hebben voor een van die lawaaierige -liefdadigheidsinstellingen, waarvan zij het zelfzuchtige misbruik, dat -ervan gemaakt werd, afkeurde. - -“Mevrouw,” drong Pierre aan, “het gaat hier om een armen, ouden man, -die van honger omkomt. Heb medelijden wat ik u bidden mag.” - -Hoewel de priester fluisterend gesproken had, kwam de generaal -naderbij. - -“Zoo, nog altijd in de weer voor uw ouden revolutionnair? Geen succes -gehad bij den administrateur? Ja, het is moeilijk medelijden te hebben -met zulke kerels, die, wanneer zij de meesters waren, ons allen zouden -wegvegen, zooals zij zeggen.” - -Mijnheer de Larombardière knikte toestemmend. In den laatsten tijd was -het anarchistisch gevaar een nachtmerrie voor hem. - -En Pierre begon zijn hartverscheurend pleidooi opnieuw. Hij schilderde -de vreeselijke ellende, de woningen, waarin geen brood was, de vrouwen -en kinderen, die van koude klappertanden, de vaders, die het modderige -Parijs afliepen voor een stuk brood. Het eenige wat hij vroeg was een -paar woorden op een visitekaartje, een paar welwillende woorden der -gravin, die hij dadelijk naar barones Duvillard brengen zou, om haar te -bewegen de reglementen te overtreden. Zijn woorden, die van ingehouden -tranen beefden, vielen onafgebroken in den somberen salon, als kwamen -zij van heel verre, als gingen zij verloren in een doode wereld, waarin -zij nooit weerklank vinden zouden. - -Gravin de Quinsac wendde zich tot mijnheer de Morigny. Maar deze scheen -volmaakt onverschillig en keek op de hautaine manier van iemand, wien -dit alles niet aangaat, in het vuur—zonder eenige belangstelling voor -de dingen en de wezens, waartusschen een dwaling van den tijd hem dwong -te leven. Toch keek hij op, toen hij den blik der aangebeden vrouw op -zich voelde rusten; hun oogen ontmoetten elkander met een oneindige -zachtheid, de zoo treurige zachtheid van hun heldhaftige liefde. - -“Lieve God, ik ken uw barmhartigheid, mijnheer de abbé,” zeide zij; “en -ik zou niet gaarne mijn medewerking weigeren.” - -Zij verliet een oogenblik den salon en kwam dan dadelijk terug met een -visitekaartje, waarop zij geschreven had, dat zij volgaarne abbé -Froment bij de stappen, die hij deed, ondersteunde. Hij dankte haar -hartelijk en ging met van dankbaarheid bevende handen weg, alsof hij -een nieuwe hoop op redding medenam uit dezen salon, waarin achter hem -weer een golf van donkerte en zwijgen scheen te vallen over de oude -dame en haar laatste getrouwen om haar haard: een geheele wereld, die -bezig was te verdwijnen. - -Buiten gekomen, stapte Pierre, nadat hij den koetsier het adres voor -prinses de Hardt, avenue Kléber, gegeven had, opgelucht in zijn -rijtuig. Als hij nu ook nog den steun van deze krijgen kon, behoefde -hij niet meer aan succes te wanhopen. Op den pont de la Concorde was er -echter zoo’n opstopping, dat het paard stapvoets moest gaan. Toen zag -hij op het trottoir Dutheil, die, met een sigaar in zijn mond, -vriendelijk tegen de menigte glimlachte; zorgeloos als een vogel was -hij blij na de Kamerzitting de straat weer droog, den hemel weer blauw -gevonden te hebben. En toen Pierre hem daar zoo vroolijk en -triomphantelijk zag, kreeg hij plotseling een ingeving, zeide hij tot -zichzelf, dat hij dezen jongen man, wiens rapport een zoo noodlottige -uitwerking gehad had, voor zich moest trachten te winnen. Toevallig -moest het rijtuig op dat oogenblik heelemaal stilstaan. De -afgevaardigde herkende den abbé en glimlachte. - -“Waarheen gaat de reis, mijnheer Dutheil?” - -“O niet heel ver, naar de Champs-Elysées.” - -“Daar kom ik ook langs, en daar ik u graag even zou spreken, zoudt u -mij een groot genoegen doen in te stappen. Ik zal u afzetten waar u -wilt.” - -“Heel graag, mijnheer de abbé. Hindert het u niet, als ik blijf -rooken?” - -“Volstrekt niet.” - -Het rijtuig maakte zich uit het gedrang los, stak het plein over en -reed de Champs-Elysées op. Pierre begreep, dat hij maar een paar -minuten had, en begon dadelijk den aanval op Dutheil, vastbesloten hem -te overwinnen. Hij herinnerde zich nog den uitval van den jongen man op -Laveuve in het huis van den baron, en was dan ook zeer verbaasd toen -hij zich in de rede hoorde vallen met de woorden: - -“O ja, uw oude dronkaard. U hebt de zaak dus met Fonsègue niet in orde -kunnen brengen? Maar wat wilt u eigenlijk? Dat men hem vandaag daar nog -opneemt?... Maar daar heb ik niets op tegen!” - -“Ja, maar uw rapport.” - -“Mijn rapport, mijn rapport! Maar de dingen veranderen al naar het -standpunt, dat men inneemt... En als die Laveuve u zoo na aan het hart -ligt, wil ik u volstrekt mijn hulp niet weigeren.” - -Pierre keek hem verwonderd aan, hij was zoo gelukkig, dat hij niet eens -behoefte gevoelde verder te spreken. - -“U hebt de zaak verkeerd aangepakt,” ging Dutheil, terwijl hij zich -vertrouwelijk over hem heen boog, voort. “De baron is in zijn huis heer -en meester—om redenen, die u ongetwijfeld begrijpt en kent; de barones -doet alles wat hij vraagt. In plaats van al dat nuttelooze heen en weer -rijden, hadt u moeten trachten zijn steun te krijgen, wat u zeker -gelukt zou zijn, daar hij in een uitstekende stemming was. Dan zou zij -dadelijk toegestemd hebben.” - -Hij begon te lachen. - -“Weet u wat ik doen zal?... Ik zal den baron voor uw zaak winnen. Ja, -ik ga dadelijk naar een huis, waar men zeker is hem dagelijks op dit -uur te treffen.” - -Hij lachte nog luider. - -“Maar u kent dat huis natuurlijk even goed als ik, mijnheer de abbé. -Wanneer hij daar is, kan men er zeker van zijn, dat hij niets -weigert... Ik beloof u, dat hij vanavond nog de opneming van Laveuve -eischen zal. Maar het zal wel een beetje laat worden.” - -En dan plotseling een inval krijgend: - -“Maar waarom zoudt u eigenlijk niet met mij medegaan? U krijgt dan -dadelijk een paar woorden op een visitekaartje en kunt onmiddellijk, -zonder een minuut te verliezen, de barones gaan zoeken... Och ja, ik -begrijp heel goed, dat u u een beetje voor het huis geneert. U wilt -liever alleen met den baron spreken? Dan moet u maar zoolang in een -kleinen salon wachten en zal ik hem bij u brengen.” - -Dit voorstel deed hem nog luider lachen, terwijl Pierre bij de -gedachte, op die manier bij Silviane d’Aulnay geïntroduceerd te worden, -eenigszins verlegen aarzelde. Daar was beslist zijn plaats niet. Toch -zou hij naar den duivel zelf gegaan zijn en hij had dit reeds menigmaal -gedaan in gezelschap van abbé Rose, wanneer zij hoopten een lijden te -verzachten. - -Dutheil, die hem verkeerd begreep, fluisterde nog zachter om -vertrouwelijk te zeggen: - -“Hij heeft daar alles betaald. U kunt gerust medegaan.” - -“Dat zal ik zeker doen,” antwoordde de priester, die op zijn beurt ook -begon te lachen. - -Het kleine, maar zeer weelderige—de fijne en eenigszins galante weelde -van een tempel—hôtel d’Aulnay lag in de avenue d’Antin, dicht bij de -avenue des Champs-Elysées. De priesteres van dit heiligdom, waarin het -goudgalon der oude dalmatieken in den malvekleurigen weerschijn der -ramen glansden, was een kleine slanke, aanbiddelijke schoonheid van -vijf-en-twintig jaar; geheel Parijs kende haar verrukkelijk -madonnagezichtje, het zachte, lange, ovale voorhoofd, den fijnen neus, -den kleinen mond met de vlekkelooze wangen en de naïeve kin onder het -zware, dikke, het voorhoofd bedekkende, zwarte haar. - -De reden van haar bekendheid lag juist in die zachte, verwonderde -uitdrukking, deze oneindige reinheid van haar blauwe oogen, de geheele -kuische onschuld, die, wanneer zij wilde, een zeldzame tegenstelling -vormde met de liederlijke deerne, die zij in den grond der zaak was met -haar monsterachtige, openlijk ten toon gespreide perversiteit, zooals -die op de humus der groote steden opschiet. Men vertelde de -allerwonderlijkste verhalen over haar neigingen en grillen. Sommigen -beweerden, dat zij de dochter van een conciërge, anderen van een dokter -was. In ieder geval had zij zich eenige beschaving eigen gemaakt, want, -als het noodig was, ontbrak het haar niet aan geest en houding. Sedert -tien jaar liep zij, gevierd om haar schoonheid, op de planken rond; ja -zelfs had zij vrij aardige successen behaald in rollen van kuisch, jong -meisje en liefhebbende, vervolgde vrouwen. Maar sedert er sprake van -was, dat zij aan de Comédie-Française komen zou, om daar de rol van -Pauline in Polyeucte te spelen, waren sommigen verontwaardigd, lachten -anderen hartelijk, zoo ongerijmd scheen hun dat denkbeeld toe, dat als -het ware een aanslag was op de majesteit der klassieke tragedie. Zij -echter wilde het nu eenmaal en was er met de onbeschaamdheid van een -deerne, aan wie de mannen nooit iets hebben kunnen weigeren, zeker van, -dat zij haar wil doorzetten zou. - -Dien dag was Gérard, die niet wist hoe hij zijn tijd moest dooden, voor -hij om vier uur Eve in de rue Malignon verwachten kon, op het denkbeeld -gekomen bij de in diezelfde buurt wonende Silviane op te loopen. Zij -was een vroegere vlam van hem en hij was een der getrouwen van het -kleine hôtel gebleven, waarin hij zelfs dikwijls lang bleef, wanneer -het knappe jonge meisje zich verveelde. Maar hij had haar in een -woedende stemming aangetroffen en lag lui uitgestrekt in een der diepe -fauteuils van den in oud goud gehouden salon naar haar klachten te -luisteren. Zij stond voor hem in een geheel witten japon—heelemaal wit, -juist zooals Eve aan het dejeuner—sprak hartstochtelijk en overtuigde -hem ten slotte, daar hij aan zooveel jeugd en schoonheid geen weerstand -bieden kon. Onwillekeurig vergeleek hij haar met de andere; en nu reeds -had hij genoeg van dat rendez-vous; zulk een moreele en physieke -moeheid greep hem aan, dat hij veel liever in dezen fauteuil zou -blijven zitten. - -“Versta je, Gérard,” riep zij ten slotte uit; “niet dat, niet dat zal -ik hem toestaan, zoolang hij mij mijn benoeming niet brengt.” - -Baron Duvillard kwam binnen. Dadelijk werd zij zoo koud als ijs; zij -ontving hem met de uitdrukking van een beleedigde, jonge koningin, die -een verklaring verwacht; hij glimlachte verlegen, want hij voorzag een -storm en bracht bovendien nog slechte tijdingen. Zij was de zweer aan -het ondanks het verval van zijn ras nog zoo sterke en krachtige lichaam -van dien man. Zij was ook het begin der gerechtigheid en der -boetedoening, daar zij het opgehoopte goud met beide handen naar zich -toe trok en de hongerenden en van koude rillenden door haar wreedheid -wreekte. Het was jammerlijk te zien hoe deze gevreesde en gevleide man, -voor wien staten beefden, hier bleek werd van angst, deemoedig zich -boog en door zijn begeerte voor die vrouw in een seniele, stamelende -kindschheid terugviel. - -“Als je eens wist, lieve vriendin, hoe druk ik het gehad heb. Een hoop -vervelende zaken, conferenties met aannemers en het regelen van een -moeilijke publiciteitsquaestie. Ik was al bang, dat ik je niet even de -hand zou kunnen komen kussen.” - -Hij kuste haar hand, maar zij liet haar arm weer koel en onverschillig -vallen en keek hem slechts aan, wachtend op wat hij haar te zeggen zou -hebben; en zij bracht hem daardoor in zoo’n verlegenheid, dat hij begon -te transpireeren en te stamelen, geen woorden meer vinden kon. - -“Natuurlijk heb ik mij ook met jouw belangen bezig gehouden; ik ben -naar het ministerie van Schoone Kunsten geweest, waar men mij een -formeele belofte gegeven had... O, men is daar nog altijd zeer op jouw -hand!... Maar, stel je voor, die idioot van een minister, die -Taboureau, een oude professor uit de provincie, die niets van ons -Parijs kent, heeft zich beslist tegen je benoeming verzet en zegt, dat -je, zoo lang hij aan het bewind is, nooit in de Comédie-Française -debuteeren zal.” - -“En?” was het eenige woord, dat over haar lippen kwam. - -“Wat moet ik verder doen? Je kan toch een minister niet laten vallen, -om jou de rol van Pauline te laten spelen.” - -“En waarom niet?” - -Hij deed, alsof hij lachte, maar het bloed drong naar zijn slapen en -zijn geheele lichaam beefde van angst. - -“Maar wees toch niet zoo koppig, mijn kleine Silviane. Je bent zoo -aardig, als je wilt... Zet toch dat denkbeeld van dit debuut uit je -hoofd. Je speelt een gevaarlijk spel, want wat zou je je ergeren, als -het eens op een fiasco mocht uitloopen! Je zoudt geen tranen genoeg -hebben, om te huilen... En bovendien je kunt me zooveel andere dingen -vragen, die ik je graag geven zou. Daar, zeg maar wat je hebben wilt en -je krijgt het onmiddellijk.” - -Schertsend trachtte hij haar hand weer te nemen. Maar heel waardig deed -zij een paar stappen terug. - -“Niet dàt meer, niet dàt meer, zoolang ik de rol van Pauline niet -gespeeld heb; begrepen?” - -Hij had het begrepen: dat beteekende een gesloten slaapkamer, geen zoen -zelfs meer in haar hals. Hij kende haar genoeg, om te weten met welk -een strengheid zij hem van haar lichaam zou spenen. Uit zijn -samengesnoerde keel kwam nog slechts een soort dof gebrom, terwijl hij -bleef trachten de quaestie nog van een schertsenden kant op te nemen. - -“Wat is zij ondeugend vandaag, hè?” ging hij door, zich tot Gérard -wendend. “Wat heb je haar toch gedaan, dat ik ze in zoo’n toestand -vind?” - -Maar de jonge man bleef lui liggen en gaf geen antwoord; hij gevoelde -geen lust slagen, die niet voor hem bestemd waren, op te vangen. - -Maar nu kende de woede van Silviane geen grenzen meer. - -“Wat hij gedaan heeft? Hij heeft me beklaagd, dat ik afhang van een man -als jij bent, van een, die zoo zelfzuchtig en ongevoelig is voor -beleedigingen, waarmede ik overstelpt word. Moest jij niet het eerst -van verontwaardiging uit je vel springen? Hadt je mijn engagement aan -de Comédie niet moeten eischen als een eerherstel? Want per slot van -rekening is het een echec voor jou, en wanneer men mij niet waardig -oordeelt, dan treft die beleediging jou ook... Maar ik ben maar een -snol, niet waar?... Zeg het maar dadelijk, dat ik een snol ben, die uit -achtenswaardige huizen weggejaagd wordt.” - -Zij bleef doorrazen met vloeken en grove woorden, die steeds weer over -haar zoo vinnige lippen kwamen, wanneer zij woedend was. Vergeefs -smeekte de baron, die heel goed wist, dat een enkel woord van hem een -nog grooteren stortvloed van gemeene woorden veroorzaken zou, den graaf -met een blik tusschenbeide te komen; maar deze, wiens liefde voor den -vrede hen menigmaal met elkaar verzoende, bewoog zich niet: hij was te -slaperig, om zich met de zaak te bemoeien. Dan eindigde zij plotseling -met den slag van een bijl, die alle gunsten afhouwt. - -“Enfin, mijn waarde, je moet maar zien hoe je het klaar speelt, dat ik -debuteer, maar vóór dien tijd niets hoor, zelfs niet het puntje van -mijn pink!” - -“Goed, goed!” prevelde Duvillard met een wanhopigen grijnslach; “we -zullen het wel in orde brengen!” - -Maar op dat oogenblik kwam een huisknecht binnen en zeide, dat mijnheer -Dutheil beneden was en den baron verzocht even in de rookkamer te -komen. Duvillard vond het vreemd, want gewoonlijk kwam Dutheil naar -boven, alsof hij thuis was. Maar dan bedacht hij zich, dat de -afgevaardigde ongetwijfeld ernstige tijdingen uit de Kamer medebracht, -die hij hem dadelijk en onder vier oogen wilde mededeelen. Hij volgde -den huisknecht en liet Gérard en Silviane alleen. - -In de rookkamer, een vertrek, dat door een deur met een portière direct -in de vestibule uitkwam, wachtte Pierre, die nieuwsgierig rondkeek, met -Dutheil. Voor alles viel hem op het bijna godsdienstig plechtige van de -entrée, de zware draperieën, het mystieke licht der ramen, de oude -meubelen, de geur van myrrhe en wierook. Vroolijk sloeg Dutheil met de -punt van zijn wandelstok op den lagen divan, dat zoowel een liefdes- -als een rustbed was. - -“Zij is mooi ingericht, wat? Ja, het is een meisje, dat het klappen van -de zweep kent.” - -Nog geheel van streek en ongerust kwam de baron binnen. En zonder zelfs -den priester te zien, vroeg hij: - -“Wat hebben zij daar gedaan? Is er wat ernstigs voorgevallen?” - -“Mège heeft geïnterpelleerd en de urgentie gevraagd, om Barroux te -laten vallen. Enfin u kunt wel begrijpen wat hij gezegd heeft.” - -“Ja, ja! Tegen de bourgeois, tegen mij, tegen jou. Altijd hetzelfde... -En verder?” - -“Nou, de urgentie is niet toegestaan, maar ondanks een schitterende -verdediging heeft Barroux slechts een meerderheid van twee stemmen -kunnen krijgen!” - -“Twee stemmen! Bliksems, dan ligt hij tegen den grond en hebben we de -volgende week een ministerie-Vignon.” - -“Dat zeggen ze in de wandelgangen allemaal.” - -Zijn wenkbrauwen samengefronst, als overwoog hij wat voor slechts en -wat voor goeds een dergelijke gebeurtenis voor de wereld brengen kon, -maakte de baron een ontevreden gebaar. - -“Een ministerie-Vignon... Duivels, daar zouden we niet veel mede -vooruitgaan. Die jonge democraten poseeren graag als beschermers der -deugd; met een ministerie-Vignon zou Silviane ook niet in de Comédie -komen.” - -Dat was het eenige wat hij zag in de catastrophe, waaronder de geheele -politieke wereld beefde. De afgevaardigde kon dan ook niet nalaten zijn -eigen angst te laten doorschemeren. - -“En wat moet er van ons worden?” - -Die woorden herinnerden Duvillard weer aan den toestand en met een -nieuw, ditmaal trotsch gebaar gaf hij zijn brutaal vertrouwen te -kennen. - -“Wij? Wij blijven wie wij zijn! Wij hebben toch nooit gevaar geloopen, -zou ik denken! Sanier mag gerust zijn lijst publiceeren, als hij daar -lust in heeft. Wanneer wij Sanier en zijn lijst al niet lang gekocht -hebben, dan is dat alleen, omdat Barroux een man van eer is en ik er -niet van houd mijn geld weg te smijten... Ik zeg je nog eens, dat we -niets te vreezen hebben.” - -Dan zag hij eindelijk abbé Froment, die zich op den achtergrond -gehouden had, en Dutheil bracht hem op de hoogte van den dienst, welke -deze van hem verwachtte. In den opgewonden toestand, waarin hij -verkeerde, en nog geheel onder den indruk van Silviane’s strengheid, -koesterde hij blijkbaar de stille hoop, dat een goede daad hen geluk -zou brengen en stemde hij onmiddellijk toe den priester behulpzaam te -zijn. Hij haalde een visitekaartje en een potlood uit zijn zak en ging -bij het raam staan. - -“Maar dat spreekt toch vanzelf, waarde abbé, ik ben heel blij een -steentje bij te kunnen dragen tot uw goed werk... Luister maar wat ik -schrijf: “Doe als het je blieft wat mijnheer de abbé Froment voor dien -ongelukkigen man vraagt; onze vriend Fonsègue wacht slechts op een -woord van jou, om te handelen!”” - -Op dat oogenblik zag Pierre door de openstaande deur Gérard, die door -Silviane uitgelaten werd. Zij was nu weer heelemaal kalm en blijkbaar -nieuwsgierig naar wat Dutheil doen kwam. De aanblik van de jonge vrouw -bracht hem in de grootste verbazing, zoo eenvoudig en zacht scheen zij -hem toe in haar vlekkelooze madonnareinheid. In zijn droomen had hij in -den tuin der onschuld nooit een verrukkelijker en bescheidener -bloeiende lelie gezien. - -“Wanneer u dit kaartje onmiddellijk aan mijn vrouw geven wilt,” ging -Duvillard voort, “dan zult u naar prinses de Hardt moeten gaan, waar -een matinée gegeven wordt.” - -“Dat was ik van plan, mijnheer de baron.” - -“Prachtig... U zult er mijn vrouw zeker vinden; zij zou er met de -kinderen heengaan.” - -Hij hield op, want hij had nu ook Gérard gezien en riep hem. - -“Zeg Gérard, mijn vrouw heeft toch gezegd dat zij naar de matinée zou -gaan, mijnheer de abbé kan er toch op aan, dat hij haar daar kan -vinden.” - -De jonge man, die juist naar de rue Matignon wilde gaan, om daar op Eve -te wachten, antwoordde op zeer natuurlijken toon: - -“Als mijnheer de abbé zich haast, zal hij haar nog wel vinden. Zij zou -erheen gaan voor zij bij Salmon ging passen.” - -Hij kuste Silviane de hand en ging weg met het indolente en -onverschillige air van iemand, die zelfs van het genot blasé is. - -Hoewel hij het eenigszins pijnlijk vond, moest Pierre zich door -Duvillard aan de vrouw des huizes laten voorstellen. Hij maakte -zwijgend een buiging, terwijl zij, eveneens zwijgend, zijn begroeting -met een kuische gereserveerdheid en met een in de omstandigheden -passenden takt, waartoe geen enkele ingénue, zelfs niet van de Comédie, -in staat geweest zijn zou, beantwoordde. Terwijl de baron den priester -uitliet, ging zij met Dutheil naar den salon terug. Zij waren nog niet -achter een portière, of hij sloeg zijn arm om haar middel en wilde haar -een zoen op haar lippen geven. Maar zij verzette zich nog, want zij -wist, dat hij niet ernstig was, en bovendien moest hij eerst lief voor -haar zijn. - -Toen Pierre, overtuigd nu van het welslagen, in de avenue Kléber voor -het hôtel van prinses de Hardt kwam, geraakte hij weer in een groote -verlegenheid. De avenue was geheel versperd met équipages, die de -gasten voor de matinée musicale brachten, terwijl zich voor de met rood -fluweelen gordijnen behangen deur een zoo groot aantal genoodigden -verdrong, dat hij bang was er niet door te zullen komen. Hoe zou hij -daar binnen kunnen gaan? Hoe zou hij met zijn soutane de prinses te -spreken kunnen vragen en een onderhoud hebben met barones Duvillard? In -zijn koortsachtige opgewondenheid had hij aan die moeilijkheden niet -gedacht. Hij wilde reeds te voet naar de deur gaan en trachten -onopgemerkt binnen te sluipen, toen een vroolijke stem hem deed -omkijken: - -“Hoe is het mogelijk, mijnheer de abbé? Zie ik u nu hier weer?” - -Het was de kleine Massot. Hij ging overal heen en maakte, wanneer hij, -zooals hij dat noemde, de kroniekziekte had, tien verschillende dingen -per dag mede, een Kamerzitting, een trouwpartij, een begrafenis enz. -enz. - -“Zoo, mijnheer de abbé, komt u bij onze bekoorlijke prinses naar het -dansen van de Morinnetjes kijken?” - -Hij zeide het spottend, want deze Morinnetjes waren een groep van zes -Spaansche danseressen, die door de wulpsche zinnelijkheid van haar -wiegelende bewegingen geheel Parijs toenmaals naar de Folies-Bergère -[4] lieten stroomen. De grootste prikkel echter was, dat die meisjes -voor de salons nog vrijmoediger dansen van de grootste zinnelijke -uitgelatenheid, die men zeker in een schouwburg niet toegestaan zou -hebben, bewaarden. En de beau monde verdrong zich bij de brutale, -excentrieke gastvrouwen, die, zooals prinses de Hardt, voor geen enkele -attractie terugdeinsden. - -Toen Pierre den kleinen Massot uitgelegd had, dat hij nog steeds voor -dezelfde zaak in de weer was, bood deze dadelijk aan hem als gids te -dienen. Hij kende de inrichting van het hôtel, liet hem door een -achterdeur binnengaan en bracht hem door een gang in een hoek van den -vestibule vlak bij den ingang van dien grooten salon. Groote groene -planten, die de vestibule versierden, verborgen hen bijna geheel. - -“Blijf hier staan, mijnheer de abbé, dan zal ik trachten de prinses te -vinden en kunt u hooren, of de barones er al is.” - -Het viel Pierre op, dat het hôtel geheel gesloten was: de gordijnen -waren neergelaten, de kleinste spleten toegestopt, zoodat het daglicht -niet binnenkomen kon, terwijl in alle vertrekken het electrisch licht -onnatuurlijk sterk brandde. De warmte was reeds drukkend, de scherpe -geuren van bloemen en vrouwenlichamen bezwangerden de atmospheer. Het -kwam Pierre voor, als betrad hij een van die wellustige lustholen eener -droomwereld, zooals het genotzoekende Parijs die verwezenlijkt. Als hij -op zijn teenen ging staan, kon hij door de openstaande salondeur de -ruggen van de reeds zittende vrouwen zien, heele rijen blonde en -donkere nekken. De Spaanschen voerden blijkbaar een eersten dans uit. -Hij zag haar niet, maar hij kon den geilen hartstocht van haar dans -volgen in de huivering van al die nekken, welke zich als onder een -sterken windstoot bewogen. Dan weerklonk gelach, een storm van bravo’s. - -“Het is mij niet mogelijk geweest de prinses te vinden, u zult nog wat -geduld moeten hebben,” kwam Massot zeggen. “Ik heb Janzen ontmoet, hij -zal haar bij u brengen... Kent u Janzen niet?” - -En deels uit gewoonte, deels omdat hij het prettig vond, begon hij weer -te vertellen. De prinses was een goede vriendin van hem. Hij had -verleden jaar, toen zij dadelijk na haar vestiging te Parijs in dit -hôtel gedebuteerd had, verslag gegeven van haar eerste soirée. Hij -kende de volle waarheid omtrent haar, voorzoover men die weten kon. -Rijk was zij misschien, want zij gaf enorm veel geld uit. Getrouwd -moest zij ook geweest zijn en wel met een echten prins, ongetwijfeld -was zij het ook nu nog ondanks het feit, dat zij beweerde weduwe te -zijn, want het scheen vast te staan, dat haar man, die mooi was als een -aartsengel, met een zangeres reisde. Maar dat er een van de vijf op den -loop was bij haar, dat stond vast als een paal boven water. Overigens -was zij heel intelligent, maar buitengewoon wispelturig; nooit kon zij -zich lang bij één ding bepalen, de eene liefhebberij volgde op de -andere. Zoo had zij, na eerst een hartstochtelijke schilderes geweest -te zijn, onlangs een passie gehad voor scheikunde, terwijl zij nu weer -geheel in de poëzie opging. - -“Dus u kent Janzen niet?... Janzen is de man geweest, die haar een -hartstocht ingeboezemd heeft voor de scheikunde en speciaal voor de -studie van ontplofbare stoffen, want u begrijpt natuurlijk even goed -als ik, dat de scheikunde voor haar alleen belangrijk is, omdat zij -anarchistisch is... Haar houd ik voor een Oostenrijksche, hoewel je, -wanneer zij iets beweert, verstandig doet daaraan te twijfelen. En wat -Janzen betreft, die zegt, dat hij een Rus is, maar hij moet een -Duitscher zijn. O, een zeer bescheiden, een raadselachtig man, die geen -woning en misschien ook geen naam heeft, een verschrikkelijke kerel, -van wiens verleden en leven men absoluut niets weet. Ik persoonlijk -weet dingen, die mij doen gelooven, dat hij medeplichtig is aan den -vreeselijken aanslag in Barcelona. In ieder geval zie ik hem nu al een -jaar lang te Parijs, waar hij ongetwijfeld door de politie nagegaan -wordt. En niemand zal mij van mijn idée af kunnen brengen, dat hij -alleen maar de amant van onze half geschifte prinses geworden is, om de -politie op een dwaalspoor te brengen. Hij neemt het air aan alsof hij -hier een vroolijk leventje leidt en introduceert hier allerlei -excentrieke menschen, anarchisten van iedere nationaliteit en kleur, -zooals bijvoorbeeld Raphanel, dien kleinen, ronden, vroolijken kerel -daar, een Franschman, voor wien zijn kornuiten wel op hun hoede mogen -zijn; en Bergaz, een Spanjaard geloof ik, zoogenaamd een makelaar aan -de Beurs, dien dikke daar met den vreeselijken, wellustigen mond! En -nog vele anderen, avonturiers en bandieten uit alle vier de -windstreken! O, die vreemdelingen-kolonies: enkele aanzienlijke -vlekkelooze namen, enkele werkelijk groote vermogens—maar verder wat -een gespuis!” - -Zoo was het ook met de salons van Rosemonde: klinkende titels, echte -milliardairs, maar verder de meest extravagante mengeling van -internationale leugens en de onderste lagen der maatschappij. En Pierre -dacht aan dat internationalisme, aan dat kosmopolitisme, aan dien zwerm -van vreemdelingen, die steeds dichter op Parijs neerstrijkt. -Ongetwijfeld kwam hij er om ervan te genieten als van een stad van -avonturen en genot, maar hij bederft Parijs nog wat meer. Was die -langzame ontbinding van de groote steden, die de wereld beheerscht -hebben, dat toestroomen van alle hartstochten, van alle lusten, die -opgehoopte, van uit de geheele wereld aangebrachte humus, waarop de -bloem der beschaving in schoonheid en intelligentie ontluikt, dan -noodzakelijk? - -Maar Janzen kwam, een groote, magere jonge man van een jaar of dertig -met grijze, fletse, harde oogen, een puntbaard en lange, krullende -haren, die zijn bleek gezicht, dat als met een nevel overtrokken was, -nog langer maakten. Hij sprak tamelijk slecht Fransch op zachten toon -en zonder eenig gebaar. Hij zeide, dat hij de prinses nergens had -kunnen vinden, hoewel hij haar overal gezocht had. Misschien had iemand -wel haar misnoegen opgewekt en had zij zich in haar kamer opgesloten en -was naar bed gegaan, het aan haar gasten overlatend zich zoo goed -mogelijk te amuseeren. - -“Daar is zij,” zeide plotseling Massot. - -Inderdaad stond Rosemonde in de vestibule uit te kijken, alsof zij op -iemand wachtte. Zij was klein en slank en scheen met haar fijn -gezichtje, haar zeegroene oogen, haar teer, bewegelijk neusje en haar -ietwat grooten en te bloedrooden mond, waarin prachtige tanden -schitterden, meer vreemd dan mooi. Zij droeg een hemelsblauwen, met -zilveren loovertjes afgezetten japon, zilveren armbanden en een -zilveren diadeem in haar aschblond haar. - -“Maar met alle genoegen, mijnheer de abbé,” zeide zij tegen Pierre, -zoodra zij het doel van zijn bezoek wist. “En als men uw ouden man niet -in het Asile wil opnemen, dan moet u hem maar hier brengen!” - -Zenuwachtig bleef zij steeds naar de deur kijken. Toen de priester haar -vroeg of barones Duvillard reeds gekomen was, riep zij uit: - -“Neen, ik begrijp er niets van. Zij zou haar twee kinderen medebrengen. -Hyacinthe heeft mij plechtig beloofd, dat hij komen zou.” - -Hyacinthe was haar nieuwe gril. Dat de hartstocht voor de scheikunde -plaats had moeten maken voor een voorliefde voor de decadente en -symbolische poëzie, vond zijn oorzaak daarin, dat zij op een avond, -toen zij met Hyacinthe over occultisme sprak, in hem een buitengewone -schoonheid ontdekt had, de astrale schoonheid van de zwervende ziel van -Nero. Alle teekenen wezen daar tenminste op, zeide zij. - -Plotseling liet zij Pierre staan. - -“Ha, eindelijk,” mompelde zij, opgelucht en gelukkig. - -Zij vloog naar de deur. Hyacinthe kwam binnen met zijn zuster Camille. -Maar reeds had hij den vriend, voor wien hij kwam, gezien: den jongen -lord Elson, een kwijnenden, bleeken jongen man met haar als van een -meisje; hij verwaardigde zich nauwlijks de hartelijke ontvangst van -Rosemonde op te merken, want hij beweerde, dat de vrouw een onrein en -laag dier was, dat zoowel het lichaam als den geest bezoedelde. -Wanhopig over die koelheid, volgde zij de beide jonge mannen in den -levenden geur en de gloeiende hitte van den salon. - -Massot was zoo welwillend Camille aan te spreken en bij Pierre te -brengen, die dadelijk bij de eerste woorden wanhopig werd. - -“Wat, mademoiselle, is uw moeder niet medegekomen?” - -Het jonge meisje, dat, zooals gewoonlijk in het donker, ditmaal -pauwblauw, gekleed was, scheen zenuwachtig; haar oogen hadden een -boosaardige uitdrukking en haar stem klonk sissend. - -“Neen, zij kon niet... zij moest gaan passen bij Salmon. Wij hebben ons -op de tentoonstelling verlaat en zij heeft zich onderweg bij hem laten -afzetten.” - -Zij had, in de hoop daardoor het rendez-vous van haar moeder in de rue -Matignon te verhinderen, het bezoek aan de tentoonstelling handig weten -te rekken, en nu maakte het haar woedend, dat haar moeder, dank zij die -leugen van het passen, toch had bewerkt nog op tijd te zijn. - -“Maar zou ik,” vroeg Pierre naïef, “als ik nu direct naar Salmon ging, -mijn kaartje daar niet kunnen afgeven?” - -Het denkbeeld scheen haar zoo grappig, dat zij in een schril gelach -uitbarstte. - -“Het zal de vraag zijn, of u haar daar nog vindt. Zij had nog een -andere, dringende afspraak, daar zal zij nu wel heen zijn.” - -“Dan zal ik hier maar wachten. Zij komt u toch zeker hier halen?” - -“Ons halen? Wel neen, ik zeg u toch, dat zij een andere belangrijke -afspraak heeft. Mijn broer en ik gaan alleen terug.” - -Een steeds grootere bitterheid vergiftigde haar smartelijke ironie. -Begreep die priester dan heelemaal niets, dat hij haar die naïeve -vragen deed, welke als een mes in haar hart woelden. Hij moest het toch -weten, iedereen wist het immers. - -“Wat spijt mij dat vreeselijk,” ging hij zóó verdrietig voort, dat de -tranen hem in de oogen kwamen. “Het is nog altijd voor dien armen ouden -man. Ik heb een aanbeveling van uw vader, en mijnheer Gérard had mij -gezegd...” - -Hier werd hij verlegen en in zijn goddelijke onbekommerdheid, slechts -door zijn eenigen hartstocht, de naastenliefde vervolgd, ging hem -plotseling een licht op. - -“Ja, ik heb uw vader en mijnheer de Quinsac zooeven gesproken...” - -“Ik weet het, ik weet het!” antwoordde zij met het lijdend gezicht van -iemand, die alles weet. “Nu, mijnheer de abbé, wanneer u papa gesproken -en een aanbeveling voor mama gekregen hebt, dan zult u moeten wachten, -tot mama klaar is met haar zaken... Maar die duren dikwijls lang. U -kunt tegen zes uur naar het hôtel gaan, maar ik durf u niet verzekeren, -dat u haar dan al vinden zult.” - -Haar oogen schitterden moorddadig, ieder van haar woorden had iets -woest-spottends, iets snijdends als messen, waarmede zij den nog altijd -prachtigen hals van haar moeder had willen doorboren. Nog nooit had zij -haar zoo gehaat, haar zoo haar schoonheid, haar vreugde, haar geluk zoo -bemind te worden, misgund. En de ironie, die in het bijzijn van den -onschuldigen priester over haar maagdelijke lippen kwam, was een stroom -verborgen modder, waarin zij haar trachtte te verdrinken. - -Maar nu kwam Rosemonde, zenuwachtig als altijd, naar haar toe en nam -haar mede. - -“Kom toch mee, lieveling, zij zijn verrukkelijk, bedwelmend.” - -Janzen en de kleine Massot volgden de prinses. Alle mannen kwamen op -het gerucht, dat de Spaanschen weer een dans zouden beginnen, -aangesneld en verdrongen zich in den salon. - -Toen Pierre weer buiten kwam, bleef hij een oogenblik als versuft en -met knippende oogen in het volle daglicht staan. Het was nog geen half -vier, zoodat hij nog ruim twee uur wachten moest, vóór hij naar het -hôtel in de rue Godot-de-Mauroy gaan kon. Wat moest hij doen? Hij -betaalde zijn koetsier, want hij wilde liever, nu hij toch allen tijd -had, zachtjes de Champs-Elysées afwandelen. Dat zou misschien de -koortsachtige opwinding, die zijn handen deed gloeien, wat kalmeeren. -En in zijn hartstochtelijke naastenliefde, die naarmate zich -hinderpalen voordeden, steeds hooger oplaaide, had hij nu nog slechts -één haast: het goede werk, dat hij eindelijk zeker waande, voltooien. -Hij dwong zich zijn pas in te houden, zachtjes de prachtige avenue, die -de zon opgedroogd had en die nu onder den blauwen lentehemel door een -groote menigte opgevroolijkt werd, af te wandelen. - -Bijna twee uur, dat hij niets doen kon, terwijl de ongelukkige Laveuve -daar op zijn lompen in het ijskoude dakkamertje met den dood worstelde. -Een plotseling verzet, een onweerstaanbaar ongeduld kwam weer in Pierre -op, deed hem weer harder loopen, om barones Duvillard dadelijk te -vinden en van haar het reddende bevel te krijgen. Hij vermoedde wel, -dat zij hier ergens in de buurt, in een van die bescheiden straatjes -was. Welk een wanhopige toorn maakte zich van hem meester bij de -gedachte, dat hij, om een leven te redden, zoo wachten moest, totdat -zij klaar zijn zou met datgene, waarover haar dochter met zulke -moordlustige blikken sprak. Hij meende een vreeselijk gekraak te -hooren: het kraken der ineenstortende burgerlijke familie; de vader bij -een hoer, de moeder in de armen van een minnaar, broeder en zuster, die -alles wisten, van wie de eerste langzamerhand tot de liederlijkste -perversiteiten afgleed, en de tweede in haar woedende razernij haar -moeder dien minnaar ontstelen wilde, om met hem te trouwen. De -equipages reden in snellen draf de schitterende avenue af, de menigte -stroomde langs de zijwegen, en al die menschen waren vroolijk en mooi, -zonder dat zij schenen te vermoeden, dat ergens aan het einde een -gapende afgrond was, waarin zij hals over kop neervallen en verdwijnen -zouden. - -Toen Pierre bij den Cirque d’été kwam, zag hij tot zijn groote -verwondering Salvat weer, ditmaal op een bank. De arbeider moest, na -vergeefs naar werk gezocht te hebben, hier uitgeput van vermoeienis en -honger, neergevallen zijn. Toch was onder zijn jas nog altijd de bult -zichtbaar, ongetwijfeld het stuk brood, dat hij mee naar huis bracht. -Met moe afhangende armen en achterover tegen de bank leunend, keek hij -met zijn droomerige oogen naar de kinderen, die met groote moeite -kleine zandhoopjes bij elkaar schepten en die dan met hun voeten weer -uittrapten. Zijn roodgerande oogen werden vochtig, een eindeloos zacht -glimlachje speelde om zijn arme, bleeke lippen. Ditmaal wilde Pierre, -die door een onrust aangegrepen werd, naar hem toegaan en hem -aanspreken. Maar Salvat stond wantrouwend op, verwijderde zich in de -richting van den Cirque, waar juist een concert ten einde liep, en -sloop langs de deur van dit feestgebouw, waarin twee duizend -samengeperste menschen naar de muziek luisterden. - - - - -V. - -Toen Pierre op de place de la Concorde kwam, herinnerde hij zich -plotseling de afspraak, die hij met abbé Rose tegen vier uur in de -Madeleine gemaakt en in al dit koortsachtige heen en weer loopen -vergeten had. Hij was al te laat. Blij, dat hij door die afspraak den -tijd makkelijker door zou kunnen komen, versnelde hij zijn pas. - -Bij zijn binnentreden in de kerk zag hij tot zijn verbazing, dat het -reeds bijna geheel donker was. Slechts een paar kaarsen brandden: het -schip lag in diepe schaduwen gedompeld, en te midden van dat halfdonker -sprak een hooge, duidelijke stem, zonder dat men in den beginne van het -talrijke auditorium iets anders zag dan de kale en verwarde massa van -de in aandachtig luisteren onbeweeglijke hoofden. Monseigneur Martha -stond op den kansel en was bijna aan het einde van zijn derde -voordracht over den Nieuwen Geest. De beide eerste voordrachten hadden -groote sensatie gemaakt, zoodat geheel Parijs aanwezig was—dames uit de -hoogste kringen, politici, schrijvers, allen medegesleept door de -welsprekendheid van den redenaar met zijn knappe, warme voordracht en -de breede gebaren van een groot tragediespeler. - -Pierre wilde die plechtige aandacht, die rillende stilte, waarin alleen -het woord van den geestelijke klonk, niet verstoren. Hij zou straks -abbé Rose wel zoeken en bleef tegen een pilaar geleund staan. Een -schuin vallende, uitstervende straal van het laatste daglicht viel door -het raam juist op den redenaar, die in zijn wit koorhemd groot en -krachtig scheen en bijna nog niet grijs was, ofschoon hij de vijftig -reeds gepasseerd was. Hij had mooie trekken, donkere, levendige oogen, -een krachtigen neus en een scherp geteekende kin en mond. Maar het -meest opvallend aan hem was, het meest nam hij allen voor zich in door -zijn sympathieke verschijning, de steeds blijvende uitdrukking van -groote beminlijkheid, die het gebiedende van zijn gezicht verzachtten, -ja bijna deden verdwijnen. - -Pierre had hem, toen hij nog pastoor van de Sainte-Clotilde was, -gekend. Hij moest van Italiaansche afkomst zijn, hoewel hij in Parijs -geboren was, had Saint-Sulpice met de beste getuigschriften verlaten en -was zeer intelligent, zóó eerzuchtig, dat zijn superieuren zelfs zich -daarover ongerust begonnen te maken. Toen hij daarna tot bisschop van -Persepolis benoemd was, verdween hij en bleef vijf jaar in Rome; wat -hij daar gedaan had, was nooit iemand te weten gekomen. Na zijn -terugkeer bracht hij Parijs in verbazing door zijn succesvolle -propaganda, hield zich bezig met de meest verschillende dingen en was -in het aartsbisdom, waar hij almachtig was, zeer populair. Speciaal -richtte hij zijn kracht erop, om de inschrijvingen tot voltooiing van -den dom voor den Sacré-Cœur te vertiendubbelen. Niets was hem daarvoor -te veel: noch reizen, noch lezingen, noch inzamelingen, noch stappen -bij ministers, ja zelfs bij Joden en vrijmetselaars. In den laatsten -tijd had hij zijn arbeidsveld nog uitgebreid, trachtte hij de -wetenschap met het Katholicisme te verzoenen, het Christelijke -Frankrijk met de Republiek te rallieeren en predikte overal de politiek -van Leo XIII, die den definitieven triomf der Kerk verzekeren moest. - -Niettegenstaande de tegemoetkomendheid van dezen invloedrijken en -beminlijken man kon Pierre toch geen sympathie voor hem voelen. Hij was -hem slechts voor één ding dankbaar, n.l. dat hij den goeden abbé Rose -tot vicaris van Saint-Pierre de Montmartre had laten benoemen, -blijkbaar om het schandaal te verhinderen, dat een priester gestraft -zou worden, omdat hij zich te barmhartig getoond had. Toen hij hem daar -zoo op den kansel van de Madeleine terugvond en hem zijn -veroveringsveldtocht hoorde voortzetten, zag hij hem weer voor zich, -zooals hij hem het vorige jaar bij de Duvillards had gezien, toen hij -met zijn gewone meesterschap de bekeering van Eve tot het Katholicisme, -zijn mooisten triomf, tot een goed einde gebracht had. De doop, een -plechtigheid van buitengewone pracht en praal, een ware -galavoorstelling, die aan het stampubliek van alle groote -gebeurtenissen gegeven werd, had in diezelfde kerk plaats gehad. Gérard -lag, tot tranen toe geroerd, op zijn knieën, terwijl de baron -triompheerde als een goed echtgenoot, die verheugd is, dat de -godsdienst eindelijk de volmaakte harmonie in zijn huwelijk brengt. In -sommige kringen werd beweerd, dat de familie van Eve, de oude Justus -Steinberger, haar vader, in den grond der zaak niet al te boos geweest -was; grijnslachend zou hij gezegd hebben, dat hij zijn dochter goed -genoeg kende, om haar aan zijn ergsten vijand toe te wenschen. In -bankzaken bestaan er nu eenmaal papieren, die men gaarne door zijn -concurrenten laat disconteeren. Met de hardnekkige hoop op de -overwinning van zijn ras zeide hij ongetwijfeld, om zich te troosten -over het echec van zijn eerste berekening, dat een vrouw als Eve in een -Christelijke familie een goed ontbindend middel was, dat er krachtig -toe medewerken zou, om al het geld en al de macht in de handen der -Joden te doen vallen. - -Maar het visioen verdween, de stem van monseigneur Martha verhief zich -steeds machtiger. Te midden van het rillend auditorium jubelde hij over -de weldaden van den Nieuwen Geest, die eindelijk Frankrijk den vreden -brengen en het zijn rang en zijn kracht teruggeven zou. Wezen overal -niet onmiskenbare teekenen op een herleving? De nieuwe geest was de -wedergeboorte van het ideaal, het protest van de ziel tegen het lage -materialisme, de triomf van het spiritualisme over de -modderlitteratuur; het was de erkende, maar op de haar toekomende -plaats teruggebrachte wetenschap, die zich verzoende met het geloof van -af het oogenblik, dat zij er geen aanspraak meer op maakte om in het -heilige gebied van dit laatste binnen te dringen; het was de met -vaderliefde ontvangen democratie, de gelegitimeerde, nu eveneens als de -veelgeliefde dochter der Kerk erkende Republiek. Een idyllische -ademtocht streek over de menigte: de Kerk opende haar hart voor alle -kinderen; er zou nog slechts eendracht en vreugde zijn, wanneer het -volk, gehoorzamend aan den nieuwen geest, zich geven zou aan den Heer -der Liefde, zooals het zich gegeven had aan zijn koningen, wanneer het -de eenige macht van God, den onbeperkten gebieder over lichamen en -zielen, erkende. - -Nu luisterde Pierre met aandacht en hij vroeg zich af, waar hij reeds -vroeger bijna dezelfde woorden gehoord had. En plotseling herinnerde -hij het zich, hij meende monseigneur Nani weer te hooren, zooals hij -sprak in het laatste onderhoud, dat zij samen gehad hadden. Hier vond -hij den droom terug van een democratischen paus, die de van haar troon -gestooten monarchieën aan haar lot overliet en trachtte het volk te -heroveren. Kon, nu Caesar vernietigd was, de paus niet de eeuwenoude -eerzucht verwezenlijken, keizer en pontifex tegelijk, de souvereine, -algemeene God zijn? Het was de droom, dien hij in zijn -apostel-naïeveteit eens zelf gedroomd had, toen hij zijn Nieuw Rome -schreef—de droom, waarvan het werkelijke Rome hem zoo ruw genezen had. -In den grond der zaak was deze priesterpolitiek, die de eeuwen aan haar -zijde heeft, die zich taai en met een buitengewone soepelheid vastklemt -aan de verovering en vastbesloten is uit alles voordeel te trekken, -niet meer dan een huichelachtige leugenpolitiek. Welk een evolutie: de -Kerk komt de wetenschap, de democratieën, de Republiek tegemoet, -overtuigd, dat zij die alle, indien men haar daartoe den tijd laat, -verslinden zal. Ja, de nieuwe geest! Het was de oude geest der -overheersching, die zich steeds weer hernieuwt, steeds weer met -denzelfden honger naar overwinning en wereldbezit! - -Pierre meende onder het gehoor enkele afgevaardigden te herkennen, die -hij in de Kamer gezien had. Was die groote man met den blonden baard, -die zoo vroom zat te luisteren, niet een der creaturen van Montferrand? -Men beweerde, dat Monferrand, vroeger een priestervreter, thans met den -clerus coquetteerde. In de sacristieën begon een geheele heimelijke -evolutie, het wachtwoord uit Rome deed de rondte: men moest zich -railleeren met de nieuwe regeering en die, door zich er meester van te -maken, langzaam aan geheel overweldigen. Frankrijk was nog steeds de -oudste dochter der Kerk, de eenige natie, die nog gezond en sterk -genoeg was, om den paus eenmaal weer zijn wereldlijke macht terug te -geven. Men moest haar dus trachten te winnen, zelfs als republiek was -zij waard, dat men zich bij haar aansloot. In die grimmige -diplomateneerzucht maakte de bisschop gebruik van den minister, die het -in zijn belang achtte op zijn beurt weer op den bisschop te steunen. En -wie van de twee zou ten slotte den ander opeten? En tot welk een rol -daalde de godsdienst af! Hij werd een verkiezingswapen, een -stemmensaldo bij meerderheden, een beslìssende en geheime reden, om een -portefeuille te krijgen of te behouden! De goddelijke naastenliefde was -ver te zoeken. Een gevoel van groote bitterheid maakte zich van Pierre -meester bij de herinnering aan den onlangs gestorven Bergerot, den -laatste der groote heiligen, der reine geesten van het Fransche -episcopaat, dat thans slechts uit intriganten en domkoppen scheen te -bestaan. - -Inmiddels liep de conférence ten einde. In een vurige peroratie, die -den Parijs met het reddende symbool van het Kruis beheerschenden dom -van den Sacré-Cœur daar boven op den Heiligen berg der Martelaars -bezwoer, toonde monseigneur Martha dit groote Parijs, dat, dank zij de -door den goddelijken adem van den nieuwen geest verleende moreele -almacht, weer Christelijk en de heerscher der wereld geworden was. Door -het gehoor, dat niet applaudisseeren mocht, liep een goedkeurend -gemompel van verrukking; zij voelden zich zoo gelukkig door dit -wonderbare einde, dat alle belangen en gewetens geruststelde. Dan -verliet monseigneur Martha plechtig den kansel, terwijl het luide -gestommel van weggeschoven stoelen den donkeren vrede der kerk -verstoorde, welke nauwlijks verlicht werd door enkele kaarsen, die als -de eerste sterren aan den schemerenden hemel fonkelden. Een ware vloed -van menschen, onduidelijke en fluisterende schimmen, stroomde naar -buiten. Slechts enkele vrouwen bleven op haar knieën liggen bidden. - -Pierre ging op zijn teenen staan en trachtte abbé Rose te vinden, toen -een hand hem aanraakte. Het was de oude priester, die hem uit de verte -herkend had. - -“Ik zat bij den kansel en heb je dadelijk gezien, beste jongen; maar ik -wilde liever wachten, om niemand te storen... Wat heeft monseigneur -mooi gesproken!” - -Hij scheen inderdaad zeer onder den indruk. Maar een hartverscheurende, -treurige uitdrukking lag om zijn goeden mond, om zijn heldere -kinderoogen, wier glimlach gewoonlijk het goedige, ronde, bleeke -gezicht verhelderden. - -“Ik was bang, dat je weer weggegaan zoudt zijn zonder mij te zien, want -ik heb je wat te zeggen... Je weet wel, die arme oude man, naar wien ik -je vanochtend gestuurd heb en voor wien ik je verzocht je te -interesseeren... welnu, toen ik thuis kwam, was daar een dame, die me -dikwijls wat geld komt brengen voor mijn armen. Toen dacht ik zoo bij -mezelf, dat de drie francs, die ik je gegeven had, toch eigenlijk maar -een armzalige aalmoes waren; en daar die gedachte me maar niet losliet -en me bleef kwellen, kon ik aan mijn verlangen geen weerstand bieden en -ben ik vanmiddag naar de rue des Saules gegaan...” - -Eerbiedig Het hij zijn stem dalen, om de diepe, grafachtige stilte van -de kerk niet te storen. Doch ook een heimelijke schaamte deed hem -stamelen, de schaamte, dat hij weer teruggevallen was in de zonde van -onvoorzichtige en blinde barmhartigheid, die hem reeds zoo dikwijls -door zijn superieuren verweten was. En heel zacht fluisterde hij -verder: - -“Ik wilde den armen man nog vijf francs brengen, maar ik heb hem dood -gevonden.” - -Pierre huiverde in een plotselinge rilling. Hij wilde het niet -begrijpen. - -“Wat dood? Die oude man, die Laveuve dood?” - -“Ja, ik heb hem dood gevonden! En in welk een vreeselijke ellende! Als -een oud dier, dat op een hoop lompen in een dakkamertje is gaan -sterven. Niemand heeft hem in zijn laatste oogenblikken bijgestaan; hij -heeft zich eenvoudig omgekeerd naar den muur. En hoe kaal en hoe koud -was het in dat krot! Welk een verwaarloozing, en hoe vreeselijk voor -een armen stakkerd om zoo, zonder een liefkoozing, weg te gaan. Mijn -hart bloedt er nog van!” - -In zijn ontsteltenis vond Pierre slechts een gebaar van opstand tegen -de stomme sociale wreedheid. Was het brood, dat hij bij den ongelukkige -achtergelaten en dat deze na zooveel dagen van ontbering misschien te -gulzig opgegeten had, de schuld van dien dood! Of was deze de door het -noodlot bepaalde ontknooping van een uitgeput, door werk en ontberingen -versleten leven? Maar wat kwam eigenlijk de oorzaak erop aan! De dood -was gekomen, had den ongelukkige verlost. - -Maar de goede abbé Rose had zich reeds bij Gods wil neergelegd; hij -wilde niets dan vergiffenis en hoop. - -“Neen, neen, mijn kind, opstand en verzet zijn slecht. Wanneer wij -allen schuldig zijn, kunnen wij niets dan God smeeken onze zonden te -vergeten... Ik had je gevraagd hier te komen, omdat ik hoopte een goede -tijding van je te krijgen, en nu moet ik je dat vreeselijke -mededeelen... Laten we boete doen en bidden.” - -Hij knielde neer naast de pilaar achter de zwarte, onduidelijke -gestalten der vrouwen, die daar in het donker baden. Hij boog zijn -witharig hoofd en verootmoedigde zich lang voor God. - -Maar in Pierre gromde het verzet zoo luid, dat hij niet bidden kon. Hij -boog zelfs zijn knieën niet, maar bleef huiverend staan. Zijn hart was -als vermorzeld, zijn brandende oogen hadden geen traan. Laveuve dood, -uitgestrekt op zijn hoop lompen, zijn handen krampachtig samengeknepen, -als om zich vast te klampen aan zijn martelaarsleven, terwijl hij, -wederom door zijn vurige naastenliefde aangegrepen en door zijn -apostelijver verteerd, geheel Parijs afliep om voor hem een rein bed te -vinden. O, welk een vreeselijke ironie bood dat alles! Daarvoor moest -hij bij de Duvillards in den warmen salon zijn, terwijl de arme man -stierf; voor dezen ongelukkigen doode was hij vervolgens naar de Kamer, -naar gravin de Quinsac, naar die Silviane en naar die Rosemonde gegaan; -voor dien van het leven bevrijde, van de ellende verloste had hij de -menschen lastig gevallen, den vrede van sommigen gestoord, het genot -van anderen bedreigd! Waartoe van het parlementshol in den kouden -salon, waarin het stof van het verleden verstarde, van de uitspattingen -van de bourgeois—naar de extravaganties der kosmopolitische -maatschappij te vliegen, als men toch altijd te laat komt en de -menschen eerst redt, wanneer zij eerst dood zijn? Hoe belachelijk, dat -hij zich opnieuw door die naastenliefde had laten ontvlammen! Van dezen -laatsten brand voelde hij niets meer in zich dan asch! Ditmaal waande -hij zichzelf gestorven, was hij niets meer dan een ledig graf. - -En deze geheele, vreeselijke leegte, dit Niets, dat hij dien ochtend na -zijn mis in den Sacré-Cœur gevoeld had, werd steeds dieper en van af -dat oogenblik onpeilbaar. Tegelijk met de illusoire, nuttelooze -naastenliefde stortte het Evangelie in, naderde het einde van het -Heilige Boek. Na eeuwen van hardnekkige pogingen mislukte de verlossing -door den Christus; de wereld had tegenover de in de bedrogen en -ongelukkige volkeren opstijgende behoefte van gerechtigheid een ander -heil noodig. De volkeren wilden niets meer weten van het leugenachtige -paradijs, waarmede men de sociale misdaden reeds zoo lang in slaap -wiegde; zij eischten, dat men de vraag van het geluk op de aarde -bracht. Maar hoe? Door welken nieuwen eeredienst? Door welke gelukkige -vereeniging tusschen het gevoel voor het goddelijke en de -noodzakelijkheid, om het leven in zijn majesteit en vruchtbaarheid te -eeren? Daar begon de angst, het kwellende probleem, waarin hij ten -slotte geheel onderging, hij, de priester, die met zijn gelofte kuisch -te zijn en het absurde te dienen, buiten de verdere wereld stond! - -Maar de constateering van het feit werd daardoor nog vreeselijker. Hij -geloofde niet langer aan de goede uitwerking van de aalmoes. Barmhartig -zijn was niet voldoende meer, men moest in den vervolge ook -rechtvaardig zijn. Voor alles gerechtigheid—en de verschrikkelijke -ellende zou verdwijnen, zonder dat men barmhartig behoefde te zijn. In -dit treurige Parijs ontbrak het zeker niet aan goede harten; de -liefdadigheidsinstellingen wemelden er als groene bladeren bij de -eerste lentewarmte. Er waren instellingen voor alle leeftijden, alle -gevaren, alle ongelukken. Men hielp kinderen, nog voor zij geboren -waren, door voor de moeders te zorgen; dan kwamen de crèches, de -weeshuizen voor de verschillende klassen; en nadat men zich met de -volwassenen bezig gehouden had, volgde men den man op zijn levensweg; -hoe ouder men werd, des te meer werd men met zorgen omringd, -vermenigvuldigden zich de Asyls, de Hospitia, de Toevluchtsoorden. Alle -handen strekten zich uit naar de verwaarloosden, naar de onterfden, -naar de misdadigers zelfs; er waren allerlei vereenigingen tot -bescherming van zwakken, instellingen tot voorkoming van misdaden, -tehuizen voor de opneming van berouwhebbenden. - -Bladzijden en bladzijden zou men noodig hebben om alleen die -buitengewone vegetatie der barmhartigheid te beschrijven, die tusschen -de straatsteenen van Parijs opwast in een prachtige opwelling van -geestdrift, waarin zielegrootheid zich vermengt met wereldsche -ijdelheid. Wat kwam dit alles er op aan? De barmhartigheid verzoende, -louterde alles. Maar welk een vreeselijk argument was de volmaakte, -belachelijke nutteloosheid van die naastenliefde! Na zooveel eeuwen van -Christelijke barmhartigheid was nog geen enkele wond dichtgetrokken, -was de ellende slechts grooter geworden, tot razernij gestegen! De -voortdurend om zich grijpende kwaal mocht geen dag langer geduld worden -van af het oogenblik dat de sociale onrechtvaardigheid er niet door -genezen, zelfs niet door verminderd werd. Was het trouwens al niet -voldoende, dat een man van koude en honger gestorven was, om het -getimmerte van een op de aalmoes gebouwde maatschappij te doen -instorten? Eén slachtoffer, en de maatschappij was reeds veroordeeld. - -Pierre voelde zulk een golf van bitterheid in zich opstijgen, dat hij -niet langer in deze kerk kon blijven, waarin de schaduwen steeds meer -neerdaalden op de groote, aan het kruis genagelde witte -Christusbeelden. Alles begon zich in het donker te hullen, hij hoorde -niets meer dan het wegstervende geprevel der gebeden, de jammerklachten -der vrouwen, die, in de diepe donkerte reeds niet meer zichtbaar, -knielend lagen te bidden. - -Toch aarzelde hij weg te gaan, zonder nog een woord gesproken te hebben -met abbé Rose, wiens naïef-geloovig smeeken het geluk en den vrede der -menschen aan den goeden wil van het Onzienlijke overliet. Hij wilde hem -niet storen en stond reeds op het punt om weg te gaan, toen de abbé uit -eigen beweging opkeek. - -“Wat is het toch moeilijk op verstandige wijze goed te zijn! -Monseigneur Martha heeft mij weer verwijten gedaan, en wanneer ik God -niet had, die mij vergeeft, zou ik sidderen voor mijn zieleheil.” - -Een oogenblik bleef Pierre onder de porticus van de Madeleine, op het -hooge bordes staan, dat het plein beheerscht. Voor hem lag de rue -Royale, die zich uitstrekte tot de breede Place de la Concorde, waar -zich de obelisk en de beide fonteinen verheffen, terwijl nog verder de -colonnade van de Kamer van Afgevaardigden den horizont afsloot. Het was -een perspectief van verheven grootschheid; langzaam omsluierde de -schemering den hemel, schoof de gebouwen verder terug en gaf hun het -onaardsch-bevende en wazige van een droom. Geen stad ter wereld bezit -op dit vage uur, wanneer de beginnende nacht den steden iets -droomachtigs, de oneindigheid van menschelijke onmetelijkheid geeft, -dit decor van chimerische praal en grandiose pracht. - -Tegenover deze zich voor hem openende ruimten weifelend, bleef Pierre -onbeweeglijk staan en vroeg zich af, waarheen hij gaan zou, nu alles, -wat hij sedert dien ochtend zoo vurig gewenscht had, ineengestort was. -Wilde hij nog steeds naar het hôtel Duvillard in de rue Godot-de-Mauroy -gaan? Hij wist het niet meer. Dan keerde de irriteerende herinnering -met haar wreede ironie terug. Waartoe diende het, nu Laveuve gestorven -was? Waartoe den tijd te dooden, op straat rond te loopen, om tot zes -uur te wachten? De gedachte, dat hij een woning had, dat het het -eenvoudigste was naar huis terug te gaan, kwam zelfs niet in hem op. -Het scheen hem toe, dat hij nog een belangrijk iets te doen had, zonder -dat hij zou kunnen zeggen wat. Dat iets was overal en zoo ver, zoo -verward en zoo moeilijk, dat hij het zeker niet tot stand brengen zou. -Als waren zijn beenen van lood ging hij met bonzende en kloppende -slapen het bordes af en bleef dan nog een oogenblik op de bloemenmarkt -rondloopen, een wintermarkt, waarop de eerste azalea’s zich rillend -ontplooiden. Vrouwen kochten viooltjes en Nizza-rozen. Hij keek ernaar, -alsof die geurige, teere en fijne pracht hem interesseerde. Doch dan -maakte zich een plotselinge afschuw van hem meester en ging hij verder, -de richting van de boulevards in. - -Daar liep Pierre zonder te weten waarheen, zonder te weten waarom, -recht voor zich uit. De invallende duisternis verraste hem als een -onverwacht natuurverschijnsel. Hij had zijn blik hemelwaarts geslagen -en zag met verwondering, dat deze zeer zacht verbleekte, terwijl de -dunne zwarte kokers der schoorsteenen er eindelooze strepen op vormden. -Ook vielen de groote gouden letters van de uithangborden, waarin het -daglicht wegstierf, hem op. Nooit nog had hij het bonte kleurengewemel -der gevels, de beschilderde ramen, de schreeuwende reclamebilletten, de -prachtige winkels, die als voor iedereen toegankelijke salons en -slaapkamers in het volle licht stonden, opgemerkt. En welk een gedrang, -welk een buitengewoon gewriemel op den rijweg, langs de trottoirs, -tusschen de blauwe, roode en gele zuilen en kiosken! Vanwaar kwamen al -die menschen? Waarheen gingen al die equipages? Hoe verdoovend, hoe -angstaanjagend! - -En medegevoerd door zijn somber gepeins liep Pierre nog steeds -machinaal recht voor zich uit. De avond kwam, de eerste lantaarns -werden aangestoken; het was het schemeruurtje van Parijs, het uur, dat -de duisternis nog niet is ingetreden, dat de electrische bollen in den -verdwijnenden dag glanzen. Aan alle kanten fonkelden de vonken der -lampen, staken de winkels licht aan in hun etalages. Weldra zouden op -de boulevards de levendige sterren der rijtuigen als een wandelende -melkweg trekken tusschen de in de verblindende pracht als van het volle -zonlicht schitterende trottoirs. En in het geschreeuw der koetsiers, in -het gedrang der voetgangers bruiste het laatste haasten van de -zakenstad Parijs, het Parijs der hartstochten, de verbitterde strijd om -liefde en geld. Het zware dagwerk was gedaan, de genotsstad Parijs werd -licht en begon den feestnacht. De koffiehuizen en de restaurants -fonkelden en stelden achter de hooge, vlekkelooze ramen hun toonbanken -van schitterend metaal, hun kleine witte tafeltjes en hun verleidelijke -vruchten en mandjes met oesters ten toon. En dit zoo met de eerste -lantaarns ontwakende Parijs was reeds aangegrepen door een -genotzuchtige vroolijkheid, liet zich medesleepen door de ontketende -begeerte naar al wat te koop is. - -Pierre werd bijna omvergeloopen. Een troep couranten-jongens baande -zich met de avondbladen een weg door de menigte. Speciaal een nieuwe -editie van de Voix du Peuple veroorzaakte een oorverdoovend, het -geratel der wielen overstemmend lawaai. Met regelmatige tusschenruimten -lieten ruwe stemmen steeds weer den roep weerklinken: “Leest de Voix du -Peuple, het nieuwe schandaal der Afrikaansche sporen, het echec van het -ministerie, twee-en-dertig omgekochten in de Kamer en in den Senaat.” -En deze opschriften waren met reusachtige letters op de als standaarden -in de hoogte gezwaaide exemplaren te lezen. De menigte bleef zich -voorthaasten, gewoon als zij was aan deze met gemeenheden gedrenkte -modder. Enkele mannen bleven staan en kochten de courant, terwijl -snollen, die op zoek waren naar een diner, haar rokken over straat -lieten sleepen en, schuinsche blikken naar de terrassen der café’s -werpend, op een toevalligen minnaar wachtten. En dit onteerend -uitschreeuwen der couranten, dit uitschreeuwen, dat als een bezoedeling -en een slag in het gezicht was, scheen de doodsklok van den dag te -zijn, die bij den aanvang van den beginnenden nacht van pleizier, de -begrafenis der natie verkondigde. - -Nu herinnerde Pierre zich nogmaals zijn ochtend, dacht aan dat -verschrikkelijke huis in de rue des Saules, waar zooveel ellende en -lijden opgehoopt was. Hij zag weer de als een riool zoo vuile -binnenplaats, de walgelijke trappen, de vuile, koude en kale kamers, de -families, die elkaar eten betwistten, waar losloopende honden hun neus -voor zouden hebben opgetrokken, moeders met uitgedroogde borsten, die -schreeuwende kinderen sussend heen en weer droegen, oude mannen, die -als beesten in een hoek neergevallen waren en tusschen allerlei vuil -van honger stierven. En dan trok de verdere dag aan zijn geestesoog -voorbij—de pracht, de rust, de vreugde der salons, die hij doorgeloopen -had, de onbeschaamde en brutale glans van het financieele, het -politieke en het mondaine Parijs. En eindelijk kwam hij in de -schemering in het Parijs—Gomorra en het Parijs—Sodom, dat voor den -nacht, voor de gruwelen van dien medeplichtigen nacht fel òplichtte. En -deze vloekwaardige monsterachtigheid van dit alles loeide onder den -bleeken hemel, waaraan de eerste sterren rein en bevend fonkelden. - -Pierre rilde onder die opstapeling van ongerechtigheden en smarten, -onder alles wat beneden in ellende en misdaad, boven in rijkdom en -ontucht geschiedde. De tot macht gekomen bourgeoisie wilde niets van -haar veroverde, geheel en al gestolen heerschappij loslaten, terwijl -het eeuwig bedrogen volk, de groote Zwijgende, zijn vuisten balde en -grommend zijn wettelijk aandeel opeischte. En deze vreeselijke -ongerechtigheid vervulde de toornende duisternis met woede. Uit welke -wolk zou de donderslag weerklinken? Dezen wrekenden donderslag, die -zich door dof gerommel aan alle punten van den horizont aankondigde, -verwachtte hij reeds jaren. Slechts om het vreeselijke losbarsten ervan -te bezweren, had hij een boek van reinheid en hoop geschreven, was hij -in zijn onschuld naar Rome gegaan. Maar alle hoop was nu in zijn hart -gestorven; hij voelde, dat de donderslag onvermijdelijk was, niets kon -meer de catastrophe tegenhouden. Nooit nog had hij haar bij het -onbeschaamd geluk van sommigen, bij de wanhopige ellende van anderen -zoo nabij gevoeld. Zij hoopte zich op, zij zou ongetwijfeld boven dit -bronstige en pralende Parijs, dat, zoodra de avond kwam, zijn vurigen -oven deed opvlammen, losbarsten. - -Toen Pierre, gebroken van moeheid en diep terneergeslagen op de place -de l’Opéra kwam, keek hij op. Waar was hij toch? Hier op dit breede -kruispunt van wegen en straten scheen het hart van de groote stad te -kloppen, als stroomde het bloed der verre stadsdeelen van alle kanten -langs triomphantelijke avenues erheen. Waarom was hij toch hier? Pierre -vroeg het zich geprikkeld en verwonderd af. Nu Laveuve gestorven was, -behoefde hij slechts naar huis terug te gaan, met gesloten deuren en -ramen in zijn hoek weg te kruipen als een voortaan nutteloos wezen -zonder geloof en zonder hoop, dat alleen nog maar op de definitieve -vernietiging wachtte. Van de place de l’Opéra naar zijn huisje in -Neuilly was het een heele weg. Hoewel hij als het ware geradbraakt van -vermoeidheid was, wilde hij geen rijtuig nemen; hij keerde op zijn -schreden terug, liep in de richting van de Madeleine en stortte zich, -met de grimmige begeerte zijn wond nog grooter te maken en zich als het -ware te drenken in woede en toorn, weer midden in het gedrang der -trottoirs en het oorverdoovend lawaai van den rijweg. Was niet op den -hoek van die straat, aan het einde van dien boulevard de afgrond, -waarin deze verrotte wereld, deze oude maatschappij, die hij bij -iederen stap hoorde kraken, neerstorten moest? - -Toen hij de rue Scribe wilde oversteken, werd hij tegengehouden door -een oploop. Voor een der weelderige restaurants ventten twee groote, -slecht gekleede, vuil uitziende mannen beurtelings de Voix du Peuple, -de schandalen en de verkochten met zulke luide stemmen, dat de -voorbijgangers bleven staan en een oploopje vormden. En hier herkende -Pierre opnieuw tot zijn verbazing in een aarzelend heen en weer loopend -man, die, na geluisterd te hebben, door de ramen van het groote café -ging kijken, Salvat. Ditmaal frappeerde de ontmoeting hem nog meer en -vervulde hem zoodanig met argwaan, dat hij eveneens staan bleef en -besloot zijn doen en laten te volgen. Hij kon niet aannemen, dat deze -man, die er zoo jammerlijk uitzag en met het stuk brood, dat een bult -vormde onder zijn reeds in flarden hangende boezeroen, binnen gaan en -plaats nemen zou aan een der tafeltjes onder het warme licht der -lampen. Een oogenblik wachtte hij, dan zag hij hem met een slependen en -vermoeiden pas verder gaan, alsof het bijna ledige restaurant niet in -zijn smaak viel. Wat zocht hij toch? Waarheen liep hij toch sedert den -vroegen morgen op deze eenzame, wilde jacht dwars door het rijke, -vroolijke Parijs, terwijl de honger hem overal op de hielen volgde. Hij -sleepte zich slechts met moeite voort en scheen aan het eind van zijn -wilskracht en energie. Uitgeput ging hij een oogenblik tegen een kiosk -staan leunen, dan richtte hij zich weer op en liep, altijd zoekend, -verder. - -Doch nu gebeurde er iets, dat Pierre’s verbazing tot het uiterste -bracht. Een groote en sterke man, die uit de rue Caumartin kwam, had -Salvat opgemerkt en sprak hem aan. Na een korte weifeling herkende de -priester zijn broer Guillaume, die nu zonder eenige schaamte den -werkman een hand gaf. Ja hij was het met zijn dik, kortgeknipt, ondanks -zijn zeven-en-veertig jaar reeds geheel grijs haar. De dikke snor was -nog donkerbruin, wat aan zijn gelaat met het hooge, torenvormige -voorhoofd iets energieks gaf. Dat voorhoofd, vol onoverwinnelijke -logica en verstand, dat Pierre ook bezat, had hij van zijn vader, maar -het onderste gedeelte van het gezicht van den ouderen broeder was -krachtiger met den grooten neus, de vierkante kin en den breeden, -scherp geteekenden mond. Een litteeken van een oude wond liep over de -linkerslaap. Maar wanneer een glimlachje de nog zeer witte tanden -ontblootte, helderde dit op den eersten aanblik ernstige, harde en -gesloten gezicht door een uitdrukking van manlijke goedheid op. - -Pierre herinnerde zich wat madame Théodore hem dien ochtend verteld -had. Zijn broeder Guillaume had, door zooveel ellende getroffen, Salvat -voor een paar dagen werk gegeven. Dat verklaarde de belangstelling, -waarmede hij hem uitvroeg, terwijl Salvat, die blijkbaar verlegen was, -heen en weer trippelde, als wilde hij zijn smartelijke wandeling weer -zoo gauw mogelijk voortzetten. Een oogenblik scheen Guillaume die -verlegenheid door de blijkbaar verwarde antwoorden, die hij kreeg, te -merken. Toch nam hij afscheid van den werkman. Maar bijna onmiddellijk -daarna keerde hij zich om en keek Salvat, die moe door de menigte -verder liep, na. De gedachten, die toen in hem opkwamen, moesten wel -ernstig en dringend zijn, want plotseling keerde hij op zijn schreden -terug en volgde Salvat op een afstand als wilde hij zich vergewissen -welke richting hij uitging. - -Door een steeds grooter wordende onrust aangegrepen, had Pierre dit -tooneel gadegeslagen. De zenuwachtige verwachting van een groot -onbestemd ongeluk, de argwaan, die door deze op elkaar volgende, -onverklaarbare ontmoetingen met Salvat in hem gewerkt werd, de -verbazing zijn broer nu ook in dit avontuur gewikkeld te zien, dat -alles dreef hem er toe aan meer te willen weten, erbij te zijn, te -verhinderen misschien. Hij aarzelde niet langer en volgde nu zelf -voorzichtig de beide mannen. - -Een nieuwe verbazing greep hem aan, toen Salvat en daarna zijn broer -Guillaume plotseling de rue Godot-de-Mauroy insloegen. Welk noodlot -bracht hem terug naar deze straat, waarheen hij met koortsachtige haast -had willen gaan en waarvan de dood van Laveuve hem slechts verwijderd -gehouden had. En zijn ontsteltenis werd nog grooter, toen hij Salvat, -dien hij een oogenblik uit het oog verloren had, weer terug vond op het -trottoir vlak tegenover het hôtel Duvillard, precies op dezelfde plek, -waar hij hem ’s ochtends had meenen te zien. Wegens een reparatie aan -het plaveisel onder de koetspoort stond de groote deur juist wijd open. -De smalle straat leek naast den hel verlichten boulevard als -weggezonken in een blauwen nevel, waarin de enkele gasvlammetjes der -lantaarns als sterren plekten. Een paar vrouwen kwamen voorbij, zoodat -Salvat even van het trottoir af moest. Maar dadelijk ging hij er weer -op staan, stak een eindje sigaar aan, dat hij waarschijnlijk onder een -tafeltje van een café opgeraapt had, en betrok dan weer onbeweeglijk en -geduldig de wacht tegenover het hôtel. - -Pierre schrok en vroeg, door sombere voorgevoelens gekweld, zich af, of -hij dezen man niet aanspreken moest. De tegenwoordigheid van zijn -broer, die zich, zooals hij zag, loerend onder de deur van een huis -ernaast verborg en eveneens gereed stond tusschenbeide te komen, hield -hem ervan terug. Dus vergenoegde hij er zich mede Salvat niet uit het -oog te verliezen, die, steeds op de loer, zijn blik op de deur gericht -hield, terwijl hij slechts nu en dan in de richting van den boulevard -keek, als verwachtte hij iets of iemand, die daarvandaan moest komen. -Inderdaad kwam eindelijk de landauer der familie Duvillard met den -koetsier en den palfrenier in donkergroene livrei met gouden tressen. - -Tegen de gewoonte in zaten in het rijtuig, dat op dit uur den vader of -de moeder thuis placht te brengen, dezen avond slechts de beide -kinderen Camille en Hyacinthe. Zij kwamen terug van de matinée van -prinses de Hardt en praatten ongedwongen met de brutale -schaamteloosheid, waarmede zij elkaar trachtten te imponeeren. - -“Ik heb een walg van de vrouwen... En haar geur, ajakkes! En dan dat -afschuwelijke kinderen krijgen, waaraan je bij haar altijd bloot -staat.” - -“Och, zij zijn allicht nog zooveel waard als jouw George Elson, dat -mislukte meisje. Trouwens het is heel dom van je het niet met de -prinses aan te leggen, want zij is dol op je.” - -“O, die prinses hangt me de keel uit!” - -Hyacinthe was tegenwoordig tot de negatie der sekten, tot de kwijnende -pose van algeheele wereldverzaking gekomen. Maar Camille beefde van -heftige en boosaardige opwinding en sprak op geprikkelden toon. Na een -kort zwijgen begon zij weer. - -“Zeg, mama is weer bij hem.” - -Zij behoefde geen nadere aanduiding te geven, haar broeder begreep -haar, want zij praatten dikwijls ongedwongen over die dingen. - -“Passen bij Salmon, hé?... Zij is de andere deur doorgegaan en is nu -bij hem.” - -“Wat kan jou het eigenlijk schelen, of zij met Gérard is of niet?” -vroeg Hyacinthe kalm. - -En toen hij voelde, hoe zij opsprong: - -“Houdt je dan nog altijd van hem—wil je hem nog altijd hebben?” - -“Ja, ik wil hem, en ik zal hem hebben!” - -En in dien kreet legde zij haar geheel ijverzuchtige woede van leelijk -meisje, al het leed over haar verlaten zijn, over het bewustzijn, dat -haar nog zoo mooie moeder bezig was haar haar genot te ontrooven. - -“Je zult hem hebben, je zult hem hebben,” begon Hyacinthe, die blij -was, dat hij zijn zuster, voor wie hij bang was, een beetje treiteren -kon; “je zult hem hebben, als hij zich maar geven wil... Hij houdt niet -van je.” - -“Hij houdt wel van me!” riep Camille woedend. “Hij is lief voor mij, en -daar heb ik genoeg aan.” - -Hij werd bang voor haar dreigenden blik, voor haar kleine handjes, die -zich als klauwen kromden. Dan, na een stilte: - -“En wat zegt papa ervan?” - -“O papa, als die maar van vier tot zes bij de andere zijn kan.” - -Hyacinthe begon te lachen. Dat was wat zij onder elkaar het snoepuurtje -van papa noemden, en Camille maakte zich daar ook altijd vroolijk over, -behalve op de dagen, dat mama ook buitenshuis snoepte. - -De gesloten landauer was de straat ingereden en naderde nu met de luide -hoefslagen van de twee groote paarden. Op dat oogenblik stak een kleine -blondine van zestien of achttien jaar, een loopmeisje van een modiste, -dat een groote hoedendoos onder haar arm had, vlug de straat over, om -vóór het rijtuig onder de koetspoort te komen. Zij bracht een hoed voor -de barones en had met haar viooltjes-blauwe oogen, haar rose neusje en -haar altijd lachend mondje in het aardigste gezichtje, dat men zich -denken kan, langs den geheelen boulevard loopen slenteren. Op dat -oogenblik sprong Salvat, na een laatsten blik op den landauer geworpen -te hebben, onder de koetspoort. Bijna onmiddellijk daarna kwam hij weer -te voorschijn, wierp zijn eindje sigaar in de goot, verwijderde zich -langzaam en verdween in de vage schemering der straat. - -Wat gebeurde er nu? Later herinnerde Pierre zich dat een bestelwagen -van de Westerspoorwegmaatschappij den landauer een minuut ophield, -terwijl het loopmeisje onder de poort verdween. Dan zag hij, terwijl -zijn keel als het ware door angst toegesnoerd werd, hoe zijn broer, als -onder den invloed van een openbaring, van een plotselinge zekerheid, -het hôtel binnenvloog. Zonder het juiste te begrijpen, voelde Pierre de -nadering van het ontzettende. Maar hoewel hij ook naar binnen vliegen -en schreeuwen wilde, bleef hij als aan den grond genageld staan: hij -had het gevoel, alsof een looden hand zich om zijn keel klemde. -Plotseling was het als het rommelen van den donder, een vreeselijke -ontploffing, als opende zich de aarde en als zonk het door den bliksem -getroffen hôtel in de diepte. Alle ramen der naburige huizen sprongen -en vielen met het kletterend geluid van hagel op den grond. Een -hellevlam hulde de straat voor een oogenblik in vuur; het stof en de -rook waren zóó, dat de enkele voorbijgangers verblind werden en van -schrik over dien vurigen oven, waarin zij meenden te verzinken, -begonnen te gillen. - -Maar bij dien bliksemstraal ging voor Pierre een licht op. Hij zag weer -de bom voor zich, die de door het gebrek aan werk leeg en overbodig -geworden gereedschappenzak rond maakte. Hij zag weer den bult onder den -boezeroen, dien hij voor een stuk brood gehouden had, dat hij vrouw en -kind mee naar huis wilde nemen. Nadat de bom het gelukkige Parijs -doorgetrokken was en bedreigd had, was zij hier, op den drempel der -heerschende bourgeoisie, die de meesteres is van het goud, ontvlamd en -met een donderend geweld ontploft. Maar Pierre dacht op dat oogenblik -slechts aan zijn broer Guillaume en vloog naar de poort, waarin zich -een krater geopend scheen te hebben. Maar in den beginne onderscheidde -hij niets, de bijtende en scherpe rook verduisterde alles. Dan zag hij, -dat de muren gespleten, de bovenverdieping opengescheurd, het plaveisel -weggeslagen en met puinhoopen bezaaid was. De landauer, die juist -binnen zou rijden, was niet getroffen, had zelfs geen schram gekregen -van een projectiel. Maar het meisje, het kleine, blonde, knappe -loopmeisje, lag, door den bliksemstraal der catastrophe getroffen, met -een opengescheurden buik op haar rug. Het fijne gezichtje was -ongeschonden, de oogen helder, zij lachte als verwonderd, en uit de -naast haar neergevallen doos, waarvan de deksel opengegaan was, was de -hoed, een heel teere, rose hoed, gerold. - -Door een wonder leefde Guillaume nog, stond reeds weer op zijn voeten. -Alleen zijn linkerhand bloedde: scherven hadden den pols opengescheurd. -Zijn snor was verbrand, en de ontploffing, die hem tegen den grond -geworpen had, had hem zoo van streek gebracht, dat hij over zijn -geheele lichaam beefde. Toch herkende hij zijn broeder, en als na een -groot ongeluk, waarin het onverklaarde als het ware een voorziening -wordt, verwonderde het hem in het geheel niet hem daar te zien. Deze -broeder, dien hij zoo lang uit het oog verloren had, was er natuurlijk, -omdat hij er zijn moest. En in het als waanzinnig huiveren, dat hem -doortrilde, riep hij hem dadelijk toe: - -“Neem me mee, neem me mee... naar jou, naar Neuilly!” - -Dan voegde hij eraan toe, sprekend over Salvat: - -“Ik vermoedde wel, dat hij een patroon van me gestolen had... Goddank -maar één, anders zou de geheele wijk in de lucht gevlogen zijn... De -ongelukkige! Ik ben niet gauw genoeg kunnen komen, om de lont uit te -trappen.” - -Met een volkomen helderheid van geest, zooals het gevaar die soms -geeft, herinnerde Pierre zich, zonder een woord te zeggen en zonder een -minuut te verliezen, dat het hôtel een achteruitgang in de rue Vignon -had. Hij had onmiddellijk het ernstige gevaar, waarin zijn broer zich -bevinden zou, wanneer hij in dit voorval betrokken werd, begrepen. -Nadat hij hem in de donkere rue Vignon gebracht had, wond hij vlug zijn -zakdoek om zijn pols en zeide hem dan die onder zijn vest tegen zijn -borst te houden. - -“Neem me met je mee naar Neuilly,” herhaalde Guillaume bevend. “Niet -naar mijn huis!” - -“Ja, ja, wees maar gerust. Wacht even hier, dan haal ik een rijtuig.” - -Hij had hem, in zijn haast, om een rijtuig te vinden, weer op den -boulevard gebracht; maar de donderende ontploffing had de geheele wijk -in rep en roer gebracht: de paarden steigerden en de menschen vlogen in -een waanzinnige opwinding op goed geluk af de een of andere richting -in. Politie-agenten waren toegesneld, een groote menigte versperde -reeds den ingang van de rue Godot-de-Mauroy, die door het uitgaan van -alle lichten zwart als een afgrond gaapte, terwijl op den boulevard een -couranten-jongen van de Voix du Peuple het nieuwe schandaal der -Afrikaansche sporen, de twee-en-dertig omgekochte Kamer- en -Senaatsleden, den aanstaanden val van het ministerie uit bleef -schreeuwen. - -Toen Pierre eindelijk een rijtuig vond, hoorde hij een voorbijganger -tot een ander zeggen: - -“Het ministerie vallen, dat kan je denken. Deze bom lapt het weer -heelemaal op!” - -De twee broeders stapten in en reden weg. Boven het bruisende Parijs -was het nacht geworden, een zwarte nacht zonder erbarmen, waarin de -sterren in den van de daken opstijgenden nevel van misdaden en woede -verdwenen. En met het angstaanjagende vleugelgeklep, dat Sodom en -Gomorrha hadden hooren komen, weerklonk de luide kreet om gerechtigheid -van alle zijden van den horizont. - - - - - - - - -TWEEDE BOEK - - -I. - -Het huisje in de afgelegen straat van Neuilly, waar na het invallen van -de schemering niemand meer door kwam, sliep op dat uur in den donkeren -nacht. De luiken waren gesloten, geen lichtstraal drong naar buiten -door en het was als voelde men den diepen vrede van den daarachter -gelegen ledigen, dooden, door de winterkoude verstarden tuin. - -Terwijl Pierre in het rijtuig met zijn gewonden broeder naar huis reed, -was hij meermalen bang Guillaume in onmacht te zien vallen. In elkaar -gedoken leunde hij achterover en sprak geen woord. Het was een -vreeselijke stilte, zoo vol vragen en antwoorden, dat zij het nutteloos -en pijnlijk vonden ze te stellen of te geven. Toch maakte de priester -zich ongerust over de wond en vroeg hij zich af welken dokter hij zou -moeten halen; hij kon slechts een vertrouwbaren man in het geheim -nemen, daar hij zag hoe gaarne de gewonde verdwijnen wilde en zich -verborg. - -Tot den Arc de Triomphe werd geen woord gesproken. Toen eerst scheen -Guillaume uit zijn verdooving te ontwaken en zeide: - -“En denk erom, Pierre, geen dokter. Wij zullen dat samen wel in orde -brengen.” - -Pierre wilde zich daartegen verzetten, doch hij maakte slechts een -eenvoudig gebaar, als wilde hij zeggen, dat hij het wel zou doen, als -hij het noodig achtte. Waartoe diende het op dat oogenblik te gaan -redetwisten? Maar zijn ongerustheid was toegenomen, en het was een -groote verlichting voor hem toen het rijtuig eindelijk voor het huisje -stilhield en hij zijn broer zonder bijzondere zwakheid zag uitstappen. -Vlug betaalde hij den koetsier en was erg blij, dat niemand, zelfs niet -een van zijn buurlieden, op straat was. Dan maakte hij de deur met zijn -sleutel open en steunde den gewonde, om hem de drie treden van het -bordes op te helpen. - -In de vestibule brandde een klein nachtlichtje. Onmiddellijk was, bij -het opengaan van de deur, de oude dienstbode Sophie uit de keuken -gekomen. Thans zestig jaar, mager en gerimpeld, was zij reeds meer dan -dertig jaar in het huis, daar zij eerst in dienst geweest was bij de -moeder, alvorens in dien van den zoon over te gaan. Zij kende -Guillaume, dien zij als jongen man gezien had. Ongetwijfeld herkende -zij hem, hoewel hij in geen tien jaar den drempel overschreden had. -Maar zij toonde geen enkele verbazing, scheen dien plotselingen -terugkeer heel natuurlijk te vinden in het gewone discrete zwijgen, dat -zij zich eigen gemaakt had. Zij leefde geheel in afzondering en sprak -slechts, wanneer de dienst dat noodzakelijk maakte. En ook nu zeide zij -slechts: - -“Mijnheer de abbé, mijnheer Bertheroy zit al een kwartier in uw -studeerkamer op u te wachten.” - -“Zoo, komt Bertheroy nog altijd hier?” vroeg Guillaume, wiens gezicht -weer opklaarde. “Nu, hem wil ik wel zien; hij is een van de beste en -meest vrijzinnige geesten van den tegenwoordigen tijd. Hij is mijn -meester gebleven.” - -Bertheroy, vroeger de vriend van hun vader, den beroemden scheikundige -Michel Froment, was nu op zijn beurt een der corypheeën van Frankrijk, -aan wien de scheikunde den buitengewonen vooruitgang te danken had, -welke haar tot de moederwetenschap, die bezig is het aangezicht der -aarde te hernieuwen, gemaakt hebben. Hoewel lid van het Institut en -overladen met allerlei eere-ambten, had hij toch voor Pierre een groote -genegenheid behouden en kwam hij hem dikwijls voor het diner opzoeken, -om, zooals hij zeide, wat afleiding te hebben. - -“Heb je hem in mijn studeerkamer gelaten? Prachtig! We zullen naar hem -toegaan,” zeide Pierre tegen de dienstbode. “Breng een lamp in mijn -slaapkamer en maak mijn bed op, dan kan mijn broeder dadelijk gaan -liggen.” - -Terwijl Sophie, zonder eenige verbazing te toonen of een woord te -zeggen, het bevel uitvoerde, gingen de twee broeders naar het vroegere -laboratorium van hun vader, waarvan Pierre een groote studeerkamer -gemaakt had. Toen de geleerde hen samen, de een steunend op den ander, -binnenkomen zag, ontving hij hen met een uitroep van blijde verbazing. - -“Wat, samen!... Beste jongens, jullie kondt me geen grooter pleizier -doen. Ik heb zoo dikwijls dat nare misverstand tusschen jullie -betreurd!” - -Hij was een groote, magere zeventiger met hoekige trekken. De -geelachtig geworden huid kleefde als een stuk perkament op de -vooruitspringende juk- en wangbeenderen. Hij had absoluut niets -imponeerends, zag er eerder als een oude kruidenhandelaar uit. Maar -zijn voorhoofd was mooi, breed en glad en onder zijn grijs verwilderd -haar brandden nog een paar vlammenoogen. - -Toen hij de verbonden hand zag, riep hij uit: - -“Wat, ben je gewond, Guillaume?” - -Pierre bleef zwijgen en liet het aan zijn broer over de geschiedenis te -vertellen, zooals hij dat zelf wilde. Maar deze had begrepen, dat hij, -eenvoudig, de waarheid bekennen moest, met weglating van de bijzondere -omstandigheden. - -“Ja, bij een ontploffing. Ik geloof, dat ik mijn pols gebroken heb.” - -Bertheroy keek hem aan, zag, dat zijn snor verbrand was, dat zijn oogen -verschrikt stonden. Hij werd ernstig, maar trachtte toch niet door -vragen tot vertrouwelijkheden te dwingen. - -“Kom, kom, een ontploffing... Mag ik de wond eens zien? Zooals je weet, -heb ik, voor ik mij door de scheikunde verleiden liet, in de medicijnen -gestudeerd en ben ik nog zoo’n beetje chirurg.” - -“Ja, ja, kijk u eens naar de wond!” riep Pierre, niet in staat dien -uitroep te bedwingen. “Ik maak me zoo ongerust... Het is een onverhoopt -geluk, dat u hier bent.” - -De geleerde keek hem aan en voelde den ernst der omstandigheden, die -men voor hem verborgen hield. En toen Guillaume glimlachend, maar -verbleekend van zwakheid, toestemde, wilde hij eerst, dat hij naar bed -ging. De dienstbode kwam zeggen, dat het bed opgemaakt was, en allen -gingen in de kamer ernaast, waar de gewonde ontkleed en op bed gelegd -werd. - -“Licht mij wat bij, Pierre, en laat Sophie een kom met water en wat -linnen halen!” - -En nadat hij zacht de wond gewasschen had: - -“Alle duivels!... De pols is niet gebroken, maar het ziet er toch -leelijk uit. Ik ben bang, dat het been gekwetst is. Er zijn spijkers -doorgegaan, niet waar.” - -Daar hij geen antwoord kreeg, zweeg hij verder. Zijn verwondering werd -grooter, hij begon aandachtig de hand, die zwart geworden was door de -vlam, te onderzoeken, en rook zelfs ten slotte aan de mouw van zijn -hemd, om zich beter rekenschap te kunnen geven. Blijkbaar herkende hij -de uitwerking van een dier nieuwe ontploffingsmiddelen, die hij zelf -zoo grondig bestudeerd en, om zoo te zeggen, geschapen had. Maar toch -moest deze hem op een dwaalspoor brengen, want er waren sporen -voorhanden, die hem onbekend waren. - -“Heb je je,” vroeg hij eindelijk, medegesleept door zijn -geleerdennieuwsgierigheid, “in een laboratorium-ontploffing zoo mooi -toegetakeld?... Wat voor een gevaarlijke springstof was je aan het -fabriceeren?” - -Sedert Guillaume hem zijn wond zoo zag bestudeeren, voelde hij, ondanks -zijn pijn, een toenemende onrust, alsof het echte geheim, dat hij -bewaren wilde, gelegen was in die springstof, de eerste proef waarmede -hem zoo wreed getroffen had. - -“Ik verzoek u dringend, meester, mij niets verder te vragen. Ik kan u -toch niet antwoorden... Ik weet, dat u edel genoeg bent, om mij te -verplegen en toch nog van mij te houden, zonder mij de biecht af te -nemen.” - -“Maar natuurlijk, beste jongen,” riep Bertheroy uit, “bewaar jij je -geheim maar! Wanneer je een ontdekking gedaan hebt, behoort die aan jou -toe, en ik weet dat je het beste gebruik daarvan zult maken. Bovendien -weet je heel goed, dat ik te zeer bezield ben door den hartstocht voor -de waarheid en het mijn principe is nooit de daden van anderen—waarin -zij ook bestaan mogen—te beoordeelen, voordat ik alle gronden daarvoor -ken.” - -Een breed gebaar gaf zijn groote verdraagzaamheid, zijn verheven, van -onwetendheid en bijgeloovigheid bevrijden geest te kennen, die van hem, -ondanks de vele ordeteekenen, welke zijn borst versierden, ondanks de -universitaire en academische titels als officieel geleerde, tot den -vermetelsten, meest vrijen, en zooals hij zeide, alleen door -waarheidsliefde bezielden mensch maakte. - -Hij had de noodige instrumenten niet bij zich en stelde er zich mede -tevreden de wond zorgvuldig te verbinden, nadat hij zich vergewist had, -dat er geen stukje scherf in het vleesch was blijven steken. Eindelijk -ging hij weg met de belofte den volgenden ochtend vroeg terug te komen, -en toen de priester hem uitliet, stelde hij hem gerust: als het been -niet te diep beleedigd was, zou alles wel goed afloopen. - -Toen Pierre weer bij het bed terugkwam, vond hij zijn broer nog in -zittende houding; uit zijn verlangen aan de zijnen te schrijven, -teneinde hen gerust te stellen, putte hij nog eenige kracht. De -priester moest, nadat hij hem papier en potlood gegeven had, de lamp -weer nemen en hem bijlichten. Gelukkig kon Guillaume zijn rechterhand -gebruiken en aan madame Leroi, zijn schoonmoeder, die na den dood van -zijn vrouw bij hem gebleven was en haar drie kleinzoons opgevoed had, -schrijven, dat hij niet thuis komen zou. Bovendien woonde, zooals -Pierre wist, in het huis, een jong meisje van vijf of zes-en-twintig -jaar, de dochter van een vroegeren vriend van Guillaume, die haar na -den dood van haar vader opgenomen had en, ondanks het groote verschil -van leeftijd, binnenkort met haar trouwen wilde. Doch dit waren voor -den priester allemaal onduidelijke, verwarde zaken, en hij had zich -steeds gehouden, alsof hij van die verhouding niets wist. - -“Wou je, dat die brief dadelijk naar Montmartre werd gebracht?” - -“Ja, dadelijk. Het is nou even zeven uur, dan kunnen ze hem vóór achten -hebben... Je stuurt toch zeker een vertrouwd man?” - -“Het beste zal zijn, dat Sophie met een rijtuig gaat. Met haar kan je -gerust zijn, zij zal niet praten... Ik zal het dadelijk even in orde -maken.” - -Sophie werd geroepen en begreep dadelijk alles; zij beloofde, als men -haar uitvroeg, te zullen zeggen, dat mijnheer Guillaume dien nacht bij -zijn broer zou slapen, maar dat zij niet wist waarom. En zonder zelfs -een opmerking te maken, ging zij weg met de woorden: - -“Het eten is klaar, mijnheer de abbé; u behoeft de soep en den ragout -maar van het vuur te nemen.” - -Maar toen Pierre ditmaal weer naast het bed van zijn broer kwam zitten, -lag Guillaume, met twee kussens onder zijn hoofd, zeer moe en bleek op -zijn rug. Hij had koorts. Op den hoek van een tafel brandde de lamp met -een zacht licht; de stilte was zóó diep, dat men de groote klok in de -eetkamer ernaast kon hooren tikken. Een oogenblik omhulde die groote -vrede de beide broeders, die na een scheiding van zoovele jaren, -eindelijk weer vereenigd en alleen waren. Dan strekte de gewonde zijn -gezonde hand uit de dekens; de priester nam die en drukte haar -liefdevol in de zijne. En deze druk hield aan; de beide handen bleven -broederlijk in elkaar rusten. - -“Neem me niet kwalijk, beste Pierre, dat ik hier zoo binnen kom -vallen,” prevelde Guillaume zacht. “Ik leg beslag op je huis, neem je -bed in beslag, belet je te eten.” - -“Kom, praat nu niet meer en vermoei je niet verder,” viel Pierre hem in -de rede. “Waar wil je anders naar toe dan naar hier, wanneer je in -moeilijkheden bent?” - -De koortsachtige hand van den gewonde drukte die van Pierre nog warmer, -terwijl zijn oogen vochtig werden. - -“Ik dank je Pierre. Je bent nog precies de oude, wees zacht en -liefderijk als vroeger. Je weet niet hoe goed me dat op dit oogenblik -doet.” - -Nu kwam ook voor de oogen van den priester een tranensluier. Te midden -van deze groote kalmte, van deze op zoovele heftige opwindingen -volgende stilte, was het voor die beide broeders een onuitsprekelijke -bekoring zoo in het huis van hun jeugd terug te zijn. Hier waren hun -vader en moeder gestorven—hun vader op tragische wijze door een -ontploffing in zijn laboratorium, hun moeder vroom als een echte -heilige. Hier in dit zelfde bed had Guillaume Pierre verpleegd, toen -deze, na den dood van zijn moeder zelf bijna gestorven was; en nu -verpleegde Pierre Guillaume. Alles, de onvoorziene omstandigheden van -hun ontmoeting, de vreeselijke catastrophe, waardoor zij geschokt -waren, de geheimzinnige kant van de zaak, die onopgehelderd bleef -tusschen hen; dit alles vervulde hen met een diepe ontroering. En bij -deze na een zoo langen tijd van scheiding gevolgde toenadering -ontwaakten hun gemeenschappelijke herinneringen, sprak het oude huis -van hun jeugd, van hun overleden ouders, van de verre dagen, waarin zij -lief gehad en geleden hadden. Daar, onder het raam, lag de tuin, de nu -door de vorst verstarde tuin, die vroeger in het vroolijke zonlicht van -hun spelen weerklonk. Links bevond zich het laboratorium, het groote -vertrek, waarin hun vader hun had leeren lezen. In de eetkamer rechts -zagen zij hun moeder weer boterhammen snijden. En het gevoel, dat zij -op dit oogenblik alleen waren, dit bleeke, rustige licht der lamp, de -diepe, zwijgende eenzaamheid van den tuin, van het huis, van het -geheele verleden vervulde hen met een vreemden, zachten weemoed, -waaraan zich een eindelooze bitterheid paarde. - -Zij hadden willen praten, hun hart voor elkaar uitstorten. Maar wat -moesten zij elkander zeggen? Scheidde hen, niettegenstaande hun handen -nauw ineengestrengeld waren, niet een onoverbrugbare afgrond? Dat -geloofden zij tenminste. Guillaume had de overtuiging, dat Pierre een -vrome, vurig-geloovige priester was, die geen twijfel kende, die noch -in gedachte, noch in de praktijk des levens iets met hem gemeen had. -Een bijlslag had hen gescheiden—zij bewoonden twee verschillende -werelden. En evenzoo hield Pierre Guillaume voor een gedeclasseerde, -voor een man van verdachten levenswandel, die met de vrouw, bij wie hij -drie kinderen had, niet eens getrouwd was en nu op het punt stond met -dat veel te jonge meisje, dat God weet waarvandaan kwam, in het -huwelijk te treden. Bovendien schrikten hem de geëxalteerde denkbeelden -van den geleerde en van den revolutionnair, zijn ontkenning van alles, -zijn aanvaarding, ja zelfs de provocatie van de ergste gewelddaden en -het onduidelijk zich op den achtergrond vertoonende monster van het -anarchisme hem af. Op welk terrein zou de overeenstemming, de -eensgezindheid bereikt moeten worden, daar ieder van de beide broeders -zijn vooroordeel tegen den ander behield en hem aan de -tegenovergestelde zijde van den afgrond zag, zonder dat een plank dien -kon overbruggen? En hun arme harten snikten in hartstochtelijke, -broederlijke liefde. - -Pierre wist, dat Guillaume indertijd reeds bijna in een anarchistisch -complot betrokken was geweest. Hij vroeg hem niets, maar als van zelf -kwam de gedachte bij hem op, dat hij zich niet zoo verbergen zou, als -hij niet bang was als medeplichtige gearresteerd te worden. Was hij -inderdaad een medeplichtige van Salvat? En Pierre beefde; want, om zich -een meening te kunnen vormen, had hij nog steeds geen ander materiaal -dan de woorden, die zijn broeder na den aanslag ontsnapt waren, den -kreet, waarmede hij Salvat beschuldigde hem een bom ontstolen te -hebben, alsmede het feit, dat hij zoo heldhaftig onder de koetspoort -van het hôtel Duvillard gevlogen was, om de lont uit te trappen. Doch -welk een duisterheden heerschten er nog! Maar wanneer men hem een -patroon van een zoo vreeselijke springstof ontstolen had, dan moest hij -ze toch fabriceeren en hebben! Zeker, zelfs wanneer hij geen -medeplichtige was, kon hij met zijn gewonde hand niets beters doen dan -verdwijnen; want wanneer men hem, die zich reeds eenmaal bloot gegeven -had, daar met zijn bloedende hand had aangetroffen, dan zou het hem -nooit gelukt zijn de wereld van zijn onschuld te overtuigen. Maar toch -bleef er nog een dichte duisternis heerschen, bleef de mogelijkheid van -een misdaad bestaan. Het was vreeselijk. - -Guillaume moest aan het beven van de vochtig-klamme hand, die nog -altijd in de zijne rustte, iets van de neerslachtigheid merken, waarin -dit door den twijfel reeds verpletterde en nu door de catastrophe -geheel tegen den grond geworpen arme wezen gevallen was. Het graf was -ledig, zelfs de asch was er uitgeveegd. - -“Mijn arme Pierre,” begon hij weer langzaam; “neem me niet kwalijk, als -ik je niets zeg. Ik kan je niets zeggen.... En bovendien, waartoe dient -dat? Wij zouden elkaar toch zeker niet begrijpen.... Laten we niets -zeggen, laten we slechts genieten van de vreugde samen te zijn, en -ondanks alles elkaar liefhebben.” - -Pierre keek naar hem op, en lang rustten hun blikken in elkaar. - -“Hoe vreeselijk is dat alles!” stamelde hij. - -Maar Guillaume had de stomme vraag goed begrepen. Zijn oogen gaven er -het antwoord op, terwijl zij zich niet afwendden en een zeer reine, -hooge vlam erin òplichtte. - -“Ik kan je niets zeggen,” antwoordde hij. “Maar laten we elkaar toch -blijven liefhebben, Pierre!” - -Toen voelde Pierre een oogenblik, dat zijn broeder boven alle lage -ongerustheid, boven de vrees van den schuldige, die voor zichzelf -siddert, verheven was; integendeel, de hartstocht voor een groot doel, -de edele bezorgdheid, om zijn verheven idée, het geheim te bewaren, -hief hem boven de gewone stervelingen op. Maar ongelukkigerwijze was -dat slechts het vluchtige visioen van een vage hoop op overwinning en -verlossing; want reeds zonk alles weer weg in den twijfel, in het -wantrouwen van den mensch, die zichzelf niet kent. - -Plotseling rees de herinnering aan een ontzettend schouwspel in Pierre -op en dreigde hem krankzinnig te maken. - -“Broeder,” stamelde hij, “heb je onder de deur dat blonde kind, dat met -haar opengereten buik en haar aardig verwonderd glimlachje op den rug -lag, gezien?” - -Op zijn beurt rilde Guillaume nu ook. En zacht en moeilijk zeide hij: - -“Ja, ja, ik heb haar gezien. Het ongelukkige kind! O, die -verschrikkelijke noodzakelijkheden, de verschrikkelijke dwalingen der -gerechtigheid!” - -Toen viel Pierre in een vreeselijke rilling over het voorgevallene, in -zijn verbijstering over de gewelddaad aan den rand van het bed op zijn -knieën. Hij snikte wanhopig en liet zijn hoofd op de dekens vallen. -Zwak als een kind lag hij daar in deze plotselinge crisis, die zijn -oogen met tranen overstroomde. Alles, wat hem sedert den ochtend zoo -had doen lijden, brak als het ware samen; de vreeselijke smart over de -ongerechtigheid, het leed over de wereld barstte los in dien -tranenvloed, welken niets scheen te kunnen tegenhouden. Guillaume, die -eveneens zijn ontroering niet bedwingen kon, had met het gebaar, -waarmede hij vroeger het haar van het kind gestreeld had, zijn hand -gelegd op het hoofd van zijn broeder, om hem te kalmeeren, en zweeg, -daar hij geen troost wist. Hij legde zich neer bij de ieder oogenblik -mogelijke uitbarsting, die de langzame evolutie in de natuur altijd -verhaasten kan. Maar welk een lot voor de ongelukkige schepsels, voor -de levens, die de lava met milliarden medesleept! Te midden van de -diepe stilte begonnen ook zijn tranen te stroomen. - -“Pierre,” zeide hij eindelijk zacht, “ik wil datje eet... Kom, ga eten. -Bedek het licht wat en laat mij alleen. Dat zal mij goed doen.” - -Pierre moest hem zijn zin geven. Maar hij sloot de deur van de eetkamer -niet, en geheel krachteloos van den honger, dien hij tot dusver niet -eens opgemerkt had, at hij staande, steeds scherp toeluisterend, of -zijn broer niet steunde of hem niet riep. De stilte scheen nog grooter -te worden, het kleine huis scheen geheel in de zachte melancholie van -het verleden weg te zinken. - -Toen Sophie tegen half negen van Montmartre terugkwam, hoorde Guillaume -haar ondanks haar zachte loopen. Hij begon te woelen, wilde weten hoe -het daar was. Pierre ging het hem onmiddellijk zeggen. - -“Maak je maar niet ongerust. Sophie is ontvangen door een oude dame, -die, na den brief gelezen te hebben, eenvoudig tegen haar gezegd heeft, -dat het goed was. Zij heeft haar niets gevraagd en scheen heelemaal -niet nieuwsgierig te zijn.” - -Guillaume, die voelde, dat zijn broer zich over die kalmte verwonderde, -zeide eveneens heel kalm: - -“O, het is voldoende als grootmoeder gewaarschuwd is. Zij weet, dat ik, -als ik niet thuis kom, dat ook niet kan.” - -Maar hij kon den slaap niet vatten. Het hielp niet, of het licht van de -lamp bedekt werd, steeds weer opende hij zijn oogen, keek rond en -scheen door de muren heen in de richting van Parijs te luisteren. De -priester moest de dienstbode laten komen en haar vragen, of zij, toen -zij naar Montmartre ging, niets buitengewoons opgemerkt had. Zij scheen -verbaasd over die vraag; neen, zij had niets opgemerkt. Trouwens het -rijtuig had over de bijna verlaten buitenboulevards gereden. - -Om negen uur begreep Pierre, dat zijn broer niet slapen zou, als hij -hem zonder nieuws liet. In zijn opkomende koorts begon de gewonde -angstig te worden, liet het verlangen om te weten, of Salvat -gearresteerd was en hij gesproken had, hem niet meer los. Hij bekende -dat niet en scheen niet ongerust voor zijn eigen persoon, en dat was -ongetwijfeld waar ook, maar zijn groot geheim verstikte hem, hij rilde -bij de gedachte, dat een zoo hoog doel, zooveel werk en zooveel -verwachtingen afhingen van dezen door de ellende verblinden -ongelukkige, die de gerechtigheid met het werpen van bommen herstellen -wilde. Vergeefs trachtte de priester hem aan zijn verstand te brengen, -dat men op dit oogenblik nog niets weten kon, maar Guillaume werd van -minuut tot minuut onrustiger, zoodat hij eindelijk besloot ten minste -een poging te wagen, om hem gerust te kunnen stellen. - -Maar waar moest hij heengaan? Waar aankloppen? In den loop van het -gesprek noemde Guillaume, die naging aan wien Salvat onderdak had -kunnen vragen, den naam Janzen, en een oogenblik dacht hij erover daar -te laten informeeren. Doch dan bedacht hij, dat Janzen, als hij den -aanslag vernomen had, er niet de man naar was om de politie bij zich -thuis af te wachten. - -“Ik zou de avondbladen wel voor je willen gaan koopen,” zeide Pierre, -“maar daar staat natuurlijk toch niets in. In Neuilly ken ik bijna -iedereen, maar ik weet niemand, die... ja toch misschien Bache...” - -“Ken je Bache, het lid van den gemeenteraad?” viel Guillaume hem in de -rede. - -“Ja, we hebben samen voor liefdadigheidsinstellingen gewerkt.” - -“O, Bache is een van mijn oude vrienden. Ik ken geen vertrouwder man. -Ga hem halen, als je wilt!” - -Een kwartier later kwam Pierre met Bache, die in een naburige straat -woonde, terug. Maar hij bracht niet alleen hem mede, maar ook Janzen, -dien hij tot zijn groote verbazing bij Bache aangetroffen had. Zooals -Guillaume vermoedde, was Janzen, die aan het diner bij prinses de Hardt -den aanslag gehoord had, zoo voorzichtig geweest niet naar zijn kleine -woning in de rue des Martyrs, waar de politie wel eens een val voor hem -opengezet kon hebben, terug te gaan. Zijn betrekkingen tot de -anarchisten waren bekend, hij wist, dat hij nagegaan werd en dat hij, -als buitenlandsch anarchist ieder oogenblik gearresteerd en uitgewezen -kon worden. Hij had het dan ook verstandiger geoordeeld voor enkele -dagen gastvrijheid te gaan vragen aan Bache, een zeer dienstvaardig en -behulpzaam man, aan wiens handen hij zich zonder vrees toevertrouwde. -Nooit zou hij bij Rosemonde gebleven zijn, dat bekoorlijke, maar half -onwijze vrouwtje, dat hem in haar razende begeerte naar sensaties nu -reeds een maand lang in opspraak bracht. - -Guillaume was in de wolken, toen hij Bache en Janzen binnenkomen zag en -wilde weer rechtop gaan zitten. Maar Pierre eischte, dat hij rustig met -zijn hoofd op het kussen zou blijven liggen en vooral dat hij zoo -weinig mogelijk sprak. Terwijl Janzen zwijgend bleef staan, nam Bache -een stoel en ging onder een stortvloed van vriendschapswoorden naast -het bed zitten. Het was een dikke zestiger met een breed en bol -gezicht, een vollen, grijzen baard en lang grijs haar. Zijn kleine -oogjes keken droomerig en om zijn dikken mond lag een vriendelijk, -hoopvol glimlachje. Zijn vader, een vurig aanhanger van Saint-Simon, -had hem in den eeredienst van het nieuwe geloof opgevoed, terwijl hij -zelf, ofschoon hij den eerbied voor dat geloof steeds hield, door een -persoonlijke behoefte aan orde en godsdienstigheid, tot de denkbeelden -van Fourier overgegaan was, zoodat men in hem als het ware een -opeenvolging en verkorting van die beide doctrines vond. Op -dertigjarigen leeftijd had hij zich ook met spiritisme bezig gehouden. -Hij bezat een klein, maar goed belegd vermogen en had in zijn leven -geen ander avontuur gehad dan dat hij in 1871, zonder zelf precies te -weten hoe en waarom, deel had uitgemaakt van de Commune. Hoewel hij tot -de gematigden behoorde, was hij toch bij verstek ter dood veroordeeld -en had hij tot de amnestie in België gewoond. Neuilly, dat zich die -dingen herinnerde, had hem naar den gemeenteraad afgevaardigd—echter -minder, om het slachtoffer der burgerlijke reactie te verheerlijken dan -wel om den rechtschapen, in de geheele wijk populairen man te beloonen. - -In zijn verlangen naar nieuws moest Guillaume den bezoeker alles wel -vertellen; de geschiedenis van de bom, de vlucht van Salvat, de manier, -waarop hij gewond werd, toen hij de lont wilde uittrappen. Janzen met -zijn koel gezicht, zijn blonden, mageren Christuskop en zijn krullende -haren, die naar hem luisterde, zeide eindelijk: - -“Zoo, is het Salvat?... Ik dacht, dat het de kleine Mathis zou zijn... -Salvat, dat verwondert me. Hij was het niet van plan.” - -En toen Guillaume, angstig, hem vroeg, of hij dacht, dat hij spreken -zou, riep hij eerst: - -“O, neen, geen quaestie van!” - -Doch dan, iets van minachting in zijn heldere, chimerische, harde -oogen: - -“En toch weet ik het zoo zeker niet... Salvat is sentimenteel.” - -Bache, die door den aanslag geheel van streek was, werd ongerust en -overlegde dadelijk hoe zij, in geval van verklikking, Guillaume, van -wien hij heel veel hield, buiten de zaak houden zouden. En deze leed er -bij het zien van Janzen’s minachtende koelheid onder, dat men hem voor -vreesachtig aanzien en gelooven kon, dat het eenige, waar hij aan -dacht, was zijn eigen leven te redden. Maar wat moest hij tegen hen -zeggen, hoe zou hij hun de bezorgdheid, die hem rillen deed, -begrijpelijk kunnen maken, zonder hun het geheim toe te vertrouwen, dat -hij zelfs voor zijn broeder verborgen had? - -Op dat oogenblik kwam Sophie aan haar meester zeggen, dat mijnheer -Théophile Morin en een andere mijnheer hem wilden spreken. Zeer -verwonderd over dat late bezoek, ging Pierre naar de kamer ernaast om -ze te ontvangen. Hij had Morin na zijn terugkeer uit Italië leeren -kennen en hem geholpen bij de vertaling en bewerking van zijn -uitstekend résumé der tegenwoordige wetenschappen voor de Italiaansche -scholen. Als zoon van Franche-Comté was hij een landsman van Proudhon, -met wiens arme familie hij, de zoon van een horlogemaker, veel had -omgegaan, opgegroeid in diens denkbeelden, een warm vriend der armen, -en koesterde hij een instinctieven haat tegen rijkdom en bezit. Later -was hij als onderwijzer naar Parijs gekomen, had daar een waren -hartstocht opgevat voor de studie en zich met geheel zijn ziel aan -Auguste Comte gegeven. Op die wijze zou men in hem, den vurigen -positivist, den vroegeren aanhanger van Proudhon, den persoonlijken -opstand van den arme, den haat tegen de ellende terug kunnen vinden. -Overigens hield hij zich aan het wetenschappelijk positivisme, daar hij -in zijn afkeer van alles wat naar mystiek zweefde, den in latere jaren -zoo godsdienstig geworden Comte verloochend had. Zijn rechtschapen, -eentonig en droefgeestig leven had slechts één roman gekend—den -plotselingen koortsaanval, die hem medegesleept had om gedurende de -legendarische epopee der Duizend aan de zijde van Garibaldi op Sicilië -te strijden. En daarna was hij weer het Parijsche onderwijzertje -geworden, dat in vergetelheid zijn droevig brood verdiende. - -Toen Pierre weer in de slaapkamer terugkwam, zeide hij met ontroerde -stem tegen zijn broer: - -“Morin heeft Barthès medegebracht, die in gevaar meent te zijn en mij -gastvrijheid vraagt.” - -“Nicolas Barthès, die held, die antieke geest!” riep Guillaume vol -geestdrift uit. “Ik ken en bewonder hem... Je moet je huis wijd voor -hem open zetten.” - -Bache en Janzen hadden elkaar glimlachend aangekeken. Dan zeide de -laatste langzaam en op zijn koud-ironischen toon: - -“Waarom verstopt mijnheer Barthès zich? Velen beschouwen hem als dood, -en hij is een spook, waarvoor niemand meer bang is.” - -Barthès, die nu vier-en-zeventig was, had bijna vijftig jaar in de -gevangenis doorgebracht. Hij was de eeuwige gevangene, de -vrijheidsheld, dien alle regeeringen van de eene vesting in de andere -gebracht hadden. Van af zijn jongelingsjaren leefde hij in zijn droom -van broederschap, streed hij voor een ideale republiek van waarheid en -gerechtigheid en kwam ten slotte steeds in de gevangenis, waar hij -achter slot en grendel zijn humanitaire droomen voortzette. Als -Carbonaro, als republikein, als evangelisch sectariër had hij altijd en -overal samengezworen, zonder ophouden gestreden tegen iedere mogelijke -macht. En toen de Republiek gekomen was, die Republiek, welke hem -zooveel jaren kerkerstraf gekost had, had ook deze hem in de gevangenis -gezet en nog meer donkere jaren aan de zoovele zonlooze toegevoegd. Hij -bleef de martelaar der vrijheid en verlangde ondanks alles naar -haar—naar haar, die nooit bestond. - -“Je vergist je leelijk,” zeide Guillaume, geprikkeld door Janzen’s -spottenden toon. “Men wil Barthès, wiens intransigente rechtschapenheid -onze politici hindert, weer een tijdje opsluiten; hij heeft groot -gelijk voorzorgsmaatregelen te nemen.” - -Nicolas Barthès kwam binnen, een groote, magere, slanke grijsaard met -een adelaarsneus en nog vurige oogen. De tandenlooze, maar nog fijn -geteekende mond verdween bijna geheel onder zijn sneeuwwitten baard, -terwijl zijn haar, dat glansde als een aureool, in dichte lokken op -zijn schouders viel. Achter hem kwam bescheiden Théophile Morin met -zijn grijze bakkebaarden, zijn grijze, en brosse geknipte haren, zijn -bril, zijn geel, verweerd onderwijzersgezicht. Zij schenen volstrekt -niet verbaasd te zijn of een verklaring te verwachten, toen zij den -gewonde met zijn verbonden pols op bed zagen liggen; voorgesteld werd -niemand: zij, die elkaar kenden, glimlachten elkaar toe. - -Barthès boog zich over Guillaume en kuste hem op zijn beide wangen. - -“O,” zeide deze laatste; “het doet me goed je te zien, dat geeft me -weer moed.” - -Maar de beide nieuw aangekomenen brachten eenig nieuws. Op de -boulevards heerschte een buitengewone opwinding; de tijding van den -aanslag had zich van café tot café verspreid, en men ontrukte elkaar de -late uitgave van een courant, waarin het verhaal heel slecht en met -ongelooflijke details gedaan werd. Per slot van rekening wist men niets -met zekerheid. - -Pierre, die Guillaume bleek zag worden, dwong hem weer te gaan liggen. -Maar toen hij de heeren mede wilde nemen naar de kamer ernaast, zeide -de gewonde zacht: - -“Neen, neen, ik beloof je, dat ik me niet meer bewegen en geen woord -meer zeggen zal. Blijf hier en praat fluisterend. Heusch het zal mij -goed doen niet alleen te zijn en jullie te hooren.” - -Nu begon onder het slapende licht der lamp een op fluisterenden toon -gevoerd gesprek. De oude Barthès sprak naar aanleiding van dien -aanslag, welken hij schandelijk en idioot vond, met de verbazing van -een dier legendarische strijders voor de vrijheid, die van de nieuwere -tijden niets begrijpen. Zou de eindelijk veroverde vrijheid niet voor -allen voldoende zijn? Bestond er een ander probleem dan de stichting -der ware Republiek? Toen het gesprek op Mège en diens redevoering van -dien middag in de Kamer kwam, viel hij heftig het collectivisme aan, -dat hij een der democratische vormen van het despotisme noemde. -Théophile Morin verklaarde zich ook tegen de collectivistische -inlijving der sociale krachten, maar zijn haat richtte zich toch nog -meer tegen de verfoeielijke gewelddaden der anarchisten, want hij -verwachtte slechts vooruitgang van de evolutie en toonde zich vrij -onverschillig voor de politieke middelen, die de toekomstige -wetenschappelijke maatschappij moesten verwezenlijken. Ook Bache scheen -met de anarchisten niet veel op te hebben; toch voelde hij iets voor -hun idyllischen droom, voor de humanitaire hoop, die op den bodem van -hun vernielingswoede kiemde. Ook hij ging heftig te keer tegen Mège, -dien hij beschuldigde na zijn intrede in de Kamer een rhetor, een van -de dictatuur droomende theoreticus geworden te zijn. Janzen was nog -steeds blijven staan en luisterde naar hem met zijn ironisch vertrokken -mond in zijn ijskoud gezicht; slechts nu en dan sprak hij een kort -woord, dat sneed als een vlijmscherp lemmet, om zijn anarchistische -meeningen te verdedigen: alles moest verwoest worden, om alles weer te -kunnen opbouwen. - -Pierre, die naast het bed was blijven zitten, luisterde eveneens met -hartstochtelijke aandacht. In de instorting van al zijn overtuigingen, -in het Niet, waartoe hij gekomen was, roerden deze mannen, die uit alle -vier punten der denkbeelden van de eeuw gekomen waren, het -verschrikkelijke probleem, waaronder hij leed, van het probleem van het -nieuwe, door de democratie van de komende eeuw verwachte geloof. Welke -onophoudelijke ideeëngolven volgden elkander op, stootten tegen elkaar -aan sedert de onmiddellijke voorgangers, sedert Voltaire, sedert -Diderot, sedert Rousseau! De eene verwekte de andere en alle braken in -een storm, waarin het moeilijk was helder te zien. Vanwaar woei de -wind? Waarheen ging het scheepje des heils, naar welke haven moest men -zich inschepen? Reeds had hij tot zichzelf gezegd, dat hij de balans -der eeuw opmaken, dat hij, nadat hij de erfenis van Rousseau en andere -voorloopers aanvaard had, de denkbeelden van Saint-Simon, Fourier, van -Cabet zelfs, van Auguste Comte, van Proudhon en ook van Karl Marx, -bestudeeren moest, om zich ten minste rekenschap te geven van den -doorloopen weg, van het kruispunt, dat men bereikt had. Bood zich niet -een prachtige gelegenheid aan, nu een toeval in zijn huis deze mannen, -deze vertegenwoordigers der levende, tegengestelde doctrines, die hij -wilde onderzoeken, samenbracht? - -Maar toen Pierre zich omkeerde, zag hij, dat Guillaume zeer bleek was -en zijn oogen gesloten hield. Had hij zelf, in zijn geloof in de -wetenschap, den twijfel der elkaar tegensprekende theorieën, de wanhoop -te zien, dat de strijd voor de waarheid de dwaling deed toenemen, langs -zich voelen gaan? - -“Heb je pijn?” vroeg de priester ongerust. - -“Ja, een beetje. Ik wil probeeren te slapen.” - -Allen gingen weg met een zwijgenden handdruk. Alleen Nicolas Barthès -bleef; hij sliep in een kamer op de eerste verdieping, die Pierre voor -hem klaar gemaakt had. Om bij zijn broer te kunnen blijven, ging Pierre -op een canapé liggen. En het kleine huis verviel weer in zijn grooten -vrede, in de stilte van de eenzaamheid van den winter, waarin de -zwaarmoedige huiveringen der jeugdherinneringen beefde. - - - -Den volgenden ochtend om zeven uur moest Pierre de couranten gaan -halen. Guillaume had slecht geslapen, er was een zware koorts -opgekomen. Maar toch moest Pierre hem de eindelooze artikelen over den -aanslag voorlezen. Het was een buitengewone dooreenhaspeling van -waarheid en verzinsels, van juiste berichten, die verdronken in de -meest onverwachte uitspattingen der phantasie. De Voix du Peuple, het -blad van Sanier, vooral onderscheidde zich door zijn hoofdjes en -onderhoofdjes in groote letters. Plotseling had het de beruchte lijst -der twee-en-dertig in de zaak der Afrikaansche sporen gecompromitteerde -Kamer- en Senaatsleden tot later uitgesteld; daarentegen hielden de -bijzonderheden over den aanblik der koetspoort van het hôtel Duvillard, -van het weggeslagen plaveisel, van het uit elkaar gesprongen plafond -der eerste verdieping en van de uit haar hengsels gerukte deur niet op. -Dan kwam het verhaal der twee als door een wonder gespaard gebleven -kinderen van den baron, van den intact gebleven landauer, terwijl de -ouders, naar men beweerde, zich verlaat hadden bij de zoo interessante -conférence van monseigneur Martha. Een geheele kolom was gewijd aan het -eenige slachtoffer, het blonde, knappe loopmeisje van de modiste, welks -identiteit nog niet vastgesteld was, hoewel een zwerm reporters naar -haar patrones op de avenue de l’Opera en daarna naar den faubourg -Saint-Denis, waar men meende, dat de grootmoeder van het ongelukkige -schepseltje woonde, gevlogen was. In een ernstig, blijkbaar door -Fonsègue geïnspireerd artikel, werd een beroep gedaan op het -patriotisme der Kamer, om te midden van de smartelijke gebeurtenissen, -die het land doormaakte, iedere ministerieele crisis te vermijden. Het -ministerie zou nog enkele weken rustig voortleven. - -Maar Guillaume werd slechts door één bijzonderheid getroffen: de dader -van den aanslag bleef onbekend: Salvat was blijkbaar niet gearresteerd -en werd evenmin verdacht. Integendeel scheen men juist op een verkeerd -spoor te zijn: een buurman beweerde een goedgekleed heer met -handschoenen aan op het oogenblik van de ontploffing het hôtel te -hebben zien binnengaan. En Guillaume scheen een weinig gerust gesteld -te worden, toen zijn broer hem een andere courant voorlas, waarin -bijzonderheden gegeven werden over de helsche machine, die blijkbaar -gebruikt was: een betrekkelijk klein conservenbusje, waarvan men de -overblijfselen gevonden had. Doch de angst kwam weer boven, toen hij -hoorde, dat men zich erover verwonderde, dat een zoo kleine helsche -machine zulke geweldige verwoestingen had kunnen veroorzaken, en dat -men vermoedde hier met een nieuwe onberekenbaar krachtige springstof te -doen te hebben. - -Om acht uur kwam Bertheroy weer. Hij was ondanks zijn zeventig jaar -frisch en opgewekt als een jong student in de medicijnen, die een -vriend den dienst bewijst een kleine operatie te doen. Hij had een -verbandtasch, linnen en pluksel bij zich. Maar hij werd boos, toen hij -den gewonde zoo rood, zenuwachtig en koortsachtig vond. - -“Ik zie wel, beste jongen, dat je niet verstandig geweest bent. Je hebt -natuurlijk veel te veel gepraat en je opgewonden.” - -Nadat hij de wond onderzocht en zorgvuldig gesondeerd had, zeide hij -onder het verbinden: - -“Het been is beleedigd en ik sta voor niets in, als je niet verstandig -bent. Iedere complicatie zou een amputatie noodzakelijk maken.” - -Pierre rilde, terwijl Guillaume eenvoudig zijn schouders optrok, als -wilde hij zeggen, dat hij zich gaarne liet amputeeren, als alles om hem -heen instortte. Bertheroy was gaan zitten en keek hen beiden scherp -onderzoekend aan. Nu wist hij alles van den aanslag, dacht daar het -zijne over. - -“Beste jongen,” begon hij plotseling op zijn kort-aangebonden manier, -“ik ben overtuigd, dat jij die afschuwelijke stommiteit in de rue -Godot-de-Mauroy niet uitgehaald hebt. Maar ik geloof wel, dat je in de -buurt geweest bent... Neen, je behoeft je niet te verdedigen. Ik weet -niets en wil niets weten, zelfs niet de formule van die verdomde -springstof, waarvan jouw hemdsmouw de sporen droeg en die zulk -verschrikkelijk werk gedaan heeft.” - -En toen de twee broers verrast en ondanks zijn verzekeringen van angst -verstijvend zwegen, voegde hij er met een breed gebaar aan toe: - -“Ach, beste jongens, als je eens wist, hoe nutteloos zoo’n daad mij -toeschijnt—nog meer nutteloos dan misdadig. Ik heb een souvereine -minachting voor het ijdele drijven van de politiek, zoowel van de -revolutionnaire als van de conservatieve. Is de wetenschap niet -voldoende? Waartoe dient het den tijd te willen verhaasten, terwijl een -schrede der wetenschap de menschheid veel nader brengt tot de stad van -gerechtigheid en waarheid dan honderd jaar politiek en sociaal verzet? -Kom, alleen de wetenschap vaagt de dogma’s weg, stoot de goden van hun -voetstuk, brengt licht en geluk... Ik, lid van het Institut, rentenier, -gedecoreerde, ik ben de eenige revolutionnair.” - -Hij begon te lachen en Guillaume begreep de vriendelijke ironie van dat -lachje. Ook al bewonderde hij in hem den grooten geleerde, toch had het -hem pijn gedaan te zien, dat hij als een bourgeois door het leven ging, -dat hij hooge betrekkingen en eerbewijzen aanvaardde, dat hij onder de -republiek republikein was, maar steeds bereid onder onverschillig -welken meester de wetenschap te dienen. En nu ontpopte zich deze -opportunist, deze gehiërarchiseerde geleerde, deze arbeider, die uit -alle handen rijkdom en roem aannam, zich als een kalme, besliste -revolutionnair, die zich bewust was, dat zijn werk ondanks alles de -wereld verwoesten en weer hernieuwen zou. - -Hij stond op en ging weg. - -“Ik kom nog terug. Weest verstandig en houdt veel van elkaar!” - -Toen zij weer alleen waren en Pierre naast het bed zat, zochten hun -handen elkaar weer en bleven ineengestrengeld in een druk, waarin al -hun angst brandde. Hoeveel onbekends, hoeveel dreigende wanhoop was er -om en in hen! De sombere winterdag viel binnen, ze zagen de zwarte -boomen van den tuin, terwijl het kleine huisje van stilte huiverde. Een -dof geluid van stappen liet zich slechts boven hun hoofden hooren, de -stap van Nicolas Barthès, den heldhaftigen vriend van den vrede, die, -nadat hij hier geslapen had, bij het aanbreken van den dag weer -begonnen was als een leeuw in zijn kooi te loopen, het gewone -heen-en-weer-loopen van den eeuwigen gevangene. Op dat oogenblik vielen -de blikken der twee broeders op een courant, die opengeslagen op het -bed was blijven liggen en bezoedeld was met een potloodteekening, die -de pretentie had het doode loopmeisje met haar opengereten buik, naast -de doos en den hoed, voor te stellen. En het was zoo vreeselijk, zoo -ontzettend van leelijkheid, dat weer twee dikke tranen uit Pierre’s -oogen rolden, terwijl de omsluierde, wanhopige en in de verte starende -blikken van Guillaume de toekomst zochten. - - - - -II. - -Het kleine, zoo kalme en arbeidzame huisje boven op Montmartre, dat -Guillaume reeds sedert zoovele jaren met de zijnen bewoonde, stond in -den bleeken winterdag rustig te wachten. - -Na het ontbijt kwam Guillaume, die zeer terneergeslagen was en bedacht, -dat hij misschien in geen drie weken naar huis zou kunnen gaan, op het -denkbeeld Pierre er heen te zenden, om alles te vertellen en uit te -leggen. - -“Luister eens, Pierre, je moet mij dien dienst bewijzen. Ga hun de -waarheid vertellen. Zeg, dat ik hier niet ernstig gewond lig en dat ik -ze dringend verzoek niet naar mij te komen kijken, omdat ik bang ben, -dat men hen volgen en mijn schuilplaats ontdekken zal. Door mijn brief -van gisteravond zouden zij misschien ongerust worden, als ik hun geen -bericht gaf.” - -Dan kwam de eenige angst, die sedert den vorigen dag zijn helderen blik -benevelde: - -“Voel eens in den rechterzak van mijn vest... Daar zit een kleine -sleutel in... Geef dien aan madame Leroi, mijn schoonmoeder, en zeg -haar, dat zij, wanneer mij een ongeluk overkomt, doen moet wat zij te -doen heeft. Dat is al voldoende; zij zal het begrijpen.” - -Even had Pierre geaarzeld, maar hij zag, dat Guillaume door die lichte -inspanning zóó uitgeput was, dat hij hem vroeg te zwijgen. - -“Spreek niet verder, blijf rustig liggen. Ik zal ze bij je thuis gaan -geruststellen, daar je wilt, dat ik me daarmede belast.” - -Deze stap viel hem zóó zwaar, dat hij het eerste oogenblik overwogen -had, of hij Sophie niet zou kunnen laten gaan. Al zijn oude -vooroordeelen ontwaakten; hij had een gevoel, alsof hij naar het huis -van den weerwolf ging. Hoe dikwijls had hij zijn moeder niet “dat -schepsel” hooren zeggen, wanneer zij sprak over de vrouw, met wie haar -oudste zoon leefde. Nooit had zij de drie uit dit vrije huwelijk -geboren zoons willen zien, maar vooral hinderde het haar, dat de -grootmoeder, die madame Leroi, daar in huis was gebleven, om de -kinderen op te voeden. En de kracht van die herinnering was zoo groot, -dat hij nu nog, wanneer hij naar den Sacré-Cœur ging, in het -voorbijgaan met een schuwen blik naar het huisje keek en het vermeed -als een verdacht huis, waarin zonde en ontucht woonden. Zeker, de -moeder der drie groote zoons was nu reeds tien jaar dood, maar bevond -zich er thans niet een ander “schepsel” in het huis, die jonge wees, -die zijn broeder opgenomen had en met wie hij, niettegenstaande hij -twintig jaar ouder was, wilde trouwen? In zijn oogen was dat alles -tegen de zeden, abnormaal, aanstootgevend; hij stelde zich een met alle -zeden spottend huishouden voor, waarin het ongeregelde, gedeclasseerde -leven op een moreelen en materieelen ondergang, waarvoor hij -terugschrok, uitloopen moest. - -Guillaume riep hem terug. - -“En zeg aan madame Leroi ook, dat gij, voor het geval ik mocht sterven, -het haar zult komen zeggen en dat zij dan onmiddellijk doet, wat zij -doen moet.” - -“Ja, ja, wees nou maar kalm, ik zal alles wel zeggen... Sophie zal bij -je in de kamer blijven voor het geval je haar noodig hebben mocht.” - -En nadat hij de dienstbode zijn laatste bevelen gegeven had, ging -Pierre weg en stapte in de tram met de bedoeling tot den boulevard -Rochechouart te rijden en dan te voet den heuvel op te gaan. - -En onderweg, tijdens het in slaap wiegende voortglijden van de zware -tram, herinnerde hij zich die hem slechts gedeeltelijk bekende -geschiedenissen, waarvan hij de bijzonderheden eerst later te weten -kwam. In 1850 was Leroi, een jonge aan het lyceum te Montauban -terechtgekomen Parijsche professor met hartstochtelijk republikeinsche -denkbeelden, getrouwd met Agathe Dagnan, de jongste der vijf dochters -van een Protestantsche familie uit de Cevennes. De jonge mevrouw Leroi -was zwanger, toen haar man na den Staatsgreep ten gevolge van heftige -artikelen, die hij in een plaatselijk blad geschreven had, uit vrees -voor een arrestatie naar Genève had moeten vluchten; daar was in 1852 -hun dochter Marguerite, een teer kind, geboren. Gedurende zeven jaar, -tot 1859, had het jonge huishouden met de grootste armoede te kampen, -daar de vader slechts weinige en dan nog slecht betaalde lessen vond, -terwijl de moeder door de voortdurende zorgen, die het kind eischte, -aan huis gebonden was. Na hun terugkeer in Parijs scheen het ongeluk -hen nog meer te vervolgen: de vroegere professor klopte vergeefs aan -alle deuren, werd overal wegens zijn denkbeelden afgewezen en was wel -verplicht particuliere lessen te geven. En juist kon hij weer tot de -universiteit terugkeeren, toen een laatste bliksemstraal hem tegen den -grond wierp: hij kreeg een beroerte, zijn beide beenen waren verlamd en -voor zijn verdere leven was hij aan zijn stoel vastgenageld. Nu kwam de -bitterste armoede; hij moest allerlei minderwaardig werk—artikelen voor -dictionnaires, copieën van manuscripten, bandjes voor couranten -schrijven—doen, waarvan het huishouden in een klein woninkje in de rue -Monsieur-le-Prince nauwlijks leven kon. - -Daar groeide Marguerite op. Leroi, door de onrechtvaardigheid en het -lijden verbitterd, voorspelde de Republiek, die de dwaasheden van het -Keizerrijk wreken, en de heerschappij der wetenschap, die den ouden -valschen en wreeden God der dogma’s wegvagen zou. In Agathe, wier -Protestantsch geloof te Genève geheel ten gronde gegaan was, bleef -slechts de giststof van vroegeren opstand achter. Zij was nu geheel het -hoofd van het gezin geworden, ging het werk halen en weer terugbrengen, -maakte het zelf grootendeels, zorgde voor het huishouden en voor de -opvoeding van het kind, dat niet naar school ging, alles wat zij wist -van haar moeder en vader geleerd had, zonder dat er ooit sprake van -godsdienstonderwijs geweest was. Door den geestelijken omgang met haar -man had madame Leroi, die zich in haar Protestantsch atavisme van vrij -onderzoek van alle geloof bevrijd had, zich een soort rustig atheïsme, -een voorstelling van plicht, van menschelijke en verheven gerechtigheid -geschapen, die zij dapper boven alle maatschappelijke conventies uit, -verwezenlijkte. De langdurige ongerechtigheid, waaronder haar man leed, -het onverdiende ongeluk, dat haar in hem en in haar dochter trof, -schonk haar op den langen duur een buitengewoon weerstandsvermogen, een -opofferingskracht, die van haar een leidster en troosteresse van een -onvergelijkelijke energie en adel maakten. - -Daar, in dat huis, leerde na den oorlog Guillaume de Leroi’s kennen. -Hij had op hetzelfde portaal tegenover hun klein woninkje een groote -kamer, waarin hij hartstochtelijk werkte. In den beginne groette men -elkaar nauwlijks; de buren waren heel trotsch, heel ernstig en leidden -hun armoedig bestaan in een soort schuwe teruggetrokkenheid. Dan -volgden eenige vriendschappelijke aanrakingen: de jonge man bezorgde -den voormaligen professor enkele artikelen, die voor een nieuwe -encyclopedie bewerkt moesten worden. Plotseling kwam de catastrophe. -Leroi stierf op een avond in zijn fauteuil, toen zijn dochter hem van -de tafel naar het bed reed. De twee wanhopig bedroefde vrouwen hadden -geen geld voor de begrafenis. Het geheele geheim van haar bittere -ellende openbaarde zich in haar tranen; zij moesten Guillaume, die van -af dat oogenblik haar raadsman en vertrouwde werd, voor haar laten -handelen. Dat, wat gebeuren moest, gebeurde op de meest eenvoudige en -teedere wijze onder de stilzwijgende goedkeuring der moeder, die in -haar minachting voor een maatschappij, waarin de goeden van honger -stierven, de noodzakelijkheid van maatschappelijke banden weigerde te -erkennen. Er was geen sprake van een huwelijk. Op een goeden dag was de -twintigjarige Marguerite de vrouw van den drie-en-twintigjarigen -Guillaume. Beiden waren mooi, gezond en krachtig; ze aanbaden elkaar en -werkten vol hoop op de toekomst. - -Van af dien dag begon een nieuw leven. Guillaume, die geheel met zijn -broeder gebroken had, was na den dood van zijn vader in het bezit van -een rente van tweehonderd francs per maand gekomen. Het dagelijksch -brood was daardoor verzekerd; en hij verdubbelde die som reeds door -zijn chemische analyses, onderzoekingen en toepassingen op de -industrie. Het jonge huishouden ging zich boven op den heuvel in een -klein huisje van achthonderd francs vestigen, dat een klein tuintje -had, waarin zij later een houten laboratorium zouden kunnen maken. -Madame Leroi was bij hen komen inwonen, hielp hen, spaarde een tweede -dienstbode uit en wachtte, zooals zij zeide, op haar kleinkinderen, om -ze op te voeden. En zij waren gekomen, telkens met twee jaar -tusschenruimte: drie zoons, drie kleine, flinke kereltjes, Thomas, -François en Antoine. En zooals zij zich geheel gegeven had aan haar man -en aan haar dochter, zooals zij zich geheel gaf aan haar schoonzoon, -gaf zij zich aan de drie kinderen, die uit deze gelukkige verbintenis -geboren waren; zij werd Grootmoeder zooals men haar noemde, Grootmoeder -voor het geheele huis, zoowel voor de jongen als voor de ouden. Zij was -het verstand, de wijsheid, de dapperheid—zij waakte onophoudelijk over -alles, bestuurde alles, haar raadpleegde men over alles, haar raad -volgde men steeds op; en zoo heerschte zij daar onbeperkt, als -almachtige koningin-moeder. - -Zoo duurde in het kleine bescheiden huisje, waarin de meest strikte -spaarzaamheid de uitgaven regelde en in alle behoeften voorzag, dit -leven van ingespannen arbeid en vreedzame liefde. Dan verloor Guillaume -zijn moeder, erfde en kon eindelijk zijn oude begeerte verwezenlijken: -het huis koopen en in den hoek van den tuin een ruim, zelfs uit steen -opgetrokken laboratorium bouwen. Nauwlijks was men daarmede klaar en -scheen het leven voor hen allen een beteren keer te nemen, of het -ongeluk kwam terug en rukte ruw Marguerite weg, die binnen een week aan -typheuze koortsen stierf. Zij was pas vijf-en-dertig jaar, haar oudste -zoon Thomas veertien en Guillaume bleef op zijn acht-en-dertigste jaar -als weduwnaar met drie zoons achter, wanhopig over het verlies, dat hij -had geleden. Het denkbeeld, om in dit van de wereld als afgestorven -huis, waarin de harten zoo nauw verbonden waren, een vreemde vrouw te -brengen, scheen hem zoo laag en onverdragelijk, dat hij besloot niet te -hertrouwen. Het werk nam hem geheel in beslag; hij bracht zijn hart en -zijn zinnen tot zwijgen. Gelukkig bleef Grootmoeder gezond en krachtig; -het huis behield zijn koningin en de kinderen vonden in haar de -leidster en opvoedster terug, die opgevoed was in de school van de -heldhaftig gedragen armoede. - -Twee jaren verliepen. Dan werd het huishouden plotseling grooter door -een jong meisje, Marie Couturier, de dochter van een vriend van -Guillaume. Deze Couturier was een uitvinder, een geniale krankzinnige, -die een tamelijk groot vermogen in de allerdwaaste phantasieën en -hersenschimmen verspild had. Zijn zeer vrome vrouw was van verdriet -gestorven, en hoewel hij zijn dochter aanbad en de enkele malen, dat -hij haar zag, met liefkoozingen en geschenken overlaadde, had hij haar -eerst op een lyceum gedaan en later, zonder zich verder om haar te -bekommeren, ondergebracht bij een verre bloedverwante. Op zijn sterfbed -dacht hij slechts aan haar door Guillaume te smeeken haar bij zich te -nemen en met haar te trouwen. De verre bloedverwante was juist failliet -gegaan. De toenmaals negentienjarige Marie stond zonder een sou op -straat; zij bezat niets dan haar groote kennis, haar gezondheid en haar -moed. Nooit had Guillaume toegestaan, dat zij thuis of buitenshuis -lessen gaf; zij moest alleen Grootmoeder, die niet meer zoo vlug ter -been was, in het huishouden helpen. Deze gaf daarvoor gaarne haar -toestemming, blijde over de komst van deze jeugd en deze vroolijkheid, -die wat opgewektheid brengen zou in het sedert Marguerite’s dood -sombere huis. Marie zou de oudste zuster zijn, te oud reeds dan dat den -jongens, die nog op het gymnasium waren, het hoofd op hol gebracht zou -worden. Zij zou in dit huis, waar ieder werkte, eveneens werken en -medewerken aan het gemeenschappelijk geluk, totdat zij een -fatsoenlijken jongen ontmoeten en met hem trouwen zou. - -Weer vijf jaar verliepen, zonder dat Marie het gelukkige huis verlaten -wilde. Het uitstekende onderwijs, dat zij genoten had, was in een flink -hoofd gevallen; zij was blijde alles te weten, hoewel zij zeer rein, -zeer gezond, ja zelfs naïef gebleven was. Daarbij was zij echt -vrouwlijk, maakte zich met niets mooi, amuseerde zich met niets, was -altijd vroolijk en tevreden; zeer practisch en volstrekt niet droomerig -aangelegd, was zij steeds met het een of ander bezig, verlangde van het -leven niets anders dan wat het geven kon, zonder zich in het minst om -het hiernamaals te bekommeren. Met groote liefde dacht zij terug aan -haar zoo vrome moeder, die haar onder tranen haar eerste communie had -laten doen; maar toen zij alleen overgebleven was, was zij als van zelf -opgehouden met naar de kerk te gaan, want haar gezond verstand kwam -tegen al die dingen op. Om braaf te blijven, had zij de moreele politie -niet noodig; integendeel zij vond het absurde gevaarlijk, beschouwde -het als den verwoester van de ware gezondheid. - -Evenals Grootmoeder was zij tot een rustig, bijna onbewust atheïsme -gekomen; zij redeneerde niet veel, was eenvoudig een gezond, braaf -meisje, dat lang arm geweest was zonder daaronder te lijden, dat -slechts aan de noodzakelijkheid van den arbeid geloofde en door de -zekerheid, dat het geluk in de levensvreugde van een normaal en dapper -geleid bestaan gelegen is, staande gehouden werd. Haar mooi evenwicht -had haar steeds gelijk gegeven, haar altijd geleid en gered. Zij -luisterde dan ook alleen naar haar instinct en zeide met haar lief -lachje steeds, dat dat haar beste raadgever was. Tweemaal had zij een -huwelijksaanzoek afgeslagen, en toen Guillaume bij het tweede aandrong, -dat zij het aannemen zou, had zij hem verwonderd gevraagd of zij te -veel in huis was. Zij voelde zich er zeer gelukkig, zij bewees hem -diensten. Waarom zou zij het verlaten, waarom de risico loopen elders -minder gelukkig te zijn? - -Dan was langzamerhand het denkbeeld van een eventueel huwelijk tusschen -Marie en Guillaume ontstaan. Inderdaad wat zou verstandiger en beter -voor allen zijn? Dat hij niet hertrouwd was, vond zijn oorzaak daarin, -dat hij een offer aan zijn zoons bracht, daar hij bang was een -vreemdelinge, die misschien de vreugde en den vrede van het huis -verstoord zou hebben, in hun leven te brengen. Maar nu was die vrouw -reeds in huis, een vrouw, die moederlijk voor de kinderen zorgde en -wier stralende jeugd zijn hart ten slotte getroffen had! Hij was nog -krachtig en gezond en had altijd verkondigd, dat de man niet alleen -moest leven, ofschoon hij, die zoo geheel in zijn werk opging, tot -dusverre weinig onder zijn weduwnaarschap geleden had. Doch wel bestond -er een groot verschil van leeftijd, en hij zou zich heldhaftig op den -achtergrond gehouden en een jongeren man voor haar gezocht hebben, -wanneer niet zijn drie zoons, wanneer niet de grootmoeder zelve zich -tot medeplichtigen van zijn geluk gemaakt hadden. Deze allen zwoeren -samen voor een verbintenis, die alle banden nauwer toehalen en als het -ware een nieuwe lente in het huis brengen zouden. Marie, die voor de -wijze, waarop Guillaume haar sedert vijf jaar behandelde, zeer dankbaar -was, had dadelijk toegestemd, toegevend aan een opwelling van oprechte -toegenegenheid, waarin zij liefde meende te voelen. Zoo was dan het -sedert een maand besproken huwelijk bepaald op het aanstaande voorjaar, -tegen het einde van April. - -Toen Pierre uit de tram gestapt was en de eindelooze treden naar de rue -Saint-Eleuthère opging, voelde hij bij de gedachte, dat hij dat -verdachte huis van den weerwolf, zou binnengaan, waarin alles hem -natuurlijk zou hinderen en prikkelen, weer een gevoel van onbehagen in -zich opkomen. En bovendien moest hij er zich niet op voorbereiden het -huis, na den brief, dien Sophie er den vorigen avond gebracht had en -die meldde, dat de vader niet thuis komen zou, in opwinding en -ongerustheid te vinden. Doch toen hij de laatste treden opging en -angstig opkeek, kwam het hem voor alsof het kleine huisje daar in de -hoogte in een oneindige rust en vrede onder de heldere winterzon lag, -die weer was gaan schijnen als om het met een liefdevolle liefkoozing -te omgeven. - -Bijna tegenover den grooten, naar de basilica van den Sacré-Cœur -leidenden weg kwam wel een klein deurtje in den ouden tuinmuur in de -rue Saint-Eleuthère uit, maar om in het huis te komen moest men naar de -place du Tertre gaan, waar de voorgevel en de hoofdingang waren. -Kinderen speelden op het plein, een vierkant provinciestadjesplein, met -kwijnende boompjes beplant en door eenvoudige winkeltjes omzoomd. In -den hoek links liet het in de vorige lente opnieuw geverfde huis zijn -lichten gevel met zijn vijf ramen zien, die echter steeds uitgestorven -geleken, want het leven was aan de andere zijde, aan den kant van den -tuin, die den onmetelijken horizont van Parijs beheerschte. - -Pierre vatte moed en trok aan de als goud schitterende, koperen bel. Er -werd echter niet dadelijk opengedaan, en hij wilde voor de tweede maal -bellen, toen de deur open ging en den geheelen ingang zien liet, een -corridor, aan het einde waarvan men in het volle licht den oceaan van -Parijs, het grenzenlooze huizenveld, zien kon. En nu stond daar, zich -afteekenend tegen de lijst van die oneindigheid, een jong meisje van -zes-en-twintig jaar in een eenvoudige, door een groot, blauw schort -half bedekte, zwartwollen japon. De mouwen waren tot boven de ellebogen -opgeslagen, haar armen en haar handen nog vochtig van het niet geheel -afgedroogde water. - -Een oogenblik heerschte er een verbaasd en verlegen zwijgen. Het jonge -meisje, dat met een lachend gezicht aan was komen loopen, was bij het -zien van de soutane ernstig geworden, terwijl haar gelaat onbewust een -vijandige uitdrukking aangenomen had. De priester begreep, dat hij zijn -naam noemen moest. - -“Ik ben abbé Pierre Froment.” - -Dadelijk vond zij haar verwelkomend glimlachje terug. - -“Neem me niet kwalijk, mijnheer... Ik had u moeten herkennen, want ik -heb u eens in het voorbijgaan Guillaume zien groeten.” - -Zij zeide Guillaume. Het was dus Marie. Pierre keek haar verbaasd aan -en vond haar heel anders dan hij haar zich voorgesteld had. Zij was -niet groot, maar krachtig en mooi gebouwd, met breede heupen, een -breede borst en een kleine, stevige amazonenhals. Aan haar lichten, -makkelijken gang, waarin zij al de bekoorlijkheid van een jonge, -krachtige vrouw legde, zag men haar gezondheid, de kracht van haar -spieren. Zij was een brunette met een heel blanke huid en een zware, -prachtige, zwarte haarkroon, die zij blijkbaar zonder eenige -coquetterie opmaakte. Het zuivere, intelligente voorhoofd, de fijne -neus en de vroolijke oogen maakten een levenskrachtigen indruk, terwijl -de volle lippen en de ernstige kin haar rustige goedheid verrieden. - -Maar bij deze eerste ontmoeting scheen zij Pierre met haar dik, -weelderig haar, met haar prachtige, zoo onschuldig bloote armen te -gezond, te zelfbewust toe. Zij viel niet in zijn smaak, zij maakte hem -bang als een anders geaard wezen, dat hem vreemd bleef. - -“Ik kom juist uit naam van mijn broer Guillaume.” - -Weer veranderde haar gezicht; het werd weer ernstig en zij haastte zich -hem in de gang te laten, waarop zij de deur sloot. - -“Brengt u ons nieuws van hem?... Neem me niet kwalijk, dat ik u zoo -ontvang. Maar onze dienstboden zijn juist met de wasch bezig en ik heb -toegekeken, of zij het goed deden... U moet mij heusch excuseeren, dat -ik u verzoek hier een oogenblik binnen te gaan. Het is misschien beter, -wanneer ik het het eerste hoor.” - -Zij had hem in een links van de keuken gelegen vertrek gebracht, dat -als waschhok gebruikt werd. Er stond een tobbe vol zeepsop, terwijl het -waschgoed op houten stangen hing uit te druipen. - -“En wat is er met Guillaume?” - -Heel eenvoudig zeide Pierre de waarheid: hoe zijn broer aan den pols -gewond was, hoe het toeval hem getuige gemaakt had van het ongeluk; hoe -hij bij hem in Neuilly gevlucht was; hoe hij wilde, dat men hem daar -kalm zou laten genezen, zonder dat men zelfs naar hem kwam kijken. -Onder het vertellen keek hij naar de uitwerking, die zijn verhaal op -haar maakte; hij zag, hoe zich op haar gelaat eerst schrik en -medelijden afteekenden, dan een poging, om kalm te blijven en rustig te -oordeelen. Eindelijk zeide zij: - -“Gisteravond heeft zijn brief mij vreeselijk angstig gemaakt. Ik was er -zeker van, dat er een ongeluk gebeurd was. Maar je moet dapper zijn en -je vrees niet aan de anderen laten zien... Gewond aan den pols, maar -toch niet ernstig, is het wel?” - -“Dat niet, maar toch wel een wond, die groote voorzichtigheid eischt.” - -Met haar groote, vrijmoedige oogen keek zij scherp in de zijne, als -wilde zij tot in het diepst van zijn ziel lezen, terwijl zij heel -zichtbaar de tallooze vragen, die haar op de lippen kwamen, terugdrong. - -“En is dat alles? Heeft hij u niets anders opgedragen dan te zeggen, -dat hij bij een ongeluk gewond is?” - -“Neen, hij wil alleen, dat u zich niet ongerust over hem maakt.” - -Nu drong zij niet meer aan, maar vergenoegde zich, den wil van -Guillaume eerbiedig gehoorzamend, met wat hij zeggen liet, om het -huishouden gerust te stellen. Zij trachtte niet er meer van te hooren. -En evenals zij ondanks den heimelijken angst na den brief van den -vorigen avond haar werk weer opgevat had, zoo vond zij ook nu weer haar -schijnbare vroolijkheid, haar vredigen glimlach, haar helderen, -dapperen blik terug. - -“Guillaume heeft mij maar één opdracht gegeven, n.l. om een sleuteltje -aan madame Leroi te overhandigen.” - -“Uitstekend,” antwoordde Marie eenvoudig. “Grootmoeder is daar en de -kinderen moeten u trouwens ook zien. Ik zal met u medegaan.” - -Gerustgesteld nu nam zij Pierre wat nauwkeuriger op, zonder dat het -haar gelukte haar nieuwsgierigheid, die eerder welwillend te noemen was -en een ondergrond van onbestemd medelijden bezat, te verbergen. Haar -frissche, blanke armen, die een heerlijken geur van jeugd van zich -gaven, waren bloot gebleven. Zonder zich te haasten en in alle onschuld -trok zij de mouwen neer. Dan deed zij het groote, blauwe schort af en -kwam haar ronde, krachtig-elegante taille in de eenvoudige, zwarte -japon te voorschijn. Hij keek haar aan: neen, zij viel beslist niet in -zijn smaak, en zonder dat hij wist waarom, steeg een verzet in hem op, -dat hij haar zoo natuurlijk, zoo gezond en zoo dapper voor zich zag -staan. - -“Als u mij volgen wilt, mijnheer de abbé. We moeten den tuin door.” - -Aan den anderen kant van de gang, tegenover de keuken en het waschhok, -waren twee vertrekken, de bibliotheek, die op de place du Tertre, en de -eetkamer, die op den tuin uitzag. De vier vertrekken van de eerste -verdieping dienden als slaapkamers voor den vader en de drie zoons. De -vroeger toch reeds kleine tuin was thans tot een soort binnenplaats -ingekrompen door den bouw van het laboratorium, dat een geheelen hoek -innam. Toch waren er van de oude boomen nog twee groote, kwastige -pruimeboomen overgebleven, evenals een groot, buitengewoon sterk -seringenboschje, dat in de lente met bloemen getooid was. Vóór dat -boschje had Marie een breed bloemperk aangelegd, waarin zij enkele -rozen, nagelbloemen en reseda’s kweekte. - -Met een gebaar wees zij naar de zwarte pruimeboomen, de seringen en de -rozestruiken, waaraan nauwlijks enkele groene puntjes te zien waren, -naar dit geheele hoekje natuur, waar dat nog in den winterslaap rustte. - -“Zeg aan Guillaume, dat hij gauw beter en bij de eerste knoppen hier -zijn moet.” - -Toen Pierre haar op dat oogenblik aankeek, kleurden haar wangen zich -plotseling hoogrood. Dikwijls kreeg zij zoo, bij de meest onschuldige -woorden, plotseling een blos, wat haar wanhopig maakte. Zij vond het -belachelijk zich zoo op te winden als een klein meisje, wanneer men een -zoo dapper hart had. Maar haar rein bloed had een zoo groote teerheid, -een zoo natuurlijk schaamtegevoel behouden, dat zoo’n blos dikwijls aan -haar heerschappij ontsnapte. Ongetwijfeld had zij slechts gebloosd, -omdat zij bang was door zoo naar de lente te verlangen, tegenover den -priester een toespeling op haar huwelijk gemaakt te hebben. - -“Ga binnen, mijnheer de abbé. De kinderen zijn er toevallig alle drie.” - -En zij liet hem in het laboratorium. - -Het was een groot, vijf meter hoog vertrek met een tegelvloer en kale, -grijs geverfde muren. Een groote vlakte van licht, als het ware een -lauw bad van zonneschijn, drong door de groote op het Zuiden en het -onmetelijke Parijs uitziende ramen tot in de verste hoeken van het -vertrek. Voor de ramen waren groote houten horren, die ’s zomers -neergelaten werden om de hevige warmte buiten te sluiten. De geheele -familie leefde in nauwe arbeidsgemeenschap van ’s morgens tot ’s avonds -in dat vertrek. Ieder had er zich naar zijn smaak ingericht en bezat er -zijn lievelingsplekje, waar hij zich met zijn werk afzonderen kon. De -helft van het vertrek nam de vader in met zijn laboratorium, den oven, -de proeftafels, de planken voor het neerzetten van zijn toestellen, -fleschjes enz. Naast hem had Thomas, de oudste zoon, een kleine smidse -ingericht met een aambeeld, een bankschroef en al de gereedschappen van -den werktuigkundige, die hij na zijn baccalaureaat wilde worden, om -zijn vader niet te behoeven te verlaten en hem bij verschillende -toepassingen behulpzaam te kunnen zijn. In den anderen hoek hadden de -twee jongsten, François en Antoine, zich aan de twee einden van een -groote werktafel tusschen een hoop kartons en boeken ingericht. -François, die reeds universitaire lauweren behaald had, was thans aan -de École Normale, waar hij zich voor een examen voorbereidde; Antoine, -die in het derde leerjaar een tegenzin in de klassieke studiën gekregen -had, werd door zijn hartstocht voor het teekenen beheerscht en wijdde -zich thans geheel aan de houtgravures. Voor het raam hadden midden in -het volle licht, tegenover den eindeloozen horizont, ook grootmoeder en -Marie haar werktafeltje. - -“Kinderen, kinderen,” riep zij met haar kalme stem, waaraan zij een -geruststellenden en vroolijken klank trachtte te geven; “kinderen, -mijnheer de abbé komt nieuws van je vader brengen.” - -Kinderen! Welk een jonge moederlijkheid legde zij in dat woord, wanneer -zij tot die drie groote jongens sprak, als wier oudste zuster zij zich -langen tijd beschouwd had. De nu drie-en-twintigjarige Thomas was een -reus met een reeds sterk ontwikkelden baard; hij geleek sprekend op -zijn vader, had een hoog voorhoofd en krachtige trekken, was -lichamelijk en geestelijk een beetje langzaam, stil, schuw bijna, ging -geheel in zijn liefde voor zijn vader op en was volkomen tevreden met -zijn handwerk, dat hem tot een eenvoudigen helper van zijn vader -maakte. François, die twee jaar jonger was, had fijnere trekken, maar -bijna hetzelfde figuur, hetzelfde breede voorhoofd, denzelfden -krachtigen mond en hetzelfde ensemble van gezondheid en kracht, waarin -slechts het levendiger vlammen den fijneren geest en den -wetenschappelijken seminarist verried. De jongste, Antoine, die op zijn -achttiende jaar niet minder krachtig, even mooi en bijna even groot -was, onderscheidde zich van de anderen door het blonde haar en de -blauwe, zachte, droomerige oogen, die hij van zijn moeder geërfd had. -Toen zij jonger waren en alle drie op het gymnasium-Condorcet gingen, -was het moeilijk hen van elkander te onderscheiden, alleen wanneer men -ze op een rij naast elkaar zette, kon men verschil in grootte zien. Ook -nu kon men zich nog makkelijk vergissen, wanneer ze niet naast elkaar -stonden, zoodat men de met de jaren grooter wordende verschillen -waarnemen kon. - -Toen Pierre binnen kwam, waren zij alle drie zoo in hun werk verdiept, -dat zij de deur niet eens hoorden opengaan. En weer viel Pierre deze -door hem reeds bij Marie opgemerkte discipline en zielskracht op, -waarmede hier het dagelijksche werk zelfs te midden van de grootste -ongerustheid weer opgevat werd. Maar de heldere stem van Marie deed hen -opkijken. - -“Vader laat nieuws van zich hooren, kinderen!” - -Alle drie lieten nu tegelijk hun werk liggen en kwamen dichterbij. -Zooals zij daar naar den leeftijd naast elkaar stonden, deden zij -denken aan drie reuzenzonen uit een sterke en krachtige familie. Men -voelde het: zoodra het om hun vader ging, werden zij als het ware -plotseling samengesmolten, klopte nog slechts één hart in hun breede -borsten. - -Doch op dat oogenblik ging een deur achter in het laboratorium open en -kwam Grootmoeder van de bovenverdieping, waar zij, evenals Marie, haar -slaapkamer had. Zij was er een streng wol gaan halen. Strak en zonder -er iets van te begrijpen, keek zij den priester aan. - -“Grootmoeder,” moest het jonge meisje uitleggen; “dit is mijnheer de -abbé Froment, de broer van Guillaume, die hem hier gestuurd heeft.” - -Pierre keek nu op zijn beurt haar aan en verwonderde zich, dat zij op -haar zeventigste jaar nog zoo recht was, er nog zoo levenskrachtig en -sterk uitzag. In het eenigszins lange gezicht, welks vroegere -schoonheid in een ernstigen charme voortleefde, schitterden de bruine -oogen nog steeds met jeugdig vuur; de bleeke mond, waarin de tanden nog -volkomen gaaf waren, had den vastberaden trek behouden. Slechts enkele -grijze haartjes vertoonden zich in het zwarte haar, dat zij nog altijd -volgens de ouderwetsche mode opmaakte. Haar wangen waren eenvoudig wat -ingedroogd en waren met diepe, symmetrische rimpels doorgroefd, die aan -het heele gelaat een grooten adel verleenden, de souvereine uitdrukking -van koningin-moeder, die zij behouden had, hoewel zij, in haar eeuwigen -zwartwollen japon er nooit tegen opzag de eenvoudigste bezigheden te -doen. - -“Zendt Guillaume u, mijnheer de abbé?” vroeg zij. “Hij is gewond, niet -waar?” - -Verbaasd, dat zij het dadelijk raadde, deed Pierre het verhaal -nogmaals. - -“Ja gewond aan zijn pols, maar zonder onmiddellijk gevaar.” - -Hij voelde, dat de drie zoons beefden, hoe hun geheele wezen hun vader -te hulp wilde snellen, om hem te verdedigen. Om hunnentwil zocht hij -naar hoopvolle woorden. - -“Hij is bij mij in Neuilly. Met een goede verpleging is een ernstige -complicatie niet te vreezen. Hij heeft mij gestuurd, om u te zeggen, -dat u niet ongerust behoeft te zijn.” - -Grootmoeder liet niet de minste vrees blijken. Zij bleef heel kalm; het -was alsof zij iets hoorde dat zij reeds lang wist. Zij scheen zelfs -verlicht, bevrijd van den angst, waarvan zij niemand deelgenoot gemaakt -had. - -“Wanneer hij bij u is, mijnheer, dan is hij zeker in de beste handen en -tegen ieder gevaar beschermd... Zijn brief van gisteravond, die -heelemaal geen verklaring van zijn wegblijven gaf, had ons verbaasd, en -zeker zouden we ons ten slotte ongerust gemaakt hebben... Maar nu is -alles goed!” - -En evenmin als Marie, vroegen Grootmoeder en de drie zoons verdere -bijzonderheden. Op een tafel zag Pierre de wijd opengeslagen -ochtendbladen met hun vele bijzonderheden over den aanslag liggen. -Natuurlijk hadden zij die gelezen en waren zij bang geweest, dat hun -vader in dat verschrikkelijk voorval betrokken was. Wat wisten zij -precies? Salvat moest hun onbekend zijn, en de onvoorziene keten der -omstandigheden, die de ontmoeting en daarna de verwonding veroorzaakt -hadden, konden zij niet opnieuw samenvoegen. Grootmoeder wist -ongetwijfeld meer. Maar zij, de drie zoons, wisten evenmin als Marie -iets, veroorloofden zich zelfs niet iets te weten. Welk een kracht van -eerbied en liefde lag er in hun onwankelbaar vertrouwen op den vader, -in hun rust, zoodra hij hun zeggen liet, dat er geen reden was zich -ongerust over hem te maken. - -“Madame,” begon Pierre weer; “Guillaume heeft mij gevraagd u dit kleine -sleuteltje te geven en u eraan te herinneren, dat u, voor het geval hem -een ongeluk mocht overkomen, zijn opdracht uitvoeren moet.” - -Zij beefde nauwlijks, toen zij den sleutel aannam, en zij antwoordde -eenvoudig, alsof het den meest gewonen wensch van een zieke betrof: - -“Goed; zeg hem, dat zijn wensch vervuld zal worden... Maar ga toch -zitten, mijnheer!” - -Inderdaad was Pierre tot nog toe blijven staan. Hij moest, ondanks zijn -blijvende verlegenheid, die hij in dit huis, waar hij zich toch -eigenlijk in den familiekring bevond, niet kon laten blijken, een stoel -nemen. Marie, die niet leven kon, zonder dat haar vingers bezig waren, -was weer aan haar borduurwerk begonnen, een van die fijne handwerkjes, -die zij voor een magazijn van huwelijksuitzetten bleef maken, omdat -zij, zooals zij lachend zeide, tenminste haar eigen zakgeld wilde -verdienen. Grootmoeder was weer begonnen met haar eeuwig -kousen-stoppen, waarvoor zij boven de wol was gaan halen. Ook de drie -jongens waren weer tot hun werk teruggekeerd. Het was als het ware een -klein oogenblikje van ontspanning, dat zij zich gegund hadden, alvorens -hun taak af te maken. - -“Maar we kunnen morgen allemaal naar vader gaan kijken,” zeide Thomas. - -Zonder Pierre tijd tot antwoorden te laten, keek Marie op. - -“Neen, neen, hij wil niet, dat iemand van hier naar hem komt kijken, -want wanneer wij nagegaan en gevolgd werden, zou zijn schuilplaats -ontdekt worden... Is het niet zoo, mijnheer de abbé?” - -“Het zou inderdaad voorzichtiger zijn niet te gaan, maar te wachten, -tot hij zelf weer zal kunnen terugkeeren. Het is een quaestie van twee -of drie weken.” - -“Zeker, dat is heel verstandig,” stemde Grootmoeder dadelijk toe. - -De drie zoons drongen niet verder aan, aanvaardden de heimelijke -ongerustheid, waarin zij zouden leven, zagen dapper af van dat bezoek, -dat hun zooveel vreugde gegeven zou hebben; want dat was het -uitdrukkelijk bevel van hun vader en zijn redding hing er misschien van -af. - -“Dan wilt u zeker wel zoo goed zijn te zeggen, mijnheer de abbé,” zeide -Thomas, “dat ik gedurende zijn afwezigheid van plan ben naar de fabriek -te gaan, waar ik onderzoekingen, waaraan wij thans bezig zijn, beter -kan doen.” - -“En zeg hem uit mijn naam,” voegde François er aan toe; “dat hij zich -niet ongerust over mijn examen behoeft te maken. Alles gaat heel goed. -Ik geloof zeker te zullen slagen.” - -Pierre beloofde niets te zullen vergeten. Maar Marie keek glimlachend -Antoine aan, die was blijven zwijgen en als in het verre Niet staarde. - -“En heb jij hem niets te zeggen, kleintje?” - -Alsof hij uit een droom ontwaakte, begon de jonge man eveneens te -lachen. - -“Zeker wel—dat jij veel van hem houdt, en dat hij gauw terugkomen moet, -opdat je hem gelukkig kunt maken.” - -Allen lachten, ook Marie zelf, zonder eenige verlegenheid, met kalme -vreugde, in de zekerheid der toekomst. Tusschen de zoons en haar -bestond niets dan een mooie toegenegenheid. De bleeke lippen van -Grootmoeder glimlachten ernstig; ook zij verheugde zich in het geluk, -dat het leven hun scheen te beloven. - -Pierre wilde nog een paar minuten blijven. Er werd over allerlei dingen -gesproken, en zijn verwondering werd steeds grooter. Hij viel van de -eene verbazing in de andere in dit huis, waarin hij verwacht had een -verdacht, ongeregeld leven, wanorde en de verwoestende revolutie van -alle moraal te zullen vinden, en nu kwam hij in een zoo liefdevolle -kalmte, in een zóó sterke tucht, dat zij het bijna met den ernst en de -strengheid van een klooster vulden, die echter door jeugd en -vroolijkheid verzacht werden. Het meest viel hem echter de krachtige -opvoeding, de moed van geest en hart op, waarmede de zoons, zonder iets -van hun persoonlijke gevoelens te laten merken, zonder zich te -veroorloven hun vader te beoordeelen, zich vergenoegden met wat hij hun -zeggen liet, zwijgend en stoïcijnsch de gebeurtenissen afwachtten en -weer tot hun dagelijksch werk terugkeerden. Men kon zich niets -eenvoudigers, niets waardigers, niets edelers denken. Daarbij kwam nog -de glimlachende heldhaftigheid van Grootmoeder en Marie, die beiden -sliepen boven het laboratorium, waarin met de vreeselijke springstoffen -proeven genomen werden, in het voortdurende gevaar van een altijd -mogelijke ontploffing. - -Maar die moed, die regelmaat, die waardigheid verwonderden Pierre -slechts, zonder hem te ontroeren. Hij had geen reden om zich te -beklagen: de ontvangst was correct, zooal niet hartelijk, want hij was -daar toch nog slechts een vreemdeling, een priester. En toch bleef zijn -stemming vijandig. Hem hinderde het gevoel, dat hij zich in een -omgeving bevond, waar geen enkele van zijn kwellingen gedeeld, ja zelfs -niet vermoed kon worden. Hoe was het mogelijk, dat deze menschen in hun -godsdienstig ongeloof, in hun eenig geloof aan de wetenschap, zoo -rustig, zoo kalm waren bij het zien tegenover zich van dat vreeselijke -Parijs, dat voor hen de gruwelen van zijn ongerechtigheid en van zijn -lijden uitstrekte? Hij zag om en keek ernaar door het groote raam; daar -lag het in zijne oneindigheid, steeds tegenwoordig, steeds zijn -reusachtig leven levend. Op dit uur scheen Parijs onder de schuine -stralen van de winterzon door een lichtend stof bedekt, alsof een -onzichtbare zaaier, die zich in den stralenkrans der dagvorstin -verborg, met volle handen dat zaad, welks gouden vloed overal neerviel, -uitwierp. Het reusachtige ontgonnen veld was ermede bedekt, de -eindelooze chaos van daken en monumenten was niets meer dan een groot -bouwland, waardoor een reuzenploeg voren getrokken had. En ondanks zijn -onbehaaglijk gevoel door een onbedwingbare behoefte aan hoop bewogen, -vroeg Pierre zich af, of dit door de goddelijke zon met licht bezaaide -Parijs niet het goede zaad voor den oogst der toekomst was, dien oogst -van waarheid en gerechtigheid, waaraan hij wanhoopte. - -Eindelijk stond Pierre op en ging weg, terwijl hij beloofde dadelijk -terug te zullen komen, als er slechte tijding te melden viel. Marie -liet hem uit. Bij de voordeur kreeg zij plotseling weer zoo’n blos, -waaraan zij zich zoo ergerde. Zij werd vuurrood, toen zij ook van haar -kant een liefdevollen groet aan den gewonde wilde laten overbrengen. -Maar dapper sprak zij hem toch uit, terwijl haar blikken zich vroolijk -en helder op die van den priester richtten. - -“Tot weerziens, mijnheer de abbé.... Zeg aan Guillaume, dat ik hem -liefheb en op hem wacht.” - - - - -III. - -Drie dagen verliepen. In het kleine huisje van Neuilly voelde -Guillaume, die, brandend van koorts en ongeduld, aan zijn bed gebonden -was, zich door een nieuwen angst aangegrepen, wanneer de couranten -aankwamen. Pierre had wel getracht die te doen verdwijnen, maar hij -zag, dat zijn broer zich dan nog meer opwond, en zoo moest hij zelf wel -alles voorlezen wat over den aanslag geschreven werd: een buitengewonen -vloed, die niet ophield in de kolommen te blijven vloeien. - -Nog nooit had zoo’n overstrooming de pers onder water gezet. De anders -zoo voorzichtige, zoo ernstige Globe werd niet gespaard en bezweek -eveneens onder dezen aanval van reporterswaanzin. Maar vreeselijk om te -zien was het hoe de gewetenlooze bladen, zooals de Voix du Peuple, de -algemeene koorts exploiteerden, de openbare meening schrik aanjoegen, -en het hoofd op hol brachten, alleen maar om een grootere oplaag te -kunnen geven en meer te verkoopen. Iederen ochtend was het een nieuwe -sensatie, een nieuw verhaal, om de menschen te doen rillen en beven. Er -werd verteld, dat baron Duvillard iederen avond dreigbrieven kreeg, dat -men zijn vrouw, zijn dochter, zijn zoon vermoorden, hem zelf worgen, -zijn hôtel in de lucht zou laten springen, zoodat het hôtel dag en -nacht door een schaar agenten in burgerkleeding bewaakt werd. Een -andermaal was er sprake van een buitengewone ontdekking: naast de -Madeleine was een riool, waarin anarchisten waren afgedaald. Zij hadden -de geheele kerk ondermijnd en er vaten met buskruit onder gebracht—het -was een ware vulkaan, waarin de helft van Parijs zou verslonden worden. -Nog een derden keer werd beweerd, dat men het spoor van een ontzaglijke -samenzwering ontdekt had, die geheel Europa van af het binnenland van -Rusland tot achter in Spanje omvatte. Het signaal zou van Frankrijk -uitgaan, er zou drie dagen lang een bloedbad aangericht worden, de -straten van Parijs zouden door geweervuur leeggevaagd worden, de Seine -rood zien. En dank zij dat prachtige en verstandige werk der pers -heerschte overal schrik en ontsteltenis, verlieten de vreemdelingen bij -massa’s hun hôtels. Parijs was nog slechts een krankzinnigengesticht, -waarin zelfs de meest idiote schrikbeelden geloof vonden. - -Maar niet dat was het wat Guillaume zoo angstig maakte. Hij maakte zich -slechts ongerust ten opzichte van Salvat, van de nieuwe sporen, waarop -de couranten zich wierpen. Salvat was nog niet gearresteerd, ja zelfs -was er geen enkele aanwijzing, dat men hem op het spoor was. Dan las -plotseling Pierre een berichtje, dat den gewonde deed verbleeken. - -“Zoo, het schijnt dat ze tusschen de puinhoopen onder de koetspoort van -het hôtel Duvillard een stuk gereedschap, een priem gevonden hebben, op -het handvat waarvan de naam van Grandidier, een bekend fabrikant, -stond. Die Grandidier moet vandaag voor den rechter van instructie -verschijnen.” - -Guillaume maakte een wanhopig gebaar. - -“Nu zijn zij op het goede spoor. Salvat heeft natuurlijk dat -gereedschap laten vallen. Hij heeft bij Grandidier gewerkt voor hij een -paar dagen bij mij geweest is.... Door Grandidier zullen zij alles te -weten komen; zij behoeven den draad slechts te volgen.” - -Pierre herinnerde zich nu die fabriek, waarover hij in Montmartre had -hooren spreken en waar Thomas, de oudste zoon, die er zijn opleiding -ontvangen had, soms nog ging werken. Maar nog steeds durfde hij niets -verder vragen aan zijn broer, want hij voelde, hoe ernstig, voornaam en -vrij van lage vrees voor zijn eigen persoon diens angst was. - -“Je hebt mij juist verteld, dat Thomas gedurende mijn afwezigheid in de -fabriek zou gaan werken voor den nieuwen motor, dien hij zocht en bijna -gevonden heeft,” ging Guillaume voort. “Stel je voor, dat er een -huiszoeking gehouden wordt, dat men hem ondervraagt en dat hij niet -antwoorden wil, om zijn geheim te verdedigen... Hij moet gewaarschuwd, -dadelijk gewaarschuwd worden!” - -Zonder hem tijd te laten zijn wensch nader te formuleeren, bood Pierre -aan dat te doen. - -“Als je dat wilt, zal ik vanmiddag Thomas in de fabriek opzoeken. -Misschien tref ik dan tevens mijnheer Grandidier en kan ik hooren wat -er bij den rechter van instructie gezegd is en hoe het met de zaak -staat.” - -Met tranen in zijn oogen en een warmen handdruk dankte Guillaume hem. - -“Ja, ja, Pierre, doe dat, dat is goed en braaf van je.” - -“Ik had vandaag nog naar Montmartre willen gaan,” ging Pierre voort. -“Ik heb je er niets van gezegd, maar ik heb een gedachte, die me niet -loslaten wil. Wanneer die Salvat gevlucht is, dan heeft hij daar zijn -vrouw en zijn dochter alleen achter moeten laten. Ik heb ze den ochtend -van den aanslag in zulk een ellendigen toestand aangetroffen, dat ik -niet, zonder dat mijn hart verscheurd wordt, aan die arme, verlaten, -misschien van honger stervende schepsels denken kan. Wanneer de man er -niet meer is, moeten vrouw en kind omkomen.” - -Guillaume, die Pierre’s hand in de zijne gehouden had, drukte die nog -inniger en met een bevende stem zeide hij: - -“Ja, dat zou goed en braaf zijn... Doe dat, Pierre.” - -Dat huis in de rue des Saules, dat vreeselijke huis van lijden en -ellende, was Pierre steeds in de gedachte gebleven als een afschuwelijk -riool, waarin het oude Parijs met den dood worstelde. En toen hij er in -dien middag weer naar toeging, vond hij dezelfde kleverige vuiligheid -terug, de donkere vochtige trappen in denzelfden verwaarloosden, -troosteloozen en stinkenden toestand. Terwijl ’s winters de mooie -wijken van het centrum droog waren en gereinigd werden, bleven de -wijken der armen somber en vuil onder het voortdurend heen en weer -trappelen der jammerlijke kudde. - -Pierre, die de trap der Salvats kende, klom die dadelijk op te midden -van het luide geschreeuw van kinderen, die huilden en plotseling weer -zwegen, om het huis in een doodelijke stilte te doen verzinken. De -gedachte aan den ouden Laveuve, die hier als een hond in een goot -gestorven was, kwam weer in zijn herinnering terug en deed hem -verstijven. Hij rilde, toen hij, boven gekomen, aan de deur klopte en -slechts een diepe stilte antwoordde. Geen geluid, geen ziel... - -Toen klopte hij nogmaals en daar er nog geen antwoord volgde, dacht -hij, dat er niemand was. Misschien was Salvat vrouw en kind komen -halen, misschien hadden zij hem naar een ander gat in den vreemde -gevolgd. Doch dat kon hij niet goed gelooven: de armen veranderen niet -gauw van woonplaats, sterven waar zij lijden. En hij klopte voor de -derde maal. - -Eindelijk liet zich in de stilte een zacht geluid hooren, het geluid -van kleine voetjes. - -“Wie is daar?” vroeg een fijn kinderstemmetje. - -“Mijnheer de abbé.” - -Weer een stilte. Besluiteloosheid, aarzeling. - -“Mijnheer de abbé, die laatst ook geweest is.” - -Dat maakte een einde aan de onzekerheid; de deur ging op een kiertje -open en Céline, het kleine meisje, liet den priester binnen. - -“Neem me niet kwalijk, mijnheer de abbé; moeder Théodore is uit en zij -heeft mij op het hart gedrukt niemand open te doen.” - -Een oogenblik had Pierre zich ingebeeld, dat Salvat zeker hier was. -Maar met één blik had hij vlug het eenige vertrek, waarin de familie -samenhokte, overzien. Madame Théodore was blijkbaar bang voor een -bezoek der politie. Had zij haar vader teruggezien? Wist zij, waar hij -zich schuil hield? Was hij haar beiden komen geruststellen? - -“En is je vader er ook niet, beste meid?” - -“O neen, mijnheer, hij heeft zaken en is weg.” - -“Hoe bedoel je dat?” - -“Ja, hij is niet meer komen slapen, wij weten niet waar hij is.” - -“Heeft hij werk?” - -“Neen, dan zou hij ons geld zenden.” - -“Is hij dan op reis?” - -“Ik weet het niet.” - -“Maar hij heeft toch zeker wel aan moeder Théodore geschreven?” - -“Ik weet het niet.” - -Pierre vroeg niet verder door; hij schaamde zich een beetje dat kind -van elf jaar zoo uit te hooren. Het was mogelijk, dat zij niets wist, -dat Salvat uit voorzichtigheid niets van zich liet hooren. Haar blond, -zacht en intelligent gezichtje zag er waarheidlievend uit; het bezat -reeds de ernstige uitdrukking, welke bittere ellende aan kinderen -geeft. - -“Het spijt mij, dat madame Théodore niet thuis is, ik had haar graag -willen spreken.” - -“Maar kunt u niet even op haar wachten, mijnheer?... Zij is naar oom -Toussaint in de rue Marcadet; zij zal wel gauw terug zijn, zij is al -een uur weg.” - -Zij maakte een van de stoelen leeg, waarop wat hout lag. - -In het onverwarmde, akelig kale vertrek was blijkbaar geen brood -voorhanden. Men voelde de afwezigheid van den man, het verdwijnen van -hem, die de wil en de kracht is, op wien men zelfs na weken van -werkeloosheid rekent. De man gaat uit, trekt de stad door, brengt ten -slotte nog altijd het onmisbare, de broodkorst, terug, die dan gedeeld -wordt en het sterven belet. Maar is de man weg, dan zijn vrouw en kind -geheel verlaten, zonder hulp of steun. - -Pierre ging zitten en keek naar dat arme, kleine schepseltje met haar -heldere, blauwe oogen en haar grooten mond, die ten slotte ondanks -alles glimlachte. Hij kon het niet nalaten haar nog verder uit te -hooren. - -“En ga je niet naar school, beste meid?” - -“Ik heb geen schoenen,” antwoordde zij, ietwat blozend. - -Inderdaad zag hij, dat zij oude, aan flarden hangende schoenen had, -waaruit haar kleine, roode teentjes gluren kwamen. - -“En bovendien,” ging zij voort, “moeder Théodore zegt, dat je niet naar -school gaat, als je niets te eten hebt.—Moeder Théodore heeft willen -werken, maar zij kon niet door haar oogen, die dadelijk begonnen te -steken en te tranen... Wij weten niet wat wij beginnen moeten; sinds -gisteren hebben we niets meer, en wanneer oom Toussaint ons geen -twintig sous geven kan, is het uit.” - -Zij glimlachte nog steeds onbewust, terwijl twee dikke tranen in haar -oogen kwamen. Dit in deze ledige kamer opgesloten, van de gelukkigen -als afgesneden meisje was een zoo hartverscheurende aanblik, dat de -priester zijn woedend verzet tegen de ellende, zijn vurig verlangen -naar sociale rechtvaardigheid weer in zich boven voelde opkomen. - -Na een minuut of tien begon hij ongeduldig te worden, want hij bedacht, -dat hij ook naar de fabriek Grandidier moest. - -“Ik begrijp niet, dat moeder Théodore nog niet terug is,” zeide Céline. -“Zij praat zeker weer.” - -Daar viel haar iets in. - -“Als u het goed vindt, mijnheer de abbé, dan zal ik u bij oom Toussaint -brengen. Het is hier vlak bij, alleen even den hoek om.” - -“Maar je hebt geen schoenen, kindlief.” - -“O, dat hindert niet, ik kan zoo best loopen.” - -“Wijs mij dan den weg maar even,” zeide hij opstaande. “Dan kan ik -gelijk een paar schoenen voor je koopen.” - -Céline kreeg een vuurroode kleur en volgde hem gauw, nadat zij als -goed, klein huisvrouwtje zorgvuldig de deur gesloten had. - -Voor madame Théodore bij haar broer Toussaint aanklopte om twintig -sous, was zij op het denkbeeld gekomen eerst haar geluk te beproeven -bij haar zuster Hortense, die met een ambtenaar, den kleinen -Chrétiennot, getrouwd was en op den boulevard Rochechouart vier kamers -had. Maar dat was een pijnlijke stap, waartoe zij eerst bevend besloten -had bij de gedachte, dat Céline sinds den vorigen dag niets gegeten -had. - -De oudste broer Toussaint was vijftig jaar en een zoon uit het eerste -huwelijk. Later was zijn vader hertrouwd met een jong naaistertje, dat -hem drie dochters, Pauline, Léonie en Hortense geschonken had. Dat gaf -de verklaring waarom Pauline, de oudste, tien en Hortense, de jongste, -achttien jaar jonger was dan Toussaint. Na den dood van zijn vader, had -Toussaint korten tijd voor zijn stiefmoeder en zijn drie zusters moeten -zorgen. Het ergste daarbij was, dat hij, hoe jong ook nog, zelf reeds -een vrouw en een kind had. Gelukkigerwijze echter wist de ijverige en -intelligente schoonmoeder zich te redden. Zij ging weer als arbeidster -terug naar het atelier, waar Pauline reeds als leerlinge was, en bracht -daar ook Léonie. Maar Hortense, die bedorven, mooier en fijner was, -liet zij langer op school. Later, toen Pauline met den metselaar -Labitte en Léonie met den werktuigkundige Salvat getrouwd was, maakte -Hortense, die als winkeljuffrouw bij een confiseur in de rue des -Martyrs in dienst was, kennis met den ambtenaar Chrétiennot, die, daar -zij weigerde zijn maîtresse te worden, met haar trouwde. Léonie was -enkele weken na haar moeder aan typhus gestorven. Pauline, door haar -man verlaten, leefde met haar zwager Salvat, wiens dochtertje haar -“moeder” noemde, en stierf bijna van honger. Alleen Hortense droeg ’s -Zondags een lichte zijden japon, woonde in een nieuw huis en was een -bourgeoise—maar ten koste van een helleleven en vreeselijke -ontberingen. - -Madame Théodore kende heel goed de moeilijkheden, waarin haar zuster -verkeerde, wanneer het einde der maand naderde, zoodat zij dan ook met -vreezen en beven een poging, om iets van haar te leenen, waagde. -Bovendien verweet Chrétiennot, die langzamerhand door zijn eigen -middelmatigheid verbitterd was, zijn vrouw, sedert haar schoonheid -verwelkte, de oorzaak te zijn van zijn mislukt bestaan, en wilde haar -familie, voor wie hij zich schaamde, niet meer zien. Toussaint was nog -een fatsoenlijk werkman, maar die Pauline, die madame Théodore, welke -onder de oogen van het kind met haar zwager Salvat leefde, die van de -eene werkplaats naar de andere ging, die dolleman, van wien geen enkele -patroon iets wilde weten—al die ongeregelde verhoudingen, al die -ellende waren den correcten, ijdelen, door de levensomstandigheden -verbitterden kleinen ambtenaar een doorn in het oog. Hij had dan ook -Hortense verboden haar zuster te ontvangen. - -Toch voelde madame Théodore, toen zij de met een looper belegde trap -van het huis op den boulevard Rochechouart opging, een zekeren trots in -zich opkomen bij de gedachte, dat een zuster van haar in al die luxe -woonde. De kamers, die zevenhonderd franc kostten en op de binnenplaats -uitzagen, lagen op de derde verdieping. De meid, die altijd tegen vier -uur terug kwam, om voor het middageten te zorgen, was er reeds. Zij -liet de bezoekster, die zij kende, doorloopen, hoewel het haar wel -eenigszins verbaasde, dat zij het waagde zoo slecht gekleed te -verschijnen. Maar reeds op den drempel van den kleinen salon bleef -madame Théodore verwonderd staan, toen zij haar zuster Hortense -snikkend en terneergeslagen zitten zag in een der blauwe -rips-fauteuils, waarop zij zoo trotsch was. - -“Wat heb je? Wat is er?” - -Hoewel pas twee-en-dertig jaar was zij reeds lang de mooie Hortense -niet meer. Zij zag er nog steeds uit als een blonde, groote, slanke pop -met aardige oogen en mooi haar. Maar zij, die vroeger zoo netjes en -proper was, begon zich te verwaarloozen, droeg peignoirs, die -twijfelachtig zindelijk waren, haar oogen kregen roode randen, haar -huid verlepte. Twee op elkaar volgende bevallingen—twee meisjes, -waarvan de oudste negen en de jongste zeven was—hadden haar schoonheid -ten gronde gericht. Bovendien betreurde de hoogmoedige en trotsche -vrouw eveneens haar huwelijk, want zij had vroeger zichzelf voor een -schoonheid gehouden, die het paleis en de karossen van een -sprookjesprins waardig was. - -Haar wanhoop was zóó groot, dat zij er zich zelf niet over verwonderde -haar zuster te zien binnenkomen. - -“Ben jij het? Als je eens wist wat een pech we nou weer hebben bij al -die andere beroerdigheden!” - -Onmiddellijk dacht madame Théodore aan de kleine, Lucienne en Marcelle. - -“Zijn je dochtertjes ziek?” - -“Neen, zij zijn met een buurvrouw op den boulevard aan het wandelen... -Maar ik ben weer zwanger! Eerst dacht ik het, dat het een verlating -was, maar het is nu de tweede maand al. Toen ik het daarnet na het -dejeuner aan Chrétiennot vertelde, is hij vreeselijk woedend geworden -en heeft hij mij met allerlei gemeene woorden toegeschreeuwd, dat het -mijn schuld was. Alsof het alleen van mij afhangt!... Ik heb er het -meeste last van!” - -Weer begon ze te snikken. Zij bleef doorstamelen, vertelde van haar -schrik, want zij hadden vast besloten geen derde kind meer te hebben. -Goddank, dat hij wist, dat zij niet in staat was hem te bedriegen; zij -was zoo slap en indolent, dacht alleen maar aan haar rust. - -“Lieve Hemel, jullie zult dat kind, evenals de twee andere, wel -grootbrengen,” zeide madame Théodore eindelijk. - -Onmiddellijk droogde de woede de tranen van Hortense. Zij stond op en -riep: - -“Jij bent ook een mooie! Je kan wel zien, dat je niet met onze beurs -behoeft rond te komen? Waarvan moeten wij het kind groot brengen, nu -het toch al zoo moeielijk is het eind van de maand te halen?” - -Zij vergat haar armzaligen bourgeois-trots, die haar er gewoonlijk toe -bracht te zwijgen of zelfs te liegen, legde haar armoede, het -vreeselijke geldgebrek, dat jaar in jaar uit aan haar knaagde, bloot. -De huur alleen was al zevenhonderd francs. Van de drie duizend francs, -die haar man verdiende, bleven dus nauwlijks tweehonderd francs per -maand over. Hoe kon je daarvan met je vieren eten, je kleeden, je stand -ophouden? De man moest zijn rok, mevrouw een nieuwe japon hebben, de -meisjes versleten een paar schoenen per maand, waarbij nog allerlei -andere uitgaven kwamen, waarop je niet bezuinigen kon. Ja, je kon eens -wat minder eten of drinken, maar daartegenover stond, dat er weer -avonden waren, dat je in ieder geval een rijtuig hebben moest. In het -kort het waren de ondragelijke levensomstandigheden van den kleinen -ambtenaar, die al even beroerd waren als de zwarte ellende van den -arbeider, het was de valsche uiterlijke schijn, de leugenachtige luxe, -alles, wat de intellectueele trots om niet aan een bankschroef of op -een stelling te werken, aan jammer en lijden verbergt. - -“Enfin, je zult de kleine niet wurgen,” herhaalde madame Théodore. - -Hortense liet zich weer in haar fauteuil vallen. - -“Neen, zeker niet, maar alles is nu uit. Twee waren al te veel en nu -komt het derde. Lieve God, wat moet er van ons worden? Wat moet er van -ons worden?” - -Haar peignoir was open gegaan, en weer begonnen de tranen uit haar -roode oogen te stroomen. - -Madame Théodore vond het zeer onaangenaam, dat zij het met haar vraag -om een leening zoo slecht trof; toch waagde zij het eindelijk en vroeg -twintig sous. Maar dat bracht Hortense’s wanhoop tot het uiterste. - -“Op mijn woord, ik heb geen centime in huis. Daarnet heb ik voor de -kinderen tien sous van de meid geleend. Eergisteren heb ik op de bank -van leening op een ringetje tien francs gekregen. En zoo is het altijd -tegen het eind van de maand... Chrétiennot krijgt vandaag zijn -traktement en komt vroeg thuis om mij het geld voor het middageten te -brengen. Ik beloof je, dat ik je morgen wat zal sturen, als ik kan.” - -Maar op dat oogenblik kwam de meid, die wist, dat mijnheer niets van de -familie van zijn vrouw hebben moest, binnenvliegen. - -“Madame, madame, ik hoor mijnheer de trap opkomen.” - -“Ga gauw weg,” riep Hortense uit. “Anders zou ik weer een scène -krijgen... Als ik kan, morgen, dat beloof ik je.” - -Madame Théodore moest zich in de keuken verstoppen, om niet door -Chrétiennot gezien te worden. Zij keek den mageren, kleinen man met -zijn ijdel, smal gezicht en zijn grooten, gesoigneerden baard na; hij -was als altijd correct gekleed en droeg een nauwsluitende overjas. Zijn -veertien bureaujaren hadden hem al uitgedroogd, en zijn hartstocht, om -uren lang in een café in de buurt te zitten, gaf hem den genadeslag. - -Langzaam en als met lood in haar schoenen ging madame Théodore terug -naar de rue Marcadet, waar de Toussaint’s woonden. Ook van den kant van -haar broer verwachtte zij niet veel, want zij wist in welke -moeilijkheden het huisgezin gekomen was. Het vorige najaar had -Toussaint een aanval van een beroerte gehad, het begin van een -verlamming, die hem gedurende bijna vijf maanden aan zijn stoel -gekluisterd had. Tot dat oogenblik was hij een uitstekend werkman -geweest, die niet dronk en zijn drie kinderen—een dochter, die haar -man, een schrijnwerker, naar Havre gevolgd was, een jongen, die in -Tonkin gesneuveld was, en nog een jongen, Charles, die pas uit dienst -gekomen was en zijn oud beroep van werktuigkundige uitoefende—een goede -opvoeding gegeven had. Maar de ziekte van vijf maanden had het weinigje -geld, dat zij op de Spaarbank geplaatst hadden, opgemaakt, en -Toussaint, die weer zoo goed als beter was, moest, zonder een sou, zijn -leven opnieuw beginnen, als was hij twintig jaar. - -Madame Théodore vond haar schoonzuster alleen in het eenige, zeer -zindelijke vertrek, dat het echtpaar bewoonde; daarnaast was een klein -kabinet, waar Victor sliep. Madame Toussaint was ondanks haar zorgen en -haar vasten een dikke flinke matrone met een rond gezicht met kleine, -heldere oogjes. Zij was een fatsoenlijke, praatzieke, eenigszins -snoepachtige vrouw, die geen ander gebrek had dan dat zij graag lekkere -potjes klaar maakte. Voordat de andere haar mond open had kunnen doen, -begreep zij reeds het doel van haar bezoek. - -“Je komt al op een heel ongelukkig oogenblik, we hebben geen sou. -Eergisteren is Toussaint pas naar de fabriek terug kunnen gaan en nu -moet hij vanavond al om een voorschot vragen.” - -Zij keek madame Théodore eenigszins wantrouwend en weinig sympathiek -aan. - -“En heeft Salvat nog steeds geen werk?” - -Ongetwijfeld voorzag madame Théodore de vraag, want zij loog heel -rustig. - -“Hij is niet meer te Parijs; een vriend van hem heeft hem meegenomen, -om in België te werken; ik verwacht, dat hij ons eerstdaags wel wat -zenden zal.” - -Maar madame Toussaint bleef wantrouwend. - -“Des te beter, dat hij niet in Parijs is! Wij hebben met al die -bommengeschiedenissen aan hem gedacht; we zien hem voor gek genoeg aan, -om zich daarin te mengen.” - -De ander vertrok geen spier. Al mocht zij iets vermoeden, dan hield zij -het toch voor zich. - -“En hebt gij heelemaal geen werk?” - -“Och, wat zou ik met mijn arme oogen doen? Naaien gaat niet meer.” - -“Ja, dat is zoo, wij arbeidsters raken gauw afgetakeld. Toen Toussaint -hier aan zijn stoel gebonden was, heb ik mijn oude vak van -linnennaaister weer willen opvatten. Maar dat kan je denken, ik bedierf -alles en ik schoot niet op... Het eenige, wat ik nog doen kan, is een -beetje het huishouden bij anderen te gaan doen. Waarom ga jij dat ook -niet doen?” - -“Ik heb het geprobeerd, maar het wou niet lukken.” - -Langzamerhand kwam madame Toussaint’s goed hart weer boven en werd bij -het zien van die groote ellende geroerd. Zij vroeg haar te gaan zitten -en zeide, dat zij haar wat geven zou, als Toussaint een voorschot -meebracht. Dan begon zij haar geschiedenissen te vertellen, want zoodra -er iemand was om te luisteren, kon zij haar kletszucht niet bedwingen. -Het onvermijdelijke verhaal, waarop zij weer terugkwam, dat zij steeds -opnieuw begon, waarbij zij altijd weer in geestdrift geraakte, was de -geschiedenis van haar zoon Charles, van het dienstmeisje van den -wijnhandelaar, waarmede hij zoo dom geweest was naar bed te gaan, en -van het kind, dat hij bij haar had. Voor Charles soldaat werd, was hij -een heel ijverig werkman en een goed zoon geweest, die altijd zijn -geheele loon thuis bracht. Zeker hij was een goed werkman gebleven, -maar de lust tot werken was toch wel eenigszins verdwenen door den -dienst. Niet dat hij ernaar terug verlangde, want hij sprak over de -kazerne als over een gevangenis, maar de gereedschappen wogen nu -eenmaal zwaarder in zijn hand, toen hij ze weer moest opnemen. - -“Ach ja, Charles mag zoo aardig en lief voor ons zijn, als hij wil, -maar financieel kan hij niets meer voor ons doen. Ik wist, dat hij -volstrekt geen zin had om zoo gauw te trouwen om de lasten, die het -meebrengt. En bovendien is hij zeer voorzichtig met meisjes. En nu -moest die stommiteit gebeuren—die Eugénie, die hem bediende, wanneer -hij aan den overkant een borrel ging drinken. Natuurlijk deed hij het -niet, om met haar te trouwen, maar toch bracht hij haar sinaasappelen, -toen zij in het ziekenhuis bevallen is. Een echte slet, die er al eens -met een anderen man van door geweest is... Maar het kind is en blijft -er. Charles heeft het bij een min op het land gedaan en betaalt het -kostgeld. Een echte ruïne voor ons, telkens weer nieuwe onkosten. In -het kort, alle ongelukken zijn tegelijk op ons hoofd neergekomen.” - -Madame Toussaint was zoo al een half uur aan het spreken, toen zij -plotseling ophield, want zij zag madame Théodore bleek worden van het -wachten. - -“Begin je ongeduldig te worden? Toussaint zal wel dadelijk thuis zijn. -Willen we misschien naar de fabriek gaan?” - -Zij besloten te gaan, maar zij bleven onder aan de trap nog wel een -kwartier staan praten met een buurvrouw, die pas een kind verloren had. -Eindelijk verlieten zij het huis, toen een stem haar terugriep. - -Het was Céline, die nieuwe schoenen aan had en gulzig in een broodje -hapte. - -“Moeder, moeder, dat is de abbé van den laatsten keer... Kijk eens wat -hij voor mij gekocht heeft!” - -Toen madame Théodore de schoenen en het broodje zag, begreep zij alles. -Zij begon te beven en dank te stamelen, toen Pierre, die de kleine -volgde, haar aansprak. Madame Toussaint kwam ook dadelijk naderbij, -stelde zich voor, maar vroeg toch niets voor zichzelf, blij als zij was -om het buitenkansje van haar schoonzuster, die het nog zooveel -moeilijker had dan zij. Toen zij zag, hoe de priester deze laatste tien -francs in haar hand drukte, zeide zij, dat zij graag wat geleend zou -hebben, maar dat zij het onmogelijk kon, en begon dan weer het verhaal -over de beroerte van Toussaint en Charles’ ongeluk. - -“Zeg moeder,” viel Céline haar in de rede, “de fabriek, waar vader -gewerkt heeft, is immers hier in de straat. Mijnheer de abbé moet er -een boodschap doen.” - -“De fabriek van Grandidier?” vroeg madame Toussaint. “Daar gaan we -juist naar toe, we zullen mijnheer den abbé den weg wel wijzen.” - -Het was een honderd pas verder. Pierre liep met de twee vrouwen en het -kind wat langzaam, daar hij trachten wilde madame Théodore over Salvat -aan het praten te krijgen. - -Maar dadelijk werd zij voorzichtig. Zij had hem niet meer teruggezien, -hij moest met een kameraad voor werk naar België gegaan zijn. De -priester meende daaruit te moeten opmaken, dat Salvat het niet gewaagd -had naar de rue des Saules terug te komen; zijn aanslag deed alles ten -gronde gaan: het verleden vol werk en hoop, het heden met vrouw en -kind. - -“Kijk, mijnheer, daar hebt u de fabriek,” zeide madame Toussaint. “Mijn -schoonzuster behoeft niet meer te wachten, nu u haar zoo flink geholpen -hebt... Ik dank u uit haar en uit onzen naam.” - -Madame Théodore en Céline bedankten ook en bleven kijken hoe Pierre de -fabriek binnenging. Er waren toch ook wel aardige en goede priesters, -vonden zij. - -De fabriek Grandidier besloeg een groote ruimte. Aan de straatzijde zag -men slechts een gebouw van baksteen met smalle vensters en een groote -deur, waardoor men op een diepe binnenplaats keek. Dan volgde een rij -afzonderlijke gebouwen, werkplaatsen, loodsen en tallooze daken, -waarboven twee groote schoorsteenen uitstaken. Dadelijk bij het -binnenkomen hoorde men het trillen van de machines, het doffe lawaai -van den arbeid, de geheele ijverige, onrustige oorverdoovende -bezigheid, waaronder de grond zelfs beefde. - -Thans vervaardigde de fabriek voornamelijk rijwielen. Toen Grandidier, -die leerling van de École des arts et des métiers te Châlons geweest -was, haar overnam, stond de fabriek heel wankel; zij werd slecht -bestuurd en was stil blijven staan bij het maken van motoren met behulp -van verouderde machines. Grandidier, een man met een vooruitzienden -blik, had zijn ouderen broeder, die administrateur aan den Bon Marché -was, als vennoot genomen en nam aan dezen uitstekende rijwielen voor -honderdvijftig francs te leveren. Op die wijze ontstond er een -levendige handel: de Bon Marché lanceerde het populaire rijwiel de -Lisette, het “rijwiel voor allen”, zooals de annonces zeiden. Maar -Grandidier streed nog steeds, hij had de overwinning nog niet behaald, -want door de geheel nieuwe inrichting der fabriek had hij zich diep in -de schuld moeten steken. Iedere maand kwam er een vernieuwing, een -vereenvoudiging, die groote bezuinigingen aanbracht. Voortdurend hield -hij zijn oogen open en hij droomde er nu van weer tot de kleine motoren -terug te keeren, daar hij den nabijen triomf der automobielen voorzag. - -Pierre, die Thomas Froment te spreken gevraagd had, werd door een ouden -werkman naar een kleine, houten werkplaats gebracht, waar hij den -jongen man in werktenue en met door ijzervijlsel zwart geworden handen -vond. Hij was bezig een machinedeel pasklaar te maken en niemand zou in -dezen zoo aandachtig en dapper zijn zwaar werk verrichtenden kolos den -schitterenden leerling van het lycée Condorcet vermoed hebben, waar de -drie broeders den naam Froment beroemd gemaakt hadden. Maar als -vertrouwde medewerker van zijn vader wilde hij niets anders zijn dan de -hamerende arm, de uitvoerende kracht. Hij was sober, geduldig, stil, -had zelfs geen maîtresse, zeide, dat hij later, wanneer hij een goede -vrouw ontmoette, wel trouwen zou. - -Toen hij Pierre zag, werd hij ongerust, liet hij zijn werk in den -steek, vloog naar hem toe. - -“Vader is toch niet erger?” - -“Neen, neen... Hij heeft in de courant gelezen van de priem, die -gevonden is in de rue Godot-de-Mauroy en heeft zich toen ongerust -gemaakt bij de gedachte, dat er hier een huiszoeking zou kunnen plaats -vinden.” - -Gerustgesteld, glimlachte Thomas. - -“Zeg maar aan vader, dat hij gerust kan slapen. In de eerste plaats ben -ik nog niet zoo ver als ik wel graag willen zou. En bovendien is hij -nog niet gemonteerd. De afzonderlijke deelen heb ik thuis en eigenlijk -weet niemand precies wat ik hier doen kom. De politie mag komen zoeken, -zij zal niets zien, ons geheim loopt geen gevaar.” - -Pierre beloofde die woorden letterlijk aan Guillaume over te brengen, -om hem van iedere vrees te bevrijden. Toen hij echter Thomas trachtte -uit te hooren, om te weten hoe het met de zaak stond, wat men in de -fabriek over den gevonden priem dacht en of men al vermoeden begon te -krijgen op Salvat, werd Thomas weer gesloten en gaf slechts -eenlettergrepige antwoorden. Was de politie nog niet geweest? Neen. -Maar de werklui hadden toch zeker wel den naam van Salvat genoemd? Dat -natuurlijk wel, want iedereen kende zijn anarchistische denkbeelden. En -wat had Grandidier gezegd, toen hij van den rechter van instructie -terugkwam? Hij wist het niet, had hem nog niet gezien. - -“Maar daar is hij juist... De arme man, zijn vrouw heeft vanmorgen weer -een aanval gehad!” - -Dat was een treurige geschiedenis, die Pierre reeds van Guillaume -gehoord had. Grandidier had uit liefde een buitengewoon mooi meisje -getrouwd, dat tengevolge van het verlies van een jongetje en -kraamvrouwenkoorts sedert vijf jaar krankzinnig was. Hij had er niet -toe kunnen overgaan haar in een gesticht te doen, maar was met haar -blijven wonen in een paviljoen, waarin de ramen, die op de binnenplaats -uitzagen, steeds gesloten bleven. Nooit zag men haar, nooit sprak hij -met iemand over haar. Men vertelde, dat zij als een zacht, meegaand -kind en nog heel mooi was met haar prachtig blond haar. Doch meermalen -had zij vreeselijke aanvallen, moest hij met haar worstelen, haar -urenlang in zijn beide armen houden, opdat zij haar hoofd niet tegen de -muren te pletter loopen zou. Men hoorde dan vreeselijk gegil, waarna -even later alles weer in een doodelijke stilte terugviel. - -Op dat oogenblik kwam Grandidier, een knappe veertiger met een energiek -gezicht, een dikke snor en heldere oogen, de kleine werkplaats, waar -Thomas bezig was, binnen. Hij hield veel van dezen laatste en had hem -zijn leertijd verlicht door hem als zijn zoon te behandelen. Thomas -mocht komen werken als hij lust had en zooveel gebruik maken van de -machines als hij zelf wilde. En hoewel Grandidier heel goed wist, dat -hij zich voornamelijk bezighield met kleine motoren, waarin hij zelf -ook zoo’n groote belangstelling toonde, legde hij de grootste discretie -aan den dag en wachtte rustig zonder te vragen. - -Thomas stelde den priester voor. - -“Mijn oom, abbé Pierre Froment, die eens naar me komt kijken.” - -De gewone beleefdheidsphrases volgden. - -“Zeg eens, Thomas,” zeide hij dan; “ik heb je mijn onderhoud met den -rechter van instructie nog niet verteld. Wij staan daar goed -aangeschreven, anders hadden we al de smerissen van de prefectuur al op -ons dak gehad. Ik moest hem verklaren, hoe die met mijn naam gemerkte -priem in de rue Godot-de-Mauroy gevonden kon zijn. En ik heb heel goed -begrepen, dat hij dacht, dat de dader van den aanslag hier had moeten -werken... Ik heb dadelijk aan Salvat gedacht. Maar ik verklik niemand. -Hij heeft mijn werkboekje. Ik heb hem over Salvat alleen verteld, dat -hij verleden jaar herfst drie maanden in de fabriek gewerkt heeft en -zich daarna niet meer heeft laten zien. Laat hij hem nu maar gaan -zoeken!... O, die rechter! Een blond, zeer gesoigneerd, mondain -mannetje, dat met kattenoogen in deze geschiedenis speurt.” - -“Is dat niet mijnheer Amadieu?” vroeg Pierre. - -“Precies. De man schijnt erg in zijn nopjes over het geschenk, dat die -anarchistische bandieten hem met hun aanslag gegeven hebben.” - -Angstig luisterde de priester. Dat was het, waar zijn broeder zoo bang -voor geweest was; dat was het eindelijk gevonden goede spoor, de eerste -goede draad. Hij keek Thomas aan om te zien, of die ook ongerust was. -Maar hetzij, dat de jonge man niets wist van den band, die Salvat aan -zijn vader bond, hetzij dat hij een groote zelfbeheersching bezat, de -jonge man lachte eenvoudig om het portret van den rechter. - -Terwijl Grandidier naar het machinedeel, waarmede Thomas bijna klaar -was, keek en zij er samen lang over praatten, ging Pierre naar een -openstaande deur, om een blik te werpen in de groote machinekamer -ernaast. De priester hoorde drie arbeiders, die aan een fonteintje hun -handen kwamen wasschen, praten. Zijn aandacht werd onmiddellijk -geboeid, toen hij een van hen een ander Toussaint en den derde Charles -hoorde noemen. Dat waren vader en zoon. Toussaint was een gezette man -met breede schouders en pezige armen, wien men zijn vijftig jaar pas -aanzag, wanneer men naar zijn rond, gerimpeld, gegroefd en door het -werk weggevreten gezicht zag, dat omgeven was door een grijzenden -baard, dien hij alleen Zondags kamde. Zijn rechterarm was door de -verlamming reeds aangetast en maakte veel langzamere bewegingen. -Charles, het sprekend evenbeeld van zijn vader, had een dikke zwarte -snor en was met zijn sterke spieren, die duidelijk onder de blanke huid -te zien waren, in de volle kracht van zijn zes-en-twintig jaren. Ook -zij spraken over de bom van hôtel Duvillard, over den gevonden priem en -over Salvat, die nu door allen verdacht werd. - -“Alleen een bandiet kon zoo’n streek uithalen,” zeide Toussaint. “Ik -wil met die anarchie niets te maken hebben. Maar de bourgeois mogen wel -oppassen, anders laat men ze gewoon in de lucht vliegen. Dat gaat hen -aan; zij hebben het zelf gewild.” - -Op den bodem van die onverschilligheid lag een lang verleden van -ellende en onrechtvaardigheid. De oude man had alle hoop opgegeven, was -het strijden moede; wat hem betrof, mocht de wereld, waarin honger den -ouden, lam geworden werkman dreigde, ten gronde gaan. - -“Ik heb die anarchisten nog al eens hooren praten,” zeide Charles; “en -ze zeggen waarachtig dikwijls zeer ware en verstandige dingen... Kijk -eens vader, jij werkt nu al meer dan dertig jaar—en is het nu niet -afschuwelijk, dat het heel goed mogelijk is, dat je, zoodra je ziek -bent, als een uitgeknepen citroen weggegooid wordt. En wanneer ik -bedenk, dat het met mij precies eender gaan kan... Verdomme, als dat -alle menschen gelukkig maken kan, dan heb ik bliksems veel lust met hun -omverwerpen van de maatschappij mede te doen.” - -Uit zijn woorden sprak niet de heilige hartstocht, maar slechts de -zucht om een beter leven te hebben; de kazerne had hem reeds -gedeclasseerd en uit zijn verplichten diensttijd had hij een -voorstelling van gelijkheid, van den strijd om het bestaan, een drang -om het hem wettig toekomend deel van het genot te nemen, medegebracht. -Het was de onvermijdelijke stap van de eene generatie naar de andere: -de vader, teleurgesteld in zijn verwachting van de broederrepubliek, -was sceptisch en vol minachting voor alles geworden; de zoon, na het -schijnbare bankroet der vrijheid voor het geweld gewonnen, stond op het -punt zich bij het nieuwe geloof aan te sluiten. - -Maar toen de derde, een brave kerel, boos werd en schreeuwde, dat men -Salvat, als hij het gedaan had, onmiddellijk zonder vorm van proces -naar de guillotine moest sturen, gaf Toussaint hem ten slotte gelijk. - -“Ja zeker, ik vind het ook, ook al is hij met een zuster van me -getrouwd... Maar toch zou het me sterk verwonderen, als hij het gedaan -had... Hij is niet slecht, hij zou geen vlieg kwaad doen.” - -“Wat zal ik je zeggen?” merkte Charles op. “Wanneer ze je tot het -uiterste drijven, dan wordt je woedend.” - -Alle drie hadden zich flink gewasschen; Toussaint, die den patroon -gezien had, bleef op hem wachten, om hem een voorschot te vragen. -Toevallig ging Grandidier, na Pierre hartelijk de hand gedrukt te -hebben, zelf naar den ouden werkman, dien hij hoogachtte, toe. Hij -luisterde naar hem en gaf hem op een kaartje een paar woorden voor den -kassier mede, hoewel hij zeer sterk tegen het voorschotsysteem gekant -was. De arbeiders voelden geen sympathie voor hem; hielden hem, ondanks -zijn werkelijke goedheid, voor hardvochtig, omdat hij meende zijn -positie als patroon krachtig te moeten verdedigen en in niets toe te -kunnen geven, als hij zichzelf niet ten gronde wilde richten. Hoe kan -men, waar de concurrentie zoo fel is en het kapitalistische stelsel een -zoo vreeselijken strijd noodzakelijk maakt, zelfs de gerechtvaardigde -eischen van den arbeider inwilligen? - -Een diep medelijden greep Pierre aan, toen hij, na met Thomas eerst nog -precies afgesproken te hebben, wat hij zijn vader antwoorden zou, -Grandidier in de richting zag gaan van het gesloten paviljoen, waar hem -het vreeselijke drama van zijn hart wachtte. Was er onder de armen, die -van honger stierven, onder de arbeiders, onder de door den arbeid -overwonnenen, die hem vervloekten en benijdden, één, die ongelukkiger -en beklagenswaardiger was? - -Toen Pierre weer op straat kwam, zag hij daar tot zijn verwondering -madame Toussaint en madame Théodore nog staan met de kleine Céline. Nog -steeds wachtten zij op Toussaint, die eindelijk, gelukkig met zijn -voorschot, naar buiten kwam. Dadelijk vertelde hij madame Théodore de -geschiedenis van den priem en zeide, dat hij, evenals trouwens al zijn -kameraden, van meening was, dat Salvat dien aanslag wel gepleegd kon -hebben. Zij werd heel bleek en protesteerde er tegen, zonder te laten -merken wat zij wist of wat zij vermoedde. - -“Ik zeg je nogmaals, dat ik hem niet meer gezien heb. Hij moet ergens -in België zijn. Hij een bom gooien? En je zegt zelf, dat hij te goed is -en dat hij geen vlieg kwaad zou doen.” - -Toen Pierre met de tram naar Neuilly terugging, verzonk hij in een diep -gepeins. De drukte van de arbeiderswijk, het gedreun van de machine -klonk nog in zijn ooren. En voor de eerste maal, sedert hij zoo door -zijn zieleangst gefolterd werd, werd hem de noodzakelijkheid van den -arbeid duidelijk als een noodlot, dat zich openbaarde als gezondheid en -kracht. Hier ontdekte hij eindelijk een vasten bodem, dat was de -kracht, die staande houdt en redt. Was dat het eerste glanzen van een -nieuw geloof? Maar welk een hoon! Deze onzekere, hopelooze arbeid -leidde tot de eeuwige onrechtvaardigheid! Steeds loerde de ellende op -den arbeider, wurgde hem bij de minste werkeloosheid en slingerde hem, -zoodra de ouderdom kwam, als een gecrepeerden hond in de goot! - -Te Neuilly vond Pierre Bertheroy aan het bed van Guillaume. De oude -geleerde had hem juist verbonden en scheen nog niet geheel gerust -omtrent de complicaties, die de wond zou kunnen veroorzaken. - -“Maar je houdt je ook niet kalm. Ik vind je altijd in een opgewonden -koortsachtigen toestand, die fataal voor je is. Heusch je moet je -rustig houden, jongen, en je door niets laten kwellen.” - -Een paar minuten later zeide hij, voor hij wegging: - -“Stel je voor, dat ze me naar aanleiding van die bom in de rue -Godot-de-Mauroy zijn komen interviewen. Die journalisten verbeelden -zich, dat je alles weet. Ik heb hem geantwoord, dat het heel -vriendelijk van hem zou zijn als hij zelf mij een paar inlichtingen -over de gebruikte springstof gaf... Dat is waar ook, ik geef morgen in -mijn laboratorium een college over explosiemiddelen. Kom jij ook -luisteren, Pierre, dan kon je het aan Guillaume oververtellen; hij zal -het wel interessant vinden.” - -Op een wenk van zijn broer nam Pierre de uitnoodiging aan. Toen zij -weer alleen waren en Pierre hem verteld had, dat Salvat verdacht werd -en de rechter van instructie op het goede spoor was, werd Guillaume -opnieuw door een hevige koorts aangegrepen. Zijn hoofd viel op het -kussen en met gesloten oogen stamelde hij als in een nachtmerrie: - -“Dat is het einde... Salvat gearresteerd—Salvat ondervraagd... Zooveel -werk, zooveel hooge verwachtingen... alles weg!” - - - - -IV. - -Om half twee was Pierre in de rue d’Ulm, waar Bertheroy een vrij groot -huis bewoonde, dat de Staat hem gegeven had, om er een laboratorium in -te richten. De geheele eerste etage was verbouwd tot een groote zaal, -waarin de beroemde scheikundige meermalen een beperkt aantal leerlingen -en bewonderaars ontving, voor wie hij voordrachten hield, proeven deed -en een uiteenzetting gaf van zijn nieuwe ontdekkingen en theorieën. - -Bij zulke gelegenheden werden enkele stoelen gezet voor de lange, -massieve, met flesschen en toestellen overvulde tafel. Daarachter stond -de oven, terwijl met glazen fleschjes en allerlei modellen gevulde -vitrines om het vertrek heen liepen. De stoelen waren reeds ingenomen, -hoofdzakelijk door collega’s van den geleerde, enkele jongelieden, -zelfs dames en journalisten. Er heerschte een familiare toon, er werd -met den meester gesproken, als ware men bij hem thuis. - -Zoodra Bertheroy Pierre zag, ging hij naar hem toe, drukte hem -vriendschappelijk de hand en bracht hem naar de tafel, om hem een -plaatsje te geven naast François Froment, die reeds eerder gekomen was. -De jonge man was nu bijna aan het einde van het derde jaar aan de École -Normale, die vlak in de buurt was, zoodat hij maar een paar stappen -behoefde te doen, om bij zijn meester te komen, den man, dien hij -eerbiedig als het grootste genie van dien tijd beschouwde. Pierre was -zeer ingenomen met die ontmoeting, want de flinke jongen met zijn -levendige oogen in zijn hoog, intellectueel gezicht had na zijn bezoek -aan Montmartre een zeer prettigen indruk bij hem achtergelaten. De -jonge man begroette met de oprechte expansie der jeugd zijn oom -hartelijk, blij tevens weer iets van zijn vader te hooren. - -Bertheroy begon. Hij sprak familiaar, heel eenvoudig en met gelukkige -woordvondsten. Eerst gaf hij een résumé van de reeds door hem gedane -onderzoekingen over en proeven met springstoffen. Lachend vertelde hij, -dat hij meermalen bommen onder handen had, om de geheele wijk in de -lucht te laten vliegen. Maar hij stelde zijn gehoor gerust; hij was -voorzichtig. Ten slotte sprak hij over de bom van de rue -Godot-de-Mauroy, waarover geheel Parijs sedert enkele dagen sprak. De -overblijfselen waren nauwkeurig onderzocht door deskundigen, en ook hem -had men een stuk gebracht, om er zijn meening over te zeggen. De bom -scheen van een tamelijk slecht maaksel; zij was met stukjes ijzer -geladen en met een lont van kinderlijke constructie voorzien. Het -buitengewone was de vreeselijke kracht van de binnenpatroon, welke, hoe -klein zij ook geweest moest zijn, die verschrikkelijke uitwerking gehad -had. Men vroeg zich af welke een onberekenbare vernielingskracht men -krijgen zou, als die lading vertien- of verhonderdvoudigd werd. - -Hier begon de moeilijkheid: zoodra men over samenstelling van de -gebruikte springstof redeneerde, werd het probleem door de discussies -verward. Van de drie deskundigen beweerde de een, dat het eenvoudig -dynamiet was, terwijl de beide anderen—zonder het onderling eens te -zijn—aan een mengsel geloofden. Wat hem betreft, hij had, heel -bescheiden, zijn meening niet willen zeggen, de brokstukken, die men -hem voorgelegd had, hadden te weinig sporen behouden dan dat hij ze aan -een analyse had kunnen onderwerpen. Hij wist niets, kon geen conclusie -geven. Maar het was zijn overtuiging, dat men hier te doen had niet een -nieuw explosiemiddel, welks kracht alles wat men tot nu toe gevonden -had, overtrof. Hij vermoedde, dat de een of andere onbekende geleerde -of wel een van die naïeve uitvinders, welke een gelukkige hand bezaten, -in het geheim de formule van dit explosiemiddel ontdekt had. En hier -wilde hij juist op neerkomen, op de talrijke, nog onbekende -springstoffen, op de binnenkort te verwachten ontdekkingen, die hij -voorzag. Hij wees zelfs den weg aan, dien men betreden moest. Volgens -zijn oordeel lag daarin de toekomst. Dan zeide hij in een uitgewerkte, -prachtige peroratie, dat men tot nog toe de explosiemiddelen onteerd -had door ze te gebruiken, om op dolzinnige wijze zijn wraak te koelen -en verwoestingen aan te richten, terwijl er misschien juist de door de -wetenschap gezochte bevrijdende kracht in lag, de hefboom, die de -wereld omhoog heffen en veranderen zou, zoodra men ze getemd en ertoe -beperkt zou hebben, om niets anders te zijn dan de gehoorzame dienaren -des menschen. - -Gedurende deze geheele, nauwelijks anderhalf uur lange voordracht -voelde Pierre, hoe François, die naast hem zat, bij het zien van de -wijde horizonten, die de meester opende, beefde en in geestdrift -geraakte. Hem zelf had de voordracht buitengewoon geïnteresseerd, want -hij moest of hij wilde of niet sommige toespelingen begrijpen en zekere -betrekkingen tusschen hetgeen hij gehoord had en dat wat de angst van -Guillaume hem verraden had—het geheim, dat deze zoo bang was -prijsgegeven te zien aan den rechter van instructie—voelen. Toen hij, -alvorens met François weg te gaan, Bertheroy de hand ging drukken, -zeide hij dan ook met een bepaalde bedoeling: - -“Het zal Guillaume wel spijten, dat hij u deze wondermooie denkbeelden -niet heeft hooren ontwikkelen.” - -“Kom, kom!” zeide de geleerde glimlachend. “Resumeer jij maar voor hem -wat ik gezegd heb. Hij zal het best begrijpen, want hij weet er meer -van dan ik.” - -François, die in tegenwoordigheid van den beroemden geleerde als een -eerbiedig leerling het zwijgen bewaard had, kon, toen zij samen een -paar passen op straat gedaan hadden, zich niet weerhouden te zeggen: - -“Hoe jammer toch dat een man met een zoo breed inzicht, bevrijd van -alle bijgeloof en voor geen waarheid terugdeinzend, zich heeft laten -classificeeren, etiquetteeren en opsluiten in titels en Academies! Wat -zouden wij nog meer van hem houden, als hij minder van de staatsruif at -en zijn ledematen niet zoo door grootkruisen gebonden waren!” - -“Wat zal ik je daarvan zeggen?” zeide Pierre verzoenend. “Je moet nu -eenmaal leven! En trouwens ik geloof, dat hij in den grond der zaak van -dat alles vrij is!” - -Daar zij bij de École Normale waren, bleef Pierre, die dacht, dat de -jonge man daarheen terug moest, staan. Maar deze keek slechts even naar -het oude gebouw. - -“Neen, neen, het is Donderdag, ik ben vrij... We hebben veel vrij, -eigenlijk te veel. Niet, dat ik het niet prettig vind, want daardoor -ben ik in staat dikwijls naar Montmartre te gaan en daar aan mijn oude -tafel te werken. Dáár alleen voel ik mijn hersens heelemaal vrij en -helder.” - -François, die zoowel tot de École Polytechnique als tot de École -Normale toegelaten was, had deze laatste gekozen en was in de -wetenschappelijke afdeeling ingeschreven. Zijn vader wilde, dat hij een -beroep en wel dat van onderwijzer koos; later zou het hem, wanneer de -omstandigheden dat veroorloofden, vrijstaan onafhankelijk te blijven en -zich alleen met zijn studies bezig te houden. Hoewel nog heel jong, was -hij nu reeds bijna aan het eind van zijn derde jaar en bereidde hij -zich voor voor zijn laatste examen, dat thans al zijn tijd in beslag -nam. Hij gunde zich geen andere rust dan zijn bezoeken aan Montmartre -en lange wandelingen in den Jardin du Luxembourg. - -Werktuigelijk ging François ook nu weer naar dien tuin, waarheen Pierre -hem al pratend volgde. Het was een lente-zachte Februarimiddag, waarop -een bleeke zon op de nog zwarte boomen scheen, een van die eerste mooie -dagen, welke de kleine groene puntjes der seringen doen ontspruiten. -Het gesprek liep over de École Normale. - -“Ik moet je eerlijk zeggen,” zeide Pierre, “dat ik den heelen opzet -daarvan niet gelukkig vind. Zeker er wordt uitstekend werk geleverd, en -het eenige middel, om goede leerkrachten te vormen, bestaat blijkbaar -daarin, dat men ze volpropt met al de vereischte kennis. Maar de -verkeerde kant der zaak is, dat niet allen, die voor het onderwijs -opgeleid worden, onderwijzers worden. Velen verstrooien zich over de -wereld, gaan in de journalistiek, doen niets anders dan de kunst, de -litteratuur en de maatschappij bedillen. En die zijn feitelijk -onverdragelijk... Nadat zij eerst slechts bij Voltaire gezworen hebben, -wenden zij zich eensklaps tot het spiritualisme, de mystiek, de laatste -mode der salons. Het dilettantisme en het kosmopolitisme werpen verder -nog een duit in het zakje. Sedert het vaste geloof aan de wetenschap -iets ruws en onelegants geworden is, meenen zij de professorale toga -uit te trekken door een beminlijken twijfel, een opzettelijke -onwetendheid, een aangeleerde onnoozelheid te huichelen. Hun grootste -vrees is naar de École te ruiken; zij zijn op en top Parijzenaars en -nemen, louter om te behagen het air van jonge gedresseerde beren aan. -Vandaar die sarcastische pijlen, die zij op de wetenschap -afschieten—zij, die er aanspraak op maken, alles te weten en die, omdat -het zoo voornaam lijkt, terugkeeren tot het geloof der eenvoudigen, tot -het naïeve en lieflijke idealisme van Jezus in de kribbe.” - -“Het portret is een beetje overdreven, maar het is zoo, het is zoo,” -lachte François. - -“Ik heb er verscheidene zoo gekend,” ging Pierre, die zich opwond en in -geestdrift geraakte, voort. “En bij allen heb ik dien angst -teruggevonden, om voor onnoozel aangezien te worden, een angst, die -uitloopt op de reactie tegen alle inspanning, tegen al het werk der -eeuw: tot afkeer van de vrijheid, tot wantrouwen tegenover de -wetenschap, tot het loochenen der toekomst. Mijnheer Homais [5] is voor -hen het toppunt van het belachelijke; de vrees, om op hem te gelijken -drijft hen ertoe niets te gelooven of slechts het ongelooflijke te -gelooven. Nu is mijnheer Homais ongetwijfeld belachelijk, maar hij -blijft tenminste op vasten bodem. En waarom zou hij den eerbied voor -het oordeel der wereld niet trotseeren en zelfs waarheden als koeien -zeggen, terwijl zooveel anderen dien trotseeren—ja zich zelfs daarop -beroemen—door neer te knielen voor het absurde? Al is het banaal -geworden, om te zeggen, dat tweemaal twee vier is, daarom blijft het -toch vier. En dat te zeggen is nog minder dwaas en krankzinnig dan -bijvoorbeeld aan de wonderen van Lourdes gelooven.” - -Verwonderd keek François den priester aan. Deze bemerkte het en hield -zich wat in. Maar toch braken zich wanhoop en woede baan, wanneer hij -sprak over de intellectueele jeugd, zooals hij zich die in zijn aanval -van vertwijfeling voorstelde. Zooals hij daar in die wijk der ellende -medelijden gehad had met de van honger stervende arbeiders, zoo was hij -hier vol van een smartvolle verachting voor de jonge geesten, aan wie -het tegenover de wetenschap aan moed ontbrak, die tot den troost van -een leugenachtig spiritualisme, tot de belofte van een eeuwig geluk in -den gewenschten, uitbundig geprezen dood terugkeerden. Was de laffe -gedachte het leven niet ter wille van het leven zelf, ter wille van den -eenvoudigen plicht om te bestaan en zijn krachten te geven, niet de -moord zelf op het leven? Steeds vormt het Ik het middelpunt, steeds -eischt het individu gelukkig te zijn door zich en in zich. O, hoe -wanhopig stemde het hem te moeten gelooven, dat deze jeugd, van wie hij -gedroomd had, dat zij dapper de taak aanvaardt de waarheid steeds meer -tegemoet te gaan, dat zij het verleden slechts bestudeerde, om zich van -haar te bevrijden en de toekomst tegen te gaan, hoe wanhopig stemde het -hem te moeten gelooven, dat hij haar uit uitputting en traagheid en -misschien ook ten gevolge van de overspanning van een ten einde -spoedende, door menschenarbeid overladen eeuw in metaphysische -dubbelzinnigheden zou zien terugvallen. - -François begon weer te glimlachen. - -“Maar u vergist u, als u denkt, dat wij allen op de École zoo zijn... U -schijnt slechts de leerlingen der litteraire afdeeling te kennen en u -zoudt ongetwijfeld van meening veranderen, als u die der -natuurwetenschappelijke afdeeling leerde kennen... Het is ongetwijfeld -waar, dat bij onze litteraire kameraden een reactie tegen dat -positivisme duidelijk merkbaar is, dat het denkbeeld van het beruchte -bankroet der wetenschap hen overal vervolgt. Dat staat natuurlijk in -verband met de leermeesters, die zij hebben, met de neo-spiritualisten -en dogmatische rhetorici, in wier handen zij gevallen zijn. En nog meer -staat het in verband met de mode, met den tijdgeest, die, zooals u zoo -juist hebt opgemerkt, wil, dat de wetenschappelijke waarheid plomp, -zonder gratie en zoo ruw is, dat zij voornamer en fijner besnaarden -geesten onaanneembaar toeschijnt. Een jongmensch, dat op eenigszins -hoogere beschaving aanspraak maakt en in den smaak vallen wil, moet -noodgedwongen aan den nieuwen geest meedoen.” - -“O, de nieuwe geest,” riep Pierre uit met een kreet, dien hij niet -onderdrukken kon; “die nieuwe geest bezit niet de onschuld van een -vluchtige mode; hij is een taktiek, en een vreeselijke taktiek, een -reactie van de duisternis tegen het licht, van de slavernij tegen de -bevrijding der geesten, tegen waarheid en gerechtigheid.” - -Toen de jonge man hem weer, steeds meer en meer verbaasd aankeek, zweeg -hij. De gestalte van monseigneur Martha was voor hem opgerezen en hij -meende te hooren, hoe deze op den kansel der Madeleine trachtte Parijs -weer te heroveren voor de Roomsche politiek, voor het zoogenaamde -neo-Katholicisme, dat van de democratie en van de wetenschap -aanvaardde, wat hij zich toeëigenen kon, om het dan te verwoesten. Dat -was de beslissende strijd, en al het vergif, dat de jeugd toegediend -werd, kwam van daar. Hij wist heel goed, welke pogingen er in de -geestelijke kweekscholen gedaan werden, om in de waanzinnige hoop -daardoor de nederlaag der wetenschap te bespoedigen, aan deze herleving -van het mysticisme mede te werken. Men zeide, dat monseigneur Martha op -de Katholieke universiteit almachtig was, dat hij zich meermalen tegen -zijn vertrouwde vrienden uitgelaten had, dat er drie generaties -geloovige en gedweeë leerlingen noodig waren, voor de Kerk weer de -souvereine meesteres van Frankrijk zou kunnen zijn. - -“Neen, wat de École Normale betreft, vergist u zich beslist,” zeide -François nogmaals. “O, zeker er zijn ongetwijfeld enkele -strenggeloovigen. Maar zelfs in de letterkundige afdeeling is de groote -meerderheid in den grond der zaak skeptisch aangelegd. Voor alles zijn -zij, hoewel zij zich daarover een beetje schamen, onderwijzers en -worden daardoor door de ironie van geëmancipeerde schoolvossen -aangestoken, en, tot oorspronkelijke scheppingen niet in staat, door -een kritischen geest verteerd. Het zou mij dan ook zeer verwonderen, -indien uit hun rangen het verwachte genie te voorschijn kwam. Het ware -te wenschen, dat een barbaarsch genie, zonder geleerdheid, zonder -kritiek, zonder overwegingen en zonder nuances, de eeuw van morgen met -bijlslagen onder een mooi opvlammen van waarheid en werkelijkheid -opensloeg. En wat mijn kameraden der natuurwetenschappelijke afdeeling -betreft, verzeker ik u, dat het neo-Katholicisme, het mysticisme, -occultisme en alle mode-phantasmagorieën op hen geen enkelen invloed -hebben. Zij denken er niet aan van de wetenschap een godsdienst te -maken, blijven zeer toegankelijk voor den twijfel, maar zijn over het -algemeen heldere en krachtige, zekerheid wenschende koppen, die zich -geheel geven aan het onderzoek, welks arbeid zich over het ontzaglijke -veld der menschelijke kennis verbreidt. Zij wankelen niet, zij blijven -overtuigde positivisten, revolutionnisten, deterministen, die van de -waarneming en de ervaring de slotoverwinning over de wereld -verwachten.” - -Hij zelf wond zich nu op en liet in de rustige, zonnige lanen van den -tuin, aan zijn geloof den vrijen loop. - -“Kent men de jeugd ooit? Het maakt je aan het lachen, wanneer men ziet -hoe alle soorten van apostelen om haar strijden, haar tot zich trekken, -haar wit of zwart of grijs noemen, al naar mate de kleur, die zij voor -den triomf van hun denkbeelden noodig hebben. De ware jeugd huist in de -scholen, in de laboratoria, in de bibliotheken. Die jeugd werkt, die -jeugd brengt de toekomst, niet de zoogenaamde jeugd der vereenigingen, -manifesten en dergelijke buitensporigheden. Natuurlijk maakt die veel -lawaai, hoort men haar slechts. Maar als u de aanhoudende pogingen, den -hartstocht eens kende van de anderen, die, opgesloten in hun taak, -zwijgen. Zoo ken ik er veel. Zij gaan mede met de eeuw, hebben geen -enkele van haar verwachtingen verworpen en schrijden -steeds—vastbesloten het werk van hun voorgangers voort te zetten—de -nieuwe eeuw, steeds meer het licht, steeds meer de vrijheid tegemoet. -Ga met hen spreken en praat met hen over het bankroet der wetenschap! -Zij zullen de schouders ophalen, want zij weten heel goed, dat de -wetenschap nooit de harten meer ontvlamd, nooit wonderdadiger -veroveringen gemaakt heeft. Laat men de scholen, de laboratoria, de -bibliotheken sluiten, den maatschappelijken bodem geheel veranderen—dan -eerst zou men kunnen vreezen, dat de dwaling weer opnieuw opschoot, de -dwaling, die zoo zoet is voor zwakke harten en bekrompen hersens!” - -Maar zijn mooie geestdrift werd onderbroken. Een groote, blonde jonge -man bleef staan, om François de hand te drukken. Tot zijn verbazing zag -Pierre, dat het de zoon van baron Duvillard, Hyacinthe, was, die hem -overigens zeer correct groette. De jongelieden tutoyeerden elkaar. - -“Wat, jij in onze oude wijk, in de provincie?” - -“Ja, ik moet achter het Observatorium, bij Jonas, zijn... Ken je Jonas -niet? God, een geniaal beeldhouwer, die er bijna in geslaagd is de -materie te onderdrukken. Hij heeft “De Vrouw” gemodelleerd, niet langer -dan een vinger—niets dan ziel, zonder de ignobele gemeenheid der -vormen, en toch geheel de Vrouw in haar essentieel symbool. Het is -grootsch, het is verpletterend. Het is een schoonheidsleer, een -godsdienst!” - -François keek hem glimlachend aan. De lange, nauwsluitende jas en zijn -opgemaakt gezicht met het gesoigneerde hoofd- en baardhaar gaven hem -geheel het uiterlijk van een hermaphrodiet. - -“En jij? Ik dacht, dat je aan het werk was, dat je eerstdaags een -gedicht zou publiceeren?” - -“Och, beste kerel, het scheppen kost mij zooveel moeite! Een vers kost -mij weken... Ja, ik heb een klein gedichtje gemaakt: Het einde der -Vrouw. Je ziet, dat ik niet zoo exclusief ben als men wel zegt, want ik -bewonder Jonas, die nog aan de noodzakelijkheid van het bestaan der -Vrouw gelooft. Zijn excuus is die ruwe, materieele beeldhouwkunst! Maar -lieve hemel, wat heeft men in de poëzie de Vrouw misbruikt! Wordt het -heusch geen tijd haar daaruit te verjagen, om den tempel eindelijk eens -te reinigen van het vuil, waarmede haar gebreken als vrouw haar -bezoedeld hebben? Hoe walgelijk is die vruchtbaarheid, het moederschap -en al wat erbij komt! Als we allen rein en fijngevoelig genoeg waren, -om er geen een meer aan te raken, en ze allen onvruchtbaar zouden -sterven! Dat zou tenminste een fatsoenlijk einde zijn, niet waar?” - -En met deze woorden, die hij op zijn gewone, kwijnende manier gezegd -had, ging hij heupwiegelend verder. - -“Ken je hem?” vroeg Pierre. - -“Ja, ik heb op het Lyceum Condorcet alle klassen met hem doorloopen. -Een zeldzaam grappig type! Een luilak, die tot in zijn dassen toe -geurde met de millioenen van zijn vader en zich aanstelde, alsof hij er -zijn neus voor optrok; hij poseerde als een revolutionnair en zeide, -dat hij de bom, die de wereld in de lucht zou laten vliegen, met zijn -sigaret aansteken zou. Schopenhauer, Nietzsche, Tolstoi en Ibsen -vereenigd! En nu ziet u wat er van hem geworden is: een zieke en een -hansworst!” - -“Het is een verschrikkelijk symptoom, dat juist de zonen der gelukkigen -en bevoorrechten uit verveling en moeheid ten gevolge van de -aanstekelijke vernielingswoede, het slooperswerk beginnen willen.” - -François was doorgeloopen tot den vijver, waarin kinderen een heel -eskader bootjes lieten varen. - -“Dit is nu nog maar een hansworst... Maar hoe kan men deze mystiek, -deze herleving van het spiritualisme, welke door de doctrinairen van -het beruchte bankroet der wetenschap gepropageerd wordt, werkelijk als -ernst beschouwen, wanneer men ziet hoe het na een zeer korte evolutie -uitloopt op dergelijke dolzinnigheden in litteratuur en kunst? Enkele -jaren van invloed zijn voldoende geweest en het satanisme, het -occultisme en al dergelijke afdwalingen staan in vollen bloei—afgezien -er nog van, dat Sodom en Gomorrha, naar het heet, zich met het nieuwe -Rome verzoend hebben. Aan de vruchten kent men den boom, niet waar? En -lijkt het niet, alsof wij in plaats van getuige te zijn van een -renaissance, van een het verleden terugbrengende, diepe sociale -beweging, eenvoudig een voorbijgaande reactie, die door heel wat -oorzaken verklaard kan worden, bijwonen? De oude wereld wil niet -sterven, verzet zich in een laatste stuiptrekking en schijnt voor een -uur weer te herleven, alvorens door den buiten zijn oevers getreden -stroom der menschelijke kennis, die steeds grooter golven vormt, -meegesleurd te worden. Dat is de toekomst, dat is de nieuwe wereld, die -de ware jeugd zal wekken—de jeugd, die werkt, die men niet kent, die -men niet hoort... Maar luister eens scherp toe, misschien zult u haar -dan hooren, want wij zijn hier in haar woning: de groote stilte, die -ons omgeeft, is het gevolg van den vlijt der vele jonge koppen, die -zich over de werktafel, het boek, de geschreven bladzijde buigen en de -waarheid dagelijks meer veroveren.” - -Met een breed gebaar wees François aan de andere zijde van den Jardin -du Luxembourg naar de instituten, de lycea, de hoogescholen, de -juridische en geneeskundige faculteit, het Institut met zijn vijf -Académies, de tallooze bibliotheken en musea, het geheele gebied van -den intellectueelen arbeid, dat een reusachtig veld van het onmetelijke -Parijs uitmaakt. Pierre was bewogen, werd in zijn loochening geschokt. -Hij meende inderdaad uit de schoollokalen, uit de sectiekamers, uit de -laboratoria, uit de bibliotheken, uit de studeerkamers zelfs, het -geweldige, doffe geluid van den arbeid van al die druk bezige hersens -te hooren. Het was niet het stootende, ademlooze sidderen, het -lawaaiige dreunen der fabrieken, waarin het handwerk zich aftobt en -prikkelt. Maar ook hier klonk de zucht even mat, was de inspanning even -moorddadig, de vermoeiende arbeid even vruchtbaar. Was het dus waar, -dat de intellectueele jeugd steeds in haar zwijgende smidse staat, geen -enkele hoop laat varen, geen verovering opgeeft en in volle vrijheid -van geest de waarheid en gerechtigheid van morgen met de onoverwinlijke -hamers van waarneming en ervaring smeedt? - -François keek op de klok van het Paleis van Justitie. - -“Ik ga naar Montmartre. Loopt u nog een eind mede?” - -Pierre nam de uitnoodiging aan, te meer daar de jonge man eraan -toevoegde, dat hij eerst zijn broer Antoine in het Musée du Louvre -halen wilde. Op den helderen namiddag heerschte in de bijna ledige -zalen der schilderijengalerij, wanneer men van de lawaaierige en drukke -straten komt, een warme, voorname rust. Er waren slechts copiisten, die -in een diepe, slechts door de stappen van enkele ronddwalende -vreemdelingen gestoorde stilte werkten. Antoine zat aan het einde der -Primitievenzaal, waar hij met iets als vrome toewijding een studie naar -Mantegna teekende. Maar bij die Primitieven wekte niet de mystiek, de -ideëele vlucht, welke de mode erin ziet, zijn hartstocht op, maar -integendeel—en wel met volle recht—de oprechtheid der naïeve realisten, -hun bescheiden eerbied voor de natuur, de tot in de kleinste -bijzonderheid afdalende eerlijkheid, waarmede zij haar zoo getrouw -mogelijk trachtten weer te geven. Heele dagen lang was hij ijverig -bezig ze te copieeren, ze te bestudeeren, om van hen de strengheid van -teekening, de hooge oorspronkelijkheid, die zij aan hun oprechtheid van -eerlijke kunstenaars te danken hebben, te leeren kennen. - -Pierre werd door de reine vlam, welke dit ingespannen werken in de -lichtblauwe oogen van Antoine gebracht had, getroffen. Het gewoonlijk -in zacht gepeins verzonken gelaat van den blonden kolos was als verhit -en gloeide koortsachtig; het hooge torenvormige voorhoofd, dat hij van -zijn vader geërfd had, maakte den indruk van een citadel, die ten volle -gewapend was voor de verovering der waarheid en der schoonheid. De -geheele geschiedenis van den achttienjarige bestond hierin: in zijn -derde studiejaar had een weerzin tegen de klassieke studiën zich van -hem meester gemaakt, zijn hartstocht voor het teekenen bracht zijn -vader ertoe hem van het lyceum te nemen, waar hij absoluut geen -vorderingen maakte; daarna bracht hij zijn dagen door, om zichzelf te -zoeken, om de diepe oorspronkelijkheid, waarvan het gebiedende -bewustzijn zoo luid in hem gesproken had, in zichzelf los te maken. Hij -had het met kopergravures en met etsen geprobeerd. Maar al heel gauw -was hij teruggekeerd tot de houtsnede en bleef daarbij, -niettegenstaande deze, door de industrieele procedé’s verlaagd, in -discrediet geraakt was. Was hier niet een geheele kunst te verbreeden, -haar nieuw leven te schenken? - -Hij droomde ervan zijn eigen teekeningen in hout te snijden, het brein -te zijn, dat leven verwekte, en de hand, die uitvoerde, om nieuwe -uitwerkingen van goede kracht van visie en uitdrukking te verkrijgen. -Om zijn vader, die eischte, dat al zijn zoons een beroep zouden -uitoefenen, te gehoorzamen, verdiende hij zijn dagelijksch brood door -houtsneden voor geïllustreerde bladen te maken. Maar naast dit gewone -werk had hij reeds eenige platen van buitengewoon krachtige en -levensware uitdrukking gemaakt: copieën naar de werkelijkheid, -tooneelen uit het dagelijksch leven, die een voor een zoo jongen man -verbijsterend meesterschap verrieden. - -“Wil je dat in hout snijden?” vroeg François, toen zijn broeder de -copie weer in zijn portefeuille deed. - -“Neen, dit is maar een les, om bescheiden en eerlijk te leeren zijn. -Het tegenwoordige leven is zoo heel anders.” - -Op straat begon Antoine tegen Pierre, die voor de broers een steeds -grootere sympathie voor zich voelde opkomen, over zijn kunstdroom te -spreken. - -“De kleur is een macht, een hooge bekoring; men kan zeggen, dat zonder -haar geen volkomen levenswaarheid bestaat. Toch—en dat is vreemd—is zij -voor mijniet onontbeerlijk. Het is mij alsof ik met wit en zwart het -leven even krachtig, even beslist kan weergeven; ik verbeeld mij zelfs, -dat ik zulks zonder de bedriegelijke huichelarij der kleuren nog -ernstiger, nog essentieeler maken kan... Maar welk een taak. Kijk eens -naar het groote Parijs, dat wij doorgaan! Ik zou het tegenwoordige -oogenblik in enkele tooneelen, in enkele typen willen vastleggen, die -als het ware eeuwige getuigen zouden kunnen zijn. En dat zou ik heel -nauwkeurig, heel naïef willen doen, want de uitdrukking der eeuwigheid -ligt slechts in de eenvoudige onschuld van den kunstenaar, die -deemoedig en geloovig tegenover de altijd mooie natuur staat. Ik heb al -een paar figuren, ik zal ze u laten zien... O, als ik het zou durven -wagen het hout onmiddellijk met de graveerstift aan te grijpen, zonder -eerst mijn hartstocht door het teekenen af te korten! - -“Trouwens ik maak alleen maar een potloodschets; de stift kan dan nog -gelukkige invallen, onverwachte kracht en fijnheden uitvoeren. Vandaar -dat de teekenaar en de graveur in mij slechts één persoon vormen, -zoodat ik alleen maar mijn houtsneden uitvoeren kan. De teekeningen -zouden, wanneer zij door een ander gesneden werden, zonder leven zijn. -Wanneer men een schepper van wezens is, ontspringt het leven evenzeer -uit de vingers als uit de hersenen.” - -Toen zij met hun drieën beneden aan den Montmartre-heuvel waren en -Pierre met de tram naar Neuilly terug wilde gaan, vroeg Antoine, in -wien de hartstocht koortsachtig brandde, of hij den beeldhouwer Jahan -kende, die voor den Sacré-Cœur werkte. En op Pierre’s ontkennend -antwoord: - -“Ga u dan een oogenblik mee naar boven; het is een jongen met een -groote toekomst. U moet het ontwerp van een engel, dat zij geweigerd -hebben, eens zien.” - -Toen ook François dezen engel prees, besloot de priester mede te gaan. -Jahan had boven op den heuvel, onder de door den bouw van de Basilica -noodzakelijk geworden barakken in een loods een atelier kunnen -inrichten, dat groot genoeg was om daarin den reusachtigen engel uit te -voeren. De drie bezoekers troffen hem aan in zijn werkkiel, terwijl hij -toezicht hield op het werk van zijn twee helpers; zij waren bezig het -blok steen, waaruit de engel ontstaan moest, af te houwen. Jahan was -een flinke kerel van zes-en-dertig jaar met een grooten, bruinen baard, -een sterken, gezonden mond en mooie, schitterende oogen. Hij was een -geboren Parijzenaar, had de École Normale bezocht en bezat een -hartstochtelijk temperament dat hem voortdurend onaangenaamheden -bezorgde. - -“Zoo, komt u naar mijn engel zien, waarvan men in het -aartsbisschoppelijk paleis niets weten wil. Daar is hij.” - -Het een meter hooge beeld, waarvan de klei reeds aan het drogen was, -bezat een prachtige vlucht met zijn twee groote ontplooide vleugels. -Het naakte lichaam was dat van een slanken, krachtigen jongeling met -een van vreugde stralend gezicht en scheen als door verrukking omhoog -gedragen te worden. - -“Zij vonden mijn engel te menschelijk. En waarachtig, zij hadden -gelijk... Een engel is het moeilijkste wat men zich denken kan. Je -weifelt reeds omtrent het geslacht—is het een jongen of een meisje? -Wanneer bovendien het geloof ontbreekt, dan moet men wel het eerste het -beste model nemen en copieeren... Toen ik dezen maakte, trachtte ik mij -een mooi kind voor te stellen, waaraan vleugels groeiden en dat door de -bedwelming der vlucht in de vreugde der zon omhoog gedragen wordt. Dat -heeft hun aanstoot gegeven, zij hebben iets godsdienstigers gewild en -toen heb ik dat prutswerk daar gemaakt. Je moet toch leven.” - -Met een handgebaar wees hij op een andere maquette, aan de uitvoering -waarvan zijn helpers juist begonnen waren: een correcten engel met -symmetrischen ganzevleugels, een lichaam, dat noch op een jongen, noch -op een meisje geleek, en een banalen kop, welke de door de traditie -voorgeschreven onnoozele uitdrukking toonde. - -“Wat zal ik je zeggen?” ging hij voort. “Die geheele kerkelijke kunst -is tot de afschuwelijkste banaliteit vervallen. Men gelooft niet meer, -men bouwt kerken als kazernes, men versiert ze met Onze Lieve Heeren en -Madonna’s, waar je bij zoudt kunnen huilen. Het genie kan slechts -opbloeien uit den socialen bodem; de groote kunstenaar kan slechts -voortkomen uit het geloof van zijn eeuw... Zoo ben ik bijvoorbeeld de -kleinzoon van een boer uit Beauce en opgegroeid bij mijn vader, die -naar Parijs gekomen is, om zich in de rue de la Roquette als -marmerbewerker te vestigen. Ik zelf ben ook als werkman begonnen, mijn -geheele jeugd heb ik onder het volk doorgebracht, zonder dat ook maar -het denkbeeld bij mij opgekomen is een voet in de kerk te zetten... Wat -moet er van de kunst worden in een tijd, die niet meer aan God noch aan -de schoonheid gelooft? Men moet wel overgaan tot het nieuwe geloof, en -dat is het geloof in het leven, in den arbeid, in de vruchtbaarheid, -aan alles wat werk en leven schept...” - -Hij viel zich plotseling in de rede, om uit te roepen: - -“Zeg, ik heb weer aan mijn beeld der Vruchtbaarheid gewerkt en ik ben -er aardig tevreden over... Ga eens mee kijken!” - -Hij stond er op hen mede te nemen naar zijn eigen atelier, dat hij -dicht bij het huisje van Guillaume had. Men kwam er door de rue du -Calvaire, die straat, welke eigenlijk niet meer dan een als een ladder -zoo steile, eindelooze trap is. De deur kwam uit op een der kleine -portalen en na eenige treden bevond men zich in een groot, met -maquetten, pleisterbeelden, schetsen overvuld vertrek. Op een voetstuk -stond het beeld der Vruchtbaarheid, waaraan hij bezig was, in vochtige -doeken gewikkeld. Toen hij deze eraf genomen had, kwam zij te -voorschijn met haar krachtig ontwikkelde heupen, haar buik, waaruit een -nieuwe wereld ontstaan zou, haar door de voedende en verlossende -gezwollen boezem van echtgenoote en moeder. - -“Nou,” riep hij met een gelukkig lachje; “ik zou zoo denken, dat het -kind van deze niet zoo’n uitgemergeld en verpieterde jongen zal zijn -als de bleeke aesthetici van tegenwoordig en dat hij ook niet bang zal -zijn eveneens kinderen te maken!” - -Maar terwijl Antoine en François het beeld bewonderden, werd Pierre’s -aandacht voornamelijk in beslag genomen door een jong meisje, dat de -deur van het atelier voor hen geopend had en dadelijk daarna weer met -een vermoeid uiterlijk aan een klein tafeltje in een boek was gaan -zitten lezen. Het was Lise, Jahan’s twintig jaar jonger zusje, dat na -den dood van haar ouders bij haar broer was komen inwonen. Teer en zwak -van gezondheid, had zij een zeer zacht gezicht, dat door prachtig -aschblond haar omlijst was. Zij kon zich slechts met moeite -voortbewegen en ook haar geest was achterlijk en kinderlijk naïef -gebleven. In den beginne had haar broeder er veel verdriet over gehad, -maar thans was hij aan haar onnoozelheid gewend geraakt, en daar hij -zelf steeds druk in de weer en vol nieuwe plannen was, moest hij haar -wel wat verwaarloozen, liet hij haar als een vleiend kind in zijn huis -leven, zooals zij dat zelf verkoos. - -Pierre had opgemerkt met welk een zusterlijke geestdrift Lise Antoine -ontving. En onmiddellijk zag hij, hoe deze, toen hij Jahan met zijn -Vruchtbaarheid geluk gewenscht had, naast het jonge meisje ging zitten, -zich met haar bezig hield, haar allerlei dingen vroeg en naar het boek, -dat zij las, keek. Sedert een half jaar was er tusschen hen een reine, -teere band ontstaan. Hij kon haar van uit den tuin van zijn vader op de -place du Tertre zien door het groote glazen dak van het atelier, waarin -zij haar onschuldig meisjesleven leefde. In den beginne had zij zijn -belangstelling opgewekt, omdat hij haar daar altijd alleen, bijna -verlaten zag; later, toen hij kennis gemaakt had en haar tot zijn -verrukking zoo eenvoudig en bekoorlijk gevonden had, was het -hartstochtelijke verlangen in hem opgekomen haar door liefde tot begrip -en leven te wekken; hij wilde de geest en het hart zijn, die -bevruchten. Wat de broeder niet had kunnen zijn, werd hij voor de teere -plant, die zoozeer een zorgvuldige verpleging, zon en liefde noodig -had. Reeds was hij erin geslaagd haar te leeren lezen, een taak, -waarvoor alle onderwijzeressen teruggeschrikt waren. Zij luisterde naar -hem, begreep hem. Haar mooie heldere oogen in haar onregelmatig gelaat -werden langzamerhand door een vlam van geluk verlevendigd. Dit was het -wonder der liefde: de adem van den jongen geliefde, die zijn geheele -wezen gaf, schiep de vrouw. Weliswaar bleef haar gezondheid zoo teer, -dat men altijd bang was haar in een zachten zucht te zien verscheiden, -ook kon zij nog niet loopen, daar haar voeten te zwak waren, maar zij -was niet meer de kleine wilde, het kwijnende bloempje van de vorige -lente. - -Jahan, vol verbazing over het wonder, was naar de jonge lui gekomen. - -“Nu, doet je leerling je geen eer aan? Ze leest al heel vloeiend en -begrijpt de mooie boeken, die je voor haar medebrengt, heel goed. -Waarachtig, ze leest me tegenwoordig iederen avond voor.” - -Zij sloeg haar reine oogen op en keek Antoine met een glimlach van -oneindige dankbaarheid aan. - -“O, ik zal alles kunnen en alles doen, wat hij mij leert.” - -Allen begonnen zachtjes te lachen. Toen de drie bezoekers eindelijk -afscheid namen, bleef François voor een maquette, die tijdens het -drogen gesprongen was, staan. - -“Een mislukt ontwerp,” zeide de beeldhouwer. “Ik wou een Barmhartigheid -maken, een bestelling voor de een of andere instelling. Maar al mijn -zoeken hielp niets—wat ik vond was zoo banaal, dat ik de klei heb laten -barsten. Maar toch zal ik er weer aan dienen te beginnen.” - -Weer buiten kwam Pierre op het denkbeeld naar de basilica van den -Sacré-Cœur te gaan in de hoop daar abbé Rose te zullen aantreffen. Hij -ging dus met de twee broers de rue Gabrielle op en kwam weer op de -trappen van de rue Chappe, die zij opliepen. Toen zij boven voor de met -haar woud van stellingen in den helderen hemel oprijzende kerk kwamen, -vonden zij daar Thomas, die door de rue Lamarck, waar hij aan een -gieter een opdracht wou gaan geven, van de fabriek huiswaarts ging. - -“Wat ben ik blij,” riep hij, die gewoonlijk zoo stil en in zichzelf -gekeerd was, stralend van geluk uit. “Ik geloof, dat ik voor onzen -kleinen motor... Zeg aan vader, dat alles goed gaat en dat hij gauw -beter worden moet.” - -Bij den blijden uitroep hadden François en Antoine zich in een -plotselinge, gelijktijdige opwelling tegen hun broeder aangedrukt. Zoo -stonden zij daar alle drie tot één dappere groep vereenigd; zij hadden -slechts één hart, dat bij de gedachte, dat de vader zich verheugen, dat -een goede tijding van hen hem helpen zou weer gauw beter te worden, van -één vreugde klopte. Pierre, die ze nu kende, ze op hun waarde schatte -en van hen begon te houden, werd diep getroffen door deze drie zoo -sprekend op elkander gelijkende kolossen, die zoodra hun kinderliefde -opvlamde, zich dadelijk nauwer verwant gevoelden en zoo tot een -heldhaftige phalanx vereenigd werden. - -“U moet tegen hem zeggen, dat wij op hem wachten en dat wij op het -eerste teeken bij hem zullen zijn.” - -Alle drie drukten den priester krachtig de hand. En toen hij hen -nakeek, terwijl zij zich verwijderden in de richting van het huisje, -waarvan de tuin boven den muur van de rue Saint-Eleuthère zichtbaar -was, meende hij een fijne silhouette, een blank, door de zon bestraald -gezichtje onder een zwarte haarkroon te onderscheiden, ongetwijfeld -Marie, die naar het uitloopen der seringen keek. - -Onbeweeglijk bleef Pierre op dezelfde plaats staan. De meest -tegenstrijdige gevoelens en gedachten maakten zich van hem meester en -maakten hem zoo verward, dat het hem onmogelijk was duidelijk in -zichzelf te lezen. Nu wendde hij zijn blikken naar de stad. Het -onmetelijke Parijs ontrolde zich aan zijn voeten, een in het helder -rose van den lenteavond teer en doorzichtig Parijs. De eindelooze -huizenzee teekende zich heel duidelijk af, zoodat men de schoorsteenen -en de kleine, zwarte strepen der ramen bijna bij millioenen tellen kon. -In de stille lucht deden de monumenten aan voor anker liggende schepen -denken, aan een op zijn vaart tegengehouden eskader, welks lange masten -in de afscheid nemende zon glansden. Nooit nog had Pierre de groote -afdeelingen van dezen menschelijken oceaan zoo duidelijk onderscheiden: -daar beneden in het Oosten en Noorden de werkstad met de snuivende -rookende fabrieken; in het Zuiden, aan de overzijde der rivier, de -stille, rustige stad der studie en van den geestelijken arbeid. -Daarentegen heerschte de hartstocht van den handel overal, voornamelijk -echter in het centrum, terwijl in het Westen, in den langzamerhand -bloedrooden brand der ondergaande zon, de stad der gelukkigen en der -machtigen haar ophooping van paleizen uitbreidde. - -Toen voelde Pierre uit de diepte van het Niet, waarin hij door het -verlies van zijn geloof gevallen was, de heerlijke frischheid, de nog -onduidelijke komst van een nieuw geloof opstijgen. Zelfs zijn -verwachtingen zou hij niet onder woorden hebben kunnen brengen, maar -reeds te midden van de ruwe fabrieksarbeiders was het handwerk hem -ondanks de ellende en de vreeselijke onrechtvaardigheid, waartoe het -leidde, als iets noodzakelijks en verlossends toegeschenen. En zie, nu -had de intellectueele jeugd, die hij opgegeven had, die generatie van -morgen, welke naar zijn meening verdorven in de dwaling en in de -vroegere verrotting teruggevallen was, zich vol mannelijke beloften aan -hem geopenbaard, vast besloten het werk der ouderen voort te zetten en -door de wetenschap de waarheid en de gerechtigheid te veroveren. - - - - -V. - -Het was nu reeds ruim een groote maand geleden, dat Guillaume naar zijn -broer in het kleine huisje van Neuilly gevlucht was. Daar zijn pols zoo -goed als genezen was, kon hij al geruimen tijd opstaan en uren lang in -den tuin zitten. Maar hoe graag hij ook naar Montmartre terug wilde, om -de zijnen weer te zien en zijn werk weer te hervatten, toch deden de -berichten uit de couranten hem iederen ochtend zijn vertrek weer -uitstellen. De toestand bleef altijd en eeuwig dezelfde: de politie -verdacht nu Salvat, had hem een avond bij de Halles gezien, maar dan -weer uit het oog verloren: ieder oogenblik kon hij echter gearresteerd -worden. Wat zou er gebeuren; zou hij spreken, zouden nieuwe -huiszoekingen volgen? - -Een week lang hadden de couranten zich met niets anders bezig gehouden -dan met de onder de koetspoort van het hôtel Duvillard gevonden priem. -Alle Parijsche reporters hadden de fabriek Grandidier bezocht, de -arbeiders en den patroon ondervraagd, teekeningen gegeven. Sommigen -gingen zelfs zoover persoonlijk op onderzoek uit te gaan, om zelf de -hand op den schuldige te leggen. Men maakte grappen over de onmacht der -politie; er was een heele hartstocht ontstaan voor deze jacht op dien -man; de dagbladen stonden vol van de meest ongerijmde phantasieën, de -schrik verdubbelde zich, want er was met nieuwe bommen gedreigd; Parijs -zou zeker op een goeden dag in de lucht vliegen. De Voix du Peuple -verzon iederen dag een nieuw sensatieverhaal; dreigbrieven, -bedreigingen met brandstichting, wijdvertakte en duistere -samenzweringen. Nog nooit was een zoo belachelijke besmetting van -waanzin over een stad gestreken. - -Van af zijn wakker worden wachtte Guillaume met een koortsachtig -ongeduld op de couranten en beefde ieder oogenblik bij de gedachte, dat -hij de arrestatie van Salvat zou lezen. De heftige campagne, die de -bladen voerden, de domheden en de wreedheden, die hij erin vond, -brachten hem buiten zichzelf, het wachten maakte hem -zenuwachtig-overspannen. Men had het net op goed geluk af over de -geheele in den reuk van anarchie staande schaar dichtgetrokken en -verdachten gearresteerd—fatsoenlijke arbeiders en bandieten, dwepers en -nietsdoeners. Het was het vreemdsoortigste samenraapsel, dat de rechter -van instructie Amadieu in een reusachtigen bond van misdadigers -trachtte te veranderen. Op een ochtend las Guillaume zelfs zijn naam, -die genoemd werd naar aanleiding van een huiszoeking bij een talentvol -revolutionnair journalist, met wien hij bevriend was. Zijn hart klopte -van woede, maar was het niet voorzichtiger nog wat geduldig in het -kleine asyl te Neuilly te blijven, daar de politie ieder uur het huisje -in Montmartre kon binnenvallen en hem daar, als zij hem er vond, -arresteeren? - -In dezen voortdurenden angst leidden de beide broers een stil en -eenzaam leven. Ook Pierre vermeed het nu uit te gaan en bleef geheele -dagen thuis. Men was nu in het begin Mei; de vroeg ingevallen lente gaf -aan den tuin een jeugdige bekoring en een heerlijke warmte. Maar bij -voorkeur had Guillaume, zoodra hij op mocht staan, zijn tenten -opgeslagen in het vroegere, thans als een groote studeerkamer -ingerichte laboratorium van hun vader. Alle papieren en alle boeken van -den beroemden scheikundige bevonden zich daar nog, en de zoon had er -pas begonnen studies ontdekt, waarvan de opwindende lezing hem van ’s -morgens vroeg tot ’s avonds laat boeide; en zonder dat hij het zich -bewust was, verdroeg hij alleen door dat werken geduldig zijn -vrijwillige opsluiting. Ook Pierre las het grootste gedeelte van den -tijd; maar hoe dikwijls sloeg hij zijn oogen van het boek op en ging -hij geheel op in zijn overpeinzingen, in het Niet, waarin hij steeds -weer terugviel. Uren lang konden de twee broers zonder een woord te -zeggen en gehuld in een diepe stilte zoo tegenover elkaar zitten. Toch -bezaten zij het bewustzijn, de gelukkige en vertrouwen gevende -zekerheid, dat zij samen waren. Dikwijls ontmoetten hun blikken elkaar, -wisselden zij een glimlach, zonder er behoefte aan te gevoelen op een -andere wijze tegen elkaar te zeggen hoe zij weer van elkaar begonnen te -houden. De innige en warme toegenegenheid van vroeger bloeide weer in -hen op, zij voelden het oude huis van hun kindsheid, hun vader en hun -moeder in de rustige lucht, die zij inademden, herleven. De groote -glazen deur zag uit op den tuin en op Parijs, en zij ontwaakten slechts -uit hun lezen en hun lang gepeins, om, dikwijls ongerust, te luisteren -naar het verre gerommel of het luidere lawaai van de groote stad. - -Menigmaal braken zij midden in hun gesprek af, wanneer zij iemand boven -hun hoofden heen en weer hoorden loopen. Het was Nicolas Barthès, die, -sedert Théophile Morin hem op den avond van den aanslag had -medegebracht, zijn onderdak niet meer verlaten had. Hij kwam zelden -beneden, waagde zich nauwlijks in den tuin, uit vrees, naar hij zeide, -dat men hem uit een huis in de verte, waarvan de ramen door een -boomgroep gemaskeerd werden, zien en herkennen zou. Deze angst van den -ouden samenzweerder voor de politie kon een glimlachje verwekken, -terwijl dat als een ijsbeer heen en weer loopen, dat hardnekkige -wandelen van den eeuwige gevangene, die voor de vrijheid van anderen -twee derden van zijn leven in alle kerkers van Frankrijk doorgebracht -had, aan het kleine huisje iets roerends melancholiek gaf: het was als -het ware het rhythme van het goede en mooie, van alles, waarop men -hoopte en wat ongetwijfeld nooit komen zou. - -Bezoeken kwamen de eenzaamheid der beide broeders slechts weinig -storen. Sedert de wond van Guillaume dichttrok, liet ook Bertheroy zich -minder zien. Een geregeld bezoeker bleef Théophile Morin, wiens -bescheiden belletje om den anderen dag ’s avonds op hetzelfde uur -weerklonk. Hij had voor Barthès, ofschoon hij diens denkbeelden niet -deelde, de vereering, die men voor een martelaar pleegt te hebben. Hij -ging dan altijd een uur naar boven, maar zij praatten blijkbaar niet, -want geen geluid drong uit de kamer door. Wanneer hij een oogenblik in -het laboratorium kwam zitten, werd Pierre steeds getroffen door zijn -uitdrukking van groote moeheid, zijn aschgrauwen baard en haar, zijn -uitgeteerd gelaat. Slechts wanneer er over Italië gesproken werd, -vlamden zijn oogen als gloeiende kolen op. Op een dag, dat hij den naam -van Orlando Prada, den grooten patriot, zijn krijgsmakker in de -legendarische expeditie der Duizend hoorde noemen, werd Pierre diep -getroffen door den vurigen geestdrift, die op zijn dood gelaat -verscheen. Doch dat waren slechts korte bliksemstralen van vreugde, -want weldra kwam de oude professor weer te voorschijn, vond men in hem -slechts den landgenoot en vriend van Proudhon terug, die later een -trouwe leerling van Auguste Comte geworden was. Van Proudhon had hij -den opstand van den arme tegen den rijke, den vurigen drang naar een -rechtvaardiger verdeeling van den rijkdom gehouden. - -Maar de nieuwere tijden vervulden hem met angst en beven; noch zijn -doctrines, noch zijn temperament deden hem iets voelen voor de -revolutionnaire middelen. Comte had hem een onwankelbare zekerheid in -intellectueele wetten gegeven; hij hield zich aan de logica, aan de -heldere, besliste methode van het positivisme, dat alle menschelijke -kennis als het ware hiërarchiseert, de onnoodige metaphysische methoden -verwerpt en overtuigd is, dat het menschelijke, sociale en religieuze -probleem slechts door de wetenschap opgelost kan worden. Maar bij al -zijn bescheidenheid, bij al zijn geresigneerdheid ontbrak aan dat -steeds onwankelbaar gebleven geloof niet een zekere bitterheid, want -niets scheen op redelijke wijze zijn doel tegemoet te gaan: Comte zelf -was ten slotte bij de meest verwarrende mystiek terecht gekomen, de -groote geleerden werden bij het zien der waarheid door angst -aangegrepen, de barbaren bedreigden de wereld met een nieuwe macht, wat -hem in politiek opzicht bijna reactionnair maakte; bij voorbaat legde -hij zich neer bij de komst van een dictator, die wat orde in den chaos -brengen zou, opdat de opvoeding der menschheid verder zou kunnen gaan. - -Andere bezoekers waren nog Bache en Janzen, die steeds samen kwamen en -altijd heel laat in den avond. Soms bleven zij tot twee uur in den -ochtend met Guillaume in de groote studeerkamer zitten praten. De -dikke, vaderlijke Bache met zijn in de sneeuw van zijn baard- en -hoofdhaar schuilgaande oogen, sprak langzaam, zalvend en eindeloos, -zoodra hij aan een uiteenzetting van zijn denkbeelden begon. Hij had -slechts eerbied voor Saint-Simon, den baanbreker, die het eerst de wet -van de noodzakelijkheid van den arbeid, al naar gelang van ieders -krachten, opgesteld had. Maar zijn stem klonk ontroerd, wanneer hij -sprak over Fourier. Dat was de ware verwachte Messias van den modernen -tijd, de Verlosser, die het goede zaad der komende wereld uitgestrooid -had, door voor de maatschappij van morgen, zooals zij zonder eenigen -twijfel tot stand komen zou, regelen achter te laten. De wet der -harmonie was uitgevaardigd, de eindelijk bevrijde en gezond toegepaste -hartstochten zouden het raderwerk ervan, de aantrekkelijk geworden -arbeid de levensfunctie worden. Niets ontmoedigde hem: indien slechts -één gemeente een phalanstère [6] vormde, dan zou weldra het geheele -departement, vervolgens de omliggende departementen, eindelijk geheel -Frankrijk volgen. Hij aanvaardde zelfs het werk van Cabet, wiens Icaria -[7] nog niet zoo heel dwaas was. - -Hij herinnerde dan aan de motie, die hij in 1871, toen hij in de -Commune zat, voorgesteld had, om de denkbeelden van Fourier toe te -passen op de Fransche Republiek, en hij scheen overtuigd te zijn, dat -de troepen van Versailles, door de communistische gedachte in het bloed -te verstikken, den triomf van het communisme een halve eeuw vertraagd -hadden. Wanneer er tegenwoordig sprake was van dansende tafels, dwong -hij zich tot een lachje, wat niet belette dat hij in den grond der zaak -een verstokte spiritist gebleven was. Sedert hij lid van den -gemeenteraad was, zwenkte hij van de eene socialistische secte naar de -andere, al naar mate zij min of meer zijn oude overtuiging naderden. -Hij ging geheel op in dien drang naar geloof, in die kwellende begeerte -naar het goddelijke, die hem, nadat zij hem eerst God uit de kerken -hadden doen verjagen, dezen nu in den poot van het een of andere -meubelstuk zoeken lieten. - -Janzen daarentegen was even stil als zijn vriend Bache praatziek. Nu en -dan liet hij een korten zin hooren, maar deze striemde als een -geeselslag, was scherp als een dolk. Zijn ideeën en theorieën bleven -daardoor dan ook duister, te meer daar de moeite, die het hem kostte -zich in het Fransch uit te drukken, alles wat hij zeide, in een soort -nevel hulde. Hij kwam uit verre streken—een Rus, een Pool, een -Oostenrijker, een Duitscher misschien—niemand kon het met zekerheid -zeggen. In ieder geval was hij een vaderlandslooze, die zijn droom van -bloedige broederschap overal met zich ronddroeg. Wanneer hij met zijn -bleeken, blonden Christuskop een van zijn verschrikkelijke woorden, met -een ijzige koude en zonder een gebaar, van zijn lippen vallen liet, -sprak daaruit nooit iets anders dan de noodzakelijkheid om de volkeren -uit te roeien en de aarde met een jong en beter volk te bezaaien. Bij -iedere meening van Bache, dat de arbeid door politieverordeningen -aangenaam gemaakt, de phalanstère als een kazerne georganiseerd, de -godsdienst als een pantheïstisch of spiritistisch deïsme hervormd moest -worden, haalde hij medelijdend zijn schouders op. - -Waartoe dergelijke beuzelarijen, dergelijke huichelachtige -oplapperijen, wanneer het huis ineenstortte en de eenige eerlijke -uitweg was om het naar den grond te werpen, ten einde het flinke huis -met nieuw materiaal opnieuw te kunnen opbouwen? Over de propaganda door -de daad, door bommen, bewaarde hij het stilzwijgen, maakte hij slechts -een gebaar vol oneindige hoop. Blijkbaar keurde hij die goed. De -legende, die van hem een der daders van den aanslag te Barcelona -maakte, verlichtte zijn verleden met den glans van een vreeselijken -roem. Toen Bache op een goeden dag over zijn vriend Bergaz, den reeds -in een diefstal gecompromitteerden coulissier [8], sprak en hem -eenvoudig voor een bandiet uitmaakte, glimlachte Janzen slechts even en -zeide op zijn kalme manier, dat diefstal een gedwongen restitutie was. -En in dien beschaafden, verfijnden man, wiens geheimzinnig leven -misschien misdaden, maar geen enkele lage, gemeene handeling verborg, -voelde men een onverzoenlijken, koppigen theoreticus, die vast besloten -was voor den triomf der idée de wereld in brand te steken. - -Wanneer op sommige avonden Théophile Morin in het huisje te Neuilly -Bache en Janzen vond en zij met Guillaume tot heel laat in den nacht -bleven praten, zat Pierre in zijn donker hoekje onbeweeglijk naar hen -te luisteren, zonder ooit aan de discussies deel te nemen. In den -beginne had hij er zich hartstochtelijk voor geïnteresseerd als iemand, -die, krankzinnig gemaakt door zijn behoefte aan waarheid en gemarteld -door zijn twijfel, erover dacht de balans van de denkbeelden der eeuw -op te maken en alle, die tot stand gekomen waren, te bestudeeren, om -daaruit den doorloopen weg, de verkregen voordeelen af te leiden. Maar -dadelijk bij de eerste stappen schrikte hij terug, toen hij ze alle -vier met elkander hoorde redetwisten, zonder dat een verzoening -mogelijk was. - -Na het echec, dat hij bij zijn onderzoekingen in Lourdes en Rome en bij -zijn derde poging in Parijs geleden had begreep hij heel goed, dat het -ging om den geest der eeuw, om de nieuwe waarheden, om het onverwachte -Evangelie, welks prediking het aangezicht der aarde veranderen zou. Van -te veel ijver gloeiend, ging hij van de eene overtuiging over tot de -andere en verwierp deze weer, om een derde te omhelzen. In den beginne -had hij zich met Théophile Morin positivist, met zijn broer Guillaume -evolutionnist en determinist, met Bache humanitair communist gevoeld. -Zelfs Janzen, die met een zoo woesten trots aan zijn theoretischen -droom van een onbeperkt individualisme geloofde, had hem een oogenblik -aangetrokken. Maar dan verloor hij den vasten grond onder zijn voeten, -had hij nog slechts de tegenspraken, de chaotische onsamenhangendheid -van de voorwaarts schrijdende menschheid gezien. Het was niets meer dan -een hoop slakken, waarin hij verdwaalde. Het had niets te beteekenen, -dat Fourier uitgegaan was van Saint-Simon: hij verloochende hem toch -gedeeltelijk, en terwijl de leer van den laatste zich verstarde tot een -soort mystiek sensualisme, scheen de leer van den eerste op een niet te -aanvaarden inlijvingscodex uit te loopen. - -Proudhon haalde alles neer zonder iets op te bouwen. Comte, die de -methode schiep en de wetenschap haar plaats aanwees door haar tot de -eenige heerscheres te verklaren, had zelfs geen vermoeden van de -sociale crisis, welker vloed alles dreigde mede te sleuren, en stierf, -door de vrouw ter aarde geworpen, als een illuminaat [9] der liefde. -Ook deze beiden traden in den strijd en vochten met de beide anderen; -het algemeene conflict en de verblinding waren zóó groot geworden, dat -de door hen gemeenschappelijk aangebrachte waarheden erdoor -verduisterd, misvormd, onherkenbaar werden. Vandaar de buitengewone -verwarring van het oogenblik: Bache met Saint-Simon en Fourier, -Théophile Morin met Proudhon en Comte, begrepen niets meer van Mège, -den collectivistischen afgevaardigde, vervloekten hem, gingen te keer -tegen hem en het staatscollectivisme, zooals zij trouwens tegen alle -socialistische secten te keer gingen, zonder er zich rekenschap van te -geven, dat deze toch ook van hun meesters uitgegaan waren, wat den -verschrikkelijken, ijskouden Janzen in het gelijk scheen te stellen, -wanneer hij verklaarde, dat het huis niet meer te herstellen viel, dat -het in verrotting en waanzin instortte en met den grond gelijk gemaakt -worden moest. - -Op een avond dat Pierre, na het vertrek der drie bezoekers, met -Guillaume alleen bleef, zag hij, dat deze met een somber gezicht en -langzame passen op en neer liep. Hij bleef spreken zonder er zich -rekenschap van te geven, dat zijn broeder alleen nog maar naar hem -luisterde. Hij betuigde zijn afkeer tegen den collectivistischen Staat -van Mège, tegen den dictatuurstaat, die de oude dienstbaarheid nog -strenger invoerde. Alle elkaar wederkeerig verslindende socialistische -secten zondigden door de willekeurige organisatie van den arbeid, -knechtten den individu ten voordeele van de gemeenschap. Daarom was hij -er, daar hij de beide groote stroomingen—de rechten der gemeenschap en -de rechten van den individu—in één bedding leiden moest, ten slotte toe -gekomen, al zijn vertrouwen in het libertaire communisme, in de -anarchie te stellen, de anarchie, waarin, zooals hij droomde, de -individu bevrijd worden en zich zonder eenigen dwang tot zijn eigen -welzijn en dat van anderen ontwikkelen zou. Bestond de eenige -wetenschappelijke theorie niet daarin, dat de eenheden de wereld -scheppen, dat de atomen door de aantrekkingskracht, de vurige, vrije -liefde, het leven verwekken? De onderdrukkende minderheden -verdwenen—niets bleef meer over dan het bevrijde spel der capaciteiten -en krachten van ieder afzonderlijk, wat op zijn beurt weer leidde tot -de harmonie in het al naar gelang van de behoeften en van de werkzaam -zijnde krachten der voorwaarts schrijdende menschheid steeds wisselend -evenwicht. - -Hij stelde zich een volk voor, dat, beschermd tegen de voogdijschap van -den Staat, geen meester en bijna geen wet kende—een gelukkig volk, -waarin iedere burger afzonderlijk, nadat hij door de vrijheid de -volkomen ontwikkeling van zijn wezen verkregen had, het met zijn -buurlieden eens werd over de duizenderlei noodzakelijkheden van het -leven. Daaruit ontstond de maatschappij, de in vrijheid samenwerkende -associatie, ontstonden honderden verschillende associaties, die het -sociale leven regelden, maar overigens steeds veranderlijk waren, -tegenstrijdige belangen hadden, ja zelfs vijandig tegenover elkander -stonden, want vooruitgang kon slechts geboren worden uit conflict en -strijd: de wereld was slechts geschapen door den strijd van tegenover -elkaar staande krachten. Dat was alles: geen onderdrukkers, geen rijken -en armen meer; het gemeenschappelijke gebied der aarde met haar -gereedschappen en haar natuurlijke schatten was aan het volk, den -rechtmatigen eigenaar, teruggegeven, die er, wanneer niets abnormaals -meer zijn ontwikkeling tegenhield, op gezonde en logische wijze van -genieten zou. - -Dan eerst zou de wet der liefde werken, zou de menschelijke -solidariteit, die onder de menschen de levende vorm van de universeele -aantrekkingskracht is, haar geheele kracht ontplooien, hen nader tot -elkaar brengen en tot een liefderijke familie vereenigen zien. Het was -een mooie, zeer edele en zeer reine droom van de volkomen vrijheid, van -den vrijen mensch in de vrije maatschappij, waartoe een hoogstaande -geest wel komen moest, wanneer hij de andere, geheel door de tyrannie -bevlekte, socialistische secten bestudeerd had. De anarchistische droom -is ongetwijfeld de hoogste en verhevenste. Welk een zaligheid zich aan -de hoop op deze harmonie van het leven over te geven, dat, aan zijn -natuurlijke krachten overgelaten, uit zichzelf het geluk scheppen zou! - -Toen Guillaume zweeg, scheen hij als uit een droom te ontwaken. Hij -keek Pierre eenigszins angstig aan, want hij was bang te veel gezegd en -hem gegriefd te hebben. Pierre was ontroerd en een oogenblik als door -hem overwonnen; maar dadelijk daarop voelde hij de tegenspraak, de -vreeselijke, alle hoop doodende, praktische tegenspraak in zich -oprijzen. Waarom had de harmonie niet in de eerste dagen der wereld, -bij de geboorte der maatschappij gewerkt? Hoe had de tyrannie, door de -volkeren aan de onderdrukkers over te leveren, kunnen triompheeren? En -zelfs wanneer men ooit dat onoplosbare probleem alles te verwoesten, om -alles opnieuw te beginnen, verwezenlijken kon—wie kon beloven, dat de -aan dezelfde wetten gehoorzamende menschheid niet weer denzelfden weg -inslaan zou. Per slot van rekening was zij thans dat, wat het leven van -haar gemaakt had, en niets bewees, dat het leven haar niet weer tot -hetzelfde maken zou. Opnieuw beginnen, o ja! Maar dan voor iets anders! -En was dat andere werkelijk in den mensch—moest men den mensch zelf -niet veranderen? Ongetwijfeld gaat het langzaam, moet men lang wachten, -wanneer men weer uitging van het punt waar men was, om de begonnen -evolutie voort te zetten, maar welk een gevaar schuilt erin, welk een -vertraging zal het geven, wanneer men terug gaat, zonder te weten langs -welken weg men te midden van den chaos der puinhoopen der verloren tijd -inhalen moet! - -“Laten we naar bed gaan,” zeide Guillaume glimlachend. “Ik lijk wel -dwaas, om je lastig te vallen met al die dingen, welke je niets -interesseeren.” - -Pierre wilde zijn hart voor zijn broeder openen, den vreeselijken -strijd, die daarin gevoerd werd, laten zien, maar nog hield een gevoel -van schaamte hem ervan terug: zijn broeder kende van hem niets dan de -leugen van den geloovigen, aan zijn geloof trouwen priester. En zonder -te antwoorden ging hij naar zijn kamer. - -Toen Guillaume en Pierre den volgenden avond in de groote studeerkamer -zaten te lezen, kwam tegen tien uur de oude dienstbode zeggen, dat -Janzen er met een vriend was. Het was Salvat. Alles ging eenvoudig in -zijn werk. - -“Hij wou je zien,” legde Janzen aan Guillaume uit. “Ik heb hem ergens -ontmoet en toen hij hoorde, dat je gewond was en je ongerust maakte, -heeft hij mij gesmeekt hem naar je toe te brengen. Maar voorzichtig is -anders.” - -“Mijnheer Froment,” zei eindelijk Salvat, die er verlegen en beschroomd -bij bleef staan; “het heeft mij vreeselijk gespeten, toen ik hoorde in -welke onaangenaamheden ik u gebracht heb, want ik zal nooit vergeten -hoe goed u eens voor mij geweest bent, toen alle anderen mij de deur -wezen.” - -Hij wiegelde op zijn eene been, terwijl hij zijn ouden hoed van zijn -eene hand in de andere deed. - -“Daarom stond ik erop u zelf te zeggen, dat ik bij die heele -geschiedenis maar van één ding berouw heb—n.l. dat ik op een avond, -toen u u omkeerde, een patroon van u gestolen heb, want dat kan u in -moeilijkheden brengen... En ik wil u ook zweren, dat u van mij niets te -vreezen hebt, want ik zal me liever twintigmaal laten guillotineeren -dan uw naam te noemen... Dat is alles wat ik u zeggen wilde.” - -Hij viel weer in zijn verlegen zwijgen terug, terwijl zijn trouwe -honde-oogen, zijn droomerige, liefdevolle oogen met een uitdrukking van -eerbiedige vereering op Guillaume rusten bleven. Pierre keek hem nog -steeds aan; zijn binnenkomen had een vreeselijk visioen voor zijn geest -geroepen: het ongelukkige modiste-loopmeisje, het aardige, blonde kind, -dat met een opengereten buik onder de koetspoort van het hôtel -Duvillard lag. Was het mogelijk, dat die krankzinnige, die moordenaar -daar stond en vochtige oogen had? - -Ontroerd was Guillaume den man de hand gaan drukken. - -“Ik weet heel goed, Salvat, dat je geen slecht mensch bent; maar wat -voor een vreeselijke domheid heb je uitgehaald, beste kerel?” - -Zacht en zonder boos te worden glimlachte Salvat. - -“O mijnheer Froment, als het nog eens gedaan moest worden, zou ik het -doen. U weet, dat het nu eenmaal mijn idee is. En ik zeg u -nogmaals—afgezien van u is alles in orde. Ik ben tevreden.” - -Hij wilde niet gaan zitten, maar bleef nog een oogenblik met Guillaume -staan praten, terwijl Janzen, alsof de zaak hem absoluut niet -interesseerde, in een boek met platen zat te bladeren. Hij keurde een -dergelijk gevaarlijk en onnoodig bezoek af. Guillaume hoorde Salvat uit -omtrent wat hij op den dag van den aanslag gedaan had: zijn dolle jacht -dwars door Parijs, hoe hij als een geslagen hond rondgedwaald had met -zijn bom, die hij eerst in zijn gereedschapstasch en onder zijn -boezeroen gestoken had, hoe de koetspoort van het hôtel Duvillard dicht -was, hoe de deurwaarders hem belet hadden de Kamer binnen te gaan, hoe -hij er bij den Cirque te laat aan gedacht had een hekatombe van -bourgeois te offeren, en hoe hij eindelijk, als aangetrokken door de -kracht zelf van het noodlot, weer voor het hôtel Duvillard -terechtgekomen was. Zijn gereedschapstasch lag op den bodem der Seine; -hij had die er in een plotselingen aanval van haat tegen den arbeid, -die zelfs niet in staat was hem en de zijnen te voeden, weggeworpen en -alleen de bom gehouden, om tevens zijn handen vrij te hebben. - -Dan schilderde hij zijn vlucht, de achter hem de geheele wijk -schokkende, vreeselijke ontploffing, zijn vreugde en zijn verbazing, -toen hij zich heel ver weg in de rustige straten, waar men nog van -niets wist, terugvond. Sedert een maand leefde hij nu op goed geluk af, -zonder te weten waar en hoe, dikwijls sliep hij onder den blooten -hemel, terwijl hij niet alle dagen te eten had. Op een avond had de -kleine Victor Mathis hem honderd sous gegeven. Ook andere kameraden -hielpen hem, gaven hem een nacht onderdak en lieten hem bij het minste -gevaar vluchten. Tot nu toe had een geheele stille medeplichtigheid hem -uit de handen van de politie gehouden. Naar het buitenland vluchten? -Hij had er wel een oogenblik over gedacht, maar zijn signalement zou -natuurlijk overal zijn en aan de grenzen werd op hem geloerd. Zou hij -niet juist door een vlucht zijn arrestatie verhaasten? Parijs was een -oceaan, nergens liep hij minder gevaar. Trouwens hij bezat noch den wil -noch de energie om te vluchten; hij was op zijn manier een fatalist, -die niet de kracht in zich voelde Parijs te verlaten en wachtte in den -wakenden droom, die hem medevoerde, tot hij gearresteerd zou worden. - -“En heb je het gewaagd je dochter, je kleine Céline nog eens op te -zoeken?” vroeg Guillaume. - -Salvat maakte een onbestemd gebaar. - -“Neen, hoe zou ik? Zij is bij moeder Théodore. Vrouwen komen altijd -terecht. En bovendien waarom zou ik het doen? Met mij is het uit, ik -kan voor niemand iets doen. Het is alsof ik al dood ben.” - -Toch kwamen er tranen in zijn oogen. - -“De arme kleine! Ik heb haar, vóór ik weg ging, aan mijn hart gedrukt. -Als ik haar en die vrouw niet van honger had zien krepeeren, zou ik -misschien nooit op de gedachte gekomen zijn.” - -Dan zeide hij eenvoudig, dat hij bereid was om te sterven. Hij had de -bom bij baron Duvillard neergelegd, omdat hij hem goed kende en wist, -dat hij de rijkste van de bourgeois was, wier voorvaderen bij de -Revolutie het volk bedrogen hadden door alle macht en al het geld tot -zich te trekken. Thans hielden zij het hardnekkig vast, wilden zelfs de -kruimels ervan niet teruggeven. Van de Revolutie maakte hij zich op -zijn manier een voorstelling, als ongeletterde, die zijn wijsheid uit -couranten en volksvergaderingen gehaald had. Hij sprak over zijn -eerlijkheid, terwijl hij met zijn vuist op zijn borst sloeg, en duldde -vooral niet, dat er aan zijn moed getwijfeld werd, omdat hij ontvlucht -was. - -“Ik heb nooit iemand bestolen, en wanneer ik me niet bij de smerissen -aangeef, dan doe ik dat alleen, omdat ze best de moeite nemen kunnen -mij te zoeken en te arresteeren. Er valt aan mijn schuld niet te -twijfelen, sedert ze die priem hebben en mij kennen, dat weet ik heel -goed. Maar daarom behoef ik nog niet zoo dom te zijn om alles voor hen -voor te kauwen. Wanneer het morgen niet is, zal het overmorgen zijn, -want ik begin er genoeg van te krijgen als een dier nagezeten te worden -en niet meer te weten hoe ik eigenlijk leef.” - -Janzen bladerde niet langer in het plaatjesboek, maar keek hem -nieuwsgierig aan. Een minachtend glimlachje speelde in zijn koude -oogen. - -“Je vecht, je verdedigt je, je doodt de anderen en tracht zelf niet -gedood te worden. Dat is de oorlog,” zeide hij in zijn stootend -Fransch. - -Deze woorden vielen in een diep zwijgen. Salvat scheen het niet gehoord -te hebben en stamelde in groote phrases zijn geloofsbelijdenis: hij had -zijn leven geofferd, om de ellende eindelijk te doen ophouden; hij had -het voorbeeld gegeven van een groote daad en was er zeker van, dat -andere helden daaruit ontstaan zouden, om den strijd voort te zetten. -Maar bij deze volkomen oprechte overtuiging, bij zijn -verlossingsdweperij kwam ook de trots martelaar, de vreugde een der -stralende en vereerde heiligen der ontstaande revolutionnaire Kerk te -zijn. - -Zooals hij gekomen was, ging hij weg. Toen Janzen hem medegenomen had, -was het alsof de macht, die hem gebracht had, hem ook weer medevoerde -in het onbekende donker. Toen eerst stond Pierre op en zette de groote -glazen deur van de studeerkamer wijd open; hij had het benauwd en -voelde een plotselinge behoefte aan versche lucht. Het was een zachte, -maanlooze nacht, waarin slechts het wegstervend lawaai van het aan den -rand van den horizont daar in de verte onzichtbaar liggende Parijs -opsteeg. - -Zooals hij meestal deed, begon Guillaume langzaam op en neer te loopen. -Dan sprak hij weer, opnieuw vergetend, dat zijn broeder een priester -was. - -“De arme kerel! Hoe begrijpelijk is die daad van geweld en hoop. Zijn -geheel verleden van nutteloozen arbeid en steeds toegenomen ellende is -er een maar al te goede verklaring voor. Daarbij komt nog de -besmettelijke kracht der idee, daarbij komen nog de volksvergaderingen, -waarin men zich met woorden bedwelmt, de geheime onder-onsjes met -kameraden, waarin het geloof versterkt en de geest verhit wordt... Dit -is er een, dien ik goed meen te kennen. Hij is een goed, sober, braaf -werkman. De ongerechtigheid heeft hem altijd verbitterd. Langzamerhand -heeft het verlangen naar geluk hem alle begrip der werkelijkheid doen -verliezen, waarvan hij ten slotte een afschuw gekregen heeft. Is het -dan zoo te verwonderen, dat hij in den droom leeft, een droom van -verlossing, die tot moord en brandstichting overgaat?... Toen ik hem -daareven zoo voor mij zag staan, meende ik een van de eerste -Christelijke slaven van het oude Rome te zien. De geheele -onrechtvaardigheid van de oude heidensche maatschappij, die in -doodsstrijd worstelde onder het bederf van geld en ontucht, drukte op -zijn schouders, verpletterde hem. Hij keerde uit de katakomben terug, -waar hij te midden van het donker met zijn ongelukkige broeders woorden -van bevrijding en verlossing gefluisterd had. De dorst naar het -martelaarschap verteerde hem, hij spuwde de Caesars in het gelaat, -beleedigde de goden, opdat eindelijk de aëra van Jezus een einde maken -zou aan de slavernij. En hij was bereid onder de tanden van de wilde -dieren te sterven.” - -Pierre antwoordde niet dadelijk. Reeds vroeger was het hem opgevallen, -dat de geheime propaganda, het militante dogma der anarchisten een -zekere overeenkomst met die van de Christelijke sectarissen in den -beginne bezaten. Dezen zoowel als genen, wierpen zich in een nieuwe -hoop, opdat eindelijk gerechtigheid ten deel vallen zou aan de -nederigen. Het heidendom verdween ten gevolge van de uitputting der -zinnen, ten gevolge van het vurige verlangen naar iets anders, naar een -rein en hooger staand geloof. Deze droom van het Christelijk paradijs, -dat het hiernamaals met al zijn compensaties opende, was de nieuwe -hoop, die volgens de regelmaat der geschiedenis op het voor haar -bestemde uur kwam. Thans, nu achttien eeuwen die hoop uitgeput hadden, -nu de lange proef genomen en de eeuwige slaaf gedupeerd was, geeft de -arbeider zich weer over aan een nieuwe hoop, om het geluk op deze -wereld terug te brengen, want de wetenschap bewijst hem iederen dag -meer, dat het geluk in het hiernamaals een leugen is. Laat dit ook weer -een illusie zijn, maar moge zij jong en levend in den zin van de -veroverde waarheid hernieuwd worden! Het is niets dan de eeuwige strijd -van den arme en den rijke, de eeuwige strijdvraag of er meer -gerechtigheid en minder lijden heerschen zal. Maar de samenzwering der -ongelukkigen is nog altijd dezelfde, nog steeds is het dezelfde -mystieke exaltatie, dezelfde waanzin, om een voorbeeld te geven en -bloed te vergieten. - -“Maar,” zeide Pierre eindelijk, “je kan het toch niet eens zijn met die -bandieten, met die moordenaars, wier woeste gewelddaden mij met -afgrijzen vervullen. Gisteren heb ik je laten praten, toen droomde je -van een groot, gelukkig volk, van de ideale anarchie, waarin ieder -wezen bij de vrijheid van alle wezens vrij zal zijn. Maar welk een -gruwel, wat komen je verstand en je hart in opstand, wanneer de theorie -in propaganda en praktische uitvoering overgaat. Wanneer jij het -denkend brein bent—wat voor een vervloekte hand is er dan werkzaam, die -kinderen doodt, deuren inslaat en laden leegt? Neem jij die -verantwoordelijkheid op je? Komt de mensch, die je bent, je opvoeding, -je beschaving, het geheele sociale atavisme, dat je achter je hebt, -niet in verzet bij de gedachte aan stelen en moorden?” - -Guillaume bleef plotseling rillend voor zijn broeder stilstaan. - -“Stelen, moorden! Neen, neen, dat weet ik niet! Maar we moeten alles -zeggen, de geschiedenis van het vreeselijk uur, dat wij thans -doormaken, vaststellen. Een waanzin waait door de wereld, maar de -waarheid is, dat men al het noodige gedaan heeft, om dezen in het leven -te roepen. De eerste, nog onschuldige daden der anarchisten zijn zoo -gewelddadig onderdrukt, de politie heeft de enkele arme drommels, die -in haar handen gevallen zijn, zóó ruw mishandeld, dat langzamerhand een -ware woede ontstaan is, die tot de vreeselijke vergeldingsmaatregelen -aanleiding gegeven heeft. Denk toch eens aan de vaders, die mishandeld -en in de gevangenis geworpen werden, aan de moeders, aan de kinderen, -die op de straat van honger crepeerden, aan de krankzinnige wrekers, -die iedere op het schavot stervende anarchist achterlaat. De vrees der -bourgeois heeft de woestheid der anarchisten in het leven geroepen. En -weet je eigenlijk wel, waaruit de misdaad van een Salvat bestaat? Uit -onze eeuwen van schaamteloosheid en zonde, uit alles, wat de volkeren -geleden hebben, uit al de tegenwoordige kankergezwellen, die ons -wegvreten, uit de genotzucht, uit de minachting voor den zwakke, uit -het vreeselijke schouwspel, dat onze verrottende maatschappij biedt.” - -Hij begon weer op en neer te loopen en ging, als dacht hij hardop, -voort: - -“Wat heb ik moeten denken, welk een strijd heb ik moeten voeren, om te -komen waar ik nu ben! Ik was slechts een positivist, een geleerde, die -geheel en al opging in waarnemingen en proeven, die niets toegaf dan -het vastgestelde feit. In wetenschappelijk en sociaal opzicht -aanvaardde ik de eenvoudige en langzame evolutie, die de menschheid -verwekt, zooals het menschelijk leven zelf verwekt is. Toen echter -moest ik—eerst in de geschiedenis van den aardbol, dan in die van de -maatschappijen—aan den vulkaan, aan den plotselingen ondergang, aan de -plotselinge uitbarsting, die iedere geologische phase, iedere -historische periode gekenmerkt hebben, een plaats inruimen. Zoo komt -men tot de meening, dat nooit een vooruitgang tot stand gekomen is -zonder hulp van verschrikkelijke catastrophes. Iedere schrede -voorwaarts heeft milliarden levens gekost. Onze beperkte gerechtigheid -komt daartegen op; wij noemen de natuur een wreede moeder, maar indien -wij den vulkaan ook al niet verontschuldigen, zoo moeten wij hem toch, -wanneer hij uitbarst, als van te voren gewaarschuwde geleerden -aanvaarden... En dan, en dan... Ach, misschien ben ik ook maar een -dweper als de anderen... Ik heb mijn ideeën.” - -En met een breed gebaar gaf hij te kennen welk een sociale droomer hij -was naast den nauwgezetten, methodischen, tegenover de -natuurverschijnselen zoo bescheiden geleerde. Voortdurend was zijn -streven erop gericht alles tot de wetenschap terug te brengen en het -was zijn grootste verdriet, dat hij niet wetenschappelijk in de natuur -de gelijkheid, ja zelfs niet de rechtvaardigheid vaststellen kon, -waarnaar hij in maatschappelijk opzicht zoo verlangde. Hij was er -wanhopig onder, dat het hem niet gelukken mocht de logica van den man -der wetenschap in overeenstemming te brengen met de liefde van den -hersenschimmigen apostel. In dat dualisme speelde zijn groot verstand -een rol op zichzelf, terwijl zijn kinderhart van algemeen geluk, van -broederschap tusschen louter gelukkige volkeren droomde: voortaan -zouden er geen misdaden, geen oorlog meer zijn, was de liefde slechts -de eenige meesteres der wereld. - -Maar Pierre, die naast het groote, open raam was blijven staan en zijn -blik gericht hield op Parijs, waaruit het laatste grommen van Parijs -opsteeg, werd door den overstroomenden vloed van zijn twijfel in zijn -wanhoop medegesleept. Deze broeder, die met zijn geloof van geleerde en -apostel in zijn huis gevallen was, deze mannen, die van alle einden der -moderne gedachtenwereld hier samen kwamen, om te redetwisten, deze -Salvat eindelijk, die de verbittering van zijn waanzinnige daad met -zich bracht—dat alles was te veel. Hij, die tot dusverre zwijgend en -zonder een gebaar te maken naar allen geluisterd had, die zich voor -zijn broeder schuil gehouden had achter de mooie leugen van den -priester, hij voelde plotseling zoo’n bitterheid in zijn hart -opstijgen, dat hij niet langer liegen kon. En in een uitbarsting van -woede en smart ontsnapte zijn geheim hem. - -“O Guillaume, jij mag je droom hebben, ik heb mijn wond in mijn borst, -die mij weggevreten en bijna leeggehaald heeft. Maar zie je dan niet -in, dat je anarchie, dat je droom naar een rechtvaardig geluk, waaraan -Salvat met bomaanslagen werkt, de finale waanzin is, die alles wegvagen -zal? De eeuw eindigt te midden van puinhoopen. Nu reeds meer dan een -maand luister ik naar jullie. Fourier heeft Saint-Simon ten gronde -gericht, Proudhon en Comte rukken Fourier om; allen hoopen -contradicties en onsamenhangendheden op, laten niets achter dan een -chaos, waarin men geen keuze durft doen. Socialistische secten schieten -als paddestoelen op; de verstandigste daarvan voeren tot een dictatuur, -de andere zijn slechts gevaarlijke hersenschimmen. En aan het einde van -zulk een ideeënstorm staat niets dan anarchie, jouw aanslagen, die de -oude wereld den genadeslag geven en haar in stof veranderen willen. - -“... O, ik heb deze laatste catastrophe, dezen broedermoordwaanzin, den -onvermijdelijken klassenstrijd, waarin onze beschaving ten ondergaan -moest, voorzien en verwacht. Alles wees erop: de ellende in de laagste, -de zelfzucht in de hoogste klassen, het kraken van het oude -menschelijke gebouw, dat op het punt staat onder te veel misdaden en al -te veel lijden in te storten. Toen ik naar Lourdes ging, wilde ik zien, -of de God der eenvoudigen het verwachte wonder wrochten, het geloof der -eerste tijden aan het volk, dat door zooveel lijden in opstand kwam, -teruggeven zou. En naar Rome ben ik gegaan in de naïeve hoop, daar den -nieuwen, voor onze democratieën noodigen godsdienst te vinden, den -eenigen godsdienst, die de wereld vrede geven kan door haar terug te -brengen tot de broederschap der gouden eeuw. Maar hoe onnoozel was dat -van mij! Zoowel hier als daar raakte ik slechts den bodem van het Niets -aan. - -“Daar, waar ik zoo vurig het heil der anderen hoopte te vinden, verloor -ik mijzelf slechts—als een schip, dat recht in het water zinkt, en -waarvan nooit meer een wrak teruggevonden wordt. Eén band slechts -verbond mij nog met de menschen, de naastenliefde, die op den langen -duur misschien de wonden verbinden, heelen en genezen kon; maar dat -laatste ankertouw is nu ook doorgesneden: de naastenliefde staat -nutteloos en belachelijk tegenover de hooge, verheven gerechtigheid, -die zich opdringt, die voortaan niemand meer tegenhouden kan. Het is -uit—ik ben in mijn afschuwelijke innerlijke troosteloosheid niets meer -dan asch, dan een ledig graf. Ik geloof aan niets, niets, aan niets -meer.” - -Pierre had zich hoog opgericht en breidde zijn beide armen uit, als -wilde hij het Niet van zijn hart en van zijn brein daaruit laten -vallen. En tot in het diepst van zijn hart geschokt bij het zien van -dezen woesten loochenaar, van dezen wanhopigen nihilist, die zich aan -hem openbaarde, ging Guillaume huiverend naar hem toe. - -“Wat zeg je daar, Pierre? Jij, dien ik voor zoo vast en zoo rustig in -je geloof hield! Jij, de bewonderenswaardige priester, de heilige, dien -deze heele parochie vereert? Ik wilde niet met jou over je geloof -spreken—en jij loochent alles, gelooft aan niets!” - -Weer breidde Pierre langzaam zijn armen in het ledige uit. - -“Er bestaat niets—ik heb getracht alles te weten en niets anders -gevonden dan de vreeselijke smart over dit Niet, dat mij verplettert.” - -“O, Pierre, wat heb je moeten lijden! Droogt de godsdienst dan nog meer -uit dan de wetenschap, dat ze je zoo verwoest, terwijl ik nog een oude -dwaas vol hersenschimmen gebleven ben!” - -Hij nam Pierre’s beide handen en drukte die. Een angstig makend -medelijden greep hem aan bij het zien van deze groote, vreeselijke -gestalte—deze gestalte van den ongeloovigen priester, die over het -geloof van anderen waakte, die in de hautaine droefheid over zijn -leugen kuisch en eerlijk zijn dienst waarnam. Hoe moest die leugen op -zijn geweten drukken, dat hij op die wijze, in zoo’n débâcle van zijn -geheele wezen biechtte! Een maand geleden zou hij het in de dorheid van -zijn hoogmoedige eenzaamheid nooit gedaan hebben! Heel veel dingen -moesten hem door zijn ziel gegaan zijn, dat hij zoo spreken kon: zijn -verzoening met zijn broeder, de gesprekken, die hij iederen avond -hoorde, het vreeselijke drama, waarin hij betrokken was, zijn gedachte -over den met de ellende strijdenden arbeid, de onbewuste hoop, die de -intellectueele jeugd van morgen weer in zijn hart opwekte. Huiverde in -zijn overdreven loochening niet een nieuw geloof? - -Guillaume begreep hem; hij voelde, dat in zijn broeder, nu hij zijn -lang volgehouden, grimmig zwijgen varen liet, een onbevredigde -teederheid trilde. Hij liet hem dicht bij het raam op een stoel plaats -nemen en ging dan, zonder zijn handen los te laten, naast hem zitten. - -“Maar ik wil niet, dat je lijdt, beste jongen. Ik laat je niet meer -alleen, ik zal voor je zorgen. Want ik ken je veel beter dan jij jezelf -kent. Jij hebt nooit anders geleden dan door den strijd van je hart -tegen je rede, en op den dag, dat tusschen deze beide vrede zal zijn, -dat je liefhebben zult wat je begrijpt, zal je lijden ophouden.” - -En zachter ging hij met een oneindige teederheid voort: - -“Kijk eens, onze arme moeder en onze arme vader zetten hun -verschrikkelijken strijd in jou voort. Jij was nog te jong, je kon niet -alles weten. Ik, ik wist hoe ellendig zij waren—hij ongelukkig door -haar, die hem voor een verdoemde hield—zij ongelukkig door hem, wiens -ongeloof haar kwelde. Toen een ontploffing hem in deze kamer zelf -doodde, heeft zij daarin een straf Gods gezien, is hij het zondige, -door het huis ronddwalende spook gebleven! En toch, welk een edel man -was hij, welk een goed en groot hart had hij, welk een naar waarheid -dorstende arbeider was hij! Hij wilde niets dan liefde en het geluk van -allen!... Sedert wij hier ’s avonds zitten, heb ik een gevoel, alsof -hij terugkeert; zijn schim omgeeft ons, hij is om en in ons opnieuw -ontwaakt. Maar ook zij, de vrome, aan smarten zoo rijke vrouw, -herleeft, is steeds om ons, baadt ons in haar liefde, weent en wil ons -maar niet begrijpen. Misschien zijn zij het, die mij zoo lang hier -gehouden hebben, die ook op dit oogenblik aanwezig zijn, om jouw handen -in de mijne te leggen.” - -Inderdaad meende Pierre den ademtocht van waakzame teederheid, die -Guillaume voor hem opriep, over hen beiden te voelen strijken. Het -verleden, hun jeugd herleefde. - -“Jij moet ze verzoenen, Pierre, want zij kunnen zich slechts verzoenen -in jou. Jij hebt zijn voorhoofd, dat sterk is als een niet in te nemen -toren, en je hebt haar mond, haar oogen, vol niet te verwezenlijken -teederheid. Tracht ze tot overeenstemming te brengen door dezen -eeuwigen honger naar liefde, overgave en leven, waaraan je ten gronde -gaat, omdat je hem niet hebt kunnen stillen, eenmaal overeenkomstig je -verstand te bevredigen. Jouw vreeselijke ellende heeft geen andere -oorzaak. Keer tot het leven terug, heb lief, geef je geheel, wees een -man!” - -“Neen, neen,” riep Pierre wanhopig uit. “De dood van den twijfel is -over mij heen gestreken en heeft alles verdroogd en vernietigd; in dit -koude stof kan niets meer herleven. Het is de totale onmacht!” - -“Maar zoover, tot zoo’n absolute verloochening kan het toch niet met je -gekomen zijn,” ging Guillaume, wiens broederhart bloedde, voort. -“Niemand komt zoover, zelfs de meest gedesillussionneerde heeft nog -zijn hoekje van chimères en hoop. De naastenliefde, de barmhartigheid, -het van de liefde te verwachten wonder loochenen, neen zoover ga ik -niet! Maar waarom zou ik, nu je jouw wond voor mij bloot gelegd hebt, -jou mijn droom, mijn wanhoopswaanzin, die mij in het leven houdt, niet -vertellen? Zullen de geleerden dan de laatste droomende groote kinderen -zijn? Zal het geloof weldra alleen nog maar in de laboratoria der -chemici opgroeien?” - -Een tot het uiterste gespannen ontroering doorschokte hem: een heftige -strijd werd in zijn brein en in zijn hart gevoerd; dan overwon de -innige liefde voor zijn broeder: hij gaf aan het groote medelijden, dat -zich van hem meester gemaakt had, toe en begon te spreken. Maar hij was -nog dichter bij Pierre komen zitten, sloeg zijn arm om zijn middel, -drukte hem tegen zich aan; en in deze omarming biechtte hij op zijn -beurt, terwijl hij zijn stem liet dalen als was hij bang, dat iemand -zijn geheim afluisteren zou. - -“Waarom zou jij het niet mogen weten? Zelfs mijn zoons weten er niets -van, maar jij bent een man, jij bent mijn broeder, en daar je geen -priester meer bent, biecht ik aan mijn broer. Daardoor zal ik nog meer -van je gaan houden en misschien zal het jou goed doen.” - -Toen vertelde hij hem zijn uitvinding, een nieuwe springstof, een kruit -van een zóó buitengewone kracht, dat de uitwerking ervan onberekenbaar -was. En voor dat kruit had hij een bijzonder oorlogswerktuig, bommen, -die door een speciaal vervaardigd kanon weggeslingerd werden en aan het -leger, dat er gebruik van zou maken, een verpletterende overwinning -verzekerden. Het vijandelijke leger zou in enkele uren totaal -vernietigd zijn, de belegerde steden bij het geringste bombardement in -stof vallen. Lang had hij gezocht, getwijfeld, berekeningen gemaakt en -proeven genomen; maar thans was alles gereed: de juiste formule van het -kruit, de teekeningen voor het kanon en de bommen, een kostbaar -dossier, dat op een veilige plaats verborgen was. En na maanden van -pijnlijk nadenken had hij besloten zijn uitvinding aan Frankrijk te -geven, om het de overwinning in den komenden oorlog met Duitschland te -verzekeren. Toch voelde hij geen enghartige vaderlandsliefde in zich, -integendeel, hij had een zeer breede, internationale opvatting omtrent -de toekomstige libertaire beschaving. Maar hij geloofde in de zending -van Frankrijk, hij geloofde vooral in Parijs, het brein van de -hedendaagsche en toekomstige wereld, waaruit alle wetenschap, alle -gerechtigheid ontspruiten zouden. Reeds was bij den sterken adem der -Revolutie de idee van vrijheid en gelijkheid uit de wereldstad -opgestegen, en ook van haar genie, van haar moed zou de finale -bevrijding uit moeten gaan. Parijs moest overwinnen, wilde de wereld -gered worden. - -Dank zij Bertheroy’s voordracht over de springstoffen had Pierre alles -begrepen. De matelooze grootschheid van dit plan, van dezen droom greep -hem aan. In het bliksemen en donderen der bommen zou zich voor het -overwinnende Parijs een buitengewoon lot openen. Maar ook was hij -getroffen door den adel, dien de nu reeds een maand durende angst van -zijn broeder in zijn oogen aannam. Deze had slechts gebeefd uit vrees, -dat zijn uitvinding door den aanslag van Salvat wereldkundig zou -worden. De kleinste indiscretie kon alles in gevaar brengen; zou dat -kleine gestolen bommetje, waarover de geleerden zich verbaasden, zijn -geheim niet openbaar maken? Hij wilde zijn eigen weg kiezen, want hij -voelde de noodzakelijkheid in het geheim te handelen, totdat de dag zou -komen. Tot op dat oogenblik zou het geheim rusten in de aan de hoede -van Grootmoeder toevertrouwde schuilplaats, van Grootmoeder, die de -noodige orders had en wist wat zij te doen had, wanneer hij zelf door -een plotseling ongeval verdwijnen zou. Hij verliet zich op haar als op -zijn eigen moed, en niemand zou de hand erop leggen, zoolang zij er als -zwijgende hoedster over waken zou. - -“Nu je mijn hoop en mijn angst kent, zal je me kunnen helpen,” zoo ging -Guillaume voort; “zal je mijn plaats kunnen innemen, wanneer ik mijn -taak niet tot het einde zou kunnen afmaken... Tot het einde afmaken, -tot het einde afmaken! Sedert ik hier opgesloten ben en nadenk en door -ongerustheid en ongeduld verteerd word, zijn er uren, dat ik den weg -niet duidelijk meer voor mij zie. Die Salvat, die ongelukkige, aan -wiens misdaad wij allen schuld hebben en die als een wild dier vervolgd -wordt! Die waanzinnige, nooit verzadigde bourgeoisie, welke zich liever -zal laten verpletteren door den val van het oude, wankele huis dan de -geringste reparatie erin te dulden! Die hebzuchtige, afschuwelijke, -voor de kleinen zoo harde, voor de verlatenen zoo beleedigende pers, -die geld slaat uit algemeene rampen en bereid is den toch al -besmettelijken waanzin aan te wakkeren, ten einde haar oplaag te -vertiendubbelen. Waar is de waarheid, de gerechtigheid, de logische, -gezonde hand, die men met den bliksem bewapenen moet? Zal het -overwinnende, de volkeren beheerschende Parijs de verwachte rechter, de -verwachte redder zijn? O, deze angst, wanneer men de meester van het -wereldnoodlot meent te zijn, en dan te moeten kiezen, te moeten -beslissen!” - -Hij was opgestaan; een hevige rilling, woede en vrees, dat zooveel -menschelijke ellende de verwezenlijking van zijn droom beletten zou, -doorhuiverde hem. En te midden van de diepe stilte, die nu ontstond, -dreunde het kleine huisje door een regelmatigen, aanhoudenden stap. - -“Ja, de menschen redden, ze liefhebben, ze allen gelijk en vrij -willen,” prevelde Pierre bitter. “Hoor, daar heb je boven ons hoofd -weer den stap van Barthès! Hij geeft je antwoord uit de eeuwige -gevangenis, waarin zijn liefde voor de vrijheid hem geworpen heeft!” - -Maar Guillaume had zijn zelfbeheersching weer teruggekregen, ging met -de geestdrift van zijn geloof weer terug naar zijn broer en nam als een -groote broer, die zich geheel gaf, zijn jongeren broeder in zijn -liefderijke, redding brengende armen. - -Tranen rezen weer op in de oogen van Pierre; die innige liefde -doordrong hem en hief hem op. - -“O, wat zou ik je graag gelooven, een genezing beproeven! Het is waar, -dat er reeds een onbestemd ontwaken in mij plaats gegrepen heeft. Maar -herleven, neen! Dat zou ik niet kunnen; de priester in mij is dood, een -ledig graf!” - -Een zoo hevig snikken doorschokte hem, dat ook Guillaume’s oogen zich -met tranen vulden. Arm in arm, dicht tegen elkaar aangedrukt, weenden -de beide broeders lang in dit huis, waarin de vader en de moeder -terugkeerden en wederom rondspookten, in afwachting, dat hunne schimmen -weer verzoend en aan den vrede der aarde teruggegeven zouden worden. -Door de openstaande deur drong het zachte donker van den tuin, terwijl -daar in de verte, aan den horizont, Parijs ingeslapen was in de -vreeselijke, onbekende duisternis, onder den rustigen, met sterren -bezaaiden hemel. - - - - - - - - -DERDE BOEK - - -I. - -Den Woensdag voor Halfvasten-Donderdag werd er in het hôtel Duvillard -ten voordeele van het Oeuvre des Invalides du Travail een groote -weldadigheidsbazar gegeven. De receptievertrekken op de -rez-de-chaussée, drie groote salons in Louis XIV-stijl, die op de kale, -vierkante binnenplaats uitzagen, zouden aan het gewoel der koopers -prijsgegeven worden, want er waren, naar men beweerde, vijf duizend -kaarten aan alle Parijsche kringen verzonden. Het was een groote -gebeurtenis, ja als het ware een manifestatie, dat dit gebombardeerde -hôtel de menigte tot binnentreden uitnoodigde, zijn beide deurvleugels -wijd openzette, de koetspoort aan voetgangers en equipages prijs gaf. -Wel werd er verteld, dat een zwerm politie-agenten de rue -Godot-de-Mauroy en naburige straten bewaakte. - -Duvillard was op deze grootsche gedachte gekomen en tegenover zijn -formeelen wensch had zijn vrouw zich bij al de drukte neergelegd ter -wille van de stichting, die zij zoo nonchalant en voornaam presideerde. -Den vorigen dag had de Globe in een mooi, door den directeur Fonsègue, -den administrateur der stichting, geïnspireerd artikel, den bazar -aangekondigd en daarin doen uitkomen hoe edel en edelmoedig dit -initiatief der barones was, die haar tijd, haar geld, ja zelfs haar -hôtel afstond, na de afschuwelijke misdaad, die het paleis bijna in -stof veranderd had. Was dat niet het grootmoedige antwoord van de -hoogere klasse op de vloekwaardige hartstochten der lagere? En welk een -afdoend antwoord was het voor hen, die de kapitalistische bourgeoisie -beschuldigden niets voor de arbeiders, de gewonden en verlamden van de -loonklasse te doen! - -De deuren van de salons zouden om twee uur opengaan en eerst om zeven -uur sluiten: vijf volle uren dus zou de verkoop duren. Maar nog om -twaalf uur, toen in de rez-de-chaussée nog niets gereed was en -arbeiders en vrouwen de laatste hand legden aan de versiering der -“stands” en het uitstallen der artikelen, werd, evenals andere dagen, -in de kleine appartementen van de eerste etage een intiem dejeuner -gegeven, waaraan enkele huisvrienden genoodigd waren. De drukte had in -het huis haar toppunt bereikt, doordat dienzelfden ochtend Sanier in de -Voix du Peuple zijn campagne in zake de Afrikaansche sporen weer -opgevat had. In venijnige zinnen vroeg hij of men van plan was het -publiek nog langer bezig te houden met de geschiedenis van die bom en -van dien anarchist, welken de politie niet arresteerde. Ditmaal -beschuldigde hij minister Barroux openlijk tweehonderd duizend francs -aangenomen te hebben, en beloofde eerstdaags de namen der -twee-en-dertig omgekochte senatoren en Kamerleden te zullen -publiceeren. Mège zou dus zeker zijn interpellatie, die bij de -overspanning, waarin Parijs door den anarchistischen schrik verkeerde, -gevaarlijk kon worden, hervatten. Anderzijds vertelde men, dat Vignon -en zijn partij tot een uiterste krachtsinspanning besloten waren, om -van de omstandigheden gebruik te maken om het ministerie te laten -vallen. Alle teekenen voor een onvermijdelijke, vreeselijke crisis -waren aanwezig. Gelukkig zat de Kamer dien Woensdag niet; zij had, daar -zij de Halfvasten vieren wilde, haar zittingen tot Vrijdag verdaagd. -Men had dus twee dagen om zijn maatregelen te nemen. - -Eve was dien ochtend nog zachter en kwijnender dan gewoonlijk. Zij was -wat bleek, een droeve onrust lag in haar diepe, mooie oogen. Zij wijtte -dit aan de waarlijk bovenmatige inspanning, welke de voorbereiding van -den bazar van haar gevergd had, maar de waarheid was, dat Gérard haar -sedert vijf dagen vermeed en een nieuw rendez-vous ontweek. Daar zij er -zeker van was, dat zij hem nu zien zou, had zij het gewaagd zich weer -geheel in witte zijde te kleeden, dit jeugdige toilet maakte haar jong; -maar hoe mooi zij ook nog gebleven mocht zijn met haar blanke huid, -haar prachtige taille, haar edel en bekoorlijk gezicht, toch waren haar -zes-en-veertig jaar duidelijk merkbaar aan haar roodachtige tint en het -rimpelig worden van haar lippen, haar oogleden en haar fijne slapen. -Camille was, hoewel zij natuurlijk een der meest gezochte verkoopsters -zijn zou, er hardnekkig bij gebleven een donkerbruine japon aan te -trekken, haar oude-vrouwentoilet, zooals zij het met haar bijtend -lachje noemde. Maar haar lang, boosaardig geitengezicht straalde van -heimelijke vreugde, en haar fijne lippen en groote oogen fonkelden van -zooveel geest, dat zij bijna mooi leek en haar mismaakten schouder deed -vergeten. - -In den kleinen, blauw-zilveren salon, waar zij met haar dochter de -gasten ontving, kreeg Eve de eerste teleurstelling, toen zij generaal -Bozonnet, die met zijn neef Gérard komen zou, alleen binnenkomen zag. -Hij vertelde, dat madame de Quinsac zich bij het opstaan minder goed -gevoelde en Gérard als goed zoon bij haar had willen blijven. Maar -dadelijk na het dejeuner zou hij naar den bazar komen. Terwijl Eve -luisterde en haar angst, dat zij Gérard beneden niet tot een verklaring -zou kunnen dwingen, trachtte te verbergen, keek Camille haar met haar -verslindende oogen aan. Eve moest op dat oogenblik wel een heimelijk -voorgevoel hebben, dat een ongeluk haar dreigde, want zij zag haar -dochter ook bleek en onrustig worden. - -Dan kwam prinses Rosemonde de Harth als een wervelwind binnenvliegen. -Zij zou ook verkoopen in den “stand” van de barones, die haar om haar -onstuimigheid en haar vroolijkheid, welke zij steeds met zich bracht, -gaarne lijden mocht. Zij droeg een vuurrood zijden japon en zag er met -haar kroeshaar en haar jongensachtige magerheid extravagant uit. -Lachend, vertelde zij een ongeval, waardoor haar equipage bijna in -tweeën gereden was. Toen baron Duvillard en zijn zoon Hyacinthe, zooals -altijd te laat, uit hun kamers kwamen, legde zij dadelijk beslag op den -jongen man en gaf hem een standje, dat hij haar den vorigen avond tot -tien uur vergeefs had laten wachten, ofschoon hij haar stellig beloofd -had, dat hij haar mede nemen zou naar een kroeg in Montmartre, waar, -naar men beweerde, vreeselijke dingen gebeurden. Met een kwijnende -uitdrukking op zijn gelaat antwoordde Hyacinthe, dat vrienden hem -hadden opgehouden bij een spiritistische seance, waarop de heilige -Thérèse verschenen was, om een liefdessonnet te reciteeren. - -Maar Fonsègue kwam met zijn echtgenoote, een magere, stille, -onbeteekenende vrouw, met wie hij niet gaarne uitging. Overal kwam hij -zonder haar, maar ditmaal had hij haar moeten medenemen, want zij was -bestuurslid van de instelling, en hij zelf kwam als administrateur, die -zich voor den bazar interesseerde, dejeuneeren. De kleine man met zijn -ondanks zijn vijftig jaar nog bruin haar trad op zijn gewone vroolijke, -luidruchtige manier binnen; hij droeg zijn gekleede jas met de -correctheid van een zakenman, die de zielen, den goeden naam der -conservatieve republiek, waarvan de Globe het orgaan was, beschermen -moest. Wie hem echter kenden, zagen, dat zijn oogleden onrustig -knipten; zijn eerste vragende blik gold Duvillard, blijkbaar wilde hij -gaarne weten hoe hij den nieuwen slag van dien ochtend opnam. Maar toen -hij zag, dat deze heel kalm grapjes met Rosemonde stond te maken, werd -hij zelf ook rustig als een speler, die nooit verloren had, daar hij -zelfs in de uren van het verraad het ongeluk steeds had weten te -overwinnen. En dadelijk begon hij met de barones over administratieve -dingen te spreken. - -“Hebt u eindelijk met abbé Froment over dien Laveuve gesproken, dien -hij ons zoo warm aanbevolen heeft? Alle formaliteiten zijn nu vervuld; -hij kan komen, want we hebben sedert drie dagen een bed vrij.” - -“Ja, dat weet ik, maar ik weet niet, wat er van abbé Froment geworden -is; in geen maand heeft hij een teeken van leven gegeven. Ik heb hem -daarom gisteren geschreven en gevraagd, of hij vandaag op den bazar wil -komen. Op die manier kan ik hem persoonlijk de goede tijding -mededeelen.” - -“Om u die vreugde te laten, heb ik het hem niet langs administratieven -weg laten weten. Een charmant priester, vindt u niet?” - -“O, heel charmant. Wij mogen hem graag.” - -Duvillard mengde zich nu in gesprek om te zeggen, dat ze niet op -Dutheil behoefden te wachten, want dat hij een telegram van den jongen -afgevaardigde gekregen had, die zich wegens dringende bezigheden -verontschuldigde. Fonsègue, die opnieuw een vragenden blik op den baron -wierp, werd weer ongerust. Maar deze glimlachte en stelde hem gerust -met de half-fluisterend gesproken woorden: - -“O, niets bijzonders. Een opdracht van mij, waarover hij mij strakjes -antwoord zal komen brengen.” - -En hem dan wat ter zijde nemend. - -“Tusschen twee haakjes, vergeet het berichtje niet, waarover ik je -gesproken heb.” - -“Welk berichtje? O, ja, die soirée, waarop Silviane gedeclameerd -heeft... Daar wou ik juist over spreken. De lofspraak daarin is wel wat -al te erg.” - -Duvillard, zooeven nog zoo kalm met zijn veroverende en minachtende -manieren, werd nu bleek en door wanhoop aangegrepen. - -“Maar ik wil beslist, dat het erin komt, waarde vriend. Je zoudt me in -de grootste ongelegenheid brengen, want ik heb het Silviane -uitdrukkelijk beloofd.” - -In den angstigen blik van zijn oogen en het beven van zijn lippen was -de geheele angst te lezen van een ouden, verwenden man, die bereid is -het genot, waarvan men hem speent, met iederen prijs te betalen. - -“Goed, goed!” zeide Fonsègue, die zich inwendig vroolijk maakte. “Als -het zoo ernstig is, dan zal het berichtje erin komen, dat beloof ik u!” - -Daar men niet op Gérard en Dutheil behoefde te wachten, waren alle -gasten aanwezig. Eindelijk begaven zij zich naar de eetkamer, terwijl -beneden de laatste hamerslagen gegeven werden. Eve zat tusschen -generaal Bozonnet en Fonsègue; Duvillard tusschen madame Fonsègue en -Rosemonde, terwijl Camille en Hyacinthe aan het hoofd- en benedeneinde -der tafel zaten. Het déjeuner werd wat haastig en ongeregeld gebruikt, -want tot driemaal toe kwamen dienstmeisjes inlichtingen en orders -vragen. Deuren werden onophoudelijk open en dicht geslagen, de muren -zelf schenen te dreunen onder het ongewone lawaai, waarmede de laatste -voorbereidende maatregelen het huis vervulden. Allen werden door de -koortsachtige opwinding medegesleept; het gesprek sprong van den hak op -den tak, liep nu eens over het bal, dat den vorigen dag op het -ministerie van Binnenlandsche Zaken gegeven was, dan weer over het -volksfeest, dat den volgenden dag plaats hebben zou; steeds echter kwam -men weer terug op den bazar, op den prijs, dien men voor de artikelen -betaald had en waarvoor men ze weer verkoopen zou, op het -waarschijnlijke cijfer van de totale opbrengst. - -Toen generaal Bozonnet den naam van den rechter van instructie Amadieu -noemde, zeide Eve, dat zij hem niet te dejeuneeren had durven vragen, -omdat zij wist hoe druk hij het had, maar dat zij toch hoopte, dat hij -ook zijn obool zou komen brengen. Fonsègue plaagde Rosemonde met haar -japon van vuurroode zijde en beweerde, dat zij reeds in de vlammen der -hel brandde, wat haar, daar het satanisme op dat oogenblik een passie -van haar was, in den grond der zaak aanging. Duvillard gedroeg zich -volkomen correct tegenover de stille madame Fonsègue, terwijl -Hyacinthe—om zelfs de prinses te overbluffen—in uitgekozen woorden de -magische operatie vertelde, waardoor men een reinen man, na hem van -alle manlijkheid ontdaan te hebben, in een engel veranderde. Camille -was zeer gelukkig en opgewekt en wierp nu en dan een brandenden blik op -haar moeder, die steeds onrustiger werd naarmate zij voelde, dat haar -dochter steeds agressiever werd en vastbesloten was tot een openlijken -oorlog zonder genade. - -Tegen het einde van het dessert hoorde de moeder, hoe Camille zeer luid -op haar uitdagenden en doordringenden toon zeide: - -“O, praat mij niet over die geschminkte, als communie-bruidjes gekleede -oude dames, die nog met een pop schijnen te spelen. Ik walg ervan!” - -Zenuwachtig stond Eve op en excuseerde zich. - -“Neem mij niet kwalijk, dat ik u wat haast... Je weet werkelijk niet, -of dit een dejeuner is... maar ik ben bang, dat men ons geen tijd zal -laten een kop koffie te gebruiken.” - -De koffie werd rondgediend in den blauw-zilveren salon, waarin een -wondermooie mand met gele rozen geurde. Deze hartstocht voor bloemen -van de barones veranderde het hôtel in een voortdurende lente. -Duvillard nam dadelijk Fonsègue, terwijl zij beiden hun kopje dampende -koffie nog in de hand hadden, mee naar zijn studeerkamer, om een sigaar -te rooken en vrij te kunnen spreken; de deur bleef echter wijd open -staan en men hoorde hun stemmen door elkaar klinken. Generaal de -Bozonnet, die blij was in madame Fonsègue een ernstige en geduldige -vrouw te hebben, die naar hem luisterde, zonder hem in de rede te -vallen, vertelde haar de zeer lange geschiedenis van de vrouw van een -officier, die haar man in 1870 in alle slagen gevolgd had. Hyacinthe -dronk geen koffie; hij noemde die minachtend een drank voor conciërges. -Hij maakte zich een oogenblik vrij van Rosemonde, die een glaasje -kummel dronk, en ging naar zijn zuster: - -“Zeg eens even, dat was ook dom wat je daarnet er voor mama uitgooide. -Mij kan het niet schelen, maar ten slotte gaan de anderen het ook -merken, en ik zeg je, gedistingeerd is het niet.” - -Camille keek hem met haar donkere oogen strak aan: - -“Wees zoo goed je niet met mijn zaken te bemoeien!” - -Hij schrok, voelde, dat er een onweer op til was en ging met Rosemonde -naar den grooten rooden salon ernaast, om haar een nieuwe schilderij te -laten zien, die zijn vader den vorigen dag gekocht had. De generaal, -dien hij riep, volgde met madame Fonsègue. - -Moeder en dochter waren nu een oogenblik alleen. Als gebroken leunde -Eve tegen een wandtafeltje. Het geringste verdriet maakte haar moe en -mat en in haar naïef en volmaakt egoïsme kon zij bij de minste -aanleiding in tranen uitbarsten. Waarom haatte haar dochter haar zoo? -Waarom trachtte zij met zooveel hardnekkigheid haar laatste -liefdesgeluk, waaraan zij met haar geheele hart hing, te vernietigen? -Diep bedroefd en meer wanhopig dan verbitterd keek zij haar aan, en op -het oogenblik, dat het jonge meisje ook naar den rooden salon wilde -gaan, kwam zij op het ongelukkige denkbeeld haar terug te houden, om -een opmerking over haar toilet te maken. - -“Maar beste kind, waarom kleedt je je toch zoo hardnekkig als een oude -vrouw? Je ziet er heusch niet voordeelig door uit.” - -In haar teedere oogen van gevierde en aangebeden mooie vrouw was -duidelijk het medelijden met dit leelijke en mismaakte schepseltje, dat -zij nooit goed als haar dochter had kunnen erkennen, te lezen. De eene -schouder hooger dan de andere, de lange armen van een bultenaar, een -profiel van een zwarte geit—hoe was het mogelijk, dat zoo iets -monsterachtigs voortgekomen was uit haar koninklijke schoonheid, de -schoonheid, die zij haar geheele leven lang zelf lief gehad, met -eerbiedige vroomheid verzorgd had, die de eenige godsdienst was, voor -welken zij ooit iets gevoeld had. Haar verdriet en haar schaamte, dat -zij zoo’n kind had, beefden in haar stem. - -Camille bleef plotseling stokstijf staan, als had een zweepslag haar -midden in haar gezicht gestriemd. Dan kwam zij naar haar moeder toe, en -nu begon de vreeselijke verklaring tusschen die beiden met deze -eenvoudige, halfgefluisterde woorden: - -“U vindt, dat ik mij slecht kleed... Dan moet u zich eens wat meer met -mij bemoeien, ervoor zorgen, dat mijn toiletten naar uw smaak zijn en -mij uw geheim om mooi te zijn, leeren.” - -Reeds had Eve spijt over haar uitval; zij had een afschuw van disputen -met beleedigende woorden. Zij wilde er zich aan onttrekken, vooral op -dit oogenblik, nu men haar beneden voor den bazar wachtte. - -“Kom beste meid, maak geen scène, nu allen het kunnen hooren... Ik heb -je lief gehad...” - -Met een ingehouden, maar vreeselijk lachje viel Camille haar in de -rede: - -“U hebt mij lief gehad... Maar, arme mama, zeg toch niet zulke komische -dingen! Hebt u ooit iemand lief gehad? U wilt, dat men u lief heeft; -maar dat is heel wat anders. Maar uw kind, een kind... Weet u eigenlijk -wel hoe men een kind lief heeft?... U hebt mij altijd aan mijn lot -overgelaten, omdat u mij te leelijk vondt en bovendien geen dagen en -nachten genoeg hadt om u zelf lief te hebben... Neen, moeder, lieg maar -niet; u beschouwt me ook nu nog altijd als een monster, dat u afkeer -inboezemt en u hindert.” - -Nu was het uit, nu moest de scène ten einde gespeeld worden, in een -koortsachtig fluisteren, van aangezicht tot aangezicht, met op elkaar -geklemde tanden. - -“Ik beveel je te zwijgen, Camille! Ik kan een dergelijke taal niet -dulden!” - -“Ik behoef niet te zwijgen, wanneer u tracht mij te kwetsen. Als ik er -verkeerd aan doe mij als een oude vrouw te kleeden, dan komt dat -misschien, omdat een ander zoo belachelijk is zich als een jong meisje, -als een bruid te kleeden.” - -“Als een bruid, ik begrijp je niet.” - -“O, u begrijpt mij heel goed... Maar ik wil toch, dat u het weet: -iedereen vindt mij niet zoo leelijk als u, naar het schijnt, mij wil -laten gelooven.” - -“Als je leelijk bent, dan komt dat, omdat je je slecht kleedt. Iets -anders heb ik niet gezegd.” - -“Ik kleed mij zooals ik wil, en ongetwijfeld goed, daar men van mij -houdt zooals ik ben.” - -“Zoo, houdt iemand van je? Dan moet hij het maar zeggen en met je -trouwen.” - -“Dat gebeurt ook, dat gebeurt ook! Dat zal een heele opluchting voor u -zijn! En dan kunt u me nog als bruid zien ook!” - -Haar stemmen werden onwillekeurig luider. Camille hield even op, haalde -adem en ging dan weer met een fluisterende, fluitende stem door. - -“Gérard zal u dezer dagen om mijn hand komen vragen.” - -Bleek en met strakke oogen keek Eve haar aan; zij scheen het niet -begrepen te hebben. - -“Gérard... Waarom zeg je me dat?” - -“Natuurlijk omdat Gérard mij liefheeft en met mij trouwen zal... U -drijft mij tot het uiterste, u zegt steeds weer, dat ik leelijk ben, u -behandelt mij als een monster, waarvan niemand iets weten wil. Dan moet -ik mij toch verdedigen, moet ik u de waarheid zeggen, om u te bewijzen, -dat niet iedereen uw smaak heeft.” - -Er volgde een stilte; de strijd scheen door dat vreeselijke, dat -plotseling tusschen haar oprees, geëindigd te zijn. Maar nu stonden -niet meer moeder en dochter tegenover elkaar, doch twee mededingsters, -die leden en streden. - -Eve haalde diep adem en keek angstig rond, of niemand binnenkwam, die -haar zou kunnen zien of hooren. Dan vastberaden: - -“Je kan niet met Gérard trouwen.” - -“En waarom niet?” - -“Omdat ik het niet wil, omdat het onmogelijk is.” - -“Dat is geen reden. Zeg me de reden.” - -“De reden is, dat het huwelijk onmogelijk is. Dat is alles.” - -“Neen, de reden zal ik u zeggen, omdat u mij ertoe dwingt... De reden -is, dat Gérard uw minnaar is... Maar wat beteekent dat, daar ik het -weet en hem toch hebben wil?” - -En haar vlammende oogen voegden er aan toe: “En juist daarom wil ik hem -hebben!” Haar lange marteling mismaakt te zijn, haar woede, dat zij van -haar kinderjaren af haar mooie moeder zoo gevierd en aangebeden gezien -had, doorschokte haar en wreekte zich in een boosaardigen triomf. -Eindelijk ontroofde zij haar dan toch den minnaar, dien zij haar zoo -lang benijd had. - -“Ongelukkige,” stamelde Eve zwak en in haar hart getroffen. “Je weet -niet wat je zegt en wat je me doet lijden.” - -Maar zij moest weer zwijgen en glimlachen, want Rosemonde kwam zeggen, -dat men beneden naar haar vroeg. De deuren van het hôtel zouden geopend -worden en zij moest in haar “stand” zijn. Ja, zij kwam dadelijk naar -beneden... Zij hield zich vast aan een wandtafeltje, dat achter haar -stond, om niet te vallen. - -“Zeg,” ging Hyacinthe tegen zijn zuster zeggen, “het is idioot, om -zoo’n ruzie te maken. Je zoudt beter doen naar beneden te gaan.” - -Camille zond hem ruw weg. - -“Ga zelf en neem de anderen mede. Het is beter, wanneer wij geen last -van hen hebben.” - -Hyacinthe keek zijn moeder aan als een zoon, die wist en het -belachelijk vond. Dan haalde hij, geërgerd haar zoo weinig krachtig te -zien tegen zijn heks van een zuster, zooals hij haar noemde, zijn -schouders op, liet haar beiden aan haar dwaasheid over en nam de -anderen mede naar beneden. Men hoorde Rosemonde lachend weggaan, -terwijl de generaal, die een nieuw verhaal begonnen was, madame -Fonsègue begeleidde. Maar toen moeder en dochter zich alleen waanden, -drongen andermaal stemmen tot haar ooren door, de stemmen van Duvillard -en Fonsègue. De vader was er altijd nog, die haar kon hooren. - -Eve voelde, dat zij weg had moeten gaan. Maar zij vond er de kracht -niet toe; na het woord, dat haar als een zweepslag getroffen had, en in -de wanhoop, waarin de vrees haar minnaar te verliezen, haar wierp, was -haar dat onmogelijk. - -“Gérard kan niet met je trouwen, hij heeft je niet lief.” - -“Hij heeft me wel lief.” - -“Je verbeeldt je, dat hij je lief heeft, omdat hij uit medelijden -vriendelijk voor je geweest is... Hij heeft je niet lief.” - -“Hij heeft mij lief... Hij heeft mij lief, in de eerste plaats, omdat -ik niet dom ben, zooals zooveel anderen, en vooral heeft hij mij lief, -omdat ik jong ben.” - -Dat was een nieuwe wonde, en uit den wreeden spot, waarmede zij -toegebracht werd, klonk de triompheerende vreugde eindelijk deze -schoonheid, waaronder zij zoo geleden had, te zien verwelken. - -“Jeugd, moeder, ja, u weet niet meer wat dat is... Al mag ik niet mooi -zijn, jong ben ik; ik ruik nog lekker, heb heldere oogen, frissche -lippen. Bovendien heb ik zooveel en zoo lang haar, dat ik me daarmede -zou kunnen kleeden, als ik dat wilde... Kom, je bent nooit leelijk, -wanneer je jong bent, maar wanneer je niet jong meer bent, arme mama, -dan is het uit. Het helpt niet of je al mooi geweest bent, alles in het -werk stelt, om het nog te zijn... er blijft niets over dan puinhoopen, -schande en walging.” - -Zij zeide het zoo scherp, dat iedere zin als een messteek in het hart -van haar moeder drong. Tranen kwamen in de oogen van de ongelukkige, -zoo diep gewonde vrouw. Ja, het was waar, zij stond machteloos -tegenover de jeugd, zij leed slechts, omdat zij ouder werd, omdat zij -voelde, hoe de liefde haar verliet, nu zij gelijk was aan een te rijpe, -van haar tak gevallen vrucht. - -“Nooit zal de moeder van Gérard haar toestemming tot een huwelijk met -jou geven.” - -“Hij zal haar overreden, dat is zijn zaak... Ik heb twee millioen, en -met twee millioen doe je heel wat.” - -“Wil je hem dan bezoedelen, zeggen, dat hij je om je geld trouwt?” - -“Neen, neen, Gérard is een heel fatsoenlijke en nette jongen. Hij heeft -mij lief, hij trouwt met me om me zelf... Maar hij is nu eenmaal niet -rijk, heeft ondanks zijn zes-en-dertig jaar geen gevestigde positie, en -dan is het zoo gek niet om een vrouw te nemen, die je met het geluk -rijkdom brengt... Want, versta me goed, mama, ik breng hem het geluk, -de wederkeerige, van de toekomst zekere liefde.” - -Nogmaals stonden zij oog in oog tegenover elkaar. De verschrikkelijke -scène, telkens onderbroken en weer opgevat, scheen geen einde te kunnen -nemen; het was een drama van moorddadige heftigheid, maar gedempt, -zonder lawaai, gesproken met verstikte stemmen. Geen van beiden wilde -wijken, hoewel zij met al die open deuren ieder oogenblik overvallen -konden worden, hoewel het personeel steeds binnen kon komen en de stem -van den vader vroolijk naast haar klinken bleef. - -“Hij heeft je lief, hij heeft je lief... Dat zeg jij... Hij heeft het -je nooit gezegd.” - -“Hij heeft het me wel twintigmaal gezegd. Hij zegt het telkens, als we -alleen zijn.” - -“Ja, zooals aan een klein meisje, dat men een plezier wil doen... Nooit -heeft hij tegen je gezegd, dat hij met je trouwen wil.” - -“Hij heeft het me den laatsten keer, dat hij hier was, nog gezegd. De -zaak is beklonken—ik verwacht, dat hij eerstdaags mijn hand zal -vragen.” - -“Je liegt, je liegt, ongelukkige. Je wilt me pijnigen. Je liegt, je -liegt!” - -Eindelijk barstte haar smart in dezen kreet van protest uit; zij wist -niet meer, dat zij moeder was, dat zij tot haar dochter sprak... alleen -de verliefde, beleedigde, door een mededingster geprikkelde vrouw bleef -nog over. - -“Mij, mij heeft hij lief,” bekende zij snikkend. “Den laatsten keer -heeft hij het mij gezworen, gezworen, versta je, dat hij je niet lief -had en nooit met je trouwen zou.” - -Camille begon scherp te lachen en nam een spottend-medelijdende houding -aan. - -“Mama, ik heb heusch met je te doen. Je bent nog zoo’n echt kind... Ja -heusch, u bent het kind. Laat u, die toch zooveel ervaring heeft, u nog -beetnemen door de verzekeringen van een man? Gérard is de kwaadste niet -en daarom zweert hij u alles wat u wilt.” - -“Je liegt! Je liegt!” - -“Kom, wees nou verstandig. Dat hij niet meer komt, dat hij vandaag niet -op het déjeuner verschenen is, vindt alleen zijn oorzaak hierin, dat u -hem de keel uithangt. Hij laat u zitten, mama, u moet den moed hebben u -dat goed voor te houden. Hij blijft vriendelijk, omdat hij goed -opgevoed is en niet weet hoe hij met u breken moet. In het kort, hij -heeft medelijden met u.” - -“Je liegt! Je liegt!” - -“Vraag het hem dan zelf als een goede moeder, die u zijn moest. Spreek -openlijk met hem, vraag hem vriendschappelijk wat hij van plan is te -doen. En wees u op uw beurt ook vriendelijk. Begrijp toch, dat, wanneer -je hem lief hebt, je hem mij dadelijk zoudt moeten geven in zijn -belang. Geef hem zijn vrijheid terug en je zult zien, dat hij slechts -mij lief heeft!” - -“Je liegt, ongelukkig kind. Je wilt me martelen en dooden.” - -In haar woedende radeloosheid herinnerde Eve zich, dat zij de moeder -was, dat zij deze onwaardige dochter een bestraffing toedienen moest. -Zij vond geen stok en rukte nu uit de mand gele rozen, die haar beiden -met haar sterken geur bedwelmden, een handvol van de langgesteelde, -doornige rozen en sloeg daarmede Camille in haar gezicht. Een droppel -bloed kwam te voorschijn op de linkerslaap, dicht bij het ooglid. - -Onder dien slag sprong het jonge meisje, vuurrood en als krankzinnig, -met haar hand omhoog als gereed, om ook te slaan, naar voren. - -“Moeder, pas op... Ik zweer je, dat ik je als de eerste de beste deerne -zal afranselen... En begrijp mij goed, ik wil Gérard, ik zal met Gérard -trouwen, ik zal hem u ontnemen door een schandaal te maken, als u hem -niet goedschiks geeft.” - -Na haar woede-daad was Eve als gebroken en wanhopig op een fauteuil -neergevallen. In haar drang naar een gelukkig leven en een egoïstisch -genot om geliefkoosd, gevleid en aangebeden te worden, kwam al haar -afschuw voor scènes terug. Camille daarentegen toonde, dronken door -haar wreedheid, dreigend, verslindend, meedoogenloos eindelijk haar -hardvochtige en zwarte ziel in haar volle naaktheid. Er ontstond een -angstaanjagend zwijgen, waarin men opnieuw de vroolijke stem van -Duvillard uit de studeerkamer hoorde komen. - -De moeder was zacht begonnen te huilen, toen Hyacinthe den kleinen -salon kwam binnen vliegen. Toen hij de beide vrouwen zag, haalde hij -medelijdend-minachtend zijn schouders op. - -“Zoo, hebben jullie nu je zin? Hadt je niet beter gedaan dadelijk naar -beneden te gaan? Je weet toch, dat iedereen naar jullie vraagt. Het -wordt te gek. Ga nou gauw mee.” - -Misschien zouden Eve en Camille, in haar behoefte om elkaar nog meer te -kwetsen en nog meer te lijden, hem nog niet gevolgd hebben, als -Duvillard en Fonsègue, die hun sigaar gerookt hadden, niet uit de -studeerkamer gekomen waren, om ook naar beneden te gaan. Eve moest -opstaan en met droge oogen glimlachen, terwijl Camille voor den spiegel -haar haar in orde bracht en met de punt van haar zakdoek den kleinen -rooden droppel, die aan haar slaap parelde, afveegde. - -In de drie reusachtige, met tapijten en groene planten versierde salons -beneden verdrong zich reeds een dichte menigte. De “stands” waren met -roode zijde gedrapeerd, wat aan de verschillende artikelen een -schitterende omlijsting gaf. Geen bazar had met de duizenderlei hier -opgehoopte voorwerpen kunnen wedijveren, want men vond er van alles: -van schetsen van meesters en autographen van beroemde schrijvers tot -schoentjes en kammen toe. Dit pêle-mêle op zichzelf was reeds een -aantrekkelijkheid, geheel afgezien van het buffet, waar mooie, blanke -handen champagne schonken, van de twee loterijen, een orgel en een met -een pony bespannen Engelsch wagentje. Een zwerm van bekoorlijke jonge -meisjes, die zich midden in het gewoel bewogen, verkocht de loten. Maar -zooals Duvillard wel voorzien had, werd het groote succes van den bazar -voornamelijk gevormd door de verrukkelijke rilling, welke de dames -kregen bij het gaan onder de koetspoort, waar de bom gesprongen was. De -toegebrachte schade was reeds grootendeels hersteld, maar de schilders -waren nog bezig. - -Toen barones Eve eindelijk met haar dochter Camille naar beneden ging, -om haar plaats in haar “stand” in te nemen, vond zij de verkoopsters -reeds koortsachtig bezig, onder leiding van prinses Rosemonde, die bij -dergelijke gelegenheden buitengewoon listig en roofzuchtig was. Zij -bestal de koopers met de grootste onbeschaamdheid. - -“Ben je daar eindelijk!” riep zij. “Pas maar goed op, want er zijn hier -een boel koopsters, die een goeden slag trachten te slaan. Ik ken ze, -zij loeren op gelegenheidskoopjes, halen de etalages door elkaar en -wachten, tot men het hoofd er bij verliest, om dan minder duur te -koopen dan in gewone winkels... Maar ik zal ze fatsoenlijk afzetten, -wacht maar!” - -Eve, die een zeer slechte verkoopster was en er zich mede vergenoegde -in haar “stand” te tronen, moest met de anderen mede lachen. Dan dwong -zij zich ertoe Camille een paar raadgevingen te geven, welke deze -glimlachend en gehoorzaam aanhoorde, maar de ongelukkige vrouw bezweek -bijna bij de angstaanjagende gedachte, dat zij daar tot zeven uur -blijven en zonder haar hart lucht te geven, voor al die menschen lijden -moest. Het was dan ook een groote verlichting voor haar, toen zij abbé -Pierre Froment zag, die op een roodfluweel tabouretje naast den “stand” -op haar zat te wachten. Doodmoe kwam zij naast hem zitten. - -“O, mijnheer de abbé, u hebt mijn brief dus gekregen... Ik heb een -goede tijding voor u en wilde u het genoegen laten die zelf aan uw -protégé, dien Laveuve, dien u mij zoo warm aanbevolen hebt, te -brengen... Alle formaliteiten zijn vervuld; u kunt hem morgen naar het -Asile laten transporteeren.” - -Verbijsterd keek Pierre haar aan. - -“Laveuve—maar die is dood!” - -Nu verwonderde zij zich op haar beurt. - -“Wat, is hij dood?... Maar waarom hebt u ons dat niet laten weten? Als -u eens wist wat voor moeite we ons gegeven hebben, wat we er allemaal -voor hebben moeten doen!... Weet u zeker, dat hij dood is?” - -“Hij is dood, mevrouw... Een maand geleden is hij gestorven.” - -“Al een maand! Maar dat konden wij niet weten. U hebt niets van u laten -hooren... Lieve hemel, hoe vervelend, dat hij dood is... nu moeten we -alles weer ongedaan maken.” - -“Hij is dood, mevrouw. Het is waar, ik had u moeten waarschuwen... Maar -wat is er aan te doen? Hij is dood.” - -Dat steeds weer terugkomende woord “dood”, de geschiedenis van dezen -“doode”, met wien zij zich nu sedert een maand bezig hield, deed haar -rillen en bracht haar heelemaal tot wanhoop. Het klonk haar in het oor -als een omen van den kouden dood, waarin zij zich in de doodswade van -haar laatste liefde voelde nederdalen. Pierre moest daarentegen ondanks -zichzelf bitter over zooveel wreede ironie glimlachen. O, deze hinkende -naastenliefde, die altijd komt, wanneer de menschen reeds dood zijn. - -De priester bleef op het bankje zitten, toen de barones opstaan moest, -daar zij den rechter van instructie Amadieu komen zag. Hij was zeer -gehaast, wilde maar even acte de présence geven en iets koopen, vóór -hij naar het paleis van Justitie terugging. Maar de kleine Massot, de -verslaggever van den Globe, die om de “stand” heen sloop, zag hem ook -en vloog, tuk op inlichtingen, naar hem toe. Hij liet hem niet los en -onderwierp hem aan een formeel verhoor, om te weten, hoe het stond met -dien Salvat, dien men beschuldigde de bom onder de koetspoort gelegd te -hebben. Was het niet een uitvinding der politie, zooals sommige bladen -beweerden? Of was het werkelijk het goede spoor en zou de politie hem -eindelijk arresteeren? Maar Amadieu gaf ontwijkende antwoorden en zeide -terecht, dat de zaak hem nog niet aanging, dat hij er zich eerst mede -te bemoeien had, wanneer die Salvat gearresteerd was en hij met de -instructie belast werd. Maar in zijn sluw-gewichtige manier van doen, -in zijn correcte houding van mondain magistraat waren allerlei -aanduidingen te lezen, als was hij reeds op de hoogte van de kleinste -bijzonderheden en als beloofde hij voor de eerstvolgende dagen de -grootste gebeurtenissen. Dames vormden een kring om hem, een zwerm van -knappe, van nieuwsgierigheid koortsachtige vrouwen verdrong zich om de -geschiedenis van dien bandiet, welke haar het kippenvel deed krijgen. -Toen Amadieu van prinses Rosemonde voor twintig francs een doosje -sigaretten, dat misschien dertig sous waard was, gekocht had, maakte -hij zich vlug uit de voeten. - -Inmiddels was Massot, die Pierre herkend had, dezen de hand gaan -drukken. - -“Die Salvat zal al een heel eind weg zijn, wanneer hij goede beenen -heeft, denkt u ook niet, mijnheer de abbé?... Ik moet altijd om de -politie lachen.” - -Maar op dat oogenblik kwam Rosemonde met Hyacinthe naar hem toe. - -“Mijnheer Massot, u komt overal, u moet beslissen... Het Cabinet des -Horreurs [10] in Montmartre, de kroeg, waar Legras zijn Fleurs du Pavé -zingt...” - -“Is een vreeselijke plaats, prinses. Ik zou er niet graag met een -huzaar heengaan.” - -“Maak nu geen gekheid, mijnheer Massot; ik spreek in vollen ernst. Een -fatsoenlijke vrouw kan er heel goed in gezelschap van een heer -heengaan, niet waar?” - -En zonder hem tijd tot een antwoord te laten, wendde zij zich tot -Hyacinthe: - -“Zie je nu wel, dat mijnheer Massot niet neen zegt. Je gaat er vanavond -met mij heen, dat is afgesproken!” - -Zij vloog al weer weg, om aan een oude dame voor tien francs een pakje -naalden te verkoopen, terwijl de jonge man met zijn geblaseerde stem -slechts zeide: - -“Zij lijkt wel niet wijs met haar Cabinet des Horreurs!” - -Massot haalde wijsgeerig zijn schouders op. Een vrouw moest zich nu -eenmaal amuseeren. Toen Hyacinthe zich verwijderd had en met zijn -perverse minachting tusschen de mooie, loten verkoopende meisjes -rondliep, veroorloofde hij zich te prevelen: - -“De jongen heeft het hard noodig, dat een vrouw een man van hem maakt.” - -Doch dan viel hij zichzelf in de rede en zeide, zich weer tot Pierre -wendend: - -“Kijk, daar heb je Dutheil... Wat kletste Sanier vanochtend toch, dat -Dutheil vanavond in Mazas zou slapen?” - -Inderdaad drong Dutheil zich haastig en glimlachend door de menigte -heen, om bij Duvillard en Fonsègue, die nog altijd bij den “stand” der -barones stonden te praten, te komen. Onmiddellijk wuifde hij met zijn -hand ten teeken van overwinning, om te zeggen, dat hij in de delicate -opdracht, waarmede men hem belast had, geslaagd was. Het ging om niets -minder dan om een vermetele manoeuvre, ten einde de opneming van -Silviane in de Comédie-Française te verhaasten. Zij was op het -denkbeeld gekomen den baron ertoe te bewegen een invloedrijk criticus -tot een diner in het Café Anglais uit te noodigen. Deze zou, zoo -beweerde zij, wanneer hij haar had leeren kennen, de administratie wel -dwingen de deuren wijd voor haar open te zetten. Het was geen -gemakkelijke taak den criticus die uitnoodiging te doen aannemen, want -hij ging voor een knorrig en streng heer door. Dutheil had dan ook drie -dagen al zijn diplomatie moeten gebruiken en al zijn invloeden in het -vuur brengen. Maar nu straalde hij: hij had overwonnen. - -“Vanavond, waarde baron, vanavond om half acht. Bliksems, het heeft mij -meer moeite gekost dan er een premieleening door te krijgen.” - -Hij lachte met de vroolijke onbeschaamdheid van een pretmaker, die -weinig last van zijn politiek geweten had. Zelfs had hij veel pleizier -in zijn toespeling op de nieuwe publicatie van de Voix du Peuple. - -“Maak geen gekheid,” fluisterde Fonsègue heel zacht, die het aardig -vond Dutheil wat bang te maken. “Het staat heel slecht.” - -Dutheil werd heel bleek en zag reeds den commissaris van politie en -Mazas voor zich. Maar in zijn volkomen en naïef gemis aan iederen -moreelen zin, stelde hij zich dadelijk gerust en begon weer te lachen. -Lieve hemel, het leven was toch zoo mooi! - -“Kom,” antwoordde hij vroolijk, terwijl hij in de richting van -Duvillard knipoogde; “daar heb je mijn beschermer!” - -Deze had hem dankbaar de hand gedrukt en gezegd, dat hij een aardige -jongen was. En zich tot Fonsègue wendende: - -“Zeg, je moet vanavond ook van de partij zijn. Ja, je moet, want ik -wil, dat Silviane een imponeerenden indruk maakt. Dutheil zal de Kamer -vertegenwoordigen, jij de journalistiek en ik de financiën.” - -Hij viel zich plotseling in de rede, daar hij Gérard, die zich langzaam -en met een ernstig gezicht een weg door al de vrouwenrokken baande, -zag. Hij riep hem met een gebaar. - -“Gérard, je moet me een dienst bewijzen.” - -Dan vertelde hij waar het om ging—dat de invloedrijke criticus de -uitnoodiging aangenomen had, dat het diner over Silviane’s toekomst -beslissen zou, dat al haar vrienden verplicht waren zich om haar te -scharen. - -“Ik kan niet,” antwoordde de jonge man verlegen; “ik dineer bij mijn -moeder, die zich vanochtend niet al te lekker voelde.” - -“Je moeder is te verstandig, om niet te begrijpen, dat er dingen van -buitengewoon en exceptioneel belang zijn. Ga weer naar huis terug, -vertel haar het een of ander, zeg haar, dat het geluk van een vriend op -het spel staat.” - -En toen Gérard al zwak begon te worden, voegde hij er aan toe: - -“Ik heb je noodig, beste jongen, ik heb een man uit de hooge kringen -noodig. Je weet welk een groote macht de hooge kringen op het tooneel -vormen. Als Silviane die op haar hand heeft, is haar overwinning -verzekerd.” - -Gérard beloofde te zullen komen en bleef dan nog een oogenblik met zijn -oom, generaal de Bozonnet, staan praten, die dit gekrioel van vrouwen, -waarin hij als een oud, afgetuigd schip ronddreef, heel aardig vond. -Nadat hij madame Fonsègue voor haar welwillendheid, om naar hem te -luisteren, bedankt had door voor honderd francs een autogram van -monseigneur Martha van haar te koopen, raakte hij verdwaald onder den -zwerm jonge meisjes, die hem elkaar als het ware toewierpen. Toen hij -eruit kwam, had hij zijn handen vol loten. - -“Jongen, ik raad je aan je niet onder die jonge dames te wagen. Je -laatsten sou zou je erbij inschieten!... Kijk, mademoiselle Camille -roept je!” - -Inderdaad wachtte deze op Gérard, sedert zij hem gezien had. Zij -glimlachte uit de verte tegen hem, en toen hun oogen elkaar ontmoetten, -moest hij wel naar haar toe gaan, ofschoon hij op hetzelfde moment den -wanhopigen blik van Eve, die hem ook smeekend riep, op zich voelde -rusten. Camille, die merkte, dat haar moeder geen oog van haar af had, -overdreef dadelijk haar vriendelijkheid als verkoopster en maakte van -de kleine vrijheden, die de liefdadigheidskoorts toestond, gebruik, -stopte de zakken van den jongen man vol met allerlei kleine voorwerpen, -gaf hem andere in zijn handen, die zij tusschen de hare drukte—en dat -alles met een jeugdigen overmoed, met een luid, frisch gelach, dat de -andere, haar mededingster, martelde. - -Eve leed er zeer onder, wilde naar hen toegaan, hen scheiden. Maar -juist op dat oogenblik werd zij tegengehouden door Pierre, die op een -denkbeeld gekomen was, dat hij, alvorens den bazar te verlaten, aan -haar oordeel onderwerpen wilde. - -“Nu Laveuve dood is en u zooveel moeite gegeven hebt voor het bed, dat -nog vrij is, zou ik u willen vragen zoo goed te willen zijn er nog niet -over te beschikken, voor ik abbé Rose gesproken heb. Ik zie hem -vanavond, en hij, die zooveel ellende kent, zal zoo blij zijn er -tenminste één te kunnen verlichten en een van zijn armen naar het Asile -te kunnen brengen.” - -“Natuurlijk,” stamelde de barones; “ik zal zoo gelukkig zijn... zooals -u wilt... Ik zal nog wachten... Ongetwijfeld, ongetwijfeld, mijnheer de -abbé!” - -Heel haar arm, lijdend wezen beefde. Zij wist niet meer wat zij zeide, -zij kon haar hartstocht niet overwinnen, liet den pastoor staan en -merkte niet eens, dat hij daar stond, toen Gérard, gehoor gevend aan -het smartelijke smeeken van haar blik, erin slaagde het jonge meisje te -ontsnappen, om eindelijk naar de moeder te gaan. - -“Wat kom je toch weinig, lieve vriend!” zeide zij hardop en -glimlachend. “We zien je bijna niet meer!” - -“O, ik voelde mij niet lekker,” antwoordde hij vriendelijk. - -Hij ziek! Vol moederlijke bezorgdheid keek zij hem aan, en het kwam -haar inderdaad voor dat zijn correct, knap mannegezicht ondanks de -trotsche, voorname uitdrukking wat bleeker was, dat de edele buitenkant -het onherstelbaar innerlijk verval minder verborg. Ja hij met zijn -aangeboren goedheid moest wel lijden onder zijn onnut, mislukt leven, -onder al het geld, dat hij aan zijn arme moeder kostte, wat hem ten -slotte wel tot dit huwelijk met dit rijke, mismaakte meisje, dat hij -was gaan beklagen, drijven zou. Zij voelde, dat hij zelf zóó zwak was, -als een wrak door een storm zóó heen en weer geslingerd werd, dat haar -hart volschoot en zij, nauwlijks fluisterend, vurig smeekte te midden -van deze menigte, die alles hooren kon. - -“Als jij lijdt—ik niet minder!... Gérard, we moeten elkaar spreken, ik -wil het.” - -“Neen, laten we nog wat wachten!” stamelde hij verlegen. - -“Het moet, Gérard. Camille heeft me je plannen verteld. Je kunt niet -weigeren me te zien. Ik wil je spreken.” - -Bevend trachtte hij nogmaals de wreede verklaring te vermijden. - -“Maar daar is het onmogelijk; ze kennen het adres.” - -“Nu, dan morgen om vier uur in het kleine restaurant van het Bois de -Boulogne, waar we al eens meer geweest zijn.” - -Hij moest het beloven en zij namen afscheid. Camille draaide zich om en -keek naar hen. Een groote menigte vrouwen belegerde den “stand” en de -barones begon op haar nonchalante manier te verkoopen, terwijl Gérard -zich weer bij Duvillard, Fonsègue en Dutheil voegde, die door het -vooruitzicht op het diner zeer opgewonden waren. - -Pierre had het gesprek gedeeltelijk gehoord. Hij kende de geheimen van -het huis, de marteling, de physiologische en moreele ellende, die door -den glans van zooveel rijkdom en macht verborgen werd. Het was een -steeds dieper invretende, vergiftigde wond: een knagende ziekte -verteerde vader, moeder, zoon en dochter, bij wie alle maatschappelijke -banden losgeraakt waren. Om de salons te kunnen verlaten, moest Pierre -zich een weg banen door de menigte der koopsters, die uit den triomf -van den bazar een manifestatie wilden maken. En daar ergens in de -verte, in het diepe donker rende Salvat onophoudelijk voort, terwijl -Laveuve, de doode, als het ware een kaakslag van bittere ironie in het -aangezicht der bedriegelijke, lawaaierige barmhartigheid was. - - - - -II. - -Welk een heerlijke vrede heerschte daar bij den goeden abbé Rose in den -kleinen, op een smallen tuin uitzienden rez-de-chaussée, welken hij in -de rue Cortot bewoonde! Geen geratel van wagens, zelfs niet de -ademhaling van het aan de andere zijde van den heuvel van Montmartre -dreunende Parijs drong door tot de groote stille en de ingesluimerde -rust van een afgelegen provinciestadje. - -Het sloeg zeven uur, de schemering was langzaam ingevallen. Pierre zat -in het eenvoudige eetkamertje te wachten, dat de huishoudster de soep -op zou doen. De abbé, die zich ongerust maakte, dat hij hem in een -maand—sedert hij zich met zijn broeder Guillaume in Neuilly had -opgesloten—zoo goed als niet gezien had, had hem den vorigen dag een -brief geschreven en gevraagd te komen eten, om eens kalm over hun zaken -te spreken, want Pierre bleef hem geld voor hun gemeenschappelijke -aalmoezen geven, en sedert de oprichting van hun asyl in de rue de -Charonne hadden zij samen hun liefdadigheidsrekeningen, die zij van -tijd tot tijd controleerden. Na het eten zouden zij erover spreken en -nagaan of er niet iets beters te doen viel. De goede priester straalde -van vreugde over dezen mooien, vreedzamen, goeden avond, dien hij zoo, -met zijn lieve armen zich bezig houdend, doorbrengen zou; dat was -ondanks alle onaangenaamheden, welke zijn ondoordachte naastenliefde -hem reeds bezorgd had, zijn eenig genot, waartoe hij, uit hartstocht, -als tot een zondige zwakheid steeds terugkeerde. - -Pierre was blij hem dit genoegen te kunnen doen en vond ook zelf -daardoor een opluchting, een rust van enkele uren in dit zoo eenvoudige -middagmaal, in al die goedheid, welke hun omgaf; hij was nu ver van -zijn vreeselijke marteling. Hij herinnerde zich het vrije bed in het -Asile des Invalides du Travail en dat barones Duvillard hem beloofd had -te zullen wachten tot hij aan abbé Rose gevraagd zou hebben, of hij -niet ergens een groote ellende, die belangstelling verdiende, wist. Hij -begon er dadelijk over, nog vóór zij aan tafel gingen. - -“Een groote ellende, die belangstelling verdient? Maar beste jongen, -die verdienen ze allemaal. Als je iemand gelukkig wilt maken, heb je, -vooral wanneer het oude, werklooze arbeiders betreft, keus in -overvloed, vraag je je alleen maar angstig af, wie de uitverkorene zal -zijn, terwijl zooveel anderen in hun hel blijven.” - -Toch dacht hij na, wond zich op, nam eindelijk ondanks den smartelijken -strijd van zijn gewetensbezwaren, een besluit. - -“Ik weet het al. Dat is beslist de ongelukkigste en bescheidenste van -allen, een oude man van twee-en-zeventig jaar, een schrijnwerker, die -sedert de acht of tien jaar, dat hij van de openbare liefdadigheid -leeft, geen werk meer vinden kan. Zijn naam weet ik niet, iedereen -noemt hem den grooten Oude. Dikwijls blijft hij weken lang van mijn -Zaterdagsche uitdeelingen weg. Wanneer er haast is met de opneming, -zullen we hem moeten gaan zoeken. Ik geloof, dat hij meermalen in het -nachtasyl in de rue d’Orsel slaapt, wanneer plaatsgebrek hem ten minste -niet dwingt achter het een of ander staketsel te gaan liggen. Willen we -vanavond in de rue d’Orsel gaan kijken?” - -Zijn oogen schitterden; voor hem waren die bezoeken aan de grootste -ellende, die hij ondanks zijn overvloeiend apostelmedelijden niet meer -durfde maken, zoo had men ze hem verweten en als een misdaad -aangerekend, een orgie, de verboden vrucht. - -“Is dat afgesproken, jongen? Alleen dezen éénen keer nog maar! Het is -trouwens de eenige manier, om den grooten Oude te vinden. Je kunt tot -elf uur bij mij blijven... En bovendien zou ik je graag laten zien, -welk een verschrikkelijke ellende daar heerscht. Misschien hebben we -het geluk, dat we den een of anderen armen stakkerd kunnen helpen.” - -Pierre glimlachte om dien jeugdigen ijver bij dezen ouden man met zijn -sneeuwwit haar. - -“Afgesproken, waarde abbé! Ik vind het heerlijk den heelen avond hier -bij u te blijven en het zal me goed doen u nog eens op een van onze -oude drijfjachten te volgen, waarvan we altijd met een hart vol vreugde -en smart terugkwamen.” - -De huishoudster bracht de soep. Maar juist toen de beide priesters aan -de tafel wilden gaan zitten, werd er zacht en bescheiden gebeld, en -toen de abbé hoorde, dat het een buurvrouw, madame Mathis, was, die een -antwoord kwam halen, liet hij haar binnenkomen. - -“De arme vrouw had een voorschot van tien francs noodig, om een matras -uit de bank van leening te krijgen,” legde hij Pierre uit. “Ik had ze -niet, maar heb ze van een ander weten te krijgen. Zij woont hier in -huis, in een vreeselijke, heimelijke ellende... Haar inkomsten zijn zoo -klein, dat zij er niet van leven kan.” - -“Maar,” vroeg Pierre, die zich den jongen man herinnerde, dien hij bij -Salvat gezien had; “heeft zij geen grooten zoon van twintig jaar?” - -“Ja juist... Ik geloof, dat haar ouders rijke provincialen waren. Zij -is, naar men mij verteld heeft, getrouwd met een pianomeester, die haar -te Nantes les gaf en haar geschaakt heeft. Zij is met hem naar Parijs -gekomen, waar hij gauw gestorven is, een treurige liefdesroman. Door -haar meubels te verkoopen en alles bij elkaar te scharrelen, had zij -een rente van nog geen twee duizend francs en kon zij haar zoon op het -gymnasium laten gaan en zelf bescheiden leven. Maar daar zij haar -kapitaaltje in twijfelachtige waarden belegd had, is een groot deel van -haar geld verdwenen en heeft zij nog maar een inkomen van achthonderd -francs. Zij heeft tweehonderd francs huur te betalen, zoodat zij met -vijftig francs per maand moet rondkomen. Anderhalf jaar geleden heeft -haar zoon haar verlaten, om haar niet langer tot last te zijn, en -tracht zijn eigen brood te verdienen, wat hem echter, naar ik geloof, -niet gelukt.” - -Madame Mathis kwam binnen, een kleine donkere vrouw met een treurig, -zacht en kwijnend gezicht. Zij droeg altijd dezelfde zwarte japon, -sprak nauwelijks en leefde in de ongeruste afzondering van een arm -schepsel, dat steeds door den storm van het ongeluk getroffen wordt. -Toen abbé Rose haar de fijngevoelig ingepakte tien francs gaf, kreeg -zij een kleur, bedankte hem en beloofde ze terug te zullen geven, -zoodra zij haar maandgeld ontving, want zij was geen bedelares en wilde -niets afnemen van het deel, dat voor hongerlijders bestemd was. - -“En heeft uw zoon Victor werk gevonden?” vroeg de abbé. - -Zij aarzelde, want zij wist niet wat haar zoon deed, daar zij hem soms -in weken niet zag. Zij antwoordde dan ook slechts: - -“Hij is heel goed en houdt veel van mij... Het is zoo jammer, dat wij -geruïneerd werden, voor hij op de École Normale was. Nou heeft hij zijn -examen niet kunnen doen... Hij was zoo’n knappe en ijverige leerling op -het gymnasium.” - -“U hebt uw man verloren, toen uw zoon tien was, niet waar?” - -Weer kreeg zij een kleur, dacht dat heel haar geschiedenis aan de beide -priesters bekend was. - -“Ja, mijn arme man heeft nooit geluk gehad. De tegenslag had hem -verbitterd, zijn denkbeelden werden steeds geëxalteerder en hij is in -de gevangenis gestorven—tengevolge van een vechtpartij in een -volksvergadering, waarbij hij ongelukkigerwijze een politie-agent -wondde... Tijdens de Commune had hij medegevochten... Maar toch was hij -een heel zachtmoedig man, die mij aanbad.” - -Tranen waren in haar oogen gekomen. En abbé Rose liet haar gaan met de -troostgevende woorden: - -“Laten we hopen, dat u nog plezier van uw zoon zult beleven en dat hij -u alles zal vergoeden wat u voor hem gedaan hebt.” - -Madame Mathis verwijderde zich langzaam met een gebaar van eindelooze -triestheid. Zij wist niets van haar zoon, maar zij beefde voor de -verbittering van het harde noodlot. - -“Ik geloof niet,” zeide Pierre, toen zij weer alleen waren, “dat de -arme vrouw veel op haar zoon kan rekenen. Ik heb den jongen maar eens -gezien, maar zijn heldere oogen zijn zoo koud en snijdend als een mes.” - -“Vindt je?” riep de oude priester verbaasd uit. “Hij leek mij een heel -beleefde jongen, misschien een beetje genotzuchtig, maar onze -tegenwoordige jeugd is nu eenmaal vroeg rijp... Maar laten we aan tafel -gaan, de soep zal koud worden.” - - - -Bijna op hetzelfde uur was het ook aan een ander einde van Parijs, in -den salon van gravin de Quinsac, welken zij achter in den stillen en -triesten rez-de-chaussée van een oud hôtel in de rue de Saint-Dominique -had, langzaam donker geworden. Zij zat daar alleen met markies de -Morigny, den trouwen vriend, aan den haard, waarin juist de gloed van -het laatste blok hout uitdoofde. De dienstbode had de lamp nog niet -gebracht en de gravin vergat te bellen; die toenemende donkerte gaf -eenige verlichting voor haar onrust, maakte den heimelijken angst, dien -zij bang was te veel op haar moe gezicht te zullen toonen, onzichtbaar. -Nu eerst durfde zij spreken. - -“Ja beste vriend, ik ben niet erg gerust omtrent de gezondheid van -Gérard. Enfin, je zult hem straks zien, want hij heeft mij beloofd -vroeg thuis te zullen komen en met mij te dineeren. O, zeker, ik weet -heel goed, dat hij er flink en sterk uitziet, maar om hem goed te -kennen, moet men voor hem gezorgd hebben zooals ik. Met hoeveel moeite -heb ik hem niet grootgebracht! Steeds staat hij bloot aan allerlei -kleine kwalen, die bij hem onmiddellijk erger worden... En het leven, -dat hij leidt, is voor zijn gezondheid allesbehalve goed.” - -Zij zweeg, zuchtte, durfde niet goed alles bekennen. - -“Hij leidt het leven, dat hij leiden kan,” zeide langzaam markies de -Morigny, wiens fijn profiel en voornaam, streng en teer gezicht in -donkerte gedompeld was. - -“Wat moest hij doen, nu hij het militaire leven niet heeft kunnen -verdragen en u zelfs tegen de vermoeienissen van den diplomatieken -dienst voor hem opziet. Hem blijft niet anders over dan op den -achtergrond te leven en onder deze afschuwelijke Republiek, die -Frankrijk naar het graf voert, den ondergang af te wachten.” - -“Je hebt gelijk, beste vriend, maar juist dat leven van niets-doen -maakt mij zoo bang. Daarin verliest hij al het goede en gezonde, dat -hij nog heeft... Ik zeg dat niet alleen voor al de liaisons, die wij -dulden moeten. De laatste, waarbij ik me zoo moeilijk kon neerleggen, -omdat mijn denkbeelden en mijn geloof er zich zoo tegen verzetten, -heeft, naar het mij voorkomt, een goeden invloed op hem gehad... Maar -nu is hij bijna zes-en-dertig en hij kan toch niet op die wijze, zonder -doel, verder blijven leven. Misschien is hij alleen maar ziek, omdat -hij niets doet, niets is en voor niets deugt.” - -Weer begaf haar stem haar even. - -“En bovendien, beste vriend... nu je mij dwingt, alles te zeggen, ik -zelf voel me ook niet erg goed... Ik heb in den laatsten tijd flauwtes -gehad, den dokter daarover geraadpleegd... In het kort, iedere dag kan -de laatste zijn.” - -Bevend boog Morigny zich naar haar toe en wilde in de steeds toenemende -duisternis haar handen in de zijne nemen. - -“Wat, lieve vriendin, jou zou ik moeten verliezen, mijn laatsten afgod! -Ik, die de oude wereld, waartoe ik behoor, ineen heb zien storten en -nog slechts leef in de hoop, dat jij tenminste blijven zoudt om mij de -oogen toe te drukken.” - -Zij smeekte hem haar onrust nog niet grooter te maken. - -“Neen, neen, kus mijn handen niet; blijf daar in het halfdonker zitten, -waarin ik je nauwlijks zien kan... Dat wij elkander zoo lang zonder -schande en wroeging lief gehad hebben, moet tot aan het graf onze -goddelijke sterkte blijven... En als je me aanraakte, als ik je te -dicht bij mij voelde, zou ik niet tot het einde toe kunnen spreken, -want ik heb nog niet alles gezegd.” - -En toen hij weer in zijn zwijgen en roerloosheid teruggevallen was, -ging zij voort: - -“Als ik morgen stierf, zou Gérard niet eens het kleine vermogen vinden, -dat hij denkt, dat ik bezit. De lieve jongen heeft mij veel gekost, -zonder dat hij het ooit vermoed heeft. Zeker, ik had strenger en -verstandiger moeten zijn, maar mijn ongeluk is altijd geweest, dat ik -een te zwakke moeder was... Begrijp je nu den angst, waarin ik leef, -zoodra ik eraan denk, dat Gérard, als ik sterf, niet genoeg zal hebben, -daar hij niet in staat is het wonder, dat ik iederen dag herhaal, te -doen, om den bedriegelijken schijn van ons huis op te houden... Ik ken -hem, ik weet hoe zwak en ziekelijk hij ondanks zijn gezond uiterlijk -is. Wat moet er van hem worden? Zal hij niet tot de grootste armoede -vervallen?” - -Zij liet nu haar tranen den vrijen loop, haar verscheurd hart bloedde, -als zij zich voor den geest riep wat er van haar aangebeden kind, -waarin hun geslacht en een geheele wereld ineenstortten, na haar dood -worden moest. Onbeweeglijk en diep ontroerd bleef de markies zitten; -hij voelde wel, dat hij geen recht had zijn vermogen aan te bieden, en -begreep op welk een nieuwen val dat ongeluk uitloopen zou. - -“Arme vriendin,” zeide hij eindelijk met een van verzet en smart -bevende stem; “is het al zoover gekomen, dat je aan dat huwelijk, aan -dat afschuwelijke huwelijk met de dochter van die vrouw denkt? Nooit -zou het gebeuren, heb je indertijd gezworen. Liever zou je alles dood -zien gaan. En nu stem je toe, ik voel het!” - -Nog steeds weende zij in den donkeren salon voor het uitgegane vuur. -Was dat huwelijk van Gérard en Camille voor haar niet de gelukkige -oplossing, de zekerheid, dat zij haar zoon rijk en gelukkig en voor -haar geheele leven verzekerd achterliet? Maar een laatste verzet rees -in haar op. - -“Neen, neen, ik stem niet toe; ik zweer je, dat ik nog niet toestem. Ik -strijd met al mijn krachten... een vreeselijken strijd, waarvan je de -marteling niet begrijpen kunt.” - -Maar oprecht voorzag zij haar nederlaag. - -“Geloof mij, waarde vriend, dat ik, wanneer ik eenmaal toegeven mocht, -het afschuwelijke van zoo’n huwelijk even goed voel als jij. Het is het -einde van ons geslacht en van onze eer.” - -Deze kreet ontroerde hem diep. Ook hij verwachtte in zijn -intransigentie van Katholiek en hoogmoedigen royalist niets anders dan -een laatste instorting. Maar welk een smartvolle gedachte was het voor -hem, dat deze edele, zoo innig en zoo rein beminde vrouw het -jammerlijkste slachtoffer in die catastrophe zijn zou! Nu de duisternis -hen omgaf, waagde hij het voor haar neer te knielen, haar hand te nemen -en te kussen. - -Toen de dienstbode eindelijk een brandende lamp binnenbracht, kwam ook -Gérard. De oude salon Louis XVI met het doffe beeldhouwwerk kreeg in -het zwakke licht zijn ouderwetsche bekoring terug. De jonge man -huichelde een groote opgewektheid, om zijn moeder gerust te stellen en -niet al te bedroefd achter te laten, nu hij niet bij haar kon blijven -dineeren. Toen hij haar uitgelegd had, dat een paar vrienden hem -verwachtten, ontsloeg zij hem dadelijk van zijn belofte, blij hem zoo -vroolijk te zien. - -“Ga maar jongen, doch vermoei je niet te veel... Morigny zal nu blijven -dineeren en om negen uur komen de generaal en Larombardière. Ik zal mij -heusch niet vervelen.” - -En zoo kon Gérard, na nog een oogenblik met den markies gepraat te -hebben, naar het Café Anglais gaan. - -Toen hij daar kwam, gingen reeds in bontmantels gehulde vrouwen de trap -op; de zaaltjes vulden zich met vroolijke en weelderig gekleede -gezelschappen, de electrische lampjes straalden, de beweging van de -verblindende prostitutie der hoogere kringen begon de muren te schokken -en te verhitten. In het door den baron besproken cabinet particulier -vond hij een buitengewonen overvloed van alles, prachtige bloemen, -kristal, zilver, als moest een galadiner gegeven worden. De tafel voor -zes couverts was gedekt met een weelde, die een glimlach op zijn lippen -riep; het menu en de wijnkaart beloofden wonderen: het zeldzaamste en -duurste, dat men kiezen kon. - -“Chic, hé?” riep Silviane, die er reeds met Duvillard, Fonsègue en -Dutheil was. “Ik wil je invloedrijken criticus eens paf doen staan... -Wanneer je een journalist zoo’n diner geeft, moet hij wel lief zijn, -wat?” - -Zij had, om te overwinnen, een extravagant toilet aangetrokken, een -geelzijden japon met oude Alençon-kant, had zich gedecolleteerd en -droeg al haar juweelen: een diadeem in het haar, een rivière om den -hals, armbanden en ringen. Met haar kuisch, door prachtig haar omlijst -madonnagezichtje leek zij op een met de offeranden der geheele -Christenheid bedekte moeder Gods, de jonkvrouwelijke koningin. - -“Nou je bent zóó mooi, dat je dit ook staat,” zeide Gérard, die haar -dikwijls plaagde. - -“O, jij vindt natuurlijk, dat ik maar een burgermeisje ben en dat een -eenvoudig dinertje en een bescheiden toilet een teeken van meer smaak -geweest zouden zijn,” antwoordde zij, zonder boos te worden. “Maar jij -weet niet, beste jongen, hoe je de mannen vangen moet” - -Duvillard gaf haar gelijk; hij was verrukt haar in haar volle glorie, -als een afgodsbeeld opgetooid, te kunnen laten zien. Fonsègue sprak -over diamanten en beweerde, dat het onzekere en wisselvallige waarden -waren, sedert de wetenschap, dank zij de electriciteit, weldra in staat -zou zijn ze tot iets alledaagsch te maken. Dutheil draaide met de -sierlijke bewegingen van een kamenier om de jonge vrouw heen, om een -plooi van de kant recht te leggen of een weerbarstig haarlokje op te -steken. - -“Nou, die criticus is ook een ongelikte beer, om zoo op zich te laten -wachten!” - -Inderdaad kwam de criticus een kwartier te laat, terwijl hij zich -dadelijk verontschuldigde, dat hij tot zijn groot leedwezen weer om -half tien weg moest, daar hij, of hij wilde of niet, acte de présence -geven moest in een klein theater in de rue Pigalle. Het was een groote, -breedgeschouderde vijftiger met een vol, behaard gezicht. Van de École -Normale had hij een beperkt dogmatisme, een bekrompen schoolgeleerdheid -overgehouden, waarvan niets hem had kunnen afbrengen, noch zijn -herculische pogingen om sceptisch en oppervlakkig te zijn, noch zijn -twintigjarig verkeer in alle Parijsche kringen. Een schoolvos was hij -en een schoolvos bleef hij. Dadelijk bij zijn binnenkomen dwong hij -zich verrukt over Silviane te zijn. Hij kende haar natuurlijk van -gezicht, ja hij had zelfs naar aanleiding van de enkele rollen, waarin -zij opgetreden was, in een paar regels heel minachtend over haar -geschreven. Maar dit mooie, koninklijk gekleede, onder de bescherming -van vier aanzienlijke mannen gepresenteerde jonge meisje maakte indruk -op hem; de gedachte kwam in hem op, dat er niets Parijscher, niets -vrijer van schoolvosserij zijn kon dan haar te steunen door in haar een -talent te ontdekken. - -Men zette zich aan tafel. Alles was prachtig, de bediening uitstekend. -Op het sneeuwwitte tafellaken geurden de bloemen, schitterde het -zilverwerk en het kristal, terwijl een overvloed van de zeldzaamste en -duurste schotels geserveerd werd: Russische visch, verboden wild, de -laatste, als eieren zoo groote truffels, primeurs, sappig als in het -volle seizoen. Het was een geldverspilling alleen voor het genot om -dat, wat men op die wijze slechts te eten kreeg, met waanzinnige -prijzen te betalen, voor den roem tot zichzelf te zeggen, dat niemand -meer uitgeven kon. - -De criticus stond verbaasd, hoewel hij het air aannam van iemand, die -aan alle feesten gewend is; hij werd dienstvaardig, beloofde zijn -steun, verbond zich tot meer dan hij feitelijk gewild had. Verder was -hij heel opgewekt, vond geestige woorden, overdreef zelfs zijn goede -luim door ruwe grappen. Maar toen na het wild en de oude Bourgonje, de -Champagne verscheen, geraakte hij in vuur en kwam, zonder dat hij er -zich tegen verzetten kon, zijn ware natuur weer boven. Men had het -gesprek op Polyeucte gebracht, op de rol van Pauline, die Silviane voor -haar debuut in de Comédie-Française wilde spelen. Deze wonderlijke -gril, die hem een week geleden woedend gemaakt had, scheen hem nu nog -slechts een vermetele poging, die zij overwinnend doorstaan zou, als -zij zijn raad wilde opvolgen. Nu was hij op zijn stokpaardje, hield een -heel betoog over de rol, beweerde, dat geen enkele tragedienne tot nog -toe die rol goed begrepen had, dat Pauline in den beginne slechts een -braaf burgermeisje was en dat het mooie van haar bekeering bij de -ontknooping juist lag in het wonder, in de genade, die van haar een -goddelijke figuur maakte. Dat was niet de opvatting van Silviane, die -van af de eerste verzen in haar de ideale heldin uit de een of andere -symbolische legende zag. Hij sprak eindeloos door, zij deed, alsof zij -overtuigd was, en hij was verrukt over een zoo mooie en zoo gewillige -leerling. Doch toen het tien uur sloeg, verliet hij haastig het -geurige, gloeiend-heete vertrek, om zijn plicht in de rue Pigalle te -gaan doen. - -“Jezus, kinderen, wat heeft die kerel mij verveeld!” riep Silviane uit. -“Hij lijkt wel idioot met zijn Pauline als burgermeisje. Als ik hem -niet noodig had, dan zou ik hem eens eventjes de waarheid gezegd -hebben... Waarachtig, het is te gek! Schenk mij een glas champagne in, -ik moet me wat opvroolijken.” - -Terwijl uit de gangen en uit de cabinets particuliers gelach en geluid -van kussen klonk, nam nu het feest tusschen de vier mannen en dit met -diamanten opgetooide, gedecolleteerde, half naakte meisje een zeer -intiem karakter aan. Onder het raam, op den boulevard, bewoog zich de -stroom van rijtuigen en voetgangers, de koortsachtige genotzucht, het -geschacher met liefde. - -“Neen, het raam niet open zetten, je zult me nog verkouden maken,” -zeide Silviane tegen Fonsègue, die naar het venster ging. “Heb je het -zoo warm? Ik vind het hier heel lekker... Zeg, beste Duvillard, laat -nog wat champagne komen. Het is verbazend zoo’n dorst als ik van dien -criticus gekregen heb!” - -Het was benauwd warm in de verblindende warmte der lampen, in den -steeds drukkender wordenden geur der bloemen en der wijnen. Een -onweerstaanbare drang om dronken te worden, om op een gemeene manier -pleizier te maken zooals in vroegere dagen, maakte zich van haar -meester: een paar glazen champagne deden de rest: zij werd door een -overmoedige, luidruchtige, verdoovende vroolijkheid aangegrepen. Nooit -nog hadden zij haar zoo grappig gezien, zoodat zij zelf ook pret -begonnen te krijgen. Daar Fonsègue naar de courant terug moest, gaf zij -hem een zoen—een dochterlijke zoen, zooals zij zeide, omdat hij altijd -respect voor haar gehad had. Toen zij alleen met de drie anderen bleef, -nam zij in het geheel geen blad meer voor haar mond, wat hen nog meer -prikkelde en opwond. Naarmate zij meer dronken werd, kwam haar -schaamteloosheid steeds meer te voorschijn; haar madonnagezichtje, haar -ideaal-rein uiterlijk, waaronder zich de meest perverse, de -monsterachtigste courtisane openbaarde, was haar grootste prikkel, -zooals zij heel goed wist. Vooral wanneer zij dronken was, had zij, met -haar onschuldige blauwe oogen en haar leliereinheid, duivelsche -phantasieën, die de mannen razend maakten. - -Duvillard liet haar dan ook kalm dronken worden, spoorde haar zelfs tot -drinken aan, want hij koesterde het heimelijke plan haar naar huis te -brengen, en wanneer de dronkenschap haar aan hem overleverde, bij haar -te blijven. Maar zij doorzag hem en zeide glimlachend: - -“Ik snap je wel, dikkerd! Je denkt, dat ik vanavond liever voor je zal -zijn, omdat ik zoo vroolijk ben. Maar dan vergis je je, mijn hoofd is -nog helder... Je zult mij niet aanraken voor je me in de Comédie hebt -laten debuteeren.” - -Duvillard, dien zij nu sedert zes weken speende, dwong zich tot een -lachje; hij hoopte nog steeds, dat hij, wanneer hij maar geduldig -wachtte, haar wel naar bed zou brengen. Gérard, dien zij in een -herinnering aan de verliefde luim, welke zij al eens voor hem gehad -had, vriendelijk toelonkte, liet zich in zijn gebroken wilskracht -geheel door zijn begeerte naar een gelukkigen nacht beheerschen, -terwijl Dutheil, die steeds op een gelegenheid loerde, welke haar aan -hem overleveren zou, zich opwond bij de gedachte, dat, als hij handig -wist te manoevreeren, eindelijk de beurt aan hem komen zou. - -Toen zij merkte, dat zij zoo begeerd werd, verzon zij allerlei -onmogelijke geschiedenissen, deed hun verhalen, waaruit een -verwonderlijk vuile phantasie bleek. En zij vonden haar in haar -schitterend toilet als van een jonkvrouwlijke koningin onbetaalbaar. -Toen zij genoeg champagne gedronken had en half dol was, viel haar -plotseling iets in. - -“Zeg eens kinderen, we blijven toch niet hier, het wordt vervelend. We -moeten wat doen... Weet je wat, jullie moesten tot besluit van den -avond met me naar het Cabinet des Horreurs gaan. Ik wil La Chemise -hooren, het lied, dat Legras zingt. Heel Parijs loopt er heen.” - -Maar ditmaal verzette Duvillard zich. - -“Neen, dat gaat niet. Dat lied is het vuilste, wat je denken kan. Nooit -ga ik daar met je heen.” - -Zij scheen hem niet te hooren; maar was al opgestaan en maakte lachend -voor een spiegel haar kapsel in orde. - -“Ik heb in Montmartre gewoond en wil er weer naar terug. En bovendien -wil ik weten of die Legras dezelfde Legras is, dien ik vroeger gekend -heb, o, al heel lang geleden... Vooruit met de geit!” - -“Maar we kunnen je toch in zoo’n toilet niet in die kroeg brengen, -lieve kind! Stel je voor dat je daar gedecolleteerd en met al je -diamanten binnenkomt! Ze zullen je uitfluiten... Gérard, zeg haar toch, -dat zij verstandig moet zijn!” - -Gérard, dien de gedachte van zoo’n dolle onderneming eveneens hinderde, -wilde tusschenbeide komen, maar zij sloot hem met haar reeds -gehandschoende hand den mond en herhaalde met de vroolijke -eigenzinnigheid van de dronkenschap. - -“Als ze ons uitfluiten, zal het nog lolliger zijn... Laten we -opschieten!” - -Nu trok Dutheil, die glimlachend luisterde, galant haar partij. - -“Maar beste baron, iedereen gaat naar het Cabinet des Horreurs. Ik ben -er met heel voorname dames geweest en speciaal voor La Chemise, dat -volstrekt niet gemeener is dan iets anders!” - -“Hoor je wat Dutheil zegt, dikzak?” riep Silviane triomphantelijk uit. -“En hij is afgevaardigde. Hij zou zijn eervolle positie niet graag -compromitteeren.” - -Toen Duvillard zich in zijn wanhoop, om zich op zoo’n plaats met haar -te vertoonen, bleef verzetten, werd zij niet boos, maar integendeel nog -vroolijker. - -“Doe jij maar wat je wilt, dikzak! Ik heb je niet noodig. Ga jij maar -met Gérard weg en tracht elkaar te troosten. Ik ga er met Dutheil naar -toe. Jij wilt wel met me meegaan, nietwaar Dutheil?” - -Maar dat was niet de ontknooping, die de baron wenschte. Hoewel de -angst hem niet verliet, moest hij zich wel bij de luim van dit -verschrikkelijke meisje, welks geur alleen reeds hem dol maakte, -neerleggen. Hij vond slechts één uitweg—hij liet Gérard, die in een -laatste opwelling van zijn waardigheid hardnekkig weigerde van de -partij te zijn, niet gaan. Hij nam zijn beide handen, hield hem terug -en smeekte hem op een zoo bijzonderen toon hem dien vriendendienst te -bewijzen, dat de minnaar van de vrouw, de verloofde van de dochter -eindelijk gedwongen was den echtgenoot en vader zijn zin te geven. - -Silviane, die het heele tooneeltje gevolgd had, amuseerde zich dol en -lachte tranen. Plotseling liet zij zich gaan, verried haar gril voor -Gérard en zeide met een toespeling op zijn liaison met de barones. - -“Kom, ga toch mee kerel; dat ben je hem werkelijk wel verplicht!” - -Duvillard deed alsof hij het niet hoorde. Dutheil zeide, om hem gerust -te stellen, dat er in een hoek van het Cabinet des Horreurs een soort -loge was, waarin je je wat verdekt kon opstellen. Gelukkig stond het -rijtuig van Silviane, een groote gesloten landauer te wachten; de -koetsier, een mooie, flinke kerel, zat onbeweeglijk op den bok. In draf -reden zij weg. - -Het Cabinet des Horreurs was een vroeger failliet gegaan café op den -boulevard Rochechouart. Het smalle, onregelmatige zaaltje met de -donkere hoeken lag gedrukt onder een laag, berookt plafond. Men kon -zich geen smakeloozer versiering denken: op de muren had men eenvoudig -de gemeenste, vuilste en meest schreeuwende affiches geplakt. Achterin -was voor een piano een soort estrade gemaakt, waarop een deur, die door -een gordijn gemaskeerd was, uitkwam. Verder waren er slechts banken, -zonder bekleeding of kussens, waarlangs gewone kroegtafeltjes stonden, -waarop de glazen smerige kledderige plekken achterlieten. Geen kunst, -geen luxe, zelfs geen zindelijkheid! Vleermuizen zonder bollen -verhitten de door menschelijken adem en pijpenrook gevormde atmospheer. -Onder dien sluier zag men zwetende, rood-opgeblazen gezichten, terwijl -de scherpe uitwaseming van al die opgehoopte menschen den roes, het -geschreeuw, waarmede het publiek zich bij ieder nieuw lied opzweepte, -deed toenemen. Men had die estrade slechts behoeven op te slaan, dezen -Legras er maar met een paar meiden op behoeven te zetten en hem er zijn -repertoire van liederlijke vuiligheden laten zingen, en na dien avond -was het reusachtige succes gekomen, stroomde heel Parijs erheen en -verdrong zich in dat verdachte koffiehuis, dat de kleine renteniers, -uit den omtrek, zoolang zij daar slechts hun partijtje domino mochten -spelen, niet tot bloei hadden kunnen brengen. - -Het was de geilheid van het onreine, de onweerstaanbare -aantrekkingskracht van het walgelijke en liederlijke. Het genotzuchtige -Parijs, de bourgeoisie, die meesteresse was van het geld en van de -macht, waarvan zij langzamerhand beu werd, doch die zij niet loslaten -wilde, stroomde er slechts om gemeenheden en beleedigingen in haar -gezicht geslingerd te krijgen. Gehypnotiseerd door de verachting, -voelde zij bij haar naderend verval den drang, dat men haar in het -gezicht spuwde. Welk een verschrikkelijk symptoom: deze veroordeelden -van morgen wierpen zich uit eigen beweging in de modder, verhaastten -vrijwillig hun ontbinding—deze dorst naar het onreine bracht daar in de -uitwerpselen van die kroeg mannen, die voor ernstig en respectabel -doorgingen, teere, heerlijke vrouwen, die geurden van gratie en luxe. - -Aan een der tafeltjes vlak bij de estrade zat stralend met woest -fonkelende oogen en bevende neusvleugels de kleine prinses de Harth. -Zij vond het heerlijk eindelijk haar vurige nieuwsgierigheid naar de -onderste lagen van Parijs te kunnen bevredigen, terwijl de jonge -Hyacinthe, die er zich bij neergelegd had haar te begeleiden wel zoo -goed was zich niet al te zeer te vervelen. Zij hadden aan een tafeltje -vlak naast zich een zoogenaamden Spanjaard, den coulissier Bergaz -gevonden. Deze was hun voorgesteld door Janzen en bezocht trouw de -feesten der prinses. Verder wist men niets van hem, zelfs niet of hij -het geld, dat hij dikwijls met handen vol uitgaf, werkelijk op de Beurs -verdiende. Hij was altijd gemaakt-elegant gekleed en had met zijn -groote, slanke gestalte, zijn rooden, genotzuchtigen mond en zijn -vurige roofdieroogen iets gedistingeerds over zich. Het heette, dat hij -een liederlijke kerel was. Dezen avond zat hij in gezelschap van twee -jongelui: Rossé, een kleinen donkeren Italiaan met stijf haar, die als -model naar Parijs gekomen was, en Sanfaute, een Parijzenaar, een -bleeke, zedelooze slungel zonder baard, die zijn blond haar, dat in -lokken over zijn magere wangen viel, als een meisje kapte. - -“O,” vroeg Rosemonde koortsachtig nieuwsgierig aan Bergaz, “jij kent -hier alle menschen, wijs mij de beruchtste individuen eens aan, en -vertel me eens, of er bijvoorbeeld geen dieven of moordenaars zijn.” - -Hij lachte spottend en hield haar wat voor den gek. - -“Maar u kent iedereen, mevrouw... Dat kleine, teere en rose vrouwtje is -een Amerikaansche, de echtgenoote van een consul, die zeker dikwijls -bij u geweest is. Die andere daar, die groote, majestueuze brunette, is -een gravin, die u iederen dag in haar equipage in het Bois de Boulogne -tegenkomt. En die magere achteraan, wier oogen gloeien als die van een -wolvin, is de vriendin van een zeer voornamen, om zijn strengheid van -zeden bekenden hoogwaardigheidsbekleder.” - -“Dat weet ik, dat weet ik,” viel zij hem boos in de rede, “maar de -anderen, degenen, voor wie je juist hier komt?” - -Zij deed allerlei vragen en zocht naar angstaanjagende, mysterievolle -gezichten. Ten slotte trokken twee jonge mannen, die in een hoek zaten, -haar aandacht: de een nog heel jong met een bleek en gemaakt-deftig -gezicht, terwijl men van den anderen niet kon zeggen hoe oud hij was; -hij droeg een ouden, toegeknoopten paletot, die zelfs zijn boord -verborg, en zijn pet was zoo diep in zijn oogen getrokken, dat men van -zijn gezicht alleen een stuk van zijn baard zag. Zwijgend zaten zij -voor hun glas bier, dat zij langzaam uitdronken. - -“Als je hier verkleede bandieten komt zoeken, dan tref je net al heel -slecht,” zeide Hyacinthe lachend. “Met dien armen bleeken, jongen, die -wel niet iederen dag wat te eten zal hebben, ben ik nog op het -gymnasium geweest.” - -“Wat, heb je Mathis op het gymnasium gekend?” vroeg Bergaz verbaasd. - -“Ja, hij heeft daar gestudeerd...” - -“Zoo, heb je Mathis gekend? Een merkwaardige jongen, die het -tegenwoordig heel beroerd heeft... Maar dien anderen, die bij hem zit, -ken je dien niet?” - -Hyacinthe keek den man met de in zijn oogen gedrukte pet aan en wilde -reeds neen knikken, toen Bergaz hem plotseling een stoot met zijn -elleboog gaf, ten teeken dat hij zwijgen moest. - -“Stil, daar heb je Raphanel,” zeide hij heel zacht, als ter verklaring. -“Zoodra hij er is, ruik je de politie.” - -Raphanel was ook een van die vage en verdachte anarchistische figuren, -die Janzen, om de voorbijgaande revolutionnaire passie der prinses te -streelen, bij haar geïntroduceerd had. Deze, een kleine, vroolijke man -met een poppengezichtje en een kinderneus, die schuil ging tusschen -dikke wangen, ging door voor een hartstochtelijken dweper en eischte in -volksvergaderingen met groot lawaai brandstichting en moord. Het -vreemde echter aan hem was, dat hij, hoewel reeds verschillende malen -aan groot gevaar blootgesteld, nog steeds den dans had weten te -ontspringen, terwijl zijn makkers achter slot en grendel kwamen. Deze -begonnen zich daarover te verwonderen. - -Onmiddellijk drukte hij de prinses vroolijk de hand, ging, zonder dat -het hem gevraagd werd, naast haar zitten en begon dadelijk te schelden -op die vuile bourgeoisie, die zich op deze verdachte plaatsen verdrong. -Verrukt moedigde Rosemonde hem aan, terwijl men om hem heen boos begon -te worden. Bergaz keek hem met zijn doordringende oogen en zijn -wantrouwend glimlachje aan als een verschrikkelijk man, die handelt en -de anderen liet praten. Nu en dan wisselde hij een blik van -verstandhouding met Rossé en Sanfaute, zijn beide zwijgende luitenants. -Deze twee behoorden hem blijkbaar met lichaam en ziel toe en volgden -hem trouw naar alle orgieën, naar alle aanslagen, waar hij hen beliefde -te brengen. Zij alleen buitten de anarchie uit, beoefenden haar tot aan -het einde, gebruikten de wreede logica der consequenties. Hyacinthe, -die in zijn overspannenheid wel van ontucht droomde, maar er zich niet -aan waagde, was erg jaloersch op de lokkenpracht van Sanfaute, ofschoon -hij deed, alsof het iets heel gewoons was, waar hij reeds lang -geblaseerd van was. - -Intusschen waren op de estrade, in afwachting van Legras en zijn Fleurs -du Pavé, achtereenvolgens twee zangeressen opgetreden, een dikke, die -onnoozele romances zong met gemeene toespelingen, en een magere met -ruwe refreinen, die als klappen in het gezicht striemden. Zij had te -midden van een storm van toejuichingen haar laatste lied gezongen, toen -plotseling het vroolijk gestemde, lachlustige publiek opnieuw -losbarstte: Silviane was in de kleine loge verschenen. Toen zij daar -half naakt, in haar geelsatijnen japon op een ster gelijkend, en -stralend van juweelen in het volle licht stond, ging er een vreeselijk -gejouw, gelach, geschreeuw en gefluit op. Maar het lawaai werd nog -grooter, vloeken vlogen door de lucht, toen men achter haar Duvillard, -Gérard en Dutheil in rok en witte das zag. - -“Wat hebben we je nu gezegd?” prevelde Duvillard, die de heele -geschiedenis zeer onaangenaam vond, terwijl Gérard in het donker -trachtte te blijven. - -Maar zij maakte glimlachend en verrukt front naar het publiek en -ontving den storm met haar uitgelaten, rein madonnagezichtje zooals men -op de hooge zee de levenwekkende lucht inademt. Hier was zij thuis, dit -was haar geboortelucht. - -“Nou wat dan?” antwoordde zij den baron, die wilde, dat zij ging -zitten. “Ze zijn vroolijk—dat is toch heel aardig... Ik amuseer me -kostelijk.” - -“Zeker, het is heel aardig,” zeide Dutheil, die ook deed alsof hij zich -hier thuis gevoelde. “Zij heeft groot gelijk.” - -Te midden van het niet ophoudende lawaai was de kleine prinses de Harth -opgestaan, om beter te kunnen zien. Dan gaf zij Hyacinthe een duw. - -“Zeg, daar heb je je vader met die Silviane. Kijk eens, kijk eens... -Wat een brutaliteit om zich hier met haar te vertoonen.” - -Hyacinthe weigerde te kijken. Het interesseerde hem absoluut niet; zijn -vader leek wel idioot: alleen een kwajongen kon zoo op een meisje -verliefd worden. Zijn minachting voor de vrouw werd beleedigend. - -“Je zoudt mij bijna boos maken,” zeide Rosemonde, die bijna op zijn -knie ging zitten. Zij was vastbesloten zich dien avond, onder -voorwendsel hem een kop thee te offreeren, door hem thuis te laten -brengen en hem bij zich te houden. “Jij bent een kwajongen met je -aanstellerij niets van ons te willen weten... Je vader heeft gelijk, -dat hij van haar houdt. Zij is heel knap, ik vind haar aanbiddelijk.” - -Nu grinnikte Hyacinthe en zeide met een toespeling op Silviane’s -algemeen bekende perversiteit: - -“Wil ik het haar soms gaan zeggen?... Papa zal jullie wel aan elkaar -voorstellen. Jullie zoudt een aardig paartje vormen.” - -Toen Rosemonde de toespeling begreep, begon zij eenvoudig te lachen. - -“Neen, neen, ik ben wel nieuwsgierig naar alles, maar zoover is het nog -niet met me.” - -“Maar zoover zal het wel komen. Je moet alles kennen.” - -“Lieve hemel, ja! Wie weet?” - -Plotseling hield het lawaai op, iedereen ging weer zitten, slechts de -vurige pols van het publiek klopte nog koortsachtig. Legras was op de -estrade gekomen. Het was een dikke, bleeke jonge man in een fluweelen -jasje, met een rood, zorgvuldig geschoren gezicht, harde oogen en den -gulzigen mond van mannen, die zich door vrouwen laten aanbidden, -terwijl zij haar terroriseeren. Het ontbrak hem niet aan talent en hij -zong zuiver met een doordringende, buitengewoon pathetische metaalstem. -Zijn repertoire, zijn Fleurs du Pavé verklaarden volkomen zijn succes. -Het waren liederen, waarin het vuil en het lijden van de laagste -volkslagen, de geheele afzichtelijke wonde van de maatschappelijke hel -huilde en haar kwaal in gemeene woorden vol bloed en vuur uitspuwde. - -De piano preludeerde; dan zong Legras La Chemise, het vreeselijke lied, -dat heel Parijs trok. Met zweepslagen werd het laatste stuk linnen van -het arme meisje, het prostitutie-vleesch, verscheurd en afgerukt. De -geheele ontucht van de straat werd er in al haar vuilheid en haar -scherp vergif tentoongesteld. En de misdaad der bourgeoisie schreeuwde -luid ten hemel achter dat door de modder gesleepte, in het massagraf -geworpen, vertrapte, onteerde, onbedekte vrouwenlichaam. Maar meer nog -dan in de woorden lag de brandende beschimping in de wijze, waarop -Legras dit den rijken, den gelukkigen, den mooien dames, die zich hier -ophoopten om naar hem te luisteren, in het gezicht slingerde. Onder de -lage zoldering, midden in de dikke pijpenrook, in den verblindenden -gloed van het gaslicht gooide hij er zijn verzen als fluimen uit. Het -was als een orkaan van gloeiende minachting. Toen hij klaar was, -heerschte er een krankzinnige geestdrift, de dames veegden niet eens -zooveel beleedigingen af, maar applaudiseerden als razenden. Het -publiek stampte, schreeuwde zich heesch, wentelde zich als bezeten in -zijn eigen vuil. - -“Bravo! Bravo!” herhaalde de prinses met haar scherpe stem. -“Wonderbaar, wonderbaar!” - -Maar vooral Silviane, wier dronkenschap, sedert zij zich in dezen wit -gloeiend gestookten oven opwond, erger werd, klapte als razend in haar -handen en schreeuwde luid. - -“Hij is het, het is mijn Legras! Ik moet hem een zoen geven. Hij heeft -me zoo gelukkig gemaakt!” - -Duvillard werd ten slotte boos en wilde haar met geweld medenemen. Zij -klampte zich vast aan den rand der loge en schreeuwde nog harder, -zonder echter boos te worden, integendeel zij bleef heel vroolijk. -Duvillard moest wel aan het onderhandelen gaan. Zij wilde zich wel naar -huis laten brengen, maar eerst moest zij Legras, haar ouden vriend, -omhelzen. Dat had zij zich gezworen. - -“Wachten jullie in het rijtuig. Ik kom dadelijk weer bij jullie.” - -Toen het publiek eindelijk wat kalmer werd, zag Rosemonde, dat de loge -verlaten was; en nu haar nieuwsgierigheid bevredigd was, dacht zij -eraan zichzelf door Hyacinthe naar huis te laten brengen. Deze had -onverschillig geluisterd en praatte nu met Bergaz, die beweerde in het -Noorden gereisd te hebben, over Noorwegen. O, de fjorden, de ijsmeren, -de reine, lelieachtige, kuische koude van den eeuwigen winter! Daar -slechts, zeide Hyacinthe, kon hij zich de vrouw en de liefde, den -sneeuwblanken kus begrijpen. - -“Willen we er morgen naar toe gaan?” riep de prinses met haar brutale -levendigheid. “Dan maken we daar onze huwelijksreis. Ik laat mijn hôtel -in den steek en vertrek met de Noorderzon.” - -Dan voegde zij eraan toe, dat zij het natuurlijk uit de grap zeide. -Maar Bergaz wist, dat zij er best toe in staat was en had bij de -gedachte, dat zij haar klein hôtel misschien zonder een bewaker achter -zou laten, een vluggen blik gewisseld met Sanfaute en Rossé, die nog -steeds zwijgend en glimlachend bij hen zaten. Wat een mooie slag was er -dan te slaan! Wat een prachtige gelegenheid, om weer iets terug te -krijgen van den gemeenschappelijken rijkdom, die door de infame -bourgeoisie gestolen was. - -Raphanel begon, nadat hij Legras toegejuicht had, met zijn kleine, -grijze en doordringende oogen door de zaal te loeren. De twee mannen, -Mathis en de andere, de slecht gekleede, van wien men slechts een stuk -van zijn baard zag, hielden ten slotte zijn aandacht vast. Zij hadden -niet gelachen, zij hadden niet in hun handen geklapt, zij zaten daar -als zeer moede menschen, die uitrusten en overtuigd zijn, dat de beste -manier om te verdwijnen was je in een groote menigte te begeven. - -Plotseling wendde Raphanel zich tot Bergaz. - -“Achterin zit de kleine Mathis. Wien heeft hij bij zich?” - -Bergaz maakte een ontwijkend gebaar: hij wist het niet. Maar hij -verloor Raphanel nu niet meer uit het oog, zag, dat deze deed, als -interesseerde hem de zaak verder niet, zijn glas bier uitdronk en dan -afscheid nam met de schertsende woorden, dat een dame op hem wachtte in -het bureau der omnibussen. Zoodra hij verdwenen was, stond Bergaz op, -sprong over de banken, duwde de menschen op zijde, en baande zich een -weg naar den kleinen Mathis, wien hij iets influisterde. Onmiddellijk -stond deze van zijn tafeltje op, nam zijn makker mede en bracht hem -door een zijdeur naar buiten. Het was alles zoo vlug in zijn werk -gegaan, dat niemand deze vlucht bemerkte. - -“Wat is er toch?” vroeg de prinses aan Bergaz, toen deze weer kalm -tusschen Rossé en Sanfaute kwam zitten. - -“Niets—ik wou alleen Mathis, die wegging, goeden dag zeggen.” - -Rosemonde zeide, dat zij Mathis’ voorbeeld wilde volgen. Dan eerst -bleef zij nog een oogenblik zitten praten over Noorwegen, daar zij zag, -dat alleen de gedachte aan de eeuwige sneeuw en de groote, reinigende -koude, Hyacinthe opwond. In zijn gedicht La fin de la Femme, de dertig -versregels, die hij nooit wilde afmaken, droomde hij zich als laatste -decor een bevroren dennenbosch. Zij was opgestaan en herhaalde haar -vorige scherts, dat zij hem naar huis wilde medenemen, om onder een kop -thee het reisplan op te maken, toen Bergaz, die naar haar luisterde, -zonder echter de deur uit het oog te verliezen, plotseling -onwillekeurig uitriep: - -“Mondésir! Ik wist het wel!” - -Bij de deur vertoonde zich een kleine, gespierde man met een stevigen -rug. Zijn rond gezicht met het bultige voorhoofd en de stompe neus had -iets militair-hards. Men had hem voor een onderofficier in politiek -kunnen houden. Hij keek de zaal rond, scheen echter teleurgesteld te -zijn. - -“Ik heb wel gezegd, dat het naar de politie ruikt,” zeide Bergaz, die -zijn uitroep van daareven wilde doen vergeten, kalm. “Daar heb je er al -een, Mondésir, een kranige kerel, die in dienst onaangenaamheden gehad -heeft... Zie hem eens ruiken als een hond, die het spoor bijster is. -Ach, beste jongen, als ze je gezegd hebben, dat hier wild is, dan kan -je lang zoeken... De vogel is gevlogen.” - -Toen Rosemonde Hyacinthe overgehaald had haar thuis te brengen, stapten -zij lachend in het coupétje, dat op haar stond te wachten, want zij -hadden den landauer van Silviane met den onbeweeglijk en statig op den -bok zittenden koetsier gezien, terwijl Duvillard, Gérard en Dutheil nog -steeds op het trottoir stonden. Meer dan twintig minuten wachtten zij -nu reeds in het half donker van dien buitenboulevard, waarop de lage -prostitutie en de gemeenste ondeugden der armenwijken rondzwierven. -Dronken kerels waren tegen hen aangeloopen, schimmen van deernen, die -fluisterend en onder de vloeken en slagen van haar souteneurs op en -neer liepen, streken langs hen heen. Paren zochten het donker der -boomen op, bleven op banken zitten. Zoo was de geheele wijk: verdachte -huizen, smerige gemeubileerde kamers, de ellendige kamers van de -ontucht, die geen ramen in de vensters, geen lakens op de matrassen -hebben. De walging van die laag-gezonken, tot aan den vroegen morgen in -die zwarte modder van Parijs krioelende menschheid omgaf hen, maar noch -de baron, noch Gérard, noch Dutheil wilden weggaan. Hun hardnekkige -hoop deed hen hier blijven; ieder van hen nam zich voor, dat hij het -langst zou wachten en Silviane naar huis brengen en haar voor zich -hebben, daar zij te dronken was, om zich te verzetten. - -Eindelijk werd Duvillard ongeduldig en zeide tot den koetsier. - -“Jules, ga eens hooren, waarom madame niet terugkomt!” - -“En de paarden dan, mijnheer?” - -“Daar zullen wij wel op letten.” - -Er begon een fijne motregen te vallen. Het wachten scheen tot in de -eeuwigheid te duren. Een onverwachte ontmoeting bracht echter eenige -afleiding. Zij meenden een schim, een magere hoer in een zwarten rok -langs zich te zien gaan. Doch dan herkenden zij tot hun verbazing een -priester. - -“Wat, u mijnheer Froment?” riep Gérard uit. “Op dit uur? En in deze -wijk?” - -Zonder zijn verwondering te laten blijken, dat hij hen zelf hier vond, -en zonder te vragen wat zij hier deden, legde Pierre hun uit, dat hij -zich met abbé Rose bij een bezoek aan een nachtasyl verlaat had. O, al -de vreeselijke ellende, welke naar die verpeste slaaplokalen kwam, waar -hij bijna flauw gevallen was van den stank. Alles, wat daar in een -zware sluimering, als op den grond neergevallen dieren, van uitputting -en wanhoop ineen stortte, om vergetelheid te zoeken voor de gruwelen -van het leven! - -Vergeefs hadden Pierre en abbé Rose in dien hoop ongelukkigen naar den -grooten Oude, den vroegeren schrijnwerker, gezocht, om hem uit de goot -op te visschen en den volgenden dag naar het Asile des Invalides du -Travail te brengen. Hij had zich ’s avonds wel aangemeld, maar geen -plaats meer gevonden—want deze hel was nog een uitverkoren plaats. Hij -zou nu ergens tegen een paal geleund staan of achter een staketsel -liggen. Wanhopig was abbé Rose weer naar de rue Cortot teruggegaan, -terwijl Pierre een rijtuig zocht om naar Neuilly te rijden. - -De motregen bleef vallen en werd koud. Eindelijk kwam Jules terug en -onderbrak het verhaal van Pierre, die aan den baron en de beide anderen -het vreeselijke, wat hij gezien had, schilderde. - -“En waar is madame, Jules?” vroeg Duvillard, ongerust, hem alleen te -zien. - -Onverstaanbaar en eerbiedig, zonder eenige andere ironie te laten -blijken dan dat zijn linker mondhoek wat scheef trok, antwoordde de -koetsier met zijn kleurlooze stem: - -“Madame laat zeggen, dat zij niet naar huis gaat en dat zij het rijtuig -ter beschikking van de heeren stelt, als de heeren willen, dat ik hen -naar huis rijd.” - -Dat was te veel, de baron werd boos. Wat, hij had zich naar deze kroeg -laten medenemen, hij had hier staan wachten in de hoop van haar -dronkenschap gebruik te maken, en nu moest hij toezien, dat zij zich -juist in die dronkenschap Legras om den hals wierp! Neen, neen, hij had -er genoeg van, hij zou haar die schandelijke beleediging betaald -zetten. Hij hield een rijtuig, dat voorbij kwam, aan, duwde er Gérard -in en zeide: - -“Jij moet mij thuis brengen.” - -“Maar zij stelt toch haar landauer tot uw beschikking!” riep Dutheil, -die reeds getroost was en in den grond der zaak over de geheele grap -lachen moest. “Er is hier best plaats voor drie... Gaat u liever in dat -aapje? Nou, zooals u zelf wilt!” - -Hij stapte vroolijk in, strekte zich op de kussens uit en de twee -groote koetspaarden draafden lustig voort, terwijl de baron in het -hevig schuddende oude rijtuig aan zijn woede lucht gaf, zonder dat -Gérard hem met een enkel woord in de rede viel. Zij, die hij met -goedheid overladen had, die hem nu reeds bijna twee millioen gekost -had, had hem die beleediging aangedaan, hem, hem, die de meester was, -die over het geld en de menschen beschikte! Zij had het gewild—hij was -nu vrij. En hij ademde diep als iemand, die uit het bagno komt. - -Pierre keek de beide rijtuigen een oogenblik na. Dan ging hij onder de -boomen loopen, om wat tegen den regen beschermd te zijn en te wachten, -tot een ander rijtuig voorbijkwam. Zijn arme, strijdende ziel begon tot -ijs te verstijven, alles drong erin binnen: de geheele afschuwelijke -nacht van Parijs, alle ontucht en troosteloosheid, die daar snikte, de -prostitutie uit hoogere kringen, die tot de laagste was afgedaald. -Bleeke vrouwenschimmen slopen steeds nog rond, op zoek naar brood; daar -streek een schaduw langs hem heen en een stem fluisterde hem in: - -“Zeg aan uw broer, dat de politie Salvat op het spoor is en dat hij -ieder oogenblik gearresteerd kan worden.” - -De schim verdween reeds weer, maar Pierre meende bij het licht van een -lantaarn het kleine, droge, bleeke en gemaakt-deftige gezicht van -Victor Mathis te zien. En tegelijkertijd zag hij in de vreedzame kamer -van abbé Rose het zachte, zoo treurige gezicht van madame Mathis, die -nog slechts van de laatste bevende hoop op haar zoon leefde, -verschijnen. - - - - -III. - -Dien Halfvasten-Donderdag, dat alle bureaux van het reusachtige hôtel -ledig waren, zat Monferrand, de minister van Binnenlandsche Zaken om -acht uur reeds in zijn kabinet. Een deurwachter bewaakte zijn deur en -twee loopjongens zaten in de eerste anti-chambre. - -Monferrand had bij zijn ontwaken een alleronaangenaamste gewaarwording -gehad. De Voix du Peuple, die den vorigen dag de zaak der Afrikaansche -sporen weer begonnen was door Barroux, den tegenwoordigen minister van -Financiën te beschuldigen tweehonderd duizend francs aangenomen te -hebben, zette dezen ochtend de campagne voort en maakte het schandaal -nog grooter door eindelijk de zoo lang beloofde lijst te publiceeren -van de twee-en-dertig Kamerleden en senatoren, die hun stemmen verkocht -hadden aan Hunter, den mythischen, thans verdwenen, onvindbaren -strooman van Duvillard. Monferrand zag zich met een bedrag van tachtig -duizend francs aan het hoofd der lijst, terwijl Fonsègue met vijftig -duizend volgde en de cijfers vervolgens vielen tot tien duizend francs -voor Dutheil en drie duizend voor Chaigneux, die het goedkoopst geweest -was. - -In de opwinding van Monferrand was noch verbazing noch woede merkbaar. -Hij had eenvoudig niet geloofd, dat Sanier zijn zucht naar sensatie zoo -ver drijven zou, dat hij deze lijst, dat zoogenaamd uit een -notitieboekje van Hunter gescheurde blaadje met de onbegrijpelijke -hiëroglyphen, die men zou moeten verklaren, om er de waarheid uit te -krijgen, publiceeren zou. Anderzijds was hij, daar hij niets geschreven -en niets onderteekend had, volkomen rustig, daar hij heel goed wist, -dat men zich met brutaliteit en altijd door loochenen uit alle -moeilijke gevallen redden kon. Maar welk een steen werd in den -parlementairen poel geworpen! Onmiddellijk voelde hij het -onvermijdelijke gevolg: deze nieuwe orkaan van onthullingen en -verklapperijen zou het ministerie ten val brengen en wegvagen. Gelukkig -zat de Kamer dien dag niet, maar morgen zou Mège zijn interpellatie -natuurlijk weer opvatten, zouden Vignon en zijn vrienden van de -gelegenheid gebruik maken, om een woedenden aanval te doen op de zoo -vurig begeerde portefeuilles. Hij zag zich reeds gevallen, weggejaagd -uit dit kabinet, waarin hij zich nu sedert acht maanden zoo op zijn -gemak voelde. Hij kende geen dwaze ijdelheid, was slechts gelukkig, dat -hij als regeeringsman, die zich voor sterk genoeg hield, om de menigte -te temmen en te leiden, op zijn plaats was. - -Hij had de couranten met een minachtend gebaar weggegooid, was -opgestaan en rekte zich uit met het gebrom van een leeuw, die geplaagd -wordt. Nu liep hij op en neer in het groote vertrek. Met zijn handen op -zijn rug zoo loopend had hij niets meer van zijn vaderlijke manieren, -van zijn glimlachend en eenigszins vulgaire gemoedelijkheid. De ruwe -strijder, die hij was, kwam in zijn korte gestalte, in zijn breede -schouders en in zijn harde gelaatstrekken duidelijk uit. De zinlijke -mond, zijn dikke neus, zijn wreede oogen verrieden, dat hij geen -geweten, maar een ijzersterken, tegen het moeilijkste werk opgewassen -wil bezat. Wat zou hij doen? Zou hij zich met den fatsoenlijken en -bombastischen Barroux in de débâcle laten meeslepen? Misschien stond -zijn persoonlijk geval niet wanhopig. Maar hoe moest hij de anderen -verlaten, om zelf den veiligen oever te bereiken? Het was een ernstig -probleem, een moeilijke manoeuvre en het zoeken naar een oplossing -maakte hem in zijn razend verlangen om de macht te behouden, woedend. - -Hij kon niets vinden en vloekte tegen die aanvallen van deugd van deze -dwaze Republiek, die volgens hem iedere regeering onmogelijk maakten. -Een dergelijk dwaasheid zou een man van zijn verstand en van zijn -kracht tegenhouden! Ga nou eens menschen regeeren, wanneer men je het -geld, den voornaamsten scepter, uit de hand rukt! Hij moest in zijn -eentje hardop lachen, zoo absurd scheen hem de gedachte aan een -idyllisch land, waarin groote ondernemingen op fatsoenlijke manier tot -stand kwamen. Daar hij niet wist, waartoe hij besluiten moest, kwam hij -op de gedachte, dat het maar het verstandigst zijn zou de zaak met -baron Duvillard te bespreken, dien hij sedert lang kende, het speet hem -niet eerder aan hem gedacht te hebben, dan had hij hem wellicht kunnen -overhalen Sanier’s stilzwijgen te koopen. Eerst wilde hij den baron een -briefje schrijven en dat door een der loopers laten brengen. Maar dan -gaf hij er in zijn wantrouwen voor geschreven stukken de voorkeur aan -te telephoneeren. - -“Heb ik het genoegen met baron Duvillard te spreken?... Prachtig! Ik -ben het, Monferrand, de minister van Binnenlandsche Zaken! Ik zou graag -zien, dat u zoo gauw mogelijk bij mij kwam... Uitstekend! Ik wacht -hier!” - -Hij begon weer op en neer te loopen en na te denken. Die Duvillard had -een helderen kop, die hem zeker dadelijk een denkbeeld aan de hand zou -doen. Hij verdiepte zich in allerlei lastige combinaties, toen de bode -kwam zeggen, dat het hoofd der Veiligheidspolitie den minister dringend -wilde spreken. Zijn eerste gedachte was, dat deze door de prefectuur -van politie gezonden werd, om zijn oordeel in te winnen omtrent de -maatregelen, welke dien dag genomen moesten worden met het oog op twee -groote optochten, die zeker veel menschen zouden trekken. - -“Laat mijnheer Gascogne maar hier komen!” - -Een groote, magere, donkere man, die er als een op zijn Zondags -gekleede werkman uitzag, kwam binnen. Uiterlijk zeer koelbloedig en -volkomen bekend met de dessous van Parijs, bezat hij een helderen, -methodischen geest. Maar de beroepsgewoonten belemmerden hem eenigszins -en hij zou meer intelligentie bezeten hebben, indien hij niet geloofd -had een zoo groote te bezitten, wanneer hij niet overtuigd geweest was, -dat hij alles wist. - -Eerst excuseerde hij den prefect, die zeker zelf gekomen zou zijn, -wanneer een lichte ongesteldheid hem niet verhinderd had. Trouwens het -was misschien beter, dat hij den minister inlichtte omtrent de ernstige -zaak, die hij grondig kende. - -“Mijnheer de minister, ik geloof, dat wij eindelijk den dader van den -aanslag in de rue Godot-de-Mauroy hebben.” - -Monferrand, die ongeduldig luisterde, begon zich plotseling voor de -zaak te interesseeren. De vergeefsche nasporingen der politie, de -aanvallen en de grappen in de courant ergerden hem dagelijks meer. - -“Gelukkig voor u, mijnheer Gascogne, want per slot van rekening zou het -u uw betrekking gekost hebben! Is de man gearresteerd?” - -“Nog niet, Excellentie. Maar hij kan niet meer ontsnappen, het is een -kwestie van enkele uren.” - -En hij vertelde de heele geschiedenis: hoe de agent Mondésir, -gewaarschuwd door een geheimen agent, dat de anarchist Salvat in de -kroeg in Montmartre zat, te laat was gekomen, daar de vogel reeds -gevlogen was; hoe het toeval hem, toen hij op ongeveer honderd pas van -de kroeg stond te loeren, weer met Salvat samengebracht had. Van af dat -oogenblik had men Salvat in alle stilte gevolgd, daar men hem in zijn -nest met zijn medeplichtigen hoopte te vangen, was men hem nagegaan tot -de Porte Maillot, waar hij plotseling, daar hij blijkbaar voelde, dat -hij vervolgd werd, het Bois de Boulogne ingevlogen was. Daar liep hij -nu sedert twee uur ’s ochtends in den fijnen motregen rond. Men had den -dag afgewacht, om een drijfjacht te organiseeren en jacht op hem te -maken als een op een wild dier, dat ten slotte van moeheid neervallen -zou. Iedere minuut was dus zijn arrestatie te wachten. - -“Ik weet, Excellentie, hoezeer u zich voor deze arrestatie -interesseert, en kom daarom nu uw bevelen vragen. De agent Mondésir -leidt de drijfjacht. Het spijt hem vreeselijk, dat hij den man niet op -den boulevard Rochechouart ingerekend heeft, maar zijn denkbeeld om hem -in zijn net te vangen, was uitstekend; het eenige, wat men hem -verwijten kan, is, dat hij niet aan het Bois de Boulogne gedacht -heeft.” - -Salvat gearresteerd, deze Salvat, van wien de couranten sedert drie -weken vol stonden! Dat zou een succes zijn, dat een buitengewoon opzien -verwekte. Monferrand luisterde en in zijn groote, starende oogen, op -zijn ruwen kop, die op een wild dier, dat rust, geleek, was het -plotseling besluit te lezen, om deze gebeurtenis, die het toeval hem -bracht, ten eigen voordeele te benutten. Onduidelijk nog ontstond er -reeds een band tusschen deze arrestatie en de interpellaties van Mège, -met de andere quaestie, de zaak der Afrikaansche sporen, die den -volgenden dag het ministerie omverwerpen zou. Hij zag reeds het ontwerp -der combinatie voor zich. Zond zijn goed gesternte hem niet wat hij -zocht, het middel om zich uit het troebele water der aanstaande crisis -te redden? - -“Maar is u er wel zeker van, mijnheer Gascogne, dat die Salvat de dader -van den aanslag is?” - -“Beslist zeker, Excellentie! Hij zal in het rijtuig alles bekennen nog -vóór we in de prefectuur zijn.” - -Peinzend was hij weer heen en weer gaan loopen, en terwijl hij -bedachtzaam-langzaam sprak, kwamen de denkbeelden in hem op. - -“Mijn bevelen, lieve God, mijn bevelen! In de eerste plaats moet u met -groote voorzichtigheid te werk gaan... Maak geen paniek onder de -wandelaars. Laat de arrestatie, als het kan, ongemerkt plaats -hebben!... En als u een bekentenis krijgt, houd die dan voor u en deel -die niet aan de pers mede. Ja, dat druk ik u vooral op het hart, meng -de couranten niet in de zaak!... Kom mij onmiddellijk waarschuwen en -geen woord tegen iemand over de zaak, geen woord!” - -Gascogne maakte een buiging, maar Monferrand hield hem nog even terug, -om hem te zeggen, dat zijn vriend, mijnheer Lehmann, de -procureur-generaal, dagelijks van anarchisten dreigbrieven kreeg, dat -zij hem en zijn familie in de lucht zouden laten vliegen, zoodat hij -verzocht zijn huis door politie in burgerkleeding te laten bewaken. -Reeds had de Veiligheidsdienst een dergelijke bewaking georganiseerd -voor het huis van den rechter van instructie Amadieu. Maar wanneer -Amadieu een voorname persoonlijkheid, een beminlijke Parijzenaar, een -uitnemend psycholoog en criminalist en in zijn vrije uren zelfs een -uitstekend schrijver was, daartegenover stond, dat de -procureur-generaal Lehmann in alle opzichten zijns gelijke was; hij was -een van die politieke rechters, een van die zeer talentvolle Joden, die -op zeer eervolle wijze hun weg gaan en steeds de zijde van de -machthebbers kiezen. - -“En dan hebben we ook nog de zaak-Barthès, Excellentie!” zeide op zijn -beurt Gascogne. “Wij wachten—moeten we tot de arrestatie in het kleine -huisje te Neuilly overgaan?” - -Een van die toevallen, welke de politie nu en dan diensten bewijzen en -het geloof aan haar genie doen ontstaan, had hem op de hoogte gebracht -van het geheime toevluchtsoord van Nicolas Barthès in het kleine huisje -van een priester, abbé Pierre Froment. Maar hoewel Barthès, sedert in -Parijs de schrik voor anarchisten heerschte, eenvoudig als verdachte, -die met de revolutionnairen in betrekking stond, gearresteerd zou -kunnen worden, had Gascogne het niet gewaagd hem zonder een formeele -opdracht gevangen te nemen bij dezen priester, die door de geheele wijk -als een heilige vereerd werd. De minister, dien hij over het geval -geraadpleegd had, was het volkomen met hem eens geweest, dat men -tegenover den clerus zeer gematigd optreden moest, en had beloofd de -zaak zelf in orde te zullen brengen. - -“Neen mijnheer Gascogne, laat die zaak met rust. U kent mijn stelregel: -wij moeten de priesters voor ons hebben, niet tegen ons... Ik heb abbé -Froment geschreven, dat hij vanochtend, nu ik niemand anders verwacht, -bij mij moet komen. Ik zal met hem spreken: de zaak gaat u niet meer -aan.” - -Hij wilde hem nu laten gaan, toen de bode zeggen kwam, dat de president -van den ministerraad er was. - -“Barroux!... Bliksems, ga hierdoor, mijnheer Gascogne; ik heb liever, -dat niemand u ontmoet, nu ik u het stilzwijgen gevraagd heb over de -arrestatie van dien Salvat... Afgesproken dus, ik alleen moet alles -weten, en telephoneer mij onmiddellijk, als er iets ernstigs gebeurt.” - -Nauwlijks was de chef van den veiligheidsdienst door een zijdeur -verdwenen, of de bode deed die van de antichambre open. - -“Mijnheer de president van den ministerraad!” - -Met uitgestoken handen en een dienstvaardigheid, waarin hartelijkheid -en eerbied handig waren afgewogen, ging Monferrand hem tegemoet. - -“Waarom hebt u zich die moeite gegeven?” riep hij uit. “Ik zou wel bij -u gekomen zijn, als u mij dringend wilde spreken!” - -Maar met een ongeduldig gebaar wees Barroux iedere -hoffelijkheidsbetuiging af. - -“Neen, neen, ik deed juist mijn dagelijksche wandeling op de Champs -Elysées en maakte mij zóó bezorgd, dat ik liever dadelijk hier naar toe -wilde komen... Je begrijpt natuurlijk, dat de dingen niet zoo blijven -kunnen, en daar er morgenochtend een ministerraad gehouden moet worden, -waarin we een verdedigingsplan moeten vaststellen, achtte ik het -gewenscht, dat wij samen eens praatten.” - -Hij nam een fauteuil, terwijl Monferrand een anderen bijschoof, om, -tegen het licht in, bij hem te gaan zitten. De twee mannen zaten -tegenover elkaar. En zooals Barroux, die tien jaar ouder, sneeuwwit en -plechtig was, met zijn gladgeschoren gezicht en zijn bakkebaarden de -trotsche statigheid der macht, de conventioneel-romantische houding -bewaarde, zoo verborg de andere, de sluwere en plompere, onder zijn -gewone trekken, achter zijn gemaniereerde vrijmoedigheid en -eenvoudigheid een onbekenden afgrond, de donkere ziel van een -meedoogenloozen, gewetenloozen en genotzuchtigen despoot. - -Barroux, die heel opgewonden was, hijgde een oogenblik. Het bloed steeg -hem naar het hoofd, zijn hart klopte van verontwaardiging en woede, -wanneer hij dacht aan den stroom van gemeene beschimpingen, die de Voix -du Peuple dien ochtend weer over hem uitgegoten had. - -“Kijk eens, mijn waarde collega, daar moet een eind aan komen; we -moeten aan die schandelijke campagne een eind maken... Trouwens u -begrijpt heel goed wat ons morgen in de Kamer te wachten staat. Nu de -beroemde lijst gepubliceerd is, zullen we alle ontevredenen tegenover -ons hebben. Vignon roert zich...” - -“Zoo, hebt u berichten over Vignon?” vroeg Monferrand, die nu zeer -opmerkzaam geworden was. - -“Natuurlijk, ik zag in het voorbijgaan een heele file rijtuigen voor -zijn deur staan. Al zijn aanhangers zijn sedert gisteren in de weer en -ik weet niet hoeveel menschen me niet gezegd hebben, dat de bende reeds -onderling de portefeuilles verdeelt. Want u begrijpt wel, dat de -naïeve, dolzinnige Mège wel weer de kastanjes uit het vuur halen zal. -Kortom, we zijn dood; ze willen ons in de modder begraven, voordat ze -nog over onze overblijfselen strijden.” - -Hij maakte een theatraal gebaar, zijn stem klonk welsprekend, als stond -hij op de tribune. Maar zijn ontroering was oprecht, tranen kwamen in -zijn oogen. - -“Ik, die mijn geheele leven aan de Republiek gegeven heb, die haar -gesticht en gered heb, ik zal, door zooveel beleedigingen overladen, -verplicht worden mij tegen zulke afschuwelijke beschuldigingen te -moeten verdedigen. Ik, een plichtvergeten minister, die zich zou hebben -laten omkoopen, die tweehonderd duizend francs van dien Hunter -ontvangen zou hebben, om ze eenvoudig in mijn zak te steken!... Zeker -er is tusschen hem en mij sprake geweest van tweehonderd duizend -francs. Maar men moet weten hoe en in welke omstandigheden. Het is -natuurlijk met u precies eender gegaan met de tachtig duizend francs, -die hij u gegeven zou hebben...” - -Monferrand viel hem zeer beslist in de rede. - -“Hij heeft mij geen centime gegeven.” - -Heel verbaasd keek de andere hem aan, maar zag niets dan zijn groot, in -het donker gedompeld hoofd. - -“O, ik dacht, dat u in connectie met hem stond, dat u hem speciaal -kende.” - -“Neen, ik heb Hunter gekend, zooals iedereen hem kent, ik wist zelfs -niet, dat hij de drijver van baron Duvillard voor die Afrikaansche -sporen was, en nooit hebben wij over die quaestie gesproken.” - -Dit was zoo onwaarschijnlijk, zoo in tegenspraak met alles wat hij -wist, dat Barroux voor dien zoo evidenten leugen een oogenblik -verbijsterd bleef zitten. Dan echter was hij zichzelf weer meester en -kwam weer op zijn eigen geval terug. - -“O, hij is zeker wel tien maal bij mij geweest en heeft mijn ooren gek -gezanikt over die Afrikaansche sporen, toen de Kamer over de -premieleening beslissen moest... Ik zie het nog voor mij, zooals wij -beiden in deze kamer zaten, want ik had toen, zooals u zich herinneren -zult, Binnenlandsche Zaken, terwijl u juist de portefeuille van -Openbare Werken overgenomen hadt. Ik zat daar aan dat bureau, terwijl -Hunter op dezelfde plaats in den fauteuil, waarin ik nu zit, zat. Dien -dag wilde hij mij raadplegen, hoe hij belangrijke sommen, welke de bank -Duvillard voor publiciteit wilde beschikbaar stellen, het best zou -kunnen besteden; ik herinner me nog, dat ik bij het hooren van groote -bedragen voor de monarchistische bladen boos werd, daar ik—en -terecht—van oordeel was, dat dat geld uitgegeven werd tegen de -Republiek. Derhalve heb ik op zijn verzoek een lijst opgemaakt en de -tweehonderd duizend francs bestemd voor republikeinsche, ons bevriende -bladen. Op die wijze hebben deze door mijn bemiddeling—dat is zoo—het -geld gekregen. Dat is de geheele geschiedenis.” - -Hij stond op en sloeg zich op zijn borst, terwijl zijn stem nog luider -werd. - -“Kort en goed, ik heb genoeg van al die leugens en lasterpraatjes... Ik -zal die heele geschiedenis morgen eenvoudig aan de Kamer mededeelen. -Dat zal mijn eenige verdediging zijn. Een eerlijk man vreest de -waarheid niet.” - -Op zijn beurt was Monferrand nu ook opgestaan en uitte een kreet, die -gelijk stond met een bekentenis. - -“Dat is dwaasheid! Men mag nooit bekennen! Dat mag u niet doen!” - -Maar Barroux bleef trotsch en koppig. - -“Ik zal het wel doen, en we zullen zien, of de Kamer een ouden dienaar -der vrijheid niet met acclamatie vrijspreken zal.” - -“U zult onder hoongelach vallen en ons allen in uw val medesleepen.” - -“Wat beteekent dat? Dan vallen wij tenminste waardig en eervol!” - -Monferrand maakte een woest-toornig gebaar. Dan echter werd hij -plotseling kalm. In de angstige besluiteloosheid, waarin hij sedert den -vroegen ochtend verkeerde, ging plotseling een helder licht op; het nog -onvaste plan, dat de inhechtenisneming van Salvat had doen ontstaan, -kreeg duidelijker omtrekken en breidde zich uit tot een vermetele -combinatie. Waarom zou hij den val van dien onnoozelen Barroux -verhinderen? Het eenige wat voor hem belang had was niet met hem te -vallen of zich tenminste weer in de hoogte te werken. Hij zweeg, -mompelde nog slechts een paar onverstaanbare woorden, waarin hij zijn -verzet verstikte. Eindelijk zeide hij op zijn knorrig-gemoedelijke -manier. - -“Per slot van rekening hebt u misschien gelijk. Je moet dapper zijn. En -bovendien, u is de president, wij zullen u volgen.” - -De twee mannen waren weer tegenover elkaar gaan zitten en het gesprek -werd voortgezet. Zij werden het eens over de houding, die het -ministerie tegenover de interpellatie, die morgen ongetwijfeld gehouden -zou worden, moest aannemen. - -Dien nacht had baron Duvillard zoo goed als niet geslapen. Nadat hij -door Gérard thuis gebracht was, was hij onmiddellijk naar bed gegaan -als iemand, die den slaap wil bevelen, om te vergeten en weer zichzelf -te worden. Maar de slaap was niet gekomen, ofschoon hij dien, gekweld -door slapeloosheid, uren lang gezocht had. De beleediging, die Silviane -hem aangedaan had, liet hem geen oogenblik met rust. Het was, zooals -hij het uitgeschreeuwd had, schandelijk. Dat meisje, dat hij rijk -gemaakt, met weldaden overladen had, wierp hem die modder in het -aangezicht, hem, den meester, die er zich op beroemde Parijs en de -Republiek in zijn zak gestoken te hebben, die over gewetens beschikte, -zooals een koopman zich van wol of leder meester maakt, om op de Beurs -een slag te slaan. En het heimelijke bewustzijn, dat Silviane het -wrekende gezwel, de verrotting voor hem, den verrotter, was, bracht hem -geheel buiten zichzelf. Vergeefs trachtte hij dat spookbeeld te -verjagen, te denken aan zijn zaken, aan zijn afspraken voor morgen, aan -de millioenen, die hij in alle deelen der wereld had, aan de almacht -van het geld, die het lot der volkeren in zijn handen legde, steeds en -steeds weer kwam Silviane weer terug en bezoedelde hem met haar -ontucht. - -Hij trachtte zich wanhopig vast te klampen aan de groote zaak, die hij -sedert maanden voorbereidde—aan die beroemde Trans-Sahara-lijn, die -reusachtige onderneming, waarmede millioenen gemoeid waren en die het -aangezicht der aarde veranderen zou, steeds en steeds weer kwam -Silviane terug en sloeg hem met haar kleine hand, die zij in het riool -nat gemaakt had, op zijn beide wangen. Tegen het aanbreken van den dag -was hij echter in een lichte sluimering gevallen, terwijl hij woedend -zwoer, dat hij haar nooit weer wilde zien, haar zou wegtrappen, zelfs -wanneer zij zich op haar knieën zou werpen. - -Toen hij tegen zeven uur gebroken in de verslappende klamheid der -lakens wakker werd, gold zijn eerste gedachte haar en gaf bijna aan een -lafheid toe. Plotseling kwam het denkbeeld in hem op dadelijk te gaan -kijken, of zij thuis gekomen was, haar in haar slaap te overvallen, -vrede met haar te sluiten en daarvan gebruik te maken, om haar weer te -bezitten. Maar hij sprong uit bed, nam een koude douche en vond zijn -moed weer terug. Neen, Silviane was een ellendelinge, ditmaal was hij, -naar hij geloofde, voor goed van haar genezen. En inderdaad vergat hij -haar, zoodra hij de ochtendbladen ingekeken had. De publicatie van de -lijst door de Voix du Peuple bracht hem buiten zichzelf van woede, want -tot nog toe had hij het sterk betwijfeld, of Sanier die wel in zijn -bezit had. Met één oogopslag beoordeelde hij het document, de enkele -waarheden, die het te midden van den gewonen stroom domheden en leugens -bevatte. Hij zelf voelde zich ook ditmaal nog niet getroffen: hij -vreesde in werkelijkheid maar één ding, n.l. de arrestatie van zijn -bemiddelaar Hunter, door wiens proces ook hij in het geding zou -gebracht kunnen worden. - -Hij had, zooals hij met zijn kalm glimlachend gelaat onophoudelijk -herhaalde, niets anders gedaan dan wat alle banken doen, wanneer zij -een emissie op de markt brengen: hij had de pers voor haar publicaties -betaald, gebruik gemaakt van de diensten van courtiers en de aan de -zaak bewezen diensten beloond. Het was een zaak... dat zeide alles voor -hem. Overigens was hij een kalm speler en met verontwaardiging en -minachting sprak hij over een bankier, die, door chantage in het nauw -gedreven, een eind aan zijn leven gemaakt had. Neen, neen, men moest -het hoofd omhoog houden, men moest tot den laatsten adem, tot den -laatsten gulden strijden! - -Tegen negen uur riep een bellen hem aan zijn particuliere telephoon, -die op zijn schrijftafel stond. Weer maakte zijn waanzin zich van hem -meester: het moest Silviane zijn, ging het door zijn brein. Dikwijls -viel zij hem zoo midden in zijn gewichtigste bezigheden lastig. Zij was -thuisgekomen, begreep, dat zij te ver was gegaan en wilde hem nu -vergiffenis vragen. En toen hij hoorde, dat het Monferrand was, die hem -op het ministerie wilde spreken, doorhuiverde hem een lichte rilling -als iemand, die nogmaals gered is van den afgrond, waar hij langs -geloopen is. Dadelijk liet hij zich zijn hoed en zijn wandelstok -brengen, daar hij loopen en in de frissche lucht nadenken wilde. Weer -was hij geheel met zijn gedachten bij de complicaties en de -schandaalgeschiedenis, die het Parlement en geheel Parijs in rep en -roer brengen zou. Zich van kant maken, neen, dat was krankzinnig en -laf. De storm kon woeden, zooveel als hij wilde, hij voelde zich sterk: -zijn wil was krachtiger dan de gebeurtenissen, hij was vastbesloten -zich te verdedigen als een gebieder, die niets van zijn macht opgeven -wil. - -Nauwlijks was Duvillard in de antichambre van het ministerie of hij -voelde, hoe die storm van angst en schrik hier als een orkaan woedde. -De Voix du Peuple had met haar lijst de harten der schuldigen tot ijs -verstijfd, allen snelden bleek en radeloos toe, nu zij den grond onder -zich voelden wegzinken. De eerste, dien hij zag, was Dutheil. Hij beet -zenuwachtig op zijn fijne snor en in zijn poging, om ondanks alles te -lachen, vertrok zijn gezicht krampachtig. Hij gaf hem een standje: het -was hoogst verkeerd op zoo’n angstige manier te komen informeeren. Maar -Dutheil, die door die ruwe woorden reeds weer opgevroolijkt was, zwoer, -dat hij het artikel van Sanier niet gelezen had, dat hij alleen den -minister een dame, die hij kende, kwam aanbevelen. De baron belastte -zich met die aangelegenheid, wenschte hem een prettige Halfvasten en -zond hem weg. Maar een vreeselijk medelijden had hij met Chaigneux, -wiens geheele lichaam beefde, als werd hij naar beneden getrokken door -het gewicht van zijn langen paardenkop en die er zoo vuil en -hulpbehoevend uitzag, dat men hem voor een ouden bedelaar gehouden zou -hebben. Toen hij den baron zag, vloog hij naar hem toe en begroette hem -met een onderdanige dienstvaardigheid. - -“O, mijnheer de baron, wat moeten de menschen slecht zijn! Dat is mijn -dood, men vermoordt mij; wat zal er van mijn vrouw en mijn drie -dochters worden, wier eenige steun ik ben.” - -In deze jammerklacht lag de geheele geschiedenis van dien armen -stumperd, dit slachtoffer der politiek. Om met zijn vier vrouwen, -zooals hij de moeder en de drie dochters noemde, in Parijs goede sier -te maken, was hij zoo dwaas geweest Atrecht en zijn advocatenkantoor te -verlaten; en van dat oogenblik af was hij, angstig geworden door zijn -voortdurend echec, de bedeesde dienaar van zijn familie geworden. Een -eerlijk afgevaardigde! Lieve God, hoe gaarne zou hij het geweest zijn, -maar verkeerde hij niet altijd in geldverlegenheid, was hij niet altijd -op zoek naar een biljet van honderd francs, was hij niet een -afgevaardigde, die steeds te koop was? En bovendien werd hij door zijn -vier vrouwen zoo getreiterd en lastig gevallen, dat hij het geld voor -haar overal en hoe ook opgeraapt zou hebben. - -“Stel u voor, mijnheer de baron, dat ik eindelijk een man voor mijn -oudste dochter gevonden had. Dat is het eerste geluk, dat mij ten deel -valt, ik zou er dan nog maar drie thuis hebben... Maar u begrijpt wat -voor een indruk een artikel als dat van vanochtend op de familie van -den jongen man moet maken. Ik ben naar den minister gevlogen om hem te -smeeken, mijn aanstaanden schoonzoon een secretarisbaantje te geven... -Dat baantje, dat ik hem beloofd heb, kan nog alles in orde brengen.” - -Hij was zoo jammerlijk om aan te zien en sprak op een zoo smeekenden -toon, dat Duvillard op het denkbeeld kwam een van die goede daden te -verrichten, welke hij op het juiste oogenblik dikwijls deed, en waarin -hij zijn protectie en zijn geld tegen hooge interest belegde. Het is -altijd goed arme drommels, waarvan men voor een stuk brood dienaren en -medeplichtigen maakt, aan zijn zijde te hebben. Hij zond hem dan ook -weg en beloofde zijn zaak te zullen behartigen, terwijl hij er nog aan -toevoegde, dat hij hem morgen op zijn kantoor wachtte, daar hij, nu een -zijner dochters trouwde, hem wilde spreken en helpen. - -Chaigneux, die een leening rook, putte zich in dankbetuigingen uit. - -“O, mijnheer de baron, mijn leven zal te kort zijn, om u die schuld der -dankbaarheid terug te kunnen betalen.” - -Toen Duvillard zich omkeerde, zag hij tot zijn verbazing abbé Froment, -die in een hoek der antichambre zat te wachten. Deze behoorde toch niet -tot de schaar verdachten, hoewel hij, door schijnbaar in een courant te -lezen, een grooten angst trachtte te verbergen. De baron ging naar hem -toe, gaf hem een hand en begon vriendschappelijk met hem te praten. -Pierre vertelde, dat hij een brief gekregen had, waarin hem verzocht -werd op het ministerie te komen; hij wist echter niet waarom. Hij zat -nu al een kwartier te wachten. Als men hem hier in die antichambre maar -niet vergat. - -De bode kwam eerbiedig naar Duvillard toe. - -“De minister verwacht u, mijnheer de baron. Hij is op het oogenblik in -conferentie met den minister-president, maar ik heb order u, zoodra -deze weg is, binnen te laten, mijnheer de baron.” - -Bijna onmiddellijk daarna ging Barroux weg. Toen Duvillard binnen wilde -gaan, herkende hij hem en hield hem terug. Op bitteren toon en -verontwaardigd over al dien laster sprak hij over de afschuwelijke -zaak. Zou hij, Duvillard, als het noodig was, niet willen getuigen, dat -hij, Barroux, direct nooit een sou ontvangen had. Hij vergat, dat hij -tegen een bankier sprak en dat hij zelf minister van Financiën was en -gaf al zijn afkeer voor het geld te kennen. Wat waren die zaken toch -een troebele en vergiftige poel! Maar hij herhaalde, dat hij de -lasteraars zou weten te straffen, dat de waarheid voldoende zijn zou. - -Duvillard luisterde naar hem en keek hem aan. Plotseling rees de -gedachte aan Silviane weer in hem op en vervolgde hem, zonder dat hij -moeite deed haar te verjagen. Hij bedacht, dat, als Barroux, toen hij -diens bemiddeling had ingeroepen, gewild had, Silviane nu aan de -Comédie zijn zou en het ongelukkig avontuur van den vorigen avond niet -plaats gehad zou hebben, want hij begon zichzelf niet schuldig te -vinden: Silviane zou hem nooit zoo schandelijk in den steek gelaten -hebben, als hij haar gril had kunnen bevredigen. - -“Maar weet u wel, dat ik erg boos op u ben?” viel hij den minister in -de rede. - -“Boos op mij? En waarom?” vroeg de minister verbaasd. - -“Natuurlijk, omdat u mij niet geholpen hebt... U weet wel... Mijn -vriendinnetje, dat in Polyeucte debuteeren wil.” - -Barroux glimlachte vriendelijk. - -“O ja, Silviane d’Aulnay! Maar daar heeft Taboureau zich tegen verzet. -Hij heeft Schoone Kunsten, de zaak gaat alleen hem aan. Ik kan er -absoluut niets aan doen. Deze volmaakt eerlijke man, die uit de een of -andere provinciefaculteit is komen vallen, zit vol gewetensbezwaren... -Ik ben een oude Parijzenaar, ik begrijp alles, en het zou mij een groot -genoegen geweest zijn u een dienst te bewijzen.” - -Bij dezen nieuwen hinderpaal geraakte Duvillard weer in hartstocht; hij -wilde onmiddellijk hebben wat men hem weigerde. - -“Taboureau, Taboureau, ook een mooi blok aan uw been! Eerlijk! Maar -zijn alle menschen niet eerlijk?... Luister eens, mijn waarde minister, -het is nog tijd, laat Silviane benoemen, dat zal u morgen geluk -aanbrengen.” - -Ditmaal brak Barroux in een luid gelach uit. - -“Neen, neen, ik kan Taboureau op dit oogenblik niet in den steek -laten... De menschen zouden ons uitlachen. Een ministerie, dat valt of -blijft voor de Silviane-quaestie.” - -Hij had zijn hand uitgestoken, om afscheid te nemen. De baron nam die -aan, hield hem nog een oogenblik staande en zeide zeer ernstig met een -bleek gezicht: - -“Het is heel verkeerd van u zoo te lachen, mijn waarde minister. Er -zijn toch wel ministeries voor kleinere dingen gevallen... Als u morgen -valt, hoop ik, dat u er nooit spijt van zult hebben.” - -Duvillard keek hem na. Hij was beleedigd, dat de minister het zoo -schertsend opnam, wond zich op bij de gedachte, dat voor hem iets -beslist onmogelijk was. O, het was niet in de hoop zich weer met -Silviane te verzoenen, maar hij zwoer zich een heiligen eed, dat hij, -als het moest, alles tegen den grond werpen zou, om haar, slechts uit -wraak, dat contract als een klap in haar gezicht, het onderteekende -contract thuis te zenden. Ja, als een klap in haar gezicht... Deze -minuut was beslissend geweest. - -Op dit oogenblik zag Duvillard, die Barroux nog steeds nakeek, tot zijn -verbazing dat Fonsègue, die juist aankwam, zoo trachtte te -manoeuvreeren, dat hij niet door den minister gezien werd. Het gelukte -hem, hij ging de antichambre binnen; zijn gewoonlijk zoo levendig -gezicht zag er thans wanhopig uit. De storm van angst loeide nog steeds -en bracht ook hem hier. - -“Heb je je vriend Barroux niet gezien?” vroeg de baron nieuwsgierig. - -“Barroux? Neen!” - -Deze kalme leugen verried alles. Hij stond op familiaren voet met -Barroux, steunde hem al tien jaar in zijn courant, had dezelfde ideeën, -dezelfde politieke en godsdienstige richting. Maar nu hij met zijn -scherpe neus den dreigenden ondergang rook, begreep hij, dat hij andere -vrienden zoeken moest, als hij ook niet onder de puinhoopen begraven -wilde worden. Had hij niet tien jaren lang al zijn diplomatieke -voorzichtigheid gebruikt voor het stichten van het meest waardige en -meest gerespecteerde blad van Parijs, om zich door de onhandigheid van -een eerlijk man op die wijze te laten compromitteeren? - -“Ik dacht dat je op gespannen voet met Monferrand stondt!” zeide -Duvillard. “Wat kom je hier doen?” - -“O, mijn beste baron, de uitgever van een groot blad staat met niemand -op gespannen voet. Hij wijdt zich geheel aan zijn land.” - -Ondanks zijn eigen opwinding kon Duvillard een glimlachje niet -bedwingen. - -“Je hebt gelijk. Bovendien is Monferrand werkelijk een flinke kerel, -dien je zonder vrees steunen kunt.” - -Nu vroeg Fonsègue zich af, of zijn angst zoo duidelijk op zijn gelaat -te lezen was. Het artikel van de Voix du Peuple had hem, den kalmen -speler, die zijn spel altijd zoo beheerschte, buitengewoon bang -gemaakt. Voor de eerste maal in zijn leven had hij een fout begaan, -voelde hij, dat hij gevaar liep, nu hij zoo onvergeeflijk onvoorzichtig -geweest was een paar regels te schrijven. De vijftig duizend francs, -die Barroux hem voor zijn blad had doen toekomen, maakten hem niet -ongerust, maar hij beefde, dat de andere geschiedenis, de som, die hij -persoonlijk ten geschenke gekregen had, zou uitkomen. Eerst de -doordringende blik van Duvillard deed hem zijn koelbloedigheid weer -eenigszins terugkrijgen. Het was dwaas niet meer te kunnen liegen en -door zijn houding alleen te bekennen. - -De bode was weer naderbij gekomen. - -“Mag ik mijnheer den baron eraan herinneren, dat mijnheer de minister -op hem wacht?” - -Toen Fonsègue met abbé Froment alleen bleef, ging hij, zoodra hij hem -zag, dadelijk naast hem zitten. Ook hij verwonderde zich, dat deze hier -was. Pierre vertelde, dat hij ontboden was zonder dat hij vermoeden kon -wat de minister hem te zeggen had. Hij liet zijn ongeduld, de lichte -huivering, die door zijn vingers beefde, nogmaals blijken; maar hij -moest wachten, daar er zulke ernstige dingen te verhandelen waren. - -Zoodra Monferrand Duvillard binnen zag komen, ging hij met uitgestoken -handen naar hem toe. Niettegenstaande den storm van schrik, die overal -woedde, behield hij zijn vriendelijk en glimlachend uiterlijk. - -“Wat een geschiedenis, waarde baron!” - -“Het is idioot!” antwoordde deze, terwijl hij zijn schouders ophaalde. - -Hij ging in den fauteuil van Barroux zitten, terwijl de minister -tegenover hem plaats nam. De beide mannen waren als het ware geschapen, -om elkander te begrijpen: beiden maakten dezelfde radelooze gebaren, -hadden denzelfden woedenden toon, toen zij beweerden, dat regeeren, -wanneer men van de menschen de deugd eischte, die zij niet bezaten, -evenmin mogelijk was als zaken doen. Was het, wanneer naar aanleiding -van een groote onderneming de goedkeuring der Kamer noodig zou zijn, -niet in alle tijden en onder alle regimes de taktiek geweest het -noodzakelijke te doen om deze te verkrijgen? Men moest toch invloed -krijgen, sympathieën winnen, zich van de stemmen verzekeren. Alles was -nu eenmaal te koop, de menschen zoowel als de rest, sommigen voor goede -woorden, anderen voor gunstbewijzen of geld, voor min of meer vermomde -geschenken. Maar was het—zelfs toegegeven, dat men met de omkooping wat -te ver was gegaan, dat in sommige gevallen het geknoei te onvoorzichtig -geweest was—verstandig zoo’n lawaai te maken? Zou een krachtige -regeering niet dadelijk begonnen zijn het schandaal uit patriotisme en -uit een gevoel van fatsoen te verstikken? - -“Maar natuurlijk, je hebt duizendmaal gelijk!” riep Monferrand. “Als ik -wat te zeggen had, zou je eens een mooie begrafenis eerste klasse -zien!” - -Toen Duvillard, getroffen door die laatste woorden, hem strak aankeek, -ging hij glimlachend voort: - -“Maar ongelukkig heb ik niets te zeggen, en ik ben zoo vrij geweest u -te storen, om eens kalm met u over den toestand te praten... Barroux, -die juist hier geweest is, leek mij in een opgewonden en verkeerde -gemoedsstemming te zijn.” - -“Ja, ik heb hem ook gesproken; hij heeft soms van die vreemde -ideeën...” - -Dan viel hij zichzelf in de rede: - -“Zeg, Fonsègue zit in de antichambre. Laat hem hier komen, nu hij -blijkbaar vrede met je wil sluiten. Hij zal niet overbodig zijn, hij -weet dikwijls goeden raad en zijn blad kan de overwinning geven,” - -“Wat, is Fonsègue hier?” riep Monferrand uit. “Ik wil niets liever dan -hem de hand drukken. Oude geschiedenissen, die niemand aangaan! Lieve -Hemel, als u eens wist hoe weinig haatdragend ik ben!” - -Toen de bode Fonsègue binnengebracht had, volgde de verzoening heel -eenvoudig. Zij kenden elkaar reeds van het gymnasium in hun -geboorteplaats Corrège, doch spraken in de laatste twee jaar ten -gevolge van een afschuwelijke geschiedenis, waarvan niemand precies de -bijzonderheden wist, niet meer met elkaar. Maar er zijn oogenblikken, -dat de dooden begraven moeten worden, wanneer men het slagveld voor een -nieuw gevecht moet schoonmaken. - -“Het is heel aardig van je, dat je het eerst bij mij komt. Je bent dus -niet boos meer?” - -“Neen. Waarom zou je elkaar opeten, wanneer je er alle belang bij hebt -het eens te zijn?” - -En zonder eenige verdere verklaring begonnen zij over de groote zaak. -Toen Monferrand zeide, dat Barroux van plan was te bekennen en een -verklaring te geven van zijn handelwijze, sprongen de beide anderen -verbaasd op. Dat stond gelijk met een val! Ze zouden het hem wel -beletten, hij mocht zoo’n dwaasheid niet uithalen! Daarop bespraken zij -alle denkbare middelen, om het in gevaar gebrachte ministerie te -redden, want dat moest toch het eenige zijn, wat Monferrand wilde. En -deze deed dan ook alsof hij hartstochtelijk zocht naar een middel, om -zijn collega’s en zichzelf door de moeilijkheden heen te helpen, hoewel -om zijn mondhoeken een flauw glimlachje spelen bleef. Eindelijk scheen -hij echter overwonnen te zijn en zocht niet verder. - -“Laten we niet langer zoeken, het ministerie is gevallen.” - -De beide anderen keken elkaar aan, angstig als zij waren de zaak der -Afrikaansche sporen toe te vertrouwen aan het volgend kabinet. Een -kabinet Vignon zou zeker doen alsof het hoogst fatsoenlijk was! - -“Wat moeten we dan doen?” - -Maar op dat oogenblik ging de telephoon. - -“Excuseert me even!” - -Een oogenblik luisterde hij en sprak in het toestel, zonder dat uit -zijn antwoorden of zijn korte vragen op te maken was, welke mededeeling -hij ontving. Het was de chef van den Veiligheidsdienst, die zijn -belofte hield en hem telephoneerde, dat de man in het Bois de Boulogne -gevonden was en de jacht met kracht voortgezet werd. - -“Uitstekend! En vergeet mijn orders niet!” - -Dan keerde Monferrand, wiens plan zich langzamerhand uitgebreid en in -de zekerheid van Salvat’s arrestatie een vasten vorm aangenomen had, -naar het midden van het groote vertrek terug en zeide op zijn gewone, -vertrouwelijke manier: - -“Wat zal ik zeggen, waarde vrienden? Ik moest de baas zijn! Als ik de -baas was!... Een enquête-commissie is een begrafenis eerste klasse voor -dergelijke geschiedenissen. Ik zou niets bekennen, ik zou een -enquête-commissie laten benoemen. Dan zou je eens zien hoe gauw de -storm bedaarde!” - -Duvillard en Fonsègue lachten. Maar deze laatste, die Monferrand al zoo -lang kende, doorzag hem bijna geheel en al. - -“Zeg eens, wanneer het ministerie valt, dan volgt daar nog niet uit, -dat jij ook valt. Een ministerie kan opgelapt worden, als de stukken -goed zijn.” - -“Neen, neen, mijn waarde, dat spel speel ik niet,” protesteerde -Monferrand, bang, dat hij hem in de kaart gekeken had. “We zijn -solidair!” - -“Kom nou, solidair met de onnoozele gekken, die zich met voordacht -verdrinken. En wij mogen jou, wanneer wij je noodig hebben, per slot -van rekening toch tegen je wil redden, niet waar, baron?” - -En toen Monferrand, zonder verder te protesteeren, weer ging zitten, -riep Duvillard, die weer geheel door zijn hartstocht medegesleept werd -en bij de herinnering aan Barroux’ weigering in woede geraakte, uit: - -“Natuurlijk! Als het ministerie vallen moet, dan moet het ook vallen... -Wat kan je van een ministerie verwachten, waarin een kerel als -Taboureau zit? Een oude, afgeleefde professor zonder eenig prestige, -die uit Grenoble hierbinnen is komen vallen, die nooit een voet in een -schouwburg gezet had en onder wiens leiding de schouwburgen nu staan. -Natuurlijk begaat hij de eene stommiteit na de andere.” - -Monferrand, die volkomen op de hoogte van de quaestie-Silviane was, -bleef ernstig en amuseerde er zich een oogenblik mede den baron te -prikkelen. - -“Taboureau is een eenigszins ouderwetsche geleerde, maar die als -aangewezen is voor het Openbaar Onderwijs, waarin hij volkomen thuis -is.” - -“Scheid toch uit. Jij bent toch verstandiger, jij zult toch niet, -zooals Barroux, Taboureau verdedigen... Het is waar, dat ik erop sta, -dat Silviane in de Comédie debuteert. Zij is in den grond der zaak heel -aardig en heeft een opmerkelijk talent, zou jij er ook tegen zijn?” - -“Ik, lieve God, ik zou er niet over denken! Een knap meisje op het -tooneel zou iedereen pleizier doen, daar ben ik zeker van! Maar we -zouden dan aan Schoone Kunsten iemand moeten hebben, die denkt zooals -ik...” - -Zijn flauw glimlachje was weer teruggekomen. Wanneer hij zich van den -steun van Duvillard en van zijn millioenen kon verzekeren door dat -meisje te laten debuteeren, dan zou dat niet te duur gekocht zijn. Hij -wendde zich tot Fonsègue als om dezen te raadplegen, en deze, die de -groote beteekenis van deze aangelegenheid inzag, dacht ernstig na. - -“Voor Schoone Kunsten zou een senator het meest geschikt zijn... maar -ik weet niemand, absoluut niemand in de gegeven omstandigheden. Een -breed denkende geest, een Parijzenaar, wiens aan het hoofd staan der -Universiteit niet al te veel verwondering wekken zou... Dauvergne is er -wel.” - -“Wie is dat, Dauvergne?” riep Monferrand verbaasd uit. “O ja, -Dauvergne, de senator van Dijon... Maar hij heeft niet het minste -verstand van onderwijs.” - -“Bliksems!” riep Fonsègue uit, “ik zoek toch nog... Dauvergne is een -groote, blonde, decoratieve persoonlijkheid. En bovendien is hij -ontzaglijk rijk, heeft hij een knappe vrouw, wat ook niet kwaad is, en -geeft hij in zijn hôtel op den boulevard Saint-Germain groote feesten.” - -Hij had in den beginne den naam slechts aarzelend genoemd; maar -langzamerhand begon zijn keuze hem een ware vondst toe te schijnen. - -“Wacht eens even. Ik herinner me, dat Dauvergne in zijn jeugd te Dijon -een stuk, een éénacter in verzen heeft laten opvoeren. Dijon is een -letterkundige stad en dat geeft hem dadelijk een zachten, litterairen -geur. Afgezien daarvan heeft hij sedert twintig jaar er geen voet meer -gezet, is hij een besliste Parijzenaar geworden, die in alle kringen -verkeert... Dauvergne zal alles doen wat we willen. Hij is onze man.” - -Duvillard zeide, dat hij hem kende en voor zeer geschikt hield. -“Trouwens wat komt het er op aan, hij of een ander?” - -“Dauvergne, Dauvergne,” herhaalde Monferrand. “Lieve God, ja—misschien -zal hij een goed minister worden. Dauvergne dus!” - -Dan barstte hij plotseling in een luiden lach uit. - -“Nou zijn we waarachtig met een reconstructie van het kabinet bezig, om -die aardige dame in de Comédie te laten optreden. Het -ministerie-Silviane... En de andere portefeuilles?” - -Hij schertste, want hij wist, dat vroolijkheid dikwijls moeilijke -oplossingen verhaast. En inderdaad regelden zij in een opgewekte -stemming alles wat gedaan moest worden, wanneer het ministerie den -volgenden dag vallen zou, tot in de kleinste bijzonderheden. Zonder het -met zoovele woorden uit te spreken, besloten zij toch het ministerie te -laten vallen en Monferrand uit het troebele water op te visschen. Deze -laatste sloot zich bij de anderen aan, daar hij de financieele macht -van den baron en vooral de diensten van den Globe, die een campagne -voor hem op touw zetten kon, noodig had; terwijl anderzijds, afgezien -van de Silviane-quaestie de beide anderen den staatsman met de sterke -vuist, die door de benoeming van een enquête-commissie, welker draden -hij in de hand houden zou, het schandaal met de Afrikaansche sporen -beloofde te begraven, noodig hadden. Weldra waren de drie mannen het -volkomen eens, want niets brengt de menschen meer tot elkaar dan een -gemeenschappelijk belang, vrees en het bewustzijn, dat men elkaar -noodig heeft. Toen Duvillard dan ook over de jonge dame sprak, die -Dutheil hem wilde aanbevelen, zeide de minister onmiddellijk, dat het -in orde was. Een heel aardige jongen, die Dutheil! Zoo moesten er meer -zijn! Ook spraken zij af, dat de aanstaande schoonzoon van Chaigneux -zijn baantje krijgen zou. Die arme Chaigneux! Hij was altijd bereid -zich met alles te belasten en hij had het zoo moeilijk met zijn vier -vrouwen. - -“Dus alles is afgesproken!” - -“Afgesproken!” - -“Afgesproken!” - -En Monferrand, Duvillard en Fonsègue gaven elkaar een krachtigen -handdruk. - -Toen de eerste de beide anderen tot aan de deur uitgeleide deed, zag -hij in de antichambre een prelaat met een fijne, violet omzoomde -soutane met een priester staan praten. - -“O, monseigneur Martha, hebt u gewacht?” riep de minister uit, terwijl -hij vol ijver naar den prelaat liep. “Kom toch binnen, kom toch -binnen!” - -Maar met groote hoffelijkheid weigerde de bisschop dat. - -“Neen, neen, abbé Froment was er vóór mij. Ontvang hem eerst.” - -Monferrand moest wel toegeven en liet den priester in zijn kabinet -gaan. Het onderhoud duurde echter niet lang. De minister, die zoodra -hij met een geestelijke sprak, steeds diplomatiek-gereserveerd was, -begon zonder eenige inleiding over de quaestie Barthès. Pierre had de -twee uur, dat hij had moeten wachten, in de grootste onrust verkeerd, -want de eenige verklaring, welke hij zich voor dien brief geven kon, -was, dat men het verblijf van zijn broer bij hem ontdekt had. Wat zou -er gebeuren? Toen hij nu hoorde, dat de minister alleen over Barthès -sprak en hem zeide, dat het de regeering aangenamer zijn zou, wanneer -Barthès vluchtte dan dat zij genoodzaakt zou zijn hem weer in de -gevangenis te zetten, geraakte hij een oogenblik in verwarring. Hij -begreep het niet goed. Hoe was het mogelijk, dat de politie, die den -legendarischen samenzweerder in het kleine huisje te Neuilly had weten -te vinden, totaal onbekend scheen te zijn met de aanwezigheid van -Guillaume? - -“Wat wil Uwe Excellentie dus van mij? Ik begrijp het nog niet goed.” - -“Lieve hemel, mijnheer de abbé, dat laat ik geheel aan uw prudentie -over. Als deze man binnen acht-en-veertig uur nog bij u is, zouden wij -verplicht zijn hem te laten arresteeren, wat ons zeer spijten zou, daar -wij weten, dat uw woning een asyl van alle deugden is. Raad hem aan -Frankrijk te verlaten; hij zal niet lastig gevallen worden.” - -Vlug bracht Monferrand Pierre naar de antichambre terug. Dan wendde hij -zich glimlachend en buigend tot monseigneur Martha: - -“Monseigneur, ik ben geheel tot uw dienst... Kom binnen, kom binnen!” - -De prelaat, die opgewekt met Duvillard en Fonsègue stond te praten, -drukte dezen en Pierre de hand. Bezield door een verlangen, om alle -harten te winnen, was hij dien ochtend buitengewoon beminlijk en -vriendelijk. Zijn donkere, levendige oogen glimlachten, zijn knap -gezicht met de regelmatige, vaste lijnen was één liefkoozing. Zonder -haast en op zijn onbevangen veroveraarsmanier ging hij het kabinet -binnen. - -Nu waren in het ledige ministerie nog slechts Monferrand en monseigneur -Martha, die een eindeloos gesprek voerden. Men had kunnen denken, dat -de prelaat graag Kamerlid wilde worden. Maar hij speelde een meer -nuttige en hoogere rol: hij regeerde in het donker, hij was de leidende -ziel van de Vaticaansche politiek in Frankrijk. Bleef Frankrijk niet de -oudste Dochter der Kerk, de eenige groote natie, die ooit eens aan het -pausdom zijn almacht terug zou kunnen geven? Hij had de Republiek -aanvaard, predikte verzoening en ging in de Kamer voor den stichter van -de nieuwe Katholieke partij door. En Monferrand, die door den -vooruitgang van den nieuwen geest, door deze reactie der mystiek, die -zich vleide de wetenschap te begraven, getroffen werd, was één en al -beminlijkheid. De man met de ijzeren vuist gebruikte voor zijn -overwinning alle krachten, die zich aanboden. - - - - -IV. - -Op den middag van dienzelfden dag voelde Guillaume een zóó groote -behoefte aan frissche lucht en vrije ruimte, dat Pierre erin toestemde -een lange wandeling met hem te maken in het vlak bij hun huisje gelegen -Bois de Boulogne. Na zijn terugkeer van het ministerie had hij zijn -broeder onder het dejeuner verteld op welke wijze de regeering van plan -was zich van Nicolas Barthès te ontdoen. Beiden waren somber gestemd, -want zij wisten niet op welke manier zij den ouden man zijn verbanning -moesten mededeelen en gaven zich tot den avond tijd om te overwegen hoe -zij het bittere ervan voor hem zouden kunnen verzachten. Onder de -wandeling zouden zij er nog wel eens over spreken. En bovendien, waarom -zouden zij zich nog langer schuil houden, waarom zouden zij dien -eersten uitgang niet wagen, nu Guillaume door niets ernstigs bedreigd -scheen te worden? De beide broeders gingen door de Porte des Sablons -het bosch in. - -Het was in de laatste dagen van Maart; het bosch begon groen te worden, -maar nog zoo teer, dat de lichte puntjes aan de bladeren op een -bleekgroen mos, op een eindeloos fijne kant geleken. De regen, die den -geheelen nacht en ochtend gevallen was, had opgehouden; de lucht echter -bleef aschgrauw; het weer oplevende, geheel doordrenkte bosch had in de -onbeweeglijke, zachte atmospheer, een heerlijke frischheid, een -onschuldige jeugd. De feestelijkheden van de Halfvasten hadden -blijkbaar de groote menigte naar het hartje van Parijs gelokt, want in -de lanen zag men slechts ruiters, equipages en wandelaarsters, die uit -haar coupés en landauers gestapt waren, terwijl minnen haar zuigelingen -in kanten manteltjes ronddroegen. In het Bois heerschte de hooge -elegance, de mondaine beweging van uitgelezen dagen, waarop de kleine -luiden zich zelfs niet vertoonen. Slechts hier en daar zag men een paar -burgervrouwen uit de buurt met een breiwerk op de banken of op de dicht -begroeide plaatsen zitten en naar het spelen van haar kinderen kijken. - -Pierre en Guillaume sloegen de allée de Longchamp in, die zij volgden -tot den weg van Madrid aux Lacs. Daar gingen zij onder de boomen loopen -en volgden den loop van de kleine beek naar Longchamp. Hun plan was tot -aan de meren te gaan, die om te wandelen en dan door de Porte Maillot -naar huis terug te keeren. Maar het kreupelhout, dat zij doorgingen, -was in deze kindsheid der lente zoo rustig en verrukkelijk, dat zij aan -hun verlangen om te gaan zitten en van de heerlijke rust te genieten, -geen weerstand bieden konden. - -Een boomstam diende als bank, zij konden zich inbeelden diep in een -echt bosch te zijn. En Guillaume droomde inderdaad na zijn lange -vrijwillige gevangenschap van een werkelijk bosch. O, de vrije ruimte, -de gezonde lucht, die in de takken waait; deze geheele, reusachtige -wereld, die het onvervreemdbare gebied van den mensch zijn moest. De -naam van Barthès, den eeuwigen gevangene, kwam weer op zijn lippen en -hij zuchtte, weer door droefheid overmand. De marteling, waaronder die -ééne, steeds weer in zijn vrijheid beperkte leed, was voldoende om al -het genot, dat die heerlijke, reine lucht hem gaf, te bederven. - -“Wat wil je tegen hem zeggen? We moeten het hem toch zeggen. -Ballingschap is toch in ieder geval te verkiezen boven de gevangenis.” - -Pierre maakte een wanhopig gebaar. - -“Ja, ja, ik zal hem waarschuwen. Maar mijn hart breekt eronder!” - -Op dat oogenblik doemde in dit eenzame, verlaten hoekje, waar zij zich -aan het einde der wereld wanen konden, een vreemd schouwspel voor hen -op. Plotseling sprong een man uit het kreupelhout en rende voor hen -uit. Het was ongetwijfeld een man, maar zoo onherkenbaar, zoo met -modder bedekt, dat men hem voor een dier had kunnen houden, voor een -door de honden opgejaagd en in het nauw gebracht, wild zwijn. Een -oogenblik bleef hij radeloos voor de beek staan, dan liep hij erlangs, -maar toen hij passen en zwaar ademhalen achter zich hoorde, ging hij -tot zijn dijen in het water, sprong op den anderen oever en verdween -achter een boschje pijnboomen. Bijna onmiddellijk daarna vlogen -boschwachters onder leiding van een paar agenten langs hen heen, -volgden de beek en verdwenen in de verte. Het was een menschenjacht in -de teere lente der bladeren, een heimelijke, woeste jacht zonder roode -rokken of stooten op hoorns. - -“De een of andere schooier,” prevelde Pierre. “De ongelukkige.” - -“Altijd de gendarmen en de gevangenis,” zeide Guillaume op zijn beurt -ontmoedigd. “Een andere sociale school hebben ze nog niet gevonden.” - -De man rende nog steeds verder en verder. Toen Salvat ’s nachts in een -plotselinge vlucht het Bois de Boulogne bereikt had en zoo aan de -agenten, die hem volgden, ontsnapt was, wilde hij tot aan de Porte -Dauphine gaan en daar in de vestinggrachten afdalen. Hij herinnerde -zich, dat hij vroeger dikwijls, wanneer hij geen werk had, daar dagen -lang op die plek doorgebracht, zonder er ooit iemand ontmoet te hebben. -En inderdaad bestond er geen geheimer, meer door struikgewas versperd, -meer door hoog gras bezaaid toevluchtsoord. Sommige plekken van de -gracht zijn niets dan nesten voor vagebonden en verliefde paartjes. -Toen Salvat in het dichtste gedeelte van doorns en klimop binnendrong, -had hij het geluk ondanks den neervallenden regen een soort hol met -droge bladeren te vinden, waarin hij zich tot aan zijn kin begroef. Hij -dreef reeds van het water, want hij was, slechts tastend en dikwijls op -handen en voeten kruipend, op de modder en hellingen uitgegleden. Die -droge bladeren waren voor hem een ongehoopte weldaad, een soort laken, -waaronder hij zich wat kon drogen en uitrusten van zijn dolle jacht -door de angstaanjagende duisternis. De regen bleef neerdrenzen, maar -alleen zijn hoofd werd nu maar nat, ja ten slotte raakte hij verdoofd, -viel hij in den regen in een zwaren slaap. - -Toen hij zijn oogen weer opensloeg, werd het licht; het moest ongeveer -zes uur zijn. Het hemelwater had ten slotte ook de bladeren vochtig -gemaakt, zoodat hij als het ware in een ijskoud bad lag. Toch bleef hij -er liggen, want hij voelde zich hier veilig voor de jacht, die zeker op -hem gemaakt zou worden. Hier kon geen “smeris” hem ontdekken, want zijn -lichaam was heelemaal begraven en zijn hoofd verdween zelfs half onder -het struikgewas. Hij bewoog zich niet en bleef liggen kijken, hoe het -steeds lichter werd. - -Tegen acht uur kwamen politieagenten en boschwachters voorbij en -doorzochten de vestinggracht, zonder hem echter te zien. Juist zooals -hij gedacht had, was met het aanbreken van den dag de drijfjacht -begonnen. Zijn hart klopte met luide slagen, hij kreeg het gevoel alsof -hij een stuk wild was, dat door de jagers ingesloten werd. Toevallig -had hij juist zijn schuilplaats gezocht onder de kazerne der gendarmen, -waarvan het leven tot hem doordrong. Niemand kwam meer voorbij, geen -levende ziel was te zien, geen geritsel in het gras te hooren. Slecht -in de verte weerklonken de onduidelijke geluiden van het ochtendleven -in het Bois de Boulogne, een bel van een fietsrijder, de galop van een -paard, het rollen van rijtuigen; het gelukkige, door de frissche lucht -bedwelmde niets doen van het mondaine Parijs. - -De uren verliepen, negen uur, tien uur. Sedert het niet meer regende, -had hij, dank zij den pet en den dikken paletot, dien de kleine Mathis -hem gegeven had, minder van de koude te lijden. Maar de honger begon -hem weer te kwellen, een brandend gevoel boorde hem als het ware een -gat in zijn maag, terwijl vreeselijke krampen zijn lendenstreek bijna -braken. Hij had sedert twee dagen niets gegeten en had den vorigen -avond, toen hij van Mathis een glas bier kreeg, sedert anderhalven dag -een leege maag. Het was zijn plan daar tot den avond te blijven, dan in -het donker naar Boulogne te sluipen en door een open plek, die hij aan -dien kant kende, het bosch te verlaten. Men had hem nog niet te pakken. -Hij trachtte weer in te slapen, maar kon het niet, daar de honger hem -te veel kwelde. Om elf uur kreeg hij een duizeling, dacht hij te zullen -sterven. Woede maakte zich van hem meester en plotseling sprong hij uit -zijn bladerenbed. Hij kon daar niet langer blijven, hij wilde eten, ook -al zou het hem zijn vrijheid en zijn leven kosten. Het sloeg twaalf -uur. - -Nauwlijks had hij de gracht verlaten of hij bevond zich op de groote -open ruimte der grasvelden van la Muette. Hij joeg er als een -krankzinnige doorheen en ging instinctmatig de richting van Boulogne -in, daar hij meende, dat alleen daar een uitweg te vinden zou zijn. Het -was een wonder, dat niemand zich om dien zoo dolzinnig voortrennenden -man bekommerde. Toen het hem gelukt was onder de boomen te komen, -begreep hij hoe onvoorzichtig hij was geweest, werd hij zich den -waanzin bewust, die hem in zijn drang om te vluchten medegesleept had. -Hij beefde, ging plat op den grond tusschen de bremstruiken liggen en -wachtte eenige minuten om zich te vergewissen, dat de agenten hem niet -op de hielen zaten. Dan liep hij langzaam verder, steeds loerend en -luisterend, met een wonderlijk instinct voor het gevaar. Het was zijn -bedoeling tusschen het hoogst gelegen meer en de renbaan van Auteuil -door te loopen. Maar daar is slechts een breede, door enkele boomen -omzoomde baan; hij moest buitengewoon handig te werk gaan om nooit in -het vrije veld te zijn. Hij maakte gebruik van den kleinsten boomstam, -van het dunste boomgroepje en waagde dat nog slechts, wanneer hij eerst -langen tijd den omtrek afgekeken had. Een nieuwe schrik, het zien van -een boschwachter in de verte, dwong hem nog een kwartier plat op zijn -buik te blijven liggen. Het naderen van een leeg rijtuig of van een -wandelaar was voldoende om hem te doen stilstaan. Hij haalde verlicht -adem, toen hij eindelijk aan de andere zijde van den Montemar-heuvel in -het kreupelhout tusschen den weg naar Boulogne en de avenue de -Saint-Cloud was. Dat kreupelhout is daar zeer dicht en hij behoefde het -slechts te volgen, om, op die wijze verborgen, den uitgang, die niet -ver meer weg kon zijn, te bereiken. Hij was gered. - -Maar plotseling zag hij op ongeveer dertig meter afstand een -boschwachter staan, die hem den weg versperde. Hij sloeg links af en -vond daar een tweeden, die eveneens onbeweeglijk stond en op hem scheen -te wachten. Boschwachters, steeds weer boschwachters om de vijftig -pas—een heel cordon was daar als de mazen van een net gespannen. Het -ergste was, dat men hem blijkbaar gezien had, want een zacht gefluit -liet zich hooren en werd weldra van post tot post, tot in het oneindige -toe herhaald. Eindelijk hadden de jagers het goede spoor; -voorzichtigheid was nu verder onnoodig, de man behoefde zijn laatste -heil nog slechts in de vlucht te zoeken. Hij voelde dat zóó goed, dat -hij het onmiddellijk op een loopen zette, over hindernissen heensprong -en zonder bang te zijn gezien of gehoord te worden, tusschen de boomen -vluchtte. In drie sprongen was hij de avenue de Saint-Cloud over, om -zich in het dichte geboomte, dat zich tusschen deze avenue en de allée -de la Reine-Marguerite uitstrekt, te werpen. Daar is het kreupelhout -nog dichter; het zijn de dichtst begroeide plekken van het Bois de -Boulogne, een geheele zee van groen in den zomer, waarin hij zich -misschien, als er bladeren aan de boomen geweest waren, schuil had -kunnen houden. - -Een oogenblik was hij weer alleen: hij bleef staan en luisterde -angstig. Hij zag of hoorde de gendarmes niet meer: zou hij ze op een -dwaalspoor gebracht hebben? Een stilte, een vrede van eindelooze -zachtheid daalde neer van het jonge loof. Doch dan liet het zacht -gefluit zich weer hooren en kraakten takken; hij zette zijn -krankzinnigen loop weer voort, vluchtte, om te vluchten, recht voor -zich uit. Toen hij bij de allée de la Reine-Marguerite kwam, vond hij -die versperd: op regelmatige afstanden stonden agenten opgesteld. Hij -moest nu, zonder het kreupelhout te verlaten, weer de allée verder -volgen. Maar hij verwijderde zich op die manier van Boulogne, keerde op -zijn schreden terug. Verward teekende zich in zijn arm brein een -laatste plan tot redding af: door het kreupelhout naar het boschje van -Madrid loopen, om daar van het eene boomgroepje naar het andere ten -slotte bij het water te komen. Dat was de eenige boschweg, die naar de -Seine kon loopen, want hij durfde het niet wagen daarheen te gaan over -de kale vlakten van den Hippodrome en het exercitieterrein. - -Hij rende steeds verder en verder. Toen hij aan de allée de Longchamp -kwam, kon hij die niet oversteken, daar zij ook bewaakt was. Nu moest -hij zijn plan om over Madrid en de Seine te vluchten, opgeven; hij was -gedwongen een omweg te maken langs den Pré Catelan. Onder de leiding -van de boschwachters kwamen de agenten dichterbij; hij voelde hoe zij -hem in een steeds nauwer en nauwer wordenden kring omsingelden. Weldra -ontstond een woeste, wilde, ademlooze jacht, heuvel op, heuvel af, over -steeds weer opduikende hindernissen. Hij sprong over doornige struiken, -sloeg latwerk in. Driemaal viel hij, daar zijn voeten verward raakten -in het ijzerdraad der afgesloten ruimten, die hij in het geheel niet -gezien had; maar hoewel hij in de brandnetels terechtgekomen was, stond -hij op, zonder iets van het vurige jeuken te merken en zette zijn -dolzinnige vlucht voort als werden sporen in zijn zijde gedrukt en hij -tot bloedens toe gestriemd. - -Toen zagen Guillaume en Pierre hem, onherkenbaar, angstaanjagend, langs -zich stormen en in het modderige water van de beek springen, zooals een -dier, dat een laatsten wal tusschen zich en de honden opwerpen wil. Hij -was op het hersenschimmige denkbeeld gekomen, dat het eiland midden in -het meer een onschendbaar asyl zijn zou, als hij het bereiken kon. Hij -wilde erheen zwemmen, zonder dat iemand het zag, en zich daar -onopgemerkt en verder voor alle nasporingen gevrijwaard, in den grond -ingraven. Hij rende steeds verder en verder. Maar weer dwongen -boschwachters hem, om te keeren, was hij verplicht steeds weer te gaan -in de richting van den kruisweg bij de meren, werd hij teruggedreven -naar de vestingwerken, vanwaar hij gekomen was. Het was nu bijna drie -uur. Meer dan twee en een half uur rende hij nu steeds verder en -verder... - -Maar dat was het einde. Hij viel bijna neer. Zijn uitgeputte voeten -droegen hem niet meer, bloed stroomde uit zijn ooren; schuim stond op -zijn mond. Zijn zijden werden als door een heftigen storm op- en -neergejaagd, alsof de woeste sprongen van zijn hart ze wilde breken. -Water en zweet droop langs zijn geheele lichaam; met modder bedekt, -verwilderd en met een ledige maag werd hij nog meer door den honger dan -door de moeheid gekweld. In den nevel, die langzamerhand zijn -waanzinnig fonkelende oogen omsluierde, zag hij plotseling achter een -door boomen verborgen chalet de deur van een bergplaats open staan. -Niemand was er te zien dan een dikke witte kat, die overhaast de vlucht -nam. Hij vloog naar binnen en rolde zich in het stroo, dat tusschen de -ledige vaten lag. Nauwlijks had hij er zich in begraven of hij hoorde -de jacht voorbijrazen, de agenten en boschwachters, die zijn spoor -verloren, langs het chalet in de richting der fortificaties verder -rennen. Het stampen der zware schoenen hield op; een diepe stilte trad -in. Hij had zijn beide handen op zijn hart gedrukt als wilde hij het -kloppen ervan verstikken, en viel in een doodelijke uitputting, terwijl -dikke tranen uit zijn gesloten oogleden rolden. - - - -Na een kwartier gerust te hebben, hadden Guillaume en Pierre hun -wandeling voortgezet, het meer bereikt en wilden tot den carrefour des -Cascades loopen, om dan langs een omweg naar Neuilly terug te keeren. -Een stortbui dwong hen een schuilplaats te zoeken onder de dikke, nog -kale takken van een kastanjeboom; maar toen de regen nog erger werd, -keken zij om zich heen en zagen op den achtergrond van een boomgroep -een soort chalet staan, een café-restaurant, waarin zij hun toevlucht -gingen zoeken. In een zijlaan zagen zij een rijtuig staan; de koetsier -zat eenzaam, onbeweeglijk en wijsgeerig in den zachten zomerregen op -den bok. Tot zijn groote verbazing zag Pierre Gérard de Quinsac voor -zich uitloopen, die, ongetwijfeld ook door den regen overvallen, zich -eveneens naar het chalet haastte. Doch dan meende hij zich vergist te -hebben, want hij zag den jongen man niet in de zaal. Deze zaal, een -soort glaswarande, waarin enkele stoelen en tafeltjes stonden, was -geheel leeg. Op de eerste verdieping kwamen vier of vijf kamertjes op -een gang uit. Niets bewoog zich er; het huis was nog nauwlijks uit zijn -winterslaap ontwaakt; men voelde er nog de vochtigheid, welke in -dergelijke etablissementen, die van November tot Maart gesloten zijn, -pleegt te heerschen. Er achter bevonden zich een stal, een bergplaats -en enkele met mos bedekte bijgebouwen. Verder was het een bekoorlijk -hoekje, dat de tuinlieden en de schilders weer spoedig in orde zouden -gaan maken voor de galante uitstapjes en de vroolijke drukte op mooie -dagen. - -“Ik geloof, dat het nog niet geopend is,” zeide Guillaume, toen hij de -groote stilte van het huis betrad. - -“Maar ze zullen het wel goed vinden, dat we even wachten, tot de regen -ophoudt,” antwoordde Pierre, die aan een der tafeltjes was gaan zitten. - -Toch liet zich een kellner zien. Hij kwam van de eerste verdieping en -zocht, druk doende, in het buffet naar een paar kleine, droge koekjes, -die hij op een schotel legde. Eindelijk bracht hij den beiden broeders -twee glaasjes chartreuse. - -In een der kamertjes boven zat barones Eve Duvillard, die met een -rijtuig gekomen was, reeds meer dan een half uur op Gérard te wachten. -Hier hadden zij elkaar den vorigen dag op den liefdadigheidsbazar -rendez-vous gegeven. De liefste herinneringen wachtten hier op hen, -want twee jaar geleden hadden zij er in de wittebroodsweken van hun -liaison, toen zij nog niet naar zijn huis durfde gaan en dit op -rillerige lentedagen zoo eenzame nestje ontdekt had, heerlijke -samenkomsten gehad. Ongetwijfeld, niet de vrees alleen gezien te worden -had haar ertoe gebracht dit plekje voor het laatste rendez-vous van hun -stervende passie te kiezen, maar ook de poëtische gedachte hier hun -eerste kussen te vinden, opdat zij ook de laatste zijn zouden. Het was -zoo charmant, dit plekje midden in dit groote, aristocratische bosch, -op twee passen van de breede lanen, waar geheel Parijs door kwam. In -haar wanhoop over het bittere einde, dat zij voelde komen, werd haar -teer, verliefd hart tot tranen toe geroerd. - -Maar zij had, zooals vroeger, een jonge zon over het jonge loof willen -zien. Deze aschgrauwe hemel, deze regen deed haar rillen. En toen zij -het kamertje binnenging, herkende zij het nauwlijks—zoo triest en zoo -koud zag het er met zijn versleten divan, zijn tafel en zijn vier -stoelen uit. De winter heerschte hier nog, de kille vochtigheid, de -schimmellucht van een langen tijd gesloten en niet gelucht vertrek. Het -behang was losgeraakt en hing jammerlijk aan flarden. Doode vliegen -lagen overal op den grond, en de kellner, die de blinden wilde -openmaken, had heel veel moeite met de spanjolet. Toen hij echter den -gashaard aangestoken had, werd de kamer weldra vroolijker en -behaaglijker. - -Eve was, zonder zelfs de dikke voile, die haar gezicht geheel bedekte, -op te slaan, op een stoel gaan zitten. Geheel in het zwart gekleed, als -droeg zij reeds rouw over haar laatste liefde, liet zij niets van zich -zien dan haar nog prachtig blond haar, dat als een kroon van dof goud -onder den kleinen zwarten hoed uitkwam. Met haar slank gebleven taille, -haar mooien boezem en haar flink, krachtig figuur verried zij in niets, -dat zij reeds dicht bij de vijftig was. Zij had twee kop thee besteld, -en toen de kellner deze met een schaal kleine, droge koekjes, die -waarschijnlijk nog over waren van het vorige jaar, bracht, vond hij -haar nog steeds met haar voile voor onbeweeglijk op dezelfde plaats -zitten. Dan bleef zij weer in een moedeloos gepeins alleen. Zij was een -half uur voor den afgesproken tijd gekomen; zij had de eerste willen -zijn, om wat kalmer te kunnen worden en niet dadelijk aan haar eersten -aanval van wanhoop toe te geven. Vooral wilde zij niet huilen, want zij -had zich voorgenomen waardig te zijn, rustig te praten, te spreken als -een vrouw, die wel rechten heeft, maar slechts luisteren wil naar haar -gezond verstand. Zoolang zij nog alleen was, zoolang zij de manier -overwoog, waarop zij Gérard ontvangen zou, om hem een huwelijk, dat zij -als een ongeluk en een misdaad beschouwde, af te raden, was zij -tevreden over haar moed, hield zij zich voor kalm, ja zelfs berustend. - -Zij snikte en begon te beven. Gérard kwam binnen. - -“Wat, ben je de eerste, lieve vriendin? En ik dacht nog al, dat ik tien -minuten te vroeg was... En nu heb je je de moeite gegeven thee te -bestellen en op mij te wachten.” - -Hij was erg verlegen en beefde zelf bij de gedachte aan de vreeselijke -scène, die hij voorzag. Maar verder gedroeg hij zich volkomen correct, -dwong zich tot een glimlach en deed alsof hij geheel opging in de -galante vreugde haar hier weer terug te vinden als in den mooien tijd -van hun liefde. - -Maar zij stond op—zij had haar voile eindelijk opgeslagen—keek hem aan -en stamelde: - -“Ja, ik was wat eerder vrij... En voordat er een verhindering kwam, ben -ik hierheen gegaan.” - -Maar toen zij hem daar nog zoo mooi en liefdevol zag staan, vergat zij -al haar plannen en werd als krankzinnig. Al haar mooie redeneeringen, -al haar mooie voornemens werden weggevaagd. Het was een niet te -bedwingen opwelling, het was als werd haar hart uit haar lichaam gerukt -bij de gedachte, dat zij hem nog altijd liefhad, dat zij hem voor zich -behouden, dat zij hem nooit aan een ander geven zou. Wanhopig viel zij -hem om zijn hals. - -“O Gérard, Gérard... Ik lijd te veel, ik kan niet, ik kan niet... Zeg -me dadelijk, dat je niet met haar wilt trouwen, dat je nooit met haar -zult trouwen!” - -Haar stem begaf haar, tranen stroomden uit haar oogen. O, die tranen! -Hoe had zij zich voorgenomen niet te huilen! Maar zij stroomden -eindeloos, zij overstroomden haar mooie oogen in een vloed van -vreeselijke smart. - -“Mijn dochter! Groote God, jij met mijn dochter trouwen!... Jij met -haar! Zij in jouw armen hier in deze kamer! Neen, neen, dat is te veel! -Ik wil het niet! Ik wil het niet!” - -Hij werd als verstijfd bij dezen kreet van vreeselijke jaloezie, waarin -de moeder niet meer was dan een vrouw, die de jeugd van een -mededingster, die vijf-en-twintig jaar, welke niet meer konden -terugkeeren, razend maakte. Hij zelf had, toen hij naar het rendez-vous -ging, de verstandigste besluiten overwogen en zich voorgenomen eerlijk, -als een hoogst beschaafd man, met allerlei mooie en troostende zinnen -met haar te breken. Maar tegenover vrouwentranen voelde hij zich zwak -en machteloos. Hij trachtte haar te kalmeeren, deed haar plaats nemen -op den divan, om zich uit haar omarming los te maken. Dan ging hij -naast haar zitten en zeide: - -“Kom, lieveling, wees nou verstandig. Wij zijn toch hier gekomen om -vriendschappelijk te praten... Ik verzeker je, dat je de dingen -overdrijft!” - -Maar zij eischte een beslist antwoord. - -“Neen, neen, ik lijd te veel, ik moet onmiddellijk alles weten... Zweer -mij, dat je nooit, nooit met haar zult trouwen!” - -Nogmaals trachtte hij een ontwijkend antwoord te geven. - -“Je kwelt jezelf, je weet heel goed, dat ik van je houd.” - -“Neen, neen! Zweer mij, dat je nooit met haar zult trouwen, nooit!” - -“Maar ik houd toch van jou, ik houd toch van jou alleen!” - -Zij trok hem hartstochtelijk naar zich toe, drukte hem aan haar borst, -bedekte zijn oogen met kussen. - -“Is dat waar? Houd je alleen maar van mij?... Welnu, neem me dan, kus -me, laat ik voelen, dat je de mijne, altijd de mijne bent en nooit van -die andere!” - -Zij dwong Gérard tot liefkoozingen en gaf zich in zoo’n volle overgave -aan hem, dat hij, zelf door hartstocht bedwelmd, haar niets weigeren -kon. Zonder kracht nu verder, zwoer hij haar alles wat zij wilde, -herhaalde hij tot in den treure, dat hij slechts haar lief had en dat -hij nooit met haar dochter zou trouwen. Ja, ten slotte ging hij zelfs -zoover om te beweren, dat hij met het misvormde kind slechts medelijden -had. Zijn goedheid was zijn excuus. Eve echter dronk die medelijdende -minachting, welke hij voor haar dochter voelde, al de zekerheid, dat -zij de eeuwig mooie, de eeuwig begeerde was, van zijn lippen af. - -Toen het voorbij was, bleven zij beiden zwijgend en moede en verlegen -op den divan zitten. - -“O, ik zweer je, dat ik daar niet voor gekomen ben,” fluisterde zij -eindelijk zacht. - -Weer viel er een stilte in, die hij wilde verbreken. - -“Wil je je thee niet uitdrinken? Hij is bijna koud.” - -Maar zij luisterde niet naar hem, en als was er niets gebeurd, als -begon de onvermijdelijke verklaring nu pas, zeide zij gebroken en -eindeloos bedroefd: - -“Kijk eens, Gérard, je kunt niet met mijn dochter trouwen. In de eerste -plaats zou het iets laags, bijna een bloedschande zijn... En dan jouw -naam, jouw positie... Neem me niet kwalijk, dat ik zoo openhartig ben, -maar iedereen zal zeggen, dat je je verkoopt. Het zou een schandaal -voor jouw familie en de onze zijn.” - -Zij had, zonder toorn nu, als een moeder, die naar beweeggronden zoekt -om haar grooten zoon van een afschuwelijke misdaad af te houden, zijn -handen in de hare genomen. En hij luisterde met gebogen hoofd, zonder -haar aan te kijken. - -“Denk eens aan wat de menschen zeggen zullen, Gérard! Ik maak me -volstrekt geen illusies; ik weet, dat tusschen jouw kringen en de mijne -een groote afgrond gaapt. Rijk zijn helpt niets... het geld maakt dien -nog slechts grooter. En al ben ik ook Christin geworden, mijn dochter -is en blijft de dochter van een Jodin... O, Gérard, ik ben zoo trotsch -op je. Het zou mijn hart breken, wanneer ik je door dat geldhuwelijk -met een misvormd meisje, dat jou niet waardig is, dat je niet -liefhebben kunt, vernederd en als het ware bezoedeld zag!” - -Hij keek haar verlegen en smeekend aan, wilde aan dat pijnlijk -onderhoud ontsnappen. - -“Maar ik heb je toch gezworen, dat ik alleen jou liefheb, dat ik nooit -met haar zal trouwen! De zaak is nu uit. Laten we elkaar niet langer -martelen!” - -Hun blikken bleven een oogenblik in elkander rusten en drukten alles -uit, wat zij niet uitspraken: hun moeheid, hun ellende. De oogleden, de -arme, roode oogleden in het plotseling vlekkig en oud geworden gezicht -zwollen op van tranen, die over haar bevende wangen begonnen te -vloeien. Weer huilde zij eindeloos, maar nu zonder bitterheid. - -“Mijn arme, arme Gérard!... O, nu druk ik zwaar op je schouders. Neen, -ontken het niet; ik voel, dat ik een ondragelijke last ben, dat ik een -hinderpaal voor je ben, dat ik je heelemaal ongelukkig maken zal, -wanneer ik je voor mij alleen wil behouden.” - -Hij wilde protesteeren, doch zij liet hem niet aan het woord komen. - -“Neen, neen, tusschen ons is alles uit... Ik word leelijk... het is -uit... En bovendien door mij is jouw toekomst niets meer. Ik kan je in -niets helpen, jij geeft mij alles door jezelf te geven, en ik geef je -niets terug... En toch is de tijd nu gekomen om je een positie te -scheppen. Jij op jouw leeftijd kunt niet leven zonder een gevestigde -positie, zonder een huis en het zou laf van mij zijn de hinderpaal voor -je geluk te zijn door mij aan je vast te klampen en je met mij te -verdrinken.” - -Zoo sprak zij door, terwijl zij haar blik steeds op hem gericht hield, -hoewel zij hem slechts door haar tranen heen zag. Evenals zijn moeder -wist zij, dat hij ondanks zijn knap uiterlijk, zóó zwak en zóó -ziekelijk was, dat ook zij ervan droomde hem een kalm leven, een -behagelijk hoekje van geluk te verschaffen, waarin hij, tegen de -stormen van het noodlot beschermd, rustig oud kon worden. Zij had hem -zoo lief—en kon dan de werkelijke goedheid van haar diepe liefde zich -niet verheffen tot verzaking, tot opoffering? Zelfs in haar egoïsme van -mooie en aangebeden vrouw vond zij redenen om den terugtocht te -aanvaarden, opdat het einde van haar levensherfst niet bedorven worden -zou door drama’s, die haar verpletterden. En dit alles zeide zij, -terwijl zij hem behandelde als een kind, welks geluk zij ten koste van -het hare scheppen wilde, terwijl hij weer met neergeslagen blikken -onbeweeglijk naar haar luisterde, zonder verder te protesteeren, blij, -dat zij zijn bestaan regelde zooals zij het wilde. - -“Zeker,” ging zij voort, terwijl zij ten slotte de gronden aanvoerde, -die ten gunste van het afschuwelijke huwelijk spraken, “Camille zou je -brengen alles wat ik voor je wensch, alles, wat ik voor je droom. Door -haar zou, dank zij de omstandigheden, die ik je niet behoef te noemen, -je leven gelukkig, verzekerd zijn... En wat de rest betreft, lieve -Hemel, daar zijn voorbeelden genoeg van. Niet dat ik onze fout wil -verontschuldigen, maar ik zou je tallooze families kunnen noemen, -waarin nog heel wat erger dingen gebeurd zijn... En dan, ik had -ongelijk, toen ik zooeven zeide, dat het geld een afgrond graaft. -Integendeel het brengt de menschen dichter bij elkaar, het doet alles -vergeven. Je zoudt niets dan ijverzuchtigen om je heen zien, die zich -over je geluk zouden verbazen.” - -Gérard stond op en scheen een laatste maal te willen protesteeren. - -“Wat, nu zal jij me per slot van rekening toch nog tot een huwelijk met -je dochter willen dwingen?” - -“Lieve God, neen! Maar ik ben verstandig, ik zeg wat ik zeggen moet. Je -moet het nog eens overwegen.” - -“Alles is overwogen... Ik heb je liefgehad en heb je nog lief... De -rest is onmogelijk.” - -Een hemelsch glimlachje speelde om haar lippen; zij nam hem nu weer in -haar armen, en beiden stonden nu weer als één in hun omhelzing. - -“Hoe goed en lief ben je, Gérard! Als je eens wist hoe lief ik je heb, -hoe ik je altijd, ondanks alles, lief hebben zal!” - -Haar tranen kwamen weer terug en ook hij weende. Beiden handelden in -hun aangeboren teederheid te goeder trouw, terwijl zij de pijnlijke -oplossing verschoven en nog op geluk hopen wilden. Maar zij voelden het -beiden heel goed; het huwelijk was een uitgemaakte zaak. Er bleef niets -meer over dan tranen en zinledige woorden; het leven ging ondanks alles -zijn gang, het onvermijdelijke zou in vervulling gaan. De gedachte, die -hem zoo week stemde, was waarschijnlijk deze, dat dit hun laatste -omhelzing was, hun laatste rendez-vous, want het zou laag zijn, na -alles wat zij wisten en tegen elkaar gezegd hadden, elkaar nogmaals op -deze wijze te ontmoeten. Toch wilden zij de illusie bewaren, dat zij -niet met elkander braken, dat zij eenmaal nog lust konden krijgen -elkander weer te kussen. En de smart over het einde van alles snikte in -hen. - -Toen zij elkander losgelaten hadden, zagen zij het smalle kamertje met -zijn verschoten divan, zijn vier stoelen en zijn tafel weer voor zich. -Het kleine gashaardje suisde; zij snikten nu bijna in een zware, warme -vochtigheid. - -“Dus je wilt geen thee?” vroeg hij weer. - -Zij stond voor den spiegel haar haar in orde te maken. - -“Neen, dank je wel! Die is niet te drinken hier!” - -En zij, die hier een zoo verrukkelijke herinnering gedacht had te -vinden, werd in deze afscheidsminuut door de trieste omgeving geheel -overweldigd, toen het geluid van zware stappen en grove stemmen, haar -heelemaal van stuk brachten. Menschen liepen door de gang heen en weer -en klopten aan de deuren. Zij vloog naar het raam en zag hoe agenten -het restaurant omsingelden. De meest dolzinnige gedachten kwamen in -haar op: haar dochter had haar laten volgen; haar man wilde zich van -haar laten scheiden om met Silviane te trouwen. Dat beteekende een -vreeselijk schandaal, een ineenstorten van al haar plannen. Doodsbleek -en radeloos wachtte zij, terwijl hij, even bleek als zij, haar bevend -smeekte kalm te blijven en vooral niet te schreeuwen. Maar toen harde -slagen de deur deden dreunen en de commissaris van politie zijn naam -noemde, moesten zij wel openen. Welk een oogenblik! Welk een schrik, -welk een schande! - - - -Beneden hadden Pierre en Guillaume meer dan een uur gewacht tot de -regen zou ophouden. Zij spraken half fluisterend in een hoek van de -glaswarande en namen eindelijk een besluit in zake het pijnlijke geval -van Nicolas Barthès. Zij zouden den volgenden avond Théophile Morin, -den ouden vriend van den eeuwigen gevangene, te dineeren vragen; deze -moest hem dan de nieuwe verbanning, waardoor hij getroffen werd, maar -mededeelen. - -“Dat zal het verstandigst zijn,” zeide Guillaume. “Morin houdt veel van -hem, zoodat hij het hem zoo voorzichtig mogelijk zal mededeelen, en zal -wel tot de grens met hem medegaan.” - -Pierre keek zwaarmoedig naar den nog steeds neervallenden regen. - -“Alweer weg, alweer het vreemde land, wanneer het het cachot niet is! -De arme, vreugdelooze, zijn leven lang opgejaagde man! Zijn geheele -leven heeft hij gegeven aan zijn vrijheidsideaal, dat ouderwetsch is, -waarom gelachen wordt, dat hij met zichzelf instorten ziet.” - -Weer verschenen nu politie-agenten en boschwachters en slopen om het -restaurant heen. Ongetwijfeld hadden zij begrepen, dat zij het spoor -bijster geworden waren, en keerden nu terug in de meening, dat de man -zich in dit chalet verstopt moest hebben. Zij omsingelden het handig en -namen, alvorens tot een nauwkeuriger huiszoeking over te gaan, de -noodige maatregelen, dat het wild hun niet voor de tweede maal zou -ontsnappen. Toen de twee broers deze manoeuvre bemerkten, voelden zij -hoe een heimelijke angst zich van hen meester maakte. Het was het -vervolg van de drijfjacht op den man, dien zij hadden zien vluchten; -maar wie zeide hun dat men hen, nu zij ongelukkigerwijze in de zaak -betrokken werden, niet dwingen zou hun identiteit op te geven? Met een -blik raadpleegden zij elkaar; zij dachten er een oogenblik over ondanks -den stortregen weg te gaan. Doch dan begrepen zij, dat zulks hen in een -nog onaangenamer positie zou kunnen brengen. Zij bleven wachten, te -meer daar de komst van twee nieuwe bezoekers afleiding bracht. - -Een victoria hield voor de deur stil. Eerst stapte een jonge man uit -met een correct, doch geblaseerd uiterlijk, dan een jonge vrouw, die, -vroolijk door dien aanhoudenden regen, luid lachte. Zij hadden een -woordenwisseling, zij vond het schertsenderwijze jammer, dat zij niet -op de fiets gegaan waren, terwijl hij dezen wandelrit in een zondvloed -idioot vond. - -“Maar we moesten toch ergens naar toe, beste jongen! Waarom ben je niet -met me naar de maskerade gaan kijken?” - -“De maskerade? Neen, dan nog honderdmaal liever het Bois!” - -Toen zij binnenkwam, herkende Pierre in de jonge vrouw, die de regen -zoo vroolijk maakte, de kleine prinses Rosemonde en in den jongen man, -die de Halfvasten zoo afschuwelijk, het Bois verpest en de fiets -onaesthetisch vond, den mooien Hyacinthe Duvillard. Na thuis met hem -thee gedronken te hebben, had zij hem dien nacht bij zich gehouden en -haar gril willen bevredigen door hem bijna als een vrouw geweld aan te -doen. Maar hoewel hij erin toestemde bij haar in bed te komen liggen, -had hij—niettegenstaande zij hem ten slotte sloeg en zich zelfs zoo ver -vergat om hem te bijten—iedere aanraking beslist vermeden. O, die -afschuwelijkheid, die afstootende vuilheid van het kind, dat eruit zou -geboren kunnen worden. Nu, wat het kind betreft, daar had hij gelijk -in, zij wilde er ook geen hebben! Toen had hij gesproken van de zielen, -die zich geestelijk paren, zij zeide niet neen, stemde toe het te -probeeren; maar hoe moest men dat doen? En toen zij weer over Noorwegen -spraken, besloten zij—het eindelijk eens geworden zijnde—’s Maandags -hun huwelijksreis naar Christiania te beginnen, om daar de -intellectualiteit van hun verbintenis te voltrekken. Het eenige wat hun -speet, was dat zij niet meer in het hartje van den winter waren, want -was de koude, de witte, de ongerepte sneeuw niet de eenig mogelijke -sponde voor een dergelijke huwelijksvoltrekking. - -Zoodra de kellner hun, bij gebrek aan kummel, kleine glaasjes anisette -gebracht had, boog Hyacinthe, die Pierre en zijn broer Guillaume, met -wiens zoons hij op het gymnasium geweest was, herkend had, zich over -naar Rosemonde en fluisterde haar den naam van den laatste in het oor. -Dadelijk stond zij in een plotselinge opwelling van geestdrift op. - -“Guillaume Froment! Guillaume Froment! De groote scheikundige!” - -Met uitgestoken handen ging zij naar hem toe: - -“O, mijnheer, ik hoop, dat u mij deze ongemanierdheid vergeven zult! -Maar ik moet u de hand drukken... Ik bewonder u zoo! U hebt zulke -prachtige onderzoekingen met springstoffen gedaan!” - -Toen zij de verbazing van den chemicus zag, begon zij als een -schoolmeisje te lachen. - -“Ik ben prinses de Hardt. Mijnheer de abbé, uw broer, kent mij en ik -had mij door hem aan u moeten laten voorstellen... Verder hebben u en -ik gemeenschappelijke vrienden, o.a. Janzen, die mij beloofd had mij -als zeer bescheiden leerling tot u te brengen. Ik houd mij ook bezig -met chemie... uit liefde voor de waarheid en ter wille van goede -dingen, meer niet... U wilt mij zeker wel toestaan bij u aan te -kloppen, wanneer ik van Christiania terug ben, waarheen ik met mijn -jongen vriend daar een eenvoudig pleizier- en ontdekkingsreisje ga doen -in het rijk van onbekende gevoelens.” - -Zij ratelde maar door, zonder dat het den anderen mogelijk was er één -woord tusschen te krijgen. Zij gooide alles door elkaar: haar sympathie -voor het internationalisme, die haar een oogenblik in de armen van -Janzen geworpen had, in de anarchistische wereld, onder de -gevaarlijkste avonturiers der partij; haar nieuwe passie voor mystieke -en symbolische kapelletjes, de wraak, die het ideëele op het grove -realisme nam, de poëzie der aesthetici, die haar droomen deed van een -tot nog toe ongekenden wellust onder den ijzigen kus van den mooien -Hyacinthe. - -Plotseling hield zij op en begon zij weer te lachen. - -“Wat moeten die politieagenten hier zoeken? Willen ze ons misschien -arresteeren? Wat een leuke grap zou dat zijn?” - -Inderdaad gingen de commissaris van politie Dupot en de agent Mondésir, -nadat de agenten vergeefs den stal en de bergplaats doorzocht hadden, -ertoe over het restaurant te visiteeren en kwamen de warande binnen. -Het stond bij hen vast, dat de man nergens anders zijn kon. Dupot, een -klein, kaal, bijziend mannetje met een bril op, had geen wapens bij -zich; maar daar hij een woest en woedend verzet van den opgejaagden en -in het nauw gebrachten wolf voorzag, had hij Mondésir aangeraden zijn -revolver te laden en in zijn zak gereed te houden. Toch moest Mondésir -met zijn breeden, vierkanten doggerug en zijn snuffelenden, stompen -neus hem uit hiërarchischen eerbied het eerst laten binnen gaan. - -Met een vluggen blik van achter zijn bril had de commissaris de vier -bezoekers, den priester, de jonge vrouw en de beide anderen opgenomen -en wilde, zonder verder acht op hen te slaan, naar de eerste verdieping -gaan, toen de kellner, verschrikt door dien plotselingen inval der -politie, zijn hoofd verloor en stamelde: - -“Maar... boven zijn een heer en een dame... in een kamertje!” - -Dupot duwde hem kalm op zij. - -“Een heer en een dame zoeken wij niet... Ga onmiddellijk alle deuren -open doen, geen kastdeur mag dicht blijven.” - -Boven doorzochten zij alle vertrekken en alle hoekjes, totdat alleen -nog het kamertje, waarin Eve en Gérard waren en dat de kellner niet -openen kon, omdat de grendel er van binnen voorgeschoven was, -overbleef. - -“Doe toch open,” riep de jongen door het sleutelgat, “het is niet om u -te doen.” - -Eindelijk werd de grendel weggeschoven, en Dupot, die zich zelfs geen -glimlachje veroorloofde, liet de dame en den heer bevend en doodsbleek -naar beneden gaan, terwijl Mondésir pour acquit de conscience onder de -tafel, achter den divan en in een kleine muurkast kijken ging. - -Toen Eve en Gérard beneden de warande doorloopen moesten, vonden zij -daar tot hun grooten schrik kennissen, die het meest onvoorziene toeval -hier samengebracht had. Het hielp niets, dat een dichte voile haar -gezicht bedekte; zij ontmoette den blik van haar zoon en voelde, dat -hij haar herkende. Welk een noodlottig toeval! Hij, die zijn zuster, -voor wie hij zoo bang was, altijd alles vertelde! En terwijl zij -vluchtte, terwijl de graaf, wanhopig over het schandaal, haar in den -neerstroomenden regen naar het rijtuig bracht, hoorden zij heel -duidelijk hoe de kleine prinses heel vroolijk riep: - -“Maar die mijnheer is graaf de Quinsac!... Maar wie is die dame?” - -Toen Hyacinthe, die bleek geworden was, niet antwoordde, drong zij aan: - -“Jij moet haar toch kennen. Vertel me wie het is!” - -“Niemand,” antwoordde hij eindelijk. “De een of andere vrouw.” - -Pierre had het begrepen; hij wendde, verlegen door zooveel schande en -lijden, zijn blik af en keek Guillaume aan. Maar plotseling, juist toen -de commissaris van politie Dupot en de agent Mondésir, zonder den man -gevonden te hebben, naar beneden kwamen, veranderde het tooneel. Buiten -weerklonken kreten, lawaai en heen en weer geloop. Dan verscheen de -chef van den veiligheidsdienst Gascogne, die in de bijgebouwen van het -restaurant was blijven zoeken; hij duwde een niet nader te omschrijven -pak lompen en modder, dat door twee agenten vastgehouden werd, voor -zich uit. Het was de man, het achtervolgde, in het nauw gebrachte en -eindelijk gevangen dier, dat men achter in de bergplaats in een ton -onder het hooi gevonden had. - -Welk een triompheerend halahi na die twee uren waanzinnig geren, na die -woeste drijfjacht, welke de borsten buiten adem gebracht en de beenen -gebroken had! De menschenjacht, de meest opwindende en hartstochtelijke -jacht van alle! Ze hadden den kerel, stootten, sleepten, sloegen hem! -En hij, de man, was het jammerlijkst stuk wild, dat men zich denken -kon: een wrak, uitgeteerd en aardkleurig door den nacht, dien hij in -een met bladeren gevuld gat doorgebracht had, nog nat tot zijn middel, -omdat hij midden door die beek gewaad had; zijn armzalige, door den -regen gegeeselde, met modder bedekte kleeren hingen aan flarden om zijn -lichaam, zijn pet was aan stukken gescheurd, zijn voeten en zijn handen -bloedden door de vreeselijke jacht dwars door het met doornen en -brandnetels versperde struikgewas. Hij had geen menschelijk gezicht -meer; zijn haar plakte aan zijn slapen, de met bloed doorloopen oogen -puilden uit hun kassen, het geheele gezicht was vertrokken door angst, -woede en lijden. Het was het wild, het was de man. Ze stootten hem nog -verder en eindelijk viel hij, vastgehouden door de ruwe vuisten, die -hem schudden, in zittende houding op een der tafeltjes van het kleine -café neer. - -Toen doorhuiverde Guillaume een schrik, waarvan de rilling hem deed -verstijven. Hij greep de hand van Pierre; deze keek, begreep, beefde op -zijn beurt. Rechtvaardige God, Salvat! Die man was Salvat! Salvat -hadden zij als een door een troep honden opgejaagd wild zwijn door het -Bois zien vluchten. Dat vuile pak, die door de ellende en het verzet -overwonnene was Salvat! En in zijn angst kreeg Pierre nogmaals -plotseling het visioen van het kleine loopmeisje onder de koetspoort -van het hôtel Duvillard, de knappe blondine, wier buik door de bom -opengereten was. - -Dupot, Mondésir en Gascogne triompheerden. Toch had de man geen -tegenstand geboden, hij had zich zacht als een lam gevangen laten -nemen. En terwijl hij daar, zoo ruw in bedwang gehouden, zat, wierp hij -moede, onzegbaar trieste blikken om zich heen. - -Hij begon te spreken en zijn eerste met heesche en zachte stem gezegd -woord was: - -“Ik heb honger!” - -Hij stierf bijna van honger en moeheid; hij had na twee dagen vasten -den vorigen avond niets dan een glas bier gehad. - -“Geef hem een stuk brood,” zeide commissaris Dupot tegen den kellner. -“Dat kan hij opeten, terwijl wij een rijtuig laten halen.” - -Een agent ging een rijtuig zoeken. De regen had opgehouden: men hoorde -weer de fietsbellen, de equipages reden weer, het Bois kreeg in de -breede, door een bleeken zonnestraal vergulde lanen zijn mondain leven -terug. - -Maar de man had zich gulzig op het stuk brood geworpen en terwijl hij -het met een dierlijke bevrediging verslond, zagen zijn blikken de vier -bezoekers, die daar bij elkaar zaten. De opgewonden trekken van -Hyacinthe en Rosemonde, die verrukt waren zoo onverwacht getuigen te -zijn van de arrestatie van dezen ongelukkige, dien zij voor den een of -anderen bandiet hielden, schenen hem te prikkelen. Dan begonnen zijn -droevige, met bloed doorloopen oogen te trillen; zij hadden tot hun -verbazing Pierre en Guillaume herkend. En nu drukte zich in die oogen, -terwijl zij op den laatste gevestigd bleven, niets meer uit dan de -gedweeë onderworpenheid van een dankbaren hond, de hernieuwde belofte -van een onverbreekbaar zwijgen. - -Dan begon hij weer te spreken, als richtte hij zich moedig tot hem, -dien hij niet meer aankeek, en ook tot de anderen, de kameraden, die -niet aanwezig waren. - -“Stom om zoo te rennen... Ik weet niet, waarom ik zoo hard geloopen -heb... Laat er een eind aan komen... Ik ben bereid.” - - - - -V. - -Toen Guillaume en Pierre den volgenden ochtend de couranten lazen, -zagen zij tot hun groote verbazing, dat de arrestatie van Salvat niet -die groote sensatie maakte, welke zij ervan verwacht hadden. Zij vonden -slechts een klein, onder de andere verloren gaand berichtje, dat de -politie na een drijfjacht in het Bois de Boulogne de hand gelegd had op -een anarchist, die, naar men geloofde, bij de laatste aanslagen -betrokken was. Maar alle couranten stonden vol over het vreeselijk -schandaal, dat de nieuwe onthullingen in de Voix du Peuple verwekten: -het was een niet eindigende vloed van artikelen over de affaire der -Afrikaansche sporen, allerlei berichten en beschouwingen over de -belangrijke zitting, welke men dien dag in de Kamer verwachtte, wanneer -de socialistische afgevaardigde Mège zijn interpellatie, zooals hij -formeel aangekondigd had, zou hervatten. - -Guillaume had den vorigen avond besloten naar huis, naar Montmartre -terug te keeren; zijn wond was zoo goed als genezen en geen gevaar -scheen hem noch voor de uitwerking van zijn plannen noch voor zijn -verdere onderzoekingen te bedreigen. De politie had blijkbaar niet het -minste vermoeden, dat hij mogelijk ook verantwoordelijk voor den -aanslag was. Salvat zou zeker niets verraden. Maar Pierre smeekte hem -nog een paar dagen, tot de eerste verhooren van Salvat afgeloopen -waren, te wachten; dan eerst zouden zij een helderen blik in alles -hebben. Den vorigen dag had hij gedurende het lange wachten in het -ministerie, allerlei vage dingen opgevangen: een heimelijken en nog -onduidelijken samenhang tusschen den aanslag en de parlementaire -crisis. En dit alles wekte in hem het verlangen op, dat deze crisis -eerst heelemaal opgelost zou zijn, voordat Guillaume zijn gewoon leven -weer begon. - -“Luister eens,” zeide hij, “ik zal even aanloopen bij Morin, om hem te -vragen bij mij te komen dineeren, want Barthès moet vanavond beslist op -de hoogte gebracht worden van den nieuwen slag, die hem treft... Dan ga -ik naar de Kamer, want ik wil weten wat er gebeurt. Eerst daarna laat -ik je gaan.” - -Om half een kwam Pierre in het Paleis-Bourbon. Terwijl hij dacht, dat -Fonsègue hem zeker toegang zou kunnen verschaffen, ontmoette hij in de -vestibule generaal de Bozonnet, die toevallig twee kaarten had, daar -een vriend van hem op het laatste oogenblik verhinderd was mede te -gaan. De nieuwsgierigheid was reusachtig groot, heel Parijs verwachtte -een stormachtige zitting, en sinds den vorigen dag werd er letterlijk -om de kaarten gevochten. Pierre zou dan ook nooit toegang gekregen -hebben, als de generaal niet zoo vriendelijk geweest was hem mede te -nemen. Deze was op zijn beurt blijde, dat hij iemand had met wien hij -kon praten, want hij kwam, zooals hij zeide, alleen maar om zijn middag -te dooden. Maar ook kwam hij, de ontevreden voormalige legitimist, die -later Bonapartist geworden was, om zich te vermeien in de schandelijke -rotheid van het parlementarisme. - -Boven konden de generaal en Pierre nog juist een plaatsje vinden op de -eerste banken der tribune. Zij troffen daar den kleinen Massot aan, die -zich nog wat kleiner en magerder maakte en hen rechts en links van zich -een plaatsje gaf. Hij kende iedereen. - -“U komt zeker uit nieuwsgierigheid de zitting bijwonen, generaal? En u, -mijnheer de abbé, om u te oefenen in verdraagzaamheid en het vergeven -van beleedigingen... Ik ben nieuwsgierig door mijn beroep, want ik heb -altijd stof voor een artikel noodig; en daar er op de perstribune -alleen nog maar slechte plaatsen waren, ben ik me hier op mijn gemak -gaan installeeren... Het zal ongetwijfeld een prachtige zitting worden. -Kijk dat gedrang rechts en links en overal eens!” - -Inderdaad waren de smalle, slecht geplaatste tribunes tot aan den rand -met hoofden gevuld. Een groote menigte mannen en vrouwen van iederen -leeftijd verdrong zich daar in een zoo verwarde massa, dat men niets -anders dan de bleeke rondheid der gezichten onderscheiden kon. Maar het -tooneel van den strijd was beneden in de nog ledige zittingzaal, welke -met haar half cirkelvormige rijen banken denken deed aan een -schouwburgzaal, die bij een première langzaam volloopt. De glanzende en -ernstige tribune wachtte in het koude daglicht, dat door de glazen -zoldering binnenviel, terwijl daarachter en hooger het den geheelen -achtermuur innemende bureau met zijn tafels, zijn stoelen en zijn -presidentsfauteuil eveneens verlaten was; alleen waren twee -bureauknechten bezig nieuwe pennen in de penhouders te steken en de -inktkokers na te kijken. - -“De vrouwen,” begon lachend Massot weer, “komen hier als naar een -menagerie in de heimelijke hoop, dat de wilde dieren elkaar zullen -opeten... Hebt u het artikel in de Voix du Peuple van vanochtend -gelezen? Die Sanier is een wonder van een kerel! Als er geen vuiligheid -meer is, vindt hij altijd nog wat, vermeerdert de modder en bevuilt het -riool nog meer. Als de ondergrond der zaak waar is, dan moet hij er met -zijn monsterachtig woekerende commentaren altijd nog wat bij liegen. -Iederen dag moet hij zichzelf overtreffen, nieuw vergif aan zijn lezers -voorzetten, om de oplaag maar steeds grooter te doen worden... -Natuurlijk wordt het publiek daardoor gepakt, en alleen door hem zijn -al die menschen hier, om als zenuwlijders op het een of andere vuile -schouwspel te wachten.” - -Dan werd hij weer vroolijk en vroeg aan Pierre of hij in den Globe het -niet onderteekende, zeer waardige, maar tevens zeer perfide artikel -gelezen had, waarin Barroux gesommeerd werd met alle openhartigheid de -verklaringen, die het land over de affaire der Afrikaansche sporen -verwachtte, af te leggen. Tot nog toe had het blad den -minister-president steeds krachtig gesteund; doch nu voelde men in het -artikel een begin van wantrouwen, de plotselinge koude, die aan een -breuk vooraf pleegt te gaan. Pierre zeide, dat het artikel hem zeer -verbaasd had, want hij dacht, dat het lot van Fonsègue door een -volkomen overeenstemming in inzichten en tengevolge van zeer oude -vriendschapsbanden aan dat van Barroux verbonden was. - -“Zeker, zeker, het hart van den patroon zal er wel bij gebloed hebben,” -zeide Massot nog steeds lachend. “Het artikel heeft veel opzien verwekt -en zal het ministerie veel kwaad doen. Maar wat zal ik u zeggen? De -patroon weet beter dan wie ook welke gedragslijn hij moet volgen, om de -positie van zijn blad en van zichzelf te redden.” - -Dan ontwierp hij een beeld van de opwinding en de groote verwarring, -die er in de wandelgangen, waar hij even was gaan kijken, alvorens -hierboven een goed plaatsje te zoeken, onder de afgevaardigden -heerschte. De Kamer, die in twee dagen niet bijeen geweest was, kwam nu -samen bij dit groote schandaal, dat hij vergeleek bij een brand, welken -men zoo goed als gebluscht waant en die plotseling weer aanwakkert en -alles verteert. De cijfers van Sanier’s lijsten deden de ronde: Barroux -tweehonderd duizend francs, Monferrand tachtig duizend, Fonsègue -vijftig duizend, Dutheil tien duizend, Chaigneux drie duizend, die -zooveel, gene zooveel—een eindelooze onthulling met de wonderlijkste -verhalen, kletspraatjes en laster, een ongelooflijke dooreenmenging van -waarheid en leugen, waarin men onmogelijk den juisten weg vinden kon. - -Terwijl de wind van angst en schrik woei, zag men tusschen de -vaalbleeke gezichten met de bevende lippen andere met een vuurroode -kleur, stralend van woeste vreugde en lachend om de aanstaande -overwinning, want tenslotte stak achter die groote, gehuichelde -verontwaardiging, achter dat schreeuwen om eerlijkheid en parlementaire -moraliteit niets anders dan een personenquaestie: men wilde weten of -het ministerie vallen en wie het nieuwe kabinet formeeren zou. Barroux -scheen zeer zwak te staan, maar wie kon voorspellen, welke rol het -onverwachte in zulk een rommel spelen zou? Men zeide, dat Mège een -uiterst heftige redevoering zou houden. Barroux zou antwoorden en zijn -vrienden vertelden, dat hij een helder en volkomen licht over de zaak -wilde doen opgaan. Ongetwijfeld zou daarna Monferrand het woord voeren. -Wat Vignon betreft, deze hield zich ondanks zijn onderdrukten -jubelkreet op den achtergrond; men had hem naar verschillende van zijn -partijgenooten zien gaan om hun aan te raden kalm te blijven en hun -zelfbeheersching niet te verliezen, wat in den strijd over de -overwinning beslist. Nog nooit had een met zooveel dranken en zooveel -afschuwelijke ingrediënten overstroomenden heksenketel op zulk een -hellevuur gekookt. - -“De duivel mag weten wat eruit te voorschijn komt,” zeide Massot ten -slotte. “Bah, wat een vuile rommel!” - -Maar generaal de Bozonnet voorzag de ergste catastrophes. Ja, als men -nog maar een leger gehad had! Dan zou men dat handjevol verkochte -parlementariërs, die het land opvraten en ten gronde richtten, op een -goeden morgen kunnen wegjagen. Volgens zijn meening beteekende het -feit, dat een volk onder de wapenen geen leger vormde, het einde van -alles. - -“U zoekt immers stof voor een artikel,” zeide hij tegen Massot. “Daar -hebt u een mooi onderwerp... Frankrijk, dat meer dan een millioen -soldaten heeft, bezit geen leger. Ik zal u aanteekeningen geven, dan -zult u eindelijk de waarheid kunnen zeggen.” - -Onmiddellijk maakte hij zich meester van den journalist en begon een -heele preek tegen hem. De oorlog moest een kasten-aangelegenheid zijn; -aanvoerders bij Gods genade moesten huurlingen, betaalde of uitgekozen -soldaten ten strijde voeren. Den oorlog democratiseeren stond gelijk -met den oorlog dooden, en dat was een doorn in het oog van den held, -die den krijg als de eenige nobele bezigheid beschouwde. Van het -oogenblik af, dat iedereen gedwongen werd te strijden, wilde niemand -meer vechten. Daarom zou de verplichte militaire dienst, de natie onder -de wapenen, ongetwijfeld vroeger of later tot het einde van den oorlog -leiden. Dat er sedert 1870 niet gevochten was kwam juist, omdat -iedereen gereed stond om te vechten. Men aarzelde thans het eene volk -tegen het andere in den strijd te werpen, daar men aan de vreeselijke -vernietiging, aan de reusachtige verspilling van geld en bloed dacht. -Het in een reusachtig versterkt kamp veranderde Europa vervulde hem met -woede en walging; het was alsof de zekerheid, dat allen elkaar dadelijk -bij den eersten slag vernietigen zouden, hem het genot vergalde, dat -vroeger het oorlog voeren bood. - -“Maar het zou toch niet zoo’n heele groote ramp zijn, wanneer de oorlog -verdween,” zeide Pierre zacht. - -“Het zou een mooie collectie volkeren worden, als er niet meer -gevochten werd,” zeide de generaal, eerst geprikkeld; doch dan wilde -hij laten zien, dat hij praktisch was. “Bedenk toch eens, dat de oorlog -nooit zooveel geld gekost heeft als sedert hij niet meer mogelijk is. -Onze gewapende vrede, onze volkeren onder de wapenen ruïneeren -gewoonweg de staten. Als het geen nederlaag is, dan is het een zeker -bankroet... In ieder geval is de militaire stand een verloren stand, -waarbij niets meer te halen is; het geloof daarin verdwijnt, men zal -hem langzamerhand verlaten, zooals men den priesterstand verlaat.” - -Hij maakte een wanhopig gebaar, als vervloekte de soldaat van vroeger -dit Parlement, deze republikeinsche Kamer, als verweet hij haar de -dagen, die komen zouden, dat de soldaat nog slechts de burger zijn zou. - -De kleine Massot schudde het hoofd; waarschijnlijk vond hij die stof te -ernstig. - -“Kijk, daar heb je monseigneur Martha met den Spaanschen gezant in de -diplomatenloge,” viel hij den generaal kortaf in de rede. “Zooals u -weet, zegt men, dat hij van zijn candidatuur in le Morbihan afziet. Hij -is veel te slim, om zich als Kamerlid aan gevaar bloot te stellen, -terwijl hij bovendien toch de draden in handen houdt, waarnaar de -meeste met de republikeinsche regeering verzoende Katholieken dansen.” - -Werkelijk zag Pierre het glimlachende gezicht van monseigneur Martha, -die den vorigen dag in de antichambre van den minister zoo voorkomend -voor hem geweest was. Het leek hem nu alsof die bisschop, hoe -bescheiden hij zich ook voordeed, hier een grooten invloed had. Hij -voelde hoe machtig en bezig hij was, hoewel hij zich volstrekt geen -moeite gaf en alleen maar als een eenvoudige nieuwsgierige een kijkje -nemen kwam. Pierre’s blik keerde steeds weer naar hem terug, alsof hij -verwachtte, dat deze plotseling zou opstaan, om de handeling te leiden -en de menschen en dingen te bevelen. - -“Ha, daar heb je Mège,” zeide Massot weer. “De zitting zal beginnen.” - -Langzamerhand liep de zaal beneden vol. Kamerleden kwamen door de -deuren en liepen de nauwe gangetjes af. De meesten bleven in opgewonden -gesprekken staan praten en brachten zoo de koortsachtige opwinding uit -de wandelgangen naar de zaal. Anderen, die er reeds met vaalgrijze en -vermoeide gezichten zaten, keken naar de zoldering, waar het -halvemaanvormige glazen dak witachtig òplichtte. - -Nu noemde Massot den naam van iederen binnenkomenden, invloedrijken -afgevaardigde. Mège, die door een ander lid van de kleine -socialistische groep staande gehouden werd, gesticuleerde opgewonden. -Dan kwam Vignon, door eenige vrienden begeleid en een glimlachende -kalmte bewarend, de treden af, om naar zijn plaats te gaan. Maar de -tribunes wachtten vooral op de gecompromitteerde leden, wier naam op de -lijst van Sanier stond; dezen waren interessant om te bestudeeren: -enkelen huichelden een volkomen kalmte, waren vroolijk en maakten -grappen; anderen daarentegen namen een ernstige, verontwaardigde -houding aan. Chaigneux zag er aarzelend en weifelend uit, als werd hij -neergedrukt onder het gewicht van een vreeselijke onrechtvaardigheid. -Dutheil daarentegen had zijn kalme onbezorgdheid teruggevonden en zou -volkomen vroolijk geweest zijn, indien niet een zenuwachtige -spierbeweging zijn mond vertrokken had. Het meest bewonderde men -Fonsègue; hij was zichzelf weer zóó volkomen meester, zijn gezicht had -een zóó vastberaden, zijn blik een zóó onbevangen uitdrukking, dat al -zijn collega’s en het geheele publiek een eed gedaan zouden hebben op -zijn onschuld. - -“O die patroon,” prevelde Massot geestdriftig. “Zoo bestaat er toch -geen tweede... Kijk, daar heb je de ministers! Let vooral eens goed op -de ontmoeting tusschen Barroux en Fonsègue na het artikel van -vanochtend!” - -Het toeval wilde, dat Barroux met opgeheven hoofd, heel bleek en bijna -uitdagend, langs Fonsègue moest, om bij de ministerbank te komen. Hij -zeide geen woord, maar keek hem aan als iemand, die voelt, dat hij -verlaten wordt, dat een verrader hem een mes in den rug stoot. Fonsègue -bleef echter naar alle kanten handen geven, alsof hij zelfs niets -merkte van den zwaren blik, die op hem rustte. Verder deed hij eveneens -alsof hij ook Monferrand niet zag, die kalm, alsof er geen wolkje aan -de lucht was, achter Barroux liep. Zoodra hij op zijn plaats zat, keek -hij op en glimlachte tegen monseigneur Martha, die dezen groet met een -hoofdknikje beantwoordde. Dan begon hij zacht in zijn handen te -wrijven, blij, dat de zaken precies zoo liepen als hij wilde. - -“Wie is die grijze, trieste man op de ministersbank?” vroeg Pierre aan -Massot. - -“O dat is die goede Taboureau, de man zonder prestige, de minister van -Openbaar Onderwijs. Je kent hem natuurlijk wel, maar je herkent hem -nooit: hij ziet er precies uit als een oude, door het lange gebruik -afgesleten sou. Dat is er ook een, die den patroon nu niet bepaald -dankbaar gestemd zal zijn, want de Globe bevatte vanochtend een juist -door zijn gematigdheid zoo fel artikel over zijn onbekwaamheid in alles -wat de afdeeling Schoone Kunsten betreft. Het zou mij verwonderen, als -hij daarboven opkomt.” - -Maar een dof tromgeroffel kondigde de komst van den voorzitter in het -bureau aan. Een deur ging open en een kleine stoet verscheen, terwijl -een verward lawaai, geroep en geloop de halfcirkelvormige zaal vulden. -De president stond, luidde lang met zijn bel en zeide, dat de zitting -geopend was. Er trad echter geen stilte in, toen een secretaris, een -groote, lange, donkere jongeman, met een scherpe stem de notulen -voorlas. Nadat deze goedgekeurd en de brieven van verhindering -voorgelezen waren, werd vlug een klein wetsontwerp met het opsteken der -handen aangenomen. Daarna kwam eindelijk de groote zaak, de -interpellatie van Mège te midden van een rilling in de zaal en de -hartstochtelijke nieuwsgierigheid der tribunes. Nadat de regeering de -interpellatie aanvaard had, besloot de Kamer, dat de discussie -onmiddellijk beginnen zou. Ditmaal ontstond er een diepe stilte, -waardoor nu en dan een korte rilling ging, waarin men den schrik, den -haat, den hartstocht, de verslindende, ontketende begeerten voelde. - -Op de tribune begon Mège gekunsteld-gematigd de quaestie te preciseeren -en formuleeren. Hij was groot, mager, knoestig en krom als een boomtak -en steunde zijn eenigszins gebogen gestalte met zijn beide handen, -terwijl hij zijn rede dikwijls even onderbreken moest voor een -teringhoestje. Maar achter zijn lorgnet schitterden zijn oogen van -geestdrift; langzamerhand verhief zich zijn schrille, krijschende stem -tot een donder, terwijl hij onder een heftig gebarenspel zijn grof -gebouwd lichaam oprichtte. Hij herinnerde eraan, hoe hij twee maanden -geleden bij de eerste onthullingen van de Voix du Peuple de regeering -over die betreurenswaardige affaire der Afrikaansche sporen wilde -interpelleeren, en maakte er niet ten onrechte opmerkzaam op, dat er, -indien de Kamer, toegevend aan gevoelens, die hij op dit oogenblik niet -verder beoordeelen wilde, zijn interpellatie niet verdaagd had, reeds -lang licht zou zijn opgegaan, wat het weder opduiken van het schandaal, -deze geheele heftige campagne van onthullingen, waaronder het geheele -land leed, voorkomen zou hebben. - -Nu echter begreep men, dat zwijgen onmogelijk geworden was, de beide -met zooveel ophef van plichtverzaking beschuldigde ministers moesten -antwoorden, hun volkomen onschuld bewijzen, het meest heldere licht -over hun geval doen schijnen, geheel afgezien nog van het feit, dat het -Parlement een dergelijke beschuldiging van onteerende omkoopbaarheid -niet op zich mocht laten zitten. Hij rakelde de geheele geschiedenis -der affaire op, sprak van de concessie, die aan den bankier Duvillard -voor de Afrikaansche sporen gegeven was, over de beruchte emissie van -premieloten, welke de Kamer—wanneer men de aanklagers gelooven -mocht—goed gekend had dank zij een omkooperij, een geschacher met en -een koopen van gewetens. Op dit punt van zijn rede, toen hij begon over -den beruchten Hunter, Duvillard’s drijver, dien de politie had laten -ontvluchten, om zich des te meer met de vervolging van socialistische -afgevaardigden te kunnen vermoeien, geraakte hij in vuur en liet zich -tot een onstuimige heftigheid verleiden. - -Hij sloeg met zijn vuist op de tribune, sommeerde Barroux kategorisch -tegen te spreken, dat hij van de tweehonderd duizend francs, waarmede -zijn naam op de lijst voorkwam, ooit een centime gekregen had. Stemmen -schreeuwden hem toe, dat hij de geheele lijst voor moest lezen; andere -begonnen, toen hij haar voorlezen wilde, lawaai te maken en te brullen, -dat het een schandaal was om zoo’n leugenachtig en lasterlijk pamphlet -in een Fransche Kamer te brengen. Maar hij bleef geestdriftig doorgaan, -gooide Sanier in de modder, ontkende beslist, dat hij iets met de -aanklagers gemeen had, maar eischte, dat allen op denzelfden voet -behandeld werden en dat, als er onder zijn collega’s omgekochten waren, -men ze hedenavond nog in Mazas zou laten slapen. - -De president stond achter zijn monumentale tafel en luidde machteloos -als een loods, die den storm niet meer meester is. Te midden van de -opgeblazen en schreeuwende gezichten bewaarden alleen die van de boden -den onverstoorbaren ernst van hun functie. Tusschen het lawaai in bleef -men de stem van den redenaar hooren, die in een plotselingen overgang -een tegenstelling begon te maken tusschen de door hem gedroomde -collectivistische maatschappij en de misdadige kapitalistische -maatschappij, welke in staat was dergelijke schandalen te verwekken. -Hij was als een apostel, die met een woeste halsstarrigheid de wereld -naar zijn geloof wilde hervormen. Het collectivisme was een leer, een -dogma geworden, waarbuiten geen heil te vinden was. De voorspelde dagen -zouden weldra komen; hij wachtte ze met een glimlach vol vertrouwen af; -hij behoefde nog slechts dit ministerie en misschien nog een tweede of -een derde omver te werpen, om eindelijk zelf als hervormer, die vrede -brengen zou aan de volkeren, de macht in handen te krijgen. Deze -sectariër had—zooals de andere socialisten verwijtend -beweerden—dictatorsbloed in zijn aderen. Weer luisterde men naar hem, -want zijn koortsachtige, hardnekkige rhetoriek had ten slotte de -schreeuwers uitgeput. Toen hij eindelijk de tribune verliet, -weerklonken op sommige banken der linkerzijde luidruchtige -toejuichingen. - -“Een paar dagen geleden heb ik hem met zijn drie kinderen in den Jardin -des Plantes gezien,” zeide Massot tegen den generaal. “Hij zorgde voor -hen als een kindermeid. Hij lijkt mij een brave kerel, die zijn arm -huishouden zooveel mogelijk tracht te verbergen.” - -Maar een rilling was door de zaal gehuiverd. Barroux stond op om naar -de tribune te gaan. Hij richtte met een hem eigen beweging, die zijn -hoofd naar achteren wierp, zijn hooge gestalte op en begon dadelijk in -een mooie, bloemrijke taal en met theatrale gebaren zijn zwaarmoedige -verontwaardiging te schilderen. Het was een romantische -tribune-welsprekendheid, waaruit men dadelijk den braven, weekhartigen, -eenigszins dommen man, die hij per slot van rekening was, proeven kon. -Toch beefde dien dag een echte, diepe ontroering in hem, want zijn hart -bloedde over zijn ongelukkig lot en hij voelde met zich een geheele -wereld instorten. O, hoe hield hij den kreet van wanhoop in, den kreet -van den burger, dien de gebeurtenissen op den dag, dat hij door zijn -toewijding recht meent te hebben op den triomf, in het gezicht slaan en -terugwerpen. - -Hoe vreeselijk, wanneer men zich sedert het keizerrijk met hart en ziel -aan de Republiek gegeven, voor haar gestreden, voor haar geleden, haar -vervolgens na de verschrikking van een nationalen en een burgeroorlog -temidden van den dagelijkschen partijstrijd gegrondvest heeft, zich dan -plotseling, wanneer zij eindelijk triompheert en sterk en onoverwinlijk -is, als een vreemdeling uit een anderen tijd te voelen, te hooren, hoe -nieuw aangekomenen een andere taal spreken, een ander ideaal -verdedigen, getuige te moeten zijn van een instorting van alles wat men -liefheeft en vereert, van alles, wat iemand de kracht tot overwinnen -gegeven heeft. De machtige arbeiders van den eersten tijd waren er niet -meer. Gambetta had gelijk gehad te sterven. Maar welk een bitterheid -voor de laatste, temidden van de intelligente en handige jonge -generatie overgebleven ouden, die zien moesten, hoe er om hun -ouderwetsch geworden romantisme gelachen werd. Alles stortte ineen, -zoodra de idee der vrijheid bankroet sloeg, zoodra de vrijheid niet -meer het eenige goed, het fundament zelf der republiek was, die zij zoo -duur en met zooveel inspanning van krachten gekocht hadden. - -Zeer oprecht en zeer waardig bekende Barroux. De republiek was de -heilige ark, en om haar te redden, zoodra zij in gevaar verkeeren kon, -werden alle middelen, zelfs de ergste, geheiligd. Hij vertelde de -geschiedenis heel eenvoudig: al het geld van de bank Duvillard zou, -onder voorwendsel van publiciteit, naar de bladen der oppositie gaan, -terwijl de republikeinsche bladen belachelijk kleine sommen kregen. Als -minister van Binnenlandsche Zaken was hij toenmaals met de -persaangelegenheden belast; en wat zou men gezegd hebben, indien hij -niet getracht had het juiste evenwicht te herstellen, zoodat de macht -van de tegenstanders niet vertienvoudigd werd. Alle handen strekten -zich naar hem uit, tallooze bladen, en daaronder de meest -verdienstelijke en meest getrouwe, eischten het hun rechtmatig -toekomend deel. Dat deel nu had hij hun verzekerd door onder hen de -tweehonderd duizend francs, waarmede zijn naam op de lijst voorkwam, te -verdeelen. Geen centime daarvan was in zijn zak terechtgekomen; hij gaf -niemand het recht aan zijn rechtschapenheid te twijfelen, zijn woord -moest voldoende zijn. Op dat oogenblik was hij werkelijk -bewonderenswaardig groot. Alles, zijn pralende middelmatigheid, zijn -emphase verdween; niets was meer over dan de man van eer, die bevend -zijn hart liet zien, wiens geweten bloedde door het uitrukken der -waarheid, die begreep, dat de belooning uitblijven zou. - -Inderdaad werd de rede met een ijskoude stilte ontvangen. Barroux, die -in zijn naïveteit geloofd had, dat een uitbarsting van geestdrift -volgen zou, werd langzamerhand zelf door die koude, welke uit alle -banken opsteeg, aangegrepen. Plotseling voelde hij, dat hij alleen -stond, dat het uit was met hem, dat de dood hem aangeraakt had. Het was -de leegte als van een graf in hem. Toch sprak hij te midden van de -angstaanjagende stilte verder met de bravoure van een arme, die -zelfmoord pleegt en uit liefde voor mooie en edele houdingen, staande -sterven wil. Het einde was een laatste, mooi gebaar. Toen hij de -tribune verliet, was de stemming nog killer geworden, weerklonk er geen -enkele toejuiching. Tot overmaat van ramp had hij een toespeling -gemaakt op het heimelijke drijven van Rome en van de geestelijkheid, -dat volgens hem geen ander doel had dan om de verloren posities te -heroveren en vroeger of later de monarchie te herstellen. - -“Wie is nou zoo stom om te bekennen?” prevelde Massot. “Hij ligt op -zijn gat en het ministerie met hem.” - -Nu betrad te midden van die tot ijs verstijfde zaal Monferrand zonder -eenige aarzeling de tribune. Het was voor de zich allesbehalve op haar -gemak gevoelende Kamer een groote opluchting, toen Monferrand dadelijk -met een formeel en krachtig démenti begon. Hij sloeg met zijn eene -vuist op de tribune, en gaf met de andere uit naam van zijn beleedigde -eer, harde slagen op zijn borst. Met zijn korte, ineengedrongen -gestalte, zijn vooruitstekend gezicht, zijn dikken, sensueelen en -eerzuchtigen neus, zijn breede schouders, waarachter hij zijn groote -handigheid verborg, was hij een oogenblik prachtig om aan te zien. Hij -ontkende alles. Niet alleen wist hij niet, wat die achter zijn naam -geschreven tachtig duizend francs beteekenden, maar hij daagde de -geheele wereld uit, om te bewijzen, dat hij ooit een sou van dat geld -aangeraakt had. Zijn verontwaardiging kookte en stroomde zóó over, dat -hij er zich niet mede tevreden stelde in zijn naam alles te loochenen, -maar ook in den naam van alle tegenwoordige en vroegere Kamers, alsof -deze monstruositeit van een volksvertegenwoordiger, die zijn stem -verkocht, alle denkbare smadelijke misdaden overtrof. De bijval barstte -los, de weer verwarmde, bevrijde Kamer juichte hem toe. - -Toch riepen op de socialistische banken enkele stemmen, dat hij een -verklaring moest geven van de affaire der Afrikaansche sporen, -herinnerden hem er aan, dat hij minister van Openbare Werken was, toen -de premieleening goedgekeurd werd, eischten eindelijk te weten wat hij -van plan was heden als minister van Binnenlandsche Zaken tegenover de -onthullingen te doen, om het geweten van het land gerust te stellen. -Maar hij moffelde de vraag weg en zeide, dat, wanneer er schuldigen -waren, de gerechtigheid haar loop moest hebben: niemand behoefde hem -aan zijn plicht te herinneren. Dan voerde hij plotseling met een -onvergelijkelijke kracht en handigheid de afleidende beweging uit, die -hij sinds den vorigen dag voorbereidde. Zijn plicht vergat hij nooit, -hij deed dien steeds als een trouw soldaat der natie met evenveel -waakzaamheid als voorzichtigheid. Had men hem zooeven niet beschuldigd -de politie te gebruiken voor God weet wat voor lage spionnagediensten, -waardoor het den beruchten Hunter mogelijk geweest was te ontvluchten? -Welnu, hij kon aan de Kamer mededeelen, waarvoor hij den vorigen dag -die belasterde politie gebruikt had, wat zij voor de gerechtigheid en -de openbare orde gedaan had. Den vorigen dag had zij in het Bois de -Boulogne den gevaarlijksten misdadiger gearresteerd, den dader van den -bomaanslag in de rue Godot-de-Mauroy, dien anarchistischen werkman, -dien Salvat, die meer dan zes weken met alle nasporingen gespot had. In -den loop van den avond had de onverlaat een volledige bekentenis -afgelegd; de gerechtigheid zou nu spoedig haar werk doen. Eindelijk was -de openbare moraal gewroken, kon Parijs zijn langen schrik van zich -afwentelen, was de anarchie getroffen in haar zwakste punt. Dat had -hij, de minister, voor de eer en het heil van het land gedaan, terwijl -vuile lasteraars vergeefs zijn naam trachtten te bezoedelen door dien -op een lijst, het werk van de laagste politieke manoeuvres, te -plaatsen. - -Met open mond en rillend luisterde de Kamer. Deze uit den hemel -vallende arrestatie, waarover geen enkel ochtendblad gesproken had; dit -geschenk, dat Monferrand in dien verschrikkelijken Salvat, welke reeds -een misdadigers-mythe begon te worden, aan de Kamer scheen te geven; -deze geheele ensceneering pakte haar als een lang op zijn voltooiing -gewacht hebbend drama, welks ontknooping zich nu plotseling voor haar -afspeelde. Diep ontroerd en gevleid bracht zij een lange ovatie aan den -redenaar, die echter door bleef gaan om zijn energieke daad, de redding -der maatschappij, de bestraffing der misdaad te verheerlijken, zonder -daarbij te vergeten de belofte af te leggen, dat hij steeds de man met -de krachtige vuist, de man van de openbare orde zou zijn. Ja, hij -veroverde zelfs de bank der rechterzijde, toen hij, zich losmakend van -Barroux, eindigde met het uitspreken van sympathie voor de geallieerde -Katholieken, met een beroep op de eendracht van de verschillende -geloofsbelijdenissen tegen den gemeenschappelijken vijand, het woeste -socialisme, dat alles wilde vernietigen. - -Toen Monferrand de tribune verliet, was de truc gelukt: hij had -zichzelf weer uit het troebele water opgevischt. De geheele Kamer, -rechts en links dooreen, juichte en overstemde de protesten van de -enkele socialisten, wier lawaai dit triomfgeschreeuw slechts verhoogde. -Vele handen werden naar hem uitgestoken; hij bleef een oogenblik -glimlachend staan, maar het was een glimlach, waarachter zich een -toenemende onrust verborg. Zijn succes begon hem bang te maken. Zou hij -te goed gesproken hebben? Zou hij, in plaats van zichzelf alleen te -redden, ook het ministerie gered hebben? Dat zou zijn geheele plan in -duigen hebben doen vallen. De Kamer moest niet stemmen onder den indruk -van deze redevoering, die haar zoo geschokt had. Hij doorleefde twee of -drie minuten van werkelijken angst, terwijl hij nog steeds glimlachend -afwachtte of niemand opstaan zou, om hem te beantwoorden. - -Op de tribunes was het succes even groot. Men had dames zien juichen. -Zelfs monseigneur Martha gaf teekenen van levendige voldoening. - -“Dat zijn nu onze tegenwoordige krijgers, generaal,” zeide Massot met -een spottend grijnslachje. “En die daar is een haantje de voorste. Dat -is je handig uit een moeilijke positie redden. Maar het is een kranig -werkje.” - -Eindelijk zag Monferrand, dat Vignon, aangespoord door zijn vrienden, -opstond en naar de tribune ging. Nu keerde zijn spottend-gemoedelijk -glimlachje terug; en hij ging weer op de ministerbank zitten, om -schijnheilig te luisteren. - -Met Vignon kreeg de Kamer dadelijk een geheel ander aspect. Met zijn -mooien blonden baard, zijn blauwe oogen, zijn slanke, jeugdige houding -stond hij flink en correct op de tribune. Hij sprak als een praktisch -man met een eenvoudige en onmiddellijk zijn gehoor treffende -welsprekendheid, die de holle rhetoriek van zijn voorgangers nog leeger -en pralender deed schijnen. Door zijn korte werkzaamheid in de -administratie had hij een levendig begrip voor zaken gekregen, kon hij -de meest ingewikkelde quaesties makkelijk formuleeren en oplossen. -Steeds in de weer, dapper en zeker van zijn geluksster ging hij de -toekomst tegemoet; hij had het geluk om nog te jong en te handig te -zijn om zich in iets te hebben gecompromitteerd. Zijn programma was -iets vooruitstrevender dan dat van Barroux en Monferrand, opdat hij, -wanneer hij het ministerie had doen vallen, hun plaats zou kunnen -innemen. Verder was hij heel goed in staat dit programma uit te voeren -door de reeds zoo lang beloofde hervormingen te beproeven. - -Dus zeide hij met zijn heldere stem zeer beslist wat hij te zeggen had, -wat het gezond verstand, het heimelijke geweten zelf der Kamer -verwachtte. Zeker hij was de eerste om zich te verheugen over een -arrestatie, die het geheele land geruststellen zou. Maar hij zag niet -in welk verband er bestaan kon tusschen die arrestatie en de droevige -zaak, die thans aan het oordeel der Kamer onderworpen werd. Dat waren -twee totaal verschillende quaesties en hij bezwoer zijn collega’s niet -te stemmen in de voorbijgaande opwinding, waarin hij hen thans zag. Er -moest een volkomen en helder licht over de zaak ontstoken worden, en -dat konden de twee aangeklaagde ministers natuurlijk niet doen. Verder -verklaarde hij zich tegen een enquête-commissie, hij was van meening, -dat men de schuldigen, als die er waren, naar de rechtbank behoorde te -verwijzen. Ook hij eindigde met een discrete toespeling op den -toenemenden invloed van de geestelijkheid en zeide, dat hij geen enkel -compromis van welken aard dan ook aanvaardde en de dictatuur van den -Staat even goed verwierp als een herleving van den ouden theocratischen -geest. - -Goedkeurend gemompel ging door de geheele zaal. Toen Vignon weer ging -zitten, weerklonken slechts enkele toejuichingen. Maar de Kamer had -haar gewone kalmte weer teruggekregen; de toestand was zoo duidelijk, -de uitslag der stemming zoo zeker, dat Mège, die eerst nog had willen -repliceeren, het verstandiger vond van het woord af te zien, hoe zwaar -hem dat ook viel. Vooral de kalme houding van Monferrand, die steeds -door aandachtig naar de rede van Vignon had zitten luisteren, als wilde -hij aan het talent van zijn tegenstander de noodige eer geven, viel op; -Barroux daarentegen zat na de ijzige koude, waarmede zijn rede -opgenomen was, onbeweeglijk en doodsbleek op zijn bank, als had de -instorting der oude wereld ook hem getroffen en verpletterd. - -“Het ministerie is gevallen,” begon Massot weer. “Ja, die kleine Vignon -zal het ver brengen. Men zegt, dat hij van het Elysée droomt. In ieder -geval is hij op dit oogenblik de aangewezen kabinetsformateur.” - -Toen hij te midden van het lawaai der nu volgende stemmingen weg wilde -gaan, hield de generaal hem terug. - -“Wacht nog even, mijnheer Massot... Wat een walgelijke boel is die -parlementaire keuken! U moest dat eens in een artikel zeggen en -aantoonen hoe het land langzamerhand verzwakt en tot in het merg -bedorven wordt door zulke dagen van nuttelooze en vuile discussies. Een -slag, waarin vijftig duizend man vallen, zou ons minder uitputten, meer -leven in ons hart achterlaten dan tien jaar van dit afschuwelijk -parlementarisme... Loop eens een ochtend bij mij op. Ik zal u een -militair wetsontwerp laten zien: wij moeten tot ons vroeger beperkt -beroepsleger terugkeeren, wanneer we niet willen, dat ons zoo -verburgerd nationaal leger, dat een zoo illusoire massa vormt, het -doode gewicht wordt, dat de natie ten gronde richt.” - -Sedert de opening der zitting had Pierre geen woord gezegd. Hij -luisterde aandachtig, eerst in het onmiddellijke belang van zijn broer, -dan langzamerhand ook zelf medegesleept door de koortsachtige -opwinding, die zich van de zaal meester maakte. Hij kwam hoe langer hoe -meer tot de overtuiging, dat Guillaume niets meer te vreezen had, maar -hoe ging hier de eene gebeurtenis over in de andere, welk een indruk -maakte hier de arrestatie van Salvat! De feiten vereenigden, verwarden, -veranderden zich onophoudelijk! Terwijl hij zich over de woelige zaal -heenboog, kon hij er de tallooze botsingen van hartstochten en belangen -als het ware zien. - -Hij had den grooten strijd tusschen Barroux, Monferrand en Vignon -gevolgd, hij merkte de kinderlijke vreugde van Mège op, die gelukkig -was, dat hij den modderigen grond van dit water, waarin hij nooit -anders dan voor anderen vischte, aan het roeren gebracht had; nu was -hij vol belangstelling voor Fonsègue, die, uiterst kalm en ingewijd in -de geheimen der toekomst, Dutheil en Chaigneux trachtte gerust te -stellen. Doch steeds weer keerde zijn blik terug tot monseigneur -Martha, hem had hij geen oogenblik uit het oog verloren, terwijl hij de -emoties der zitting volgde op zijn kalm en glimlachend gezicht, alsof -deze geheele dramatische parlementaire comedie slechts gespeeld werd -voor den toekomstigen triomf, waarop deze priester hoopte. In -afwachting van den uitslag der stemming hoorde hij naast zich niets -meer dan de gesprekken tusschen den generaal en Massot over taktiek, -kader en recruteering, dan hun discussie over de noodzakelijkheid van -een bloedbad voor geheel Europa. O, wanneer zou deze jammerlijke -menschheid, die in de parlementen en in veldslagen niets dan vechten en -elkaar vernietigen wil, eindelijk tot ontwapening overgaan, om naar de -geboden van gerechtigheid en rede te luisteren? - -De verwarring ten opzichte van de moties van orde scheen eeuwig te -duren; het was een regen van moties, die liepen van de zeer heftige van -Mège tot de strenge van Vignon. Het ministerie aanvaardde slechts een -eenvoudig overgaan tot de orde van den dag en werd verslagen; de motie -van Vignon werd eindelijk met een meerderheid van vijf-en-twintig -stemmen aangenomen. Een gedeelte van de rechterzijde had zich met de -linkerzijde en de socialisten vereenigd. Een lang aangehouden lawaai, -dat uit de zaal opsteeg en op de tribunes overging, begroette dit -resultaat. - -“Ziezoo, nu hebben wij een ministerie-Vignon,” zeide Massot, toen hij -met den generaal en Pierre wegging. “Maar Monferrand heeft er zich toch -aardig uitgewerkt. Als ik Vignon was, zou ik maar goed uit mijn oogen -kijken.” - - - -’s Avonds had in het kleine huisje te Neuilly een in al zijn eenvoud -roerend afscheid plaats. Nadat Pierre treurig, maar volkomen -gerustgesteld, thuis gekomen was, had Guillaume besloten den volgenden -dag weer naar Montmartre terug te gaan. En daar ook Nicolas Barthès -vertrekken moest, zou het kleine huisje weer in zijn vroegere -troostelooze eenzaamheid terugzinken. - -Théophile Morin, aan wien Pierre de treurige tijding had medegedeeld, -was gekomen; en toen de vier mannen zich om zeven uur aan tafel zetten, -wist Barthès nog niets. Den geheelen dag had hij met zijn zwaren stap -van een gevangen leeuw in zijn kamer op en neer geloopen; hij leefde in -dit door een vriend aangeboden asyl als een heldhaftig groot kind, dat -zich nooit om verhoudingen van het heden noch om de bedreigingen van de -toekomst bekommert. Zijn leven was altijd een grenzenlooze hoop -geweest, die zich steeds te pletter liep tegen de hoeksteenen der -werkelijkheid. Al wat hij liefgehad had, al wat hij door vijftig jaren -van gevangenisstraf en verbanning meende bereikt te hebben—de allen -gelijk makende vrijheid—de broederlijke republiek—mocht ingestort zijn -en aan zijn droom het hardste démenti gegeven hebben, toch was zijn -geloof, het reine geloof van zijn jeugd, dat zeker was van de toekomst, -gebleven. Een hemelsch glimlachje speelde om zijn lippen, wanneer de -jongeren, de dwepers met hem spotten en hem een goeden ouden kerel -noemden. Hij zelf begreep niets van de nieuwe secten, maakte zich boos -over haar gebrek aan menschelijkheid; trotsch en stijfhoofdig bleef hij -bij zijn denkbeeld de wereld door het eenzijdige begrip van louter van -nature goede, vrije en broederlijk gezinde menschen te hervormen. - -Dien avond was hij onder het eten, nu hij zich door werkelijke vrienden -omgeven voelde, heel opgewekt en toonde de onschuld van zijn ziel door -de volkomen zekerheid, waarin hij verkeerde, dat hij ondanks alles zijn -ideaal in de naaste toekomst verwezenlijkt zou zien. Dan vertelde hij -kostelijke geschiedenissen over zijn verschillende gevangenissen; -wanneer hij praten wilde, was hij een gezellig verteller. Hij kende -alle gevangenissen, Sainte-Pélagie, Mont-Saint-Michel, Belle-Ile-en-Mer -en Clairvaux, lachte nog over sommige herinneringen en schilderde het -asyl, dat hij overal in zijn vrij geweten gevonden had. - -De drie mannen, die naar hem luisterden, waren verrukt, -niettegenstaande de angst bij de gedachte, dat deze eeuwige gevangene, -deze eeuwige balling weer opnieuw op moest staan en zijn stok weer -opnemen om verder te gaan, hun hart samenkneep. - -Eerst bij het dessert sprak Pierre. Hij vertelde hoe de minister hem -ontboden had en Barthès acht-en-veertig uur gaf om over de grens te -gaan, als hij niet gearresteerd wilde worden. De oude man met zijn lang -wit haar, zijn arendsneus en zijn nog altijd jeugdig schitterende oogen -stond ernstig op en wilde dadelijk vertrekken. - -“Wat, beste jongen, je weet dat alles sedert gisteren en je hebt me -toch bij je gehouden en mij aan het gevaar blootgesteld je, door in je -huis te blijven, nog meer te compromitteeren... Je moet het me niet -kwalijk nemen, ik dacht niet aan de moeilijkheden, waarin ik je bracht, -ik meende, dat alles zoo goed ging... Maar ik dank Guillaume en ik dank -jou voor de rustige dagen, die je aan den ouden zwerver, den ouden -dwaas, die ik ben, gegeven hebt!” - -Ze smeekten hem nog tot den volgenden ochtend te blijven, maar daarvan -wilde hij niets hooren. Tegen middernacht ging er een trein naar -Brussel; dien kon hij nog makkelijk halen. Zelfs weigerde hij beslist, -dat Morin met hem mede zou gaan. Morin was niet rijk en had zijn -bezigheden: zou hij hem zijn tijd ontnomen hebben, terwijl het toch zoo -eenvoudig was, dat hij alleen ging? Hij keerde als een wandelende Jood -der vrijheid, dien zijn legendarisch martelaarschap eeuwig door de -wijde wereld drijft, naar de verbanning terug. - -Toen hij om tien uur in de kleine, ingeslapen straat van zijn -gastheeren afscheid nam, stonden er tranen in zijn oogen. - -“Ik ben niet jong meer; ditmaal is het uit! Ik zal niet meer -terugkeeren; mijn gebeente zal daar ergens in een hoekje rusten.” - -Maar nadat hij Guillaume en Pierre liefdevol een kus op hun wangen -gedrukt had, richtte zijn ontembaar en trotsch wezen zich weer op, kon -hij een laatsten kreet van hoop niet onderdrukken. - -“Kom, wie weet, morgen is het misschien reeds de dag van den triomf. De -toekomst behoort aan hem, die haar maakt en haar verwacht!” - -Hij was reeds lang uit het gezicht verdwenen, toen zij nog zijn -krachtigen, flinken stap langzaam hoorden wegsterven in de verte, in -den helderen nacht. - - - - - - - - -VIERDE BOEK. - - -I. - -Het was een zachte ochtend in het laatst van Maart, toen Pierre met -zijn broer Guillaume het kleine huisje te Neuilly verliet, om met hem -naar Montmartre te gaan. Zijn hart kromp ineen bij de gedachte, dat hij -alleen terugkeeren en weer in zijn wanhoop en in zijn Niet terugzinken -zou. Hij had niet geslapen, een radelooze bitterheid vervulde hem; maar -hij verborg zijn smart en dwong zich tot een glimlach. - -Toen de twee broers zagen, dat het zulk mooi en lekker weer was, -besloten zij te voet te gaan; een lange wandeling over de -buitenboulevards. Het sloeg negen uur. Pierre vond het heerlijk zijn -ouderen broeder, die één en al opgewektheid was bij de gedachte aan de -verrassing, die hij den zijnen als bij den terugkeer van een reis -bereidde, naar huis te vergezellen. Guillaume had de zijnen niet -gewaarschuwd, doch hun slechts van tijd tot tijd geschreven hoe het met -hem ging. Uit voorzichtigheid en zijn verlangen eerbiedigend, waren -zijn zoons hem niet komen opzoeken; en ook het jonge meisje, waarmede -hij trouwen zou, had verstandig, kalm en bescheiden gewacht. - -Toen zij de zonnige hellingen van Montmartre beklommen hadden, ging -Guillaume, die een sleutel had, eenvoudig en zacht naar binnen. Het -kleine huisje op de place du Tertre scheen in een diepen vrede te -sluimeren en Pierre vond het juist zoo terug als hij het bij zijn -eerste en eenig bezoek gezien had: stil, glimlachend en badend in een -eindelooze teederheid. Eerst had men de smalle gang, die door den -rez-de-chaussée liep, om een uitzicht te geven op den onmetelijken -horizont van Parijs. Dan kwam de tuin, die tot twee pruimeboomen en een -boschje seringen, waaraan nu jonge blaadjes vroolijk lachten, -ingekrompen was, en ditmaal zag Pierre drie fietsen tegen de -pruimeboomen staan. Ten slotte het groote, vroolijke werkvertrek, -waarin het heele gezin leefde en welks ramen de dakenzee beheerschte. - -Guillaume was, zonder iemand gezien te hebben, bij het atelier gekomen. -Vroolijk bracht hij zijn vinger aan zijn lippen. - -“Nou zal je eens wat zien, beste Pierre.” - -De deur ging geruischloos open en zij bleven even op den drempel staan. -Alleen de drie zoons waren er. Thomas was met een perforeermachine -bezig en maakte tallooze gaten in een kleine koperen plaat. In den -anderen hoek, voor de glazen deur, zaten François en Antoine aan hun -groote tafel, de een in een boek verdiept, terwijl de andere met zijn -graveerstift aan een houtsnede bezig was. Vroolijk vielen de -zonnestralen binnen en speelden tusschen het pêle-mêle van het vertrek, -waarin zooveel verschillend werk en zooveel verschillende werktuigen -opgehoopt waren, te midden waarvan de werktafel van de beide vrouwen -met een heerlijken ruiker nagelbloemen versierd was. In de diepe -aandacht der drie jonge mannen, in de religieuze stilte hoorde men -niets dan het zachte krassen der machine bij ieder gat, dat de oudste -boorde. - -Maar hoewel Guillaume zich op den drempel niet bewoog, ging er toch een -rilling, een plotselinge waarschuwing door het vertrek. De drie zoons -keken als door een ingeving tegelijk op en met denzelfden kreet en met -dezelfde geestdrift vlogen zij hem om zijn hals. - -“Vader!” - -Gelukkig drukte hij ze aan zijn borst en gaf hun een kus. Dat was -alles: geen verdere sentimentaliteiten, geen nuttelooze woorden. Het -was alsof hij den vorigen avond uitgegaan was en nu, na wat langer dan -gewoonlijk opgehouden te zijn, weer thuiskwam. Glimlachend keek hij hen -aan, terwijl zij hem eveneens aankeken en ook glimlachten. Maar dat -drukte al hun liefde, de volkomen overgave voor eeuwig uit. - -“Kom toch binnen, Pierre, en geef dien kerels een hand!” - -De priester was verlegen en zich niet op zijn gemak gevoelend, bij de -deur blijven staan. Zijn drie neven schudden hem hartelijk de hand, dan -echter ging hij, daar hij niet goed wist wat hij doen moest, voor het -raam zitten. - -“Nu jongens, waar is Grootmoeder en waar is Marie?” - -Grootmoeder was juist naar haar kamer gegaan en het jonge meisje had -het plotseling in haar hoofd gekregen zelf op de markt inkoopen te -doen. Dat was een van haar grootste genoegens; zij beweerde, dat zij -alleen versche eieren en boter, die naar hazelnoten rook, koopen kon. -Bovendien bracht zij dikwijls wat lekkers of bloemen mede, blij, dat -zij kon laten zien wat een goede huisvrouw zij was. - -“Zoo, en gaat alles goed, jongens?” vroeg Guillaume verder. “Zijn -jullie tevreden? Schiet het werk op?” - -Hij deed aan ieder afzonderlijk een korte vraag, als iemand, die -dadelijk weer in zijn dagelijksche gewoonten thuis is. Thomas, wiens -goedig gezicht straalde, vatte in enkele zinnen zijn nieuwe proeven -omtrent den nieuwen motor samen, waarvan hij zeker was hem thans -gevonden te hebben. François, nog steeds druk bezig met de studies voor -zijn examen, vertelde schertsend van den grooten hoop stof, dien hij -nog in zijn hersens moest opstapelen. Antoine liet hem de houtsnede -zien, die hij bijna klaar had: zijn vriendinnetje Lise, de zuster van -den beeldhouwer Jahan, die in een tuin in de zon zat te lezen. Al -pratend waren de drie jongens weer naar hun plaatsen gegaan en -hervatten heel natuurlijk, tengevolge van de sterke tucht, die van den -arbeid hun leven zelf gemaakt had, hun werk. - -“Nou jongens, ik heb ook den tijd, dat ik op bed liggen moest, niet -nutteloos voorbij laten gaan. Ik heb zelfs een heeleboel aanteekeningen -gemaakt.” - -“Wij zijn te voet gekomen, maar een rijtuig zal dat alles met de -kleeren en het linnengoed, die Grootmoeder mij gestuurd heeft, -brengen... Wat ben ik blij alles hier weer terug te vinden! Wat zullen -we weer werken!” - -Reeds zat hij weer in zijn eigen hoekje. Tusschen de smidse en het raam -was een groote ruimte voor hem gereserveerd; daar waren zijn vitrines -en planken, die vol stonden met allerlei toestellen, zijn oventje en -zijn lange tafel, waarvan hij het einde gebruikte als bureau. Reeds nam -hij weer bezit van die wereld, zijn blikken gingen, gelukkig alles weer -in orde terug te vinden, van het een naar het ander, zijn handen -zochten, raakten de voorwerpen aan, als had hij, evenals zijn drie -zoons, haast weer aan het werk te gaan. - -Maar op dat oogenblik riep Grootmoeder, die boven aan de trap ernstig, -kalm en rechtop in haar eeuwige zwarte japon stond: - -“Ben jij daar, Guillaume? Wil je even boven komen?” - -Hij ging naar boven, want hij begreep, dat zij hem op de hoogte -brengen, hem geruststellen, hem dadelijk alles zeggen wilde, wat zij -onder vier oogen te zeggen had. Het ging om het vreeselijke geheim, dat -alleen tusschen hen bestond, het eenige, wat zijn zoons niet wisten, -datgene wat hem met angst gemarteld had, toen hij na den aanslag bang -was, dat het ontdekt en bekend worden zou. Boven in de kamer liet zij -hem naast het bed de geheime bergplaats zien, waarin de patronen van -het nieuwe kruit en de plannen voor de verschrikkelijke -vernietigingsmachine bewaard werden. Hij vond ze terug zooals hij ze -achtergelaten had; om ze aan te raken, had men de oude vrouw moeten -dooden of met haar het huis in de lucht laten vliegen. Op haar kalme, -heldhaftige manier gaf zij hem den sleutel terug, dien hij haar den -ochtend na zijn verwonding door Pierre had laten brengen. - -“Je was toch niet ongerust, wel?” - -“Alleen ongerust dat de politie u zou kunnen brutaliseeren... U bent de -hoedster en u zoudt mijn werk voltooien, als ik sterven mocht!” - -Intusschen voelde Pierre, die nog steeds beneden voor het raam zat, -zijn verlegenheid toenemen. O, zeker, allen kwamen hem in dit huis met -liefdevolle sympathie tegemoet—maar waarom scheen het hem dan toe, -alsof de dingen en de menschen zelf, ondanks hun goeden wil, hem -vijandig bleven. En hij vroeg zich af wat er te midden van deze -werkers, die allen door een geloof staande gehouden werden, worden -moest van hem, van hem, die aan niets meer geloofde, die niets deed. -Het zien van die zoo ijverig, zoo vroolijk aan hun werk bezige broeders -vervulde hem met een soort toornige geprikkeldheid, die door het -binnenkomen van Marie nog erger werd. - -Met haar mandje met inkoopen aan haar arm kwam zij, zonder hem te zien, -binnen en zag er in den glans van haar jeugd, met haar slanke taille en -haar breede borst zóó vroolijk en zóó overstroomend van gezondheid uit, -dat men gedacht zou hebben, dat een zonnige lente-ochtend met haar -binnenkwam. Haar rose gezichtje, haar fijne neus, haar groot, -intelligent voorhoofd haar volle, goedige mond straalde onder haar -donkere lokken. Haar bruine oogen lachten in een voortdurenden jubel -van gezondheid en kracht. - -“Jongens, jullie moesten eens weten wat ik allemaal gekocht heb... Komt -eens kijken! Ik heb de mand niet in de keuken willen uitpakken.” - -Zij hield niet op vóór zij om de mand, die zij op tafel gezet had, -kwamen staan. - -“In de eerste plaats boter. Nou, ruikt die naar hazelnoten of niet? Die -maken ze apart voor mij... En dan eieren. Gisteren gelegd, op mijn -woord van eer. En dit zelfs vandaag pas... En dan coteletten. Prachtig, -hè? De slager doet er speciaal zijn best op, als ik ze kom halen!—En -dan nog een roomkaas, maar van echte room, een prachtstuk!—En -eindelijk, als verrassing, radijsjes, mooie, kleine, roode radijsjes. -Radijsjes in Maart! Luxe gewoon!” - -Zij triompheerde als een goede huisvrouw, die de waarde der dingen kent -en op het lyceum Fénelon een heelen kook- en huishoudcursus gevolgd -had. De drie broers lachten met haar mede en maakte haar een -complimentje. - -Maar plotseling zag zij Pierre. - -“Wat, zit u daar, mijnheer de abbé? Neem me niet kwalijk, maar ik had u -heusch niet gezien... En hoe is het met Guillaume? Komt u nieuws -brengen?” - -“Maar vader is teruggekomen!” zeide Thomas. “Hij is boven bij -Grootmoeder.” - -Verschrikt legde zij haar inkoopen weer in de mand. - -“Guillaume weer thuis! Guillaume weer thuis!... En dat zeg je me nou -pas! En je laat mij eerst mijn mand uitpakken! Een mooie boel, om zoo -te staan pochen op mijn boter en eieren, terwijl Guillaume weer thuis -is!” - -Juist op dat oogenblik kwam deze met Grootmoeder naar beneden. Vroolijk -liep zij naar hem toe, liet zich twee stevige zoenen op haar beide -wangen geven, legde dan haar handen op zijn schouders, keek hem lang -aan en zeide met een eenigszins bevende stem: - -“Ik ben blij, erg blij je weer terug te zien, Guillaume... Nu mag ik -het wel zeggen, ik ben erg bang geweest, dat ik je zou moeten -verliezen.” - -En hoewel zij nog steeds lachte, kwamen er twee tranen in haar oogen. -Ook hij was zeer ontroerd en fluisterde, terwijl hij haar weer kuste: - -“Lieve Marie... Wat ben ik gelukkig! Ik vind je weer zoo mooi en zoo -lief terug!” - -Pierre, die ze aankeek, vond hen koel. Blijkbaar had hij van -verloofden, die een ongeluk zoo kort vóór hun huwelijk langen tijd -gescheiden had, meer tranen, een hartstochtelijker omhelzing verwacht. -Ook het groote verschil in leeftijd hinderde hem, hoewel zijn broer er -toch nog flink en jong uitzag. Neen, het moest het jonge meisje zijn, -dat niet in zijn smaak viel. Zij was te gezond, te kalm. Sedert zij -binnen was, voelde hij zijn verlegenheid, zijn lust om weg te gaan en -niet meer terug te komen, grooter worden. Het gevoel, dat hij zoo heel -anders dan zij, dat hij een vreemdeling in het huis van zijn broeder -was, deed hem pijn. Hij stond op, wilde weggaan, onder voorwendsel, dat -hij nog een boodschap in Parijs moest doen. - -“Wat, wil je niet bij ons blijven dejeuneeren?” riep Guillaume verbaasd -uit. “Dat hadden we toch afgesproken. Neen, dat verdriet zal je me toch -niet aandoen... Voortaan, broertje, is dit huis het jouwe.” - -Ook al de anderen verzetten zich tegen zijn vertrek en drongen er -hartelijk op aan, dat hij zou blijven, zoodat hij toegeven moest en -weer op zijn stoel ging zitten, waar hij weer in zijn zwijgende -verlegenheid terugviel en naar deze familie, die de zijne was, maar van -wie hij zich toch zoo ver verwijderd gevoelde, keek en luisterde. - -Het was even over elven. Door vroolijk gebabbel onderbroken, werd het -werk voortgezet, toen een der beide dienstmeisjes de mand met inkoopen -kwam halen. Marie drukte haar op het hart haar te roepen voor de zachte -eieren, want zij liet er zich op voorstaan een prachtig recept te -hebben, waardoor zij ze juist zoo kon koken, dat het wit een -roomachtige melk bleef. Dat gaf François aanleiding tot een paar -grappen; hij plaagde haar dikwijls met al die mooie dingen, die zij op -het lyceum Fénelon had geleerd, waarop haar vader haar op haar twaalfde -jaar na den dood van haar moeder gedaan had. Maar zij bleef het -antwoord niet schuldig, lachte op haar beurt over de uren, die hij zelf -op de École Normale met paedagogische onzinnigheden verspilde. - -“O jullie groote kinderen,” zeide zij, zonder met haar borduurwerk op -te houden; “het is grappig; jullie bent toch alle drie intelligente -jongens met een breeden blik, en toch kunnen jullie het in den grond -der zaak niet goed zetten, dat een meisje zooals ik net als jullie op -een lyceum gestudeerd heeft. De strijd tusschen de seksen, een -concurrentiequaestie, niet?” - -Zij protesteerden, bezwoeren, dat zij niets liever wilden dan goed -onderwijs voor meisjes. Dat wist zij zelf ook heel goed; zij vond het -alleen leuk hen te plagen. - -“Neen, neen, in dat opzicht zijn jullie heel achterlijk... Ik weet heel -goed, wat men in welmeenende burgerlijke kringen aan de meisjeslycea -verwijt. In de eerste plaats is het onderwijs daar volkomen wereldlijk, -en dat valt in het geheel niet in den smaak der families, die voor -meisjes het godsdienstonderwijs als een moreele verdediging -noodzakelijk achten. Verder wordt het onderwijs er steeds -democratischer; dank zij het gratis toelaten van leerlingen, wat zeer -vrijgevig geschiedt, komen er meisjes uit alle kringen, zoodat de -dochter van de mevrouw op de eerste verdieping en die van de conciërge -er elkaar vinden en vriendschappelijk met elkaar omgaan. Ten slotte -geraakt men er los van den huiselijken haard, wordt een steeds grootere -speelruimte gegeven aan het initiatief, terwijl al die overladen -programma’s en al die kennis, die bij het examen geëischt wordt, -ongetwijfeld een emancipatie van het jonge meisje, een stap nader tot -de toekomstige vrouw, tot de toekomstige maatschappij beteekenen, -waarnaar jullie allen immers zoo verlangt!” - -“Natuurlijk, daar zijn we het allen over eens!” riep François. - -Zij maakte een aardig gebaar en ging kalm voort. - -“Ik maak maar gekheid... Jullie weet, dat ik maar een eenvoudig meisje -ben en niet zoo veel verlang als jullie! O, die eischen en die rechten -der vrouw! Het is immers heel duidelijk, zij heeft alle rechten, zij is -de gelijke van den man, in zooverre de natuur dat toelaat! De eenige -moeilijkheid bestaat hierin: elkander te begrijpen en lief te hebben... -Dat neemt niet weg, dat ik heel blij ben te weten wat ik weet. O, ik -zeg het zonder eenige pedanterie, alleen maar omdat ik me verbeeld, dat -dit me zoo gezond gemaakt heeft, mij lichamelijk en geestelijk een -steun in het leven geeft.” - -Wanneer zij die oude herinneringen aan het lyceum Fénelon ophaalde, -ging zij er geheel in op met een vuur, waarin haar ijver, haar gestoei -gedurende de vrije uren, haar dolle streken met haar vriendinnen -herleefden. Van de vijf meisjeslycea te Parijs was het lyceum Fénelon -het eenige, dat veel leerlingen telde en wel voornamelijk dochters van -ambtenaren en vooral van onderwijzeressen, die zichzelf voor het -onderwijs wilden bekwamen. Deze gingen, na het lyceum afgeloopen te -hebben, haar einddiploma halen aan de École Normale te Sèvres. Maar -Marie voelde ondanks haar uitstekende studiën in het geheel geen -roeping voor onderwijs geven, en later, toen haar vader geruïneerd en -schulden nalatend stierf en zij een oogenblik lang zonder middelen van -bestaan op straat kwam te staan, had Guillaume haar tot zich genomen en -niet gewild, dat zij overal en nergens les ging geven. Zij borduurde -prachtig en stond er hardnekkig op, zelf geld te verdienen, om van -niemand iets behoeven over te nemen. - -Glimlachend had Guillaume, zonder zich in het gesprek te mengen, -geluisterd. Hij had haar lief leeren krijgen om haar vrijmoedigheid, -haar rechtschapenheid, haar mooie evenwicht, dat haar groote, krachtige -bekoring vormde. Zij wist alles, en al mocht zij daardoor de poëzie van -het onwetende, schuchtere jonge meisje verloren hebben, zij had -daardoor een werkelijke rechtschapenheid van geest en hart, een -volmaakte onschuld, die zich voor niets schaamde, zonder eenige -huichelachtige achterhoudendheid, zonder verborgen, door het -geheimzinnige geprikkelde perversiteit gewonnen. En bij haar heerlijke, -rustige gezondheid had zij een zóó kinderlijke kuischheid behouden, dat -nog dikwijls ondanks haar zes-en-twintig jaar het bloed haar naar de -wangen steeg, zij van die vuurroode kleuren kreeg, welke haar zoo -wanhopig maakten. - -“Lieve Marie,” zeide Guillaume; “je ziet wel, dat de kinderen een -grapje maken. Maar jij hebt gelijk... Jouw zachte eitjes zijn de -lekkerste van de heele wereld.” - -Hij had het met zulk een liefdevolle teederheid gezegd, dat het jonge -meisje, zonder dat er eenige reden voor was, vuurrood werd. Zij voelde -het zelf en bloosde nog meer. En toen de drie jongens haar ondeugend -aankeken, werd zij boos op zichzelf. - -“Het is belachelijk, dat zoo’n oude jongejuffrouw als ik nog bloost, -vindt u ook niet, mijnheer de abbé?” vroeg zij, zich tot Pierre -wendend. “Zou je niet zeggen, dat ik heel wat verkeerds gedaan heb? Die -jongens plagen me alleen, om me een kleur te laten krijgen... Het helpt -niets, al verzet ik me er nog zoo tegen; ik weet niet waar het vandaan -komt, maar ik kan er niets tegen doen.” - -Grootmoeder keek op van het hemd, dat zij bezig was te verstellen. - -“Het is niets erg, beste meid,” zeide zij. “Het is het hart, dat naar -je wangen stijgt, opdat men het zien kan.” - -Het dejeuner-uurtje naderde. Ze besloten de tafel in het atelier te -dekken, wat meermalen gebeurde wanneer er een gast was. De eieren, die -het jonge meisje zelf onder een servet uit de keuken gehaald had, -werden heerlijk gevonden. Ook de radijsjes en de boter vielen goed in -den smaak. Na de coteletten was er geen ander dessert dan de roomkaas, -maar het was een roomkaas, zooals nog nooit iemand er een gegeten had. -En voor hun oogen hadden zij Parijs, dat zich in zijn vreeselijk -gebruis onmetelijk van het eene einde van den horizont naar het andere -uitstrekte. - -Pierre had al zijn krachten ingespannen om vroolijk te zijn. Maar -weldra was hij weer in zijn zwijgen teruggevallen. Guillaume, die de -drie fietsen buiten had zien staan, vroeg aan Marie hoe ver zij dien -ochtend gereden had. François en Antoine waren met haar den kant van -Ogremont uit geweest, maar het vervelende was, dat zij altijd weer de -fietsen den heuvel op moesten duwen. Zij lachte erom en zeide, dat zij -daardoor lekker en zonder booze droomen sliep. De fiets bezat in haar -oogen alle mogelijke deugden; en toen Pierre haar verbaasd aankeek, -beloofde zij, dat zij hem haar denkbeelden daaromtrent wel eens zou -uiteenzetten. Van nu af bleef de fiets het onderwerp van het gesprek -uitmaken. Thomas verklaarde de laatste verbeteringen, die aan de -machines van de fabriek Grandidier aangebracht waren. Hij zelf zocht -naar een mechanisme, waarmede men onder het rijden op eenvoudige en -praktische wijze de versnelling zou kunnen veranderen. - -Grootmoeder, die steeds met de kalmte van een koningin-moeder aan de -tafel zat, boog zich naar Guillaume toe en fluisterde hem iets in. -Pierre begreep, dat zij over zijn huwelijk sprak, waarvan de op einde -April vastgestelde datum natuurlijk verzet moest worden. Dit zoo -verstandige huwelijk, dat het geluk van het geheele huis scheen te -moeten verklaren, was een beetje het werk van haar en van haar drie -zoons, want de vader zou nooit naar de stem van zijn hart geluisterd -hebben, wanneer de vrouw, die hij in de familie bracht, zich niet reeds -daarin bevonden had, niet reeds als zoodanig erkend en geliefd was. Nu -scheen om alle mogelijke redenen de laatste week van Juni een goede -datum. - -Marie hoorde het en keerde zich vroolijk om. - -“Jij vindt het eind van Juni ook toch goed, lieve kind?” vroeg -Grootmoeder. - -Pierre verwachtte een diepen blos op de wangen van het jonge meisje te -zullen zien komen. Maar zij bleef heel kalm, zij voelde voor Guillaume -een groote toegenegenheid, een onbegrensde dankbaarheid en was er zeker -van, dat zij door dit huwelijk iets verstandigs en goeds deed voor -zichzelf en voor de anderen. - -“Prachtig, einde Juni,” herhaalde zij. “Ik vind het uitstekend.” - -De zoons hadden het ook begrepen en vergenoegden er zich mede te -knikken, om hun instemming te kennen te geven. - -Toen ze van tafel opgestaan waren, wilde Pierre beslist weggaan. Waarom -deed dit in zijn eenvoud zoo hartelijk dejeuner, deze familie, die zoo -gelukkig was den vader weer in haar midden te hebben, en voor alles dit -vreedzame, het leven zoo toelachende jonge meisje hem zoo’n pijn? Hij -gaf weer als voorwendsel, dat hij boodschappen in Parijs had. Dan -drukte hij de handen, die de drie jongens hem toestaken, ja zelfs die -van Grootmoeder en Marie, die beiden even hartelijk, maar over zijn -haastig vertrek eenigszins verbaasd waren. Nadat Guillaume nog vergeefs -getracht had hem te doen blijven, ging hij met hem mede. In den tuin -bleef hij echter staan, om Pierre tot een verklaring te dwingen. - -“Wat heb je? Waarom loop je weg?” - -“Ik heb niets, heusch niet. Ik heb een paar dringende boodschappen, dat -is alles!” - -“Neen, laat dat voorwendsel nu maar achterwege... Niemand heeft je toch -iets onaangenaams gezegd of je gekwetst. Zij zullen heel gauw even veel -van je houden als ik van je houd.” - -“Daaraan twijfel ik geen oogenblik, ik beklaag me over niemand... De -eenige, over wien ik zou kunnen klagen, ben ik zelf.” - -“Jongen, wat doe je me een verdriet!” zeide Guillaume ontroerd en met -een wanhopig gebaar. “Ik zie heel goed in, dat je wat voor mij -verborgen houdt. Bedenk toch, dat we nu weer broers zijn, dat we weer -even veel van elkaar houden als vroeger, toen ik in je wieg met je -speelde. Ik ken je, ik ken je ongeluk en je marteling, want je hebt -alles voor mij opgebiecht. En ik wil niet, dat je lijdt, ik wil je -genezen.” - -Toen Pierre hem zoo hoorde spreken, voelde hij zijn hart opzwellen en -kon hij zijn tranen niet inhouden. - -“Neen, neen, je moet mij aan mijn lijden overlaten. Daarvoor is geen -genezing. Je kan niets voor mij doen; ik sta buiten de natuur, ik ben -een monster.” - -“Wat zeg je daar? Kan je dan niet in de natuur terugkeeren, zelfs als -het waar is, dat je daar uitgetreden bent... Ik wil niet, dat je je -weer gaat opsluiten in dat eenzame kleine huisje, waar je je door het -herkauwen van je Niets krankzinnig maakt. Kom je dagen bij ons -doorbrengen, dan kunnen wij je weer den levenslust teruggeven.” - -O, welk een ijskoude rilling doorhuiverde hem bij de gedachte, dat hij -weer alleen zou zijn in dat kleine, leege huisje zonder zijn broer, van -wien hij zooveel was gaan houden en met wien hij zulke prettige dagen -doorgebracht had! In welk een eenzaamheid, in welk een kwelling zou hij -er weer terugvallen na die enkele weken van heerlijk samenleven, -waaraan hij al zoo gewend geraakt was. Maar zijn smart werd er slechts -te grooter door; een bekentenis viel van zijn lippen. - -“Hier leven! Bij jullie leven! Neen, dat is mij niet mogelijk... Waarom -dwing je me te spreken, je te zeggen waarvoor ik mij zoo schaam en dat -ik zelf niet begrijp? Sinds vanochtend vroeg heb je wel gezien, dat ik -hier bij jullie lijd; dat komt ongetwijfeld, omdat jullie werkt en ik -niets doe, omdat jullie elkaar lief hebt, omdat jullie gelooft in je -arbeid, terwijl ik niets heb om lief te hebben of in te gelooven... Ik -voel me niet op mijn gemak bij jullie, zoodat het niet anders kan, of -ik moet jullie op mijn beurt hinderen. Zelfs prikkelt jullie mij, ik -zou jullie zelfs ten slotte gaan haten. Je ziet wel, dat er niets goeds -meer in mij overblijft, dat alles verwoest en vernield is, dat alles -dood is, dat alleen nijd en haat er weer in zouden kunnen opgroeien. -Laat mij dus naar mijn vervloekten hoek terugkeeren, waar het Niet zich -heelemaal van mij meester zal maken. Vaarwel broeder!” - -Buiten zichzelf van liefde en medelijden hield Guillaume hem bij zijn -armen vast. - -“Je zult niet weggaan. Ik wil niet, dat je weggaat, zonder mij vast -beloofd te hebben, dat je terug zult komen. Ik wil je niet voor de -tweede maal verliezen, nu ik weet, wie je bent en hoe je lijdt. Tegen -je eigen wil in, als het moet, zal ik je redden, zal ik je van de -marteling van je twijfel genezen, o, zonder zedepreeken tegen je te -houden, zonder je eenig geloof op te dringen, maar eenvoudig door het -leven, dat alleen je gezondheid en hoop terug kan geven, zijn gang te -laten gaan. Ik smeek je, Pierre, ik smeek het je in den naam van onze -liefde, kom weer terug, kom dikwijls terug, om hier je dag door te -brengen. Je zult zien, dat je, wanneer je je een taak gesteld hebt en -in den familiekring werkt, je je nooit zoo ongelukkig voelt. Een taak -van welken aard dan ook en de een of andere groote liefde—het leven -aanvaarden, leven en liefhebben!” - -“Waarom?” prevelde Pierre bitter. “Ik heb geen taak meer en kan niet -meer liefhebben.” - -“Nu, dan zal ik je een taak geven, en zoodra de liefde terugkomt, zal -je weer liefhebben. Zeg ja, Pierre, zeg ja!” - -En toen hij zag, dat zijn smart nog niet week, dat hij er hardnekkig -bij bleef hem te verlaten en zich te vernietigen, ging hij door. - -“O, ik beweer volstrekt niet, dat alles in de wereld naar wensch gaat, -dat er alleen maar vreugde, waarheid en gerechtigheid is... Je kan je -niet voorstellen bijvoorbeeld, hoe de geschiedenis van dien -ongelukkigen Salvat mij met woede en verzet vervult. Hij is strafbaar, -o zeker, maar hoeveel verontschuldigingen zijn er niet voor zijn daad -te vinden. Wat zal men hem sympathiek voor mij maken, als men op hem de -misdaden van allen stapelt, als de politieke benden hem naar elkaar -toekaatsen, zich van hem bedienen voor de verovering van de macht. Dat -verbittert mij en ik kan je niet beloven, dat ik verstandiger zijn zal -dan jij... Maar Pierre, je moet me beloven, dat je, al doe je het -alleen maar om mij pleizier te doen, overmorgen den heelen dag bij ons -komt.” - -En toen Pierre nog zwijgen bleef: - -“Ik wil het; de gedachte, dat jij je in je hol als een gewond dier -martelt, kan ik niet verdragen... Ik wil je genezen, ik wil je redden.” - -Weer waren tranen in de oogen van Pierre gekomen en hij zeide met een -oneindige troosteloosheid: - -“Dwing mij niet om iets te beloven... Ik zal trachten mezelf te -overwinnen.” - -Welk een vreeselijke week had Pierre in het kleine, donkere en ledige -huisje. Zeven dagen lang begroef hij zich daar en martelde zichzelf in -wanhoop, dat hij zijn ouderen broer, dien hij weer met zijn geheele -ziel was gaan lief hebben, niet meer voortdurend bij zich had. Nooit -nog had hij, sedert de twijfel zijn hart ledig maakte, zijn alleen zijn -zoo sterk gevoeld. Telkens weer stond hij op het punt naar Montmartre -te gaan; daar waren, zooals hij onbestemd voelde, liefde, waarheid en -leven. Maar telkens hield een onbehaaglijk gevoel, datzelfde gevoel, -dat zich reeds eenmaal van hem meester gemaakt had en uit vrees en -schaamte bestond, hem tegen. Zou hij, de priester, de ontmande, de uit -de gemeenschappelijke liefde en arbeid gebannene, zou hij daar onder -die natuurlijke, vrije en gezonde wezens iets anders kunnen vinden dan -lijden en pijn? Hij riep de schimmen van zijn vader en zijn moeder, die -door de verlaten kamers dwaalden, op, deze nog altijd, zelfs na hun -dood, strijdende schimmen, die hij meende te hooren jammeren, alsof zij -hem smeekten hen in hem te verzoenen, wanneer hij voor zichzelf vrede -zou vinden. Wat moest hij doen? Moest hij met hen weenen, met hen zich -aan wanhoop overgeven? Of moest hij daarginds de genezing zoeken gaan, -waardoor zij eindelijk de sluimering van het graf zouden vinden, -gelukkig te kunnen slapen, als hij gelukkig leefde. En op een morgen -scheen het hem, toen hij wakker werd, alsof zijn vader hem glimlachend -daarheen zond, terwijl zijn moeder hem met haar groote zachte oogen, -waarin de smart van hem een slecht priester gemaakt te hebben week voor -den drang, om hem aan het leven der gemeenschap terug te geven, -aanmoedigend aankeek. - -Dien dag redeneerde Pierre niet verder, maar nam een rijtuig en gaf den -koetsier het adres, om zeker te zijn niet te weifelen en onderweg weer -om te keeren. Toen hij dan, als in een droom, weer in het atelier -stond, waar hij hartelijk ontvangen werd door Guillaume en diens drie -zoons, was hij getuige van een scène, die hem diep trof en een groote -verlichting was voor zijn smart. - -Bij zijn komst was Marie blijven zitten en had hem nauwelijks gegroet; -zij zag bleek en een groote rimpel groefde zich over haar voorhoofd. -Grootmoeder was ook heel ernstig en zeide, terwijl zij haar aankeek: - -“Neem haar niet kwalijk, mijnheer de abbé, zij is niet heelemaal -toerekenbaar... Zij is boos op ons allemaal.” - -Guillaume begon te lachen. - -“O, het is zoo’n stijfkopje... Je kunt je niet voorstellen, Pierre, wat -er in dat hoofdje omgaat, wanneer je het niet eens bent met haar -opvatting van gerechtigheid. Het is een zoo hooge opvatting, dat zij -geen vergelijk duldt. Wij spraken daarnet over dat proces, waarin de -vader alleen door de getuigenverklaring van zijn zoon veroordeeld kon -worden, en zij alleen houdt vol, dat die zoon goed gehandeld heeft, dat -men altijd en ondanks alles de waarheid zeggen moet... Wat een -verschrikkelijke officier van justitie zou zij zijn!” - -Buiten zichzelf van woede en door het glimlachen van Pierre, die haar -ongelijk gaf, nog meer geprikkeld, liet Marie zich door haar drift -medesleepen. - -“Guillaume, je bent gemeen... Ik wil niet, dat daarom gelachen wordt.” - -“Maar je lijkt wel niet wijs,” riep François uit, terwijl Thomas en -Antoine eveneens lachten. “Vader en ik verdedigen slechts een stelling -van menschelijkheid en wij respecteeren en eerbiedigen de gerechtigheid -even goed als jij.” - -“Het gaat hier niet om menschelijkheid, alleen om gerechtigheid. Wat -recht is, is recht, ondanks alles, zelfs al moest de wereld daardoor -ten gronde gaan.” - -Toen Guillaume nogmaals trachtte haar te overtuigen, sprong zij -plotseling bevend op en begon in haar woede te stamelen: - -“Neen, neen, jullie bent allemaal slecht, jullie wilt me allemaal -beleedigen... Ik ga liever naar mijn kamer.” - -Vergeefs trachtte Grootmoeder haar tegen te houden. - -“Kind, kind, denk toch eens na; het is heel leelijk van je. Je zult er -spijt van hebben.” - -“Neen, neen, jullie bent niet rechtvaardig, ik heb te veel verdriet.” - -Driftig ging zij naar haar kamer. Het gaf een heele consternatie. -Dergelijke tooneelen kwamen meer voor, maar zelden zoo heftig. -Guillaume verweet zich dadelijk, dat hij het spelletje te ver gedreven -had, vooral door haar te plagen, want ironie kon zij niet verdragen. -Hij vertelde aan Pierre, dat zij in haar jeugd dikwijls van die -woede-aanvallen gehad had, wanneer zij iets onrechtvaardigs zag. Zooals -zij later uitlegde, was het een onweerstaanbare kracht, die haar -medesleurde en razend maakte. Tegenwoordig nog was zij bij dergelijke -dingen eigenzinnig en twistziek. Zij schaamde er zich over, want zij -voelde heel goed, dat zij daardoor dikwijls onverdragelijk en voor -gezelschap ongeschikt werd. - -Inderdaad kwam zij een kwartier later weer uit eigen beweging beneden; -zij had een hoogroode kleur, maar bekende dapper haar ongelijk. - -“Wat ben ik belachelijk, hè, en hoe slecht, terwijl ik de anderen -verwijt slecht te zijn... Mijnheer de abbé zal een mooi idee van mij -krijgen.” - -“U vergeeft het me, niet Grootmoeder?” vroeg zij en gaf haar een zoen. -“Ja, nu mag François lachen en Thomas en Antoine ook. Zij hebben -gelijk, ik verdien niets beters!” - -“Arme Marie,” zeide Guillaume liefdevol; “dat komt ervan, als je in het -absolute leeft... Jij, die in alles zoo evenwichtig, zoo redelijk en -verstandig bent, omdat je het relatieve der dingen aanvaardt en van het -leven niets anders vraagt dan wat het geven kan, verliest alle -redelijkheid en alle evenwicht, zoodra je in die absolute voorstelling -opgaat, welke jij je van de gerechtigheid maakt... Maar wie van ons -zondigt niet op die wijze?” - -“Dat heeft tenminste het voordeel, dat ik niet volmaakt ben,” schertste -Marie, nog steeds verlegen. - -“Zeker, en daarom houd ik nog meer van je.” - -Dat zou Pierre eveneens graag uitgeschreeuwd hebben. Dit tooneel had -hem diep getroffen, zonder dat hij alles, wat het in hem wakker maakte, -nog duidelijk begrijpen kon. Kwamen de martelingen, waaronder hij leed, -ook niet voort uit dat absolute, waarin hij leven wilde, het absolute, -dat hij tot nog toe van menschen en dieren geëischt had? Hij had het -volkomen geloof gezocht en hij had zich uit wanhoop in het volkomen -loochenen geworpen. En was die hautaine houding, welke hij ondanks de -ineenstorting van alles was blijven aannemen, die roep van een vroom en -heilig priester, dien hij zich verworven had, terwijl slechts het Niet -in hem woonde, was dat niet wederom een verkeerd verlangen naar het -absolute, was dat niet de romantische pose van zijn verblinding en van -zijn hoogmoed? - -Toen zijn broeder zooeven Marie prees, dat zij van het leven niets -vroeg dan wat het geven kon, was het hem voorgekomen alsof die woorden -als een raadgeving tot hem gericht werden en als een frissche ademtocht -der natuur over zijn gelaat streken. Maar dat alles was nog zoo -verward; het eenige, wat hem werkelijk vreugde bracht, was de toorn, -waarin hij het jonge meisje gezien had, de dwaling, die haar nader tot -hem bracht en die haar af deed dalen van het hooge voetstuk van -volmaaktheid, die hem onbewust lijden deed. Welk gevoel was hier in hem -werkzaam? Hij gaf er zich geen rekenschap van. Dien dag praatte hij -enkele oogenblikken met haar en vond haar, toen hij wegging, goed en -menschelijk. - -Twee dagen later reeds was Pierre den geheelen middag in het groote, -zonnige atelier. Sedert hij zich zijn niets-doen bewust geworden was, -verveelde hij zich erg en begon slechts daar tusschen die zoo vroolijk -werkende familie afleiding te vinden. Zijn broeder gaf hem een standje, -dat hij niet was komen dejeuneeren, en hij moest beloven den volgenden -dag vroeg genoeg te zullen komen om mede te kunnen eten. Nadat er een -week verstreken was, bestond er tusschen hem en Marie een goede, -kameraadschappelijke verhouding, waarin geen spoor meer was te -ontdekken van de vijandelijkheid, die hen in den beginne tegen elkaar -had doen botsen. De gedachte aan dien priester in zijn soutane hinderde -haar in het geheel niet, want in haar rustig atheïsme was zij nooit op -het denkbeeld gekomen, dat een priester een wezen afzonderlijk zijn -kon. En juist die zusterlijke ontvangst van haar, alsof hij een gewone -jas gedragen, hetzelfde leven geleid, dezelfde denkbeelden gehad had -als zijn groote neven, zonder dat iets hem van andere mannen -onderscheidde, verwonderde en verrukte hem. Maar wat hem nog meer -verbaasde was het zwijgen, dat zij over godsdienstige quaesties -bewaarde—de rustige en gelukkige onbezorgdheid, waarin het goddelijke, -het hiernamaals, dat angstaanjagende gebied van het mysterie, waardoor -hij zelf zich in zoo’n smartvollen doodsstrijd voortsleepte, haar -scheen te laten. - -Sedert hij zoo om de twee of drie dagen kwam, merkte zij heel goed, dat -hij leed. Wat had hij toch? Zij vroeg het hem als een goede vriendin; -en toen zij slechts ontwijkende antwoorden kreeg, voelde zij, dat hier -een bloedende, zich over zichzelf schamende smart was, die het geheim, -waarin zij zich hulde, ongeneeslijk maakte. Haar vrouwlijk medelijden -ontwaakte en zij vatte een steeds grooter wordende toegenegenheid op -voor den grooten, bleeken jongeling met zijn koortsachtig brandende -oogen, die door een innerlijke marteling, waarover hij met niemand -spreken wilde, verteerd werd. Ongetwijfeld had zij Guillaume gevraagd, -waarom zijn broer zoo treurig en wanhopig was; en hij had haar een -gedeelte van het geheim toevertrouwd, opdat zij hem zou kunnen helpen -Pierre van zijn martelingen te genezen door hem weer levenslust te -geven. Hij was zoo gelukkig, dat zij met hem als met een vriend en een -broer omging. Op een avond eindelijk, toen zij vol liefde bij hem -aandrong, daar zij zag hoe een somber op Parijs nederdalende schemering -zijn oogen met tranen vulde, bekende hij haar plotseling zijn -martelingen, vertelde hij haar welk een doodelijke leegte het verlies -van zijn geloof voor altijd in hem gegraven had. O, niet meer te -gelooven, niet meer lief te hebben, niets meer te zijn dan asch, niet -te weten door welke andere zekerheid den ontbrekenden God te vervangen! - -Zij keek hem verbaasd en verbijsterd aan. Maar hij leek wel niet wijs! -En zij zeide hem dat in de verwondering en in het verzet, waartoe die -kreet van ellende haar bracht. Wat, wanhopen, niet meer gelooven, niet -meer liefhebben, omdat de hypothese van het goddelijke ineenstort? En -dat, waar toch de wijde wereld bestaat, het leven met zijn plicht om -geleefd te worden, al de wezens en al de dingen, die men liefhebben en -helpen moet, afgezien nog van den wereldarbeid, de taak, aan welker -vervulling ieder werken moet! Het was ongetwijfeld waanzin, een sombere -waanzin, en zij zwoer zichzelf een eed hem daarvan te genezen. - -Van af dat oogenblik boezemde deze vreemde jongen, dien zij eerst -ongezellig en daarna wonderlijk gevonden had, haar een diep, maar -liefdevol medelijden in. Zij was zeer zacht en vroolijk tegenover hem -en behandelde hem met al haar teere fijngevoeligheid van geest en hart. -Beiden hadden een zelfde jeugd gehad, want hun vrome moeders hadden hen -in een bekrompen godsdienstigheid opgevoed. Maar welk een verschillend -lot, welk een geheel ander leven daarna! Terwijl hij, gebonden door -zijn priestereed, tegen zijn twijfel streed, was zij na den dood van -haar moeder naar het lyceum Fénelon gegaan en daar ver van allen -godsdienst opgegroeid. Langzamerhand had zij haar eerste religieuze -indrukken volkomen vergeten. En het was voor hem een steeds -terugkeerende reden tot verbazing, dat zij op die wijze was ontsnapt -aan den angst voor het hiernamaals, welke hem juist zoo geheel en al -ten gronde gericht had. Wanneer hij in hun gesprekken zijn verbazing -daarover uitsprak, begon zij hartelijk te lachen en zeide, dat de hel -haar nooit vrees had aangejaagd, omdat zij heel goed wist, dat die niet -bestaan kon, terwijl zij er nog aan toevoegde, dat zij rustig leefde -zonder hoop in den hemel te komen en trachtte zich aan te passen aan de -noodzakelijkheden van deze aarde. Dat was misschien een quaestie van -temperament, maar ook zeker van opvoeding, want nooit was een volkomen -ontwikkeling in een krachtigeren geest, in een rechtschapener karakter -terecht gekomen. En het wonderlijke was, dat zij bij al die opgehoopte -kennis zoo vrouwlijk, zoo teer bleef zonder iets hards of manlijks. Zij -was eenvoudig door en door natuurlijk, ongedwongen en bekoorlijk. - -“O, lieve vriend,” zeide zij, “als je eens wist hoe makkelijk het mij -valt gelukkig te zijn, wanneer zij, die ik lief heb, niet al te zeer -lijden. Ik voor mij persoonlijk kan mij steeds best in het leven -schikken, ik pas mij eraan aan, werk, ben ondanks alles tevreden door -mijzelf. Verdriet heb ik feitelijk alleen om anderen gehad, want ik kan -het nu eenmaal niet helpen, maar ik wil, dat iedereen bijna even -gelukkig is... en er zijn menschen, die zich daartegen verzetten. Zoo -ben ik langen tijd arm geweest, zonder dat ik daarom ophield vroolijk -te zijn. Ik verlang niets dan de dingen, die niet te koop zijn. -Desniettemin is de ellende de grootste gruwel, een schreeuwende -onrechtvaardigheid, die mij woedend maakt. Ik kan mij begrijpen, dat -alles voor je ineenstortte, toen je de naastenliefde nutteloos en -bespottelijk ging vinden. En toch geeft zij verlichting, geven is zoo -zoet. En dan, eenmaal zal door de rede, door den arbeid, door de goede -functionneering van het leven zelf de gerechtigheid heerschen... Wat, -ben ik nu aan het preeken? En ik voel er zoo weinig voor! Het zou te -belachelijk zijn, wanneer ik jou met mijn geleerde phrases genezen -wilde. Maar toch is het waar, dat ik je van je sombere ziekte bevrijden -wil en daarom vraag ik je zoo dikwijls mogelijk bij ons te komen. Je -weet, dat het Guillaume’s lievelingswensch is. Wij zullen allemaal -zooveel van je houden, je zult zien hoe vroolijk en eensgezind wij aan -het gemeenschappelijke werk gaan, zoodat je terugkeeren zult tot de -waarheid, door met ons bij de goede natuur in de leer te gaan... Leef, -werk, heb lief, hoop!” - -Pierre glimlachte en kwam nu bijna iederen dag terug. Zij was zoo -liefdevol, wanneer zij hem zoo verstandig de les las! En zij had -gelijk: in het atelier heerschte zoo’n liefde, de vreugde om samen te -zijn, samen zich te geven aan den gezonden en waarachtigen arbeid! En -zich schamend over zijn niets doen en behoefte voelend om zijn vingers -en zijn gedachten bezig te houden, hielp hij de anderen bij hun werk, -vooral Thomas, wiens onderzoekingen op het gebied der exacte -wetenschappen hem het meest interesseerden. Hij deed over zijn soutane -een blauwe schort en maakte van af dat oogenblik deel uit van het -atelier. - -In de eerste dagen van April, op een middag, dat allen aan het werk -waren, keek Marie, die naast het werktafeltje tegenover Grootmoeder zat -te borduren, naar Parijs en uitte een kreet van bewondering. - -“O kijk eens, Parijs in dien zonneregen!” - -Pierre kwam naar het groote raam. Het was hetzelfde lichteffect, dat -hij ook bij zijn eerste bezoek gezien had. De zon, die achter dunne, -purperen wolkjes onder ging, overgoot de stad met een regen van -stralen, die aan alle kanten op de eindelooze onmetelijkheid der daken -terugkaatsten. Men had kunnen denken, dat de een of andere reusachtige, -in den gloed der zon verborgen zaaier zijn gouden zaadkorrels met -handenvol van het eene eind van den horizont naar het andere strooide. - -Hardop zeide Pierre zijn droom. - -“Parijs wordt door de zon bevrucht. Zie eens welk een akker, dien de -ploeg in alle richting omgewoeld heeft! Zie eens naar die bruine -huizen, die op aardkluiten gelijken, naar die als vorens zoo diepe en -rechte straten!” - -Marie lachte en geraakte ook in geestdrift. - -“Ja, ja, zoo is het... De zon bevrucht Parijs. Kijk eens met welk een -majestueus gebaar zij het zaad van gezondheid en licht daar in de verre -voorsteden werpt. En hoe vreemd, het is of de wijken der rijken in het -Westen als het ware in een rossigen nevel gehuld zijn, terwijl het -goede zaad als geel stof op den linkeroever in de volkrijke wijken van -het Oosten valt... En daar moet immers de oogst opkomen?” - -Allen waren dichterbij gekomen en glimlachten ingenomen om het symbool. -En inderdaad hoe meer de zon achter het net der wolken daalde, des te -meer scheen de zaaister van het eeuwige leven haar vlammen uit eigen -beweging in een rhytmische slingering, die juist de wijken van den -arbeid koos, nu hier- dan daarheen te werpen. Een handvol vuurzaad viel -op de wijk der scholen neer, en dan ging een andere handvol de wijk der -werkplaatsen en fabrieken bevruchten. - -“O,” riep Guillaume vroolijk uit; “moge de oogst snel opschieten in -deze door zoovele revoluties omgeploegde, door het bloed van zoovele -arbeiders bemeste aarde van ons groot Parijs! Alleen in dezen grond kan -de idee ontkiemen en bloeien... Ja, ja, Pierre heeft gelijk, de zon -bevrucht Parijs met de toekomstige wereld, die slechts hier ontstaan -kan.” - -Thomas, François en Antoine, die achter hun vader waren komen staan, -gaven door een hoofdknikje dezelfde overtuiging te kennen, terwijl -Grootmoeder, die ernstig in de verte staarde, de stralende toekomst -scheen te zien. - -“Een droom—en na hoeveel eeuwen werkelijkheid?” prevelde Pierre -rillend. “Wij zullen die niet meer beleven!” - -“Nu, dan de anderen!” riep Marie uit. “Is dat niet voldoende?” - -Die prachtige kreet trof Pierre diep. En plotseling herinnerde hij zich -een andere Marie, de aanbiddelijke Marie van zijn jeugd, Marie de -Guersaint, die te Lourdes genezen was en wier verlies zijn hart voor -eeuwig leeg gemaakt had. Zou de nieuwe Marie, die hem hier met een zoo -rustigen en sterken charme toelachte, de oude wond heelen? Sedert zij -zijn vriendin was, herleefde hij. - -En daar voor hen bevruchtte de zon Parijs met het levende, gouden stof -van haar stralen voor den grooten toekomstigen oogst van gerechtigheid -en waarheid. - - - - -II. - -Op een avond na een flinken werkdag raakte Pierre, die Thomas hielp, -verward in zijn soutane en viel bijna. - -“Waarom doe je die toch niet uit?” riep Marie met een klein gilletje -van schrik. - -Zij zeide het zonder eenige bedoeling, eenvoudig omdat zij die soutane -voor sommige werken wat zwaar en lastig vond. - -Maar dit zoo openhartige, zoo besliste woord drong diep in Pierre’s -geest door en verliet dien niet meer. In den beginne werd hij er -slechts door getroffen, maar toen de nacht gekomen en hij alleen in -zijn klein huisje te Neuilly was, voelde hij hoe dat woord hem -langzamerhand benauwde, hem een pijn, een ondragelijke koorts -veroorzaakte. “Waarom doe je die niet uit?” Inderdaad, hij had haar -moeten uittrekken; wat had hem tot dusverre verhinderd dat kleed af te -leggen, dat zoo zwaar, zoo pijnlijk over zijn schouders hing? De -vreeselijke strijd begon: hij bracht een afschuwelijken, slapeloozen -nacht door, waarin hij al zijn vroegere martelingen herleefde. - -En toch leek het zoo makkelijk de soutane uit te trekken, nu hij zijn -ambt niet meer uitoefende. Sedert eenigen tijd las hij zijn mis niet -meer; dat was de ware breuk, het definitieve opgeven van zijn -priesterschap. Maar hij kon weer beginnen de mis te lezen, terwijl hij -voelde, dat hij den dag, waarop hij zijn soutane zou afleggen, het -priesterschap voor goed opgaf, het verliet, om er nooit meer toe terug -te keeren. Een onherroepelijk besluit diende genomen te worden. Uren -lang liep hij in angstvollen strijd door zijn kamer. - -O, welk een mooie droom was het geweest, menschenschuw en eenzaam, -steeds hooger te stijgen, niet meer te gelooven, maar toch als kuisch -en eerlijk priester over het geloof van anderen te waken! Niet tot -meineed en tot de vernederende laagheid van den renegaat af te dalen, -maar zelfs in de troosteloosheid van zijn Niets de dienaar der -goddelijke illusie te blijven! Op die wijze was men hem, die alles -loochende, die ledig was als een graf, waaruit de wind zelfs de asch -weggeblazen heeft, ten slotte als een heilige gaan aanbidden. Nu echter -begon zijn geweten hem dien leugen te verwijten—een onbehaaglijk -gevoel, dat hij tot nog toe niet gekend had; de gedachte kwam in hem -op, dat hij slecht zou handelen, indien hij door bleef gaan zijn ideeën -en zijn leven niet met elkaar in overeenstemming te brengen. - -Het conflict was duidelijk. Met welk recht bleef hij de priester van -een godsdienst, waaraan hij niet meer geloofde? Gebood de eerlijkheid -alleen hem niet uit een Kerk te treden, waarin hij ontkende, dat God -zijn kon? De dogma’s waren voor hem slechts hinderlijke dwalingen en -toch bleef hij er hardnekkig bij om ze te leeren als eeuwige waarheden. -Het was een afschuwelijk werk, waartegen zijn geweten nu met schrik in -opstand kwam. Vergeefs trachtte hij den vurigen gemoedstoestand, den -drang naar barmhartigheid en martelaarschap, die hem er toe gebracht -hadden zichzelf op te offeren, die hem hadden doen denken, dat hij -gaarne wilde lijden onder zijn twijfel en onder zijn verwoest en -verloren leven, mits hij den armen nog den troost van de hoop brengen -kon, terug te vinden. Ongetwijfeld hadden de waarheid en de natuur zich -reeds te veel weer van hem meester gemaakt: deze valsche apostelrol -stuitte hem thans tegen de borst, hij voelde niet meer den -afschuwelijken moed in zich Jezus met een gebaar tot de knielende -geloovigen te roepen, waar hij heel goed wist, dat Jezus niet tot hen -afdalen zou. Alles stortte in: zijn pose van verheven herder, het -offer, dat hij bracht in zijn eigen persoon doordat hij alles voor het -geloof gaf, zelfs de marteling het verloren te hebben. - -Wat dacht Marie van zijn leugen? “Waarom doe je die niet uit?” klonk -het opnieuw in zijn ooren. Zijn geweten werd als in stukken gereten. -Zij, die zoo oprecht, zoo eerlijk was, moest hem daarom wel verachten. -In haar vatte hij al de afzonderlijke verwijten, al de heimelijke -kritiek, die zijn handelwijze uitlokte, samen. Het was thans voor hem -voldoende, dat zij hem ongelijk gaf, om zich schuldig te gevoelen. Toch -had zij hem nooit door één woord haar afkeuring te kennen gegeven. En -mocht zij zijn gedrag niet goedkeuren, dan voelde zij zich blijkbaar -niet gerechtigd zich in zijn tweestrijd te mengen. De mooie, -vrijmoedige en gezonde kalmte, waarvan zij steeds blijk gaf, verbaasde -steeds hem, dien het spook van het ontbrekende, de obsessie van het -hiernamaals altijd in een vreeselijken doodsstrijd verkeeren deden. -Dagen lang had hij haar bestudeerd, haar met zijn blikken gevolgd, -zonder haar ooit op een toestand van twijfel of wanhoop te kunnen -betrappen. Dat kwam, zeide zij, omdat zij al haar vreugde, al haar -kracht, al haar plichtsgevoel gebruikte om zóó te leven, dat het leven -voor haar voldoende was, zonder ooit tijd te vinden zich door -hersenschimmen te laten bang maken en verlammen. Hij zou dus die -soutane uittrekken, welke hem benauwde en brandde, omdat zij hem op -haar zoo kalme manier gevraagd had, waarom hij die niet uittrok. - -Maar toen hij zich tegen den ochtend op zijn bed geworpen had en -meende, nu hij een besluit genomen had, kalmer geworden te zijn, moest -hij door een plotselinge benauwdheid weer opstaan. De afschuwelijke -angst begon opnieuw. Neen, neen, hij kon die soutane, welke als het -ware aan zijn lichaam vastkleefde, niet uittrekken. Zijn huid zou aan -het laken blijven hangen, zijn geheele innerlijk wezen zou erdoor -worden uitgerukt. Was het priesterschap niet onuitwischbaar, teekende -het niet den priester voor eeuwig, plaatste het hem niet altijd buiten -de kudde? Zelfs wanneer hij het kleed met de huid van zich afrukte, zou -hij de priester blijven, een voorwerp van ergernis en schande, -uitgestooten uit het gemeenschappelijke leven, onmachtig en machteloos. -Waarom dan zou hij het doen, nu de kerker toch gesloten bleef, nu het -arbeidzame en vruchtbare leven buiten in de volle zon niet meer voor -hem geschapen was? O, deze machteloosheid, deze machteloosheid! Hij -meende die tot in zijn beenderen, tot in zijn merg te voelen. Hij kon -geen besluit nemen en eerst twee dagen later ging hij weer, zonder een -besluit genomen te hebben, naar Montmartre terug. Zijn martelingen -waren weer teruggekeerd. - -Trouwens ook het gelukkige huis daar was in een koortsachtig opgewonden -stemming, waardoor zelfs Guillaume aangetast was, die geheel in beslag -genomen werd door de zaak-Salvat. De zwijgende en waardige houding van -Salvat, die verklaarde geen medeplichtige te hebben, die alles bekende, -maar een schuw stilzwijgen bewaarde, zoodra hij bang was iemand te -zullen compromitteeren, had hem zeer getroffen. De instructie was wel -geheim, maar de rechter Amadieu, die ermede belast was, leidde haar met -een buitengewoon lawaai; de geheele pers stond vol van zijn persoon, -van zijn verhouding tot den beschuldigde, van berichten, interviews en -indiscreties. Dank zij Salvat’s kalme bekentenis had hij de -geschiedenis van den aanslag uur voor uur kunnen volgen; alleen bestond -nog twijfel omtrent de samenstelling van de gebruikte springstof en de -vervaardiging van de bom zelf. Als Salvat, zooals hij beweerde, de bom -werkelijk bij een vriend had kunnen laden, moest hij liegen, wanneer -hij vertelde, dat het kruit eenvoudig dynamiet was en afkomstig uit -andere bommen, die zijn kameraden gestolen hadden, want de deskundigen -beweerden, dat dynamiet nooit zoo’n verschrikkelijke uitwerking had -kunnen hebben. Hier bleef iets geheimzinnigs hangen, dat de instructie -vertraagde, en de couranten maakten daar misbruik van om dagelijks de -dolzinnigste verhalen, de meest ongerijmde berichten te publiceeren, -welker opzienbarende opschriften de oplaag deden stijgen. - -Zoo werd Guillaume iederen ochtend steeds meer geprikkeld. Ondanks zijn -minachting voor Sanier en hoewel hij trilde van verontwaardiging, moest -hij, of hij wilde of niet, de Voix du Peuple koopen, als werd hij -aangetrokken door de modder, die eruit stroomde. Trouwens ook de andere -couranten, zelfs de zoo correcte Globe, publiceerden onbewezen -berichten en trokken daaruit de meest onrechtvaardige conclusies. De -taak van de pers scheen hierin te bestaan, dat Salvat bezoedeld en -bevuild moest worden, om in zijn persoon het anarchisme naar beneden te -halen. Zijn geheele leven was op die wijze een aaneenschakeling van -schanddaden geworden: op zijn tiende jaar, toen hij als een arm, -verlaten kind op straat rondzwierf, was hij een dief, later een slecht -soldaat, een slecht werkman, die in dienst voor insubordinatie -gestraft, uit de werkplaatsen, waarin hij door zijn propaganda een -slechten geest bracht, weggejaagd was; nog later was hij als een -verdacht avonturier naar Amerika gegaan, waar hij allerlei onbekend -gebleven misdaden gepleegd moest hebben—afgezien nog van zijn groote -immoraliteit, zijn samenleven na zijn terugkeer in Frankrijk met zijn -schoonzuster, die zijn dochtertje opgevoed had en die hij onder de -oogen van het kind tot zijn vrouw gemaakt had. Zoo werden zijn gebreken -ten toon gespreid en vergroot, zonder dat men de oorzaken, welke deze -veroorzaakt hadden, in aanmerking nam, het milieu, waar zij erger -geworden waren, als verontschuldiging gelden liet. Hoe moesten het -menschelijkheids- en rechtvaardigheidsgevoel van Guillaume in opstand -komen in hem, die den waren Salvat kende—dezen teerhartigen mysticus, -dezen hersenschimmigen, hartstochtelijken geest, die weerloos in het -leven geslingerd, door de verbitterde ellende steeds verpletterd en -eindelijk tot den droom gebracht was door de verwoesting van de geheele -wereld de gouden eeuw weer terug te doen keeren, treffen. - -Het ergste was, dat Salvat door alles verpletterd werd, sedert hij in -strenge afzondering gehouden werd en in de onbeperkte macht van den -eerzuchtigen en mondainen Amadieu was. Guillaume wist door zijn zoon -Thomas, dat de beschuldigde op geen steun van zijne vroegere kameraden -in de fabriek Grandidier behoefde te rekenen. De fabriek begon weer te -bloeien, ging, dank zij de fabricatie van rijwielen, met den dag -vooruit; en men zeide, dat Grandidier nog slechts op den door Thomas -gezochten, kleinen motor wachtte, om tot de vervaardiging in het groot -van automobielen over te gaan. Maar juist die eerste successen, welke -nauwlijks een belooning waren voor de vele jaren van inspanning, hadden -hem voorzichtig en streng gemaakt; hij ontsloeg enkele werklieden, die -in den reuk stonden anarchist te zijn, daar hij niet wilde, dat die -pijnlijke geschiedenis van Salvat, die vroeger bij hem gewerkt had, -zijn firma in discrediet brengen zou. Dat hij Toussaint en diens zoon -Charles niet ontsloeg, hoewel de eerste een zwager van den beklaagde -was en de tweede van sympathie voor het anarchisme verdacht werd, vond -alleen zijn reden hierin, dat beiden daar reeds twintig jaar werkten. -Toussaint, die na de attaque van een beroerte slechts met moeite weer -aan het werk gegaan was, had zich voorgenomen, om, wanneer hij als -getuige à décharge gedagvaard werd, alleen maar te vertellen wat hij -wist van Salvat’s huwelijk met zijn zuster. - -Op een avond, dat Thomas thuiskwam uit de fabriek, waar hij nu en dan -proeven met zijn motor ging nemen, vertelde hij, dat hij madame -Grandidier gezien had, de arme jonge vrouw, die tengevolge van een door -het verlies van een kind veroorzaakte kraamvrouwenkoorts krankzinnig -geworden was en die haar man, ondanks de dikwijls hevige aanvallen, -ondanks het droevig dagelijksch leven dat hij met dit zoo -beklagenswaardige groote kind leidde, nooit in een -krankzinnigengesticht had willen doen en steeds bij zich gehouden had -in het groote paviljoen, dat hij naast de fabriek bewoonde. De blinden -bleven steeds gesloten, en het was dan ook een groote verrassing, toen -een der ramen geopend werd en de zieke in den heerlijken zonneschijn -van den vroegtijdigen lentedag daarvoor kwam staan. Haar blond, mooi, -glimlachend kopje was echter slechts even als een wit en vluchtig -visioen zichtbaar geweest, want al heel gauw had een dienstbode het -raam weer gesloten en was het paviljoen in zijn doodsche stilte -teruggezonken. In de fabriek werd verteld, dat zij sedert een maand -geen aanval gehad had en dat het krachtige en tevreden uitzien van den -patroon, de sterke, maar eenigszins ruwe hand, waarmede hij den -toenemenden bloei van zijn firma verzekerde, daarin hun oorsprong -hadden. - -“Hij is niet kwaad,” zeide Thomas, “maar hij wil in den vreeselijken -concurrentiestrijd, dien hij doormaakt, ontzag inboezemen. Hij zegt, -dat in onzen tijd, nu het kapitaal en de loonarbeid elkander dreigen te -vernietigen, de arbeiders, als zij willen blijven eten, zich gelukkig -mogen achten, dat het kapitaal in krachtige en verstandige handen valt. -Hij veroordeelt Salvat alleen daarom zoo meedoogenloos, omdat hij -meent, dat er een voorbeeld gesteld moet worden.” - -Toen de jonge man dien dag uit de fabriek ging, had hij in de wijk van -de rue Marcadet, die als een van werken zoemende bijenkorf is, een -hartverscheurende ontmoeting gehad. Madame Thérèse en de kleine Céline -kwamen er juist uit, nadat zij een weigerend antwoord gekregen had van -Toussaint, die haar zelfs geen tien sous had kunnen geven. Sedert de -arrestatie van Salvat hadden de arme vrouw en het kind niets meer te -eten; verlaten, met schele oogen aangezien, uit haar ellendig krot -verjaagd, zwierven zij rond op goed geluk af, in de hoop hier en daar -een aalmoes te krijgen. - -“Ik heb gezegd, dat ze maar eens hier moesten komen, vader. Ik had zoo -gedacht, dat we den huiseigenaar een maand vooruit moesten betalen, dan -hebben ze tenminste een dak boven haar hoofd... Daar zijn ze zeker!” - -Guillaume had rillend geluisterd en verweet zichzelf, dat hij niet -eerder aan die twee arme schepsels gedacht had. Het was de vreeselijke, -eeuwige, oude geschiedenis: de man verdwijnt, vrouw en kind worden dak- -en broodloos. De gerechtigheid, die den man treft, slaat achteruit en -doodt de onschuldigen. - -Schuchter en angstig kwam madame Théodore binnen. Zij was bijna blind -en de kleine Céline moest haar leiden. Deze had ondanks haar in flarden -hangend jurkje nog steeds haar smal, intelligent, fijn gezichtje, dat -niettegenstaande alles nu en dan nog door een jeugdig lachje -opgevroolijkt werd. - -Pierre en Marie waren beiden diep geroerd. In de kamer zat ook Madame -Mathis, de moeder van den kleinen Victor, die Grootmoeder met het -verstelwerk hielp. Zij ging dikwijls zoo uit werken, om daardoor haar -zoon nu en dan een twintigfrancsstuk toe te kunnen stoppen. Maar -Guillaume alleen richtte het woord tot madame Théodore. - -“Och, mijnheer,” stamelde zij; “wie had nu ooit kunnen gelooven, dat -Salvat tot zoo iets in staat zou zijn. Hij is altijd zoo goed en -vriendelijk! En toch is het waar, want hij heeft alles aan den rechter -bekend... Ik zeide tegen iedereen, dat hij in België was. Ik was er -niet heelemaal zeker van, en ik vind het maar prettiger, dat hij niet -bij ons teruggekomen is, want ik zou het vreeselijk gevonden hebben, -als hij bij ons gearresteerd was... En nu zij hem hebben, zullen zij -hem natuurlijk ter dood veroordeelen.” - -Céline, die nieuwsgierig rondgekeken had, begon plotseling met dikke -tranen in haar oogen te jammeren: - -“O neen, mama, zij zullen hem geen kwaad doen.” - -Guillaume gaf haar een zoen en bleef verder vragen. - -“Wat zal ik u zeggen, mijnheer? De kleine is nog niet in staat om te -werken en ik kan zoo goed als niets meer zien. Men wil mij zelfs niet -meer als huishoudster nemen, zoodat je wel van honger crepeeren moet... -O, ik heb familie genoeg—een zuster van mij is heel goed getrouwd met -een ambtenaar, mijnheer Chrétiennot, die u misschien wel kent. Maar hij -is een beetje hoog in zijn wapens, en om mijn zuster scènes te -besparen, kom ik er niet meer, ook al, omdat zij tegenwoordig wanhopig -is, daar zij weer in positie verkeert, wat in een huishouden een ware -ramp is, als je al twee dochtertjes hebt... Daarom heb ik bijna niemand -anders dan Toussaint, mijn broer. Zijn vrouw is zoo kwaad niet, maar -zij is toch niet meer dezelfde, sedert zij steeds door in angst leeft, -dat haar man een tweede attaque zal krijgen. Met de eerste zijn al haar -spaarduitjes weggegaan; en wat moet er van haar worden, als hij later -nog eens lam wordt? En dan is er nog meer, dat haar hindert; want u -moet weten, dat haar zoon Charles zoo dom geweest is het dienstmeisje -van een wijnhandelaar met jong te schoppen; maar die is er natuurlijk -vandoor gegaan en heeft hem met het kind laten zitten... Het is dus -heel goed te begrijpen, dat zij het zelf krap hebben. Ik neem het hun -niet kwalijk; zij hebben mij al dikwijls genoeg tien sous geleend, zij -kunnen het niet blijven doen.” - -Zoo bleef zij maar doorpraten, zij beklaagde zich echter alleen om -Céline. Was het niet om te huilen—een zoo flink, handig meisje, dat op -school zulke goede vorderingen maakte en nu als een bedelares op straat -moest zwerven? En verder merkte zij heel goed, dat men om Salvat niets -met haar te doen wilde hebben. De Toussaints wilden zich in zoo’n -geschiedenis niet compromitteeren, Charles alleen had gezegd, dat hij -begrijpen kon, dat men op een goeden dag zoo zeer het hoofd verloor, -dat men de bourgeois in de lucht wilde laten vliegen—gemeen en -walgelijk was hun manier van doen. - -“Ik zeg niets, mijnheer, want ik ben maar een arme vrouw. Maar wanneer -u weten wilt, wat ik denk—ik denk, dat Salvat beter gedaan had, als hij -wat hij deed niet gedaan had, omdat wij tweeën, de kleine en ik, -eigenlijk degenen zijn, die gestraft worden... Ziet u, het wil er niet -bij mij in: het kind van een ter dood veroordeelde...” - -Maar weer viel Céline haar in de rede en viel haar om den hals. - -“O, mama zeg dat toch niet. Het kan niet waar zijn!” - -Pierre en Marie hadden een blik vol eindeloos medelijden gewisseld, -terwijl Grootmoeder boven in de kast was gaan kijken, of zij niet wat -linnengoed en kleeren voor die twee ongelukkige stakkerds had. -Guillaume, die tot tranen toe bewogen was en vol woede tegen een -wereld, waarin dergelijke dingen gebeuren konden, liet zijn aalmoes in -de hand der kleine glijden en beloofde aan madame Théodore, dat hij met -den huiseigenaar zou gaan spreken. - -“O mijnheer Froment,” begon de ongelukkige weer, “Salvat had wel -gelijk, toen hij zeide, dat u een brave man bent... U weet ook wel, dat -hij niet slecht is, want hij heeft een paar dagen bij u gewerkt. Nu hij -in de gevangenis zit, spreekt iedereen over hem alsof hij een bandiet -is, en dat verscheurt mijn hart” - -En zich dan tot madame Mathis wendend, die stil en bescheiden was -blijven werken: - -“Ik ken u ook, madame, en vooral uw zoon Victor, die dikwijls bij ons -is komen praten... Wees maar niet bang, ik zal niets zeggen, want ik -wil niemand in gevaar brengen. Maar wanneer Victor praten kon, dan zou -hij alleen in staat zijn de denkbeelden van Salvat te verklaren.” - -Verbijsterd keek madame Mathis haar aan. Daar zij van het ware leven en -de ware gedachten van haar zoon niets wist, schrok zij bij het -denkbeeld, dat er een band kon bestaan tusschen hem en dergelijke -menschen. Maar bovendien geloofde zij er niets van. - -“U vergist u blijkbaar... Victor heeft mij verteld, dat hij bijna nooit -meer in Montmartre komt, dat hij altijd op zoek is naar werk.” - -Uit den ongerusten, bevenden toon van haar stem begreep madame -Théodore, dat zij die vrouw niet in haar treurige zaken had moeten -mengen, en dadelijk maakt zij nederig haar excuses. - -“Neem me niet kwalijk, madame, ik wilde u niet beleedigen. En misschien -vergis ik mij wel.” - -Madame Mathis was weer kalm aan het naaien gegaan, als wilde zij zoo -gauw mogelijk in haar eenzaamheid terugkeeren, waarin zij nauwlijks -genoeg te eten had. Het hinderde haar niet, dat haar aangebeden zoon -haar veronachtzaamde, zij hoopte toch op hem, hij bleef haar laatste -droom... Eens zou hij haar met alle mogelijke geluk overstelpen! - -Grootmoeder kwam met een pak kleeren en linnengoed weer naar beneden en -met eindelooze dankbetuigingen gingen madame Théodore en Céline weg. -Nog lang na haar vertrek bleef Pierre zwijgend en met diepe rimpels in -zijn voorhoofd, op en neer loopen, zonder dat het hem mogelijk was weer -aan het werk te gaan. - - - -Toen Pierre den volgenden dag terugkwam, was hij tot zijn verbazing -getuige van een heel ander bezoek. Een windvlaag kwam naar -binnen—fladderende rokken, lachgilletjes, en daar was de kleine prinses -Rosemonde, die den jongen Hyacinthe Duvillard correct en stijf op den -voet volgde. - -“Ik ben het, waarde meester, ik had u als door uw genie in geestdrift -gebracht leerling een bezoek beloofd... En hier is onze jonge vriend, -die zoo goed is mij dadelijk na mijn terugkeer uit Noorwegen bij u te -brengen, want mijn eerste bezoek is voor u.” - -Zij draaide zich om en begroette heel gratieus Pierre, Marie, François -en Antoine, die ook in het atelier waren. - -“O, dat Noorwegen, waarde meester, u kunt u niets maagdelijkers -voorstellen. Wij moesten allen uit die nieuwe, ideale bron gaan -drinken, wij zouden er gelouterd, verjongd en tot groote opofferingen -in staat van terugkeeren.” - -In werkelijkheid had zij zich er doodelijk verveeld, daar zij zich niet -had kunnen wennen aan het “melkdieet”, dat haar jonge minnaar haar -oplegde. Deze huwelijksreis, niet in het warme Italië, maar in het land -van ijs en sneeuw, was wel buitengewoon elegant geweest en had wel -getuigenis afgelegd van de voornaamheid van hun liefde, die vrij was -van alle materialistische grofheid. Slechts hun zielen waren op reis en -zij wisselden niets dan zielskussen. Maar helaas werd zij op een nacht, -dat hij er beslist bij bleef haar als een symbolische, reine lelie te -behandelen, zoo verbitterd, dat zij een rijzweep nam en hem daarmede -een rammeling toediende. Hij zelf was zoo zwak geweest om boos te -worden en haar een flink pak slaag te geven, waarop zij in elkaars -armen vielen en elkander als heel gewone menschen toebehoorden. Bij het -ontwaken vond zij deze sensatie, die zij zoo ver was gaan zoeken, vrij -middelmatig, terwijl hij haar nooit vergaf, dat zij dit avontuur, -waarvan hij een intellectueel genot verwachtte, tot een zoo vernederend -einde gebracht had. Waartoe diende het het maagdelijke, hemelsche -Noorden te gaan ontwijden, waar een reeds bevlekte Fransche stad even -goed geweest zou zijn? En daar zij niet rein genoeg meer waren en zich -niet verwant meer voelden aan de zwanen op de droomzeeën, gingen zij -den volgenden dag weer aan boord. - -Plotseling onderbrak zij haar verrukte schildering van Noorwegen, want -het diende nergens voor aan allen hun treurig échec te bekennen, en -riep uit: - -“Tusschen twee haakjes, weet u wat mij bij mijn terugkomst wachtte? Ik -heb mijn hôtel heelemaal geplunderd gevonden... een plundering, waarvan -u u geen voorstelling maken kunt—en daarbij een vuiligheid, een -smeerlapperij!... We hebben dadelijk begrepen, dat de vriendjes van -Bergaz erin betrokken waren.” - -Guillaume had den vorigen dag in de courant gelezen, dat een troep -jonge anarchisten ingebroken had in het hôtel van prinses de Hardt, dat -deze geheel onbewaakt had achtergelaten. De vriendelijke bandieten -hadden er zich niet mede tevreden gesteld alles ondersteboven te halen, -maar zij hadden blijkbaar twee dagen in het huis doorgebracht, den wijn -uit den kelder opgedronken, met de medegebrachte voorraden -feestmaaltijden aangericht, de kamer bevuild en overal sporen van hun -verblijf achtergelaten. - -Toen Rosemonde thuis kwam, was zij meer verbaasd dan boos geweest en -had dadelijk gedacht aan den avond, dien zij met Bergaz en zijn twee -lievelingen Rossé en Sanfaute in het Cabinet des Horreurs had -doorgebracht. Van haar zelf hadden zij gehoord, dat zij naar Noorwegen -zou gaan. Inderdaad waren die beiden dan ook gearresteerd, maar Bergaz -was gevlucht. Zij verwonderde er zich niet al te zeer over, want zij -was reeds gewaarschuwd en wist, dat zich onder het zeer gemengde -gezelschap, dat zij in haar hartstocht voor internationale -excentriciteiten bij zich ontving, de grootste bandieten bevonden. -Janzen had haar een paar vuile geschiedenisjes verteld, die men aan -Bergaz en zijn bende toeschreef. Ditmaal echter stak hij zijn meening -niet onder stoelen of banken en vertelde aan iedereen, die het weten -wilde, dat na Raphanel, Bergaz zich aan de politie verkocht had, en dat -deze geheele geschiedenis een streek van hem was, om door dien -opzienbarenden diefstal, die te midden van zooveel vuiligheid gepleegd -was, het anarchisme voor altijd te bezoedelen. Lag het bewijs daarvan -niet in het feit, dat de politie hem had laten ontvluchten? - -“Ik had gedacht,” zeide Guillaume, “dat de couranten overdreven... Zij -vinden op dit oogenblik, om het geval van den armen Salvat nog erger te -maken, zooveel afschuwelijke dingen uit.” - -“O neen,” antwoordde Rosemonde vroolijk; “zij hebben niet alles kunnen -zeggen, het was te smerig... Ik kon nu zonder eenig gewetensbezwaar -naar een hôtel gaan, waar ik het veel prettiger vind, want het begon -mij thuis te vervelen... Maar in ieder geval is het anarchisme een vuil -zootje; ik durf niet meer te zeggen, dat ik er sympathie voor voel.” - -Zij lachte en sprong plotseling op een andere gril over; zij wilde, dat -de meester haar over zijn nieuwe onderzoekingen vertelde, ongetwijfeld -om hem te laten zien, dat zij in staat was hem te begrijpen. Maar de -geschiedenis van Bergaz had hem ongerust gemaakt. Hij bepaalde zich tot -enkele algemeenheden en was tegenover de prinses slechts koel-beleefd. - -Inmiddels hernieuwde Hyacinthe de kennis met François en Antoine, met -wie hij op het lyceum-Condorcet geweest was. Hij was slechts tegen zijn -zin met haar medegegaan; hij gaf alleen aan haar toe door den angst, -dien hij voor haar had, sedert zij hem sloeg. Dit kleine huis van een -als het ware verbannen scheikundige vervulde hem met een medelijdende -minachting en hij meende verplicht te zijn zijn meerderheid nog meer te -laten uitkomen tegenover oude kameraden, die hij als gewone -werkmenschen terugvond. - -“O ja, dat is waar ook, je bent naar de École Normale gegaan,” zeide -hij tegen François, die bezig was aanteekeningen uit een boek te maken. -“Je wilt, geloof ik, examen doen!... Och, wat zal ik je zeggen? Ik voor -mij kan het denkbeeld van een halsband niet verdragen. Zoodra het om -een examen of zoo iets gaat, weet ik absoluut niets meer... En tusschen -ons gezegd en gezwegen, is wetenschap toch niet veel meer dan -voor-den-gek-houderij! En wat wordt je horizont erdoor beperkt! Neen, -je kan beter het kleine kind blijven, welks oogen het onzichtbare -aanschouwen. Zoo’n kind weet er meer van!” - -François, die dikwijls ironisch kon zijn, vond het aardig hem gelijk te -geven. - -“Zeker, je hebt volkomen gelijk. Maar je moet er een natuurlijken -aanleg voor hebben, om dat kleine kind te blijven... Ik ben -ongelukkigerwijze behept met een drang, om alles te willen weten. Het -is zonde en jammer, want ik zit nu heele dagen met mijn neus in de -boeken... O, ik zal nooit veel weten, dat is zeker, en misschien is dat -wel de reden, waarom ik altijd probeer meer te weten... Maar je zult me -moeten toegeven, dat werken even goed als niets doen een manier is om -het leven door te komen, o zeker, heel wat minder elegant, want jij -vindt natuurlijk, dat werken minder aesthetisch is!” - -“Minder aesthetisch, dat is het juiste woord,” zeide Hyacinthe. -“Schoonheid is slechts te vinden in het niet-uitgedrukte; ieder leven, -dat tot werkelijkheid wordt, zinkt weg tot alledaagschheid.” - -Maar hoe onnoozel hij in de geniale enormiteit van zijn pretenties was, -voelde hij toch den spot. Hij wendde zich tot Antoine, die aan zijn -houtsnede was blijven werken, het portret van Lise, dat hij in zijn -verlangen, om het ontwaken van het kind tot begrip en leven uit te -drukken, telkens weer opgaf, om het dan opnieuw te beginnen. - -“Zoo heb jij je aan het graveeren gewijd... Sedert ik van het -verzen-maken en van mijn gedicht, Het Einde der Vrouw, heb afgezien, -omdat ik de woorden zoo plomp en zoo grof en zoo bezoedelend vond, heb -ik er ook over gedacht mij aan het teekenen of aan het graveeren te -wijden... Maar waar is de teekening, die het mysterie, het hiernamaals, -de eenige wereld, die bestaat en belangrijk is, tot uitdrukking brengt? -Met welk potlood die te verkrijgen, op welke plaats die weer te geven? -Er zou iets ontastbaars, dat niet bestaat, dat alleen het wezen van -dingen en menschen suggereert, voor noodig zijn.” - -“Toch kan de kunst slechts door het stoffelijke van haar middelen dat -weergeven, wat zij het wezen van dingen en menschen noemt en wat in den -grond der zaak haar volkomen beteekenis is, tenminste die, welke wij -haar toekennen... Het leven weergeven is mijn groote passie, en er -bestaat geen ander mysterie dan dat van het leven in het diepst der -wezens achter de dingen... Wanneer mijn houtsnede leeft, ben ik -tevreden, omdat ik geschapen heb.” - -Een spottende trek op Hyacinthe’s gezicht drukte zijn afkeer voor -vruchtbaarheid uit. Een heele kunst! De eerste de beste schoft maakte -een kind. Iets uitgelezens en zeldzaams was slechts de geslachtslooze, -door zichzelf bestaande idée. Hij wilde dat uitleggen, raakte echter in -zijn woorden verward en begon dan over de uit Noorwegen medegebrachte -zekerheid, dat het met kunst en litteratuur in Frankrijk uit was, dat -zij gedood waren door de alledaagschheid, ja zelfs het misbruik der -productie. - -“Dat is zoo,” merkte François vroolijk op, “niets doen is reeds talent -hebben.” - -Pierre en Marie keken en luisterden; deze vreemde invasie in het -gewoonlijk zoo ernstige en zoo kalme atelier maakte hen verlegen. Toch -was de kleine prinses heel voorkomend; zij kwam naar het jonge meisje -toe en bewonderde het fijne borduurwerk, waar zij juist de laatste hand -aan legde. Zij wilde niet weggaan voor Guillaume zijn handteekening -gezet had in een album, dat Hyacinthe uit het rijtuig moest gaan halen. -Hij voldeed aan haar verzoek met een zichtbaren tegenzin; zij waren -elkaar reeds moe, maar in afwachting van een nieuwe gril liet zij hem -niet los en vermaakte zij zich ermee hem te terroriseeren. Toen zij -hem, nadat zij Froment verzekerd had, dat deze dag onvergetelijk voor -haar zou blijven, medenam, bracht zij hen allen aan het lachen door de -woorden: - -“Zoo, kennen de jongelui Hyacinthe van het lyceum... Een goede jongen -niet? Ja, hij zou zelfs aardig zijn als hij net was als andere -menschen.” - -Dienzelfden dag kwamen Janzen en Bache den avond bij Guillaume -doorbrengen. De intieme samenkomsten van Neuilly werden eens per week -in Montmartre voortgezet. Pierre ging op zulke dagen eerst heel laat -naar huis; zoodra de twee vrouwen en de drie volwassen zoons naar boven -gegaan waren, werden er in het atelier, welks openstaand raam op het -nachtelijke, van gaslicht fonkelende Parijs uitzag, eindelooze -gesprekken gehouden. Théophile Morin kwam tegen tien uur, daar hij -eerst nog had moeten werken. - -“Maar dat is een halve gekkin,” riep Janzen uit, toen Guillaume hun van -het bezoek der prinses verteld had. “Een oogenblik, toen ik pas met -haar kennis gemaakt had, heb ik gehoopt haar voor onze zaak dienstbaar -te kunnen maken. Zij leek zoo overtuigd, zoo dapper... Maar zij is een -der meest perverse vrouwen op de heele wereld, steeds uit op nieuwe -emoties.” - -Het bloed steeg hem naar de wangen; eindelijk liet hij zijn gewone -gereserveerdheid, de geheimzinnigheid, waarin hij zich steeds hulde, -varen. Ongetwijfeld had hij geleden onder de breuk met haar, die hij -eens de kleine koningin van het anarchisme genoemd had en wier rijkdom -en talrijke relaties in alle kringen hem prachtig propaganda- en -overwinningsmateriaal toegeschenen was. - -“Zooals je weet,” ging hij, wat kalmer geworden, voort; “is die -plundering en bevuiling van haar hôtel een streek van de politie... Men -heeft, kort voor het proces van Salvat, het anarchisme heelemaal in -discrediet willen brengen.” - -Guillaume luisterde aandachtig. - -“Ja, dat heeft zij mij verteld... Maar ik geloof niet veel van dat -verhaal. Als Bergaz slechts gehandeld had onder den invloed, waarover -je daarnet sprak, dan zou de politie hem met de anderen gearresteerd -hebben, zooals ze indertijd Raphanel en hen, die hij verraden had, ook -tegelijkertijd ingerekend hebben... En bovendien, ik ken Bergaz langer -dan vandaag; hij is altijd een halve plunderaar geweest.” - -Zijn stem was somber geworden en hij maakte een bedroefd gebaar. - -“Zeker, ik begrijp alle eischen, zelfs alle wettige -vergeldingsmaatregelen... Maar een diefstal, een cynische diefstal -alleen uit genot om te stelen, neen, daar kan ik niet bij... De -trotsche hoop op een rechtvaardige en betere maatschappij wordt -daardoor in mij verwoest... Dien diefstal in het hôtel de Hardt vind ik -diep en diep treurig.” - -Om Janzen’s lippen speelde het raadselachtige, als een dolkmes zoo -snijdende glimlachje. - -“Dat is een quaestie van atavisme! De eeuwen van beschaving en geloof, -die achter ons liggen, protesteeren in jou. Je moet wel terugnemen wat -ze je niet willen teruggeven... Het eenige wat mij hindert, is dat -Bergaz dit oogenblik uitgekozen heeft, om zich te verkoopen. Een -comedie-diefstal, een oratorisch effect, dat de officier van justitie -hebben wil om het hoofd van Salvat te eischen.” - -In zijn haat tegen de politie en misschien ook ten gevolge van een -oneenigheid, die hij met Bergaz, met wien hij vroeger bevriend was, -gehad had, bleef Janzen bij deze verklaring. Het leven van dezen -vaderlandlooze, die zijn bloedigen droom door geheel Europa met zich -droeg, bleef ondoorgrondelijk. Guillaume zag van een verdere discussie -af en zeide eenvoudig: - -“Die ongelukkige Salvat. Alles komt op hem neer, alles zal hem -verpletteren!... Je kunt je niet begrijpen hoe woedend dat geval mij -maakt. Al mijn voorstellingen van gerechtigheid en waarheid komen -daartegen in verzet. Zeker, hij is een krankzinnige, maar een, die -zooveel verontschuldigingen heeft, die in den grond der zaak slechts -een op het dwaalspoor gebrachte martelaar is! En nu is hij het -uitverkoren slachtoffer, de zondenbok, die voor ons allen boeten moet.” - -Bache en Morin schudden hun hoofd zonder te antwoorden. Zij staken hun -afkeer voor het anarchisme niet onder stoelen of banken. Morin, die -vergat, dat zijn eerste leermeester Proudhon het woord, ja bijna de -zaak zelf in de wereld gebracht had, herinnerde zich nog slechts zijn -afgod Auguste Comte, om zich met hem in het mooie, hiëratische rijk der -wetenschappen op te sluiten. Hij was bereid zich aan de tyrannie te -onderwerpen tot den dag, waarop het ontwikkelde en tot vrede gebrachte -volk het geluk waard zijn zou. De oude humanitaire mysticus Bache werd -door de individualistische dorheid van de libertaire theorie in zijn -diepste overtuiging gekwetst: hij haalde zacht zijn schouders op en -zeide, dat iedere oplossing te vinden was bij Fourier, die de toekomst -voor eeuwig verwezenlijkt had door de alliantie van talent, kapitaal en -arbeid te decreteeren. Toch waren beiden met de burgerlijke -republieken, die de hervormingen zoo langzaam tot stand brachten, niet -tevreden; zij vonden, dat hun ideeën bespot werden, dat alles steeds -slechter ging en ergerden zich eveneens over de manier, waarop de -verschillende partijen Salvat trachtten uit te buiten, om de macht te -behouden of die in handen te krijgen. - -“Als je bedenkt, dat die ministerieele crisis nu al bijna drie weken -duurt,” zeide Bache. “Alle begeerten en hartstochten worden in hun -volle naaktheid bloot gelegd, het is een walgelijk schouwspel... Hebben -jullie in de ochtendbladen gelezen, dat de president er weer toe heeft -moeten besluiten Vignon op het Elysée te ontbieden?” - -“O, kranten lees ik niet meer,” prevelde Morin met zijn moede stem. -“Waarom zou ik dat doen? Die worden zoo slecht geschreven en liegen -toch allemaal.” - -Inderdaad kwam er aan de ministerieele crisis geen eind. De president -der Republiek had de aanwijzingen, die de zitting, waarin het -ministerie Barroux gevallen was, hem gaf, gevolgd en zeer correct -Vignon, den overwinnaar, ontboden om hem met de vorming van een nieuw -ministerie te belasten. Het scheen een heel eenvoudige zaak te zijn, -die nauwlijks twee of drie dagen zou in beslag nemen, want reeds -maanden lang noemde men de namen der vrienden, die de jonge leider der -radicale partij in zijn kabinet zou opnemen. Maar allerlei -moeilijkheden hadden zich voorgedaan, Vignon had tien dagen lang te -midden van zoo onoverkomelijke hinderpalen moeten strijden, dat hij uit -vrees, dat hij al zijn krachten voor later uitputten zou, wanneer hij -hardnekkig volhouden bleef, den president medegedeeld had, dat hij van -de opdracht afzag. Dadelijk had deze andere afgevaardigden ontboden, -totdat hij er eindelijk een vond, die dapper genoeg was om op zijn -beurt een proef te nemen. - -Maar ook hij was op dezelfde moeilijkheden gestooten: eerst scheen het, -dat een voorloopige lijst binnen enkele uren definitief zou worden, -maar dan kwamen er aarzelingen, verslappingen, een langzame verlamming, -die ten slotte tot een echec leidden. Het was, alsof het heimelijke -woelen, dat Vignon’s werk onmogelijk gemaakt had, opnieuw begon, alsof -een bende onzichtbare medeplichtigen bezig was de verschillende -combinaties met een verborgen doel te doen mislukken. En de president -had de vorming van een kabinet opnieuw moeten opdragen aan Vignon, die -ditmaal een bijna volledige lijst in zijn zak had en zeker scheen -binnen tweemaal vier-en-twintig uur te slagen. - -“Maar het is nog niet uit,” zeide Bache verder. “Goed ingelichte -personen verzekeren, dat Vignon nu evenmin als den eersten keer zal -slagen. Niets kan mij van mijn idee afbrengen, dat Duvillard’s bende -dat heele zaakje leidt. Maar ten voordeele van wien, dat weet ik niet. -Maar je kunt ervan overtuigd zijn, dat het er in de allereerste plaats -om gaat de zaak van de Afrikaansche sporen in den doofpot te stoppen... -Als Monferrand niet al te zeer gecompromitteerd was, dan zou ik -gelooven, dat hij erachter zit. Heb je niet opgemerkt, hoe de Globe, -die plotseling Barroux in den steek gelaten heeft, bijna dagelijks met -een eerbiedige sympathie over Monferrand spreekt. Dat is een ernstig -symptoom, want Fonsègue heeft anders de gewoonte niet de overwonnenen -zoo vroom op te rapen... Enfin, wat kan je van die vervloekte Kamer -verwachten? In ieder geval gebeurt er weer iets vuils.” - -“En dan die sul van een Mège,” zeide Morin, “die voor alle partijen -zorgt, behalve voor zichzelf. Is het niet belachelijk dat hij denkt, -dat hij alleen maar het eene ministerie na het andere behoeft omver te -werpen, om eindelijk zelf kabinetsformateur te worden?” - -Bij den naam van Mège protesteerden allen, één in hun -gemeenschappelijken haat, luid. Bache, die in vele opzichten toch -precies hetzelfde dacht als de apostel van het Staatscollectivisme, -veroordeelde iedere redevoering, iedere daad van hem met een -onverbiddelijke strengheid. Janzen noemde hem eenvoudig een -burgerlijken reactionnair, dien men als een van de eerste wegvegen -moest. Dat was de hartstocht van hen allen; dikwijls konden zij -rechtvaardig zijn tegenover hun onverzoenlijkste tegenstanders, die -geen enkel van hun denkbeelden duldden, terwijl het een groote, -onvergeeflijke misdaad was bijna eender te denken als zij, zonder het -in alle opzichten volkomen met hen eens te zijn. - -Dan kwam het gesprek op Sanier, wiens blad de modder iederen dag als -uit een riool haalde. Guillaume, die volgens zijn gewoonte op en neer -was gaan loopen, ontwaakte uit zijn droef gepeins, om uit te roepen: - -“O, die Sanier! Wat een vuil werk verricht die! Heel gauw zal er niets -of niemand meer zijn, op wien hij niet gespogen heeft. Je denkt, dat -hij het met je eens is, en plotseling wordt je bevuild... Heeft hij -gisteren niet verteld, dat men bij zijn arrestatie op Salvat valsche -sleutels gevonden heeft en portemonnaies, die hij van wandelaars -gestolen zou hebben... Altijd Salvat! Salvat, het onuitputtelijk -onderwerp voor artikelen! Salvat, wiens naam voldoende is om de oplaag -der couranten te verdriedubbelen! Salvat, de gelukkige afleiding voor -de omgekochten van de Afrikaansche sporen! Salvat, het slagveld, waarop -ministeries vallen en gevormd worden! Allen buiten hem uit en wurgen -hem!” - -Na dezen kreet van verzet en medelijden namen de vrienden afscheid. -Pierre had den geheelen avond voor het open raam gezeten en zonder een -woord te zeggen geluisterd. Hij was ten prooi aan zijn twijfel, aan -zijn innerlijken tweestrijd, en nog geen van de vele elkaar -tegensprekende meeningen hadden hem een oplossing, een bevrediging -gebracht. Zij waren het er slechts over eens, dat de oude wereld -verdwijnen moest, zonder dat zij in een zelfde broederlijke -krachtsinspanning de toekomstige wereld van gerechtigheid en waarheid -vermochten op te bouwen. - -Toen Pierre op zijn beurt ook eindelijk wegging, legde Guillaume zijn -beide handen op de schouders van zijn broer en keek hem, ondanks zijn -toorn diep geroerd, lang aan. - -“Jij lijdt ook, arme jongen, dat zie ik al een paar dagen. Maar jij -bent de meester van je lijden, want de strijd wordt slechts in jou zelf -gestreden, jij kunt je zelf overwinnen, terwijl men de wereld niet kan -overwinnen, wanneer het lijden het gevolg is van haar slechtheid en -ongerechtigheid!... Kom, wees dapper, handel volgens je rede, ook al -moet het je tranen kosten, en je zal kalm worden.” - -Toen Pierre dien nacht in zijn kleine huisje te Neuilly, waarin nog -slechts de schimmen van zijn vader en van zijn moeder terugkeerden, -alleen was, hield een allerlaatste strijd hem nog lang wakker. Nooit -nog had hij een zoo sterken afschuw gevoeld voor zijn leugen, voor dat -priesterschap, dat een zinloos gebaar voor hem geworden was, voor die -soutane, welke hij eigenlijk slechts als een soort vermomming droeg. -Misschien had wat hij bij zijn broeder gezien en gehoord had—de -maatschappelijke ellende van sommigen, de nuttelooze en dwaze agitatie -van anderen, het ondanks alle onderlinge tegenspraak hardnekkig -blijvende verlangen naar een betere menschheid—hem de noodzakelijkheid -van een eerlijk, in het volle licht normaal te leiden leven nog dieper -doen gevoelen. Nu kon hij aan den langen droom, dien hij eens gedroomd -had, dat menschenschuwe en eenzame leven van een vroom priester, die -hij niet was, niet denken, zonder dat een rilling van schaamte hem -doorhuiverde, zijn geweten in opstand kwam tegen die lange leugen. Nu -stond het vast: hij zou niet langer liegen, zelfs niet uit -barmhartigheid, om aan anderen de goddelijke illusie te geven. Maar -welk een losscheuren uit alles wat hem eens lief geweest was, was het -afleggen van die soutane, welke hij aan zijn huid meende te voelen -plakken. Hoe troosteloos was het voor hem tegen zichzelf te moeten -zeggen, dat hij, zelfs wanneer hij zich losrukte, zwak, gewond, -verminkt zou blijven, zonder ooit weer te kunnen worden als andere -menschen. - -Daarin bestond in dien vreeselijken nacht wederom zijn strijd en zijn -marteling. Zou het leven nog iets van hem willen weten? Was hij niet -geteekend om eeuwig afzonderlijk te blijven staan? Hij meende zijn eed -als een rood gloeiend ijzer in zijn vleesch te voelen. Waartoe diende -hij zich te kleeden als andere mannen, daar hij toch nooit meer een man -zijn kon? Tot nog toe had hij zoo bevend, zoo onhandig, zoo verloren in -zijn verzaking en in zijn droomwereld geleefd! Niet meer kunnen! Niet -meer kunnen! Deze vrees, waardoor hij bang was te zullen verlammen, -liet hem niet los. En toen hij een besluit nam, deed hij het in angst, -alleen uit eerlijkheid. - -Toen Pierre den volgenden dag naar Montmartre terugging, droeg hij een -donkere jas en broek. Grootmoeder en de drie zonen lieten hun verbazing -noch door een uitroep, noch door een blik blijken. Was het niet heel -natuurlijk? Zij begroetten hem op dezelfde kalme manier als altijd, -misschien zelfs met nog meer hartelijkheid en liefde, om de eerste -oogenblikken makkelijker voor hem te maken. Maar Guillaume lachte hem -vriendelijk toe. Hij zag daarin zijn werk. De genezing kwam, zooals hij -gehoopt had, door hem en bij hem, in de volle zon, in het leven, dat de -groote glazen deur in breede stroomen binnen vallen liet. - -Ook Marie had opgekeken en zag Pierre aan. Zij wist niet wat haar zoo -logisch woord: “Waarom trek je die niet uit?” hem had doen lijden. Dat -hij zijn soutane afgelegd had, vond zij eenvoudig makkelijker voor het -werk. - -“Kom eens kijken, Pierre... Toen ik kwam, zat ik juist te kijken, hoe -de wind al die rookwolken naar het Oosten drijft. Je zoudt ze voor -schepen kunnen aanzien, voor een niet te tellen eskader, dat de zon -purper kleurt. Ja, ja, het zijn gouden schepen, duizenden gouden -schepen, die uit den oceaan van Parijs uitloopen, om de aarde -beschaving en vrede te brengen!” - - - - -III. - -Twee dagen later was Pierre al aan zijn nieuwe kleedij gewend; en hij -dacht er zelfs niet meer aan, toen hij op een morgen op weg naar -Montmartre abbé Rose voor de basilica van den Sacré-Cœur ontmoette. - -De oude priester schrikte eerst en herkende hem nauwlijks in die -kleeding; dan greep hij zijn beide handen en keek hem lang aan. - -“O mijn zoon, dus ben je toch in de vreeselijke ellende gevallen, -waarvoor ik altijd zoo bang geweest ben!” zeide hij met tranen in zijn -oogen. “Ik heb er nooit met je over willen spreken, maar ik voelde wel, -dat God je ziel verlaten had. Een diepere wond in mijn hart kon mij -door niets toegebracht worden!” - -Bevend nam hij hem wat ter zijde, als om hem te onttrekken aan de -verontwaardiging der enkele voorbijgangers. Zijn krachten begaven hem -en hij liet zich neervallen op een stapel steenen, die vergeten in het -gras was blijven staan. - -Deze diepe, echte smart van zijn ouden, hartelijken vriend trof Pierre -meer dan heftige verwijten en vervloekingen gedaan zouden hebben. De -plotselinge, onvoorziene pijn, welke deze ontmoeting, die hij toch had -moeten voorzien, veroorzaakte, bracht ook Pierre de tranen in de oogen: -deze breuk met den vromen man, wiens droom van naastenliefde—de hoop om -door goedheid de wereld te redden—hij zoo lang gedeeld had, bracht hem -een wonde toe, waaruit het beste van zijn bloed wegstroomde. Zij -hadden, in hun verlangen om den gelukkigen oogst der toekomst te -bespoedigen, samen zooveel goddelijke illusies gehad, zoo gestreefd -naar het betere, zooveel vergiffenis geschonken. En nu scheidden zich -hun wegen: hij, de jongere, keerde tot het leven terug en liet den oude -alleen verder droomen en vergeefs wachten. - -“O mijn vriend, mijn vader, het eenige wat mij spijt, nu ik al deze -martelingen van mij schud, is u alleen achter te laten Ik dacht reeds -genezen te zijn, maar mijn arm hart breekt nu ik u weer zie... Ween -niet over mij, wat ik u smeeken mag, doe mij geen verwijten. Wat ik -gedaan heb, moest ik doen—u zelf zoudt, wanneer ik uw raad gevraagd -had, mij gezegd hebben, dat het beter is geen priester meer te zijn dan -een priester zonder geloof en zonder eer.” - -“Ja, ja,” herhaalde abbé Rose zacht; “je hadt geen geloof meer, dat -vermoedde ik maar al te zeer, en ik maakte me erg ongerust over je -strakheid en je heiligheid, waarin ik zooveel wanhoop raadde. Hoevele -uren heb ik niet getracht je te kalmeeren! En ook nu moet je naar mij -luisteren, want ik moet je redden... Helaas ik ben geen theologische -geleerde, om met je te discussieeren, om je met bijbelteksten en -dogma’s tot ons terug te brengen. Maar in naam der naastenliefde, mijn -kind, alleen in naam der naastenliefde, denk na, vat je taak, om troost -en hoop te geven, weer op.” - -Pierre, die naast hem was gaan zitten, begon zich op te winden. - -“De naastenliefde, de naastenliefde! Juist de zekerheid, dat zij niets -beteekent, dat zij onmiddellijk bankroet slaan moet, heeft ten slotte -den priester in mij gedood... Hoe kunt u gelooven, dat geven voldoende -is, waar gij uw heele leven niets anders gedaan hebt dan geven, zonder -dat gij voor de anderen en voor u zelf iets anders geoogst hebt dan de -eeuwige, ja zelfs steeds erger wordende onrechtvaardige ellende, zonder -dat gij ooit den dag bepalen kunt, waarop die afschuwelijke schande zal -ophouden?... De belooning na den dood, zult u zeggen, de -rechtvaardigheid in het paradijs! O, dat is geen gerechtigheid, dat is -een fopperij, waaronder de wereld reeds eeuwen lijdt.” - -En hij herinnerde hem aan hun leven in de wijk Charonne, toen zij samen -de kleine dakloozen van de straat opraapten, toen zij den ouders in de -krotten hulp brachten; hij herinnerde hem aan zijn bewonderenswaardige -krachtsinspanning, die, wat hem zelf betrof, op een verwijt van zijn -superieuren, op een soort verbanning ver van zijn armen uitgeloopen -was. En had men hem niet met nog strengere straffen bedreigd, wanneer -hij weer begon den godsdienst door in den blinde gegeven en doellooze -aalmoezen in gevaar te brengen. Nu werden zijn gangen nagegaan, met -argwaan aangezien; werd hij als het ware niet ondergedompeld door de -voortdurend stijgende ellende, waar hij toch wist, dat hij nooit genoeg -zou kunnen geven, zelfs wanneer hij over millioenen beschikte, dat hij -niets deed dan het lijden der armen verlengen, die, wanneer zij vandaag -aten, toch morgen niets te eten hebben zouden? Hij was machteloos; de -wonde, die hij meende te verbinden, brak op hetzelfde oogenblik aan -alle kanten open; het geheele maatschappelijke lichaam zou door dit -gezwel aangegrepen en vernietigd worden. Maar de oude priester -luisterde bevend toe en schudde zijn wit hoofd. - -“Wat komt het erop aan? Wat komt het erop aan, mijn kind? Je moet -geven, altijd geven, ondanks alles geven. Een andere vreugde bestaat -niet... Houd je, ook al mogen de dogma’s je hinderen, aan dat -Evangelie, blijf je heil zoeken in naastenliefde.” - -Toen raakte Pierre in opwinding en vergat, dat hij tegen dezen -eenvoudige van geest sprak, die niets was dan menschenliefde, niet in -staat om hem te volgen. - -“De proef is genomen; met barmhartigheid is het heil der menschheid -niet te bereiken; het kan slechts uit gerechtigheid geboren worden. Dat -is de langzamerhand steeds luider en luider wordende kreet, die uit -alle volkeren opstijgt. Nu reeds bijna twee duizend jaar is het -Evangelie een mislukking gebleven. Jezus heeft geen verlossing -gebracht; het lijden der menschheid is even groot, even onrechtvaardig -gebleven. Het Evangelie is niets meer dan een verouderde codex -geworden, waaruit de volkeren niets dan verwarring en nadeel zullen -trekken... Wij moeten ons daarvan bevrijden.” - -Dat was zijn vaststaande overtuiging. Welk een vreemde dwaling was het -als socialen wetgever Jezus te nemen, die te midden van een andere -maatschappij, in een andere wereld, in een anderen tijd geleefd had. En -zelfs wanneer men van zijn moraal en van zijn leer slechts het -menschelijke en het eeuwige wilde bewaren, dat zij bevatten—welk een -gevaar lag dan nog niet in de toepassing van onveranderlijke -voorschriften op alle tijden. Geen enkele maatschappij zou onder de -strikte toepassing van het Evangelie kunnen leven, Jezus is de -vernietiger van alle natuurlijke orde, van alle werk, van alle leven; -hij heeft de vrouw en de wereld, de eeuwige natuur, de eeuwige -vruchtbaarheid van dingen en wezens verloochend. Toen kwam het -Katholicisme en richtte op hem zijn vreeselijk gebouw van -schrikaanjaging en onderdrukking op. De erfzonde is de -verschrikkelijke, bij ieder schepsel terugkeerende herediteit, die -niet, zooals de wetenschap, de correctieven van opvoeding, -omstandigheden en omgeving toelaat. - -Er is geen pessimistischer opvatting denkbaar dan dat de mensch op die -wijze reeds bij zijn geboorte aan den duivel gewijd, tot zijn dood aan -een eeuwigen strijd met zichzelf ten prooi is. Een onmogelijke en -absurde strijd, want het gaat er daarbij om den geheelen mensch te -veranderen, het vleesch en de rede te dooden, den duivel in de diepte -der wateren, der bergen en der wouden te vervolgen, om hem daar met sap -der aarde te vernietigen. De wereld is niets meer dan één zonde, een -hel van verleidingen en lijden, die men doortrekt, om den hemel te -verdienen. Deze godsdienst van den dood, welken alleen de idee der -naastenliefde in stand heeft kunnen houden, maar die door het verlangen -naar gerechtigheid onvermijdelijk zal weggevaagd worden, is een -prachtig werktuig voor het absolute despotisme. De arme, de ongelukkige -bedrogene, die niet meer aan het Paradijs gelooft, wil, dat de -verdiensten van een ieder hier op aarde beloond worden; het eeuwige -leven wordt weer de goede godin, het werk is de wet der wereld, de -vruchtbare vrouw komt weer in eere, het dwaze schrikbeeld der hel maakt -plaats voor de glorierijke, steeds voortbrengende natuur. De oude -Semietische droom van het leven wordt weggevaagd door de heldere, op de -moderne wetenschap steunende Latijnsche rede. - -“Sedert achttienhonderd jaar belemmert het Christendom het -voortschrijden der menschheid naar waarheid en gerechtigheid,” besloot -Pierre. “Eerst op den dag, dat zij het afschaft door het Evangelie te -plaatsen bij de boeken der wijzen, zonder daarin een absoluten en alles -beslissenden codex te zien, zal zij haar evolutie weder kunnen -voortzetten.” - -Abbé Rose hief zijn bevende handen op. - -“Zwijg toch, mijn zoon, zwijg toch! Je lastert!... Ik wist, dat je -gekweld werd door twijfel; maar ik hield je voor zoo geduldig en zoo -bereid om te lijden, dat ik op je verzaking en berusting rekende! Wat -is er toch gebeurd, dat je zoo plotseling de Kerk den rug toekeert? Ik -herken je niet meer; een passie is in je opgestoken, een onoverwinlijke -kracht sleurt je mede... Wat is er toch? Wie heeft je zoo veranderd?” - -Verwonderd luisterde Pierre naar hem. - -“Maar ik verzeker u heusch, dat ik dezelfde ben, dien u altijd gekend -hebt—dat is slechts de onvermijdelijke ontknooping, het onvermijdelijke -resultaat! Wie zou zijn invloed op mij hebben kunnen doen gelden, daar -niemand in mijn leven gekomen is? Welke nieuwe gevoelens zouden mij -kunnen veranderen, waar ik geen nieuwe vind, wanneer ik mijzelf -ondervraag. Ik ben dezelfde, precies dezelfde gebleven.” - -Toch was er een weifeling in zijn stem. Was het werkelijk waar, dat er -niets nieuws in hem gekomen was? Hij onderzocht zijn geweten nogmaals, -maar hij kon niets vinden. Het was slechts een heerlijk ontwaken, een -onmetelijke begeerte om te leven, een drang zijn armen wijd genoeg te -kunnen openen, ten einde al wat bestond aan zijn hart te kunnen -drukken. Een storm van jubel hief hem op en sleurde hem mede. - -Hoewel abbé Rose veel te onschuldig was, om hem te kunnen begrijpen, -schudde hij weer zijn hoofd en dacht aan de valstrikken van den duivel. -Deze afval van zijn kind, zooals hij Pierre noemde, sloeg hem terneer. -Hij sprak nog en kreeg de ongelukkige ingeving hem den raad te geven -met monseigneur Martha te gaan spreken, want hij hoopte, dat een -geestelijke van zulk een autoriteit de juiste woorden zou weten te -vinden, om hem tot het geloof terug te brengen. Maar Pierre had den -moed te zeggen, dat hij uit de Kerk ging, juist omdat hij daarin zoo’n -leugenaar en despoot aangetroffen had, die van den godsdienst een -verderf aanbrengende diplomatie maakte en ervan droomde de menschen -door list tot God terug te brengen. Toen stond abbé Rose wanhopig op; -hij vond geen argument meer en wees slechts met een gebaar op de -basilica, die met zijn reusachtige, onvoltooide, vierkante massa stond -te wachten op den koepel, welke haar bekronen moest. - -“Dit is het huis Gods, mijn kind, het monument van verzoening en van -triomf, van boete en vergiffenis. Je hebt er de mis gelezen en je -verlaat het als een heiligschennende meineedige.” - -Pierre was ook opgestaan en in een exaltatie van kracht en gezondheid -antwoordde hij: - -“Neen, neen, ik verlaat de Kerk vrijwillig, zooals men een kelder -verlaat, om in de vrije lucht, naar de zon terug te keeren. God is daar -niet, het is daar slechts een uitdaging van de rede, van de waarheid en -van de gerechtigheid, een reusachtig gebouw, dat men zoo hoog mogelijk -opgericht heeft als een citadel van het absurde, die Parijs, dat hij -beleedigt en bedreigt, beheerschen moet.” - -En toen hij zag, dat de oogen van den ouden priester zich weer met -tranen vulden, en daar hij zelf wanhopig was over hun breuk, wilde hij -vluchten. - -“Vaarwel! Vaarwel!” - -Maar abbé Rose had hem reeds in zijn armen genomen en kuste hem als het -verdoolde schaap, dat den herder het liefst is. - -“Niet vaarwel, niet vaarwel, mijn kind! Zeg: tot ziens! Zeg dat we -elkaar nog terug zullen vinden, tenminste onder hen, die weenen en -honger hebben. Al geloof je ook, dat de naastenliefde bankroet gemaakt -heeft, toch zullen we elkander altijd in onze armen blijven -liefhebben!” - - - -Pierre, die de kameraad van zijn drie groote neven geworden was, had -van hen in enkele lessen leeren fietsen, om hen op hun ochtendritjes te -kunnen vergezellen; reeds was hij een paar maal met hen en met Marie -over de hard geplaveide wegen in de richting van het meer van Enghien -gereden. Op een ochtend, dat Marie zich voornam met hem en Antoine naar -het bosch van Saint-Germain te gaan, kreeg deze laatste plotseling een -verhindering. Zij had haar fietskostuum al aan: een korten rok van -zwarte serge en een jakje van dezelfde stof op een écru zijden -overhemdje—en de Aprilochtend was zoo helder en zacht, dat zij vroolijk -uitriep: - -“Dat hindert niet, ik neem je mede, dan zijn we met ons beiden! Ik wil, -dat je het genot leert kennen om op een goeden weg tusschen mooie -boomen te rijden.” - -Maar daar hij nog niet zoo erg getraind was, besloten zij dat zij met -hun fietsen den trein tot Maisons-Laffitte nemen zouden, om vandaar -door het bosch te rijden en dan weer met den trein terug te komen. - -“Zijn jullie weer vóór het déjeuner terug?” vroeg Guillaume, die pret -had in dit uitstapje, en zijn broer, die ook geheel in het zwart was, -glimlachend aankeek. - -“Natuurlijk,” antwoordde Marie. “Het is net acht uur, we hebben dus -allen tijd. Maar ga in ieder geval maar dejeuneeren, wij zullen wel -invallen, als het noodig is.” - -Het was een heerlijke ochtend. Bij het weggaan dacht Pierre, dat hij -met een goeden kameraad was, wat dit uitstapje met hun tweeën in de -lekkere lentezon heel natuurlijk maakte. De bijna gelijke kostuums -werkten door de vrijheid van beweging, die zij veroorloofden, -ongetwijfeld tot die vroolijke, rustige en gemoedelijke stemming mede. -Maar er was ook nog iets anders: de gezonde, vrije lucht, het genot van -de gemeenschappelijke lichaamsbeweging, de vreugde zich vrij te -gevoelen in de vrije natuur. - -In den coupé, waar zij alleen waren, kwam Marie op haar -lyceumherinneringen terug. - -“O, je hebt er geen idee van hoe heerlijk we krijgertje konden spelen! -Om harder te kunnen loopen, bonden wij onze rokken met touwtjes vast, -want toen durfden ze ons niet zooals nu in een broek te laten loopen. -Het was een geschreeuw, een geloop, een geren, onze haren vlogen in den -wind en we hadden kleuren als boeien!... En dat belette je niet om te -werken, integendeel! Wanneer we eenmaal aan het studeeren waren, -hielden we ook een wedloop wie het meest weten en de eerste van de klas -zijn zou.” - -Zij lachte er nog hartelijk om, terwijl Pierre haar verwonderd -aankeek—zoo blozend en gezond zag zij er uit onder den zwart vilten -hoed, dien een lange zilveren haarpen op haar dikken wrong vasthield. -Haar prachtig bruin haar, dat hoog opgenomen was, liet haar frisschen -nek, die kinderlijk teer gebleven was, vrij, en nog nooit had hij haar -in al haar kracht zoo lenig gezien; haar heupen waren krachtig, haar -borst breed, maar tevens fijn en bekoorlijk. Wanneer zij zoo lachte, -schitterden haar oogen van genot, terwijl het onderste gedeelte van -haar gelaat, haar ietwat krachtige mond en kin, een uitdrukking van -eindelooze goedheid kregen. - -“Ja, die broek!” ging zij schertsend voort. “En dan te denken, dat -sommige vrouwen zoo eigenzinnig blijven, om met een rok te fietsen.” - -En toen hij, zonder aan galanterie te denken, maar alleen om het feit -te constateeren, zeide, dat zij er in haar costuum heel goed uitzag: - -“O, ik tel niet mede... Ik ben niet mooi, ik ben alleen maar gezond, -dat is alles... Maar kan jij je begrijpen, dat vrouwen, die hier zoo’n -prachtige gelegenheid hebben, om het zich makkelijk te maken, als een -vogel te vliegen en eindelijk haar beenen uit hun gevangenis te -bevrijden, dat gewoonweg weigeren? Als ze denken, dat zij met haar -korte schoolmeisjesrokken mooier zijn, dan vergissen zij zich leelijk. -En wat het kieschheidsgevoel betreft, ik vind, dat je beter je kuiten -dan je schouders kunt laten zien. En bovendien, wie denkt aan zoo iets, -als je fietst... Er bestaat niets dan de broek, de rok is ketterij.” - -Zij keek nu op haar beurt hem aan en zij werd op dat oogenblik -blijkbaar getroffen door de buitengewone verandering, welke in hem had -plaats gevonden sedert zij hem voor het eerst zoo somber in zijn lange -soutane en met zijn mager, vaal, door het lijden verwoest gezicht -gezien had. Daarachter had zij een eindelooze wanhoop, de leegte van -een graf, waaruit de wind zelfs de asch verstrooid had, gevoeld. En nu -was het als het ware een herrijzenis, een opstanding: zijn gezicht -leefde op, het voorhoofd had weer de kalmte der hoop gekregen, terwijl -de oogen en de mond, in zijn eeuwigen honger naar liefde, overgave en -leven, iets van hun vroegere vertrouwelijke teederheid teruggevonden -hadden. Alleen de minder lange haren op de plaats der tonsuur, die -trouwens niet zoo zichtbaar meer was als vroeger, verrieden nog den -priester. - -“Waarom kijk je me zoo aan?” vroeg hij. - -“Ik kijk ernaar hoeveel goed het werken en de buitenlucht ook jou -doen,” zeide zij openhartig. “Zoo mag ik je veel liever zien. Je zag er -zoo slecht uit, dat ik heusch dacht, dat je ziek was.” - -“Dat was ik ook,” zeide hij eenvoudig. - -Maar de trein stopte bij Maisons-Laffitte. Zij stapten uit en sloegen -dadelijk den weg naar het bosch in. - -“Ik zal maar voorop rijden, hè?” riep Marie vroolijk. “Je bent immers -altijd nog wat bang voor rijtuigen.” - -Slank en recht in het zadel reed zij voorop; dikwijls keek zij -vriendelijk glimlachend om, om te zien of hij haar volgde. Bij ieder -rijtuig, dat zij voorbij reden, stelde zij hem gerust en somde de -verdiensten van hun fietsen, die beide uit de fabriek Grandidier -kwamen, op. Het waren Lisette’s, het populaire merk, waaraan Thomas -medegewerkt had en dat in den Bon Marché grifweg voor honderdvijftig -francs verkocht werd. Misschien zagen zij er een beetje log uit, maar -zij waren sterk en tegen een stootje bestand. Echte fietsen om te -toeren, zeide zij. - -“Ha, daar is het bosch! Nu behoeven wij niet meer de helling op te -trappen en zal je eens prachtige lanen zien. Je rijdt er als op -fluweel.” - -Pierre bleef nu niet langer achter en beiden reden zij nu in denzelfden -regelmatigen gang naast elkaar over den breeden, rechten weg tusschen -het dubbele, majestueuze gordijn der groote boomen. En zij praatten -heel amicaal. - -“Nu ben ik zeker van mijn zaak. Je zult zien, dat je leerling je eer -aandoet.” - -“Daar twijfel ik niet aan. Je zit heel goed in je zadel. Binnenkort zal -je me in den steek laten, want een vrouw kan in zulke dingen niet tegen -een man op. En toch, wat een goede opvoeding is het fietsen voor een -vrouw.” - -“Hoe zoo?” - -“O, daar heb ik zoo mijn eigen ideeën over... Als ik ooit een dochter -krijg, dan zet ik haar op haar tiende jaar op de fiets, om haar te -leeren, hoe ze leven moet.” - -“Dus een opvoeding door ervaring?” - -“Natuurlijk. Kijk nu die groote meisjes eens, die de moeders in haar -rokken opvoeden. Men maakt haar voor alles bang, verbiedt haar ieder -initiatief, oefent noch haar wil noch haar oordeel, zoodat ze zelfs, -door de gedachte aan een mogelijken hinderpaal verlamd, de straat niet -over durven steken... Maar zet haar heel jong op de fiets en laat ze -aan haar lot over: dan moeten zij wel uitkijken naar een steentje, -zorgen, dat zij tijdig en in de goede richting uitwijken, als het -noodig is. Een wagen komt in vollen draf aan, het een of ander gevaar -doemt op en zij moet dadelijk beslissen, met vaste hand sturen, als zij -geen ongeluk krijgen wil... Is het niet een voortdurend trainen van je -wilskracht, een uitstekende les in de kunst, om te weten wat je doen -moet om je te verdedigen?” - -“Jullie zult allemaal te gezond worden,” zeide hij lachend. - -“O, gezond zijn, dat spreekt van zelf. Om goed en gelukkig te wezen, -moet je in de eerste plaats zoo gezond mogelijk zijn. Maar ik geloof, -dat zij, die steenen weten te vermijden en op het juiste oogenblik -kunnen omkeeren, ook beter in staat zullen zijn in het maatschappelijke -en gevoelsleven de moeilijkheden te overwinnen en met een vrij, eerlijk -en krachtig oordeel de beste besluiten te nemen... Weten en willen, -daarin bestaat de geheele opvoeding.” - -“Dus de emancipatie der vrouw door de fiets?” - -“Lieve Hemel, waarom niet?... Het klinkt grappig, en toch, kijk eens -wat een heelen weg we al afgelegd hebben: de broek, die de beenen -bevrijdt; de gemeenschappelijke uitstapjes, die de geslachten gelijk -maken; vrouw en kind volgen den man overal heen; kameraden als wij -tweeën kunnen door veld en bosch rijden, zonder dat men er aanstoot aan -neemt. En dan bestaat vooral de gelukkige verovering hierin: in de -lucht- en zonnebaden, die je in de vrije natuur neemt; in den terugkeer -tot onze gemeenschappelijke moeder, de aarde; in de nieuwe kracht en in -de nieuwe vreugde, die je weer uit haar begint te scheppen! Is dit -bosch, waarin we nu samen rijden, niet heerlijk? En wat een frissche -lucht krijg je weer in je longen. Hoe kalmeert je dat en wat een -nieuwen moed geeft het je!” - -Inderdaad was het in de week stille bosch met zijn diep en zonnig -kreupelhout rechts en links onzegbaar heerlijk. De nog schuin vallende -zon wierp haar stralen slechts op een kant van den weg en verguldde de -hooge, groene draperieën der boomen, terwijl aan de andere zijde het -loof in de schaduw bijna zwart leek. Welk een genot was het, als langs -den grond strijkende zwaluwen, in de frissche lucht en in den adem der -kruiden en bladeren, welker krachtige geur je in het gezicht slaat, -door die koninklijke laan te vliegen! Zij raakten nauwlijks den grond -aan—vleugels waren hun aangegroeid, die hen in eenzelfde vlucht door de -zonnestralen en door de schaduwen, door het leven van het groote, -huivrend bosch met zijn mossen en zijn bronnen, zijn geuren en zijn -insecten droegen. - -Bij het kruispunt Croix-de-Noailles wilde Marie niet ophouden. ’s -Zondags heerschte hier altijd een groote drukte en bovendien kende zij -stille, behoorlijk-rustige plekjes. Later, op de helling naar Poissy, -spoorde zij Pierre aan en lieten zij hun fietsen in volle vaart gaan. -En nu volgde die heerlijke roes der snelheid, het bedwelmende gevoel -van het evenwicht, hoewel men in zulk een vaart voortsnelt, dat men -bijna buiten adem raakt, terwijl de grijze weg onder de voeten -wegvlucht en de boomen aan beide kanten draaien als de baleinen van een -waaier, dien men openslaat. De bries waait als een storm, en men vliegt -als het ware den horizont, de oneindigheid, die echter steeds weer -terugwijkt, tegemoet. Het is de grenzenlooze hoop, de bevrijding van te -zware banden in de ruimte. Er bestaat geen betere lichaamsbeweging; de -harten kloppen sneller in de vrije natuur. - -“Zeg, we moesten niet naar Poissy rijden, maar links afslaan!” riep -zij. - -Zij namen den weg van Achères naar Loges, die smaller en schaduwrijk -steeg, en minderden, daar zij nu flink aan moesten trappen, hun vaart. -De weg was minder goed, zandig en door de laatste stortregens wat -omgewoeld. Maar was die krachtsinspanning ook niet een genot? - -“Je zult er wel aan wennen, het overwinnen van hindernissen is zoo -prettig... Ik voor mij heb het land aan wegen, die te lang glad en mooi -blijven. Een kleine stijging, die je beenen niet al te veel vermoeit, -geeft weer eens een afwisseling, die je aanzweept en wakker maakt... En -dan het is zoo goed om sterk te zijn en ondanks regen, storm en helling -vooruit te komen.” - -Haar opgewektheid en haar moed verrukten hem. - -“Dus zijn we eigenlijk op een tocht door heel Frankrijk?” vroeg hij -lachend. - -“Neen, neen, we zijn al waar we wezen moeten. Nou, je zult er zeker -niets tegen hebben, om wat te rusten. Maar zeg eens eerlijk, was het -niet de moeite waard tot hier te rijden, om op dit heerlijke, rustige -en frissche plekje wat uit te rusten?” - -Lenig sprong zij van haar fiets en sloeg een voetpad in, terwijl zij -hem riep haar te volgen. Na een pas of vijftig zetten zij hun machines -tegen een boomstam en waren zij op een kleine open plek. Het was -inderdaad het bekoorlijkste bladerennestje, dat men zich droomen kon. -Het bosch had daar een eenzame en verheven schoonheid en grootschheid. -De lente gaf het de eeuwige jeugd, het bladerdak was rein en licht als -groene, fijne kant, die de zon met goud bestrooide. De adem van het -leven steeg op uit het gras, kwam uit het door den krachtigen geur der -aarde doorbalsemde kreupelhout. - -“Het is gelukkig nog niet al te warm,” zeide zij, terwijl zij aan den -voet van een jongen eik ging zitten. “In Juli hebben de dames een -beetje te roode kleur en gaat de poudre-de-riz gauw weg... Je kan niet -altijd even mooi zijn.” - -“Ik kan niet zeggen, dat ik het koud heb,” zeide Pierre, die naast haar -kwam zitten en zijn voorhoofd afveegde. - -Zij lachte en zeide, dat zij hem nog nooit met zoo’n kleur gezien had. -Eindelijk kon je merken, dat hij bloed onder zijn huid had. En zij -begonnen te praten als twee kinderen, als twee kameraden, vonden de -kinderlijkste dingen grappig. Zij was bang, dat hij koude zou vatten, -wilde niet, dat hij in de schaduw bleef, omdat hij het zoo warm had, -zoodat hij, om haar haar zin te geven, met zijn rug in de zon moest -gaan zitten. Dan bevrijdde hij op zijn beurt haar van een spin, een -groote zwarte spin, die met haar pooten in haar kroezende nekhaartjes -verward raakte. In het schrikgilletje, dat zij uitstiet, kwam de vrouw -in haar weer te voorschijn. Het was toch eigenlijk dwaas om zoo bang te -zijn voor spinnen! Maar het lukte haar niet om zich te beheerschen, zij -bleef bleek en beefde. - -Een zwijgen volgde, zij keken elkaar glimlachend aan en voelden te -midden van dit heerlijke bosch een teedere vriendschap voor elkaar, die -beiden broederlijk waanden. Zij was gelukkig, dat zij zich voor hem was -gaan interesseeren, hij dankbaar voor de genezing en de gezondheid, die -grootendeels haar werk waren. Maar zij sloegen hun oogen niet neer, hun -handen raakten elkaar zelfs niet aan, terwijl zij door het gras -streken, want zij waren zoo onschuldig en zoo rein als de groote eiken -om hen heen. Toen zij hem in haar afkeer voor alle vernietiging belet -had de spin te dooden, begon zij weer verstandig over allerlei dingen -te spreken als een meisje, dat alles wist en door het leven niet -verlegen gemaakt wordt, zoo zeker was zij ervan nooit iets te doen dan -wat zij doen wilde. - -“Zeg eens,” riep zij eindelijk; “laten we erom denken, dat ze ons met -het dejeuner thuis verwachten.” - -Zij stonden op en duwden hun fietsen naar den straatweg. In flinke -vaart gingen zij weer terug en reden door de prachtige laan, die bij -het kasteel uitkomt, over les Loges naar Saint-Germain. Ze vonden het -heerlijk weer zoo naast elkander voort te snellen. En vertrouwelijk -zetten zij hun gesprek voort. - -In den trein, die hen van Saint-Germain naar Parijs terugbracht, zag -Pierre, dat Marie plotseling een hoogroode kleur kreeg. Twee dames -zaten met hen in dezelfde coupé. - -“Nou heb jij het warm!” - -Zij protesteerde, maar alsof een gevoel van schaamte haar aangreep, -werd haar gezicht nog rooder. - -“Ik heb het heelemaal niet warm, voel mijn handen maar... Is het niet -belachelijk om zonder eenige reden een kleur te krijgen!” - -Hij begreep het: het was weer een van die onwillekeurige opwellingen -van haar jonkvrouwelijk hart, welke het bloed naar haar wangen joegen -en waarover zij zich zoo ergerde. Zonder eenige reden, zeide zij. Maar -het hart, dat daar in de eenzaamheid van het woud onschuldig sliep, -klopte thans, zonder dat zij het zelf wist. - -Intusschen was Guillaume na het vertrek van de kinderen, zooals hij ze -noemde, weer begonnen aan het vervaardigen van zijn geheimzinnig kruit, -waarvan hij de patronen boven in de kamer van Grootmoeder bewaarde. De -vervaardiging was buitengewoon gevaarlijk, de minste onachtzaamheid -gedurende het werk, het te laat sluiten van een kraan, kon een -vreeselijke ontploffing veroorzaken, die het huis en zijn bewoners in -de lucht zou doen vliegen. Hij wachtte daarom liever tot hij alleen was -en geen gevaar voor anderen of afleiding voor zichzelf behoefde te -vreezen. Maar ditmaal werkten zijn drie zoons toch in het groote -atelier. Zooals gewoonlijk zat Grootmoeder rustig bij de kachel te -naaien. Maar zij telde niet mede; zij was dapper, verliet nooit haar -plaats, zat rustig te midden van het gevaar; ja zij hielp zelfs -Guillaume bij zijn werk, kende even goed als hij de verschillende -phases van de moeilijke bewerking met al haar vreeselijke bedreigingen. - -Toen zij zag, hoe afgetrokken hij dien ochtend was, keek zij dikwijls -op van het linnengoed, dat zij ondanks haar zeventig jaar noch steeds -zonder bril verstelde. Met één oogopslag vergewiste zij zich, dat hij -niets vergat, en ging dan weer aan haar werk. Gewoonlijk sprak zij -weinig, discussieerde nooit, handelde en leidde, en opende haar mond -slechts om een verstandigen, flinken, dapperen raad te geven. Wat zij -dacht en wat zij wilde kon men slechts uit haar antwoorden te weten -komen, korte woorden, waaruit haar rechtvaardige en dappere ziel sprak. - -Vooral in den laatsten tijd scheen zij nog stiller te worden, terwijl -zij in het huis, waarin zij de onbeperkte heerscheres was, druk bezig -was en met haar mooie, peinzende oogen haar klein volkje, de drie -zoons, Guillaume, Marie en Pierre, die haar allen als een erkende -koningin gehoorzaamden, gadesloeg. Had zij veranderingen gezien, feiten -opgemerkt, die niemand om haar heen nog zag of opmerkte? Zij was nog -ernstiger geworden, als verwachtte zij, dat het oogenblik nabij was, -waarop men haar wijsheid en autoriteit noodig hebben zou. - -“Let wat beter op, Guillaume, je bent zoo verstrooid vanochtend,” zeide -zij eindelijk. “Is er iets, dat je hindert?” - -“Niets hoor,” antwoordde hij, terwijl hij haar glimlachend aankeek. “Ik -dacht aan onze goede Marie, die zoo blij was, dat zij op dezen mooien, -zonnigen dag naar het bosch kon.” - -Antoine had opgekeken, terwijl de beide andere broers in hun werk -verdiept bleven. - -“Jammer dat ik juist vandaag die houtsnede af moest hebben. Ik zou zoo -graag met haar meegegaan zijn.” - -“Kom,” zeide de vader met zijn kalme stem, “Pierre is bij haar; Pierre -is heel voorzichtig.” - -Een oogenblik nog nam Grootmoeder hem onderzoekend op; dan ging zij -weer aan haar werk. Haar heerschappij over het huishouden, waaraan -ouden en jongen zich onderwierpen, vond haar oorzaak in de lange -toewijding, in den takt, in de goedheid, waarmede zij regeerde. Van -geboorte Protestant, had zij zich later van alle godsdienstige -geloofsbelijdenissen bevrijd, paste zij op alles slechts die idee van -menschelijke gerechtigheid toe, welke zij zichzelf, na zooveel geleden -te hebben door de onrechtvaardigheid, waaraan haar man gestorven was, -had gevormd. Zij was daarbij buitengewoon dapper, kende geen -vooroordeelen, deed volkomen haar plicht, zooals zij dien opvatte. En -zooals zij zich aan haar echtgenoot en dan aan haar dochter Marguerite -gewijd had, zoo wijdde zij zich thans aan den man van haar dochter en -aan haar kleinzoons, aan Guillaume en zijn kinderen. Nu was ook Pierre, -dien zij eerst vol onrust gadegeslagen had, in haar familie gekomen en -maakte deel uit van het kleine, gelukkige wereldje, waarover zij -heerschte. Ongetwijfeld had zij hem die eer waardig gekeurd. Zij -vertelde nooit gaarne de diepere oorzaken, die haar tot een besluit -brachten. Na eenige dagen van zwijgen had zij op een avond aan -Guillaume slechts gezegd, dat hij er goed aan gedaan had zijn broer -mede te brengen. - -Tegen twaalven riep Guillaume, die nog steeds aan zijn werk was, uit: - -“Nou zijn de kinderen nog niet thuis; wij zullen nog maar even wachten -voor we aan tafel gaan.” - -Een kwartier nog verliep. De drie jongens legden hun werk neer en -gingen in den tuin hun handen wasschen. - -“Marie blijft lang weg,” zeide Grootmoeder. “Als er maar niets met haar -gebeurd is.” - -“O, zij rijdt goed, zij is zeker van zichzelf,” antwoordde Guillaume. -“Ik maak mij meer ongerust over Pierre.” - -Weer keek zij hem aan. - -“Zij zal wel voor hem gezorgd hebben; ze rijden samen al heel goed.” - -“O zeker, maar ik wou toch liever maar, dat zij thuis waren.” - -Dan meende hij plotseling de bellen der fietsen te hooren; hij riep, -dat zij het waren en in zijn blijdschap vergat hij alles, liet zijn -werk in den steek, om hen in den tuin tegemoet te gaan. - -Grootmoeder bleef kalm doornaaien, zonder er zelf ook aan te denken, -dat vlak naast haar stoel het kruit bijna klaar was. En toen twee -minuten later Guillaume terugkwam en zeide, dat hij zich vergist had, -werd hij doodsbleek en staarde naar den oven. Het juiste oogenblik, -waarop het sluiten van een kraan alle mogelijke gevaar voor een -ontploffing voorkwam, was gedurende zijn korte afwezigheid -voorbijgegaan; nu zou ieder oogenblik de vreeselijke explosie kunnen -volgen, wanneer niet een dappere hand de kraan durfde gaan -dichtdraaien. Het moest reeds te laat zijn, de dappere, die dat deed, -zou verpletterd worden. - -Dikwijls had Guillaume den dood op die wijze met volmaakte -onverschrokkenheid onder de oogen gezien. Maar ditmaal bleef hij als -aan den grond vastgenageld; hij durfde geen stap voorwaarts te doen, -zijn geheele wezen kwam door dien angst voor vernietiging in verzet. -Hij klappertandde, stamelde in afwachting van de catastrophe, die het -huis in de lucht dreigde te doen vliegen: - -“Grootmoeder, Grootmoeder!... Het apparaat, de kraan!... Uit, uit, -uit...” - -De oude vrouw had opgekeken zonder nog te begrijpen. - -“Wat is er? Wat heb je toch?” - -Maar hij zag er zoo door angst vertrokken uit, hij week, van schrik -krankzinnig, zoo achteruit, dat zij naar den oven keek en het -verschrikkelijke gevaar bemerkte. - -En zonder overhaasting, alsof het de eenvoudigste zaak ter wereld was, -legde zij haar werk op het tafeltje, stond op en sloot met een hand, -die zelfs niet beefde, de kraan. - -“Ziezoo, dat is alweer klaar. Maar waarom heb je het zelf niet gedaan, -beste jongen?” - -Met open mond en verstijfd als was hij door de hand des doods -aangeraakt, had hij haar met zijn oogen gevolgd. Toen het bloed weer -naar zijn wangen kwam en hij weer levend voor het nu ongevaarlijke -toestel stond, stootte hij, nog steeds rillend en verschrikt, een -diepen zucht uit: - -“Waarom ik de kraan niet dichtgedraaid heb?... Omdat ik bang was!” - -Op dat oogenblik kwamen Marie en Pierre, verrukt over hun fietstocht, -terug; zij praatten, lachten en brachten de vroolijkheid van den -helderen zonnedag mee in huis. De drie broers, die uit den tuin -terugkwamen, plaagden hen, wilden met alle geweld, dat zij bekennen -zouden, dat Pierre met een koe gevochten had en dwars door een veld met -haver gereden was. Maar toen zij het vertrokken gelaat van hun vader -zagen, maakte een plotselinge ongerustheid zich van hen meester. - -“Kinderen, ik ben laf geweest... Vreemd hè, lafheid is een gevoel, dat -ik tot nog toe niet gekend heb.” - -En hij vertelde zijn vrees voor het ongeluk, zijn schrik, de kalme -manier, waarop Grootmoeder hen allen van een wissen dood gered had. Zij -maakte een klein gebaar, als wilde zij zeggen, dat het omdraaien van -een kraan zoo’n groote heldendaad niet was; maar de oogen van de drie -jongens schoten vol tranen en de een na den ander gingen zij haar een -kus geven, waarin zij de dankbaarheid, de vereering legden, die zij -voor haar hadden. Sedert hun jeugd had zij hun alles gegeven, en nu gaf -zij hun ook het leven. Marie had zich ook in haar armen geworpen en -kuste haar vol dankbaarheid en ontroering. Alleen Grootmoeder weende -niet; zij kalmeerde hen allen: men moest niet overdrijven en altijd -verstandig blijven. - -“Neen, nu moet u mij ook nog toestaan u een zoen te geven, want dat ben -ik u wel schuldig,” zeide Guillaume, die zijn zelfbeheersching -terugkreeg. “En Pierre zal dat ook doen; u bent net zoo goed voor hem -als u altijd voor ons geweest is.” - -Toen zij eindelijk aan tafel zaten, kwam hij op dien angst, dien hij -nog niet begreep en waarvoor hij zich schaamde, terug. Sedert eenigen -tijd had hij, die vroeger nooit aan den dood dacht, gemerkt, dat hij -voorzichtig begon te worden. Tweemaal reeds had hij voor de -mogelijkheid van een catastrophe gebeefd. Hoe kwam het, dat hij thans -zoo aan het leven hechtte? - -“Ik geloof eigenlijk, Marie, dat de gedachte aan jou mij laf maakt,” -zeide hij eindelijk vroolijk en met iets van ontroerde teederheid in -zijn stem. “Dat ik minder dapper ben, komt zeker, omdat ik tegenwoordig -wat kostbaars op het spel heb te zetten. Ik moet het geluk behoeden... -Daareven, toen ik geloofde, dat wij allen sterven moesten, zag ik jou -voor mij; de angst jou te verliezen verstijfde en verlamde mij.” - -Marie begon vriendelijk te lachen. Toespelingen op hun aanstaand -huwelijk kwamen niet veel voor, maar zij nam ze steeds met een -gelukkig, liefdevol gezicht op. - -“Zes weken nog,” zeide zij eenvoudig. - -Grootmoeder, die naar hen gekeken had, wendde nu haar blikken naar -Pierre. Deze luisterde eveneens glimlachend. - -“Het is waar, over zes weken zijn jullie getrouwd,” zeide zij. “Ik heb -er dus maar goed aan gedaan het huis niet in de lucht te laten -vliegen.” - -Op hun beurt begonnen nu ook Thomas, François en Antoine te lachen, -zoodat het dejeuner in een vroolijke stemming eindigde. - -’s Middags voelde Pierre hoe langzamerhand een zwaar gewicht op zijn -hart begon te drukken. Het woord van Marie: “Zes weken nog” kwam -telkens in zijn geest terug. Ja, binnen zes weken zou zij getrouwd -zijn. En het scheen hem toe, alsof hij dat vroeger nooit geweten, alsof -hij daar nooit aan gedacht had. ’s Avonds in zijn kamer te Neuilly werd -het een ondragelijke smart. Het woord martelde, doodde hem. Waarom had -hij niet dadelijk geleden, toen hij het glimlachend hoorde? Waarom was -de smart zoo langzaam, zoo hardnekkig, zoo wreed over hem gekomen? -Plotseling werd hem de waarheid in al haar verplettering duidelijk. Hij -had Marie lief, had haar lief met echte liefde, tot stervens toe. - -En deze plotselinge openbaring wierp op alles een helder licht. Hij -zag, hoe hij sedert de eerste ontmoeting onweerstaanbaar deze liefde -tegemoet gegaan was, hoe hij zich eerst gekwetst gevoeld en de -opwinding, waarin het jonge meisje hem had gebracht, voor vijandigheid -aangezien had, om dan door de goddelijke zachtmoedigheid van haar -overwonnen te worden. Tot haar werd hij na zooveel marteling en zooveel -strijd gevoerd; in haar vond hij eindelijk slechts rust. Maar vooral -die heerlijke fietstocht van vandaag verscheen hem nu in het ware licht -als een verlovingsochtend in den schoot van het gelukkige en -medeplichtige bosch. De natuur had hem weer in haar armen genomen, hem -van zijn marteling bevrijd en hem, gezond en krachtig, aan de vrouw, -die hij aanbad, gegeven. - -Zijn huivering, zijn gevoel van geluk, zijn volkomen zich één voelen -met de boomen, de dieren en den hemel, alles, wat hij zich niet -verklaren kon, kreeg nu een zeer duidelijke beteekenis. Slechts Marie -was zijn genezing, zijn hoop, de zekerheid, dat hij herboren en -eindelijk gelukkig worden zou. Reeds had hij in haar gezelschap de -angstaanjagende problemen, alles wat hem vervolgde en verpletterde, -vergeten; ja, sedert een week was de gedachte aan den dood, die zoo -lang zijn makker van ieder uur geweest was, niet meer bij hem -opgekomen. De strijd tusschen geloof en twijfel, de wanhoop van het -Niet in hem, zijn toorn tegen het onrechtvaardige lijden, dat alles had -zij met haar frissche handen weggenomen; zij zelf was zoo gezond, zoo -levenslustig, dat zij hem den levenslust teruggegeven had. Dat was het: -zij maakte van hem den man, den werker, den minnaar en den vader. - -Plotseling dacht hij aan het pijnlijke en smartelijke gesprek, dat hij -op een ochtend met den goeden abbé Rose gehad had. Dit onschuldige, in -liefdeszaken zoo onwetende hart was dus het eenige geweest, dat alles -had doorzien en begrepen. Hij had hem gezegd, dat hij veranderd, dat er -een ander mensch in hem gevormd was. En hij was als een dwaas blijven -zweren, dat hij dezelfde was, nadat Marie hem reeds geheel veranderd -had door de geheele natuur aan zijn borst te leggen: de zonnige velden, -de bevruchtende winden, den wijden hemel, die de oogsten rijpen doet. -Dat was de reden, waarom het Katholicisme, de godsdienst van den dood, -hem tot zoo’n wanhoop gebracht, waarom hij het uitgeschreeuwd had, dat -het Evangelie uitgediend had en de wereld een anderen codex, een -wetboek van aardsch geluk, van menschelijke rechtvaardigheid, van -levende liefde en vruchtbaarheid verwachtte! - -Maar Guillaume? Hij zag plotseling het beeld van zijn broeder voor zich -oprijzen, van zijn broeder, die hem in zijn werkzaam, vreedzaam en -liefderijk huis gebracht had, om hem te genezen. Dat hij Marie kende -had hij aan Guillaume te danken. “Zes weken nog” klonk het hem weer in -de ooren. Over zes weken zou zijn broer met het jongemeisje trouwen. -Het was alsof een dolk in zijn hart gestooten werd! Geen seconde -aarzelde hij: als hij erdoor sterven moest, zou hij erdoor sterven, -maar niemand zou zijn liefde kennen; hij zou zich overwinnen, vluchten, -ver weg, als hij zich laf worden voelde. Zijn broeder, die zijn -opstanding gewild had, die de bewerker van zijn vurigen hartstocht was, -die zijn vertrouwen zoo ver uitgestrekt had hem alles van zijn hart en -van de zijnen te geven! Neen, neen, liever dan hem één uur verdriet te -veroorzaken zou hij zichzelf tot een eeuwige marteling veroordeelen. En -inderdaad begon zijn marteling opnieuw, want als hij Marie verloor, zou -hij weer in de wanhoop van het Niet terugvallen. Reeds begon op zijn -bed, waarin hij slapeloos woelde, het verschrikkelijke: de negatie van -alles, de nutteloosheid van alles, het geloochende en vervloekte leven. -Weer kwam de angst voor den dood. Sterven, sterven zonder geleefd te -hebben! - -O, welk een vreeselijke strijd! Tot het aanbreken van den dag martelde -hij zich en steunde. Waarom had hij zijn soutane afgelegd? Een woord -van Marie had hem er toe gebracht haar uit te trekken; een woord van -Marie gaf hem de wanhopige gedachte het priesterkleed weer aan te -nemen. Zijn kerker kan men niet ontsnappen. Dat zwarte kleed plakte aan -zijn huid; hij verbeeldde zich het niet meer te dragen, maar het -brandde nog op zijn schouders: het eenige verstandige was zich er voor -altijd in te begraven! Op die wijze zou hij tenminste rouw dragen over -zijn manlijkheid! - -Nog een andere gedachte bracht hem geheel van streek. Waarom streed hij -zoo? Marie had hem niet lief. Gedurende hun fietstocht was er niets -gebeurd, dat hem kon doen gelooven, dat zij anders van hem hield dan -als een goede, lieve zuster. Ongetwijfeld had zij Guillaume lief. Hij -verstikte zijn luide snikken in zijn kussen en zwoer weer zichzelf te -overwinnen en glimlachend getuige te zijn van hun geluk. - - - - -IV. - -Pierre ging den volgenden dag weer naar Montmartre, maar leed daar zóó, -dat hij de twee volgende dagen niet ging. Hij sloot zich in zijn huisje -op, waar niemand zijn koortsachtige opwinding zien kon. Op een ochtend, -dat hij nog wanhopig en moedeloos in bed lag, zag hij tot zijn -verbazing zijn broer Guillaume binnenkomen. - -“Ik moet me wel de moeite geven naar jou te gaan, nu jij ons zoo alleen -laat zitten... Ik kom je halen voor de zaak-Salvat; het proces komt -vandaag voor. Ik heb met groote moeite twee plaatsen kunnen krijgen... -Allo, sta op, wij zullen in een restaurant dejeuneeren en zorgen -vroegtijdig in de zaal te zijn.” - -Hij zelf scheen gepreoccupeerd en onrustig, en toen Pierre zich aan het -kleeden was, vroeg hij: - -“Heb je ons iets te verwijten?” - -“Wel neen! Hoe kom je op het idee?” - -“Waarom kom je dan niet meer? We zagen je iederen dag en nou blijf je -eensklaps weg!” - -Pierre zocht vergeefs naar een leugen. - -“Ik moest hier werken... En bovendien, die melancholieke buien zijn ook -weer teruggekomen, zoodat ik jullie ook maar treurig gestemd zou -hebben.” - -“Geloof je soms, dat je wegblijven ons vroolijk maakt?” vroeg Guillaume -met een bruusk gebaar. “Marie, die altijd zoo gezond en opgewekt is, -had eergisteren zoo’n migraine, dat zij haar kamer heeft moeten houden. -Ook gisteren voelde zij zich nog alles behalve goed, zenuwachtig en -stil. We hebben een beroerden dag gehad.” - -Hij keek hem recht in zijn gelaat met zijn open oogen, waarin de -ontwakende argwaan, dien hij niet uitspreken wilde, duidelijk te lezen -was. - -Verschrikt door het denkbeeld, dat hij zichzelf zou kunnen verraden, -slaagde Pierre er ditmaal in te liegen; met kalme stem antwoordde hij: - -“Ja, ze voelde zich al niet lekker, toen we samen dien fietstocht -maakten... En wat mij betreft, ik heb het erg druk gehad. Ik wou juist -opstaan, om weer naar jullie te komen.” - -Een oogenblik nog keek Guillaume hem aan; dan begon hij, blijkbaar -gerustgesteld of het tot later uitstellend, om achter de waarheid te -komen, over andere dingen te praten; maar ondanks deze in hem zoo -krachtige broederlijke teederheid bleef zulk een rilling van niet -bekende en misschien onbewuste smart in hem achter, dat zijn broeder nu -op zijn beurt vroeg: - -“Maar ben jij soms ziek? Het is alsof je niet de gewone kalme rust van -altijd hebt!” - -“Ik? Neen, ik mankeer niets, hoor! Maar mijn gewone kalme rust wordt -wel in gevaar gebracht. Dat proces van Salvat brengt me heelemaal uit -mijn gewone doen. Zij zullen me met hun schandelijke -onrechtvaardigheid, waarmede zij allen dien ongelukkige verpletteren -willen, nog razend maken.” - -Van af dat oogenblik sprak hij nog slechts over Salvat, wond hij zich -op, als wilde hij in deze zaak een verklaring zoeken voor al zijn -woede, voor al zijn lijden. Onder het dejeuner in een restaurant op den -boulevard du Palais zeide hij, hoezeer hij getroffen was door het -zwijgen van Salvat zoowel wat betreft den aard van het kruit, waarmede -hij de bom gevuld had, als wat de enkele dagen aangaat, die hij bij hem -gewerkt had. Dank zij dat zwijgen had men hem met rust gelaten en zelfs -niet als getuige opgeroepen. Vol ontroering kwam hij weer op zijn -uitvinding terug, die vreeselijke machine, welke aan het bevrijdende -Frankrijk de almacht verzekeren moest. De resultaten van zijn -onderzoekingen der laatste tien jaar waren nu buiten alle gevaar, -gereed en definitief, zoodat zij iederen dag aan de Fransche regeering -gegeven konden worden. Maar afgezien van sommige heimelijke -gewetensbezwaren, die hij tegenover de schaamteloosheid der financieele -en politieke wereld voelde, wilde hij nog slechts op zijn huwelijk met -Marie wachten, om haar met een roerende galanterie deel te laten nemen -aan het prachtige geschenk, dat hij de wereld geven wilde: den -wereldvrede. - -Door bemiddeling van Bertheroy had Guillaume met groote moeite twee -plaatsen gekregen; maar toen hij om elf uur, het uur, waarop de deuren -geopend werden, met Pierre kwam, geloofden zij niet meer binnen te -zullen komen. Alle hekken waren gesloten, de corridors door middel van -planken afgezet, een storm van schrik en angst loeide door het ledige -Paleis, als waren de magistraten bang voor een invasie van met bommen -gewapende anarchisten. Men vond er weer de rilling van den ontzettenden -angst, die Parijs sedert drie maanden doorschokte. De twee broers -moesten bij alle door militairen bewaakte deuren en gangen -onderhandelen, en toen zij eindelijk in de zaal kwamen, was deze reeds -propvol met het opgehoopte publiek, dat zich daar een uur lang voor het -binnenkomen van het Hof verdrong en er zich in schikte zich daar acht -of negen uur niet te kunnen verroeren, want het gerucht ging, dat men -het proces in één zitting wilde doen afloopen. In het zoo kleine, voor -het publiek gereserveerde deel verdrong zich een dichte menigte -nieuwsgierigen, waaronder enkele vrienden en kameraden van Salvat, aan -wie het ondanks alle voorzorgsmaatregelen gelukt was binnen te komen. -In het andere gedeelte, waarin de getuigen samengeperst werden, zaten -op de eikenhouten banken de genoodigden, zij, die door de een of andere -gunst binnen mochten komen; er waren er echter te veel, zoodat men -bijna op elkaars schoot zat. In het praetorium waren als in een -schouwburg stoelen gezet, die de open ruimte tot achter het Hof -innamen. Daar zat de bevoorrechte beau monde, politici, journalisten, -terwijl de groote stroom advocaten in toga op goed geluk af in alle -hoekjes ondergebracht was. - -Pierre en Guillaume konden nog juist twee plaatsen vinden op de laatste -bank der getuigenafdeeling tegen het schot van de publieke tribune. -Toen Guillaume ging zitten, zag hij den kleinen Victor Mathis, die, met -zijn ellebogen op het beschot leunende, zijn kin in zijn gevouwen -handen liet rusten; zijn oogen in het bleeke gezicht met de magere -lippen brandden. De twee mannen herkenden elkaar, maar Victor verroerde -zich niet en Guillaume begreep, dat het niet raadzaam was elkander hier -te groeten. - -Intusschen had Pierre den afgevaardigde Dutheil en de kleine prinses -Rosemonde, die voor hem zaten, herkend. Te midden van het vreeselijke -lawaai der menigte, die, om den tijd te verdrijven, praatte en lachte, -klonken hun stemmen het vroolijkst en verrieden hoe blij zij waren dit -schouwspel, dat zooveel menschen trok, bij te kunnen wonen. Hij legde -haar de zaal uit; alle banken, de kleine houten hokjes van de jury, den -beklaagde, den verdediger, den ambtenaar van het openbaar ministerie, -den griffier, de tafel met de overtuigingsstukken, en het -getuigenbankje. Alles was nog ledig: een bediende wierp nog een -laatsten onderzoekenden blik op alles; advocaten liepen vlug door de -zaal. Men had kunnen gelooven in een schouwburg te zijn, waarvan het -tooneel nog leeg was, terwijl de op hun plaatsen samengeperste menigte -op het begin van het stuk wachtte. Om den tijd wat te bekorten, zocht -de kleine prinses naar kennissen. - -“Zeg, zit daar achter het Hof mijnheer Fonsègue niet naast die dikke -dame in het geel? En daar aan den anderen kant onze vriend generaal de -Bozonnet?... Is baron Duvillard er niet?” - -“Neen,” antwoordde Dutheil; “dat zou moeilijk gaan. Het zou den schijn -hebben, alsof hij hier wraak kwam eischen.” - -Dan vroeg hij haar op zijn beurt. - -“Hebt u onaangenaamheden gehad met uw mooien vriend Hyacinthe, dat u -mij het groote genoegen gedaan hebt mij als cavalier te kiezen?” - -Met een lichte schouderbeweging gaf zij te kennen, dat de dichters haar -begonnen te vervelen. In een nieuwe gril was zij naar de politiek -overgegaan en in de laatste acht dagen interesseerde zij zich -hartstochtelijk voor de ministerieele crisis. De jonge afgevaardigde -van Angoulême wijdde haar in de geheimen in. - -“Ach, mijn waarde,” zeide zij; “de Duvillards zijn allemaal aan den -overspannen kant... U weet natuurlijk, dat het huwelijk tusschen -Camille en Gérard een uitgemaakte zaak is. De barones heeft er zich bij -neergelegd en ik heb uit goede bron vernomen, dat madame de Quinsac, -Gérard’s moeder, haar toestemming gegeven heeft.” - -Dutheil lachte als wilde hij bewijzen, dat hij ook op de hoogte was. - -“Ja, ja, ik weet het. Het huwelijk zal binnenkort in de Madeleine -ingezegend worden—een huwelijk, waarvan de pracht de menschen nog lang -zal doen praten... Een betere oplossing was bijna niet te vinden. In -den grond der zaak is de barones de goedheid zelve; ik heb altijd -gezegd, dat zij zich zou opofferen, om het geluk van haar dochter en -Gérard te verzekeren... In het kort, dit huwelijk maakt alles weer -goed, brengt alles weer in orde!” - -“En wat zegt de baron ervan?” vroeg Rosemonde. - -“De baron is in den zevenden hemel. U hebt vanochtend toch zeker wel -gelezen dat Dauvergne de portefeuille van Openbaar Onderwijs gekregen -heeft. Dat beteekent: Silviane in de Comédie-Française. Dat is de -eenige reden, waarom Dauvergne minister geworden is.” - -Hij schertste nog verder, maar op dat oogenblik zag de kleine Massot, -die ruzie had met een bode, uit de verte een ledige plaats naast de -prinses, en toen hij een vragend gebaar maakte, knikte zij toestemmend. - -“Ja, het ging niet makkelijk,” zeide hij, terwijl hij naast haar plaats -nam. “De journalistenbank is propvol, en bovendien moet ik nog een -kroniek schrijven... Prinses, u bent de beminnelijkste van alle -vrouwen, om wel een klein plaatsje in te ruimen voor uw zeer trouwen -bewonderaar.” - -Dan gaf hij Dutheil een hand en ging zonder eenigen overgang voort. - -“Het ministerie is dus gevormd, mijnheer de afgevaardigde?... Het heeft -lang geduurd, maar het is nu ook een prachtstuk!” - -Inderdaad waren de besluiten dien ochtend in den Officiel verschenen. -Na een lange crisis was, toen Vignon voor de tweede maal door -onontwarbare moeilijkheden zijn combinatie had zien mislukken, -Monferrand, dien men uit wanhoop op het Elysée geroepen had, op het -tooneel verschenen. Binnen vier-en-twintig uur had hij de portefeuilles -verdeeld en zijn lijst laten goedkeuren, zoodat hij nu triomphantelijk -terugkeerde tot de macht, van welker hoogte hij met Barroux zoo -jammerlijk gevallen was. Hij verwisselde als minister-president de -portefeuille van Binnenlandsche Zaken met die van Financiën, wat van -oudsher af zijn grootste eerzucht geweest was. Nu kwam de schoonheid -van zijn heimelijk intrigeeren in het volle daglicht; de meesterlijke -manier, waarop hij zichzelf weer opgevischt had door de arrestatie van -Salvat, dan de buitengewone ondergrondsche campagne tegen Vignon, de -tallooze hinderpalen, waarmede hij hem tot tweemaal toe den weg -versperd had, en tenslotte de bliksemsnelle oplossing, die geheel -gereed zijnde lijst, het in één dag in elkaar gezette ministerie. - -“Een kranig stukje werk, mijn compliment,” herhaalde Massot spottend. - -“Maar ik heb er niets aan gedaan,” zeide Dutheil bescheiden. - -“Wat, niets aan gedaan? Maar dat kan iedereen u anders vertellen!” - -De afgevaardigde glimlachte gevleid en de andere bleef dan ook met zijn -toespelingen en sous-entendu’s doorgaan. Hij sprak van de bende van -Monferrand, van de protégé’s, die hem, omdat zij zijn overwinning -noodig hadden, zoo krachtig hadden gesteund. Hoe meedoogenloos had -Fonsègue zijn ouden, lastig geworden vriend Barroux in den Globe laten -afmaken! Een maand lang nu al verscheen er iederen ochtend een artikel, -dat Barroux en Vignon vernietigde en den terugkeer van den redder, -wiens naam niet genoemd werd, voorbereidde. Verder hadden de millioenen -van Duvillard in het geheim den oorlog medegestreden en waren de -creaturen van den baron in grooten getale als een leger in een geregeld -gevecht ten strijde getrokken, afgezien nog van Dutheil, den pijper en -den tamboer, en van Chaigneux, die zich nederig geschikt had in -allerlei vuile opdrachten, waarmede niemand anders zich belasten wilde. -En daarom zou het debuut van den triomphator Monferrand zeker hierin -bestaan, dat hij de ergerlijke zaak der Afrikaansche sporen door het -benoemen van een enquête-commissie in den doofpot stoppen zou. - -Dutheil zette een gewichtig gezicht. - -“Wat zal ik je zeggen, mijn waarde? In ernstige uren, wanneer de -maatschappij in gevaar geraakt, zijn er sterke mannen, staatslieden, -die vanzelf op den voorgrond komen... Monferrand had onze vriendschap -niet noodig; de toestand eischte gebiedend, dat hij aan het bewind -kwam. Hij is de eenige vuist, die ons redden kan.” - -“Ik weet het,” zeide Massot spottend. “Men heeft mij zelfs verzekerd, -dat men het ministerie zoo vlug in elkaar gezet heeft, zoodat de -benoemingen vanochtend nog in den Officiel kwamen, om de jury en den -rechters moed te geven; nu Monferrand met zijn vuist achter hen staat, -kunnen zij gerust vanavond het doodvonnis uitspreken.” - -“Zeker, mijn waarde, een doodvonnis is in het openbaar belang; degenen, -die voor onze sociale veiligheid zorgen moeten, behooren te weten, dat -het ministerie aan hun zijde staat en hen, als het noodig is, zal weten -te beschermen.” - -“Zeg eens,” viel de prinses hen met een vriendelijk lachje in de rede, -“is die dame, die naast Fonsègue is komen zitten, Silviane niet?” - -“Het ministerie Silviane,” prevelde Massot. “Als Dauvergne met de -actrices op goeden voet staat, zal je je bij hem niet vervelen.” - -Guillaume en Pierre luisterden en hoorden, zonder het zelf te willen. -Vooral de eerste werd door die mondaine kletspraatjes en politieke -indiscreties zeer onaangenaam getroffen. Salvat ter dood veroordeeld -nog voor hij gehoord was! Salvat moest boeten voor de fouten van allen, -was niet meer dan een gunstige gelegenheid voor den triomf van een -bende eerzuchtige genotzoekers! Moest eigenlijk niet alles instorten? -Was deze plechtige zitting van menschelijke gerechtigheid niet een -belachelijke parodie, waar hier slechts gelukkige bevoorrechten waren, -die het in ruïne vallende gebouw, dat hen beschermde, verdedigden en de -reusachtige macht, waarover zij nog beschikten, ontplooiden om een -vlieg te verpletteren, een armen, half ontoerekenbaren drommel, dien -zijn heftige en bedwelmende droom van een andere, hoogere en wrekende -gerechtigheid hier gebracht had? - -Maar er ging een huivering door de zaal: het sloeg twaalf uur, de jury -trad binnen en ging als een onordelijke kudde op haar bank zitten. Het -waren goedige gezichten, dikke mannen in hun Zondagsche pakjes, anderen -weer mager met levendige oogen, baarden en kale hoofden; maar alles -grijs en als uitgewischt, bijna niet te onderscheiden in de donkerte, -waarin dat gedeelte der zaal gehuld was. Dan verscheen het Hof. -Mijnheer de Larombardière, een der vice-presidenten van het Cour -d’appèl, had dien dag het gevaarlijke eere-ambt van voorzitter. Hij -overdreef nog de majestueuze uitdrukking van zijn lang, smal gezicht en -zag er nog strenger uit, nu rechts en links van hem twee kleine -bijzitters met roode wangen zaten, de een bruin en de ander blond. -Reeds had mijnheer Lehmann, een der meest bekende en handige -advocaten-generaal, een Elzasser met breede schouders en sluwe oogen, -plaats genomen op de bank van het Openbaar Ministerie, wat wel bewees, -welk een groot gewicht men aan de zaak hechtte. En eindelijk werd -Salvat door de zwaar stappende gendarmes binnengebracht. Hij verwekte -een zoo groote nieuwsgierigheid, dat de geheele zaal opstond. Hij droeg -nog de muts en den zwaren, wijden paletot, dien hij van Victor gekregen -had. Maar de aanblik van dat lange, vleeschlooze, teere, melancholieke -gezicht met de enkele rossige en reeds grijzende haren en de mooie, -zacht droomerige, brandende, blauwe oogen was voor allen een -verrassing. Hij wierp een blik op het publiek en glimlachte tegen -iemand, dien hij kende—Victor misschien of mogelijk Guillaume. Maar dan -bewoog hij zich niet meer. - -De president wachtte tot er weer een stilte ingetreden was, waarna al -de formaliteiten, die de opening van een zitting vereischen, volgen -konden. Vervolgens werd door een griffier met schelle stem de -eindelooze acte van beschuldiging voorgelezen. Het aspect van de zaal -was geheel veranderd; het publiek luisterde met een eenigszins -ongeduldige moeheid, want sedert weken vertelden de couranten deze -geschiedenis. Thans was er geen plaats leeg meer, voor het tribunaal -was nog nauwlijks een kleine ruimte vrij voor de getuigen, die gehoord -moesten worden. In deze saamgedrongen massa vormden de lichte toiletten -der dames en de zwarte toga’s der advocaten bonte vlekken, waaronder de -drie roode toga’s der rechters verdwenen. De estrade, waarop zij zaten, -was zoo laag, dat men boven de andere hoofden het lange gezicht van den -president nauwlijks onderscheiden kon. Velen keken vol belangstelling -naar de jury, trachtten die in het duister gehulde, uitdrukkingslooze -gezichten te ontcijferen. Anderen hadden geen oog af van den -beschuldigde, verwonderden zich over zijn moe, onverschillig gezicht. -Hij antwoordde nauwlijks op de vragen, welke zijn advocaat, een jong, -talentvol man met een opgewekte stem, die zenuwachtig op de gelegenheid -wachtte, om zich met roem te overdekken, hem halfluid deed. Maar de -grootste belangstelling gold de tafel met de overtuigingsstukken, -waarop alle mogelijke overblijfselen lagen: een splinter uit de -koetspoort van het hôtel Duvillard, stukken kalk van het gewelf, een -straatsteen, die door de kracht der ontploffing in tweeën gescheurd -was. Doch de harten werden vooral getroffen door de intact gebleven -kartonnen hoedendoos en in een met spiritus gevulde bokaal iets vaags -en wits, het kleine, afgerukte handje van het loopmeisje, dat men op -die wijze geconserveerd had, daar men het jammerlijke lichaam met de -door de bom opengereten buik niet had kunnen bewaren of op de tafel -leggen. - -Eindelijk stond Salvat op en begon de president het verhoor, waarbij -hij onmiddellijk een minachtenden toon aansloeg. Hij was over het -algemeen een man met een eerlijk karakter, een der laatste -vertegenwoordigers van de oude, nauwgezette en rechtschapen -magistratuur; maar hij begreep niets van den nieuweren tijd en -behandelde de beklaagden met de strengheid van den Bijbelschen God. Het -kleine gebrek, dat de wanhoop van zijn leven uitmaakte, een lispelen, -dat hem volgens zijn meening belet had als advocaat zijn geniale -redenaarsgaven te ontwikkelen, maakte hem prikkelbaar, knorrig, deed -hem onvatbaar zijn voor zachtheid. Toen zijn dun, scherp stemmetje de -eerste vragen deed, werd er in de zaal geglimlacht, en hij voelde dat. -De zoo grappige stem nam nog het beetje majesteit weg, dat overbleef in -deze rechtszitting, waarvan het leven van een mensch afhing. Salvat -beantwoordde de eerste vragen op zijn moede en beleefde manier. Toen de -president hem trachtte te vernederen, hem de antecedenten van zijn -ongelukkige jeugd voor de voeten wierp, zijn gebreken vergrootte en -zijn leven met madame Théodore en de kleine Céline voor zedeloos -uitmaakte, zeide hij kalm ja of neen als iemand, die niets te verbergen -heeft en de volle verantwoordelijkheid voor zijn daden aanvaardt. - -Hij had een volledige bekentenis afgelegd en herhaalde die in alle -kalmte, zonder er een woord aan te veranderen. Hij had, zoo legde hij -uit, het hôtel Duvillard uitgekozen om zijn bom neer te leggen, omdat -hij aan zijn daad haar volle beteekenis wilde geven, de rijken, de -geldmenschen, die zich door diefstal en leugen op een schandelijke -wijze verrijkt hadden, aanmanen onmiddellijk aan de armen, aan de -arbeiders, aan hun vrouwen en kinderen, die van honger crepeerden, hun -aandeel in den gemeenschappelijken rijkdom terug te geven. Nu eerst -kwam er leven in hem; al de geleden ellende steeg als een koorts naar -het verwarde brein van den half-ontwikkelde, waarin zich de theorieën, -de overprikkelde theorieën van onbeperkte gerechtigheid en algemeen -geluk opgehoopt hadden. Van dat oogenblik leek hij wat hij in -werkelijkheid was: een gevoelsmensch, een door het lijden geëxalteerde -droomer, een nuchtere, trotsche, eigenzinnige man, die de wereld -volgens zijn sectariërslogica herscheppen wilde. - -“Maar je bent gevlucht,” zeide de president met zijn stem als een -ratel. “Zeg dus niet, dat je je leven voor de goede zaak gaf en tot den -martelaarsdood bereid was!” - -Het eenige, waar Salvat bitter berouw over had, was, dat hij aan zijn -drang om te vluchten in het Bois de Boulogne toegegeven had. - -“Ik vrees den dood niet,” zeide hij, boos wordend; “dat zult u wel -zien... O, mochten allen mijn moed hebben, dan zou morgen uw verrotte -maatschappij weggevaagd zijn en het geluk eindelijk komen.” - -Nu volgde een eindeloos verhoor over de vervaardiging van de bom zelf. -Terecht merkte de president op, dat dit het eenige duistere punt in de -zaak was. - -“Dus je blijft er bij, dat het kruit, dat je gebruikt hebt, dynamiet -is. Je zult straks de deskundigen hooren, die het weliswaar niet eens -zijn, maar die aldus geconcludeerd hebben, dat er een andere -springstof, die zij verder niet kunnen preciseeren, gebruikt moet -zijn... Verberg dus niets voor ons, waar je er een eer in stelt verder -alles te zeggen.” - -Plotseling was Salvat kalm geworden; uiterst voorzichtig antwoordde hij -nog slechts met monosyllaben. - -“Zoek, als u mij niet gelooft... Ik heb mijn bom heelemaal alleen -gemaakt en wel op de manier, die ik reeds honderdmaal herhaald heb... U -verwacht toch zeker niet, dat ik namen noemen, dat ik kameraden -verraden zal.” - -En van die verklaring week hij niet af. Eerst tegen het einde maakte -een onoverwinlijke ontroering zich van hem meester, toen de president -terugkwam op het ongelukkige slachtoffer, het zoo blonde en knappe -loopmeisje, dat het wreede noodlot daar gebracht had, om er een -afschuwelijken dood te vinden. - -“Een uit je eigen kringen heb je getroffen, een arm kind, dat haar oude -grootmoeder met haar enkele sous loon ondersteunde.” - -“Dat is het eenige, waar ik spijt van heb,” zeide Salvat met verstikte -stem. “Zeker was mijn bom niet voor haar bestemd; mogen alle arbeiders, -alle hongerlijders zich herinneren, dat zij haar bloed gegeven heeft, -zooals ik het mijne geven zal.” - -Zoo eindigde het verhoor te midden van een diepe ontroering. Pierre had -Guillaume naast zich voelen beven, terwijl de aangeklaagde zoo kalm en -hardnekkig bleef zwijgen over de gebruikte springstof en de geheele -verantwoordelijkheid voor de daad, die hem zijn hoofd kosten kon, op -zich nam. En toen Guillaume zich met een niet te bedwingen beweging -omgekeerd had, zag hij den kleinen Victor Mathis, die zich niet bewoog, -maar nog steeds met zijn elleboog op het schot en zijn kin in zijn -handen, met zwijgenden hartstocht stond te luisteren. Maar zijn gezicht -was nog bleeker, zijn vurige oogen geleken op twee groote gaten, -waardoor men den wrekenden brand zag, welks vlammen niet meer uitgaan -zouden. - -In de zaal heerschte eenige minuten een geroezemoes van stemmen. - -“Die Salvat ziet er heel goed uit,” zeide de prinses; “hij heeft zulke -liefdevolle oogen... Neen, neen, mijnheer de afgevaardigde, u mag geen -kwaad van hem zeggen. U weet, dat ik ook anarchistisch aangelegd ben.” - -“Ik zeg heelemaal geen kwaad van hem,” antwoordde Dutheil vroolijk, -“evenmin als onze vriend Amadieu recht heeft dat te doen, want deze -zaak heeft hem op het toppunt van zijn roem gebracht... Nooit heeft men -zooveel over hem gesproken, en dat vindt hij heerlijk. Nu is hij de -meest bekende en beroemde rechter van instructie, die doen en worden -kan wat hij wil.” - -Massot vatte met zijn ironische onbeschaamdheid den toestand samen. - -“Ja, als het de anarchie goed gaat, gaat alles goed... Deze bom heeft -de zaken van verscheidene personen, die ik de eer heb te kennen, weer -in het reine gebracht... Gelooft u bijvoorbeeld, dat mijn patroon -Fonsègue, die zijn buurvrouw zoo galant het hof maakt, zich te beklagen -heeft? En gelooft u, dat Sanier, die zoo’n hooge borst zet achter den -president en die veel meer zou thuis hooren tusschen de vier gendarmes, -Salvat niet uiterst dankbaar zijn moet voor de reclame, die hij op den -rug van dien ongelukkige heeft kunnen slaan. En nu spreek ik nog niet -eens van de politici of van de geldmannen of van al degenen, die in -troebel water visschen...” - -“Maar zeg eens,” viel Dutheil hem in de rede; “ik geloof, dat u ook een -aardig voordeeltje uit het geval geslagen hebt... Dat interview van de -kleine Céline zal u wel een aardigen duit opgeleverd hebben.” - -Inderdaad was Massot op het geniale denkbeeld gekomen madame Théodore -en de kleine Céline op te zoeken en zijn bezoek met allerlei roerende -en intieme bijzonderheden in den Globe te vertellen. Het artikel had -een buitengewoon succes gehad; de aardige antwoorden, die Céline over -haar gevangen genomen vader gegeven had, troffen alle gevoelige zielen -zoo zeer, dat dames in equipages naar de beide arme schepsels kwamen, -de aalmoezen toestroomden en zelfs de menschen, die het hoofd van den -vader eischten, voor het kind de grootste sympathie hadden. - -“Maar ik klaag heelemaal niet over het voordeeltje,” antwoordde de -journalist. “Ieder verdient wat hij kan en zooals hij kan.” - -Op dat oogenblik herkende Rosemonde achter zich Guillaume en Pierre, en -haar verbazing, toen zij den laatste in een gewone jas zag, was zóó -groot, dat zij hem niet durfde aanspreken. Zij boog zich wat voorover -en deelde ongetwijfeld haar verbazing aan Dutheil en Massot mede, want -zij keerden zich beiden om; maar uit discretie deden beiden ook of zij -niets zagen. De hitte werd onverdragelijk; een dame was flauw gevallen. -En weer verkreeg de lispelende stem van den president stilte. - -Salvat stond met enkele blaadjes papier in zijn hand en wist met moeite -te kennen te geven, dat hij zijn verhoor wilde aanvullen door een -verklaring, die hij van te voren gereed gemaakt had en waarin hij de -redenen, die hem tot zijn daad hadden gebracht, uiteenzette. Verbaasd -en heimelijk boos aarzelde mijnheer de Larombardière en trachtte een -dergelijke verklaring te beletten, maar daar hij begreep, dat hij den -beschuldigde den mond niet snoeren kon, gaf hij hem met een geprikkeld -en tevens minachtend gebaar verlof zijn verklaring voor te lezen. -Salvat begon; eerst stotterde hij, vergiste hij zich en legde hij -enkele malen een buitengewonen nadruk op woorden, waarover hij -zichtbaar zeer voldaan was. Het was de kreet van lijden en opstand, -dien reeds zoovele onterfden uitgestooten hadden: de vreeselijke -ellende in de laagste klassen, de arbeider kon van zijn werk niet -leven, een geheele klasse, en nog wel de talrijkste en de meest -waardige, stierf van honger, terwijl anderzijds de bevoorrechten, de -met rijkdom volgepropten, zelfs de kruimels van hun tafel weigerden en -niets van het gestolen fortuin wilden teruggeven. Men moest hun dus -alles weer ontnemen, hen door vreeselijke waarschuwingen uit hun -egoïsme wekken, hun met bomaanslagen aankondigen, dat de dag der -gerechtigheid gekomen was. - -En dit woord gerechtigheid stiet de ongelukkige uit met een donderende -stem, die de geheele zaal vulde. Maar de grootste ontroering verwekte -de prophetie, waarmede hij eindigde, nadat hij zijn leven ten offer -gebracht had, terwijl hij den gezworenen toeriep, dat hij van hen niets -anders dan den dood verwachtte: andere martelaars zouden uit zijn bloed -geboren worden. Men kon hem naar het schavot zenden, hij wist, dat zijn -voorbeeld andere helden zou verwekken. Na hem een andere wreker, en nog -een, steeds weer andere, totdat de oude verrotte maatschappij instorten -zou, om plaats te maken voor de maatschappij van gerechtigheid en -geluk, waarvan hij de apostel was. - -Tot tweemaal toe was de ongeduldig wordende president hem in de rede -gevallen, maar Salvat bleef met de onverstoorbaarheid van een dweper, -die bang is de belangrijke woorden slecht te zeggen, doorlezen. Aan -deze verklaring had hij blijkbaar, sedert hij in de gevangenis zat, -gewerkt. Hij bezegelde daarmede zijn zelfmoord, hij gaf daarmede zijn -leven in ruil voor den roem voor de menschheid gestorven te zijn. Toen -hij klaar was, ging hij weer met schitterende oogen, roodgekleurde -wangen en een uitdrukking van groote, innerlijke vreugde tusschen de -gendarmen zitten. - -Om het effect van deze verklaring te niet te doen, ging de president -onmiddellijk tot het hooren der getuigen over. Het was een eindelooze -reeks, die slechts matig belang inboezemde, daar geen van allen -opzienbarende onthullingen te doen had. De fabrikant Grandidier -vertelde eenvoudig, dat hij Salvat wegens anarchistische propaganda had -moeten ontslaan, terwijl Toussaint, Salvat’s zwager, zonder te liegen, -alles zoo gunstig mogelijk voorstelde. Een lange discussie had plaats -tusschen de deskundigen, die het nu in het openbaar evenmin eens worden -konden als in hun rapporten, want, al stemden zij allen overeen in hun -verklaring, dat het gebruikte kruit geen dynamiet kon zijn, over de -samenstelling daarvan gaven zij de meest uiteenloopende en -tegenstrijdige meeningen te kennen. - -Vervolgens werd een rapport van den beroemden geleerde Bertheroy -voorgelezen, die alles zeer juist resumeerde door te concludeeren, dat -men hier te doen had met een nieuwe, buitengewoon krachtige springstof, -waarvan hij zelf de formule niet kende. Na Mondésir en Dupot, die van -de klopjacht in het Bois de Boulogne vertelden, en de grootmoeder van -het jonge loopmeisje, die men de wreedheid gehad had als getuige te -dagvaarden, volgde een groot aantal getuigen à décharge, een eindelooze -rij meesterknechts, kameraden en vrienden van Salvat, die allen -verklaarden, dat hij een fatsoenlijke man, een knap en dapper werkman -was, die nooit dronk, zijn dochtertje aanbad en niet in staat was, om -een laagheid te begaan. - -Het was reeds vier uur vóór het getuigenverhoor ten einde liep. In de -brandend-heete zaal heerschte een koortsachtige uitputting, die het -bloed naar het gelaat dreef, terwijl een soort roodachtig stof het door -de ramen binnenvallende, verbleekende licht verduisterde. Vrouwen -bewogen haar waaiers op en neer, mannen veegden hun voorhoofd af. Maar -de hartstocht, dien het schouwspel opwekte, deed in aller oogen een -harde vreugde ontvlammen. - -“Ik had zoo gehoopt om vijf uur bij een vriendin een kop thee te -drinken,” zuchtte Rosemonde. “Ik zal nog omkomen van honger.” - -“We zullen minstens tot zeven uur blijven moeten,” zeide Massot; “maar -ik durf u niet aanbieden een broodje voor u te halen, want ze zouden -mij niet meer binnenlaten.” - -Onder de voorlezing van Salvat’s verklaring had Dutheil ieder oogenblik -zijn schouders opgehaald. - -“Alles wat hij zegt, is zoo vreeselijk kinderachtig! Om voor zoo iets -te willen sterven! Rijken en armen zullen er altijd zijn! En het staat -ook vast, dat men, als men arm is, niets anders wil dan rijk worden. -Dat hij hier op deze bank zit, komt alleen, omdat het hem niet gelukt -is rijk te worden.” - -Pierre was zeer ontroerd en maakte zich ongerust over zijn broeder, die -bleek en zwijgend naast hem zat. Hij zocht zijn hand, drukte die -heimelijk en vroeg zacht: - -“Voel je je niet goed? Willen we liever weggaan?” - -Maar Guillaume beantwoordde zijn handdruk; hij had niets, hij zou, -niettegenstaande alles hem bitter stemde, blijven tot het einde. - -Nu nam de procureur-generaal Lehmann streng het woord. Men wist, dat -hij, ondanks zijn stijfhoofdig Jodengezicht in alle politieke kringen -relaties had en zich door zijn soepelheid steeds wist aan te sluiten -bij hen, die aan het bewind waren, wat zijn vlugge carrière en de -gunsten, waarmede hij overladen werd, zeer goed verklaarde. Het was -algemeen bekend, dat hij de advocaat der regeering was, en inderdaad -maakte hij dadelijk bij de eerste zinnen een toespeling op het dien -ochtend benoemde nieuwe ministerie, op den sterken man, die het op zich -genomen had de goeden gerust te stellen en de slechten te doen beven. -Dan viel hij met een buitengewone heftigheid op Salvat aan, herhaalde -de geheele geschiedenis, schilderde hem als een bandiet, een geboren -misdadiger, een monster, dat eindelijk wel tot den lafst denkbaren -aanslag komen moest. - -Vervolgens werd de anarchie gegeeseld; de anarchisten waren slechts een -troep vagebonden en dieven. Men had bij de plundering van het hôtel de -Hardt gezien wat die apostelen der ware leer eigenlijk waren. Ziedaar, -waarop de toepassing van die theorieën uitliep: op geplunderde en -bevuilde huizen, tot eindelijk de groote plunderingen en moordpartijen -komen zouden. Bijna twee uur sprak hij op die wijze door, waarbij hij -weinig lette op waarheid en logica, doch vooral trachtte te werken op -de phantasie, den schrik, die Parijs reeds drie maanden lang -doorschokte, uitbuitte en het arme kleine slachtoffer als een bloedig -vaandel zwaaide. En hij eindigde, zooals hij begonnen was: hij sprak -den gezworenen moed in, zeide hun, dat zij hun plicht doen en den -moordenaar veroordeelen konden, nu de regeering vast besloten was niet -terug te wijken voor bedreigingen. - -Nu sprak op zijn beurt de met de verdediging belaste advocaat. Wat hij -te zeggen had, zeide hij met een werkelijk volmaakte juistheid en -helderheid. Hij behoorde tot een andere school, was zeer eenvoudig, -alleen geestdriftig voor de waarheid. Hij bepaalde er zich toe de -geschiedenis van Salvat in het ware licht te plaatsen, aan te toonen, -hoe hij van zijn jeugd af aan onder den druk van de sociale -verhoudingen gestaan had, uit te leggen hoe deze laatste daad samenhing -met alles wat hij geleden had, met alles, wat in zijn dwepersbrein -ontkiemd was. Was zijn misdaad niet de misdaad van allen? Voelde een -ieder zich niet eenigszins mede-verantwoordelijk voor deze bom, die een -arme, van honger omkomende werkman was gaan werpen in de woning van een -rijke, wiens naam voor hem de onrechtvaardige verdeeling: aan de eene -zijde zooveel genot, aan de andere zooveel ontberingen, beteekende? -Wanneer in onze onrustige en woelige tijden te midden van de brandende -problemen, die opgeworpen waren, een van ons het hoofd verliest en het -geluk op weldadige wijze verhaasten wil, moeten wij hem dan in naam der -gerechtigheid uit den weg ruimen, terwijl toch ook geen onzer zweren -kan, dat hij niet medeplichtig is aan dien dood van waanzin? Lang -weidde hij uit over het historische oogenblik, waarop deze zaak zich -afspeelde: zooveel schandalen, zulk een ineenstorting van alles, nu -onder zoo vreeselijk lijden en strijden een nieuwe wereld zoo pijnlijk -uit de oude geboren werd. En ten slotte bezwoer hij de gezworenen hun -menschelijk hart te laten spreken, zich niet te laten medesleepen door -de hartstochten van de straat, de verschillende klassen te verzoenen -door een wijs oordeel in plaats van den strijd tot in het oneindige te -rekken door den hongerlijders een nieuwen martelaar te geven, die -gewroken moest worden. - -Het was reeds over zessen, toen mijnheer de Larombardière met zijn -scherp en zoo grappig stemmetje aan de jury de talrijke vragen, die -haar gesteld werden, voorlas. Dan trok het Hof zich weer terug en begaf -de jury zich weer naar de zaal, waar zij moest beraadslagen, terwijl -men den aangeklaagde wegleidde. Onder het publiek heerschte een -lawaaierige spanning, een koortsachtig-ongeduldig geroezemoes. Weer -waren dames flauw gevallen; ook een heer, die niet tegen de benauwde -hitte bestand was, had men uit de zaal moeten brengen. De anderen -echter bleven hardnekkig wachten; geen enkele ging weg. - -“Het zal niet lang duren,” zeide Massot. “De gezworenen hebben het -doodvonnis in hun zak medegebracht. Ik heb naar hen gekeken, toen die -kleine advocaat zoo flink tegen hen sprak. Je kon ze nauwlijks zien, -maar hun in het donker gedompelde gezichten hadden een slaperige -uitdrukking. Ik zou wel eens willen weten, wat er in hun hersens -omging?” - -“En hebt u nog altijd honger?” vroeg Dutheil aan de prinses. - -“O, ik verga... Ik zal onmogelijk eerst naar huis kunnen gaan. U zult -ergens iets met me moeten gaan gebruiken!... Maar het is toch wel -interessant om te zien hoe met een Ja en een Neen over het leven van -een mensch beslist wordt.” - -Toen Pierre merkte hoe koortsachtig opgewonden en wanhopig Guillaume -was, had hij diens hand weer in de zijne genomen. Geen van beiden sprak -een woord in de diepe troosteloosheid, welke zich om tallooze redenen, -die zij zelf niet precies zouden hebben kunnen omschrijven, van hen -meester maakte. Het kwam hun voor alsof al de menschelijke ellende, hun -eigen ellende, de liefde, de hoop, de smart, waaronder zij leden, in -deze zaal zweefden, die doorhuiverd werd door het drama, dat de -zelfzucht van sommigen en de lafheid van anderen hier zouden afspelen. - -“Heb ik niet gezegd, dat het niet lang zou duren,” vroeg Massot. - -En inderdaad kwam na een beraadslaging van een kwartier de jury weer -binnen en schuifelde met luid schoenenlawaai langs de eikenhouten bank. -Dan verscheen ook het Hof weer. De spanning in de zaal was verdubbeld. -Sommigen waren opgestaan, anderen stootten onwillekeurig lichte kreten -uit. De voorzitter der jury, een dikke man met een rood, breed gezicht, -moest wachten voor hij het woord nemen kon. Dan zeide hij met een -scherpe, eenigszins stotterende stem: - -“Op eer en geweten, voor God en de menschen, het antwoord der jury -luidt op de vraag: Moord? Ja, met meerderheid van stemmen.” - -De avond was bijna gevallen, toen Salvat weer binnengeleid werd. -Terwijl hij zich, eveneens staande, tegenover de half in het donker -gehulde jury bevond, werd zijn gelaat door de laatste zonnestralen -verlicht. De rechters zelf verdwenen, hun roode toga’s schenen zwart. -Welk een aanblik bood dit magere, vleeschlooze gezicht van Salvat, die -met droomerige oogen luisterde, terwijl de griffier de beslissing der -jury voorlas! - -Toen het weer stil werd, zonder dat er van verzachtende omstandigheden -sprake was, begreep hij alles en lichtte zijn gelaat, dat een -kinderlijke uitdrukking behield, op. - -“Dus de dood? Dank u, heeren!” - -Dan wendde hij zich naar het publiek en trachtte in het toenemend -donker de gezichten van zijn kameraden, die hij wist, dat daar waren, -te zien. Ditmaal had Guillaume den beslisten indruk, dat hij hem -herkend had, hem nog eenmaal een liefdevollen groet toezond, waarin hij -nogmaals zijn dankbaarheid uitdrukte voor het stuk brood, dat hij op -een dag van ellende van hem gekregen had. Maar blijkbaar had hij ook -Victor Mathis gegroet, want weer zag Guillaume achter zich den jongen -man met wijd opengesperde, starre oogen en een verschrikkelijke -uitdrukking om zijn mond. - -Het overige, de laatste vragen, de overwegingen van het Hof, de -uitspraak van het vonnis, alles werd bedekt door de deining, die de -zaal in beweging bracht. Onbewust had men eenig medelijden gekregen en -aan de bevrediging, waarmede het doodvonnis opgenomen werd, paarde zich -eenige verbijstering. - -Toen Salvat tusschen de gendarmen werd weggeleid, stiet hij met -doordringende stem den kreet uit: - -“Leve de anarchie!” - -Niemand nam aanstoot aan dien kreet. Het publiek verspreidde zich in -een gevoel van malaise, als had de overmatige inspanning de -hartstochten afgestompt. Werkelijk het schouwspel was te lang en te -afmattend geweest. Het deed goed weer frissche lucht in te ademen. - -In de salle des Pas-Perdus kwamen Guillaume en Pierre langs Dutheil en -de prinses, die aangesproken waren door generaal de Bozonnet en -Fonsègue. Alle vier spraken luid, klaagden over hitte en honger, maar -waren het er ten slotte over eens, dat de zaak niet bijzonder -interessant was geweest. Maar eind goed, al goed. De veroordeeling van -Salvat was, zooals Fonsègue zeide, een politieke en sociale -noodzakelijkheid. - -Op den Pont-Neuf leunde Guillaume een oogenblik tegen de borstwering, -terwijl Pierre eveneens keek naar den breeden, grijzen stroom der -Seine, dien de weerkaatsingen der eerste lantaarns vlammen deed. Een -frissche ademtocht steeg op uit de rivier: het was het heerlijk uur, -waarop de zachte nacht het zich ontspannende Parijs bedekken komt. -Zwijgend ademden de beide broers dezen troost in. Pierre’s wond brak -weer open: hij had immers moeten beloven weer naar Montmartre terug te -gaan ondanks de marteling, die hem daar wachtte. Ook Guillaume voelde -zijn argwaan weder ontwaken, zijn onrust, dat hij Marie zoo -koortsachtig en door een nieuw gevoel, dat zij zelf niet kende, -veranderd had gezien. Stonden dien twee mannen, die elkander zoo -hartelijk lief hadden, weer nieuw lijden, nieuw strijden, nieuwe -hinderpalen voor hun geluk te wachten? - -Toen zij op de kade kwamen, zag Guillaume Victor Mathis alleen in het -donker voor zich uitloopen. Hij sprak hem aan en begon over zijn -moeder. Maar de jonge man luisterde niet, doch zeide met een stem, die -scherp en snijdend was als een mes: - -“Zij willen bloed... Zij kunnen hem een kopje kleiner maken, hij zal -gewroken worden.” - - - - -V. - -In het gewoonlijk zoo lichte en zoo vroolijke atelier te Montmartre -leken de eerstvolgende dagen somber, als had het groote vertrek zich -met droefheid en zwijgen gevuld. Toevallig waren ook de drie zoons niet -thuis. Thomas ging ’s ochtends vroeg reeds naar de fabriek om proeven -te nemen met zijn motor; François studeerde hard voor zijn examen en -was bijna altijd in de École Normale; Antoine werd geheel in beslag -genomen door een werk bij Jahan, waar de vreugde zijn kleine vriendin -Lise tot het leven te zien ontwaken hem langer hield dan noodig was. -Guillaume was dus zoo goed als alleen met Grootmoeder, die steeds met -het een of ander naaiwerk bij het raam zat, terwijl Marie door het huis -op- en neerliep en slechts in het atelier was te vinden, wanneer Pierre -zelf er was. - -In deze droefgeestige stemming van hun vader zagen allen niets anders -dan de heimelijke woede, het wanhopige verzet, waartoe de veroordeeling -van Salvat hem gebracht had. Na zijn terugkeer uit de rechtzaal had hij -zich vreeselijk opgewonden, gezegd, dat het een sociale moord, een -uitdaging van den klassenstrijd was, wanneer men dien ongelukkige -terechtstelde; en allen hadden eerbiedig het hoofd gebogen voor de -smartelijke heftigheid van dien kreet, stoorden den vader niet in zijn -gedachten, die hem uren lang zwijgend en bleek voor zich uit deden -staren. Zijn oogen bleven koud, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds -laat deed hij niets anders dan de plannen en dossiers van zijn nieuwe -uitvindingen bestudeeren: de nieuwe springstof, de vreeselijke machine, -die hij zoo lang gedroomd had aan Frankrijk te schenken, opdat het, -heerschend over de naties, eenmaal de wereld de overwinning van -waarheid en gerechtigheid op zou kunnen leggen. Maar gedurende de -eindelooze uren, die hij zoo voor zijn op de tafel verspreid liggende -papieren zat, hield hij op ernaar te kijken, staarden zijn blikken in -de verte, gingen allerlei gedachten door zijn brein: twijfel misschien -omtrent de deugdelijkheid van zijn plan, angst, dat zijn verlangen om -de volkeren te verzoenen hen in een eindeloozen verdelgingsoorlog -werpen zou. O, hij had oprecht geloofd, dat dit groote Parijs het brein -van de wereld was, tot taak had de toekomst te verwekken—en zie, welk -een afschuwelijk schouwspel bood het hem nu: zooveel domheid, zooveel -schande, zooveel onrechtvaardigheid! Was het werkelijk rijp genoeg voor -de taak, die hij het wilde toevertrouwen, de taak, om de menschheid -geluk te brengen? Wanneer hij zijn formules weer begon te lezen en te -verifieeren, vond hij zijn oude energie niet terug en slechts de -gedachte aan zijn aanstaand huwelijk deed hem zijn plan weer opvatten; -hij zeide tot zichzelf, dat alles reeds sedert te lang geregeld was dan -dat hij het nu nog veranderen kon. - -Zijn huwelijk! Was dat niet de gedachte, die Guillaume vervolgde, die -hem nog meer verontrustte dan zijn werk als geleerde, dan zijn -hartstocht van vrij burger? Onder al de zorgen, die hij zich bekende, -was nog een andere verborgen, die hij zichzelf niet durfde bekennen en -die hem angst aanjoeg. Iederen dag herhaalde hij tot zichzelf, dat hij -zijn geheim aan den minister van Oorlog zou mededeelen, zoodra hij met -Marie getrouwd was, om haar in zijn roem te laten deelen. Met Marie -trouwen! Met Marie trouwen! De gedachte vervulde hem telkens met een -brandende koorts en een heimelijke onrust. Dat hij nu zweeg, dat hij -zijn kalme vroolijkheid verloren had, vond zijn reden daarin, dat hij -een geheel nieuw, hem onbekend leven van haar voelde uitstroomen. Zij -werd ongetwijfeld anders; hij voelde, dat zij als het ware verder van -hem afstond, en begon daarom, wanneer Pierre er was, hen beiden gade te -slaan. - -Pierre kwam zelden, en dan was hij verlegen, eveneens anders geworden. -De ochtenden echter, dat hij kwam, was het alsof er in Marie een -geheele metamorphose plaats greep, scheen het huis als het ware een -andere ziel te krijgen. Toch viel er tusschen hen niets voor, dat niet -onschuldig en broederlijk was. Zij schenen slechts goede kameraden te -zijn, hun vingers raakten elkaar zelfs niet aan, en zij praatten zonder -een kleur te krijgen. Een beven ging onwillekeurig van hen uit—een -ademtocht, die fijner was dan een lichtstraal of een geur. Na verloop -van enkele dagen kon Guillaume niet langer twijfelen. Hij had niets -gezien, maar hij was overtuigd, dat de twee kinderen, zooals hij ze -vaderlijk genoemd had, elkander liefhadden. - -Toen hij op den ochtend van een prachtigen dag geheel alleen met -Grootmoeder tegenover het bezonde Parijs zat, verviel hij in een nog -angstiger gepeins dan gewoonlijk. Hij keek haar strak aan, terwijl zij -in haar koninklijke rust op haar gewone plaats, zonder bril nog steeds, -naaide. Misschien zag hij haar heelemaal niet. Van tijd tot tijd -richtte zij haar hoofd op en keek hem aan, alsof zij een biecht -verwacht had, die niet kwam. - -“Guillaume, wat heb je toch in den laatsten tijd?” vroeg zij eindelijk, -toen het zwijgen eindeloos voort bleef duren. “Waarom zeg je me niet, -wat je me te zeggen hebt?” - -Het was alsof hij weer op de aarde nederdaalde. - -“Wat ik u te zeggen heb?” antwoordde hij verwonderd. - -“Ja, ik weet wat jij weet, en omdat je toch hier in huis niets doen -wilt, zonder mij te raadplegen, dacht ik, dat je er met mij over zoudt -spreken.” - -Hij was zeer bleek geworden en begon te beven: hij had zich dus niet -vergist, nu Grootmoeder zelf het blijkbaar ook wist? Daarover te -spreken zou gelijk staan met een lichamelijken vorm aan zijn vermoedens -te geven, datgene wat tot nog toe slechts in zijn idee bestaan kon, tot -iets wezenlijks te maken. - -“Het was onvermijdelijk, beste jongen. Van af de eerste dagen heb ik -het zien aankomen, en de eenige reden, waarom ik niets gezegd heb, is -dat ik dacht, dat jij een diepe bedoeling met alles hadt... Maar sedert -ik je zoo zie lijden, begrijp ik heel goed, dat ik mij vergist heb.” - -En toen hij haar nog steeds verward en bevend aan bleef kijken: - -“Ja, ik dacht, dat je dat zelf wilde, dat je door je broer hier in huis -te brengen wilde weten of Marie een andere liefde voor je bezat dan als -voor een vader... Er bestond daar een zeer goede reden voor: het groote -verschil in leeftijd, voor jou gaat het leven ten einde en voor haar -begint het, geheel afgezien nog van je werk, van de taak, die je jezelf -gesteld hebt.” - -Dan kwam hij met smeekend opgeheven handen naar haar toe en riep uit: - -“O, spreek duidelijk, zeg mij wat u denkt. Ik begrijp het niet, mijn -arm hart wordt zoo gemarteld, en ik zou zoo gaarne weten, handelen, een -besluit nemen!... U heb ik lief, u vereer ik als een moeder, ik ken uw -groot verstand, ik heb uw raad altijd opgevolgd. En u hebt dit -vreeselijke zien aankomen, u hebt alles zijn gang laten gaan op gevaar -af mij daaraan te zullen zien sterven? Waarom, waarom hebt u dat -gedaan?” - -Over het algemeen hield zij er niet van veel te spreken, als souvereine -koningin leidde zij het huis, zonder rekenschap van haar daden te -moeten geven. Dat zij wat zij dacht en wat zij wilde nooit geheel -uitsprak, vond zijn reden hierin, dat de vader en de zoons, van haar -volmaakte wijsheid overtuigd, alles geheel aan haar overlieten. En deze -eenigszins raadselachtige zijde van haar karakter deed haar nog grooter -schijnen. - -“Waartoe zijn woorden noodig, wanneer de feiten spreken?” zeide zij -zacht zonder met werken op te houden. “Zeker, ik heb je huwelijksplan -goedgekeurd, want ik begreep, dat Marie, om hier te kunnen blijven, met -je trouwen moest; en bovendien waren er nog vele andere redenen, -waarover we nu niet verder behoeven te praten... Maar de komst van -Pierre heeft alles veranderd en alles weer in zijn natuurlijke orde -teruggebracht. Is dat niet beter?” - -Hij durfde haar nog steeds niet begrijpen. - -“Beter, terwijl ik de hevigste martelingen lijd, terwijl mijn leven -verwoest is?” - -Nu stond zij op, kwam strak, hoogopgericht, in haar zwarte japon, met -haar bleek, streng en energiek gelaat naar hem toe. - -“Jongen, je weet, dat ik je liefheb, dat ik je groot en edel zien -wil... Een paar maanden geleden ben je bang geweest en is dit huis -bijna in de lucht gevlogen. En nu zit je deze heele week al verstrooid -achter je dossiers, en je plannen, als iemand die door zwakte overmand -is, die twijfelt en niet meer weet waarheen hij gaan moet... Geloof me, -je bent op den slechten weg; het is beter, dat Pierre met Marie trouwt, -voor hen en voor jou.” - -“Voor mij? O, neen, neen!... Wat moet er van mij worden?” - -“Jij, mijn jongen, zult kalm worden en nadenken. De rol, die je nog te -spelen hebt, is zoo zwaar—je staat op het punt je ontdekking -wereldkundig te maken. Het schijnt mij toe alsof je blik niet zoo -helder meer is, alsof je verkeerd zult handelen, wanneer je geen -rekenschap houdt met de omstandigheden van het probleem... Ik voel, dat -je iets anders te doen hebt. In het kort lijd, als het zijn moet, maar -blijf de man van je denkbeeld!” - -Dan verliet zij de kamer, terwijl zij er met een moederlijken glimlach, -om haar strengheid wat te verzachten, aan toevoegde: - -“Je dwingt me tot noodelooze praatjes, want ik weet veel te goed, dat -jij te hoog staat, om niet in alles het eenige goede te doen, dat -niemand anders doen zou.” - -Toen Guillaume alleen gebleven was, verzonk hij weer in een -koortsachtig nadenken. Wat had zij met haar weinige, half-geheimzinnige -woorden willen zeggen? Hij wist, dat zij hing aan alles wat goed, -natuurlijk en noodzakelijk was. Maar zij dreef hem tot een hooger -heroïsme, zij had een helder licht geworpen op het onduidelijke -onbehagelijke gevoel, dat zijn oud plan, om zijn geheim aan den een of -anderen minister van Oorlog—het kwam er niet op aan welken, dengenen, -die toevallig aan het bewind was mede te deelen,—hem gaf. Terwijl hij -haar met haar ernstige stem hoorde herhalen, dat hij iets anders, iets -beters te doen had, werd zijn aarzeling grooter, zijn tegenzin sterker. -En plotseling rees het beeld van Marie voor hem; zijn arm hart brak bij -de gedachte, dat men hem vroeg van haar af te zien. Marie niet meer de -zijne te noemen, haar aan een ander te geven, neen, neen, dat ging -boven zijn menschelijke kracht! Nooit zou hij dien afschuwelijken moed -hebben, om deze laatste liefdevreugde, die hij zich beloofd had, op te -geven. - -Twee dagen lang streed hij een vreeselijken strijd, waarin hij de zes -jaren, die het jonge meisje reeds in het kleine gelukkige huisje -geleefd had, herleefde. In den beginne was zij als het ware zijn -aangenomen dochter geweest, en later, toen de gedachte aan een huwelijk -met haar opkwam, had hij die met een kalme vreugde aanvaard, in de -hoop, dat een dergelijke verbintenis een geluk voor allen in zijn -omgeving zijn zou. Hij had tot nog toe alleen geweigerd te hertrouwen, -omdat hij er tegen opzag zijn kinderen een nieuwe, onbekende moeder op -te dringen; hij gaf aan de bekoring nog eenmaal lief te hebben en niet -meer alleen te leven slechts toe, toen hij aan zijn haard zelf deze -jeugdige bloem vond, deze vriendin, die ondanks het groote verschil in -leeftijd de zijne wilde worden. Dan waren maanden verstreken, ernstige -gebeurtenissen hadden hen gedwongen den datum te verschuiven, zonder -dat hij daaronder te zeer leed. De zekerheid, dat zij op hem wachtte, -was voor hem voldoende geweest. En thans, nu plotseling het gevaar -dreigde, dat hij haar zou verliezen, brak en bloedde zijn zoo kalm -hart. Nooit zou hij geloofd hebben, dat de band zoo vast toegeknoopt -was, dat zij zoo diep in zijn hart wortelde. Voor dezen bijna -vijftigjarigen man beteekende dit het losrukken zelf van de vrouw, van -de laatste, die hij lief had en begeerde, en die des te begeerlijker -was, omdat zij als het ware de jeugd verpersoonlijkte, welker geur hij -niet meer inademen zou, als hij haar verloor. - -Een waanzinnige, met toorn vermengde begeerte vlamde in hem op: hij -wilde haar bezitten, en de gedachte, dat een ander hem haar was komen -ontnemen, maakte zijn marteling nog erger. - -Een nacht vooral, toen hij alleen in zijn kamer was, werd zijn kwelling -bijna ondragelijk. Om de anderen niet wakker te maken, smoorde hij zijn -snikken in zijn kussen. En toch was alles zoo eenvoudig: daar Marie -zich gegeven had, zou hij haar houden. Hij had haar woord; hij zou haar -dwingen het te houden, dat was alles! Dan zou hij haar tenminste alleen -bezitten, zonder dat een ander eraan denken kon haar hem te ontstelen. -En plotseling rees het beeld van dien ander in hem op, zijn broeder, -den vergetene, dien hij uit liefde zelf gedwongen had in zijn familie -te komen. Maar zijn smart was te groot: hij zou dien broeder wegjagen, -een woede tegen hem greep hem aan, waarvan de heftigheid hem geheel -krankzinnig maakte. Zijn broeder, zijn geliefde broeder! Het was dus -uit met hun liefde, zij zouden elkaar met haat en toorn vergiftigen. -Uren lang ijlde hij en zocht naar een middel, om Pierre te verwijderen, -opdat wat gekomen was, niet verder geschieden zou. Nu en dan kreeg hij -zijn zelfbeheersching terug en verwonderde zich, dat ondanks zijn hooge -rede, ondanks de langjarige ervaring van den arbeid een dergelijke -storm in hem losbreken kon. Maar in zijn kinderziel, die hij altijd -bewaard had, woedde altijd zoo’n storm; naast de onverbiddelijke logica -en zijn eenig geloof aan het waarneembare was in hem steeds een hoekje -voor teedere gevoelens en droomerij gebleven. Zijn genie zelf had dit -dualisme: de chemicus verbond zich op die wijze met den naar -gerechtigheid hongerenden socialen dweper, die tot een groote liefde in -staat was. De hartstocht sleepte hem mede; hij beweende Marie, zooals -hij de ineenstorting van zijn droom, om den oorlog door den oorlog te -dooden, het heil der menschheid, waaraan hij sedert tien jaar werkte, -beweend zou hebben. - -Dan kwam hij in zijn uitputting tot een besluit, dat hem kalmeerde. Hij -schaamde zich op die wijze, zonder een zekere oorzaak, wanhopig te -zijn. Hij wilde de waarheid weten; hij zou het jonge meisje -ondervragen: zij was eerlijk genoeg, om hem een oprecht antwoord te -geven. Was dat niet een hen beiden waardige oplossing, die hen in staat -zou stellen daarna een besluit te nemen. Hij sliep in en stond den -volgenden ochtend gebroken, maar rustiger op, als had zich na dien -heftigen storm gedurende die enkele uren van slaap een stil werk -voltrokken. - -Juist dien ochtend was Marie heel vroolijk. Den vorigen dag had zij met -Pierre en Antoine een heerlijken fietstocht gemaakt, waarvan zij -opgewekt en verrukt thuis gekomen waren. Toen Guillaume haar in den -tuin aansprak, kwam zij juist zingend en met bloote armen uit het -waschhuis, waar de groote wasch gedaan werd. - -“Wou je me spreken, lieve vriend?” - -“Ja, beste meid, ik heb ernstige dingen met je te bespreken!” - -Zij begreep, dat het om hun huwelijk ging, en werd ernstig. Vroeger had -zij dit huwelijk beschouwd als het eenige verstandige besluit, dat zij -nemen kon, zonder dat zij de plichten, die zij daardoor op zich nam, -geheel overzag. Zeker, zij trouwde met een man, die twintig jaar ouder -was dan zij; maar zoo iets gebeurde zoo dikwijls en kwam gewoonlijk -goed uit. Zij had niemand lief; zij kon dus over zichzelf beschikken en -zij gaf zich in een opwelling van dankbaarheid, van zóó’n warme -toegenegenheid, dat zij die voor liefde zelf hield. Deze verbintenis, -die de familie nog nauwer zou toehalen, maakte allen om haar heen zoo -gelukkig! En bij de gedachte zulk een geluk te scheppen, hadden haar -dapperheid en haar levenslust, die haar groote bekoring uitmaakten, -haar als het ware bedwelmd. - -“Wat is er?” vroeg zij eenigszins ongerust. “Toch niets slechts?” - -“Neen, ik heb je alleen wat te zeggen.” - -Hij nam haar mede onder de twee pruimeboomen, het eenige groene hoekje, -dat in den tuin overgebleven was. Een half vermolmde bank stond nog -tegen de seringen. En tegenover hen breidde het groote Parijs de -eindelooze zee van zijn daken uit, die frisch en licht in de ochtendzon -lagen. - -Beiden gingen zij zitten. Maar op het oogenblik, dat hij spreken, haar -vragen wilde, voelde hij een plotselinge verlegenheid in zich opkomen, -terwijl zijn arm hart heftig begon te kloppen, nu hij haar zoo jong, -zoo aanbiddelijk met haar bloote armen naast zich zag. - -“De datum voor ons huwelijk nadert!” zeide hij eindelijk. - -En toen zij bij dit woord—onbewust misschien—ietwat bleek werd, voelde -hij zich koud worden. Was er geen pijnlijke trek om haar mond gekomen? -Was er geen sluier voor haar zoo heldere, openhartige oogen gekomen? - -“O, we hebben nog allen tijd voor ons!” - -“Zeker,” ging hij op langzamen, liefdevollen toon voort; “maar we -moeten toch voor de formaliteiten zorgen. Dat zijn van die vervelende -dingen, waarover ik liever vandaag met je spreken wil, dan behoeven we -er niet meer op terug te komen.” - -Zonder zijn blik van haar af te wenden, sprak hij zacht verder, bleef -stilstaan bij alles wat er gedaan moest worden, terwijl hij op haar -gezicht naar de gevoelens keek, die de naderende beslissing daarop te -voorschijn roepen kon. Zij was stil geworden, zat met een onbeweeglijk -gezicht met haar handen in haar schoot, zonder het minste teeken van -spijt of verdriet te geven. Toch was zij gedrukt. “Waarom blijf je zoo -zwijgen, Marie?... Is er iets, dat je hindert?” - -“Mij? Geen quaestie van?” - -“Je weet, dat je vrijuit spreken kunt. Wij zullen wachten, als je -misschien de een of andere persoonlijke reden hebt den datum nogmaals -uit te stellen.” - -“Daar heb ik geen enkele reden voor. Welke reden zou ik kunnen hebben? -Ik laat de heele regeling aan jou over.” - -Een zwijgen volgde. Zij had hem openhartig in zijn gelaat gekeken, maar -een licht beven bewoog haar lippen, terwijl een onbewuste droefheid in -haar op te stijgen en haar gezicht, dat gewoonlijk zoo helder en frisch -als bronwater was, te verduisteren scheen. Zou zij vroeger niet -gezongen en gelachen hebben bij de aankondiging van dit nabije -huwelijksfeest? - -Dan vermande Guillaume zich tot een krachtsinspanning, die zijn stem -beven deed. - -“Neem me niet kwalijk, lieve Marie, dat ik je een vraag doe?... Het is -nog tijd mij je woord terug te geven? Ben je er zeker van, dat je mij -liefhebt?” - -Zonder te begrijpen waar hij heen wilde, keek zij hem werkelijk -verbijsterd aan. - -“Onderzoek je hart,” ging hij voort, toen zij met een antwoord -aarzelde. “Heb je je ouden vriend nog wel lief, is het niet een ander?” - -“Ik? Guillaume, Guillaume! Waarom zeg je me dat? Wat heb ik gedaan, dat -je er recht toe geeft zoo tegen mij te spreken?” - -Een echt gemeend verzet kwam in haar op; uitdagend en vrijmoedig -richtte zij haar van oprechtheid schitterende oogen op hem. - -“En toch moet ik tot het bittere einde toe spreken,” ging hij moeilijk -voort; “het gaat om het geluk van ons allen.—Ga je hart eens na, Marie. -Je hebt mijn broer lief, je hebt Pierre lief.” - -“Ik, ik heb Pierre lief!... Natuurlijk houd ik van hem; ik houd van hem -zooals ik van jullie allemaal houd; ik houd van hem, omdat hij een der -onzen geworden is, omdat hij nu deel uitmaakt van ons leven en van onze -vreugde... Wanneer hij hier is, voel ik mij gelukkig, en ik zou willen, -dat hij altijd bij ons was. Ik vind het heerlijk hem te zien, hem te -hooren, met hem uit te gaan. En laatst, toen het was, alsof zijn -vroegere melancholie weer terugkwam, was ik daar erg verdrietig over... -Dat is toch heel natuurlijk, niet? Ik geloof, dat ik alleen maar gedaan -heb wat jij graag wilde, en begrijp niet hoe mijn vriendschap voor -Pierre invloed hebben kan op ons huwelijk.” - -Deze woorden, die volgens haar meening Guillaume moesten overtuigen, -lieten een smartelijk licht voor hem opgaan—zij kwam zoo vurig op tegen -de bewering, dat zij den jongen man liefhad. - -“Maar je verraadt jezelf zonder het te willen, ongelukkige!... Het is -zoo duidelijk mogelijk, je hebt mij niet lief, maar mijn broer.” - -Hij had haar bloote polsen genomen en drukte die met een wanhopige -teederheid, als wilde hij haar dwingen duidelijk in zichzelf te zien. -Maar zij bleef het ontkennen, het werd een liefdevolle, tragische -strijd: hij wilde haar overtuigen door de duidelijkheid der feiten; zij -bleef hardnekkig haar oogen sluiten. Vergeefs haalde hij de geheele -geschiedenis van het begin af op, legde hij haar uit wat in haar plaats -gegrepen had: eerst de onbewuste vijandige stemming, dan de -nieuwsgierigheid voor dien vreemden jongen, eindelijk haar sympathie, -toen zij zag hoe ongelukkig hij was en langzamerhand door haar van zijn -martelingen genezen werd. Zij waren beiden jong; de natuur had het -overige gedaan. Maar bij ieder nieuw bewijs, bij iedere nieuwe -zekerheid, die hij haar gaf, maakte zich slechts een toenemende -ontroering van haar meester, doorhuiverde een rilling haar geheele -lichaam, zonder dat zij zichzelf wilde ondervragen. - -“Neen, neen, ik heb hem niet lief... Indien ik hem liefhad, zou ik het -weten, zou ik het je zeggen; je kent me, ik ben niet in staat om te -liegen.” - -Als een heldhaftig chirurg, die nog meer in zijn eigen vleesch dan in -dat van anderen snijdt, bleef hij wreed aandringen, om de waarheid aan -het licht te brengen en het geluk van allen te verzekeren. - -“Neen, Marie, je hebt mij niet lief. Je voelt voor mij slechts eerbied, -dankbaarheid, een kinderlijke toegenegenheid. Herinner je je gevoelens -uit den tijd, waarop ons huwelijk vastgesteld werd. Toen hield je van -niemand, heb je als een onverstandig meisje mijn voorstel aangenomen, -omdat je overtuigd was, dat ik je gelukkig maken zou, en je dat -heerlijk, goed en juist vond... Toen kwam mijn broeder en de liefde -ontwaakte zeer natuurlijk. Pierre en Pierre alleen heb je lief met een -echte liefde, met de liefde die men voor een minnaar, voor een -echtgenoot hebben moet.” - -Haar weerstand was uitgeput; het licht, dat tegen haar wil in haar -opging, maakte haar bang en zij bleef hem tegenspreken. - -“Maar waarom verzet je je zoo, lieve kind? Ik doe je geen enkel -verwijt. Ik zelf heb het gewild... ik, oude gek! Wat gebeuren moest, is -gebeurd, en ongetwijfeld is het zoo goed... Ik wilde slechts de -waarheid van je weten, om een besluit te nemen en als eerlijk man te -kunnen handelen.” - -Nu was zij overwonnen; tranen sprongen in haar oogen. Zulk een scheur -was in haar geheele wezen ontstaan, dat zij zich gebroken en -verpletterd gevoelde als onder het gewicht van een nieuwe, tot nog toe -niet gekende waarheid. - -“Het is slecht van je me te dwingen zoo in mijzelf te lezen. Ik zweer -je nogmaals, dat ik niet wist, dat ik voor Pierre die liefde voelde, -waarvan je spreekt. Jij hebt mijn hart geopend en de vlam, die erin -sluimerde, aangewakkerd!... Het is zoo, ik heb Pierre lief, ik heb -Pierre lief op de manier zooals jij zegt. Jij hebt het gewild—wat -zullen we allen ongelukkig worden!” - -Zij snikte en trok in een plotseling gevoel van schaamte haar polsen -terug. Maar hij zag, dat geen blos—die blos, waarover zij zich zoo -ergerde—haar wangen kleurde; dat kwam, omdat haar maagdelijke eer hier -niet bij betrokken was, want zij had zich inderdaad geen enkel verraad -te verwijten; hij alleen had haar gedwongen tot de liefde te ontwaken. -Een oogenblik keken zij elkaar door hun tranen heen aan: zij, zoo -gezond, zoo krachtig met haar breeden, door het luide kloppen van haar -hart opzwellenden boezem, met haar tot den schouder bloote, mooie en -stevige armen; hij, nog zoo levenskrachtig met zijn dicht, dik, grijs -haar, zijn zwart gebleven snor, die aan zijn trekken een zoo energieke, -krachtige uitdrukking gaven. Ja, het was uit, het onvermijdelijke was -geschied, had hun leven veranderd. - -“Je hebt mij niet lief, Marie; ik geef je je woord terug,” zeide hij -eindelijk edelmoedig. - -Maar zij weigerde met dezelfde edelmoedigheid: - -“Nooit zal ik het terugnemen, want ik heb het je in volle bewustheid -gegeven en ik heb niet opgehouden dezelfde liefde, dezelfde bewondering -voor je te gevoelen.” - -Maar met zijn gebroken stem, die van lieverlede weer sterker werd, ging -hij door: - -“Je hebt Pierre lief, je moet met Pierre trouwen.” - -“Neen, ik behoor jou toe: een uur kan niet losmaken wat jaren -vastgeknoopt hebben... Nogmaals ik zweer je, dat ik, wanneer ik Pierre -liefheb, het vanochtend nog niet wist. Laat alles blijven zooals het -is, martel me niet langer, dat zou te wreed zijn.” - -Met het gebaar van een vrouw, die zich tot haar schrik plotseling naakt -ziet, sloeg zij haar mouwen neer en trok die over haar armen, als om -zich geheel te verbergen. Dan stond zij op en ging, zonder een woord te -zeggen, weg. - -Guillaume bleef alleen op de bank in het groene hoekje tegenover het -onmetelijke Parijs, dat de zachte ochtendzon in een bevende droomstad -veranderde. Een zwaar gewicht drukte hem neer; hij had een gevoel alsof -hij nooit meer van deze bank op zou kunnen staan. De verzekering van -Marie, dat zij ’s ochtends nog niet wist, dat zij Pierre werkelijk lief -had, bleef als een open wond in hem achter. Zij wist het niet en hij -had haar gedwongen die liefde in zich te ontdekken. Hij had haar die -zelf in haar hart geplant en die, door haar te onthullen, nog sterker -gemaakt. Welk een ellende, welk een lijden, om zoo de oorzaak van zijn -eigen martelingen te zijn! Nu had hij zekerheid: zijn gevoelsleven was -uit; zijn arm, naar liefde snakkend hart bloedde en was vermorzeld. -Maar ondanks die ramp, ondanks de wanhoop, waarmede hij zijn ouderdom -en de noodzakelijkheid van verzaking voelde, smaakte hij een bittere -vreugde bij de gedachte de waarheid aan het licht gebracht te hebben. -Het was een harde, slechts voor een heldenziel mogelijke troost; maar -toch vond hij er een opbeuring, een soort trotsche voldoening in. Van -nu af aan was hij slechts vervuld met de gedachte aan het offer, die -zich langzamerhand met een buitengewone kracht aan hem opdrong. Hij -moest zijn kinderen laten trouwen—dat was zijn plicht, de eenige -wijsheid, het eenige rechtvaardige, ja zelfs het eenige geluk van het -huis. En toen zijn hart weer in opstand klopte en van angst schreeuwde, -drukte hij zijn krachtige handen op zijn borst en smoorde den kreet. - -Den volgenden dag had Guillaume—niet in het kleine tuintje, maar in het -groote atelier—het beslissende onderhoud met Pierre. Ook hier breidde -de reusachtige horizont van Parijs zich uit—een geheele menschheid aan -den arbeid, de groote kuip, waarin de wijn der toekomst gistte. Hij had -het zoo ingericht, dat hij met zijn broer alleen was, en dadelijk bij -diens binnenkomen ging hij zonder een van de voorzorgsmaatregelen, die -hij tegenover Marie in acht genomen had, recht op zijn doel af. - -“Heb je me niets te zeggen, Pierre? Waarom vertrouw je niet alles aan -mij toe?” - -Onmiddellijk begreep deze laatste alles; hij begon te beven, vond geen -woorden, maar verried alles door de wanhopig smeekende uitdrukking van -zijn gelaat. - -“Je hebt Marie lief, waarom heb je mij die liefde niet bekend?” - -Dan kreeg Pierre zijn zelfbeheersching terug. - -“Ik heb Marie lief, het is zoo, en ik voelde heel goed, dat ik het niet -voor je kon verbergen, dat je het zelf merkte... Maar ik behoefde je -het niet te zeggen, ik was zeker van mijzelf, ik zou desnoods gevlucht -zijn, zonder dat er een woord over mijn lippen gekomen was... Ik leed -alleen... o je weet niet wat voor martelingen ik ondergaan heb... Het -is zelfs wreed van je met mij daarover te spreken, want nu ben ik -genoodzaakt weg te gaan... Reeds meermalen had ik daartoe besloten. Ik -kwam hier alleen nog maar uit zwakheid, dat is buiten twijfel—maar ook -toch uit liefde voor jullie allen. Wat hinderde mijn aanwezigheid? -Marie liep geen gevaar. Zij heeft mij niet lief.” - -“Marie heeft je lief,” antwoordde Guillaume beslist. “Ik heb haar -gisteren de biecht afgenomen, en zij heeft moeten bekennen, dat zij je -lief had.” - -Pierre greep hem bij zijn schouders en keek hem recht in zijn oogen. - -“Wat zeg je daar, Guillaume? Waarom zeg je iets, dat voor ons allen een -vreeselijk ongeluk zijn zou?... Ik zou meer verdriet dan vreugde voelen -over deze liefde, die voor mij altijd een niet te verwezenlijken droom -geweest is, want ik wil niet, dat jij lijdt... Marie is de jouwe. Zij -is mij heilig als een zuster. Wanneer alleen mijn waanzin jullie -scheidt—die zal gauw voorbij zijn, ik zal dien weten te overwinnen!” - -“Marie heeft je lief,” herhaalde Guillaume zacht en koppig. “Ik verwijt -je niets; ik weet heel goed, dat je gestreden, dat je je nooit noch -door een woord noch door een blik verraden hebt... Zelfs gisteren wist -zij nog niet, dat zij je lief had; ik heb haar oogen moeten openen. Ik -constateer slechts een feit: zij heeft je lief.” - -Nu maakte Pierre een verschrikt, maar tevens verheven gebaar, alsof een -goddelijk, lang verwacht wonder, welks komst hem verpletterde, uit den -hemel viel. - -“Het is goed, dan is alles uit. Geef me een kus, Guillaume; ik ga weg.” - -“Je gaat weg? En waarom?... Je blijft bij ons. Het is zoo eenvoudig -mogelijk: jij hebt Marie lief en zij jou. Ik geef je haar.” - -Pierre stootte een luiden gil uit en hief met een gebaar van angstige -verrukking zijn handen op. - -“Jij geeft mij Marie? Jij, die al maanden lang op haar wacht en haar -aanbidt? Neen, neen, dat zou mij verpletteren, zou mij angst aanjagen, -alsof je mij je hart zelf gaf, je bloedend, uit je borst gerukt hart... -Neen, neen, ik neem je offer niet aan.” - -“Maar wil je dan, dat, waar Marie voor mij niets dan dankbaarheid en -toegenegenheid voelt en slechts jou lief heeft, ik misbruik maak van -het woord, dat zij mij onbewust gegeven heeft, en dat ik haar dwingen -zou tot een huwelijk, waarin ik haar niet geheel bezitten zou?... Maar -ik vergis mij, niet ik geef je haar; zij heeft zich zelf gegeven, en ik -ken mij het recht niet toe, die gave te verhinderen.” - -“Neen, neen, ik zal die gave nooit aannemen, nooit zal ik je dat -verdriet aandoen... Geef mij een kus, ik ga weg.” - -Nu hield Guillaume hem vast, dwong hem naast hem te komen zitten op een -ouden canapé, die in een hoek stond, en begon hem, eindelijk boos -wordend, met een pijnlijk lachje een standje te geven. - -“Zeg eens eventjes, we zullen toch niet gaan vechten; je zult nu toch -niet willen, dat ik je hier vast bind, zoodat je niet weg kan... Ik -weet voor den duivel toch wel wat ik doe! Ik heb ernstig nagedacht, -alvorens ik met jou sprak. Het zou natuurlijk te dwaas zijn, als ik -zei, dat ik erg vroolijk ben. O, eerst heb ik gedacht, dat ik maar -sterven zou en heb ik je ergens op de Mookerheide gewenscht. Maar ten -slotte moest ik toch verstandig worden, niet waar? Ik heb ingezien, dat -alles zoo op de beste en natuurlijkste wijze geregeld was.” - -Pierre, wiens weerstand uitgeput was, begon zacht tusschen zijn -gevouwen handen te weenen. - -“Kom, jongen, maak het je zelf en mij niet moeilijk... Herinner je je -de gelukkige dagen nog, die we onlangs samen in het kleine huisje te -Neuilly doorgebracht hebben? Al onze vroegere liefde bloeide weer in -ons op en wij zaten uren en uren hand in hand ons in oude herinneringen -vol liefde te verdiepen... En welk een vreeselijke bekentenis heb je -toen op een avond gedaan, de bekentenis van je ongeloof, van je -martelingen, van het Niet, waarin je wegzonk? En van dat oogenblik af -is mijn eenige wensch geweest je te genezen; ik heb je aangeraden te -werken, lief te hebben, te gelooven in het leven, overtuigd als ik was, -dat het leven alleen je vrede en gezondheid terug kon geven. Daarom heb -ik je hierheen mede genomen. Je streedt, wilde niet terugkomen en ik -heb je hier gehouden. En toen je levenslust weer terugkwam en je weer -eenvoudig een mensch werdt, die werkte, was ik zoo gelukkig. Ik zou -mijn bloed gegeven hebben, om de genezing volkomen te maken... En zie, -nu is het zoover. Ik heb je alles gegeven wat ik had, omdat Marie zelf -alleen je geheel redden kan.” - -En toen Pierre weer trachtte te protesteeren: - -“Neen, zeg niet neen. Dat is zoo waar, dat, als zij het door mij -begonnen werk niet voltooit, alles wat ik gedaan heb, vergeefsch is: je -zult weer in je ellende, in je negatie van alles terugvallen. Je hebt -haar noodig. Wil je dan, dat ik je niet meer lief hebben kan, dat ik, -na je terugkeer tot het leven zoo vurig gewenscht te hebben, je den -adem, de ziel zelf, haar, die van jou weer een man maken zal, zou -weigeren? Ik houd genoeg van jullie beiden om jullie liefde te kunnen -verdragen. Zijn liefde te geven is ook liefde, beste jongen!... En -bovendien, ik zeg het je nogmaals, de natuur weet heel goed wat zij -doet... Het instinct is iets zekers, want het zoekt altijd het nuttige -en het ware. Ik zou maar een treurige echtgenoot zijn, het is veel -beter, dat ik als oude geleerde bij mijn werk blijf. Met jou echter, -die jong bent, is het de toekomst, het kind, het vruchtbare en -gelukkige leven!” - -Een rilling doorhuiverde Pierre; de angst voor impotentie, dien hij -steeds gehad had, maakte zich weer van hem meester. Had zijn -priester-zijn hem niet afgesneden uit de gemeenschap der levenden? Was -zijn manlijke kracht gedurende zijn lange kuischheid niet verwelkt? - -“Een gelukkig, vruchtbaar leven?” herhaalde hij zacht. “Ben ik dat -waard? Ben ik daartoe nog in staat!... O, als je wist welk een onrust, -welk een smart ik voel bij de gedachte, dat ik dit aanbiddelijke -schepsel, dit koninklijke geschenk, dat zij mij zoo liefdevol geeft, -misschien niet verdien! Jij bent beter dan ik, jij zoudt voor haar een -grooter hart, een krachtiger brein—en misschien ook een jongere en -flinkere echtgenoot geweest zijn... Het is nog tijd, Guillaume, geef -haar mij niet, behoud haar voor jezelf, indien zij met jou gelukkiger -en vruchtbaarder zijn kan, indien jij haar een hoogere liefde schenken -kunt... Bedenk, dat ik door twijfel verzwakt ben. Alleen haar geluk -moet hier den doorslag geven. Laat zij aan hem behooren, die haar het -best liefhebben kan.” - -Een onzegbare ontroering had zich van de beide mannen meester gemaakt. -Toen Guillaume die gebroken woorden hoorde, die liefde, welke bang was -niet sterk genoeg te zijn, begon zijn wilskracht even te wankelen. Een -vreeselijke smart verscheurde zijn hart; een stamelende wanhoopsklacht -ontsnapte aan zijn lippen: - -“O, Marie, die ik zoo liefheb! Marie, die ik zoo gelukkig gemaakt zou -hebben!” - -Wanhopig sprong Pierre op en riep: - -“Zie je wel, dat je haar altijd nog aanbidt en dat je geen afstand van -haar kan doen... Laat mij gaan! Laat mij gaan!” - -Maar reeds had Guillaume zijn armen om hem heen geslagen en drukte hem -met al zijn broederliefde, die door zijn verzaking nog sterker werd, -tegen zich aan. - -“Blijf!... Niet ik heb daar gesproken, maar de andere, die sterven zal, -die gestorven is. Ik zweer je bij onzen vader en bij onze moeder, dat -mijn offer reeds geheel volbracht is. Ik kan nog slechts lijden, -wanneer jij en zij blijft weigeren mij jullie geluk te danken te -hebben.” - -Weenend bleven de beide mannen in elkanders armen rusten. Reeds vroeger -hadden zij elkander zoo omvat gehouden, maar nog nooit waren hun harten -zoo samengesmolten. De oudere gaf zijn leven aan den jongere en de -jongere gaf hem daaruit alles terug wat hij er rein en liefdevol in -vinden kon. Het oogenblik kwam hun eindeloos en kostelijk voor. Alle -ellende, alle smart waren verdwenen; niets was meer over dan hun -gloeiende liefde, die voor hen de eeuwige liefde schiep, zooals de zon -het licht schept. En die minuut was een compensatie voor al hun -gestorte en nog te storten tranen, terwijl aan den verren horizont het -onmetelijke Parijs als een reusachtige, bruisende ketel aan de -onbekende toekomst werkte. - -Op dat oogenblik kwam Marie binnen. Alles ging geheel eenvoudig. -Guillaume maakte zich uit de armen van zijn broeder los, nam hem mede -en dwong hen elkander de hand te geven. Eerst maakte zij nog een -weigerend gebaar, wilde zij in haar eerlijkheid haar woord niet terug -nemen. Maar wat moest zij tegen die beide weenende mannen zeggen, die -zij arm in arm, zoo één in hun broederlijke liefde, vond? Vaagden deze -tranen, deze omarming niet alle gewone redenen, niet alle argumenten, -die zij gereed had, weg? Zelfs het pijnlijke van den toestand verdween; -zij kreeg een gevoel alsof zij reeds lang tot een beslissende -verklaring met Pierre gekomen was, alsof zij het eens geworden waren om -dit geschenk der liefde, dat Guillaume hun met een zoo heldhaftig hart -gaf, aan te nemen. De adem van het verhevene streek over hen heen, -niets scheen hun natuurlijker dan dit buitengewoon tooneel. Toch bleef -zij zwijgen, durfde zij niet te antwoorden, maar zij keek hen beiden -aan met haar groote, liefdevolle oogen, die zich op hun beurt ook met -tranen vulden. - -Toen kreeg Guillaume een ingeving. Hij liep naar de kleine trap, die -naar de slaapkamers leidde, en riep: - -“Grootmoeder, grootmoeder, kom eens gauw beneden; wij hebben u noodig!” - -En toen zij, slank en bleek, in haar zwarte japon met het trotsche -uiterlijk van een wijze, door allen gehoorzaamde koningin-moeder, -beneden was: - -“Zeg toch eens aan die twee kinderen, dat zij niets beters kunnen doen -dan met elkaar trouwen. Zeg hun, dat wij er samen over gesproken -hebben, en dat het uw meening, uw wil is.” - -Langzaam en zacht knikte zij. - -“Het is zoo, op die manier is het veel verstandiger.” - -Toen wierp Marie zich in haar armen. Zij stond toe, zij gaf zich -gewonnen aan die hoogere krachten, aan de machten van het leven, die -haar leven veranderd hadden. Guillaume wilde, dat de huwelijksdag -dadelijk vastgesteld zou worden en dat men boven zoo gauw mogelijk een -woning voor het jonge paar maken zou. En toen Pierre hem nogmaals -ongerust aankeek en ervan sprak te gaan reizen, daar hij bang was, dat -hun aanwezigheid hem zou doen lijden, voegde hij eraan toe: - -“Neen, neen, ik houd jullie hier. Ik laat jullie alleen maar trouwen, -om je beiden bij mij te hebben... Maak je geen zorgen over mij. Ik heb -zooveel werk, ik zal werken.” - -Toen Thomas en François ’s avonds het nieuws hoorden, schenen zij niet -al te zeer verrast te worden. Zij hadden die ontknooping ongetwijfeld -voelen komen, en legden zich, nu hun vader zelf hun op zijn gewone -kalme manier zijn beslissing mededeelde, zich erbij neder, zonder zich -een opmerking te veroorloven. Maar Antoine, in wien de liefde voor de -vrouw beefde, keek den vader, die den moed gehad had zich op die wijze -het hart uit te rukken, met blikken vol twijfel en angst aan. Zou hij -werkelijk niet onder dat offer sterven? Hij omarmde zijn vader -hartstochtelijk en ook zijn beide broeders kusten hem in hun ontroering -uit het volst van hun hart. Bij deze liefkoozing van zijn drie groote -zoons kwam een glimlachje om zijn lippen spelen, werden zijn oogen -vochtig; na de overwinning, die hij op zijn vreeselijke marteling -behaald had, kon hij geen hartelijker belooning bedenken. - - - -Maar dien avond wachtte hem nog een andere emotie. Bij het invallen van -de duisternis, toen hij zichzelf weer geheel meester geworden was, zag -hij, terwijl hij bezig was aan de groote tafel de dossiers en de -plannen van zijn uitvinding te rangschikken, tot zijn verbazing -Bertheroy, zijn leermeester en vriend, binnenkomen. De beroemde -scheikundige kwam wel een enkele maal zoo eens oploopen, en Guillaume -begreep de eer, die de met roem en eeretitels en decoraties overladen -zeventigjarige hem door zulke bezoeken bewees, volkomen, te meer daar -het voor dezen officieelen geleerde, dit lid van het Institut, moed -vereischte zich te wagen bij een gedeclasseerde en paria als Guillaume. -Ditmaal echter begreep deze dadelijk, dat hij uit nieuwsgierigheid -kwam; hij was verlegen en durfde de papieren en plannen, die op de -tafel uitgespreid lagen, niet weg te nemen. - -“Wees maar niet bang,” riep Bertheroy, die ondanks zijn eenigszins ruw -en onverschillig optreden zeer fijngevoelig was, “ik kom je je geheim -niet ontstelen.... Laat maar gerust liggen, ik beloof je dat ik niets -zal lezen.” - -En vrijmoedig bracht hij het gesprek op de springstoffen, die hij ook -nog steeds met een waren hartstocht bestudeerde. Hij had nieuwe -ontdekkingen gedaan, die hij in het geheel niet verborgen hield. -Terloops sprak hij zelfs over het rapport, dat men bij het proces -Salvat van hem gevraagd had. Zijn droom was een springstof van -buitengewone kracht te vinden, om dan te trachten die te beperken tot -de eenvoudige rol van een gehoorzamende kracht. - -“Ik weet waarachtig niet waar die dwaas de formule van zijn kruit -vandaan gehaald heeft,” eindigde hij glimlachend en niet zonder -bedoeling. “Wanneer jij die nog eens vindt, dan kan je tegen jezelf -zeggen, dat de toekomst misschien ligt in het gebruik van springstoffen -als beweegkrachten.” - -En dan plotseling: - -“Tusschen twee haakjes, die Salvat wordt overmorgenochtend -terechtgesteld. Ik heb het daareven van een vriend van me, die op het -ministerie van Justitie is, gehoord.” - -Tot dat oogenblik had Guillaume met een soort wantrouwen, waarom hij -zelf lachen moest, geluisterd; maar nu deed die mededeeling van -Salvat’s terechtstelling hem in woede en toorn ontsteken. Toch wist hij -sedert eenige dagen, dat zij ondanks de wel wat erg laat komende -bewijzen van sympathie, welke den veroordeelde van alle kanten -toestroomden, onvermijdelijk was. - -“Dat zal een moord zijn,” riep hij heftig uit. - -“Wat zal ik je zeggen? Er bestaat nu eenmaal een maatschappij en die -verdedigt zich, als men haar aanvalt... En bovendien die anarchisten -zijn werkelijk idioot, als zij denken, dat zij de wereld met hun bommen -zullen veranderen. Je kent mijn meening; de wetenschap alleen is -revolutionnair, de wetenschap zal voldoende zijn om niet alleen de -waarheid te scheppen, maar ook de gerechtigheid, als gerechtigheid hier -beneden tenminste bestaanbaar is. Daarom jongen, kan ik zoo -verdraagzaam en rustig leven.” - -Weer zag Guillaume dezen zonderlingen revolutionnair voor zich -opdoemen: overtuigd, dat hij in zijn laboratorium aan den ondergang der -oude en afschuwelijke hedendaagsche maatschappij met haar God, haar -dogma’s en haar wetten werkte, maar te zeer verlangend naar rust, te -minachtend neerziend op de feiten, om zich met de dagelijksche dingen -bezig te houden. Hij gaf er de voorkeur aan rustig, makkelijk en in -vrede met de regeering, welke die ook wezen mocht, te leven, hoewel hij -de vreeselijke geboorte van morgen voorzag en voorbereidde. - -En met een gebaar op Parijs, waarover de overwinnende zon onderging, -zeide hij: - -“Hoor je het grommen en brommen en bruisen?... Wij onderhouden de vlam, -wij brengen steeds brandstof onder den ketel. Geen oogenblik laat de -wetenschap haar werk rusten; zij schept Parijs, dat, naar wij hopen, de -toekomst scheppen zal.... De rest is bijzaak.” - -Guillaume luisterde niet; hij dacht aan Salvat, dacht aan die -vreeselijke machine, welke hij uitgevonden had en die morgen steden -verwoesten zou. Een nieuwe gedachte ontstond en bloeide in hem op. Hij -had zooeven den laatsten band losgemaakt, had om zich heen al het geluk -geschapen, dat hij scheppen kon. O, kon hij zijn moed maar terugvinden, -meester over zichzelf zijn en tenminste van het offer van zijn hart de -trotsche vreugde hebben vrij te zijn, zijn leven te geven, wanneer hij -het noodig oordeelde het te geven! - - - - - - - - -VIJFDE BOEK - - -I. - -Guillaume wilde ook de executie van Salvat bijwonen; en Pierre, die -zich niet gerust gevoelde, omdat hij hem niet van dat plan af had -kunnen brengen, bleef ’s avonds in Montmartre, om er met hem heen te -gaan. Vroeger, toen hij abbé Rose op zijn liefdadigheidsbezoeken -vergezelde, had hij meermalen gehoord, dat men uit een huis op den hoek -van de rue Merlin, waarin de socialistische afgevaardigde Mège woonde, -de guillotine zien kon. Hij had zich dus als gids aangeboden, en daar -de terechtstelling ’s ochtends tegen half vijf plaats zou hebben, -gingen de beide broeders niet naar bed, maar bleven, half dommelend en -slechts enkele woorden wisselend, in het groote atelier zitten. Tegen -twee uur gingen zij weg. - -De nacht was wonderlijk kalm en helder. In den wijden, lichten hemel -scheen de volle maan als een zilveren lamp en goot haar stil -droomachtig licht over het slapende Parijs, dat zich in onmetelijke -verten scheen te verliezen. Men had kunnen denken het visioen van een -betooverde stad van den slaap voor zich te hebben, waaruit in de -uitputting van haar moeheid geen gemurmel meer opsteeg. Een meer van -zachtheid en rust bedekte haar, wiegde haar in slaap en dempte tot aan -het opgaan der zon het bruisen van haar arbeid en haar lijdenskreet, -terwijl men in een afgelegen voorstad druk en in het geheim bezig was -een guillotine op te richten, om een mensch te dooden. - -In de rue Saint-Eleuthère bleven Pierre en Guillaume staan kijken naar -het droomerige, nevelige, bevende, als door een sprookjesachtige -schemering overgoten Parijs. Toen zij zich omdraaiden, zagen zij in het -licht der volle maan de, hoewel de koepel haar nog niet kroonde, toch -reeds reusachtige massa der basilica van den Sacré-Cœur. Zij scheen in -dit heldere witte licht, dat de scherpe kanten tegen de groote zwarte -schaduwen afteekende en daardoor accentueerde, nog grooter te worden. -Zoo gezien, was zij onder den bleeken, nachtelijken hemel als een -reusachtige, trotsche, uitdagende bloem. Nog nooit was zij Guillaume -zoo geweldig voorgekomen, nog nooit had zij Parijs, zelfs niet in zijn -sluimering, met een zoo hardnekkige en verpletterende macht beheerscht. - -En dit gevoel was zóó sterk en zóó pijnlijk, dat Guillaume hardop -zeide: - -“Ja, zij hebben hun plaats goed gekozen! Hoe stom, dat men hen die -heeft laten nemen... Ik ken geen grooteren onzin: Parijs gekroond en -beheerscht door dezen tot verheerlijking van het absurde gebouwden -afgodentempel! Welk een onbeschaamdheid, welk een klap in het -aangezicht van de rede na zooveel arbeid, zooveel eeuwen van wetenschap -en strijd! En dat juist tegenover, boven ons groot Parijs, de eenige -stad in de wereld, wier voorhoofd men niet met deze vlek had mogen -bezoedelen!... Te Lourdes of te Rome, à la bonne heure! Maar in Parijs, -in dit zoo diep omgeploegde veld der intelligentie, waarin de toekomst -kiemt! Dat is de oorlogsverklaring, dat is de brutaal erkende hoop op -verovering!” - -Gewoonlijk was hij zoo verdraagzaam als een geleerde, voor wien de -godsdiensten niet meer dan maatschappelijke verschijnselen zijn. Zelfs -erkende hij gaarne de grootschheid of de lieflijkheden der Katholieke -legenden. Maar het beruchte visioen van Maria Macoque [11], dat -aanleiding gegeven had tot de instelling van het Heilige Hart, -prikkelde hem, vervulde hem met een soort physieken afkeer. Hoe -afschuwelijk was deze open, bloedende borst van Jezus, het reusachtige -hart, dat de heilige in de diepe wond had zien kloppen, waarin Jezus -het andere, het kleine vrouwenhart gelegd had, om het brandend van -liefde terug te geven. Welke een lage en weerzinwekkende -stoffelijkheid! Een slagerswinkel met ingewanden, spieren en bloed! -Vooral hinderde hem de gravure, die deze afschuwelijkheid voorstelde en -welke hij overal als een naïeve anatomische plaat terugvond. - -Pierre zweeg en keek eveneens naar de door de maan beschenen basilica, -welke als een reusachtige sprookjesvesting oprees om de aan haar voeten -sluimerende stad te verpletteren en te veroveren. Toen hij er in den -laatsten tijd als met zijn marteling strijdend ongeloovig priester zijn -mis las, had zij hem zooveel pijn gedaan. En op zijn beurt begon hij: - -“Het nationale geloftegeschenk, ja, het nationale geloftegeschenk van -arbeid, gezondheid, kracht en zedelijke verheffing!... Maar zoo vatten -zij het niet op. Frankrijk heeft de nederlaag geleden, omdat het -verdiende gestraft te worden. Het was schuldig en moet heden boete -doen. Waarvoor? Voor de Revolutie, voor een eeuw van vrij onderzoek en -wetenschap, voor zijn bevrijde rede, voor zijn arbeid van initiatief en -bevrijding, dat zich naar de vier hoeken der wereld verspreid heeft... -Daarin bestond de ware schuld, en slechts om ons voor onzen grooten -arbeid, voor al de veroverde waarheden, voor onze grooter geworden -kennis, voor de nu nabije gerechtigheid te laten boeten, hebben zij -daar dien reusachtigen grenssteen gezet, welken Parijs van alle kanten -zien zal, maar niet zien kan zonder zich in zijn werk en in zijn roem -miskend en beleedigd te gevoelen.” - -Met een breed gebaar wees hij op het in het maanlicht als in een -zilveren laken slapende Parijs en liep dan met zijn broeder verder de -heuvels af naar de nog zwarte en verlaten straten. - -Tot den buitenboulevard toe ontmoetten zij geen levende ziel; maar daar -hield het leven nooit op; de wijnrestaurants, de café’s, de danshuizen -hadden hun deuren nauwlijks gesloten of de op de straat geworpen -ontucht en ellende zetten daar haar nachtelijk leven voort. Daar vond -men allen, die geen woning hadden, de snollen, die op zoek waren naar -de een of andere slaapstee, de vagebonden, die op de banken sliepen, de -zwervers, die hun slag trachtten te slaan. Dank zij het medeplichtig -duister borrelde de modder, en daarmede het geheele lijden, uit de -onderste lagen van Parijs naar de oppervlakte. De ledige straten -behoorden aan de brood- en daklooze hongerlijders, voor wie in het -volle daglicht geen plaats is, behoorden aan deze wriemelende, -verwarde, wanhopige massa, die alleen maar ’s nachts te voorschijn -kwam. Welk een spoken van de vreeselijkste ontbering; welk een ver -gesteun als van een doodsstrijd rees uit Parijs op in dezen ochtend, -waarop men bij het aanbreken van den dag een mensch zou guillotineeren, -ook een van dezen, een arme dus een lijdende! - -Toen Guillaume en Pierre de rue des Martyrs afliepen, zag de eerste op -een bank een ouden man liggen, wiens bloote voeten uit smerige, gapende -schoenen staken; met een zwijgend gebaar wees hij ernaar. Enkele passen -verder maakte Pierre een zelfde gebaar naar een jong meisje, dat, in -lompen gehuld, met open mond tegen een deur zat te slapen. Zij -behoefden elkander niet te zeggen welk medelijden, welke woede hun hart -in opstand bracht. Nu en dan kwamen twee politieagenten voorbij: -schudden de ongelukkigen wakker, dwongen ze op te staan en weer verder -te loopen. Ook wel namen zij, wanneer ze hun verdacht voorkwamen of -niet gauw genoeg gehoorzaamden, hen mede naar een politiepost. En dan -ontstond naast de ellende van deze onterfden de wrok, de besmetting der -cachotten, die dikwijls van een eenvoudigen vagebond een dief of een -moordenaar maakte. - -In de rue des Martyrs en in de rue du Faubourg-Montmartre veranderde -het beeld der nachtelijke bevolking, en de beide broeders kwamen nu nog -slechts late nachtwandelaars tegen, vrouwen, die langs de huizen -slopen, mannen en vrouwen, die elkander sloegen. Verder op de groote -boulevards zag men mannen, die uit de clubs kwamen; heeren staken op -den drempel van hooge, zwarte huizen, waarin slechts de vensters van -één verdieping den nacht verlichtten, hun sigaar aan. Een dame in -avondtoilet en met een grooten mantel aan, liep langzaam met een -vriendin voort. Enkele rijtuigen reden nog rond; andere stonden al uren -lang als dood, terwijl de koetsier en het paard sliepen. Naarmate zij -verder op de boulevards kwamen—de boulevard Bonne-Nouvelle na den -boulevard Poissonnière en de andere, de boulevard Saint-Denis, de -boulevard Saint-Martin tot de Place de la République—begon de ellende -en het lijden weer: verlatenen en hongerlijders, al het afval van de -menschheid, die in den nacht op straat geworpen waren; maar reeds -verscheen het leger der straatvegers, om het vuil van den vorigen dag -weg te nemen en te maken, dat Parijs zich niet over al de op één dag -opgehoopte onreinheid zou behoeven te schamen. - -Maar vooral toen de broers na den boulevard Voltaire de wijken la -Roquette en Charonne naderden, voelden zij, dat zij weer in een -omgeving van den arbeid kwamen, waarin dikwijls gebrek was aan brood en -het leven een smart is. Pierre voelde zich hier dadelijk weer heelemaal -thuis, want van die lange, volkrijke straten was er niet één, die hij -niet honderdmaal doorloopen had, wanneer hij met den goeden abbé Rose -de radeloozen bezocht, zijn aalmoezen bracht en de kleinen uit de goot -opraapte. Al de drama’s, die hij medegemaakt had, alle kreten, tranen -en al het bloed, al de vaders, moeders en kinderen, die van gebrek, -onreinheid en verwaarloozing stierven, rezen als een vreeselijk visioen -voor hem op. In die vreeselijke sociale hel had hij ten slotte zijn -laatste hoop achtergelaten, was hij zelf snikkend gevlucht, overtuigd, -dat barmhartigheid niets meer dan een tijdpasseering der rijken, -belachelijk en nutteloos is. En nu hij dezen ochtend de nog even -treurige, de nog eeuwig aan de ellende gewijde wijk terugzag, kwam -datzelfde gevoel met buitengewone kracht weer in hem terug. Was de oude -man, dien abbé Rose op een avond weer tot het leven teruggeroepen had, -niet den vorigen dag van honger gestorven? Was hij het meisje, dat hij -zelf na den dood van haar ouders in zijn armen had medegenomen, later -niet eens tegengekomen, toen zij gilde onder de vuist van een -souteneur? Met legioenen waren de ongelukkigen, die niet meer gered -konden worden, te tellen! Welk een benauwend zwijgen, welk een diepe -duisternis heerschte in deze arbeidersstraten, waarin de slaap de -trouwe makker van den dood schijnt te zijn! De honger sluipt door de -straten, het ongeluk jammert, spookachtige, onduidelijke gestalten -loopen voorbij en verliezen zich in de donkerte. - -Hoe verder Guillaume en Pierre kwamen, des te meer stootten zij op -donkere menschengroepen. De geheele kudde nieuwsgierigen bewoog zich -stampvoetend in de richting van de guillotine. Zij stroomden uit alle -hoeken van Parijs samen, als voortgestuwd door een koortsachtigen drang -naar dood en bloed. Maar ondanks het doffe stampen van deze menigte -bleven de straten donker, werd geen enkel venster aan de voorzijde -verlicht, hoorde men zelfs niet het ademen van de door uitputting -gebroken arbeiders, die eerst later bij de ochtendschemering van hun -jammerlijke lijdenssponden zouden opstaan. - -Toen zij op de place Voltaire kwamen en Pierre de menigte zag, die zich -daar reeds verdrong, begreep hij, dat het onmogelijk was in de rue de -la Roquette te komen. Bovendien zou die straat natuurlijk afgezet zijn. -Toen kwam hij op het denkbeeld om verderop de achter de gevangenis om -loopende rue de la Folie-Regnault te nemen, ten einde van daaruit op -den hoek van de rue Merlin te komen. - -En inderdaad was het daar eenzaam en donker. De ontzaglijke massa der -gevangenis met haar groote, kale, door de maan beschenen muurvlakten -scheen niet meer dan een koude, sedert eeuwen doode steenhoop. Aan het -einde van de straat kwamen zij weder in een menigte, in een dichte, -wriemelende menigte, waarin slechts de bleeke vlekken der gezichten te -onderscheiden waren. Met groote moeite drongen zij door tot het huis, -dat Mège op den hoek van de rue Merlin bewoonde. Maar de luiken op de -vierde verdieping—Mège’s etage—waren hermetisch gesloten, terwijl voor -al de andere ramen, die wijd openstonden, zich hoofden bewogen en -beneden het wijnrestaurant propvol met menschen zat, die in afwachting -van het schouwspel een lawaai als een oordeel maakten. - -“Ik durf niet aankloppen bij Mège,” zeide Pierre. - -“Neen, neen, geen quaestie van!” riep Guillaume. “Laten we hier maar -binnengaan. We zullen van het balkon af wel kunnen zien.” - -De zaal op de eerste verdieping had een groot balkon, dat reeds dicht -met dames en heeren bezet was. Toch gelukte het den broers zich -ertusschen te dringen en zij bleven daar eenige oogenblikken staan en -trachtten het donker in de verte te doorboren. Tusschen de twee -gevangenissen, de groote en de kleine Roquette, verbreedde de -oploopende straat zich tot een soort vierkant plein, dat door vier -platanengroepen, die naast de trottoirs geplant waren, beschaduwd werd. -De lage gebouwen, de kwijnende boomen, de geheele armzalige, leelijke -omgeving scheen zich op gelijke hoogte met de aarde uit te strekken -onder den onmetelijken hemel, waarin, nu de maan ter kimme ging, de -sterren weer verschenen. Het plein was geheel ledig; slechts meer naar -achteren was een zwakke, onduidelijke beweging waar te nemen, terwijl -twee rijen gardes de menigte in bedwang hielden en in alle zijstraten -terugdreven. Vijf verdiepingen hooge huizen waren er aan de eene zijde -slechts op den hoek van de veel te ver verwijderde rue Saint-Maur en -aan de andere zijde alleen op de hoeken van de rue Merlin en de rue de -la Folie-Regnault, zoodat het zelfs uit de best gelegen vensters bijna -onmogelijk was iets van de terechtstelling te zien. De nieuwsgierigen -op de straat zagen slechts de ruggen der gardes, wat echter het steeds -grooter worden van den menschenstroom, waaruit men het toenemend lawaai -hoorde opstijgen, niet belette. - -Dank zij de gesprekken van de dames, die reeds lang over den rand van -het balkon lagen te loeren, konden de twee broeders eindelijk toch iets -zien. Het was half vier en de guillotine moest reeds opgericht zijn. -Die flauwe, onduidelijk zich bewegende gestalten voor de gevangenis -onder de boomen waren de beulsknechten, die de valbijl vastmaakten. Een -lantaarn ging langzaam op en neer, vijf of zes schaduwen dansten op den -grond. Verder echter was er niets te zien; het plein geleek op een -groot, donker gat, waartegen van alle kanten de onophoudelijk sterker -wordende golfslag der bruisende, onzichtbare menigte sloeg. Aan den -anderen kant zag men niets dan de als vuurtorens hel verlichte -wijnrestaurants. De armzalige arbeiderswijk sliep nog, de werkplaatsen -en stellingen bleven donker, uit de hooge, koud geworden -fabrieksschoorsteenen pluimde nog geen rook. - -“Wij zullen niets zien,” zeide Guillaume. - -Maar Pierre gaf hem een teeken om te zwijgen. Hij had in een eleganten -heer, die dicht naast hem stond, den vriendelijken afgevaardigde -Dutheil herkend en meende vast, dat hij in gezelschap was van de kleine -prinses de Hardt, die, daar hij haar medegenomen had naar het proces, -nu ook heel goed bij de terechtstelling kon zijn. Doch weldra zag hij, -dat de dicht tegen hem aan gedrukte, warm ingestopte jonge vrouw de -mooie Silviane met haar madonnagezichtje was. Trouwens zij verborg zich -heelemaal niet, maar zij begon hardop te praten, zoodat de beide -broeders al heel gauw op de hoogte waren. Blijkbaar was zij dronken. -Duvillard, Dutheil en andere vrienden zaten met haar aan het souper, -toen zij plotseling om een uur hoorde, dat Salvat terechtgesteld zou -worden en den inval kreeg, om daarnaar te gaan kijken. Vergeefs had -Duvillard getracht haar van haar plan af te brengen, en daar hij -ditmaal woedend wegging, daar het hem tegen de borst stuitte getuige te -zijn van de terechtstelling van den man, die zijn hôtel in de lucht had -willen laten vliegen, had zij Dutheil alles beloofd wat hij zou willen, -indien hij haar luim bevredigde. Hoewel hij een afschuw had van alle -akelige tooneelen, had zijn vurige, steeds weer teleurgestelde begeerte -naar Silviane de overwinning behaald. - -“Hij snapt niet, dat je zoo iets aardig vindt,” zeide zij, sprekend -over den baron. “Maar enfin, morgen ligt hij toch weer aan mijn -voeten.” - -“De vrede is dus weer gesloten?” vroeg Dutheil. “Heb je hem, sedert je -verbintenis aan de Comédie geteekend is, zijn rechten als heer en -meester weer teruggegeven?” - -“Wat, de vrede?” riep zij uit. “Geen quaestie van, versta je? Ik heb -eenmaal gezworen: niet zóóveel, alvorens mijn debuut plaats gehad -heeft... Wanneer ik ’s avonds van het tooneel af kom, zullen we verder -zien.” - -Beiden lachten zij. Om haar het hof te maken, vertelde Dutheil hoe -Dauvergne, de nieuwe minister van Openbaar Onderwijs en Schoone Kunsten -dadelijk alles in het werk gesteld had om de moeilijkheden, welke tot -nog toe de deuren van de Comédie voor haar luim en de wanhopige -pogingen van Duvillard gesloten hielden, uit den weg te ruimen. Een -charmant iemand, die Dauvergne, een hand als fluweel, het sieraad en de -bloem zelf van dit zeer populaire ministerie, welks ijzeren vuist de -vreeselijke Monferrand was. - -“Hij zeide, lieve vriendin, dat een mooi meisje overal op haar plaats -is.” - -En toen zij zich gevleid tegen hem aan drukte: - -“En overmorgenavond dus de reprise van Polyeucte, waarin je zult -triompheeren... Wij komen je allemaal toejuichen.” - -“Ja, overmorgen, juist op denzelfden dag, dat de baron zijn dochter -uithuwelijkt. Dat zal een dag vol emoties worden.” - -“Waarachtig, dat is zoo, dien dag trouwt onze vriend Gérard met -mademoiselle Camille Duvillard. De menschen zullen zich eerst in de -Madeleinekerk verdringen en dan in de Comédie. Ja, je hebt gelijk, er -zullen dien dag in de rue Godot-de-Mauroy heel wat hartkloppingen -zijn.” - -Weer begonnen zij te lachen en met een afschuwelijke ruwheid en -meedoogenlooze toespelingen grappen te maken over den vader, de moeder, -den minnaar en de dochter. - -“Zeg beste jongen, het begint me hier aardig te vervelen. Ik zie niets -en ik zou vlak bij willen zijn, om goed te kunnen zien... Je moest me -naar de guillotine brengen.” - -Dat bracht hem in verlegenheid, te meer daar zij op dat oogenblik -Massot op straat zag en hem met gebaren en luide woorden riep. Van het -balcon naar het trottoir ontwikkelde zich een heel gesprek. - -“Niet waar Massot, een afgevaardigde heeft overal toegang en kan een -dame brengen waar hij wil?” - -“Geen quaestie van! Massot weet heel goed, dat een afgevaardigde zich -meer nog dan een ander voor de wet buigen moet.” - -Bij dien uitroep van Dutheil begreep de journalist, dat hij het balkon -niet verlaten wilde. - -“Neen, u hadt een uitnoodiging moeten hebben, mevrouw. Dan had men u -een plaatsje gegeven voor een der ramen van de Petite-Roquette. Een -vrouw mag nergens anders komen... Maar u behoeft u heusch niet te -beklagen; u hebt daar een prachtig plaatsje.” - -“Maar ik zie heelemaal niets, beste Massot.” - -“U zult in ieder geval meer zien dan prinses de Hardt, die ik in haar -rijtuig in de rue du Chemin-Vert gezien heb, dat de politie niet door -wil laten.” - -Dit nieuwtje bracht Silviane weer in een goede luim, terwijl Dutheil -nog beefde om de netelige positie, waarin hij zich bevonden had; want -Rosemonde zou, als zij hem met een andere vrouw gezien had, -ongetwijfeld een vreeselijke scène gemaakt hebben. Plotseling kreeg hij -den inval om voor zijn mooie vriendin, zooals hij haar noemde, een -flesch champagne en gebak te laten komen. Zij verging van den dorst en -vond het heerlijk, dat zij zich, toen een kellner erin geslaagd was een -tafeltje naast haar neer te zetten, verder kon bedrinken. Nu was alles -even aardig en chic! Weer opnieuw te kunnen drinken en eten in -afwachting van den dood van den man, die strakjes geguillotineerd zou -worden. - -Guillaume en Pierre konden niet langer blijven. Wat zij hoorden en -zagen, vervulde hen met walging. Langzamerhand had de verveling van -wachten alle nieuwsgierigen in de zaal en op het balkon in drinkers -veranderd. De kellner had geen handen genoeg om bier, wijn, biscuits, -ja zelfs koud vleesch rond te dienen. En toch waren er slechts rijke -heeren uit de bezittende klasse, het gewone elegante publiek. Maar men -moet den tijd, wanneer hij lang valt, wel dooden; vroolijk gelach, -flauwe en wreede grappen, een heel koortsachtig lawaai steeg in den -sigarenrook op. Toen de twee broers het lokaal op den rez-de-chaussée -doorliepen, vonden zij daar hetzelfde gedrang, hetzelfde tumult terug, -dat nog erger werd door de kerels in arbeiderspakken, die aan de als -zilver glanzende toonbank wijn met liters tegelijk dronken. De kleine -tafeltjes waren ook bezet; het was een voortdurend komen en gaan van -mannen uit de lagere klassen, die hun dorst kwamen lesschen. En wat -voor mannen waren het! Het schuim, het plebs, al de werkeloozen, die op -zoek naar wat werk van af den morgenstond rondzwerven! - -Buiten op de straat leden Guillaume en Pierre nog meer. In de door de -gardes in bedwang gehouden menigte zag men hier slechts de opgewoelde -modder van het uitschot van Parijs: de prostitutie en de misdaad, de -toekomstige moordenaars, die zien wilden hoe men sterven moet. Vuile -snollen met loshangende haren renden door de menigte heen onder het -zingen van de liederlijkste refreinen. Andere bandieten stonden in -groepjes te praten en twistten over de glorierijke wijze, waarop -beroemde geguillotineerden gestorven waren. - -Omtrent één waren zij het allen volkomen eens; zij spraken over hem als -over een groot veldheer, als een held van onsterfelijken moed. In het -voorbijgaan vingen de broeders brokstukken van vreeselijke zinnen, -schandelijke fanfaronnades, van bloed druipende vuilheden op. En over -dat alles lag een bestiale koorts, een bronstigheid van den dood, die -dit volk tot razernij bracht: het warme, roode bloed moest nu toch maar -gauw vloeien, opdat men het op den grond kon zien stroomen, erin -rondtrappelen kon. Maar bij deze terechtstelling, welke niet die van -een gewoon man was, kwamen ook zwijgende mannen met koortsachtig -brandende oogen, die in een zichtbare overprikkeldheid, waarin men den -besmettelijken waanzin van de wraak in het martelaarschap grooter -voelde worden, rondslopen. - -Guillaume dacht juist aan Victor Mathis, toen hij hem onder -nieuwsgierigen, die het cordon der gardes in bedwang hield, meende te -ontdekken. Hij stond daar in de eerste rij met zijn mager, baardeloos, -bleek gezicht naast een groot, rossig, druk gesticuleerend meisje; hij -bewoog zich niet, zeide geen woord en hield zijn ronde, vurige, de -duisternis doordringende, strakke nachtvogeloogen op de gevangenis -gericht. Een garde duwde hem ruw weg, maar geduldig en als met haat -verzadigd drong hij weer naar voren, daar hij ondanks alles wilde zien, -om te trachten nog meer te haten. - -Toen Massot ditmaal Pierre zonder soutane zag, verwonderde hij zich in -het geheel niet, maar zeide heel vroolijk: - -“Zoo, mijnheer Froment, ook nieuwsgierig om het te zien?” - -“Ja, ik ben met mijn broer medegekomen, maar ik ben bang, dat we niet -veel zullen zien.” - -“Zeker, als u hier blijft.” - -En onmiddellijk voegde hij er als bekend journalist, voor wien alle -consignes niet gelden en die graag zijn macht laat zien, welwillend aan -toe: - -“Wilt u met mij mede gaan? Ik ken toevallig den commissaris heel goed.” - -Zonder het antwoord af te wachten, sprak hij dezen laatste aan en -vertelde hem levendig en met drukke gebaren, dat het twee collega’s -waren, die hij medegebracht had. Eerst aarzelde de commissaris, wilde -weigeren. Dan maakte hij in de heimelijke vrees, welke de politie -altijd voor de pers heeft, een moe, toestemmend gebaar. - -“Komt gauw mede,” zeide Massot en trok de beide broeders voort. - -Verbaasd zagen dezen, dat het politiecordon zich plotseling voor hen -opende; zij waren nu op de groote, vrij gehouden ruimte. Het was voor -hen, die uit de lawaaierige menigte kwamen, alsof er onder die kleine -platanen een doodsche stilte en eenzaamheid heerschte. De nacht -verbleekte, de schemering van het morgenrood begon als een fijne asch -van den hemel te regenen. - -Nadat Massot de broeders dwars over het plein gebracht had, bleef hij -met hen voor de gevangenis staan en ging voort: - -“Ik ga nu naar binnen, want ik wil het opstaan en het toilet maken -zien. Gaat u beiden maar wat rondloopen en kijken; niemand zal u iets -vragen. Straks ben ik weer bij u.” - -In de schaduw stonden ongeveer een honderd personen, journalisten en -nieuwsgierigen. Aan beide zijden van den korten, geplaveiden weg, die -van de poort der Roquette naar de guillotine leidde, had men palen -geslagen, zooals men ze in den schouwburg voor een queue neerzet. Er -stonden reeds menschen tegen aan geleund, om zoo dicht mogelijk bij den -veroordeelde te zijn, wanneer hij langs zou komen. Anderen liepen -langzaam op en neer, terwijl zij fluisterend spraken. De beide broers -kwamen dichterbij. - -Onder de takken stond onder het teere groen van de eerste bladeren de -guillotine. Eerst zagen zij niets dan deze; zij werd verlicht door een -gaslantaarn, waarvan de vlam geel leek in den ontwakenden dag. Men was -juist klaar gekomen met het opslaan, zonder dat iets anders te hooren -was dan de doffe hamerslagen. De beulsknechten liepen in zwarte -gekleede jassen en met hooge hoeden geduldig op en neer. Maar zij -zelf—hoe gemeen en schandelijk zag zij eruit, zooals zij daar als een -vuil dier plat op den grond lag, alsof zij zelf walgde van het werk, -dat zij straks verrichten moest. Was dat het toestel, dat de -maatschappij wreken, een voorbeeld stellen moest! Deze enkele balken -vlak bij den grond, waarop twee andere korte, drie meter hooge balken, -welke de valbijl tegenhielden, zich verhieven. Waar was dan het rood -geschilderde schavot, waarheen een trap van tien treden leidde, dat een -paar reusachtige, bloedige armen uitstrekte, de toegestroomde menigte -beheerschte en het volk den afschrik van de kastijding durfde laten -zien. Maar in den laatsten tijd was het dier ter aarde geworpen en -daardoor gemeen, gluiperig en laf geworden. Den dag, waarop de -menschelijke gerechtigheid in de armzalige rechtzaal een mensch ter -dood veroordeelde, was zij zonder eenige majesteit geweest; thans op -den verschrikkelijken dag, waarop zij hem terechtstelde, was het niet -meer dan een afschuwelijke slachterij met behulp van de meest -barbaarsche en afstootelijke werktuigen. - -Guillaume en Pierre keken ernaar, terwijl afschuw en walging hun -geheele wezen opwoelden. Langzamerhand werd het lichter en kwam de -omgeving duidelijk uit: eerst het plein met de twee lage en grijze -gevangenissen tegenover elkander, dan de verder af gelegen huizen, de -wijnrestaurants, de grafsteen- en bloemenwinkels, welke hier door de -nabijheid van Père-Lachaise in grooten getale gevonden werden. Men -begon nu in een breeder geworden kring duidelijk de zwarte lijn der -menigte te zien, de vensters en de balkons, waarop het wriemelde van -hoofden; ja tot op de daken toe zaten de menschen. De kleine Roquette -was in een soort tribune voor de genoodigden veranderd. In het midden -van de groote, vrij gehouden ruimte bewogen zich langzaam bereden -gardes. Maar de hemel werd hoe langer hoe lichter en aan gene zijde der -menigte, in de geheele wijk langs de breede, eindelooze straten -ontwaakte de arbeid. Langzamerhand begon men een snuiven te hooren; de -machines in de gebouwen hervatten hun werk en uit het woud der hooge -schoorsteenen, welke overal uit de duisternis oprezen, kronkelde reeds -de rook. - -Toen voelde Guillaume, dat de guillotine in dat stadsdeel der ellende -volkomen op haar plaats was als een eindpunt en een bedreiging. Leidden -de onwetendheid, de armoede en het lijden niet tot haar? Had zij niet -ieder maal, dat zij te midden van deze werkstraten opgeslagen werd, tot -taak de onterfden, de door de eeuwige ongerechtigheid verbitterde en de -tot verzet steeds bereide hongerlijders in toom te houden? Men zag haar -niet in de wijken van rijkdom en genietingen; dezen behoefde men geen -schrik aan te jagen; daar zou zij in al haar vreeselijke -afzichtelijkheid nutteloos en bezoedelend voorkomen. Het tragische, het -verschrikkelijke was, dat deze man, die, van ellende krankzinnig, de -bom geslingerd had, nu hier op dit plein der ellende geguillotineerd -zou worden. - -Nu was de dag geboren; het moest tegen half vijf zijn. De opgewonden -menigte daar in de verte voelde de minuut naderen. Een rilling huiverde -door de lucht. - -“Hij komt dadelijk,” zeide de kleine Massot, die weer uit de gevangenis -kwam. “Hij houdt zich buitengewoon flink.” - -Hij schilderde het ontwaken, het binnenkomen in de cel van den -directeur der gevangenis, van den rechter van instructie Amadieu, van -den geestelijke en van enkele andere personen, de manier, waarop -Salvat, die in een diepen slaap lag, bij den eersten oogopslag dadelijk -alles begreep en, hoewel bleek, onmiddellijk zichzelf volkomen meester -was. Hij had zich zonder hulp aangekleed en het glas cognac en de -sigaret, die de geestelijke hem aangeboden had, geweigerd, evenals hij -het crucifix met een zacht, maar beslist gebaar ter zijde had -geschoven. Zonder dat er een woord gesproken werd, had men vlug zijn -handen achter zijn rug gebonden, zijn beenen met een los touw gebonden -en zijn hemd tot aan zijn schouders uitgesneden. Hij glimlachte, toen -men hem moed insprak, en richtte zich, alleen uit vrees voor een -nerveuze zwakte, in zijn volle lengte op. Hij had nog slechts één -verlangen, waarin zijn geheele wezen zich spande: hij wilde als held -sterven, de martelaar blijven van het vurige geloof aan waarheid en -gerechtigheid, waarvoor hij stierf. - -“Zij zijn nu bezig het protocol op te maken,” vertelde Massot verder. -“Kom wat dichter bij en ga tegen de palen staan, wanneer u hem van -dichtbij wilt zien... Wilt u wel gelooven, dat ik bleeker ben en meer -beef dan hij. Ik geloof, dat ik nergens meer gevoelig voor ben; maar -enfin, een mensch, die sterven gaat, is niet zoo’n heel vroolijke -aanblik... U weet niet wat voor pogingen men gedaan heeft, om hem te -redden. Een deel der pers heeft gratie gevraagd. Maar het heeft niet -mogen gelukken; de terechtstelling scheen onvermijdelijk te zijn, zelfs -in de oogen van degenen, die haar als een fout beschouwden. En toch had -men een zoo roerende gelegenheid hem genade te verleenen, toen zijn -dochtertje, de kleine Céline, aan den president der Republiek den -mooien brief geschreven heeft, welken ik het eerst in den Globe -gepubliceerd heb... Dat is een brief, die er zich op beroemen kan mij -bekend gemaakt te hebben.” - -Bij het hooren van den naam van Céline voelde Pierre, die door het -wachten op het vreeselijke schouwspel van streek was, de tranen in zijn -oogen komen. Hij zag het kleine meisje met de berustende en -melancholieke madame Théodore weer voor zich in het koude, kleine -kamertje, waarin de vader niet meer terugkomen zou. Daaruit was hij op -een ochtend vol woede met een ledige maag en brandende hersenen -weggegaan en nu was hij hier aangekomen—tusschen de beide balken onder -de valbijl. - -Massot bleef bijzonderheden mededeelen en vertelde nu hoe woedend de -doktoren waren, dat men het lijk niet onmiddellijk na de -terechtstelling aan hen geven zou. Maar Guillaume luisterde niet meer -naar hem. Op de houten palen leunend wachtte hij en staarde steeds door -naar de gevangenisdeur. Een beven bewoog zijn handen, zijn gezicht had -een zoo angstige uitdrukking, als moest hij zelf terechtgesteld worden. -De beul was te voorschijn gekomen, een klein mannetje met een boos -gezicht, die eruit zag als had hij haast. In een groep van andere -heeren wezen de omstanders elkaar den chef van den Veiligheidsdienst -Gascogne met zijn streng ambtenaarsgezicht en den rechter van -instructie Amadieu, die glimlachte en ondanks het vroege uur reeds zeer -zorgvuldig toilet gemaakt had. Hij kwam uit plicht en -gewichtigdoenerij, als na het vijfde bedrijf van een beroemd drama, -waarvan hij zich den schrijver waande. Uit de menigte steeg een luid -lawaai op, en toen Guillaume een oogenblik opkeek, zag hij onder den -bleekblauwen hemel, waaraan de zon weer triomphantelijk opstijgen zou, -de beide grijze gevangenissen, de platanen in haar voorjaarskleed, de -met menschen volgepropte huizen. - -“Daar heb je hem! Let op!” - -Wie had het geroepen? Een zacht, dof geluid, het knarsen van een -opengaande deur, deed alle harten beven. Men zag niets meer dan zich -uitrekkende halzen en starre blikken. Alles ademde moeilijk. Salvat -stond op den drempel. Toen de geestelijke, achterwaarts loopend, voor -hem uitging, om de guillotine aan zijn blik te onttrekken, bleef hij -staan, want hij wilde haar zien, haar leeren kennen voor er naar toe te -loopen. Rechtopstaande liet hij nu zijn naakten hals zien, zijn lang, -oud geworden, door het al te ruwe leven doorgroefd gezicht, waarin zijn -vlammende, droomerige oogen brandden. Een geestdrift hief hem als het -ware op; hij stierf voor zijn ideaal. Toen de beulsknechten naar hem -toekwamen, om hem te steunen, weigerde hij dit opnieuw. Met kleine -pasjes en zoo vlug en zoo hoog opgericht als het touw, waarmede zijn -beenen gebonden waren, het toeliet, liep hij voort. - -Plotseling voelde Guillaume de oogen van Salvat op de zijne rusten. -Onder het voortloopen had de veroordeelde hem gezien en herkend; toen -hij op nauwlijks twee meter afstand langs hem ging, glimlachte hij -flauwtjes en boorde zijn blik zóó diep in hem, dat Guillaume het -branden daarvan steeds voelen zou. Wat voor een laatste gedachte, wat -voor een uiterste wilsbeschikking liet hij hem ter overpeinzing, ter -uitvoering misschien, na? Het was zoo pijnlijk, dat Pierre, bang, dat -zijn broer het onwillekeurig uit zou schreeuwen, zijn hand op diens arm -legde. - -“Leve de anarchie!” - -Salvat had het uitgeschreeuwd, maar de veranderde, verstikte stem -verklonk in de diepe stilte. De enkele aanwezigen verbleekten, de verre -menigte was als gestorven. Midden in de groote, vrij gehouden ruimte -hoorde men het paard van een garde hinniken. - -Nu volgde een voorbeeldeloos ruw en schandelijk tooneel. De -beulsknechten stortten zich op Salvat, die langzaam en met opgeheven -hoofd voortschreed. Twee pakten hem bij zijn hoofd, vonden echter -slechts weinige haren en konden dat slechts in de laagte krijgen door -aan zijn nek te gaan hangen; intusschen grepen twee anderen zijn beenen -en wierpen hem ruw op de plank die begon te wankelen. Met stooten werd -het hoofd in het gat gedrongen. Dan viel de bijl met een zwaren en -doffen schok. Twee bloedstralen sprongen uit de doorgesneden aderen, -terwijl de beenen zich krampachtig bewogen. Anders zag men niets. De -beul wreef zich werktuigelijk in zijn handen, terwijl een knecht het -afgesneden, van bloed druipende hoofd uit de kleine mand nam, om het in -de groote te leggen, waarin het lichaam reeds door een ruk geworpen -was. - -O, die doffe, die zware schok van de bijl! Guillaume had hem in de -verte, in de geheele wijk der ellende en van den arbeid hooren -weerklinken tot in de armzalige kamers, waarin op dat oogenblik -duizenden arbeiders opstonden voor hun harde dagtaak. Die schok kreeg -hier een vreeselijke beteekenis, sprak de verbittering over de -ongerechtigheid uit, den waanzin van het martelaarschap, de smartelijke -hoop, dat het vergoten bloed de overwinning der onterfden zou -verhaasten. - -Boven het plein, boven de menigte hing de wijde stilte van den helderen -hemel. Hoe lang had het vreeselijke geduurd? Een eeuwigheid misschien, -twee of drie minuten in werkelijkheid. Eindelijk ontwaakten de -menschen, schudden met bevende handen, bleeke gezichten en oogen vol -medelijden, afschuw en vrees de nachtmerrie van zich af. - -“Dus weer een... Dat is de vierde, wien ik een kopje kleiner maken -zie,” zeide Massot, die zich allesbehalve op zijn gemak gevoelde. “Ik -houd per slot van rekening toch meer van huwelijksplechtigheden... -Laten we gaan; ik kan nu mijn artikel schrijven.” - -Werktuigelijk volgden Guillaume en Pierre hem, staken het plein over en -bevonden zich weer op den hoek van de rue Merlin. Dan zagen zij precies -op dezelfde plek Victor Mathis met zijn vlammende oogen in zijn bleek -en zwijgend gelaat staan. Hij kon niets duidelijk gezien hebben; maar -de schok van de bijl weerklonk nog in zijn hersens. Een agent duwde hem -weg en schreeuwde hem toe door te loopen; door een plotselinge woede -geschokt, keek hij hem een oogenblik aan, als wilde hij hem naar de -keel vliegen. Dan verwijderde hij zich kalm en ging de rue de la -Roquette in, aan het einde waarvan men in het licht der opgaande zon de -groote boomen van Père-Lachaise zag. - -De twee broeders echter vielen midden in een scène, die zij tegen hun -zin bijwoonden. Prinses de Hardt kwam eindelijk, nu het schouwspel ten -einde was; haar woede was des te grooter, nu zij bij de deur van het -wijnrestaurant haar nieuwen vriend Dutheil in gezelschap van een vrouw -zag. - -“Jij bent ook een mooie, om me zoo in den steek te laten! Het is -onmogelijk om met je rijtuig erbij te komen; ik moest te voet door al -dat plebs gaan en me laten beleedigen en uitjouwen.” - -Wel wetend, wat hij deed, stelde hij haar onmiddellijk aan Silviane -voor en fluisterde haar daarna in, dat hij een vriend een dienst bewees -door met haar mede te gaan. Rosemonde, die reeds lang van verlangen -brandde om de actrice te leeren kennen—de over haar loopende geruchten -van haar beruchte liefdesavonturen hadden haar waarschijnlijk -geprikkeld—werd dadelijk kalm en buitengewoon vriendelijk. - -“Ik had zoo gaarne dat schouwspel met een artiste van uw gaven gezien; -ik bewonder u zoo, zonder dat ik het u nog ooit heb kunnen zeggen.” - -“U hebt niet veel verloren door uw late komst! We stonden boven op het -balcon en ik heb niets gezien dan mannen, die een anderen -voortduwden... Het was de moeite niet waard ervoor te komen.” - -“Enfin, nu wij eenmaal kennis gemaakt hebben, hoop ik, dat u mij toe -zult staan uw vriendin te zijn.” - -“Zeker, ook mij zal het een genoegen en een eer zijn de uwe te mogen -zijn!” - -Hand in hand glimlachten zij tegen elkaar. Silviane dronken, maar toch -haar rein Madonnagezichtje terugvindend, terwijl Rosemonde koortsachtig -was door een nieuwe nieuwsgierigheid, want zij wilde alles, zelfs dat, -proeven. - -Dutheil, nu weer geheel opgelucht, had nog slechts het verlangen, om -Silviane naar huis te brengen, ten einde te trachten beloond te worden -voor zijn welwillendheid. Hij hield Massot, die juist aankwam, staande -en vroeg hem, of hij een standplaats voor rijtuigen wist. Maar reeds -bood Rosemonde het hare aan, zeide, dat de koetsier in een zijstraat -wachtte, en stond er op eerst de actrice en daarna den afgevaardigde -thuis te brengen. Ondanks zijn wanhoop moest hij het wel goed vinden. - -“Dus tot morgen in de Madeleine,” zeide Massot vroolijk weer, terwijl -hij de prinses de hand gaf. - -“Ja, tot morgen, in de Madeleine en in de Comédie.” - -“Dat is waar ook,” riep hij uit, terwijl hij Silviane’s hand kuste, “’s -Morgens in de Madeleine en ’s avonds in de Comédie... Wij zullen voor -een groot succes zorgen.” - -“Daar reken ik op... Tot morgen.” - -“Tot morgen.” - -De menigte verspreidde zich roezemoezig, moe, met een soort -teleurstelling en onbehaaglijk gevoel. Enkele geestdriftigen bleven nog -om den wagen, die het lijk van den terechtgestelde weg zou brengen, te -zien vertrekken, terwijl de in het volle daglicht weggeteerd uitziende -zwervers en snollen floten en elkaar nog een laatste liederlijkheid -toeriepen. Vlug takelden de beulsknechten de guillotine af. Weldra zou -het plein weer zijn gewone aanzien hebben. - -Nu wilde Pierre ook Guillaume, die, door den doffen bijlslag als -verdoofd, nog geen woord gezegd had, medenemen. Vergeefs wees hij met -zijn hand naar de luiken van Mège’s woning, die te midden van al de -andere wijd geopende ramen in den gevel van het hooge huis hardnekkig -gesloten waren gebleven. Dit was, hoewel hij de anarchisten vervloekte, -ongetwijfeld een protest van den socialistischen afgevaardigde tegen de -doodstraf. Terwijl de menigte naar het vreeselijke schouwspel -toestroomde, lag hij met zijn gezicht naar den muur gekeerd te droomen -op welke wijze hij ten slotte de menschheid dwingen zou onder de -gebiedende wet van het collectivisme gelukkig te zijn. Het verlies van -een kind had zijn arm vaderhart een zwaren slag toegebracht. Hij -hoestte veel, maar wilde toch leven. Wanneer hij nu door een -interpellatie het ministerie-Monferrand ten val gebracht had, zou hij -aan het bewind komen, de guillotine afschaffen en volkomen -gerechtigheid en volkomen geluk decreteeren. - -“Zie je wel, Guillaume,” herhaalde Pierre zacht, “Mège heeft zijn ramen -niet opengemaakt. Toch een flinke kerel, al mogen onze vrienden Bache -en Morin hem niet.” - -En toen zijn broeder, geheel in gedachten verdiept, niet antwoordde: - -“Kom, wij moeten naar huis.” - -Beiden sloegen nu de rue de la Folie-Regnault in en kwamen door de rue -du Chemin-Vert op de buitenboulevards. Op dit uur was in het heldere -licht van de opgaande zon eindelijk de geheele wijk aan het werk; de -lange, aan beide zijden met lage werkplaatsen en fabrieken begrensde -straten leefden op in het lawaai der stoomketels, terwijl de -rookpluimen der hooge, door de eerste zonnestralen vergulde -schoorsteenen rose werden. Vooral op den boulevard Ménilmontant kregen -zij een indruk van de exodus der arbeiders naar Parijs, die voortduurde -op den boulevard de la Belleville, op den boulevard de la Villette, den -boulevard de la Chapelle tot den heuvel van Montmartre en den boulevard -Rochechouart. Steeds en steeds weer nieuwe scharen arbeiders en -arbeidsters. Later kwamen de kleine ambtenaren, de fatsoenlijke armoede -in jas en broek, heeren, die onder het harde voortloopen hun stukje -brood opaten, vervolgd werden door den angst, dat zij hun huur niet -zouden kunnen betalen, en niet wisten waarvan vrouw en kinderen tot aan -het laatst der maand moesten eten. De zon steeg aan den horizont; de -geheele mierenhoop was naar buiten gekomen, de werkdag begon weer met -zijn voortdurende verspilling van energie, moed en lijden. - -Nooit had Pierre de noodzakelijkheid van den verzoenenden en reddenden -arbeid zoo duidelijk beseft. Reeds bij zijn bezoek aan de fabriek -Grandidier en later toen hij zelf behoefte aan bezig zijn voelde, had -hij al tegen zichzelf gezegd, dat daarin de wereldwet moest liggen. -Maar welk een straal van hoop was het na dezen verschrikkelijken nacht, -na dit vergoten bloed van den in den waanzin van zijn droom vermoorden -arbeider de zon weer te zien opkomen en den eeuwigen arbeid zijn taak -te zien opnemen. Zou, hoe verpletterend deze arbeid, hoe monsterachtig -de onrechtvaardige verdeeling zijn mocht, toch die arbeid niet eenmaal -gerechtigheid en geluk scheppen? - -Plotseling zagen de beide broeders, toen zij de steile helling -opgingen, boven hun hoofden tegenover zich de verheven en -triomphantelijke basilica van den Sacré-Cœur. Het was niet meer een -door de maan beschenen sprookjesverschijning, een spook der -heerschappij, dat zich voor het nachtelijk Parijs verhief. De zon -baadde haar in een gouden, trotschen, overwinnenden glans en deed haar -in onsterfelijken roem opvlammen. - -Guillaume, die nog steeds zwijgend verder liep en nog den laatsten blik -van Salvat in zich voelde, scheen plotseling tot een definitief besluit -te komen: hij keek haar met zijn brandende oogen aan en sprak het -doodvonnis over haar uit. - - - - -II. - -De inzegening van het huwelijk zou om twaalf uur plaats vinden, maar -reeds een half uur te voren hadden de uitgenoodigden de met een -buitengewone luxe gedecoreerde, met groene planten versierde en met -bloemengeur doorbalsemde kerk gevuld. Op het hoofdaltaar brandden -duizend kaarsen, terwijl de wijd openstaande deurvleugels in het felle -zonlicht het met palmen vol staande voorportaal, de met een breeden -looper belegde treden en de nieuwsgierige menigte, die zich op het -plein tot in de rue Royale opgehoopt had, lieten zien. - -Dutheil, die nog drie stoelen voor laatkomende dames gevonden had, -zeide tegen Massot, die de namen in zijn reportersboekje opschreef: - -“Wie nu nog verder komen, zullen moeten blijven staan.” - -“Wie zijn die drie dames?” vroeg de journalist. - -“Hertogin de Boisemont met haar twee dochters.” - -“Bliksems, het geheele wapenboek van Frankrijk, de heele financieele en -de heele politieke wereld schijnt hier te zijn. Het is nog mooier dan -een echt Parijsch huwelijk.” - -Inderdaad waren alle maatschappelijke kringen hier vertegenwoordigd. -Terwijl de Duvillards de geldkoningen en de politici hier brachten, -waren madame de Quinsac en haar zoon vergezeld door de grootste namen -der aristocratie. De keuze der getuigen alleen reeds drukte dezen -wonderbaarlijken mélange uit: voor Gérard zijn oom, generaal de -Bozonnet en markies de Morigny; voor Camille, de groote bankier -Louvard, haar neef, en Monferrand, minister van Financiën en -minister-president. De rustige uittarting van dezen laatste, die zich -onlangs in de zaken van den baron gecompromitteerd had en nu getuige -van zijn dochter wilde zijn, omgaf zijn triomf met den glans van -onbeschaamdheid. Om de nieuwsgierigheid als het ware nog meer te -prikkelen, zou de huwelijksinzegening geschieden door monseigneur -Martha, bisschop van Persepolis, agent van de pauselijke politiek in -Frankrijk, apostel van het ralliement, de voor het Katholicisme -veroverde Republiek. - -“Wat zeg ik, een echt Parijsch huwelijk!” herhaalde Massot met een -spotlachje. “Dat huwelijk is een symbool. Ja, waarde heer, de apotheose -der bourgeoisie: de oude adel offert een van haar zonen op het altaar -van het gouden kalf, opdat de goede God en de gendarmen, die weer de -meesters van Frankrijk geworden zijn, ons van die schoften van -socialisten bevrijden. Trouwens, er zijn geen socialisten meer,” -verbeterde hij zich zelf. “Dien hebben ze gisterenavond een kopje -kleiner gemaakt.” - -Dutheil vond de opmerking heel grappig. - -“Maar het is niet makkelijk gegaan,” zeide hij vertrouwelijk. “Heb je -vanochtend dat smerige artikel van Sanier gelezen?” - -“Ja, ja, maar ik wist het van te voren, iedereen wist het.” - -En fluisterend, elkander met een half woord begrijpend, spraken zij -verder. Wat de Duvillards betreft, de moeder had den minnaar slechts -onder tranen en na een wanhopigen strijd aan haar dochter gegeven, -alleen omdat zij Gérard gelukkig en rijk wilde zien, terwijl zij -tegenover Camille haar vreeselijken haat van overwonnen mededingster -koesteren bleef. Ook madame de Quinsac had een smartelijken tweestrijd -moeten voeren; de gravin had in het huwelijk slechts toegestemd, om -haar zoon te redden uit het gevaar, waarin hij, zooals zij wist, reeds -vanaf zijn jeugd verkeerde. Zij was in haar moederlijke verzaking zóó -ontroerend, dat markies de Morigny er zich ondanks zijn -verontwaardiging bij neergelegd had getuige te zijn, zoodoende aan de -vrouw, die hij steeds lief gehad had, het grootste offer, het offer van -zijn geweten, brengend. En deze verschrikkelijke geschiedenis had -Sanier dien ochtend onder doorzichtige schuilnamen in de Voix du Peuple -verteld—ja, zooals altijd slecht ingelicht en tot leugens steeds -bereid, had hij zelfs het middel gevonden, om nog meer vuiligheid eraan -toe te voegen, want voor het succes van zijn verkoop was het noodig, -dat de dagelijks door hem geopende goot een onophoudelijk zich -verdikkende en steeds vergiftigde modder uitdruipen liet. Sedert de -overwinning van Monferrand hem gedwongen had het schandaal der -Afrikaansche sporen te laten rusten, wierp hij zich op particuliere -schandalen, bezoedelde hij families, die hij tot op het hemd toe -uitkleedde. - -Plotseling vloog Chaigneux op hen af; zijn half versleten rok was -nauwelijks toegeknoopt. - -“En hoe staat het met uw artikel over Silviane, mijnheer Massot? Het is -nu toch goed afgesproken, dat het in de courant komt?” - -Duvillard was op het denkbeeld gekomen Chaigneux, die altijd te koop en -altijd bereid was als lakei dienst te doen, te gebruiken als een -drijver voor het aanstaande succes van Silviane. Hij had hem tot haar -beschikking gesteld en zij droeg hem allerlei vernederende werkjes op, -dwong hem heel Parijs af te loopen om een claque aan te werven en -triompheerende kritieken te krijgen. Zijn oudste dochter was nog niet -getrouwd; nog nooit hadden zijn vier vrouwen zoo zwaar op hem gedrukt; -het was een ware hel—ja, hij werd zelfs geslagen, wanneer hij den -eersten van iedere maand geen duizend francs thuis bracht. - -“Mijn artikel,” antwoordde Massot, “zal niet in de courant komen, -waarde afgevaardigde. Fonsègue vindt, dat er voor den Globe te veel -ophemeling in voorkomt. Hij heeft mij gevraagd of ik wel wist voor welk -blad ik het geschreven had.” - -Chaigneux werd doodsbleek. Het was een van te voren, uit een mondain -oogpunt geschreven artikel over het succes, dat Silviane ’s avonds in -Polyeucte in de Comédie zou behalen. Om haar een pleizier te doen, had -de journalist het haar zelf voorgelezen; zij was erover in de wolken en -rekende er vast op het nu gedrukt in een van de meest ernstige bladen -van Parijs te lezen. - -“Lieve Hemel, wat moet er van ons worden?” mompelde de ongelukkige -afgevaardigde. “Het artikel moet in de courant komen.” - -“Ik zou niets liever zien. Maar spreek er zelf met den patroon over... -Kijk daar staat hij tusschen Vignon en Dauvergne, den minister van -Onderwijs.” - -“Dat zal ik zeker... Maar niet hier. Strakjes in de sacristie, bij de -gelukwenschen... Dan zal ik ook Dauvergne zien te spreken, want -Silviane staat erop, dat hij vanavond in de ministersloge zit. -Monferrand komt ook, hij heeft het aan Duvillard beloofd.” - -Massot begon te lachen en herhaalde de grap, die na het engagement der -actrice de rondte door geheel Parijs gemaakt had. - -“Het ministerie Silviane... Dat is hij zijn peet wel schuldig.” - -Maar op dat oogenblik vloog de kleine prinses de Hardt als een -wervelstorm naar hen toe. - -“Weet u, dat ik geen plaats heb?” riep zij. - -Dutheil dacht, dat zij hier een goeden stoel wilde hebben. - -“Reken niet op mij. Ik kan er niets meer aan doen. Ik heb de grootste -moeite gehad hertogin de Boisemont en haar twee dochters een plaats te -geven.” - -“Neen ik spreek over de voorstelling van vanavond... Je moet me, het -koste wat het wil, een hoekje in een loge geven. Het zou beslist mijn -dood zijn, als ik onze onvergelijkelijke, onze heerlijke vriendin niet -zou kunnen toejuichen.” - -Sedert zij Silviane na de terechtstelling van Salvat thuis gebracht -had, legde zij een onstuimige bewondering voor haar aan den dag. - -“U zult geen enkele plaats meer vinden,” verklaarde Chaigneux -gewichtig. “Alles is uitverkocht. Ze hebben me tot driehonderd francs -voor een fauteuil geboden.” - -“Dat is zoo, tot zelfs om de klapstoeltjes is gevochten,” voegde -Dutheil eraan toe. “Het spijt mij vreeselijk, maar reken niet op mij... -Alleen Duvillard zou u een plaatsje in zijn loge kunnen geven. Hij -heeft mij gezegd, dat hij er een voor mij zou reserveeren. Maar ik -geloof, dat wij maar met ons drieën zijn, zijn zoon inbegrepen... Vraag -dadelijk aan Hyacinthe of hij u laat inviteeren.” - -Rosemonde, die op een avond, dat Hyacinthe haar doodelijk verveelde, in -de armen van den afgevaardigde gevallen was, begreep de ironische -bedoeling heel goed, maar riep toch verrukt uit: - -“Ja, dat kan Hyacinthe mij niet weigeren! Dank je wel voor de -inlichting, beste jongen. Je bent een aardig ventje, je weet op alles -raad!... En vergeet niet, dat je mij beloofd hebt mij de politiek te -leeren. O, ik voel, dat ik mij nooit voor iets zoo hartstochtelijk -geïnteresseerd heb als voor de politiek.” - -Zij ging weg, drong door de menigte heen en wist ondanks alles ten -slotte nog een plaatsje op de eerste rij te bemachtigen. - -“Een leuke wildzang!” mompelde Massot. - -Toen Chaigneux den rechter van instructie Amadieu tegemoet vloog, om -hem onderdanig te vragen of hij zijn fauteuil ontvangen had, fluisterde -de journalist den afgevaardigde in: - -“Zeg, is het waar, dat Duvillard beginnen wil met dien beruchten -spoorweg door de Sahara? Een reusachtige onderneming: het gaat ditmaal -over honderden en nogmaals honderden millioenen... Gisterenavond haalde -op de courant Fonsègue zijn schouders ervoor op, zeide, dat het -krankzinnigenwerk was, dat hij er niet aan geloofde.” - -“Dat zaakje komt in orde. Voor we acht-en-veertig uur verder zijn, zal -Fonsègue de voeten van den baron kussen,” zeide Dutheil met een -schertsend knipoogje. - -En vroolijk gaf hij te verstaan welk een gouden manna weer neer zou -vallen op de trouwe vrienden, op alle mannen van goeden wil. Wanneer de -storm voorbij is, schudt de vogel zijn vleugels. En in de vroolijke -zekerheid van het te verwachten geschenk was hij opgewekt en -spraakzaam, als had de affaire met de Afrikaansche sporen hem nooit -wanhopig gemaakt. - -“Bliksems,” zeide Massot, nu ernstig geworden; “dit is dus meer dan een -triomf; het is de belofte van een nieuwe oogst. Dan is het ook niet te -verwonderen, dat men hier elkaar half dood dringt.” - -Op dat oogenblik hief het orgel een triomphantelijk begroetingslied -aan. Eindelijk betrad de stoet de kerk. Terwijl deze plechtig in het -heldere zonlicht de treden besteeg, ontstond onder de menigte, die tot -in de rue Royale stond en het rijtuig- en omnibusverkeer stremde, een -luid lawaai. Nu trad hij onder de hooge, echoënde gewelven en schreed -tusschen de twee dicht op elkander gedrukte rijen genoodigden naar het -hoofdaltaar. Allen waren opgestaan, allen rekten, glimlachend en -brandend van nieuwsgierigheid, hun halzen uit. - -Eerst schreed, achter den prachtig uitgedosten kerkdienaar, Camille aan -den arm van haar vader, baron Duvillard, die trotsch en hoogmoedig als -een overwinnaar liep. Zij, gehuld in een sluier van bewonderenswaardige -Alençon-kant, welke vastgehouden werd door een diadeem van -oranjebloesem, in een japon van geplisseerde zijden mousseline op een -onderkleed van wit satijn, was zóó gelukkig, straalde zóó in het -bewustzijn van haar overwinning, dat zij bijna knap leek. Zij liep -rechtop; het was nauwelijks zichtbaar, dat haar linkerschouder hooger -was dan haar rechter. Dan volgde Gérard met zijn moeder, gravin de -Quinsac, aan zijn arm: hij zeer mooi en correct, zij voornaam en -waardig in haar pauwblauw met staal- en goudparelen bestikt zijden -kleed. Maar vooral was het wachten op Eve; iedereen rekte zich uit, -toen zij aan den arm van generaal de Bozonnet, een der getuigen en den -naasten bloedverwant van den bruidegom, verscheen. Zij droeg een kleed -van vieux rose taffetas met Valenciennes-kant van onschatbare waarde; -nooit had zij er jonger en blonder uitgezien. Toch zeiden haar oogen, -dat zij geweend had, ofschoon zij zich tot een lachje dwong. Met de -lijdende gratie van haar geheele persoonlijkheid deed zij aan een -weduwe denken, verried zij het smartelijke offer, dat zij met het -opgeven van den geliefden man gebracht had. Hierop kwamen de drie -andere getuigen, ieder met een dame aan hun arm. Monferrand vooral, die -zeer vroolijk en zonder eenige majesteit met zijn dame, een kleine, -lichtzinnig uitziende brunette, lachte, werd opgemerkt. In den -eindeloozen, plechtigen stoet liep ook nog Hyacinthe, wiens kostuum met -de symmetrisch geplooide rokspanden bijzonder in het oog viel. - -Nadat het bruidspaar voor de voor hen bestemde bidstoelen en de beide -families op de groote, roodfluweelen en vergulde fauteuils plaats -genomen hadden, begon de ceremonie met buitengewone pracht. De pastoor -der Madeleine officieerde zelf; zangers van de Opera versterkten het -koor voor de gezongen mis, die het orgel met een voortdurend jubellied -begeleidde. Al de luxe, alle mogelijke mondaine en kerkelijke pracht -werd ten toon gespreid, als had men van dit huwelijk een openbaar -feest, een overwinning, de apotheose van een klasse willen maken. Ja, -zelfs de onbeschaamdheid en het uittartende van dit verschrikkelijke, -aan iedereen bekende en op deze wijze geafficheerde huiselijke drama -gaf aan de plechtigheid den glans van een afschuwelijke grootschheid. -Doch vooral voelde men dit, toen monseigneur Martha, in koorhemd en -stola, zelf het huwelijk kwam inzegenen. - -Hoog opgericht, blozend en frisch, glimlachte hij half en sprak de -sacramenteele woorden met de verheven zalving van een hoogepriester, -die gelukkig is de twee groote rijken, wier erfgenamen hij vereenigde, -te verzoenen. Met ongeduld verbeidde men zijn toespraak tot de -jonggehuwden. Hij overtrof er zichzelf in; zij werd een triomf voor -hem. Had hij in deze kerk niet de moeder gedoopt, de nog zoo mooie -blonde Eve, de door hem tot het Katholieke geloof bekeerde Jodin? Had -hij niet in deze kerk zijn drie beroemde causerieën over den nieuwen -geest gehouden, waarvan, naar zijn meening, het bankroet der -wetenschap, het ontwaken van het Christelijk spiritualisme, de -verzoeningspolitiek, die uitloopen moest op de verovering der -Republiek, het gevolg was. Hij mocht zich wel de vrijheid veroorlooven -zich met fijne toespelingen met zijn werk geluk te wenschen, nu hij een -armen zoon der aristocratie verbond met de vijf millioen van deze -burgerlijke erfgename, in wie de overwinnaars van 1789, die thans -meesters der macht waren, triompheerden. Alleen de bedrogen, bestolen -vierde stand, het volk, maakte het feest niet mede. - -Monseigneur Martha bezegelde in deze echtgenooten het nieuwe verbond, -verwezenlijkte de politiek van den paus, den heimelijken drang van het -Jezuïtische opportunisme, dat de democratie, de macht en het geld -verbindt, om er zich dan meester van te maken. In zijn peroratie wendde -hij zich tot den glimlachenden Monferrand en scheen het woord tot hem -te richten, toen hij het jonge paar een geheel in de vrees van God -opgaand leven van Christelijken deemoed en Christelijke gehoorzaamheid -toewenschte. Hij bezwoer de ijzeren hand Gods, de ijzeren vuist, als -die van den gendarm, welke belast is met de handhaving van den -wereldvrede. Iedereen was op de hoogte van de diplomatieke -verstandhouding tusschen den bisschop en den minister; er moest het een -of ander geheim verdrag bestaan, waardoor beiden hun autoritairen -hartstocht, hun heerschzucht bevredigen konden. - -“Wat zou de oude Justus Steinberger pleizier hebben, als hij zag, dat -zijn kleindochter trouwde met den laatsten de Quinsac!” fluisterde -Massot, die bij Dutheil was blijven staan. - -“Maar zulke huwelijken zijn juist goed,” antwoordde de afgevaardigde. -“Het is de mode. Joden, Christenen, bourgeoisie en adel hebben alle -reden om zich te vereenigen, ten einde de nieuwe aristocratie te -vormen. We hebben er een noodig, anders zou het volk ons boven het -hoofd groeien.” - -Massot moest desniettemin lachen om het gezicht, dat Justus Steinberger -gezet zou hebben, als hij monseigneur Martha gehoord had. Inderdaad -liep het gerucht, dat de oude Joodsche bankier sedert de bekeering van -zijn dochter Eve, met wie hij niet meer omging, zich voor alles, wat -zij zeide of deed, interesseerde, als zag hij in haar meer dan ooit een -wapen van wraak en verovering tegen deze Christenen, van wier -verwoesting zijn ras, naar men zeide, droomde. Nu hij Duvillard, door -haar aan hem tot vrouw te geven, niet, zooals hij gehoopt had, had -kunnen veroveren, troostte hij zich blijkbaar met het buitengewone -geluk van zijn bloed, dat zich nu vereenigde met dat van zijn vroegere -hardvochtige meesters, welke daardoor geheel ten gronde gericht werden. -Was dat niet de definitieve overwinning der Joden, waarover men sprak? - -Een laatste triomflied van het orgel besloot de plechtigheid. De beide -families en de getuigen gingen naar de sacristie, waar de trouwacte -geteekend werd en de gelukwenschen in ontvangst genomen werden. - -Intusschen bleven de menschen staan en vormden zich opgewekt pratende -groepjes. Monferrand werd dadelijk door velen omringd. Massot maakte er -Dutheil op opmerkzaam hoe onderdanig de advocaat-generaal Lehmann hen -kwam begroeten. Bijna onmiddellijk daarna verschenen de rechter van -instructie Amadieu en ook de vice-president van het Hof de -Larombardière, hoewel deze laatste een der laatste getrouwen van den -salon der gravin was. Zij waren de vleiende en gehoorzame leenmannen -der regeering, die bevordert, benoemt en afzet. Men beweerde, dat -Lehmann in de zaak der Afrikaansche spoorwegen Monferrand een grooten -dienst bewezen had, door sommige dossiers te laten verdwijnen. En had -men den glimlachenden, door en door Parijschen Amadieu niet het hoofd -van Salvat te danken? - -“Die drie komen hun bedankje halen voor hun geguillotineerde van -gisteren,” prevelde Massot. “Monferrand is dien ongelukkige wel grooten -dank verschuldigd, want eerst heeft hij met zijn bom den val van het -ministerie verhinderd, en later, toen het er om ging een man te vinden, -wiens vuist sterk genoeg was om het anarchisme te worgen, heeft hij hem -het voorzitterschap van den ministerraad verschaft. Wat een strijd, hè: -Monferrand aan den eenen en Salvat aan den anderen kant! Een hoofd -moest ten slotte vallen! Hoor, zij praten er nu over!” - -Inderdaad werden de drie magistraten, die den almachtigen minister -gingen begroeten, door dames, wier nieuwsgierigheid door de verslagen -in de bladen koortsachtig geprikkeld was, uitgevraagd. Amadieu, die -qualitate qua de terechtstelling bijgewoond had, gaf antwoord, blij, -dat hij nog eenmaal gewichtig doen kon, en vastbesloten, dat, wat hij -de legende van den heldenmoed van Salvat noemde, te vernietigen. -Volgens hem had die misdadiger volstrekt geen waren moed getoond; -slechts trots had hem staande gehouden; maar hij was zoo bang en -angstig geweest, dat hij reeds dood was alvorens hij onder de bijl -kwam. - -“Ja, dat is de waarheid,” riep Dutheil. “Ik was er bij.” - -Massot trok hem aan zijn arm, verontwaardigd, hoewel hij altijd met -alles spotte. - -“Jij hebt er niets van gezien. Salvat is zeer dapper gestorven; het is -gemeen dezen armen drommel tot in den dood te bezoedelen.” - -Maar deze voorstelling van Salvat’s laffen dood was veel te vleiend -voor de ijdelheid van vele menschen. Het was als het ware het laatste -brandoffer, dat men, om Monferrand aangenaam te zijn, aan diens voeten -legde. Hij bleef kalm lachen als een dapper man, die slechts wijkt voor -de noodzakelijkheid. Zeer vriendelijk toonde hij zich ten opzichte van -de drie magistraten, die hij bedanken wilde voor de dapperheid, -waarmede zij hun taak tot het einde toe vervuld hadden. Den vorigen dag -had hij, na de terechtstelling, in de Kamer een overweldigende -meerderheid verkregen. Overal heerschte orde, alles ging in Frankrijk -zoo goed als het maar gaan kon. Toen Vignon, die als kalm speler de -huwelijksplechtigheid bij had willen wonen, naderbij kwam, sprak de -minister hem aan en fêteerde hem, deels uit coquetterie, deels uit -taktiek, daar hij ondanks alles nog steeds bang was, dat de naaste -toekomst aan dezen zoo intelligenten jongen man zou toebehooren. Toen -een gemeenschappelijke vriend hun mede kwam deelen, dat het met -Barroux’ gezondheid heel slecht stond en de doktoren aan zijn herstel -wanhoopten, deden zij heel meewarig. Die arme Barroux! Sedert de -zitting, waarin hij gevallen was, nam hij van dag tot dag af: de -ondankbaarheid van het land trof hem midden in zijn hart; hij stierf -aan de afschuwelijke beschuldiging van geschacher en diefstal—hij, die -zoo rechtschapen, zoo eerlijk was, die zijn leven voor de Republiek -gegeven had! - -“Maar wie bekent ook?” herhaalde Monferrand. “Het publiek begrijpt dat -niet.” - -Op dat oogenblik kwam Duvillard, zijn vaderrol in den steek latend, -naar hen toe; van nu af aan werd de triomf van den minister nog grooter -door den zijne. Was hij niet de meester, was hij niet het geld, de -eenige vaste, eeuwige macht, die boven deze ééndaagsche macht, boven -die zoo snel van hand tot hand gaande ministerportefeuilles stond? -Monferrand regeerde en zou verdwijnen; Vignon zou regeeren en -verdwijnen—Vignon, die reeds aan zijn voeten lag, daar hij zeer goed -wist, dat men zonder de millioenen der financieele mannen niet regeeren -kan. Was hij dus niet de eenige triomphator, die voor vijf millioen een -zoon der aristocratie kocht, die als het ware de belichaming van de -almachtig geworden bourgeoisie geworden was, die heerschte als -onbeperkt koning, als meester van den algemeenen rijkdom en niets -daarvan wilde prijsgeven, zelfs niet onder het springen van bommen. Dit -feest was zijn feest; hij alleen zette zich aan het festijn, weigerde -toe te stemmen in een nieuwe deeling, nu hij alles veroverd had, alles -bezat en nog slechts tegen zijn zin aan de arme drommels van arbeiders, -die de Revolutie vroeger bedrogen had, de kruimels van zijn tafel -overliet. - -Van dit oogenblik af was de zaak der Afrikaansche spoorwegen nog -slechts een oude, in een commissie begraven, weggegoochelde zaak. Al -degenen, die erin gecompromitteerd waren, de Dutheils, de Chaigneux, de -Fonsègue’s lachten in hun vuistje, nu zij bevrijd waren door de ijzeren -vuist van Monferrand en mede omhoog geheven werden door den triomf van -Duvillard. Het gemeene artikel van Sanier, dat de Voix du Peuple dien -ochtend gepubliceerd had, die vuile onthullingen, telde zelfs niet meer -mede; men haalde er slechts zijn schouders voor op, zoo moe was het met -modder gevoede, met onthullingen en laster oververzadigde publiek al -die sensatie-schandalen geworden. Nog slechts één koortsachtige -gruweling maakte zich van de menigte meester; het gerucht van het -eerstdaags tot stand komen van de beroemde Trans-Sahara-baan, die -millioenen op de trouwe vrienden zou doen regenen. - -Terwijl Duvillard amicaal met Monferrand en Dauvergne, die zich bij hen -gevoegd had stond te praten, zeide Massot fluisterend tegen zijn -hoofdredacteur Fonsègue: - -“Dutheil heeft mij daareven verteld, dat hun Trans-Sahara-baan klaar is -en ze de zaak in de Kamer zullen wagen. Zij zeggen zeker te zijn van -het succes.” - -Maar Fonsègue was skeptisch gestemd. - -“Onmogelijk; zij zullen niet zoo gauw opnieuw durven beginnen.” - -Toch had de tijding hem ernstig gemaakt. Ten gevolge van zijn -onvoorzichtigheid met de Afrikaansche sporen was hij zoo bang geworden, -dat hij zichzelf gezworen had in den vervolge zijn voorzorgsmaatregelen -te nemen. Maar dat behoefde niet zoo ver te gaan, om zich buiten alle -zaken te houden. Men moest wachten, ze bestudeeren, maar mededoen, aan -alles mededoen. - -Juist toen hij naar den groep van Duvillard en de twee ministers keek, -zag hij een ronselen van Chaigneux, die in de sacristie recruten werven -bleef voor de tooneelvoorstelling van dien avond. Hij stak den -loftrompet over Silviane, wakkerde de nieuwsgierigheid aan, voorspelde -een enorm succes. Dan ging hij naar Dauvergne en zeide, terwijl zijn -lange ruggegraat in tweeën boog: - -“Waarde minister, ik moet u een verzoek doen uit naam van een schoone -dame, wier overwinning vanavond niet volkomen zijn zou, wanneer u u -niet verwaardigt uw goedkeuring daaraan te hechten.” - -Dauvergne, een mooie, groote, blonde man met achter een lorgnet -glimlachende blauwe oogen luisterde met de grootste welwillendheid. Hij -had als minister van Openbaar Onderwijs veel succes, hoewel hij -absoluut niets wist van de universiteit; maar als echt Parijzenaar uit -Dijon was hij, naar men zeide, uiterst taktvol en handig, gaf feesten, -waarop zijn jonge en zeer bekoorlijke vrouw schitterde, en ging als een -verlicht vriend van schrijvers en kunstenaars door. Het engagement van -Silviane aan de Comédie, tot nog toe zijn voornaamste werk, dat iederen -anderen minister ten val gebracht zou hebben, had hem door een -zeldzamen samenloop van omstandigheden populair gemaakt. Men vond dat -iets onverwachts en amusants. - -Toen hij begrepen had, dat Chaigneux alleen maar zekerheid wilde -hebben, dat hij ’s avonds in zijn loge in de Comédie zou zitten, werd -hij dubbel vriendelijk. - -“Maar dat spreekt van zelf, waarde heer. Wanneer je een zoo bekoorlijk -petekind hebt, laat je haar in de ure des gevaars niet in den steek.” - -Monferrand, die met één oor geluisterd had, draaide zich plotseling om. - -“Zeg haar, dat ik ook van plan ben te komen, zoodat zij twee vrienden -meer in de zaal zal hebben.” - -Duvillard boog verrukt en met van ontroering en dankbaarheid -schitterende oogen, alsof de ministers hem persoonlijk een -onvergetelijken dienst bewezen. - -Nu eerst kreeg Chaigneux, die zelf eveneens hartelijk bedankt had, -Fonsègue in het oog. Hij vloog naar hem toe en nam hem wat ter zijde. - -“O, waarde collega, die zaak moest beslist in orde komen. Zij is van -het allerhoogste belang.” - -“Maar wat dan?” vroeg Fonsègue verbaasd. - -“Dat artikel van Massot natuurlijk, dat je niet wilt opnemen.” - -Ronduit verklaarde de directeur van den Globe, dat het artikel niet -opgenomen zou worden. Hij verdedigde de waardigheid en den ernst van -zijn blad: voor een courant, waarvan hij met zooveel moeite een -voornaam orgaan van onaanvechtbare moraliteit gemaakt had, zouden -dergelijke loftuitingen op een snol, ja een gewone snol, bezoedelend en -bevuilend schijnen. Overigens lachte hij om de heele zaak, sprak in -ruwe termen over Silviane, zeide, dat zij gerust in het openbaar haar -rokken op mocht lichten, daar had hij niets tegen. Maar de Globe was -iets heiligs. - -“Kom, waarde collega, doe het alleen maar om mij een genoegen te doen,” -drong Chaigneux wanhopig aan. “Als het artikel niet in de courant komt, -zal Duvillard denken, dat het mijn schuld is. En u weet, dat ik hem -noodig heb. Het huwelijk van mijn dochter zal er weer door uitgesteld -worden—ik weet waarachtig niet meer wat ik doen moet.” - -En toen hij zag, dat zijn persoonlijk ongeluk Fonsègue volkomen koud -liet: - -“Maar in uw eigen belang dan, waarde collega, in uw eigen belang. -Duvillard heeft het artikel gelezen en juist omdat het zoo ophemelend -is, staat hij erop, dat het in den Globe verschijnt. Bedenk toch, dat -hij zeker met u breken zal.” - -Een oogenblik bleef Fonsègue zwijgen. Dacht hij aan den -Trans-Sahara-spoorweg? Zeide hij tot zichzelf, dat het hard zou zijn op -dit oogenblik oneenigheid te krijgen, zijn deel niet te ontvangen bij -de aanstaande verdeeling onder de trouwe vrienden? Maar de gedachte, -dat hij voorzichtig moest zijn en afwachten, behaalde blijkbaar de -overwinning. - -“Neen, neen, ik kan niet, het is een gewetensquaestie.” - -Intusschen bleven de gelukwenschen toestroomen. Het leek wel, alsof -geheel Parijs defileerde. En steeds weer dezelfde glimlachende -gezichten, dezelfde handdrukken. Het jonge paar en de beide families -moesten, hoewel doodmoede, een verrukt gezicht blijven zetten. De hitte -werd ondragelijk, een fijn stof steeg op van den bodem als bij het -voorbijtrekken van groote kudden. - -De kleine prinses de Hardt, die God weet waar en God weet waarmede zich -verlaat had, sprong plotseling te voorschijn, viel Camille om den hals, -gaf ook Eve een zoen en hield Gérard’s handen in de hare, terwijl zij -hem overdreven complimenten maakte. Dan zag zij Hyacinthe, maakte zich -van hem meester en nam hem mede in een hoek. - -“Ik heb je iets te vragen.” - -Hyacinthe zeide dien dag geen woord. Het huwelijk van zijn zuster vond -hij een verachtelijke, onzegbaar vulgaire ceremonie. Weer eene en weer -een, die deze vuile en gemeene wet der geslachten erkenden en de -menschelijke absurditeit der wereld vereeuwigden. Hij had dan ook -besloten het huwelijk zwijgend en met een hautain, afkeurend uiterlijk -bij te wonen. - -Ongerust keek hij Rosemonde aan, want hij was blij met haar gebroken te -hebben, vreesde, dat de een of andere luim haar weer tot hem -terugbrengen zou. Voor de eerste maal zeide hij dien dag iets. - -“Als vriend wil ik alles voor u doen.” - -Zij begon te lachen en zeide, dat het haar dood zou zijn, als zij het -debuut van Silviane, wier vriendin en hartstochtelijke bewonderaarster -zij was, niet zou kunnen bijwonen; zij bezwoer hem aan zijn vader te -vragen haar uit te noodigen in zijn loge, waarin, zooals zij wist, nog -een plaatsje vrij was. - -Nu begon hij bij de gedachte, dat dit een einde van zeldzame en -symbolische aesthetiek zou zijn, zelf te glimlachen. Die Silviane zou -hem van Rosemonde bevrijden; deze beide vrouwen zouden de onvruchtbare -liefde belichamen. Hij was—in naam der schoonheid—voor het -éénslachtelijke huwelijk, dat geen kinderen voortbrengt. - -“Afgesproken. Ik zal het tegen papa zeggen; er zal een plaats voor je -zijn.” - -Daar het défilé eindelijk verminderde en de sacristie wat leeggeloopen -was, konden het jonge paar en de twee families eindelijk tusschen de -roezemoezige menigte, die gedeeltelijk staan bleef, om hen nog eenmaal -te zien, ontsnappen. - -Gérard en Camille zouden dadelijk na de lunch naar een landgoed, dat -Duvillard in Eure bezat, vertrekken. Deze lunch in het op enkele -schreden van de Madeleine gelegen koninklijke hôtel in de rue -Godot-de-Mauroy gegeven werd, was een nieuwe verrukking. De eetzaal op -de eerste verdieping was herschapen in een buffet van wonderbaren -overvloed en weelde, terwijl de groote roode salon, de kleine salon in -blauw en zilver en al de openstaande luxueuze vertrekken een grootsche -receptie mogelijk maakten. Hoewel men gezegd had, dat slechts de -intieme vrienden der beide families uitgenoodigd waren, waren meer dan -driehonderd personen aanwezig. De ministers hadden zich wegens drukke -ambtelijke bezigheden verontschuldigd, maar men zag de journalisten, de -magistraten en de afgevaardigden, kortom een groot gedeelte van den -stroom, die door de sacristie gevloeid was, terug. Onder de -uitgehongerden, die op den aanstaanden buit afkwamen, voelden de enkele -gasten van madame de Quinsac zich het allerminst thuis; generaal de -Bozonnet en markies de Morigny hadden haar naar een canapé in den -grooten rooden salon gebracht en verlieten haar geen oogenblik. - -Eve, die gebroken was van moeheid en wier physieke en moreele kracht -zoo goed als uitgeput was, had plaats genomen In den kleinen blauwen -salon, welken haar hartstocht voor bloemen in een grooten ruiker rozen -veranderd had. Zij viel bijna, zij voelde den vloer onder haar voeten -beven; maar toch glimlachte zij, zag zij er mooi en bekoorlijk uit, zoo -dikwijls een gast haar begroeten kwam. Een onverwachte hulp kreeg zij, -toen zij monseigneur Martha zag, die zich verwaardigde de lunch met -zijn tegenwoordigheid te vereeren. Hij schoof een fauteuil naast haar -en begon op zijn gewone vriendelijke en innemende manier met haar te -praten. Ongetwijfeld kende hij het afschuwelijk drama, den vergeefs -bestreden zielsangst, die dit arme schepsel verteerde, want hij was vol -vaderlijke zorg en troost voor haar. Zij sprak als een ontroostbare -weduwe, die van de wereld afstand doet, en liet doorschemeren, dat God -alleen nog haar toeverlaat kon zijn. Dan kwam het gesprek op het Oeuvre -des Invalides du Travail, en zij zeide vast besloten te zijn haar rol -als presidente in den vervolge zeer ernstig op te vatten en zich -daaraan geheel te zullen wijden. - -“Ik zou u in dit opzicht gaarne een raad vragen, monseigneur... Ik heb -iemand noodig, om mij daarbij ter zijde te staan, en ik had gedacht -daarvoor een priester te nemen, dien ik bewonder, een echten heilige, -abbé Pierre Froment.” - -De bisschop werd ernstig en keek verlegen voor zich, toen de kleine -prinses, die met Dutheil voorbij kwam, den naam hoorde. Met haar gewone -onstuimigheid trad zij op het tweetal toe. - -“Abbé Pierre Froment... O ja, dat heb ik u nog niet eens verteld; ik -ben hem in jacquet en broek tegengekomen. En zij hebben me verteld, dat -hij met een meisje in het Bois de Boulogne fietst... Niet waar Dutheil, -we hebben hem gezien.” - -De afgevaardigde boog glimlachend, terwijl Eve verschrikt haar handen -vouwde. - -“Maar dat is niet mogelijk! Zoo’n vurige naastenliefde, zoo’n -apostelgeloof!” - -Eindelijk kwam de bisschop tusschenbeide: - -“Ja, de Kerk wordt dikwijls door diepen rouw getroffen. Ik heb van den -waanzin van den ongelukkige, over wien u spreekt, gehoord; ik heb het -zelfs mijn plicht geacht hem te schrijven, maar hij heeft mijn brief -onbeantwoord gelaten. Ik had zoo gaarne een dergelijk schandaal willen -vermijden. Maar er bestaan nu eenmaal van die afschuwelijke krachten, -die wij niet overwinnen kunnen. De aartsbisschop heeft dezer dagen het -interdict over hem moeten uitspreken... U zult een ander moeten kiezen, -madame.” - -Het was verschrikkelijk. Eve keek Rosemonde en Dutheil aan, maar durfde -geen bijzonderheden vragen; zij kon zich een schepsel, dat het gewaagd -had een priester afvallig te maken, niet voorstellen. Zeker de een of -andere schaamtelooze deerne, een van die wulpsche schepsels! En het -scheen haar toe, dat een dergelijke misdaad haar eigen ongeluk -voltooide. - -En met een gebaar, dat haar groote luxe, de geurige rozen, waarin zij -zich baadde, en de menigte gasten, die zich bij het buffet verdrongen, -tot getuigen nam, prevelde zij: - -“Ja, overal heerscht bederf. Men kan zich op niemand meer verlaten.” - -Op dat zelfde oogenblik was Camille, op het punt met Gérard te -vertrekken, alleen in haar jonge meisjeskamer, toen haar broer -Hyacinthe bij haar kwam. - -“Zoo ben je daar, jongen?... Je moet je haasten, als je me nog een zoen -wilt geven... Ik ga dadelijk weg.” - -Hij gaf haar een zoen en zeide dan heel pedant: - -“Ik had je voor sterker aangezien. Sinds vanochtend toon je een -vreugde, die mij tegen de borst stuit.” - -Zij bleef hem met een kalme minachting aankijken. - -“Je weet heel goed,” ging hij voort, “dat zij je Gérard, dien jij met -je oogen verslindt, toch weer ontneemt, zoodra je terug bent.” - -Haar wangen werden bleek, haar oogen schoten vuur en met gebalde -vuisten kwam zij naar haar broeder toe. - -“Zij! Zij zal hem mij weer ontnemen, zeg je?” - -Zij spraken over hun moeder. - -“Eerder vermoord ik haar, versta je? Laat zij op die vuiligheid niet -rekenen, want den man, dien ik eenmaal heb, houd ik... En jou zou ik -aanraden je gemeene praatjes voor je te houden, want je weet, dat ik je -ken; je bent niet meer dan een snol en een domkop.” - -Hij week achteruit, als had een adder haar scherp, zwart kopje voor hem -opgericht. En in zijn gewone bangheid voor haar vond hij het beter den -terugtocht te aanvaarden. - -Terwijl de laatste gasten het buffet bleven plunderen, kwam het jonge -paar afscheid nemen alvorens naar het station te vertrekken. Generaal -de Bozonnet had een vrij grooten kring om zich verzameld en was weer -over den militairen dienstplicht, die hem wanhopig maakte, begonnen; -markies de Morigny moest hem terughalen op het oogenblik, dat gravin de -Quinsac met bevende handen en zoo ontroerd, dat de markies de vrijheid -nam haar te steunen, haar zoon en haar schoondochter Camille omhelsde. -Hyacinthe was zijn vader gaan zoeken, dien men nergens vinden kon. -Eindelijk ontdekte hij hem in een vensternis in een druk gesprek met -Chaigneux, tegen wien hij op een heftige manier tekeer ging; hij was -woedend toen hij de gewetensbezwaren van Fonsègue hoorde, want wanneer -het artikel niet verscheen, was Silviane in staat het hem alleen te -wijten en als straf haar deur weer voor hem te sluiten. Onmiddellijk -had hij zijn triomphantelijk uiterlijk weer teruggevonden en snelde -toe, om zijn dochter een kus op haar voorhoofd te geven, zijn -schoonzoon de hand te drukken en hun beiden op schertsenden toon -prettige dagen toe te wenschen. Eindelijk kwam het afscheid van Eve, -naast wie monseigneur Martha glimlachend was blijven staan. Zij toonde -een ontroerende dapperheid en putte uit haar wil, om tot het einde toe -mooi te zijn, een kracht, die haar in staat stelde vroolijk en -moederlijk te wezen. - -Vol goedheid en waarlijk heldhaftige verzaking nam zij de eenigszins -bevende hand van Gérard in de hare en hield die een oogenblik vast. - -“Tot ziens, Gérard, blijf gezond en wees gelukkig!” - -Dan wendde zij zich tot Camille en kuste haar op beide wangen, terwijl -de bisschop met toegeeflijke sympathie naar haar beiden keek. - -“Tot ziens, kind!” - -“Tot ziens, moeder!” - -Maar haar stemmen beefden, haar blikken hadden elkaar als flikkerende -zwaarden gekruist, en toen zij elkaar kusten, hadden zij elkaars tanden -gevoeld. O, die woede van Camille haar ondanks haar jaren en haar -tranen nog altijd mooi en begeerlijk te zien. En welk een marteling -voor de moeder te moeten aanschouwen, hoe dat jonge meisje, dat ten -slotte overwonnen had, voor eeuwig haar liefde medenam! Wederzijdsche -vergiffenis was onmogelijk; zij zouden elkaar haten tot in het -familiegraf, waarin zij eenmaal naast elkander rusten zouden. - - - -’s Avonds echter verontschuldigde barones Duvillard zich, om naar de -opvoering van Polyeucte te gaan. Zij was moe, wilde vroeg naar bed gaan -en huilde den geheelen nacht met haar hoofd in haar kussen. - -In de loge van Duvillard, een avant-scène de balcon, zaten dus alleen -de baron, Hyacinthe, Dutheil en de kleine prinses de Hardt. - -Reeds om negen uur was de zaal gevuld met het gewone roezemoezige, -schitterende publiek, dat groote tooneelgebeurtenissen bezoekt. Geheel -Parijs, dat ’s ochtends in de sacristie van de Madeleine gedefileerd -had, vond men hier terug met dezelfde koortsachtige nieuwsgierigheid, -hetzelfde verlangen naar het ongewone en buitenissige; men zag dezelfde -gezichten, dezelfde glimlachjes, vrouwen, die elkaar met kleine knikjes -van verstandhouding groetten, mannen, die elkander met een woord of een -gebaar begrepen. Fonsègue zat met twee bevriende echtparen in de loge -van den Globe. In de stalles had de kleine Massot zijn gewonen -fauteuil. Ook zag men den rechter van instructie Amadieu, een der -trouwe habitués der Comédie, generaal de Bozonnet en advocaat-generaal -Lehmann. Maar vooral werd de aanwezigheid van Sanier, den -verschrikkelijken Sanier met zijn dikken, apoplectischen kop, -opgemerkt, waar hij dienzelfden ochtend nog zoo’n schandelijk artikel -geschreven had. Chaigneux, die voor zichzelf slechts een bescheiden -klapstoeltje gereserveerd had, liep door alle gangen, vertoonde zich op -alle verdiepingen en wakkerde nog voor de laatste maal de geestdrift -aan. Toen in de loge tegenover die van Duvillard de twee ministers -Monferrand en Dauvergne hun plaatsen innamen, ging er een zacht -huiveren door de zaal, kwam er een glimlachje op alle gezichten, want -iedereen kende de rol, die zij bij het succes der debutante spelen -zouden. - -Toch hadden den vorigen dag nog booze praatjes de rondte gedaan: Sanier -had verklaard, dat het debuut van Silviane, een algemeen bekende hoer, -in de Comédie-Française, en nog wel in de zeer moreele rol van Pauline, -een openlijke uittarting van het algemeen schaamtegevoel was. De -buitensporige gril van het mooie meisje had trouwens al heel wat stof -in de pers opgeworpen. Maar men sprak er nu al een half jaar over en -Parijs, dat er al aan gewend was, stroomde in zijn behoefte, om -verstrooid te worden, toe. Nog voor het gordijn opging, merkte men aan -de stemming in de zaal, dat het publiek vriendelijk gezind en -goedlachsch was, bereid om te applaudisseeren, als het vermaakt werd. - -En werkelijk was het een buitengewoon schouwspel. Toen Silviane, kuisch -gedrapeerd, in de eerste acte optrad, verbaasde zij het publiek door -het zuivere ovaal van haar madonnagezichtje met den onschuldigen mond -en de vlekkeloos reine oogen. Maar in het bijzonder de manier, waarop -zij de rol opgevat had, verbijsterde eerst, maar bekoorde vervolgens. -Van af haar vertrouwlijke bekentenis aan Stratonice en haar verhaal van -den droom maakte zij van Pauline een mystieke droomgestalte, een soort -kerkraamheilige, die de door de wolken rijdende Brünnhilde van Wagner -op haar zadel medegenomen hebben zou. Het was volmaakt idioot, tegen -alle rede en waarheid in, maar het publiek scheen er zich daardoor des -te meer voor te interesseeren. Het volgde daardoor de mode, maar werd -bovendien nog meer geprikkeld door het scherpe contrast tusschen deze -reine lelie en de deerne met haar ignobele neigingen. Van af dat -oogenblik werd het succes van bedrijf tot bedrijf grooter, in het -tweede gedurende haar verklaring met Sévère, in het derde in haar scène -met Félix, in het vierde in haar tooneel met Polyeucte, om het toppunt -te bereiken in de zoo verheven tragische en hartverscheurende scène met -Sévère. Een zacht gefluit, waarvan men Sanier verdacht, verzekerde de -overwinning. Monferrand en Dauvergne gaven, zooals de couranten -berichtten, het sein tot toejuichingen; de geheele zaal geraakte in -vuur, Parijs klapte in zijn handen, half uit amusement, half uit -ironie. Het huldigde daarbij ook Duvillard en de sterke vuist van het -ministerie-Silviane, waarover men in de entr’actes gelachen had. - -In de avant-scène van den baron heerschte een koortsachtig gedrang. - -“Zeg,” kwam Dutheil vertellen; “die invloedrijke criticus, met wien we -eens gesoupeerd hebben, is woedend. Hij blijft volhouden, dat Pauline -een burgermeisje is, dat slechts op het laatste oogenblik door het -wonder aangeraakt wordt, en dat het een moord is op de rol door haar -dadelijk als heilige maagd op te vatten.” - -“Laat hij maar kletsen,” zeide Duvillard hoogmoedig, “dan wordt erover -gepraat... De hoofdzaak is, dat morgen het artikel van Massot in den -Globe komt.” - -Maar op dat punt waren de berichten allesbehalve gunstig. Chaigneux, -die weer naar Fonsègue gegaan was, vertelde, dat deze ondanks het -succes, dat hij belachelijk vond, nog aarzelde. De baron werd boos. - -“Ga aan Fonsègue zeggen, dat ik het wil en dat ik een goed geheugen -heb.” - -Achter in de loge delireerde Rosemonde van enthousiasme. - -“Ik smeek je erom, Hyacinthe, breng mij naar de loge van Silviane. Ik -kan niet wachten. Ik moet haar een zoen geven.” - -“Maar wij gaan er allen heen,” riep Duvillard, die het gehoord had, -uit. - -De couloirs waren propvol, men verdrong zich tot bij het tooneel. Doch -dan deed zich een hinderpaal voor: de deur der loge was gesloten; en -toen de baron klopte, antwoordde de kleedster, dat mevrouw den heeren -verzocht te wachten. - -“O, een vrouw komt er niet op aan,” zeide Rosemonde. en gleed vlug naar -binnen. “En jij kan ook binnenkomen, Hyacinthe, dat komt er even weinig -op aan.” - -Silviane, half naakt, liet haar schouders en haar borst afvegen, zoo -warm had zij het. Vol geestdrift vloog Rosemonde op haar af, kuste -haar, en in den gloed der vlammende gaslichten en den bedwelmenden geur -der bloemen, waarmede het kleine vertrek gevuld was, praatten zij bijna -mond tegen mond. Hyacinthe hoorde, hoe zij met van bewondering en -hartstocht brandende woorden afspraken elkaar bij den uitgang te zien -en dat Silviane ten slotte Rosemonde uitnoodigde een kop thee bij haar -te komen drinken. - -“Je rijtuig wacht op den hoek van de rue Montpensier, niet?” zeide hij -met een welwillend glimlachje tegen de actrice. “Welnu, dan zal ik de -prinses daarheen brengen. Dat is wel zoo eenvoudig, dan kunnen jullie -samen naar huis rijden.” - -“Hoe schattig van je,” riep Rosemonde uit. “Afgesproken.” - -De deur ging open; de mannen traden binnen en putten zich uit in -loftuitingen. Maar men moest weer gauw terug naar de zaal voor het -vijfde bedrijf. Het werd een triomf. Het publiek juichte, toen Silviane -het beroemde: “Je vois, je sais, je suis désabusée” met de -zielsverrukking van een heilige martelares declameerde. Toen men de -artisten terugriep, bracht Parijs aan deze theatermadonna, die volgens -Sanier zoo goed de rol van hoer speelde, een laatste ovatie. - -Onmiddellijk ging Duvillard met Dutheil achter de coulissen, om -Silviane te halen, terwijl Hyacinthe Rosemonde naar het op den hoek van -de rue Montpensier staande rijtuig bracht. Dan bleef de jonge man -wachten en scheen het heel aardig te vinden, toen zijn vader met -Silviane kwam en deze hem met een gebaar tegenhield, toen hij ook wilde -instappen. - -“Neen, vanavond niet. Ik heb bezoek van een vriendin.” - -Het lachende gezichtje van Rosemonde was achter in het rijtuig -opgedoken. Hij bleef met open mond staan, toen het rijtuig met de beide -vrouwen wegreed. Hij, die sedert zooveel dagen in de weer was, om in -genade aangenomen te worden. - -“Wat zal ik je zeggen!” zeide Hyacinthe tegen Dutheil, die zelf wat -gechoqueerd was. “Zij hing mij de keel uit en toen heb ik haar aan -Silviane gegeven.” - -Verbijsterd stond Duvillard nog steeds op het trottoir; toen Chaigneux, -die uitgeput naar huis ging, hem herkende; hij vloog op hem toe en -zeide, dat Fonsègue zich bedacht had en het artikel van Massot opnemen -zou. - -Hyacinthe nam zijn vader mede en troostte hem als een verstandig -kameraad, voor wien de vrouw een onrein dier is. - -“Ga mee naar huis... Nu dat artikel verschijnt, kan je het haar -morgenochtend brengen. Ze zal dan zeker open doen.” - -De beide mannen, die loopen wilden, wandelden rookend en slechts nu en -dan een woord wisselend, de op dat uur verlaten en droefgeestige avenue -de l’Opéra op, terwijl over het ingeslapen Parijs een eindelooze -weeklacht streek, de doodsstrijd van een wereld. - - - - -III. - -Sedert de executie van Salvat was Guillaume buitengewoon stil gebleven. -Hij scheen gepreoccupeerd, verstrooid. Uren achter elkaar werkte hij, -maakte hij het zoo gevaarlijke kruit, waarvan hij alleen de formule -kende, en waarbij hij door niemand geholpen wilde worden. Andere malen -ging hij uit, om na lange eenzame wandelingen uitgeput thuis te komen. -In den familiekring bleef hij ook verder zeer vriendelijk, dwong hij -zich tot een glimlachen, maar wanneer men iets tot hem zeide, scheen -hij, plotseling opschrikkend, als uit een verre gedachtenwereld te -komen. - -Pierre haalde zich in het hoofd, dat zijn broer te veel gerekend had op -de heldhaftigheid van zijn verzaking en het verlies van Marie hem -ondragelijk was. Was het niet de gedachte aan hem, die hem geen -oogenblik losliet; verlangde hij niet naar haar, hoe meer de voor het -huwelijk vastgestelde datum naderde? Op een avond waagde hij het uiting -te geven aan zijn vrees, hem nogmaals aan te bieden op reis te gaan, te -verdwijnen. - -Reeds bij de eerste woorden viel Guillaume hem in de rede: - -“Pierre, beste jongen! Ik houd te veel van jou, ik houd te veel van -jou, om berouw te hebben over mijn daad... Neen, nu ik jullie samen -gelukkig zie, ben ik zelf gelukkig, geven jullie mij moed en kracht... -En heusch, je vergist je, ik heb niets; mijn werk neemt zeker mijn -gedachten heelemaal in beslag.” - -Dien avond was hij buitengewoon vroolijk en opgewekt. Onder het -middagmaal vroeg hij of de behanger gauw de beide kamertjes, die Marie -boven het laboratorium had, in orde zou komen maken voor het jonge -paar. Marie, die, sedert de datum voor het huwelijk bepaald was, kalm -en glimlachend, zonder overhaasting of verlegenheid wachtte, begon hem -nu vroolijk te vertellen wat zij wilde: een met rood katoen van twintig -sous per meter behangen kamer; meubelen van verlakt vurenhout, zoodat -zij zou kunnen denken buiten te zijn; en eindelijk een tapijt, want een -tapijt was voor haar het toppunt van luxe. Zij lachte en hij lachte -vroolijk en vaderlijk mede, zoodat Pierre tot de overtuiging kwam, dat -hij zich vergist had. - -Maar reeds den volgenden dag viel Guillaume in zijn droomerijen terug -en Pierre’s ongerustheid begon opnieuw, toen hij opgemerkt had, dat ook -Grootmoeder nooit zoo stil geweest was. Daar hij haar er niet naar -vragen durfde, kwam hij eerst op de nuttelooze gedachte de drie zoons -aan het praten te krijgen, want noch Thomas, noch François noch Antoine -wisten iets of wilden iets weten. Alle drie deden met een glimlachende -opgewektheid en in grooten eerbied en vereering voor hun vader hun -werk. Naast hem levend, vroegen zij hem nooit iets over zijn werk of -over zijn plannen, vonden zij, dat wat hij deed slechts rechtvaardig en -goed kon zijn, en waren bereid het, zonder nader onderzoek, op de -eerste vraag met hem te doen. Maar blijkbaar hield hij hen ver van -ieder gevaar verwijderd, wilde hij het offer alleen brengen, was -Grootmoeder zijn eenige vertrouwde, de eenige, die hij om raad vroeg en -naar wie hij luisterde. Pierre zag er dan ook van af, om te trachten -iets van de kinderen te weten te komen, hij maakte zich nog slechts -ongerust over haar ernst, vooral sedert hij meende gemerkt te hebben, -dat zij en Guillaume ieder oogenblik in haar kamer langdurige -conferenties hielden. Zij sloten zich daarin op en gaven zich daar -blijkbaar over aan ingewikkelde bezigheden, gedurende welke de kamer -als uitgestorven scheen. - -Op een dag zag Pierre Guillaume met een schijnbaar zeer zwaren -handkoffer uit de kamer komen. Onmiddellijk herinnerde hij zich de -vertrouwelijke mededeeling van zijn broeder: het kruit, waarvan een -pond genoeg was om een kathedraal in de lucht te laten vliegen, de -verschrikkelijke machine, die hij aan Frankrijk wilde geven, om het de -overwinning over andere naties te verzekeren. En hij herinnerde zich -ook, dat Grootmoeder alleen in het geheim ingewijd was, dat zij langen -tijd, toen Guillaume bang was voor een huiszoeking der politie, op de -patronen van de vreeselijke springstof geslapen had. Waarom bracht hij -de hoeveelheid kruit, die hij sedert eenigen tijd fabriceerde, nu weg? -Een vermoeden, een heimelijke vrees gaf hem de kracht zijn broer -plotseling te vragen: - -“Ben je ergens bang voor, dat je hier niets bewaren wilt? Wanneer je in -moeilijkheden verkeert, kan je alles in mijn huis brengen, waar toch -niemand komt zoeken?” - -Verwonderd keek Guillaume hem aan. - -“Ja... Ik weet, dat de arrestaties en huiszoekingen, sedert zij dien -ongelukkige geguillotineerd hebben, weer opnieuw begonnen zijn. Zij -schijnen te vreezen, dat de een of andere wanhopige hem wreken zal. -Bovendien is het heel gevaarlijk kruit, dat zulk een verwoestende -kracht heeft, hier te houden. Ik breng het liever op een veilige -plaats... In Neuilly, jongen, neen, neen, dat zou niet veilig genoeg -zijn!” - -Hij sprak heel kalm, nauwlijks beefde hij even. - -“Is alles nu klaar?” vroeg Pierre verder. “Ben je van plan eerstdaags -je machine aan den minister van Oorlog te geven?” - -In zijn openhartige oogen verscheen een aarzeling; hij stond op het -punt te liegen. Dan kalm: - -“Neen, daar heb ik van afgezien. Ik ben op een andere gedachte -gekomen.” - -Hij zeide het met een zoo vreeselijke vastberadenheid, dat Pierre niet -durfde vragen, wat die andere gedachte was. Maar van af dat oogenblik -huiverde hij onder een heimelijke onrust; van uur tot uur voelde hij -uit het zwijgen van Grootmoeder en uit de steeds heldhaftiger en vrijer -wordende gelaatstrekken van Guillaume, dat iets ontzaglijks, iets -verschrikkelijks geboren werd, grooter werd en geheel Parijs -overstroomen zou. - -Op een middag, dat Thomas naar de fabriek Grandidier gaan zou, hoorden -zij, dat Toussaint, de oude werkman, weer een beroerte gehad had. -Thomas beloofde, dat hij in het voorbijgaan bij den armen man aan zou -loopen, om te zien, of ze hem misschien met iets konden helpen. Pierre -wilde medegaan, en zoo gingen zij beiden tegen vier uur weg. - -In het eenige vertrek, waarin de Toussaint’s woonden, aten en sliepen, -vonden zij den werkman als verpletterd op een lagen stoel bij de tafel -zitten. Het was een verlamming aan één zijde van het lichaam, die -behalve den arm en het been, ook het rechtergedeelte van het gezicht -had getroffen, zoodat hij zijn spraak zoo goed als verloren had. Hij -stiet nog slechts onverstaanbare keelklanken uit. Op zijn vijftigste -jaar geleek hij wel een grijsaard, tot geen werken meer in staat. -Alleen zijn oogen leefden nog, keken de kamer rond, gingen van den een -naar den ander, terwijl zijn vrouw, die, hoewel zij niet genoeg eten -kon, toch steeds dik bleef, in het ongeluk het hoofd omhoog hield en -zoo goed mogelijk voor hem zorgde. - -“Een prettig bezoek, Toussaint; mijnheer Thomas met mijnheer den -abbé...” - -En dan zich kalm verbeterend: - -“Met mijnheer Pierre, zijn oom... Je ziet wel, dat ze je nog niet -vergeten.” - -Toussaint wilde spreken, maar zijn machtelooze poging bracht slechts -twee dikke tranen in zijn oogen. Hij keek de bezoekers met een -uitdrukking van onbeschrijfelijke troosteloosheid aan; zijn kaken -beefden. - -“Wind je toch niet zoo op,” zeide zijn vrouw. “De dokter zegt, dat dat -heelemaal niet goed voor je is.” - -Bij het binnenkomen had Pierre gezien, dat twee personen opstonden en -achter in het vertrek waren gaan zitten. Tot zijn groote verbazing -herkende hij nu madame Théodore en de kleine Céline, beiden netjes -gekleed en er flink uitziende. Toen zij het ongeluk vernomen hadden, -waren zij met de goedhartigheid van arme schepsels, die het ergste -lijden hadden leeren kennen, onmiddellijk naar haar zwager en oom komen -kijken. Zij schenen nu voor de ellende gevrijwaard te zijn; Pierre -herinnerde zich nu hoe men hem verteld had van de algemeene sympathie, -die zich, na de terechtstelling van haar vader, voor het arme meisje -geopenbaard had, de talrijke geschenken, den strijd, wie haar tot zich -nemen zou, totdat eindelijk een oud vriend van Salvat haar als het -zijne aangenomen had en haar weer op school liet gaan, om haar later -ergens in de leer te doen. Madame Théodore zelf was als verpleegster in -een ziekenhuis aangesteld. Daarmede waren beiden gered. - -Toen Pierre naar het jonge meisje ging, om haar een zoen te geven, -zeide madame Théodore tegen haar, dat zij mijnheer den abbé—zoo bleef -zij hem eerbiedig noemen—nogmaals hartelijk moest bedanken. - -“Ja, u hebt ons geluk aangebracht, mijnheer de abbé. Zoo iets vergeet -je niet, en ik zeg haar steeds weer, dat zij u in haar gebeden niet -vergeten mag.” - -“En ga je weer naar school, beste meid?” - -“Ja, mijnheer de abbé, en ik vind het heel prettig. We hebben nu aan -niets gebrek meer.” - -Een ontroering belette haar verder te spreken en met een snik stamelde -zij: - -“Als die arme papa ons nog eens kon zien!” - -Madame Théodore nam nu afscheid. - -“Nu gaan we maar weer... Ik vind het vreeselijk treurig wat jullie nu -weer overkomen is... Céline, geef je oom een zoen... Beste kerel, ik -hoop, dat je weer gauw op de been zult zijn.” - -Zij kusten den lamme op zijn wangen en gingen weg. Toussaint, die -geluisterd en rondgekeken had, volgde haar met zijn nog zoo levendige -en intelligente oogen, als brandde hij van verlangen, om ook in het -leven terug te keeren. - -Ondanks haar gewone opgeruimdheid kon madame Toussaint een jaloersche -gedachte niet onderdrukken. - -“Ja, oude jongen,” zeide zij, na een kussen in zijn rug gelegd te -hebben, “die twee hebben meer geluk gehad dan wij. Sedert zij dien -idioot van een Salvat een kopje kleiner gemaakt hebben, lukt haar -alles. Zij hebben nu altijd wat te eten.” - -En zich dan tot Pierre en Thomas wendend: - -“Maar wij, arme bliksems, zijn voor de haaien. Wat zal ik u zeggen? Wij -zullen van honger omkomen; mijn arme man is niet geguillotineerd, hij -heeft alleen maar zijn heele leven lang gewerkt, en nu is het gedaan -met hem als met een oud beest, dat nergens goed meer voor is.” - -Zij bood hun stoelen aan en antwoordde op hun medelijdende vragen. De -dokter was reeds tweemaal geweest en had beloofd den zieke zijn spraak -te zullen teruggeven, ja misschien het zóó ver te brengen, dat hij met -een stok in de kamer zou kunnen loopen. Maar er was geen sprake van, -dat hij ooit weer aan het werk zou kunnen gaan. Doch waartoe dienden -dan die andere beloften? De oogen van Toussaint zeiden duidelijk, dat -hij liever dadelijk wilde sterven. Wanneer een werkman niet meer werken -en zijn vrouw niet meer onderhouden kan, is hij rijp voor de aarde. - -“Er zijn menschen,” ging zij voort, “die me vragen, of we geen -spaarduitjes hebben... We hadden bijna duizend francs op de spaarbank, -toen Toussaint zijn eerste beroerte kreeg... Je kan je niet voorstellen -hoe je sparen moet, om zoo’n som op zijde te leggen, want van tijd tot -tijd wil je toch wel eens een extraatje hebben, een lekker hapje of een -goede flesch wijn. En in de vijf maanden, dat hij niet werken kon, zijn -met de geneesmiddelen en de versterkende middelen de duizend francs -opgegaan. En nu het weer begint, zullen we niet zoo gauw weer goeden -wijn of een schapenbout proeven.” - -De goede vrouw, die altijd dol geweest was op een lekker hapje, verried -haar angst voor de toekomst nog meer door dien uitroep dan door haar -ingehouden tranen. Toch bleef zij flink en dapper; maar welk een ramp -zou het voor haar zijn, wanneer zij haar kamer niet netjes meer houden, -’s Zondags niet een stuk kalfsvleesch op schotel hebben kon! Het was -veel beter als men hen beiden in de goot wierp en de vuilniswagen hen -medenam! - -“Bestaat er niet een Asile des Invalides du Travail en zou men uw man -daar geen plaatsje kunnen geven?” vroeg Thomas. “Dat is de goede plaats -voor hem.” - -“Och ja,” antwoordde de arme vrouw; “daar heb ik al over gehoord en ik -heb er al naar geïnformeerd ook. Zij nemen geen zieken in die -inrichting op. Als je er naar toe gaat, antwoorden ze, dat er voor de -zieken ziekenhuizen zijn.” - -Met een ontmoedigd gebaar bevestigde Pierre, dat zulk een stap -nutteloos was. In een plotseling visioen zag hij zich weer door Parijs -loopen van barones Duvillard, de presidente, naar den algemeenen -administrateur Fonsègue, om eerst na zijn dood den armen Laveuve -opgenomen te krijgen. - -Maar op dat oogenblik hoorden zij het huilen van een heel jong kind, en -de beide bezoekers zagen tot hun verbazing hoe madame Toussaint in het -kleine kabinetje ging, waarin haar zoon Charles zoo lang geslapen had, -en er met een kind van een maand of twintig uitkwam. - -“Lieve hemel, ja, dat is de kleine van Charles. Hij sliep in het bed -van zijn vader en nou is hij wakker geworden. Stelt u voor, dat ik hem -juist verleden week Woensdag, een dag voordat Toussaint die beroerte -kreeg, van de min gehaald had, omdat zij dreigde hem op straat te -zetten, daar Charles, die den verkeerden weg op gaat, haar niet meer -betaalt. Ik dacht zoo, dat, nu Toussaint weer aan het werk was, één -mondje meer er niet op aan kwam. En nu hij eenmaal hier is, kan ik hem -toch moeilijk op straat zetten.” - -Al pratend liep zij sussend met het kind heen en weer, om het tot -bedaren te brengen. En zij kwam weer terug op die beroerde geschiedenis -met het dienstmeisje van den wijnhandelaar aan de overzijde, dat hij -zoo stom geweest was met jong te schoppen en dat nu als de eerste de -beste lichtekooi er met een anderen man vandoor gegaan was. En als -Charles nu nog maar werkte zooals vroeger, voordat hij in dienst -geweest was! Toen verzuimde hij geen uur en bracht hij zijn volle loon -thuis! Maar nu had hij het land aan het werk, had hij zijn eigen ideeën -en zat hij, al ging hij nog niet zoover als die idiote Salvat om bommen -te werpen, den halven dag bij socialisten en anarchisten, die zijn -hoofd op hol brachten. Het was werkelijk jammer te moeten zien, dat een -zoo flinke en sterke jongen zoo den verkeerden kant opging! Maar in de -buurt werd beweerd, dat er veel zoo waren, dat de beste en meest -intelligente arbeiders genoeg hadden van de ellende, van het werk, dat -hun niet genoeg opleverde, om te eten, en dat zij ten slotte liever -alles zouden verwoesten, dan oud te worden zonder de zekerheid, dat zij -tot hun dood hun brood zouden hebben. - -“Ja, de zoons lijken niet veel meer op hun vaders. De jongens van -tegenwoordig zullen niet meer het geduld van mijn armen, ouden -Toussaint hebben, die zich gewoon doodgewerkt zou hebben. Weet u wat -Charles zeide, toen hij dezer dagen zijn vader met verlamde armen en -beenen en tong op dien stoel zag zitten? Hij werd boos en schreeuwde, -dat hij zijn heele leven een idioot geweest was, om zich zoo voor de -bourgeoisie af te jakkeren, die hem nu zelfs geen glas water voor -belooning geven zou... En toen is hij, want zijn hart is goed, gaan -huilen als een kind.” - -Het kind huilde niet meer, maar toch bleef zij er mede op en neer -loopen en drukte het tegen haar goed grootmoederhart. Haar zoon Charles -zou niets voor hen kunnen doen; hoogstens nu en dan een paar francs, en -dan nog moeilijk. Vastgeroest als zij in haar gewoonten was, wilde zij -niet probeeren haar oud beroep van linnennaaister weer op te vatten; -trouwens het zou al moeilijk zijn om buitenshuis het huishouden te gaan -doen, nu zij behalve dit kleine kind ook dit groote nog had, dat zij -zou moeten voeren en verschoonen. Wat zou er nu van hun drieën moeten -worden? Zij wist het niet en beefde, hoe moederlijk-dapper zij ook -schijnen wilde! - -Pierre en Thomas voelden hoe een diep medelijden zich van hen meester -maakte, toen zij in dit zoo zindelijke vertrek van arbeid en ellende -dikke tranen over de wangen van den verpletterden, onbeweeglijk op zijn -stoel zittenden Toussaint zagen stroomen. Hij had naar zijn vrouw -geluisterd, keek naar haar en naar het arme kleine wezentje, dat op -haar armen sliep; nu hij niet meer spreken kon, ontlastte hij zijn hart -in tranen. - -“Kom, wind je toch niet zoo op,” zeide madame Toussaint. “Nu het -eenmaal zoo is, is het zoo.” - -Zij was den kleine weer op bed gaan leggen; toen zij terugkwam, wilden -Thomas en Pierre haar over mijnheer Grandidier, den werkgever van -Toussaint, spreken, toen er een nieuw bezoek kwam. Zij wachtten een -oogenblik. - -Het was madame Chrétiennot, de vrouw van den kleinen ambtenaar, de -tweede, achttien jaar jongere zuster van Toussaint. De mooie Hortense, -die van de ramp gehoord had, kwam nu haar sympathie betuigen, ofschoon -haar man haar genoodzaakt had bijna geheel met haar familie, waarvoor -hij zich schaamde, te breken. Zij had een goedkoop zijden japon aan en -een hoed met roode papavers op, dien zij reeds driemaal vermaakt had; -maar ondanks dien luxe voelde men het gebrek, hield zij haar voeten om -haar afgeloopen schoenen onder haar rokken verborgen. Een miskraam had -haar leelijk gemaakt en het verwelken van haar blonde schoonheid -verhaast. - -Reeds op den drempel scheen het angstaanjagende uiterlijk van haar -broeder, de kaalheid van het lijdensvertrek, dat zij betrad, haar te -verstijven. Na hem een zoen gegeven te hebben, begon zij dadelijk over -haar eigen lot te jammeren, bang als zij was, dat men haar iets vragen -zou. - -“Je bent zeker vreeselijk te beklagen, beste meid. Maar als je eens -wist... Iedereen heeft zijn zorgen... Zoo ben ik door de positie van -mijn man genoodzaakt een hoed te dragen en fatsoenlijk gekleed te gaan, -maar je kunt je niet voorstellen hoeveel moeite het mij kost rond te -komen... Met drie duizend francs inkomen doe je niet veel, vooral als -er dadelijk zevenhonderd francs voor huur afgaat. Je zult zeggen, dat -we goedkooper zouden kunnen wonen, maar dat gaat niet, want ik heb een -salon noodig voor de visites, die ik krijg. Reken nu zelf maar... En -dan heb ik mijn twee dochters nog; Lucienne is onlangs met pianospelen -begonnen en Marcelle heeft veel aanleg voor teekenen... Tusschen twee -haakjes, ik zou ze graag medegebracht hebben, maar ik was bang, dat het -een te groote ernst voor haar zijn zou. Je neemt het toch niet kwalijk, -wel?” - -En zij vertelde nog van andere onaangenaamheden, welke zij door het -treurige einde van Salvat met haar man gehad had. Deze, een ijdele, -kleinzielige, opvliegende man, was woedend, dat hij nu een -geguillotineerde in de familie van zijn vrouw had; hij werd hard -tegenover de ongelukkige vrouw, door haar de schuld te geven van hun -financieele moeilijkheden, haar verantwoordelijk te stellen voor zijn -eigen middelmatigheid. Het bekrompen bureauleven maakte hem dagelijks -“zuurder”; verschillende avonden kwam het tot heftige -woordenwisselingen, maakte zij hem woedend, door hem te vertellen, dat -zij, toen zij nog winkeljuffrouw bij een confiseur in de rue de Martyrs -was, had kunnen trouwen met een dokter, die haar mooi genoeg vond. Nu -de vrouw leelijk werd en de man zich zelfs met zijn gedroomde vier -duizend francs salaris tot eeuwige zorgen veroordeeld zag, heerschte er -in het huishouden voortdurend een onaangename, knorrige, twistzieke -stemming, die, ondanks den zoo duur betaalden roem “een fijne mijnheer -en een fijne dame” te zijn, even ondraaglijk was als de diepste ellende -van de arbeidershuisgezinnen. - -“Enfin,” zeide eindelijk madame Toussaint, die genoeg kreeg van de -jeremiades van haar schoonzuster, “je hebt toch het geluk gehad geen -derde kind te krijgen.” - -Hortense zuchtte opgelucht. - -“Ja, dat is zoo, want ik weet waarachtig niet, hoe we het groot hadden -moeten krijgen. Afgezien nog van het feit, dat Chrétiennot mij de -vreeselijkste scènes maakte en zeide, dat hij, wanneer ik zwanger was, -daaraan onschuldig was en mij, als er een derde kind kwam, zou laten -zitten en ergens anders gaan wonen. Je weet, dat ik bij die miskraam -bijna gestorven ben. Het was iets vreeselijks; ik ben er nog niet -heelemaal boven op. De dokter zegt, dat ik te weinig eet en dat ik mij -sterk voeden moet. Maar dat geeft allemaal niets, ik was er erg blij -om.” - -“Dat begrijp ik, want je wou niets liever.” - -“Natuurlijk wilden we niets liever... Chrétiennot riep steeds, dat hij -van vreugde zou dansen... En toch... en toch...” - -Een plotselinge ontroering deed Hortense’s stem beven. - -“Toen de dokter ons aankeek en zeide, dat het een jongen was, deed het -mij zoo’n pijn, dat ik bijna stikte; en ik heb heel goed gezien, dat -Chrétiennot zich omkeerde om zijn gezicht niet te laten zien... We -hebben twee meisjes... het zou dus een genot geweest zijn een zoon te -hebben...” - -Tranen stroomden uit haar oogen en stamelend ging zij voort: - -“Maar daar we ons nu eenmaal niet de weelde veroorloven kunnen er een -te hebben, is het beter, dat hij niet gekomen is. Voor zichzelf en voor -ons heeft hij er goed aan gedaan terug te keeren vanwaar hij kwam... -Maar toch blijft het diep treurig, er is werkelijk te veel -beroerdigheid in het leven!” - -Zij stond op en wilde, na haar broer nogmaals omhelsd te hebben, -weggaan, daar zij bang was voor een nieuwe scène, wanneer haar man haar -bij zijn thuiskomst niet vond. Maar zij bleef nog een oogenblik staan -en vertelde, dat zij ook haar zuster, madame Théodore, en de kleine -Céline gezien had. En met iets van jaloezie in haar stem zeide zij: - -“Mijn man stelt er zich mede tevreden zich iederen ochtend op zijn -bureau te gaan afbeulen. Hij zal zich nooit een kopje kleiner laten -maken en het zal niemand ooit invallen Lucienne en Marcelle een -lijfrente na te laten... Enfin, verlies den moed maar niet; laten we -hopen, dat alles nog terecht komt.” - -Toen zij weg was, wilden Pierre en Thomas, alvorens zelf naar de -fabriek te gaan, weten, of mijnheer Grandidier, de eigenaar van de -fabriek, op zich genomen had Toussaint te helpen. Hij had nog slechts -een vrij vage belofte gedaan, waarom zij besloten voor den ouden -werkman, die vijf-en-twintig jaar de firma gediend had, een goed -woordje te doen. Ongelukkigerwijze was het reeds lang bestaande plan -van een hulp- of pensioenfonds, waartoe vóór de crisis, waarvan de -fabriek zich nu herstelde, voorbereidende maatregelen genomen waren, -door allerlei complicaties en hindernissen mislukt. Anders zou -Toussaint misschien het recht gehad hebben invalide te zijn zonder -heelemaal van honger te sterven. Voor den door ziekte getroffen -arbeider bestond er behalve in den rechtvaardigheidszin van zijn -patroon alleen hoop in de barmhartigheid. - -Daar de kleine van Charles opnieuw begon te huilen, nam madame -Toussaint hem weer in haar armen en liep met hem op en neer. - -Thomas drukte de gezonde hand van den verlamde in de zijne. - -“Wij komen terug, we zullen je niet aan je lot overlaten. Je weet, dat -we je graag mogen lijden, omdat je een flink, dapper werkman bent... -Reken op ons, we zullen alles doen wat we kunnen.” - -Zij lieten den ongelukkigen, huilenden man, die alleen nog goed was -voor het abattoir, in de sombere kamer achter met zijn vrouw, die het -huilende kind wiegde—een ongelukkige meer, die nu zoo zwaar op het oude -echtpaar drukte en later eveneens in ellende aan den onrechtvaardigen -arbeid crepeeren zou. - -Dien arbeid, den inspannenden, hijgenden en morrenden handenarbeid -vonden Pierre en Thomas in de fabriek terug. De dunne schoorsteenen op -de daken bliezen hun rhythmischen stoomadem uit, als regelden zij de -ademhaling zelf van den gemeenschappelijken arbeid. In de verschillende -werkplaatsen heerschte een voortdurend druk bezig zijn, smeedde, -vijlde, perforeerde een heel volk van arbeiders te midden van de -vliegende drijfriemen en de stampende machines. De dagtaak eindigde in -de koortsachtige krachtsinspanning, die gewoonlijk aan het luiden van -de bel voorafgaat. - -Toen Thomas naar mijnheer Grandidier vroeg, antwoordde men hem, dat de -patroon na het dejeuner niet meer geweest was, waaruit hij dadelijk -begreep, dat zich in het paviljoen met de altijd gesloten luiken, -waarin de fabrikant sedert twee jaar met zijn krankzinnige vrouw -leefde, weer een vreeselijke scène afspeelde. Van uit de kleine, bijna -geheel uit glas gebouwde werkplaats, waar Thomas gewoonlijk arbeidde en -waarheen hij nu zijn oom medenam, om zoo lang te wachten, kon men dat -uiterlijk zoo rustige paviljoen zien. Plotseling meenden zij een -luiden, hartverscheurenden kreet te hooren; dan klonk het als het -janken van een geslagen dier. Pierre en Thomas luisterden met bleeke -gezichten en keken elkaar bevend aan. Dan hielden de kreten plotseling -op en zonk het paviljoen in zijn diepe grafstilte terug. - -“Gewoonlijk is zij, naar het schijnt, heel kalm,” zeide Thomas op -fluisterenden toon, “en zit zij dagen lang als een klein kind op het -tapijt. Hij houdt van haar, brengt haar naar bed, helpt ze opstaan, -liefkoost ze en maakt ze aan het lachen! Welk een diep treurig -bestaan!... Maar heel zelden heeft zij aanvallen; dan wordt zij woest, -wil bijten en zich dooden door zich tegen den muur te gooien, moet hij -met haar vechten, want niemand anders dan hij raakt haar aan. Hij -tracht dan haar in bedwang te houden, neemt haar in zijn armen, om haar -te kalmeeren.... Maar vandaag is het al heel erg. Zoo’n aanval heeft -zij, geloof ik, nog nooit gehad.” - -Na verloop van een kwartier kwam, toen het heelemaal stil geworden was, -Grandidier blootshoofds en nog doodsbleek uit het paviljoen. Toen hij -langs de glazen werkplaats ging en Thomas en Pierre daar zag, kwam hij -naar binnen en leunde, als iemand, die door een duizeling overvallen -wordt, tegen een aambeeld. Zijn zacht, energiek gelaat had een -angstige, lijdende uitdrukking behouden; naast zijn linkeroor bloedde -een diepe schram. - -Onmiddellijk wilde hij spreken, strijden, in zijn werkzaam leven -terugkeeren. - -“Ik ben erg blij, dat ik je zie, Thomas. Ik heb over wat je me omtrent -onzen motor verteld hebt, nagedacht. We moeten er nog eens over -praten.” - -Toen de jonge man zijn diepe droefheid zag, kreeg hij een barmhartige -ingeving: hij dacht, dat een plotselinge afleiding, het ongeluk van een -ander, hem misschien uit zijn verdooving zou rukken. - -“Daarvoor ben ik juist gekomen... Maar laat ik u eerst vertellen, dat -we van dien ongelukkigen Toussaint komen, die weer een beroerte gehad -heeft. Het is verschrikkelijk om te zien in welk een ontbering die man -na zooveel jaren van arbeid achterblijft.” - -Hij legde den nadruk op de vijf-en-twintig jaar, die de oude arbeider -in de fabriek gewerkt had, sprak over de rechtvaardigheid, die gebood -rekening te houden met alles wat die man van zijn leven gegeven had, en -eischte, dat de fabriek hem zoowel uit een oogpunt van billijkheid als -uit medelijden helpen zou. - -“O, mijnheer,” veroorloofde Pierre zich op zijn beurt te zeggen; “wat -zou ik u gaarne een oogenblik medenemen naar de trieste kamer, naar -dien armzaligen, ouden, afgetobden, verpletterden man, die zelfs geen -woorden meer vinden kan, om zijn lijden uit te schreeuwen. Er bestaat -niets rampzaligers dan zoo, aan alle goedheid en gerechtigheid -wanhopend, te moeten sterven.” - -Grandidier had zwijgend naar hen geluisterd. Dan kwamen dikke tranen in -zijn oogen en zijn stem beefde, toen hij fluisterend zeide: - -“Weet men eigenlijk wel wat het rampzaligste is? Wie kan van het ergste -ongeluk spreken, als hij het ongeluk van anderen niet mede geleden -heeft?... Ja zeker, het is vreeselijk voor dien armen Toussaint op zijn -leeftijd niet meer te weten of er morgen nog eten voor hem zijn zal. -Maar ik ken even groote ellende, verschrikkingen, die het leven nog -meer vergiftigen... O, het dagelijksch brood! Welk een dwaze hoop te -gelooven, dat het geluk heerschen zal, wanneer iedereen zijn -dagelijksch brood hebben zal!” - -Zijn beven verried het zoo smartelijke drama van zijn leven. Hij was -het hoofd der fabriek, een man, die op het punt stond rijk te worden, -die over het kapitaal beschikte en op wien zijn arbeiders naijverig -waren; hij had een fabriek, waarin het geluk teruggekeerd was, waarvan -de machines geld sloegen, zonder dat hij schijnbaar iets anders te doen -had dan het in zijn zak te steken—en toch was hij de ongelukkigste van -alle stervelingen, ging er geen dag voorbij, die niet door den -hevigsten zielsangst bedorven werd. Voor alles moet men boeten. Deze -triomphator, deze gunsteling van het geld snikte van wanhoop op zijn -steeds grooter wordenden goudhoop. - -Hij was zeer welwillend en beloofde Toussaint te zullen helpen. Maar -wat kon hij doen? Nooit zou hij het pensioen-principe erkennen, omdat -dat de negatie zelf was van het thans vigeerende loonstelsel. Hij -verdedigde zijn rechten als patroon zeer krachtig en herhaalde, dat de -scherpe concurrentie hem dwong die onverbiddelijk te handhaven, zoolang -het tegenwoordige stelsel bestond. Het was zijn plicht op eerlijke -wijze goede zaken te maken. Hij betreurde het, dat zijn arbeiders hun -plan om een pensioenfonds op te richten niet uitgevoerd hadden, en gaf -zelfs te kennen, dat hij ze zou aansporen het weer op te vatten. - -Op zijn wangen was weer een kleur gekomen, hij ging weer geheel op in -zijn leven van dagelijkschen strijd. - -“Ik wou je naar aanleiding van onzen kleinen motor zeggen...” - -En hij praatte lang met Thomas, terwijl Pierre intusschen wachtte. Hij -ving sommige woorden op, maar kon al die technische uitdrukkingen niet -begrijpen. Vroeger had de fabriek kleine stoommotoren vervaardigd, maar -deze schenen in de praktijk niet te voldoen, waarom men naar een andere -kracht zocht. De electriciteit, de koningin der toekomst, was door het -gewicht van de toestellen, die zij vereischte, nog niet mogelijk. Er -bleef dus niets anders over dan petroleum, die echter zulke -inconveniënten opleverde, dat hij, die dezen door een nieuwe, tot nog -toe onbekende beweegkracht vervangen zou, ongetwijfeld een rijk man -worden zou. In het vinden en toepassen van die kracht lag de oplossing -van het probleem. - -“Ik heb nu haast,” zeide Grandidier. “Ik heb je kalm laten zoeken -zonder je lastig te vallen met nieuwsgierige vragen, maar nu wordt een -oplossing noodzakelijk.” - -Thomas glimlachte. - -“Heb nog een beetje geduld; ik geloof, dat ik op den goeden weg ben.” - -Grandidier gaf hun beiden de hand en ging dan zijn gewone tournée door -de drukke werkplaatsen maken, terwijl het gesloten paviljoen zwijgend -en doorhuiverd door de ongeneeslijke smart, waarin hij dagelijks -terugkeerde, op hem lag te wachten. - - - -De zon ging reeds onder, toen Pierre en Thomas, na den heuvel van -Montmartre weer beklommen te hebben, naar het groote glazen atelier -gingen, dat de beeldhouwer Jahan te midden van de loodsen, werkplaatsen -en barakken, die noodig waren voor de voltooiing van de basilica van -den Sacré-Cœur, had, om den grooten engel, waarvoor hij een opdracht -had gekregen, uit te voeren. Hier lagen groote, woeste bouwterreinen, -die met alle mogelijke materiaal, met een chaos van gehouwen steenen, -balken en machines bedekt waren. Tot de grondwerkers het laatste toilet -aan de omgeving zouden komen maken, bleven de fundeeringsgaten open -liggen, voerden gebroken trappen nog naar beneden, leidden deuren, die -door enkele palen afgesloten waren, nog naar den onderbouw der kerk. - -Thomas, die voor het atelier van Jahan was blijven staan, wees met zijn -vinger naar een van die deuren, waardoor men tot bij de -fundeeringswerken kon komen. - -“Bent u nog nooit op het denkbeeld gekomen naar de fundeeringen van de -basilica te gaan kijken? Het is een wereld op zichzelf en buitengewoon -interessant. Ze hebben er millioenen aan verwerkt. Men moest den vasten -grond onder in den heuvel zoeken en ze hebben meer dan tachtig -schachten gegraven, die met beton gevuld zijn, om de kerk op die -tachtig onderaardsche zuilen te bouwen... Je ziet ze niet, maar zij -dragen boven Parijs dit monument van dwaasheid en hoon.” - -Pierre was naar het staketsel gegaan en keek, in gedachten verzonken, -naar een open deur, een soort donker portaal, vanwaar een trap naar -beneden ging. Droomend dacht hij aan die onzichtbare zuilen, aan die -onzichtbare energie, aan dien wil om te heerschen, welke het gebouw -staande hield. - -Thomas moest hem terugroepen. - -“We moeten ons haasten. Het wordt donker. Wij zullen niets meer kunnen -zien.” - -Antoine zou op hen wachten bij Jahan, die hun een nieuwe maquette wilde -laten zien. Toen zij binnentraden, waren zijn beide helpers nog bezig -aan den monumentalen engel, welks vleugels zij boven op een stelling -aan het uithouwen waren; Jahan zat met half-bloote en met klei bedekte -handen op een laag stoeltje naar een meter hooge figuur, waaraan hij -gewerkt had, te kijken. - -“Zoo, zijn jullie daar? Antoine heeft al meer dan een half uur gewacht. -Ik geloof, dat hij met Lise naar buiten gegaan is, om de zon over -Parijs te zien ondergaan. Zij zullen dadelijk wel terug zijn.” - -Dan verzonk hij, onbeweeglijk, weer in zijn zwijgende beschouwing. - -Het was een naakte, staande, trotsche vrouwenfiguur van een ondanks den -eenvoud der lijnen zoo verheven majesteit, dat zij reusachtig groot -scheen. Haar loshangend, weelderig haar straalde als haar gezicht, -welks verheven schoonheid glansde als de zon. Met haar beide -uitgestrekte armen maakte zij een verwelkomend gebaar; haar beide -handen openden zich voor alle menschen. - -Langzaam en als in een droom verzonken begon Jahan weer te spreken: - -“Herinner je je nog, dat ik een pendant wilde maken van de -Vruchtbaarheid, die je indertijd gezien hebt met haar krachtige heupen, -in staat, om een wereld te dragen. Ik had een Barmhartigheid, die ik -heb laten indrogen, zoo banaal en afgezaagd vond ik die... Toen ben ik -op het denkbeeld gekomen een Gerechtigheid te maken. Maar niet met -zwaard en weegschaal! Niet de Gerechtigheid in toga en met baret kan -mij in geestdrift brengen; neen, ik werd hartstochtelijk bezeten door -die andere, die, waarop de armen en lijdenden wachten, die, welke -alleen wat orde en geluk onder ons brengen kan... En toen zag ik haar -zoo voor mij, naakt, eenvoudig, groot. Zij is de zon, een zon van -schoonheid, harmonie en kracht, want de zon is de eenige gerechtigheid. -Zij straalt aan den hemel voor allen, geeft met hetzelfde gebaar aan -armen en rijken haar pracht, haar licht, haar warmte, die de bron van -alle leven zijn. O, mooi, sterk, rechtvaardig zijn—dat is het geheele -ideaal.” - -Hij stak zijn pijp weer aan en begon hartelijk te lachen. - -“Nou, ik geloof, dat de goede vrouw flink op haar beenen staat... Hoe -vind je haar?” - -Pierre en Thomas putten zich uit in loftuitingen. De eerste was diep -ontroerd in deze kunstenaarsphantasie de gedachte terug te vinden, -waarmede hij reeds zoo lang rondliep: de nabije aëra der Gerechtigheid -op de puinhoopen dezer wereld, die de Barmhartigheid na zoovele eeuwen -van ervaring niet voor ondergang had kunnen behoeden. - -Vroolijk vertelde de beeldhouwer, dat hij hier aan deze maquette -werkte, om zich wat te troosten over dien grooten poppenengel, welks -banaliteit hem tot wanhoop bracht. Men had hem weer aanmerkingen -gemaakt over de plooien van het kleed, die de dijen te zeer verrieden; -hij had de geheele draperie moeten veranderen. - -“Alles wat zij willen,” riep hij uit. “Dit is mijn werk niet meer, het -is een opdracht, die ik uitvoer, zooals een metselaar een muur maakt. -Er bestaat geen kerkelijke kunst meer; het ongeloof en de domheid -hebben haar gedood. Maar als de sociale kunst, de echt-menschelijke -kunst weer kon ontstaan—hoe heerlijk zou het wezen een van haar -verkondigers te zijn!” - -Hij viel zichzelf in de rede. “Waar bleven die twee kinderen, Antoine -en Lise, toch.” Hij zette de deur van het atelier wijd open en nu zagen -zij op het woeste bouwterrein tusschen de puinhoopen de fijne profielen -van den grooten Antoine en de tengere, kleine Lise, die zich tegen het -onmetelijke, door de afscheid nemende zon vergulde Parijs afteekenden. -De jonge kolos steunde haar met zijn krachtigen arm, zoodat zij zonder -moe te worden loopen kon, terwijl zij, met de teedere gratie van een -eindelijk ontbloeide, eindelijk vrouw geworden vrouw, haar oogen met -een eindeloos dankbaar glimlachje, naar de zijne opsloeg om zich geheel -te geven, voor eeuwig. - -“Ha, daar komen zij terug!... Het wonder heeft zich nu heelemaal -voltrokken. Ik kan je niet zeggen, hoe blij ik ben. Ik was wanhopig, ik -had het al opgegeven haar ooit te leeren lezen, ik liet haar dagen lang -als een halve idioot onbeweeglijk en zwijgend in een hoek zitten. Toen -is je broer gekomen en heeft het, ik weet waarachtig niet hoe, klaar -gespeeld. Zij luisterde naar hem, begreep hem, begon met hem te lezen, -te schrijven, intelligent en vroolijk te zijn. Daar haar voeten echter -nog steeds dood bleven en zij haar lijdende trekken van ziekelijk -dwergje behield, heeft hij haar eerst in zijn armen hier gebracht en -haar gedwongen te loopen, waarbij hij haar steunde, totdat ze eindelijk -loopen kon. In enkele weken is zij beslist grooter geworden, slank en -bekoorlijk. Ja, waarachtig het is een tweede geboorte, een ware -schepping. Kijk ze eens aan!” - -Antoine en Lise kwamen langzaam naderbij. Met welk leven baadde hen de -avondwind, die uit de groote, door de zon bestraalde en verwarmde stad -oprees! De reden, waarom hij deze plek met den verheven horizont, met -de vrije, zooveel kiemen met zich voerende lucht gekozen had, om haar -te onderwijzen, was ongetwijfeld, dat hij haar nergens ter wereld meer -ziel, meer kracht had kunnen inblazen. Hij had de sluimerende, -beweging- en gedachtelooze vrouw in zijn armen genomen, haar gewekt, -geschapen, lief gehad, om op zijn beurt bemind te worden. Zij was zijn -werk, zij was hij. - -“Ben jij nu niet moe meer, zusje?” - -Een hemelsch glimlachje kwam om haar lippen spelen. - -“O, neen; het is zoo heerlijk te loopen... Met Antoine wil ik altijd -wel doorloopen!” - -De anderen lachten en Jahan zeide met zijn gewone opgewektheid: - -“Laten we hopen, dat hij je niet te ver weg brengt. Maar ik zal jullie -niet beletten gelukkig te zijn.” - -Antoine was voor het beeld der Gerechtigheid gaan staan, waaraan de -ondergaande zon een huivering van leven scheen te geven. Tranen kwamen -in zijn kunstenaarsoogen. - -“Goddelijke eenvoud, goddelijke schoonheid!” prevelde hij. - -Zelf had hij onlangs een houtsnede, die de tot begrip en liefde -ontwaakte Lise met een boek in haar hand voorstelde, voltooid, een -meesterwerk van ontroerende waarheid. Ditmaal had hij zijn ideaal -bereikt door het model direct in hout te snijden, en hoopte nu groote -en oorspronkelijke werken te kunnen maken, waarin hij den geheelen -tijd, waarin hij leefde, zou doen herleven. - -Maar Thomas wilde naar huis terug. Zij namen afscheid van Jahan, die, -nu zijn dagwerk afgeloopen was, zijn overjas aantrok, om zijn zuster -naar de rue du Calvaire, waar zij woonden, te brengen. - -“Tot morgen, Lise,” zeide Antoine, die zich vooroverboog, om haar een -zoen te geven. - -Zij ging op haar teenen staan en bood hem haar oogen, die hij voor het -leven geopend had, aan. - -“Tot morgen, Antoine.” - -Buiten viel de schemering. Pierre, die het eerst naar buiten gegaan -was, had in dit onbestemde licht een onverwacht visioen, dat hem eerst -verbijsterde. Hij zag duidelijk zijn broer Guillaume uit de deur, uit -het naar den onderbouw van de basilica leidende gat komen. Hij kon nog -zien hoe hij vlug over het staketsel stapte, en dan deed, alsof hij -toevallig hier was en uit de rue Lamarck kwam. Toen hij naar zijn beide -zoons toeging en zeide, dat hij van Parijs kwam, vroeg Pierre zich af, -of hij gedroomd had. Maar een ongeruste blik, dien zijn broer op hem -wierp, gaf hem de zekerheid terug. Een zeer onbehagelijk gevoel, een -angstaanjagende argwaan, dat hij nu eindelijk op het spoor was van al -het vreeselijke, dat hij sedert eenigen tijd in het kleine, vredige en -werkzame huisje voelde, maakte zich van hem meester bij het zien van -den man, die anders nooit loog. - -Toen Guillaume, zijn beide zoons en zijn broer dien avond in het -groote, op Parijs uitziende atelier kwamen, was het zoo in donker -gehuld, dat zij het voor ledig hielden. De lampen waren nog niet -aangestoken. - -“Zoo,” zeide Guillaume; “er is niemand.” - -Dan klonk de kalme, ietwat zachte stem van François uit het donker: - -“Zeker, ik ben er!” - -Hij was aan zijn tafel blijven zitten; en daar het niet licht genoeg -meer was om te lezen, hief hij zijn oogen van het boek op en droomde -met zijn kin in zijn hand, den blik in de verte, op het in donker -gedompelde Parijs gericht. Den heelen middag had hij met zijn hoofd in -de boeken gezeten. De tijd van zijn examen naderde; hij leefde in een -voortdurenden, ingespannen hersenarbeid. - -“Wat zit je daar nog te werken?” vroeg de vader. “Waarom heb je geen -lamp gevraagd?” - -“Neen, ik keek naar Parijs,” antwoordde François langzaam. “Het is -vreemd, hoe geleidelijk en als het ware begrijpend de avond erop -nederdaalt. Het laatste verlichte deel was de berg Sainte-Geneviève, -het plateau van het Pantheon, waarop alle kennis en wetenschap -opgegroeid zijn. De scholen, de bibliotheken, de laboratoria worden nog -door een zonnestraal verguld, wanneer de lager gelegen wijken, waarin -de kooplieden wonen, reeds in het donker liggen. Ik wil niet zeggen, -dat de zon speciaal van ons op de École Normale houdt, maar ik beweer, -dat zij nog op onze daken schijnt, wanneer zij nergens anders meer is.” - -Hij begon om zijn scherts te lachen, maar toch voelde men uit zijn -woorden zijn vurig geloof aan den hersenarbeid, die volgens hem alleen -waarheid brengen, gerechtigheid maken, geluk scheppen kon. - -Een zwijgen volgde. Donker, onmetelijk, geheimzinnig zonk Parijs steeds -meer in den nacht weg. Nu hier, dan daar, vlamden lichtjes op. - -“De lampen worden aangestoken, het werk overal hervat,” zeide François. - -“Zeker, de arbeid, zeker!” riep Guillaume uit. “Maar wil hij zijn -vollen oogst leveren, dan moet een wil dien bevruchten... Er bestaat -iets hoogers dan arbeid.” - -Thomas en Antoine waren bij hem komen staan. En François vroeg als uit -aller naam: - -“Wat dan, vader?” - -“De daad.” - -De drie broeders zwegen een oogenblik, overweldigd door de plechtigheid -van het oogenblik en huiverend onder de groote, donkere golven, die uit -den onduidelijken oceaan der stad oprezen. Dan antwoordde een jonge -stem, zonder dat men kon onderscheiden welke: - -“Ook de daad is slechts arbeid.” - -Maar Pierre, die den eerbiedigen vrede, het zwijgende geloof der drie -zoons niet bezat, voelde zijn ongerustheid nog grooter worden. Weer -richtte het verschrikkelijke, angstaanjagende iets zich raadselachtig -voor hem op. En een groote huivering streek voorbij in het nu -ingetreden duister tegenover dit donkere Parijs, waarin de lampen -aangestoken werden voor een geheelen hartstochtelijken nacht van -arbeid. - - - - -IV. - -Dien dag zou er in de basilica van den Sacré-Cœur een groote -plechtigheid plaats vinden: tien duizend pelgrims zouden de zegening -van het Heilig Sacrament bijwonen. Tot het vastgestelde uur—vier -uur—zouden de hellingen van Montmartre zwart van menschen zijn, de -winkels van religieuze artikelen belegerd, de restauraties bestormd -worden, in het kort een heel kermisfeest, terwijl de zware klok, de -Savoyarde, over dit vroolijk gestemde volk beieren zou. - -Toen Pierre dien ochtend in het groote atelier kwam, vond hij daar -Guillaume en Grootmoeder alleen; een woord, dat hij opving, deed hem -staan blijven en zich achter een hoogen, draaibaren boekenmolen -verbergen, om verder te luisteren. Grootmoeder zat op haar gewone -plaatsje voor het raam te werken. Guillaume stond voor haar. - -“Alles is klaar, moeder; vandaag gebeurt het,” zeide hij zacht. - -Zij liet haar werk in haar schoot vallen en keek, heel bleek, naar hem. - -“Zoo!... Ben je besloten?” - -“Ja, onherroepelijk. Om vier uur ben ik beneden, zal alles uit zijn.” - -“Het is goed. Doe wat je wilt.” - -Er volgde een angstwekkende stilte. De stem van Guillaume scheen uit de -verte, als reeds van buiten de wereld, te komen. Men voelde, dat hij -niet meer aan het wankelen was te brengen, geheel opging in zijn -tragischen droom, in zijn idée fixe van martelaar. Grootmoeder keek hem -met haar bleeke, heldhaftige oogen aan. Zij was in het lijden van -anderen, in de verzaking en toewijding van een onverschrokken hart, dat -nog slechts door de idee van plicht tot geestdrift gebracht werd, oud -geworden; zij had hem geholpen de kleinste bijzonderheden te regelen, -kende dus zijn vreeselijk plan. Maar al mocht de rechtdoenster in haar -na de vele ongerechtigheden, die zij gezien en waaronder zij geleden -had, het denkbeeld van een vreeselijke boetedoening, van een reiniging -der wereld door de vlammen van den vulkaan aanvaarden, toch geloofde -zij te zeer aan de noodzakelijkheid om het leven tot aan het einde toe -dapper onder de oogen te zien, dan dat zij den dood ooit goed en -vruchtbaar zou kunnen vinden. - -“Beste jongen,” ging zij zacht verder; “ik heb je plan zien rijpen; het -heeft me noch verbaasd noch tot verzet geprikkeld; ik heb het beschouwd -als den bliksem, als het hemelvuur zelf, verheven-rein en -verheven-krachtig. Sedert heb ik je geholpen; ik wilde je geweten en je -wil zijn... Maar ik zeg je nogmaals: men mag het leven niet in den -steek laten.” - -“Het is nutteloos er verder over te spreken, moeder! Ik heb mijn leven -gegeven, ik kan het niet terugnemen... Wilt u dus niet meer mijn wil -zijn, zooals u dat noemt, mijn wil, die achterblijven en handelen -moet?” - -Zij antwoordde niet, maar vroeg langzaam ernstig op haar beurt: - -“Het geeft dus niets, dat ik van de kinderen, van mij, van het -huishouden spreek? Je hebt alles goed overwogen en bent vast besloten?” - -En toen hij eenvoudig ja zeide, herhaalde zij: - -“Het is goed... Doe wat je wilt... Ik zal achterblijven en handelen. -Wees niet bang, je testament is in goede handen. Alles wat we samen -vastgesteld hebben, zal uitgevoerd worden.” - -Weer zwegen zij. Dan vroeg zij nog: - -“Om vier uur dus, op het oogenblik der inzegening?” - -“Ja, om vier uur.” - -Zij keek hem nog steeds met haar bleeke oogen aan. En deze blik vol -oneindige dapperheid, maar ook vol diepe droefheid, vervulde hem met -een plotselinge ontroering. Zijn handen beefden, toen hij vroeg: - -“Mag ik u een zoen geven, moeder?” - -“Graag jongen! Al beschouw ik de plicht anders dan jij, toch zie je, -dat ik je respecteer en dat ik van je houd.” - -Zij omhelsden elkaar en toen Pierre achter den molen te voorschijn -kwam, zat Grootmoeder al weer kalm te werken, terwijl Guillaume heen en -weer liep en een plank van zijn laboratorium in orde maakte. - -’s Middags moesten zij voor het dejeuner een oogenblik op Thomas -wachten, die te laat was. De beide andere zoons, François en Antoine, -die reeds lang thuis waren, maakten zich lachend boos en zeiden, dat -zij van honger vergingen. Marie had juist slagroom gemaakt, waarop zij -heel trotsch was; zij riep, dat ze alles zouden opeten en dat -laatkomers niets kregen. Toen Thomas eindelijk kwam, werd hij met -hoongelach ontvangen. - -“Maar het is mijn schuld niet,” legde hij uit. “Ik ben zoo dom geweest -door de rue de la Barre terug te komen. Je weet niet hoe propvol het -daar is. Het lijkt wel, alsof al de tien duizend pelgrims daar -gekampeerd hebben. Ik heb hooren vertellen, dat er zooveel als mogelijk -was in het asyl Saint-Joseph ondergebracht zijn. De anderen hebben -onder den blooten hemel moeten slapen. Nu zitten ze zoowat overal en -nergens te eten. Je durft bijna je voet niet neer te zetten uit vrees, -dat je er een zult dood trappen.” - -Het dejeuner was zóó opgewekt, dat Pierre het overdreven, ja bijna -gekunsteld vond. De kinderen wisten blijkbaar niets van het vreeselijke -íets, dat in de schitterende zon van dien middag steeds onzichtbaar -tegenwoordig was. Guillaume glimlachte als alle dagen; hij was -misschien alleen wat bleeker en zijn stem had een liefkoozend zachten -klank. Grootmoeder echter had nog nooit zoo zwijgend en ernstig aan -deze broederlijke tafel gezeten, aan het hoofd waarvan zij als vereerde -en gehoorzaamde koningin-moeder zat. De slagroom van Marie had een -groot succes; ze overlaadden haar met complimentjes en deden haar -blozen. Plotseling viel weer een diepe stilte in; een doodelijke koude -blies over de gezichten en deed hen verbleeken, terwijl de kleine -lepels de borden ledigden. - -“O, die klok!” riep François uit. “Het is als een obsessie!” - -De Savoyard was begonnen te luiden, een zwaar gebeier, welks golven -zich hardnekkig over het reusachtige Parijs uitbreidden. Allen -luisterden. - -“Duurt dat tot vier uur zoo?” vroeg Marie. - -“Om vier uur zal je nog wel anders hooren. Dan is het een gejubel, een -triomfgezang!” - -Guillaume glimlachte nog steeds. - -“Ja, als je niet wilt, dat je trommelvlies springt, zal je de ramen -moeten sluiten. Het ergste is, dat Parijs het hooren moet of het wil of -niet.” - -Grootmoeder bleef zwijgend en onbeweeglijk zitten. Antoine hinderde het -meest de afschuwelijke handel in religieuze plaatjes, die de pelgrims -elkaar ontrukten, die bonbonnière-Jezusvoorstellingen met open borst en -bloedend hart. Er was niets afstootelijkers te bedenken. Toen zij van -tafel opstonden, moesten zij hard praten, om elkaar te kunnen verstaan. - -Dan gingen allen weer aan het werk. Grootmoeder begon weer aan haar -eeuwig naaiwerk, terwijl Marie naast haar zat te borduren. De drie -zoons hadden weer plaats genomen aan hun tafel en verdiepten zich in -hun arbeid, waarvan zij nu en dan opkeken, om een enkel woord te -wisselen. Tot half drie scheen Guillaume ook geheel in zijn werk op te -gaan. Pierre alleen liep op en neer en zag hen allen als in een boozen -droom; de meest onschuldige woorden kregen voor hem een -verschrikkelijke beteekenis. Gedurende het dejeuner had hij moeten -zeggen, dat hij wat hoofdpijn had, om zijn gedruktheid te verklaren; nu -wachtte hij, keek hij, luisterde hij met een toenemenden angst. - -Even voor drie uur nam Guillaume, na op zijn horloge gekeken te hebben, -zijn hoed. - -“Ik ga eens uit.” - -De drie zoons, Grootmoeder en Marie keken op. - -“Ik ga uit... Tot ziens.” - -Toch ging hij niet. Pierre voelde, hoe hij zich, door een vreeselijken -innerlijken strijd geschokt, vermande en al zijn krachten inspande om -niet te beven en niet bleek te worden. Wat moest het hem kosten, dat -hij zijn drie zoons nog niet een laatste maal omhelzen kon, als hij -geen vermoedens wilde opwekken, zij zouden hem beletten zich op te -offeren! En hij overwon met een uitersten heldenmoed. - -“Tot straks, kinderen!” - -“Tot straks, vader... Komt u weer gauw terug?” - -“Ja, ja... Maak je maar niet ongerust om mij! Werk maar rustig door.” - -Grootmoeder bleef hem in haar verheven zwijgen met haar strakke oogen -aanstaren. Maar haar had hij een zoen gegeven. Hij keek haar aan; hun -blikken smolten een oogenblik samen; zij herhaalden voor elkaar -nogmaals alles wat hij gewild, wat zij beloofd had, hun -gemeenschappelijken droom van waarheid en gerechtigheid. - -“Zeg, Guillaume,” riep Marie vroolijk; “wil je, als je door de rue des -Martyrs komt, een boodschap voor mij doen?” - -“Natuurlijk.” - -“Ga dan even bij de naaister zeggen, dat ik morgenochtend mijn japon -kom passen.” - -Zij bedoelde haar trouwjapon, een grijszijden japon, over de groote -luxe waarvan zij dikwijls grapjes maakte. Als zij erover sprak, -begonnen zij en al de anderen te lachen. - -“Afgesproken, beste meid,” antwoordde Guillaume, eveneens lachend. -“Asschepoesters hofjapon, het brokaat en de kant van de fee, om heel -mooi en gelukkig te zijn.” - -Maar het lachen verstomde, en in de plotselinge stilte scheen nogmaals -met luiden vleugelslag de dood te strijken, een vreeselijke koude, -waarvan de huivering de harten der achterblijvenden deed verstijven. - -“Maar nou ga ik toch heusch... Tot ziens kinderen!” - -Pierre verzon een voorwendsel om ook uit te gaan en volgde hem na twee -minuten. Om hem niet uit het oog te verliezen, behoefde hij hem slechts -op de hielen te volgen, want hij wist waarheen hij ging. Een -innerlijke, volkomen zekerheid zeide hem, dat hij hem terug zou vinden -bij de deur, die naar de basilica leidde en waaruit hij hem den vorigen -dag had zien komen. Hij trachtte dan ook niet hem onder de menigte -pelgrims, die naar de kerk stroomden, terug te vinden, maar ging zoo -gauw mogelijk naar het atelier van Jahan. Toen hij daar kwam, zag hij, -zooals hij verwacht had, Guillaume door het staketsel sluipen en -verdwijnen. Het gedrang van de groote menigte stelde hem in staat zijn -broeder te volgen en ongezien door de deur te gaan. Een oogenblik moest -hij blijven staan, om adem te halen, zoo benauwde hem het heftige -kloppen van zijn hart. - -Van het smalle portaal leidde een dadelijk donker wordende trap steil -naar beneden. Pierre waagde zich met de grootste voorzichtigheid in -dezen steeds dieper wordenden nacht en zette zijn voeten zacht neer, om -geen leven te maken. Met zijn hand tegen den muur tastend, draaide hij -rond en liet zich afdalen als in een put. Het afdalen duurde echter -niet lang. Toen hij weer vasten grond onder zijn voeten voelde, bleef -hij staan, durfde zich niet bewegen uit vrees zijn aanwezigheid te -verraden. De duisternis was zwart als inkt. Een zware stilte, geen -geluid, geen ademtocht. Welken kant moest hij uitgaan? - -Hij aarzelde nog, toen hij plotseling een twintig passen voor zich een -lichtstraaltje zag, een lucifer, die afgestreken werd. Het was -Guillaume, die een kaars aanstak. Hij herkende zijn breede schouders en -behoefde slechts door een soort gemetselde, overwelfde, onderaardsche -gang het lichtje te volgen. De weg leek eindeloos en het kwam Pierre -voor, dat hij in Noordelijke richting, onder het schip der basilica, -liep. - -Plotseling bleef het kleine lichtje stil staan. Pierre liep nog wat -door, maar bleef in het donker, om te kunnen kijken. Guillaume was -midden in een soort lage rotonde onder de crypt op zijn knieën gaan -liggen en had het uiteinde van de kaars op den grond zelf gezet. Dan -schoof hij een langen, platten steen, die een gat scheen af te sluiten, -weg. De twee broers bevonden zich in de fundeeringen van de basilica, -waar men een van die pijlers, een van die schachten zag, waarin beton -gestort was, om het gebouw te steunen. Dicht bij dien pijler zelf -bevond zich het gat, hetzij een natuurlijke spleet in den grond, hetzij -een door de aardverschuiving ontstane groote scheur. In de omgeving -waren andere pijlers, waarover de spleet zich door naar alle richtingen -vertakkende kleine scheuren eveneens scheen uit te strekken. Toen -Pierre zijn broer zoo gebukt zag als een mijnwerker, die voor de -laatste maal de door hem gelegde mijn nakijkt, alvorens de lont in -brand te steken, begreep hij plotseling het vreeselijke en ontzettende, -dat gebeuren zou: aanzienlijke hoeveelheden van de ontzettende -springstof waren hier bij verschillende gelegenheden heimelijk -gebracht, het kruit in de spleet naast den pijler gestort, van waaruit -het zich in de kleinere scheuren verspreidde, den bodem tot op groote -diepte verzadigde en op die wijze een mijn van onberekenbare kracht -vormde. Het kruit kwam tot onder den steen, dien Guillaume weggeschoven -had. Hij behoefde er slechts een lucifer in te werpen en alles zou in -de vlucht vliegen. - -Een verstijvende schrik nagelde Pierre een oogenblik als het ware aan -den grond vast; hij zou niet in staat geweest zijn een stap te doen of -een kreet te uiten. Hij zag de wriemelende menigte boven weer voor -zich, de tien duizend pelgrims, die zich in de hooge schepen der -basilica ophoopten voor de zegening van het Heilig Sacrament. De -dreunende Savoyarde luidde uit alle macht, de wierook kronkelde op, de -tien duizend stemmen hieven een lof- en jubellied aan. En plotseling -zou een donderslag, een aardbeving volgen, een vulkaan zich openen, die -in een vloed van vlammen en rook de geheele kerk met haar volk van -geloovigen verslinden zou. Ongetwijfeld zou de buitengewone kracht der -ontploffing, door de steunpijlers te breken en den nog weinig vasten -ondergrond om te woelen, het gebouw splijten, de helft ervan op de naar -Parijs afdalende hellingen tot aan de place du Marché slingeren, -terwijl de rest, de koorzijde, op de plaats zelf ineenstorten zou. En -welk een vreeselijke lawine zou dit brekende bosch van stellages, deze -regen van reusachtige materialen op de daken beneden storten! Geheel -Montmartre zelf dreigde door de kracht van den schok in een -onmetelijken puinhoop veranderd te worden. - -Guillaume was weer opgestaan. De op den grond geplaatste kaars, die met -een rechte, hooge vlam brandde, projecteerde zijn groote schaduw, die -het geheele souterrain scheen te vullen. Het kleine licht leek in al -dit donker niet meer dan een onbeweeglijk, triest sterretje. Hij kwam -wat dichterbij om op zijn horloge te kijken. Vijf minuten over drieën. -Hij moest dus nog bijna een uur wachten. Dus ging hij geduldig op een -steen zitten en bewoog zich niet meer. De kaars verlichtte zijn bleek -gezicht, zijn groot, torenvormig voorhoofd, het geheele energieke -gezicht, dat de schitterende oogen en de bruine snor nog altijd mooi en -jong maakten. Geen van zijn gelaatstrekken bewoog, hij staarde in het -Niet. Welke gedachten schoten in deze laatste minuten door zijn brein? -Geen huivering in de lucht: rondom de drukkende nacht, het eeuwige, -diepe zwijgen der aarde. - -Toen ging Pierre, het kloppen van zijn hart bedwingend, naar hem toe. -Bij dit geluid van stappen was Guillaume dreigend opgestaan, maar -dadelijk herkende hij zijn broeder. Hij scheen in het geheel niet -verbaasd te zijn. - -“Zoo, ben je mij gevolgd?... Ik voelde wel, dat je mijn geheim wist. -Maar het is een groot verdriet voor me, dat je er misbruik van maakt -door naar mij toe te komen... Je hadt me die laatste smart moeten -besparen.” - -Pierre vouwde zijn bevende handen en wilde dadelijk smeeken. - -“Broeder, broeder!” - -“Neen, zeg nog niets. Wanneer je het met alle geweld wilt, dan zal ik -straks naar je luisteren. Wij hebben nog bijna een uur tijd, we kunnen -op ons gemak praten. Maar ik wil, dat je de nutteloosheid van alles, -wat je meent me te moeten zeggen, inziet. Mijn besluit staat vast, ik -heb het lang overwogen en zal slechts volgens mijn verstand en mijn -geweten handelen.” - -En nu vertelde hij op zijn kalme manier hoe hij, eenmaal tot een groote -daad besloten, langen tijd geaarzeld had over de keuze van het gebouw, -dat hij verwoesten zou. Eerst had de Opéra hem aangelokt, maar dan was -die storm van woede en gerechtigheid, welke deze kleine wereld van -genotzoekers wegvaagde, hem zonder eenige hoogere beteekenis, als -bevlekt met lage, ijverzuchtige gevoelens toegeschenen. Vervolgens had -hij aan de Beurs gedacht: daar trof hij het alles bedervende geld, de -kapitalistische maatschappij, waaronder de loonarbeiders reutelen. Maar -was ook dat niet iets beperkts, iets speciaals? Ook de gedachte aan het -Paleis van Justitie, in het bijzonder de zaal van het gerechtshof, had -hem langen tijd vervolgd. Hoe verleidelijk was het gerechtigheid te -oefenen over de menschelijke gerechtigheid, den schuldige in de lucht -te doen vliegen met de getuigen, met den advocaat-generaal, die hem -aanklaagt, met den advocaat, die hem verdedigt, met de magistraten, die -hem veroordeelen, met het nieuwsgierige publiek, dat daar komt als om -een feuilleton te lezen! En welk een bittere ironie lag er in deze -hoogste primitieve gerechtigheid van den vulkaan, die alles verslindt, -zonder zich met bijzonderheden op te houden! - -Maar het plan, dat hij het langst gekoesterd had, was den Arc de -Triomphe in de lucht te laten vliegen. Dat was in zijn oogen het -verdoemenswaardige monument, dat den oorlog, den haat tusschen de -volkeren, den valschen, zoo duur en zoo bloedig gekochten roem der -groote veroveraars vereeuwigde! Deze kolos, die opgericht was voor de -vreeselijkste bloedbaden, waarvoor zooveel levens nutteloos opgeofferd -waren, moest gedood worden. Wanneer hij hem in den grond had kunnen -doen wegzinken, dan zou hij den heldhaftigen moed bezeten hebben om -geen anderen dood te veroorzaken door den zijne, om, door den steenen -reus verpletterd, alleen te sterven. Welk een graf! En welk een -herinnering zou hij aan de wereld achterlaten! - -“Maar er was geen toegang, geen onderbouw, geen kelder,” ging hij -voort. “Ik heb van het plan moeten afzien... Bovendien wil ik gaarne -alleen sterven. Maar trouwens bestaat er een vreeselijker en hoogere -les dan de onrechtvaardige dood van een onschuldige menigte? Evenals -onze menschelijke maatschappijen door de ongerechtigheid, de ellende en -de meedoogenlooze hardheid van haar raderwerk onschuldige slachtoffers -maken, zoo moeten aanslagen als deze inslaan als de bliksem en op hun -toevalligen weg met hun onverbiddelijke verwoesting menschenlevens -vernietigen. Het is de voet van een mensch midden in een mierenhoop.” - -Verontwaardigd stiet Pierre een kreet van vurig protest uit. - -“Broeder, broeder, ben jij het die zoo spreekt?” - -“Dat ik ten slotte deze basilica van den Sacré-Cœur gekozen heb, is, -omdat zij zoo dicht bij de hand, zoo makkelijk te verwoesten is. Maar -ook omdat zij mij hindert en verbittert, heb ik haar reeds sedert lang -ten doode opgeschreven... Ik heb het je al meer gezegd: je kan je geen -grooteren onzin denken, Parijs, ons groot Parijs, bekroond en -beheerscht door dezen tot verheerlijking van het absurde gebouwden -tempel. Is na zooveel eeuwen van wetenschap deze kaakslag aan het -gezond verstand, deze onbeschaamde triomfzucht in het volle daglicht -niet onduldbaar? Zij willen, dat Parijs berouw heeft, boete doet, omdat -het de bevrijdende stad van waarheid en gerechtigheid is! Neen, neen, -het behoeft slechts alles weg te vagen wat het hindert, wat het op zijn -weg van bevrijding belemmert!... Laat de tempel met zijn god van leugen -en knechtschap instorten! Laat hij onder zijn puinhoop het volk van -zijn geloovigen verpletteren, opdat de catastrophe als een der vroegere -geologische revoluties in het hart der menschheid weerklinke en -verandere en herscheppe!” - -“Broeder, broeder,” herhaalde Pierre buiten zichzelf; “ben jij het, die -zoo spreekt? Jij, de groote geleerde met je groot hart, bent zoover -gekomen! Welke rampzalige storm heeft zich van je meester gemaakt, dat -je zulke afschuwelijke dingen denkt en zegt?... Op den avond, waarop -wij in wanhopige liefde alles voor elkaar gebiecht hebben, heb je me je -droom van een ideale anarchie verteld: de vrije harmonie van het leven, -dat, aan zijn natuurlijke krachten overgelaten, het geluk scheppen zou. -Maar toen kwam je in verzet tegen diefstal en moord, wierp je de daad -ver van je, verklaarde en verontschuldigde je haar slechts... Wat is er -toch gebeurd, dat je van het denkende brein de wreede hand, die -handelen wil, geworden bent?” - -“Salvat is geguillotineerd,” zeide Guillaume eenvoudig, “en ik heb zijn -testament in zijn laatsten blik gelezen. Ik ben slechts de uitvoerder -van zijn laatsten wil... Wat er gebeurd is? Maar alles, waaronder ik -lijd, alles wat ik reeds sedert vier maanden uitschreeuw, al die -gruwelen, welke ons omringen en die een einde moeten nemen!” - -Een stilte volgde. In de donkerte stonden de twee broeders tegenover -elkaar en keken elkander aan. Nu begreep Pierre de verandering, die in -Guillaume plaats gegrepen had, dat, wat de vreeselijke ademtocht van de -over Parijs strijkende revolutionnaire besmetting van hem gemaakt had. -Dit vormde een deel van het dualisme, dat hem zoo tegenstrijdig deed -lijken: aan de eene zijde de geleerde, die geheel opging in waarneming -en ervaring, die tegenover de natuur met een voorzichtige logica te -werk ging; aan de andere zijde de door broederschap, gelijkheid en -rechtvaardigheid vervolgde sociale dweper, die in een vurige behoefte -aan liefde het algemeen geluk eischte. Op die wijze was eerst de -theoretische anarchist geboren, dat mengsel van wetenschap en -hersenschimmen: de menschelijke maatschappij moest teruggegeven worden -aan de wet der wereldharmonie, ieder mensch in een slechts door de -liefde geregeerde vrije associatie vrij zijn. - -Théophile Morin met Proudhon en Comte, Bache met Saint-Simon en Fourier -hadden zijn verlangen naar het absolute niet kunnen bevredigen; alle -stelsels schenen hem onvolmaakt en chaotisch toe, vernietigden elkaar -wederkeerig en leidden tot dezelfde levensellende. Alleen Janzen -bevredigde hem meermalen door zijn korte woorden. Dan was het tragische -lot van Salvat als een giststof van het hoogste verzet komen vallen in -dit hart, dat de gedachte aan ellende in opstand bracht, het -onrechtvaardige lijden van armen en ongelukkigen verbitterde. Weken -lang had hij in koorts, met brandende handen en door toenemenden angst -dichtgeknepen keel geleefd: hij dacht aan de bom van Salvat, waarvan -hij den schok nog voelde; aan de meedoogenlooze couranten, die zich op -den ongelukkige gestort hadden als op een dollen hond; aan den in het -Bois de Boulogne vervolgden man, die met modder bedekt en stervend van -honger in de handen der politie gevallen was, aan de rechters, aan de -gendarmen, aan de getuigen, aan geheel Frankrijk, aan die allen tegen -één, die voor aller misdaad boeten moest; eindelijk aan de guillotine, -de monsterachtige, vuile guillotine, die in naam der menschelijke -gerechtigheid de niet meer goed te maken ongerechtigheid voltrok. -Slechts één gedachte bleef in hem over, de gedachte aan gerechtigheid, -die hem krankzinnig maakte, tot zij in zijn brein alles vernietigde en -niets overliet dan de vurige voorstelling van een rechtvaardige daad, -waardoor hij het onrecht weer goed maken, het eeuwige heil brengen zou. -Salvat had hem aangekeken, de besmetting had gewerkt: hij leefde nog -slechts in de zucht om te sterven, zijn bloed te geven, het bloed van -anderen in stroomen te laten vloeien, opdat de menschheid, door schrik -en afschuw aangegrepen, de gouden eeuw decreteeren zou. - -Pierre begreep de hardnekkige verblinding van een dergelijken waanzin, -en de gedachte, dat hij dezen niet overwinnen zou, maakte hem radeloos. - -“Broeder, je bent krankzinnig, ze hebben je krankzinnig gemaakt. Er -woedt een storm van gewelddadigheid; eerst is men met al te -meedoogenlooze onhandigheid tegen hen opgetreden, en nu zij elkander -gaan wreken, bestaat er geen reden meer, waarom het bloed zou ophouden -te vloeien... Ontwaak uit dezen boozen droom, Guillaume. Het is niet -mogelijk, dat jij een Salvat wordt, die doodt, een Bergaz, die steelt. -Denk aan het hôtel van prinses de Hardt, dat zij geplunderd hebben, aan -het arme, blonde, lieve kind, dat we met opengereten buik hebben zien -liggen... Je behoort niet tot hen, broeder, je kan niet tot hen -behooren! Heb erbarmen, heb medelijden!” - -Met een handgebaar wees Guillaume die nuttelooze redenen af. Hij meende -reeds in het rijk des doods te zijn. En wat bekommerde hij zich dan om -die paar levens, welke tegelijk met het zijne in den eeuwigen -levensstroom terugkeeren zouden? Nooit was er een nieuwe phase in de -wereld ontstaan, zonder dat er milliarden levens door verpletterd -werden. - -“Maar je hadt een grootsch doel,” riep Pierre uit, om hem, door hem op -zijn plicht te wijzen, te redden. “Het staat je niet vrij op deze -manier uit het leven te verdwijnen.” - -Koortsachtig trachtte hij den trots van den geleerde in hem te wekken. -Hij sprak over het geheim, dat hij hem had toevertrouwd, over de -oorlogsmachine, die in staat was legers te verwoesten en steden in stof -te doen vallen, die hij aan Frankrijk wilde geven, opdat het, als -overwinnaar in den nabijen oorlog, de bevrijder der wereld zou kunnen -worden. En dat buitengewoon grootsche doel had hij opgegeven, zijn -vreeselijke springstof wilde hij gebruiken, om onschuldigen te dooden, -om een kerk te vernietigen, die met behulp van millioenen weer -opgebouwd zou worden en waarvan men een heiligdom van martelaren maken -zou! - -Guillaume glimlachte. - -“Ik heb mijn plan niet opgegeven, ik heb het eenvoudig veranderd. Heb -ik je niet van mijn twijfel, van mijn vreeselijken tweestrijd verteld? -O, te denken, dat men het lot van de wereld in zijn handen heeft, en -dan te beven en te aarzelen en je af te vragen, of je ook zeker het -begrip, de wijsheid hebt, om de goede beslissing te nemen! Tegenover de -vlekken, die ons groot Parijs bezoedelen, tegenover al de misdaden, die -wij in den laatsten tijd gezien hebben, weifelde ik, vroeg ik mij af, -of het kalm, of het rein genoeg was, dat men het wagen mocht het de -almacht toe te vertrouwen. Welk een ramp zou het worden, als een -uitvinding als de mijne in de handen van een krankzinnig volk, -misschien van een dictator, misschien van een usurpator vallen zou, die -haar zou willen gebruiken, om de naties te terroriseeren en onder de -gemeenste slavernij te doen bukken... Neen, ik wil den oorlog niet -vereeuwigen, ik wil hem dooden.” - -Met vaste stem legde hij hem zijn nieuw plan uit en Pierre vond daarin -tot zijn verbazing de denkbeelden weer terug, die generaal de Bozonnet -hem in tegenovergestelden zin uiteengezet had. De oorlog ging, bedreigd -door zijn eigen buitensporigheden, zijn ondergang tegemoet. Vroeger, -ten tijde der huurlegers, later, ten tijde van de conscriptie, toen een -klein aantal door het lot aangewezen werd, was hij een stand en een -hartstocht. Maar van het oogenblik af, dat de geheele wereld vechten -moet, wil niemand het meer. Alle naties onder de wapenen is door de -logische kracht der dingen het toekomstige einde der legers. Hoe lang -zouden zij nog op dien voet van dood brengenden vrede blijven, -verpletterd door steeds toenemende budgetten, milliarden uitgevend om -elkaar in bedwang te houden. Welk een kreet van verlichting zou er -opgaan, wanneer het verschijnen van een vreeselijke machine, die met -één streek legers en steden wegveegt, den oorlog onmogelijk maken, de -volkeren noodzaken zou tot algemeene ontwapening over te gaan. De -oorlog zou gedood worden—hij, die zoovelen sterven liet, zou eveneens -sterven. Dat was zijn ideaal, de zekerheid het dadelijk te zullen -verwezenlijken, bracht hem in geestdrift. - -“Alles is geregeld. Wanneer ik sterf, wanneer ik verdwijn, geschiedt -dat, opdat de idee triompheeren zal... Je hebt gezien hoe ik mij in de -laatste dagen geheele middagen met Grootmoeder opgesloten heb. Wij -hebben toen alle documenten geclassificeerd en alle schikkingen -getroffen. Zij heeft mijn aanwijzingen en zal die uitvoeren, ook al zou -het haar haar leven kosten... Zoodra ik dood, onder deze steenen -begraven ben, zoodra zij de explosie gehoord zal hebben, die Parijs -doet schokken en de nieuwe aëra inluidt, zal zij aan iedere groote -mogendheid de formule van de springstof, de teekening van de bom en van -het speciale kanon, de complete dossiers, die zij onder haar berusting -heeft, doen toekomen. Op die wijze geef ik aan alle volkeren het -vreeselijke geschenk van verwoesting, van almacht, dat ik in den -beginne slechts aan een wilde geven, opdat alle volkeren, op gelijke -wijze met den bliksem gewapend, de wapenen neerleggen.” - -Met open mond luisterde Pierre naar hem, als had deze vreeselijke -voorstelling, waarbij het kinderlijke met het geniale streed, hem als -een drijfwerk verpletterd. - -“Maar waarom, nu je je geheim aan alle volkeren geeft, deze kerk in de -lucht te doen vliegen, waarom te sterven?” - -“Opdat men mij gelooven zal,” riep hij met een geweldige kracht uit. -“Het gebouw moet tegen den grond liggen en ik eronder. Wanneer de proef -niet genomen, wanneer het ontzettende niet de vreeselijke, verwoestende -kracht van de springstof verkondigt, zal men mij voor een visionnairen -uitvinder uitmaken... Veel dooden, veel bloed, opdat het bloed voor -eeuwig ophoude te vloeien.” - -Dan kwam hij met een groot gebaar weer op de noodzakelijkheid der daad -terug. - -“En bovendien heeft Salvat mij deze daad der gerechtigheid nagelaten. -Dat ik haar nog uitgebreid heb door er een beteekenis aan toe te -voegen, door haar te gebruiken, om het einde van den oorlog te -verhaasten, is, omdat ik een intellectueel, een geleerde ben. Misschien -zou het beter geweest zijn, als ik maar een eenvoudige van geest was en -kwam als de vulkaan, die den bodem verandert, maar de zorg, om een -menschheid te herscheppen, aan het leven overlaat.” - -De kaars brandde op, en Guillaume stond op van den steen, dien hij geen -oogenblik verlaten had. Hij keek op zijn horloge: nog tien minuten. -Door den zwakken tocht, welken zijn bewegingen veroorzaakte, begon het -licht te flikkeren. Het was alsof de duisternis dichter werd door het -steeds aanwezige gevaar van de open mijn, die een vonk in de lucht kon -doen vliegen. - -“Het is dadelijk tijd... Kom, Pierre, geef mij een zoen en ga weg. Je -weet hoeveel ik van je houd, welk een liefde voor jou weer in mijn oud -hart ontwaakt is. Heb mij dus ook lief, vind de kracht, mij genoeg lief -te hebben, om mij naar mijn eigen zin en volgens mijn geweten te laten -sterven... Geef mij een zoen en ga weg zonder nog om te kijken.” - -Zijn groote liefde deed zijn stem beven; hij streed, drong zijn tranen -terug, en reeds buiten de menschheid, buiten de wereld staande, kon hij -zich overwinnen. - -“Neen, broeder, je hebt mij niet overtuigd,” zeide Pierre, zonder zijn -tranen te verbergen, “en juist, omdat ik zooveel van jou houd, als jij -van mij, ga ik niet... Nogmaals het is onmogelijk, je kunt niet de gek, -de moordenaar zijn, die je wezen wilt.” - -“Waarom? Ben ik niet vrij? Ik heb mijn leven van alle plichten, van -alle banden vrij gemaakt... Mijn zoons zijn volwassen, hebben mij niet -meer noodig. Mijn hart had nog slechts één boei: Marie en die heb ik -aan jou gegeven.” - -Pierre voelde, hoe hem door die woorden een sterk argument in handen -gegeven werd, en maakte er hartstochtelijk gebruik van. - -“Dus je wilt sterven, omdat je mij Marie gegeven hebt. Beken het, je -hebt haar nog altijd lief.” - -“Neen,” riep Guillaume; “ik heb haar niet meer lief, ik zweer het je. -Ik heb haar aan jou gegeven. Ik heb haar niet meer lief.” - -“Dat geloofde je, maar je ziet nu heel goed, dat je haar nog lief hebt; -want nu ben je heelemaal van streek, terwijl je daareven onbewogen -bleef onder al de verschrikkelijke dingen, die we gezegd hebben... -Omdat je Marie verloren hebt, wil je sterven.” - -Guillaume rilde en op zachten toon, als ondervroeg hij zijn eigen hart, -zeide hij: - -“Neen, neen, het zou een bezoedeling zijn van mijn hoog doel, wanneer -een liefdesmart mij tot die vreeselijke daad gebracht had... Neen, -neen, ik heb er vrijwillig toe besloten, ik voer haar uit zonder eenig -persoonlijk belang, alleen uit naam der gerechtigheid en voor de -menschheid, tegen den oorlog, tegen de ellende.” - -En dan in een kreet vol lijden: - -“Het is slecht van je, broeder, heel slecht om zoo mijn stervensvreugde -te vergallen. Ik heb al het geluk, waartoe ik in staat was, om mij heen -geschapen; ik was gelukkig, dat ik jullie allen gelukkig achterliet, en -nu kom jij mijn dood bederven... Neen, hoe ik mijn hart ook onderzoek, -het bloedt niet meer; ik heb Marie niet meer lief zooals ik jou lief -heb.” - -Maar zijn onrust bleef: hij was als het ware bang, dat hij zichzelf -voorloog. En langzamerhand maakte een woede zich van hem meester: - -“Luister, Pierre, nu is het genoeg! De tijd dringt... Voor de laatste -maal, ga! Ik beveel het je, ik wil het!” - -“Ik zal je bevel niet gehoorzamen... Ik blijf. Nu mijn redeneering je -niet van je waanzinnig plan kan afbrengen, moet je de lont maar in het -kruit steken en zal ik met je sterven.” - -“Jij sterven? Jij hebt er het recht niet toe, je bent niet vrij!” - -“Vrij of niet, ik zweer je, dat ik met je zal sterven... En wanneer het -alleen maar noodig is, die kaars in het gat te gooien, zal ik dat zelf -doen.” - -Hij maakte een gebaar; zijn broer dacht, dat hij zijn bedreiging -uitvoeren wilde. Heftig greep hij hem bij zijn arm. - -“Waarom zou jij sterven? Dat zou absurd zijn. Laten de anderen sterven! -Maar jij? Waartoe zou die overbodige monsterachtigheid dienen? Je -tracht mij week te maken, mijn hart te roeren.” - -Doch dan geloofde hij plotseling, dat er een list achter stak. - -“Je wilt die kaars niet nemen, om die erin te werpen, maar om haar uit -te blazen,” mompelde hij woedend. “En je denkt, dat ik het daarna niet -meer zal kunnen... Je bent slecht, Pierre!” - -Dan schreeuwde Pierre op zijn beurt: - -“Zeker, met alle middelen zal ik je beletten die verschrikkelijke, -idiote daad uit te voeren.” - -“Je wilt mij beletten...” - -“Ja, ik zal aan je gaan hangen, ik zal mijn armen om je schouders -klemmen, ik zal je handen tusschen de mijne verlammen.” - -“Je wilt het mij beletten, ellendeling, je denkt, dat je het mij -beletten zult.” - -Stikkend van woede en bevend greep Guillaume Pierre aan en kraakte zijn -ribben met zijn sterke spieren. Dicht tegen elkander aangedrukt, oog in -oog, mond aan mond, stonden zij zoo in dien onderaardschen kerker, dien -hun groote, dansende schaduwen als met woeste spookgestalten vulden. De -dikke nacht omhulde hen; de bleeke pit was te midden van de duisternis -niet meer dan een kleine, gele traan. - -Dan begon plotseling op die diepte de stilte der aarde, die zoo zwaar -op hen drukte, te dreunen en langzaam aan door diepe, verre -geluidgolven in beweging te komen. Het was, als luidde de dood ergens -zijn onzichtbare klok. - -“Hoor je,” stamelde Guillaume; “dat is hun klok! Het uur is gekomen; ik -heb me zelf gezworen te handelen, en je wilt het mij beletten!” - -“Ja, ik zal het je beletten, zoolang ik leef!” - -“Zoolang je leeft, wil je het mij beletten!” - -Daar in de hoogte hoorde hij de Savoyarde haar vreugdetonen uitjubelen; -hij zag de triomphantelijke, met de tien duizend pelgrims gevulde, in -den glans van het Heilig Sacrament vlammende basilica, waarin de -wierook òpkronkelde; een blinde woede greep hem aan, nu deze -plotselinge hindernis hem den weg naar zijn idée fixe versperde. - -“Zoolang je leeft, zoolang je leeft!” herhaalde hij buiten zichzelf. -“Sterf dan, ellendeling!” - -Hij bukte zich vlug, raapte een steen op en zwaaide dien met beide -vuisten als een knots door de lucht. - -“Ga je gang,” zeide Pierre. “Dood mij, dood je broeder eerst voor de -anderen te dooden.” - -Reeds viel de steen neer, maar zijn vuisten hadden blijkbaar gebeefd, -want hij schampte slechts den schouder, en Pierre viel in het donker op -zijn knieën. - -Verwilderd, geloofde Guillaume, toen hij hem zoo op den grond zag -liggen, dat hij hem gedood had. Wat was er toch tusschen hen -voorgevallen? Wat had hij gedaan? Hij bleef een oogenblik met open mond -en wijd opengesperde oogen staan. Hij keek naar zijn handen, meende te -voelen, dat zij van bloed dropen. Dan drukte hij ze tegen zijn -voorhoofd, dat van een vreeselijke pijn dreigde te barsten, als had het -uitrukken van zijn idée fixe zijn schedel gespleten. En plotseling viel -hij zelf luid snikkend op den grond. - -“Broeder, broeder, wat heb ik je gedaan? Ik ben een monster!” - -Hartstochtelijk had Pierre hem weer in zijn armen genomen. - -“Het is niets, Guillaume, ik heb niets, ik zweer het je! O, je huilt -eindelijk, hoe gelukkig ben ik! Je bent gered, ik voel het, want je -weent. Hoe heerlijk, dat je woedend werdt, dat je toorn tegen mij je -boozen droom van geweld weggerukt heeft.” - -“Neen, ik heb een afschuw van mijzelf!... Jou dooden, jou! Een wild -beest, dat zijn broeder doodt! En de anderen, al die anderen -hierboven!... Ik heb het koud, ik heb het zoo koud!” - -Zijn tanden klapperden; een rilling doorhuiverde hem en deed hem -verstijven. Als verdoofd scheen hij uit een droom te ontwaken; en in -het nieuwe licht, waarmede zijn broedermoord alles verlichtte, scheen -de daad, die hem vervolgd, bijna waanzinnig gemaakt had, hem een -misdadige, door een ander ontworpen dwaasheid toe. - -“Jou dooden!” herhaalde hij langzaam. “Ik zal het mij nooit vergeven. -Mijn leven is uit, ik zal nooit den moed hebben nog verder te leven.” - -Pierre drukte hem nog dichter tegen zich aan in zijn broederarmen. - -“Wat zeg je daar? Zal dit alles geen nieuwen liefdesband tusschen ons -knoopen? O, Guillaume, laat mij jou redden, zooals jij mij gered hebt, -dan zullen wij nog meer één zijn!... Herinner je je dien avond in -Neuilly niet meer, toen je me aan je hart drukte en mij troostte? Ik -had je mijn zielsangsten gebiecht en je riep mij toe, dat ik moest -leven, moest liefhebben... En daarna, broeder, heb je nog meer gedaan, -heb je je liefde uit je hart gerukt en die mij gegeven. Ten koste van -jouw geluk heb je mij gelukkig willen maken. Je hebt mij gered door mij -het geloof te geven. Welk een geluk, dat het nu mijn beurt is, om jou -te troosten, te redden, aan het leven terug te geven.” - -“Neen, aan mijn hand kleeft de onuitwischbare vlek van jouw bloed. Ik -kan niet meer hopen!” - -“Ja, ja! Hoop in het leven, zooals je mij toegeroepen hebt! Hoop in de -liefde, hoop in den arbeid!” - -En in elkanders armen liggend bleven de twee broeders, in tranen -badend, zacht praten. Plotseling ging de kaars uit, zonder dat zij het -merkten. In den als inkt zwarten nacht, te midden van de stilte, die -weer diep en verheven ingetreden was, stroomden hun liefderijke, -bevrijdende tranen eindeloos. De een weende van vreugde, omdat hij zijn -broederschuld betaald had, de ander van ontroering, omdat hij zich zoo -dicht bij de misdaad gevoeld had in zijn hersenschim, in zijn liefde -voor gerechtigheid en menschelijkheid. Maar in deze tranen, die hen -rein waschten en louterden, lagen nog vele andere dingen: een protest -tegen al wat lijden is, het innige gebed, dat de ellende der wereld -eindelijk verzacht zou worden. - -Toen schoof Pierre met zijn voet den steen weer over het gat en nam, -tastend, Guillaume als een klein kind mede. - - - -In het groote atelier was Grootmoeder onverstoorbaar met haar naaiwerk -doorgegaan. Nu en dan keek zij, het slaan van vieren afwachtend, naar -de klok, die links van haar aan den muur hing, en vervolgens naar de -basilica, welker onvoltooide massa te midden van het reusachtige -geraamte der stellingen zichtbaar was. Haar naald maakte langzame, -regelmatige steken; zij zelf was bleek, stil, maar heroïsch kalm. -Marie, die tegenover haar zat te borduren, was zenuwachtig; haar draad -brak telkens. Zij was ten prooi aan een vreemde nervositeit, een -onverklaarbare onrust, waarvoor zij geen reden wist, maar die haar -benauwde. De drie zoons konden niet rustig blijven werken, als werden -zij door een koortsachtige opwinding aangestoken. Steeds weer trachtten -zij hun aandacht bij hun werk te bepalen, maar zij beefden bij het -minste geluid, keken op, zagen elkaar vragend aan. Nu en dan stond er -een op, rekte zich uit, ging dan weer zitten. Maar zij spraken niet, -durfden niets tegen elkander zeggen in de zware stilte, die steeds -angstaanjagender werd. - -Een paar minuten vóór vieren voelde Grootmoeder iets als een uitputting -of misschien een behoefte, om tot zichzelf in te keeren. Nogmaals had -zij op de klok gekeken, dan liet zij haar werk in haar schoot vallen en -staarde naar de basilica. Van nu af aan voelde zij nog slechts de -kracht in zich, om te wachten; haar oogen hield zij niet meer af van -die reusachtige muren, van het bosch van balken, die zich -triomphantelijk-trotsch in de blauwe lucht verhieven. Dan joeg -plotseling het jubelen van de met alle kracht luidende Savoyarde haar, -ondanks haar dapperheid, een huivering door de leden. Dat was de zegen: -de tien duizend pelgrims vulden de kerk, het zou dadelijk vier uur -slaan. Zij kon aan den aandrang, om op te staan, geen weerstand bieden -en bleef met gevouwen handen en in spannende afwachting naar buiten -staren. - -“Wat scheelt u?” riep Thomas, die het zag. “Grootmoeder, waarom beeft u -zoo?” - -Ook François en Antoine waren opgestaan en vlogen naar haar toe. - -“Bent u ziek? Waarom ziet u zoo bleek?” - -Maar zij antwoordde niet. Mocht de kracht van de springstof de aarde -toch splijten, het kleine huisje doen wegzinken in den brandenden -krater van den vulkaan. Allen met vader gelijk sterven, de drie groote -zoons en zij, opdat er geen tranen zouden zijn! Dat was haar zwijgend -gebed. En zij wachtte en wachtte, terwijl een onweerstaanbare rilling -haar doorhuiverde en haar heldere, dappere oogen in de verte staarden. - -“Grootmoeder! Grootmoeder!” riep Marie radeloos, “U maakt ons bang, -wanneer u niet antwoordt, wanneer u zoo in de verte staart, alsof een -ongeluk in galop nadert.” - -Plotseling stieten Thomas, François en Antoine, door denzelfden angst -aangegrepen, denzelfden kreet uit: - -“Vader is in gevaar! Vader zal sterven!” - -Wat wisten zij? Niets zekers. Thomas had zich wel verwonderd over de -groote hoeveelheid springstof, die zijn vader vervaardigd had, en -zoowel François als Antoine kenden de oproerige gedachten, de brandende -naastenliefde, die hem nooit loslieten, maar in hun eerbiedige -vereering wilden zij niets van hem weten dan wat hij hun toevertrouwde, -vroegen zij hem niets, bogen zij hun hoofd voor al zijn handelingen. -Maar nu rees een voorgevoel, neen de zekerheid in hen op, dat de vader -sterven zou: sedert den ochtend huiverde een vreeselijke catastrophe -door de lucht, die hen zoo doorrilde, dat zij van koorts beefden, zich -ziek en niet tot werken in staat gevoelden. - -“Vader zal sterven! Vader zal sterven!” - -De drie kolossen stonden naast elkaar; dezelfde angst deed hen -sidderen, vervulde hen met de woeste begeerte, om het gevaar te leeren -kennen, naar hem toe te snellen, om met hem te sterven, als zij hem -niet redden konden. En in dit hardnekkige zwijgen van Grootmoeder -streek weer in dat oogenblik de koude ademtocht langs hen, waarvan zij -de aanraking reeds onder het dejeuner gevoeld hadden. - -Het sloeg vier uur; in een drang om voor het laatst te bidden, hief zij -haar blanke handen op. En nu eindelijk zeide zij: - -“Vader zal sterven. Niets kan hem redden dan de plicht om te leven!” - -Alle drie wilden zij naar buiten stormen—zij wisten niet waarheen—de -hindernissen neerwerpen, triompheeren over het Niet. Zoo wanhopig, zoo -radeloos zagen zij er in hun onmacht, om iets te doen, uit, dat zij hen -trachtte te kalmeeren: - -“Vader wilde sterven, en het is zijn wil alleen te sterven.” - -Zij rilden, trachtten zelf ook helden te zijn. Maar de minuten -verstreken en het was alsof de groote koude met langzamen vleugelslag -verdwenen was. Zoo vliegt dikwijls in de avondschemering een nachtvogel -als een ongeluksbode het venster binnen, klappert in de donkere kamer -rond en klapwiekt dan weer weg, den rouw met zich nemend. Zoo was het -ook nu: de basilica bleef staan, de aarde opende zich niet, om haar te -verzwelgen. Langzamerhand maakte de vreeselijke angst, die hun hart -samenkneep, plaats voor de hoop, de eeuwige lente. - -Toen Guillaume, gevolgd door Pierre, binnentrad, klonk één kreet van -herleving uit aller hart: - -“Vader!” - -Hun kussen, hun tranen braken zijn kracht geheel; hij moest gaan -zitten. Met een blik, dien hij om zich heen wierp, was hij wederom in -het leven teruggekeerd, maar als een wanhopige, dien men met geweld -dwingt verder te leven. Grootmoeder, die begreep hoe zwaar het hem -viel, dat zijn wil gestorven was, nam glimlachend zijn beide handen, -als om hem te kennen te geven, dat zij gelukkig was hem terug te zien, -nu hij had ingezien, dat het zijn plicht was niet uit het leven te -deserteeren. Hij leed nog zeer. Zij spaarden hem iederen uitleg. Hij -vertelde niets, maar had eenvoudig met een gebaar, met een liefdevol -woord Pierre als zijn redder aangewezen. - -In een hoek viel Marie den jongen man om den hals. - -“Mijn lieve, beste Pierre, ik heb je nog nooit een zoen gegeven. De -eerste maal zal het iets voor ernstigs zijn... Ik houd van je, mijn -beste Pierre, ik houd van je met heel mijn hart.” - - - -Den avond van dienzelfden dag waren Guillaume en Pierre, toen de -duisternis inviel, een oogenblik alleen in het groote atelier. De -kinderen waren uitgegaan, Grootmoeder en Marie waren boven oud -linnengoed aan het uitzoeken, terwijl madame Mathis, die verstel werk -teruggebracht had, geduldig in een donker hoekje zat te wachten op het -goed, dat de dames mede zouden brengen. De twee broers hadden haar -heelemaal vergeten en praatten zacht verder. - -Plotseling schrokken zij door het binnenkomen van Janzen met zijn -blonden, mageren Christuskop. Hij kwam maar heel zelden, doch men wist -nooit vanwaar en evenmin waarheen hij terugging. Maandenlang placht hij -te verdwijnen, om dan onverwachts weer op te duiken. - -“Ik vertrek vanavond,” zeide hij met zijn kalme, als een mes zoo -scherpe stem. - -“Ga je naar huis, naar Rusland?” vroeg Guillaume. - -“O, naar huis!” antwoordde hij met een fijn, minachtend glimlachje. “Ik -voel me overal thuis. In de eerste plaats ben ik geen Rus, en in de -tweede plaats wil ik slechts tot de geheele wereld behooren.” - -En met een breed gebaar gaf hij te kennen, dat hij een vaderlandlooze -was, die zijn ideaal van bloedige broederschap over alle grenzen met -zich voerde. Uit enkele woorden meenden de twee broeders op te moeten -maken, dat hij naar Spanje terugging, waar vrienden op hem wachtten. Er -was veel werk. Hij was kalm gaan zitten en zeide op denzelfden kouden -toon: - -“Ze hebben daarnet een bom in het café de l’Univers op den boulevard -geworpen. Drie bourgeois zijn gedood.” - -Guillaume en Pierre wilden bijzonderheden hooren. Toen vertelde hij, -dat hij toevallig voorbijkwam, de ontploffing gehoord en de ramen van -het café in scherven had zien springen. Drie bezoekers waren gedood; -van twee had men de identiteit nog niet kunnen vaststellen; de derde -was een stamgast, een klein renteniertje, dat iederen dag zijn -dominotje kwam leggen. In het café was het één woestenij: de marmeren -tafeltjes waren gebroken, de kroonluchter verbogen, de spiegels met -kogels doorboord. En een schrik en een opwinding en een gedrang! Ze -hadden den dader dadelijk gegrepen, toen hij de rue Caumartin inslaan -wilde, om te vluchten. - -“Ik ben het je maar even komen vertellen,” zeide Janzen. “Het is beter, -dat je het weet.” - -En toen Pierre hem vroeg, wie de gearresteerde was, voegde hij eraan -toe: - -“Dat is juist het beroerde. Jullie kent hem. Het is de kleine Victor -Mathis.” - -Te laat wilde Pierre hem den naam in zijn keel terugdringen: hij -herinnerde zich plotseling, dat de moeder in een donker hoekje achter -hen zat. Was zij er nog? En hij zag den kleinen, bijna baardloozen -Victor met het rechte, hardnekkige voorhoofd weer voor zich; de grijze -oogen flikkerden vol onverzoenlijken wrok, de scherpe neus en de smalle -lippen verrieden een krachtige energie, een meedoogenloozen haat. Hij -was geen eenvoudige van geest, geen onterfde, maar een beschaafde, -ontwikkelde bourgeois-zoon, die tot de École Normale toegelaten was. -Voor zijn afschuwelijke daad bestond geen verontschuldiging, geen -politieke hartstocht, geen humanitaire waanzin, zelfs niet eens het -bittere leed der armen. Hij was de zuivere vernieler, de theoreticus -der verwoesting, de krachtige, koelbloedige geest, die zijn -ontwikkeling gebruikte, om den moord te overwegen en daaruit het -werktuig van de sociale ontwikkeling te maken. - -Ook was hij een dichter, een dweper, maar de vreeselijkste, dien men -zich denken kon, een monster, dat slechts door zijn waanzinnigen trots, -het verlangen naar een wilde onsterfelijkheid, den droom van een uit de -beide armen der guillotine oprijzende dageraad verklaard kon worden. -Volgens hem bestond er niets, niets dan de blinde zeis, die de wereld -afmaait. - -“O,” mompelde Guillaume heel zacht; “die heeft wel gedurfd.” - -Maar reeds had Pierre hem liefdevol de hand gedrukt, en hij voelde, dat -hij even radeloos, even opstandig was als hij zelf, dat zijn -menschelijk hart, zijn geheele solidariteit in verzet kwamen. Misschien -was deze laatste gruweldaad noodig om hem geheel te verpletteren en te -genezen. - -Ongetwijfeld was Janzen medeplichtig en hij vertelde juist, dat Victor -Mathis Salvat gewroken had, toen er in het donker een luide, pijnlijke -gil en dan de zware val van een lichaam op den grond weerklonk. Het was -madame Mathis, de moeder, die, door het toevallig gehoorde nieuws -verpletterd, als een doode massa neerviel. Op dat oogenblik kwam -Grootmoeder met een lamp beneden. Het werd licht in het vertrek, ze -vlogen de ongelukkige vrouw, die daar doodsbleek in haar dunne, zwarte -japon lag, te hulp. - -Weer was het voor Pierre een onzegbare smart. Dat arme, ongelukkige -schepsel! Hij herinnerde zich haar, zooals hij haar bij abbé Rose -gezien had—een zoo bescheiden, zich op den achtergrond houdende arme, -die nauwlijks leven kon van de armzalige rente, die het verbitterde -ongeluk haar gelaten had. Een rijke familie uit de provincie, een -liefdesroman, een vlucht in de armen van den geliefde, dan de -tegenspoed, de achteruitgang van het huishouden, de dood van den man. -En in haar weduwschap was haar, na het verlies van de enkele stuivers, -die haar in staat gesteld hadden haar zoon op te voeden, niets -overgebleven dan deze zoon, haar Victor, haar afgod, voor wien zij een -schitterende toekomst droomde. En nu hoorde zij plotseling, dat die -zoon de vloekwaardigste moordenaar was, dat hij een bom in een café -geworpen en drie mannen gedood had. - -Toen madame Mathis dank zij den goeden zorgen van Grootmoeder weer tot -bewustzijn kwam, brak zij in een eindeloos snikken uit en stiet zulke -hartverscheurende jammerkreten uit, dat de handen van Pierre en -Guillaume elkaar weer zochten en vonden, terwijl hun geschokte, genezen -zielen in elkander samensmolten. - - - - -V. - -Vijftien maanden later dejeuneerden op een prachtigen, gouden -Septemberdag Bache en Théophile Morin bij Guillaume in het atelier -tegenover het onmetelijke Parijs. - -Naast de tafel stond een wieg, waarvan de gordijntjes waren -dichtgetrokken; daaronder sliep Jean, een dikke jongen van vier -maanden, de zoon van Pierre en Marie. Dezen waren, eenvoudig om de -maatschappelijke rechten van het kind te beschermen, op de mairie te -Montmartre burgerlijk getrouwd, hoewel het bij hen vastgestaan had het -daarbuiten te doen, wanneer zij geen maire zouden hebben kunnen vinden, -die een oud-priester had willen trouwen. Dan waren zij, om Guillaume, -die hen bij zich had willen houden, ten einde den familiekring uit te -breiden, een genoegen te doen, in het kleine huisje blijven wonen te -Montmartre, terwijl zij dat te Neuilly overlieten aan de hoede van -Sophie, de oude dienstbode. En zoo vloot gedurende de bijna veertien -maanden, dat zij elkaar toebehoorden, het leven rustig voort. - -Trouwens om het jonge paar had slechts vrede, liefde en arbeid -geheerscht. François, die met alle diploma’s de École Normale verlaten -had, zou naar een lyceum in het Westen gaan, want hij wilde zijn -verplichten proeftijd in het onderwijs doormaken, om het dan later op -te geven en zich geheel aan de wetenschap te wijden. Antoine had een -groot succes gehad met een serie bewonderenswaardige houtsneden, -gezichten op en straattooneelen uit Parijs, en zou in de volgende lente -met Lise Jahan, die dan achttien jaar zijn zou, trouwen. Maar van de -drie zoons triompheerde vooral Thomas, die dank zij een geniaal idee -van zijn vader, den beroemden kleinen motor gevonden en geconstrueerd -had. Na het ineenstorten van al zijn reusachtige en hersenschimmige -plannen had Guillaume op een ochtend de plotselinge ingeving gekregen -om de door hem ontdekte en nu nutteloos geworden springstof te -gebruiken als beweegkracht en te trachten haar voor den motor, dien -zijn oudste zoon nu al zoo lang voor de fabriek Grandidier bestudeerde, -in de plaats van petroleum aan te wenden. Hij was met Thomas aan het -werk gegaan en had een nieuw mechanisme uitgevonden, waarbij hij op -tallooze moeilijkheden stuitte, die echter na een jaar van ingespannen -arbeid overwonnen waren. Nu hadden vader en zoon het wonder -verwezenlijkt het stond daar op een eikenhouten onderstel gereed om -zich in beweging te zetten, zoodra men de laatste hand eraan gelegd -had. - -In het nu zoo vroolijke, rustige huisje oefende Grootmoeder ondanks -haar hoogen leeftijd nog steeds het oppergezag uit. Allen gehoorzaamden -haar en zij was overal, zonder schijnbaar ooit haar stoel voor het -werktafeltje te verlaten. Sedert de geboorte van Jean sprak zij erover -hem op te voeden, zooals zij Thomas, François en Antoine opgevoed had. -De heerlijke dapperheid der opoffering vervulde haar en zij scheen te -gelooven, dat zij niet sterven zou, zoolang zij de haren leiden, -liefhebben, redden moest. Marie verwonderde er zich over; zij zelf was, -sedert zij haar kind voedde, ondanks haar goede gezondheid en -voortdurende opgewektheid dikwijls moe. Op die wijze had Jean twee -moeders, die naast zijn wiegje waakten, terwijl Pierre, die de hulp van -Thomas geworden was, aan den blaasbalg trok, nu en dan reeds enkele -onderdeelen maakte en zijn leertijd als werktuigkundige bijna te boven -was. - -Dien dag had de aanwezigheid van Bache en Théophile Morin het dejeuner -nog vroolijker gemaakt dan gewoonlijk; de tafel was reeds afgenomen en -de koffie werd juist binnengebracht, toen een kleine jongen, de zoon -van een conciërge uit de rue Cortot, naar mijnheer Pierre Froment kwam -vragen. Met stamelende woorden vertelde hij, dat mijnheer de abbé Rose -heel ziek was, op sterven lag en mijnheer Pierre Froment vragen liet, -om dadelijk, dadelijk te komen. - -Diep ontroerd ging Pierre met den jongen mede. In de rue Cortot vond -hij in den kleinen, vochtigen, op een smallen tuin uitzienden -rez-de-chaussée abbé Rose stervend, maar nog bij zijn volle bewustzijn. -Een non verpleegde hem en scheen door de komst van dezen bezoeker, dien -zij niet kende, heel verbaasd en ongerust. Pierre begreep dan ook -dadelijk, dat de stervende bewaakt werd en dat hij een list gebruikt -had, om hem door den zoon van den conciërge te laten halen. Maar toen -de abbé haar op zijn goedig ernstigen toon gevraagd had hen een -oogenblik alleen te laten, waagde zij het niet zich tegen dien laatsten -wensch te verzetten, en verwijderde zich. - -“O, beste jongen, wat verlangde ik ernaar, om nog eens met je te -praten. Ga daar op dien stoel dicht bij het bed zitten, opdat je me -kunt verstaan, want dit is het einde, vanavond zal ik er niet meer -zijn. En ik heb je zoo’n grooten dienst te vragen.” - -Pierre was diep geschokt hem zoo uitgeteerd en met een zoo wit gezicht -te vinden, waarin nog slechts zijn onschuldige, liefdevolle oogen -glansden. - -“Maar ik zou veel eerder gekomen zijn als ik geweten had, dat u naar -mij verlangde. Waarom hebt u mij niet laten halen? Wordt u bewaakt?” - -Om de lippen van den abbé speelde een verlegen glimlachje van schaamte -en bekentenis. - -“Je moogt het gerust weten, beste jongen, ik heb weer domheden -uitgehaald. Ja, ik heb zonder onderzoek aan menschen, die het blijkbaar -niet verdienden, aalmoezen gegeven. Enfin een heel schandaal; in het -aartsbisschoppelijk paleis hebben ze me verweten, dat ik den godsdienst -in gevaar bracht. Toen zij hoorden, dat ik ziek was, hebben zij mij -deze goede zuster gezonden, uit vrees, dat ik op het stroo zou sterven -en de lakens van mijn bed geven zou, als ze het mij niet beletten.” - -Hij hield even op om adem te halen. - -“Je begrijpt, dat die goede zuster—o, zij is een heel vrome vrouw—hier -is, om mij te verplegen en mij te beletten om op mijn sterfbed nog -dwaasheden te doen. Ik moest dus door een kleine list, die God mij, -naar ik hoop, vergeven zal, haar waakzaamheid om den tuin te leiden. -Het gaat natuurlijk om mijn armen! Om over hen met jou te spreken, -verlangde ik er zoo vurig naar je te zien.” - -“Spreek, ik sta tot uw beschikking met hart en ziel,” zeide Pierre met -tranen in de oogen. - -“Ja, ja, dat weet ik, mijn jongen. Daarom heb ik ook aan jou gedacht, -aan jou alleen. Ondanks alles wat er gebeurd is, heb ik slechts -vertrouwen in jou, ben jij slechts in staat mij te begrijpen en mij de -belofte te doen, die mij helpen zal rustig te sterven.” - -Dat was de eenige toespeling op de wreede breuk, die tusschen hen -ontstaan was, nadat hij den jongen priester zonder soutane en in -opstand tegen de Kerk ontmoet had. Later had hij van zijn huwelijk -gehoord en wist, dat hij daarmede voor eeuwig zijn laatsten band met -den godsdienst verbroken had. Maar in dit laatste uur scheen dat niet -meer voor hem te tellen: hij kende het vurige hart van Pierre, en -verlangde slechts naar den mensch, in wien hij een zoo mooie, -hartstochtelijke naastenliefde had zien branden. - -“Lieve Hemel,” ging hij voort, terwijl hij nog de kracht vond, om te -glimlachen; “het is heel eenvoudig, ik wil je tot mijn erfgenaam -benoemen. O, een mooie erfenis is het niet; ik geef je mijn armen, want -ik heb niets anders, ik laat alleen mijn armen na.” - -Drie vooral lagen hem na aan het hart; het denkbeeld, dat hij ze zonder -hulp en beroofd van de enkele kruimels, die hij alleen hun gaf en -waarvan zij leefden, achter zou laten, maakte hem wanhopig. In de -eerste plaats de groote Oude, den ouden man, naar wien hij een avond -vergeefs gezocht had, om hem naar het Asile des Invalides du Travail te -brengen. Ten slotte was hij er toch opgenomen, maar drie dagen later -was hij gevlucht, daar hij zich niet aan de regelen wilde onderwerpen. -Hij was woest, onhandelbaar en had een onuitstaanbaar karakter, maar -hij kon toch niet van honger sterven. Deze kwam iederen Zaterdag en -kreeg dan twintig sous; daar had hij de geheele week genoeg aan. Dan -was er verder nog een niet meer tot werken in staat zijnde oude vrouw -in een krot in de rue du Mont-Cenis, voor wie hij den bakker betalen -moest, die haar iederen dag brood bracht. Maar vooral had hij te doen -met een arme jonge vrouw, een ongetrouwde moeder, die aan tering leed, -niet meer in staat om te werken en wanhopig bij het denkbeeld, dat haar -dochtertje na haar dood op straat zou staan. Hier was dus een dubbele -erfenis; de moeder, die tot aan haar dood gesteund, en het dochtertje, -dat later ergens fatsoenlijk ondergebracht moest worden. - -“Je neemt het me niet kwalijk, beste jongen, dat ik je die -onaangenaamheden nalaat... Ik heb wel getracht de goede zuster, die mij -verpleegt, voor mijn klein wereldje te interesseeren, maar toen ik haar -van den grooten Oude vertelde, maakte zij verschrikt het teeken des -kruises. Zij is precies als mijn vriend abbé Favernier, ik ken geen -meer rechtschapen ziel en toch zou ik het hem niet durven -toevertrouwen, want hij heeft zoo zijn ideeën... Nogmaals, beste -jongen, ik ben alleen maar zeker van jou, je moet mijn erfenis -aanvaarden, als je wilt, dat ik rustig heenga.” - -Pierre weende. - -“Natuurlijk, met hart en ziel. Uw wil zal mij heilig zijn.” - -“Goed! Ja, ik wist wel, dat je het doen zou... Dat is dus afgesproken: -iederen Zaterdag twintig sous aan den grooten Oude, brood voor de oude -vrouw, den dood van de jonge moeder verzachten en voor het dochtertje -zorgen... O, als je eens wist hoeveel lichter nu mijn hart is! Nu kan -de dood komen; hij zal zacht zijn.” - -Over zijn goed, rond, sneeuwwit gezicht spreidde zich een laatste -vreugde uit. Hij nam een hand van Pierre in de zijne en hield die op -den rand van zijn bed, om in kalme liefde afscheid van hem te nemen. -Zijn stem werd nog zwakker, terwijl hij heel zacht zijn gedachten -zeide. - -“Ja, ik ben blij heen te gaan... Ik kan niet meer, ik kan niet meer. -Hoeveel ik ook gaf, toch voelde ik, dat het noodig was steeds meer te -geven. Hoe treurig is die machtelooze barmhartigheid, dat geven zonder -hoop ooit het lijden te genezen!... En ik maakte me nogal zoo boos over -jouw denkbeelden, herinner je je nog wel? Ik zei toen tegen je, dat wij -elkander altijd lief zouden hebben in onze armen; en dat was waar, want -anders zou je niet hier en zoo liefdevol zijn voor mij en voor hen, die -ik achterlaat. Maar ondanks alles, ik kan niet meer, ik kan niet meer, -en ik ga liever heen, daar de smart van anderen mij overweldigde en ik -ten slotte alle mogelijke domheden beging, den geloovigen ergernis gaf, -mijn superieuren boos maakte, zonder dat het mij gelukte den altijd -grooter wordenden drom der ellende ook maar met één ongelukkige te -verminderen.... Vaarwel, mijn lief kind! Mijn arm, oud hart gaat -gemarteld in het graf, mijn oude handen zijn moe en overwonnen.” - -Pierre omhelsde hem vol liefde en verliet hem met tranen in de oogen en -door een diepe ontroering aangegrepen. Nooit had hij een zoo -zwaarmoedige jammerklacht gehoord als deze bekentenis van de onmachtige -barmhartigheid door dit reine, oude kind, dat eenvoudige hart vol -verheven goedheid. O, welk een ramp—de menschelijke goedheid is -nutteloos, de wereld stuwt ondanks de uit medelijden vergoten tranen, -ondanks de uit zoovele handen gevallen aalmoezen sedert eeuwen -denzelfden stroom van nood en ellende voort. Hier werd de dood -gewenscht, hier was de Christen gelukkig aan de gruwelen van deze aarde -te ontsnappen. - -Toen Pierre in het atelier terugkwam, was de tafel reeds lang -afgenomen. Bache en Théophile Morin zaten met Guillaume te praten, -terwijl de drie zoons weer aan hun gewone bezigheden gegaan waren. Ook -Marie had haar oude plekje aan het werktafeltje tegenover Grootmoeder -weer ingenomen, maar van tijd tot tijd stond zij op, om te kijken of de -kleine Jean met zijn dikke knuistjes op zijn borst gedrukt wel rustig -sliep. Pierre, die zijn ontroering in zichzelf opsloot, boog zich met -de jonge vrouw, op wier haren hij een kus drukte, over de wieg; dan -bond hij zich een schort voor en ging Thomas helpen, die bezig was den -motor voor het laatst te regelen. - -Plotseling verdween voor Pierre het atelier, zag hij niet langer de -personen, die er zich bevonden, hoorde ze niet meer. Alleen de geur van -Marie bleef op zijn lippen achter. Een herinnering was voor hem -opgerezen, die aan den ijskouden ochtend, waarop de oude priester hem -voor den Sacré-Cœur aangesproken en hem angstig en schuw opgedragen had -een aalmoes te brengen aan dien ouden man, dien Laveuve, die van -ellende gestorven was als een hond op den hoek van een straat. Welk een -treurige ochtend toen, welk een strijd en marteling in hem, en welk een -opstanding daarna! Dien dag had hij een van zijn laatste missen gelezen -en hij herinnerde zich met een huivering zijn afschuwelijken angst, de -wanhoop over zijn twijfel, over zijn Niet. Het was na zijn twee -jammerlijk mislukte proefnemingen: Lourdes, waar de verheerlijking van -het absurde hem medelijden had doen krijgen met de poging van een -terugkeer tot het oorspronkelijk geloof van de jonge, onder het juk van -hun onwetendheid gebogen volkeren; Rome, dat niet in staat was tot een -herleving, dat hij stervend tusschen zijn puinhoopen had zien liggen, -dat weldra in het stof van gestorven godsdiensten vallen zou. In hem -zelf had de naastenliefde bankroet geslagen; hij geloofde niet meer aan -de genezing door de aalmoes van de oude lijdende menschheid, verwachtte -nog slechts de vreeselijke catastrophe, brand en bloedbaden, die de -oude schuldige en veroordeelde wereld vernietigen zouden. - -De trotsche leugen, waarachter hij zich verscholen had, om de soutane -te blijven dragen, de valsche positie, waarin hij verkeerde als -ongeloovig priester, die kuisch en eerlijk over het geloof van anderen -blijft waken, benauwde hem. Het probleem van een nieuwen godsdienst, -van een nieuwe, voor den vrede der toekomstige democratieën nieuwe hoop -kwelde hem zonder dat hij een te verwezenlijken oplossing tusschen de -zekerheden der wetenschap en de behoefte aan het goddelijke, die de -menschheid schijnt te verteren, vinden kon. Wanneer het Christendom met -de idee der naastenliefde ineenstortte, dan bleef er niets over dan de -gerechtigheid, de kreet, die uit aller borst opsteeg, niets van den -strijd der gerechtigheid tegen de barmhartigheid in het groote, door -asch zoo verduisterde, met het vreeselijke onbekende zoo vervulde -Parijs, de strijd, waarin zijn hart en zijn rede tegenover elkander -zouden staan. Hier in Parijs lag het derde en beslissende experiment, -de waarheid, die eindelijk als de zon door de wolken breken zou, de -heroverde gezondheid, de kracht en de levensvreugde. - -Maar de overpeinzingen van Pierre werden onderbroken, want hij moest -een werktuig zoeken, dat Thomas hem vroeg, en hoorde hoe Bache zeide: - -“Het kabinet heeft vanochtend zijn ontslag genomen. Vignon heeft er -genoeg van. Hij bewaart zijn krachten tot later.” - -“Hij is meer dan een jaar aan het bewind geweest. Dat is al heel mooi,” -zeide Morin. - -Na den bomaanslag van Victor Mathis, die veroordeeld was en drie weken -later terechtgesteld werd, was Monferrand gevallen. Waarom behoefde men -een sterken man aan het hoofd der regeering te hebben, als de bommen -het land toch schrik aan bleven jagen? De voornaamste reden van zijn -val was echter geweest, dat hij de Kamer door zijn wolvenhonger tegen -zich ingenomen had en hij het deel van anderen zelf verslond. Ditmaal -was Vignon ondanks zijn hervormingsprogramma, waarvoor men al zoo lang -terugschrok, zijn opvolger geworden, maar, hoewel hij volkomen eerlijk -en oprecht was, had hij slechts weinig beteekenende hervormingen tot -stand kunnen brengen. Zijn handen waren gebonden; duizenden hinderpalen -deden zich voor. Hij had er zich in geschikt te regeeren zooals alle -anderen en men was tot de ontdekking gekomen, dat er tusschen Vignon en -Monferrand slechts een verschil in nuance bestond. - -“Ze noemen Monferrand weer,” zeide Guillaume. - -“Ja, hij moet veel kans hebben. Er wordt hard voor hem gewerkt.” - -Dan verklaarde Bache, die zich met bitteren spot over Mège vroolijk -maakte, dat de collectivistische afgevaardigde door het doen vallen van -ministeries, zoo’n beetje voor gek speelde; beurtelings diende hij de -eerzucht van iedere partij, zonder ooit de minste kans te hebben zelf -aan het bewind te komen. - -“Laten zij elkander maar verslinden,” zeide Guillaume. “In hun grimmige -eerzucht om te regeeren, om over het geld en de macht te beschikken, -strijden zij slechts om personenquaesties. Maar dat belet niet, dat de -revolutie voortgaat en de gebeurtenissen zich voltrekken. Boven alles -staat de voortschrijdende menschheid.” - -Pierre werd door die woorden zeer getroffen en zonk weer in zijn -herinneringen terug. Het angstaanjagende experiment begon weer; hij was -weer midden in het onmetelijke Parijs. Parijs, dat was de reusachtige -ketel, waarin een geheele menschheid borrelde, de slechtste en de -beste, het vreeselijkste heksenbrouwsel, de kostbaarste poeders -vermengd met excrementen, waaruit de drank van liefde en eeuwige jeugd -te voorschijn moest komen. En in dien ketel zag hij in de eerste plaats -het schuim der politieke wereld: Monferrand, die Barroux den nek -omdraaide, geldwolven als Fonsègue, Dutheil en Chaigneux kocht, -middelmatigheid als Taboureau en Dauvergne uitbuitte en alles, tot -zelfs den sectarischen hartstocht van Mège en de intelligente eerzucht -van Vignon aan zijn belangen dienstbaar maakte. Dan kwam het -vergiftigende geld, de zaak met de Afrikaansche sporen, die het -Parlement verrot had, die van Duvillard den triompheerenden bourgeois, -den openbaren verleider, den kanker der financieele wereld gemaakt had. - -Vervolgens kwam in juiste volgorde het gezin van Duvillard, dat hij -zelf infecteerde, de verschrikkelijke geschiedenis van Eve, die Gérard -aan haar dochter Camille betwistte, die hem haar ontstal; de zoon -Hyacinthe, die zijn maîtresse Rosemonde, een half krankzinnige, gaf aan -Silviane, een bekende hoer, met wie zijn vader zich openlijk -afficheerde. Dan kwam de oude, uitstervende aristocratie met de bleeke -gestalten van madame de Quinsac en markies de Morigny; de oude -militaire geest, welks begrafenis door generaal de Bozonnet geleid -werd; de aan de regeering onderworpen magistratuur—een Amadieu, die -zijn carrière met opzienbarende processen maakte, een Lehmann, die zijn -requisitoir schreef in het kabinet van den minister, wiens politiek hij -verdedigde; de hebzuchtige, leugenachtige, van schandaal levende pers, -de eeuwige vloed van laster en vuiligheden, dien Sanier voortstuwde, de -vroolijke onbeschaamdheid van den gewetenloozen Massot, die uit beroep -en op bevel alles aanviel en alles verdedigde. - -En evenals insecten, die een ander stervend insect, dat zijn poot -gebroken heeft, zien, dat den genadestoot geven en het opvreten, zoo -had deze geheele woekering van begeerten, belangen en hartstochten zich -op een ongelukkigen dwaas gestort, dien armen Salvat, wiens dolzinnige -misdaad allen in hun gulzigen honger, om uit zijn mager karkas van -hongerlijder hun deel te krijgen, samengebracht had. En dat alles—die -begeerten, gewelddaden en ontketende begeerten—borrelde in den -reusachtigen ketel van Parijs; het was het onnoembare mengsel van de -scherpste giststoffen, waaruit de wijn der toekomst stroomen zou in -groote, zuivere golven. - -Nu werd Pierre zich den wonderbaren arbeid, die zich op den bodem van -den ketel onder de onreinheden en het afval voltrekt, bewust. Zijn -broeder had het zoo juist gezegd: wat beteekenden in de politiek de -gebreken der menschen, de zelfzuchtige en genotzuchtige drijfveeren, -wanneer de menschheid met haar langzamen, maar hardnekkigen stap -voorwaarts schrijdt. Wat beteekende die verdorven en ten onder gaande -bourgeoisie, welke even goed op sterven ligt als de aristocratie, wier -plaats zij ingenomen heeft, indien achter haar onophoudelijk de -onuitputtelijke menschenreserve uit de stads- en landbevolking -opstijgt. Wat beteekenden de ontucht, de verdorvenheid van het al te -groote kapitalisme en van de al te groote macht, het geraffineerde, -ontuchtige, bij sexueele afwijkingen verwijlende leven, waar het -bewezen schijnt te zijn, dat al de hoofdsteden, al die koninginnen der -wereld, slechts ten koste van de uiterste overbeschaving, van den -godsdienst van schoonheid en genot, geregeerd hebben? Wat beteekenden -zelfs de onvermijdelijke omkoopbaarheid, de gebreken en dwaasheden der -pers, waar zij aan den anderen kant het bewonderenswaardigste -instrument van ontwikkeling, het steeds openstaande, openbare geweten -is en de rivier vormt, die, al stuwt zij nog zooveel vuiligheid voort, -toch verder stroomt en alle volkeren naar de groote broederzee der -toekomstige eeuwen brengt. - -De menschelijke droesem zinkt op den bodem van den ketel; men mag niet -willen, dat het goede dagelijks zichtbaar triompheert, want dikwijls -zijn er jaren voor noodig, dat zich uit de vuile gisting een werkelijke -hoop losmaakt. En ook al blijft de loonarbeid in de diepte van verpeste -fabrieken een vorm der antieke slavernij, ook al sterven de Toussaints -nog altijd als lam geworden dieren op hun armzalige sponde van honger -en ellende, toch is de vrijheid op een stormachtigen dag uit den -reusachtigen ketel gekomen, om haar vlucht door de wereld te beginnen. -Waarom zou nu ook op haar beurt niet de gerechtigheid te voorschijn -komen, zich losmaken van de slakken en in eindelijk oplichtende -helderheid de volkeren herscheppen? - -Maar weer verhieven de stemmen van Bache en Morin, die nog steeds met -Guillaume praatten, zich en wekten Pierre uit zijn gepeins. Zij spraken -over Janzen, die weer bij een tweeden aanslag te Barcelona betrokken -was en naar Parijs teruggekeerd was; Bache meende hem den vorigen dag -gezien te hebben. Een zoo heldere geest, een zoo koelbloedige energie, -zulke gaven werden voor een zoo verfoeilijke zaak verspild! - -“Wanneer ik bedenk,” zeide Morin op zijn langzamen toon; “wanneer ik -bedenk, dat de verbannen Barthès in zijn armzalig klein kamertje in -Brussel leeft, in de bevende hoop, dat de vrijheid eindelijk zal -heerschen! Hij, aan wiens hand geen druppel bloed kleeft en die twee -derde gedeelten van zijn leven in de gevangenis gezeten heeft, opdat de -volkeren vrij worden!” - -“Vrijheid, vrijheid, zeker! Maar die beteekent niets, als zij niet -georganiseerd wordt!” zeide Bache, terwijl hij medelijdend zijn -schouders ophaalde. - -En hun eeuwige discussie begon opnieuw. De eene hield het met -Saint-Simon en Fourier, de ander met Proudhon en Auguste Comte. De vage -godsdienstigheid van den vroegeren communard, die tegenwoordig lid van -den gemeenteraad was, kwam in zijn behoefte aan een troostgevend geloof -weer boven, terwijl daarentegen de professor, de voormalige -Garibaldiaan, een wetenschappelijke starheid, het geloof aan den -mathematischen vooruitgang der wereld behield. - -Bache beschreef het laatste herinneringsfeest ter eere van de -nagedachtenis van Fourier. De groep van trouwe leerlingen had kransen -gebracht en redevoeringen gehouden; het was een ontroerende bijeenkomst -geweest van hardnekkig aan hun overtuiging hangende, van de toekomst -zekere apostelen, die vast geloofden aan het nieuwe heilswoord. Dan -maakte Morin zijn zakken leeg, die steeds met kleine positivistische -vlugschriften gevuld waren, waarin de naam van Auguste Comte en zijn -leer als de eenig mogelijke grondslag van den verwachten godsdienst -verheerlijkt werden. - -En nu herinnerde Pierre zich hun vroegere disputen in zijn huisje te -Neuilly, toen hij zelf, wanhopig en zoekende naar een zekerheid, de -balans van de denkbeelden der eeuw trachtte op te maken. Te midden van -de tegenspraken en onsamenhangendheden van al die voorloopers had hij -den vasten bodem onder zijn voeten voelen wegzinken. Fourier mocht uit -Saint-Simon voortgekomen zijn, hij verloochende hem toch gedeeltelijk, -en terwijl de leer van dezen zich verstarde tot een soort mystiek -sensualisme, scheen die van genen uit te loopen op een onaannemelijken -codex van inlijving. Proudhon brak af zonder opnieuw op te bouwen. -Comte, die het methodische in het leven riep en de wetenschap haar -plaats aanwees door haar tot de eenige heerscheresse uit te roepen, had -zelfs geen flauw vermoeden van de sociale crisis, welker golven alles -dreigden mede te sleuren, en stierf, door de vrouw ter aarde geworpen, -als een illuminaat der liefde. En ook deze twee mengden zich in den -strijd en vochten met zoo groote verbittering en verblinding tegen de -beide anderen, dat de door hen gemeenschappelijk aan het licht -gebrachte waarheden verduisterd, misvormd, onherkenbaar werden. - -Maar thans, na de langzame evolutie, die hem zelf veranderd had, -schenen Pierre deze gemeenschappelijke waarheden verblindend, -onwederlegbaar toe. In de evangeliën van deze sociale Messiassen, in -den chaos van tegenstrijdige beweringen waren gelijkluidende woorden, -die steeds weer terugkwamen: de verdediging van den arme, de idee van -een nieuwe en rechtvaardige verdeeling der aardsche goederen, het -zoeken vooral naar een arbeidswet, welke deze nieuwe deeling onder de -menschen op rechtvaardige wijze mogelijk zou maken. Vormden dus deze -waarheden, waarover alle geniale voorloopers het eens waren, niet den -grondslag van den toekomstigen godsdienst zelf, het noodzakelijke -geloof, dat deze eeuw aan de volgende zou nalaten, opdat het daaruit -den menschelijken eeredienst van vrede, gemeenschapszin en liefde -scheppen zou? - -Met een plotselingen sprong van zijn gedachten zag Pierre zich terug in -de Madeleine, waar hij luisterde naar het slot van monseigneur Martha’s -causerie over den nieuwen geest. De bisschop verkondigde, dat het weer -Christelijk geworden Parijs dank zij den Sacré-Cœur de meester der -wereld zijn zou. Neen, neen! Parijs heerschte slechts door zijn vrijen -geest; het was een leugen, dat men het met het kruis, met die mystieke -dwaasheid van een bloedend hart overwonnen had. Ook al mochten zij -Parijs onder de monumenten van hun trots en van hun heerschzucht willen -verpletteren, ook al mochten zij, in de hoop de hand op de komende eeuw -te leggen, trachten de wetenschap in den naam van een gestorven ideaal -weg te vagen—de wetenschap zal hun oude heerschappij van den troon -stooten en hun basilica zal door den storm der waarheid ineenstorten -zonder dat het noodig is haar met een vinger aan te raken. De proef is -genomen: het Evangelie van Jezus is een bouwvallige sociale codex, -waarvan de menschheid slechts enkele moreele grondstellingen kan -overhouden. Het oude Katholicisme valt aan alle kanten in het stof, het -oude Katholieke Rome is nog slechts een veld met puinhoopen, de -volkeren wenden er zich van af en willen een godsdienst, die niet een -godsdienst van den dood is. In vroegere tijden ontsnapte de gebogen, -door een nieuwe hoop verteerde slaaf uit zijn kerker en droomde van een -hemel, waarin zijn ellende met eeuwige genietingen beloond zou worden. - -Nu de wetenschap echter dezen leugenachtigen hemel, dat bedrog van een -leven na den dood vernietigd heeft, is de slaaf, de arbeider, het moede -te sterven, om gelukkig te worden, eischt gerechtigheid en geluk op -aarde. Dat is na de achttien eeuwen van onmachtige naastenliefde de -nieuwe hoop: de gerechtigheid. O, hoe zal men, wanneer na duizend jaar -het Katholicisme niets meer is dan een zeer oud, dood bijgeloof, zich -verbazen, dat de voorvaderen dien godsdienst van kwelling en van het -Niet hebben kunnen dulden: God een beul, de mensch gecastreerd, -bedreigd, gemarteld, de natuur een vijandin, het leven vervloekt, de -dood alleen zoet en bevrijdend! Twee duizend jaar lang zal het -voorwaarts schrijden der menschheid belemmerd zijn geweest door de -afschuwelijke idee, dat men den mensch al het menschelijke, dat hij -bezit, ontnemen moet: begeerten, hartstochten, den vrijen geest, den -wil, de daad, zijn geheele kracht. Maar welk een blij ontwaken zal het -zijn, wanneer de maagdelijkheid geminacht, de vruchtbaarheid weer een -deugd zal worden, wanneer onder het hosanna der bevrijde natuurkrachten -de begeerten geëerd, de hartstochten nuttig gemaakt, de arbeid -verheerlijkt, het leven bemind zal worden en de eeuwige schepping der -liefde verwekken zal! - -Een nieuwe godsdienst! Een nieuwe godsdienst! Pierre herinnerde zich -dezen kreet, die hem te Lourdes ontsnapt was, dien hij te Rome bij het -zien van de ineenstorting van het oude Katholicisme herhaald had! Maar -het was niet meer dezelfde koortsachtige haast, de kinderlijke, -ziekelijke hardnekkigheid, waarmede hij vroeger verlangde, dat een -nieuwe God zich dadelijk openbaren, een nieuw ideaal met zijn dogma’s -en zijn eeredienst als het ware uit den grond oprijzen zou. Zeker, het -goddelijke schijnt voor den mensch even onmisbaar te zijn als brood en -water; de naar het mysterievolle smachtende mensch heeft zich daar -steeds weer op geworpen en schijnt geen anderen troost te hebben dan in -het onbekende onder te gaan. Maar wie zou kunnen zeggen of de -wetenschap niet eenmaal dien dorst naar het hiernamaals lesschen zal? -Wanneer zij de veroverde waarheid is, dan is zij en zal zij ook altijd -de te veroveren waarheid zijn. Zal voor haar niet altijd een ruimte -overblijven voor de begeerte om te weten, voor de zuivere, ideale -hypothese? En is bovendien die behoefte aan het goddelijke niet -eenvoudig de behoefte om God te zien? - -Maar wanneer de wetenschap dezen wensch om alles te weten en te kunnen, -steeds meer bevredigt, kan men dan niet gelooven, dat hij eens -bevredigd worden en samensmelten zal met de liefde voor de bevredigde -waarheid? Een godsdienst der wetenschap, dat is de aangewezen, zekere, -onvermijdelijke oplossing van den langen marsch der menschheid naar het -weten. Wanneer zij eenmaal door alle verschrikking der onwetendheid -heen gegaan is, zal zij daar als in een natuurlijke haven aankomen en -haar vrede eindelijk in zekerheid vinden. En was het als het ware niet -reeds een aanwijzing van dezen godsdienst, dat de idee der dualiteit, -van God en van het heelal, op zijde gezet wordt, de idee der eenheid, -van het monisme hoe langer men op den voorgrond treedt, de eenheid de -solidariteit met zich brengt, de eenige levenswet door de evolutie, uit -het eerste aetherpunt, dat zich verdicht heeft om de wereld te -scheppen, ontstaat? - -Maar al hebben voorloopers, geleerden en wijsgeeren als Darwin, Fourier -en anderen, den godsdienst van morgen gezaaid door het heilswoord toe -te vertrouwen aan den toevallig voorbijstrijkenden wind—hoeveel eeuwen -zullen er niet noodig zijn voor de oogst opkomt? Men vergeet altijd, -dat het Katholicisme vier eeuwen noodig gehad heeft om zich te vormen -en in een langdurigen, onderaardschen arbeid te ontkiemen, alvorens het -opgroeide en in de volle zon heerschte. Laat men dan eeuwen geven aan -dezen godsdienst der wetenschap, waarvan het kiemen overal merkbaar is, -en men zal zien, dat de bewonderenswaardige denkbeelden van een Fourier -zich tot een nieuw Evangelie vormen: de begeerte zal weer de hefboom -zijn, die de wereld beweegt; de arbeid wordt weer door allen erkend, -geëerd en als het mechanisme van het natuurlijke en wetenschappelijke -leven geregeld; de hartstochtelijke krachten van den mensch worden -geprikkeld, bevredigd en ten slotte voor het menschelijk geluk -dienstbaar gemaakt. - -De algemeene kreet naar gerechtigheid, die steeds luider en luider uit -den grooten Zwijgende, uit het zoo lang bedrogen en uitgezogen volk -oprijst, is slechts een kreet naar dat geluk, waarnaar alle wezens -streven. Het leven moet om zichzelfswille in vrede en in de expansie -van alle krachten en alle vreugden geleefd worden. De tijden zullen -komen, dat het koninkrijk Gods op aarde heerschen, dat het andere -leugenachtige Paradijs dus gesloten zal zijn, zelfs wanneer de armen -van geest een oogenblik onder den dood van hun illusie moeten lijden, -want het is een noodzakelijkheid de blinden op wreede wijze te -opereeren, om hen aan hun ellende, aan den langen, vreeselijken nacht -van hun onwetendheid te ontrukken. - -Plotseling werd Pierre door een groote vreugde overstroomd. De zachte -kreet van een kind, de kreet van den wakker wordenden Jean had hem uit -zijn overpeinzingen gewekt; en plotseling had de gedachte zich van hem -meester gemaakt, dat hij gered was, buiten de leugen stond, tot de -goede en gezonde natuur teruggekeerd was. Met welk een huivering zeide -hij tot zichzelf, dat hij zich verloren, weggevaagd uit het leven, in -het Niet van den onmenschelijken God weggezonken gewaand had en dat een -wonder der liefde hem daaruit gered had! Ondanks zijn vrees voor het -niet te vernietigen stigma bezat hij nog zijn kracht; immers daar lag -dat lieve, dierbare, flinke, vroolijke kind, geboren uit hem! Het leven -had leven verwekt, de waarheid straalde triomphantelijk als de zon. Het -derde experiment was genomen met Parijs en dat was beslissend, -beteekende niet, zooals dat met de beide anderen, met Lourdes en Rome, -een armzalige mislukking, met nog meer duisternis, nog meer smart. - -Eerst had de wet van den arbeid zich aan hem geopenbaard; hij had zich -een taak gesteld, o zeker een zeer nederige, dit zoo laat geleerde -handwerk, maar toch in ieder geval een taak, waarbij hij geen dag -ontbreken mocht, die hem de rust, dat hij zijn plicht deed, geven zou. -Want het leven zelf was niets dan arbeid, de wereld bestond slechts -door arbeid. Daarna had hij liefgehad, zijn redding was door het kind -volkomen geworden. O, welk een lange omweg om tot deze natuurlijke en -eenvoudige oplossing te komen. Wat had hij geleden; hoeveel dwalingen -en aanvallen van woede hadden hem van streek gebracht, voor hij -eenvoudig dat deed wat alle menschen doen! Deze radelooze, met zijn -rede strijdende liefde, die liefde, welke door de absurditeiten van de -wondergrot gebloed had en welke door het trotsche verval van het -Vaticaan nog meer aan het bloeden gebracht was, werd eindelijk -bevredigd in den echtgenoot en den vader, in den man, die in den arbeid -volgens de rechtvaardige wet van het leven vertrouwde. Daarin lag de -onbetwistbare waarheid, de oplossing van het geluk in de zekerheid. - -Maar Bache en Théophile Morin, de kalme, van de verre toekomst zekere -apostelen, waren intusschen weggegaan met de belofte weer spoedig een -avond te zullen komen praten. Daar Jean nog harder begon te schreeuwen, -nam Marie hem in haar armen en maakte haar onderlijfje los, om hem de -borst te geven. - -“De schat! Het is zijn tijd, hij vergeet het niet!... Kijk eens, -Pierre, ik geloof, dat hij sedert gisteren nog dikker is geworden.” - -Zij lachte en Pierre kwam ook lachend naar haar toe, om het kind een -zoen te geven. Dan kuste hij, door een onweerstaanbare ontroering -aangegrepen, nu hij dit kleine, rose en gulzige wezentje op dien -mooien, door melk opgezwollen vrouwenboezem zag, ook de moeder. Een -heerlijke geur van gelukkige vruchtbaarheid steeg daaruit tot hem op en -bedwelmde hem met levensvreugde. - -“Maar hij zal je opeten,” zeide hij vroolijk. “Wat zuigt hij!” - -“Ja, hij bijt me wel wat. Maar dat hindert niets, dat bewijst, dat hij -het lekker vindt.” - -Nu mengde zich ook Grootmoeder in het gesprek, terwijl een glimlachje -haar gezicht verhelderde. - -“Zeg, ik heb hem vanochtend gewogen. Hij is weer honderd gram zwaarder -geworden. En als je eens wist, hoe zoet die lieve schat is! Het zal een -zeer verstandig, braaf kereltje worden, zooals ik ze gaarne zie. Als -hij vijf is, zal ik hem leeren lezen en op zijn vijftiende zal ik hem -vertellen, hoe men een man wordt... Niet waar Thomas? Niet waar -Antoine? Niet waar François?” - -De drie groote zoons keken lachend op en knikten toestemmend, dankbaar -voor de heldhaftige lessen, die zij hun gegeven had. Zij schenen er -geen oogenblik aan te twijfelen, of zij zou nog twintig jaar leven, om -ze ook aan Jean te geven. - -In verrukking over hun liefde was Pierre voor Marie blijven staan, toen -hij voelde hoe Guillaume zijn handen op zijn schouders legde. Hij keek -om en zag, dat ook hij straalde en zeer gelukkig was hen zoo gelukkig -te zien. De zekerheid, dat zijn broeder genezen was, dat in het -werkzame huis niets dan gezondheid en blijde hoop heerschte, -verdubbelde zijn geluk. - -“Herinner je je nog, Pierre,” zeide Guillaume op zachten toon, “dat ik -je zeide, dat je enkel en alleen door den strijd van je hart tegen je -rede leedt, en dat je de rust terug zoudt vinden, wanneer je liefhadt -en begreep? Je moest in jezelf onze moeder en onzen vader verzoenen, -wier strijd, wier smartelijk misverstand tot in het graf voortduurde. -Dat is nu geschied; zij rusten nu eindelijk in vrede in jouw tot rust -gebracht hart.” - -Deze woorden ontroerden Pierre diep. Een blos van vreugde kleurde zijn -thans zoo opgewekt en energiek gelaat. Wel bezat hij nog steeds zijn -torenvormig voorhoofd, de oninneembare vesting van de rede, die hij van -zijn vader had, evenals de teedere kin, de goede lippen en oogen, die -zijn moeder hem gegeven had. De twee eerste mislukte proeven waren in -hem de aanvallen der moeder, de weenende teederheid, die diep bedroefd -was, omdat zij niet gestild kon worden; de derde had slechts tot geluk -geleid, omdat hij dien brandenden liefdeshonger bevredigd had in de -vrouw, in het kind, in den werkzamen en vruchtbaren arbeid, waarbij hij -gehoorzaamde aan de souvereine rede, aan den vader, die zoo luid in hem -sprak. De rede alleen bleef de koningin. - -“Je hebt daarmede,” ging Guillaume voort, “een goed en mooi werk -gedaan, voor jou, voor ons allen, voor onze dierbare ouders, wier tot -rust gekomen en één geworden schimmen nu zoo rustig in het kleine -huisje van onze jeugd zijn. Ik denk zoo dikwijls aan ons lief huisje te -Neuilly, dat de oude Sophie voor ons bewaakt, en ik stel mij voor, dat -de veelgeliefde dooden in het duister van de groote werkkamer heerlijk -rusten en op ons wachten. Welk een vrede voor hen in dat kleine, -verlaten huisje! Maar al heb ik uit egoïsme jullie hier willen houden, -omdat ik het geluk om mij heen wilde zien, toch moet Jean er eenmaal in -gaan wonen, om het weer jong te maken.” - -Op zijn beurt had Pierre de handen van Guillaume in de zijne genomen. -En oog in oog vroeg hij hem: - -“Ben jij gelukkig?” - -“Ja, ik ben gelukkig, heel gelukkig, veel gelukkiger dan ik ooit -geweest ben—gelukkig, omdat ik je liefheb, zooals ik je liefheb, omdat -jij mij liefhebt, zooals niemand anders mij liefhebben kan.” - -Hun harten vereenigden zich in deze innige broederliefde—de meest -volkomen en heldhaftigste liefde, die den eenen mensch in den anderen -kan doen opgaan. Zij omhelsden elkaar, terwijl Marie, haar kind aan -haar borst houdend, glimlachend en met tranen in haar oogen naar hen -keek. - -Thomas had intusschen de laatste hand aan den motor gelegd en bracht -dien eindelijk in beweging. Het was een wonder van lichtheid en kracht -en had, gezien de buitengewone energie, die hij ontwikkelde, zoo goed -als geen gewicht. Hij werkte met volkomen rust, geruisch- en reukloos. -De heele familie stond verrukt om hem heen, toen een bezoeker, de -geleerde en steeds hartelijke Bertheroy binnenkwam. Guillaume -verwachtte hem, want hij had hem gevraagd naar de functionneering van -den motor te komen kijken. - -Onmiddellijk uitte de groote scheikundige een kreet van bewondering, en -toen hij het mechanisme nagekeken en de toepassing van de springstof en -beweegkracht begrepen had, wenschte hij Guillaume en Thomas -geestdriftig geluk. - -“Het is een wonder, dat je daar geschapen hebt, waarvan de toepassing -een onberekenbare sociale en menschelijke beteekenis krijgen zal. Ja, -zeker, in afwachting van den electrischen motor, dien we nog niet -hebben, is dit de ideale motor. Thans bezitten wij de mechanische -trekkracht voor alle soorten voertuigen, is de luchtvaart mogelijk, het -probleem van de op haar plaats blijvende kracht definitief opgelost. -Welk een reuzenstap, welk een plotselinge vooruitgang! Afstanden -bestaan nu bijna niet meer, alle wegen zijn geopend, de menschen kunnen -eindelijk broederlijk met elkaar verkeeren... Dit is een groote -weldaad, een mooi geschenk, dat je aan de wereld geeft.” - -Dan sprak hij schertsend over de nieuwe, een zoo geweldige kracht -bezittende springstof, waarvan de ontdekking nu op deze weldadige -toepassing uitgeloopen was. - -“En ik dacht nog al, Guillaume, dat jij met al je geheimdoenerij de -formule ervan voor mij verbergen wilde, omdat je heel Parijs in de -lucht wou laten vliegen.” - -Guillaume werd ernstig. - -“Daar heb ik ook een oogenblik aan gedacht,” zeide hij, even -verbleekend. - -Maar Bertheroy bleef lachen en deed, alsof hij daarin slechts een -scherts zag, hoewel hij een koude rilling over zijn lichaam huiveren -voelde. - -“Nu beste vriend, je hebt er beter aan gedaan de menschheid dit wonder -te schenken, waarvan de uitvoering zeker niet zonder moeite en gevaar -geweest is. We hebben hier dus een springstof, die de menschen -vernietigen moest en nu ten slotte hun welzijn verhoogen zal. Alles -loopt altijd goed af, dat herhaal ik uit den treure.” - -Bij het hooren van deze verheven en verdraagzame gemoedelijkheid werd -Guillaume geroerd. Het was zoo: wat vernietigen moest, diende den -vooruitgang—de bedwongen vulkaan werd arbeid, vrede, beschaving. Hij -had zelfs zijn oorlogs- en overwinningsmachine opgegeven en zich -tevreden gesteld met deze laatste uitvinding, die de uitputting der -menschheid verlichtte, haar arbeid tot de noodzakelijke en voldoende -krachtsinspanning beperkte. Hij zag daarin een weinig meer -gerechtigheid, al de gerechtigheid, die hij voor zijn deel had kunnen -scheppen. En toen hij zich omkeerde en de basilica van den Sacré-Cœur -zag, kon hij zich de besmetting van den waanzin, die zich een oogenblik -van hem meester gemaakt had en hem van een dwaze, nuttelooze -vernietiging had doen droomen, niet begrijpen. Een booze, uit de -ellende, uit de verspreide giststoffen van woede en wraak ontstane -ademtocht was langs hem gestreken. Maar welk een verblinding om te -gelooven, dat verwoesting en moord een vruchtbare daad kon zijn, die -den bodem bezaaide voor een rijke en gelukkige oogst! Men bereikt het -doel der gewelddaad dadelijk en zij dient nergens anders voor dan dat -zij zelfs bij hen, voor wie men doodt, het gevoel van solidariteit -prikkelt. Het volk, de groote menigte komt in verzet tegen den -enkeling, die gerechtigheid meent uit te oefenen. Een vulkaan, o zeker, -maar de vulkaan is de geheele aardkorst, de geheele volksmassa, die -door den onweerstaanbaren druk der inwendige vlam opgeheven wordt, om -een vrije maatschappij opnieuw te scheppen. En hoe groot de -heldhaftigheid van hun waanzin ook zijn mag, moordenaars zijn nooit -iets anders dan moordenaars, wier daad afschuw zaait. - -En op zijn beurt lachend, verklaarde Guillaume, dat hij geheel genezen -was. - -“U hebt gelijk, alles eindigt altijd goed, want alles schrijdt de -waarheid en gerechtigheid tegemoet. Maar er zijn soms duizend jaren -mede gemoeid. Wat mij betreft, ik zal mijn nieuwe springstof eenvoudig -in den handel brengen, opdat zij, die het verlof daartoe krijgen, zich -door de vervaardiging ervan rijker kunnen maken... Ik zie er van af de -wereld te revolutionneeren.” - -Maar daar kwam Bertheroy tegen in verzet. Met een hartstocht, waarin de -kracht van zijn zeventig jaar duidelijk aan het licht kwam, wees hij op -den kleinen motor. - -“Maar dat is de revolutie, de ware, de eenige revolutie. Hiermede en -niet met bommen brengt men de revolutie in de wereld! Niet door -verwoesten, maar door scheppen heb je een revolutionnaire daad -verricht... Hoe dikwijls heb ik het je niet gezegd, de wetenschap -alleen is revolutionnair, de eenige, die boven de armzalige politieke -gebeurtenissen en het ijdele drijven van partijgangers en eerzuchtigen -uit, aan de toekomstige menschheid werkt en voor haar de waarheid, de -gerechtigheid en den vrede voorbereidt... O beste jongen, als je aan de -wereld wat meer geluk geven wilt, dan behoef je slechts in je -laboratorium te blijven, want het toekomstige geluk kan slechts uit de -ovens der geleerden geboren worden.” - -Hij zeide het op eenigszins schertsenden toon, maar men voelde dat hij -tot in het diepst van zijn ziel overtuigd was van wat hij zeide; met -minachting zag hij op alles wat geen wetenschap was, neer. Hij had zich -zelfs niet verwonderd, toen Pierre zijn soutane afgelegd had, en nu hij -hem hier met vrouw en kind vond, bleef hij even vriendelijk als altijd. - -De motor snorde ondanks zijn wonderbare snelheid nauwlijks merkbaar, -als een bromvlieg in de zon. De geheele gelukkige familie stond er -omheen en glimlachte vol vreugde over deze overwinning. Daar zag -plotseling de kleine Jean, die eindelijk genoeg gedronken had en nog -een melkbaard om zijn mondje had, de machine, het mooie, van zelf -loopende speelgoed. Zijn oogen schitterden, in zijn wangen kwamen -kuiltjes en met gilletjes van vreugde stak hij zijn kleine knuistjes -uit. - -Marie deed lachend haar onderlijfje dicht en droeg hem erheen, opdat -hij het speelgoed beter zou kunnen zien. - -“Dat is mooi, hè schat? Dat draait, dat is sterk, dat leeft, zie je -wel?” - -Allen hadden schik om het verbaasde en verrukte gezicht van het kind, -dat de machine had willen aanraken, om te begrijpen. - -“Ja,” herhaalde Bertheroy; “het leeft en is sterk als de zon, als de -groote zon daar, die over het reusachtige Parijs straalt en daar -menschen en dingen doet rijpen. Parijs zelf is ook een motor, Parijs is -de ketel, waarin de toekomst kookt, en waaronder wij, geleerden, het -eeuwige vuur onderhouden... Met dit wonder, dat den arbeid van ons -groote Parijs in de geheele wereld nog uitbreiden zal, ben jij, beste -Guillaume, de stoker, de scheppende arbeider der toekomst.” - -Pierre werd door die woorden zeer getroffen, en weer rees voor hem de -voorstelling op van den reusachtigen ketel, den van den eenen rand van -den horizont tot den anderen gevulden ketel, waarin de komende eeuw -geboren zou worden uit de buitengewone vermenging van goed en kwaad. -Maar nu zag hij boven de hartstochten, de eerzuchtige pogingen, de -gebreken uit den geweldigen gepraesteerden arbeid, den heldhaftigen -handenarbeid en de fabrieken en werkplaatsen, het glorierijke zoeken -van de intellectueele jeugd, die hij aan het werk wist, die in stilte -studeerde, geen enkele verovering der ouderen prijs gaf en niets liever -wilde dan het gebied daarvan uitbreiden. Dat is de exaltatie van -Parijs, in welks reusachtigen schoot de toekomst zich ontwikkelt, -waaruit deze, licht als het morgenrood, zal springen. Evenals de oude -wereld het nu in doodsstrijd liggende Rome bezeten had, zoo heerschte -Parijs nu onbeperkt over den modernen tijd; het is het middelpunt der -volkeren in die voortdurende beweging, welke hen met de zon van het -Oosten naar het Westen, van beschaving tot beschaving draagt. Het is -het brein—een geheel groot verleden heeft het voorbestemd om onder alle -steden de inwijdster, de beschaafster, de bevrijdster te zijn. Gisteren -riep het den naties den kreet “Vrijheid” toe, morgen zou het haar den -godsdienst der wetenschap, de gerechtigheid, het door de democratieën -verwachte nieuwe geloof brengen. Het was ook de goedheid, de -vroolijkheid, de zachtmoedigheid, de hartstocht om alles te weten, de -edelmoedigheid, om alles te geven. In de werklieden van zijn -voorsteden, in de boeren van zijn omliggende landerijen bezit het -onuitputtelijke hulpbronnen, oneindige reserven aan menschen, waaruit -de toekomst zonder te tellen putten kan. De eeuw ging met Parijs ten -einde, de volgende eeuw zou met Parijs beginnen. - -Marie uitte een zachten kreet van bewondering en wees met een gebaar op -Parijs. - -“Kijk toch eens, kijk toch eens! Parijs geheel in goud, Parijs bedekt -door zijn goudoogst.” - -Allen stonden verrukt, want werkelijk was het lichteffect buitengewoon -prachtig. Het was het effect, dat Pierre reeds meer gezien had: de -schuin staande zon overstroomde het onmetelijke Parijs met een -goudstof. Maar ditmaal was het niet meer het uitzaaien, waarbij de -chaos der daken en gebouwen op een bruinen, door den een of anderen -reuzenploeg omgewoelden akker geleek en de goddelijke zon handenvol -stralen uitwierp als goudkorrels, die overal heenvlogen. - -Het was ook niet meer de stad met haar duidelijk onderscheiden -wijken—in het Oosten de door grauwen rook omgeven arbeiderswijk, in het -Zuiden de rustig-vroolijke studentenwijk, in het Westen de breede wijk -der rijken, in het midden de koopliedenwijk met haar sombere straten. -Het scheen alsof hetzelfde kiemen van het leven, hetzelfde bloemenveld -de geheele stad bedekt had, in harmonie bracht en er één grenzenloos, -met dezelfde vruchtbaarheid bedekt veld van maakte. Graan, graan -overal, een oceaan van graan, waarvan de gouden deining van het eene -einde van den horizont naar het andere rolde. Zoo baadde de schuin -staande zon Parijs in gelijke pracht: het was de oogst na het zaad. - -“Kijk toch eens, kijk toch eens!” riep Marie weer. “Geen hoekje, dat -zijn garve niet heeft; tot zelfs de laagste daken zijn vruchtbaar. En -overal dezelfde rijkdom van aren, alsof er niet meer dan één enkele -verzoende en broederlijke aarde is... Jean, kleine Jean, kijk toch eens -hoe mooi het is!” - -Pierre was bij haar komen staan en drukte zich bevend tegen haar aan. -Grootmoeder en Bertheroy glimlachten over deze toekomst, die zij niet -meer zien zouden, terwijl achter Guillaume de drie groote zoons ernstig -en vol hoop stonden. - -Toen hief Marie in een mooi, geestdriftig gebaar het kind met haar -beide armen in de hoogte, bood het aan het onmetelijke Parijs, gaf het -hem als een verheven geschenk. - -“Daar Jean, kleine lieveling! Jij zult dat alles oogsten en den oogst -in de schuur zetten!” - -Het door de goddelijke zon met licht bezaaide, vlammende Parijs droeg -in haar glorie den toekomstigen oogst van waarheid en gerechtigheid. - - - EINDE. - - - - - - - - -AANTEEKENINGEN - - -[1] Hospitaal te Parijs voor oude, zieke en gebrekkige vrouwen. - -[2] De wandelgang der Kamer. - -[3] Gevangenis voor gedetineerden bij Parijs. - -[4] Bekende mondaine schouwburg te Parijs. - -[5] Het type van den halven geleerde, die sterk tegen den godsdienst -gekant is. - -[6] Zoo wordt in Fourier’s stelsel de kazernewoning voor een “phalanx”, -een ongeveer zestienhonderd à tweeduizend zielen omvattende associatie -genoemd. - -[7] Cabet’s communistische kolonie in Nauvoo (Illinois). - -[8] Een niet-officieele makelaar in effecten. - -[9] Secte van zieners en dwepers. - -[10] Wat wij gruwelkamer zouden kunnen noemen. - -[11] Een non (1647–1690), die door haar visioenen aanleiding gaf tot de -invoering van de vereering van het Heilige Hart van Jezus, en in 1864 -door Pius IX heilig verklaard werd. - -*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE DRIE STEDEN: PARIJS *** - -Updated editions will replace the previous one--the old editions will -be renamed. - -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the -United States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for an eBook, except by following -the terms of the trademark license, including paying royalties for use -of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for -copies of this eBook, complying with the trademark license is very -easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation -of derivative works, reports, performances and research. Project -Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away--you may -do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected -by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark -license, especially commercial redistribution. - -START: FULL LICENSE - -THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK - -To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase "Project -Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg-tm License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. - -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project -Gutenberg-tm electronic works - -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the -person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph -1.E.8. - -1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm -electronic works. See paragraph 1.E below. - -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the -Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when -you share it without charge with others. - -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country other than the United States. - -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: - -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work -on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the -phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: - - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and - most other parts of the world at no cost and with almost no - restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it - under the terms of the Project Gutenberg License included with this - eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the - United States, you will have to check the laws of the country where - you are located before using this eBook. - -1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase "Project -Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. - -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. - -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg-tm License. - -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format -other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg-tm website -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain -Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. - -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. - -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works -provided that: - -* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation." - -* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm - works. - -* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - -* You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg-tm works. - -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of -the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the Foundation as set -forth in Section 3 below. - -1.F. - -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. - -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right -of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. - -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. - -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. - -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. - -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any -Defect you cause. - -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm - -Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. - -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's -goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg-tm and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at -www.gutenberg.org - -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation - -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state's laws. - -The Foundation's business office is located at 809 North 1500 West, -Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up -to date contact information can be found at the Foundation's website -and official page at www.gutenberg.org/contact - -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg -Literary Archive Foundation - -Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without -widespread public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine-readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. - -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular -state visit www.gutenberg.org/donate - -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. - -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. - -Please check the Project Gutenberg web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate - -Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works - -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of -volunteer support. - -Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. - -Most people start at our website which has the main PG search -facility: www.gutenberg.org - -This website includes information about Project Gutenberg-tm, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. diff --git a/old/65340-0.zip b/old/65340-0.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index 79614aa..0000000 --- a/old/65340-0.zip +++ /dev/null diff --git a/old/65340-h.zip b/old/65340-h.zip Binary files differdeleted file mode 100644 index ef1aac9..0000000 --- a/old/65340-h.zip +++ /dev/null diff --git a/old/65340-h/65340-h.htm b/old/65340-h/65340-h.htm deleted file mode 100644 index 3b76f64..0000000 --- a/old/65340-h/65340-h.htm +++ /dev/null @@ -1,20409 +0,0 @@ -<!DOCTYPE html -PUBLIC "-//W3C//DTD HTML 4.01 Transitional//EN" "http://www.w3.org/TR/html4/loose.dtd"> -<!-- This HTML file has been automatically generated from an XML source on 2021-05-14T20:02:12Z using SAXON HE 9.9.1.8 . --> -<html lang="nl"> -<head> -<meta http-equiv="Content-Type" content="text/html; charset=utf-8"> -<title>Parijs (De Drie Steden, Deel 3 van 3)</title> -<meta name="generator" content="tei2html.xsl, see https://github.com/jhellingman/tei2html"> -<meta name="author" content="Émile Zola (1840–1902)"> -<link rel="coverpage" href="images/cover.jpg"> -<link rel="schema.DC" href="http://dublincore.org/documents/1998/09/dces/"> -<meta name="DC.Creator" content="Émile Zola (1840–1902)"> -<meta name="DC.Title" content="Parijs (De Drie Steden, Deel 3 van 3)"> -<meta name="DC.Language" content="nl-1900"> -<meta name="DC.Format" content="text/html"> -<meta name="DC.Publisher" content="Project Gutenberg"> -<meta name="DC:Subject" content="#####"> -<style type="text/css"> /* <![CDATA[ */ -html { -line-height: 1.3; -} -body { -margin: 0; -} -main { -display: block; -} -h1 { -font-size: 2em; -margin: 0.67em 0; -} -hr { -height: 0; -overflow: visible; -} -pre { -font-family: monospace, monospace; -font-size: 1em; -} -a { -background-color: transparent; -} -abbr[title] { -border-bottom: none; -text-decoration: underline; -text-decoration: underline dotted; -} -b, strong { -font-weight: bolder; -} -code, kbd, samp { -font-family: monospace, monospace; -font-size: 1em; -} -small { -font-size: 80%; -} -sub, sup { -font-size: 67%; -line-height: 0; -position: relative; -vertical-align: baseline; -} -sub { -bottom: -0.25em; -} -sup { -top: -0.5em; -} -img { -border-style: none; -} -body { -font-family: serif; -font-size: 100%; -text-align: left; -margin-top: 2.4em; -} -div.front, div.body { -margin-bottom: 7.2em; -} -div.back { -margin-bottom: 2.4em; -} -.div0 { -margin-top: 7.2em; -margin-bottom: 7.2em; -} -.div1 { -margin-top: 5.6em; -margin-bottom: 5.6em; -} -.div2 { -margin-top: 4.8em; -margin-bottom: 4.8em; -} -.div3 { -margin-top: 3.6em; -margin-bottom: 3.6em; -} -.div4 { -margin-top: 2.4em; -margin-bottom: 2.4em; -} -.div5, .div6, .div7 { -margin-top: 1.44em; -margin-bottom: 1.44em; -} -.div0:last-child, .div1:last-child, .div2:last-child, .div3:last-child, -.div4:last-child, .div5:last-child, .div6:last-child, .div7:last-child { -margin-bottom: 0; -} -blockquote div.front, blockquote div.body, blockquote div.back { -margin-top: 0; -margin-bottom: 0; -} -.divBody .div1:first-child, .divBody .div2:first-child, .divBody .div3:first-child, .divBody .div4:first-child, -.divBody .div5:first-child, .divBody .div6:first-child, .divBody .div7:first-child { -margin-top: 0; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6, .h1, .h2, .h3, .h4, .h5, .h6 { -clear: both; -font-style: normal; -text-transform: none; -} -h3, .h3 { -font-size: 1.2em; -} -h3.label { -font-size: 1em; -margin-bottom: 0; -} -h4, .h4 { -font-size: 1em; -} -.alignleft { -text-align: left; -} -.alignright { -text-align: right; -} -.alignblock { -text-align: justify; -} -p.tb, hr.tb, .par.tb { -margin: 1.6em auto; -text-align: center; -} -p.argument, p.note, p.tocArgument, .par.argument, .par.note, .par.tocArgument { -font-size: 0.9em; -text-indent: 0; -} -p.argument, p.tocArgument, .par.argument, .par.tocArgument { -margin: 1.58em 10%; -} -td.tocDivNum { -vertical-align: top; -} -td.tocPageNum { -vertical-align: bottom; -} -.opener, .address { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -} -.addrline { -margin-top: 0; -margin-bottom: 0; -} -.dateline { -margin-top: 1.6em; -margin-bottom: 1.6em; -text-align: right; -} -.salute { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.signed { -margin-top: 1.6em; -margin-left: 3.58em; -text-indent: -2em; -} -.epigraph { -font-size: 0.9em; -width: 60%; -margin-left: auto; -} -.epigraph span.bibl { -display: block; -text-align: right; -} -.trailer { -clear: both; -margin-top: 3.6em; -} -span.abbr, abbr { -white-space: nowrap; -} -span.parnum { -font-weight: bold; -} -span.corr, span.gap { -border-bottom: 1px dotted red; -} -span.num, span.trans, span.trans { -border-bottom: 1px dotted gray; -} -span.measure { -border-bottom: 1px dotted green; -} -.ex { -letter-spacing: 0.2em; -} -.sc { -font-variant: small-caps; -} -.asc { -font-variant: small-caps; -text-transform: lowercase; -} -.uc { -text-transform: uppercase; -} -.tt { -font-family: monospace; -} -.underline { -text-decoration: underline; -} -.overline, .overtilde { -text-decoration: overline; -} -.rm { -font-style: normal; -} -.red { -color: red; -} -hr { -clear: both; -border: none; -border-bottom: 1px solid black; -width: 45%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -margin-top: 1em; -text-align: center; -} -hr.dotted { -border-bottom: 2px dotted black; -} -hr.dashed { -border-bottom: 2px dashed black; -} -.aligncenter { -text-align: center; -} -h1, h2, .h1, .h2 { -font-size: 1.44em; -line-height: 1.5; -} -h1.label, h2.label { -font-size: 1.2em; -margin-bottom: 0; -} -h5, h6 { -font-size: 1em; -font-style: italic; -} -p, .par { -text-indent: 0; -} -p.firstlinecaps:first-line, .par.firstlinecaps:first-line { -text-transform: uppercase; -} -.hangq { -text-indent: -0.32em; -} -.hangqq { -text-indent: -0.42em; -} -.hangqqq { -text-indent: -0.84em; -} -p.dropcap:first-letter, .par.dropcap:first-letter { -float: left; -clear: left; -margin: 0 0.05em 0 0; -padding: 0; -line-height: 0.8; -font-size: 420%; -vertical-align: super; -} -blockquote, p.quote, div.blockquote, div.argument, .par.quote { -font-size: 0.9em; -margin: 1.58em 5%; -} -.pageNum a, a.noteRef:hover, a.pseudoNoteRef:hover, a.hidden:hover, a.hidden { -text-decoration: none; -} -.advertisement, .advertisements { -background-color: #FFFEE0; -border: black 1px dotted; -color: #000; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.footnotes .body, .footnotes .div1 { -padding: 0; -} -.fnarrow { -color: #AAAAAA; -font-weight: bold; -text-decoration: none; -} -.fnarrow:hover, .fnreturn:hover { -color: #660000; -} -.fnreturn { -color: #AAAAAA; -font-size: 80%; -font-weight: bold; -text-decoration: none; -vertical-align: 0.25em; -} -a { -text-decoration: none; -} -a:hover { -text-decoration: underline; -background-color: #e9f5ff; -} -a.noteRef, a.pseudoNoteRef { -font-size: 67%; -line-height: 0; -position: relative; -vertical-align: baseline; -top: -0.5em; -text-decoration: none; -margin-left: 0.1em; -} -.displayfootnote { -display: none; -} -div.footnotes { -font-size: 80%; -margin-top: 1em; -padding: 0; -} -hr.fnsep { -margin-left: 0; -margin-right: 0; -text-align: left; -width: 25%; -} -p.footnote, .par.footnote { -margin-bottom: 0.5em; -margin-top: 0.5em; -} -p.footnote .fnlabel, .par.footnote .fnlabel { -float: left; -min-width: 1.0em; -margin-left: -0.1em; -padding-top: 0.9em; -padding-right: 0.4em; -} -.apparatusnote { -text-decoration: none; -} -table.tocList { -width: 100%; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -border-width: 0; -border-collapse: collapse; -} -td.tocPageNum, td.tocDivNum { -text-align: right; -min-width: 10%; -border-width: 0; -white-space: nowrap; -} -td.tocDivNum { -padding-left: 0; -padding-right: 0.5em; -} -td.tocPageNum { -padding-left: 0.5em; -padding-right: 0; -} -td.tocDivTitle { -width: auto; -} -p.tocPart, .par.tocPart { -margin: 1.58em 0; -font-variant: small-caps; -} -p.tocChapter, .par.tocChapter { -margin: 1.58em 0; -} -p.tocSection, .par.tocSection { -margin: 0.7em 5%; -} -table.tocList td { -vertical-align: top; -} -table.tocList td.tocPageNum { -vertical-align: bottom; -} -table.inner { -display: inline-table; -border-collapse: collapse; -width: 100%; -} -td.itemNum { -text-align: right; -min-width: 5%; -padding-right: 0.8em; -} -td.innerContainer { -padding: 0; -margin: 0; -} -.index { -font-size: 80%; -} -.index p { -text-indent: -1em; -margin-left: 1em; -} -.indexToc { -text-align: center; -} -.transcriberNote { -background-color: #DDE; -border: black 1px dotted; -color: #000; -font-family: sans-serif; -font-size: 80%; -margin: 2em 5%; -padding: 1em; -} -.missingTarget { -text-decoration: line-through; -color: red; -} -.correctionTable { -width: 75%; -} -.width20 { -width: 20%; -} -.width40 { -width: 40%; -} -p.smallprint, li.smallprint, .par.smallprint { -color: #666666; -font-size: 80%; -} -span.musictime { -vertical-align: middle; -display: inline-block; -text-align: center; -} -span.musictime, span.musictime span.top, span.musictime span.bottom { -padding: 1px 0.5px; -font-size: xx-small; -font-weight: bold; -line-height: 0.7em; -} -span.musictime span.bottom { -display: block; -} -ul { -list-style-type: none; -} -.splitListTable { -margin-left: 0; -} -.numberedItem { -text-indent: -3em; -margin-left: 3em; -} -.numberedItem .itemNumber { -float: left; -position: relative; -left: -3.5em; -width: 3em; -display: inline-block; -text-align: right; -} -.itemGroupTable { -border-collapse: collapse; -margin-left: 0; -} -.itemGroupTable td { -padding: 0; -margin: 0; -vertical-align: middle; -} -.itemGroupBrace { -padding: 0 0.5em !important; -} -.titlePage { -border: #DDDDDD 2px solid; -margin: 3em 0 7em 0; -padding: 5em 10% 6em 10%; -text-align: center; -} -.titlePage .docTitle { -line-height: 1.7; -margin: 2em 0 2em 0; -font-weight: bold; -} -.titlePage .docTitle .mainTitle { -font-size: 1.8em; -} -.titlePage .docTitle .subTitle, .titlePage .docTitle .seriesTitle, -.titlePage .docTitle .volumeTitle { -font-size: 1.44em; -} -.titlePage .byline { -margin: 2em 0 2em 0; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.5; -} -.titlePage .byline .docAuthor { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -.titlePage .figure { -margin: 2em auto; -} -.titlePage .docImprint { -margin: 4em 0 0 0; -font-size: 1.2em; -line-height: 1.5; -} -.titlePage .docImprint .docDate { -font-size: 1.2em; -font-weight: bold; -} -div.figure { -text-align: center; -} -.figure { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.floatLeft { -float: left; -margin: 10px 10px 10px 0; -} -.floatRight { -float: right; -margin: 10px 0 10px 10px; -} -p.figureHead, .par.figureHead { -font-size: 100%; -text-align: center; -} -.figAnnotation { -font-size: 80%; -position: relative; -margin: 0 auto; -} -.figTopLeft, .figBottomLeft { -float: left; -} -.figTopRight, .figBottomRight { -float: right; -} -.figure p, .figure .par { -font-size: 80%; -margin-top: 0; -text-align: center; -} -img { -border-width: 0; -} -td.galleryFigure { -text-align: center; -vertical-align: middle; -} -td.galleryCaption { -text-align: center; -vertical-align: top; -} -tr, td, th { -vertical-align: top; -} -tr.bottom, td.bottom, th.bottom { -vertical-align: bottom; -} -td.label, tr.label td { -font-weight: bold; -} -td.unit, tr.unit td { -font-style: italic; -} -td.leftbrace, td.rightbrace { -vertical-align: middle; -} -span.sum { -padding-top: 2px; -border-top: solid black 1px; -} -table.inlinetable { -display: inline-table; -} -table.borderOutside { -border-collapse: collapse; -} -table.borderOutside td { -padding-left: 4px; -padding-right: 4px; -} -table.borderOutside .cellHeadTop, table.borderOutside .cellTop { -border-top: 2px solid black; -} -table.borderOutside .cellHeadBottom { -border-bottom: 1px solid black; -} -table.borderOutside .cellBottom { -border-bottom: 2px solid black; -} -table.borderOutside .cellLeft, table.borderOutside .cellHeadLeft { -border-left: 2px solid black; -} -table.borderOutside .cellRight, table.borderOutside .cellHeadRight { -border-right: 2px solid black; -} -table.verticalBorderInside { -border-collapse: collapse; -} -table.verticalBorderInside td { -padding-left: 4px; -padding-right: 4px; -border-left: 1px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellHeadTop, table.verticalBorderInside .cellTop { -border-top: 2px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellHeadBottom { -border-bottom: 1px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellBottom { -border-bottom: 2px solid black; -} -table.verticalBorderInside .cellLeft, table.verticalBorderInside .cellHeadLeft { -border-left: 0 solid black; -} -table.borderAll { -border-collapse: collapse; -} -table.borderAll td { -padding-left: 4px; -padding-right: 4px; -border: 1px solid black; -} -table.borderAll .cellHeadTop, table.borderAll .cellTop { -border-top: 2px solid black; -} -table.borderAll .cellHeadBottom { -border-bottom: 1px solid black; -} -table.borderAll .cellBottom { -border-bottom: 2px solid black; -} -table.borderAll .cellLeft, table.borderAll .cellHeadLeft { -border-left: 2px solid black; -} -table.borderAll .cellRight, table.borderAll .cellHeadRight { -border-right: 2px solid black; -} -tr.borderTop td, tr.borderTop th, th.borderTop, td.borderTop { -border-top: 1px solid black !important; -} -tr.borderRight td, tr.borderRight th, th.borderRight, td.borderRight { -border-right: 1px solid black !important; -} -tr.borderLeft td, tr.borderLeft th, th.borderLeft, td.borderLeft { -border-left: 1px solid black !important; -} -tr.borderBottom td, tr.borderBottom th, th.borderBottom, td.borderBottom { -border-bottom: 1px solid black !important; -} -tr.borderHorizontal td, tr.borderHorizontal th, th.borderHorizontal, td.borderHorizontal { -border-top: 1px solid black !important; -border-bottom: 1px solid black !important; -} -tr.borderVertical td, tr.borderVertical th, th.borderVertical, td.borderVertical { -border-right: 1px solid black !important; -border-left: 1px solid black !important; -} -tr.borderAll td, tr.borderAll th, th.borderAll, td.borderAll { -border: 1px solid black !important; -} -tr.noBorderTop td, tr.noBorderTop th, th.noBorderTop, td.noBorderTop { -border-top: none !important; -} -tr.noBorderRight td, tr.noBorderRight th, th.noBorderRight, td.noBorderRight { -border-right: none !important; -} -tr.noBorderLeft td, tr.noBorderLeft th, th.noBorderLeft, td.noBorderLeft { -border-left: none !important; -} -tr.noBorderBottom td, tr.noBorderBottom th, th.noBorderBottom, td.noBorderBottom { -border-bottom: none !important; -} -tr.noBorderHorizontal td, tr.noBorderHorizontal th, th.noBorderHorizontal, td.noBorderHorizontal { -border-top: none !important; -border-bottom: none !important; -} -tr.noBorderVertical td, tr.noBorderVertical th, th.noBorderVertical, td.noBorderVertical { -border-right: none !important; -border-left: none !important; -} -tr.borderAll td, tr.borderAll th, th.borderAll, td.noBorderAll { -border: none !important; -} -.cellDoubleUp { -border: 0 solid black !important; -width: 1em; -} -td.alignDecimalIntegerPart { -text-align: right; -border-right: none !important; -padding-right: 0 !important; -margin-right: 0 !important; -} -td.alignDecimalFractionPart { -text-align: left; -border-left: none !important; -padding-left: 0 !important; -margin-left: 0 !important; -} -td.alignDecimalNotNumber { -text-align: center; -} -body { -padding: 1.58em 16%; -} -.pageNum { -display: inline; -font-size: 70%; -font-style: normal; -margin: 0; -padding: 0; -position: absolute; -right: 1%; -text-align: right; -} -.marginnote { -font-size: 0.8em; -height: 0; -left: 1%; -position: absolute; -text-indent: 0; -width: 14%; -text-align: left; -} -.right-marginnote { -font-size: 0.8em; -height: 0; -right: 3%; -position: absolute; -text-indent: 0; -text-align: right; -width: 11% -} -.cut-in-left-note { -font-size: 0.8em; -left: 1%; -float: left; -text-indent: 0; -width: 14%; -text-align: left; -padding: 0.8em 0.8em 0.8em 0; -} -.cut-in-right-note { -font-size: 0.8em; -left: 1%; -float: right; -text-indent: 0; -width: 14%; -text-align: right; -padding: 0.8em 0 0.8em 0.8em; -} -span.tocPageNum, span.flushright { -position: absolute; -right: 16%; -top: auto; -text-indent: 0; -} -.pglink::after { -content: "\0000A0\01F4D8"; -font-size: 80%; -font-style: normal; -font-weight: normal; -} -.catlink::after { -content: "\0000A0\01F4C7"; -font-size: 80%; -font-style: normal; -font-weight: normal; -} -.exlink::after, .wplink::after, .biblink::after, .qurlink::after, .seclink::after { -content: "\0000A0\002197\00FE0F"; -color: blue; -font-size: 80%; -font-style: normal; -font-weight: normal; -} -.pglink:hover { -background-color: #DCFFDC; -} -.catlink:hover { -background-color: #FFFFDC; -} -.exlink:hover, .wplink:hover, .biblink:hover, .qurlink:hover { -background-color: #FFDCDC; -} -body { -background: #FFFFFF; -font-family: serif; -} -body, a.hidden { -color: black; -} -h1, h2, .h1, .h2 { -text-align: center; -font-variant: small-caps; -font-weight: normal; -} -p.byline { -text-align: center; -font-style: italic; -margin-bottom: 2em; -} -.div2 p.byline, .div3 p.byline, .div4 p.byline, .div5 p.byline, .div6 p.byline, .div7 p.byline { -text-align: left; -} -.figureHead, .noteRef, .pseudoNoteRef, .marginnote, .right-marginnote, p.legend, .verseNum { -color: #660000; -} -.rightnote, .pageNum, .lineNum, .pageNum a { -color: #AAAAAA; -} -a.hidden:hover, a.noteRef:hover, a.pseudoNoteRef:hover { -color: red; -} -h1, h2, h3, h4, h5, h6 { -font-weight: normal; -} -table { -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -.tablecaption { -text-align: center; -} -.arab { font-family: Scheherazade, serif; } -.aran { font-family: 'Awami Nastaliq', serif; } -.grek { font-family: 'Charis SIL', serif; } -.hebr { font-family: Shlomo, 'Ezra SIL', serif; } -.syrc { font-family: 'Serto Jerusalem', serif; } -/* CSS rules generated from rendition elements in TEI file */ -div.book > div.divHead { -background-image: url("images/box.png"); -background-repeat: no-repeat; -width: 484px; -height: 92px; -margin-left: auto; -margin-right: auto; -} -h2.main { -text-align: center; -padding-top: 26px; -} -#ads .review { -margin-left: 5%; -margin-right: 5%; -font-size: small; -} -#ads .signed { -text-align: right; -font-size: small; -margin-right: 5%; -} -/* CSS rules generated from @rend attributes in TEI file */ -.xd30e178 { -min-width:2em; -} -.xd30e180 { -text-align:right; -} -.cover-imagewidth { -width:496px; -} -.seriestitle-imagewidth { -width:442px; -} -.titlepage-imagewidth { -width:441px; -} -.xd30e173 { -text-align:center; font-size:large; -} -.xd30e175 { -text-align:center; font-size:x-large; -} -.xd30e233 { -text-align:right; -} -.xd30e6209 { -text-align:center; -} -@media handheld { -} -/* ]]> */ </style> -</head> -<body> - -<div style='text-align:center; font-size:1.2em; font-weight:bold'>The Project Gutenberg eBook of De drie steden: Parijs, by Emile Zola</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and -most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions -whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms -of the Project Gutenberg License included with this eBook or online -at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you -are not located in the United States, you will have to check the laws of the -country where you are located before using this eBook. -</div> - -<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Title: De drie steden: Parijs</div> - -<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Author: Emile Zola</div> - -<div style='display:block; margin-top:1em; margin-bottom:1em; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Translator: W. J. A. Roldanus Jr.</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'>Release Date: May 14, 2021 [eBook #65340]</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'>Language: Dutch</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'>Character set encoding: UTF-8</div> - -<div style='display:block; margin-left:2em; text-indent:-2em'>Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading Team at https://www.pgdp.net/ for Project Gutenberg</div> - -<div style='margin-top:2em; margin-bottom:4em'>*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE DRIE STEDEN: PARIJS ***</div> -<div class="front"> -<div class="div1 cover"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first"></p> -<div class="figure cover-imagewidth"><img src="images/cover.jpg" alt="Oorspronkelijke voorkant." width="496" height="720"></div><p> -</p> -</div> -</div> -<div class="div1 titlepage"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first"></p> -<div class="figure seriestitle-imagewidth"><img src="images/seriestitle1918.png" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width="442" height="720"></div><p> -</p> -</div> -</div> -<div class="titlePage"> -<div class="docTitle"> -<div class="mainTitle">DE MEULENHOFF-EDITIE</div> -<div class="subTitle">EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK</div> -</div> -<div class="docImprint">UITGEGEVEN DOOR J. M. MEULENHOFF -<br> -TE AMSTERDAM IN HET JAAR MCMXVIII</div> -</div> -<p></p> -<div class="div1 titlepage"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first"></p> -<div class="figure titlepage-imagewidth"><img src="images/titlepage.png" alt="Oorspronkelijke titelpagina." width="441" height="720"></div><p> -</p> -</div> -</div> -<div class="titlePage"> -<div class="docTitle"> -<div class="seriesTitle">DE DRIE STEDEN</div> -<div class="mainTitle">PARIJS</div> -</div> -<div class="byline">ROMAN -<br> -DOOR -<br> -<span class="docAuthor">EMILE ZOLA</span> -<br> -VERTALING VAN -<br> -<span class="docAuthor">W. J. A. ROLDANUS <span class="sc">Jr.</span></span></div> -<div class="docImprint">UITGEGEVEN DOOR J. M. MEULENHOFF -<br> -TE AMSTERDAM AAN HET DAMRAK 88</div> -</div> -<p><span class="pageNum" id="pb4">[<a href="#pb4">4</a>]</span></p> -<div class="div1 advertisement"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divBody"> -<p class="first xd30e173">ROMAN-TRILOGIE -</p> -<p class="xd30e175">DE DRIE STEDEN -</p> -<div class="table"> -<table> -<tr> -<td colspan="3" class="colspan xd30e178 cellLeft cellRight cellTop"><a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/56760">LOURDES</a>.—Roman. 590 bladzijden.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd30e178 cellLeft"></td> -<td>Eenvoudig gebonden </td> -<td class="xd30e180 cellRight">ƒ 1.10</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd30e178 cellLeft"></td> -<td>In prachtband met goud </td> -<td class="xd30e180 cellRight">ƒ 1.65 -</td> -</tr> -<tr> -<td colspan="3" class="colspan xd30e178 cellLeft cellRight"><a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/61326">ROME</a>.—Roman. 645 bladzijden.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd30e178 cellLeft"></td> -<td>Eenvoudig gebonden </td> -<td class="xd30e180 cellRight">ƒ 1.10</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd30e178 cellLeft"></td> -<td>In prachtband met goud </td> -<td class="xd30e180 cellRight">ƒ 1.65 -</td> -</tr> -<tr> -<td colspan="3" class="colspan xd30e178 cellLeft cellRight">PARIJS.—Roman.</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd30e178 cellLeft"></td> -<td>Eenvoudig gebonden </td> -<td class="xd30e180 cellRight">ƒ 1.10</td> -</tr> -<tr> -<td class="xd30e178 cellLeft cellBottom"></td> -<td class="cellBottom">In prachtband met goud </td> -<td class="xd30e180 cellRight cellBottom">ƒ 1.65</td> -</tr> -</table> -</div><p> -</p> -<p>“Voor het eerst verschijnt een volledige en onverminkte vertaling van deze groote -Zola-boeken. Dat feit verkondig ik met vreugde. Nu eindelijk verschijnen de “Drie -steden” in een verzorgde vertaling, met piëteit volbracht tegenover een groot schrijver; -een vertaling waarin geen regel van het oorspronkelijk werd weggelaten”. -</p> -<p class="xd30e233"><span class="sc">Is. Querido</span>. -<span class="pageNum" id="pb5">[<a href="#pb5">5</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="body"> -<div id="bk1" class="div1 book"><span class="pageNum">[<a href="#bk1.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">EERSTE BOEK</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<div id="ch1.1" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch1.1.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">I.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een ochtend in het eind van Januari stond abbé Pierre Froment, die in den Sacré-Cœur -van Montmartre een mis moest lezen, reeds voor acht uur voor de basilica. Alvorens -naar binnen te gaan, keek hij een oogenblik naar Parijs, welks grenzenlooze zee zich -aan zijn voeten ontrolde. -</p> -<p>Na twee maanden van vreeselijke koude, sneeuw en ijs lag Parijs nu als het ware gedompeld -in een somberen, huiverenden dooi. Uit den wijden, loodkleurigen hemel hing een dichte -nevel als een rouwsluier. Het geheele Oosten der stad, de wijken van armoede en werk, -schenen in rosachtige dampen, waarin men den adem van werkplaatsen en fabrieken vermoedde, -gehuld, terwijl naar het Westen, naar de wijken van rijkdom en genot, de mist òplichtte, -niet meer dan een fijne, onbeweeglijke nevelsluier was. Nauwlijks kon men raden, waar -de ronde lijn van den horizont was, het onmetelijke huizenveld geleek een chaos van -steenen, bezaaid met stilstaande poelen, die de inzinkingen met een valen waterdamp -vulden, en waartegen de muurkappen der gebouwen en de hoog gelegen straten roetachtig -zwart afstaken. Het was een mysterievol, door wolken omsluierd Parijs, als begraven -onder de asch van een ramp, reeds half verdwenen onder het lijden en de schande van -wat zijn onmetelijkheid verborg. -</p> -<p>Mager en droefgeestig in zijn dunne soutane stond Pierre nog te kijken, toen abbé -Rose, die zich blijkbaar achter een pilaar verscholen had, om hem op te wachten, op -hem toetrad. -</p> -<p>“Zoo, ben jij daar eindelijk, beste jongen? Ik heb je wat te vragen.” -</p> -<p>Hij scheen verlegen, zenuwachtig. Wantrouwend keek hij <span class="pageNum" id="pb6">[<a href="#pb6">6</a>]</span>om zich heen, of er niemand was; dan nam hij hem, alsof de eenzaamheid hem niet voldoende -gerust stelde, een paar passen mede in den ijzigen Noordenwind, dien hij blijkbaar -niet eens voelde. -</p> -<p>“Luister eens, het betreft een armen man, over wien ze me gesproken hebben, een ouden -man van zeventig jaar, die niet meer werken kan en in een krot in de rue des Saules -van honger omkomt … En nou had ik gedacht, beste jongen, dat jij die drie francs uit -mijn naam moest gaan brengen, dan heeft hij tenminste nog voor een paar dagen brood.” -</p> -<p>“Maar waarom gaat u zelf uw aalmoes niet brengen?” -</p> -<p>Weer werd abbé Rose zenuwachtig en keek met verschrikte, schuwe blikken om zich heen. -</p> -<p>“Neen, neen, dat kan ik niet na al die onaangenaamheden, die ik ondervonden heb. Je -weet heel goed, dat ze op me letten en dat ik weer een standje krijgen zou, als ze -merkten, dat ik zoo maar gaf, zonder te weten aan wien ik geef. Ja, ik heb, om die -drie francs te krijgen, wat moeten verkoopen … Ik smeek je, beste jongen, bewijs mij -dezen dienst.” -</p> -<p>Diep ontroerd keek Pierre naar den goeden, reeds geheel grijzen priester met zijn -dikken, goedigen mond, zijn heldere kinderoogen in het ronde, glimlachende gezicht. -In een opwelling van bitterheid herinnerde Pierre zich de geschiedenis, van dezen -vriend der armen, de ongenade, waarin deze vrome, menschlievende man door zijn verheven -rechtschapenheid gevallen was. Zijn kleine rez-de-chaussée in de rue de Charonne, -waarvan hij een asyl gemaakt had, waarin hij alle ellende der straat opnam, was ten -slotte de oorzaak van een schandaal geworden. Men maakte er misbruik van zijn goedgeloovigheid -en van zijn onschuld; zonder dat hij er ook maar iets van vermoedde, gebeurden er -de schandelijkste dingen. Snollen, die geen man gevonden hadden, om haar mede te nemen, -zochten hier haar onderkomen. De gemeenste rendez-vous werden er gegeven, het was -een <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> vermenging van geslachten. Op een goeden nacht had de politie een inval gedaan, om -een wegens kindermoord verdacht meisje van dertien jaar te arresteeren. De kerkelijke -autoriteit had daarop abbé Rose gedwongen zijn asyl te sluiten door hem over te plaatsen -naar de St. Pierre de Montmartre, waar hij zijn vicariaat terugkreeg. Het was geen -ongenade, maar een eenvoudige overplaatsing. Men had hem <span class="pageNum" id="pb7">[<a href="#pb7">7</a>]</span>verwijten gedaan, terwijl men nu, zooals hij zeide, zijn gangen naging; hij schaamde -zich en voelde zich ongelukkig, omdat hij nu slechts in het geheim geven kon, als -een dwaze verkwister, die bloost over zijn fouten. -</p> -<p>Pierre nam de drie francs. -</p> -<p>“Ik beloof u, dat ik heel graag doen zal wat u vraagt.” -</p> -<p>“Je gaat toch zeker na je mis? Hij heet Laveuve en woont in de rue des Saules in een -huis met een binnenplaats, even voor je in de rue Marcadet komt. Je zult het makkelijk -vinden … En als je zoo goed wilt zijn me vanavond om vijf uur in de Madeleine, waar -ik naar een lezing van monseigneur Martha ga luisteren, te komen vertellen hoe het -afgeloopen is, dan zou je me een heel groot plezier doen. Monseigneur Martha is altijd -zoo hartelijk voor me geweest. Kom jij ook niet luisteren?” -</p> -<p>Pierre antwoordde met een ontwijkend gebaar. Monseigneur Martha, bisschop van Persepolis, -die in het aartsbisschoppelijk paleis veel invloed had, sedert hij als werkelijk geniaal -propagandist de inkomsten voor den <span class="corr" id="xd30e268" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> vertienvoudigde, had inderdaad abbé Rose onder zijn bescherming genomen en doorgezet, -dat men hem in Parijs liet en weer naar de Saint-Pierre de Montmartre Verplaatst had. -</p> -<p>“Ik weet niet of ik zal kunnen blijven,” zeide Pierre. “Maar in ieder geval kom ik -u mijn bevindingen vertellen.” -</p> -<p>De Noordenwind en de grimmige koude doordrong hen beiden op den eenzamen top, in den -mist, welke de groote stad in een oceaan van nevels veranderde. Maar stappen deden -zich hooren; en dadelijk weer vol wantrouwen, zag abbé Rose een zeer grooten en krachtigen -man voorbijgaan. Hij droeg overschoenen en liep blootshoofds met zijn dik, grijs, -kortgeknipt haar. -</p> -<p>“Is dat je broer niet?” vroeg de priester. -</p> -<p>“Ja,” antwoordde Pierre kalm; “het is mijn broer Guillaume. Nu ik in den laatsten -tijd nog al eens in den <span class="corr" id="xd30e276" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> kom, zie ik hem vrij dikwijls. Hij woont hier nu al vijf-en-twintig jaar in de buurt, -geloof ik. Als we elkaar tegenkomen, geven we elkaar een hand. Maar ik ben nog niet -bij hem geweest … Och, tusschen ons is alles dood, we hebben niets gemeenschappelijks -meer, werelden scheiden ons …” -</p> -<p>Het liefdevolle glimlachje van abbé Rose kwam weer terug en hij maakte een gebaar, -als wilde hij te kennen <span class="pageNum" id="pb8">[<a href="#pb8">8</a>]</span>geven, dat men nooit aan de liefde moet wanhopen. Guillaume Froment, een geleerde -met een helder hoofd, een chemicus, een afvallige, die geheel afgezonderd leefde, -was nu een van z’n parochianen geworden, en wanneer de abbé langs het huis, waarin -hij met zijn drie volwassen zonen steeds aan het werk was, kwam, voelde hij het als -een ideaal om hem voor God te heroveren. -</p> -<p>“Maar ik laat je hier maar in dit akelige, koude weer staan, en zoo warm ben jij ook -niet gekleed … Ga je mis lezen. Tot vanavond in de Madeleine.” -</p> -<p>En weer rondkijkend, of niemand hem hooren kon, voegde hij er smeekend, met zijn gezicht -van een kind, dat altijd doet wat het niet doen mag, aan toe: -</p> -<p>“En spreek er met niemand over. Anders zeggen ze weer, dat ik me niet goed gedraag.” -</p> -<p>Pierre keek abbé Rose na, die zich verwijderde in de richting van de rue Cortot, waar -de oude priester op een vochtigen rez-de-chaussée, die door het uitzicht op een tuintje -opgevroolijkt werd, woonde. De asch, waaronder Parijs begraven lag, scheen onder de -vlagen van den ijzigen Noordenwind dikker te worden. Eindelijk ging Pierre de basilica -binnen. Zijn hart weende, was vol van de bitterheid, welke dit bankroet der naastenliefde -in hem opgewoeld had. Welk een verschrikkelijke ironie, dat deze vrome man gestraft -was omdat hij gegeven had, dat hij zich achter een pilaar verbergen moest, om te blijven -geven! Niets verzachtte het branden van deze weer open gegane wond, noch den lauw-warmen -vrede, dien hij binnentrad, noch de zwijgende plechtigheid van het breede, diepe schip -met zijn kale, nieuwe steenen. Er waren nog geen schilderijen, geen versieringen in; -de stelling, die opgericht was voor den in aanbouw zijnden koepel, versperde half -den weg. Op dit vroege ochtenduur, in het grijze licht, dat door de hooge, smalle -vensters binnenviel, waren aan verscheidene altaren reeds verscheidene stille missen -gelezen, brandden achter in de apsis gewijde kaarsen. Vlug liep Pierre naar de sacristie, -om daar de heilige gewaden aan te trekken en dan in de kapel Saint-Vincent-de-Paul -zijn mis te lezen. -</p> -<p>Maar nu de herinneringen eenmaal in hem teruggekomen waren, dacht Pierre, terwijl -hij machinaal de voorgeschreven gebaren maakte, slechts aan zijn wanhoop. Sedert zijn -terugkomst uit Rome—drie jaar geleden nu—leefde hij in den vreeselijksten ziele-angst, -waarin een mensch geraken <span class="pageNum" id="pb9">[<a href="#pb9">9</a>]</span>kan. Om zijn verloren geloof terug te vinden, had hij een eerste proef genomen, was -hij naar Lourdes gegaan, om daar het naïeve kindergeloof te zoeken, dat nederknielt -en bidt, het primitieve geloof der jonge volkeren, die gebogen zijn onder het juk -van hun onwetendheid. Maar bij het zien van de verheerlijking van het absurde en van -het verval van het gezonde menschenverstand was hij nog meer in verzet gekomen en -had de overtuiging gekregen, dat het heil, de vrede der hedendaagsche menschen en -volkeren niet liggen kan in het kinderlijk opgeven van de rede. Vervolgens had hij, -weer aangegrepen door den drang, om lief te hebben, met een tweede proef zijn laatsten -vrede op het spel gezet en was naar Rome gegaan, om te zien, of het Katholicisme zich -vernieuwen, tot den geest van het oorspronkelijk Christendom terugkeeren, de godsdienst -van de democratie, het geloof zijn kon, dat de moderne in doodsgevaar verkeerende -wereld verwachtte, om verder in vrede te kunnen leven; maar hij had daar niets gevonden -dan puinhoopen, dan den verrotten stam van een boom, die geen nieuwe vruchten meer -dragen kan; had er niets gehoord dan het laatste kraken van het oude, maatschappelijke -gebouw, dat op het punt stond in te storten. Weer aangegrepen door zijn grooten twijfel, -waarin hij bijna alles ontkende, was hij toen, uit naam van hun armen door abbé Rose -teruggeroepen, weer naar Parijs teruggegaan, om daar te vergeten, zich op te offeren, -te gelooven in hen, omdat zij met hun vreeselijke lijden alleen voor hem bestonden. -En van af dat oogenblik, sedert die drie jaar was hij gestooten op dit bankroet der -goedheid zelve, op de <span class="corr" id="xd30e292" title="Bron: belachlijke">belachelijke</span>, nuttelooze, gehoonde naastenliefde. -</p> -<p>Deze drie laatste jaren had Pierre in een onophoudelijk toegenomen marteling doorleefd, -waarin ten slotte zijn geheele wezen onderging. Zijn geloof was voor altijd gestorven, -ja zelfs zijn hoop, om het geloof der menigte voor het gemeenschappelijk heil te benutten, -was geheel vervlogen. Hij loochende alles, verwachtte niets meer dan de onvermijdelijke -slotcatastrophe, opstand, moordpartijen en brandstichting, die een schuldige en tot -ondergang gedoemde wereld moesten wegvagen. Als ongeloovig priester wakend over het -geloof van anderen, kuisch en fatsoenlijk zijn beroep vervullend, vol trotsche droefheid, -dat hij geen afstand had kunnen doen van zijn rede, zooals hij afstand gedaan had -van zijn vleesch en van zijn droom om redder der volkeren <span class="pageNum" id="pb10">[<a href="#pb10">10</a>]</span>te zijn, hield hij zich toch staande in een eenzame en wilde grootschheid. Deze wanhopige -loochenaar, die de diepte van het Niet gepeild en aangeraakt had, behield een zoo -trotsche en ernstige, door zoo reine goedheid doorgeurde houding, dat hij in zijn -parochie Neuilly de reputatie van een door God beminden, jongen heilige gekregen had, -wiens gebed wonderen werkte. Hij was de orderegel zelf; hij bezat niet meer dan het -priesterlijk gebaar zonder de onsterfelijke ziel: hij was niet meer dan een ledig -graf, waarin zelfs de asch van de hoop niet meer overbleef—en door smart gemartelde -vrouwen, in tranen badende parochianen aanbaden hem, kusten zijn soutane; ja, een -vrouw, wier kind thuis op sterven lag, was hem in wanhoop komen smeeken aan Jezus -genezing te vragen, zeker als zij was, dat Jezus die hem in het heiligdom van Montmartre, -waar het wonder van zijn van liefde brandend hart vlamde, toestaan zou. -</p> -<p>Inmiddels was Pierre in zijn heilige gewaden de kapel van Saint-Vincent-de-Paul binnengegaan. -Hij ging de trede van het altaar op en begon de mis; en toen hij zich met zijn tot -zegenen uitgebreide handen omkeerde, zag men zijn ingevallen gezicht, zijn door bitterheid -smaller geworden, zachten mond, zijn door lijden donker geworden, liefdevolle oogen. -Het was niet meer de jonge priester met het door liefdevuur verteerde gelaat, die -naar Lourdes—niet meer de jonge priester met het stralende apostelgelaat, die naar -Rome gegaan was. Zijn beide in eeuwigen strijd verkeerende erfdeelen—zijn vader, van -wien hij den oninneembaren toren van zijn voorhoofd had; zijn moeder, die hem haar -naar liefde dorstende lippen gegeven had, zetten op dit nu verwoeste gelaat, waarop -in oogenblikken van vergetelheid de chaos van zijn troostelooze wanhoop oprees, hun -strijd voort, den eeuwigen menschelijken strijd tusschen gevoel en rede. De lippen -bekenden nog den ongestilden dorst om lief te hebben, om zich voor de menschheid te -geven en te leven, een dorst, dien hij meende nooit meer te zullen kunnen lesschen, -terwijl het krachtige voorhoofd daarentegen, de citadel, waardoor hij leed, hardnekkig -weigerde zich over te geven aan de aanvallen van de dwaling. Maar hij bleef standvastig, -verborg het verschrikkelijke van het Niet, waarin hij streed, maakte trotsch de gebaren, -sprak verheven de voorgeschreven woorden uit; en de moeder, die daar tusschen de andere -vrouwen neergeknield lag, de moeder, die van hem een laatste tusschenkomst verwachtte, -<span class="pageNum" id="pb11">[<a href="#pb11">11</a>]</span>die geloofde, dat hij sprak met God voor de redding van haar kind, zag hem door haar -tranen in een engelachtige schoonheid als een bode van goddelijke genade stralen. -</p> -<p>Toen Pierre na het offertorium den kelk ontblootte, werd hij door een groote minachting -voor zichzelf aangegrepen. De schok was te heftig geweest; hij moest steeds weer aan -die dingen denken. Welk een kinderachtigheid, welk een naïveteit van een arm, wanhopig, -door de behoefte om lief te hebben en te gelooven gemarteld wezen lag er in die beide -experimenten te Lourdes en te Rome! Hoe had hij zich kunnen inbeelden, dat de tegenwoordige -wetenschap zich zou aanpassen aan het geloof van eeuwen her; hoe had hij zoo dwaas -kunnen zijn, om te gelooven, dat hij, de eenvoudige priester, den paus tot andere -gedachten brengen, hem bewegen kon een heilige te zijn en de wereld te veranderen. -Hij voelde zich diep beschaamd; wat zou men hem uitgelachen hebben! Ook de gedachte -aan een schisma joeg hem het schaamrood naar de wangen. Hij zag zich weer in Rome -terug, vervuld van den droom, om een boek te schrijven, waarin hij zich van het Katholicisme -afscheiden zou, om den nieuwen godsdienst der democratieën, het gelouterde, menschelijke -en levende Evangelie te prediken! Welk een belachelijke dwaasheid! Een schisma! -</p> -<p>Hij had te Parijs een edel voelenden en edel denkenden abbé gekend, die dat beroemde, -aangekondigde en verwachte schisma tot stand had trachten te brengen! De arme kerel! -Welk een treurige, belachelijke arbeid was dat te midden van de algemeene ongeloovigheid, -van de ijzige onverschilligheid van sommigen, van de spotternijen en beleedigingen -van anderen! Wanneer Luther thans terugkeerde, zou hij, vergeten en omkomend van honger -op een vijfde verdieping in Batignolles sterven. Een schisma kan niet slagen bij een -volk, dat niet meer gelooft, dat onverschillig geworden is voor de Kerk, dat zijn -heil van elders verwacht. Het geheele Christendom, ja, het geheele Christendom zou -weggevaagd worden, want het Evangelie is, afgezien van enkele moreele principes, als -een sociale codex niet meer bruikbaar. De dagen, dat de soutane zwaarder op zijn schouders -drukte, dat hij een minachting voor zichzelf gevoelde, nu hij aldus het goddelijke -mysterie der mis celebreerde, die voor hem het gebaar van een dooden godsdienst geworden -was, kwelde die zekerheid hem nog meer. -</p> -<p>Pierre, die den kelk half met den wijn uit de miskan gevuld <span class="pageNum" id="pb12">[<a href="#pb12">12</a>]</span>had, waschte zijn handen en zag opnieuw het innig smeekende gezicht der moeder. Toen -geloofde hij in een liefdevolle gedachte van een door zijn eed gebonden man, dat hij -voor haar priester gebleven was—een priester zonder geloof, die het geloof der anderen -met het brood der illusie voedt. Maar deze heldhaftige houding, deze trotsche plichtsvervulling, -waarin hij zich opsloot, was voor hem niet zonder een steeds grooter wordenden angst. -Gebood de eenvoudige eerlijkheid hem niet de soutane af te werpen en onder de menschen -terug te keeren? Zijn valsche positie vervulde hem op sommige oogenblikken met een -walging voor zijn nutteloos heroïsme, en hij vroeg zich opnieuw af of het niet laf -en gevaarlijk was de menschen in hun bijgeloof te laten verder leven. -</p> -<p>Zeker de leugen van een God van gerechtigheid en waakzaamheid, van een toekomstparadijs, -waar al het aardsche lijden weer goed gemaakt worden zou, was voor de arme menschheid -met haar lijden lang een noodzakelijkheid geweest; maar welk een bedrog, welk een -tyrannieke exploitatie der volkeren was het geweest, hoeveel manlijker zou het zijn -de volkeren brutaalweg te opereeren, door hun den moed te geven het leven, al was -het dan onder tranen, te leven! Keerden zij zich niet van het Christendom af, omdat -zij een behoefte gevoelden aan een menschelijker ideaal, aan een godsdienst van gezondheid -en vreugde, die geen religie des doods zijn zou? Den dag, waarop de idee der naastenliefde -ineenstorten zou, zou ook het Christendom ineenstorten, want het was gebouwd op de -goddelijke barmhartigheid, die als het ware een correctie is van de noodlottige ongerechtigheid -en voor hem, die in dit leven leed, het uitzicht op een toekomstige belooning opende. -En de naastenliefde stortte in, de armen gelooven er niet aan, maken zich boos over -het leugenachtige paradijs, de belofte waarvan zoo lang hun geduld gestaald had, eischen, -dat men hen voor de regeling van hun aandeel in het geluk niet naar het hiernamaals -verwees. Een kreet naar gerechtigheid stijgt van aller lippen op: gerechtigheid op -deze aarde, gerechtigheid voor allen, die honger hebben, die de aalmoes na achttien -eeuwen moede is nog langer te helpen en die nog altijd geen brood hebben om te eten! -</p> -<p>Toen Pierre, met zijn ellebogen op de altaartafel geleund, den kelk, na er eerst de -hostie in gebroken te hebben, geledigd had, voelde hij een nog grootere troosteloosheid -over <span class="pageNum" id="pb13">[<a href="#pb13">13</a>]</span>zich komen. Deze laatste strijd van de gerechtigheid tegen de barmhartigheid in dit -groote, door asch omsluierde, met het vreeselijke Onbekende gevulde Parijs—deze strijd, -waarin zijn hart en zijn rede slag leveren zouden—was dus het laatste experiment, -dat thans begon. De behoefte aan het goddelijke worstelde in hem nog tegen het alles -overheerschende verstand. Hoe zou men ooit den dorst der menigten naar het mysterie -kunnen lesschen? Zou, uitgezonderd dan de elite, de wetenschap voldoende zijn de begeerte -te bevredigen, het lijden in slaap te wiegen, de droomen te verwezenlijken? En wat -zou er van hem zelf worden in het bankroet der naastenliefde, die alleen hem in de -drie laatste jaren staande gehouden, al zijn tijd in beslag genomen, hem de illusie, -dat hij voor anderen nuttig was, gegeven had? -</p> -<p>Plotseling voelde hij den grond onder zijn voeten wegzinken; hij hoorde nog slechts -den kreet van het volk, dien grooten Zwijgende, die gerechtigheid eischte, gromde -en bromde en dreigde het hem door geweld en list ontnomen deel terug te nemen. Niets -meer kon de onvermijdelijke catastrophe, den broederoorlog der klassen, die de oude, -onder haar opstapeling van misdaden tot verdwijnen gedoemde wereld zou wegvagen, tegenhouden. -Ieder uur verwachtte hij de instorting, Parijs in bloed en vlammen onder te zien gaan. -Zijn afgrijzen voor gewelddaden deed hem huiveren; hij wist niet waar hij het nieuwe -geloof moest zoeken, dat het gevaar bezweren kon, want hij was zich zeer goed bewust, -dat het sociale en <span class="corr" id="xd30e316" title="Bron: religieuse">religieuze</span> probleem één waren, dat het in den vreeselijken en dagelijkschen arbeid van Parijs -daarom alleen ging; maar hij zelf was nog te verward van begrip, stond door zijn priester -zijn te veel buiten het werkelijke leven, werd te zeer door twijfel en het gevoel -van zijn machteloosheid verscheurd dan dat hij zou kunnen zeggen, waar waarheid, gezondheid -en leven te vinden waren. O, gezond zijn, leven, eindelijk zijn hart en zijn rede -bevredigen in vrede, in den zekeren, eerlijken arbeid, dien de mensch op aarde te -verrichten heeft. -</p> -<p>De mis was ten einde en Pierre verliet het altaar, toen de in tranen badende moeder, -langs wie hij kwam, met bevende handen zijn misgewaad greep en het vurig kuste, zooals -men de reliquie van een heilige kust, waarvan men heil verwacht. Zij dankte hem voor -het wonder, dat hij bewerkt hebben moest, overtuigd als zij was thuis haar kind genezen -<span class="pageNum" id="pb14">[<a href="#pb14">14</a>]</span>te zullen vinden. Deze liefde, dat vurige geloof troffen hem diep ondanks de pijnlijke -troosteloosheid, die zich van hem meester maakte, dat hij niet de verheven priester -was, voor wien zij hem hield, dien zij in staat achtte een uitstel van den dood te -verkrijgen. Maar hij liet haar getroost en versterkt gaan en smeekte de ongekende, -bewuste kracht, indien er tenminste een bestond, vurig het arme schepsel te hulp te -komen. Toen hij zich in de sacristie verkleed had en, gezweept door den winterstorm, -weder voor de basilica stond, werd hij opnieuw door een rilling doorhuiverd en verstijfd, -terwijl hij door den nevel heen trachtte te zien of de orkaan van toorn en gerechtigheid -Parijs niet had weggevaagd, de verwachte catastrophe, die het eenmaal verwoesten zou, -zoodat onder den loodgrijzen hemel niets over blijven zou dan een verpeste poel van -zijn puinhoopen. -</p> -<p>Pierre wilde zich onmiddellijk van de opdracht van abbé Rose kwijten. Hij volgde op -den kam van Montmartre de rue du Norvins, kwam in de rue des Saules en liep tusschen -bemoste muren de sterk hellende straat af. De drie francs, die hij in den zak van -zijn soutane in zijn hand hield, vervulde hem met een diepe ontroering en tevens met -een woede tegen de nuttelooze barmhartigheid. Maar naarmate hij verder in de hoeken -der ellende afdaalde, snoerde het zien daarvan steeds meer zijn keel dicht, maakte -een eindeloos medelijden zich van hem meester. Langs de sedert de groote werken aan -den <span class="corr" id="xd30e326" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> aangelegde groote straten was een geheele nieuwe wijk in aanbouw. Te midden van de -omvergewoelde tuinen, tusschen de nog door staketsel omgeven bouwterreinen verhieven -zich reeds burgerhuizen, die met hun royale, glanzend witte gevels de oude, wankele -gebouwen—verdachte kroegen met bloedroode muren, lijdensplekken met zwarte, bezoedelde -krotten, waarin het menschelijke vee zich ophoopte—nog somberder en bouwvalliger maakten. -Dien dag stroomde onder den lagen hemel de modder over het door de wagens stukgereden -plaveisel, deed het dooiweer de muren een koud vocht uitsijpelen, terwijl uit al die -vuilheid en al dat lijden een vreeselijke triestheid opsteeg. -</p> -<p>Pierre, die tot de rue Marcadet geloopen was, keerde weer om en ging, zeker als hij -was zich niet te vergissen, de binnenplaats van een soort kazerne of hospitaal binnen, -die door drie onregelmatige gebouwen omgeven was. Deze binnenplaats was een soort -riool, waarin zich gedurende de <span class="pageNum" id="pb15">[<a href="#pb15">15</a>]</span>twee maanden van hevige vorst het vuil blijkbaar opgehoopt had; nu smolt dit alles -en een <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> stank steeg uit het moddermeer op. De gebouwen waren half ingevallen; de vestibules -gaapten als kelderholen; vuile ramen waren met bonte papieren bedekt, smerige lampen -hingen overal als doodenvanen. Achter in het pothuis, dat als portiersloge dienst -deed, zag Pierre slechts een ziekelijken man, die in de flarden van een voormalige -paardendeken gewikkeld was. -</p> -<p>“Er moet hier een oude werkman, Laveuve, wonen. Welke trap? Welke verdieping?” -</p> -<p>De man antwoordde niet, zette slechts een paar verwonderde, verschrikte idiotenoogen -op. Ongetwijfeld zou de <span class="corr" id="xd30e339" title="Bron: concierge">conciërge</span> wel in de buurt zijn. De priester bleef even wachten, maar ging, toen hij achter -op de binnenplaats een klein meisje zag, op zijn teenen door het riool loopend, naar -haar toe. -</p> -<p>“Ken jij in het huis ook een ouden werkman, die Laveuve heet, beste meid?” -</p> -<p>Het kleine meisje, dat slechts in een verfomfaaid rose linnen jurkje gekleed was, -rilde van de koude, haar handen waren met kloven overdekt. Zij keek met haar, ondanks -de winterwonden, aardig gezichtje naar hem op. -</p> -<p>“Laveuve, weet niet, weet niet!” -</p> -<p>En met haar onbewust bedelaarsgebaar stak zij een van haar arme, verkleumde en gezwollen -handjes uit. Toen hij haar een klein geldstukje gegeven had, begon zij, als een uitgelaten -geit door de modder te hollen en met een schel stemmetje te zingen: -</p> -<p>“Weet niet, weet niet, weet niet!” -</p> -<p>Hij besloot haar te volgen. Zij was in een der gapende vestibules verdwenen en hij -klom achter haar een donkere, stinkende trap op. De treden waren half gebroken en -zoo glibberig door den hier neergeworpen groentenafval, dat hij zich aan het vettige -touw, waarmede men zich naar boven heesch, moest vasthouden. Maar alle deuren waren -gesloten; hij klopte vergeefs aan de meeste en kreeg bij de laatste niets dan een -dof gebrom te hooren, als was er een dier in opgesloten. Toen hij weer op de binnenplaats -was, aarzelde hij even, doch ging toen een andere trap op. Ditmaal werd hij bijna -verdoofd door een doordringend geschreeuw, het geschreeuw van een kind, dat vermoord -wordt. Hij liep in de richting van dat geluid en kwam eindelijk terecht voor een groote, -openstaande kamer, waarin een alleen gelaten <span class="pageNum" id="pb16">[<a href="#pb16">16</a>]</span>kind, dat, blijkbaar om niet te vallen, op zijn klein stoeltje vastgebonden was, aan -één stuk door zat te huilen. Hij wilde weer naar beneden gaan, verstard door zooveel -gebrek en verwaarloozing. -</p> -<p>Maar op dat oogenblik kwam een vrouw, die een paar aardappelen in haar schort had, -thuis; toen hij haar naar Laveuve vroeg, keek zij wantrouwend naar zijn soutane. -</p> -<p>“Laveuve, Laveuve, ik weet het waarachtig niet. Als de <span class="corr" id="xd30e355" title="Bron: concierge">conciërge</span> er was, zou zij het u misschien wel kunnen zeggen … Er zijn hier zooveel trappen, -dat je elkaar niet kent, en bovendien wisselt het ieder oogenblik … Maar kijk eens -achterin.” -</p> -<p>De achtertrap was nog erger dan de andere, de treden waren weggerot, de muren kleefden -als sijpelde er angstzweet door. Op ieder portaal wasemden de goten en bestekamers -een verpestenden stank uit; uit iedere kamer klonk gejammer en getwist. Een deur ging -open, en op den drempel verscheen een man, die een vrouw aan haar haren voortsleepte, -terwijl drie kleine kinderen huilden. Op de bovenste verdieping zag hij in een kamer -een ziekelijk, hoestend meisje met een reeds verlepte borst, dat, wanhopig omdat zij -geen melk meer had, door op en neer te loopen een zuigeling tot rust trachtte te brengen. -In een kamer ernaast werd hij pijnlijk getroffen door den hartverscheurenden aanblik -van drie in lompen gekleede wezens, aan wie geen leeftijd of geslacht meer te onderscheiden -was en die midden in de kale kamer gulzig uit denzelfden schotel een voer aten, waar -honden hun neus voor opgetrokken zouden hebben. Zij lichtten nauwelijks hun hoofd -op, bromden iets, maar gaven geen antwoord op zijn vragen. -</p> -<p>Pierre wilde weer naar beneden gaan, toen hij heelemaal in de hoogte bij het begin -van een gang, een laatste poging waagde en aan een deur klopte. Een vrouw deed open; -haar ongekamd haar werd al grijs, hoewel zij niet ouder dan veertig was; haar bleeke -lippen, haar omkringde oogen en haar geel gelaat drukten een groote moeheid uit, iets -als voortdurende, aanhoudende vrees onder de steeds blijvende ellende. Bij het zien -van de soutane werd zij verlegen en stamelde: -</p> -<p>“Kom binnen, mijnheer de abbé, kom binnen!” -</p> -<p>Maar een man, die Pierre eerst niet gezien had, een werkman van een jaar of veertig, -groot, mager, kaal met enkele<span id="xd30e363"></span> verkleurde baard- en snorharen, maakte een heftig, dreigend <span class="pageNum" id="pb17">[<a href="#pb17">17</a>]</span>gebaar, als wilde hij den priester de deur uitgooien. Maar hij hield zich in, ging -naast de wankele tafel zitten en deed, alsof hij de aanwezigheid van den geestelijke -negeerde. In de kamer was verder nog een blond meisje van een jaar of elf, twaalf, -met een lang, zacht gezichtje en de intelligente, eenigszins ouwelijke uitdrukking, -die de ellende en groote armoede aan kinderen geeft; hij riep het en hield het tusschen -zijn knieën, als om het tegen de aanraking met de soutane te beschermen. -</p> -<p>Ofschoon de ontvangst Pierre allesbehalve aanmoedigde en hij uit het kale, onverwarmde -vertrek en de terneergeslagenheid van deze drie wezens de diepe ellende der familie -begreep, besloot hij toch zijn vraag te herhalen. -</p> -<p>“Kent u ook een ouden werkman Laveuve in dit huis?” -</p> -<p>De vrouw, die, nu zij zag, dat haar man er boos om was, beefde, omdat zij hem had -laten binnenkomen, trachtte schuchter de zaak goed te maken. -</p> -<p>“Laveuve, Laveuve, neen … Ken jij hem soms, Salvat?” -</p> -<p>Salvat haalde zijn schouders op maar het kleine meisje kon niet zwijgen. -</p> -<p>“Zeg moeder Théodore, misschien is het de philosoof wel.” -</p> -<p>“Een vroegere schilder,” ging Pierre voort: “een oude, zieke man, die niet meer kan -werken.” -</p> -<p>Nu begreep madame Théodore dadelijk alles. -</p> -<p>“Ja, dat is hij, dat is hij … Wij noemen hem den philosoof, een bijnaam, dien zij -hem gegeven hebben, maar daarom kan hij best Laveuve heeten.” -</p> -<p>Salvat, die een van zijn vuisten naar den hemel balde, scheen te protesteeren tegen -de gruwelen van een wereld en van een God, die de oude werklieden als afgejakkerde -paarden van honger liet crepeeren. Maar hij zeide geen woord; hij verviel weer in -een woest, diep zwijgen, in die soort van pijnlijk peinzen, waarin hij verzonken was, -toen de priester binnenkwam. Hij was een werktuigkundige. Zijn oog rustte voortdurend -op een zak met gereedschappen, een kleine, lederen zak, waarin iets òpbultte, waarschijnlijk -het een of ander voorwerp, dat hij moest terugbrengen. Blijkbaar dacht hij aan het -lange stilliggen van het werk, hoe hij gedurende de twee laatste maanden van den verschrikkelijken -winter vergeefs naar het een of ander karweitje gezocht had. Of misschien dacht hij -in het brandstichtende gepeins, dat zijn groote, vreemde, onvaste en brandende blauwe -oogen in vlam zette, aan de nabije en bloedige vergeldingsmaatregelen der <span class="pageNum" id="pb18">[<a href="#pb18">18</a>]</span>hongerlijders. Plotseling zag hij, dat zijn dochter den zak genomen had en dien trachtte -open te maken, om te zien wat erin zat. Hij rilde, een plotselinge ontroering maakte -hem bleek en met een bitter vertrokken mond zeide hij: -</p> -<p>“Wil je dat wel eens laten, Céline? Ik heb je al zoo dikwijls verboden aan de gereedschappen -te komen.” -</p> -<p>Hij nam den zak en zette dien heel voorzichtig achter zich tegen den muur. -</p> -<p>“Nu, woont Laveuve op deze verdieping?” vroeg Pierre. -</p> -<p>Madame Théodore raadpleegde met een schuwen blik Salvat. Zij vond het niet goed grof -te zijn tegenover priesters, wanneer zij zich de moeite gaven te komen, want dikwijls -kon je een paar sous van hen los krijgen. Toen zij uit Salvat’s zwijgen opmaakte, -dat hij haar haar gang liet gaan, bood zij Pierre dadelijk aan hem den weg te wijzen. -</p> -<p>“Als mijnheer de abbé het goed vindt, ga ik wel even mede. Het is juist aan het einde -van de gang. Maar je moet den weg weten, want je moet nog een paar treden op.” -</p> -<p>Céline, die een tijdverdrijf zag, ontsnapte aan de knieën van haar vader en ging ook -met den priester mede. Salvat bleef alleen achter in het vertrek van armoede en lijden, -van ongerechtigheid en toorn; hij had geen vuur, geen brood, en hield, door zijn vurige -droomen vervolgd, zijn blikken gevestigd op den zak, alsof daarin met de gereedschappen -het heil der wereld lag. -</p> -<p>Inderdaad moesten zij nog eenige treden op en dan stond Pierre achter madame Théodore -en Céline in een soort smal dakkamertje van een paar meter in het vierkant, waarin -men niet rechtop kon staan. Het licht viel slechts door een klapvenster binnen, maar -daar de sneeuw hoog tegen het raam lag, moest men, om wat te kunnen zien, de deur -wijd open laten. In plaats van het daglicht kwam de dooi naar binnen, smolt de sneeuw, -die droppel voor droppel naar beneden viel en den vloer overstroomde. Na die lange -weken van bittere koude doordrong de vochtigheid nu alles met een rilling. En daar -nu lag, zonder een stoel, zonder een stuk plank zelfs, in een hoek van den kalen vloer -op een hoop smerige lompen Laveuve als een half gecrepeerd dier tusschen een stapel -vuil. -</p> -<p>“Dat is hij,” zeide Céline met haar zingende stem, “dat is de philosoof.” -</p> -<p>Madame Théodore had zich over hem heen gebogen, om te hooren of hij nog leefde. -</p> -<p>“Ja, hij ademt, ik geloof, dat hij slaapt. Als hij alle dagen <span class="pageNum" id="pb19">[<a href="#pb19">19</a>]</span>maar wat at, zou hij wel gezond zijn. Maar wat zal ik u zeggen? Hij heeft niemand -meer, en wanneer je naar de zeventig loopt, zou het het beste zijn je maar in het -water te gooien. Schildersknechts kunnen op hun vijftigste jaar dikwijls al niet meer -op ladders staan. Eerst heeft hij nog werk op den beganen grond gevonden. Daarna heeft -hij nog geluk gehad werkplaatsen te mogen bewaken. Maar nu is het uit: hij heeft overal -gedaan gekregen en nu is hij twee maanden geleden hier in dezen hoek komen neervallen, -om er te sterven. De huisbaas heeft hem nog niet op straat durven zetten, ofschoon -hij er wel zin in heeft. Wij hier op dezelfde verdieping brengen hem nu en dan wat -wijn en een paar korsten brood. Maar hoe kan je, wanneer je zelf niets hebt, aan een -ander wat geven?” -</p> -<p>Vol ontzetting keek Pierre naar de ruïne, die vijftig jaar van hard werken, armoede -en sociale onrechtvaardigheid van een mensch gemaakt hadden. Eindelijk kon hij het -witte, afgejakkerde, platgedrukte, misvormde hoofd onderscheiden, den onverzorgden -baard, die de gelaatstrekken bedekte, het gezicht als van een oud paard, dat niet -meer geroskamd wordt, de wangen, die scheefgetrokken waren, sedert de tanden waren -uitgevallen, de glazige oogen, den neus, die over den mond hing, en vooral de uitdrukking -van een door het zware werk uitgeput, verlamd en gebroken dier, dat alleen nog maar -goed was voor het abattoir. -</p> -<p>“De arme kerel!” prevelde de priester rillend. “En men laat hem hier maar alleen en -hulpeloos van honger omkomen! Geen hospitaal, geen asyl heeft hem opgenomen!” -</p> -<p>“Ach,” antwoordde madame Théodore met haar klagend-berustende stem; “de hospitalen -zijn er voor zieken, en hij is niet ziek, hij lijdt alleen maar aan verval van krachten. -En bovendien is hij allesbehalve makkelijk, laatst hebben ze hem nog in een asyl willen -opnemen, maar hij wil zich niet laten opsluiten, geeft onbeschofte antwoorden aan -de personen, die hem wat vragen, afgezien nog van het feit, dat hij den naam heeft -te drinken en kwaad te spreken van de bourgeois … Maar Goddank, hij zal spoedig uit -zijn lijden verlost zijn!” -</p> -<p>Pierre had, toen hij zag, dat Laveuve zijn oogen opende, zich over hem heen gebogen, -sprak liefdevol tegen hem, vertelde hem, dat hij hem uit naam van een vriend wat geld -brengen kwam om te koopen wat hij het meest noodig had. Bij het zien van de soutane -had de oude man eerst scheldwoorden <span class="pageNum" id="pb20">[<a href="#pb20">20</a>]</span>gebromd, maar ondanks zijn groote zwakheid behield hij de spotzucht van den Parijschen -arbeider. -</p> -<p>“Dan zou ik graag een glas wijn drinken,” zeide hij met een duidelijke stem, “en wanneer -er dan genoeg overblijft, een stuk brood, want dat heb ik in geen twee dagen geproefd.” -</p> -<p>Céline bood aan het te gaan halen en madame Théodore zond haar uit om voor het geld -van abbé Rose een brood en een liter wijn te koopen. Intusschen vertelde zij aan Pierre, -dat Laveuve opgenomen had moeten worden in het Asile des Invalides du Travail, een -liefdadigheidsinstelling, aan het hoofd waarvan baronesse Duvillard stond; maar het -voorgeschreven onderzoek was blijkbaar zoo uitgevallen, dat men de zaak verder had -laten rusten. -</p> -<p>“Baronesse Duvillard, maar die ken ik,” riep Pierre, wiens hart bloedde, uit. “Ik -zal vandaag nog naar haar toe gaan. Men mag een mensch niet langer in een dergelijken -toestand laten.” -</p> -<p>Toen Céline met het brood en den wijn terugkwam, richtten zij met hun drieën Laveuve -op zijn hoop lompen op, hielpen hem met eten en drinken en lieten het overschot van -den wijn en het brood—een groot brood van vier pond—bij hem staan met den raad het -niet dadelijk op te eten, als hij niet wilde stikken. -</p> -<p>“Mijnheer de abbé moest zijn adres maar geven voor het geval ik hem iets moet laten -weten,” zeide madame Théodore, toen zij weer voor haar eigen deur stond. -</p> -<p>Daar Pierre geen kaartje bij zich had, gingen zij alle drie weer naar binnen. Maar -Salvat was daar niet meer alleen. Hij stond heel zacht en heel vlug te praten met -een jongen, ongeveer twintigjarigen man. Deze was slank en donkerbruin, had rondgeknipte -haren, het begin van een baard, heldere oogen, een rechten neus en magere lippen in -een bleek, intelligent en eenigszins sproetig gelaat en een hard, eigenzinnig voorhoofd. -Hij rilde van de koude in zijn versleten jasje. -</p> -<p>“Mijnheer de abbé wil zijn adres achter laten met het oog op den philosoof,” legde -madame Théodore, die het onaangenaam vond hier menschen aan te treffen, uit. -</p> -<p>De twee mannen keek eerst den priester en dan elkaar met een vreeselijken blik aan. -Plotseling spraken zij geen woord meer. Heel voorzichtig nam Salvat zijn zak met gereedschappen -op. -</p> -<p>“Ga je weer werk zoeken?” -<span class="pageNum" id="pb21">[<a href="#pb21">21</a>]</span></p> -<p>Hij antwoordde niet, maakte slechts een toornig gebaar, als om te kennen te geven, -dat hij niets meer van werk wilde weten, nu het werk zoo lang niets van hem had willen -weten. -</p> -<p>“Tracht in ieder geval wat mede te brengen, want je weet, dat er niets meer in huis -is … Hoe laat ben je terug?” -</p> -<p>Met een tweede gebaar antwoordde hij, dat hij terug zou komen als hij kon, misschien -heelemaal niet. Ondanks zijn heldhaftige pogingen waren er tranen in zijn blauwe oogen, -waarin een vlam brandde. Hij nam zijn dochter Céline op, gaf haar een zoen en ging -dan, gevolgd door zijn jongen vriend, met zijn zak onder zijn arm weg. -</p> -<p>“Céline,” begon madame Théodore weer; “geef je potlood aan mijnheer den abbé, en ga -u hier zitten, mijnheer, dan kunt u makkelijker schrijven.” -</p> -<p>Toen, Pierre op Salvat’s stoel voor de tafel was gaan zitten, ging zij, om de onbeleefdheid -van haar man te verontschuldigen, voort: -</p> -<p>“Hij is niet kwaad, maar hij heeft in zijn leven allerlei beroerdigheden aan zijn -kop gehad, en daardoor is hij wat stuursch geworden. Het gaat hem net zoo als den -jongen man, dien u daarnet gezien hebt, Victor Mathis. Dat is er ook een, die niet -gelukkig is. Het is een zeer goed opgevoede, heel beschaafde man, wiens moeder, een -weduwe, net genoeg bezat om droog brood te eten. Enfin, u kunt wel begrijpen, dat -dat hun hoofd op hol brengt en zij de heele wereld in de lucht willen laten vliegen. -Ik ben het er niet mede eens, maar ik vergeef het hun heel graag!” -</p> -<p>Door al het onbekende en vreeselijke, dat hij om zich heen voelde, verontrust en tevens -geïnteresseerd, haastte Pierre zich niet om het adres te schrijven en trachtte haar -tot verdere vertrouwelijke mededeelingen te verlokken. -</p> -<p>“Als u alles eens wist, mijnheer de abbé! Die arme Salvat is een vondeling, zonder -vader of moeder; in den beginne heeft hij alles moeten aanpakken, om zijn brood te -verdienen. Daarna is hij werktuigkundige geworden en nu is hij, daar sta ik voor in, -een knappe, flinke werkman. Maar toen reeds had hij zijn eigen denkbeelden, maakte -ruzie, wilde zijn kameraads tot staking aanzetten, zoodat hij nergens kon blijven. -Toen hij dertig was, heeft hij de stommiteit uitgehaald met een uitvinder naar Amerika -te gaan, die hem daar zoo uitgebuit heeft, dat hij zes jaar later ziek en zonder een -sou terugkwam … Nu moet ik u nog vertellen, dat hij met <span class="pageNum" id="pb22">[<a href="#pb22">22</a>]</span>mijn jongste zuster Léonie getrouwd was, die vóór zijn vertrek naar Amerika stierf -en hem met de kleine eenjarige Céline achterliet. Ik leefde toen met mijn man Théodore -Labitte, een metselaar; en niet om mijzelf te prijzen—maar het hielp niets of ik mij -al half blind naaide, hij sloeg me zóó, dat ik voor dood op den vloer liggen bleef. -Ten slotte heeft hij mij laten zitten en is er met een jonge meid van twintig jaar -van door gegaan, wat me, eerlijk gezegd, meer pleizier dan verdriet deed … En toen -Salvat bij zijn terugkomst uit Amerika mij met zijn kleine Céline, die hij mij voor -zijn vertrek had toevertrouwd en die mij moeder noemde, alleen terug vond, zijn we -als van zelf ook samen gaan leven<span class="corr" id="xd30e426" title="Bron: ,">.</span> Wij zijn niet getrouwd, maar dat komt op hetzelfde neer, niet waar, mijnheer de abbé?” -</p> -<p>Toch scheen zij zich er eenigszins over te geneeren, en om te laten zien, dat zij -heele nette bloedverwanten had, vertelde zij verder: -</p> -<p>“Ik heb niet veel geluk gehad, maar ik heb een andere zuster, Hortense, die met een -ambtenaar, mijnheer Chrétiennot getrouwd is en prachtig op den boulevard Rochechouart -woont. We waren met ons drieën uit een tweede huwelijk, Hortense, de jongste, Léonie, -die gestorven is, en ik, Pauline, de oudste … Verder heb ik nog een halfbroer Eugène -Toussaint, die tien jaar ouder is; ook een werktuigkundige, die nu na den oorlog bij -dezelfde firma werkt, in de fabriek van Grandidier, honderd pas verder in de rue Marcadet. -Jammer genoeg heeft hij laatst een beroerte gehad … Ik heb heele zwakke oogen, die -ik bedorven heb met het tien uur per dag naaien. Nu kan ik zelfs geen verstelwerk -meer doen, zonder dat mijn oogen dadelijk beginnen te tranen. Daarom heb ik geprobeerd -werkhuizen te vinden, maar dat lukt ook al niet, alles loopt ons tegen. Zoo komt het, -dat we aan alles gebrek hebben, dikwijls krijgen we twee of drie dagen niets te eten; -neen, we leiden echt het leven van een hond, die zich voedt met wat hij toevallig -vindt, en in de twee laatste maanden hebben we met die hevige koude dikwijls gedacht, -dat we ’s morgens niet meer wakker zouden worden … Wat zal ik u zeggen? Gelukkig ben -ik nooit geweest, eerst mishandeld en geslagen, en nu weggeveegd in een hoek, terwijl -ik zelf niet weet waarom ik eigenlijk leef.” -</p> -<p>Haar stem was treurig geworden; in haar roode oogen kwamen tranen, en Pierre voelde, -dat de brave, willooze, <span class="pageNum" id="pb23">[<a href="#pb23">23</a>]</span>uit het leven eigenlijk reeds verdwenen vrouw haar geheele bestaan beweende. -</p> -<p>“O, ik heb heelemaal niet over Salvat te klagen,” zeide zij nog. “Het is een brave -kerel; hij droomt er slechts van iedereen gelukkig te maken; hij drinkt niet en hij -werkt, wanneer hij kan … Maar dat is zeker, als hij zich minder met politiek bemoeide, -zou hij nog meer werk vinden. Je kan niet met je kameraads disputeeren, naar vergaderingen -gaan en in de werkplaats zijn. Dat is een gebrek van hem, dat is niet tegen te spreken … -Maar dat neemt niet weg, dat hij gelijk heeft als hij klaagt; je kan je zoo’n voortdurenden -tegenslag niet voorstellen. Een heilige zou er dol om worden en het is heel goed te -begrijpen, dat een arme<span id="xd30e437"></span> pechvogel ten slotte er de brui aan geeft … In twee maanden heeft hij nu net één -goed mensch getroffen, een geleerde, die daarboven op den heuvel woont, mijnheer Guillaume -Froment, die hem wat werk gegeven heeft, zoodat we nu en dan wat soep konden maken.” -</p> -<p>Verbaasd den naam van zijn broer te hooren, wilde Pierre nog het een en ander vragen, -maar een vreemd gevoel deed hem zwijgen. Hij keek Céline, die met haar ernstig, ziekelijk -gezichtje voor hem had staan luisteren, aan, en toen madame Théodore zag, dat hij -tegen het kind glimlachte, zeide zij nog: -</p> -<p>“Ja ziet u, de gedachte aan de kleine brengt hem buiten zich zelf van woede. Hij aanbidt -haar, hij zou iedereen kunnen dooden, wanneer hij haar zonder avondeten naar bed ziet -gaan. Zij is zoo lief en ze leert zoo goed op school! Maar nu heeft zij zelfs geen -hemd meer, om erheen te gaan!” -</p> -<p>Pierre, die eindelijk zijn adres geschreven had, liet een vijffrancsstuk in de hand -van het kind glijden en zeide, om dankbetuigingen af te snijden, vlug: -</p> -<p>“U weet nu waar u mij vinden kunt, als u mij voor Laveuve noodig hebt. Maar ik zal -vanmiddag nog over hem spreken en hoop, dat men hem vanavond nog zal komen halen.” -</p> -<p>Madame Théodore luisterde niet meer, maar putte zich uit in zegenwenschen, terwijl -Céline, die schrok van de vijf francs in haar hand, mompelde: -</p> -<p>“Die arme papa is nog al uitgegaan, om een paar sous te verdienen. Als ik hem eens -naliep, om te zeggen, dat we voor vandaag genoeg hebben.” -</p> -<p>En de priester, die reeds in de gang was, hoorde de vrouw antwoorden: -<span class="pageNum" id="pb24">[<a href="#pb24">24</a>]</span></p> -<p>“Hij zal al een eind weg zijn. Misschien komt hij wel terug.” -</p> -<p>Toen Pierre met kloppende slapen en een met droefheid vervuld hart uit het vreeselijke -huis der ellende kwam, zag hij tot zijn verbazing Salvat en Victor Mathis in een hoek -van de vuile, als een verpest riool stinkende binnenplaats staan. Zij waren naar beneden -gegaan om het in de kamer afgebroken onderhoud voort te zetten. Weer praatten zij -zacht en vlug met een vuur, dat ook in hun oogen brandde. Maar zij hoorden het geluid -van voetstappen; toen zij den abbé herkenden, zwegen zij plotseling en gaven elkander -een stevigen handdruk. Victor ging de richting van Montmartre uit; Salvat weifelde -op de manier van iemand, die het noodlot raadpleegt. Dan sloeg hij, het grimmige toeval -tegemoet gaande, de rue Marcadet in en liep, zijn mager, moe, hongerig en afgewerkt -lichaam oprichtend, met zijn zak onder zijn arm naar Parijs. -</p> -<p>Een oogenblik voelde Pierre den lust in zich opkomen hem te zeggen, dat zijn dochtertje -hem terugriep. Maar hetzelfde vreemde gevoel van daareven, iets als discretie en angst -tegelijk, de zekerheid, dat niets het noodlot tegenhouden kon, had zich weer van hem -meester gemaakt. Hij zelf bezat niet meer de kalmte, de ijskoude en wanhopige troosteloosheid -van dien ochtend. Toen hij weer in den huiverenden nevel van de straat stond, voelde -hij opnieuw zijn koorts, het vuur der barmhartigheid, dat de aanblik van zooveel <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> en steeds weer nieuwe ellende in hem had doen ontbranden. Neen, neen, er bestond -te veel lijden: hij wilde nog strijden, Laveuve redden, een weinig vreugde bereiden -aan zooveel arme menschen. Het nieuwe experiment lag in dit Parijs, dat hij zoo mysterieus -en zoo angstaanjagend onder de dreigende hand van de onvermijdelijke gerechtigheid -had zien liggen. En hij droomde van een heldere, gezondheid gevende en bevruchtende -zon, die van de stad het groote, vruchtbare veld zou maken, waaruit de betere wereld -van morgen zou opschieten. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch1.2" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch1.2.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">II.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Dien ochtend had er, zooals bijna iederen dag, een intiem dejeuner plaats bij de Duvillards: -enkele vrienden, die meer zichzelf uitnoodigden dan dat zij uitgenoodigd werden. In -dezen killen dooi- en mistdag was het koninklijke hôtel in <span class="pageNum" id="pb25">[<a href="#pb25">25</a>]</span>de rue Godot-de-Mauroy, dicht bij den boulevard de la Madeleine, versierd met de zeldzaamste -bloemen, een manie van de barones, die de hooge, weelderige en met de mooiste kunstschatten -gevulde vertrekken in warme, geurige serres veranderde, waarin het trieste, vale daglicht -van Parijs tot een zachte, streelende liefkoozing werd. -</p> -<p>De groote receptiesalons op den rez-de-chaussée zagen uit op de groote binnenplaats; -daarvoor lag een klein wintertuintje, waarin steeds twee lakeien in donkergroene livrei -met gouden tressen wachtten. Een beroemde schilderijenverzameling, die op millioenen -geschat werd, nam de geheele Noordzijde in, terwijl een eeretrap, die even beroemd -en even kostbaar was, naar de gewoonlijk door de familie bewoonde vertrekken leidde: -een grooten, rooden salon, een kleinen salon in blauw en zilver, een studievertrek, -waarvan de muren met oud leder bekleed waren, een lichtgroene, op Engelsche wijze -gemeubileerde eetkamer, afgezien nog van de talrijke slaap- en toiletkamers. Het uit -den tijd van Lodewijk XIV dateerende hôtel had een voornamen adel bewaard, als had -het zich aan den genotzuchtigen smaak van den triompheerenden, sedert een eeuw door -de nieuwe almacht van het geld regeerenden smaak, overgegeven en onderworpen. -</p> -<p>Het had nog geen twaalf uur geslagen. Baron Duvillard was, tegen zijn gewoonte in, -het eerst in den kleinen salon in blauw en zilver. Het was een flinke, krachtige zestiger -met een grooten neus, dikke wangen, een breeden mond met nog mooi gebleven wolfstanden. -Doch hij was reeds vroeg kaal geworden, verfde de weinige haren, die hij nog over -had, en schoor zich, sedert zijn baard grijs geworden was, geheel glad. Zijn grijze -oogen verrieden zijn vermetelheid, zijn lach klonk als die van een veroveraar. Zijn -geheele gezicht drukt de inbezitneming van die verovering, de heerschappij van den -gewetenloozen gebieder uit, die van de door zijn kaste gestolen en vastgehouden macht -gebruik en misbruik maakte. -</p> -<p>Hij deed een paar passen en bleef dan voor een prachtige mand met orchideeën naast -het raam staan. Op den schoorsteenmantel en op de tafel geurden ruikers viooltjes. -In den slaperig makenden parfum, in de diepe, warme stilte, die uit het behang scheen -te vallen, strekte hij zich makkelijk uit in een der blauwzijden, met zilverdraad -bewerkte fauteuils; dan nam hij een courant uit zijn zak en begon voor de tweede maal -een artikel te lezen, terwijl het geheele paleis om hem <span class="pageNum" id="pb26">[<a href="#pb26">26</a>]</span>heen hem zijn reusachtig vermogen, zijn souvereine macht, de geheele geschiedenis -van de eeuw, die hem tot gebieder gemaakt had, voor den geest riep. Zijn grootvader, -Jérôme Duvillard, zoon van een advocaat te Poitou, was in 1788 op achttienjarigen -leeftijd als notarisklerk naar Parijs gekomen; taai, intelligent en hebzuchtig als -hij was, had hij—eerst met het speculeeren in nationale goederen en later als leverancier -der keizerlijke legers—de drie eerste millioenen verdiend. Zijn vader, Grégoire Duvillard, -de zoon van Jérôme, geboren in 1805, was de groote man der familie, degene, die het -eerst in de rue Godot-de-Mauroy regeerde, nadat koning Louis-Philippe hem den baronstitel -verleend had, en bleef onder de Julimonarchie en onder het tweede keizerrijk door -zijn schandaalverwekkende winsten bij alle beroemde diefstallen der speculatie, de -mijn-, spoorweg- en Suez-aandeelen een der helden van de moderne <span class="corr" id="xd30e468" title="Bron: financiëele">financieele</span> wereld. Hij zelf, Henri, geboren in 1836, had zich eerst op vijf-en-dertigjarigen -leeftijd, kort na den oorlog en na den dood van baron Grégoire, met de zaken bemoeid, -maar toen ook dadelijk met zoo’n razende begeerte, dat hij in een kwart eeuw het vermogen -opnieuw verdubbeld had. -</p> -<p>Hij was de verderver, de verwoester, die alles wat hij aanraakte, bedierf en verslond; -hij was ook de verleider, de kooper van veile zielen, die tegenover de nu eveneens -hebzuchtig en ongeduldig geworden democratie de nieuwe tijden begrepen had. Zedelijk -minder hoogstaand dan zijn vader en zijn grootvader, bezat hij de fout, dat het hem -minder om de verovering dan om den buit te doen was; desniettemin was hij een verschrikkelijke -man, een machtige triumphator, die met een zekeren blik zijn operaties overzag, met -iederen streek van zijn hark millioenen samenraapte, met de regeeringen op vertrouwelijken -voet stond en, zoo niet Frankrijk, dan toch een heel ministerie in zijn zak steken -kon. In den tijd van een eeuw, in drie generaties had zich de reeds door den komenden -storm bedreigde en aan het wankelen gebrachte heerschappij in hem belichaamd. En menigmaal -werd zijn gestalte grooter, stak boven alles uit, werd de bourgeoisie zelf, die bij -de deeling van 1789 ten koste van den vierden stand alles tot zich getrokken, zich -met alles vetgemest had en niets teruggeven wil. -</p> -<p>Het artikel in het stuiversblaadje, dat de baron voor de tweede maal las, scheen hem -zeer te interesseeren. De <i lang="fr">Voix du Peuple</i> was een schendblad, dat, onder voorwendsel de <span class="pageNum" id="pb27">[<a href="#pb27">27</a>]</span>beleedigde gerechtigheid en moraal te verdedigen, iederen ochtend, in de hoop zijn -oplage daardoor te vergrooten, met een nieuw schandaal kwam. Dien ochtend prijkte -met groote letters de titel: “De Afrikaansche spoorwegen. Een omkooperij van vijf -millioen. Twee ministers verkocht. Dertig Kamerleden en senatoren gecompromitteerd.” -Dan kondigde in een venijnig-hatelijk artikel de hoofdredacteur, de beruchte Sanier, -aan, dat hij de lijst der twee-en-dertig Parlementsleden bezat en publiceeren zou, -wier stemmen baron Duvillard bij de stemming over de Afrikaansche spoorwegen gekocht -had. Een heele romantische geschiedenis werd daaraan verbonden: de avonturen van een -Hunter, dien de baron als drijver gebruikt had en die nu op de vlucht was. Heel kalm -las de baron iederen zin over, haalde zijn schouders op, ofschoon hij alleen was, -en zeide in de rustige zekerheid van iemand, die zich gedekt voelt en te machtig is, -om verontrust te worden, hardop: -</p> -<p>“De stommeling! Hij weet er nog minder van dan hij zegt!” -</p> -<p>Juist op dat oogenblik kwam de eerste gast, een elegant gekleede, knappe, nauwelijks -vier-en-dertigjarige jongeman met lachende oogen, een fijnen neus, een gefriseerden -baard en iets overmoedigs, lichtvaardigs, vogelachtigs in zijn manier van doen. Bij -uitzondering scheen hij dien ochtend zenuwachtig en onrustig. -</p> -<p>“Zoo ben jij daar, Dutheil?” zeide de baron opstaande. “Heb je het gelezen?” -</p> -<p>En hij wees op de <i>Voix du Peuple</i>, die hij weer opvouwde en in zijn zak stak. -</p> -<p>“Zeker, ik heb het gelezen. Het is krankzinnig … Hoe is Sanier aan die lijst met namen -gekomen? Er moet een verrader zijn!” -</p> -<p>De baron, die zich in zijn geheimen angst verkreukelde, keek hem kalm aan. Dutheil, -de zoon van een bijna armen en zeer fatsoenlijken notaris te Angoulême, was door deze -stad, dank zij den goeden naam van zijn vader, nog op zeer jeugdigen leeftijd als -afgevaardigde naar de Kamer gezonden. Hij leefde daar een vroolijk leventje, dat als -het ware een voortzetting was van zijn in nietsdoen en fuiven doorgebrachten studententijd; -maar zijn elegante jonggezellenkamer in de rue de Serêne, zijn successen als knap -man bij de vrouwen kostten hem veel geld. Zoo was hij al tot allerlei compromissen, -tot alle mogelijke laagheden afgegleden als een luchthartig en onbezonnen man, die -aan dergelijke kleinigheden niet het minste gewicht hecht. -<span class="pageNum" id="pb28">[<a href="#pb28">28</a>]</span></p> -<p>“Kom!” zeide de baron eindelijk. “Heeft Sanier de lijst? Ik betwijfel het hard, want -er bestaat geen lijst, Hunter is niet zoo stom geweest er een te maken … En zelfs -al was het zoo? Het is een heele gewone geschiedenis; er is niets gebeurd, wat bij -zulke dingen niet altijd gebeurt!” -</p> -<p>Dutheil, die voor het eerst in zijn leven angstig was, luisterde naar hem in een behoefte, -om gerustgesteld te worden. -</p> -<p>“Dat heb ik ook al tegen mezelf gezegd. De zaak heeft niets om het lijf.” -</p> -<p>Hij trachtte zijn glimlach terug te vinden; hij wist niet precies meer hoe hij in -deze zaak aan die twaalf duizend francs kwam: òf het een leening was òf onder het -voorwendsel van een fictieve publiciteit, want Hunter was zoo handig geweest om het -schaamtegevoel van zelfs de minst jonkvrouwelijke gewetens te sparen. -</p> -<p>“Neen hoor, de zaak heeft niets om het lijf,” herhaalde Duvillard, die blijkbaar veel -pleizier had in den angst van Dutheil. “Heb je Silviane gezien?” -</p> -<p>“Ik kom juist van haar vandaan; zij is woedend op u … Vanmorgen heeft zij gehoord, -dat er geen quaestie van is, dat zij aan de Comédie komt.” -</p> -<p>Een kleur van woede maakte plotseling het gelaat van den baron purper. Hij, die zoo -kalm en spottend gebleven was bij het dreigend schandaal van de Afrikaansche spoorwegen, -verloor, zoodra het om dit meisje, den laatsten hartstocht van zijn zestig jaar, ging, -zijn zelfbeheersching; zijn bloed kookte. -</p> -<p>“Komt zij niet aan de Comédie? En eergisteren hebben ze het me op het ministerie van -Schoone Kunsten zoo goed als zeker beloofd.” -</p> -<p>Het was een eigenzinnige luim van die Silviane d’Aulnay. Zij had tot nog toe op de -planken slechts een schoonheidssucces behaald en stond er nu op aan de <span class="corr" id="xd30e501" title="Bron: Còmédie">Comédie</span> te komen, waar zij in <i>Polyeucte</i> als Pauline wilde debuteeren, een rol die zij al maanden lang als een bezetene bestudeerde. -Het leek krankzinnigenwerk: heel Parijs lachte erom, want de jonge dame had den naam -afgrijselijk pervers te zijn en zich aan de liederlijkste ontucht over te geven. Maar -zij liet de menschen praten, eischte, zeker van haar overwinning, de rol. -</p> -<p>“De minister heeft niet gewild,” legde Dutheil uit. -</p> -<p>De baron stikte bijna van woede. -</p> -<p>“De minister, de minister! Dan zal ik dien minister laten vallen.” -<span class="pageNum" id="pb29">[<a href="#pb29">29</a>]</span></p> -<p>Hij kon er niet verder op in gaan, want baronesse Duvillard kwam binnen. Ondanks haar -veertig jaren was zij nog een mooie, knappe vrouw, hoogblond, groot, alleen wat te -gezet, met prachtig geconserveerde schouders en armen en een vlekkelooze zijden huid. -Alleen haar gelaat begon de sporen van den ouderdom te vertoonen, eenigszins te verwelken -en vlekkerig-rood te worden. Dat was haar ieder uur terugkeerende kwelling en zorg. -Haar Joodsche afkomst sprak uit het eenigszins lange gelaat, dat een zeldzame charme -had, en de wellustig-zachte oogen. Indolent als een Oostersche slavin, had zij een -afkeer van beweging, van loopen en zelfs van spreken, scheen zij met haar voortdurende -zorg voor haar eigen persoon, als voor den harem geschapen. Dien dag was zij geheel -in het wit: een verrukkelijk, schitterend-eenvoudig toilet. -</p> -<p>Met een verrukt gezicht complimenteerde Dutheil haar en kuste haar hand. -</p> -<p>“U brengt weer wat lente in mijn ziel, barones. Parijs is vanochtend zoo donker en -modderig.” -</p> -<p>Maar een tweede gast kwam binnen, een knappe, flinke man van vijf- of zes-en-dertig -jaar; en de baron, geheel door zijn hartstocht opgezweept, maakte van de gelegenheid -gebruik, om Dutheil mede te nemen naar zijn studeerkamer. -</p> -<p>“Ga even met me mede. Ik wou nog een paar woorden over die quaestie zeggen … Mijnheer -de Quinsac wil mijn vrouw wel een oogenblik gezelschap houden.” -</p> -<p>Zoodra zij met de Quinsac, die haar eerbiedig de hand gekust had, alleen was, keek -zij hem lang en zwijgend aan, terwijl haar mooie, liefdevolle oogen zich met tranen -vulden. In de diepe, eenigszins pijnlijke stilte, die ontstaan was, zeide zij eindelijk -fluisterend: -</p> -<p>“Wat voel ik mij gelukkig een oogenblik met je alleen te zijn, beste Gérard. In geen -maand heb je me dat geluk gegund.” -</p> -<p>De manier, waarop Henri Duvillard met de jongste dochter van Justus Steinberger, den -rijken Joodschen bankier, getrouwd was, vormde nog steeds een legendarische geschiedenis. -Evenals de Rothschilds waren de Steinbergers in den beginne met hun vieren broers: -Justus te Parijs, de drie andere te Berlijn, Weenen en Londen, wat hun geheim bondgenootschap -een groote kracht, een internationale en almachtige heerschappij over de Europeesche -geldmarkt gaf. Justus was de minst rijke van de vier en had in baron Grégoire <span class="pageNum" id="pb30">[<a href="#pb30">30</a>]</span>een te duchten tegenstander, met wien hij om alle groote prooien moest strijden. Na -zulk een verwoed tweegevecht in een hebzuchtige verdeeling van den buit, was hij op -het scherpzinnige denkbeeld gekomen zijn jongste dochter Eve te laten trouwen met -Henri, den zoon van den baron. Deze was tot nog toe voor een aardigen jongen, een -sport- en clubman doorgegaan: de berekening van Steinberger was blijkbaar, dat hij -na den dood van den reeds door de doktoren opgegeven baron de hand zou kunnen leggen -op de concurreerende bank, wanneer hij alleen maar een makkelijk te overwinnen schoonzoon -tegenover zich had. Juist in dien tijd was Henri hartstochtelijk verliefd geworden -op de toenmaals schitterende, blonde schoonheid van Eve. Hij wilde haar bezitten, -en de vader, die zijn zoon kende, had toegestemd en lachte in zijn vuistje om “de -kat, die Justus in den zak kocht”, zooals hij het zelf noemde. -</p> -<p>En inderdaad was het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> voor Justus een ramp gebleken, want na den dood van zijn vader kwam achter den genotsmensch -de op buit beluste man te voorschijn in Henri, die zich in de uitbuiting van de ontketende -begeerten der nu eindelijk in het bezit der macht zijnde burgerlijke democratie het -grootste deel naar zich toe haalde. Niet alleen had Eve Henri, die op zijn beurt de -almachtige bankier werd, welke meer dan ooit de markt beheerschte, niet verslonden, -maar had de baron in minder dan vier jaar Eve opgegeten en verteerd. Nadat hij haar -vlak achter elkaar moeder van een dochter en een zoon gemaakt had, verwijderde hij -zich gedurende haar laatste zwangerschap plotseling van haar, als had hij een walg -van haar gekregen—als van een vrucht waarvan men genoeg genoten heeft en die men wegwerpt. -Toen zij hoorde, dat hij tot zijn jonggezellenleven terugkeerde en het met andere -vrouwen hield, was zij eerst verbaasd en wanhopig geweest, doch al heel spoedig had -zij, zonder verwijten te doen of een poging te wagen om hem weer voor zich te veroveren, -harerzijds ook een amant genomen. -</p> -<p>Den amant, dien zij op haar vijf-en-twintigste jaar gekozen had, behield zij meer -dan vijftien jaar; zij was hem volmaakt trouw, zooals zij haar echtgenoot trouw gebleven -zou zijn. Toen hij stierf, was zij diep bedroefd, voelde zij zich als een weduwe. -Maar toen zij zes maanden later graaf Gérard de Quinsac ontmoette, kon zij aan haar -drang naar liefde geen weerstand bieden, gaf zij zich aan hem. -<span class="pageNum" id="pb31">[<a href="#pb31">31</a>]</span></p> -<p>“Beste Gérard,” ging zij, toen zij zag, hoe verlegen de jonge man was, op haar moederlijk-verliefden -toon voort; “ben je ziek geweest of is er iets, dat je hindert en dat je me verbergt?” -</p> -<p>Zij was tien jaar ouder dan hij; en ditmaal klemde zij zich als een wanhopige aan -die laatste liefde vast; met geheel haar wezen, dat in opstand kwam tegen het oud -worden, aanbad zij den mooien jongen man, was zij bereid om te strijden ten einde -hem tot iederen prijs te behouden. -</p> -<p>“Neen, ik houd heusch niets voor je verborgen,” antwoordde de graaf. “Maar mijn moeder -heeft de laatste dagen op bijna al mijn tijd beslag gelegd.” -</p> -<p>Zij bleef hem met haar ongerusten hartstocht aankijken; zij vond hem zoo voornaam -en edel met zijn regelmatig gezicht en zijn donkerbruine snor. Hij behoorde tot een -der oudste familiën van Frankrijk en woonde samen met zijn moeder, een weduwe, die -door haar man, een avontuurlijken geest, geheel geruïneerd was, maar toch op een rez-de-chaussée -in de rue Saint-Dominique met haar rente van hoogstens vijftienduizend francs volgens -haar stand leefde. Hij zelf had nooit iets gedaan, zijn verplichten diensttijd vervuld, -maar afstand gedaan van de militaire loopbaan, zooals hij dat deed van de diplomatieke, -de eenige, die eervol voor hem openstond. Zijn dagen bracht hij door in het drukke -nietsdoen van jongelieden, die het Parijsche leven leiden. Zelfs zijn trotsche, strenge -moeder scheen dat te verontschuldigen, alsof zij van meening was, dat een man van -zijn afkomst zich onder een republiek, bij wijze van protest, op den achtergrond moest -houden. Maar ongetwijfeld had zij nog andere, meer intieme en verontrustende redenen -om alles door de vingers te zien. Op zijn zevende jaar had zij hem door een hersenontsteking -bijna verloren, op zijn achttiende had hij over zijn hart geklaagd; de doktoren rieden -aan hem in elk opzicht te ontzien. Zij wist dus welk een leugen zich achter die krachtige -gestalte, dat trotsche uiterlijk verborg. Hij was niets dan asch, die steeds door -ziekte en dood bedreigd werd. Achter zijn schijnbare manlijkheid was niets dan vrouwelijke -willoosheid, een goed, zwak, voor alle vernederingen ontvankelijk wezen. -</p> -<p>Bij een bezoek, dat hij met zijn streng-vrome moeder aan het Asile des Invalides du -Travail bracht, had hij voor het eerst Eve ontmoet. Door zich aan hem te geven, had -zij hem veroverd, en hij bleef bij haar komen, omdat hij haar nog <span class="pageNum" id="pb32">[<a href="#pb32">32</a>]</span>altijd begeerlijk vond en niet wist hoe hij met haar breken kon. Zijn moeder sloot -de oogen voor deze zondige liaison, zooals zij dat al voor zoovele dwaasheden gedaan -had, die zij hem als aan een ziek kind vergaf. Bovendien had Eve hem nog veroverd -door een daad, die de geheele wereld versteld deed staan. Plotseling hoorde men, dat -monseigneur Martha haar tot het Katholicisme bekeerd had. Dat, wat zij voor haar wettigen -man niet had willen doen, deed zij, om zich voor altijd van de liefde van een amant -te verzekeren. Heel Parijs sprak nog van de pracht en de praal, die bij de doopplechtigheid -van die vijf-en-veertigjarige Jodin, wier schoonheid en tranen aller harten geroerd -hadden, in de Madeleine ten toon gespreid was. -</p> -<p>Dit groote bewijs van liefde streelde Gérard’s ijdelheid nog steeds. Toch begon hij -genoeg van haar te krijgen, had hij getracht met haar te breken door samenkomsten -te vermijden; hij begreep dan ook heel goed wat zij hem met haar smeekende oogen vroeg. -</p> -<p>“Heusch,” herhaalde hij, reeds zwak wordend; “mijn moeder heeft mij geen dag vrij -gelaten. Je begrijpt, hoe heerlijk ik het gevonden had …” -</p> -<p>Zonder een woord te zeggen, bleef zij hem smeeken; tranen kwamen aan den rand van -haar oogwimpers. Het was nu al een groote maand geleden, dat zij elkaar voor het laatst -in hun klein kamertje in de rue Matignon gezien hadden. Goed en zwak, evenals zij, -gaf hij toe, was hij niet in staat lang te weigeren. -</p> -<p>“Vanmiddag dan, als je wilt. Om vier uur, zooals gewoonlijk.” -</p> -<p>Hij had fluisterend gesproken, maar een zacht geluid deed hem omkijken en rillen als -een man, die op heeterdaad betrapt wordt. Het was Camille, de dochter van de barones, -die binnenkwam. Zij had niets gehoord, maar uit hun glimlach, uit het beven der lucht -zelf, had zij alles begrepen: weer een rendez-vous in de straat, die zij vermoedde, -en nog vanmiddag. Een pijnlijk zwijgen volgde; onrustige, booze blikken werden gewisseld. -</p> -<p>De thans drie-en-twintigjarige Camille was een donkere, eenigszins mismaakte brunette; -haar linkerschouder was hooger dan haar rechter. Zij geleek noch op haar vader, noch -op haar moeder: het was een van die onvoorziene toevallen in de herediteit van een -familie, waarbij men zich afvraagt vanwaar zij komen. Haar eenige trots waren haar -<span class="pageNum" id="pb33">[<a href="#pb33">33</a>]</span>mooie donkere oogen en haar bewonderenswaardig zwart haar, dat haar kleine gestalte -geheel omhullen kon, naar men zeide. Maar haar neus was lang, haar gezicht iets naar -links getrokken, haar kin spits, haar trekken iets ingedrukt. De smalle, geestige, -boosaardige mond verried den opgekropten wrok, de perverse woede, die in dit leelijke -en om die leelijkheid verbitterde meisje verborgen was. Degene, die zij op de wereld -het meest verafschuwde, was haar moeder, die nooit van haar gehouden, zich nooit met -haar bemoeid, haar van de wieg af aan de zorgen van dienstboden overgelaten had. Op -die wijze was er tusschen die beide vrouwen een ware haat ontstaan: bij de eene koud -en zwijgend, bij de andere vurig en hartstochtelijk. -</p> -<p>De dochter haatte de moeder, omdat zij haar mooi vond en haar verweet haar niet even -mooi gemaakt te hebben als zij zelf was. Iederen dag leed zij eronder, dat zij niet -begeerd werd, dat aller begeerten nog uitgingen naar haar moeder. Daar zij grappig -en bijtend boosaardig was, luisterde men graag naar haar en lachte om haar; maar de -blikken van alle mannen, zelfs van de jongste, ja vooral van de jongste, keerden ten -slotte weer terug naar de triompheerende moeder, die niet oud worden wilde. En thans -had zij met haar wilde energie besloten haar haar laatsten amant te ontrooven en met -dezen Gérard, wiens verlies haar ongetwijfeld dooden zou, te trouwen. Dank zij haar -bruidsschat van vijf millioen ontbrak het niet aan <span class="corr" id="xd30e552" title="Bron: huwlijkscandidaten">huwelijkscandidaten</span>; maar zij voelde zich volstrekt niet gevleid daardoor en placht met haar boosaardig -lachje te zeggen: “Lieve Hemel, voor vijf millioen zouden zij er een uit de Salpêtrière<a class="noteRef" id="xd30e555src" href="#xd30e555">1</a> nemen.” Maar langzamerhand was zij zelf verliefd geworden op Gérard, die in zijn -medelijdende goedheid steeds heel vriendelijk tegenover het jonge meisje was. Hij -leed onder haar verlatenheid, van lieverlede liet hij zich inpalmen door haar dankbare -liefde, die zij voor hem blijken liet; de mooie man voelde zich gevleid haar god te -zijn, haar tot slavin te hebben; en bij zijn poging om te breken met de moeder, die -hij moede begon te worden, voegde zich zeker ook de gedachte, zich te laten trouwen -door de dochter, wat per slot van rekening een zeer makkelijke oplossing was, ofschoon -hij het zich niet bekende, daar hij zich schaamde en <span class="pageNum" id="pb34">[<a href="#pb34">34</a>]</span>erg opzag tegen al de verwikkelingen en tranen, die niet uitblijven konden. -</p> -<p>Het zwijgen bleef voortduren. Met haar scherpen, als een mes zoo snijdenden blik had -Camille tegen haar moeder gezegd, dat zij alles wist; met een tweeden, smartelijken -blik klaagde zij haar leed aan Gérard. Om het evenwicht tusschen de beide vrouwen -weer te herstellen, vond hij niets dan het compliment: -</p> -<p>“Dag Camille … Ha, een havanabruine japon! Het is wonderlijk, zoo goed als eenigszins -donkere kleeren je staan!” -</p> -<p>Camille keek schuin naar de witte japon van haar moeder en dan naar haar eigen toilet, -dat nauwlijks haar hals en haar polsen zien liet. -</p> -<p>“Ja,” antwoordde zij lachend; “ik zie er alleen maar schappelijk uit, wanneer ik me -niet als een jong meisje kleed.” -</p> -<p>Eve, die niet op haar gemak was, daar zij een mededinging, waaraan zij nog niet gelooven -wilde, grooter voelde worden, gaf het gesprek een andere wending. -</p> -<p>“Is je broer niet thuis?” -</p> -<p>“Zeker, we zijn tegelijk naar beneden gekomen.” -</p> -<p>Hyacinthe, die juist binnenkwam, drukte met een moe gebaar Gérard de hand. Hij was -twintig jaar, had het lichtblonde haar en het lange, Oostersch-kwijnende gezicht van -zijn moeder, de grijze oogen en de dikke, gewetenloos hebzuchtige lippen van zijn -vader. Op school was hij een slecht leerling geweest, verachtte alle beroepen zonder -onderscheid, was vast besloten niets te doen. Door zijn vader bedorven, interesseerde -hij zich slechts voor poëzie en muziek, leefde hij in een kring van artisten, snollen, -bandieten en gekken, ging hij zelf prat op ondeugden en misdaden, affecteerde hij -een walging voor al wat vrouw was, stond hij de belachelijkste philosophische en sociale -denkbeelden voor, verviel altijd in uitersten en was achtereenvolgens collectivist, -<span class="corr" id="xd30e569" title="Bron: indivudualist">individualist</span>, anarchist, pessimist, symbolist, ja zelfs sodomist geweest, zonder daarom, omdat -het tot den goeden toon behoorde, op te houden Katholiek te zijn. In den grond der -zaak was hij een domkop en een halve idioot. In het vierde geslacht was het krachtige, -hebzuchtige bloed der Duvillards na de drie prachtige roofdieren, die het voortgebracht -had, als uitgeput door de bevrediging van zijn hartstochten, tot dezen mislukten hermaphrodiet -gedegenereerd, die niet eens in staat was tot groote misslagen en groote uitspattingen. -<span class="pageNum" id="pb35">[<a href="#pb35">35</a>]</span></p> -<p>Camille, die te veel verstand had, om de onbeduidendheid van haar broeder niet te -merken, maakte zich vroolijk over hem: zij keek hem aan, zooals hij daar in zijn lange, -geplooide jas stond, een romantische, door hem nog overdreven wederopleving van een -mode, en zeide: -</p> -<p>“Mama vraagt naar je, Hyacinthe … Kom, laat je onderrok eens zien. Wat zou jij er -in meisjeskleeren aardig uitzien!” -</p> -<p>Maar zonder te antwoorden, ging hij naar een ander gedeelte der kamer. Hoewel zij -heel vertrouwelijk met elkaar omgingen, elkaar hun perverse denkbeelden vertelden -en vergeefs trachtten elkaar te overtroeven, koesterde hij een heimelijke vrees voor -zijn zuster. Hij wierp een minachtenden blik op de mand orchideeën, een ouderwetsche, -burgerlijk geworden mode. Hij had de lelies reeds achter zich en was nu bij den ranonkel, -de bloedbloem. -</p> -<p>De twee laatste der gasten kwamen bijna tegelijk. Eerst kwam de rechter van instructie -Amadieu, een intieme huisvriend, een kleine man van vijf-en-veertig jaar, dien een -onlangs gevoerd anarchistenproces op den voorgrond gebracht had. Hij had een plat, -regelmatig, door een grooten blonden bakkebaard omgeven magistratengezicht, waaraan -hij een scherpzinnige uitdrukking trachtte te geven door steeds een monocle, waarachter -zijn oog fonkelde, te dragen. Hij was een mondain man van de nieuwe school, een uitstekend -psycholoog, had een boek geschreven als antwoord op de misbruiken der criminalistische -physiologie, bezat een taaie eerzucht, zag graag, dat er veel over hem gesproken werd, -loerde altijd op gelegenheden opzienbarende, roem gevende processen te krijgen. Ten -slotte kwam nog generaal de Bozonnet, een oom van moederszijde van Gérard, een groote, -magere grijsaard met een arendsneus. Door zijn rheumatiek had hij onlangs zijn ontslag -moeten nemen. Tot belooning voor zijn heldhaftig gedrag bij Saint-Privat na den oorlog -tot kolonel benoemd, was hij ondanks zijn monarchistische relaties, zijn aan Napoleon -gezworen eed trouw gebleven. Men vergaf hem in zijn kringen dat soort militair bonapartisme, -omdat hij de republiek met groote bitterheid beschuldigde het leger den genadeslag -te hebben toegebracht. Verder was hij een fatsoenlijk man, die zijn zuster, madame -de Quinsac, aanbad; met het aannemen der uitnoodigingen van de barones scheen hij -vooral een wensch van zijn zuster te bevredigen, als om de voortdurende aanwezigheid -van <span class="pageNum" id="pb36">[<a href="#pb36">36</a>]</span>Gérard in dat huis natuurlijker en verklaarbaarder te doen schijnen. -</p> -<p>Nu echter kwamen de baron en Dutheil overdreven luid lachend uit de studeerkamer terug; -blijkbaar wilden zij het doen voorkomen, alsof er niets was, dat hen hinderde. Men -ging nu naar de eetkamer, waar een groot vuur brandde, welks vroolijke vlammen als -voorjaarsstralen glansden tusschen de fijne, met zilverwerk en kristal beladen Engelsche -meubelen van licht mahoniehout. Het in lichtgroen gehouden vertrek had in het vale -daglicht een eigenaardige bekoring, terwijl de in het midden staande tafel met haar -rijke couverts en haar wit, met Venetiaansche kant versierd tafellinnen, als door -een wonder gebloeid scheen te hebben: een geheel veld met groote, voor den tijd van -het jaar prachtige en heerlijk geurende theerozen. -</p> -<p>De barones liet den generaal rechts en Amadieu links van zich plaats nemen. De baron -had Dutheil als rechter- en Gérard als linkerbuurman. De kinderen gingen aan de beide -einden van de tafel zitten, Camille tusschen Gérard en den generaal, Hyacinthe tusschen -Dutheil en Amadieu. Dadelijk na de roereieren met truffels ontspon zich een vertrouwelijk -en vroolijk gesprek, het gewone Parijsche dejeunergesprek, waarin de groote en kleine -gebeurtenissen van den vorigen avond en van den ochtend, de waarheden zoowel als de -leugens, het financieele schandaal, de politieke gebeurtenissen, de laatst verschenen -roman, het laatst gespeelde stuk, kortom al die verhalen de revue passeeren, die men -elkaar eigenlijk moest influisteren, maar dààr hardop vertelt. -</p> -<p>Dapper en met zijn gewone kalme onbeschaamdheid begon de baron het eerst te spreken -over het artikel in de <i>Voix du Peuple</i>. -</p> -<p>“Zeg eens, hebben jullie het artikel van Sanier vanochtend gelezen? Het is een van -zijn beste, er zit verve in! Maar wat een gevaarlijke gek!” -</p> -<p>Het gezegde vroolijkte het geheele gezelschap op, want dit artikel zou, als niemand -er een woord over gesproken had, als een zware last op het dejeuner gedrukt hebben. -</p> -<p>“Een tweede Panama!” riep Dutheil uit. “Maar nu krijgen we er toch genoeg van.” -</p> -<p>“Maar die geschiedenis met die Afrikaansche sporen is zoo helder als de dag,” begon -de baron weer. “Al degenen, die Sanier zoo vreeselijk dreigt, kunnen gerust slapen. -Het is niets anders dan een handigheidje, om Barroux als minister <span class="pageNum" id="pb37">[<a href="#pb37">37</a>]</span>te doen vallen. Er zal wel heel gauw een interpellatie aangevraagd worden en dan heb -je de poppen aan het dansen.” -</p> -<p>“Die schandaal- en lasterpers is iets, dat Frankrijk geheel ten gronde zal richten,” -zeide Amadieu. “We moesten daar wetten tegen hebben.” -</p> -<p>De generaal maakte een toornig gebaar. -</p> -<p>“Wetten? Waarom? Ze hebben toch niet den moed om ze toe te passen.” -</p> -<p>Er volgde een stilte. De maître d’hôtel diende geroosterde zeebarbeelen rond. Het -opdienen geschiedde zoo zacht, dat men in de warme, geurige stilte der kamer niet -eens het rinkelen van het vaatwerk hoorde. Zonder dat men wist hoe, was het gesprek -plotseling op een ander onderwerp gekomen. -</p> -<p>“De reprise van het stuk is immers uitgesteld?” vroeg een stem. -</p> -<p>“Ja,” zeide Gérard; “ik heb gehoord, dat <i>Polyeucte</i> op zijn vroegst in April gaan zal.” -</p> -<p>Camille, die tot nog toe gezwegen had en den jongen man weer voor zich trachtte te -winnen, keek haar vader en haar moeder met haar schitterende oogen aan. Men had het -over de reprise, waarin Silviane met alle geweld wilde debuteeren. Maar de baron en -de barones bleven volkomen kalm, want reeds sedert zeer langen tijd behoefden zij -niets voor elkaar te verbergen. Eve was zoo gelukkig met het rendez-vous, dat zij -voor dien middag gekregen had. Zij dacht alleen aan dat geluk en was in haar verbeelding -reeds in het liefdesnestje, terwijl zij, zonder het zich bewust te zijn, tegen haar -gasten glimlachte. De baron had het in zijn gedachten veel te druk met de nieuwe stappen, -die hij bij het ministerie van Schoone Kunsten doen wilde, om het engagement met geweld -door te drijven. Hij zeide alleen: -</p> -<p>“Hoe moeten ze ook in de Comédie stukken opnieuw monteeren? Zij hebben geen vrouwen -meer.” -</p> -<p>“Wat had gisteren Delphine Vignet in den Vaudeville een prachtige japon. En niemand -verstaat zoo de kunst om zich te kappen als zij.” -</p> -<p>Toen vertelde Dutheil, terwijl hij terwille van Camille zijn woorden voorzichtig koos, -de amourette van Delphine met een welbekend senator. Dan kwam een ander schandaal -ter sprake, de dood van een vriendin des huizes, die te brutaal door een chirurg geopereerd -was, een zaak, die bijna in de handen van Amadieu gekomen was. De generaal maakte -hiervan gebruik, om—zonder eenigen overgang—zijn <span class="pageNum" id="pb38">[<a href="#pb38">38</a>]</span>gewone bittere uitvallen tegen de idiote organisatie van het tegenwoordige leger te -plaatsen. De oude Bordeaux fonkelde als donkerrood bloed in de kristallen glazen; -een reebout met truffels had zijn eenigszins scherpen geur vermengd met den uitstervenden -parfum der rozen, toen de asperges gepresenteerd werden—een vroeger zeer zeldzame -primeur, die thans echter zelfs geen verwondering meer verwekte. -</p> -<p>“Die heb je tegenwoordig den heelen winter,” zeide de baron teleurgesteld. -</p> -<p>“En gaat vanmiddag de matinée van prinses de Hardt nog door?” vroeg Gérard op hetzelfde -oogenblik. -</p> -<p>“Ja. Ga je erheen?” was Camille’s antwoord. -</p> -<p>“Neen, ik denk het niet. Ik zal niet kunnen,” zeide de jonge man verlegen. -</p> -<p>“Die kleine prinses is heusch een beetje geschift,” zeide Dutheil. “Jullie weten toch, -dat ze zichzelf voor weduwe uitgeeft. Maar in werkelijkheid moet haar man, een echte -prins, die aan een koninklijke familie verwant is, met een zangeres de wereld rondreizen. -Zij heeft er de voorkeur aan gegeven in haar hôtel in de avenue Kléber te blijven -regeeren, dat wel de vreemdste ark van Noach is, waarin het kosmopolitisme weelderig -voortwoekert.” -</p> -<p>“Houd je mond toch, kwaadspreker!” viel de barones hem in de rede. “Wij mogen hier -Rosemonde heel graag, het is een charmante vrouw.” -</p> -<p>“Zeker,” zeide Camille; “zij heeft ons geïnviteerd en we gaan straks naar haar toe, -niet waar mama?” -</p> -<p>Om geen antwoord te behoeven te geven, deed zij, alsof zij de vraag niet gehoord had, -terwijl Dutheil, die goed op de hoogte scheen te zijn, zich vroolijk bleef maken over -de prinses en haar matinée, waarop Spaansche danseressen met een zoo wellustige en -geile mimiek zouden optreden, dat heel Parijs zich in haar salons verdringen zou. -</p> -<p>“Zij heeft de schilderkunst laten varen en houdt zich nu bezig met scheikunde,” voegde -Dutheil er nog aan toe. “Haar salon is thans vol anarchisten … Het komt mij zoo voor, -of zij jou niet met rust kan laten, beste Hyacinthe.” -</p> -<p>Tot dat oogenblik had Hyacinthe, alsof het geheele gesprek hem koud liet, geen woord -gezegd. -</p> -<p>“O, zij verveelt mij doodelijk,” verwaardigde hij zich te antwoorden. “Ik ga alleen -naar haar matinée in de hoop er den jongen lord Elson te ontmoeten, die me daar van -uit <span class="pageNum" id="pb39">[<a href="#pb39">39</a>]</span>Londen rendez-vous gegeven heeft. Maar ik wil graag bekennen, dat het de eenige salon -is, waar ik iemand vind, met wien ik praten kan.” -</p> -<p>“Dus ben je ook tot de anarchie overgegaan?” vroeg Amadieu ironisch. -</p> -<p>Onverstoorbaar en met een air van de hoogste elegantie zeide Hyacinthe: -</p> -<p>“Och, mijnheer, ik geloof, dat in dezen tijd van algemeene laagheid en vuilheid iemand -van eenige distinctie niets anders dan anarchist zijn kan.” -</p> -<p>De geheele tafel lachte. Men verwende hem veel en vond hem heel grappig. Zijn vader -vooral had er groot pleizier in, dat hij—hij! een anarchist tot zoon had, terwijl -de generaal, wanneer hij zijn bittere uren had, vond, dat een maatschappij, die stom -genoeg was om zich door een paar schurken te laten ringelooren, niet beter verdiende -dan te verdwijnen. Alleen de rechter van instructie, die bezig was een <span class="corr" id="xd30e632" title="Bron: specialiteit">specialist</span> in anarchistenprocessen te worden, verdedigde de bedreigde maatschappij en deelde -over wat hij het leger der verwoesting en der moorden noemde, verschrikkelijke bijzonderheden -mede. Maar de andere gasten bleven glimlachen en lieten zich een werkelijk verrukkelijke -eendenleverpastei goed smaken. Er was zooveel ellende, men moest alles begrijpen, -de dingen zouden wel op hun pootjes terecht komen. -</p> -<p>“Maar in ieder geval,” zeide de baron op verzoenenden toon, “zou men toch iets kunnen -doen. Wat? Dat weet niemand precies. Verstandige eischen neem ik bij voorbaat aan. -Zoo bijvoorbeeld de verbetering van het lot van den arbeider, goede inrichtingen stichten, -zooals ons Asile des Invalides du Travail, waarop we met recht trotsch kunnen zijn. -Maar men moet ons niet het onmogelijke vragen.” -</p> -<p>Bij het dessert ontstond er een plotselinge stilte, alsof midden in het geratel van -het gesprek en in den roes van het copieuse dejeuner ieders angst opnieuw zijn hart -beklemde en vrees op de verontrustende gezichten te lezen was. Men zag weer de vrees -van Dutheil voor een aanklacht, de angstige woede van den baron, die zich afvroeg, -hoe hij het best Silviane’s wensch zou kunnen vervullen. Dat meisje was de vlek, die -op hem, den sterke en machtige, kleefde, de geheime ziekte, die hem misschien zou -wegvreten en verwoesten. Maar vooral zag men op de gezichten van de barones, Camille -en Gérard het vreeselijke drama, die met <span class="pageNum" id="pb40">[<a href="#pb40">40</a>]</span>haat vervulde rivaliteit tusschen de moeder en de dochter, die elkaar den man, welke -zij liefhadden, betwistten. De vergulde mesjes schilden sierlijk de vruchten, er waren -gouden trossen druiven en allerlei suikerwerk, koeken, een ontelbaar aantal lekkernijen -werden rondgediend. -</p> -<p>Terwijl de vingerkommetjes rondgegeven werden, fluisterde een knecht de barones iets -in, waarop deze zacht antwoordde: -</p> -<p>“Laat hem maar in den salon. Ik kom dadelijk.” -</p> -<p>En zich tot de gasten wendend: -</p> -<p>“Mijnheer de abbé Froment wil mij spreken. Hij zal ons niet storen; ik geloof, dat -u hem allemaal kent. Een echt-vrome man, voor wien ik veel sympathie heb!” -</p> -<p>Men bleef nog even aan tafel zitten en verliet dan de eetkamer. -</p> -<p>Pierre was midden in den kleinen salon blijven staan. Toen hij op een tafel een blad -met koffie en likeuren zag staan, kreeg hij spijt, dat hij aangedrongen had ontvangen -te worden, en zijn verlegenheid werd nog grooter, toen de gasten eenigszins luidruchtig, -met schitterende oogen en lichtgekleurde wangen binnenkwamen. Maar de vlam der barmhartigheid -en der naastenliefde was weer zoo in hem opgelaaid, dat hij die verlegenheid overwon. -Ten slotte had hij nog slechts het onbehaaglijk gevoel, dat hij den vreeselijken ochtend -van ellende, dien hij doorleefd had, zooveel donkerte en koude, zooveel vuil en honger -brengen kwam, in dit rijke, lichte, warme, met nuttelooze en overbodige dingen volgepropte -huis, tusschen deze menschen, die door hun goed dejeuner in een vroolijke stemming -schenen te zijn. -</p> -<p>Dadelijk ging de barones met Gérard naar hem toe, want door dezen was de priester, -die madame de Quinsac goed kende, ten tijde van de beroemde bekeering aan de Duvillards -voorgesteld. Toen Pierre zich verontschuldigde op dit uur te komen, zeide zij: -</p> -<p>“Maar u bent altijd welkom, mijnheer de abbé … Als u mij toestaat even voor mijn gasten -te zorgen, dan ben ik dadelijk tot uw dienst!” -</p> -<p>Zij ging weer naar het blad terug, om met haar dochter de koffie en de likeuren rond -te dienen. Gérard bleef bij hem en begon een gesprek over het Asile des Invalides -du Travail, waar zij elkaar onlangs ontmoet hadden ter gelegenheid van de eerste steenlegging -van een nieuw paviljoen, dat men dank zij een prachtige gift van honderdduizend francs -van baron Duvillard kon bouwen. De stichting telde <span class="pageNum" id="pb41">[<a href="#pb41">41</a>]</span>nog pas vier paviljoens, terwijl er in het oorspronkelijke plan gerekend was op twaalf, -die makkelijk plaats vinden konden op de op het schiereiland Gennevilliers door de -stad geschonken terreinen, zoodat de inschrijving nog steeds open stond en er veel -lawaai gemaakt werd met deze liefdadigheidsinstelling, die een duidelijk antwoord -zijn moest aan de booze tongen, welke de vetgemeste bourgeoisie beschuldigden niets -voor de arbeiders te doen. In werkelijkheid had een prachtige kapel, die men midden -op het terrein gebouwd had, twee derden van het bijeengebrachte kapitaal verslonden. -Dames-patronessen uit alle kringen, barones Duvillard, gravin de Quinsac, prinses -Rosemonde de Harth en nog twintig anderen, hadden tot taak de stichting door inzamelingen -en bazars in het leven te houden. Maar het succes was toch voornamelijk te danken -aan de gelukkige gedachte, dat men de dames van de groote zorgen der organisatie ontheven -had door den hoofdredacteur van den <i>Globe</i>, den afgevaardigde Fonsègue, een uitstekend zakenman, tot hoofd-administrateur benoemd -had. De <i>Globe</i> maakte voortdurend propaganda, beantwoordde de aanvallen der revolutionnairen met -de onuitputtelijke barmhartigheid der leidende klassen, en zoodoende had de stichting -bij de laatste verkiezingen als een triomphantelijk verkiezingswapen dienst gedaan. -</p> -<p>Camille kwam met een dampend kopje koffie naar hem toe: -</p> -<p>“U een kopje koffie, mijnheer de abbé?” -</p> -<p>“Neen, dank u, mademoiselle!” -</p> -<p>“Een glaasje chartreuse dan?” -</p> -<p>“Neen, werkelijk niet.” -</p> -<p>Toen iedereen bediend was, kwam de barones naar hem terug en vroeg vriendelijk: -</p> -<p>“En waarmede kan ik u nu van dienst zijn, mijnheer de abbé?” -</p> -<p>Pierre begon bijna fluisterend, zijn keel werd als dichtgeknepen door een ontroering, -die zijn hart luid deed kloppen. -</p> -<p>“Ik kom een beroep doen op uw groote goedheid, mevrouw. Ik heb vanochtend in een verschrikkelijk -huis in de rue des Saules achter Montmartre een schouwspel gezien, dat mij tot in -het diepst van mijn ziel ontroerd heeft … U kunt u geen denkbeeld vormen van een dergelijke -armoede en ellende, families zonder vuur of brood, mannen zonder werk, moeders, die -geen melk meer hebben voor haar zuigelingen, kinderen, die nauwlijks kleeren aan hun -lichaam hebben … En onder zooveel verschrikkingen heb ik de <span class="pageNum" id="pb42">[<a href="#pb42">42</a>]</span>ergste, de <span class="corr" id="xd30e670" title="Bron: afschuwlijkste">afschuwelijkste</span> gezien: op een hoop lompen, in een hoek, waar een hond zijn neus voor optrekken zou, -lag een arbeider, die van ouderdom niet meer werken kan, van honger te sterven.” -</p> -<p>Hij trachtte alles zoo omzichtig mogelijk te zeggen; hij schrok bijna van de woorden, -die hij zeide, van de dingen, die hij vertelde in deze omgeving van groote luxe en -genot, in tegenwoordigheid van deze met aardsche vreugde verzadigde gelukkigen, want -hij voelde heel goed, dat hij hier een wanklank bracht. Hoe was hij op het denkbeeld -gekomen, om op dit uur te gaan, wanneer het dejeuner juist afgeloopen is, wanneer -het aroma der dampende koffie de zalige digestie streelt! Toch bleef hij doorspreken, -verhief ten slotte, toegevend aan het verzet, dat hem prikkelde, zijn stem, vertelde -zijn verhaal verder, noemde den naam van Laveuve, vroeg in naam van het menschelijk -medelijden hulp en steun. Alle gasten waren dichterbij gekomen, om naar hem te luisteren; -hij zag den baron, den generaal, Dutheil en Amadieu voor zich staan, die zwijgend, -zonder een gebaar, met kleine slokjes hun koffie leegdronken. -</p> -<p>“Kort en goed, mevrouw,” eindigde hij; “die oude man kan geen uur langer in dien vreeselijken -toestand blijven, en ik hoop, dat u zoo goed zult zijn hem vanavond nog te laten opnemen -in het Asile des Invalides du Travail, waar zijn aangewezen plaats is.” -</p> -<p>Tranen waren in de mooie oogen van Eve gekomen. Zij was geheel van streek door deze -treurige geschiedenis, die midden in de vreugde, welke zij van den namiddag verwachtte, -vallen kwam. Daar zij indolent en zonder initiatief was, had zij het voorzitterschap -van het comité slechts aanvaard onder voorwaarde, dat Fonsègue al de administratieve -zorgen op zich zou nemen. -</p> -<p>“O, mijnheer de abbé,” prevelde zij, “u verscheurt mijn hart. Maar ik kan niets, absoluut -niets doen … Trouwens ik geloof, dat wij dat geval van Laveuve reeds onderzocht hebben … -U weet, dat er bij ons slechts personen onder de strengste waarborgen genomen worden. -Wij benoemen een rapporteur, die ons verslag moet uitbrengen. Hebt u u indertijd niet -met het geval Laveuve belast, mijnheer Dutheil?” -</p> -<p>De afgevaardigde dronk juist zijn glaasje chartreuse uit. -</p> -<p>“Ja zeker, dat heb ik … Die kerel heeft u aardig voor den gek gehouden, mijnheer de -abbé. Hij is heelemaal niet ziek, en wanneer u geld achtergelaten hebt, kunt u er -zeker van <span class="pageNum" id="pb43">[<a href="#pb43">43</a>]</span>zijn, dat hij het onmiddellijk na uw vertrek is gaan verdrinken. Want hij is altijd -dronken en bovendien heeft hij het <span class="corr" id="xd30e682" title="Bron: afschuwlijkste">afschuwelijkste</span> karakter, dat je je denken kan. Hij scheldt van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat -op de bourgeois en zegt, dat hij, wanneer hij nog armen had, de geheele wereld in -de lucht zou laten vliegen. Trouwens hij wil niet eens in het Asile, dat is, volgens -zijn zeggen, een echte gevangenis, waarin je bewaakt wordt door begijntjes, die je -dwingen naar de mis te gaan; een vuil klooster, waar je ’s avonds om negen uur naar -bed moet! En zoo zijn er zoovelen, die hun vrijheid met koude, honger en dood boven -het Asile verkiezen … Laten die Laveuve’s maar op straat krepeeren, wanneer zij weigeren -bij ons te komen, zich in onze asyls te verwarmen en te eten!” -</p> -<p>De generaal en Amadieu <span class="corr" id="xd30e687" title="Bron: knikte">knikten</span> toestemmend, maar Duvillard was edelmoediger. -</p> -<p>“Neen, neen, een mensch is een mensch en je moet hem helpen zelfs tegen zijn wil.” -</p> -<p>Eve, die wanhopig was, bij de gedachte, dat men haar haar middag ontnemen zou, zocht -allerlei uitvluchten. -</p> -<p>“Ik verzeker u, dat ik aan handen en voeten gebonden ben. Mijnheer de abbé, twijfel -niet aan mijn hart noch aan mijn toewijding. Maar hoe kan ik, zonder dat er een paar -dagen mee heengaan, het damescomité bij elkaar krijgen, en zonder dat kan ik onmogelijk -een besluit nemen, vooral niet in een geval, dat reeds onderzocht en waarin een beslissing -genomen is.” -</p> -<p>Plotseling vond zij een oplossing. -</p> -<p>“Maar wat ik u raden zou, mijnheer de abbé; ga dadelijk naar mijnheer Fonsègue, onzen -hoofd-administrateur. In een dringend geval kan hij alleen handelen, want hij weet, -dat de dames een onbeperkt vertrouwen in hem hebben en alles, wat hij doet, goedkeuren.” -</p> -<p>“U zult Fonsègue in de Kamer vinden,” voegde Dutheil eraan toe; “maar ik betwijfel -of u rustig met hem zult kunnen spreken, want het belooft een warme zitting te worden.” -</p> -<p>Pierre drong niet langer aan en besloot onmiddellijk naar <span class="corr" id="xd30e699" title="Bron: Fonsèque">Fonsègue</span> te gaan en in ieder geval de opneming van den ongelukkige, wiens beeld hem vervolgde, -nog vóór den avond door te drijven. Hij bleef nog eenige minuten staan praten met -Gérard, die hem een middel aan de hand deed om den afgevaardigde te overtuigen: hij -moest hem wijzen op de slechte uitwerking, die een dergelijke geschiedenis hebben -<span class="pageNum" id="pb44">[<a href="#pb44">44</a>]</span>kon, wanneer zij in de revolutionnaire bladen ruchtbaarheid kreeg. De andere gasten -begonnen ook aanstalten tot vertrek te maken. Alvorens weg te gaan, vroeg de generaal -aan zijn neef, of hij hem ’s middags nog zien zou bij zijn moeder, wier jour het was: -een vraag, waarop de jonge man met een ontwijkend gebaar antwoordde, toen hij zag, -dat Eve en Camille naar hem keken. Dan nam Amadieu, die zeide, dat hij voor een dringende -zaak in het Paleis van Justitie zijn moest, afscheid. En weldra volgde Dutheil hem, -om naar de Kamer te gaan. -</p> -<p>“Dus afgesproken, van vier tot vijf bij Silviane,” zeide de baron, die hem uitliet, -tegen hem. “Kom me bij haar vertellen, wat er in de Kamer gebeurd is ten gevolge van -dat beroerde artikel van Sanier. Ik moet het toch weten … Ik zelf zal naar het ministerie -van Schoone Kunsten gaan, om die zaak van de Comédie in orde te brengen, en dan heb -ik nog verschillende dingen te doen, conferenties met aannemers en een belangrijke -publiciteitsquaestie, die ik nog regelen moet.” -</p> -<p>“Ja, van vier tot vijf bij Silviane, zoo als gewoonlijk,” zeide de afgevaardigde, -die toch alles behalve gerust was over de wijze, waarop het met die beroerde geschiedenis -van de Afrikaansche sporen zou afloopen. -</p> -<p>En allen hadden reeds den ongelukkigen Laveuve, die met den dood worstelde, vergeten; -allen liepen hun zorgen, hun hartstochten na: het drijfwerk had hen weer gegrepen; -zij waren weer onder den molensteen gekomen, in de wilde jacht van Parijs, die hen -met zich voerde en in een heftigen schok tegen elkander botsen liet, waarbij het erom -ging, wie het eerst over de lichamen der anderen zijn doel bereiken zou. -</p> -<p>“Dus u gaat met ons mee naar de matinée van de prinses, mama?” vroeg Camille, die -haar moeder en Gérard bleef opnemen. -</p> -<p>“Ja, dadelijk … Maar ik kan niet blijven, want ik heb vanmorgen een telegram van Salmon -gekregen, dat ik beslist om vier uur mijn japon moet komen passen.” -</p> -<p>Aan het beven van Eve’s stem voelde Camille, dat haar moeder loog. -</p> -<p>“O, ik dacht, dat u morgen pas moest passen … Nu, dan zullen wij u na afloop der matinée -met het rijtuig bij Salmon komen halen.” -</p> -<p>“Neen, dat is volstrekt niet noodig, beste meid! Je weet <span class="pageNum" id="pb45">[<a href="#pb45">45</a>]</span>nooit van te voren, wanneer je klaar bent, en als ik nog tijd vinden kan, ga ik naar -de modiste.” -</p> -<p>Een heimelijke woede deed een moordlustige vlam in de donkere oogen van Camille ontbranden. -Er was geen twijfel meer mogelijk aan het rendez-vous. Maar ondanks haar hartstochtelijken -drang, om een hinderpaal uit te denken, kon zij, durfde zij de zaak niet verder drijven. -Zij had vergeefs getracht Gérard smeekend aan te zien, maar deze wendde zijn hoofd -af en stond gereed om te vertrekken. Pierre, die, sedert hij bij de Duvillards kwam, -van heel veel dingen op de hoogte was, voelde, dat zich hier een vreeselijk zwijgend -drama afspeelde. -</p> -<p>Uitgestrekt in een fauteuil, beet Hyacinthe op een aethercapsule, de eenige likeur, -die hij gebruikte. Dan zeide hij: -</p> -<p>“Ik ga naar de tentoonstelling Lis. Heel Parijs verdringt zich daar. Er is een beeld -“De verkrachting van een ziel”, dat men bepaald gezien moet hebben.” -</p> -<p>“Maar ik wil er heel graag met jullie naar toe gaan,” zeide de barones. “We kunnen -er, vóór naar de prinses te gaan, wel even inloopen.” -</p> -<p>“Graag, graag!” riep Camille uit, die anders gewoonlijk hardvochtig den spot dreef -met de symbolistische schilders, maar nu blijkbaar hoopte een middel te vinden haar -moeder op te houden. -</p> -<p>En zich dan tot een glimlachje dwingend: -</p> -<p>“Ga jij niet met ons mee naar Lis, Gérard?” -</p> -<p>“Neen, dank je wel!” antwoordde de graaf. “Ik heb behoefte om wat te loopen. Ik zal -abbé Froment naar de Kamer brengen.” -</p> -<p>Met een handkus nam hij afscheid van moeder en dochter. Het was hem juist ingevallen, -dat hij tot vier uur naar Silviane kon gaan, bij wie hij vrij op kon loopen, sedert -hij een nacht bij haar geslapen had. -</p> -<p>“Het doet je goed wat frissche lucht in te ademen,” zeide hij tot den priester, toen -zij op de ledige, stille binnenplaats gekomen waren. “Ze stoken te hard en die vele -bloemen geven je hoofdpijn.” -</p> -<p>Eenigszins versuft ging Pierre weg; zijn handen gloeiden koortsachtig; zijn zinnen -waren zwaar van al de luxe, dien hij daar achterliet als den droom van een gloeiend, -geurig paradijs, waarin slechts uitverkorenen leefden. Zijn nieuwe drang tot naastenliefde -was er des te grooter door geworden; hij dacht slechts aan een middel, om de opneming -van <span class="pageNum" id="pb46">[<a href="#pb46">46</a>]</span>Laveuve door te drijven, en luisterde niet naar den graaf, die vol liefde over zijn -moeder sprak. De deur van het hôtel was achter hem dichtgevallen en zij hadden eenige -stappen in de straat gedaan, toen hij plotseling het bewustzijn kreeg van een visioen. -Had hij niet op den rand van het trottoir een arbeider zien staan kijken naar die -monumentale deur, waarachter zich zulke fabelachtige rijkdommen verborgen? En was -die arbeider niet Salvat met zijn gereedschapszak, de uitgehongerde man, die vanochtend -uitgegaan was, om werk te zoeken? Vlug keerde hij zich om, want zulk een ellende tegenover -zooveel genot en bezit maakte hem onrustig. Doch de werkman, die in zijn beschouwing -gestoord was en misschien ook vreesde herkend te worden, verwijderde zich met een -slependen stap. Toen Pierre hem nog slechts op zijn rug zag, weifelde hij en zeide -hij ten slotte tot zichzelf, dat hij zich vergist had. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch1.3" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch1.3.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">III.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Toen abbé Froment het Paleis Bourbon binnen wilde gaan, bedacht hij, dat hij geen -kaartje bij zich had. Hij besloot reeds eenvoudig Fonsègue te laten roepen, hoewel -deze hem niet kende, toen hij in de vestibule Mège zag, den <span class="corr" id="xd30e735" title="Bron: collectievistischen">collectivistischen</span> afgevaardigde, met wien hij vroeger in den tijd van zijn militante naastenliefde -op zijn zwerftochten door de ellende der wijk Charonne vriendschap gesloten had. -</p> -<p>“Wat, jij hier? Je komt toch geen zedepreeken voor ons houden?” -</p> -<p>“Neen, ik wou graag mijnheer Fonsègue spreken voor een dringende aangelegenheid: een -ongelukkige, die niet wachten kan.” -</p> -<p>“Fonsègue? Ik weet niet of hij er al is … Wacht maar even.” -</p> -<p>Hij hield een kleinen, blonden man, die iets van een loerende muis had, aan en zeide: -</p> -<p>“Hé, Massot; mijnheer de abbé Froment hier zou graag dadelijk je patroon spreken.” -</p> -<p>“De patroon is er nog niet. Ik kom juist van het bureau, waar hij nog een kwartier -te werken had. Wanneer mijnheer de abbé wachten wil, zal hij hem hier zeker kunnen -spreken.” -</p> -<p>Mège liet nu Pierre in de groote, koude Salle des Pas perdus<a class="noteRef" id="xd30e746src" href="#xd30e746">2</a> met haar Laokoöon en haar bronzen Minerva gaan. <span class="pageNum" id="pb47">[<a href="#pb47">47</a>]</span>De hooge, op den tuin uitziende glazen deuren lieten het bleeke en trieste licht van -den winterdag op de kale muren vallen. Maar op dat oogenblik was de zaal vol en als -verwarmd door een koortsachtige opwinding en drukte. Talrijke groepjes stonden te -praten, terwijl voortdurend menschen kwamen en gingen en zich door de saamgedrongen -menigte een weg baanden. Er waren vooral afgevaardigden, journalisten en eenvoudige -belangstellenden. Steeds groeide het lawaai aan: fluisterend gevoerde en heftige gesprekken, -uitroepen en gelach weerklonken te midden van hartstochtelijke gesticulaties. -</p> -<p>De terugkeer van Mège in dit lawaai scheen het tumult nog te verdubbelen. Hij was -groot, mager als een apostel, zag er vrij ongesoigneerd en voor zijn vijf-en-veertig -jaar reeds oud en afgeleefd uit; zijn nog brandend jonge oogen fonkelden achter de -glazen van zijn bril, die nooit zijn smallen, snavelvormigen neus verliet. Van zijn -jeugd af had hij gehoest, hij sprak afgebeten en vurig, en slechts de grimmige wil, -den hem nooit loslatenden droom van de toekomstige maatschappij te verwezenlijken, -hield hem in het leven. Als zoon van een armen dokter uit het Noorden was hij als -jonge man naar Parijs gekomen, had in het rijk der lagere journalistiek geleefd en -zich daarna als spreker in openbare vergaderingen naam gemaakt; en toen hij na den -oorlog door zijn vurig geloof en zijn strijdlustig temperament de leider der collectivistische -partij werd, was het hem gelukt eindelijk in de Kamer te komen. Goed op de hoogte -van alles, streed hij daar als doctrinair, die volgens zijn overtuiging over de wereld -beschikt had en het dogma van het collectivisme van te voren stuk voor stuk regelt, -met wilde energie en hardnekkigheid voor zijn denkbeelden. Sedert hij als afgevaardigde -uit de staatsruif at, zagen de buitenstaande socialisten in hem nog slechts een rhetor -of liever een dictator, die er slechts op uit was de menschen om te smelten, ten einde -hen voor zijn geloof te veroveren en ten slotte te regeeren. -</p> -<p>“Weet je wat er aan de hand is?” vroeg hij aan Pierre. “Weer een mooi zaakje, wat?<span id="xd30e754"></span>… Maar wat zal ik je zeggen? We zitten nu eenmaal tot over onze ooren in de modder.” -</p> -<p>Vroeger had hij een ware sympathie opgevat voor dezen priester, dien zoo liefdevol -voor de armen was, zoo innig verlangde naar een sociale wedergeboorte. En op zijn -beurt was de priester belang gaan stellen in den autoritairen <span class="pageNum" id="pb48">[<a href="#pb48">48</a>]</span>droomer, die vastbesloten was de menschen, zelfs tegen hun wil in, gelukkig te maken. -Hij wist, dat hij arm was en met een vrouw en vier kinderen, die hij aanbad, in het -verborgen leefde. -</p> -<p>“Je begrijpt natuurlijk, dat ik het niet met Sanier eens ben,” ging hij voort. “Maar -nu hij vanochtend gedreigd heeft de lijst te zullen publiceeren van allen, die zich -hebben laten omkoopen, kunnen we ons niet langer den schijn laten aanleunen medeplichtigen -te zijn. Reeds lang hebben we gemeene streken vermoed, waartoe die geschiedenis met -de Afrikaansche sporen de gelegenheid bood. En het ergste is, dat twee leden van de -tegenwoordige regeering ermede gemoeid zijn, want toen drie jaar geleden de Kamers -zich met de emissie-Duvillard bezig hielden, was Barroux aan Binnenlandsche Zaken -en Montferrand aan Openbare Werken. Bestaat er, nu zij teruggekeerd zijn, de een als -Minister van Binnenlandsche Zaken en de andere als Minister van Financiën en tevens -minister-president, een mogelijkheid hen niet te dwingen ons, zelfs in hun eigen belang, -in te lichten over hun vroegere handelingen … Neen, neen, zij mogen en kunnen niet -zwijgen. Ik heb al aangekondigd, dat ik vandaag een interpellatie zal houden.” -</p> -<p>Juist deze aankondiging van een interpellatie van Mège ten gevolge van het vreeselijke -artikel in de <i>Voix du Peuple</i> bracht de wandelgangen zoo in beweging. Pierre werd een beetje schuw onder deze geheele -geschiedenis, die zoo in zijn eenige bezorgdheid—een ongelukkige van den hongerdood -te redden—vallen kwam. Hij begreep dan ook niet veel van de hartstochtelijke uitleggingen -van den socialistischen afgevaardigde te midden van het toenemende rumoer en gelach, -dat de verwondering te kennen gaf Mège in gesprek met een priester te zien. -</p> -<p>“Wat een ezels toch!” prevelde hij vol minachting. “Ze denken zeker, dat ik iederen -ochtend bij mijn ontbijt een soutane opeet!… Maar nu moet ik mij verontschuldigen, -waarde abbé! Kom ga daar op dit bankje op <span class="corr" id="xd30e768" title="Bron: Fonsèque">Fonsègue</span> wachten!” -</p> -<p>Zelf mengde hij zich nu in het gewoel en Pierre begreep, dat het werkelijk het beste -was kalm te gaan zitten. De omgeving pakte, interesseerde hem, hij vergat Laveuve -en liet zich medesleepen door den hartstocht der parlementaire crisis, waarin hij -geworpen werd. Het vreeselijke Panamaschandaal had men nauwlijks achter den rug; hij -had het <span class="pageNum" id="pb49">[<a href="#pb49">49</a>]</span>drama gevolgd met den angst van iemand, die iederen avond het luiden van de stormklok -verwacht, welke het laatste uur van de in doodsstrijd verkeerende, oude maatschappij -aankondigt. En nu begon weer een klein Panama, kraakte het verrotte gebouw opnieuw. -Het was een gebeurtenis, zooals die in de parlementen van alle tijden, bij alle groote -geldquaesties steeds voorkomt; maar de sociale toestanden, waaronder zij plaats vond, -verleenden haar een vreeselijken ernst. Deze affaire van de Afrikaansche sporen, dat -stukje naar boven gewoelde modder, dat zulk een verontrustenden stank uitwasemde en -in de Kamer plotseling zoo’n opwinding, zoo’n vrees en zoo’n woede verwekte, was per -slot van rekening niets dan een gelegenheid voor een politieken strijd, een terrein, -waarop de vraatzuchtige lusten der verschillende groepen nog meer geprikkeld zouden -worden; het ging er slechts om een ministerie ten val te brengen, om het door een -ander te vervangen. Maar welk een beklagenswaardige buit lag er achter die bronstigheid, -achter dien voortdurenden drang van eerzuchtige pogingen—het geheele volk met zijn -ellende en zijn lijden! -</p> -<p>Pierre zag, dat Massot, de kleine Massot, zooals men hem noemde, naast hem was komen -zitten. Met zijn oor en zijn oog steeds op de loer, hoorde en schreef hij alles op -en sloop overal rond met zijn fretten-manieren; hij was hier niet als parlementair -verslaggever, hij had slechts een belangrijke zitting geroken en was nu gekomen, om -te zien, of er niet een of ander artikel uit samen te flansen viel. De te midden van -die menigte als verdwaalde priester scheen hem te interesseeren. -</p> -<p>“U zult nog een oogenblik geduld moeten hebben, mijnheer de abbé,” zeide hij met de -beminlijke opgewektheid van een jongen man, die met alles spot. “De patroon moet beslist -komen, want hij weet, dat het hier warm toe zal gaan … U behoort toch niet tot zijn -kiezers uit Corrèze, wel?” -</p> -<p>“O neen, ik ben een Parijzenaar, ik kom voor een armen<span id="xd30e779"></span> man, dien ik graag onmiddellijk in het Asile des Invalides du Travail opgenomen zag.” -</p> -<p>“O, prachtig! Ik ben ook een kind van Parijs!” -</p> -<p>Hij <span class="corr" id="xd30e784" title="Bron: lachtte">lachte</span> om zijn eigen woorden. Ja, hij was inderdaad een kind van Parijs: de zoon van een -apotheker uit de wijk Saint-Denis, een voormalige luilak van het Lycée Charlemagne, -die niet afgestudeerd had. Alles was hem mislukt, <span class="pageNum" id="pb50">[<a href="#pb50">50</a>]</span>tenslotte was hij op zijn achttiende jaar, toen hij nog niet zonder fouten schrijven -kon, in de journalistiek terecht gekomen en verdiende nu sedert twaalf jaar zoo goed -en zoo kwaad als het ging zijn brood met interviews, verslagen en dergelijke journalistieke -bezigheden. Hij had alles gezien, was van alles blasé geworden, geloofde niet meer -aan groote mannen, beweerde, dat er geen waarheid meer bestond en leefde in vrede -van de algemeene slechtheid en domheid. Hij bezat natuurlijk volstrekt geen litteraire -eerzucht, legde zelfs een op theoretische gronden gebouwde minachting voor litteratuur -aan den dag. Intusschen was hij volstrekt niet van verstand ontbloot: hij schreef -zonder eenige overtuiging of meening, onverschillig wat, voor onverschillig welke -courant en praalde kalm met het recht dat hij had, alles aan het publiek te zeggen, -mits hij het slechts amuseerde of opwond. -</p> -<p>“U kent dus Mège, mijnheer de abbé? Een prachtig type, hé? Een groot kind, een hersenschimmige -droomer in de huid van den verschrikkelijksten partijganger! O, ik heb veel met hem -omgegaan, ik ken hem door en door … U weet, dat hij steeds in de heilige overtuiging -leeft, dat hij, voor we zes maanden verder zijn, de macht in handen heeft en in een -ommezien zijn collectivistische maatschappij verwezenlijken zal, die op de kapitalistische -volgen moet, zooals de dag volgt op den nacht … En met zijn interpellatie van vandaag -is hij zeker het ministerie-Barroux te laten vallen, om de bereiking van zijn doel -te verhaasten. Zijn systeem is het uitputten van zijn tegenstanders. Hoe dikwijls -heb ik hem niet berekeningen hooren maken, dezen uitputten, genen uitputten, een derden -uitputten, om eindelijk te regeeren! Altijd over hoogstens zes maanden, nooit later … -Maar zijn ongeluk is, dat hij altijd anderen een handje helpt en dat zijn beurt nooit -komt.” -</p> -<p>De kleine Massot liet zijn vroolijkheid den vrijen loop. Dan begon hij fluisterend: -</p> -<p>“En Sanier, kent u dien ook? Niet? Kijk, die roode daar met zijn stierenek, die eruit -ziet als een slager … Ja, die daar midden in die troep versleten jassen staat.” -</p> -<p>Eindelijk zag Pierre hem. Hij had groote, ver van zijn hoofd afstaande ooren, een -mond met dikke lippen, een grooten neus, dikke, doffe, uitpuilende oogen. -</p> -<p>“Dien ken ik door en door, al zeg ik het zelf. Ik ben bij hem aan de <i lang="fr">Voix du Peuple</i> geweest, voor ik bij Fonsègue <span class="pageNum" id="pb51">[<a href="#pb51">51</a>]</span>aan den <i>Globe</i> kwam … Niemand weet precies waar hij eigenlijk vandaan komt. Langen tijd heeft hij -als onbeteekenend journalist, door eerzucht en hebzucht verteerd rondgezworven in -de onderste lagen der journalistiek. Misschien herinnert u u nog zijn eersten coup -de théâtre, die vrij verdachte geschiedenis van een nieuwen Lodewijk XVII, dien hij -trachtte te lanceeren, en die van hem den zonderlingen royalist gemaakt heeft, die -hij altijd gebleven is. Daarna is hij op het denkbeeld gekomen de zaak van het volk -te omhelzen en heeft hij een wreekend Katholiek socialisme geafficheerd, viel hij -de vrije gedachte en de republiek aan, bracht de gruwelen van den tijd in naam der -gerechtigheid en der moraal aan het licht, zoogenaamd om ze te genezen. Daarvoor begon -hij met portretten van financiers, een opeenstapeling van ignobele kletspraatjes zonder -controle of bewijs, die hem eigenlijk voor de rechtbank hadden moeten brengen, maar -die, in een boek verzameld, het u natuurlijk bekende overweldigende succes gehad hebben. -Dat heeft hij voortgezet en zet hij nu nog voort in de <i lang="fr">Voix du Peuple</i>, die hij ten tijde van het Panamaschandaal gelanceerd heeft en welke thans de rioolopening -is, die de vuiligheid van het oogenblik uitbraakt. Zoodra de bron opdroogt, verzint -hij nieuwe, enkel en alleen uit zijn behoefte aan schandaal, waarvan zijn trots en -zijn kas moeten leven.” -</p> -<p>De kleine Massot maakte zich echter volstrekt niet boos; hij was weer begonnen te -lachen; in den grond der zaak had hij, ondanks zijn wreede woorden, eerbied voor Sanier. -</p> -<p>“Ja, het is een bandiet, maar toch een kranige kerel! U kunt u niet voorstellen, hoe -ijdel hij is! Onlangs hebt u kunnen zien, dat hij zich door het volk heeft laten toejuichen, -want hij speelt zoo’n beetje als koning der Halles. Misschien gaat hij ten slotte -nog gelooven, dat hij werkelijk de redder van het volk, de steunpilaar der deugd is. -Ik sta altijd verbaasd over zijn vruchtbaarheid in het uitdenken van nieuwe aanklachten -en schandalen. Geen ochtend gaat er voorbij, dat hij niet een nieuwen gruwel ontdekt, -zonder dat hij nieuwe schuldigen aan den haat van het volk prijs geeft. Neen, de moddergolf -raakt nooit uitgeput, want hij voegt er steeds een nieuwen oogst gemeenheden aan toe, -en telkens wanneer het publiek teekenen van moeheid geeft, verdubbelen zich zijn monsterachtige -phantasieën … Daarin zit nu juist zijn genie, mijnheer de abbé, want hij weet deksels -goed, dat zijn oplaag grooter wordt, zoodra hij, zooals vandaag, <span class="pageNum" id="pb52">[<a href="#pb52">52</a>]</span>dreigt alles te zullen zeggen, de namen van de verkochten en verraders te zullen publiceeren … -Dan is zijn verkoop weer voor verschillende dagen verzekerd!” -</p> -<p>Pierre luisterde naar den vroolijken spotter en begreep nu verscheidene dingen, waarvan -de beteekenis hem tot nog toe ontgaan was, veel beter. Ja hij begon zelfs Massot allerlei -dingen te vragen, verbaasd als hij was, dat er nog zooveel afgevaardigden in de wandelgangen -waren, terwijl de zitting toch reeds geopend was. Ja, die zitting! Ook al werd er -een wet van algemeen belang behandeld, alle leden liepen weg bij de plotselinge tijding -van een interpellatie, die het ministerie omver zou kunnen werpen. En de voortdrijvende -hartstocht daarbij was de ingehouden woede, de toenemende ongerustheid der protégé’s -van het aan het bewind zijnde kabinet, die bang waren verdrongen te zullen worden -en hun plaats te moeten afstaan aan anderen; het was ook de plotselinge hoop, de ongeduldige -en vraatzuchtige honger van allen, de protégé’s van de eventueele nieuwe ministeries. -</p> -<p>Massot wees hem Barroux, het hoofd van het kabinet, die, ofschoon hij er zich niet -op zijn plaats gevoelde, de portefeuille van Financiën genomen had, om na de Panama-crisis -de openbare meening gerust te stellen door zijn algemeen erkende integriteit. Hij -stond wat terzijde te praten met den minister van Onderwijs, senator Taboureau, een -oud-professor met een bescheiden en triest gezicht, dien men van de een of andere -provincie-universiteit gehaald had. Het was een rechtschapen, eerlijk man, maar wist -absoluut niets van het Parijsche leven. Barroux zelf was een zeer decoratieve verschijning; -groot, met een knap, gladgeschoren gezicht, dat alleen door een te kleinen neus ontsierd -werd. Hij was zestig jaar en zijn sneeuwwit, kroezend haar gaf hem een ietwat theatrale -majesteit, die hij zich op de tribune ten nutte maakte. Afkomstig uit een oude, rijke, -Parijsche familie, advocaat, daarna republikeinsch journalist onder het keizerrijk, -fatsoenlijk, romantisch, lawaaierig en een beetje pedant, maar zeer rechtschapen en -vurig geloovend aan de principes van de groote Revolutie was hij met Gambetta aan -het bewind gekomen. De Jacobijn in hem geraakte uit de mode; hij werd een grootheid -uit het verleden, een van de laatste steunpilaren der burgerlijke Republiek, waarom -de nieuwe, jongere, op buit beluste politici begonnen te glimlachen. Achter de praal -van zijn uiterlijke houding, achter de pracht van zijn welsprekendheid was een weifelaar -verborgen, <span class="pageNum" id="pb53">[<a href="#pb53">53</a>]</span>een week hart, een goed mensch, die weende, als hij de verzen van Lamartine nog eens -las. -</p> -<p>Dan kwam Monferrand, de minister van Binnenlandsche Zaken, voorbij en nam Barroux -ter zijde, om hem iets in het oor te fluisteren. Hij was vijftig jaar, in tegenstelling -met Barroux kort en dik, met een lachende, vaderlijke gelaatsuitdrukking; maar uit -zijn rond, eenigszins alledaagsch, door een nog blonden baard omgeven gezicht sprak -een levendig begrip. Men voelde in hem den heerscher, de aan hard werk gewende handen -lieten den buit nooit los. Hij was vroeger burgemeester van Tulle geweest en kwam -uit la Corrèze, waar hij groote landgoederen bezat. Beslist was hij een macht, waarmede -men in de toekomst rekening zou moeten houden. Hij sprak eenvoudig en kalm met een -buitengewone overredingskracht. Zonder van eenige eerzucht blijk te geven, huichelde -hij een volmaakte onbaatzuchtigheid, waaronder echter de razendste begeerten woedden. -Een dief, schreef indertijd Sanier, een moordenaar, die twee tantes geworgd had, om -van haar te erven. Maar in ieder geval geen gewone moordenaar. -</p> -<p>Vervolgens bracht nog een ander der personen in het drama, dat zich zoo dadelijk afspelen -zou, de afgevaardigde Vignon, door zijn binnenkomen de druk pratende groepen in nog -grooter opwinding. De twee ministers keken hem aan, terwijl hij—dadelijk door een -groot aantal afgevaardigden omringd—uit de verte tegen hen lachte. Hij was nog geen -zes-en-dertig, mager, middelmatig groot, hoogblond en droeg een mooien, blonden baard, -waar hij zeer trotsch op was. Als geboren Parijzenaar had hij vlug carrière gemaakt -in het administratieve bestuur, was korten tijd prefect te Bordeaux geweest en vormde -nu als het ware de jeugd en de toekomst in de Kamer. Hij was zeer eerzuchtig en intelligent, -van vele dingen goed op de hoogte en bezat een programma, dat hij zeer goed in staat -was, zij het ook gedeeltelijk, tot uitvoering te brengen. Hij toonde echter in het -geheel geen haast, was zeer voorzichtig en sluw, overtuigd, dat zijn dag eens komen -zou, en stond sterk, omdat hij zich nog in geen enkele zaak gecompromitteerd had. -In den grond der zaak was hij slechts een administrateur van den eersten rang; zijn -programma verschilde van dat van Barroux slechts door de nieuwe formules, hoewel een -ministerie-Vignon in plaats van een ministerie-Barroux een belangrijke gebeurtenis -scheen. Van Vignon <span class="pageNum" id="pb54">[<a href="#pb54">54</a>]</span>beweerde Sanier, dat hij naar het presidentschap der Republiek streefde en er niet -voor terugdeinzen zou, om door bloed te gaan, ten einde in het Elysée te komen. -</p> -<p>“Lieve Hemel,” legde Massot uit, “het is heel goed mogelijk, dat ditmaal Sanier niet -liegt en dat hij een lijst met namen gevonden heeft in een notitieboekje van Hunter, -dat hij in handen gekregen moet hebben … Ik persoonlijk weet reeds heel lang, dat -bij die affaire der Afrikaansche sporen Hunter de drijver van Duvillard geweest is, -om stemmen te winnen. Maar wanneer men alles goed begrijpen wil, dan moet men eerst -weten op welke wijze hij te werk gegaan is—met een handigheid en een vriendelijke -fijngevoeligheid, die ver verwijderd zijn van de brutale omkooperij en de vuile marchandages, -die men vermoedt. Je moet Sanier zijn, om je een Parlement als een open markt voor -te stellen, waar alle gewetens te koop zijn en toegewezen worden aan den meest biedende. -Neen, heel anders gaat het er toe! Alles is heel begrijpelijk en dikwijls ook verschoonbaar!… -Het artikel gaat dan ook voornamelijk tegen Barroux en Monferrand, die, zonder dat -hun naam genoemd is, zeer duidelijk aangewezen worden. U weet natuurlijk, dat op het -oogenblik der stemming Barroux aan Binnenlandsche Zaken en Monferrand aan Openbare -Werken was, zoodat zij beschuldigd worden plichtverzakende en trouwelooze ministers -te zijn—de zwaarste sociale misdaad. Ik weet niet met welke politieke combinatie Barroux -zich ingelaten heeft, maar ik zweer u, dat hij geen centime in zijn zak gestoken heeft, -want hij is de meest rechtschapen man, dien ik ken. Met Monferrand is het een heel -andere quaestie: die is best in staat om zijn deel op te strijken; maar het zou mij -toch sterk verwonderen, als hij zich in een wespennest gestoken had. Hij is niet zoo -dom om een fout te begaan, vooral een zoo stomme fout als geld aan te nemen en de -quitantie te laten slingeren.” -</p> -<p>Hij viel zichzelf in de rede en wees met een hoofdbeweging naar Dutheil, die met een -koortsachtig opgewonden, maar toch glimlachend gezicht in een groep stond, welke zich -om de beide ministers gevormd had. -</p> -<p>“<span class="corr" id="xd30e826" title="Bron: Kijk">Kijkt</span> u eens naar dien jongen, knappen man met zijn mooien baard!” -</p> -<p>“Ik ken hem,” zeide Pierre. -</p> -<p>“O, kent u Dutheil? Nu, dat is er zeker een, die geld aangenomen heeft. Voor hem, -die van Angoulême hier <span class="pageNum" id="pb55">[<a href="#pb55">55</a>]</span>gekomen is, om een heerlijk leventje te leiden, was het geld van Hunter als manna, -dat hem toekwam, en hij heeft daarbij zelfs niet gedacht, dat hij zijn vingers bezoedelde. -U kunt ervan overtuigd zijn, dat hij één en al verbazing is, dat men daar zoo’n drukte -over maakt.” -</p> -<p>Dan wees hij op een anderen afgevaardigde, die in dezelfde groep stond, een ongeveer -vijftigjarig, heel ongegeneerd gekleed man met een droefgeestig gezicht en een door -het gewicht van zijn lang paardenhoofd eenigszins gebogen rug. Zijn enkele, geelachtige -haren lagen plat tegen zijn voorhoofd, zijn snor hing slap neer en zijn heele gelaat -drukte een voortdurende wanhopige troosteloosheid uit. -</p> -<p>“En Chaigneux, kent u dien? Neen?—Kijk hem dan eens aan en vraag u dan af, of het -niet heel natuurlijk is, dat die ook zijn deel opgestoken heeft … Hij komt uit Atrecht, -waar hij een advocatenkantoor had. Toen zijn district hem afgevaardigd heeft, heeft -hij zich door de politiek laten bedwelmen, alles verkocht, om hier in Parijs zijn -fortuin te maken, en zich met zijn vrouw en zijn drie dochters hier gevestigd. U kunt -u zijn onaangenaam leven voorstellen met die vier vrouwen—vier verschrikkelijke vrouwen, -die aan niets denken dan aan kantjes en lintjes, aan boodschappen en bezoeken, ongerekend -de jacht op de mannen, die haar ontvluchten. Dat is de voortdurende pech, het dagelijks -terugkomende échec van dezen armen, middelmatigen kerel, die gedacht heeft, dat zijn -positie als afgevaardigde de zaken makkelijker voor hem zou maken en daar nu in ondergaat … -En zoudt u dan willen gelooven, dat Chaigneux, die nooit weet hoe hij vijfhonderd -francs bij elkaar moet krijgen, zich niet heeft laten omkoopen? Ik geef graag toe, -dat hij geen oneerlijk man was. Hij is het geworden, dat is alles!” -</p> -<p>Massot was nu eenmaal op gang en zette zijn portretstudiën voort. Een oogenblik had -hij erover gedacht de geheele serie onder den titel: “Afgevaardigden te koop” uit -te geven; de naïeven, die in de tobbe gevallen waren, de door eerzucht geprikkelden, -de onder de verleiding van open laden bezwijkende lage zielen, de grootezakendoeners, -die zich bij het roeren in de groote cijfers bedwelmen en den vasten grond onder hun -voeten verliezen. Maar hij erkende graag, dat zij betrekkelijk weinig talrijk waren, -en dat die enkele schurftige schapen in alle parlementen der wereld te vinden zijn. -De naam Sanier kwam weer terug, alleen Sanier kon van onze Kamers dievenholen maken. -<span class="pageNum" id="pb56">[<a href="#pb56">56</a>]</span></p> -<p>Pierre werd vooral geïnteresseerd door den storm, dien de dreigende ministerieele -crisis om hem heen ontketende. Om Barroux en Monferrand groepeerden zich alleen mannen -als Dutheil en Chaigneux, die den grond onder hun voeten voelden wegzinken en zich -afvroegen of zij dien nacht niet in Mazas<a class="noteRef" id="xd30e841src" href="#xd30e841">3</a> slapen zouden. Al hun protégé’s waren daar, allen, die door hen invloed en betrekkingen -gekregen hadden en nu door hun val ook verdwijnen zouden. Men moest dan ook hun angstige -blikken zien te midden van de fluisterende gesprekken, de in omloop zijnde inlichtingen -en praatjes. In de groep daarnaast, die zich om den kalmen, glimlachenden Vignon gevormd -had, bevonden zich de andere protégé’s, zij, die gereed stonden om eindelijk een aanval -op de macht te wagen, om eindelijk invloed en betrekkingen te krijgen. Daar vlamden -de oogen van hebzucht, men las er een nog in den staat van hoop verkeerende vreugde -in, een gelukkige verbazing over de zich zoo onverwacht voordoende gelegenheid. Vignon -vermeed het een antwoord te geven op de al te directe vragen van zijn vrienden, verzekerde -alleen maar, dat hij zich niet in de quaestie mengen zou. Blijkbaar was het zijn plan -Mège te laten interpelleeren en het ministerie te laten vallen, want voor dezen was -hij niet bang; hij zou—zoo dacht hij—de portefeuille slechts voor het oprapen hebben. -</p> -<p>“Monferrand is er een,” zeide de kleine Massot, “die met de wolven in het bosch meehuilt. -Ik heb hem gekend als een anticlericaal, als een priestervreter, als u mij die uitdrukking -niet kwalijk neemt. Maar nu meen ik te mogen verklaren—en ik zeg dat niet om u naar -den mond te praten—dat hij zich met God verzoend heeft … Men heeft mij tenminste verteld, -dat monseigneur Martha niet meer van zijn zijde wijkt. Dat doet je pleizier in deze -nieuwe tijden, nu de wetenschap bankroet geslagen heeft en de godsdienst aan alle -kanten—in de letterkunde en in de maatschappij zelf—weer opbloeit in een verrukkelijk -mysticisme.” -</p> -<p>Hij spotte zooals altijd, maar hij had het op zoo’n beminlijke manier gezegd, dat -de priester wel goedkeurend knikken moest. Doch er ontstond een groote beweging, overal -werd gezegd, dat Mège naar het spreekgestoelte ging; alle leden haastten zich naar -de zittingzaal en lieten <span class="pageNum" id="pb57">[<a href="#pb57">57</a>]</span>in de Salle des Pas perdus alleen de nieuwsgierigen en enkele persmuskieten achter. -</p> -<p>“Ik begrijp niet waar Fonsègue blijft,” begon Massot weer. “Wat hier gebeurt interesseert -hem toch ook. Maar hij is zoo sluw, dat hij er altijd zijn goede redenen voor heeft, -als hij niet doet wat een ander wel doen zou … Kent u hem?” -</p> -<p>En na het ontkennende antwoord van Pierre: -</p> -<p>“Een kranige kop en een ware macht!… O, ik spreek vrij uit over hem, ik ben nu eenmaal -niet eerbiedig aangelegd en mijn chefs zijn juist de ledepoppen, die ik het beste -ken en het liefste uit elkaar haal … Fonsègue wordt in het artikel van Sanier ook -heel duidelijk aangewezen. Hij is trouwens een protégé van Duvillard. Dat hij geld -aangenomen heeft, staat zoo vast als een paal boven water, want hij neemt voor alles -geld aan. Maar hij is altijd gedekt, krijgt het geld om aannemelijke redenen, voor -publiciteit en dergelijke gepermitteerde dingen. En wanneer hij, zooals ik zoo even -meende te zien, onrustig is, wanneer hij talmt hier te komen als om een moreel alibi -vast te stellen, dan heeft hij de eerste domheid in zijn leven uitgehaald.” -</p> -<p>Massot ging verder den geheelen Fonsègue te schilderen. Hij was eveneens afkomstig -uit la Corrèze en, men wist niet waarom, een doodsvijand van Monferrand. Vroeger advocaat -te Tulle was hij naar Parijs gekomen, om het te veroveren en had het dank zij het -groote ochtendblad de <i>Globe</i>, waarvan hij oprichter en directeur was, inderdaad veroverd. Nu bewoonde hij op de -avenue du Bois de Boulogne een weelderig ingericht hôtel en er werd geen enkele nieuwe -onderneming gelanceerd, waarin hij niet zijn koninklijk aandeel had. Hij was een zakengenie -en maakte, om als meester over de markt te heerschen, van zijn blad gebruik als van -een onberekenbare macht. Maar welk een handigheid en geduld was er voor noodig geweest, -om eindelijk den naam te krijgen van een ernstig en soliden man, die met autoriteit -het deugdzaamste en meest gerespecteerde blad regeerde! Hoewel hij in den grond der -zaak noch aan God noch aan den duivel geloofde, had hij van die courant den steunpilaar -der maatschappelijke orde, van den eigendom en van de familie gemaakt, zij was conservatief -republikeinsch, sedert dat in haar belang was, maar bleef godsdienstig en predikte -een geest, die de bourgeoise gerust stelde. En zoo, als erkende en geëerbiedigde macht, -stak <span class="corr" id="xd30e857" title="Bron: hi">hij</span> zijn hand in alle zakken. -<span class="pageNum" id="pb58">[<a href="#pb58">58</a>]</span></p> -<p>“Nu ziet u, hoever je met de journalistiek komen kan, mijnheer de abbé! Vergelijk -nu Sanier en Fonsègue eens. In den grond van de zaak zijn het collega’s; zij hebben -ieder een wapen en gebruiken dat. Maar welk een verschil in de middelen en in de resultaten. -Het blad van den eerste is feitelijk een goot, die hemzelf meesleept naar het riool, -terwijl het blad van den tweede beslist tot de beste journalistiek behoort, die men -zich denken kan, uitstekend verzorgd, zeer litterair, een lekkernij voor fijnproevers, -een eer voor hem, die het leidt … En toch is het in den grond der zaak één en dezelfde -comedie!” -</p> -<p>Massot lachte hartelijk om zijn laatste aardigheid, maar zeide dan plotseling: -</p> -<p>“Daar heb je Fonsègue eindelijk!” -</p> -<p>En nog steeds lachend stelde hij den priester voor. -</p> -<p>“Mijnheer de abbé Froment, die al een klein half uurtje op u zit te wachten … Ik zal -eens gaan kijken wat er binnen gebeurt … U weet toch, dat Mège een interpellatie houdt.” -</p> -<p>Fonsègue kreeg een kleine rilling. -</p> -<p>“Een interpellatie … Goed, goed, ik kom dadelijk.” -</p> -<p>Pierre keek hem aan. Het was een kleine, magere, levendige, nog jong gebleven vijftiger -met een donkeren baard, fonkelende oogen en een mond, die onder zijn snor schuil ging. -Verder had hij een zeer innemend uiterlijk en geest tot in het topje van zijn neus, -den neus van een altijd snuffelenden jachthond. -</p> -<p>“En waarmede kan ik u van dienst zijn, mijnheer de abbé?” -</p> -<p>Pierre zette nu in enkele woorden zijn verzoek uiteen, vertelde van zijn bezoek aan -Laveuve, gaf enkele hartverscheurende bijzonderheden en vroeg de onmiddellijke opneming -van den ongelukkige in het Asile. -</p> -<p>“Laveuve? Maar is zijn zaak al niet onderzocht?… Dutheil heeft er rapport over uitgebracht -en de feiten waren zoodanig, dat we niet tot opneming hebben kunnen besluiten.” -</p> -<p>De priester bleef aandringen. -</p> -<p>“Ik verzeker u, mijnheer, dat uw hart van medelijden gebroken zou zijn, als u vanochtend -met mij geweest was. Het is een schande den ouden man nog een uur langer in zoo’n -verwaarloosden toestand te laten. Hij moet vanavond in het Asile slapen.” -</p> -<p>“Vanavond,” riep Fonsègue uit, “maar dat is onmogelijk, absoluut onmogelijk! Daarvoor -moeten eerst allerlei formaliteiten <span class="pageNum" id="pb59">[<a href="#pb59">59</a>]</span>vervuld worden. Trouwens ik kan alleen geen beslissing nemen, die macht bezit ik niet. -Ik ben slechts de administrateur en doe niets anders dan de bevelen van het <span class="corr" id="xd30e879" title="Bron: dames-comité">damescomité</span> uitvoeren.” -</p> -<p>“Maar barones Duvillard heeft mij juist naar u gezonden en mij verzekerd, dat u alleen -de noodige macht bezit, om in een uitzonderingsgeval een onmiddellijke opneming te -gelasten.” -</p> -<p>“Zoo, zendt de barones u! Dat is net iets voor haar! Zij is niet in staat een besluit -te nemen en veel te bezorgd voor haar rust, om een verantwoordelijkheid te aanvaarden … -Waarom wil zij, dat juist ik al die onaangenaamheden hebben moet? Neen, neen, mijnheer -de abbé, ik doe beslist niets tegen onze reglementen in, ik ben niet van plan een -bevel te geven, dat mij misschien in onmin met de dames zou brengen. U kent ze niet; -ze zijn verschrikkelijk, zoodra zij vergaderen.” -</p> -<p>Hij werd opgewekter en verdedigde zich schertsend; maar hij had reeds het vaste besluit -genomen niets te doen. Plotseling verscheen Dutheil weer en stormde blootshoofds de -wandelgangen in, om de afwezigen, die belang hadden bij de discussie, welke zoo juist -een aanvang genomen had, te verzamelen. -</p> -<p>“Wat, ben jij daar nog, Fonsègue. Ga gauw naar je plaats. Het wordt ernst!” -</p> -<p>Hij was alweer weg. De afgevaardigde haastte zich echter volstrekt niet, alsof de -verdachte geschiedenis, die de zittingzaal in een hartstochtelijke opwinding bracht, -hem in geen geval nadeel berokkenen kon. Hij glimlachte nog steeds, hoewel een licht, -zenuwachtig beven hem met zijn oogleden deed knippen. -</p> -<p>“Neem me niet kwalijk, mijnheer de abbé, maar u ziet, dat mijn vrienden mij noodig -hebben. Ik herhaal u, dat ik absoluut niets voor uw protégé kan doen.” -</p> -<p>Maar Pierre wilde dit antwoord nog niet als definitief aannemen. -</p> -<p>“Neen, neen, mijnheer, ga u nu maar uw zaken doen, dan wacht ik zoolang wel hier … -Neem geen besluit, zonder er rijpelijk over na te denken. Men haast u op het oogenblik -en ik voel, dat u niet met onverdeelde aandacht naar mij luistert. Wanneer u strakjes -terugkomt en u geheel aan het geval wijden kunt, zult u, daar ben ik zeker van, toestaan -wat ik u vraag.” -<span class="pageNum" id="pb60">[<a href="#pb60">60</a>]</span></p> -<p>En hoewel Fonsègue hem bij het weggaan verzekerde, dat hij zijn besluit niet zou kunnen -veranderen, bleef Pierre hardnekkig en ging weer op het bankje zitten, ook al zou -hij tot ’s avonds moeten wachten. De Salle des Pas perdus was nu bijna geheel ledig -en leek nu nog droefgeestiger en killer met haar Laokoöon en haar Minerva en met haar -kale wanden; zij maakte den indruk van een banaal station, waar het gewoel van de -eeuw doortrok, zonder het hooge plafond te verwarmen. Nooit nog was een valer, onverschilliger -daglicht door de groote glazen deuren binnengevallen, waarachter men den kleinen, -ingesluimerden tuin met zijn spaarzaam wintergroen zag. Geen geluid van de stormachtige -zitting ernaast drong hier door; slechts een doodelijke stilte viel neer uit het zwaarmoedige -gebouw, waardoor een rilling van troosteloosheid ging, die ongetwijfeld van heel ver, -uit het geheele land gekomen was. -</p> -<p>Dat was het wat Pierre nu in zijn overpeinzingen niet losliet. De geheele oude, vergiftigde -wond lag hier in haar ettering bloot. De langzame parlementaire verrotting had zich -uitgebreid en greep nu het sociale lichaam aan. Zeker boven de lage intriges, boven -het drijven van persoonlijke eerzucht stond wel de hoogere strijd der principes, stond -de voortschrijdende geschiedenis, die het verleden wegvaagde en trachtte in de toekomst -meer waarheid, gerechtigheid en geluk te scheppen; maar wat hielp dat, wanneer men -in de vreeselijke dagelijksche praktijk niets zag dan de ontketening van egoïstische -begeerten, den eenigen drang om zijn buurman te worgen en alleen te triompheeren. -Tusschen de verschillende groepen ontdekte men niets dan een strijd om de macht en -om de bevrediging, die de overwinning geeft. Links en rechts, katholieken, republikeinen, -socialisten en al die ontelbare partijschakeeringen waren niets dan etiquetten, welke -denzelfden brandenden dorst naar heerschen en regeeren classificeerden. Alle vragen -trokken zich samen tot één vraag, wie van deze, gene of nog een derde partij Frankrijk -in zijn macht hebben zou, om ervan te genieten, om zijn gunsten te verdeelen onder -zijn beschermelingen. En het ergste was, dat de groote slagen, de dagen en weken, -welke ermede verloren gingen dezen op genen en genen weer op dien te laten volgen, -op niets anders uitliepen dan op een allerdwaast heen en weer trappelen op dezelfde -plaats, want alle drie beteekenden even veel of even weinig; er bestonden tusschen -hen slechts vage verschillen, zoodat de nieuwe <span class="pageNum" id="pb61">[<a href="#pb61">61</a>]</span>meester hetzelfde werk bedierf als zijn voorganger, daar hij, zoodra hij aan het bewind -kwam, noodzakelijkerwijze zijn programma’s en beloften vergeten moest. -</p> -<p>Onoverwinlijk keerden Pierre’s gedachten weer terug naar Laveuve, dien hij een oogenblik -vergeten had. O, wat bekommerde die ongelukkige oude man, die daar op zijn lompen -van honger lag te crepeeren, er zich om of Mège het ministerie-Barroux zou doen vallen -en een ministerie-Vignon aan het bewind komen zou? Op die wijze zouden er honderd, -tweehonderd jaren moeten verloopen voor er brood was in de dakkamertjes, waar de verminkten -van den arbeid, de oude, kreupel geworden lastdieren liggen te reutelen. En achter -Laveuve stond de geheele ellende, het geheele volk der onterfden en der armen, die -in doodsstrijd verkeerden en gerechtigheid eischten, terwijl de voltallige Kamer zich -hartstochtelijk opwond om te weten, aan wien de natie toebehooren, wie haar verslinden -zou. De modder stroomde tot aan den rand, de <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span>, bloedende wond lag schaamteloos bloot als een kankergezwel, dat het organisme wegvreet -en het hart aantast. Welk een walging boezemde dat schouwspel in, hoe verlangde men -naar het wrekende mes, dat gezondheid en vrede teruggeven zou. -</p> -<p>Pierre zou niet hebben kunnen zeggen hoe lang hij in dat gepeins verzonken was, toen -wederom een verward lawaai de zaal vulde. Verschillende Kamerleden kwamen weer terug -en vormden druk gesticuleerende groepen. Dan hoorde hij plotseling Massot naast zich -zeggen: -</p> -<p>“Het is nog niet gevallen, maar het scheelt toch een beroerd beetje. Ik geef geen -sou meer voor zijn leven.” -</p> -<p>Hij bedoelde het ministerie. Dan vertelde hij aan een pas aangekomen collega het verloop -der zitting. Mège had heel goed en met een buitengewoon vurige verontwaardiging tegen -de verrotte en verrottende maatschappij gesproken, maar had, zooals altijd, zijn doel -voorbijgestreefd en juist door zijn heftigheid de Kamer bang gemaakt. Toen Barroux -dan ook de verdaging van de interpellatie voor een maand gevraagd had, behoefde hij -slechts woorden te geven aan zijn verontwaardiging, die trouwens zeer oprecht was, -want een heilige toorn tegen de infame campagnes, die een zekere pers voerde, vervulde -hem. Moest de smaad van Panama zich hernieuwen? Zou de volksvertegenwoordiging zich -door nieuwe dreigementen met onthullingen laten intimideeren? Het eenige doel was, -om de republiek zelf onder een vloed <span class="pageNum" id="pb62">[<a href="#pb62">62</a>]</span>van schanddaden te verdrinken. Neen, neen, het uur was gekomen, om tot zichzelf in -te keeren, om in vrede te werken, zonder dat op schandaal beluste personen in staat -gesteld zouden worden den algemeenen vrede te verstoren. En de Kamer, op wie deze -woorden indruk gemaakt hadden en die bang was op den langen duur het geduld van de -kiezers met die telkens nieuwe modder uit te putten, had de interpellatie voor een -maand verdaagd. Maar, hoewel Vignon zich met opzet niet in de discussie gemengd had, -had zijn geheele groep tegen het ministerie gestemd, zoodat de door Barroux verkregen -meerderheid slechts twee stemmen bedroeg—een belachelijke meerderheid. -</p> -<p>“Maar dan zal het ministerie ontslag vragen,” zeide een stem tot Massot. -</p> -<p>“Ja, het gerucht gaat. Maar Barroux is taai … In ieder geval zullen zij, wanneer zij -mochten aanblijven, binnen acht dagen tegen den grond liggen, te meer daar Sanier -woedend is en beweert morgen de lijst met namen te publiceeren.” -</p> -<p>Inderdaad zag men Barroux en Monferrand haastig en terneergeslagen en door hun ongeruste -protégé’s gevolgd, voorbijkomen. Men vertelde, dat het geheele kabinet zou vergaderen, -om een beslissing te nemen. Dan kwam Vignon, omgeven door zijn vrienden, terug. Hij -straalde van vreugde, die hij echter voor zijn vrienden trachtte te verbergen, want -hij wilde niet te vroeg victorie kraaien; maar de oogen van zijn groep fonkelden, -een geheele troep jachthonden, die wachtten op het naderende uur van den buit. Zelfs -Mège triompheerde. Op twee stemmen na had hij het ministerie doen duikelen! Alweer -een! En dat van Vignon zou hij ook ten val brengen. En dan zou hij eindelijk regeeren! -</p> -<p>“Alle duivels!” mompelde de kleine Massot. “Chaigneux en Dutheil zien er uit als een -paar honden, die een rammeling gehad hebben. Maar kijk eens naar Fonsègue, dan zie -je wat anders. Wat een kerel, hè?… Bonsoir, ik maak, dat ik wegkom!” -</p> -<p>Hij gaf zijn collega de hand; hij wilde niet blijven, hoewel de zitting nog niet opgeheven -was en er weer een belangrijke quaestie—maar natuurlijk voor leege banken—behandeld -werd. -</p> -<p>Pierre was opgestaan, om nogmaals zijn verzoek aan Fonsègue te doen. Maar deze was -hem voor en zeide haastig: -</p> -<p>“Neen, heusch niet, mijnheer de abbé, ik zeg u nogmaals, <span class="pageNum" id="pb63">[<a href="#pb63">63</a>]</span>dat ik beslist weiger de verantwoordelijkheid van een dergelijke overtreding van onze -reglementen op mij te nemen. Er is een rapport uitgebracht en de zaak is definitief -beslist. Hoe kan ik dus anders handelen dan ik doe?” -</p> -<p>“Mijnheer,” zeide de priester smartelijk, “het gaat hier om een ouden man, die honger -heeft, die koude lijdt en sterven zal, wanneer hij niet geholpen wordt.” -</p> -<p>Met een wanhopig gebaar scheen de hoofdredacteur van den <i>Globe</i> de muren tot getuigen te roepen, dat hij er niets aan kon doen. Ongetwijfeld was -hij bang voor de een of andere onaangename geschiedenis voor zijn blad, waarin hij -het Asile des Invalides du Travail als verkiezingswapen misbruikt had. En misschien -ook maakte de heimelijke angst, waarin de zitting hem gebracht had, hem hardvochtig. -</p> -<p>“Ik kan niets doen, ik kan niets doen … Maar ik zou natuurlijk niets liever zien dan -dat u mij door het damescomité zoudt dwingen iets te doen. U hebt reeds den steun -van barones Duvillard, tracht ook dien van de andere dames te krijgen.” -</p> -<p>Vastbesloten tot het einde toe te strijden, zag Pierre daarin een laatste middel, -om zijn doel te bereiken. -</p> -<p>“Ik ken gravin de Quinsac; ik zou dadelijk naar haar toe kunnen gaan.” -</p> -<p>“Ja, dat is uitstekend! Ga naar gravin de Quinsac; neem een rijtuig en tracht ook -prinses de Hardt te spreken. Die heeft tegenwoordig veel invloed … Probeer de toestemming -van die dames te krijgen, ga dan om zeven uur naar de barones terug, vraag aan haar -een brief, die mij dekt, en kom dan bij mij op de courant. Om negen uur is uw man -dan in het Asile.” -</p> -<p>Hij sprak nu op vroolijk-ongedwongen toon en scheen, nu hij geen gevaar meer liep -in moeilijkheden te geraken, zeker van het succes. De priester vatte weer nieuwen -moed. -</p> -<p>“Ik ben u hoogst dankbaar, mijnheer; u zult een reddingswerk doen.” -</p> -<p>“Maar u begrijpt toch, hoop ik, dat ik niets liever zou willen. Ja, als wij met een -woord de ellende genezen, honger en dorst voorkomen konden!… Maar haast u, u hebt -geen minuut te verliezen.” -</p> -<p>Zij gaven elkaar de hand en Pierre haastte zich weg. Het was niet makkelijk, want -de groepen waren grooter geworden; de woede en de angst van de zitting vormden hier -een stormachtigen tegenstroom, zooals een steen, die midden <span class="pageNum" id="pb64">[<a href="#pb64">64</a>]</span>in een poel geworpen wordt, de modder opwoelt en het verborgen vuil naar de oppervlakte -doet stijgen. Hij moest zich met zijn ellebogen een weg banen door die menigte, door -de rillende en bevende lafheid van sommigen en de onbeschaamde brutaalheid van anderen, -door de vuile bezoedelingen, die de meesten tengevolge van de onvermijdelijke besmetting -der omgeving gekregen hadden. Maar hij nam een nieuwe hoop met zich mede, en het scheen -hem toe, dat, wanneer hij dezen dag een leven redde, wanneer hij dezen dag iemand -gelukkig maakte, dat het begin van de verlossing, een kleine aflaat voor de domheden -en zonden van de zelfzuchtige en vraatzuchtige politieke wereld zijn zou. -</p> -<p>In de vestibule hield een nieuw incident Pierre nog even op. Er heerschte daar een -groote opwinding ten gevolge van een ruzie tusschen een man en een der boden, die -den man den toegang geweigerd had, na gezien te hebben, dat de kaart, die hij toonde, -een oude kaart was, waarop de datum weggekrabd was. De man, die eerst grof en brutaal -was geweest, drong niet verder aan en scheen door een plotselinge schuchterheid aangegrepen -te zijn. Pierre herkende tot zijn verbazing in dien slecht gekleeden man Salvat, dien -hij ’s morgens had weg zien gaan, om werk te zoeken. Ditmaal was hij het werkelijk—groot, -mager, verwilderd met vlammende dwepersoogen in zijn bleek hongerlijdersgezicht. Hij -had zijn zak met gereedschappen niet meer bij zich; zijn in flarden hangende jas was -dichtgeknoopt en puilde aan den linkerkant uit, waarschijnlijk door een stuk brood, -dat hij eronder gestopt had. Teruggejaagd door de boden, ging hij weer verder en liep -langzaam op goed geluk af den pont de la Concorde over, als iemand, die niet weet, -waarheen hij gaat. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch1.4" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch1.4.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">IV.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">In den ouden, verkleurden salon Louis XVI met grijze betimmering zat gravin de Quinsac -op haar gewone plaatsje naast den schoorsteen. Met haar lang en voornaam gelaat, haar -ietwat strenge kin en met haar nog mooie oogen onder het naar de ouderwetsche mode -uit haar jeugd opgemaakte, fijne, grijze haar geleek zij sprekend op haar zoon. Ondanks -haar trotsche koelheid kon zij vriendelijk en innemend zijn. -</p> -<p>Na een lange stilte begon zij weer met een kleine handbeweging tegen markies de Morigny, -die aan den anderen <span class="pageNum" id="pb65">[<a href="#pb65">65</a>]</span>kant van den schoorsteen, waar hij sedert jaren denzelfden fauteuil had, zat: -</p> -<p>“Ja, beste vriend, ge hebt groot gelijk, de lieve God heeft ons in een verschrikkelijken -tijd vergeten.” -</p> -<p>“Ja, wij zijn het geluk voorbijgevlogen,” zeide hij langzaam; “en daar hebben wij -beiden schuld aan.” -</p> -<p>Met een tweede gebaar legde zij hem droef glimlachend het zwijgen op. En weer viel -een stilte in; geen geluid van de straat drong door in dezen droefgeestigen rez-de-chaussée, -die achter op de binnenplaats van een oud <span class="corr" id="xd30e949" title="Bron: hotel">hôtel</span> in de rue Saint-Dominique, bijna op den hoek van de rue de Bourgogne, lag. -</p> -<p>De markies was een oude man van vijf-en-zeventig jaar, negen jaar ouder dan de gravin. -Hoewel hij klein en mager was, maakte hij met zijn gladgeschoren gezicht met de diepe, -correcte rimpels toch een voornamen indruk. Hij behoorde tot een der oudste families -van Frankrijk en was een der laatste legitimisten, die, ofschoon hij geen hoop meer -had, ondanks alles trouw bleef aan de gestorven monarchie. Zijn nog altijd op eenige -millioenen geschat vermogen was als het ware geïmmobiliseerd door zijn weigering om -het in dienst te stellen van de werken der eeuw en het op die wijze vruchten te doen -dragen. Men wist, dat hij de gravin, zelfs nog tijdens het leven van graaf de Quinsac, -<span class="corr" id="xd30e954" title="Bron: heimlijk">heimelijk</span> had liefgehad en na den dood van dezen, toen de hoogstens veertigjarige weduwe zich -met een rente van vijftien duizend francs op dezen vochtigen rez-de-chaussée had moeten -terugtrekken, haar zijn hand aangeboden had. Doch zij aanbad haar toenmaals tienjarigen -zoon Gérard, die zeer teer van gezondheid was; en uit een soort moederlijke schaamte, -uit een bijgeloovige vrees, dat zij hem verliezen zou, wanneer zij een nieuwe liefde -en een nieuwen plicht in haar leven bracht, had zij alles voor dien jongen opgeofferd. -De markies echter, die zich erbij neergelegd had, bleef haar met zijn geheele ziel -aanbidden, maakte haar nog het hof als op den eersten avond, dat hij haar gezien had. -Nooit had er iets tusschen hen bestaan; zelfs geen kus hadden zij elkander gegeven. -</p> -<p>Toen hij haar daar zoo treurig zitten zag, was hij bang haar misnoegen opgewekt te -hebben en voegde hij eraan toe<span class="corr" id="xd30e959" title="Bron: .">:</span> -</p> -<p>“Ik zou je graag gelukkiger gemaakt hebben, maar ik heb het niet gekund, en dat is -zeker alleen mijn schuld.—Maak je je bezorgd over Gérard?” -<span class="pageNum" id="pb66">[<a href="#pb66">66</a>]</span></p> -<p>Zij knikte van neen, om dan te zeggen: -</p> -<p>“Zoolang de zaken blijven, zooals zij zijn, mogen we niet klagen, lieve vriend, want -wij hebben ze aanvaard.” -</p> -<p>De gravin bedoelde de zondige verhouding tusschen haar zoon en barones Duvillard. -Altijd was zij zwak geweest voor dit kind, dat zij met zooveel moeite had opgevoed, -want zij alleen kende de uitputting, het jammerlijke einde van een ras, dat zich onder -het mooie uiterlijk van zijn trotsche houding verborg. Zij duldde zijn luiheid, zijn -niets doen, zijn genotzucht, die hem een tegenzin voor de militaire en voor de diplomatieke -loopbaan ingeboezemd had. Hoe dikwijls had zij kleine domheden goedgemaakt, kleine -schulden betaald, hoewel zij de geldelijke hulp weigerde van den markies, die zelfs -zijn millioenen niet meer durfde aanbieden, daar zij er hardnekkig op bleef staan -heldhaftig te leven van de overblijfselen van haar fortuin. Zoo was zij er ten slotte -ook toe gekomen haar oogen te sluiten voor de amourette van haar zoon, daar zij heel -goed begreep hoe dit alles in zijn werk gegaan was: men laat zich medesleepen—komt -niet tot besef van wat er gebeurt: de man weet niet hoe hij breken moet; de vrouw -houdt hem vast door zich te geven. De markies had er zich eerst bij neergelegd, toen -Eve Christin geworden was. -</p> -<p>“Je weet hoe goed Gérard is,” ging de gravin voort. “Dat is zijn kracht en tegelijk -zijn zwakheid. Hoe kan ik hem verwijten doen, wanneer hij met mij weent?… Hij zal -die vrouw wel moede worden.” -</p> -<p>Markies de Morigny schudde zijn hoofd. -</p> -<p>“Zij is nog zoo mooi … En dan is de dochter er nog. Dat zou ernstiger zijn; hij zou -met haar trouwen.” -</p> -<p>“Die mismaakte dochter!” -</p> -<p>“Ja, ik hoor de praatjes al: een Quinsac, die om haar millioenen met een monster trouwt.” -</p> -<p>Dat was het waarvoor zij beiden bang waren. Zij wisten alles wat er bij de Duvillards -gebeurde: de teedere vriendschap tusschen de leelijke Camille en den mooien Gérard, -de roerende idylle, waarachter zich het vreeselijkste drama verborg. -</p> -<p>“O neen, dat nooit!” riep de gravin verontwaardigd uit. “Mijn zoon in die familie, -neen, daar geef ik nooit mijn toestemming voor!” -</p> -<p>Op dat oogenblik kwam generaal de Bozonnet de kamer binnen. Hij aanbad zijn zuster -en kwam, zonder een enkele maal <span class="pageNum" id="pb67">[<a href="#pb67">67</a>]</span>over te slaan, haar op haar jours gezelschap houden, want de oude vriendenkring was -langzamerhand kleiner geworden; er waren nog slechts enkele getrouwen, die zich in -dezen grijzen, somberen salon waagden, waar men zich op duizend mijlen van het werkelijke -Parijs zou kunnen wanen. Om haar op te vroolijken, vertelde hij dadelijk, dat hij -bij de Duvillards gedejeuneerd had, noemde de gasten, zeide dat Gérard er ook was. -Hij wist, dat hij zijn zuster een groot genoegen deed door geregeld naar dat huis -te gaan, waarvan hij haar het nieuws vertelde en dat hij door de groote eer van zijn -tegenwoordigheid een weinig van zijn bezoedeling reinigde. Hij zelf verveelde zich -niet bij de Duvillards, daar hij zich al lang naar den geest der eeuw geschikt had -en zich voor alles, wat geen krijgskunde was, zeer inschikkelijk toonde. -</p> -<p>“Die arme kleine Camille aanbidt Gérard,” zeide hij. “Aan tafel heeft zij hem met -haar oogen verslonden.” -</p> -<p>“Daarin schuilt juist het gevaar,” viel de markies hem ernstig in de rede; “een <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> zou, uit alle oogpunten beschouwd, iets verschrikkelijks zijn.” -</p> -<p>“Maar waarom?” vroeg de generaal heel verbaasd. “Zij is niet mooi, maar als alleen -mooie meisjes trouwden! En dan zijn de millioenen er ook nog! Onze lieve jongen zou -daar uitstekend gebruik van kunnen maken … Ja, die liaison met de moeder! Maar lieve -Hemel, dat komt tegenwoordig dagelijks voor!” -</p> -<p>De markies maakte een gebaar van grooten afkeer. Waarom nog strijden, wanneer alles -instortte? Wat moest men antwoorden aan een Bozonnet, den laatsten afstammeling van -deze illustere familie, wanneer het met hem al zoo ver gekomen was, dat hij de schandelijke -zeden der Republiek verontschuldigde, nadat hij zijn koning verloochend en het keizerrijk -gediend had? -</p> -<p>“Hoe kan je zoo iets zeggen?” riep de gravin, die eveneens zeer verontwaardigd was, -uit. “Nooit zal ik voor een dergelijk schandaal mijn toestemming geven. Dat heb ik -zooeven nog gezworen!” -</p> -<p>“Zweer niet, zuster!” zeide de generaal. “Ik zou alleen onzen Gérard gelukkig willen -zien. En we zullen toch moeten erkennen, dat hij voor niet veel deugt. Dat hij geen -soldaat heeft willen worden, kan ik mij begrijpen, dat is tegenwoordig geen beroep -meer. Maar dat hij geen diplomaat geworden is, dat hij niet de een of andere betrekking -<span class="pageNum" id="pb68">[<a href="#pb68">68</a>]</span>aanvaard heeft, begrijp ik minder goed. Zeker het klinkt heel mooi om op den tegenwoordigen -tijd te schelden en te beweren dat een man uit onze kringen daarin eigenlijk geen -fatsoenlijke bezigheid vinden kan, maar, als we eerlijk willen zijn, moeten we toegeven, -dat alleen luilakken dat zeggen. Gérard heeft slechts één excuus: zijn weinige capaciteiten, -zijn gemis aan energie en kracht.” -</p> -<p>Tranen waren in de oogen der moeder gekomen. Zij verkeerde steeds in angst en beven, -want zij kende de leugen, die zich achter het mooie uiterlijk verborg: hoe flink en -sterk haar zoon ook schijnen mocht, de geringste koude kon zijn dood zijn. -</p> -<p>“Hij is nu toch zes-en-dertig,” ging de generaal voort; “en nog leeft hij steeds ten -laste van jou. Daar moest nu eindelijk eens een eind aan komen.” -</p> -<p>Maar zij verzocht hem te zwijgen en wendde zich tot den markies. -</p> -<p>“Wij moeten op God vertrouwen, niet waar vriendlief? Hij moet mij helpen, want ik -heb nooit tegen hem gezondigd.” -</p> -<p>“Nooit!” riep de markies uit, en hij legde in dat woord al zijn smart, al zijn liefde, -al de vereering voor deze vrouw, die hij zoovele jaren aanbad, zonder dat zij een -van beiden ooit gezondigd hadden. -</p> -<p>Een nieuwe getrouwe kwam binnen en het gesprek nam een andere wending. Mijnheer de -Larombardière, vice-president van het gerechtshof, was een groote, magere, kaalhoofdige, -op een smal bakkebaardje na gladgeschoren man van vijf-en-zestig jaar. Zijn grijze -oogen, zijn saamgeknepen mond, die ver van zijn neus afstond, en zijn vierkante, eigenzinnige -kin gaven aan zijn gezicht een zeer strenge uitdrukking. De groote wanhoop van zijn -leven was, dat hij, met een hinderlijk lispelen behept, zijn voortreffelijke qualiteiten -in zijn ambt niet tot volle ontwikkeling had kunnen brengen, want hij liet er zich -op voorstaan, dat hij een groot redenaar was. Die heimelijke marteling maakte hem -prikkelbaar. In hem belichaamde zich het oude, royalistische en mokkende Frankrijk, -dat slechts met tegenzin de Republiek diende, de oude, strenge, voor iedere evolutie -en voor alle nieuwe opvattingen gesloten magistratuur. Afkomstig uit den kleinen ambtenaarsadel -was hij een met het Orleanisme gerallieerde legitimist en beschouwde hij zich in dezen -salon, waarin hij heel trotsch was den markies te ontmoeten, als den man van wijsheid -en logica. -<span class="pageNum" id="pb69">[<a href="#pb69">69</a>]</span></p> -<p>Er werd over de laatste gebeurtenissen gesproken. De politieke gesprekken waren trouwens -gauw uitgeput en liepen meestal uit op een bittere veroordeeling van menschen en feiten, -want de drie heeren waren het over de gruwelen van het republikeinsche regime volkomen -eens. Zij waren de ruïnes, de overblijfselen van de oude, tot bijna volkomen onmacht -gedoemde partijen. De markies, een der laatsten van dien nog rijken, trotschen en -koppigen adel, zweefde hoog in zijn absolute intransigentie en bleef een doode trouw. -De magistraat, die tenminste een pretendent had, rekende op een wonder, toonde de -noodzakelijkheid daarvan aan, wanneer Frankrijk niet in de ergste ongelukken vervallen, -niet spoedig en geheel verdwijnen wilde. Wat den generaal betreft, hij betreurde van -de twee keizerrijken slechts de groote oorlogen; hij had de hoop op een Bonapartistische -restauratie opgegeven en beweerde, dat de Republiek, door zich niet te houden aan -de keizerlijke legers en den dienstplicht in te voeren, den oorlog en het vaderland -gedood had. -</p> -<p>Toen de huisknecht vragen kwam, of de gravin abbé Froment wilde ontvangen, scheen -zij zeer verbaasd. -</p> -<p>“Wat kan die van mij willen? Laat hem binnenkomen.” -</p> -<p>De gravin was heel vroom; zij had den priester in liefdadigheidsinstellingen leeren -kennen en was door zijn ijver en door den roep van jongen heilige, waarin zijn parochianen -van Neuilly hem gebracht hadden, getroffen. -</p> -<p>Pierre, zich geheel overgevend aan zijn koortsachtige opwinding, voelde bij het binnentreden -van den salon een zekere schuchterheid in zich opkomen. Eerst onderscheidde hij niets, -meende in een rouwkamer te komen, een donker, waarin de vormen wazig schenen te worden -en zachte stemmen fluisterden. Maar toen hij de aanwezige personen herkend had, voelde -hij zich nog minder op zijn gemak: zij kwamen hem zoo triest voor, zoo veraf staande -van de wereld, waaruit hij kwam en waarin hij terugkeerde. Nadat de gravin hem een -stoel naast zich gewezen had, vertelde hij haar op zeer zachten toon de jammerlijke -geschiedenis van Laveuve en vroeg haar steun, om hem in het Asile des Invalides du -Travail opgenomen te krijgen. -</p> -<p>“O ja, dat is die inrichting, waartoe ik op dringend verzoek van mijn zoon behoor … -Maar ik heb nooit een vergadering van het comité bijgewoond, mijnheer de abbé. Hoe -kan ik, die natuurlijk absoluut geen invloed heb, mij in dergelijke quaesties mengen!” -<span class="pageNum" id="pb70">[<a href="#pb70">70</a>]</span></p> -<p>Weer rezen de gestalten van Gérard en Eve voor haar geestesoog op, want deze twee -hadden elkaar voor het eerst in het Asile ontmoet, en reeds werd het altijd lijdend -moederhart zwak, hoewel zij er reeds spijt van had haar naam geleend te hebben voor -een van die lawaaierige liefdadigheidsinstellingen, waarvan zij het zelfzuchtige misbruik, -dat ervan gemaakt werd, afkeurde. -</p> -<p>“Mevrouw,” drong Pierre aan, “het gaat hier om een armen, ouden man, die van honger -omkomt. Heb medelijden wat ik u bidden mag.” -</p> -<p>Hoewel de priester fluisterend gesproken had, kwam de generaal naderbij. -</p> -<p>“Zoo, nog altijd in de weer voor uw ouden revolutionnair? Geen succes gehad bij den -administrateur? Ja, het is moeilijk medelijden te hebben met zulke kerels, die, wanneer -zij de meesters waren, ons allen zouden wegvegen, zooals zij zeggen.” -</p> -<p>Mijnheer de Larombardière knikte toestemmend. In den laatsten tijd was het anarchistisch -gevaar een nachtmerrie voor hem. -</p> -<p>En Pierre begon zijn hartverscheurend pleidooi opnieuw. Hij schilderde de vreeselijke -ellende, de woningen, waarin geen brood was, de vrouwen en kinderen, die van koude -klappertanden, de vaders, die het modderige Parijs afliepen voor een stuk brood. Het -eenige wat hij vroeg was een paar woorden op een visitekaartje, een paar welwillende -woorden der gravin, die hij dadelijk naar barones Duvillard brengen zou, om haar te -bewegen de reglementen te overtreden. Zijn woorden, die van ingehouden tranen beefden, -vielen onafgebroken in den somberen salon, als kwamen zij van heel verre, als gingen -zij verloren in een doode wereld, waarin zij nooit weerklank vinden zouden. -</p> -<p>Gravin de Quinsac wendde zich tot mijnheer de Morigny. Maar deze scheen volmaakt onverschillig -en keek op de hautaine manier van iemand, wien dit alles niet aangaat, in het vuur—zonder -eenige belangstelling voor de dingen en de wezens, waartusschen een dwaling van den -tijd hem dwong te leven. Toch keek hij op, toen hij den blik der aangebeden vrouw -op zich voelde rusten; hun oogen ontmoetten elkander met een oneindige zachtheid, -de zoo treurige zachtheid van hun heldhaftige liefde. -</p> -<p>“Lieve God, ik ken uw barmhartigheid, mijnheer de abbé,” zeide zij; “en ik zou niet -gaarne mijn medewerking weigeren.” -</p> -<p>Zij verliet een oogenblik den salon en kwam dan dadelijk <span class="pageNum" id="pb71">[<a href="#pb71">71</a>]</span>terug met een visitekaartje, waarop zij geschreven had, dat zij volgaarne abbé Froment -bij de stappen, die hij deed, ondersteunde. Hij dankte haar hartelijk en ging met -van dankbaarheid bevende handen weg, alsof hij een nieuwe hoop op redding medenam -uit dezen salon, waarin achter hem weer een golf van donkerte en zwijgen scheen te -vallen over de oude dame en haar laatste getrouwen om haar haard: een geheele wereld, -die bezig was te verdwijnen. -</p> -<p>Buiten gekomen, stapte Pierre, nadat hij den koetsier het adres voor prinses de Hardt, -avenue Kléber, gegeven had, opgelucht in zijn rijtuig. Als hij nu ook nog den steun -van deze krijgen kon, behoefde hij niet meer aan succes te wanhopen. Op den pont de -la Concorde was er echter zoo’n opstopping, dat het paard stapvoets moest gaan. Toen -zag hij op het trottoir Dutheil, die, met een sigaar in zijn mond, vriendelijk tegen -de menigte glimlachte; zorgeloos als een vogel was hij blij na de Kamerzitting de -straat weer droog, den hemel weer blauw gevonden te hebben. En toen Pierre hem daar -zoo vroolijk en triomphantelijk zag, kreeg hij plotseling een ingeving, zeide hij -tot zichzelf, dat hij dezen jongen man, wiens rapport een zoo noodlottige uitwerking -gehad had, voor zich moest trachten te winnen. Toevallig moest het rijtuig op dat -oogenblik heelemaal stilstaan. De afgevaardigde herkende den abbé en glimlachte. -</p> -<p>“Waarheen gaat de reis, mijnheer Dutheil?” -</p> -<p>“O niet heel ver, naar de Champs-Elysées.” -</p> -<p>“Daar kom ik ook langs, en daar ik u graag even zou spreken, zoudt u mij een groot -genoegen doen in te stappen. Ik zal u afzetten waar u wilt.” -</p> -<p>“Heel graag, mijnheer de abbé. Hindert het u niet, als ik blijf rooken?” -</p> -<p>“Volstrekt niet.” -</p> -<p>Het rijtuig maakte zich uit het gedrang los, stak het plein over en reed de Champs-Elysées -op. Pierre begreep, dat hij maar een paar minuten had, en begon dadelijk den aanval -op Dutheil, vastbesloten hem te overwinnen. Hij herinnerde zich nog den uitval van -den jongen man op Laveuve in het huis van den baron, en was dan ook zeer verbaasd -toen hij zich in de rede hoorde vallen met de woorden: -</p> -<p>“O ja, uw oude dronkaard. U hebt de zaak dus met Fonsègue niet in orde kunnen brengen? -Maar wat wilt u eigenlijk? Dat men hem vandaag daar nog opneemt?… Maar daar heb ik -niets op tegen!” -<span class="pageNum" id="pb72">[<a href="#pb72">72</a>]</span></p> -<p>“Ja, maar uw rapport.” -</p> -<p>“Mijn rapport, mijn rapport! Maar de dingen veranderen al naar het standpunt, dat -men inneemt … En als die Laveuve u zoo na aan het hart ligt, wil ik u volstrekt mijn -hulp niet weigeren.” -</p> -<p>Pierre keek hem verwonderd aan, hij was zoo gelukkig, dat hij niet eens behoefte gevoelde -verder te spreken. -</p> -<p>“U hebt de zaak verkeerd aangepakt,” ging Dutheil, terwijl hij zich vertrouwelijk -over hem heen boog, voort. “De baron is in zijn huis heer en meester—om redenen, die -u ongetwijfeld begrijpt en kent; de barones doet alles wat hij vraagt. In plaats van -al dat nuttelooze heen en weer rijden, hadt u moeten trachten zijn steun te krijgen, -wat u zeker gelukt zou zijn, daar hij in een uitstekende stemming was. Dan zou zij -dadelijk toegestemd hebben.” -</p> -<p>Hij begon te lachen. -</p> -<p>“Weet u wat ik doen zal?… Ik zal den baron voor uw zaak winnen. Ja, ik ga dadelijk -naar een huis, waar men zeker is hem dagelijks op dit uur te treffen.” -</p> -<p>Hij lachte nog luider. -</p> -<p>“Maar u kent dat huis natuurlijk even goed als ik, mijnheer de abbé. Wanneer hij daar -is, kan men er zeker van zijn, dat hij niets weigert … Ik beloof u, dat hij vanavond -nog de opneming van Laveuve eischen zal. Maar het zal wel een beetje laat worden.” -</p> -<p>En dan plotseling een inval krijgend: -</p> -<p>“Maar waarom zoudt u eigenlijk niet met mij medegaan? U krijgt dan dadelijk een paar -woorden op een visitekaartje en kunt onmiddellijk, zonder een minuut te verliezen, -de barones gaan zoeken … Och ja, ik begrijp heel goed, dat u u een beetje voor het -huis geneert. U wilt liever alleen met den baron spreken? Dan moet u maar zoolang -in een kleinen salon wachten en zal ik hem bij u brengen.” -</p> -<p>Dit voorstel deed hem nog luider lachen, terwijl Pierre bij de gedachte, op die manier -bij Silviane d’Aulnay geïntroduceerd te worden, eenigszins verlegen aarzelde. Daar -was beslist zijn plaats niet. Toch zou<span id="xd30e1047"></span> hij naar den duivel zelf gegaan zijn en hij had dit reeds menigmaal gedaan in gezelschap -van abbé Rose, wanneer zij hoopten een lijden te verzachten. -</p> -<p>Dutheil, die hem verkeerd begreep, fluisterde nog zachter om vertrouwelijk te zeggen: -</p> -<p>“Hij heeft daar alles betaald. U kunt gerust medegaan.” -<span class="pageNum" id="pb73">[<a href="#pb73">73</a>]</span></p> -<p>“Dat zal ik zeker doen,” antwoordde de priester, die op zijn beurt ook begon te lachen. -</p> -<p>Het kleine, maar zeer weelderige—de fijne en eenigszins galante weelde van een tempel—hôtel -d’Aulnay lag in de avenue d’Antin, dicht bij de avenue des Champs-Elysées. De priesteres -van dit heiligdom, waarin het goudgalon der oude dalmatieken in den malvekleurigen -weerschijn der ramen glansden, was een kleine slanke, aanbiddelijke schoonheid van -vijf-en-twintig jaar; geheel Parijs kende haar verrukkelijk madonnagezichtje, het -zachte, lange, ovale voorhoofd, den fijnen neus, den kleinen mond met de vlekkelooze -wangen en de naïeve kin onder het zware, dikke, het voorhoofd bedekkende, zwarte haar. -</p> -<p>De reden van haar bekendheid lag juist in die zachte, verwonderde uitdrukking, deze -oneindige reinheid van haar blauwe oogen, de geheele kuische onschuld, die, wanneer -zij wilde, een zeldzame tegenstelling vormde met de liederlijke deerne, die zij in -den grond der zaak was met haar monsterachtige, openlijk ten toon gespreide perversiteit, -zooals die op de humus der groote steden opschiet. Men vertelde de allerwonderlijkste -verhalen over haar neigingen en grillen. Sommigen beweerden, dat zij de dochter van -een <span class="corr" id="xd30e1058" title="Bron: concierge">conciërge</span>, anderen van een dokter was. In ieder geval had zij zich eenige beschaving eigen -gemaakt, want, als het noodig was, ontbrak het haar niet aan geest en houding. Sedert -tien jaar liep zij, gevierd om haar schoonheid, op de planken rond; ja zelfs had zij -vrij aardige successen behaald in rollen van kuisch, jong meisje en liefhebbende, -vervolgde vrouwen. Maar sedert er sprake van was, dat zij aan de Comédie-Française -komen zou, om daar de rol van Pauline in <i>Polyeucte</i> te spelen, waren sommigen verontwaardigd, lachten anderen hartelijk, zoo ongerijmd -scheen hun dat denkbeeld toe, dat als het ware een aanslag was op de majesteit der -klassieke tragedie. Zij echter wilde het nu eenmaal en was er met de onbeschaamdheid -van een deerne, aan wie de mannen nooit iets hebben kunnen weigeren, zeker van, dat -zij haar wil doorzetten zou. -</p> -<p>Dien dag was Gérard, die niet wist hoe hij zijn tijd moest dooden, voor hij om vier -uur Eve in de rue Malignon verwachten kon, op het denkbeeld gekomen bij de in diezelfde -buurt wonende Silviane op te loopen. Zij was een vroegere vlam van hem en hij was -een der getrouwen van het kleine hôtel gebleven, waarin hij zelfs dikwijls lang bleef, -wanneer <span class="pageNum" id="pb74">[<a href="#pb74">74</a>]</span>het knappe jonge meisje zich verveelde. Maar hij had haar in een woedende stemming -aangetroffen en lag lui uitgestrekt in een der diepe fauteuils van den in oud goud -gehouden salon naar haar klachten te luisteren. Zij stond voor hem in een geheel witten -japon—heelemaal wit, juist zooals Eve aan het dejeuner—sprak hartstochtelijk en overtuigde -hem ten slotte, daar hij aan zooveel jeugd en schoonheid geen weerstand bieden kon. -Onwillekeurig vergeleek hij haar met de andere; en nu reeds had hij genoeg van dat -rendez-vous; zulk een moreele en physieke moeheid greep hem aan, dat hij veel liever -in dezen fauteuil zou blijven zitten. -</p> -<p>“Versta je, Gérard,” riep zij ten slotte uit; “niet dat, niet dat zal ik hem toestaan, -zoolang hij mij mijn benoeming niet brengt.” -</p> -<p>Baron Duvillard kwam binnen. Dadelijk werd zij zoo koud als ijs; zij ontving hem met -de uitdrukking van een beleedigde, jonge koningin, die een verklaring verwacht; hij -glimlachte verlegen, want hij voorzag een storm en bracht bovendien nog slechte tijdingen. -Zij was de zweer aan het ondanks het verval van zijn ras nog zoo sterke en krachtige -lichaam van dien man. Zij was ook het begin der gerechtigheid en der boetedoening, -daar zij het opgehoopte goud met beide handen naar zich toe trok en de hongerenden -en van koude rillenden door haar wreedheid wreekte. Het was jammerlijk te zien hoe -deze gevreesde en gevleide man, voor wien staten beefden, hier bleek werd van angst, -deemoedig zich boog en door zijn begeerte voor die vrouw in een seniele, stamelende -kindschheid terugviel. -</p> -<p>“Als je eens wist, lieve vriendin, hoe druk ik het gehad heb. Een hoop vervelende -zaken, conferenties met aannemers en het regelen van een moeilijke publiciteitsquaestie. -Ik was al bang, dat ik je niet even de hand zou kunnen komen kussen.” -</p> -<p>Hij kuste haar hand, maar zij liet haar arm weer koel en onverschillig vallen en keek -hem slechts aan, wachtend op wat hij haar te zeggen zou hebben; en zij bracht hem -daardoor in zoo’n verlegenheid, dat hij begon te transpireeren en te stamelen, geen -woorden meer vinden kon. -</p> -<p>“Natuurlijk heb ik mij ook met jouw belangen bezig gehouden; ik ben naar het ministerie -van Schoone Kunsten geweest, waar men mij een formeele belofte gegeven had … O, men -is daar nog altijd zeer op jouw hand!… Maar, <span class="pageNum" id="pb75">[<a href="#pb75">75</a>]</span>stel je voor, die idioot van een minister, die Taboureau, een oude professor uit de -provincie, die niets van ons Parijs kent, heeft zich beslist tegen je benoeming verzet -en zegt, dat je, zoo lang hij aan het bewind is, nooit in de Comédie-Française debuteeren -zal.” -</p> -<p>“En?” was het eenige woord, dat over haar lippen kwam. -</p> -<p>“Wat moet ik verder doen? Je kan toch een minister niet laten vallen, om jou de rol -van Pauline te laten spelen.” -</p> -<p>“En waarom niet?” -</p> -<p>Hij deed, alsof hij lachte, maar het bloed drong naar zijn slapen en zijn geheele -lichaam beefde van angst. -</p> -<p>“Maar wees toch niet zoo koppig, mijn kleine Silviane. Je bent zoo aardig, als je -wilt … Zet toch dat denkbeeld van dit debuut uit je hoofd. Je speelt een gevaarlijk -spel, want wat zou je je ergeren, als het eens op een fiasco mocht uitloopen! Je zoudt -geen tranen genoeg hebben, om te huilen … En bovendien je kunt me zooveel andere dingen -vragen, die ik je graag geven zou. Daar, zeg maar wat je hebben wilt en je krijgt -het onmiddellijk.” -</p> -<p>Schertsend trachtte hij haar hand weer te nemen. Maar heel waardig deed zij een paar -stappen terug. -</p> -<p>“Niet dàt meer, niet dàt meer, zoolang ik de rol van Pauline niet gespeeld heb; begrepen?” -</p> -<p>Hij had het begrepen: dat beteekende een gesloten slaapkamer, geen zoen zelfs meer -in haar hals. Hij kende haar genoeg, om te weten met welk een strengheid zij hem van -haar lichaam zou spenen. Uit zijn samengesnoerde keel kwam nog slechts een soort dof -gebrom, terwijl hij bleef trachten de quaestie nog van een schertsenden kant op te -nemen. -</p> -<p>“Wat is zij ondeugend vandaag, hè?” ging hij door, zich tot Gérard wendend. “Wat heb -je haar toch gedaan, dat ik ze in zoo’n toestand vind?” -</p> -<p>Maar de jonge man bleef lui liggen en gaf geen antwoord; hij gevoelde geen lust slagen, -die niet voor hem bestemd waren, op te vangen. -</p> -<p>Maar nu kende de woede van Silviane geen grenzen meer. -</p> -<p>“Wat hij gedaan heeft? Hij heeft me beklaagd, dat ik afhang van een man als jij bent, -van een, die zoo zelfzuchtig en ongevoelig is voor beleedigingen, waarmede ik overstelpt -word. Moest jij niet het eerst van verontwaardiging uit je vel springen? Hadt je mijn -engagement aan de Comédie niet moeten eischen als een eerherstel? Want per <span class="pageNum" id="pb76">[<a href="#pb76">76</a>]</span>slot van rekening is het een echec voor jou, en wanneer men mij niet waardig oordeelt, -dan treft die beleediging jou ook … Maar ik ben maar een snol, niet waar?… Zeg het -maar dadelijk, dat ik een snol ben, die uit achtenswaardige huizen weggejaagd wordt.” -</p> -<p>Zij bleef doorrazen met vloeken en grove woorden, die steeds weer over haar zoo vinnige -lippen kwamen, wanneer zij woedend was. Vergeefs smeekte de baron, die heel goed wist, -dat een enkel woord van hem een nog grooteren stortvloed van gemeene woorden veroorzaken -zou, den graaf met een blik tusschenbeide te komen; maar deze, wiens liefde voor den -vrede hen menigmaal met elkaar verzoende, bewoog zich niet: hij was te slaperig, om -zich met de zaak te bemoeien. Dan eindigde zij plotseling met den slag van een bijl, -die alle gunsten afhouwt. -</p> -<p>“Enfin, mijn waarde, je moet maar zien hoe je het klaar speelt, dat ik debuteer, maar -vóór dien tijd niets hoor, zelfs niet het puntje van mijn pink!” -</p> -<p>“Goed, goed!” prevelde Duvillard met een wanhopigen grijnslach; “we zullen het wel -in orde brengen!” -</p> -<p>Maar op dat oogenblik kwam een huisknecht binnen en zeide, dat mijnheer Dutheil beneden -was en den baron verzocht even in de rookkamer te komen. Duvillard vond het vreemd, -want gewoonlijk kwam Dutheil naar boven, alsof hij thuis was. Maar dan bedacht hij -zich, dat de afgevaardigde ongetwijfeld ernstige tijdingen uit de Kamer medebracht, -die hij hem dadelijk en onder vier oogen wilde mededeelen. Hij volgde den huisknecht -en liet Gérard en Silviane alleen. -</p> -<p>In de rookkamer, een vertrek, dat door een deur met een portière direct in de vestibule -uitkwam, wachtte Pierre, die nieuwsgierig rondkeek, met Dutheil. Voor alles viel hem -op het bijna godsdienstig plechtige van de entrée, de zware draperieën, het mystieke -licht der ramen, de oude meubelen, de geur van myrrhe en wierook. Vroolijk sloeg Dutheil -met de punt van zijn wandelstok op den lagen divan, dat zoowel een liefdes- als een -rustbed was. -</p> -<p>“Zij is mooi ingericht, wat? Ja, het is een meisje, dat het klappen van de zweep kent.” -</p> -<p>Nog geheel van streek en ongerust kwam de baron binnen. En zonder zelfs den priester -te zien, vroeg hij: -</p> -<p>“Wat hebben zij daar gedaan? Is er wat ernstigs voorgevallen?” -<span class="pageNum" id="pb77">[<a href="#pb77">77</a>]</span></p> -<p>“Mège heeft geïnterpelleerd en de urgentie gevraagd, om Barroux te laten vallen. Enfin -u kunt wel begrijpen wat hij gezegd heeft.” -</p> -<p>“Ja, ja! Tegen de bourgeois, tegen mij, tegen jou. Altijd hetzelfde … En verder?” -</p> -<p>“Nou, de urgentie is niet toegestaan, maar ondanks een schitterende verdediging heeft -Barroux slechts een meerderheid van twee stemmen kunnen krijgen!” -</p> -<p>“Twee stemmen! Bliksems, dan ligt hij tegen den grond en hebben we de volgende week -een ministerie-Vignon.” -</p> -<p>“Dat zeggen ze in de wandelgangen allemaal.” -</p> -<p>Zijn wenkbrauwen samengefronst, als overwoog hij wat voor slechts en wat voor goeds -een dergelijke gebeurtenis voor de wereld brengen kon, maakte de baron een ontevreden -gebaar. -</p> -<p>“Een ministerie-Vignon … Duivels, daar zouden we niet veel mede vooruitgaan. Die jonge -democraten poseeren graag als beschermers der deugd; met een ministerie-Vignon zou -Silviane ook niet in de Comédie komen.” -</p> -<p>Dat was het eenige wat hij zag in de catastrophe, waaronder de geheele politieke wereld -beefde. De afgevaardigde kon dan ook niet nalaten zijn eigen angst te laten doorschemeren. -</p> -<p>“En wat moet er van ons worden?” -</p> -<p>Die woorden herinnerden Duvillard weer aan den toestand en met een nieuw, ditmaal -trotsch gebaar gaf hij zijn brutaal vertrouwen te kennen. -</p> -<p>“Wij? Wij blijven wie wij zijn! Wij hebben toch nooit gevaar geloopen, zou ik denken! -Sanier mag gerust zijn lijst publiceeren, als hij daar lust in heeft. Wanneer wij -Sanier en zijn lijst al niet lang gekocht hebben, dan is dat alleen, omdat Barroux -een man van eer is en ik er niet van houd mijn geld weg te smijten … Ik zeg je nog -eens, dat we niets te vreezen hebben.” -</p> -<p>Dan zag hij eindelijk abbé Froment, die zich op den achtergrond gehouden had, en Dutheil -bracht hem op de hoogte van den dienst, welke deze van hem verwachtte. In den opgewonden -toestand, waarin hij verkeerde, en nog geheel onder den indruk van Silviane’s strengheid, -koesterde hij blijkbaar de stille hoop, dat een goede daad hen geluk zou brengen en -stemde hij onmiddellijk toe den priester behulpzaam te zijn. Hij haalde een visitekaartje -en een potlood uit zijn zak en ging bij het raam staan. -<span class="pageNum" id="pb78">[<a href="#pb78">78</a>]</span></p> -<p>“Maar dat spreekt toch vanzelf, waarde abbé, ik ben heel blij een steentje bij te -kunnen dragen tot uw goed werk … Luister maar wat ik schrijf: “Doe als het je blieft -wat mijnheer de abbé Froment voor dien ongelukkigen man vraagt; onze vriend Fonsègue -wacht slechts op een woord van jou, om te handelen!”<span class="corr" id="xd30e1119" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>Op dat oogenblik zag Pierre door de openstaande deur Gérard, die door Silviane uitgelaten -werd. Zij was nu weer heelemaal kalm en blijkbaar nieuwsgierig naar wat Dutheil doen -kwam. De aanblik van de jonge vrouw bracht hem in de grootste verbazing, zoo eenvoudig -en zacht scheen zij hem toe in haar vlekkelooze madonnareinheid. In zijn droomen had -hij in den tuin der onschuld nooit een verrukkelijker en bescheidener bloeiende lelie -gezien. -</p> -<p>“Wanneer u dit kaartje onmiddellijk aan mijn vrouw geven wilt,” ging Duvillard voort, -“dan zult u naar prinses de Hardt moeten gaan, waar een matinée gegeven wordt.” -</p> -<p>“Dat was ik van plan, mijnheer de baron.” -</p> -<p>“Prachtig … U zult er mijn vrouw zeker vinden; zij zou er met de kinderen heengaan.” -</p> -<p>Hij hield op, want hij had nu ook Gérard gezien en riep hem. -</p> -<p>“Zeg Gérard, mijn vrouw heeft toch gezegd dat zij naar de matinée zou gaan, mijnheer -de abbé kan er toch op aan, dat hij haar daar kan vinden.” -</p> -<p>De jonge man, die juist naar de rue Matignon wilde gaan, om daar op Eve te wachten, -antwoordde op zeer natuurlijken toon: -</p> -<p>“Als mijnheer de abbé zich haast, zal hij haar nog wel vinden. Zij zou erheen gaan -voor zij bij Salmon ging passen.” -</p> -<p>Hij kuste Silviane de hand en ging weg met het indolente en onverschillige air van -iemand, die zelfs van het genot blasé is. -</p> -<p>Hoewel hij het eenigszins pijnlijk vond, moest Pierre zich door Duvillard aan de vrouw -des huizes laten voorstellen. Hij maakte zwijgend een buiging, terwijl zij, eveneens -zwijgend, zijn begroeting met een kuische gereserveerdheid en met een in de omstandigheden -passenden takt, waartoe geen enkele ingénue, zelfs niet van de Comédie, in staat geweest -zijn zou, beantwoordde. Terwijl de baron den priester uitliet, ging zij met Dutheil -naar den salon terug. Zij waren nog niet achter een portière, of hij sloeg zijn arm -om haar middel en wilde haar een zoen op haar lippen geven. Maar zij verzette zich -nog, want zij wist, dat hij niet ernstig was, en bovendien moest hij eerst lief voor -haar zijn. -<span class="pageNum" id="pb79">[<a href="#pb79">79</a>]</span></p> -<p>Toen Pierre, overtuigd nu van het welslagen, in de avenue Kléber voor het hôtel van -prinses de Hardt kwam, geraakte hij weer in een groote verlegenheid. De avenue was -geheel versperd met équipages, die de gasten voor de matinée musicale brachten, terwijl -zich voor de met rood fluweelen gordijnen behangen deur een zoo groot aantal genoodigden -verdrong, dat hij bang was er niet door te zullen komen. Hoe zou hij daar binnen kunnen -gaan? Hoe zou hij met zijn soutane de prinses te spreken kunnen vragen en een onderhoud -hebben met barones Duvillard? In zijn koortsachtige opgewondenheid had hij aan die -moeilijkheden niet gedacht. Hij wilde reeds te voet naar de deur gaan en trachten -onopgemerkt binnen te sluipen, toen een vroolijke stem hem deed omkijken: -</p> -<p>“Hoe is het mogelijk, mijnheer de abbé? Zie ik u nu hier weer?” -</p> -<p>Het was de kleine Massot. Hij ging overal heen en maakte, wanneer hij, zooals hij -dat noemde, de kroniekziekte had, tien verschillende dingen per dag mede, een Kamerzitting, -een trouwpartij, een begrafenis enz. enz. -</p> -<p>“Zoo, mijnheer de abbé, komt u bij onze bekoorlijke prinses naar het dansen van de -Morinnetjes kijken?” -</p> -<p>Hij zeide het spottend, want deze Morinnetjes waren een groep van zes Spaansche danseressen, -die door de wulpsche zinnelijkheid van haar wiegelende bewegingen geheel Parijs toenmaals -naar de Folies-Bergère<a class="noteRef" id="xd30e1141src" href="#xd30e1141">4</a> lieten stroomen. De grootste prikkel echter was, dat die meisjes voor de salons nog -vrijmoediger dansen van de grootste zinnelijke uitgelatenheid, die men zeker in een -schouwburg niet toegestaan zou hebben, bewaarden. En de beau monde verdrong zich bij -de brutale, excentrieke gastvrouwen, die, zooals prinses de Hardt, voor geen enkele -attractie terugdeinsden. -</p> -<p>Toen Pierre den kleinen Massot uitgelegd had, dat hij nog steeds voor dezelfde zaak -in de weer was, bood deze dadelijk aan hem als gids te dienen. Hij kende de inrichting -van het hôtel, liet hem door een achterdeur binnengaan en bracht hem door een gang -in een hoek van den vestibule vlak bij den ingang van dien grooten salon. Groote groene -planten, die de vestibule versierden, verborgen hen bijna geheel. -</p> -<p>“Blijf hier staan, mijnheer de abbé, dan zal ik trachten de prinses te vinden en kunt -u hooren, of de barones er al is.” -<span class="pageNum" id="pb80">[<a href="#pb80">80</a>]</span></p> -<p>Het viel Pierre op, dat het hôtel geheel gesloten was: de gordijnen waren neergelaten, -de kleinste spleten toegestopt, zoodat het daglicht niet binnenkomen kon, terwijl -in alle vertrekken het electrisch licht onnatuurlijk sterk brandde. De warmte was -reeds drukkend, de scherpe geuren van bloemen en vrouwenlichamen bezwangerden de atmospheer. -Het kwam Pierre voor, als betrad hij een van die wellustige lustholen eener droomwereld, -zooals het genotzoekende Parijs die verwezenlijkt. Als hij op zijn teenen ging staan, -kon hij door de openstaande salondeur de ruggen van de reeds zittende vrouwen zien, -heele rijen blonde en donkere nekken. De Spaanschen voerden blijkbaar een eersten -dans uit. Hij zag haar niet, maar hij kon den geilen hartstocht van haar dans volgen -in de huivering van al die nekken, welke zich als onder een sterken windstoot bewogen. -Dan weerklonk gelach, een storm van bravo’s. -</p> -<p>“Het is mij niet mogelijk geweest de prinses te vinden, u zult nog wat geduld moeten -hebben,” kwam Massot zeggen. “Ik heb Janzen ontmoet, hij zal haar bij u brengen … -Kent u Janzen niet?” -</p> -<p>En deels uit gewoonte, deels omdat hij het prettig vond, begon hij weer te vertellen. -De prinses was een goede vriendin van hem. Hij had verleden jaar, toen zij dadelijk -na haar vestiging te Parijs in dit hôtel gedebuteerd had, verslag gegeven van haar -eerste soirée. Hij kende de volle waarheid omtrent haar, voorzoover men die weten -kon. Rijk was zij misschien, want zij gaf enorm veel geld uit. Getrouwd moest zij -ook geweest zijn en wel met een echten prins, ongetwijfeld was zij het ook nu nog -ondanks het feit, dat zij beweerde weduwe te zijn, want het scheen vast te staan, -dat haar man, die mooi was als een aartsengel, met een zangeres reisde. Maar dat er -een van de vijf op den loop was bij haar, dat stond vast als een paal boven water. -Overigens was zij heel intelligent, maar buitengewoon wispelturig; nooit kon zij zich -lang bij één ding bepalen, de eene liefhebberij volgde op de andere. Zoo had zij, -na eerst een hartstochtelijke schilderes geweest te zijn, onlangs een passie gehad -voor scheikunde, terwijl zij nu weer geheel in de poëzie opging. -</p> -<p>“Dus u kent Janzen niet?… Janzen is de man geweest, die haar een hartstocht ingeboezemd -heeft voor de scheikunde en speciaal voor de studie van ontplofbare stoffen, want -u begrijpt natuurlijk even goed als ik, dat de scheikunde voor haar alleen belangrijk -is, omdat zij anarchistisch <span class="pageNum" id="pb81">[<a href="#pb81">81</a>]</span>is … Haar houd ik voor een Oostenrijksche, hoewel je, wanneer zij iets beweert, verstandig -doet daaraan te twijfelen. En wat Janzen betreft, die zegt, dat hij een Rus is, maar -hij moet een Duitscher zijn. O, een zeer bescheiden, een raadselachtig man, die geen -woning en misschien ook geen naam heeft, een verschrikkelijke kerel, van wiens verleden -en leven men absoluut niets weet. Ik persoonlijk weet dingen, die mij doen gelooven, -dat hij medeplichtig is aan den vreeselijken aanslag in Barcelona. In ieder geval -zie ik hem nu al een jaar lang te Parijs, waar hij ongetwijfeld door de politie nagegaan -wordt. En niemand zal mij van mijn idée af kunnen brengen, dat hij alleen maar de -amant van onze half geschifte prinses geworden is, om de politie op een dwaalspoor -te brengen. Hij neemt het air aan alsof hij hier een vroolijk leventje leidt en introduceert -hier allerlei excentrieke menschen, anarchisten van iedere nationaliteit en kleur, -zooals bijvoorbeeld Raphanel, dien kleinen, ronden, vroolijken kerel daar, een Franschman, -voor wien zijn kornuiten wel op hun hoede mogen zijn; en Bergaz, een Spanjaard geloof -ik, zoogenaamd een makelaar aan de Beurs, dien dikke daar met den vreeselijken, wellustigen -mond! En nog vele anderen, avonturiers en bandieten uit alle vier de windstreken! -O, die vreemdelingen-kolonies: enkele aanzienlijke vlekkelooze namen, enkele werkelijk -groote vermogens—maar verder wat een gespuis!” -</p> -<p>Zoo was het ook met de salons van Rosemonde: klinkende titels, echte milliardairs, -maar verder de meest extravagante mengeling van internationale leugens en de onderste -lagen der maatschappij. En Pierre dacht aan dat internationalisme, aan dat kosmopolitisme, -aan dien zwerm van vreemdelingen, die steeds dichter op Parijs neerstrijkt. Ongetwijfeld -kwam hij er om ervan te genieten als van een stad van avonturen en genot, maar hij -bederft Parijs nog wat meer. Was die langzame ontbinding van de groote steden, die -de wereld beheerscht hebben, dat toestroomen van alle hartstochten, van alle lusten, -die opgehoopte, van uit de geheele wereld aangebrachte humus, waarop de bloem der -beschaving in schoonheid en intelligentie ontluikt, dan noodzakelijk? -</p> -<p>Maar Janzen kwam, een groote, magere jonge man van een jaar of dertig met grijze, -fletse, harde oogen, een puntbaard en lange, krullende haren, die zijn bleek gezicht, -dat als met een nevel overtrokken was, nog langer maakten. Hij sprak tamelijk slecht -Fransch op zachten toon en zonder <span class="pageNum" id="pb82">[<a href="#pb82">82</a>]</span>eenig gebaar. Hij zeide, dat hij de prinses nergens had kunnen vinden, hoewel hij -haar overal gezocht had. Misschien had iemand wel haar misnoegen opgewekt en had zij -zich in haar kamer opgesloten en was naar bed gegaan, het aan haar gasten overlatend -zich zoo goed mogelijk te amuseeren. -</p> -<p>“Daar is zij,” zeide plotseling Massot. -</p> -<p>Inderdaad stond Rosemonde in de vestibule uit te kijken, alsof zij op iemand wachtte. -Zij was klein en slank en scheen met haar fijn gezichtje, haar zeegroene oogen, haar -teer, bewegelijk neusje en haar ietwat grooten en te bloedrooden mond, waarin prachtige -tanden schitterden, meer vreemd dan mooi. Zij droeg een hemelsblauwen, met zilveren -loovertjes afgezetten japon, zilveren armbanden en een zilveren diadeem in haar aschblond -haar. -</p> -<p>“Maar met alle genoegen, mijnheer de abbé,” zeide zij tegen Pierre, zoodra zij het -doel van zijn bezoek wist. “En als men uw ouden man niet in het Asile wil opnemen, -dan moet u hem maar hier brengen!” -</p> -<p>Zenuwachtig bleef zij steeds naar de deur kijken. Toen de priester haar vroeg of barones -Duvillard reeds gekomen was, riep zij uit: -</p> -<p>“Neen, ik begrijp er niets van. Zij zou haar twee kinderen medebrengen. Hyacinthe -heeft mij plechtig beloofd, dat hij komen zou.” -</p> -<p>Hyacinthe was haar nieuwe gril. Dat de hartstocht voor de scheikunde plaats had moeten -maken voor een voorliefde voor de decadente en symbolische poëzie, vond zijn oorzaak -daarin, dat zij op een avond, toen zij met Hyacinthe over occultisme sprak, in hem -een buitengewone schoonheid ontdekt had, de astrale schoonheid van de zwervende ziel -van Nero. Alle teekenen wezen daar tenminste op, zeide zij. -</p> -<p>Plotseling liet zij Pierre staan. -</p> -<p>“Ha, eindelijk,” mompelde zij, opgelucht en gelukkig. -</p> -<p>Zij vloog naar de deur. Hyacinthe kwam binnen met zijn zuster Camille. Maar reeds -had hij den vriend, voor wien hij kwam, gezien: den jongen lord Elson, een kwijnenden, -bleeken jongen man met haar als van een meisje; hij verwaardigde zich nauwlijks de -hartelijke ontvangst van Rosemonde op te merken, want hij beweerde, dat de vrouw een -onrein en laag dier was, dat zoowel het lichaam als den geest bezoedelde. Wanhopig -over die koelheid, volgde zij de beide jonge mannen in den levenden geur en de gloeiende -hitte van den salon. -<span class="pageNum" id="pb83">[<a href="#pb83">83</a>]</span></p> -<p>Massot was zoo welwillend Camille aan te spreken en bij Pierre te brengen, die dadelijk -bij de eerste woorden wanhopig werd. -</p> -<p>“Wat, mademoiselle, is uw moeder niet medegekomen?” -</p> -<p>Het jonge meisje, dat, zooals gewoonlijk in het donker, ditmaal pauwblauw, gekleed -was, scheen zenuwachtig; haar oogen hadden een boosaardige uitdrukking en haar stem -klonk sissend. -</p> -<p>“Neen, zij kon niet … zij moest gaan passen bij Salmon. Wij hebben ons op de tentoonstelling -verlaat en zij heeft zich onderweg bij hem laten afzetten.” -</p> -<p>Zij had, in de hoop daardoor het rendez-vous van haar moeder in de rue Matignon te -verhinderen, het bezoek aan de tentoonstelling handig weten te rekken, en nu maakte -het haar woedend, dat haar moeder, dank zij die leugen van het passen, toch had bewerkt -nog op tijd te zijn. -</p> -<p>“Maar zou ik,” vroeg Pierre <span class="corr" id="xd30e1180" title="Bron: naiëf">naïef</span>, “als ik nu direct naar Salmon ging, mijn kaartje daar niet kunnen afgeven?” -</p> -<p>Het denkbeeld scheen haar zoo grappig, dat zij in een schril gelach uitbarstte. -</p> -<p>“Het zal de vraag zijn, of u haar daar nog vindt. Zij had nog een andere, dringende -afspraak, daar zal zij nu wel heen zijn.” -</p> -<p>“Dan zal ik hier maar wachten. Zij komt u toch zeker hier halen?” -</p> -<p>“Ons halen? Wel neen, ik zeg u toch, dat zij een andere belangrijke afspraak heeft. -Mijn broer en ik gaan alleen terug.” -</p> -<p>Een steeds grootere bitterheid vergiftigde haar smartelijke ironie. Begreep die priester -dan heelemaal niets, dat hij haar die <span class="corr" id="xd30e1189" title="Bron: naieve">naïeve</span> vragen deed, welke als een mes in haar hart woelden. Hij moest het toch weten, iedereen -wist het immers. -</p> -<p>“Wat spijt mij dat vreeselijk,” ging hij zóó verdrietig voort, dat de tranen hem in -de oogen kwamen. “Het is nog altijd voor dien armen ouden man. Ik heb een aanbeveling -van uw vader, en mijnheer Gérard had mij gezegd …” -</p> -<p>Hier werd hij verlegen en in zijn goddelijke onbekommerdheid, slechts door zijn eenigen -hartstocht, de naastenliefde vervolgd, ging hem plotseling een licht op. -</p> -<p>“Ja, ik heb uw vader en mijnheer de Quinsac zooeven gesproken …” -</p> -<p>“Ik weet het, ik weet het!” antwoordde zij met het lijdend gezicht van iemand, die -alles weet. “Nu, mijnheer de abbé, <span class="pageNum" id="pb84">[<a href="#pb84">84</a>]</span>wanneer u papa gesproken en een aanbeveling voor mama gekregen hebt, dan zult u moeten -wachten, tot mama klaar is met haar zaken … Maar die duren dikwijls lang. U kunt tegen -zes uur naar het hôtel gaan, maar ik durf u niet verzekeren, dat u haar dan al vinden -zult.” -</p> -<p>Haar oogen schitterden moorddadig, ieder van haar woorden had iets woest-spottends, -iets snijdends als messen, waarmede zij den nog altijd prachtigen hals van haar moeder -had willen doorboren. Nog nooit had zij haar zoo gehaat, haar zoo haar schoonheid, -haar vreugde, haar geluk zoo bemind te worden, misgund. En de ironie, die in het bijzijn -van den onschuldigen priester over haar maagdelijke lippen kwam, was een stroom verborgen -modder, waarin zij haar trachtte te verdrinken. -</p> -<p>Maar nu kwam Rosemonde, zenuwachtig als altijd, naar haar toe en nam haar mede. -</p> -<p>“Kom toch mee, lieveling, zij zijn verrukkelijk, bedwelmend.” -</p> -<p>Janzen en de kleine Massot volgden de prinses. Alle mannen kwamen op het gerucht, -dat de Spaanschen weer een dans zouden beginnen, aangesneld en verdrongen zich in -den salon. -</p> -<p>Toen Pierre weer buiten kwam, bleef hij een oogenblik als versuft en met knippende -oogen in het volle daglicht staan. Het was nog geen half vier, zoodat hij nog ruim -twee uur wachten moest, vóór hij naar het hôtel in de rue Godot-de-Mauroy gaan kon. -Wat moest hij doen? Hij betaalde zijn koetsier, want hij wilde liever, nu hij toch -allen tijd had, zachtjes de Champs-Elysées afwandelen. Dat zou misschien de koortsachtige -opwinding, die zijn handen deed gloeien, wat kalmeeren. En in zijn hartstochtelijke -naastenliefde, die naarmate zich hinderpalen voordeden, steeds hooger oplaaide, had -hij nu nog slechts één haast: het goede werk, dat hij eindelijk zeker waande, voltooien. -Hij dwong zich zijn pas in te houden, zachtjes de prachtige avenue, die de zon opgedroogd -had en die nu onder den blauwen lentehemel door een groote menigte opgevroolijkt werd, -af te wandelen. -</p> -<p>Bijna twee uur, dat hij niets doen kon, terwijl de ongelukkige Laveuve daar op zijn -lompen in het ijskoude dakkamertje met den dood worstelde. Een plotseling verzet, -een onweerstaanbaar ongeduld kwam weer in Pierre op, deed hem weer harder loopen, -om barones Duvillard dadelijk te vinden en van haar het reddende bevel te krijgen. -Hij <span class="pageNum" id="pb85">[<a href="#pb85">85</a>]</span>vermoedde wel, dat zij hier ergens in de buurt, in een van die bescheiden straatjes -was. Welk een wanhopige toorn maakte zich van hem meester bij de gedachte, dat hij, -om een leven te redden, zoo wachten moest, totdat zij klaar zijn zou met datgene, -waarover haar dochter met zulke moordlustige blikken sprak. Hij meende een vreeselijk -gekraak te hooren: het kraken der ineenstortende burgerlijke familie; de vader bij -een hoer, de moeder in de armen van een minnaar, broeder en zuster, die alles wisten, -van wie de eerste langzamerhand tot de liederlijkste perversiteiten afgleed, en de -tweede in haar woedende razernij haar moeder dien minnaar ontstelen wilde, om met -hem te trouwen. De equipages reden in snellen draf de schitterende avenue af, de menigte -stroomde langs de zijwegen, en al die menschen waren vroolijk en mooi, zonder dat -zij schenen te vermoeden, dat ergens aan het einde een gapende afgrond was, waarin -zij hals over kop neervallen en verdwijnen zouden. -</p> -<p>Toen Pierre bij den Cirque d’été kwam, zag hij tot zijn groote verwondering Salvat -weer, ditmaal op een bank. De arbeider moest, na vergeefs naar werk gezocht te hebben, -hier uitgeput van vermoeienis en honger, neergevallen zijn. Toch was onder zijn jas -nog altijd de bult zichtbaar, ongetwijfeld het stuk brood, dat hij mee naar huis bracht. -Met moe afhangende armen en achterover tegen de bank leunend, keek hij met zijn droomerige -oogen naar de kinderen, die met groote moeite kleine zandhoopjes bij elkaar schepten -en die dan met hun voeten weer uittrapten. Zijn roodgerande oogen werden vochtig, -een eindeloos zacht glimlachje speelde om zijn arme, bleeke lippen. Ditmaal wilde -Pierre, die door een onrust aangegrepen werd, naar hem toegaan en hem aanspreken. -Maar Salvat stond wantrouwend op, verwijderde zich in de richting van den Cirque, -waar juist een concert ten einde liep, en sloop langs de deur van dit feestgebouw, -waarin twee duizend samengeperste menschen naar de muziek luisterden. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch1.5" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch1.5.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">V.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Toen Pierre op de place de la Concorde kwam, herinnerde hij zich plotseling de afspraak, -die hij met abbé Rose tegen vier uur in de Madeleine gemaakt en in al dit koortsachtige -heen en weer loopen vergeten had. Hij was al te laat. Blij, <span class="pageNum" id="pb86">[<a href="#pb86">86</a>]</span>dat hij door die afspraak den tijd makkelijker door zou kunnen komen, versnelde hij -zijn pas. -</p> -<p>Bij zijn binnentreden in de kerk zag hij tot zijn verbazing, dat het reeds bijna geheel -donker was. Slechts een paar kaarsen brandden: het schip lag in diepe schaduwen gedompeld, -en te midden van dat halfdonker sprak een hooge, duidelijke stem, zonder dat men in -den beginne van het talrijke auditorium iets anders zag dan de kale en verwarde massa -van de in aandachtig luisteren onbeweeglijke hoofden. Monseigneur Martha stond op -den kansel en was bijna aan het einde van zijn derde voordracht over den Nieuwen Geest. -De beide eerste voordrachten hadden groote sensatie gemaakt, zoodat geheel Parijs -aanwezig was—dames uit de hoogste kringen, politici, schrijvers, allen medegesleept -door de welsprekendheid van den redenaar met zijn knappe, warme voordracht en de breede -gebaren van een groot tragediespeler. -</p> -<p>Pierre wilde die plechtige aandacht, die rillende stilte, waarin alleen het woord -van den geestelijke klonk, niet verstoren. Hij zou straks abbé Rose wel zoeken en -bleef tegen een pilaar geleund staan. Een schuin vallende, uitstervende straal van -het laatste daglicht viel door het raam juist op den redenaar, die in zijn wit koorhemd -groot en krachtig scheen en bijna nog niet grijs was, ofschoon hij de vijftig reeds -gepasseerd was. Hij had mooie trekken, donkere, levendige oogen, een krachtigen neus -en een scherp geteekende kin en mond. Maar het meest opvallend aan hem was, het meest -nam hij allen voor zich in door zijn sympathieke verschijning, de steeds blijvende -uitdrukking van groote beminlijkheid, die het gebiedende van zijn gezicht verzachtten, -ja bijna deden verdwijnen. -</p> -<p>Pierre had hem, toen hij nog pastoor van de Sainte-Clotilde was, gekend. Hij moest -van Italiaansche afkomst zijn, hoewel hij in Parijs geboren was, had Saint-Sulpice -met de beste getuigschriften verlaten en was zeer intelligent, zóó eerzuchtig, dat -zijn superieuren zelfs zich daarover ongerust begonnen te maken. Toen hij daarna tot -bisschop van Persepolis benoemd was, verdween hij en bleef vijf jaar in Rome; wat -hij daar gedaan had, was nooit iemand te weten gekomen. Na zijn terugkeer bracht hij -Parijs in verbazing door zijn succesvolle propaganda, hield zich bezig met de meest -verschillende dingen en was in het aartsbisdom, waar hij almachtig was, zeer populair. -Speciaal richtte hij zijn kracht <span class="pageNum" id="pb87">[<a href="#pb87">87</a>]</span>erop, om de inschrijvingen tot voltooiing van den dom voor den <span class="corr" id="xd30e1222" title="Bron: Sacré-Coeur">Sacré-Cœur</span> te vertiendubbelen. Niets was hem daarvoor te veel: noch reizen, noch lezingen, noch -inzamelingen, noch stappen bij ministers, ja zelfs bij Joden en vrijmetselaars. In -den laatsten tijd had hij zijn arbeidsveld nog uitgebreid, trachtte hij de wetenschap -met het Katholicisme te verzoenen, het Christelijke Frankrijk met de Republiek te -rallieeren en predikte overal de politiek van Leo XIII, die den definitieven triomf -der Kerk verzekeren moest. -</p> -<p>Niettegenstaande de tegemoetkomendheid van dezen invloedrijken en beminlijken man -kon Pierre toch geen sympathie voor hem voelen. Hij was hem slechts voor één ding -dankbaar, <abbr title="namelijk">n.l.</abbr> dat hij den goeden abbé Rose tot vicaris van Saint-Pierre de Montmartre had laten -benoemen, blijkbaar om het schandaal te verhinderen, dat een priester gestraft zou -worden, omdat hij zich te barmhartig getoond had. Toen hij hem daar zoo op den kansel -van de Madeleine terugvond en hem zijn veroveringsveldtocht hoorde voortzetten, zag -hij hem weer voor zich, zooals hij hem het vorige jaar bij de Duvillards had gezien, -toen hij met zijn gewone meesterschap de bekeering van Eve tot het Katholicisme, zijn -mooisten triomf, tot een goed einde gebracht had. De doop, een plechtigheid van buitengewone -pracht en praal, een ware galavoorstelling, die aan het stampubliek van alle groote -gebeurtenissen gegeven werd, had in diezelfde kerk plaats gehad. Gérard lag, tot tranen -toe geroerd, op zijn knieën, terwijl de baron triompheerde als een goed echtgenoot, -die verheugd is, dat de godsdienst eindelijk de volmaakte harmonie in zijn <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> brengt. In sommige kringen werd beweerd, dat de familie van Eve, de oude Justus Steinberger, -haar vader, in den grond der zaak niet al te boos geweest was; grijnslachend zou hij -gezegd hebben, dat hij zijn dochter goed genoeg kende, om haar aan zijn ergsten vijand -toe te wenschen. In bankzaken bestaan er nu eenmaal papieren, die men gaarne door -zijn concurrenten laat disconteeren. Met de hardnekkige hoop op de overwinning van -zijn ras zeide hij ongetwijfeld, om zich te troosten over het echec van zijn eerste -berekening, dat een vrouw als Eve in een Christelijke familie een goed ontbindend -middel was, dat er krachtig toe medewerken zou, om al het geld en al de macht in de -handen der Joden te doen vallen. -</p> -<p>Maar het visioen verdween, de stem van monseigneur Martha verhief zich steeds machtiger. -Te midden van het <span class="pageNum" id="pb88">[<a href="#pb88">88</a>]</span>rillend auditorium jubelde hij over de weldaden van den Nieuwen Geest, die eindelijk -Frankrijk den vreden brengen en het zijn rang en zijn kracht teruggeven zou. Wezen -overal niet onmiskenbare teekenen op een herleving? De nieuwe geest was de wedergeboorte -van het ideaal, het protest van de ziel tegen het lage materialisme, de triomf van -het spiritualisme over de modderlitteratuur; het was de erkende, maar op de haar toekomende -plaats teruggebrachte wetenschap, die zich verzoende met het geloof van af het oogenblik, -dat zij er geen aanspraak meer op maakte om in het heilige gebied van dit laatste -binnen te dringen; het was de met vaderliefde ontvangen democratie, de gelegitimeerde, -nu eveneens als de veelgeliefde dochter der Kerk erkende Republiek. Een idyllische -ademtocht streek over de menigte: de Kerk opende haar hart voor alle kinderen; er -zou nog slechts eendracht en vreugde zijn, wanneer het volk, gehoorzamend aan den -nieuwen geest, zich geven zou aan den Heer der Liefde, zooals het zich gegeven had -aan zijn koningen, wanneer het de eenige macht van God, den onbeperkten gebieder over -lichamen en zielen, erkende. -</p> -<p>Nu luisterde Pierre met aandacht en hij vroeg zich af, waar hij reeds vroeger bijna -dezelfde woorden gehoord had. En plotseling herinnerde hij het zich, hij meende <span class="corr" id="xd30e1239" title="Bron: monsignor">monseigneur</span> Nani weer te hooren, zooals hij sprak in het laatste onderhoud, dat zij samen gehad -hadden. Hier vond hij den droom terug van een democratischen paus, die de van haar -troon gestooten monarchieën aan haar lot overliet en trachtte het volk te heroveren. -Kon, nu Caesar vernietigd was, de paus niet de eeuwenoude eerzucht verwezenlijken, -keizer en pontifex tegelijk, de souvereine, algemeene God zijn? Het was de droom, -dien hij in zijn apostel-naïeveteit eens zelf gedroomd had, toen hij zijn Nieuw Rome -schreef—de droom, waarvan het werkelijke Rome hem zoo ruw genezen had. In den grond -der zaak was deze priesterpolitiek, die de eeuwen aan haar zijde heeft, die zich taai -en met een buitengewone soepelheid vastklemt aan de verovering en vastbesloten is -uit alles voordeel te trekken, niet meer dan een huichelachtige leugenpolitiek. Welk -een evolutie: de Kerk komt de wetenschap, de democratieën, de Republiek tegemoet, -overtuigd, dat zij die alle, indien men haar daartoe den tijd laat, verslinden zal. -Ja, de nieuwe geest! Het was de oude geest der overheersching, die zich steeds weer -hernieuwt, steeds weer met denzelfden honger naar overwinning en wereldbezit! -<span class="pageNum" id="pb89">[<a href="#pb89">89</a>]</span></p> -<p>Pierre meende onder het gehoor enkele afgevaardigden te herkennen, die hij in de Kamer -gezien had. Was die groote man met den blonden baard, die zoo vroom zat te luisteren, -niet een der creaturen van Montferrand? Men beweerde, dat Monferrand, vroeger een -priestervreter, thans met den clerus coquetteerde. In de sacristieën begon een geheele -heimelijke evolutie, het wachtwoord uit Rome deed de rondte: men moest zich railleeren -met de nieuwe regeering en die, door zich er meester van te maken, langzaam aan geheel -overweldigen. Frankrijk was nog steeds de oudste dochter der Kerk, de eenige natie, -die nog gezond en sterk genoeg was, om den paus eenmaal weer zijn wereldlijke macht -terug te geven. Men moest haar dus trachten te winnen, zelfs als republiek was zij -waard, dat men zich bij haar aansloot. In die grimmige diplomateneerzucht maakte de -bisschop gebruik van den minister, die het in zijn belang achtte op zijn beurt weer -op den bisschop te steunen. En wie van de twee zou ten slotte den ander opeten? En -tot welk een rol daalde de godsdienst af! Hij werd een verkiezingswapen, een stemmensaldo -bij meerderheden, een beslìssende en geheime reden, om een portefeuille te krijgen -of te behouden! De goddelijke naastenliefde was ver te zoeken. Een gevoel van groote -bitterheid maakte zich van Pierre meester bij de herinnering aan den onlangs gestorven -Bergerot, den laatste der groote heiligen, der reine geesten van het Fransche episcopaat, -dat thans slechts uit intriganten en domkoppen scheen te bestaan. -</p> -<p>Inmiddels liep de conférence ten einde. In een vurige peroratie, die den Parijs met -het reddende symbool van het Kruis beheerschenden dom van den <span class="corr" id="xd30e1246" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> daar boven op den Heiligen berg der Martelaars bezwoer, toonde monseigneur Martha -dit groote Parijs, dat, dank zij de door den goddelijken adem van den nieuwen geest -verleende moreele almacht, weer Christelijk en de heerscher der wereld geworden was. -Door het gehoor, dat niet applaudisseeren mocht, liep een goedkeurend gemompel van -verrukking; zij voelden zich zoo gelukkig door dit wonderbare einde, dat alle belangen -en gewetens geruststelde. Dan verliet monseigneur Martha plechtig den kansel, terwijl -het luide gestommel van weggeschoven stoelen den donkeren vrede der kerk verstoorde, -welke nauwlijks verlicht werd door enkele kaarsen, die als de eerste sterren aan den -schemerenden hemel fonkelden. Een ware vloed van menschen, onduidelijke en fluisterende -<span class="pageNum" id="pb90">[<a href="#pb90">90</a>]</span>schimmen, stroomde naar buiten. Slechts enkele vrouwen bleven op haar knieën liggen -bidden. -</p> -<p>Pierre ging op zijn teenen staan en trachtte abbé Rose te vinden, toen een hand hem -aanraakte. Het was de oude priester, die hem uit de verte herkend had. -</p> -<p>“Ik zat bij den kansel en heb je dadelijk gezien, beste jongen; maar ik wilde liever -wachten, om niemand te storen … Wat heeft monseigneur mooi gesproken!” -</p> -<p>Hij scheen inderdaad zeer onder den indruk. Maar een hartverscheurende, treurige uitdrukking -lag om zijn goeden mond, om zijn heldere kinderoogen, wier glimlach gewoonlijk het -goedige, ronde, bleeke gezicht verhelderden. -</p> -<p>“Ik was bang, dat je weer weggegaan zoudt zijn zonder mij te zien, want ik heb je -wat te zeggen … Je weet wel, die arme oude man, naar wien ik je vanochtend gestuurd -heb en voor wien ik je verzocht je te interesseeren … welnu, toen ik thuis kwam, was -daar een dame, die me dikwijls wat geld komt brengen voor mijn armen. Toen dacht ik -zoo bij mezelf, dat de drie francs, die ik je gegeven had, toch eigenlijk maar een -armzalige aalmoes waren; en daar die gedachte me maar niet losliet en me bleef kwellen, -kon ik aan mijn verlangen geen weerstand bieden en ben ik vanmiddag naar de rue des -Saules gegaan …” -</p> -<p>Eerbiedig Het hij zijn stem dalen, om de diepe, grafachtige stilte van de kerk niet -te storen. Doch ook een heimelijke schaamte deed hem stamelen, de schaamte, dat hij -weer teruggevallen was in de zonde van onvoorzichtige en blinde barmhartigheid, die -hem reeds zoo dikwijls door zijn superieuren verweten was. En heel zacht fluisterde -hij verder: -</p> -<p>“Ik wilde den armen man nog vijf francs brengen, maar ik heb hem dood gevonden.” -</p> -<p>Pierre huiverde in een plotselinge rilling. Hij wilde het niet begrijpen. -</p> -<p>“Wat dood? Die oude man, die Laveuve dood?” -</p> -<p>“Ja, ik heb hem dood gevonden! En in welk een vreeselijke ellende! Als een oud dier, -dat op een hoop lompen in een dakkamertje is gaan sterven. Niemand heeft hem in zijn -laatste oogenblikken bijgestaan; hij heeft zich eenvoudig omgekeerd naar den muur. -En hoe kaal en hoe koud was het in dat krot! Welk een verwaarloozing, en hoe vreeselijk -voor een armen stakkerd om zoo, zonder een liefkoozing, weg te gaan. Mijn hart bloedt -er nog van!” -</p> -<p>In zijn ontsteltenis vond Pierre slechts een gebaar van <span class="pageNum" id="pb91">[<a href="#pb91">91</a>]</span>opstand tegen de stomme sociale wreedheid. Was het brood, dat hij bij den ongelukkige -achtergelaten en dat deze na zooveel dagen van ontbering misschien te gulzig opgegeten -had, de schuld van dien dood! Of was deze de door het noodlot bepaalde ontknooping -van een uitgeput, door werk en ontberingen versleten leven? Maar wat kwam eigenlijk -de oorzaak erop aan! De dood was gekomen, had den ongelukkige verlost. -</p> -<p>Maar de goede abbé Rose had zich reeds bij Gods wil neergelegd; hij wilde niets dan -vergiffenis en hoop. -</p> -<p>“Neen, neen, mijn kind, opstand en verzet zijn slecht. Wanneer wij allen schuldig -zijn, kunnen wij niets dan God smeeken onze zonden te vergeten … Ik had je gevraagd -hier te komen, omdat ik hoopte een goede tijding van je te krijgen, en nu moet ik -je dat vreeselijke mededeelen … Laten we boete doen en bidden.” -</p> -<p>Hij knielde neer naast de pilaar achter de zwarte, onduidelijke gestalten der vrouwen, -die daar in het donker baden. Hij boog zijn witharig hoofd en verootmoedigde zich -lang voor God. -</p> -<p>Maar in Pierre gromde het verzet zoo luid, dat hij niet bidden kon. Hij boog zelfs -zijn knieën niet, maar bleef huiverend staan. Zijn hart was als vermorzeld, zijn brandende -oogen hadden geen traan. Laveuve dood, uitgestrekt op zijn hoop lompen, zijn handen -krampachtig samengeknepen, als om zich vast te klampen aan zijn martelaarsleven, terwijl -hij, wederom door zijn vurige naastenliefde aangegrepen en door zijn apostelijver -verteerd, geheel Parijs afliep om voor hem een rein bed te vinden. O, welk een vreeselijke -ironie bood dat alles! Daarvoor moest hij bij de Duvillards in den warmen salon zijn, -terwijl de arme man stierf; voor dezen ongelukkigen doode was hij vervolgens naar -de Kamer, naar gravin de Quinsac, naar die Silviane en naar die Rosemonde gegaan; -voor dien van het leven bevrijde, van de ellende verloste had hij de menschen lastig -gevallen, den vrede van sommigen gestoord, het genot van anderen bedreigd! Waartoe -van het parlementshol in den kouden salon, waarin het stof van het verleden verstarde, -van de uitspattingen van de bourgeois—naar de extravaganties der kosmopolitische maatschappij -te vliegen, als men toch altijd te laat komt en de menschen eerst redt, wanneer zij -eerst dood zijn? Hoe belachelijk, dat hij zich opnieuw door die naastenliefde had -laten ontvlammen! Van dezen laatsten brand voelde hij niets <span class="pageNum" id="pb92">[<a href="#pb92">92</a>]</span>meer in zich dan asch! Ditmaal waande hij zichzelf gestorven, was hij niets meer dan -een ledig graf. -</p> -<p>En deze geheele, vreeselijke leegte, dit Niets, dat hij dien ochtend na zijn mis in -den <span class="corr" id="xd30e1275" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> gevoeld had, werd steeds dieper en van af dat oogenblik onpeilbaar. Tegelijk met -de illusoire, nuttelooze naastenliefde stortte het Evangelie in, naderde het einde -van het Heilige Boek. Na eeuwen van hardnekkige pogingen mislukte de verlossing door -den Christus; de wereld had tegenover de in de bedrogen en ongelukkige volkeren opstijgende -behoefte van gerechtigheid een ander heil noodig. De volkeren wilden niets meer weten -van het leugenachtige paradijs, waarmede men de sociale misdaden reeds zoo lang in -slaap wiegde; zij eischten, dat men de vraag van het geluk op de aarde bracht. Maar -hoe? Door welken nieuwen eeredienst? Door welke gelukkige vereeniging tusschen het -gevoel voor het goddelijke en de noodzakelijkheid, om het leven in zijn majesteit -en vruchtbaarheid te eeren? Daar begon de angst, het kwellende probleem, waarin hij -ten slotte geheel onderging, hij, de priester, die met zijn gelofte kuisch te zijn -en het absurde te dienen, buiten de verdere wereld stond! -</p> -<p>Maar de constateering van het feit werd daardoor nog vreeselijker. Hij geloofde niet -langer aan de goede uitwerking van de aalmoes. Barmhartig zijn was niet voldoende -meer, men moest in den vervolge ook rechtvaardig zijn. Voor alles gerechtigheid—en -de verschrikkelijke ellende zou verdwijnen, zonder dat men barmhartig behoefde te -zijn. In dit treurige Parijs ontbrak het zeker niet aan goede harten; de liefdadigheidsinstellingen -wemelden er als groene bladeren bij de eerste lentewarmte. Er waren instellingen voor -alle leeftijden, alle gevaren, alle ongelukken. Men hielp kinderen, nog voor zij geboren -waren, door voor de moeders te zorgen; dan kwamen de crèches, de weeshuizen voor de -verschillende klassen; en nadat men zich met de volwassenen bezig gehouden had, volgde -men den man op zijn levensweg; hoe ouder men werd, des te meer werd men met zorgen -omringd, vermenigvuldigden zich de Asyls, de Hospitia, de Toevluchtsoorden. Alle handen -strekten zich uit naar de verwaarloosden, naar de onterfden, naar de misdadigers zelfs; -er waren allerlei vereenigingen tot bescherming van zwakken, instellingen tot voorkoming -van misdaden, tehuizen voor de opneming van berouwhebbenden. -</p> -<p>Bladzijden en bladzijden zou men noodig hebben om <span class="pageNum" id="pb93">[<a href="#pb93">93</a>]</span>alleen die buitengewone vegetatie der barmhartigheid te beschrijven, die tusschen -de straatsteenen van Parijs opwast in een prachtige opwelling van geestdrift, waarin -zielegrootheid zich vermengt met wereldsche ijdelheid. Wat kwam dit alles er op aan? -De barmhartigheid verzoende, louterde alles. Maar welk een vreeselijk argument was -de volmaakte, belachelijke nutteloosheid van die naastenliefde! Na zooveel eeuwen -van Christelijke barmhartigheid was nog geen enkele wond dichtgetrokken, was de ellende -slechts grooter geworden, tot razernij gestegen! De voortdurend om zich grijpende -kwaal mocht geen dag langer geduld worden van af het oogenblik dat de sociale onrechtvaardigheid -er niet door genezen, zelfs niet door verminderd werd. Was het trouwens al niet voldoende, -dat een man van koude en honger gestorven was, om het getimmerte van een op de aalmoes -gebouwde maatschappij te doen instorten? Eén slachtoffer, en de maatschappij was reeds -veroordeeld. -</p> -<p>Pierre voelde zulk een golf van bitterheid in zich opstijgen, dat hij niet langer -in deze kerk kon blijven, waarin de schaduwen steeds meer neerdaalden op de groote, -aan het kruis genagelde witte Christusbeelden. Alles begon zich in het donker te hullen, -hij hoorde niets meer dan het wegstervende geprevel der gebeden, de jammerklachten -der vrouwen, die, in de diepe donkerte reeds niet meer zichtbaar, knielend lagen te -bidden. -</p> -<p>Toch aarzelde hij weg te gaan, zonder nog een woord gesproken te hebben met abbé Rose, -wiens naïef-geloovig smeeken het geluk en den vrede der menschen aan den goeden wil -van het Onzienlijke overliet. Hij wilde hem niet storen en stond reeds op het punt -om weg te gaan, toen de abbé uit eigen beweging opkeek. -</p> -<p>“Wat is het toch moeilijk op verstandige wijze goed te zijn! Monseigneur Martha heeft -mij weer verwijten gedaan, en wanneer ik God niet had, die mij vergeeft, zou ik sidderen -voor mijn zieleheil.” -</p> -<p>Een oogenblik bleef Pierre onder de porticus van de Madeleine, op het hooge bordes -staan, dat het plein beheerscht. Voor hem lag de rue Royale, die zich uitstrekte tot -de breede Place de la Concorde, waar zich de obelisk en de beide fonteinen verheffen, -terwijl nog verder de colonnade van de Kamer van Afgevaardigden den horizont afsloot. -Het was een perspectief van verheven grootschheid; langzaam omsluierde de schemering -den hemel, schoof de gebouwen <span class="pageNum" id="pb94">[<a href="#pb94">94</a>]</span>verder terug en gaf hun het onaardsch-bevende en wazige van een droom. Geen stad ter -wereld bezit op dit vage uur, wanneer de beginnende nacht den steden iets droomachtigs, -de oneindigheid van menschelijke onmetelijkheid geeft, dit decor van chimerische praal -en grandiose pracht. -</p> -<p>Tegenover deze zich voor hem openende ruimten weifelend, bleef Pierre onbeweeglijk -staan en vroeg zich af, waarheen hij gaan zou, nu alles, wat hij sedert dien ochtend -zoo vurig gewenscht had, ineengestort was. Wilde hij nog steeds naar het hôtel Duvillard -in de rue Godot-de-Mauroy gaan? Hij wist het niet meer. Dan keerde de irriteerende -herinnering met haar wreede ironie terug. Waartoe diende het, nu Laveuve gestorven -was? Waartoe den tijd te dooden, op straat rond te loopen, om tot zes uur te wachten? -De gedachte, dat hij een woning had, dat het het eenvoudigste was naar huis terug -te gaan, kwam zelfs niet in hem op. Het scheen hem toe, dat hij nog een belangrijk -iets te doen had, zonder dat hij zou kunnen zeggen wat. Dat iets was overal en zoo -ver, zoo verward en zoo moeilijk, dat hij het zeker niet tot stand brengen zou. Als -waren zijn beenen van lood ging hij met bonzende en kloppende slapen het bordes af -en bleef dan nog een oogenblik op de bloemenmarkt rondloopen, een wintermarkt, waarop -de eerste azalea’s zich rillend ontplooiden. Vrouwen kochten viooltjes en Nizza-rozen. -Hij keek ernaar, alsof die geurige, teere en fijne pracht hem interesseerde. Doch -dan maakte zich een plotselinge afschuw van hem meester en ging hij verder, de richting -van de boulevards in. -</p> -<p>Daar liep Pierre zonder te weten waarheen, zonder te weten waarom, recht voor zich -uit. De invallende duisternis verraste hem als een onverwacht natuurverschijnsel. -Hij had zijn blik hemelwaarts geslagen en zag met verwondering, dat deze zeer zacht -verbleekte, terwijl de dunne zwarte kokers der schoorsteenen er eindelooze strepen -op vormden. Ook vielen de groote gouden letters van de uithangborden, waarin het daglicht -wegstierf, hem op. Nooit nog had hij het bonte kleurengewemel der gevels, de beschilderde -ramen, de schreeuwende reclamebilletten, de prachtige winkels, die als voor iedereen -toegankelijke salons en slaapkamers in het volle licht stonden, opgemerkt. En welk -een gedrang, welk een buitengewoon gewriemel op den rijweg, langs de trottoirs, tusschen -de blauwe, roode en gele zuilen en kiosken! Vanwaar kwamen al die menschen? Waarheen -gingen al die equipages? Hoe verdoovend, hoe angstaanjagend! -<span class="pageNum" id="pb95">[<a href="#pb95">95</a>]</span></p> -<p>En medegevoerd door zijn somber gepeins liep Pierre nog steeds machinaal recht voor -zich uit. De avond kwam, de eerste lantaarns werden aangestoken; het was het schemeruurtje -van Parijs, het uur, dat de duisternis nog niet is ingetreden, dat de electrische -bollen in den verdwijnenden dag glanzen. Aan alle kanten fonkelden de vonken der lampen, -staken de winkels licht aan in hun etalages. Weldra zouden op de boulevards de levendige -sterren der rijtuigen als een wandelende melkweg trekken tusschen de in de verblindende -pracht als van het volle zonlicht schitterende trottoirs. En in het geschreeuw der -koetsiers, in het gedrang der voetgangers bruiste het laatste haasten van de zakenstad -Parijs, het Parijs der hartstochten, de verbitterde strijd om liefde en geld. Het -zware dagwerk was gedaan, de genotsstad Parijs werd licht en begon den feestnacht. -De koffiehuizen en de restaurants fonkelden en stelden achter de hooge, vlekkelooze -ramen hun toonbanken van schitterend metaal, hun kleine witte tafeltjes en hun verleidelijke -vruchten en mandjes met oesters ten toon. En dit zoo met de eerste lantaarns ontwakende -Parijs was reeds aangegrepen door een genotzuchtige vroolijkheid, liet zich medesleepen -door de ontketende begeerte naar al wat te koop is. -</p> -<p>Pierre werd bijna omvergeloopen. Een troep couranten-jongens baande zich met de avondbladen -een weg door de menigte. Speciaal een nieuwe editie van de <i>Voix du Peuple</i> veroorzaakte een oorverdoovend, het geratel der wielen overstemmend lawaai. Met regelmatige -tusschenruimten lieten ruwe stemmen steeds weer den roep weerklinken: “Leest de <i>Voix du Peuple</i>, het nieuwe schandaal der Afrikaansche sporen, het echec van het ministerie, twee-en-dertig -omgekochten in de Kamer en in den Senaat.” En deze opschriften waren met reusachtige -letters op de als standaarden in de hoogte gezwaaide exemplaren te lezen. De menigte -bleef zich voorthaasten, gewoon als zij was aan deze met gemeenheden gedrenkte modder. -Enkele mannen bleven staan en kochten de courant, terwijl snollen, die op zoek waren -naar een diner, haar rokken over straat lieten sleepen en, schuinsche blikken naar -de terrassen der café’s werpend, op een toevalligen minnaar wachtten. En dit onteerend -uitschreeuwen der couranten, dit uitschreeuwen, dat als een bezoedeling en een slag -in het gezicht was, scheen de doodsklok van den dag te zijn, die bij den aanvang van -den beginnenden nacht van pleizier, de begrafenis der natie verkondigde. -<span class="pageNum" id="pb96">[<a href="#pb96">96</a>]</span></p> -<p>Nu herinnerde Pierre zich nogmaals zijn ochtend, dacht aan dat verschrikkelijke huis -in de rue des Saules, waar zooveel ellende en lijden opgehoopt was. Hij zag weer de -als een riool zoo vuile binnenplaats, de walgelijke trappen, de vuile, koude en kale -kamers, de families, die elkaar eten betwistten, waar losloopende honden hun neus -voor zouden hebben opgetrokken, moeders met uitgedroogde borsten, die schreeuwende -kinderen sussend heen en weer droegen, oude mannen, die als beesten in een hoek neergevallen -waren en tusschen allerlei vuil van honger stierven. En dan trok de verdere dag aan -zijn geestesoog voorbij—de pracht, de rust, de vreugde der salons, die hij doorgeloopen -had, de onbeschaamde en brutale glans van het financieele, het politieke en het mondaine -Parijs. En eindelijk kwam hij in de schemering in het Parijs—Gomorra en het Parijs—Sodom, -dat voor den nacht, voor de gruwelen van dien medeplichtigen nacht fel òplichtte. -En deze vloekwaardige monsterachtigheid van dit alles loeide onder den bleeken hemel, -waaraan de eerste sterren rein en bevend fonkelden. -</p> -<p>Pierre rilde onder die opstapeling van ongerechtigheden en smarten, onder alles wat -beneden in ellende en misdaad, boven in rijkdom en ontucht geschiedde. De tot macht -gekomen bourgeoisie wilde niets van haar veroverde, geheel en al gestolen heerschappij -loslaten, terwijl het eeuwig bedrogen volk, de groote Zwijgende, zijn vuisten balde -en grommend zijn wettelijk aandeel opeischte. En deze vreeselijke ongerechtigheid -vervulde de toornende duisternis met woede. Uit welke wolk zou de donderslag weerklinken? -Dezen wrekenden donderslag, die zich door dof gerommel aan alle punten van den horizont -aankondigde, verwachtte hij reeds jaren. Slechts om het vreeselijke losbarsten ervan -te bezweren, had hij een boek van reinheid en hoop geschreven, was hij in zijn onschuld -naar Rome gegaan. Maar alle hoop was nu in zijn hart gestorven; hij voelde, dat de -donderslag onvermijdelijk was, niets kon meer de catastrophe tegenhouden. Nooit nog -had hij haar bij het onbeschaamd geluk van sommigen, bij de wanhopige ellende van -anderen zoo nabij gevoeld. Zij hoopte zich op, zij zou ongetwijfeld boven dit bronstige -en pralende Parijs, dat, zoodra de avond kwam, zijn vurigen oven deed opvlammen, losbarsten. -</p> -<p>Toen Pierre, gebroken van moeheid en diep terneergeslagen op de place de l’Opéra kwam, -keek hij op. Waar was hij toch? Hier op dit breede kruispunt van wegen en straten -<span class="pageNum" id="pb97">[<a href="#pb97">97</a>]</span>scheen het hart van de groote stad te kloppen, als stroomde het bloed der verre stadsdeelen -van alle kanten langs triomphantelijke avenues erheen. Waarom was hij toch hier? Pierre -vroeg het zich geprikkeld en verwonderd af. Nu Laveuve gestorven was, behoefde hij -slechts naar huis terug te gaan, met gesloten deuren en ramen in zijn hoek weg te -kruipen als een voortaan nutteloos wezen zonder geloof en zonder hoop, dat alleen -nog maar op de definitieve vernietiging wachtte. Van de place de l’Opéra naar zijn -huisje in Neuilly was het een heele weg. Hoewel hij als het ware geradbraakt van vermoeidheid -was, wilde hij geen rijtuig nemen; hij keerde op zijn schreden terug, liep in de richting -van de Madeleine en stortte zich, met de grimmige begeerte zijn wond nog grooter te -maken en zich als het ware te drenken in woede en toorn, weer midden in het gedrang -der trottoirs en het oorverdoovend lawaai van den rijweg. Was niet op den hoek van -die straat, aan het einde van dien boulevard de afgrond, waarin deze verrotte wereld, -deze oude maatschappij, die hij bij iederen stap hoorde kraken, neerstorten moest? -</p> -<p>Toen hij de rue Scribe wilde oversteken, werd hij tegengehouden door een oploop. Voor -een der weelderige restaurants ventten twee groote, slecht gekleede, vuil uitziende -mannen beurtelings de <i>Voix du Peuple</i>, de schandalen en de verkochten met zulke luide stemmen, dat de voorbijgangers bleven -staan en een oploopje vormden. En hier herkende Pierre opnieuw tot zijn verbazing -in een aarzelend heen en weer loopend man, die, na geluisterd te hebben, door de ramen -van het groote café ging kijken, Salvat. Ditmaal frappeerde de ontmoeting hem nog -meer en vervulde hem zoodanig met argwaan, dat hij eveneens staan bleef en besloot -zijn doen en laten te volgen. Hij kon niet aannemen, dat deze man, die er zoo jammerlijk -uitzag en met het stuk brood, dat een bult vormde onder zijn reeds in flarden hangende -boezeroen, binnen gaan en plaats nemen zou aan een der tafeltjes onder het warme licht -der lampen. Een oogenblik wachtte hij, dan zag hij hem met een slependen en vermoeiden -pas verder gaan, alsof het bijna ledige restaurant niet in zijn smaak viel. Wat zocht -hij toch? Waarheen liep hij toch sedert den vroegen morgen op deze eenzame, wilde -jacht dwars door het rijke, vroolijke Parijs, terwijl de honger hem overal op de hielen -volgde. Hij sleepte zich slechts met moeite voort en scheen aan het eind van zijn -<span class="pageNum" id="pb98">[<a href="#pb98">98</a>]</span>wilskracht en energie. Uitgeput ging hij een oogenblik tegen een kiosk staan leunen, -dan richtte hij zich weer op en liep, altijd zoekend, verder. -</p> -<p>Doch nu gebeurde er iets, dat Pierre’s verbazing tot het uiterste bracht. Een groote -en sterke man, die uit de rue Caumartin kwam, had Salvat opgemerkt en sprak hem aan. -Na een korte weifeling herkende de priester zijn broer Guillaume, die nu zonder eenige -schaamte den werkman een hand gaf. Ja hij was het met zijn dik, kortgeknipt, ondanks -zijn zeven-en-veertig jaar reeds geheel grijs haar. De dikke snor was nog donkerbruin, -wat aan zijn gelaat met het hooge, torenvormige voorhoofd iets energieks gaf. Dat -voorhoofd, vol onoverwinnelijke logica en verstand, dat Pierre ook bezat, had hij -van zijn vader, maar het onderste gedeelte van het gezicht van den ouderen broeder -was krachtiger met den grooten neus, de vierkante kin en den breeden, scherp geteekenden -mond. Een litteeken van een oude wond liep over de linkerslaap. Maar wanneer een glimlachje -de nog zeer witte tanden ontblootte, helderde dit op den eersten aanblik ernstige, -harde en gesloten gezicht door een uitdrukking van manlijke goedheid op. -</p> -<p>Pierre herinnerde zich wat madame Théodore hem dien ochtend verteld had. Zijn broeder -Guillaume had, door zooveel ellende getroffen, Salvat voor een paar dagen werk gegeven. -Dat verklaarde de belangstelling, waarmede hij hem uitvroeg, terwijl Salvat, die blijkbaar -verlegen was, heen en weer trippelde, als wilde hij zijn smartelijke wandeling weer -zoo gauw mogelijk voortzetten. Een oogenblik scheen Guillaume die verlegenheid door -de blijkbaar verwarde antwoorden, die hij kreeg, te merken. Toch nam hij afscheid -van den werkman. Maar bijna onmiddellijk daarna keerde hij zich om en keek Salvat, -die moe door de menigte verder liep, na. De gedachten, die toen in hem opkwamen, moesten -wel ernstig en dringend zijn, want plotseling keerde hij op zijn schreden terug en -volgde Salvat op een afstand als wilde hij zich vergewissen welke richting hij uitging. -</p> -<p>Door een steeds grooter wordende onrust aangegrepen, had Pierre dit tooneel gadegeslagen. -De zenuwachtige verwachting van een groot onbestemd ongeluk, de argwaan, die door -deze op elkaar volgende, onverklaarbare ontmoetingen met Salvat in hem gewerkt werd, -de verbazing zijn broer nu ook in dit avontuur gewikkeld te zien, dat alles dreef -hem er toe aan meer te willen weten, erbij te zijn, <span class="pageNum" id="pb99">[<a href="#pb99">99</a>]</span>te verhinderen misschien. Hij aarzelde niet langer en volgde nu zelf voorzichtig de -beide mannen. -</p> -<p>Een nieuwe verbazing greep hem aan, toen Salvat en daarna zijn broer Guillaume plotseling -de rue <span class="corr" id="xd30e1323" title="Bron: Gedot-de Mauroy">Godot-de-Mauroy</span> insloegen. Welk noodlot bracht hem terug naar deze straat, waarheen hij met koortsachtige -haast had willen gaan en waarvan de dood van Laveuve hem slechts verwijderd gehouden -had. En zijn ontsteltenis werd nog grooter, toen hij Salvat, dien hij een oogenblik -uit het oog verloren had, weer terug vond op het trottoir vlak tegenover het hôtel -Duvillard, precies op dezelfde plek, waar hij hem ’s ochtends had meenen te zien. -Wegens een reparatie aan het plaveisel onder de koetspoort stond de groote deur juist -wijd open. De smalle straat leek naast den hel verlichten boulevard als weggezonken -in een blauwen nevel, waarin de enkele gasvlammetjes der lantaarns als sterren plekten. -Een paar vrouwen kwamen voorbij, zoodat Salvat even van het trottoir af moest. Maar -dadelijk ging hij er weer op staan, stak een eindje sigaar aan, dat hij waarschijnlijk -onder een tafeltje van een café opgeraapt had, en betrok dan weer onbeweeglijk en -geduldig de wacht tegenover het hôtel. -</p> -<p>Pierre schrok en vroeg, door sombere voorgevoelens gekweld, zich af, of hij dezen -man niet aanspreken moest. De tegenwoordigheid van zijn broer, die zich, zooals hij -zag, loerend onder de deur van een huis ernaast verborg en eveneens gereed stond tusschenbeide -te komen, hield hem ervan terug. Dus vergenoegde hij er zich mede Salvat niet uit -het oog te verliezen, die, steeds op de loer, zijn blik op de deur gericht hield, -terwijl hij slechts nu en dan in de richting van den boulevard keek, als verwachtte -hij iets of iemand, die daarvandaan moest komen. Inderdaad kwam eindelijk de landauer -der familie Duvillard met den koetsier en den palfrenier in donkergroene livrei met -gouden tressen. -</p> -<p>Tegen de gewoonte in zaten in het rijtuig, dat op dit uur den vader of de moeder thuis -placht te brengen, dezen avond slechts de beide kinderen Camille en Hyacinthe. Zij -kwamen terug van de matinée van prinses de Hardt en praatten ongedwongen met de brutale -schaamteloosheid, waarmede zij elkaar trachtten te imponeeren. -</p> -<p>“Ik heb een walg van de vrouwen … En haar geur, ajakkes! En dan dat afschuwelijke -kinderen krijgen, waaraan je bij haar altijd bloot staat.” -</p> -<p>“Och, zij zijn allicht nog zooveel waard als jouw George <span class="pageNum" id="pb100">[<a href="#pb100">100</a>]</span>Elson, dat mislukte meisje. Trouwens het is heel dom van je het niet met de prinses -aan te leggen, want zij is dol op je.” -</p> -<p>“O, die prinses hangt me de keel uit!” -</p> -<p>Hyacinthe was tegenwoordig tot de negatie der sekten, tot de kwijnende pose van algeheele -wereldverzaking gekomen. Maar Camille beefde van heftige en boosaardige opwinding -en sprak op geprikkelden toon. Na een kort zwijgen begon zij weer. -</p> -<p>“Zeg, mama is weer bij hem.” -</p> -<p>Zij behoefde geen nadere aanduiding te geven, haar broeder begreep haar, want zij -praatten dikwijls ongedwongen over die dingen. -</p> -<p>“Passen bij Salmon, hé?… Zij is de andere deur doorgegaan en is nu bij hem.” -</p> -<p>“Wat kan jou het eigenlijk schelen, of zij met Gérard is of niet?” vroeg Hyacinthe -kalm. -</p> -<p>En toen hij voelde, hoe zij opsprong: -</p> -<p>“Houdt je dan nog altijd van hem—wil je hem nog altijd hebben?” -</p> -<p>“Ja, ik wil hem, en ik zal hem hebben!” -</p> -<p>En in dien kreet legde zij haar geheel ijverzuchtige woede van leelijk meisje, al -het leed over haar verlaten zijn, over het bewustzijn, dat haar nog zoo mooie moeder -bezig was haar haar genot te ontrooven. -</p> -<p>“Je zult hem hebben, je zult hem hebben,” begon Hyacinthe, die blij was, dat hij zijn -zuster, voor wie hij bang was, een beetje treiteren kon; “je zult hem hebben, als -hij zich maar geven wil … Hij houdt niet van je.” -</p> -<p>“Hij houdt wel van me!” riep Camille woedend. “Hij is lief voor mij, en daar heb ik -genoeg aan.” -</p> -<p>Hij werd bang voor haar dreigenden blik, voor haar kleine handjes, die zich als klauwen -kromden. Dan, na een stilte: -</p> -<p>“En wat zegt papa ervan?” -</p> -<p>“O papa, als die maar van vier tot zes bij de andere zijn kan.” -</p> -<p>Hyacinthe begon te lachen. Dat was wat zij onder elkaar het snoepuurtje van papa noemden, -en Camille maakte zich daar ook altijd vroolijk over, behalve op de dagen, dat mama -ook buitenshuis snoepte. -</p> -<p>De gesloten landauer was de straat ingereden en naderde nu met de luide hoefslagen -van de twee groote paarden. Op dat oogenblik stak een kleine blondine van zestien -of achttien jaar, een loopmeisje van een modiste, dat een <span class="pageNum" id="pb101">[<a href="#pb101">101</a>]</span>groote hoedendoos onder haar arm had, vlug de straat over, om vóór het rijtuig onder -de koetspoort te komen. Zij bracht een hoed voor de barones en had met haar viooltjes-blauwe -oogen, haar rose neusje en haar altijd lachend mondje in het aardigste gezichtje, -dat men zich denken kan, langs den geheelen boulevard loopen slenteren. Op dat oogenblik -sprong Salvat, na een laatsten blik op den landauer geworpen te hebben, onder de koetspoort. -Bijna onmiddellijk daarna kwam hij weer te voorschijn, wierp zijn eindje sigaar in -de goot, verwijderde zich langzaam en verdween in de vage schemering der straat. -</p> -<p>Wat gebeurde er nu? Later herinnerde Pierre zich dat een bestelwagen van de Westerspoorwegmaatschappij -den landauer een minuut ophield, terwijl het loopmeisje onder de poort verdween. Dan -zag hij, terwijl zijn keel als het ware door angst toegesnoerd werd, hoe zijn broer, -als onder den invloed van een openbaring, van een plotselinge zekerheid, het hôtel -binnenvloog. Zonder het juiste te begrijpen, voelde Pierre de nadering van het ontzettende. -Maar hoewel hij ook naar binnen vliegen en schreeuwen wilde, bleef hij als aan den -grond genageld staan: hij had het gevoel, alsof een looden hand zich om zijn keel -klemde. Plotseling was het als het rommelen van den donder, een vreeselijke ontploffing, -als opende zich de aarde en als zonk het door den bliksem getroffen hôtel in de diepte. -Alle ramen der naburige huizen sprongen en vielen met het kletterend geluid van hagel -op den grond. Een hellevlam hulde de straat voor een oogenblik in vuur; het stof en -de rook waren zóó, dat de enkele voorbijgangers verblind werden en van schrik over -dien vurigen oven, waarin zij meenden te verzinken, begonnen te gillen. -</p> -<p>Maar bij dien bliksemstraal ging voor Pierre een licht op. Hij zag weer de bom voor -zich, die de door het gebrek aan werk leeg en overbodig geworden gereedschappenzak -rond maakte. Hij zag weer den bult onder den boezeroen, dien hij voor een stuk brood -gehouden had, dat hij vrouw en kind mee naar huis wilde nemen. Nadat de bom het gelukkige -Parijs doorgetrokken was en bedreigd had, was zij hier, op den drempel der heerschende -bourgeoisie, die de meesteres is van het goud, ontvlamd en met een donderend geweld -ontploft. Maar Pierre dacht op dat oogenblik slechts aan zijn broer Guillaume en vloog -naar de poort, waarin zich een krater geopend scheen te hebben. Maar in den beginne -<span class="pageNum" id="pb102">[<a href="#pb102">102</a>]</span>onderscheidde hij niets, de bijtende en scherpe rook verduisterde alles. Dan zag hij, -dat de muren gespleten, de bovenverdieping opengescheurd, het plaveisel weggeslagen -en met puinhoopen bezaaid was. De landauer, die juist binnen zou rijden, was niet -getroffen, had zelfs geen schram gekregen van een projectiel. Maar het meisje, het -kleine, blonde, knappe loopmeisje, lag, door den bliksemstraal der catastrophe getroffen, -met een opengescheurden buik op haar rug. Het fijne gezichtje was ongeschonden, de -oogen helder, zij lachte als verwonderd, en uit de naast haar neergevallen doos, waarvan -de deksel opengegaan was, was de hoed, een heel teere, rose hoed, gerold. -</p> -<p>Door een wonder leefde Guillaume nog, stond reeds weer op zijn voeten. Alleen zijn -linkerhand bloedde: scherven hadden den pols opengescheurd. Zijn snor was verbrand, -en de ontploffing, die hem tegen den grond geworpen had, had hem zoo van streek gebracht, -dat hij over zijn geheele lichaam beefde. Toch herkende hij zijn broeder, en als na -een groot ongeluk, waarin het onverklaarde als het ware een voorziening wordt, verwonderde -het hem in het geheel niet hem daar te zien. Deze broeder, dien hij zoo lang uit het -oog verloren had, was er natuurlijk, omdat hij er zijn moest. En in het als waanzinnig -huiveren, dat hem doortrilde, riep hij hem dadelijk toe: -</p> -<p>“Neem me mee, neem me mee … naar jou, naar Neuilly!” -</p> -<p>Dan voegde hij eraan toe, sprekend over Salvat: -</p> -<p>“Ik vermoedde wel, dat hij een patroon van me gestolen had … Goddank maar één, anders -zou de geheele wijk in de lucht gevlogen zijn … De ongelukkige! Ik ben niet gauw genoeg -kunnen komen, om de lont uit te trappen.” -</p> -<p>Met een volkomen helderheid van geest, zooals het gevaar die soms geeft, herinnerde -Pierre zich, zonder een woord te zeggen en zonder een minuut te verliezen, dat het -hôtel een achteruitgang in de rue Vignon had. Hij had onmiddellijk het ernstige gevaar, -waarin zijn broer zich bevinden zou, wanneer hij in dit voorval betrokken werd, begrepen. -Nadat hij hem in de donkere rue Vignon gebracht had, wond hij vlug zijn zakdoek om -zijn pols en zeide hem dan die onder zijn vest tegen zijn borst te houden. -</p> -<p>“Neem me met je mee naar Neuilly,” herhaalde Guillaume bevend. “Niet naar mijn huis!” -</p> -<p>“Ja, ja, wees maar gerust. Wacht even hier, dan haal ik een rijtuig.” -<span class="pageNum" id="pb103">[<a href="#pb103">103</a>]</span></p> -<p>Hij had hem, in zijn haast, om een rijtuig te vinden, weer op den boulevard gebracht; -maar de donderende <span class="corr" id="xd30e1372" title="Bron: ontploffiing">ontploffing</span> had de geheele wijk in rep en roer gebracht: de paarden steigerden en de menschen -vlogen in een waanzinnige opwinding op goed geluk af de een of andere richting in. -Politie-agenten waren toegesneld, een groote menigte versperde reeds den ingang van -de rue Godot-de-Mauroy, die door het uitgaan van alle lichten zwart als een afgrond -gaapte, terwijl op den boulevard een couranten-jongen van de <i lang="fr">Voix du Peuple</i> het nieuwe schandaal der Afrikaansche sporen, de twee-en-dertig omgekochte Kamer- -en Senaatsleden, den aanstaanden val van het ministerie uit bleef schreeuwen. -</p> -<p>Toen Pierre eindelijk een rijtuig vond, hoorde hij een voorbijganger tot een ander -zeggen: -</p> -<p>“Het ministerie vallen, dat kan je denken. Deze bom lapt het weer heelemaal op!” -</p> -<p>De twee broeders stapten in en reden weg. Boven het bruisende Parijs was het nacht -geworden, een zwarte nacht zonder erbarmen, waarin de sterren in den van de daken -opstijgenden nevel van misdaden en woede verdwenen. En met het angstaanjagende vleugelgeklep, -dat Sodom en Gomorrha hadden hooren komen, weerklonk de luide kreet om gerechtigheid -van alle zijden van den horizont. -<span class="pageNum" id="pb104">[<a href="#pb104">104</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<div id="xd30e555"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e555src">1</a></span> Hospitaal te Parijs voor oude, zieke en gebrekkige vrouwen. <a class="fnarrow" href="#xd30e555src" title="Ga terug naar noot 1 in tekst.">↑</a></p> -</div> -<div id="xd30e746"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e746src">2</a></span> De wandelgang der Kamer. <a class="fnarrow" href="#xd30e746src" title="Ga terug naar noot 2 in tekst.">↑</a></p> -</div> -<div id="xd30e841"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e841src">3</a></span> Gevangenis voor gedetineerden bij Parijs. <a class="fnarrow" href="#xd30e841src" title="Ga terug naar noot 3 in tekst.">↑</a></p> -</div> -<div id="xd30e1141"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e1141src">4</a></span> Bekende mondaine schouwburg te Parijs. <a class="fnarrow" href="#xd30e1141src" title="Ga terug naar noot 4 in tekst.">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div id="bk2" class="div1 book"><span class="pageNum">[<a href="#bk2.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">TWEEDE BOEK</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<div id="ch2.1" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch2.1.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">I.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het huisje in de afgelegen straat van Neuilly, waar na het invallen van de schemering -niemand meer door kwam, sliep op dat uur in den donkeren nacht. De luiken waren gesloten, -geen lichtstraal drong naar buiten door en het was als voelde men den diepen vrede -van den daarachter gelegen ledigen, dooden, door de winterkoude verstarden tuin. -</p> -<p>Terwijl Pierre in het rijtuig met zijn gewonden broeder naar huis reed, was hij meermalen -bang Guillaume in onmacht te zien vallen. In elkaar gedoken leunde hij achterover -en sprak geen woord. Het was een vreeselijke stilte, zoo vol vragen en antwoorden, -dat zij het nutteloos en pijnlijk vonden ze te stellen of te geven. Toch maakte de -priester zich ongerust over de wond en vroeg hij zich af welken dokter hij zou moeten -halen; hij kon slechts een vertrouwbaren man in het geheim nemen, daar hij zag hoe -gaarne de gewonde verdwijnen wilde en zich verborg. -</p> -<p>Tot den Arc de Triomphe werd geen woord gesproken. Toen eerst scheen Guillaume uit -zijn verdooving te ontwaken en zeide: -</p> -<p>“En denk erom, Pierre, geen dokter. Wij zullen dat samen wel in orde brengen.” -</p> -<p>Pierre wilde zich daartegen verzetten, doch hij maakte slechts een eenvoudig gebaar, -als wilde hij zeggen, dat hij het wel zou doen, als hij het noodig achtte. Waartoe -diende het op dat oogenblik te gaan redetwisten? Maar zijn ongerustheid was toegenomen, -en het was een groote verlichting voor hem toen het rijtuig eindelijk voor het huisje -stilhield en hij zijn broer zonder bijzondere zwakheid zag uitstappen. Vlug betaalde -hij den koetsier en was erg blij, dat niemand, zelfs niet een van zijn buurlieden, -op straat was. Dan maakte <span class="pageNum" id="pb105">[<a href="#pb105">105</a>]</span>hij de deur met zijn sleutel open en steunde den gewonde, om hem de drie treden van -het bordes op te helpen. -</p> -<p>In de vestibule brandde een klein nachtlichtje. Onmiddellijk was, bij het opengaan -van de deur, de oude dienstbode Sophie uit de keuken gekomen. Thans zestig jaar, mager -en gerimpeld, was zij reeds meer dan dertig jaar in het huis, daar zij eerst in dienst -geweest was bij de moeder, alvorens in dien van den zoon over te gaan. Zij kende Guillaume, -dien zij als jongen man gezien had. Ongetwijfeld herkende zij hem, hoewel hij in geen -tien jaar den drempel overschreden had. Maar zij toonde geen enkele verbazing, scheen -dien plotselingen terugkeer heel natuurlijk te vinden in het gewone discrete zwijgen, -dat zij zich eigen gemaakt had. Zij leefde geheel in afzondering en sprak slechts, -wanneer de dienst dat noodzakelijk maakte. En ook nu zeide zij slechts: -</p> -<p>“Mijnheer de abbé, mijnheer Bertheroy zit al een kwartier in uw studeerkamer op u -te wachten.” -</p> -<p>“Zoo, komt Bertheroy nog altijd hier?” vroeg Guillaume, wiens gezicht weer opklaarde. -“Nu, hem wil ik wel zien; hij is een van de beste en meest vrijzinnige geesten van -den tegenwoordigen tijd. Hij is mijn meester gebleven.” -</p> -<p>Bertheroy, vroeger de vriend van hun vader, den beroemden scheikundige Michel Froment, -was nu op zijn beurt een der corypheeën van Frankrijk, aan wien de scheikunde den -buitengewonen vooruitgang te danken had, welke haar tot de moederwetenschap, die bezig -is het aangezicht der aarde te hernieuwen, gemaakt hebben. <span class="corr" id="xd30e1400" title="Bron: HoeweI">Hoewel</span> lid van het Institut en overladen met allerlei eere-ambten, had hij toch voor Pierre -een groote genegenheid behouden en kwam hij hem dikwijls voor het diner opzoeken, -om, zooals hij zeide, wat afleiding te hebben. -</p> -<p>“Heb je hem in mijn studeerkamer gelaten? Prachtig! We zullen naar hem toegaan,” zeide -Pierre tegen de dienstbode. “Breng een lamp in mijn slaapkamer en maak mijn bed op, -dan kan mijn broeder dadelijk gaan liggen.” -</p> -<p>Terwijl Sophie, zonder eenige verbazing te toonen of een woord te zeggen, het bevel -uitvoerde, gingen de twee broeders naar het vroegere laboratorium van hun vader, waarvan -Pierre een groote studeerkamer gemaakt had. Toen de geleerde hen samen, de een steunend -op den ander, binnenkomen zag, ontving hij hen met een uitroep van blijde verbazing. -</p> -<p>“Wat, samen!… Beste jongens, jullie kondt me geen grooter <span class="pageNum" id="pb106">[<a href="#pb106">106</a>]</span>pleizier doen. Ik heb zoo dikwijls dat nare misverstand tusschen jullie betreurd!” -</p> -<p>Hij was een groote, magere zeventiger met hoekige trekken. De geelachtig geworden -huid kleefde als een stuk perkament op de vooruitspringende juk- en wangbeenderen. -Hij had absoluut niets imponeerends, zag er eerder als een oude kruidenhandelaar uit. -Maar zijn voorhoofd was mooi, breed en glad en onder zijn grijs verwilderd haar brandden -nog een paar vlammenoogen. -</p> -<p>Toen hij de verbonden hand zag, riep hij uit: -</p> -<p>“Wat, ben je gewond, Guillaume?” -</p> -<p>Pierre bleef zwijgen en liet het aan zijn broer over de geschiedenis te vertellen, -zooals hij dat zelf wilde. Maar deze had begrepen, dat hij, eenvoudig, de waarheid -bekennen moest, met weglating van de bijzondere omstandigheden. -</p> -<p>“Ja, bij een ontploffing. Ik geloof, dat ik mijn pols gebroken heb.” -</p> -<p>Bertheroy keek hem aan, zag, dat zijn snor verbrand was, dat zijn oogen verschrikt -stonden. Hij werd ernstig, maar trachtte toch niet door vragen tot vertrouwelijkheden -te dwingen. -</p> -<p>“Kom, kom, een ontploffing … Mag ik de wond eens zien? Zooals je weet, heb ik, voor -ik mij door de scheikunde verleiden liet, in de medicijnen gestudeerd en ben ik nog -zoo’n beetje chirurg.” -</p> -<p>“Ja, ja, kijk u eens naar de wond!” riep Pierre, niet in staat dien uitroep te bedwingen. -“Ik maak me zoo ongerust … Het is een onverhoopt geluk, dat u hier bent.” -</p> -<p>De geleerde keek hem aan en voelde den ernst der omstandigheden, die men voor hem -verborgen hield. En toen Guillaume glimlachend, maar verbleekend van zwakheid, toestemde, -wilde hij eerst, dat hij naar bed ging. De dienstbode kwam zeggen, dat het bed opgemaakt -was, en allen gingen in de kamer ernaast, waar de gewonde ontkleed en op bed gelegd -werd. -</p> -<p>“Licht mij wat bij, Pierre, en laat Sophie een kom met water en wat linnen halen!” -</p> -<p>En nadat hij zacht de wond gewasschen had: -</p> -<p>“Alle duivels!… De pols is niet gebroken, maar het ziet er toch leelijk uit. Ik ben -bang, dat het been gekwetst is. Er zijn spijkers doorgegaan, niet waar.” -</p> -<p>Daar hij geen antwoord kreeg, zweeg hij verder. Zijn verwondering werd grooter, hij -begon aandachtig de hand, die <span class="pageNum" id="pb107">[<a href="#pb107">107</a>]</span>zwart geworden was door de vlam, te onderzoeken, en rook zelfs ten slotte aan de mouw -van zijn hemd, om zich beter rekenschap te kunnen geven. Blijkbaar herkende hij de -uitwerking van een dier nieuwe ontploffingsmiddelen, die hij zelf zoo grondig bestudeerd -en, om zoo te zeggen, geschapen had. Maar toch moest deze hem op een dwaalspoor brengen, -want er waren sporen voorhanden, die hem onbekend waren. -</p> -<p>“Heb je je,” vroeg hij eindelijk, medegesleept door zijn geleerdennieuwsgierigheid, -“in een laboratorium-ontploffing zoo mooi toegetakeld?… Wat voor een gevaarlijke springstof -was je aan het fabriceeren?” -</p> -<p>Sedert Guillaume hem zijn wond zoo zag bestudeeren, voelde hij, ondanks zijn pijn, -een toenemende onrust, alsof het echte geheim, dat hij bewaren wilde, gelegen was -in die springstof, de eerste proef waarmede hem zoo wreed getroffen had. -</p> -<p>“Ik verzoek u dringend, meester, mij niets verder te vragen. Ik kan u toch niet antwoorden … -Ik weet, dat u edel genoeg bent, om mij te verplegen en toch nog van mij te houden, -zonder mij de biecht af te nemen.” -</p> -<p>“Maar natuurlijk, beste jongen,” riep Bertheroy uit, “bewaar jij je geheim maar! Wanneer -je een ontdekking gedaan hebt, behoort die aan jou toe, en ik weet dat je het beste -gebruik daarvan zult maken. Bovendien weet je heel goed, dat ik te zeer bezield ben -door den hartstocht voor de waarheid en het mijn principe is nooit de daden van anderen—waarin -zij ook bestaan mogen—te beoordeelen, voordat ik alle gronden daarvoor ken.” -</p> -<p>Een breed gebaar gaf zijn groote verdraagzaamheid, zijn verheven, van onwetendheid -en bijgeloovigheid bevrijden geest te kennen, die van hem, ondanks de vele ordeteekenen, -welke zijn borst versierden, ondanks de universitaire en academische titels als officieel -geleerde, tot den vermetelsten, meest vrijen, en zooals hij zeide, alleen door waarheidsliefde -bezielden mensch maakte. -</p> -<p>Hij had de noodige instrumenten niet bij zich en stelde er zich mede tevreden de wond -zorgvuldig te verbinden, nadat hij zich vergewist had, dat er geen stukje scherf in -het vleesch was blijven steken. Eindelijk ging hij weg met de belofte den volgenden -ochtend vroeg terug te komen, en toen de priester hem uitliet, stelde hij hem gerust: -als het been niet te diep beleedigd was, zou alles wel goed afloopen. -</p> -<p>Toen Pierre weer bij het bed terugkwam, vond hij zijn <span class="pageNum" id="pb108">[<a href="#pb108">108</a>]</span>broer nog in zittende houding; uit zijn verlangen aan de zijnen te schrijven, teneinde -hen gerust te stellen, putte hij nog eenige kracht. De priester moest, nadat hij hem -papier en potlood gegeven had<span class="corr" id="xd30e1437" title="Niet in bron">,</span> de lamp weer nemen en hem bijlichten. Gelukkig kon Guillaume zijn rechterhand gebruiken -en aan madame Leroi, zijn schoonmoeder, die na den dood van zijn vrouw bij hem gebleven -was en haar drie kleinzoons opgevoed had, schrijven, dat hij niet thuis komen zou. -Bovendien woonde, zooals Pierre wist, in het huis, een jong meisje van vijf of zes-en-twintig -jaar, de dochter van een vroegeren vriend van Guillaume, die haar na den dood van -haar vader opgenomen had en, ondanks het groote verschil van leeftijd, binnenkort -met haar trouwen wilde. Doch dit waren voor den priester allemaal onduidelijke, verwarde -zaken, en hij had zich steeds gehouden, alsof hij van die verhouding niets wist. -</p> -<p>“Wou je, dat die brief dadelijk naar Montmartre werd gebracht?” -</p> -<p>“Ja, dadelijk. Het is nou even zeven uur, dan kunnen ze hem vóór achten hebben … Je -stuurt toch zeker een vertrouwd man?” -</p> -<p>“Het beste zal zijn, dat Sophie met een rijtuig gaat. Met haar kan je gerust zijn, -zij zal niet praten … Ik zal het dadelijk even in orde maken.” -</p> -<p>Sophie werd geroepen en begreep dadelijk alles; zij beloofde, als men haar uitvroeg, -te zullen zeggen, dat mijnheer Guillaume dien nacht bij zijn broer zou slapen, maar -dat zij niet wist waarom. En zonder zelfs een opmerking te maken, ging zij weg met -de woorden: -</p> -<p>“Het eten is klaar, mijnheer de abbé; u behoeft de soep en den ragout maar van het -vuur te nemen.” -</p> -<p>Maar toen Pierre ditmaal weer naast het bed van zijn broer kwam zitten, lag Guillaume, -met twee kussens onder zijn hoofd, zeer moe en bleek op zijn rug. Hij had koorts. -Op den hoek van een tafel brandde de lamp met een zacht licht; de stilte was zóó diep, -dat men de groote klok in de eetkamer ernaast kon hooren tikken. Een oogenblik omhulde -die groote vrede de beide broeders, die na een scheiding van zoovele jaren, eindelijk -weer vereenigd en alleen waren. Dan strekte de gewonde zijn gezonde hand uit de dekens; -de priester nam die en drukte haar liefdevol in de zijne. En deze druk hield aan; -de beide handen bleven broederlijk in elkaar rusten. -<span class="pageNum" id="pb109">[<a href="#pb109">109</a>]</span></p> -<p>“Neem me niet kwalijk, beste Pierre, dat ik hier zoo binnen kom vallen,” prevelde -Guillaume zacht. “Ik leg beslag op je huis, neem je bed in beslag, belet je te eten.” -</p> -<p>“Kom, praat nu niet meer en vermoei je niet verder,” viel Pierre hem in de rede. “Waar -wil je anders naar toe dan naar hier, wanneer je in moeilijkheden bent?” -</p> -<p>De koortsachtige hand van den gewonde drukte die van Pierre nog warmer, terwijl zijn -oogen vochtig werden. -</p> -<p>“Ik dank je Pierre. Je bent nog precies de oude, wees zacht en liefderijk als vroeger. -Je weet niet hoe goed me dat op dit oogenblik doet.” -</p> -<p>Nu kwam ook voor de oogen van den priester een tranensluier. Te midden van deze groote -kalmte, van deze op zoovele heftige opwindingen volgende stilte, was het voor die -beide broeders een onuitsprekelijke bekoring zoo in het huis van hun jeugd terug te -zijn. Hier waren hun vader en moeder gestorven—hun vader op tragische wijze door een -ontploffing in zijn laboratorium, hun moeder vroom als een echte heilige. Hier in -dit zelfde bed had Guillaume Pierre verpleegd, toen deze, na den dood van zijn moeder -zelf bijna gestorven was; en nu verpleegde Pierre Guillaume. Alles, de onvoorziene -omstandigheden van hun ontmoeting, de vreeselijke catastrophe, waardoor zij geschokt -waren, de geheimzinnige kant van de zaak, die onopgehelderd bleef tusschen hen; dit -alles vervulde hen met een diepe ontroering. En bij deze na een zoo langen tijd van -scheiding gevolgde toenadering ontwaakten hun gemeenschappelijke herinneringen, sprak -het oude huis van hun jeugd, van hun overleden ouders, van de verre dagen, waarin -zij lief gehad en geleden hadden. Daar, onder het raam, lag de tuin, de nu door de -vorst verstarde tuin, die vroeger in het vroolijke zonlicht van hun spelen weerklonk. -Links bevond zich het laboratorium, het groote vertrek, waarin hun vader hun had leeren -lezen. In de eetkamer rechts zagen zij hun moeder weer boterhammen snijden. En het -gevoel, dat zij op dit oogenblik alleen waren, dit bleeke, rustige licht der lamp, -de diepe, zwijgende eenzaamheid van den tuin, van het huis, van het geheele verleden -vervulde hen met een vreemden, zachten weemoed, waaraan zich een eindelooze bitterheid -paarde. -</p> -<p>Zij hadden willen praten, hun hart voor elkaar uitstorten. Maar wat moesten zij elkander -zeggen? Scheidde hen, niettegenstaande hun handen nauw ineengestrengeld waren, niet -een onoverbrugbare afgrond? Dat geloofden zij tenminste. <span class="pageNum" id="pb110">[<a href="#pb110">110</a>]</span>Guillaume had de overtuiging, dat Pierre een vrome, vurig-geloovige priester was, -die geen twijfel kende, die noch in gedachte, noch in de praktijk des levens iets -met hem gemeen had. Een bijlslag had hen gescheiden—zij bewoonden twee verschillende -werelden. En evenzoo hield Pierre Guillaume voor een gedeclasseerde, voor een man -van verdachten levenswandel, die met de vrouw, bij wie hij drie kinderen had, niet -eens getrouwd was en nu op het punt stond met dat veel te jonge meisje, dat God weet -waarvandaan kwam, in het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> te treden. Bovendien schrikten hem de geëxalteerde denkbeelden van den geleerde en -van den revolutionnair, zijn ontkenning van alles, zijn aanvaarding, ja zelfs de provocatie -van de ergste gewelddaden en het onduidelijk zich op den achtergrond vertoonende monster -van het anarchisme hem af. Op welk terrein zou de overeenstemming, de eensgezindheid -bereikt moeten worden, daar ieder van de beide broeders zijn vooroordeel tegen den -ander behield en hem aan de tegenovergestelde zijde van den afgrond zag, zonder dat -een plank dien kon overbruggen? En hun arme harten snikten in hartstochtelijke, broederlijke -liefde. -</p> -<p>Pierre wist, dat Guillaume indertijd reeds bijna in een anarchistisch complot betrokken -was geweest. Hij vroeg hem niets, maar als van zelf kwam de gedachte bij hem op, dat -hij zich niet zoo verbergen zou, als hij niet bang was als medeplichtige gearresteerd -te worden. Was hij inderdaad een medeplichtige van Salvat? En Pierre beefde; want, -om zich een meening te kunnen vormen, had hij nog steeds geen ander materiaal dan -de woorden, die zijn broeder na den aanslag ontsnapt waren, den kreet, waarmede hij -Salvat beschuldigde hem een bom ontstolen te hebben, alsmede het feit, dat hij zoo -heldhaftig onder de koetspoort van het hôtel Duvillard gevlogen was, om de lont uit -te trappen. Doch welk een duisterheden heerschten er nog! Maar wanneer men hem een -patroon van een zoo vreeselijke springstof ontstolen had, dan moest hij ze toch fabriceeren -en hebben! Zeker, zelfs wanneer hij geen medeplichtige was, kon hij met zijn gewonde -hand niets beters doen dan verdwijnen; want wanneer men hem, die zich reeds eenmaal -bloot gegeven had, daar met zijn bloedende hand had aangetroffen, dan zou het hem -nooit gelukt zijn de wereld van zijn onschuld te overtuigen. Maar toch bleef er nog -een dichte duisternis heerschen, bleef de mogelijkheid van een misdaad bestaan. Het -was vreeselijk. -<span class="pageNum" id="pb111">[<a href="#pb111">111</a>]</span></p> -<p>Guillaume moest aan het beven van de vochtig-klamme hand, die nog altijd in de zijne -rustte, iets van de neerslachtigheid merken, waarin dit door den twijfel reeds verpletterde -en nu door de catastrophe geheel tegen den grond geworpen arme wezen gevallen was. -Het graf was ledig, zelfs de asch was er uitgeveegd. -</p> -<p>“Mijn arme Pierre,” begon hij weer langzaam; “neem me niet kwalijk, als ik je niets -zeg. Ik kan je niets zeggen …<span class="corr" id="xd30e1467" title="Niet in bron">.</span> En bovendien, waartoe dient dat? Wij zouden elkaar toch zeker niet begrijpen …<span class="corr" id="xd30e1469" title="Niet in bron">.</span> Laten we niets zeggen, laten we slechts genieten van de vreugde samen te zijn, en -ondanks alles elkaar liefhebben.” -</p> -<p>Pierre keek naar hem op, en lang rustten hun blikken in elkaar. -</p> -<p>“Hoe vreeselijk is dat alles!” stamelde hij. -</p> -<p>Maar Guillaume had de stomme vraag goed begrepen. Zijn oogen gaven er het antwoord -op, terwijl zij zich niet afwendden en een zeer reine, hooge vlam erin òplichtte. -</p> -<p>“Ik kan je niets zeggen,” antwoordde hij. “Maar laten we elkaar toch blijven liefhebben, -Pierre!” -</p> -<p>Toen voelde Pierre een oogenblik, dat zijn broeder boven alle lage ongerustheid, boven -de vrees van den schuldige, die voor zichzelf siddert, verheven was; integendeel, -de hartstocht voor een groot doel, de edele bezorgdheid, om zijn verheven idée, het -geheim te bewaren, hief hem boven de gewone stervelingen op. Maar ongelukkigerwijze -was dat slechts het vluchtige visioen van een vage hoop op overwinning en verlossing; -want reeds zonk alles weer weg in den twijfel, in het wantrouwen van den mensch, die -zichzelf niet kent. -</p> -<p>Plotseling rees de herinnering aan een ontzettend schouwspel in Pierre op en dreigde -hem krankzinnig te maken. -</p> -<p>“Broeder,” stamelde hij, “heb je onder de deur dat blonde kind, dat met haar opengereten -buik en haar aardig verwonderd glimlachje op den rug lag, gezien?” -</p> -<p>Op zijn beurt rilde Guillaume nu ook. En zacht en moeilijk zeide hij: -</p> -<p>“Ja, ja, ik heb haar gezien. Het ongelukkige kind! O, die verschrikkelijke noodzakelijkheden, -de verschrikkelijke dwalingen der gerechtigheid!” -</p> -<p>Toen viel Pierre in een vreeselijke rilling over het voorgevallene, in zijn verbijstering -over de gewelddaad aan den rand van het bed op zijn knieën. Hij snikte wanhopig en -<span class="pageNum" id="pb112">[<a href="#pb112">112</a>]</span>liet zijn hoofd op de dekens vallen. Zwak als een kind lag hij daar in deze plotselinge -crisis, die zijn oogen met tranen overstroomde. Alles, wat hem sedert den ochtend -zoo had doen lijden, brak als het ware samen; de vreeselijke smart over de ongerechtigheid, -het leed over de wereld barstte los in dien tranenvloed, welken niets scheen te kunnen -tegenhouden. Guillaume, die eveneens zijn ontroering niet bedwingen kon, had met het -gebaar, waarmede hij vroeger het haar van het kind gestreeld had, zijn hand gelegd -op het hoofd van zijn broeder, om hem te kalmeeren, en zweeg, daar hij geen troost -wist. Hij legde zich neer bij de ieder oogenblik mogelijke uitbarsting, die de langzame -evolutie in de natuur altijd verhaasten kan. Maar welk een lot voor de ongelukkige -schepsels, voor de levens, die de lava met milliarden medesleept! Te midden van de -diepe stilte begonnen ook zijn tranen te stroomen. -</p> -<p>“Pierre,” zeide hij eindelijk zacht, “ik wil datje eet … Kom, ga eten. Bedek het licht -wat en laat mij alleen. Dat zal mij goed doen.” -</p> -<p>Pierre moest hem zijn zin geven. Maar hij sloot de deur van de eetkamer niet, en geheel -krachteloos van den honger, dien hij tot dusver niet eens opgemerkt had, at hij staande, -steeds scherp toeluisterend, of zijn broer niet steunde of hem niet riep. De stilte -scheen nog grooter te worden, het kleine huis scheen geheel in de zachte melancholie -van het verleden weg te zinken. -</p> -<p>Toen Sophie tegen half negen van Montmartre terugkwam, hoorde Guillaume haar ondanks -haar zachte loopen. Hij begon te woelen, wilde weten hoe het daar was. Pierre ging -het hem onmiddellijk zeggen. -</p> -<p>“Maak je maar niet ongerust. Sophie is ontvangen door een oude dame, die, na den brief -gelezen te hebben, eenvoudig tegen haar gezegd heeft, dat het goed was. Zij heeft -haar niets gevraagd en scheen heelemaal niet nieuwsgierig te zijn.” -</p> -<p>Guillaume, die voelde, dat zijn broer zich over die kalmte verwonderde, zeide eveneens -heel kalm: -</p> -<p>“O, het is voldoende als grootmoeder gewaarschuwd is. Zij weet, dat ik, als ik niet -thuis kom, dat ook niet kan.” -</p> -<p>Maar hij kon den slaap niet vatten. Het hielp niet, of het licht van de lamp bedekt -werd, steeds weer opende hij zijn oogen, keek rond en scheen door de muren heen in -de richting van Parijs te luisteren. De priester moest de dienstbode <span class="pageNum" id="pb113">[<a href="#pb113">113</a>]</span>laten komen en haar vragen, of zij, toen zij naar Montmartre ging, niets buitengewoons -opgemerkt had. Zij scheen verbaasd over die vraag; neen, zij had niets opgemerkt. -Trouwens het rijtuig had over de bijna verlaten buitenboulevards gereden. -</p> -<p>Om negen uur begreep Pierre, dat zijn broer niet slapen zou, als hij hem zonder nieuws -liet. In zijn opkomende koorts begon de gewonde angstig te worden, liet het verlangen -om te weten, of Salvat gearresteerd was en hij gesproken had, hem niet meer los. Hij -bekende dat niet en scheen niet ongerust voor zijn eigen persoon, en dat was ongetwijfeld -waar ook, maar zijn groot geheim verstikte hem, hij rilde bij de gedachte, dat een -zoo hoog doel, zooveel werk en zooveel verwachtingen afhingen van dezen door de ellende -verblinden ongelukkige, die de gerechtigheid met het werpen van bommen herstellen -wilde. Vergeefs trachtte de priester hem aan zijn verstand te brengen, dat men op -dit oogenblik nog niets weten kon, maar Guillaume werd van minuut tot minuut onrustiger, -zoodat hij eindelijk besloot ten minste een poging te wagen, om hem gerust te kunnen -stellen. -</p> -<p>Maar waar moest hij heengaan? Waar aankloppen? In den loop van het gesprek noemde -Guillaume, die naging aan wien Salvat onderdak had kunnen vragen, den naam Janzen, -en een oogenblik dacht hij erover daar te laten informeeren. Doch dan bedacht hij, -dat Janzen, als hij den aanslag vernomen had, er niet de man naar was om de politie -bij zich thuis af te wachten. -</p> -<p>“Ik zou de avondbladen wel voor je willen gaan koopen,” zeide Pierre, “maar daar staat -natuurlijk toch niets in. In Neuilly ken ik bijna iedereen, maar ik weet niemand, -die … ja toch misschien Bache …” -</p> -<p>“Ken je Bache, het lid van den gemeenteraad?” viel Guillaume hem in de rede. -</p> -<p>“Ja, we hebben samen voor liefdadigheidsinstellingen gewerkt.” -</p> -<p>“O, Bache is een van mijn oude vrienden. Ik ken geen vertrouwder man. Ga hem halen, -als je wilt!” -</p> -<p>Een kwartier later kwam Pierre met Bache, die in een naburige straat woonde, terug. -Maar hij bracht niet alleen hem mede, maar ook Janzen, dien hij tot zijn groote verbazing -bij Bache aangetroffen had. Zooals Guillaume vermoedde, was Janzen, die aan het diner -bij prinses de Hardt <span class="pageNum" id="pb114">[<a href="#pb114">114</a>]</span>den aanslag gehoord had, zoo voorzichtig geweest niet naar zijn kleine woning in de -rue des Martyrs, waar de politie wel eens een val voor hem opengezet kon hebben, terug -te gaan. Zijn betrekkingen tot de anarchisten waren bekend, hij wist, dat hij nagegaan -werd en dat hij, als buitenlandsch anarchist ieder oogenblik gearresteerd en uitgewezen -kon worden. Hij had het dan ook verstandiger geoordeeld voor enkele dagen gastvrijheid -te gaan vragen aan Bache, een zeer dienstvaardig en behulpzaam man, aan wiens handen -hij zich zonder vrees toevertrouwde. Nooit zou hij bij Rosemonde gebleven zijn, dat -bekoorlijke, maar half onwijze vrouwtje, dat hem in haar razende begeerte naar sensaties -nu reeds een maand lang in opspraak bracht. -</p> -<p>Guillaume was in de wolken, toen hij Bache en Janzen binnenkomen zag en wilde weer -rechtop gaan zitten. Maar Pierre eischte, dat hij rustig met zijn hoofd op het kussen -zou blijven liggen en vooral dat hij zoo weinig mogelijk sprak. Terwijl Janzen zwijgend -bleef staan, nam Bache een stoel en ging onder een stortvloed van vriendschapswoorden -naast het bed zitten. Het was een dikke zestiger met een breed en bol gezicht, een -vollen, grijzen baard en lang grijs haar. Zijn kleine oogjes keken droomerig en om -zijn dikken mond lag een vriendelijk, hoopvol glimlachje. Zijn vader, een vurig aanhanger -van Saint-Simon, had hem in den eeredienst van het nieuwe geloof opgevoed, terwijl -hij zelf, ofschoon hij den eerbied voor dat geloof steeds hield, door een persoonlijke -behoefte aan orde en godsdienstigheid, tot de denkbeelden van Fourier overgegaan was, -zoodat men in hem als het ware een opeenvolging en verkorting van die beide doctrines -vond. Op dertigjarigen leeftijd had hij zich ook met spiritisme bezig gehouden. Hij -bezat een klein, maar goed belegd vermogen en had in zijn leven geen ander avontuur -gehad dan dat hij in 1871, zonder zelf precies te weten hoe en waarom, deel had uitgemaakt -van de Commune. Hoewel hij tot de gematigden behoorde, was hij toch bij verstek ter -dood veroordeeld en had hij tot de amnestie in België gewoond. Neuilly, dat zich die -dingen herinnerde, had hem naar den gemeenteraad afgevaardigd—echter minder, om het -slachtoffer der burgerlijke reactie te verheerlijken dan wel om den rechtschapen, -in de geheele wijk populairen man te beloonen. -</p> -<p>In zijn verlangen naar nieuws moest Guillaume den bezoeker alles wel vertellen; de -geschiedenis van de bom, de <span class="pageNum" id="pb115">[<a href="#pb115">115</a>]</span>vlucht van Salvat, de manier, waarop hij gewond werd, toen hij de lont wilde uittrappen. -Janzen met zijn koel gezicht, zijn blonden, mageren Christuskop en zijn krullende -haren, die naar hem luisterde, zeide eindelijk: -</p> -<p>“Zoo, is het Salvat?… Ik dacht, dat het de kleine Mathis zou zijn … Salvat, dat verwondert -me. Hij was het niet van plan.” -</p> -<p>En toen Guillaume, angstig, hem vroeg, of hij dacht, dat hij spreken zou, riep hij -eerst: -</p> -<p>“O, neen, geen quaestie van!” -</p> -<p>Doch dan, iets van minachting in zijn heldere, chimerische, harde oogen: -</p> -<p>“En toch weet ik het zoo zeker niet … Salvat is sentimenteel.” -</p> -<p>Bache, die door den aanslag geheel van streek was, werd ongerust en overlegde dadelijk -hoe zij, in geval van verklikking, Guillaume, van wien hij heel veel hield, buiten -de zaak houden zouden. En deze leed er bij het zien van Janzen’s minachtende koelheid -onder, dat men hem voor vreesachtig aanzien en gelooven kon, dat het eenige, waar -hij aan dacht, was zijn eigen leven te redden. Maar wat moest hij tegen hen zeggen, -hoe zou hij hun de bezorgdheid, die hem rillen deed, begrijpelijk kunnen maken, zonder -hun het geheim toe te vertrouwen, dat hij zelfs voor zijn broeder verborgen had? -</p> -<p>Op dat oogenblik kwam Sophie aan haar meester zeggen, dat mijnheer Théophile Morin -en een andere mijnheer hem wilden spreken. Zeer verwonderd over dat late bezoek, ging -Pierre naar de kamer ernaast om ze te ontvangen. Hij had Morin na zijn terugkeer uit -Italië leeren kennen en hem geholpen bij de vertaling en bewerking van zijn uitstekend -résumé der tegenwoordige wetenschappen voor de Italiaansche scholen. Als zoon van -Franche-Comté was hij een landsman van Proudhon, met wiens arme familie hij, de zoon -van een horlogemaker, veel had omgegaan, opgegroeid in diens denkbeelden, een warm -vriend der armen, en koesterde hij een instinctieven haat tegen rijkdom en bezit. -Later was hij als onderwijzer naar Parijs gekomen, had daar een waren hartstocht opgevat -voor de studie en zich met geheel zijn ziel aan Auguste Comte gegeven. Op die wijze -zou men in hem, den vurigen positivist, den vroegeren aanhanger van Proudhon, den -persoonlijken opstand van den arme, den haat tegen de ellende terug <span class="pageNum" id="pb116">[<a href="#pb116">116</a>]</span>kunnen vinden. Overigens hield hij zich aan het wetenschappelijk positivisme, daar -hij in zijn afkeer van alles wat naar mystiek zweefde, den in latere jaren zoo godsdienstig -geworden Comte verloochend had. Zijn rechtschapen, eentonig en droefgeestig leven -had slechts één roman gekend—den plotselingen koortsaanval, die hem medegesleept had -om gedurende de legendarische epopee der Duizend aan de zijde van Garibaldi op Sicilië -te strijden. En daarna was hij weer het Parijsche onderwijzertje geworden, dat in -vergetelheid zijn droevig brood verdiende. -</p> -<p>Toen Pierre weer in de slaapkamer terugkwam, zeide hij met ontroerde stem tegen zijn -broer: -</p> -<p>“Morin heeft Barthès medegebracht, die in gevaar meent te zijn en mij gastvrijheid -vraagt.” -</p> -<p>“Nicolas Barthès, die held, die antieke geest!” riep Guillaume vol geestdrift uit. -“Ik ken en bewonder hem … Je moet je huis wijd voor hem open zetten.” -</p> -<p>Bache en Janzen hadden elkaar glimlachend aangekeken. Dan zeide de laatste langzaam -en op zijn koud-ironischen toon: -</p> -<p>“Waarom verstopt mijnheer Barthès zich? Velen beschouwen hem als dood, en hij is een -spook, waarvoor niemand meer bang is.” -</p> -<p>Barthès, die nu vier-en-zeventig was, had bijna vijftig jaar in de gevangenis doorgebracht. -Hij was de eeuwige gevangene, de vrijheidsheld, dien alle regeeringen van de eene -vesting in de andere gebracht hadden. Van af zijn jongelingsjaren leefde hij in zijn -droom van broederschap, streed hij voor een ideale republiek van waarheid en gerechtigheid -en kwam ten slotte steeds in de gevangenis, waar hij achter slot en grendel zijn humanitaire -droomen voortzette. Als Carbonaro, als republikein, als evangelisch sectariër had -hij altijd en overal samengezworen, zonder ophouden gestreden tegen iedere mogelijke -macht. En toen de Republiek gekomen was, die Republiek, welke hem zooveel jaren kerkerstraf -gekost had, had ook deze hem in de gevangenis gezet en nog meer donkere jaren aan -de zoovele zonlooze toegevoegd. Hij bleef de martelaar der vrijheid en verlangde ondanks -alles naar haar—naar haar, die nooit bestond. -</p> -<p>“Je vergist je leelijk,” zeide Guillaume, geprikkeld door Janzen’s spottenden toon. -“Men wil Barthès, wiens intransigente rechtschapenheid onze politici hindert, weer -een tijdje opsluiten; hij heeft groot gelijk voorzorgsmaatregelen te nemen.” -<span class="pageNum" id="pb117">[<a href="#pb117">117</a>]</span></p> -<p>Nicolas Barthès kwam binnen, een groote, magere, slanke grijsaard met een adelaarsneus -en nog vurige oogen. De tandenlooze, maar nog fijn geteekende mond verdween bijna -geheel onder zijn sneeuwwitten baard, terwijl zijn haar, dat glansde als een aureool, -in dichte lokken op zijn schouders viel. Achter <span class="corr" id="xd30e1534" title="Bron: hun">hem</span> kwam bescheiden Théophile Morin met zijn grijze bakkebaarden, zijn grijze, en brosse -geknipte haren, zijn bril, zijn geel, verweerd onderwijzersgezicht. Zij schenen volstrekt -niet verbaasd te zijn of een verklaring te verwachten, toen zij den gewonde met zijn -verbonden pols op bed zagen liggen; voorgesteld werd niemand: zij, die elkaar kenden, -glimlachten elkaar toe. -</p> -<p>Barthès boog zich over Guillaume en kuste hem op zijn beide wangen. -</p> -<p>“O,” zeide deze laatste; “het doet me goed je te zien, dat geeft me weer moed.” -</p> -<p>Maar de beide nieuw aangekomenen brachten eenig nieuws. Op de boulevards heerschte -een buitengewone opwinding; de tijding van den aanslag had zich van café tot café -verspreid, en men ontrukte elkaar de late uitgave van een courant, waarin het verhaal -heel slecht en met ongelooflijke details gedaan werd. Per slot van rekening wist men -niets met zekerheid. -</p> -<p>Pierre, die Guillaume bleek zag worden, dwong hem weer te gaan liggen. Maar toen hij -de heeren mede wilde nemen naar de kamer ernaast, zeide de gewonde zacht: -</p> -<p>“Neen, neen, ik beloof je, dat ik me niet meer bewegen en geen woord meer zeggen zal. -Blijf hier en praat fluisterend. Heusch het zal mij goed doen niet alleen te zijn -en jullie te hooren.” -</p> -<p>Nu begon onder het slapende licht der lamp een op fluisterenden toon gevoerd gesprek. -De oude Barthès sprak naar aanleiding van dien aanslag, welken hij schandelijk en -idioot vond, met de verbazing van een dier legendarische strijders voor de vrijheid, -die van de nieuwere tijden niets begrijpen. Zou de eindelijk veroverde vrijheid niet -voor allen voldoende zijn? Bestond er een ander probleem dan de stichting der ware -Republiek? Toen het gesprek op Mège en diens redevoering van dien middag in de Kamer -kwam, viel hij heftig het collectivisme aan, dat hij een der democratische vormen -van het despotisme noemde. Théophile Morin verklaarde zich ook tegen de collectivistische -inlijving der sociale krachten, maar zijn haat richtte zich toch <span class="pageNum" id="pb118">[<a href="#pb118">118</a>]</span>nog meer tegen de verfoeielijke gewelddaden der anarchisten, want hij verwachtte slechts -vooruitgang van de evolutie en toonde zich vrij onverschillig voor de politieke middelen, -die de toekomstige wetenschappelijke maatschappij moesten verwezenlijken. Ook Bache -scheen met de anarchisten niet veel op te hebben; toch voelde hij iets voor hun idyllischen -droom, voor de humanitaire hoop, die op den bodem van hun vernielingswoede kiemde. -Ook hij ging heftig te keer tegen Mège, dien hij beschuldigde na zijn intrede in de -Kamer een rhetor, een van de dictatuur droomende theoreticus geworden te zijn. Janzen -was nog steeds blijven staan en luisterde naar hem met zijn ironisch vertrokken mond -in zijn ijskoud gezicht; slechts nu en dan sprak hij een kort woord, dat sneed als -een vlijmscherp lemmet, om zijn anarchistische meeningen te verdedigen: alles moest -verwoest worden, om alles weer te kunnen opbouwen. -</p> -<p>Pierre, die naast het bed was blijven zitten, luisterde eveneens met hartstochtelijke -aandacht. In de instorting van al zijn overtuigingen, in het Niet, waartoe hij gekomen -was, roerden deze mannen, die uit alle vier punten der denkbeelden van de eeuw gekomen -waren, het verschrikkelijke probleem, waaronder hij leed, van het probleem van het -nieuwe, door de democratie van de komende eeuw verwachte geloof. Welke onophoudelijke -ideeëngolven volgden elkander op, stootten tegen elkaar aan sedert de onmiddellijke -voorgangers, sedert Voltaire, sedert Diderot, sedert Rousseau! De eene verwekte de -andere en alle braken in een storm, waarin het moeilijk was helder te zien. Vanwaar -woei de wind? Waarheen ging het scheepje des heils, naar welke haven moest men zich -inschepen? Reeds had hij tot zichzelf gezegd, dat hij de balans der eeuw opmaken, -dat hij, nadat hij de erfenis van Rousseau en andere voorloopers aanvaard had, de -denkbeelden van Saint-Simon, Fourier, van Cabet zelfs, van Auguste Comte, van Proudhon -en ook van Karl Marx, bestudeeren moest, om zich ten minste rekenschap te geven van -den doorloopen weg, van het kruispunt, dat men bereikt had. Bood zich niet een prachtige -gelegenheid aan, nu een toeval in zijn huis deze mannen, deze vertegenwoordigers der -levende, tegengestelde doctrines, die hij wilde onderzoeken, samenbracht? -</p> -<p>Maar toen Pierre zich omkeerde, zag hij, dat Guillaume zeer bleek was en zijn oogen -gesloten hield. Had hij zelf, in zijn geloof in de wetenschap, den twijfel der elkaar -<span class="pageNum" id="pb119">[<a href="#pb119">119</a>]</span>tegensprekende theorieën, de wanhoop te zien, dat de strijd voor de waarheid de dwaling -deed toenemen, langs zich voelen gaan? -</p> -<p>“Heb je pijn?” vroeg de priester ongerust. -</p> -<p>“Ja, een beetje. Ik wil probeeren te slapen.” -</p> -<p>Allen gingen weg met een zwijgenden handdruk. Alleen Nicolas Barthès bleef; hij sliep -in een kamer op de eerste verdieping, die Pierre voor hem klaar gemaakt had. Om bij -zijn broer te kunnen blijven, ging Pierre op een canapé liggen. En het kleine huis -verviel weer in zijn grooten vrede, in de stilte van de eenzaamheid van den winter, -waarin de zwaarmoedige huiveringen der jeugdherinneringen beefde. -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Den volgenden ochtend om zeven uur moest Pierre de couranten gaan halen. Guillaume -had slecht geslapen, er was een zware koorts opgekomen. Maar toch moest Pierre hem -de eindelooze artikelen over den aanslag voorlezen. Het was een buitengewone dooreenhaspeling -van waarheid en verzinsels, van juiste berichten, die verdronken in de meest onverwachte -uitspattingen der phantasie. De <i>Voix du Peuple</i>, het blad van Sanier, vooral onderscheidde zich door zijn hoofdjes en onderhoofdjes -in groote letters. Plotseling had het de beruchte lijst der twee-en-dertig in de zaak -der Afrikaansche sporen gecompromitteerde Kamer- en Senaatsleden tot later uitgesteld; -daarentegen hielden de bijzonderheden over den aanblik der koetspoort van het hôtel -Duvillard, van het weggeslagen plaveisel, van het uit elkaar gesprongen plafond der -eerste verdieping en van de uit haar hengsels gerukte deur niet op. Dan kwam het verhaal -der twee als door een wonder gespaard gebleven kinderen van den baron, van den intact -gebleven landauer, terwijl de ouders, naar men beweerde, zich verlaat hadden bij de -zoo interessante conférence van monseigneur Martha. Een geheele kolom was gewijd aan -het eenige slachtoffer, het blonde, knappe loopmeisje van de modiste, welks identiteit -nog niet vastgesteld was, hoewel een zwerm reporters naar haar patrones op de avenue -de l’Opera en daarna naar den faubourg Saint-Denis, waar men meende, dat de grootmoeder -van het ongelukkige schepseltje woonde, gevlogen was. In een ernstig, blijkbaar door -Fonsègue geïnspireerd artikel, werd een beroep gedaan op het patriotisme der <span class="pageNum" id="pb120">[<a href="#pb120">120</a>]</span>Kamer, om te midden van de smartelijke gebeurtenissen, die het land doormaakte, iedere -ministerieele crisis te vermijden. Het ministerie zou nog enkele weken rustig voortleven. -</p> -<p>Maar Guillaume werd slechts door één bijzonderheid getroffen: de dader van den aanslag -bleef onbekend: Salvat was blijkbaar niet gearresteerd en werd evenmin verdacht. Integendeel -scheen men juist op een verkeerd spoor te zijn: een buurman beweerde een goedgekleed -heer met handschoenen aan op het oogenblik van de ontploffing het hôtel te hebben -zien binnengaan. En Guillaume scheen een weinig gerust gesteld te worden, toen zijn -broer hem een andere courant voorlas, waarin bijzonderheden gegeven werden over de -helsche machine, die blijkbaar gebruikt was: een betrekkelijk klein conservenbusje, -waarvan men de overblijfselen gevonden had. Doch de angst kwam weer boven, toen hij -hoorde, dat men zich erover verwonderde, dat een zoo kleine helsche machine zulke -geweldige verwoestingen had kunnen veroorzaken, en dat men vermoedde hier met een -nieuwe onberekenbaar krachtige springstof te doen te hebben. -</p> -<p>Om acht uur kwam Bertheroy weer. Hij was ondanks zijn zeventig jaar frisch en opgewekt -als een jong student in de medicijnen, die een vriend den dienst bewijst een kleine -operatie te doen. Hij had een verbandtasch, linnen en pluksel bij zich. Maar hij werd -boos, toen hij den gewonde zoo rood, zenuwachtig en koortsachtig vond. -</p> -<p>“Ik zie wel, beste jongen, dat je niet verstandig geweest bent. Je hebt natuurlijk -veel te veel gepraat en je opgewonden.” -</p> -<p>Nadat hij de wond onderzocht en zorgvuldig gesondeerd had, zeide hij onder het verbinden: -</p> -<p>“Het been is beleedigd en ik sta voor niets in, als je niet verstandig bent. Iedere -complicatie zou een amputatie noodzakelijk maken.” -</p> -<p>Pierre rilde, terwijl Guillaume eenvoudig zijn schouders optrok, als wilde hij zeggen, -dat hij zich gaarne liet amputeeren, als alles om hem heen instortte. Bertheroy was -gaan zitten en keek hen beiden scherp onderzoekend aan. Nu wist hij alles van den -aanslag, dacht daar het zijne over. -</p> -<p>“Beste jongen,” begon hij plotseling op zijn kort-aangebonden manier, “ik ben overtuigd, -dat jij die <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> stommiteit in de rue Godot-de-Mauroy niet uitgehaald hebt. <span class="pageNum" id="pb121">[<a href="#pb121">121</a>]</span>Maar ik geloof wel, dat je in de buurt geweest bent … Neen, je behoeft je niet te -verdedigen. Ik weet niets en wil niets weten, zelfs niet de formule van die verdomde -springstof, waarvan jouw hemdsmouw de sporen droeg en die zulk verschrikkelijk werk -gedaan heeft.” -</p> -<p>En toen de twee broers verrast en ondanks zijn verzekeringen van angst verstijvend -zwegen, voegde hij er met een breed gebaar aan toe: -</p> -<p>“Ach, beste jongens, als je eens wist, hoe nutteloos zoo’n daad mij toeschijnt—nog -meer nutteloos dan misdadig. Ik heb een souvereine minachting voor het ijdele drijven -van de politiek, zoowel van de revolutionnaire als van de conservatieve. Is de wetenschap -niet voldoende? Waartoe dient het den tijd te willen verhaasten, terwijl een schrede -der wetenschap de menschheid veel nader brengt tot de stad van gerechtigheid en waarheid -dan honderd jaar politiek en sociaal verzet? Kom, alleen de wetenschap vaagt de dogma’s -weg, stoot de goden van hun voetstuk, brengt licht en geluk … Ik, lid van het Institut, -rentenier, gedecoreerde, ik ben de eenige revolutionnair.” -</p> -<p>Hij begon te lachen en Guillaume begreep de vriendelijke ironie van dat lachje. Ook -al bewonderde hij in hem den grooten geleerde, toch had het hem pijn gedaan te zien, -dat hij als een bourgeois door het leven ging, dat hij hooge betrekkingen en eerbewijzen -aanvaardde, dat hij onder de republiek republikein was, maar steeds bereid onder onverschillig -welken meester de wetenschap te dienen. En nu ontpopte zich deze opportunist, deze -gehiërarchiseerde geleerde, deze arbeider, die uit alle handen rijkdom en roem aannam, -zich als een kalme, besliste revolutionnair, die zich bewust was, dat zijn werk ondanks -alles de wereld verwoesten en weer hernieuwen zou. -</p> -<p>Hij stond op en ging weg. -</p> -<p>“Ik kom nog terug. Weest verstandig en houdt veel van elkaar!” -</p> -<p>Toen zij weer alleen waren en Pierre naast het bed zat, zochten hun handen elkaar -weer en bleven ineengestrengeld in een druk, waarin al hun angst brandde. Hoeveel -onbekends, hoeveel dreigende wanhoop was er om en in hen! De sombere winterdag viel -binnen, ze zagen de zwarte boomen van den tuin, terwijl het kleine huisje van stilte -huiverde. Een dof geluid van stappen liet zich slechts boven hun hoofden hooren, de -stap van Nicolas Barthès, den heldhaftigen <span class="pageNum" id="pb122">[<a href="#pb122">122</a>]</span>vriend van den vrede, die, nadat hij hier geslapen had, bij het aanbreken van den -dag weer begonnen was als een leeuw in zijn kooi te loopen, het gewone heen-en-weer-loopen -van den eeuwigen gevangene. Op dat oogenblik vielen de blikken der twee broeders op -een courant, die opengeslagen op het bed was blijven liggen en bezoedeld was met een -potloodteekening, die de pretentie had het doode loopmeisje met haar opengereten buik, -naast de doos en den hoed, voor te stellen. En het was zoo vreeselijk, zoo ontzettend -van leelijkheid, dat weer twee dikke tranen uit Pierre’s oogen rolden, terwijl de -omsluierde, wanhopige en in de verte starende blikken van Guillaume de toekomst zochten. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch2.2" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch2.2.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">II.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het kleine, zoo kalme en arbeidzame huisje boven op Montmartre, dat Guillaume reeds -sedert zoovele jaren met de zijnen bewoonde, stond in den bleeken winterdag rustig -te wachten. -</p> -<p>Na het ontbijt kwam Guillaume, die zeer terneergeslagen was en bedacht, dat hij misschien -in geen drie weken naar huis zou kunnen gaan, op het denkbeeld Pierre er heen te zenden, -om alles te vertellen en uit te leggen. -</p> -<p>“Luister eens, Pierre, je moet mij dien dienst bewijzen. Ga hun de waarheid vertellen. -Zeg, dat ik hier niet ernstig gewond lig en dat ik ze dringend verzoek niet naar mij -te komen kijken, omdat ik bang ben, dat men hen volgen en mijn schuilplaats ontdekken -zal. Door mijn brief van gisteravond zouden zij misschien ongerust worden, als ik -hun geen bericht gaf.” -</p> -<p>Dan kwam de eenige angst, die sedert den vorigen dag zijn helderen blik benevelde: -</p> -<p>“Voel eens in den rechterzak van mijn vest … Daar zit een kleine sleutel in … Geef -dien aan madame Leroi, mijn schoonmoeder, en zeg haar, dat zij, wanneer mij een ongeluk -overkomt, doen moet wat zij te doen heeft. Dat is al voldoende; zij zal het begrijpen.” -</p> -<p>Even had Pierre geaarzeld, maar hij zag, dat Guillaume door die lichte inspanning -zóó uitgeput was, dat hij hem vroeg te zwijgen. -</p> -<p>“Spreek niet verder, blijf rustig liggen. Ik zal ze bij je thuis gaan geruststellen, -daar je wilt, dat ik me daarmede belast.” -<span class="pageNum" id="pb123">[<a href="#pb123">123</a>]</span></p> -<p>Deze stap viel hem zóó zwaar, dat hij het eerste oogenblik overwogen had, of hij Sophie -niet zou kunnen laten gaan. Al zijn oude vooroordeelen ontwaakten; hij had een gevoel, -alsof hij naar het huis van den weerwolf ging. Hoe dikwijls had hij zijn moeder niet -“dat schepsel” hooren zeggen, wanneer zij sprak over de vrouw, met wie haar oudste -zoon leefde. Nooit had zij de drie uit dit vrije <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> geboren zoons willen zien, maar vooral hinderde het haar, dat de grootmoeder, die -madame Leroi, daar in huis was gebleven, om de kinderen op te voeden. En de kracht -van die herinnering was zoo groot, dat hij nu nog, wanneer hij naar den <span class="corr" id="xd30e1603" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> ging, in het voorbijgaan met een schuwen blik naar het huisje keek en het vermeed -als een verdacht huis, waarin zonde en ontucht woonden. Zeker, de moeder der drie -groote zoons was nu reeds tien jaar dood, maar bevond zich er thans niet een ander -“schepsel” in het huis, die jonge wees, die zijn broeder opgenomen had en met wie -hij, niettegenstaande hij twintig jaar ouder was, wilde trouwen? In zijn oogen was -dat alles tegen de zeden, abnormaal, aanstootgevend; hij stelde zich een met alle -zeden spottend huishouden voor, waarin het ongeregelde, gedeclasseerde leven op een -moreelen en materieelen ondergang, waarvoor hij terugschrok, uitloopen moest. -</p> -<p>Guillaume riep hem terug. -</p> -<p>“En zeg aan madame Leroi ook, dat gij, voor het geval ik mocht sterven, het haar zult -komen zeggen en dat zij dan onmiddellijk doet, wat zij doen moet.” -</p> -<p>“Ja, ja, wees nou maar kalm, ik zal alles wel zeggen … Sophie zal bij je in de kamer -blijven voor het geval je haar noodig hebben mocht.” -</p> -<p>En nadat hij de dienstbode zijn laatste bevelen gegeven had, ging Pierre weg en stapte -in de tram met de bedoeling tot den boulevard Rochechouart te rijden en dan te voet -den heuvel op te gaan. -</p> -<p>En onderweg, tijdens het in slaap wiegende voortglijden van de zware tram, herinnerde -hij zich die hem slechts gedeeltelijk bekende geschiedenissen, waarvan hij de bijzonderheden -eerst later te weten kwam. In 1850 was Leroi, een jonge aan het lyceum te Montauban -terechtgekomen Parijsche professor met hartstochtelijk republikeinsche denkbeelden, -getrouwd met Agathe Dagnan, de jongste der vijf dochters van een Protestantsche familie -uit de Cevennes. De jonge mevrouw Leroi was zwanger, toen haar man na den Staatsgreep -<span class="pageNum" id="pb124">[<a href="#pb124">124</a>]</span>ten gevolge van heftige artikelen, die hij in een plaatselijk blad geschreven had, -uit vrees voor een arrestatie naar Genève had moeten vluchten; daar was in 1852 hun -dochter Marguerite, een teer kind, geboren. Gedurende zeven jaar, tot 1859, had het -jonge huishouden met de grootste armoede te kampen, daar de vader slechts weinige -en dan nog slecht betaalde lessen vond, terwijl de moeder door de voortdurende zorgen, -die het kind eischte, aan huis gebonden was. Na hun terugkeer in Parijs scheen het -ongeluk hen nog meer te vervolgen: de vroegere professor klopte vergeefs aan alle -deuren, werd overal wegens zijn denkbeelden afgewezen en was wel verplicht particuliere -lessen te geven. En juist kon hij weer tot de universiteit terugkeeren, toen een laatste -bliksemstraal hem tegen den grond wierp: hij kreeg een beroerte, zijn beide beenen -waren verlamd en voor zijn verdere leven was hij aan zijn stoel vastgenageld. Nu kwam -de bitterste armoede; hij moest allerlei minderwaardig werk—artikelen voor dictionnaires, -copieën van manuscripten, bandjes voor couranten schrijven—doen, waarvan het huishouden -in een klein woninkje in de rue Monsieur-le-Prince nauwlijks leven kon. -</p> -<p>Daar groeide Marguerite op. Leroi, door de onrechtvaardigheid en het lijden verbitterd, -voorspelde de Republiek, die de dwaasheden van het Keizerrijk wreken, en de heerschappij -der wetenschap, die den ouden valschen en wreeden God der dogma’s wegvagen zou. In -Agathe, wier Protestantsch geloof te Genève geheel ten gronde gegaan was, bleef slechts -de giststof van vroegeren opstand achter. Zij was nu geheel het hoofd van het gezin -geworden, ging het werk halen en weer terugbrengen, maakte het zelf grootendeels, -zorgde voor het huishouden en voor de opvoeding van het kind, dat niet naar school -ging, alles wat zij wist van haar moeder en vader geleerd had, zonder dat er ooit -sprake van godsdienstonderwijs geweest was. Door den geestelijken omgang met haar -man had madame Leroi, die zich in haar <span class="corr" id="xd30e1617" title="Bron: protestantsch">Protestantsch</span> atavisme van vrij onderzoek van alle geloof bevrijd had, zich een soort rustig atheïsme, -een voorstelling van plicht, van menschelijke en verheven gerechtigheid geschapen, -die zij dapper boven alle maatschappelijke conventies uit, verwezenlijkte. De langdurige -ongerechtigheid, waaronder haar man leed, het onverdiende ongeluk, dat haar in hem -en in haar dochter trof, schonk haar op den langen duur een buitengewoon weerstandsvermogen, -een opofferingskracht, die van <span class="pageNum" id="pb125">[<a href="#pb125">125</a>]</span>haar een leidster en troosteresse van een onvergelijkelijke energie en adel maakten. -</p> -<p>Daar, in dat huis, leerde na den oorlog Guillaume de Leroi’s kennen. Hij had op hetzelfde -portaal tegenover hun klein woninkje een groote kamer, waarin hij hartstochtelijk -werkte. In den beginne groette men elkaar nauwlijks; de buren waren heel trotsch, -heel ernstig en leidden hun armoedig bestaan in een soort schuwe teruggetrokkenheid. -Dan volgden eenige vriendschappelijke aanrakingen: de jonge man bezorgde den voormaligen -professor enkele artikelen, die voor een nieuwe encyclopedie bewerkt moesten worden. -Plotseling kwam de catastrophe. Leroi stierf op een avond in zijn fauteuil, toen zijn -dochter hem van de tafel naar het bed reed. De twee wanhopig bedroefde vrouwen hadden -geen geld voor de begrafenis. Het geheele geheim van haar bittere ellende openbaarde -zich in haar tranen; zij moesten Guillaume, die van af dat oogenblik haar raadsman -en vertrouwde werd, voor haar laten handelen. Dat, wat gebeuren moest, gebeurde op -de meest eenvoudige en teedere wijze onder de stilzwijgende goedkeuring der moeder, -die in haar minachting voor een maatschappij, waarin de goeden van honger stierven, -de noodzakelijkheid van maatschappelijke banden weigerde te erkennen. Er was geen -sprake van een <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>. Op een goeden dag was de twintigjarige Marguerite de vrouw van den drie-en-twintigjarigen -Guillaume. Beiden waren mooi, gezond en krachtig; ze aanbaden elkaar en werkten vol -hoop op de toekomst. -</p> -<p>Van af dien dag begon een nieuw leven. Guillaume, die geheel met zijn broeder gebroken -had, was na den dood van zijn vader in het bezit van een rente van tweehonderd francs -per maand gekomen. Het dagelijksch brood was daardoor verzekerd; en hij verdubbelde -die som reeds door zijn chemische analyses, onderzoekingen en toepassingen op de industrie. -Het jonge huishouden ging zich boven op den heuvel in een klein huisje van achthonderd -francs vestigen, dat een klein tuintje had, waarin zij later een houten laboratorium -zouden kunnen maken. Madame Leroi was bij hen komen inwonen, hielp hen, spaarde een -tweede dienstbode uit en wachtte, zooals zij zeide, op haar kleinkinderen, om ze op -te voeden. En zij waren gekomen, telkens met twee jaar tusschenruimte: drie zoons, -drie kleine, flinke kereltjes, Thomas, François en Antoine. En zooals zij zich geheel -gegeven had aan haar man en aan haar dochter, zooals zij <span class="pageNum" id="pb126">[<a href="#pb126">126</a>]</span>zich geheel gaf aan haar schoonzoon, gaf zij zich aan de drie kinderen, die uit deze -gelukkige verbintenis geboren waren; zij werd Grootmoeder zooals men haar noemde, -Grootmoeder voor het geheele huis, zoowel voor de jongen als voor de ouden. Zij was -het verstand, de wijsheid, de dapperheid—zij waakte onophoudelijk over alles, bestuurde -alles, haar raadpleegde men over alles, haar raad volgde men steeds op; en zoo heerschte -zij daar onbeperkt, als almachtige koningin-moeder. -</p> -<p>Zoo duurde in het kleine bescheiden huisje, waarin de meest strikte spaarzaamheid -de uitgaven regelde en in alle behoeften voorzag, dit leven van ingespannen arbeid -en vreedzame liefde. Dan verloor Guillaume zijn moeder, erfde en kon eindelijk zijn -oude begeerte verwezenlijken: het huis koopen en in den hoek van den tuin een ruim, -zelfs uit steen opgetrokken laboratorium bouwen. Nauwlijks was men daarmede klaar -en scheen het leven voor hen allen een beteren keer te nemen, of het ongeluk kwam -terug en rukte ruw Marguerite weg, die binnen een week aan typheuze koortsen stierf. -Zij was pas vijf-en-dertig jaar, haar oudste zoon Thomas veertien en Guillaume bleef -op zijn acht-en-dertigste jaar als weduwnaar met drie zoons achter, wanhopig over -het verlies, dat hij had geleden. Het denkbeeld, om in dit van de wereld als afgestorven -huis, waarin de harten zoo nauw verbonden waren, een vreemde vrouw te brengen, scheen -hem zoo laag en onverdragelijk, dat hij besloot niet te hertrouwen. Het werk nam hem -geheel in beslag; hij bracht zijn hart en zijn zinnen tot zwijgen. Gelukkig bleef -Grootmoeder gezond en krachtig; het huis behield zijn koningin en de kinderen vonden -in haar de leidster en opvoedster terug, die opgevoed was in de school van de heldhaftig -gedragen armoede. -</p> -<p>Twee jaren verliepen. Dan werd het huishouden plotseling grooter door een jong meisje, -Marie Couturier, de dochter van een vriend van Guillaume. Deze Couturier was een uitvinder, -een geniale krankzinnige, die een tamelijk groot vermogen in de allerdwaaste phantasieën -en hersenschimmen verspild had. Zijn zeer vrome vrouw was van verdriet gestorven, -en hoewel hij zijn dochter aanbad en de enkele malen, dat hij haar zag, met liefkoozingen -en geschenken overlaadde, had hij haar eerst op een lyceum gedaan en later, zonder -zich verder om haar te bekommeren, ondergebracht bij een verre bloedverwante. Op zijn -sterfbed <span class="pageNum" id="pb127">[<a href="#pb127">127</a>]</span>dacht hij slechts aan haar door Guillaume te smeeken haar bij zich te nemen en met -haar te trouwen. De verre bloedverwante was juist failliet gegaan. De toenmaals negentienjarige -Marie stond zonder een sou op straat; zij bezat niets dan haar groote kennis, haar -gezondheid en haar moed. Nooit had Guillaume toegestaan, dat zij thuis of buitenshuis -lessen gaf; zij moest alleen Grootmoeder, die niet meer zoo vlug ter been was, in -het huishouden helpen. Deze gaf daarvoor gaarne haar toestemming, blijde over de komst -van deze jeugd en deze vroolijkheid, die wat opgewektheid brengen zou in het sedert -Marguerite’s dood sombere huis. Marie zou de oudste zuster zijn, te oud reeds dan -dat den jongens, die nog op het gymnasium waren, het hoofd op hol gebracht zou worden. -Zij zou in dit huis, waar ieder werkte, eveneens werken en medewerken aan het gemeenschappelijk -geluk, totdat zij een fatsoenlijken jongen ontmoeten en met hem trouwen zou. -</p> -<p>Weer vijf jaar verliepen, zonder dat Marie het gelukkige huis verlaten wilde. Het -uitstekende onderwijs, dat zij genoten had, was in een flink hoofd gevallen; zij was -blijde alles te weten, hoewel zij zeer rein, zeer gezond, ja zelfs naïef gebleven -was. Daarbij was zij echt vrouwlijk, maakte zich met niets mooi, amuseerde zich met -niets, was altijd vroolijk en tevreden; zeer practisch en volstrekt niet droomerig -aangelegd, was zij steeds met het een of ander bezig, verlangde van het leven niets -anders dan wat het geven kon, zonder zich in het minst om het hiernamaals te bekommeren. -Met groote liefde dacht zij terug aan haar zoo vrome moeder, die haar onder tranen -haar eerste communie had laten doen; maar toen zij alleen overgebleven was, was zij -als van zelf opgehouden met naar de kerk te gaan, want haar gezond verstand kwam tegen -al die dingen op. Om braaf te blijven, had zij de moreele politie niet noodig; integendeel -zij vond het absurde gevaarlijk, beschouwde het als den verwoester van de ware gezondheid. -</p> -<p>Evenals Grootmoeder was zij tot een rustig, bijna onbewust atheïsme gekomen; zij redeneerde -niet veel, was eenvoudig een gezond, braaf meisje, dat lang arm geweest was zonder -daaronder te lijden, dat slechts aan de noodzakelijkheid van den arbeid geloofde en -door de zekerheid, dat het geluk in de levensvreugde van een normaal en dapper geleid -bestaan gelegen is, staande gehouden werd. Haar mooi evenwicht had haar steeds gelijk -gegeven, haar altijd geleid <span class="pageNum" id="pb128">[<a href="#pb128">128</a>]</span>en gered. Zij luisterde dan ook alleen naar haar instinct en zeide met haar lief lachje -steeds, dat dat haar beste raadgever was. Tweemaal had zij een <span class="corr" id="xd30e1641" title="Bron: huwlijksaanzoek">huwelijksaanzoek</span> afgeslagen, en toen Guillaume bij het tweede aandrong, dat zij het aannemen zou, -had zij hem verwonderd gevraagd of zij te veel in huis was. Zij voelde zich er zeer -gelukkig, zij bewees hem diensten. Waarom zou zij het verlaten, waarom de risico loopen -elders minder gelukkig te zijn? -</p> -<p>Dan was langzamerhand het denkbeeld van een eventueel <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> tusschen Marie en Guillaume ontstaan. Inderdaad wat zou verstandiger en beter voor -allen zijn? Dat hij niet hertrouwd was, vond zijn oorzaak daarin, dat hij een offer -aan zijn zoons bracht, daar hij bang was een vreemdelinge, die misschien de vreugde -en den vrede van het huis verstoord zou hebben, in hun leven te brengen. Maar nu was -die vrouw reeds in huis, een vrouw, die moederlijk voor de kinderen zorgde en wier -stralende jeugd zijn hart ten slotte getroffen had! Hij was nog krachtig en gezond -en had altijd verkondigd, dat de man niet alleen moest leven, ofschoon hij, die zoo -geheel in zijn werk opging, tot dusverre weinig onder zijn weduwnaarschap geleden -had. Doch wel bestond er een groot verschil van leeftijd, en hij zou zich heldhaftig -op den achtergrond gehouden en een jongeren man voor haar gezocht hebben, wanneer -niet zijn drie zoons, wanneer niet de grootmoeder zelve zich tot medeplichtigen van -zijn geluk gemaakt hadden. Deze allen zwoeren samen voor een verbintenis, die alle -banden nauwer toehalen en als het ware een nieuwe lente in het huis brengen zouden. -Marie, die voor de wijze, waarop Guillaume haar sedert vijf jaar behandelde, zeer -dankbaar was, had dadelijk toegestemd, toegevend aan een opwelling van oprechte toegenegenheid, -waarin zij liefde meende te voelen. Zoo was dan het sedert een maand besproken <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> bepaald op het aanstaande voorjaar, tegen het einde van April. -</p> -<p>Toen Pierre uit de tram gestapt was en de eindelooze treden naar de rue Saint-Eleuthère -opging, voelde hij bij de gedachte, dat hij dat verdachte huis van den weerwolf, zou -binnengaan, waarin alles hem natuurlijk zou hinderen en prikkelen, weer een gevoel -van onbehagen in zich opkomen. En bovendien moest hij er zich niet op voorbereiden -het huis, na den brief, dien Sophie er den vorigen avond gebracht had en die meldde, -dat de vader niet thuis komen zou, in opwinding en ongerustheid te vinden. Doch toen -hij de laatste treden <span class="pageNum" id="pb129">[<a href="#pb129">129</a>]</span>opging en angstig opkeek, kwam het hem voor alsof het kleine huisje daar in de hoogte -in een oneindige rust en vrede onder de heldere winterzon lag, die weer was gaan schijnen -als om het met een liefdevolle liefkoozing te omgeven. -</p> -<p>Bijna tegenover den grooten, naar de basilica van den <span class="corr" id="xd30e1659" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> leidenden weg kwam wel een klein deurtje in den ouden tuinmuur in de rue <span class="corr" id="xd30e1662" title="Bron: Sairet-Eleuthère">Saint-Eleuthère</span> uit, maar om in het huis te komen moest men naar de place du Tertre gaan, waar de -voorgevel en de hoofdingang waren. Kinderen speelden op het plein, een vierkant provinciestadjesplein, -met kwijnende boompjes beplant en door eenvoudige winkeltjes omzoomd. In den hoek -links liet het in de vorige lente opnieuw geverfde huis zijn lichten gevel met zijn -vijf ramen zien, die echter steeds uitgestorven geleken, want het leven was aan de -andere zijde, aan den kant van den tuin, die den onmetelijken horizont van Parijs -beheerschte. -</p> -<p>Pierre vatte moed en trok aan de als goud schitterende, koperen bel. Er werd echter -niet dadelijk opengedaan, en hij wilde voor de tweede maal bellen, toen de deur open -ging en den geheelen ingang zien liet, een corridor, aan het einde waarvan men in -het volle licht den oceaan van Parijs, het grenzenlooze huizenveld, zien kon. En nu -stond daar, zich afteekenend tegen de lijst van die oneindigheid, een jong meisje -van zes-en-twintig jaar in een eenvoudige, door een groot, blauw schort half bedekte, -zwartwollen japon. De mouwen waren tot boven de ellebogen opgeslagen, haar armen en -haar handen nog vochtig van het niet geheel afgedroogde water. -</p> -<p>Een oogenblik heerschte er een verbaasd en verlegen zwijgen. Het jonge meisje, dat -met een lachend gezicht aan was komen loopen, was bij het zien van de soutane ernstig -geworden, terwijl haar gelaat onbewust een vijandige uitdrukking aangenomen had. De -priester begreep, dat hij zijn naam noemen moest. -</p> -<p>“Ik ben abbé Pierre Froment.” -</p> -<p>Dadelijk vond zij haar verwelkomend glimlachje terug. -</p> -<p>“Neem me niet kwalijk, mijnheer … Ik had u moeten herkennen, want ik heb u eens in -het voorbijgaan Guillaume zien groeten.” -</p> -<p>Zij zeide Guillaume. Het was dus Marie. Pierre keek haar verbaasd aan en vond haar -heel anders dan hij haar zich voorgesteld had. Zij was niet groot, maar krachtig en -mooi <span class="pageNum" id="pb130">[<a href="#pb130">130</a>]</span>gebouwd, met breede heupen, een breede borst en een kleine, stevige amazonenhals. -Aan haar lichten, makkelijken gang, waarin zij al de bekoorlijkheid van een jonge, -krachtige vrouw legde, zag men haar gezondheid, de kracht van haar spieren. Zij was -een brunette met een heel blanke huid en een zware, prachtige, zwarte haarkroon, die -zij blijkbaar zonder eenige coquetterie opmaakte. Het zuivere, intelligente voorhoofd, -de fijne neus en de vroolijke oogen maakten een levenskrachtigen indruk, terwijl de -volle lippen en de ernstige kin haar rustige goedheid verrieden. -</p> -<p>Maar bij deze eerste ontmoeting scheen zij Pierre met haar dik, weelderig haar, met -haar prachtige, zoo onschuldig bloote armen te gezond, te zelfbewust toe. Zij viel -niet in zijn smaak, zij maakte hem bang als een anders geaard wezen, dat hem vreemd -bleef. -</p> -<p>“Ik kom juist uit naam van mijn broer Guillaume.” -</p> -<p>Weer veranderde haar gezicht; het werd weer ernstig en zij haastte zich hem in de -gang te laten, waarop zij de deur sloot. -</p> -<p>“Brengt u ons nieuws van hem?… Neem me niet kwalijk, dat ik u zoo ontvang. Maar onze -dienstboden zijn juist met de wasch bezig en ik heb toegekeken, of zij het goed deden … -U moet mij heusch excuseeren, dat ik u verzoek hier een oogenblik binnen te gaan. -Het is misschien beter, wanneer ik het het eerste hoor.” -</p> -<p>Zij had hem in een links van de keuken gelegen vertrek gebracht, dat als waschhok -gebruikt werd. Er stond een tobbe vol zeepsop, terwijl het waschgoed op houten stangen -hing uit te druipen. -</p> -<p>“En wat is er met Guillaume?” -</p> -<p>Heel eenvoudig zeide Pierre de waarheid: hoe zijn broer aan den pols gewond was, hoe -het toeval hem getuige gemaakt had van het ongeluk; hoe hij bij hem in Neuilly gevlucht -was; hoe hij wilde, dat men hem daar kalm zou laten genezen, zonder dat men zelfs -naar hem kwam kijken. Onder het vertellen keek hij naar de uitwerking, die zijn verhaal -op haar maakte; hij zag, hoe zich op haar gelaat eerst schrik en medelijden afteekenden, -dan een poging, om kalm te blijven en rustig te oordeelen. Eindelijk zeide zij: -</p> -<p>“Gisteravond heeft zijn brief mij vreeselijk angstig gemaakt. Ik was er zeker van, -dat er een ongeluk gebeurd was. Maar je moet dapper zijn en je vrees niet aan de anderen -laten zien … Gewond aan den pols, maar toch niet ernstig, is het wel?” -<span class="pageNum" id="pb131">[<a href="#pb131">131</a>]</span></p> -<p>“Dat niet, maar toch wel een wond, die groote voorzichtigheid eischt.” -</p> -<p>Met haar groote, vrijmoedige oogen keek zij scherp in de zijne, als wilde zij tot -in het diepst van zijn ziel lezen, terwijl zij heel zichtbaar de tallooze vragen, -die haar op de lippen kwamen, terugdrong. -</p> -<p>“En is dat alles? Heeft hij u niets anders opgedragen dan te zeggen, dat hij bij een -ongeluk gewond is?” -</p> -<p>“Neen, hij wil alleen, dat u zich niet ongerust over hem maakt.” -</p> -<p>Nu drong zij niet meer aan, maar vergenoegde zich, den wil van Guillaume eerbiedig -gehoorzamend, met wat hij zeggen liet, om het huishouden gerust te stellen. Zij trachtte -niet er meer van te hooren. En evenals zij ondanks den heimelijken angst na den brief -van den vorigen avond haar werk weer opgevat had, zoo vond zij ook nu weer haar schijnbare -vroolijkheid, haar vredigen glimlach, haar helderen, dapperen blik terug. -</p> -<p>“Guillaume heeft mij maar één opdracht gegeven, n.l. om een sleuteltje aan madame -Leroi te overhandigen.” -</p> -<p>“Uitstekend,” antwoordde Marie eenvoudig. “Grootmoeder is daar en de kinderen moeten -u trouwens ook zien. Ik zal met u medegaan.” -</p> -<p>Gerustgesteld nu nam zij Pierre wat nauwkeuriger op, zonder dat het haar gelukte haar -nieuwsgierigheid, die eerder welwillend te noemen was en een ondergrond van onbestemd -medelijden bezat, te verbergen. Haar frissche, blanke armen, die een heerlijken geur -van jeugd van zich gaven, waren bloot gebleven. Zonder zich te haasten en in alle -onschuld trok zij de mouwen neer. Dan deed zij het groote, blauwe schort af en kwam -haar ronde, krachtig-elegante taille in de eenvoudige, zwarte japon te voorschijn. -Hij keek haar aan: neen, zij viel beslist niet in zijn smaak, en zonder dat hij wist -waarom, steeg een verzet in hem op, dat hij haar zoo natuurlijk, zoo gezond en zoo -dapper voor zich zag staan. -</p> -<p>“Als u mij volgen wilt, mijnheer de abbé. We moeten den tuin door.” -</p> -<p>Aan den anderen kant van de gang, tegenover de keuken en het waschhok, waren twee -vertrekken, de bibliotheek, die op de place du Tertre, en de eetkamer, die op den -tuin uitzag. De vier vertrekken van de eerste verdieping dienden als slaapkamers voor -den vader en de drie zoons. De vroeger toch reeds kleine tuin was thans tot een soort -binnenplaats <span class="pageNum" id="pb132">[<a href="#pb132">132</a>]</span>ingekrompen door den bouw van het laboratorium, dat een geheelen hoek innam. Toch -waren er van de oude boomen nog twee groote, kwastige pruimeboomen overgebleven, evenals -een groot, buitengewoon sterk seringenboschje, dat in de lente met bloemen getooid -was. Vóór dat boschje had Marie een breed bloemperk aangelegd, waarin zij enkele rozen, -nagelbloemen en reseda’s kweekte. -</p> -<p>Met een gebaar wees zij naar de zwarte pruimeboomen, de seringen en de rozestruiken, -waaraan nauwlijks enkele groene puntjes te zien waren, naar dit geheele hoekje natuur, -waar dat nog in den winterslaap rustte. -</p> -<p>“Zeg aan Guillaume, dat hij gauw beter en bij de eerste knoppen hier zijn moet.” -</p> -<p>Toen Pierre haar op dat oogenblik aankeek, kleurden haar wangen zich plotseling hoogrood. -Dikwijls kreeg zij zoo, bij de meest onschuldige woorden, plotseling een blos, wat -haar wanhopig maakte. Zij vond het belachelijk zich zoo op te winden als een klein -meisje, wanneer men een zoo dapper hart had. Maar haar rein bloed had een zoo groote -teerheid, een zoo natuurlijk schaamtegevoel behouden, dat zoo’n blos dikwijls aan -haar heerschappij ontsnapte. Ongetwijfeld had zij slechts gebloosd, omdat zij bang -was door zoo naar de lente te verlangen, tegenover den priester een toespeling op -haar <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> gemaakt te hebben. -</p> -<p>“Ga binnen, mijnheer de abbé. De kinderen zijn er toevallig alle drie.” -</p> -<p>En zij liet hem in het laboratorium. -</p> -<p>Het was een groot, vijf meter hoog vertrek met een tegelvloer en kale, grijs geverfde -muren. Een groote vlakte van licht, als het ware een lauw bad van zonneschijn, drong -door de groote op het Zuiden en het onmetelijke Parijs uitziende ramen tot in de verste -hoeken van het vertrek. Voor de ramen waren groote houten horren, die ’s zomers neergelaten -werden om de hevige warmte buiten te sluiten. De geheele familie leefde in nauwe arbeidsgemeenschap -van ’s morgens tot ’s avonds in dat vertrek. Ieder had er zich naar zijn smaak ingericht -en bezat er zijn lievelingsplekje, waar hij zich met zijn werk afzonderen kon. De -helft van het vertrek nam de vader in met zijn laboratorium, den oven, de proeftafels, -de planken voor het neerzetten van zijn toestellen, fleschjes enz. Naast hem had Thomas, -de oudste zoon, een kleine smidse ingericht met een aambeeld, een bankschroef en al -de gereedschappen van den werktuigkundige, <span class="pageNum" id="pb133">[<a href="#pb133">133</a>]</span>die hij na zijn baccalaureaat wilde worden, om zijn vader niet te behoeven te verlaten -en hem bij verschillende toepassingen behulpzaam te kunnen zijn. In den anderen hoek -hadden de twee jongsten, François en Antoine, zich aan de twee einden van een groote -werktafel tusschen een hoop kartons en boeken ingericht. François, die reeds universitaire -lauweren behaald had, was thans aan de <span class="corr" id="xd30e1712" title="Bron: Ecole">École</span> Normale, waar hij zich voor een examen voorbereidde; Antoine, die in het derde leerjaar -een tegenzin in de klassieke studiën gekregen had, werd door zijn hartstocht voor -het teekenen beheerscht en wijdde zich thans geheel aan de houtgravures. Voor het -raam hadden midden in het volle licht, tegenover den eindeloozen horizont, ook grootmoeder -en Marie haar werktafeltje. -</p> -<p>“Kinderen, kinderen,” riep zij met haar kalme stem, waaraan zij een geruststellenden -en vroolijken klank trachtte te geven; “kinderen, mijnheer de abbé komt nieuws van -je vader brengen.” -</p> -<p>Kinderen! Welk een jonge moederlijkheid legde zij in dat woord, wanneer zij tot die -drie groote jongens sprak, als wier oudste zuster zij zich langen tijd beschouwd had. -De nu drie-en-twintigjarige Thomas was een reus met een reeds sterk ontwikkelden baard; -hij geleek sprekend op zijn vader, had een hoog voorhoofd en krachtige trekken, was -lichamelijk en geestelijk een beetje langzaam, stil, schuw bijna, ging geheel in zijn -liefde voor zijn vader op en was volkomen tevreden met zijn handwerk, dat hem tot -een eenvoudigen helper van zijn vader maakte. François, die twee jaar jonger was, -had fijnere trekken, maar bijna hetzelfde figuur, hetzelfde breede voorhoofd, denzelfden -krachtigen mond en hetzelfde ensemble van gezondheid en kracht, waarin slechts het -levendiger vlammen den fijneren geest en den wetenschappelijken seminarist verried. -De jongste, Antoine, die op zijn achttiende jaar niet minder krachtig, even mooi en -bijna even groot was, onderscheidde zich van de anderen door het blonde haar en de -blauwe, zachte, droomerige oogen, die hij van zijn moeder geërfd had. Toen zij jonger -waren en alle drie op het gymnasium-Condorcet gingen, was het moeilijk hen van elkander -te onderscheiden, alleen wanneer men ze op een rij naast elkaar zette, kon men verschil -in grootte zien. Ook nu kon men zich nog makkelijk vergissen, wanneer ze niet naast -elkaar stonden, zoodat men de met de jaren grooter wordende verschillen waarnemen -kon. -<span class="pageNum" id="pb134">[<a href="#pb134">134</a>]</span></p> -<p>Toen Pierre binnen kwam, waren zij alle drie zoo in hun werk verdiept, dat zij de -deur niet eens hoorden opengaan. En weer viel Pierre deze door hem reeds bij Marie -opgemerkte discipline en zielskracht op, waarmede hier het dagelijksche werk zelfs -te midden van de grootste ongerustheid weer opgevat werd. Maar de heldere stem van -Marie deed hen opkijken. -</p> -<p>“Vader laat nieuws van zich hooren, kinderen!” -</p> -<p>Alle drie lieten nu tegelijk hun werk liggen en kwamen dichterbij. Zooals zij daar -naar den leeftijd naast elkaar stonden, deden zij denken aan drie reuzenzonen uit -een sterke en krachtige familie. Men voelde het: zoodra het om hun vader ging, werden -zij als het ware plotseling samengesmolten, klopte nog slechts één hart in hun breede -borsten. -</p> -<p>Doch op dat oogenblik ging een deur achter in het laboratorium open en kwam Grootmoeder -van de bovenverdieping, waar zij, evenals Marie, haar slaapkamer had. Zij was er een -streng wol gaan halen. Strak en zonder er iets van te begrijpen, keek zij den priester -aan. -</p> -<p>“Grootmoeder,” moest het jonge meisje uitleggen; “dit is mijnheer de abbé Froment, -de broer van Guillaume, die hem hier gestuurd heeft.” -</p> -<p>Pierre keek nu op zijn beurt haar aan en verwonderde zich, dat zij op haar zeventigste -jaar nog zoo recht was, er nog zoo levenskrachtig en sterk uitzag. In het eenigszins -lange gezicht, welks vroegere schoonheid in een ernstigen charme voortleefde, schitterden -de bruine oogen nog steeds met jeugdig vuur; de bleeke mond, waarin de tanden nog -volkomen gaaf waren, had den vastberaden trek behouden. Slechts enkele grijze haartjes -vertoonden zich in het zwarte haar, dat zij nog altijd volgens de ouderwetsche mode -opmaakte. Haar wangen waren eenvoudig wat ingedroogd en waren met diepe, symmetrische -rimpels doorgroefd, die aan het heele gelaat een grooten adel verleenden, de souvereine -uitdrukking van koningin-moeder, die zij behouden had, hoewel zij, in haar eeuwigen -zwartwollen japon er nooit tegen opzag de eenvoudigste bezigheden te doen. -</p> -<p>“Zendt Guillaume u, mijnheer de abbé?” vroeg zij. “Hij is gewond, niet waar?” -</p> -<p>Verbaasd, dat zij het dadelijk raadde, deed Pierre het verhaal nogmaals. -</p> -<p>“Ja gewond aan zijn pols, maar zonder onmiddellijk gevaar.” -<span class="pageNum" id="pb135">[<a href="#pb135">135</a>]</span></p> -<p>Hij voelde, dat de drie zoons beefden, hoe hun geheele wezen hun vader te hulp wilde -snellen, om hem te verdedigen. Om hunnentwil zocht hij naar hoopvolle woorden. -</p> -<p>“Hij is bij mij in Neuilly. Met een goede verpleging is een ernstige complicatie niet -te vreezen. Hij heeft mij gestuurd, om u te zeggen, dat u niet ongerust behoeft te -zijn.” -</p> -<p>Grootmoeder liet niet de minste vrees blijken. Zij bleef heel kalm; het was alsof -zij iets hoorde dat zij reeds lang wist. Zij scheen zelfs verlicht, bevrijd van den -angst, waarvan zij niemand deelgenoot gemaakt had. -</p> -<p>“Wanneer hij bij u is, mijnheer, dan is hij zeker in de beste handen en tegen ieder -gevaar beschermd … Zijn brief van gisteravond, die heelemaal geen verklaring van zijn -wegblijven gaf, had ons verbaasd, en zeker zouden we ons ten slotte ongerust gemaakt -hebben … Maar nu is alles goed!” -</p> -<p>En evenmin als Marie, vroegen Grootmoeder en de drie zoons verdere bijzonderheden. -Op een tafel zag Pierre de wijd opengeslagen ochtendbladen met hun vele bijzonderheden -over den aanslag liggen. Natuurlijk hadden zij die gelezen en waren zij bang geweest, -dat hun vader in dat verschrikkelijk voorval betrokken was. Wat wisten zij precies? -Salvat moest hun onbekend zijn, en de onvoorziene keten der omstandigheden, die de -ontmoeting en daarna de verwonding veroorzaakt hadden, konden zij niet opnieuw samenvoegen. -Grootmoeder wist ongetwijfeld meer. Maar zij, de drie zoons, wisten evenmin als Marie -iets, veroorloofden zich zelfs niet iets te weten. Welk een kracht van eerbied en -liefde lag er in hun onwankelbaar vertrouwen op den vader, in hun rust, zoodra hij -hun zeggen liet, dat er geen reden was zich ongerust over hem te maken. -</p> -<p>“Madame,” begon Pierre weer; “Guillaume heeft mij gevraagd u dit kleine sleuteltje -te geven en u eraan te herinneren, dat u, voor het geval hem een ongeluk mocht overkomen, -zijn opdracht uitvoeren moet.” -</p> -<p>Zij beefde nauwlijks, toen zij den sleutel aannam, en zij antwoordde eenvoudig, alsof -het den meest gewonen wensch van een zieke betrof: -</p> -<p>“Goed; zeg hem, dat zijn wensch vervuld zal worden … Maar ga toch zitten, mijnheer!” -</p> -<p>Inderdaad was Pierre tot nog toe blijven staan. Hij moest, ondanks zijn blijvende -verlegenheid, die hij in dit huis, waar hij zich toch eigenlijk in den familiekring -bevond, niet <span class="pageNum" id="pb136">[<a href="#pb136">136</a>]</span>kon laten blijken, een stoel nemen. Marie, die niet leven kon, zonder dat haar vingers -bezig waren, was weer aan haar borduurwerk begonnen, een van die fijne handwerkjes, -die zij voor een magazijn van <span class="corr" id="xd30e1744" title="Bron: huwlijksuitzetten">huwelijksuitzetten</span> bleef maken, omdat zij, zooals zij lachend zeide, tenminste haar eigen zakgeld wilde -verdienen. Grootmoeder was weer begonnen met haar eeuwig kousen-stoppen, waarvoor -zij boven de wol was gaan halen. Ook de drie jongens waren weer tot hun werk teruggekeerd. -Het was als het ware een klein oogenblikje van ontspanning, dat zij zich gegund hadden, -alvorens hun taak af te maken. -</p> -<p>“Maar we kunnen morgen allemaal naar vader gaan kijken,” zeide Thomas. -</p> -<p>Zonder Pierre tijd tot antwoorden te laten, keek Marie op. -</p> -<p>“Neen, neen, hij wil niet, dat iemand van hier naar hem komt kijken, want wanneer -wij nagegaan en gevolgd werden, zou zijn schuilplaats ontdekt worden … Is het niet -zoo, mijnheer de abbé?” -</p> -<p>“Het zou inderdaad voorzichtiger zijn niet te gaan, maar te wachten, tot hij zelf -weer zal kunnen terugkeeren. Het is een quaestie van twee of drie weken.” -</p> -<p>“Zeker, dat is heel verstandig,” stemde Grootmoeder dadelijk toe. -</p> -<p>De drie zoons drongen niet verder aan, aanvaardden de heimelijke ongerustheid, waarin -zij zouden leven, zagen dapper af van dat bezoek, dat hun zooveel vreugde gegeven -zou hebben; want dat was het uitdrukkelijk bevel van hun vader en zijn redding hing -er misschien van af. -</p> -<p>“Dan wilt u zeker wel zoo goed zijn te zeggen, mijnheer de abbé,” zeide Thomas, “dat -ik gedurende zijn afwezigheid van plan ben naar de fabriek te gaan, waar ik onderzoekingen, -waaraan wij thans bezig zijn, beter kan doen.” -</p> -<p>“En zeg hem uit mijn naam,” voegde François er aan toe; “dat hij zich niet ongerust -over mijn examen behoeft te maken. Alles gaat heel goed. Ik geloof zeker te zullen -slagen.” -</p> -<p>Pierre beloofde niets te zullen vergeten. Maar Marie keek glimlachend Antoine aan, -die was blijven zwijgen en als in het verre Niet staarde. -</p> -<p>“En heb jij hem niets te zeggen, kleintje?” -</p> -<p>Alsof hij uit een droom ontwaakte, begon de jonge man eveneens te lachen. -</p> -<p>“Zeker wel—dat jij veel van hem houdt, en dat hij <span class="pageNum" id="pb137">[<a href="#pb137">137</a>]</span>gauw terugkomen moet, opdat je hem gelukkig kunt maken.” -</p> -<p>Allen lachten, ook Marie zelf, zonder eenige verlegenheid, met kalme vreugde, in de -zekerheid der toekomst. Tusschen de zoons en haar bestond niets dan een mooie toegenegenheid. -De bleeke lippen van Grootmoeder glimlachten ernstig; ook zij verheugde zich in het -geluk, dat het leven hun scheen te beloven. -</p> -<p>Pierre wilde nog een paar minuten blijven. Er werd over allerlei dingen gesproken, -en zijn verwondering werd steeds grooter. Hij viel van de eene verbazing in de andere -in dit huis, waarin hij verwacht had een verdacht, ongeregeld leven, wanorde en de -verwoestende revolutie van alle moraal te zullen vinden, en nu kwam hij in een zoo -liefdevolle kalmte, in een zóó sterke tucht, dat zij het bijna met den ernst en de -strengheid van een klooster vulden, die echter door jeugd en vroolijkheid verzacht -werden. Het meest viel hem echter de krachtige opvoeding, de moed van geest en hart -op, waarmede de zoons, zonder iets van hun persoonlijke gevoelens te laten merken, -zonder zich te veroorloven hun vader te beoordeelen, zich vergenoegden met wat hij -hun zeggen liet, zwijgend en stoïcijnsch de gebeurtenissen afwachtten en weer tot -hun dagelijksch werk terugkeerden. Men kon zich niets eenvoudigers, niets waardigers, -niets edelers denken. Daarbij kwam nog de glimlachende heldhaftigheid van Grootmoeder -en Marie, die beiden sliepen boven het laboratorium, waarin met de vreeselijke springstoffen -proeven genomen werden, in het voortdurende gevaar van een altijd mogelijke ontploffing. -</p> -<p>Maar die moed, die regelmaat, die waardigheid verwonderden Pierre slechts, zonder -hem te ontroeren. Hij had geen reden om zich te beklagen: de ontvangst was correct, -zooal niet hartelijk, want hij was daar toch nog slechts een vreemdeling, een priester. -En toch bleef zijn stemming vijandig. Hem hinderde het gevoel, dat hij zich in een -omgeving bevond, waar geen enkele van zijn kwellingen gedeeld, ja zelfs niet vermoed -kon worden. Hoe was het mogelijk, dat deze menschen in hun godsdienstig ongeloof, -in hun eenig geloof aan de wetenschap, zoo rustig, zoo kalm waren bij het zien tegenover -zich van dat vreeselijke Parijs, dat voor hen de gruwelen van zijn ongerechtigheid -en van zijn lijden uitstrekte? Hij zag om en keek ernaar door het groote raam; daar -lag het in zijne oneindigheid, steeds tegenwoordig, steeds zijn reusachtig leven levend. -Op dit <span class="pageNum" id="pb138">[<a href="#pb138">138</a>]</span>uur scheen Parijs onder de schuine stralen van de winterzon door een lichtend stof -bedekt, alsof een onzichtbare zaaier, die zich in den stralenkrans der dagvorstin -verborg, met volle handen dat zaad, welks gouden vloed overal neerviel, uitwierp. -Het reusachtige ontgonnen veld was ermede bedekt, de eindelooze chaos van daken en -monumenten was niets meer dan een groot bouwland, waardoor een reuzenploeg voren getrokken -had. En ondanks zijn onbehaaglijk gevoel door een onbedwingbare behoefte aan hoop -bewogen, vroeg Pierre zich af, of dit door de goddelijke zon met licht bezaaide Parijs -niet het goede zaad voor den oogst der toekomst was, dien oogst van waarheid en gerechtigheid, -waaraan hij wanhoopte. -</p> -<p>Eindelijk stond Pierre op en ging weg, terwijl hij beloofde dadelijk terug te zullen -komen, als er slechte tijding te melden viel. Marie liet hem uit. Bij de voordeur -kreeg zij plotseling weer zoo’n blos, waaraan zij zich zoo ergerde. Zij werd vuurrood, -toen zij ook van haar kant een liefdevollen groet aan den gewonde wilde laten overbrengen. -Maar dapper sprak zij hem toch uit, terwijl haar blikken zich vroolijk en helder op -die van den priester richtten. -</p> -<p>“Tot weerziens, mijnheer de abbé.… Zeg aan Guillaume, dat ik hem liefheb en op hem -wacht.” -</p> -</div> -</div> -<div id="ch2.3" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch2.3.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">III.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Drie dagen verliepen. In het kleine huisje van Neuilly voelde Guillaume, die, brandend -van koorts en ongeduld, aan zijn bed gebonden was, zich door een nieuwen angst aangegrepen, -wanneer de couranten aankwamen. Pierre had wel getracht die te doen verdwijnen, maar -hij zag, dat zijn broer zich dan nog meer opwond, en zoo moest hij zelf wel alles -voorlezen wat over den aanslag geschreven werd: een buitengewonen vloed, die niet -ophield in de kolommen te blijven vloeien. -</p> -<p>Nog nooit had zoo’n overstrooming de pers onder water gezet. De anders zoo voorzichtige, -zoo ernstige <i>Globe</i> werd niet gespaard en bezweek eveneens onder dezen aanval van reporterswaanzin. Maar -vreeselijk om te zien was het hoe de gewetenlooze bladen, zooals de <i>Voix du Peuple</i>, de algemeene koorts exploiteerden, de openbare meening schrik aanjoegen, en het -hoofd op hol brachten, alleen maar om een grootere oplaag te kunnen geven en meer -te verkoopen. <span class="pageNum" id="pb139">[<a href="#pb139">139</a>]</span>Iederen ochtend was het een nieuwe sensatie, een nieuw verhaal, om de menschen te -doen rillen en beven. Er werd verteld, dat baron Duvillard iederen avond dreigbrieven -kreeg, dat men zijn vrouw, zijn dochter, zijn zoon vermoorden, hem zelf worgen, zijn -hôtel in de lucht zou laten springen, zoodat het hôtel dag en nacht door een schaar -agenten in burgerkleeding bewaakt werd. Een andermaal was er sprake van een buitengewone -ontdekking: naast de Madeleine was een riool, waarin anarchisten waren afgedaald. -Zij hadden de geheele kerk ondermijnd en er vaten met buskruit onder gebracht—het -was een ware vulkaan, waarin de helft van Parijs zou verslonden worden. Nog een derden -keer werd beweerd, dat men het spoor van een ontzaglijke samenzwering ontdekt had, -die geheel Europa van af het binnenland van Rusland tot achter in Spanje omvatte. -Het signaal zou van Frankrijk uitgaan, er zou drie dagen lang een bloedbad aangericht -worden, de straten van Parijs zouden door geweervuur leeggevaagd worden, de Seine -rood zien. En dank zij dat prachtige en verstandige werk der pers heerschte overal -schrik en ontsteltenis, verlieten de vreemdelingen bij massa’s hun hôtels. Parijs -was nog slechts een krankzinnigengesticht, waarin zelfs de meest idiote schrikbeelden -geloof vonden. -</p> -<p>Maar niet dat was het wat Guillaume zoo angstig maakte. Hij maakte zich slechts ongerust -ten opzichte van Salvat, van de nieuwe sporen, waarop de couranten zich wierpen. Salvat -was nog niet gearresteerd, ja zelfs was er geen enkele aanwijzing, dat men hem op -het spoor was. Dan las plotseling Pierre een berichtje, dat den gewonde deed verbleeken. -</p> -<p>“Zoo, het schijnt dat ze tusschen de puinhoopen onder de koetspoort van het hôtel -Duvillard een stuk gereedschap, een priem gevonden hebben, op het handvat waarvan -de naam van Grandidier, een bekend fabrikant, stond. Die Grandidier moet vandaag voor -den rechter van instructie verschijnen.” -</p> -<p>Guillaume maakte een wanhopig gebaar. -</p> -<p>“Nu zijn zij op het goede spoor. Salvat heeft natuurlijk dat gereedschap laten vallen. -Hij heeft bij Grandidier gewerkt voor hij een paar dagen bij mij geweest is.… Door -Grandidier zullen zij alles te weten komen; zij behoeven den draad slechts te volgen.” -</p> -<p>Pierre herinnerde zich nu die fabriek, waarover hij in <span class="pageNum" id="pb140">[<a href="#pb140">140</a>]</span>Montmartre had hooren spreken en waar Thomas, de oudste zoon, die er zijn opleiding -ontvangen had, soms nog ging werken. Maar nog steeds durfde hij niets verder vragen -aan zijn broer, want hij voelde, hoe ernstig, voornaam en vrij van lage vrees voor -zijn eigen persoon diens angst was. -</p> -<p>“Je hebt mij juist verteld, dat Thomas gedurende mijn afwezigheid in de fabriek zou -gaan werken voor den nieuwen motor, dien hij zocht en bijna gevonden heeft,” ging -Guillaume voort. “Stel je voor, dat er een huiszoeking gehouden wordt, dat men hem -ondervraagt en dat hij niet antwoorden wil, om zijn geheim te verdedigen … Hij moet -gewaarschuwd, dadelijk gewaarschuwd worden!” -</p> -<p>Zonder hem tijd te laten zijn wensch nader te formuleeren, bood Pierre aan dat te -doen. -</p> -<p>“Als je dat wilt, zal ik vanmiddag Thomas in de fabriek opzoeken. Misschien tref ik -dan tevens mijnheer Grandidier en kan ik hooren wat er bij den rechter van instructie -gezegd is en hoe het met de zaak staat.” -</p> -<p>Met tranen in zijn oogen en een warmen handdruk dankte Guillaume hem. -</p> -<p>“Ja, ja, Pierre, doe dat, dat is goed en braaf van je.” -</p> -<p>“Ik had vandaag nog naar Montmartre willen gaan,” ging Pierre voort. “Ik heb je er -niets van gezegd, maar ik heb een gedachte, die me niet loslaten wil. Wanneer die -Salvat gevlucht is, dan heeft hij daar zijn vrouw en zijn dochter alleen achter moeten -laten. Ik heb ze den ochtend van den aanslag in zulk een ellendigen toestand aangetroffen, -dat ik niet, zonder dat mijn hart verscheurd wordt, aan die arme, verlaten, misschien -van honger stervende schepsels denken kan. Wanneer de man er niet meer is, moeten -vrouw en kind omkomen.” -</p> -<p>Guillaume, die Pierre’s hand in de zijne gehouden had, drukte die nog inniger en met -een bevende stem zeide hij: -</p> -<p>“Ja, dat zou goed en braaf zijn … Doe dat, Pierre.” -</p> -<p>Dat huis in de rue des Saules, dat vreeselijke huis van lijden en ellende, was Pierre -steeds in de gedachte gebleven als een <span class="corr" id="xd30e1802" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span> riool, waarin het oude Parijs met den dood worstelde. En toen hij er in dien middag -weer naar toeging, vond hij dezelfde kleverige vuiligheid terug, de donkere vochtige -trappen in denzelfden verwaarloosden, troosteloozen en stinkenden toestand. Terwijl -’s winters de mooie wijken van het centrum droog waren en gereinigd werden, bleven -de wijken der armen somber en vuil onder <span class="pageNum" id="pb141">[<a href="#pb141">141</a>]</span>het voortdurend heen en weer trappelen der jammerlijke kudde. -</p> -<p>Pierre, die de trap der Salvats kende, klom die dadelijk op te midden van het luide -geschreeuw van kinderen, die huilden en plotseling weer zwegen, om het huis in een -doodelijke stilte te doen verzinken. De gedachte aan den ouden Laveuve, die hier als -een hond in een goot gestorven was, kwam weer in zijn herinnering terug en deed hem -verstijven. Hij rilde, toen hij, boven gekomen, aan de deur klopte en slechts een -diepe stilte antwoordde. Geen geluid, geen ziel … -</p> -<p>Toen klopte hij nogmaals en daar er nog geen antwoord volgde, dacht hij, dat er niemand -was. Misschien was Salvat vrouw en kind komen halen, misschien hadden zij hem naar -een ander gat in den vreemde gevolgd. Doch dat kon hij niet goed gelooven: de armen -veranderen niet gauw van woonplaats, sterven waar zij lijden. En hij klopte voor de -derde maal. -</p> -<p>Eindelijk liet zich in de stilte een zacht geluid hooren, het geluid van kleine voetjes. -</p> -<p>“Wie is daar?” vroeg een fijn kinderstemmetje. -</p> -<p>“Mijnheer de abbé.” -</p> -<p>Weer een stilte. Besluiteloosheid, aarzeling. -</p> -<p>“Mijnheer de abbé, die laatst ook geweest is.” -</p> -<p>Dat maakte een einde aan de onzekerheid; de deur ging op een kiertje open en Céline, -het kleine meisje, liet den priester binnen. -</p> -<p>“Neem me niet kwalijk, mijnheer de abbé; moeder Théodore is uit en zij heeft mij op -het hart gedrukt niemand open te doen.” -</p> -<p>Een oogenblik had Pierre zich ingebeeld, dat Salvat zeker hier was. Maar met één blik -had hij vlug het eenige vertrek, waarin de familie samenhokte, overzien. Madame Théodore -was blijkbaar bang voor een bezoek der politie. Had zij haar vader teruggezien? Wist -zij, waar hij zich schuil hield? Was hij haar beiden komen geruststellen? -</p> -<p>“En is je vader er ook niet, beste meid?” -</p> -<p>“O neen, mijnheer, hij heeft zaken en is weg.” -</p> -<p>“Hoe bedoel je dat?” -</p> -<p>“Ja, hij is niet meer komen slapen, wij weten niet waar hij is.” -</p> -<p>“Heeft hij werk?” -</p> -<p>“Neen, dan zou hij ons geld zenden.” -</p> -<p>“Is hij dan op reis?” -<span class="pageNum" id="pb142">[<a href="#pb142">142</a>]</span></p> -<p>“Ik weet het niet.” -</p> -<p>“Maar hij heeft toch zeker wel aan moeder Théodore geschreven?” -</p> -<p>“Ik weet het niet.” -</p> -<p>Pierre vroeg niet verder door; hij schaamde zich een beetje dat kind van elf jaar -zoo uit te hooren. Het was mogelijk, dat zij niets wist, dat Salvat uit voorzichtigheid -niets van zich liet hooren. Haar blond, zacht en intelligent gezichtje zag er waarheidlievend -uit; het bezat reeds de ernstige uitdrukking, welke bittere ellende aan kinderen geeft. -</p> -<p>“Het spijt mij, dat madame Théodore niet thuis is, ik had haar graag willen spreken.” -</p> -<p>“Maar kunt u niet even op haar wachten, mijnheer?… Zij is naar oom Toussaint in de -rue Marcadet; zij zal wel gauw terug zijn, zij is al een uur weg.” -</p> -<p>Zij maakte een van de stoelen leeg, waarop wat hout lag. -</p> -<p>In het onverwarmde, akelig kale vertrek was blijkbaar geen brood voorhanden. Men voelde -de afwezigheid van den man, het verdwijnen van hem, die de wil en de kracht is, op -wien men zelfs na weken van werkeloosheid rekent. De man gaat uit, trekt de stad door, -brengt ten slotte nog altijd het onmisbare, de broodkorst, terug, die dan gedeeld -wordt en het sterven belet. Maar is de man weg, dan zijn vrouw en kind geheel verlaten, -zonder hulp of steun. -</p> -<p>Pierre ging zitten en keek naar dat arme, kleine schepseltje met haar heldere, blauwe -oogen en haar grooten mond, die ten slotte ondanks alles glimlachte. Hij kon het niet -nalaten haar nog verder uit te hooren. -</p> -<p>“En ga je niet naar school, beste meid?” -</p> -<p>“Ik heb geen schoenen,” antwoordde zij, ietwat blozend. -</p> -<p>Inderdaad zag hij, dat zij oude, aan flarden hangende schoenen had, waaruit haar kleine, -roode teentjes gluren kwamen. -</p> -<p>“En bovendien,” ging zij voort, “moeder Théodore zegt, dat je niet naar school gaat, -als je niets te eten hebt.—Moeder Théodore heeft willen werken, maar zij kon niet -door haar oogen, die dadelijk begonnen te steken en te tranen … Wij weten niet wat -wij beginnen moeten; sinds gisteren hebben we niets meer, en wanneer oom Toussaint -ons geen twintig sous geven kan, is het uit.” -</p> -<p>Zij glimlachte nog steeds onbewust, terwijl twee dikke tranen in haar oogen kwamen. -Dit in deze ledige kamer opgesloten, van de gelukkigen als afgesneden meisje was <span class="pageNum" id="pb143">[<a href="#pb143">143</a>]</span>een zoo hartverscheurende aanblik, dat de priester zijn woedend verzet tegen de ellende, -zijn vurig verlangen naar sociale rechtvaardigheid weer in zich boven voelde opkomen. -</p> -<p>Na een minuut of tien begon hij ongeduldig te worden, want hij bedacht, dat hij ook -naar de fabriek Grandidier moest. -</p> -<p>“Ik begrijp niet, dat moeder Théodore nog niet terug is,” zeide Céline. “Zij praat -zeker weer.” -</p> -<p>Daar viel haar iets in. -</p> -<p>“Als u het goed vindt, mijnheer de abbé, dan zal ik u bij oom Toussaint brengen. Het -is hier vlak bij, alleen even den hoek om.” -</p> -<p>“Maar je hebt geen schoenen, kindlief.” -</p> -<p>“O, dat hindert niet, ik kan zoo best loopen.” -</p> -<p>“Wijs mij dan den weg maar even,” zeide hij opstaande. “Dan kan ik gelijk een paar -schoenen voor je koopen.” -</p> -<p>Céline kreeg een vuurroode kleur en volgde hem gauw, nadat zij als goed, klein huisvrouwtje -zorgvuldig de deur gesloten had. -</p> -<p>Voor madame Théodore bij haar broer Toussaint aanklopte om twintig sous, was zij op -het denkbeeld gekomen eerst haar geluk te beproeven bij haar zuster Hortense, die -met een ambtenaar, den kleinen Chrétiennot, getrouwd was en op den boulevard Rochechouart -vier kamers had. Maar dat was een pijnlijke stap, waartoe zij eerst bevend besloten -had bij de gedachte, dat Céline sinds den vorigen dag niets gegeten had. -</p> -<p>De oudste broer Toussaint was vijftig jaar en een zoon uit het eerste <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>. Later was zijn vader hertrouwd met een jong naaistertje, dat hem drie dochters, -Pauline, Léonie en Hortense geschonken had. Dat gaf de verklaring waarom Pauline, -de oudste, tien en Hortense, de jongste, achttien jaar jonger was dan Toussaint. Na -den dood van zijn vader, had Toussaint korten tijd voor zijn stiefmoeder en zijn drie -zusters moeten zorgen. Het ergste daarbij was, dat hij, hoe jong ook nog, zelf reeds -een vrouw en een kind had. Gelukkigerwijze echter wist de ijverige en intelligente -schoonmoeder zich te redden. Zij ging weer als arbeidster terug naar het atelier, -waar Pauline reeds als leerlinge was, en bracht daar ook Léonie. Maar Hortense, die -bedorven, mooier en fijner was, liet zij langer op school. Later, toen Pauline met -den metselaar Labitte en Léonie met den werktuigkundige Salvat getrouwd was, maakte -Hortense, die als winkeljuffrouw <span class="pageNum" id="pb144">[<a href="#pb144">144</a>]</span>bij een confiseur in de rue des Martyrs in dienst was, kennis met den ambtenaar Chrétiennot, -die, daar zij weigerde zijn maîtresse te worden, met haar trouwde. Léonie was enkele -weken na haar moeder aan typhus gestorven. Pauline, door haar man verlaten, leefde -met haar zwager Salvat, wiens dochtertje haar “moeder” noemde, en stierf bijna van -honger. Alleen Hortense droeg ’s Zondags een lichte zijden japon, woonde in een nieuw -huis en was een bourgeoise—maar ten koste van een helleleven en vreeselijke ontberingen. -</p> -<p>Madame Théodore kende heel goed de moeilijkheden, waarin haar zuster verkeerde, wanneer -het einde der maand naderde, zoodat zij dan ook met vreezen en beven een poging, om -iets van haar te leenen, waagde. Bovendien verweet Chrétiennot, die langzamerhand -door zijn eigen middelmatigheid verbitterd was, zijn vrouw, sedert haar schoonheid -verwelkte, de oorzaak te zijn van zijn mislukt bestaan, en wilde haar familie, voor -wie hij zich schaamde, niet meer zien. Toussaint was nog een fatsoenlijk werkman, -maar die Pauline, die madame Théodore, welke onder de oogen van het kind met haar -zwager Salvat leefde, die van de eene werkplaats naar de andere ging, die dolleman, -van wien geen enkele patroon iets wilde weten—al die ongeregelde verhoudingen, al -die ellende waren den correcten, ijdelen, door de levensomstandigheden verbitterden -kleinen ambtenaar een doorn in het oog. Hij had dan ook Hortense verboden haar zuster -te ontvangen. -</p> -<p>Toch voelde madame Théodore, toen zij de met een looper belegde trap van het huis -op den boulevard Rochechouart opging, een zekeren trots in zich opkomen bij de gedachte, -dat een zuster van haar in al die luxe woonde. De kamers, die zevenhonderd franc kostten -en op de binnenplaats uitzagen, lagen op de derde verdieping. De meid, die altijd -tegen vier uur terug kwam, om voor het middageten te zorgen, was er reeds. Zij liet -de bezoekster, die zij kende, doorloopen, hoewel het haar wel eenigszins verbaasde, -dat zij het waagde zoo slecht gekleed te verschijnen. Maar reeds op den drempel van -den kleinen salon bleef madame Théodore verwonderd staan, toen zij haar zuster Hortense -snikkend en terneergeslagen zitten zag in een der blauwe rips-fauteuils, waarop zij -zoo trotsch was. -</p> -<p>“Wat heb je? Wat is er?” -</p> -<p>Hoewel pas twee-en-dertig jaar was zij reeds lang de mooie Hortense niet meer. Zij -zag er nog steeds uit als een <span class="pageNum" id="pb145">[<a href="#pb145">145</a>]</span>blonde, groote, slanke pop met aardige oogen en mooi haar. Maar zij, die vroeger zoo -netjes en proper was, begon zich te verwaarloozen, droeg peignoirs, die twijfelachtig -zindelijk waren, haar oogen kregen roode randen, haar huid verlepte. Twee op elkaar -volgende bevallingen—twee meisjes, waarvan de oudste negen en de jongste zeven was—hadden -haar schoonheid ten gronde gericht. Bovendien betreurde de hoogmoedige en trotsche -vrouw eveneens haar huwelijk, want zij had vroeger zichzelf voor een schoonheid gehouden, -die het paleis en de karossen van een sprookjesprins waardig was. -</p> -<p>Haar wanhoop was zóó groot, dat zij er zich zelf niet over verwonderde haar zuster -te zien binnenkomen. -</p> -<p>“Ben jij het? Als je eens wist wat een pech we nou weer hebben bij al die andere beroerdigheden!” -</p> -<p>Onmiddellijk dacht madame Théodore aan de kleine, Lucienne en Marcelle. -</p> -<p>“Zijn je dochtertjes ziek?” -</p> -<p>“Neen, zij zijn met een buurvrouw op den boulevard aan het wandelen … Maar ik ben -weer zwanger! Eerst dacht ik het, dat het een verlating was, maar het is nu de tweede -maand al. Toen ik het daarnet na het dejeuner aan Chrétiennot vertelde, is hij vreeselijk -woedend geworden en heeft hij mij met allerlei gemeene woorden toegeschreeuwd, dat -het mijn schuld was. Alsof het alleen van mij afhangt!… Ik heb er het meeste last -van!” -</p> -<p>Weer begon ze te snikken. Zij bleef doorstamelen, vertelde van haar schrik, want zij -hadden vast besloten geen derde kind meer te hebben. Goddank, dat hij wist, dat zij -niet in staat was hem te bedriegen; zij was zoo slap en indolent, dacht alleen maar -aan haar rust. -</p> -<p>“Lieve Hemel, jullie zult dat kind, evenals de twee andere, wel grootbrengen,” zeide -madame Théodore eindelijk. -</p> -<p>Onmiddellijk droogde de woede de tranen van Hortense. Zij stond op en riep: -</p> -<p>“Jij bent ook een mooie! Je kan wel zien, dat je niet met onze beurs behoeft rond -te komen? Waarvan moeten wij het kind groot brengen, nu het toch al zoo moeielijk -is het eind van de maand te halen?” -</p> -<p>Zij vergat haar armzaligen bourgeois-trots, die haar er gewoonlijk toe bracht te zwijgen -of zelfs te liegen, legde haar armoede, het vreeselijke geldgebrek, dat jaar in jaar -uit aan haar knaagde, bloot. De huur alleen was al zevenhonderd <span class="pageNum" id="pb146">[<a href="#pb146">146</a>]</span>francs. Van de drie duizend francs, die haar man verdiende, bleven dus nauwlijks tweehonderd -francs per maand over. Hoe kon je daarvan met je vieren eten, je kleeden, je stand -ophouden? De man moest zijn rok, mevrouw een nieuwe japon hebben, de meisjes versleten -een paar schoenen per maand, waarbij nog allerlei andere uitgaven kwamen, waarop je -niet bezuinigen kon. Ja, je kon eens wat minder eten of drinken, maar daartegenover -stond, dat er weer avonden waren, dat je in ieder geval een rijtuig hebben moest. -In het kort het waren de ondragelijke levensomstandigheden van den kleinen ambtenaar, -die al even beroerd waren als de zwarte ellende van den arbeider, het was de valsche -uiterlijke schijn, de leugenachtige luxe, alles, wat de intellectueele trots om niet -aan een bankschroef of op een stelling te werken, aan jammer en lijden verbergt. -</p> -<p>“Enfin, je zult de kleine niet wurgen,” herhaalde madame Théodore. -</p> -<p>Hortense liet zich weer in haar fauteuil vallen. -</p> -<p>“Neen, zeker niet, maar alles is nu uit. Twee waren al te veel en nu komt het derde. -Lieve God, wat moet er van ons worden? Wat moet er van ons worden?” -</p> -<p>Haar peignoir was open gegaan, en weer begonnen de tranen uit haar roode oogen te -stroomen. -</p> -<p>Madame Théodore vond het zeer onaangenaam, dat zij het met haar vraag om een leening -zoo slecht trof; toch waagde zij het eindelijk en vroeg twintig sous. Maar dat bracht -Hortense’s wanhoop tot het uiterste. -</p> -<p>“Op mijn woord, ik heb geen centime in huis. Daarnet heb ik voor de kinderen tien -sous van de meid geleend. Eergisteren heb ik op de bank van leening op een ringetje -tien francs gekregen. En zoo is het altijd tegen het eind van de maand … Chrétiennot -krijgt vandaag zijn traktement en komt vroeg thuis om mij het geld voor het middageten -te brengen. Ik beloof je, dat ik je morgen wat zal sturen, als ik kan.” -</p> -<p>Maar op dat oogenblik kwam de meid, die wist, dat mijnheer niets van de familie van -zijn vrouw hebben moest, binnenvliegen. -</p> -<p>“Madame, madame, ik hoor mijnheer de trap opkomen.” -</p> -<p>“Ga gauw weg,” riep Hortense uit. “Anders zou ik weer een scène krijgen … Als ik kan, -morgen, dat beloof ik je.” -</p> -<p>Madame Théodore moest zich in de keuken verstoppen, om niet door Chrétiennot gezien -te worden. Zij keek den <span class="pageNum" id="pb147">[<a href="#pb147">147</a>]</span>mageren, kleinen man met zijn ijdel, smal gezicht en zijn grooten, gesoigneerden baard -na; hij was als altijd correct gekleed en droeg een nauwsluitende overjas. Zijn veertien -bureaujaren hadden hem al uitgedroogd, en zijn hartstocht, om uren lang in een café -in de buurt te zitten, gaf hem den genadeslag. -</p> -<p>Langzaam en als met lood in haar schoenen ging madame Théodore terug naar de rue Marcadet, -waar de Toussaint’s woonden. Ook van den kant van haar broer verwachtte zij niet veel, -want zij wist in welke moeilijkheden het huisgezin gekomen was. Het vorige najaar -had Toussaint een aanval van een beroerte gehad, het begin van een verlamming, die -hem gedurende bijna vijf maanden aan zijn stoel gekluisterd had. Tot dat oogenblik -was hij een uitstekend werkman geweest, die niet dronk en zijn drie kinderen—een dochter, -die haar man, een schrijnwerker, naar Havre gevolgd was, een jongen, die in Tonkin -gesneuveld was, en nog een jongen, Charles, die pas uit dienst gekomen was en zijn -oud beroep van werktuigkundige uitoefende—een goede opvoeding gegeven had. Maar de -ziekte van vijf maanden had het weinigje geld, dat zij op de Spaarbank geplaatst hadden, -opgemaakt, en Toussaint, die weer zoo goed als beter was, moest, zonder een sou, zijn -leven opnieuw beginnen, als was hij twintig jaar. -</p> -<p>Madame Théodore vond haar schoonzuster alleen in het eenige, zeer zindelijke vertrek, -dat het echtpaar bewoonde; daarnaast was een klein kabinet, waar Victor sliep. Madame -Toussaint was ondanks haar zorgen en haar vasten een dikke flinke matrone met een -rond gezicht met kleine, heldere oogjes. Zij was een fatsoenlijke, praatzieke, eenigszins -snoepachtige vrouw, die geen ander gebrek had dan dat zij graag lekkere potjes klaar -maakte. Voordat de andere haar mond open had kunnen doen, begreep zij reeds het doel -van haar bezoek. -</p> -<p>“Je komt al op een heel ongelukkig oogenblik, we hebben geen sou. Eergisteren is Toussaint -pas naar de fabriek terug kunnen gaan en nu moet hij vanavond al om een voorschot -vragen.” -</p> -<p>Zij keek madame Théodore eenigszins wantrouwend en weinig sympathiek aan. -</p> -<p>“En heeft Salvat nog steeds geen werk?” -</p> -<p>Ongetwijfeld voorzag madame Théodore de vraag, want zij loog heel rustig. -<span class="pageNum" id="pb148">[<a href="#pb148">148</a>]</span></p> -<p>“Hij is niet meer te Parijs; een vriend van hem heeft hem meegenomen, om in België -te werken; ik verwacht, dat hij ons eerstdaags wel wat zenden zal.” -</p> -<p>Maar madame Toussaint bleef wantrouwend. -</p> -<p>“Des te beter, dat hij niet in Parijs is! Wij hebben met al die bommengeschiedenissen -aan hem gedacht; we zien hem voor gek genoeg aan, om zich daarin te mengen.” -</p> -<p>De ander vertrok geen spier. Al mocht zij iets vermoeden, dan hield zij het toch voor -zich. -</p> -<p>“En hebt gij heelemaal geen werk?” -</p> -<p>“Och, wat zou ik met mijn arme oogen doen? Naaien gaat niet meer.” -</p> -<p>“Ja, dat is zoo, wij arbeidsters raken gauw afgetakeld. Toen Toussaint hier aan zijn -stoel gebonden was, heb ik mijn oude vak van linnennaaister weer willen opvatten. -Maar dat kan je denken, ik bedierf alles en ik schoot niet op … Het eenige, wat ik -nog doen kan, is een beetje het huishouden bij anderen te gaan doen. Waarom ga jij -dat ook niet doen?” -</p> -<p>“Ik heb het geprobeerd, maar het wou niet lukken.” -</p> -<p>Langzamerhand kwam madame Toussaint’s goed hart weer boven en werd bij het zien van -die groote ellende geroerd. Zij vroeg haar te gaan zitten en zeide, dat zij haar wat -geven zou, als Toussaint een voorschot meebracht. Dan begon zij haar geschiedenissen -te vertellen, want zoodra er iemand was om te luisteren, kon zij haar kletszucht niet -bedwingen. Het onvermijdelijke verhaal, waarop zij weer terugkwam, dat zij steeds -opnieuw begon, waarbij zij altijd weer in geestdrift geraakte, was de geschiedenis -van haar zoon Charles, van het dienstmeisje van den wijnhandelaar, waarmede hij zoo -dom geweest was naar bed te gaan, en van het kind, dat hij bij haar had. Voor Charles -soldaat werd, was hij een heel ijverig werkman en een goed zoon geweest, die altijd -zijn geheele loon thuis bracht. Zeker hij was een goed werkman gebleven, maar de lust -tot werken was toch wel eenigszins verdwenen door den dienst. Niet dat hij ernaar -terug verlangde, want hij sprak over de kazerne als over een gevangenis, maar de gereedschappen -wogen nu eenmaal zwaarder in zijn hand, toen hij ze weer moest opnemen. -</p> -<p>“Ach ja, Charles mag zoo aardig en lief voor ons zijn, als hij wil, maar financieel -kan hij niets meer voor ons doen. Ik wist, dat hij volstrekt geen zin had om zoo gauw -te trouwen om de lasten, die het meebrengt. En bovendien is <span class="pageNum" id="pb149">[<a href="#pb149">149</a>]</span>hij zeer voorzichtig met meisjes. En nu moest die stommiteit gebeuren—die Eugénie, -die hem bediende, wanneer hij aan den overkant een borrel ging drinken. Natuurlijk -deed hij het niet, om met haar te trouwen, maar toch bracht hij haar sinaasappelen, -toen zij in het ziekenhuis bevallen is. Een echte slet, die er al eens met een anderen -man van door geweest is … Maar het kind is en blijft er. Charles heeft het bij een -min op het land gedaan en betaalt het kostgeld. Een echte ruïne voor ons, telkens -weer nieuwe onkosten. In het kort, alle ongelukken zijn tegelijk op ons hoofd neergekomen.” -</p> -<p>Madame Toussaint was zoo al een half uur aan het spreken, toen zij plotseling ophield, -want zij zag madame Théodore bleek worden van het wachten. -</p> -<p>“Begin je ongeduldig te worden? Toussaint zal wel dadelijk thuis zijn. Willen we misschien -naar de fabriek gaan?” -</p> -<p>Zij besloten te gaan, maar zij bleven onder aan de trap nog wel een kwartier staan -praten met een buurvrouw, die pas een kind verloren had. Eindelijk verlieten zij het -huis, toen een stem haar terugriep. -</p> -<p>Het was Céline, die nieuwe schoenen aan had en gulzig in een broodje hapte. -</p> -<p>“Moeder, moeder, dat is de abbé van den laatsten keer … Kijk eens wat hij voor mij -gekocht heeft!” -</p> -<p>Toen madame Théodore de schoenen en het broodje zag, begreep zij alles. Zij begon -te beven en dank te stamelen, toen Pierre, die de kleine volgde, haar aansprak. Madame -Toussaint kwam ook dadelijk naderbij, stelde zich voor, maar vroeg toch niets voor -zichzelf, blij als zij was om het buitenkansje van haar schoonzuster, die het nog -zooveel moeilijker had dan zij. Toen zij zag, hoe de priester deze laatste tien francs -in haar hand drukte, zeide zij, dat zij graag wat geleend zou hebben, maar dat zij -het onmogelijk kon, en begon dan weer het verhaal over de beroerte van Toussaint en -Charles’ ongeluk. -</p> -<p>“Zeg moeder,” viel Céline haar in de rede, “de fabriek, waar vader gewerkt heeft, -is immers hier in de straat. Mijnheer de abbé moet er een boodschap doen.” -</p> -<p>“De fabriek van Grandidier?” vroeg madame Toussaint. “Daar gaan we juist naar toe, -we zullen mijnheer den abbé den weg wel wijzen.” -</p> -<p>Het was een honderd pas verder. Pierre liep met de twee vrouwen en het kind wat langzaam, -daar hij trachten wilde <span class="pageNum" id="pb150">[<a href="#pb150">150</a>]</span>madame Théodore over Salvat aan het praten te krijgen. -</p> -<p>Maar dadelijk werd zij voorzichtig. Zij had hem niet meer teruggezien, hij moest met -een kameraad voor werk naar België gegaan zijn. De priester meende daaruit te moeten -opmaken, dat Salvat het niet gewaagd had naar de rue des Saules terug te komen; zijn -aanslag deed alles ten gronde gaan: het verleden vol werk en hoop, het heden met vrouw -en kind. -</p> -<p>“Kijk, mijnheer, daar hebt u de fabriek,” zeide madame Toussaint. “Mijn schoonzuster -behoeft niet meer te wachten, nu u haar zoo flink geholpen hebt … Ik dank u uit haar -en uit onzen naam.” -</p> -<p>Madame Théodore en Céline bedankten ook en bleven kijken hoe Pierre de fabriek binnenging. -Er waren toch ook wel aardige en goede priesters, vonden zij. -</p> -<p>De fabriek Grandidier besloeg een groote ruimte. Aan de straatzijde zag men slechts -een gebouw van baksteen met smalle vensters en een groote deur, waardoor men op een -diepe binnenplaats keek. Dan volgde een rij afzonderlijke gebouwen, werkplaatsen, -loodsen en tallooze daken, waarboven twee groote schoorsteenen uitstaken. Dadelijk -bij het binnenkomen hoorde men het trillen van de machines, het doffe lawaai van den -arbeid, de geheele ijverige, onrustige oorverdoovende bezigheid, waaronder de grond -zelfs beefde. -</p> -<p>Thans vervaardigde de fabriek voornamelijk rijwielen. Toen Grandidier, die leerling -van de <span lang="fr"><span class="corr" id="xd30e1941" title="Bron: Ecole">École</span> des arts et des métiers</span> te Châlons geweest was, haar overnam, stond de fabriek heel wankel; zij werd slecht -bestuurd en was stil blijven staan bij het maken van motoren met behulp van verouderde -machines. Grandidier, een man met een vooruitzienden blik, had zijn ouderen broeder, -die administrateur aan den Bon Marché was, als vennoot genomen en nam aan dezen uitstekende -rijwielen voor honderdvijftig francs te leveren. Op die wijze ontstond er een levendige -handel: de Bon Marché lanceerde het populaire rijwiel de Lisette, het “rijwiel voor -allen”, zooals de annonces zeiden. Maar Grandidier streed nog steeds, hij had de overwinning -nog niet behaald, want door de geheel nieuwe inrichting der fabriek had hij zich diep -in de schuld moeten steken. Iedere maand kwam er een vernieuwing, een vereenvoudiging, -die groote bezuinigingen aanbracht. Voortdurend hield hij zijn oogen open en hij droomde -er nu van weer tot de kleine motoren <span class="pageNum" id="pb151">[<a href="#pb151">151</a>]</span>terug te keeren, daar hij den <span class="corr" id="xd30e1947" title="Bron: nabijën">nabijen</span> triomf der automobielen voorzag. -</p> -<p>Pierre, die Thomas Froment te spreken gevraagd had, werd door een ouden werkman naar -een kleine, houten werkplaats gebracht, waar hij den jongen man in werktenue en met -door ijzervijlsel zwart geworden handen vond. Hij was bezig een machinedeel pasklaar -te maken en niemand zou in dezen zoo aandachtig en dapper zijn zwaar werk verrichtenden -kolos den schitterenden leerling van het lycée Condorcet vermoed hebben, waar de drie -broeders den naam Froment beroemd gemaakt hadden. Maar als vertrouwde medewerker van -zijn vader wilde hij niets anders zijn dan de hamerende arm, de uitvoerende kracht. -Hij was sober, geduldig, stil, had zelfs geen maîtresse, zeide, dat hij later, wanneer -hij een goede vrouw ontmoette, wel trouwen zou. -</p> -<p>Toen hij Pierre zag, werd hij ongerust, liet hij zijn werk in den steek, vloog naar -hem toe. -</p> -<p>“Vader is toch niet erger?” -</p> -<p>“Neen, neen … Hij heeft in de courant gelezen van de priem, die gevonden is in de -rue Godot-de-Mauroy en heeft zich toen ongerust gemaakt bij de gedachte, dat er hier -een huiszoeking zou kunnen plaats vinden.” -</p> -<p>Gerustgesteld, glimlachte Thomas. -</p> -<p>“Zeg maar aan vader, dat hij gerust kan slapen. In de eerste plaats ben ik nog niet -zoo ver als ik wel graag willen zou. En bovendien is hij nog niet gemonteerd. De afzonderlijke -deelen heb ik thuis en eigenlijk weet niemand precies wat ik hier doen kom. De politie -mag komen zoeken, zij zal niets zien, ons geheim loopt geen gevaar.” -</p> -<p>Pierre beloofde die woorden letterlijk aan Guillaume over te brengen, om hem van iedere -vrees te bevrijden. Toen hij echter Thomas trachtte uit te hooren, om te weten hoe -het met de zaak stond, wat men in de fabriek over den gevonden priem dacht en of men -al vermoeden begon te krijgen op Salvat, werd Thomas weer gesloten en gaf slechts -eenlettergrepige antwoorden. Was de politie nog niet geweest? Neen. Maar de werklui -hadden toch zeker wel den naam van Salvat genoemd? Dat natuurlijk wel, want iedereen -kende zijn anarchistische denkbeelden. En wat had Grandidier gezegd, toen hij van -den rechter van instructie terugkwam? Hij wist het niet, had hem nog niet gezien. -</p> -<p>“Maar daar is hij juist … De arme man, zijn vrouw heeft vanmorgen weer een aanval -gehad!” -<span class="pageNum" id="pb152">[<a href="#pb152">152</a>]</span></p> -<p>Dat was een treurige geschiedenis, die Pierre reeds van Guillaume gehoord had. Grandidier -had uit liefde een buitengewoon mooi meisje getrouwd, dat tengevolge van het verlies -van een jongetje en kraamvrouwenkoorts sedert vijf jaar krankzinnig was. Hij had er -niet toe kunnen overgaan haar in een gesticht te doen, maar was met haar blijven wonen -in een paviljoen, waarin de ramen, die op de binnenplaats uitzagen, steeds gesloten -bleven. Nooit zag men haar, nooit sprak hij met iemand over haar. Men vertelde, dat -zij als een zacht, meegaand kind en nog heel mooi was met haar prachtig blond haar. -Doch meermalen had zij vreeselijke aanvallen, moest hij met haar worstelen, haar urenlang -in zijn beide armen houden, opdat zij haar hoofd niet tegen de muren te pletter loopen -zou. Men hoorde dan vreeselijk gegil, waarna even later alles weer in een doodelijke -stilte terugviel. -</p> -<p>Op dat oogenblik kwam Grandidier, een knappe veertiger met een energiek gezicht, een -dikke snor en heldere oogen, de kleine werkplaats, waar Thomas bezig was, binnen. -Hij hield veel van dezen laatste en had hem zijn leertijd verlicht door hem als zijn -zoon te behandelen. Thomas mocht komen werken als hij lust had en zooveel gebruik -maken van de machines als hij zelf wilde. En hoewel Grandidier heel goed wist, dat -hij zich voornamelijk bezighield met kleine motoren, waarin hij zelf ook zoo’n groote -belangstelling toonde, legde hij de grootste discretie aan den dag en wachtte rustig -zonder te vragen. -</p> -<p>Thomas stelde den priester voor. -</p> -<p>“Mijn oom, abbé Pierre Froment, die eens naar me komt kijken.” -</p> -<p>De gewone beleefdheidsphrases volgden. -</p> -<p>“Zeg eens, Thomas,” zeide hij dan; “ik heb je mijn onderhoud met den rechter van instructie -nog niet verteld. Wij staan daar goed aangeschreven, anders hadden we al de smerissen -van de prefectuur al op ons dak gehad. Ik moest hem verklaren, hoe die met mijn naam -gemerkte priem in de rue Godot-de-Mauroy gevonden kon zijn. En ik heb heel goed begrepen, -dat hij dacht, dat de dader van den aanslag hier had moeten werken … Ik heb dadelijk -aan Salvat gedacht. Maar ik verklik niemand. Hij heeft mijn werkboekje. Ik heb hem -over Salvat alleen verteld, dat hij verleden jaar herfst drie maanden in de fabriek -gewerkt heeft en zich daarna niet meer heeft laten zien. Laat hij hem nu maar gaan -zoeken!… O, die rechter! Een blond, zeer gesoigneerd, <span class="pageNum" id="pb153">[<a href="#pb153">153</a>]</span>mondain mannetje, dat met kattenoogen in deze geschiedenis speurt.” -</p> -<p>“Is dat niet mijnheer Amadieu?” vroeg Pierre. -</p> -<p>“Precies. De man schijnt erg in zijn nopjes over het geschenk, dat die anarchistische -bandieten hem met hun aanslag gegeven hebben.” -</p> -<p>Angstig luisterde de priester. Dat was het, waar zijn broeder zoo bang voor geweest -was; dat was het eindelijk gevonden goede spoor, de eerste goede draad. Hij keek Thomas -aan om te zien, of die ook ongerust was. Maar hetzij, dat de jonge man niets wist -van den band, die Salvat aan zijn vader bond, hetzij dat hij een groote zelfbeheersching -bezat, de jonge man lachte eenvoudig om het portret van den rechter. -</p> -<p>Terwijl Grandidier naar het machinedeel, waarmede Thomas bijna klaar was, keek en -zij er samen lang over praatten, ging Pierre naar een openstaande deur, om een blik -te werpen in de groote machinekamer ernaast. De priester hoorde drie arbeiders, die -aan een fonteintje hun handen kwamen wasschen, praten. Zijn aandacht werd onmiddellijk -geboeid, toen hij een van hen een ander Toussaint en den derde Charles hoorde noemen. -Dat waren vader en zoon. Toussaint was een gezette man met breede schouders en pezige -armen, wien men zijn vijftig jaar pas aanzag, wanneer men naar zijn rond, gerimpeld, -gegroefd en door het werk weggevreten gezicht zag, dat omgeven was door een grijzenden -baard, dien hij alleen Zondags kamde. Zijn rechterarm was door de verlamming reeds -aangetast en maakte veel langzamere bewegingen. Charles, het sprekend evenbeeld van -zijn vader, had een dikke zwarte snor en was met zijn sterke spieren, die duidelijk -onder de blanke huid te zien waren, in de volle kracht van zijn zes-en-twintig jaren. -Ook zij spraken over de bom van hôtel Duvillard, over den gevonden priem en over Salvat, -die nu door allen verdacht werd. -</p> -<p>“Alleen een bandiet kon zoo’n streek uithalen,” zeide Toussaint. “Ik wil met die anarchie -niets te maken hebben. Maar de bourgeois mogen wel oppassen, anders laat men ze gewoon -in de lucht vliegen. Dat gaat hen aan; zij hebben het zelf gewild.” -</p> -<p>Op den bodem van die onverschilligheid lag een lang verleden van ellende en onrechtvaardigheid. -De oude man had alle hoop opgegeven, was het strijden moede; wat hem betrof, mocht -de wereld, waarin honger den ouden, lam geworden werkman dreigde, ten gronde gaan. -<span class="pageNum" id="pb154">[<a href="#pb154">154</a>]</span></p> -<p>“Ik heb die anarchisten nog al eens hooren praten,” zeide Charles; “en ze zeggen waarachtig -dikwijls zeer ware en verstandige dingen … Kijk eens vader, jij werkt nu al meer dan -dertig jaar—en is het nu niet <span class="corr" id="xd30e1981" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span>, dat het heel goed mogelijk is, dat je, zoodra je ziek bent, als een uitgeknepen -citroen weggegooid wordt. En wanneer ik bedenk, dat het met mij precies eender gaan -kan … Verdomme, als dat alle menschen gelukkig maken kan, dan heb ik bliksems veel -lust met hun omverwerpen van de maatschappij mede te doen.” -</p> -<p>Uit zijn woorden sprak niet de heilige hartstocht, maar slechts de zucht om een beter -leven te hebben; de kazerne had hem reeds gedeclasseerd en uit zijn verplichten diensttijd -had hij een voorstelling van gelijkheid, van den strijd om het bestaan, een drang -om het hem wettig toekomend deel van het genot te nemen, medegebracht. Het was de -onvermijdelijke stap van de eene generatie naar de andere: de vader, teleurgesteld -in zijn verwachting van de broederrepubliek, was sceptisch en vol minachting voor -alles geworden; de zoon, na het schijnbare bankroet der vrijheid voor het geweld gewonnen, -stond op het punt zich bij het nieuwe geloof aan te sluiten. -</p> -<p>Maar toen de derde, een brave kerel, boos werd en schreeuwde, dat men Salvat, als -hij het gedaan had, onmiddellijk zonder vorm van proces naar de guillotine moest sturen, -gaf Toussaint hem ten slotte gelijk. -</p> -<p>“Ja zeker, ik vind het ook, ook al is hij met een zuster van me getrouwd … Maar toch -zou het me sterk verwonderen, als hij het gedaan had … Hij is niet slecht, hij zou -geen vlieg kwaad doen.” -</p> -<p>“Wat zal ik je zeggen?” merkte Charles op. “Wanneer ze je tot het uiterste drijven, -dan wordt je woedend.” -</p> -<p>Alle drie hadden zich flink gewasschen; Toussaint, die den patroon gezien had, bleef -op hem wachten, om hem een voorschot te vragen. Toevallig ging Grandidier, na Pierre -hartelijk de hand gedrukt te hebben, zelf naar den ouden werkman, dien hij hoogachtte, -toe. Hij luisterde naar hem en gaf hem op een kaartje een paar woorden voor den kassier -mede, hoewel hij zeer sterk tegen het voorschotsysteem gekant was. De arbeiders voelden -geen sympathie voor hem; hielden hem, ondanks zijn werkelijke goedheid, voor hardvochtig, -omdat hij meende zijn positie als patroon krachtig te moeten verdedigen en in niets -toe te kunnen <span class="pageNum" id="pb155">[<a href="#pb155">155</a>]</span>geven, als hij zichzelf niet ten gronde wilde richten. Hoe kan men, waar de concurrentie -zoo fel is en het kapitalistische stelsel een zoo vreeselijken strijd noodzakelijk -maakt, zelfs de gerechtvaardigde eischen van den arbeider inwilligen? -</p> -<p>Een diep medelijden greep Pierre aan, toen hij, na met Thomas eerst nog precies afgesproken -te hebben, wat hij zijn vader antwoorden zou, Grandidier in de richting zag gaan van -het gesloten paviljoen, waar hem het vreeselijke drama van zijn hart wachtte. Was -er onder de armen, die van honger stierven, onder de arbeiders, onder de door den -arbeid overwonnenen, die hem vervloekten en benijdden, één, die ongelukkiger en beklagenswaardiger -was? -</p> -<p>Toen Pierre weer op straat kwam, zag hij daar tot zijn verwondering madame Toussaint -en madame Théodore nog staan met de kleine Céline. Nog steeds wachtten zij op Toussaint, -die eindelijk, gelukkig met zijn voorschot, naar buiten kwam. Dadelijk vertelde hij -madame Théodore de geschiedenis van den priem en zeide, dat hij, evenals trouwens -al zijn kameraden, van meening was, dat Salvat dien aanslag wel gepleegd kon hebben. -Zij werd heel bleek en protesteerde er tegen, zonder te laten merken wat zij wist -of wat zij vermoedde. -</p> -<p>“Ik zeg je nogmaals, dat ik hem niet meer gezien heb. Hij moet ergens in België zijn. -Hij een bom gooien? En je zegt zelf, dat hij te goed is en dat hij geen vlieg kwaad -zou doen.” -</p> -<p>Toen Pierre met de tram naar Neuilly terugging, verzonk hij in een diep gepeins. De -drukte van de arbeiderswijk, het gedreun van de machine klonk nog in zijn ooren. En -voor de eerste maal, sedert hij zoo door zijn zieleangst gefolterd werd, werd hem -de noodzakelijkheid van den arbeid duidelijk als een noodlot, dat zich openbaarde -als gezondheid en kracht. Hier ontdekte hij eindelijk een vasten bodem, dat was de -kracht, die staande houdt en redt. Was dat het eerste glanzen van een nieuw geloof? -Maar welk een hoon! Deze onzekere, hopelooze arbeid leidde tot de eeuwige onrechtvaardigheid! -Steeds loerde de ellende op den arbeider, wurgde hem bij de minste werkeloosheid en -slingerde hem, zoodra de ouderdom kwam, als een gecrepeerden hond in de goot! -</p> -<p>Te Neuilly vond Pierre Bertheroy aan het bed van Guillaume. De oude geleerde had hem -juist verbonden en scheen nog niet geheel gerust omtrent de complicaties, die de wond -zou kunnen veroorzaken. -<span class="pageNum" id="pb156">[<a href="#pb156">156</a>]</span></p> -<p>“Maar je houdt je ook niet kalm. Ik vind je altijd in een opgewonden koortsachtigen -toestand, die fataal voor je is. Heusch je moet je rustig houden, jongen, en je door -niets laten kwellen.” -</p> -<p>Een paar minuten later zeide hij, voor hij wegging: -</p> -<p>“Stel je voor, dat ze me naar aanleiding van die bom in de rue Godot-de-Mauroy zijn -komen interviewen. Die journalisten verbeelden zich, dat je alles weet. Ik heb hem -geantwoord, dat het heel vriendelijk van hem zou zijn als hij zelf mij een paar inlichtingen -over de gebruikte springstof gaf … Dat is waar ook, ik geef morgen in mijn laboratorium -een college over explosiemiddelen. Kom jij ook luisteren, Pierre, dan kon je het aan -Guillaume oververtellen; hij zal het wel interessant vinden.” -</p> -<p>Op een wenk van zijn broer nam Pierre de uitnoodiging aan. Toen zij weer alleen waren -en Pierre hem verteld had, dat Salvat verdacht werd en de rechter van instructie op -het goede spoor was, werd Guillaume opnieuw door een hevige koorts aangegrepen. Zijn -hoofd viel op het kussen en met gesloten oogen stamelde hij als in een nachtmerrie: -</p> -<p>“Dat is het einde … Salvat gearresteerd—Salvat ondervraagd … Zooveel werk, zooveel -hooge verwachtingen … alles weg!” -</p> -</div> -</div> -<div id="ch2.4" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch2.4.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">IV.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Om half twee was Pierre in de rue d’Ulm, waar Bertheroy een vrij groot huis bewoonde, -dat de Staat hem gegeven had, om er een laboratorium in te richten. De geheele eerste -etage was verbouwd tot een groote zaal, waarin de beroemde scheikundige meermalen -een beperkt aantal leerlingen en bewonderaars ontving, voor wie hij voordrachten hield, -proeven deed en een uiteenzetting gaf van zijn nieuwe ontdekkingen en theorieën. -</p> -<p>Bij zulke gelegenheden werden enkele stoelen gezet voor de lange, massieve, met flesschen -en toestellen overvulde tafel. Daarachter stond de oven, terwijl met glazen fleschjes -en allerlei modellen gevulde vitrines om het vertrek heen liepen. De stoelen waren -reeds ingenomen, hoofdzakelijk door collega’s van den geleerde, enkele jongelieden, -zelfs dames en journalisten. Er heerschte een familiare toon, er werd met den meester -gesproken, als ware men bij hem thuis. -</p> -<p>Zoodra Bertheroy Pierre zag, ging hij naar hem toe, drukte <span class="pageNum" id="pb157">[<a href="#pb157">157</a>]</span>hem vriendschappelijk de hand en bracht hem naar de tafel, om hem een plaatsje te -geven naast François Froment, die reeds eerder gekomen was. De jonge man was nu bijna -aan het einde van het derde jaar aan de <span class="corr" id="xd30e2013" title="Bron: Ecole">École</span> Normale, die vlak in de buurt was, zoodat hij maar een paar stappen behoefde te doen, -om bij zijn meester te komen, den man, dien hij eerbiedig als het grootste genie van -dien tijd beschouwde. Pierre was zeer ingenomen met die ontmoeting, want de flinke -jongen met zijn levendige oogen in zijn hoog, intellectueel gezicht had na zijn bezoek -aan Montmartre een zeer prettigen indruk bij hem achtergelaten. De jonge man begroette -met de oprechte expansie der jeugd zijn oom hartelijk, blij tevens weer iets van zijn -vader te hooren. -</p> -<p>Bertheroy begon. Hij sprak familiaar, heel eenvoudig en met gelukkige woordvondsten. -Eerst gaf hij een résumé van de reeds door hem gedane onderzoekingen over en proeven -met springstoffen. Lachend vertelde hij, dat hij meermalen bommen onder handen had, -om de geheele wijk in de lucht te laten vliegen. Maar hij stelde zijn gehoor gerust; -hij was voorzichtig. Ten slotte sprak hij over de bom van de rue Godot-de-Mauroy, -waarover geheel Parijs sedert enkele dagen sprak. De overblijfselen waren nauwkeurig -onderzocht door deskundigen, en ook hem had men een stuk gebracht, om er zijn meening -over te zeggen. De bom scheen van een tamelijk slecht maaksel; zij was met stukjes -ijzer geladen en met een lont van kinderlijke constructie voorzien. Het buitengewone -was de vreeselijke kracht van de binnenpatroon, welke, hoe klein zij ook geweest moest -zijn, die verschrikkelijke uitwerking gehad had. Men vroeg zich af welke een onberekenbare -vernielingskracht men krijgen zou, als die lading vertien- of verhonderdvoudigd werd. -</p> -<p>Hier begon de moeilijkheid: zoodra men over samenstelling van de gebruikte springstof -redeneerde, werd het probleem door de discussies verward. Van de drie deskundigen -beweerde de een, dat het eenvoudig dynamiet was, terwijl de beide anderen—zonder het -onderling eens te zijn—aan een mengsel geloofden. Wat hem betreft, hij had, heel bescheiden, -zijn meening niet willen zeggen, de brokstukken, die men hem voorgelegd had, hadden -te weinig sporen behouden dan dat hij ze aan een analyse had kunnen onderwerpen. Hij -wist niets, kon geen conclusie geven. Maar het was zijn overtuiging, dat men hier -te doen had niet een nieuw explosiemiddel, welks kracht alles wat men tot nu toe gevonden -<span class="pageNum" id="pb158">[<a href="#pb158">158</a>]</span>had, overtrof. Hij vermoedde, dat de een of andere onbekende geleerde of wel een van -die naïeve uitvinders, welke een gelukkige hand bezaten, in het geheim de formule -van dit explosiemiddel ontdekt had. En hier wilde hij juist op neerkomen, op de talrijke, -nog onbekende springstoffen, op de binnenkort te <span class="corr" id="xd30e2021" title="Bron: verwachte">verwachten</span> ontdekkingen, die hij voorzag. Hij wees zelfs den weg aan, dien men betreden moest. -Volgens zijn oordeel lag daarin de toekomst. Dan zeide hij in een uitgewerkte, prachtige -peroratie, dat men tot nog toe de explosiemiddelen onteerd had door ze te gebruiken, -om op dolzinnige wijze zijn wraak te koelen en verwoestingen aan te richten, terwijl -er misschien juist de door de wetenschap gezochte bevrijdende kracht in lag, de hefboom, -die de wereld omhoog heffen en veranderen zou, zoodra men ze getemd en ertoe beperkt -zou hebben, om niets anders te zijn dan de gehoorzame dienaren des menschen. -</p> -<p>Gedurende deze geheele, nauwelijks anderhalf uur lange voordracht voelde Pierre, hoe -François, die naast hem zat, bij het zien van de wijde horizonten, die de meester -opende, beefde en in geestdrift geraakte. Hem zelf had de voordracht buitengewoon -geïnteresseerd, want hij moest of hij wilde of niet sommige toespelingen begrijpen -en zekere betrekkingen tusschen hetgeen hij gehoord had en dat wat de angst van Guillaume -hem verraden had—het geheim, dat deze zoo bang was prijsgegeven te zien aan den rechter -van instructie—voelen. Toen hij, alvorens met François weg te gaan, Bertheroy de hand -ging drukken, zeide hij dan ook met een bepaalde bedoeling: -</p> -<p>“Het zal Guillaume wel spijten, dat hij u deze wondermooie denkbeelden niet heeft -hooren ontwikkelen.” -</p> -<p>“Kom, kom!” zeide de geleerde glimlachend. “Resumeer jij maar voor hem wat ik gezegd -heb. Hij zal het best begrijpen, want hij weet er meer van dan ik.” -</p> -<p>François, die in tegenwoordigheid van den beroemden geleerde als een eerbiedig leerling -het zwijgen bewaard had, kon, toen zij samen een paar passen op straat gedaan hadden, -zich niet weerhouden te zeggen<span class="corr" id="xd30e2029" title="Bron: .">:</span> -</p> -<p>“Hoe jammer toch dat een man met een zoo breed inzicht, bevrijd van alle bijgeloof -en voor geen waarheid terugdeinzend, zich heeft <span class="corr" id="xd30e2034" title="Bron: later">laten</span> classificeeren, etiquetteeren en opsluiten in titels en Academies! Wat zouden wij -nog meer van hem houden, als hij minder van de staatsruif at en zijn ledematen niet -zoo door grootkruisen gebonden waren!” -<span class="pageNum" id="pb159">[<a href="#pb159">159</a>]</span></p> -<p>“Wat zal ik je daarvan zeggen?” zeide Pierre verzoenend. “Je moet nu eenmaal leven! -En trouwens ik geloof, dat hij in den grond der zaak van dat alles vrij is!” -</p> -<p>Daar zij bij de <span class="corr" id="xd30e2042" title="Bron: Ecole">École</span> Normale waren, bleef Pierre, die dacht, dat de jonge man daarheen terug moest, staan. -Maar deze keek slechts even naar het oude gebouw. -</p> -<p>“Neen, neen, het is Donderdag, ik ben vrij … We hebben veel vrij, eigenlijk te veel. -Niet, dat ik het niet prettig vind, want daardoor ben ik in staat dikwijls naar Montmartre -te gaan en daar aan mijn oude tafel te werken. Dáár alleen voel ik mijn hersens heelemaal -vrij en helder.” -</p> -<p>François, die zoowel tot de <span class="corr" id="xd30e2048" title="Bron: Ecole">École</span> Polytechnique als tot de <span class="corr" id="xd30e2051" title="Bron: Ecole">École</span> Normale toegelaten was, had deze laatste gekozen en was in de wetenschappelijke afdeeling -ingeschreven. Zijn vader wilde, dat hij een beroep en wel dat van onderwijzer koos; -later zou het hem, wanneer de omstandigheden dat veroorloofden, vrijstaan onafhankelijk -te blijven en zich alleen met zijn studies bezig te houden. Hoewel nog heel jong, -was hij nu reeds bijna aan het eind van zijn derde jaar en bereidde hij zich voor -voor zijn laatste examen, dat thans al zijn tijd in beslag nam. Hij gunde zich geen -andere rust dan zijn bezoeken aan Montmartre en lange wandelingen in den Jardin du -Luxembourg. -</p> -<p>Werktuigelijk ging François ook nu weer naar dien tuin, waarheen Pierre hem al pratend -volgde. Het was een lente-zachte Februarimiddag, waarop een bleeke zon op de nog zwarte -boomen scheen, een van die eerste mooie dagen, welke de kleine groene puntjes der -seringen doen ontspruiten. Het gesprek liep over de <span class="corr" id="xd30e2056" title="Bron: Ecole">École</span> Normale.<span id="xd30e2059"></span> -</p> -<p>“Ik moet je eerlijk zeggen,” zeide Pierre, “dat ik den heelen opzet daarvan niet gelukkig -vind. Zeker er wordt uitstekend werk geleverd, en het eenige middel, om goede leerkrachten -te vormen, bestaat blijkbaar daarin, dat men ze volpropt met al de vereischte kennis. -Maar de verkeerde kant der zaak is, dat niet allen, die voor het onderwijs opgeleid -worden, onderwijzers worden. Velen verstrooien zich over de wereld, gaan in de journalistiek, -doen niets anders dan de kunst, de litteratuur en de maatschappij bedillen. En die -zijn feitelijk onverdragelijk … Nadat zij eerst slechts bij Voltaire gezworen hebben, -wenden zij zich eensklaps tot het spiritualisme, de mystiek, de laatste mode der salons. -Het dilettantisme en het kosmopolitisme werpen verder nog een duit in het zakje. Sedert -het vaste geloof aan de wetenschap iets ruws en <span class="pageNum" id="pb160">[<a href="#pb160">160</a>]</span>onelegants geworden is, meenen zij de professorale toga uit te trekken door een beminlijken -twijfel, een opzettelijke onwetendheid, een aangeleerde onnoozelheid te huichelen. -Hun grootste vrees is naar de <span class="corr" id="xd30e2065" title="Bron: Ecole">École</span> te ruiken; zij zijn op en top Parijzenaars en nemen, louter om te behagen het air -van jonge gedresseerde beren aan. Vandaar die sarcastische pijlen, die zij op de wetenschap -afschieten—zij, die er aanspraak op maken, alles te weten en die, omdat het zoo voornaam -lijkt, terugkeeren tot het geloof der eenvoudigen, tot het naïeve en lieflijke idealisme -van Jezus in de kribbe.” -</p> -<p>“Het portret is een beetje overdreven, maar het is zoo, het is zoo,” lachte François. -</p> -<p>“Ik heb er verscheidene zoo gekend,” ging Pierre, die zich opwond en in geestdrift -geraakte, voort. “En bij allen heb ik dien angst teruggevonden, om voor onnoozel aangezien -te worden, een angst, die uitloopt op de reactie tegen alle inspanning, tegen al het -werk der eeuw: tot afkeer van de vrijheid, tot wantrouwen tegenover de wetenschap, -tot het loochenen der toekomst. Mijnheer Homais<a class="noteRef" id="xd30e2071src" href="#xd30e2071">1</a> is voor hen het toppunt van het belachelijke; de vrees, om op hem te gelijken drijft -hen ertoe niets te gelooven of slechts het ongelooflijke te gelooven. Nu is mijnheer -Homais ongetwijfeld belachelijk, maar hij blijft tenminste op vasten bodem. En waarom -zou hij den eerbied voor het oordeel der wereld niet trotseeren en zelfs waarheden -als koeien zeggen, terwijl zooveel anderen dien trotseeren—ja zich zelfs daarop beroemen—door -neer te knielen voor het absurde? Al is het banaal geworden, om te zeggen, dat tweemaal -twee vier is, daarom blijft het toch vier. En dat te zeggen is nog minder dwaas en -krankzinnig dan bijvoorbeeld aan de wonderen van Lourdes gelooven.” -</p> -<p>Verwonderd keek François den priester aan. Deze bemerkte het en hield zich wat in. -Maar toch braken zich wanhoop en woede baan, wanneer hij sprak over de intellectueele -jeugd, zooals hij zich die in zijn aanval van vertwijfeling voorstelde. Zooals hij -daar in die wijk der ellende medelijden gehad had met de van honger stervende arbeiders, -zoo was hij hier vol van een smartvolle verachting voor de jonge geesten, aan wie -het tegenover de wetenschap aan <span class="pageNum" id="pb161">[<a href="#pb161">161</a>]</span>moed ontbrak, die tot den troost van een leugenachtig spiritualisme, tot de belofte -van een eeuwig geluk in den gewenschten, uitbundig geprezen dood terugkeerden. Was -de laffe gedachte het leven niet ter wille van het leven zelf, ter wille van den eenvoudigen -plicht om te bestaan en zijn krachten te geven, niet de moord zelf op het leven? Steeds -vormt het Ik het middelpunt, steeds eischt het individu gelukkig te zijn door zich -en in zich. O, hoe wanhopig stemde het hem te moeten gelooven, dat deze jeugd, van -wie hij gedroomd had, dat zij dapper de taak aanvaardt de waarheid steeds meer tegemoet -te gaan, dat zij het verleden slechts bestudeerde, om zich van haar te bevrijden en -de toekomst tegen te gaan, hoe wanhopig stemde het hem te moeten gelooven, dat hij -haar uit uitputting en traagheid en misschien ook ten gevolge van de overspanning -van een ten einde spoedende, door menschenarbeid overladen eeuw in metaphysische dubbelzinnigheden -zou zien terugvallen. -</p> -<p>François begon weer te glimlachen. -</p> -<p>“Maar u vergist u, als u denkt, dat wij allen op de <span class="corr" id="xd30e2081" title="Bron: Ecole">École</span> zoo zijn … U schijnt slechts de leerlingen der litteraire afdeeling te kennen en -u zoudt ongetwijfeld van meening veranderen, als u die der natuurwetenschappelijke -afdeeling leerde kennen … Het is ongetwijfeld waar, dat bij onze litteraire kameraden -een reactie tegen dat positivisme duidelijk merkbaar is, dat het denkbeeld van het -beruchte bankroet der wetenschap hen overal vervolgt. Dat staat natuurlijk in verband -met de leermeesters, die zij hebben, met de neo-spiritualisten en dogmatische rhetorici, -in wier handen zij gevallen zijn. En nog meer staat het in verband met de mode, met -den tijdgeest, die, zooals u zoo juist hebt opgemerkt, wil, dat de wetenschappelijke -waarheid plomp, zonder gratie en zoo ruw is, dat zij voornamer en fijner besnaarden -geesten onaanneembaar toeschijnt. Een jongmensch, dat op eenigszins hoogere beschaving -aanspraak maakt en in den smaak vallen wil, moet noodgedwongen aan den nieuwen geest -meedoen.” -</p> -<p>“O, de nieuwe geest,” riep Pierre uit met een kreet, dien hij niet onderdrukken kon; -“die nieuwe geest bezit niet de onschuld van een vluchtige mode; hij is een taktiek, -en een vreeselijke taktiek, een reactie van de duisternis tegen het licht, van de -slavernij tegen de bevrijding der geesten, tegen waarheid en gerechtigheid.” -</p> -<p>Toen de jonge man hem weer, steeds meer en meer verbaasd <span class="pageNum" id="pb162">[<a href="#pb162">162</a>]</span>aankeek, zweeg hij. De gestalte van monseigneur Martha was voor hem opgerezen en hij -meende te hooren, hoe deze op den kansel der Madeleine trachtte Parijs weer te heroveren -voor de Roomsche politiek, voor het zoogenaamde neo-Katholicisme, dat van de democratie -en van de wetenschap aanvaardde, wat hij zich toeëigenen kon, om het dan te verwoesten. -Dat was de beslissende strijd, en al het vergif, dat de jeugd toegediend werd, kwam -van daar. Hij wist heel goed, welke pogingen er in de geestelijke kweekscholen gedaan -werden, om in de waanzinnige hoop daardoor de nederlaag der wetenschap te bespoedigen, -aan deze herleving van het mysticisme mede te werken. Men zeide, dat monseigneur Martha -op de Katholieke universiteit almachtig was, dat hij zich meermalen tegen zijn vertrouwde -vrienden uitgelaten had, dat er drie generaties geloovige en gedweeë leerlingen noodig -waren, voor de Kerk weer de souvereine meesteres van Frankrijk zou kunnen zijn. -</p> -<p>“Neen, wat de <span class="corr" id="xd30e2092" title="Bron: Ecole">École</span> Normale betreft, vergist u zich beslist,” zeide François nogmaals. “O, zeker er zijn -ongetwijfeld enkele strenggeloovigen. Maar zelfs in de letterkundige afdeeling is -de groote meerderheid in den grond der zaak skeptisch aangelegd. Voor alles zijn zij, -hoewel zij zich daarover een beetje schamen, onderwijzers en worden daardoor door -de ironie van geëmancipeerde schoolvossen aangestoken, en, tot oorspronkelijke scheppingen -niet in staat, door een kritischen geest verteerd. Het zou mij dan ook zeer verwonderen, -indien uit hun rangen het verwachte genie te voorschijn kwam. Het ware te wenschen, -dat een barbaarsch genie, zonder geleerdheid, zonder kritiek, zonder overwegingen -en zonder nuances, de eeuw van morgen met bijlslagen onder een mooi opvlammen van -waarheid en werkelijkheid opensloeg. En wat mijn kameraden der natuurwetenschappelijke -afdeeling betreft, verzeker ik u, dat het neo-Katholicisme, het mysticisme, occultisme -en alle mode-phantasmagorieën op hen geen enkelen invloed hebben. Zij denken er niet -aan van de wetenschap een godsdienst te maken, blijven zeer toegankelijk voor den -twijfel, maar zijn over het algemeen heldere en krachtige, zekerheid wenschende koppen, -die zich geheel geven aan het onderzoek, welks arbeid zich over het ontzaglijke veld -der menschelijke kennis verbreidt. Zij wankelen niet, zij blijven overtuigde positivisten, -revolutionnisten, deterministen, die van <span class="pageNum" id="pb163">[<a href="#pb163">163</a>]</span>de waarneming en de ervaring de slotoverwinning over de wereld verwachten.” -</p> -<p>Hij zelf wond zich nu op en liet in de rustige, zonnige lanen van den tuin, aan zijn -geloof den vrijen loop. -</p> -<p>“Kent men de jeugd ooit? Het maakt je aan het lachen, wanneer men ziet hoe alle soorten -van apostelen om haar strijden, haar tot zich trekken, haar wit of zwart of grijs -noemen, al naar mate de kleur, die zij voor den triomf van hun denkbeelden noodig -hebben. De ware jeugd huist in de scholen, in de laboratoria, in de bibliotheken. -Die jeugd werkt, die jeugd brengt de toekomst, niet de zoogenaamde jeugd der vereenigingen, -manifesten en dergelijke buitensporigheden. Natuurlijk maakt die veel lawaai, hoort -men haar slechts. Maar als u de aanhoudende pogingen, den hartstocht eens kende van -de anderen, die, opgesloten in hun taak, zwijgen. Zoo ken ik er veel. Zij gaan mede -met de eeuw, hebben geen enkele van haar verwachtingen verworpen en schrijden steeds—vastbesloten -het werk van hun voorgangers voort te zetten—de nieuwe eeuw, steeds meer het licht, -steeds meer de vrijheid tegemoet. Ga met hen spreken en praat met hen over het bankroet -der wetenschap! Zij zullen de schouders ophalen, want zij weten heel goed, dat de -wetenschap nooit de harten meer ontvlamd, nooit wonderdadiger veroveringen gemaakt -heeft. Laat men de scholen, de laboratoria, de bibliotheken sluiten, den maatschappelijken -bodem geheel veranderen—dan eerst zou men kunnen vreezen, dat de dwaling weer opnieuw -opschoot, de dwaling, die zoo zoet is voor zwakke harten en bekrompen hersens!” -</p> -<p>Maar zijn mooie geestdrift werd onderbroken. Een groote, blonde jonge man bleef staan, -om François de hand te drukken. Tot zijn verbazing zag Pierre, dat het de zoon van -baron Duvillard, Hyacinthe, was, die hem overigens zeer correct groette. De jongelieden -tutoyeerden elkaar. -</p> -<p>“Wat, jij in onze oude wijk, in de provincie?” -</p> -<p>“Ja, ik moet achter het Observatorium, bij Jonas, zijn … Ken je Jonas niet? God, een -geniaal beeldhouwer, die er bijna in geslaagd is de materie te onderdrukken. Hij heeft -“De Vrouw” gemodelleerd, niet langer dan een vinger—niets dan ziel, zonder de ignobele -gemeenheid der vormen, en toch geheel de Vrouw in haar essentieel symbool. Het is -grootsch, het is verpletterend. Het is een schoonheidsleer, een godsdienst!” -<span class="pageNum" id="pb164">[<a href="#pb164">164</a>]</span></p> -<p>François keek hem glimlachend aan. De lange, nauwsluitende jas en zijn opgemaakt gezicht -met het gesoigneerde hoofd- en baardhaar gaven hem geheel het uiterlijk van een hermaphrodiet. -</p> -<p>“En jij? Ik dacht, dat je aan het werk was, dat je eerstdaags een gedicht zou publiceeren?” -</p> -<p>“Och, beste kerel, het scheppen kost mij zooveel moeite! Een vers kost mij weken … -Ja, ik heb een klein gedichtje gemaakt: Het einde der Vrouw. Je ziet, dat ik niet -zoo exclusief ben als men wel zegt, want ik bewonder Jonas, die nog aan de noodzakelijkheid -van het bestaan der Vrouw gelooft. Zijn excuus is die ruwe, materieele beeldhouwkunst! -Maar lieve hemel, wat heeft men in de poëzie de Vrouw misbruikt! Wordt het heusch -geen tijd haar daaruit te verjagen, om den tempel eindelijk eens te reinigen van het -vuil, waarmede haar gebreken als vrouw haar bezoedeld hebben? Hoe walgelijk is die -vruchtbaarheid, het moederschap en al wat erbij komt! Als we allen rein en fijngevoelig -genoeg waren, om er geen een meer aan te raken, en ze allen onvruchtbaar zouden sterven! -Dat zou tenminste een fatsoenlijk einde zijn, niet waar?” -</p> -<p>En met deze woorden, die hij op zijn gewone, kwijnende manier gezegd had, ging hij -heupwiegelend verder. -</p> -<p>“Ken je hem?” vroeg Pierre. -</p> -<p>“Ja, ik heb op het Lyceum Condorcet alle klassen met hem doorloopen. Een zeldzaam -grappig type! Een luilak, die tot in zijn dassen toe geurde met de millioenen van -zijn vader en zich aanstelde, alsof hij er zijn neus voor optrok; hij poseerde als -een revolutionnair en zeide, dat hij de bom, die de wereld in de lucht zou laten vliegen, -met zijn sigaret aansteken zou. Schopenhauer, Nietzsche, Tolstoi en Ibsen vereenigd! -En nu ziet u wat er van hem geworden is: een zieke en een hansworst!” -</p> -<p>“Het is een verschrikkelijk symptoom, dat juist de zonen der gelukkigen en bevoorrechten -uit verveling en moeheid ten gevolge van de aanstekelijke vernielingswoede, het slooperswerk -beginnen willen.” -</p> -<p>François was doorgeloopen tot den vijver, waarin kinderen een heel eskader bootjes -lieten varen. -</p> -<p>“Dit is nu nog maar een hansworst … Maar hoe kan men deze mystiek, deze herleving -van het spiritualisme, welke door de doctrinairen van het beruchte bankroet der wetenschap -gepropageerd wordt, werkelijk als ernst beschouwen, <span class="pageNum" id="pb165">[<a href="#pb165">165</a>]</span>wanneer men ziet hoe het na een zeer korte evolutie uitloopt op dergelijke dolzinnigheden -in litteratuur en kunst? Enkele jaren van invloed zijn voldoende geweest en het satanisme, -het occultisme en al dergelijke afdwalingen staan in vollen bloei—afgezien er nog -van, dat Sodom en Gomorrha, naar het heet, zich met het nieuwe Rome verzoend hebben. -Aan de vruchten kent men den boom, niet waar? En lijkt het niet, alsof wij in plaats -van getuige te zijn van een renaissance, van een het verleden terugbrengende, diepe -sociale beweging, eenvoudig een voorbijgaande reactie, die door heel wat oorzaken -verklaard kan worden, bijwonen? De oude wereld wil niet sterven, verzet zich in een -laatste stuiptrekking en schijnt voor een uur weer te herleven, alvorens door den -buiten zijn oevers getreden stroom der menschelijke kennis, die steeds grooter golven -vormt, meegesleurd te worden. Dat is de toekomst, dat is de nieuwe wereld, die de -ware jeugd zal wekken—de jeugd, die werkt, die men niet kent, die men niet hoort … -Maar luister eens scherp toe, misschien zult u haar dan hooren, want wij zijn hier -in haar woning: de groote stilte, die ons omgeeft, is het gevolg van den vlijt der -vele jonge koppen, die zich over de werktafel, het boek, de geschreven bladzijde buigen -en de waarheid dagelijks meer veroveren.” -</p> -<p>Met een breed gebaar wees François aan de andere zijde van den Jardin du Luxembourg -naar de instituten, de lycea, de hoogescholen, de juridische en geneeskundige faculteit, -het Institut met zijn vijf Académies, de tallooze bibliotheken en musea, het geheele -gebied van den intellectueelen arbeid, dat een reusachtig veld van het onmetelijke -Parijs uitmaakt. Pierre was bewogen, werd in zijn loochening geschokt. Hij meende -inderdaad uit de schoollokalen, uit de sectiekamers, uit de laboratoria, uit de bibliotheken, -uit de studeerkamers zelfs, het geweldige, doffe geluid van den arbeid van al die -druk bezige hersens te hooren. Het was niet het stootende, ademlooze sidderen, het -<span class="corr" id="xd30e2119" title="Bron: lawaaiïge">lawaaiige</span> dreunen der fabrieken, waarin het handwerk zich aftobt en prikkelt. Maar ook hier -klonk de zucht even mat, was de inspanning even moorddadig, de vermoeiende arbeid -even vruchtbaar. Was het dus waar, dat de intellectueele jeugd steeds in haar zwijgende -smidse staat, geen enkele hoop laat varen, geen verovering opgeeft en in volle vrijheid -van geest de waarheid en gerechtigheid van morgen met de onoverwinlijke hamers van -waarneming en ervaring smeedt? -<span class="pageNum" id="pb166">[<a href="#pb166">166</a>]</span></p> -<p>François keek op de klok van het Paleis van Justitie. -</p> -<p>“Ik ga naar Montmartre. Loopt u nog een eind mede?” -</p> -<p>Pierre nam de uitnoodiging aan, te meer daar de jonge man eraan toevoegde, dat hij -eerst zijn broer Antoine in het Musée du Louvre halen wilde. Op den helderen namiddag -heerschte in de bijna ledige zalen der schilderijengalerij, wanneer men van de lawaaierige -en drukke straten komt, een warme, voorname rust. Er waren slechts <span class="corr" id="xd30e2127" title="Bron: copiïsten">copiisten</span>, die in een diepe, slechts door de stappen van enkele ronddwalende vreemdelingen -gestoorde stilte werkten. Antoine zat aan het einde der Primitievenzaal, waar hij -met iets als vrome toewijding een studie naar Mantegna teekende. Maar bij die Primitieven -wekte niet de mystiek, de ideëele vlucht, welke de mode erin ziet, zijn hartstocht -op, maar integendeel—en wel met volle recht—de oprechtheid der naïeve realisten, hun -bescheiden eerbied voor de natuur, de tot in de kleinste bijzonderheid afdalende eerlijkheid, -waarmede zij haar zoo getrouw mogelijk trachtten weer te geven. Heele dagen lang was -hij ijverig bezig ze te copieeren, ze te bestudeeren, om van hen de strengheid van -teekening, de hooge oorspronkelijkheid, die zij aan hun oprechtheid van eerlijke kunstenaars -te danken hebben, te leeren kennen. -</p> -<p>Pierre werd door de reine vlam, welke dit ingespannen werken in de lichtblauwe oogen -van Antoine gebracht had, getroffen. Het gewoonlijk in zacht gepeins verzonken gelaat -van den blonden kolos was als verhit en gloeide koortsachtig; het hooge torenvormige -voorhoofd, dat hij van zijn vader geërfd had, maakte den indruk van een citadel, die -ten volle gewapend was voor de verovering der waarheid en der schoonheid. De geheele -geschiedenis van den achttienjarige bestond hierin: in zijn derde studiejaar had een -weerzin tegen de klassieke studiën zich van hem meester gemaakt, zijn hartstocht voor -het teekenen bracht zijn vader ertoe hem van het lyceum te nemen, waar hij absoluut -geen vorderingen maakte; daarna bracht hij zijn dagen door, om zichzelf te zoeken, -om de diepe oorspronkelijkheid, waarvan het gebiedende bewustzijn zoo luid in hem -gesproken had, in zichzelf los te maken. Hij had het met kopergravures en met etsen -geprobeerd. Maar al heel gauw was hij teruggekeerd tot de houtsnede en bleef daarbij, -niettegenstaande deze, door de industrieele <span class="corr" id="xd30e2132" title="Bron: procéde’s">procedé’s</span> verlaagd, in discrediet geraakt was. Was hier niet een geheele kunst te verbreeden, -haar nieuw leven te schenken? -<span class="pageNum" id="pb167">[<a href="#pb167">167</a>]</span></p> -<p>Hij droomde ervan zijn eigen teekeningen in hout te snijden, het brein te zijn, dat -leven verwekte, en de hand, die uitvoerde, om nieuwe uitwerkingen van goede kracht -van visie en uitdrukking te verkrijgen. Om zijn vader, die eischte, dat al zijn zoons -een beroep zouden uitoefenen, te gehoorzamen, verdiende hij zijn dagelijksch brood -door houtsneden voor geïllustreerde bladen te maken. Maar naast dit gewone werk had -hij reeds eenige platen van buitengewoon krachtige en levensware uitdrukking gemaakt: -copieën naar de werkelijkheid, tooneelen uit het dagelijksch leven, die een voor een -zoo jongen man verbijsterend meesterschap verrieden. -</p> -<p>“Wil je dat in hout snijden?” vroeg François, toen zijn broeder de copie weer in zijn -portefeuille deed. -</p> -<p>“Neen, dit is maar een les, om bescheiden en eerlijk te leeren zijn. Het tegenwoordige -leven is zoo heel anders.” -</p> -<p>Op straat begon Antoine tegen Pierre, die voor de broers een steeds grootere sympathie -voor zich voelde opkomen, over zijn kunstdroom te spreken. -</p> -<p>“De kleur is een macht, een hooge bekoring; men kan zeggen, dat zonder haar geen volkomen -levenswaarheid bestaat. Toch—en dat is vreemd—is zij voor mij<span class="corr" id="xd30e2143" title="Niet in bron">niet </span>onontbeerlijk. Het is mij alsof ik met wit en zwart het leven even krachtig, even -beslist kan weergeven; ik verbeeld mij zelfs, dat ik zulks zonder de bedriegelijke -huichelarij der kleuren nog ernstiger, nog essentieeler maken kan … Maar welk een -taak. Kijk eens naar het groote Parijs, dat wij doorgaan! Ik zou het tegenwoordige -oogenblik in enkele tooneelen, in enkele typen willen vastleggen, die als het ware -eeuwige getuigen zouden kunnen zijn. En dat zou ik heel nauwkeurig, heel naïef willen -doen, want de uitdrukking der eeuwigheid ligt slechts in de eenvoudige onschuld van -den kunstenaar, die deemoedig en geloovig tegenover de altijd mooie natuur staat. -Ik heb al een paar figuren, ik zal ze u laten zien … O, als ik het zou durven wagen -het hout onmiddellijk met de graveerstift aan te grijpen, zonder eerst mijn hartstocht -door het teekenen af te korten! -</p> -<p><span class="corr" id="xd30e2146" title="Niet in bron">“</span>Trouwens ik maak alleen maar een potloodschets; de stift kan dan nog gelukkige invallen, -onverwachte kracht en fijnheden uitvoeren. Vandaar dat de teekenaar en de graveur -in mij slechts één persoon vormen, zoodat ik alleen maar mijn houtsneden uitvoeren -kan. De teekeningen zouden, wanneer zij door een ander gesneden werden, zonder leven -<span class="pageNum" id="pb168">[<a href="#pb168">168</a>]</span>zijn. Wanneer men een schepper van wezens is, ontspringt het leven evenzeer uit de -vingers als uit de hersenen.” -</p> -<p>Toen zij met hun drieën beneden aan den Montmartre-heuvel waren en Pierre met de tram -naar Neuilly terug wilde gaan, vroeg Antoine, in wien de hartstocht koortsachtig brandde, -of hij den beeldhouwer Jahan kende, die voor den Sacré-Cœur werkte. En op Pierre’s -ontkennend antwoord: -</p> -<p>“Ga u dan een oogenblik mee naar boven; het is een jongen met een groote toekomst. -U moet het ontwerp van een engel, dat zij geweigerd hebben, eens zien.” -</p> -<p>Toen ook François dezen engel prees, besloot de priester mede te gaan. Jahan had boven -op den heuvel, onder de door den bouw van de Basilica noodzakelijk geworden barakken -in een loods een atelier kunnen inrichten, dat groot genoeg was om daarin den reusachtigen -engel uit te voeren. De drie bezoekers troffen hem aan in zijn werkkiel, terwijl hij -toezicht hield op het werk van zijn twee helpers; zij waren bezig het blok steen, -waaruit de engel ontstaan moest, af te houwen. Jahan was een flinke kerel van zes-en-dertig -jaar met een grooten, bruinen baard, een sterken, gezonden mond en mooie, schitterende -oogen. Hij was een geboren Parijzenaar, had de <span class="corr" id="xd30e2154" title="Bron: Ecole">École</span> Normale bezocht en bezat een hartstochtelijk temperament dat hem voortdurend onaangenaamheden -bezorgde. -</p> -<p>“Zoo, komt u naar mijn engel zien, waarvan men in het aartsbisschoppelijk paleis niets -weten wil. Daar is hij.” -</p> -<p>Het een meter hooge beeld, waarvan de klei reeds aan het drogen was, bezat een prachtige -vlucht met zijn twee groote ontplooide vleugels. Het naakte lichaam was dat van een -slanken, krachtigen jongeling met een van vreugde stralend gezicht en scheen als door -verrukking omhoog gedragen te worden. -</p> -<p>“Zij vonden mijn engel te menschelijk. En waarachtig, zij hadden gelijk … Een engel -is het moeilijkste wat men zich denken kan. Je weifelt reeds omtrent het geslacht—is -het een jongen of een meisje? Wanneer bovendien het geloof ontbreekt, dan moet men -wel het eerste het beste model nemen en copieeren … Toen ik dezen maakte, trachtte -ik mij een mooi kind voor te stellen, waaraan vleugels groeiden en dat door de bedwelming -der vlucht in de vreugde der zon omhoog gedragen wordt. Dat heeft hun aanstoot gegeven, -zij hebben iets godsdienstigers gewild en toen heb ik dat prutswerk daar gemaakt. -Je moet toch leven.” -<span class="pageNum" id="pb169">[<a href="#pb169">169</a>]</span></p> -<p>Met een handgebaar wees hij op een andere maquette, aan de uitvoering waarvan zijn -helpers juist begonnen waren: een correcten engel met symmetrischen ganzevleugels, -een lichaam, dat noch op een jongen, noch op een meisje geleek, en een banalen kop, -welke de door de traditie voorgeschreven onnoozele uitdrukking toonde. -</p> -<p>“Wat zal ik je zeggen?” ging hij voort. “Die geheele kerkelijke kunst is tot de <span class="corr" id="xd30e2166" title="Bron: afschuwlijkste">afschuwelijkste</span> banaliteit vervallen. Men gelooft niet meer, men bouwt kerken als kazernes, men versiert -ze met Onze Lieve Heeren en Madonna’s, waar je bij zoudt kunnen huilen. Het genie -kan slechts opbloeien uit den socialen bodem; de groote kunstenaar kan slechts voortkomen -uit het geloof van zijn eeuw … Zoo ben ik bijvoorbeeld de kleinzoon van een boer uit -Beauce en opgegroeid bij mijn vader, die naar Parijs gekomen is, om zich in de rue -de la Roquette als marmerbewerker te vestigen. Ik zelf ben ook als werkman begonnen, -mijn geheele jeugd heb ik onder het volk doorgebracht, zonder dat ook maar het denkbeeld -bij mij opgekomen is een voet in de kerk te zetten … Wat moet er van de kunst worden -in een tijd, die niet meer aan God noch aan de schoonheid gelooft? Men moet wel overgaan -tot het nieuwe geloof, en dat is het geloof in het leven, in den arbeid, in de vruchtbaarheid, -aan alles wat werk en leven schept …” -</p> -<p>Hij viel zich plotseling in de rede, om uit te roepen: -</p> -<p>“Zeg, ik heb weer aan mijn beeld der Vruchtbaarheid gewerkt en ik ben er aardig tevreden -over … Ga eens mee kijken!” -</p> -<p>Hij stond er op hen mede te nemen naar zijn eigen atelier, dat hij dicht bij het huisje -van Guillaume had. Men kwam er door de rue du Calvaire, die straat, welke eigenlijk -niet meer dan een als een ladder zoo steile, eindelooze trap is. De deur kwam uit -op een der kleine portalen en na eenige treden bevond men zich in een groot, met maquetten, -pleisterbeelden, schetsen overvuld vertrek. Op een voetstuk stond het beeld der Vruchtbaarheid, -waaraan hij bezig was, in vochtige doeken gewikkeld. Toen hij deze eraf genomen had, -kwam zij te voorschijn met haar krachtig ontwikkelde heupen, haar buik, waaruit een -nieuwe wereld ontstaan zou, haar door de voedende en verlossende gezwollen boezem -van echtgenoote en moeder. -</p> -<p>“Nou,” riep hij met een gelukkig lachje; “ik zou zoo denken, dat het kind van deze -niet zoo’n uitgemergeld en <span class="pageNum" id="pb170">[<a href="#pb170">170</a>]</span>verpieterde jongen zal zijn als de bleeke aesthetici van tegenwoordig en dat hij ook -niet bang zal zijn eveneens kinderen te maken!” -</p> -<p>Maar terwijl Antoine en François het beeld bewonderden, werd Pierre’s aandacht voornamelijk -in beslag genomen door een jong meisje, dat de deur van het atelier voor hen geopend -had en dadelijk daarna weer met een vermoeid uiterlijk aan een klein tafeltje in een -boek was gaan zitten lezen. Het was Lise, Jahan’s twintig jaar jonger zusje, dat na -den dood van haar ouders bij haar broer was komen inwonen. Teer en zwak van gezondheid, -had zij een zeer zacht gezicht, dat door prachtig aschblond haar omlijst was. Zij -kon zich slechts met moeite voortbewegen en ook haar geest was achterlijk en kinderlijk -naïef gebleven. In den beginne had haar broeder er veel verdriet over gehad, maar -thans was hij aan haar onnoozelheid gewend geraakt, en daar hij zelf steeds druk in -de weer en vol nieuwe plannen was, moest hij haar wel wat verwaarloozen, liet hij -haar als een vleiend kind in zijn huis leven, zooals zij dat zelf verkoos. -</p> -<p>Pierre had opgemerkt met welk een zusterlijke geestdrift Lise Antoine ontving. En -onmiddellijk zag hij, hoe deze, toen hij Jahan met zijn Vruchtbaarheid geluk gewenscht -had, naast het jonge meisje ging zitten, zich met haar bezig hield, haar allerlei -dingen vroeg en naar het boek, dat zij las, keek. Sedert een half jaar was er tusschen -hen een reine, teere band ontstaan. Hij kon haar van uit den tuin van zijn vader op -de place du Tertre zien door het groote glazen dak van het atelier, waarin zij haar -onschuldig meisjesleven leefde. In den beginne had zij zijn belangstelling opgewekt, -omdat hij haar daar altijd alleen, bijna verlaten zag; later, toen hij kennis gemaakt -had en haar tot zijn verrukking zoo eenvoudig en bekoorlijk gevonden had, was het -hartstochtelijke verlangen in hem opgekomen haar door liefde tot begrip en leven te -wekken; hij wilde de geest en het hart zijn, die bevruchten. Wat de broeder niet had -kunnen zijn, werd hij voor de teere plant, die zoozeer een zorgvuldige verpleging, -zon en liefde noodig had. Reeds was hij erin geslaagd haar te leeren lezen, een taak, -waarvoor alle onderwijzeressen teruggeschrikt waren. Zij luisterde naar hem, begreep -hem. Haar mooie heldere oogen in haar onregelmatig gelaat werden langzamerhand door -een vlam van geluk verlevendigd. Dit was het wonder der liefde: de adem <span class="pageNum" id="pb171">[<a href="#pb171">171</a>]</span>van den jongen geliefde, die zijn geheele wezen gaf, schiep de vrouw. Weliswaar bleef -haar gezondheid zoo teer, dat men altijd bang was haar in een zachten zucht te zien -verscheiden, ook kon zij nog niet loopen, daar haar voeten te zwak waren, maar zij -was niet meer de kleine wilde, het kwijnende bloempje van de vorige lente. -</p> -<p>Jahan, vol verbazing over het wonder, was naar de jonge lui gekomen. -</p> -<p>“Nu, doet je leerling je geen eer aan? Ze leest al heel vloeiend en begrijpt de mooie -boeken, die je voor haar medebrengt, heel goed. Waarachtig, ze leest me tegenwoordig -iederen avond voor.” -</p> -<p>Zij sloeg haar reine oogen op en keek Antoine met een glimlach van oneindige dankbaarheid -aan. -</p> -<p>“O, ik zal alles kunnen en alles doen, wat hij mij leert.” -</p> -<p>Allen begonnen zachtjes te lachen. Toen de drie bezoekers eindelijk afscheid namen, -bleef François voor een maquette, die tijdens het drogen gesprongen was, staan. -</p> -<p>“Een mislukt ontwerp,” zeide de beeldhouwer. “Ik wou een Barmhartigheid maken, een -bestelling voor de een of andere instelling. Maar al mijn zoeken hielp niets—wat ik -vond was zoo banaal, dat ik de klei heb laten barsten. Maar toch zal ik er weer aan -dienen te beginnen.” -</p> -<p>Weer buiten kwam Pierre op het denkbeeld naar de basilica van den <span class="corr" id="xd30e2190" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> te gaan in de hoop daar abbé Rose te zullen aantreffen. Hij ging dus met de twee -broers de rue Gabrielle op en kwam weer op de trappen van de rue Chappe, die zij opliepen. -Toen zij boven voor de met haar woud van stellingen in den helderen hemel oprijzende -kerk kwamen, vonden zij daar Thomas, die door de rue Lamarck, waar hij aan een gieter -een opdracht wou gaan geven, van de fabriek huiswaarts ging. -</p> -<p>“Wat ben ik blij,” riep hij, die gewoonlijk zoo stil en in zichzelf gekeerd was, stralend -van geluk uit. “Ik geloof, dat ik voor onzen kleinen motor … Zeg aan vader, dat alles -goed gaat en dat hij gauw beter worden moet.” -</p> -<p>Bij den blijden uitroep hadden François en Antoine zich in een plotselinge, gelijktijdige -opwelling tegen hun broeder aangedrukt. Zoo stonden zij daar alle drie tot één dappere -groep vereenigd; zij hadden slechts één hart, dat bij de gedachte, dat de vader zich -verheugen, dat een goede tijding van hen hem helpen zou weer gauw beter te worden, -van één vreugde klopte. Pierre, die ze nu kende, ze op hun <span class="pageNum" id="pb172">[<a href="#pb172">172</a>]</span>waarde schatte en van hen begon te houden, werd diep getroffen door deze drie zoo -sprekend op elkander gelijkende kolossen, die zoodra hun kinderliefde opvlamde, zich -dadelijk nauwer verwant gevoelden en zoo tot een heldhaftige phalanx vereenigd werden. -</p> -<p>“U moet tegen hem zeggen, dat wij op hem wachten en dat wij op het eerste teeken bij -hem zullen zijn.” -</p> -<p>Alle drie drukten den priester krachtig de hand. En toen hij hen nakeek, terwijl zij -zich verwijderden in de richting van het huisje, waarvan de tuin boven den muur van -de rue Saint-Eleuthère zichtbaar was, meende hij een fijne silhouette, een blank, -door de zon bestraald gezichtje onder een zwarte haarkroon te onderscheiden, ongetwijfeld -Marie, die naar het uitloopen der seringen keek. -</p> -<p>Onbeweeglijk bleef Pierre op dezelfde plaats staan. De meest tegenstrijdige gevoelens -en gedachten maakten zich van hem meester en maakten hem zoo verward, dat het hem -onmogelijk was duidelijk in zichzelf te lezen. Nu wendde hij zijn blikken naar de -stad. Het onmetelijke Parijs ontrolde zich aan zijn voeten, een in het helder rose -van den lenteavond teer en doorzichtig Parijs. De eindelooze huizenzee teekende zich -heel duidelijk af, zoodat men de schoorsteenen en de kleine, zwarte strepen der ramen -bijna bij millioenen tellen kon. In de stille lucht deden de monumenten aan voor anker -liggende schepen denken, aan een op zijn vaart tegengehouden eskader, welks lange -masten in de afscheid nemende zon glansden. Nooit nog had Pierre de groote afdeelingen -van dezen menschelijken oceaan zoo duidelijk onderscheiden: daar beneden in het Oosten -en Noorden de werkstad met de snuivende rookende fabrieken; in het Zuiden, aan de -overzijde der rivier, de stille, rustige stad der studie en van den geestelijken arbeid. -Daarentegen heerschte de hartstocht van den handel overal, voornamelijk echter in -het centrum, terwijl in het Westen, in den langzamerhand bloedrooden brand der ondergaande -zon, de stad der gelukkigen en der machtigen haar ophooping van paleizen uitbreidde. -</p> -<p>Toen voelde Pierre uit de diepte van het Niet, waarin hij door het verlies van zijn -geloof gevallen was, de heerlijke frischheid, de nog onduidelijke komst van een nieuw -geloof opstijgen. Zelfs zijn verwachtingen zou hij niet onder woorden hebben kunnen -brengen, maar reeds te midden van de ruwe fabrieksarbeiders was het handwerk hem ondanks -de ellende en de vreeselijke onrechtvaardigheid, waartoe het leidde, <span class="pageNum" id="pb173">[<a href="#pb173">173</a>]</span>als iets noodzakelijks en verlossends toegeschenen. En zie, nu had de intellectueele -jeugd, die hij opgegeven had, die generatie van morgen, welke naar zijn meening verdorven -in de dwaling en in de vroegere verrotting teruggevallen was, zich vol mannelijke -beloften aan hem geopenbaard, vast besloten het werk der ouderen voort te zetten en -door de wetenschap de waarheid en de gerechtigheid te veroveren. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch2.5" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch2.5.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">V.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het was nu reeds ruim een groote maand geleden, dat Guillaume naar zijn broer in het -kleine huisje van Neuilly gevlucht was. Daar zijn pols zoo goed als genezen was, kon -hij al geruimen tijd opstaan en uren lang in den tuin zitten. Maar hoe graag hij ook -naar Montmartre terug wilde, om de zijnen weer te zien en zijn werk weer te hervatten, -toch deden de berichten uit de couranten hem iederen ochtend zijn vertrek weer uitstellen. -De toestand bleef altijd en eeuwig dezelfde: de politie verdacht nu Salvat, had hem -een avond bij de Halles gezien, maar dan weer uit het oog verloren: ieder oogenblik -kon hij echter gearresteerd worden. Wat zou er gebeuren; zou hij spreken, zouden nieuwe -huiszoekingen volgen? -</p> -<p>Een week lang hadden de couranten zich met niets anders bezig gehouden dan met de -onder de koetspoort van het hôtel Duvillard gevonden priem. Alle Parijsche reporters -hadden de fabriek Grandidier bezocht, de arbeiders en den patroon ondervraagd, teekeningen -gegeven. Sommigen gingen zelfs zoover persoonlijk op onderzoek uit te gaan, om zelf -de hand op den schuldige te leggen. Men maakte grappen over de onmacht der politie; -er was een heele hartstocht ontstaan voor deze jacht op dien man; de dagbladen stonden -vol van de meest ongerijmde phantasieën, de schrik verdubbelde zich, want er was met -nieuwe bommen gedreigd; Parijs zou zeker op een goeden dag in de lucht vliegen. De -<i>Voix du Peuple</i> verzon iederen dag een nieuw sensatieverhaal; dreigbrieven, bedreigingen met brandstichting, -wijdvertakte en duistere samenzweringen. Nog nooit was een zoo belachelijke besmetting -van waanzin over een stad gestreken. -</p> -<p>Van af zijn wakker worden wachtte Guillaume met een koortsachtig ongeduld op de couranten -en beefde ieder oogenblik bij de gedachte, dat hij de arrestatie van Salvat zou lezen. -De heftige campagne, die de bladen voerden, de <span class="pageNum" id="pb174">[<a href="#pb174">174</a>]</span>domheden en de wreedheden, die hij erin vond, brachten hem buiten zichzelf, het wachten -maakte hem zenuwachtig-overspannen. Men had het net op goed geluk af over de geheele -in den reuk van anarchie staande schaar dichtgetrokken en verdachten gearresteerd—fatsoenlijke -arbeiders en bandieten, dwepers en nietsdoeners. Het was het vreemdsoortigste samenraapsel, -dat de rechter van instructie Amadieu in een reusachtigen bond van misdadigers trachtte -te veranderen. Op een ochtend las Guillaume zelfs zijn naam, die genoemd werd naar -aanleiding van een huiszoeking bij een talentvol revolutionnair journalist, met wien -hij bevriend was. Zijn hart klopte van woede, maar was het niet voorzichtiger nog -wat geduldig in het kleine asyl te Neuilly te blijven, daar de politie ieder uur het -huisje in Montmartre kon binnenvallen en hem daar, als zij hem er vond, arresteeren? -</p> -<p>In dezen voortdurenden angst leidden de beide broers een stil en eenzaam leven. Ook -Pierre vermeed het nu uit te gaan en bleef geheele dagen thuis. Men was nu in het -begin Mei; de vroeg ingevallen lente gaf aan den tuin een jeugdige bekoring en een -heerlijke warmte. Maar bij voorkeur had Guillaume, zoodra hij op mocht staan, zijn -tenten opgeslagen in het vroegere, thans als een groote studeerkamer ingerichte laboratorium -van hun vader. Alle papieren en alle boeken van den beroemden scheikundige bevonden -zich daar nog, en de zoon had er pas begonnen studies ontdekt, waarvan de opwindende -lezing hem van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat boeide; en zonder dat hij het zich -bewust was, verdroeg hij alleen door dat werken geduldig zijn vrijwillige opsluiting. -Ook Pierre las het grootste gedeelte van den tijd; maar hoe dikwijls sloeg hij zijn -oogen van het boek op en ging hij geheel op in zijn overpeinzingen, in het Niet, waarin -hij steeds weer terugviel. Uren lang konden de twee broers zonder een woord te zeggen -en gehuld in een diepe stilte zoo tegenover elkaar zitten. Toch bezaten zij het bewustzijn, -de gelukkige en vertrouwen gevende zekerheid, dat zij samen waren. Dikwijls ontmoetten -hun blikken elkaar, wisselden zij een glimlach, zonder er behoefte aan te gevoelen -op een andere wijze tegen elkaar te zeggen hoe zij weer van elkaar begonnen te houden. -De innige en warme toegenegenheid van vroeger bloeide weer in hen op, zij voelden -het oude huis van hun kindsheid, hun vader en hun moeder in de rustige lucht, die -zij inademden, herleven. De groote <span class="pageNum" id="pb175">[<a href="#pb175">175</a>]</span>glazen deur zag uit op den tuin en op Parijs, en zij ontwaakten slechts uit hun lezen -en hun lang gepeins, om, dikwijls ongerust, te luisteren naar het verre gerommel of -het luidere lawaai van de groote stad. -</p> -<p>Menigmaal braken zij midden in hun gesprek af, wanneer zij iemand boven hun hoofden -heen en weer hoorden loopen. Het was Nicolas Barthès, die, sedert Théophile Morin -hem op den avond van den aanslag had medegebracht, zijn onderdak niet meer verlaten -had. Hij kwam zelden beneden, waagde zich nauwlijks in den tuin, uit vrees, naar hij -zeide, dat men hem uit een huis in de verte, waarvan de ramen door een boomgroep gemaskeerd -werden, zien en herkennen zou. Deze angst van den ouden samenzweerder voor de politie -kon een glimlachje verwekken, terwijl dat als een ijsbeer heen en weer loopen, dat -hardnekkige wandelen van den eeuwige gevangene, die voor de vrijheid van anderen twee -derden van zijn leven in alle kerkers van Frankrijk doorgebracht had, aan het kleine -huisje iets roerends melancholiek gaf: het was als het ware het rhythme van het goede -en mooie, van alles, waarop men hoopte en wat ongetwijfeld nooit komen zou. -</p> -<p>Bezoeken kwamen de eenzaamheid der beide broeders slechts weinig storen. Sedert de -wond van Guillaume dichttrok, liet ook Bertheroy zich minder zien. Een geregeld bezoeker -bleef Théophile Morin, wiens bescheiden belletje om den anderen dag ’s avonds op hetzelfde -uur weerklonk. Hij had voor Barthès, ofschoon hij diens denkbeelden niet deelde, de -vereering, die men voor een martelaar pleegt te hebben. Hij ging dan altijd een uur -naar boven, maar zij praatten blijkbaar niet, want geen geluid drong uit de kamer -door. Wanneer hij een oogenblik in het laboratorium kwam zitten, werd Pierre steeds -getroffen door zijn uitdrukking van groote moeheid, zijn aschgrauwen baard en haar, -zijn uitgeteerd gelaat. Slechts wanneer er over Italië gesproken werd, vlamden zijn -oogen als gloeiende kolen op. Op een dag, dat hij den naam van Orlando Prada, den -grooten patriot, zijn krijgsmakker in de legendarische expeditie der Duizend hoorde -noemen, werd Pierre diep getroffen door den vurigen geestdrift, die op zijn dood gelaat -verscheen. Doch dat waren slechts korte bliksemstralen van vreugde, want weldra kwam -de oude professor weer te voorschijn, vond men in hem slechts den landgenoot en vriend -van Proudhon terug, die later een trouwe leerling van Auguste Comte geworden <span class="pageNum" id="pb176">[<a href="#pb176">176</a>]</span>was. Van Proudhon had hij den opstand van den arme tegen den rijke, den vurigen drang -naar een rechtvaardiger verdeeling van den rijkdom gehouden. -</p> -<p>Maar de nieuwere tijden vervulden hem met angst en beven; noch zijn doctrines, noch -zijn temperament deden hem iets voelen voor de revolutionnaire middelen. Comte had -hem een onwankelbare zekerheid in intellectueele wetten gegeven; hij hield zich aan -de logica, aan de heldere, besliste methode van het positivisme, dat alle menschelijke -kennis als het ware hiërarchiseert, de onnoodige metaphysische methoden verwerpt en -overtuigd is, dat het menschelijke, sociale en religieuze probleem slechts door de -wetenschap opgelost kan worden. Maar bij al zijn bescheidenheid, bij al zijn geresigneerdheid -ontbrak aan dat steeds onwankelbaar gebleven geloof niet een zekere bitterheid, want -niets scheen op redelijke wijze zijn doel tegemoet te gaan: Comte zelf was ten slotte -bij de meest verwarrende mystiek terecht gekomen, de groote geleerden werden bij het -zien der waarheid door angst aangegrepen, de barbaren bedreigden de wereld met een -nieuwe macht, wat hem in politiek opzicht bijna reactionnair maakte; bij voorbaat -legde hij zich neer bij de komst van een dictator, die wat orde in den chaos brengen -zou, opdat de opvoeding der menschheid verder zou kunnen gaan. -</p> -<p>Andere bezoekers waren nog Bache en Janzen, die steeds samen kwamen en altijd heel -laat in den avond. Soms bleven zij tot twee uur in den ochtend met Guillaume in de -groote studeerkamer zitten praten. De dikke, vaderlijke Bache met zijn in de sneeuw -van zijn baard- en hoofdhaar schuilgaande oogen, sprak langzaam, zalvend en eindeloos, -zoodra hij aan een uiteenzetting van zijn denkbeelden begon. Hij had slechts eerbied -voor Saint-Simon, den baanbreker, die het eerst de wet van de noodzakelijkheid van -den arbeid, al naar gelang van ieders krachten, opgesteld had. Maar zijn stem klonk -ontroerd, wanneer hij sprak over Fourier. Dat was de ware verwachte Messias van den -modernen tijd, de Verlosser, die het goede zaad der komende wereld uitgestrooid had, -door voor de maatschappij van morgen, zooals zij zonder eenigen twijfel tot stand -komen zou, regelen achter te laten. De wet der harmonie was uitgevaardigd, de eindelijk -bevrijde en gezond toegepaste hartstochten zouden het raderwerk ervan, de aantrekkelijk -geworden arbeid de levensfunctie worden. Niets ontmoedigde hem: indien slechts <span class="pageNum" id="pb177">[<a href="#pb177">177</a>]</span>één gemeente een phalanstère<a class="noteRef" id="xd30e2230src" href="#xd30e2230">2</a> vormde, dan zou weldra het geheele departement, vervolgens de omliggende departementen, -eindelijk geheel Frankrijk volgen. Hij aanvaardde zelfs het werk van Cabet, wiens -Icaria<a class="noteRef" id="xd30e2236src" href="#xd30e2236">3</a> nog niet zoo heel dwaas was. -</p> -<p>Hij herinnerde dan aan de motie, die hij in 1871, toen hij in de Commune zat, voorgesteld -had, om de denkbeelden van Fourier toe te passen op de Fransche Republiek, en hij -scheen overtuigd te zijn, dat de troepen van Versailles, door de communistische gedachte -in het bloed te verstikken, den triomf van het communisme een halve eeuw vertraagd -hadden. Wanneer er tegenwoordig sprake was van dansende tafels, dwong hij zich tot -een lachje, wat niet belette dat hij in den grond der zaak een verstokte spiritist -gebleven was. Sedert hij lid van den gemeenteraad was, zwenkte hij van de eene socialistische -secte naar de andere, al naar mate zij min of meer zijn oude overtuiging naderden. -Hij ging geheel op in dien drang naar geloof, in die kwellende begeerte naar het goddelijke, -die hem, nadat zij hem eerst God uit de kerken hadden doen verjagen, dezen nu in den -poot van het een of andere meubelstuk zoeken lieten. -</p> -<p>Janzen daarentegen was even stil als zijn vriend Bache praatziek. Nu en dan liet hij -een korten zin hooren, maar deze striemde als een geeselslag, was scherp als een dolk. -Zijn ideeën en theorieën bleven daardoor dan ook duister, te meer daar de moeite, -die het hem kostte zich in het Fransch uit te drukken, alles wat hij zeide, in een -soort nevel hulde. Hij kwam uit verre streken—een Rus, een Pool, een Oostenrijker, -een Duitscher misschien—niemand kon het met zekerheid zeggen. In ieder geval was hij -een vaderlandslooze, die zijn droom van bloedige broederschap overal met zich ronddroeg. -Wanneer hij met zijn bleeken, blonden Christuskop een van zijn verschrikkelijke woorden, -met een ijzige koude en zonder een gebaar, van zijn lippen vallen liet, sprak daaruit -nooit iets anders dan de noodzakelijkheid om de volkeren uit te roeien en de aarde -met een jong en beter volk te bezaaien. Bij iedere meening van Bache, dat de arbeid -door politieverordeningen aangenaam gemaakt, de <span class="pageNum" id="pb178">[<a href="#pb178">178</a>]</span>phalanstère als een kazerne georganiseerd, de godsdienst als een pantheïstisch of -spiritistisch deïsme hervormd moest worden, haalde hij medelijdend zijn schouders -op. -</p> -<p>Waartoe dergelijke beuzelarijen, dergelijke huichelachtige oplapperijen, wanneer het -huis ineenstortte en de eenige eerlijke uitweg was om het naar den grond te werpen, -ten einde het flinke huis met nieuw materiaal opnieuw te kunnen opbouwen? Over de -propaganda door de daad, door bommen, bewaarde hij het stilzwijgen, maakte hij slechts -een gebaar vol oneindige hoop. Blijkbaar keurde hij die goed. De legende, die van -hem een der daders van den aanslag te Barcelona maakte, verlichtte zijn verleden met -den glans van een vreeselijken roem. Toen Bache op een goeden dag over zijn vriend -Bergaz, den reeds in een diefstal gecompromitteerden coulissier<a class="noteRef" id="xd30e2247src" href="#xd30e2247">4</a>, sprak en hem eenvoudig voor een bandiet uitmaakte, glimlachte Janzen slechts even -en zeide op zijn kalme manier, dat diefstal een gedwongen restitutie was. En in dien -beschaafden, verfijnden man, wiens geheimzinnig leven misschien misdaden, maar geen -enkele lage, gemeene handeling verborg, voelde men een onverzoenlijken, koppigen theoreticus, -die vast besloten was voor den triomf der idée de wereld in brand te steken. -</p> -<p>Wanneer op sommige avonden Théophile Morin in het huisje te Neuilly Bache en Janzen -vond en zij met Guillaume tot heel laat in den nacht bleven praten, zat Pierre in -zijn donker hoekje onbeweeglijk naar hen te luisteren, zonder ooit aan de discussies -deel te nemen. In den beginne had hij er zich hartstochtelijk voor geïnteresseerd -als iemand, die, krankzinnig gemaakt door zijn behoefte aan waarheid en gemarteld -door zijn twijfel, erover dacht de balans van de denkbeelden der eeuw op te maken -en alle, die tot stand gekomen waren, te bestudeeren, om daaruit den doorloopen weg, -de verkregen voordeelen af te leiden. Maar dadelijk bij de eerste stappen schrikte -hij terug, toen hij ze alle vier met elkander hoorde redetwisten, zonder dat een verzoening -mogelijk was. -</p> -<p>Na het echec, dat hij bij zijn onderzoekingen in Lourdes en Rome en bij zijn derde -poging in Parijs geleden had begreep hij heel goed, dat het ging om den geest der -eeuw, om de nieuwe waarheden, om het onverwachte Evangelie, welks prediking het aangezicht -der aarde veranderen zou. <span class="pageNum" id="pb179">[<a href="#pb179">179</a>]</span>Van te veel ijver gloeiend, ging hij van de eene overtuiging over tot de andere en -verwierp deze weer, om een derde te omhelzen. In den beginne had hij zich met Théophile -Morin positivist, met zijn broer Guillaume evolutionnist en determinist, met Bache -humanitair communist gevoeld. Zelfs Janzen, die met een zoo woesten trots aan zijn -theoretischen droom van een onbeperkt individualisme geloofde, had hem een oogenblik -aangetrokken. Maar dan verloor hij den vasten grond onder zijn voeten, had hij nog -slechts de tegenspraken, de chaotische onsamenhangendheid van de voorwaarts schrijdende -menschheid gezien. Het was niets meer dan een hoop slakken, waarin hij verdwaalde. -Het had niets te beteekenen, dat Fourier uitgegaan was van Saint-Simon: hij verloochende -hem toch gedeeltelijk, en terwijl de leer van den laatste zich verstarde tot een soort -mystiek sensualisme, scheen de leer van den eerste op een niet te aanvaarden inlijvingscodex -uit te loopen. -</p> -<p>Proudhon haalde alles neer zonder iets op te bouwen. Comte, die de methode schiep -en de wetenschap haar plaats aanwees door haar tot de eenige heerscheres te verklaren, -had zelfs geen vermoeden van de sociale crisis, welker vloed alles dreigde mede te -sleuren, en stierf, door de vrouw ter aarde geworpen, als een illuminaat<a class="noteRef" id="xd30e2257src" href="#xd30e2257">5</a> der liefde. Ook deze beiden traden in den strijd en vochten met de beide anderen; -het algemeene conflict en de verblinding waren zóó groot geworden, dat de door hen -gemeenschappelijk aangebrachte waarheden erdoor verduisterd, misvormd, onherkenbaar -werden. Vandaar de buitengewone verwarring van het oogenblik: Bache met Saint-Simon -en Fourier, Théophile Morin met Proudhon en Comte, begrepen niets meer van Mège, den -collectivistischen afgevaardigde, vervloekten hem, gingen te keer tegen hem en het -staatscollectivisme, zooals zij trouwens tegen alle socialistische secten te keer -gingen, zonder er zich rekenschap van te geven, dat deze toch ook van hun meesters -uitgegaan waren, wat den verschrikkelijken, ijskouden Janzen in het gelijk scheen -te stellen, wanneer hij verklaarde, dat het huis niet meer te herstellen viel, dat -het in verrotting en waanzin instortte en met den grond gelijk gemaakt worden moest. -</p> -<p>Op een avond dat Pierre, na het vertrek der drie bezoekers, met Guillaume alleen bleef, -zag hij, dat deze met een <span class="pageNum" id="pb180">[<a href="#pb180">180</a>]</span>somber gezicht en langzame passen op en neer liep. Hij bleef spreken zonder er zich -rekenschap van te geven, dat zijn broeder alleen nog maar naar hem luisterde. Hij -betuigde zijn afkeer tegen den collectivistischen Staat van Mège, tegen den dictatuurstaat, -die de oude dienstbaarheid nog strenger invoerde. Alle elkaar wederkeerig verslindende -socialistische secten zondigden door de willekeurige organisatie van den arbeid, knechtten -den individu ten voordeele van de gemeenschap. Daarom was hij er, daar hij de beide -groote stroomingen—de rechten der gemeenschap en de rechten van den individu—in één -bedding leiden moest, ten slotte toe gekomen, al zijn vertrouwen in het libertaire -communisme, in de anarchie te stellen, de anarchie, waarin, zooals hij droomde, de -individu bevrijd worden en zich zonder eenigen dwang tot zijn eigen welzijn en dat -van anderen ontwikkelen zou. Bestond de eenige wetenschappelijke theorie niet daarin, -dat de eenheden de wereld scheppen, dat de atomen door de aantrekkingskracht, de vurige, -vrije liefde, het leven verwekken? De onderdrukkende minderheden verdwenen—niets bleef -meer over dan het bevrijde spel der capaciteiten en krachten van ieder afzonderlijk, -wat op zijn beurt weer leidde tot de harmonie in het al naar gelang van de behoeften -en van de werkzaam zijnde krachten der voorwaarts schrijdende menschheid steeds wisselend -evenwicht. -</p> -<p>Hij stelde zich een volk voor, dat, beschermd tegen de voogdijschap van den Staat, -geen meester en bijna geen wet kende—een gelukkig volk, waarin iedere burger afzonderlijk, -nadat hij door de vrijheid de volkomen ontwikkeling van zijn wezen verkregen had, -het met zijn buurlieden eens werd over de duizenderlei noodzakelijkheden van het leven. -Daaruit ontstond de maatschappij, de in vrijheid samenwerkende associatie, ontstonden -honderden verschillende associaties, die het sociale leven regelden, maar overigens -steeds veranderlijk waren, tegenstrijdige belangen hadden, ja zelfs vijandig tegenover -elkander stonden, want vooruitgang kon slechts geboren worden uit conflict en strijd: -de wereld was slechts geschapen door den strijd van tegenover elkaar staande krachten. -Dat was alles: geen onderdrukkers, geen rijken en armen meer; het gemeenschappelijke -gebied der aarde met haar gereedschappen en haar natuurlijke schatten was aan het -volk, den rechtmatigen eigenaar, teruggegeven, die er, wanneer niets abnormaals meer -zijn ontwikkeling <span class="pageNum" id="pb181">[<a href="#pb181">181</a>]</span>tegenhield, op gezonde en logische wijze van genieten zou. -</p> -<p>Dan eerst zou de wet der liefde werken, zou de menschelijke solidariteit, die onder -de menschen de levende vorm van de universeele aantrekkingskracht is, haar geheele -kracht ontplooien, hen nader tot elkaar brengen en tot een liefderijke familie vereenigen -zien. Het was een mooie, zeer edele en zeer reine droom van de volkomen vrijheid, -van den vrijen mensch in de vrije maatschappij, waartoe een hoogstaande geest wel -komen moest, wanneer hij de andere, geheel door de tyrannie bevlekte, socialistische -secten bestudeerd had. De anarchistische droom is ongetwijfeld de hoogste en verhevenste. -Welk een zaligheid zich aan de hoop op deze harmonie van het leven over te geven, -dat, aan zijn natuurlijke krachten overgelaten, uit zichzelf het geluk scheppen zou! -</p> -<p>Toen Guillaume zweeg, scheen hij als uit een droom te ontwaken. Hij keek Pierre eenigszins -angstig aan, want hij was bang te veel gezegd en hem gegriefd te hebben. Pierre was -ontroerd en een oogenblik als door hem overwonnen; maar dadelijk daarop voelde hij -de tegenspraak, de vreeselijke, alle hoop doodende, praktische tegenspraak in zich -oprijzen. Waarom had de harmonie niet in de eerste dagen der wereld, bij de geboorte -der maatschappij gewerkt? Hoe had de tyrannie, door de volkeren aan de onderdrukkers -over te leveren, kunnen triompheeren? En zelfs wanneer men ooit dat onoplosbare probleem -alles te verwoesten, om alles opnieuw te beginnen, verwezenlijken kon—wie kon beloven, -dat de aan dezelfde wetten gehoorzamende menschheid niet weer denzelfden weg inslaan -zou. Per slot van rekening was zij thans dat, wat het leven van haar gemaakt had, -en niets bewees, dat het leven haar niet weer tot hetzelfde maken zou. Opnieuw beginnen, -o ja! Maar dan voor iets anders! En was dat andere werkelijk in den mensch—moest men -den mensch zelf niet veranderen? Ongetwijfeld gaat het langzaam, moet men lang wachten, -wanneer men weer uitging van het punt waar men was, om de begonnen evolutie voort -te zetten, maar welk een gevaar schuilt erin, welk een vertraging zal het geven, wanneer -men terug gaat, zonder te weten langs welken weg men te midden van den chaos der puinhoopen -der verloren tijd inhalen moet! -</p> -<p>“Laten we naar bed gaan,” zeide Guillaume glimlachend. <span class="pageNum" id="pb182">[<a href="#pb182">182</a>]</span>“Ik lijk wel dwaas, om je lastig te vallen met al die dingen, welke je niets interesseeren.” -</p> -<p>Pierre wilde zijn hart voor zijn broeder openen, den vreeselijken strijd, die daarin -gevoerd werd, laten zien, maar nog hield een gevoel van schaamte hem ervan terug: -zijn broeder kende van hem niets dan de leugen van den geloovigen, aan zijn geloof -trouwen priester. En zonder te antwoorden ging hij naar zijn kamer. -</p> -<p>Toen Guillaume en Pierre den volgenden avond in de groote studeerkamer zaten te lezen, -kwam tegen tien uur de oude dienstbode zeggen, dat Janzen er met een vriend was. Het -was Salvat. Alles ging eenvoudig in zijn werk. -</p> -<p>“Hij wou je zien,” legde Janzen aan Guillaume uit. “Ik heb hem ergens ontmoet en toen -hij hoorde, dat je gewond was en je ongerust maakte, heeft hij mij gesmeekt hem naar -je toe te brengen. Maar voorzichtig is anders.” -</p> -<p>“Mijnheer Froment,” zei eindelijk Salvat, die er verlegen en beschroomd bij bleef -staan; “het heeft mij vreeselijk gespeten, toen ik hoorde in welke onaangenaamheden -ik u gebracht heb, want ik zal nooit vergeten hoe goed u eens voor mij geweest bent, -toen alle anderen mij de deur wezen.” -</p> -<p>Hij wiegelde op zijn eene been, terwijl hij zijn ouden hoed van zijn eene hand in -de andere deed. -</p> -<p>“Daarom stond ik erop u zelf te zeggen, dat ik bij die heele geschiedenis maar van -één ding berouw heb—n.l. dat ik op een avond, toen u u omkeerde, een patroon van u -gestolen heb, want dat kan u in moeilijkheden brengen … En ik wil u ook zweren, dat -u van mij niets te vreezen hebt, want ik zal me liever twintigmaal laten guillotineeren -dan uw naam te noemen … Dat is alles wat ik u zeggen wilde.” -</p> -<p>Hij viel weer in zijn verlegen zwijgen terug, terwijl zijn trouwe honde-oogen, zijn -droomerige, liefdevolle oogen met een uitdrukking van eerbiedige vereering op Guillaume -rusten bleven. Pierre keek hem nog steeds aan; zijn binnenkomen had een vreeselijk -visioen voor zijn geest geroepen: het ongelukkige modiste-loopmeisje, het aardige, -blonde kind, dat met een opengereten buik onder de koetspoort van het hôtel Duvillard -lag. Was het mogelijk, dat die krankzinnige, die moordenaar daar stond en vochtige -oogen had? -</p> -<p>Ontroerd was Guillaume den man de hand gaan drukken. -</p> -<p>“Ik weet heel goed, Salvat, dat je geen slecht mensch bent; maar wat voor een vreeselijke -domheid heb je uitgehaald, beste kerel?” -<span class="pageNum" id="pb183">[<a href="#pb183">183</a>]</span></p> -<p>Zacht en zonder boos te worden glimlachte Salvat. -</p> -<p>“O mijnheer Froment, als het nog eens gedaan moest worden, zou ik het doen. U weet, -dat het nu eenmaal mijn idee is. En ik zeg u nogmaals—afgezien van u is alles in orde. -Ik ben tevreden.” -</p> -<p>Hij wilde niet gaan zitten, maar bleef nog een oogenblik met Guillaume staan praten, -terwijl Janzen, alsof de zaak hem absoluut niet interesseerde, in een boek met platen -zat te bladeren. Hij keurde een dergelijk gevaarlijk en onnoodig bezoek af. Guillaume -hoorde Salvat uit omtrent wat hij op den dag van den aanslag gedaan had: zijn dolle -jacht dwars door Parijs, hoe hij als een geslagen hond rondgedwaald had met zijn bom, -die hij eerst in zijn gereedschapstasch en onder zijn boezeroen gestoken had, hoe -de koetspoort van het <span class="corr" id="xd30e2290" title="Bron: hôtel-Duvillard">hôtel Duvillard</span> dicht was, hoe de deurwaarders hem belet hadden de Kamer binnen te gaan, hoe hij -er bij den Cirque te laat aan gedacht had een hekatombe van bourgeois te offeren, -en hoe hij eindelijk, als aangetrokken door de kracht zelf van het noodlot, weer voor -het hôtel Duvillard terechtgekomen was. Zijn gereedschapstasch lag op den bodem der -Seine; hij had die er in een plotselingen aanval van haat tegen den arbeid, die zelfs -niet in staat was hem en de zijnen te voeden, weggeworpen en alleen de bom gehouden, -om tevens zijn handen vrij te hebben. -</p> -<p>Dan schilderde hij zijn vlucht, de achter hem de geheele wijk schokkende, vreeselijke -ontploffing, zijn vreugde en zijn verbazing, toen hij zich heel ver weg in de rustige -straten, waar men nog van niets wist, terugvond. Sedert een maand leefde hij nu op -goed geluk af, zonder te weten waar en hoe, dikwijls sliep hij onder den blooten hemel, -terwijl hij niet alle dagen te eten had. Op een avond had de kleine Victor Mathis -hem honderd sous gegeven. Ook andere kameraden hielpen hem, gaven hem een nacht onderdak -en lieten hem bij het minste gevaar vluchten. Tot nu toe had een geheele stille medeplichtigheid -hem uit de handen van de politie gehouden. Naar het buitenland vluchten? Hij had er -wel een oogenblik over gedacht, maar zijn signalement zou natuurlijk overal zijn en -aan de grenzen werd op hem geloerd. Zou hij niet juist door een vlucht zijn arrestatie -verhaasten? Parijs was een oceaan, nergens liep hij minder gevaar. Trouwens hij bezat -noch den wil noch de energie om te vluchten; hij was op zijn manier een fatalist, -die niet de kracht in zich voelde Parijs te verlaten en wachtte in <span class="pageNum" id="pb184">[<a href="#pb184">184</a>]</span>den wakenden droom, die hem medevoerde, tot hij gearresteerd zou worden. -</p> -<p>“En heb je het gewaagd je dochter, je kleine Céline nog eens op te zoeken?” vroeg -Guillaume. -</p> -<p>Salvat maakte een onbestemd gebaar. -</p> -<p>“Neen, hoe zou ik? Zij is bij moeder Théodore. Vrouwen komen altijd terecht. En bovendien -waarom zou ik het doen? Met mij is het uit, ik kan voor niemand iets doen. Het is -alsof ik al dood ben.” -</p> -<p>Toch kwamen er tranen in zijn oogen. -</p> -<p>“De arme kleine! Ik heb haar, vóór ik weg ging, aan mijn hart gedrukt. Als ik haar -en die vrouw niet van honger had zien krepeeren, zou ik misschien nooit op de gedachte -gekomen zijn.” -</p> -<p>Dan zeide hij eenvoudig, dat hij bereid was om te sterven. Hij had de bom bij baron -Duvillard neergelegd, omdat hij hem goed kende en wist, dat hij de rijkste van de -bourgeois was, wier voorvaderen bij de Revolutie het volk bedrogen hadden door alle -macht en al het geld tot zich te trekken. Thans hielden zij het hardnekkig vast, wilden -zelfs de kruimels ervan niet teruggeven. Van de Revolutie maakte hij zich op zijn -manier een voorstelling, als ongeletterde, die zijn wijsheid uit couranten en volksvergaderingen -gehaald had. Hij sprak over zijn eerlijkheid, terwijl hij met zijn vuist op zijn borst -sloeg, en duldde vooral niet, dat er aan zijn moed getwijfeld werd, omdat hij ontvlucht -was. -</p> -<p>“Ik heb nooit iemand bestolen, en wanneer ik me niet bij de smerissen aangeef, dan -doe ik dat alleen, omdat ze best de moeite nemen kunnen mij te zoeken en te arresteeren. -Er valt aan mijn schuld niet te twijfelen, sedert ze die priem hebben en mij kennen, -dat weet ik heel goed. Maar daarom behoef ik nog niet zoo dom te zijn om alles voor -hen voor te kauwen. Wanneer het morgen niet is, zal het overmorgen zijn, want ik begin -er genoeg van te krijgen als een dier nagezeten te worden en niet meer te weten hoe -ik eigenlijk leef.” -</p> -<p>Janzen bladerde niet langer in het plaatjesboek, maar keek hem nieuwsgierig aan. Een -minachtend glimlachje speelde in zijn koude oogen. -</p> -<p>“Je vecht, je verdedigt je, je doodt de anderen en tracht zelf niet gedood te worden. -Dat is de oorlog,” zeide hij in zijn stootend Fransch. -<span class="pageNum" id="pb185">[<a href="#pb185">185</a>]</span></p> -<p>Deze woorden vielen in een diep zwijgen. Salvat scheen het niet gehoord te hebben -en stamelde in groote phrases zijn geloofsbelijdenis: hij had zijn leven geofferd, -om de ellende eindelijk te doen ophouden; hij had het voorbeeld gegeven van een groote -daad en was er zeker van, dat andere helden daaruit ontstaan zouden, om den strijd -voort te zetten. Maar bij deze volkomen oprechte overtuiging, bij zijn verlossingsdweperij -kwam ook de trots martelaar, de vreugde een der stralende en vereerde heiligen der -ontstaande revolutionnaire Kerk te zijn. -</p> -<p>Zooals hij gekomen was, ging hij weg. Toen Janzen hem medegenomen had, was het alsof -de macht, die hem gebracht had, hem ook weer medevoerde in het onbekende donker. Toen -eerst stond Pierre op en zette de groote glazen deur van de studeerkamer wijd open; -hij had het benauwd en voelde een plotselinge behoefte aan versche lucht. Het was -een zachte, maanlooze nacht, waarin slechts het wegstervend lawaai van het aan den -rand van den horizont daar in de verte onzichtbaar liggende Parijs opsteeg. -</p> -<p>Zooals hij meestal deed, begon Guillaume langzaam op en neer te loopen. Dan sprak -hij weer, opnieuw vergetend, dat zijn broeder een priester was. -</p> -<p>“De arme kerel! Hoe begrijpelijk is die daad van geweld en hoop. Zijn geheel verleden -van nutteloozen arbeid en steeds toegenomen ellende is er een maar al te goede verklaring -voor. Daarbij komt nog de besmettelijke kracht der idee, daarbij komen nog de volksvergaderingen, -waarin men zich met woorden bedwelmt, de geheime onder-onsjes met kameraden, waarin -het geloof versterkt en de geest verhit wordt … Dit is er een, dien ik goed meen te -kennen. Hij is een goed, sober, braaf werkman. De ongerechtigheid heeft hem altijd -verbitterd. Langzamerhand heeft het verlangen naar geluk hem alle begrip der werkelijkheid -doen verliezen, waarvan hij ten slotte een afschuw gekregen heeft. Is het dan zoo -te verwonderen, dat hij in den droom leeft, een droom van verlossing, die tot moord -en brandstichting overgaat?… Toen ik hem daareven zoo voor mij zag staan, meende ik -een van de eerste Christelijke slaven van het oude Rome te zien. De geheele onrechtvaardigheid -van de oude heidensche maatschappij, die in doodsstrijd worstelde onder het bederf -van geld en ontucht, drukte op zijn schouders, verpletterde hem. Hij keerde uit de -katakomben terug, waar hij te midden van het donker met zijn <span class="pageNum" id="pb186">[<a href="#pb186">186</a>]</span>ongelukkige broeders woorden van bevrijding en verlossing gefluisterd had. De dorst -naar het martelaarschap verteerde hem, hij spuwde de Caesars in het gelaat, beleedigde -de goden, opdat eindelijk de aëra van Jezus een einde maken zou aan de slavernij. -En hij was bereid onder de tanden van de wilde dieren te sterven.” -</p> -<p>Pierre antwoordde niet dadelijk. Reeds vroeger was het hem opgevallen, dat de geheime -propaganda, het militante dogma der anarchisten een zekere overeenkomst met die van -de Christelijke sectarissen in den beginne bezaten. Dezen zoowel als genen, wierpen -zich in een nieuwe hoop, opdat eindelijk gerechtigheid ten deel vallen zou aan de -nederigen. Het heidendom verdween ten gevolge van de uitputting der zinnen, ten gevolge -van het vurige verlangen naar iets anders, naar een rein en hooger staand geloof. -Deze droom van het Christelijk paradijs, dat het hiernamaals met al zijn compensaties -opende, was de nieuwe hoop, die volgens de regelmaat der geschiedenis op het voor -haar bestemde uur kwam. Thans, nu achttien eeuwen die hoop uitgeput hadden, nu de -lange proef genomen en de eeuwige slaaf gedupeerd was, geeft de arbeider zich weer -over aan een nieuwe hoop, om het geluk op deze wereld terug te brengen, want de wetenschap -bewijst hem iederen dag meer, dat het geluk in het hiernamaals een leugen is. Laat -dit ook weer een illusie zijn, maar moge zij jong en levend in den zin van de veroverde -waarheid hernieuwd worden! Het is niets dan de eeuwige strijd van den arme en den -rijke, de eeuwige strijdvraag of er meer gerechtigheid en minder lijden heerschen -zal. Maar de samenzwering der ongelukkigen is nog altijd dezelfde, nog steeds is het -dezelfde mystieke exaltatie, dezelfde waanzin, om een voorbeeld te geven en bloed -te vergieten. -</p> -<p>“Maar,” zeide Pierre eindelijk, “je kan het toch niet eens zijn met die bandieten, -met die moordenaars, wier woeste gewelddaden mij met afgrijzen vervullen. Gisteren -heb ik je laten praten, toen droomde je van een groot, gelukkig volk, van de ideale -anarchie, waarin ieder wezen bij de vrijheid van alle wezens vrij zal zijn. Maar welk -een gruwel, wat komen je verstand en je hart in opstand, wanneer de theorie in propaganda -en praktische uitvoering overgaat. Wanneer jij het denkend brein bent—wat voor een -vervloekte hand is er dan werkzaam, die kinderen doodt, deuren inslaat en laden leegt? -Neem jij die verantwoordelijkheid op je? Komt <span class="pageNum" id="pb187">[<a href="#pb187">187</a>]</span>de mensch, die je bent, je opvoeding, je beschaving, het geheele sociale atavisme, -dat je achter je hebt, niet in verzet bij de gedachte aan stelen en moorden?” -</p> -<p>Guillaume bleef plotseling rillend voor zijn broeder stilstaan. -</p> -<p>“Stelen, moorden! Neen, neen, dat weet ik niet! Maar we moeten alles zeggen, de geschiedenis -van het vreeselijk uur, dat wij thans doormaken, vaststellen. Een waanzin waait door -de wereld, maar de waarheid is, dat men al het noodige gedaan heeft, om dezen in het -leven te roepen. De eerste, nog onschuldige daden der anarchisten zijn zoo gewelddadig -onderdrukt, de politie heeft de enkele arme drommels, die in haar handen gevallen -zijn, zóó ruw mishandeld, dat langzamerhand een ware woede ontstaan is, die tot de -vreeselijke vergeldingsmaatregelen aanleiding gegeven heeft. Denk toch eens aan de -vaders, die mishandeld en in de gevangenis geworpen werden, aan de moeders, aan de -kinderen, die op de straat van honger crepeerden, aan de krankzinnige wrekers, die -iedere op het schavot stervende anarchist achterlaat. De vrees der <span class="corr" id="xd30e2325" title="Bron: bourgois">bourgeois</span> heeft de woestheid der anarchisten in het leven geroepen. En weet je eigenlijk wel, -waaruit de misdaad van een Salvat bestaat? Uit onze eeuwen van schaamteloosheid en -zonde, uit alles, wat de volkeren geleden hebben, uit al de tegenwoordige kankergezwellen, -die ons wegvreten, uit de genotzucht, uit de minachting voor den zwakke, uit het vreeselijke -schouwspel, dat onze verrottende maatschappij biedt.” -</p> -<p>Hij begon weer op en neer te loopen en ging, als dacht hij hardop, voort: -</p> -<p>“Wat heb ik moeten denken, welk een strijd heb ik moeten voeren, om te komen waar -ik nu ben! Ik was slechts een positivist, een geleerde, die geheel en al opging in -waarnemingen en proeven, die niets toegaf dan het vastgestelde feit. In wetenschappelijk -en sociaal opzicht aanvaardde ik de eenvoudige en langzame evolutie, die de <span class="corr" id="xd30e2331" title="Bron: menscheid">menschheid</span> verwekt, zooals het menschelijk leven zelf verwekt is. Toen echter moest ik—eerst -in de geschiedenis van den aardbol, dan in die van de maatschappijen—aan den vulkaan, -aan den plotselingen ondergang, aan de plotselinge uitbarsting, die iedere geologische -phase, iedere historische periode gekenmerkt hebben, een plaats inruimen. Zoo komt -men tot de meening, dat nooit een vooruitgang tot stand gekomen is zonder hulp van -verschrikkelijke catastrophes. Iedere <span class="pageNum" id="pb188">[<a href="#pb188">188</a>]</span>schrede voorwaarts heeft milliarden levens gekost. Onze beperkte gerechtigheid komt -daartegen op; wij noemen de natuur een wreede moeder, maar indien wij den vulkaan -ook al niet verontschuldigen, zoo moeten wij hem toch, wanneer hij uitbarst, als van -te voren gewaarschuwde geleerden aanvaarden … En dan, en dan … Ach, misschien ben -ik ook maar een dweper als de anderen … Ik heb mijn ideeën.” -</p> -<p>En met een breed gebaar gaf hij te kennen welk een sociale droomer hij was naast den -nauwgezetten, methodischen, tegenover de natuurverschijnselen zoo bescheiden geleerde. -Voortdurend was zijn streven erop gericht alles tot de wetenschap terug te brengen -en het was zijn grootste verdriet, dat hij niet wetenschappelijk in de natuur de gelijkheid, -ja zelfs niet de rechtvaardigheid vaststellen kon, waarnaar hij in maatschappelijk -opzicht zoo verlangde. Hij was er wanhopig onder, dat het hem niet gelukken mocht -de logica van den man der wetenschap in overeenstemming te brengen met de liefde van -den hersenschimmigen apostel. In dat dualisme speelde zijn groot verstand een rol -op zichzelf, terwijl zijn kinderhart van algemeen geluk, van broederschap tusschen -louter gelukkige volkeren droomde: voortaan zouden er geen misdaden, geen oorlog meer -zijn, was de liefde slechts de eenige meesteres der wereld. -</p> -<p>Maar Pierre, die naast het groote, open raam was blijven staan en zijn blik gericht -hield op Parijs, waaruit het laatste grommen van Parijs opsteeg, werd door den overstroomenden -vloed van zijn twijfel in zijn wanhoop medegesleept. Deze broeder, die met zijn geloof -van geleerde en apostel in zijn huis gevallen was, deze mannen, die van alle einden -der moderne gedachtenwereld hier samen kwamen, om te redetwisten, deze Salvat eindelijk, -die de verbittering van zijn waanzinnige daad met zich bracht—dat alles was te veel. -Hij, die tot dusverre zwijgend en zonder een gebaar te maken naar allen geluisterd -had, die zich voor zijn broeder schuil gehouden had achter de mooie leugen van den -priester, hij voelde plotseling zoo’n bitterheid in zijn hart opstijgen, dat hij niet -langer liegen kon. En in een uitbarsting van woede en smart ontsnapte zijn geheim -hem. -</p> -<p>“O Guillaume, jij mag je droom hebben, ik heb mijn wond in mijn borst, die mij weggevreten -en bijna leeggehaald heeft. Maar zie je dan niet in, dat je anarchie, dat je droom -naar een rechtvaardig geluk, waaraan Salvat met bomaanslagen werkt, de finale waanzin -is, die alles wegvagen zal? De <span class="pageNum" id="pb189">[<a href="#pb189">189</a>]</span>eeuw eindigt te midden van puinhoopen. Nu reeds meer dan een maand luister ik naar -jullie. Fourier heeft Saint-Simon ten gronde gericht, Proudhon en Comte rukken Fourier -om; allen hoopen contradicties en onsamenhangendheden op, laten niets achter dan een -chaos, waarin men geen keuze durft doen. Socialistische secten schieten als paddestoelen -op; de verstandigste daarvan voeren tot een dictatuur, de andere zijn slechts gevaarlijke -hersenschimmen. En aan het einde van zulk een ideeënstorm staat niets dan <span class="corr" id="xd30e2342" title="Bron: arnarchie">anarchie</span>, jouw aanslagen, die de oude wereld den genadeslag geven en haar in stof veranderen -willen. -</p> -<p><span class="corr" id="xd30e2347" title="Niet in bron">“</span>… O, ik heb deze laatste catastrophe, dezen broedermoordwaanzin, den onvermijdelijken -klassenstrijd, waarin onze beschaving ten ondergaan moest, voorzien en verwacht. Alles -wees erop: de ellende in de laagste, de zelfzucht in de hoogste klassen, het kraken -van het oude menschelijke gebouw, dat op het punt staat onder te veel misdaden en -al te veel lijden in te storten. Toen ik naar Lourdes ging, wilde ik zien, of de God -der eenvoudigen het verwachte wonder wrochten, het geloof der eerste tijden aan het -volk, dat door zooveel lijden in opstand kwam, teruggeven zou. En naar Rome ben ik -gegaan in de naïeve hoop, daar den nieuwen, voor onze democratieën noodigen godsdienst -te vinden, den eenigen godsdienst, die de wereld vrede geven kan door haar terug te -brengen tot de broederschap der gouden eeuw. Maar hoe onnoozel was dat van mij! Zoowel -hier als daar raakte ik slechts den bodem van het Niets aan. -</p> -<p>“Daar, waar ik zoo vurig het heil der anderen hoopte te vinden, verloor ik mijzelf -slechts—als een schip, dat recht in het water zinkt, en waarvan nooit meer een wrak -teruggevonden wordt. Eén band slechts verbond mij nog met de menschen, de naastenliefde, -die op den langen duur misschien de wonden verbinden, heelen en genezen kon; maar -dat laatste ankertouw is nu ook doorgesneden: de naastenliefde staat nutteloos en -belachelijk tegenover de hooge, verheven gerechtigheid, die zich opdringt, die voortaan -niemand meer tegenhouden kan. Het is uit—ik ben in mijn <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> innerlijke troosteloosheid niets meer dan asch, dan een ledig graf. Ik geloof aan -niets, niets, aan niets meer.” -</p> -<p>Pierre had zich hoog opgericht en breidde zijn beide armen uit, als wilde hij het -Niet van zijn hart en van zijn brein daaruit laten vallen. En tot in het diepst van -zijn hart geschokt bij het zien van dezen woesten loochenaar, van dezen <span class="pageNum" id="pb190">[<a href="#pb190">190</a>]</span>wanhopigen nihilist, die zich aan hem openbaarde, ging <span class="corr" id="xd30e2358" title="Bron: Guillame">Guillaume</span> huiverend naar hem toe. -</p> -<p>“Wat zeg je daar, Pierre? Jij, dien ik voor zoo vast en zoo rustig in je geloof hield! -Jij, de bewonderenswaardige priester, de heilige, dien deze heele parochie vereert? -Ik wilde niet met jou over je geloof spreken—en jij loochent alles, gelooft aan niets!” -</p> -<p>Weer breidde Pierre langzaam zijn armen in het ledige uit. -</p> -<p>“Er bestaat niets—ik heb getracht alles te weten en niets anders gevonden dan de vreeselijke -smart over dit Niet, dat mij verplettert.” -</p> -<p>“O, Pierre, wat heb je moeten lijden! Droogt de godsdienst dan nog meer uit dan de -wetenschap, dat ze je zoo verwoest, terwijl ik nog een oude dwaas vol hersenschimmen -gebleven ben!” -</p> -<p>Hij nam Pierre’s beide handen en drukte die. Een angstig makend medelijden greep hem -aan bij het zien van deze groote, vreeselijke gestalte—deze gestalte van den ongeloovigen -priester, die over het geloof van anderen waakte, die in de hautaine droefheid over -zijn leugen kuisch en eerlijk zijn dienst waarnam. Hoe moest die leugen op zijn geweten -drukken, dat hij op die wijze, in zoo’n débâcle van zijn geheele wezen biechtte! Een -maand geleden zou hij het in de dorheid van zijn hoogmoedige eenzaamheid nooit gedaan -hebben! Heel veel dingen moesten hem door zijn ziel gegaan zijn, dat hij zoo spreken -kon: zijn verzoening met zijn broeder, de gesprekken, die hij iederen avond hoorde, -het vreeselijke drama, waarin hij betrokken was, zijn gedachte over den met de ellende -strijdenden arbeid, de onbewuste hoop, die de intellectueele jeugd van morgen weer -in zijn hart opwekte. Huiverde in zijn overdreven loochening niet een nieuw geloof? -</p> -<p>Guillaume begreep hem; hij voelde, dat in zijn broeder, nu hij zijn lang volgehouden, -grimmig zwijgen varen liet, een onbevredigde teederheid trilde. Hij liet hem dicht -bij het raam op een stoel plaats nemen en ging dan, zonder zijn handen los te laten, -naast hem zitten. -</p> -<p>“Maar ik wil niet, dat je lijdt, beste jongen. Ik laat je niet meer alleen, ik zal -voor je zorgen. Want ik ken je veel beter dan jij jezelf kent. Jij hebt nooit anders -geleden dan door den strijd van je hart tegen je rede, en op den dag, dat tusschen -deze beide vrede zal zijn, dat je liefhebben zult wat je begrijpt, zal je lijden ophouden.” -<span class="pageNum" id="pb191">[<a href="#pb191">191</a>]</span></p> -<p>En zachter ging hij met een oneindige teederheid voort: -</p> -<p>“Kijk eens, onze arme moeder en onze arme vader zetten hun verschrikkelijken strijd -in jou voort. Jij was nog te jong, je kon niet alles weten. Ik, ik wist hoe ellendig -zij waren—hij ongelukkig door haar, die hem voor een verdoemde hield—zij ongelukkig -door hem, wiens ongeloof haar kwelde. Toen een ontploffing hem in deze kamer zelf -doodde, heeft zij daarin een straf Gods gezien, is hij het zondige, door het huis -ronddwalende spook gebleven! En toch, welk een edel man was hij, welk een goed en -groot hart had hij, welk een naar waarheid dorstende arbeider was hij! Hij wilde niets -dan liefde en het geluk van allen!… Sedert wij hier ’s avonds zitten, heb ik een gevoel, -alsof hij terugkeert; zijn schim omgeeft ons, hij is om en in ons opnieuw ontwaakt. -Maar ook zij, de vrome, aan smarten zoo rijke vrouw, herleeft, is steeds om ons, baadt -ons in haar liefde, weent en wil ons maar niet begrijpen. Misschien zijn zij het, -die mij zoo lang hier gehouden hebben, die ook op dit oogenblik aanwezig zijn, om -jouw handen in de mijne te leggen.” -</p> -<p>Inderdaad meende Pierre den ademtocht van waakzame teederheid, die Guillaume voor -hem opriep, over hen beiden te voelen strijken. Het verleden, hun jeugd herleefde. -</p> -<p>“Jij moet ze verzoenen, Pierre, want zij kunnen zich slechts verzoenen in jou. Jij -hebt zijn voorhoofd, dat sterk is als een niet in te nemen toren, en je hebt haar -mond, haar oogen, vol niet te verwezenlijken teederheid. Tracht ze tot overeenstemming -te brengen door dezen eeuwigen honger naar liefde, overgave en leven, waaraan je ten -gronde gaat, omdat je hem niet hebt kunnen stillen, eenmaal overeenkomstig je verstand -te bevredigen. Jouw vreeselijke ellende heeft geen andere oorzaak. Keer tot het leven -terug, heb lief, geef je geheel, wees een man!” -</p> -<p>“Neen, neen,” riep Pierre wanhopig uit. “De dood van den twijfel is over mij heen -gestreken en heeft alles verdroogd en vernietigd; in dit koude stof kan niets meer -herleven. Het is de totale onmacht!” -</p> -<p>“Maar zoover, tot zoo’n absolute verloochening kan het toch niet met je gekomen zijn,” -ging Guillaume, wiens broederhart bloedde, voort. “Niemand komt zoover, zelfs de meest -gedesillussionneerde heeft nog zijn hoekje van chimères en hoop. De naastenliefde, -de barmhartigheid, het van de liefde te verwachten wonder loochenen, neen zoover ga -ik niet! Maar waarom zou ik, nu je jouw wond voor mij bloot gelegd <span class="pageNum" id="pb192">[<a href="#pb192">192</a>]</span>hebt, jou mijn droom, mijn wanhoopswaanzin, die mij in het leven houdt, niet vertellen? -Zullen de geleerden dan de laatste droomende groote kinderen zijn? Zal het geloof -weldra alleen nog maar in de laboratoria der chemici opgroeien?” -</p> -<p>Een tot het uiterste gespannen ontroering doorschokte hem: een heftige strijd werd -in zijn brein en in zijn hart gevoerd; dan overwon de innige liefde voor zijn broeder: -hij gaf aan het groote medelijden, dat zich van hem meester gemaakt had, toe en begon -te spreken. Maar hij was nog dichter bij Pierre komen zitten, sloeg zijn arm om zijn -middel, drukte hem tegen zich aan; en in deze omarming biechtte hij op zijn beurt, -terwijl hij zijn stem liet dalen als was hij bang, dat iemand zijn geheim afluisteren -zou. -</p> -<p>“Waarom zou jij het niet mogen weten? Zelfs mijn zoons weten er niets van, maar jij -bent een man, jij bent mijn broeder, en daar je geen priester meer bent, biecht ik -aan mijn broer. Daardoor zal ik nog meer van je gaan houden en misschien zal het jou -goed doen.” -</p> -<p>Toen vertelde hij hem zijn uitvinding, een nieuwe springstof, een kruit van een zóó -buitengewone kracht, dat de uitwerking ervan onberekenbaar was. En voor dat kruit -had hij een bijzonder oorlogswerktuig, bommen, die door een speciaal vervaardigd kanon -weggeslingerd werden en aan het leger, dat er gebruik van zou maken, een verpletterende -overwinning verzekerden. Het vijandelijke leger zou in enkele uren totaal vernietigd -zijn, de belegerde steden bij het geringste bombardement in stof vallen. Lang had -hij gezocht, getwijfeld, berekeningen gemaakt en proeven genomen; maar thans was alles -gereed: de juiste formule van het kruit, de teekeningen voor het kanon en de bommen, -een kostbaar dossier, dat op een veilige plaats verborgen was. En na maanden van pijnlijk -nadenken had hij besloten zijn uitvinding aan Frankrijk te geven, om het de overwinning -in den komenden oorlog met Duitschland te verzekeren. Toch voelde hij geen enghartige -vaderlandsliefde in zich, integendeel, hij had een zeer breede, internationale opvatting -omtrent de toekomstige libertaire beschaving. Maar hij geloofde in de zending van -Frankrijk, hij geloofde vooral in Parijs, het brein van de hedendaagsche en toekomstige -wereld, waaruit alle wetenschap, alle gerechtigheid ontspruiten zouden. Reeds was -bij den sterken adem der Revolutie de idee van vrijheid en gelijkheid uit de wereldstad -opgestegen, en ook van haar <span class="pageNum" id="pb193">[<a href="#pb193">193</a>]</span>genie, van haar moed zou de finale bevrijding uit moeten gaan. Parijs moest overwinnen, -wilde de wereld gered worden. -</p> -<p>Dank zij Bertheroy’s voordracht over de springstoffen had Pierre alles begrepen. De -matelooze grootschheid van dit plan, van dezen droom greep hem aan. In het bliksemen -en donderen der bommen zou zich voor het overwinnende Parijs een buitengewoon lot -openen. Maar ook was hij getroffen door den adel, dien de nu reeds een maand durende -angst van zijn broeder in zijn oogen aannam. Deze had slechts gebeefd uit vrees, dat -zijn uitvinding door den aanslag van Salvat wereldkundig zou worden. De kleinste indiscretie -kon alles in gevaar brengen; zou dat kleine gestolen bommetje, waarover de geleerden -zich verbaasden, zijn geheim niet openbaar maken? Hij wilde zijn eigen weg kiezen, -want hij voelde de noodzakelijkheid in het geheim te handelen, totdat de dag zou komen. -Tot op dat oogenblik zou het geheim rusten in de aan de hoede van Grootmoeder toevertrouwde -schuilplaats, van Grootmoeder, die de noodige orders had en wist wat zij te doen had, -wanneer hij zelf door een plotseling ongeval verdwijnen zou. Hij verliet zich op haar -als op zijn eigen moed, en niemand zou de hand erop leggen, zoolang zij er als zwijgende -hoedster over waken zou. -</p> -<p>“Nu je mijn hoop en mijn angst kent, zal je me kunnen helpen,” zoo ging Guillaume -voort; “zal je mijn plaats kunnen innemen, wanneer ik mijn taak niet tot het einde -zou kunnen afmaken … Tot het einde afmaken, tot het einde afmaken! Sedert ik hier -opgesloten ben en nadenk en door ongerustheid en ongeduld verteerd word, zijn er uren, -dat ik den weg niet duidelijk meer voor mij zie. Die Salvat, die ongelukkige, aan -wiens misdaad wij allen schuld hebben en die als een wild dier vervolgd wordt! Die -waanzinnige, nooit verzadigde bourgeoisie, welke zich liever zal laten verpletteren -door den val van het oude, wankele huis dan de geringste reparatie erin te dulden! -Die hebzuchtige, <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span>, voor de kleinen zoo harde, voor de verlatenen zoo beleedigende pers, die geld slaat -uit algemeene rampen en bereid is den toch al besmettelijken waanzin aan te wakkeren, -ten einde haar oplaag te vertiendubbelen. Waar is de waarheid, de gerechtigheid, de -logische, gezonde hand, die men met den bliksem bewapenen moet? Zal het overwinnende, -de volkeren beheerschende Parijs de verwachte rechter, de verwachte redder zijn? O, -deze angst, wanneer men de <span class="pageNum" id="pb194">[<a href="#pb194">194</a>]</span>meester van het wereldnoodlot meent te zijn, en dan te moeten kiezen, te moeten beslissen!” -</p> -<p>Hij was opgestaan; een hevige rilling, woede en vrees, dat zooveel menschelijke ellende -de verwezenlijking van zijn droom beletten zou, doorhuiverde hem. En te midden van -de diepe stilte, die nu ontstond, dreunde het kleine huisje door een regelmatigen, -aanhoudenden stap. -</p> -<p>“Ja, de menschen redden, ze liefhebben, ze allen gelijk en vrij willen,” prevelde -Pierre bitter. “Hoor, daar heb je boven ons hoofd weer den stap van Barthès! Hij geeft -je antwoord uit de eeuwige gevangenis, waarin zijn liefde voor de vrijheid hem geworpen -heeft!” -</p> -<p>Maar Guillaume had zijn zelfbeheersching weer teruggekregen, ging met de geestdrift -van zijn geloof weer terug naar zijn broer en nam als een groote broer, die zich geheel -gaf, zijn jongeren broeder in zijn liefderijke, redding brengende armen. -</p> -<p>Tranen rezen weer op in de oogen van Pierre; die innige liefde doordrong hem en hief -hem op. -</p> -<p>“O, wat zou ik je graag gelooven, een genezing beproeven! Het is waar, dat er reeds -een onbestemd ontwaken in mij plaats gegrepen heeft. Maar herleven, neen! Dat zou -ik niet kunnen; de priester in mij is dood, een ledig graf!” -</p> -<p>Een zoo hevig snikken doorschokte hem, dat ook Guillaume’s oogen zich met tranen vulden. -Arm in arm, dicht tegen elkaar aangedrukt, weenden de beide broeders lang in dit huis, -waarin de vader en de moeder terugkeerden en wederom rondspookten, in afwachting, -dat hunne schimmen weer verzoend en aan den vrede der aarde teruggegeven zouden worden. -Door de openstaande deur drong het zachte donker van den tuin, terwijl daar in de -verte, aan den horizont, Parijs ingeslapen was in de vreeselijke, onbekende duisternis, -onder den rustigen, met sterren bezaaiden hemel. -<span class="pageNum" id="pb195">[<a href="#pb195">195</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<div id="xd30e2071"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e2071src">1</a></span> Het type van den halven geleerde, die sterk tegen den godsdienst gekant is. <a class="fnarrow" href="#xd30e2071src" title="Ga terug naar noot 1 in tekst.">↑</a></p> -</div> -<div id="xd30e2230"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e2230src">2</a></span> Zoo wordt in Fourier’s stelsel de kazernewoning voor een “phalanx”, een ongeveer zestienhonderd -à tweeduizend <span class="corr" id="xd30e2232" title="Bron: zieken">zielen</span> omvattende associatie genoemd. <a class="fnarrow" href="#xd30e2230src" title="Ga terug naar noot 2 in tekst.">↑</a></p> -</div> -<div id="xd30e2236"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e2236src">3</a></span> Cabet’s communistische kolonie in Nauvoo (Illinois). <a class="fnarrow" href="#xd30e2236src" title="Ga terug naar noot 3 in tekst.">↑</a></p> -</div> -<div id="xd30e2247"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e2247src">4</a></span> Een niet-officieele makelaar in effecten. <a class="fnarrow" href="#xd30e2247src" title="Ga terug naar noot 4 in tekst.">↑</a></p> -</div> -<div id="xd30e2257"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e2257src">5</a></span> Secte van zieners en dwepers. <a class="fnarrow" href="#xd30e2257src" title="Ga terug naar noot 5 in tekst.">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div id="bk3" class="div1 book"><span class="pageNum">[<a href="#bk3.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">DERDE BOEK</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<div id="ch3.1" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch3.1.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">I.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Den Woensdag voor Halfvasten-Donderdag werd er in het hôtel Duvillard ten voordeele -van het Oeuvre des Invalides du Travail een groote weldadigheidsbazar gegeven. De -receptievertrekken op de rez-de-chaussée, drie groote salons in Louis XIV-stijl, die -op de kale, vierkante binnenplaats uitzagen, zouden aan het gewoel der koopers prijsgegeven -worden, want er waren, naar men beweerde, vijf duizend kaarten aan alle Parijsche -kringen verzonden. Het was een groote gebeurtenis, ja als het ware een manifestatie, -dat dit gebombardeerde hôtel de menigte tot binnentreden uitnoodigde, zijn beide deurvleugels -wijd openzette, de koetspoort aan voetgangers en equipages prijs gaf. Wel werd er -verteld, dat een zwerm politie-agenten de rue Godot-de-Mauroy en naburige straten -bewaakte. -</p> -<p>Duvillard was op deze grootsche gedachte gekomen en tegenover zijn formeelen wensch -had zijn vrouw zich bij al de drukte neergelegd ter wille van de stichting, die zij -zoo nonchalant en voornaam presideerde. Den vorigen dag had de <i>Globe</i> in een mooi, door den directeur Fonsègue, den administrateur der stichting, geïnspireerd -artikel, den bazar aangekondigd en daarin doen uitkomen hoe edel en edelmoedig dit -initiatief der barones was, die haar tijd, haar geld, ja zelfs haar hôtel afstond, -na de <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> misdaad, die het paleis bijna in stof veranderd had. Was dat niet het grootmoedige -antwoord van de hoogere klasse op de vloekwaardige hartstochten der lagere? En welk -een afdoend antwoord was het voor hen, die de kapitalistische bourgeoisie beschuldigden -niets voor de arbeiders, de gewonden en verlamden van de loonklasse te doen! -</p> -<p>De deuren van de salons zouden om twee uur opengaan <span class="pageNum" id="pb196">[<a href="#pb196">196</a>]</span>en eerst om zeven uur sluiten: vijf volle uren dus zou de verkoop duren. Maar nog -om twaalf uur, toen in de rez-de-chaussée nog niets gereed was en arbeiders en vrouwen -de laatste hand legden aan de versiering der “stands” en het uitstallen der artikelen, -werd, evenals andere dagen, in de kleine appartementen van de eerste etage een intiem -dejeuner gegeven, waaraan enkele huisvrienden genoodigd waren. De drukte had in het -huis haar toppunt bereikt, doordat dienzelfden ochtend Sanier in de <i>Voix du Peuple</i> zijn campagne in zake de Afrikaansche sporen weer opgevat had. In venijnige zinnen -vroeg hij of men van plan was het publiek nog langer bezig te houden met de geschiedenis -van die bom en van dien anarchist, welken de politie niet arresteerde. Ditmaal beschuldigde -hij minister Barroux openlijk tweehonderd duizend francs aangenomen te hebben, en -beloofde eerstdaags de namen der twee-en-dertig omgekochte senatoren en Kamerleden -te zullen publiceeren. Mège zou dus zeker zijn interpellatie, die bij de overspanning, -waarin Parijs door den anarchistischen schrik verkeerde, gevaarlijk kon worden, hervatten. -Anderzijds vertelde men, dat Vignon en zijn partij tot een uiterste krachtsinspanning -besloten waren, om van de omstandigheden gebruik te maken om het ministerie te laten -vallen. Alle teekenen voor een onvermijdelijke, vreeselijke crisis waren aanwezig. -Gelukkig zat de Kamer dien Woensdag niet; zij had, daar zij de Halfvasten vieren wilde, -haar zittingen tot Vrijdag verdaagd. Men had dus twee dagen om zijn maatregelen te -nemen. -</p> -<p>Eve was dien ochtend nog zachter en kwijnender dan gewoonlijk. Zij was wat bleek, -een droeve onrust lag in haar diepe, mooie oogen. Zij wijtte dit aan de waarlijk bovenmatige -inspanning, welke de voorbereiding van den bazar van haar gevergd had, maar de waarheid -was, dat Gérard haar sedert vijf dagen vermeed en een nieuw rendez-vous ontweek. Daar -zij er zeker van was, dat zij hem nu zien zou, had zij het gewaagd zich weer geheel -in witte zijde te kleeden, dit jeugdige toilet maakte haar jong; maar hoe mooi zij -ook nog gebleven mocht zijn met haar blanke huid, haar prachtige taille, haar edel -en bekoorlijk gezicht, toch waren haar zes-en-veertig jaar duidelijk merkbaar aan -haar roodachtige tint en het rimpelig worden van haar lippen, haar oogleden en haar -fijne slapen. Camille was, hoewel zij natuurlijk een der meest gezochte verkoopsters -zijn zou, er hardnekkig bij gebleven een donkerbruine japon aan te <span class="pageNum" id="pb197">[<a href="#pb197">197</a>]</span>trekken, haar oude-vrouwentoilet, zooals zij het met haar bijtend lachje noemde. Maar -haar lang, boosaardig geitengezicht straalde van heimelijke vreugde, en haar fijne -lippen en groote oogen fonkelden van zooveel geest, dat zij bijna mooi leek en haar -mismaakten schouder deed vergeten. -</p> -<p>In den kleinen, blauw-zilveren salon, waar zij met haar dochter de gasten ontving, -kreeg Eve de eerste teleurstelling, toen zij generaal Bozonnet, die met zijn neef -Gérard komen zou, alleen binnenkomen zag. Hij vertelde, dat madame de Quinsac zich -bij het opstaan minder goed gevoelde en Gérard als goed zoon bij haar had willen blijven. -Maar dadelijk na het dejeuner zou hij naar den bazar komen. Terwijl Eve luisterde -en haar angst, dat zij Gérard beneden niet tot een verklaring zou kunnen dwingen, -trachtte te verbergen, keek Camille haar met haar verslindende oogen aan. Eve moest -op dat oogenblik wel een heimelijk voorgevoel hebben, dat een ongeluk haar dreigde, -want zij zag haar dochter ook bleek en onrustig worden. -</p> -<p>Dan kwam prinses Rosemonde de Harth als een wervelwind binnenvliegen. Zij zou ook -verkoopen in den “stand” van de barones, die haar om haar onstuimigheid en haar vroolijkheid, -welke zij steeds met zich bracht, gaarne lijden mocht. Zij droeg een vuurrood zijden -japon en zag er met haar kroeshaar en haar jongensachtige magerheid extravagant uit. -Lachend, vertelde zij een ongeval, waardoor haar equipage bijna in tweeën gereden -was. Toen baron Duvillard en zijn zoon Hyacinthe, zooals altijd te laat, uit hun kamers -kwamen, legde zij dadelijk beslag op den jongen man en gaf hem een standje, dat hij -haar den vorigen avond tot tien uur vergeefs had laten wachten, ofschoon hij haar -stellig beloofd had, dat hij haar mede nemen zou naar een kroeg in Montmartre, waar, -naar men beweerde, vreeselijke dingen gebeurden. Met een kwijnende uitdrukking op -zijn gelaat antwoordde Hyacinthe, dat vrienden hem hadden opgehouden bij een spiritistische -seance, waarop de heilige Thérèse verschenen was, om een liefdessonnet te reciteeren. -</p> -<p>Maar Fonsègue kwam met zijn echtgenoote, een magere, stille, onbeteekenende vrouw, -met wie hij niet gaarne uitging. Overal kwam hij zonder haar, maar ditmaal had hij -haar moeten medenemen, want zij was bestuurslid van de instelling, en hij zelf kwam -als administrateur, die zich voor den bazar interesseerde, dejeuneeren. De kleine -man met zijn ondanks zijn vijftig jaar nog bruin haar trad op zijn gewone vroolijke, -<span class="pageNum" id="pb198">[<a href="#pb198">198</a>]</span>luidruchtige manier binnen; hij droeg zijn gekleede jas met de correctheid van een -zakenman, die de zielen, den goeden naam der conservatieve republiek, waarvan de <i>Globe</i> het orgaan was, beschermen moest. Wie hem echter kenden, zagen, dat zijn oogleden -onrustig knipten; zijn eerste vragende blik gold Duvillard, blijkbaar wilde hij gaarne -weten hoe hij den nieuwen slag van dien ochtend opnam. Maar toen hij zag, dat deze -heel kalm grapjes met Rosemonde stond te maken, werd hij zelf ook rustig als een speler, -die nooit verloren had, daar hij zelfs in de uren van het verraad het ongeluk steeds -had weten te overwinnen. En dadelijk begon hij met de barones over administratieve -dingen te spreken. -</p> -<p>“Hebt u eindelijk met abbé Froment over dien Laveuve gesproken, dien hij ons zoo warm -aanbevolen heeft? Alle formaliteiten zijn nu vervuld; hij kan komen, want we hebben -sedert drie dagen een bed vrij.” -</p> -<p>“Ja, dat weet ik, maar ik weet niet, wat er van abbé Froment geworden is; in geen -maand heeft hij een teeken van leven gegeven. Ik heb hem daarom gisteren geschreven -en gevraagd, of hij vandaag op den bazar wil komen. Op die manier kan ik hem persoonlijk -de goede tijding mededeelen.” -</p> -<p>“Om u die vreugde te laten, heb ik het hem niet langs administratieven weg laten weten. -Een charmant priester, vindt u niet?” -</p> -<p>“O, heel charmant. Wij mogen hem graag.” -</p> -<p>Duvillard mengde zich nu in gesprek om te zeggen, dat ze niet op Dutheil behoefden -te wachten, want dat hij een telegram van den jongen afgevaardigde gekregen had, die -zich wegens dringende bezigheden verontschuldigde. Fonsègue, die opnieuw een vragenden -blik op den baron wierp, werd weer ongerust. Maar deze glimlachte en stelde hem gerust -met de half-fluisterend gesproken woorden: -</p> -<p>“O, niets bijzonders. Een opdracht van mij, waarover hij mij strakjes antwoord zal -komen brengen.” -</p> -<p>En hem dan wat ter zijde nemend. -</p> -<p>“Tusschen twee haakjes, vergeet het berichtje niet, waarover ik je gesproken heb.” -</p> -<p>“Welk berichtje? O, ja, die soirée, waarop Silviane gedeclameerd heeft … Daar wou -ik juist over spreken. De lofspraak daarin is wel wat al te erg.” -</p> -<p>Duvillard, zooeven nog zoo kalm met zijn veroverende en minachtende manieren, werd -nu bleek en door wanhoop aangegrepen. -<span class="pageNum" id="pb199">[<a href="#pb199">199</a>]</span></p> -<p>“Maar ik wil beslist, dat het erin komt, waarde vriend. Je zoudt me in de grootste -ongelegenheid brengen, want ik heb het Silviane uitdrukkelijk beloofd.” -</p> -<p>In den angstigen blik van zijn oogen en het beven van zijn lippen was de geheele angst -te lezen van een ouden, verwenden man, die bereid is het genot, waarvan men hem speent, -met iederen prijs te betalen. -</p> -<p>“Goed, goed!” zeide Fonsègue, die zich inwendig vroolijk maakte. “Als het zoo ernstig -is, dan zal het berichtje erin komen, dat beloof ik u!” -</p> -<p>Daar men niet op Gérard en Dutheil behoefde te wachten, waren alle gasten aanwezig. -Eindelijk begaven zij zich naar de eetkamer, terwijl beneden de laatste hamerslagen -gegeven werden. Eve zat tusschen generaal Bozonnet en Fonsègue; Duvillard tusschen -madame Fonsègue en Rosemonde, terwijl Camille en Hyacinthe aan het hoofd- en benedeneinde -der tafel zaten. Het déjeuner werd wat haastig en ongeregeld gebruikt, want tot driemaal -toe kwamen dienstmeisjes inlichtingen en orders vragen. Deuren werden onophoudelijk -open en dicht geslagen, de muren zelf schenen te dreunen onder het ongewone lawaai, -waarmede de laatste voorbereidende maatregelen het huis vervulden. Allen werden door -de koortsachtige opwinding medegesleept; het gesprek sprong van den hak op den tak, -liep nu eens over het bal, dat den vorigen dag op het ministerie van Binnenlandsche -Zaken gegeven was, dan weer over het volksfeest, dat den volgenden dag plaats hebben -zou; steeds echter kwam men weer terug op den bazar, op den prijs, dien men voor de -artikelen betaald had en waarvoor men ze weer verkoopen zou, op het waarschijnlijke -cijfer van de totale opbrengst. -</p> -<p>Toen generaal Bozonnet den naam van den rechter van instructie Amadieu noemde, zeide -Eve, dat zij hem niet te dejeuneeren had durven vragen, omdat zij wist hoe druk hij -het had, maar dat zij toch hoopte, dat hij ook zijn obool zou komen brengen. Fonsègue -plaagde Rosemonde met haar japon van vuurroode zijde en beweerde, dat zij reeds in -de vlammen der hel brandde, wat haar, daar het satanisme op dat oogenblik een passie -van haar was, in den grond der zaak aanging. Duvillard gedroeg zich volkomen correct -tegenover de stille madame Fonsègue, terwijl Hyacinthe—om zelfs de prinses te overbluffen—in -uitgekozen woorden de magische operatie vertelde, waardoor men een reinen man, na -hem van alle manlijkheid ontdaan te hebben, in <span class="pageNum" id="pb200">[<a href="#pb200">200</a>]</span>een engel veranderde. Camille was zeer gelukkig en opgewekt en wierp nu en dan een -brandenden blik op haar moeder, die steeds onrustiger werd naarmate zij voelde, dat -haar dochter steeds agressiever werd en vastbesloten was tot een openlijken oorlog -zonder genade. -</p> -<p>Tegen het einde van het dessert hoorde de moeder, hoe Camille zeer luid op haar uitdagenden -en doordringenden toon zeide: -</p> -<p>“O, praat mij niet over die geschminkte, als communie-bruidjes gekleede oude dames, -die nog met een pop schijnen te spelen. Ik walg ervan!” -</p> -<p>Zenuwachtig stond Eve op en excuseerde zich. -</p> -<p>“Neem mij niet kwalijk, dat ik u wat haast … Je weet werkelijk niet, of dit een dejeuner -is … maar ik ben bang, dat men ons geen tijd zal laten een kop koffie te gebruiken.” -</p> -<p>De koffie werd rondgediend in den blauw-zilveren salon, waarin een wondermooie mand -met gele rozen geurde. Deze hartstocht voor bloemen van de barones veranderde het -hôtel in een voortdurende lente. Duvillard nam dadelijk Fonsègue, terwijl zij beiden -hun kopje dampende koffie nog in de hand hadden, mee naar zijn studeerkamer, om een -sigaar te rooken en vrij te kunnen spreken; de deur bleef echter wijd open staan en -men hoorde hun stemmen door elkaar klinken. Generaal de Bozonnet, die blij was in -madame Fonsègue een ernstige en geduldige vrouw te hebben, die naar hem luisterde, -zonder hem in de rede te vallen, vertelde haar de zeer lange geschiedenis van de vrouw -van een officier, die haar man in 1870 in alle slagen gevolgd had. Hyacinthe dronk -geen koffie; hij noemde die minachtend een drank voor <span class="corr" id="xd30e2461" title="Bron: concierges">conciërges</span>. Hij maakte zich een oogenblik vrij van Rosemonde, die een glaasje kummel dronk, -en ging naar zijn zuster: -</p> -<p>“Zeg eens even, dat was ook dom wat je daarnet er voor mama uitgooide. Mij kan het -niet schelen, maar ten slotte gaan de anderen het ook merken, en ik zeg je, gedistingeerd -is het niet.” -</p> -<p>Camille keek hem met haar donkere oogen strak aan: -</p> -<p>“Wees zoo goed je niet met mijn zaken te bemoeien!” -</p> -<p>Hij schrok, voelde, dat er een onweer op til was en ging met Rosemonde naar den grooten -rooden salon ernaast, om haar een nieuwe schilderij te laten zien, die zijn vader -den vorigen dag gekocht had. De generaal, dien hij riep, volgde met madame Fonsègue. -<span class="pageNum" id="pb201">[<a href="#pb201">201</a>]</span></p> -<p>Moeder en dochter waren nu een oogenblik alleen. Als gebroken leunde Eve tegen een -wandtafeltje. Het geringste verdriet maakte haar moe en mat en in haar naïef en volmaakt -egoïsme kon zij bij de minste aanleiding in tranen uitbarsten. Waarom haatte haar -dochter haar zoo? Waarom trachtte zij met zooveel hardnekkigheid haar laatste liefdesgeluk, -waaraan zij met haar geheele hart hing, te vernietigen? Diep bedroefd en meer wanhopig -dan verbitterd keek zij haar aan, en op het oogenblik, dat het jonge meisje ook naar -den rooden salon wilde gaan, kwam zij op het ongelukkige denkbeeld haar terug te houden, -om een opmerking over haar toilet te maken. -</p> -<p>“Maar beste kind, waarom kleedt je je toch zoo hardnekkig als een oude vrouw? Je ziet -er heusch niet voordeelig door uit.” -</p> -<p>In haar teedere oogen van gevierde en aangebeden mooie vrouw was duidelijk het medelijden -met dit leelijke en mismaakte schepseltje, dat zij nooit goed als haar dochter had -kunnen erkennen, te lezen. De eene schouder hooger dan de andere, de lange armen van -een bultenaar, een profiel van een zwarte geit—hoe was het mogelijk, dat zoo iets -monsterachtigs voortgekomen was uit haar koninklijke schoonheid, de schoonheid, die -zij haar geheele leven lang zelf lief gehad, met eerbiedige vroomheid verzorgd had, -die de <span class="corr" id="xd30e2475" title="Bron: eenlge">eenige</span> godsdienst was, voor welken zij ooit iets gevoeld had. Haar verdriet en haar schaamte, -dat zij zoo’n kind had, beefden in haar stem. -</p> -<p>Camille bleef plotseling stokstijf staan, als had een zweepslag haar midden in haar -gezicht gestriemd. Dan kwam zij naar haar moeder toe, en nu begon de vreeselijke verklaring -tusschen die beiden met deze eenvoudige, halfgefluisterde woorden: -</p> -<p>“U vindt, dat ik mij slecht kleed … Dan moet u zich eens wat meer met mij bemoeien, -ervoor zorgen, dat mijn toiletten naar uw smaak zijn en mij uw geheim om mooi te zijn, -leeren.” -</p> -<p>Reeds had Eve spijt over haar uitval; zij had een afschuw van disputen met beleedigende -woorden. Zij wilde er zich aan onttrekken, vooral op dit oogenblik, nu men haar beneden -voor den bazar wachtte. -</p> -<p>“Kom beste meid, maak geen scène, nu allen het kunnen hooren … Ik heb je lief gehad …” -</p> -<p>Met een ingehouden, maar vreeselijk lachje viel Camille haar in de rede: -<span class="pageNum" id="pb202">[<a href="#pb202">202</a>]</span></p> -<p>“U hebt mij lief gehad … Maar, arme mama, zeg toch niet zulke komische dingen! Hebt -u ooit iemand lief gehad? U wilt, dat men u lief heeft; maar dat is heel wat anders. -Maar uw kind, een kind … Weet u eigenlijk wel hoe men een kind lief heeft?… U hebt -mij altijd aan mijn lot overgelaten, omdat u mij te leelijk vondt en bovendien geen -dagen en nachten genoeg hadt om u zelf lief te hebben … Neen, moeder, lieg maar niet; -u beschouwt me ook nu nog altijd als een monster, dat u afkeer inboezemt en u hindert.” -</p> -<p>Nu was het uit, nu moest de scène ten einde gespeeld worden, in een koortsachtig fluisteren, -van aangezicht tot aangezicht, met op elkaar geklemde tanden. -</p> -<p>“Ik beveel je te zwijgen, Camille! Ik kan een dergelijke taal niet dulden!” -</p> -<p>“Ik behoef niet te zwijgen, wanneer u tracht mij te kwetsen. Als ik er verkeerd aan -doe mij als een oude vrouw te kleeden, dan komt dat misschien, omdat een ander zoo -belachelijk is zich als een jong meisje, als een bruid te kleeden.” -</p> -<p>“Als een bruid, ik begrijp je niet.” -</p> -<p>“O, u begrijpt mij heel goed … Maar ik wil toch, dat u het weet: iedereen vindt mij -niet zoo leelijk als u, naar het schijnt, mij wil laten gelooven.” -</p> -<p>“Als je leelijk bent, dan komt dat, omdat je je slecht kleedt. Iets anders heb ik -niet gezegd.” -</p> -<p>“Ik kleed mij zooals ik wil, en ongetwijfeld goed, daar men van mij houdt zooals ik -ben.” -</p> -<p>“Zoo, houdt iemand van je? Dan moet hij het maar zeggen en met je trouwen.” -</p> -<p>“Dat gebeurt ook, dat gebeurt ook! Dat zal een heele opluchting voor u zijn! En dan -kunt u me nog als bruid zien ook!” -</p> -<p>Haar stemmen werden onwillekeurig luider. Camille hield even op, haalde adem en ging -dan weer met een fluisterende, fluitende stem door. -</p> -<p>“Gérard zal u dezer dagen om mijn hand komen vragen.” -</p> -<p>Bleek en met strakke oogen keek Eve haar aan; zij scheen het niet begrepen te hebben. -</p> -<p>“Gérard … Waarom zeg je me dat?” -</p> -<p>“Natuurlijk omdat Gérard mij liefheeft en met mij trouwen zal … U drijft mij tot het -uiterste, u zegt steeds weer, dat ik leelijk ben, u behandelt mij als een monster, -waarvan <span class="pageNum" id="pb203">[<a href="#pb203">203</a>]</span>niemand iets weten wil. Dan moet ik mij toch verdedigen, moet ik u de waarheid zeggen, -om u te bewijzen, dat niet iedereen uw smaak heeft.” -</p> -<p>Er volgde een stilte; de strijd scheen door dat vreeselijke, dat plotseling tusschen -haar oprees, geëindigd te zijn. Maar nu stonden niet meer moeder en dochter tegenover -elkaar, doch twee mededingsters, die leden en streden. -</p> -<p>Eve haalde diep adem en keek angstig rond, of niemand binnenkwam, die haar zou kunnen -zien of hooren. Dan vastberaden: -</p> -<p>“Je kan niet met Gérard trouwen.” -</p> -<p>“En waarom niet?” -</p> -<p>“Omdat ik het niet wil, omdat het onmogelijk is.” -</p> -<p>“Dat is geen reden. Zeg me de reden.” -</p> -<p>“De reden is, dat het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> onmogelijk is. Dat is alles.” -</p> -<p>“Neen, de reden zal ik u zeggen, omdat u mij ertoe dwingt … De reden is, dat Gérard -uw minnaar is … Maar wat beteekent dat, daar ik het weet en hem toch hebben wil?” -</p> -<p>En haar vlammende oogen voegden er aan toe: “En juist daarom wil ik hem hebben!” Haar -lange marteling mismaakt te zijn, haar woede, dat zij van haar kinderjaren af haar -mooie moeder zoo gevierd en aangebeden gezien had, doorschokte haar en wreekte zich -in een boosaardigen triomf. Eindelijk ontroofde zij haar dan toch den minnaar, dien -zij haar zoo lang benijd had. -</p> -<p>“Ongelukkige,” stamelde Eve zwak en in haar hart getroffen. “Je weet niet wat je zegt -en wat je me doet lijden.” -</p> -<p>Maar zij moest weer zwijgen en glimlachen, want Rosemonde kwam zeggen, dat men beneden -naar haar vroeg. De deuren van het hôtel zouden geopend worden en zij moest in haar -“stand” zijn. Ja, zij kwam dadelijk naar beneden … Zij hield zich vast aan een wandtafeltje, -dat achter haar stond, om niet te vallen. -</p> -<p>“Zeg,” ging Hyacinthe tegen zijn zuster zeggen, “het is idioot, om zoo’n ruzie te -maken. Je zoudt beter doen naar beneden te gaan.” -</p> -<p>Camille zond hem ruw weg. -</p> -<p>“Ga zelf en neem de anderen mede. Het is beter, wanneer wij geen last van hen hebben.” -</p> -<p>Hyacinthe keek zijn moeder aan als een zoon, die wist en het belachelijk vond. Dan -haalde hij, geërgerd haar zoo weinig krachtig te zien tegen zijn heks van een zuster, -<span class="pageNum" id="pb204">[<a href="#pb204">204</a>]</span>zooals hij haar noemde, zijn schouders op, liet haar beiden aan haar dwaasheid over -en nam de anderen mede naar beneden. Men hoorde Rosemonde lachend weggaan, terwijl -de generaal, die een nieuw verhaal begonnen was, madame Fonsègue begeleidde. Maar -toen moeder en dochter zich alleen waanden, drongen andermaal stemmen tot haar ooren -door, de stemmen van Duvillard en Fonsègue. De vader was er altijd nog, die haar kon -hooren. -</p> -<p>Eve voelde, dat zij weg had moeten gaan. Maar zij vond er de kracht niet toe; na het -woord, dat haar als een zweepslag getroffen had, en in de wanhoop, waarin de vrees -haar minnaar te verliezen, haar wierp, was haar dat onmogelijk. -</p> -<p>“Gérard kan niet met je trouwen, hij heeft je niet lief.” -</p> -<p>“Hij heeft me wel lief.” -</p> -<p>“Je verbeeldt je, dat hij je lief heeft, omdat hij uit medelijden vriendelijk voor -je geweest is … Hij heeft je niet lief.” -</p> -<p>“Hij heeft mij lief … Hij heeft mij lief, in de eerste plaats, omdat ik niet dom ben, -zooals zooveel anderen, en vooral heeft hij mij lief, omdat ik jong ben.” -</p> -<p>Dat was een nieuwe wonde, en uit den wreeden spot, waarmede zij toegebracht werd, -klonk de triompheerende vreugde eindelijk deze schoonheid, waaronder zij zoo geleden -had, te zien verwelken. -</p> -<p>“Jeugd, moeder, ja, u weet niet meer wat dat is … Al mag ik niet mooi zijn, jong ben -ik; ik ruik nog lekker, heb heldere oogen, frissche lippen. Bovendien heb ik zooveel -en zoo lang haar, dat ik me daarmede zou kunnen kleeden, als ik dat wilde … Kom, je -<span class="corr" id="xd30e2536" title="Bron: ben">bent</span> nooit leelijk, wanneer je jong bent, maar wanneer je niet jong meer bent, arme mama, -dan is het uit. Het helpt niet of je al mooi geweest bent, alles in het werk stelt, -om het nog te zijn … er blijft niets over dan puinhoopen, schande en walging.” -</p> -<p>Zij zeide het zoo scherp, dat iedere zin als een messteek in het hart van haar moeder -drong. Tranen kwamen in de oogen van de ongelukkige, zoo diep gewonde vrouw. Ja, het -was waar, zij stond machteloos tegenover de jeugd, zij leed slechts, omdat zij ouder -werd, omdat zij voelde, hoe de liefde haar verliet, nu zij gelijk was aan een te rijpe, -van haar tak gevallen vrucht. -</p> -<p>“Nooit zal de moeder van Gérard haar toestemming tot een <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> met jou geven.” -</p> -<p>“Hij zal haar overreden, dat is zijn zaak … Ik heb twee millioen, en met twee millioen -doe je heel wat.” -<span class="pageNum" id="pb205">[<a href="#pb205">205</a>]</span></p> -<p>“Wil je hem dan bezoedelen, zeggen, dat hij je om je geld trouwt?” -</p> -<p>“Neen, neen, Gérard is een heel fatsoenlijke en nette jongen. Hij heeft mij lief, -hij trouwt met me om me zelf … Maar hij is nu eenmaal niet rijk, heeft ondanks zijn -zes-en-dertig jaar geen gevestigde positie, en dan is het zoo gek niet om een vrouw -te nemen, die je met het geluk rijkdom brengt … Want, versta me goed, mama, ik breng -hem het geluk, de wederkeerige, van de toekomst zekere liefde.” -</p> -<p>Nogmaals stonden zij oog in oog tegenover elkaar. De verschrikkelijke scène, telkens -onderbroken en weer opgevat, scheen geen einde te kunnen nemen; het was een drama -van moorddadige heftigheid, maar gedempt, zonder lawaai, gesproken met verstikte stemmen. -Geen van beiden wilde wijken, hoewel zij met al die open deuren ieder oogenblik overvallen -konden worden, hoewel het personeel steeds binnen kon komen en de stem van den vader -vroolijk naast haar klinken bleef. -</p> -<p>“Hij heeft je lief, hij heeft je lief … Dat zeg jij … Hij heeft het je nooit gezegd.” -</p> -<p>“Hij heeft het me wel twintigmaal gezegd. Hij zegt het telkens, als we alleen zijn.” -</p> -<p>“Ja, zooals aan een klein meisje, dat men een plezier wil doen … Nooit heeft hij tegen -je gezegd, dat hij met je trouwen wil.” -</p> -<p>“Hij heeft het me den laatsten keer, dat hij hier was, nog gezegd. De zaak is beklonken—ik -verwacht, dat hij eerstdaags mijn hand zal vragen.” -</p> -<p>“Je liegt, je liegt, ongelukkige. Je wilt me pijnigen. Je liegt, je liegt!” -</p> -<p>Eindelijk barstte haar smart in dezen kreet van protest uit; zij wist niet meer, dat -zij moeder was, dat zij tot haar dochter sprak … alleen de verliefde, beleedigde, -door een mededingster geprikkelde vrouw bleef nog over. -</p> -<p>“Mij, mij heeft hij lief,” bekende zij snikkend. “Den laatsten keer heeft hij het -mij gezworen, gezworen, versta je, dat hij je niet lief had en nooit met je trouwen -zou.” -</p> -<p>Camille begon scherp te lachen en nam een spottend-medelijdende houding aan. -</p> -<p>“Mama, ik heb heusch met je te doen. Je bent nog zoo’n echt kind … Ja heusch, u bent -het kind. Laat u, die toch zooveel ervaring heeft, u nog beetnemen door de verzekeringen -van een man? Gérard is de kwaadste niet en daarom zweert hij u alles wat u wilt.” -<span class="pageNum" id="pb206">[<a href="#pb206">206</a>]</span></p> -<p>“Je liegt! Je liegt!” -</p> -<p>“Kom, wees nou verstandig. Dat hij niet meer komt, dat hij vandaag niet op het déjeuner -verschenen is, vindt alleen zijn oorzaak hierin, dat u hem de keel uithangt. Hij laat -u zitten, mama, u moet den moed hebben u dat goed voor te houden. Hij blijft vriendelijk, -omdat hij goed opgevoed is en niet weet hoe hij met u breken moet. In het kort, hij -heeft medelijden met u.” -</p> -<p>“Je liegt! Je liegt!” -</p> -<p>“Vraag het hem dan zelf als een goede moeder, die u zijn moest. Spreek openlijk met -hem, vraag hem vriendschappelijk wat hij van plan is te doen. En wees u op uw beurt -ook vriendelijk. Begrijp toch, dat, wanneer je hem lief hebt, je hem mij dadelijk -zoudt moeten geven in zijn belang. Geef hem zijn vrijheid terug en je zult zien, dat -hij slechts mij lief heeft!” -</p> -<p>“Je liegt, ongelukkig kind. Je wilt me martelen en dooden.” -</p> -<p>In haar woedende radeloosheid herinnerde Eve zich, dat zij de moeder was, dat zij -deze onwaardige dochter een bestraffing toedienen moest. Zij vond geen stok en rukte -nu uit de mand gele rozen, die haar beiden met haar sterken geur bedwelmden, een handvol -van de langgesteelde, doornige rozen en sloeg daarmede Camille in haar gezicht. Een -droppel bloed kwam te voorschijn op de linkerslaap, dicht bij het ooglid. -</p> -<p>Onder dien slag sprong het jonge meisje, vuurrood en als krankzinnig, met haar hand -omhoog als gereed, om ook te slaan, naar voren. -</p> -<p>“Moeder, pas op … Ik zweer je, dat ik je als de eerste de beste deerne zal afranselen … -En begrijp mij goed, ik wil Gérard, ik zal met Gérard trouwen, ik zal hem u ontnemen -door een schandaal te maken, als u hem niet goedschiks geeft.” -</p> -<p>Na haar woede-daad was Eve als gebroken en wanhopig op een fauteuil neergevallen. -In haar drang naar een gelukkig leven en een egoïstisch genot om geliefkoosd, gevleid -en aangebeden te worden, kwam al haar afschuw voor scènes terug. Camille daarentegen -toonde, dronken door haar wreedheid, dreigend, verslindend, meedoogenloos eindelijk -haar hardvochtige en zwarte ziel in haar volle naaktheid. Er ontstond een angstaanjagend -zwijgen, waarin men opnieuw de vroolijke stem van Duvillard uit de studeerkamer hoorde -komen. -<span class="pageNum" id="pb207">[<a href="#pb207">207</a>]</span></p> -<p>De moeder was zacht begonnen te huilen, toen Hyacinthe den kleinen salon kwam binnen -vliegen. Toen hij de beide vrouwen zag, haalde hij medelijdend-minachtend zijn schouders -op. -</p> -<p>“Zoo, hebben jullie nu je zin? Hadt je niet beter gedaan dadelijk naar beneden te -gaan? Je weet toch, dat iedereen naar jullie vraagt. Het wordt te gek. Ga nou gauw -mee.” -</p> -<p>Misschien zouden Eve en Camille, in haar behoefte om elkaar nog meer te kwetsen en -nog meer te lijden, hem nog niet gevolgd hebben, als Duvillard en Fonsègue, die hun -sigaar gerookt hadden, niet uit de studeerkamer gekomen waren, om ook naar beneden -te gaan. Eve moest opstaan en met droge oogen glimlachen, terwijl Camille voor den -spiegel haar haar in orde bracht en met de punt van haar zakdoek den kleinen rooden -droppel, die aan haar slaap parelde, afveegde. -</p> -<p>In de drie reusachtige, met tapijten en groene planten versierde salons beneden verdrong -zich reeds een dichte menigte. De “stands” waren met roode zijde gedrapeerd, wat aan -de verschillende artikelen een schitterende omlijsting gaf. Geen bazar had met de -duizenderlei hier opgehoopte voorwerpen kunnen wedijveren, want men vond er van alles: -van schetsen van meesters en autographen van beroemde schrijvers tot schoentjes en -kammen toe. Dit pêle-mêle op zichzelf was reeds een aantrekkelijkheid, geheel afgezien -van het buffet, waar mooie, blanke handen champagne schonken, van de twee loterijen, -een orgel en een met een pony bespannen Engelsch wagentje. Een zwerm van bekoorlijke -jonge meisjes, die zich midden in het gewoel bewogen, verkocht de loten. Maar zooals -Duvillard wel voorzien had, werd het groote succes van den bazar voornamelijk gevormd -door de verrukkelijke rilling, welke de dames kregen bij het gaan onder de koetspoort, -waar de bom <span class="corr" id="xd30e2581" title="Bron: gespongen">gesprongen</span> was. De toegebrachte schade was reeds grootendeels hersteld, maar de schilders waren -nog bezig. -</p> -<p>Toen barones Eve eindelijk met haar dochter Camille naar beneden ging, om haar plaats -in haar “stand” in te nemen, vond zij de verkoopsters reeds koortsachtig bezig, onder -leiding van prinses Rosemonde, die bij dergelijke gelegenheden buitengewoon listig -en roofzuchtig was. Zij bestal de koopers met de grootste onbeschaamdheid. -</p> -<p>“Ben je daar eindelijk!” riep zij. “Pas maar goed op, want er zijn hier een boel koopsters, -die een goeden slag trachten <span class="pageNum" id="pb208">[<a href="#pb208">208</a>]</span>te slaan. Ik ken ze, zij loeren op gelegenheidskoopjes, halen de etalages door elkaar -en wachten, tot men het hoofd er bij verliest, om dan minder duur te koopen dan in -gewone winkels … Maar ik zal ze fatsoenlijk afzetten, wacht maar!” -</p> -<p>Eve, die een zeer slechte verkoopster was en er zich mede vergenoegde in haar “stand” -te tronen, moest met de anderen mede lachen. Dan dwong zij zich ertoe Camille een -paar raadgevingen te geven, welke deze glimlachend en gehoorzaam aanhoorde, maar de -ongelukkige vrouw bezweek bijna bij de angstaanjagende gedachte, dat zij daar tot -zeven uur blijven en zonder haar hart lucht te geven, voor al die menschen lijden -moest. Het was dan ook een groote verlichting voor haar, toen zij abbé Pierre Froment -zag, die op een roodfluweel tabouretje naast den “stand” op haar zat te wachten. Doodmoe -kwam zij naast hem zitten. -</p> -<p>“O, mijnheer de abbé, u hebt mijn brief dus gekregen … Ik heb een goede tijding voor -u en wilde u het genoegen laten die zelf aan uw protégé, dien Laveuve, dien u mij -zoo warm aanbevolen hebt, te brengen … Alle formaliteiten zijn vervuld; u kunt hem -morgen naar het Asile laten transporteeren.” -</p> -<p>Verbijsterd keek Pierre haar aan. -</p> -<p>“Laveuve—maar die is dood!” -</p> -<p>Nu verwonderde zij zich op haar beurt. -</p> -<p>“Wat, is hij dood?… Maar waarom hebt u ons dat niet laten weten? Als u eens wist wat -voor moeite we ons gegeven hebben, wat we er allemaal voor hebben moeten doen!… Weet -u zeker, dat hij dood is?” -</p> -<p>“Hij is dood, mevrouw … Een maand geleden is hij gestorven.” -</p> -<p>“Al een maand! Maar dat konden wij niet weten. U hebt niets van u laten hooren … Lieve -hemel, hoe vervelend, dat hij dood is … nu moeten we alles weer ongedaan maken.” -</p> -<p>“Hij is dood, mevrouw. Het is waar, ik had u moeten waarschuwen … Maar wat is er aan -te doen? Hij is dood.” -</p> -<p>Dat steeds weer terugkomende woord “dood”, de geschiedenis van dezen “doode”, met -wien zij zich nu sedert een maand bezig hield, deed haar rillen en bracht haar heelemaal -tot wanhoop. Het klonk haar in het oor als een omen van den kouden dood, waarin zij -zich in de doodswade van haar laatste liefde voelde nederdalen. Pierre moest daarentegen -ondanks zichzelf bitter over zooveel wreede ironie glimlachen. <span class="pageNum" id="pb209">[<a href="#pb209">209</a>]</span>O, deze hinkende naastenliefde, die altijd komt, wanneer de menschen reeds dood zijn. -</p> -<p>De priester bleef op het bankje zitten, toen de barones opstaan moest, daar zij den -rechter van instructie Amadieu komen zag. Hij was zeer gehaast, wilde maar even acte -de présence geven en iets koopen, vóór hij naar het paleis van Justitie terugging. -Maar de kleine Massot, de verslaggever van den <i>Globe</i>, die om de “stand” heen sloop, zag hem ook en vloog, tuk op inlichtingen, naar hem -toe. Hij liet hem niet los en onderwierp hem aan een formeel verhoor, om te weten, -hoe het stond met dien Salvat, dien men beschuldigde de bom onder de koetspoort gelegd -te hebben. Was het niet een uitvinding der politie, zooals sommige bladen beweerden? -Of was het werkelijk het goede spoor en zou de politie hem eindelijk arresteeren? -Maar Amadieu gaf ontwijkende antwoorden en zeide terecht, dat de zaak hem nog niet -aanging, dat hij er zich eerst mede te bemoeien had, wanneer die Salvat gearresteerd -was en hij met de instructie belast werd. Maar in zijn sluw-gewichtige manier van -doen, in zijn correcte houding van mondain magistraat waren allerlei aanduidingen -te lezen, als was hij reeds op de hoogte van de kleinste bijzonderheden en als beloofde -hij voor de eerstvolgende dagen de grootste gebeurtenissen. Dames vormden een kring -om hem, een zwerm van knappe, van nieuwsgierigheid koortsachtige vrouwen verdrong -zich om de geschiedenis van dien bandiet, welke haar het kippenvel deed krijgen. Toen -Amadieu van prinses Rosemonde voor twintig francs een doosje sigaretten, dat misschien -dertig sous waard was, gekocht had, maakte hij zich vlug uit de voeten. -</p> -<p>Inmiddels was Massot, die Pierre herkend had, dezen de hand gaan drukken. -</p> -<p>“Die Salvat zal al een heel eind weg zijn, wanneer hij goede beenen heeft, denkt u -ook niet, mijnheer de abbé?… Ik moet altijd om de politie lachen.” -</p> -<p>Maar op dat oogenblik kwam Rosemonde met Hyacinthe naar hem toe. -</p> -<p>“Mijnheer Massot, u komt overal, u moet beslissen … Het <i lang="fr">Cabinet des Horreurs</i><a class="noteRef" id="xd30e2615src" href="#xd30e2615">1</a> in Montmartre, de kroeg, waar Legras zijn <i>Fleurs du Pavé</i> zingt …” -<span class="pageNum" id="pb210">[<a href="#pb210">210</a>]</span></p> -<p>“Is een vreeselijke plaats, prinses. Ik zou er niet graag met een huzaar heengaan.” -</p> -<p>“Maak nu geen gekheid, mijnheer Massot; ik spreek in vollen ernst. Een fatsoenlijke -vrouw kan er heel goed in gezelschap van een heer heengaan, niet waar?” -</p> -<p>En zonder hem tijd tot een antwoord te laten, wendde zij zich tot Hyacinthe: -</p> -<p>“Zie je nu wel, dat mijnheer Massot niet neen zegt. Je gaat er vanavond met mij heen, -dat is afgesproken!” -</p> -<p>Zij vloog al weer weg, om aan een oude dame voor tien francs een pakje naalden te -verkoopen, terwijl de jonge man met zijn geblaseerde stem slechts zeide: -</p> -<p>“Zij lijkt wel niet wijs met haar <i>Cabinet des Horreurs</i>!” -</p> -<p>Massot haalde wijsgeerig zijn schouders op. Een vrouw moest zich nu eenmaal amuseeren. -Toen Hyacinthe zich verwijderd had en met zijn perverse minachting tusschen de mooie, -loten verkoopende meisjes rondliep, veroorloofde hij zich te prevelen: -</p> -<p>“De jongen heeft het hard noodig, dat een vrouw een man van hem maakt.” -</p> -<p>Doch dan viel hij zichzelf in de rede en zeide, zich weer tot Pierre wendend: -</p> -<p>“Kijk, daar heb je Dutheil … Wat kletste Sanier vanochtend toch, dat Dutheil vanavond -in Mazas zou slapen?” -</p> -<p>Inderdaad drong Dutheil zich haastig en glimlachend door de menigte heen, om bij Duvillard -en Fonsègue, die nog altijd bij den “stand” der barones stonden te praten, te komen. -Onmiddellijk wuifde hij met zijn hand ten teeken van overwinning, om te zeggen, dat -hij in de delicate opdracht, waarmede men hem belast had, geslaagd was. Het ging om -niets minder dan om een vermetele manoeuvre, ten einde de opneming van Silviane in -de Comédie-Française te verhaasten. Zij was op het denkbeeld gekomen den baron ertoe -te bewegen een invloedrijk criticus tot een diner in het Café Anglais uit te noodigen. -Deze zou, zoo beweerde zij, wanneer hij haar had leeren kennen, de administratie wel -dwingen de deuren wijd voor haar open te zetten. Het was geen gemakkelijke taak den -criticus die uitnoodiging te doen aannemen, want hij ging voor een knorrig en streng -heer door. Dutheil had dan ook drie dagen al zijn diplomatie moeten gebruiken en al -zijn invloeden in het vuur brengen. Maar nu straalde hij: hij had overwonnen. -</p> -<p>“Vanavond, waarde baron, vanavond om half acht. Bliksems, <span class="pageNum" id="pb211">[<a href="#pb211">211</a>]</span>het heeft mij meer moeite gekost dan er een premieleening door te krijgen.” -</p> -<p>Hij lachte met de vroolijke onbeschaamdheid van een pretmaker, die weinig last van -zijn politiek geweten had. Zelfs had hij veel pleizier in zijn toespeling op de nieuwe -publicatie van de <i>Voix du Peuple</i>. -</p> -<p>“Maak geen gekheid,” fluisterde Fonsègue heel zacht, die het aardig vond Dutheil wat -bang te maken. “Het staat heel slecht.” -</p> -<p>Dutheil werd heel bleek en zag reeds den commissaris van politie en Mazas voor zich. -Maar in zijn volkomen en naïef gemis aan iederen moreelen zin, stelde hij zich dadelijk -gerust en begon weer te lachen. Lieve hemel, het leven was toch zoo mooi! -</p> -<p>“Kom,” antwoordde hij vroolijk, terwijl hij in de richting van Duvillard knipoogde; -“daar heb je mijn beschermer!” -</p> -<p>Deze had hem dankbaar de hand gedrukt en gezegd, dat hij een aardige jongen was. En -zich tot Fonsègue wendende: -</p> -<p>“Zeg, je moet vanavond ook van de partij zijn. Ja, je moet, want ik wil, dat Silviane -een imponeerenden indruk maakt. Dutheil zal de Kamer vertegenwoordigen, jij de journalistiek -en ik de financiën.” -</p> -<p>Hij viel zich plotseling in de rede, daar hij Gérard, die zich langzaam en met een -ernstig gezicht een weg door al de vrouwenrokken baande, zag. Hij riep hem met een -gebaar. -</p> -<p>“Gérard, je moet me een dienst bewijzen.” -</p> -<p>Dan vertelde hij waar het om ging—dat de invloedrijke criticus de uitnoodiging aangenomen -had, dat het diner over Silviane’s toekomst beslissen zou, dat al haar vrienden verplicht -waren zich om haar te scharen. -</p> -<p>“Ik kan niet,” antwoordde de jonge man verlegen; “ik dineer bij mijn moeder, die zich -vanochtend niet al te lekker voelde.” -</p> -<p>“Je moeder is te verstandig, om niet te begrijpen, dat er dingen van buitengewoon -en exceptioneel belang zijn. Ga weer naar huis terug, vertel haar het een of ander, -zeg haar, dat het geluk van een vriend op het spel staat.” -</p> -<p>En toen Gérard al zwak begon te worden, voegde hij er aan toe: -</p> -<p>“Ik heb je noodig, beste jongen, ik heb een man uit de hooge kringen noodig. Je weet -welk een groote macht de hooge kringen op het tooneel vormen. Als Silviane die op -haar hand heeft, is haar overwinning verzekerd.” -<span class="pageNum" id="pb212">[<a href="#pb212">212</a>]</span></p> -<p>Gérard beloofde te zullen komen en bleef dan nog een oogenblik met zijn oom, generaal -de Bozonnet, staan praten, die dit gekrioel van vrouwen, waarin hij als een oud, afgetuigd -schip ronddreef, heel aardig vond. Nadat hij madame Fonsègue voor haar welwillendheid, -om naar hem te luisteren, bedankt had door voor honderd francs een autogram van monseigneur -Martha van haar te koopen, raakte hij verdwaald onder den zwerm jonge meisjes, die -hem elkaar als het ware toewierpen. Toen hij eruit kwam, had hij zijn handen vol loten. -</p> -<p>“Jongen, ik raad je aan je niet onder die jonge dames te wagen. Je laatsten sou zou -je erbij inschieten!… Kijk, mademoiselle Camille roept je!” -</p> -<p>Inderdaad wachtte deze op Gérard, sedert zij hem gezien had. Zij glimlachte uit de -verte tegen hem, en toen hun oogen elkaar ontmoetten, moest hij wel naar haar toe -gaan, ofschoon hij op hetzelfde moment den wanhopigen blik van Eve, die hem ook smeekend -riep, op zich voelde rusten. Camille, die merkte, dat haar moeder geen oog van haar -af had, overdreef dadelijk haar vriendelijkheid als verkoopster en maakte van de kleine -vrijheden, die de liefdadigheidskoorts toestond, gebruik, stopte de zakken van den -jongen man vol met allerlei kleine voorwerpen, gaf hem andere in zijn handen, die -zij tusschen de hare drukte—en dat alles met een jeugdigen overmoed, met een luid, -frisch gelach, dat de andere, haar mededingster, martelde. -</p> -<p>Eve leed er zeer onder, wilde naar hen toegaan, hen scheiden. Maar juist op dat oogenblik -werd zij tegengehouden door Pierre, die op een denkbeeld gekomen was, dat hij, alvorens -den bazar te verlaten, aan haar oordeel onderwerpen wilde. -</p> -<p>“Nu Laveuve dood is en u zooveel moeite gegeven hebt voor het bed, dat nog vrij is, -zou ik u willen vragen zoo goed te willen zijn er nog niet over te beschikken, voor -ik abbé Rose gesproken heb. Ik zie hem vanavond, en hij, die zooveel ellende kent, -zal zoo blij zijn er tenminste één te kunnen verlichten en een van zijn armen naar -het Asile te kunnen brengen.” -</p> -<p>“Natuurlijk,” stamelde de barones; “ik zal zoo gelukkig zijn … zooals u wilt … Ik -zal nog wachten … Ongetwijfeld, ongetwijfeld, mijnheer de abbé!” -</p> -<p>Heel haar arm, lijdend wezen beefde. Zij wist niet meer wat zij zeide, zij kon haar -hartstocht niet overwinnen, liet <span class="pageNum" id="pb213">[<a href="#pb213">213</a>]</span>den pastoor staan en merkte niet eens, dat hij daar stond, toen Gérard, gehoor gevend -aan het smartelijke smeeken van haar blik, erin slaagde het jonge meisje te ontsnappen, -om eindelijk naar de moeder te gaan. -</p> -<p>“Wat kom je toch weinig, lieve vriend!” zeide zij hardop en glimlachend. “We zien -je bijna niet meer!” -</p> -<p>“O, ik voelde mij niet lekker,” antwoordde hij vriendelijk. -</p> -<p>Hij ziek! Vol moederlijke bezorgdheid keek zij hem aan, en het kwam haar inderdaad -voor dat zijn correct, knap mannegezicht ondanks de trotsche, voorname uitdrukking -wat bleeker was, dat de edele buitenkant het onherstelbaar innerlijk verval minder -verborg. Ja hij met zijn aangeboren goedheid moest wel lijden onder zijn onnut, mislukt -leven, onder al het geld, dat hij aan zijn arme moeder kostte, wat hem ten slotte -wel tot dit <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> met dit rijke, mismaakte meisje, dat hij was gaan beklagen, drijven zou. Zij voelde, -dat hij zelf zóó zwak was, als een wrak door een storm zóó heen en weer geslingerd -werd, dat haar hart volschoot en zij, nauwlijks fluisterend, vurig smeekte te midden -van deze menigte, die alles hooren kon. -</p> -<p>“Als jij lijdt—ik niet minder!… Gérard, we moeten elkaar spreken, ik wil het.” -</p> -<p>“Neen, laten we nog wat wachten!” stamelde hij verlegen. -</p> -<p>“Het moet, Gérard. Camille heeft me je plannen verteld. Je kunt niet weigeren me te -zien. Ik wil je spreken.” -</p> -<p>Bevend trachtte hij nogmaals de wreede verklaring te vermijden. -</p> -<p>“Maar daar is het onmogelijk; ze kennen het adres.” -</p> -<p>“Nu, dan morgen om vier uur in het kleine restaurant van het Bois de Boulogne, waar -we al eens meer geweest zijn.” -</p> -<p>Hij moest het beloven en zij namen afscheid. Camille draaide zich om en keek naar -hen. Een groote menigte vrouwen belegerde den “stand” en de barones begon op haar -nonchalante manier te verkoopen, terwijl Gérard zich weer bij Duvillard, Fonsègue -en Dutheil voegde, die door het vooruitzicht op het diner zeer opgewonden waren. -</p> -<p>Pierre had het gesprek gedeeltelijk gehoord. Hij kende de geheimen van het huis, de -marteling, de physiologische en moreele ellende, die door den glans van zooveel rijkdom -en macht verborgen werd. Het was een steeds dieper invretende, vergiftigde wond: een -knagende ziekte verteerde vader, moeder, zoon en dochter, bij wie alle maatschappelijke -banden losgeraakt waren. Om de salons te kunnen verlaten, moest <span class="pageNum" id="pb214">[<a href="#pb214">214</a>]</span>Pierre zich een weg banen door de menigte der koopsters, die uit den triomf van den -bazar een manifestatie wilden maken. En daar ergens in de verte, in het diepe donker -rende Salvat onophoudelijk voort, terwijl Laveuve, de doode, als het ware een kaakslag -van bittere ironie in het aangezicht der bedriegelijke, lawaaierige barmhartigheid -was. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch3.2" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch3.2.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">II.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Welk een heerlijke vrede heerschte daar bij den goeden abbé Rose in den kleinen, op -een smallen tuin uitzienden rez-de-chaussée, welken hij in de rue Cortot bewoonde! -Geen geratel van wagens, zelfs niet de ademhaling van het aan de andere zijde van -den heuvel van Montmartre dreunende Parijs drong door tot de groote stille en de ingesluimerde -rust van een afgelegen provinciestadje. -</p> -<p>Het sloeg zeven uur, de schemering was langzaam ingevallen. Pierre zat in het eenvoudige -eetkamertje te wachten, dat de huishoudster de soep op zou doen. De abbé, die zich -ongerust maakte, dat hij hem in een maand—sedert hij zich met zijn broeder Guillaume -in Neuilly had opgesloten—zoo goed als niet gezien had, had hem den vorigen dag een -brief geschreven en gevraagd te komen eten, om eens kalm over hun zaken te spreken, -want Pierre bleef hem geld voor hun gemeenschappelijke aalmoezen geven, en sedert -de oprichting van hun asyl in de rue de Charonne hadden zij samen hun liefdadigheidsrekeningen, -die zij van tijd tot tijd controleerden. Na het eten zouden zij erover spreken en -nagaan of er niet iets beters te doen viel. De goede priester straalde van vreugde -over dezen mooien, vreedzamen, goeden avond, dien hij zoo, met zijn lieve armen zich -bezig houdend, doorbrengen zou; dat was ondanks alle onaangenaamheden, welke zijn -ondoordachte naastenliefde hem reeds bezorgd had, zijn eenig genot, waartoe hij, uit -hartstocht, als tot een zondige zwakheid steeds terugkeerde. -</p> -<p>Pierre was blij hem dit genoegen te kunnen doen en vond ook zelf daardoor een opluchting, -een rust van enkele uren in dit zoo eenvoudige middagmaal, in al die goedheid, welke -hun omgaf; hij was nu ver van zijn vreeselijke marteling. Hij herinnerde zich het -vrije bed in het Asile des Invalides du Travail en dat barones Duvillard hem beloofd -had te zullen wachten tot hij aan abbé Rose gevraagd zou <span class="pageNum" id="pb215">[<a href="#pb215">215</a>]</span>hebben, of hij niet ergens een groote ellende, die belangstelling verdiende, wist. -Hij begon er dadelijk over, nog vóór zij aan tafel gingen. -</p> -<p>“Een groote ellende, die belangstelling verdient? Maar beste jongen, die verdienen -ze allemaal. Als je iemand gelukkig wilt maken, heb je, vooral wanneer het oude, werklooze -arbeiders betreft, keus in overvloed, vraag je je alleen maar angstig af, wie de uitverkorene -zal zijn, terwijl zooveel anderen in hun hel blijven.” -</p> -<p>Toch dacht hij na, wond zich op, nam eindelijk ondanks den smartelijken strijd van -zijn gewetensbezwaren, een besluit. -</p> -<p>“Ik weet het al. Dat is beslist de ongelukkigste en bescheidenste van allen, een oude -man van twee-en-zeventig jaar, een schrijnwerker, die sedert de acht of tien jaar, -dat hij van de openbare liefdadigheid leeft, geen werk meer vinden kan. Zijn naam -weet ik niet, iedereen noemt hem den grooten Oude. Dikwijls blijft hij weken lang -van mijn Zaterdagsche uitdeelingen weg. Wanneer er haast is met de opneming, zullen -we hem moeten gaan zoeken. Ik geloof, dat hij meermalen in het nachtasyl in de rue -d’Orsel slaapt, wanneer plaatsgebrek hem ten minste niet dwingt achter het een of -ander staketsel te gaan liggen. Willen we vanavond in de rue d’Orsel gaan kijken?” -</p> -<p>Zijn oogen schitterden; voor hem waren die bezoeken aan de grootste ellende, die hij -ondanks zijn overvloeiend apostelmedelijden niet meer durfde maken, zoo had men ze -hem verweten en als een misdaad aangerekend, een orgie, de verboden vrucht. -</p> -<p>“Is dat afgesproken, jongen? Alleen dezen éénen keer nog maar! Het is trouwens de -eenige manier, om den grooten Oude te vinden. Je kunt tot elf uur bij mij blijven … -En bovendien zou ik je graag laten zien, welk een verschrikkelijke ellende daar heerscht. -Misschien hebben we het geluk, dat we den een of anderen armen stakkerd kunnen helpen.” -</p> -<p>Pierre glimlachte om dien jeugdigen ijver bij dezen ouden man met zijn sneeuwwit haar. -</p> -<p>“Afgesproken, waarde abbé! Ik vind het heerlijk den heelen avond hier bij u te blijven -en het zal me goed doen u nog eens op een van onze oude drijfjachten te volgen, waarvan -we altijd met een hart vol vreugde en smart terugkwamen.” -</p> -<p>De huishoudster bracht de soep. Maar juist toen de beide <span class="pageNum" id="pb216">[<a href="#pb216">216</a>]</span>priesters aan de tafel wilden gaan zitten, werd er zacht en bescheiden gebeld, en -toen de abbé hoorde, dat het een buurvrouw, madame Mathis, was, die een antwoord kwam -halen, liet hij haar binnenkomen. -</p> -<p>“De arme vrouw had een voorschot van tien francs noodig, om een matras uit de bank -van leening te krijgen,” legde hij Pierre uit. “Ik had ze niet, maar heb ze van een -ander weten te krijgen. Zij woont hier in huis, in een vreeselijke, heimelijke ellende … -Haar inkomsten zijn zoo klein, dat zij er niet van leven kan.” -</p> -<p>“Maar,” vroeg Pierre, die zich den jongen man herinnerde, dien hij bij Salvat gezien -had; “heeft zij geen grooten zoon van twintig jaar?” -</p> -<p>“Ja juist … Ik geloof, dat haar ouders rijke provincialen waren. Zij is, naar men -mij verteld heeft, getrouwd met een pianomeester, die haar te Nantes les gaf en haar -geschaakt heeft. Zij is met hem naar Parijs gekomen, waar hij gauw gestorven is, een -treurige liefdesroman. Door haar meubels te verkoopen en alles bij elkaar te scharrelen, -had zij een rente van nog geen twee duizend francs en kon zij haar zoon op het gymnasium -laten gaan en zelf bescheiden leven. Maar daar zij haar kapitaaltje in twijfelachtige -waarden belegd had, is een groot deel van haar geld verdwenen en heeft zij nog maar -een inkomen van achthonderd francs. Zij heeft tweehonderd francs huur te betalen, -zoodat zij met vijftig francs per maand moet rondkomen. Anderhalf jaar geleden heeft -haar zoon haar verlaten, om haar niet langer tot last te zijn, en tracht zijn eigen -brood te verdienen, wat hem echter, naar ik geloof, niet gelukt.” -</p> -<p>Madame Mathis kwam binnen, een kleine donkere vrouw met een treurig, zacht en kwijnend -gezicht. Zij droeg altijd dezelfde zwarte japon, sprak nauwelijks en leefde in de -ongeruste afzondering van een arm schepsel, dat steeds door den storm van het ongeluk -getroffen wordt. Toen abbé Rose haar de fijngevoelig ingepakte tien francs gaf, kreeg -zij een kleur, bedankte hem en beloofde ze terug te zullen geven, zoodra zij haar -maandgeld ontving, want zij was geen bedelares en wilde niets afnemen van het deel, -dat voor hongerlijders bestemd was. -</p> -<p>“En heeft uw zoon Victor werk gevonden?” vroeg de abbé. -</p> -<p>Zij aarzelde, want zij wist niet wat haar zoon deed, daar zij hem soms in weken niet -zag. Zij antwoordde dan ook slechts: -<span class="pageNum" id="pb217">[<a href="#pb217">217</a>]</span></p> -<p>“Hij is heel goed en houdt veel van mij … Het is zoo jammer, dat wij geruïneerd werden, -voor hij op de <span class="corr" id="xd30e2718" title="Bron: Ecole">École</span> Normale was. Nou heeft hij zijn examen niet kunnen doen … Hij was zoo’n knappe en -ijverige leerling op het gymnasium.” -</p> -<p>“U hebt uw man verloren, toen uw zoon tien was, niet waar?” -</p> -<p>Weer kreeg zij een kleur, dacht dat heel haar geschiedenis aan de beide priesters -bekend was. -</p> -<p>“Ja, mijn arme man heeft nooit geluk gehad. De tegenslag had hem verbitterd, zijn -denkbeelden werden steeds geëxalteerder en hij is in de gevangenis gestorven—tengevolge -van een vechtpartij in een volksvergadering, waarbij hij ongelukkigerwijze een politie-agent -wondde … Tijdens de Commune had hij medegevochten … Maar toch was hij een heel zachtmoedig -man, die mij aanbad.” -</p> -<p>Tranen waren in haar oogen gekomen. En abbé Rose liet haar gaan met de troostgevende -woorden: -</p> -<p>“Laten we hopen, dat u nog plezier van uw zoon zult beleven en dat hij u alles zal -vergoeden wat u voor hem gedaan hebt.” -</p> -<p>Madame Mathis verwijderde zich langzaam met een gebaar van eindelooze triestheid. -Zij wist niets van haar zoon, maar zij beefde voor de verbittering <span class="corr" id="xd30e2729" title="Bron: vau">van</span> het harde noodlot. -</p> -<p>“Ik geloof niet,” zeide Pierre, toen zij weer alleen waren, <span class="corr" id="xd30e2734" title="Niet in bron">“</span>dat de arme vrouw veel op haar zoon kan rekenen. Ik heb den jongen maar eens gezien, -maar zijn heldere oogen zijn zoo koud en snijdend als een mes.” -</p> -<p>“Vindt je?” riep de oude priester verbaasd uit. <span class="corr" id="xd30e2738" title="Niet in bron">“</span>Hij leek mij een heel beleefde jongen, misschien een beetje genotzuchtig, maar onze -tegenwoordige jeugd is nu eenmaal vroeg rijp … Maar laten we aan tafel gaan, de soep -zal koud worden.” -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Bijna op hetzelfde uur was het ook aan een ander einde van Parijs, in den salon van -gravin de Quinsac, welken zij achter in den stillen en triesten rez-de-chaussée van -een oud hôtel in de rue de Saint-Dominique had, langzaam donker geworden. Zij zat -daar alleen met markies de Morigny, den trouwen vriend, aan den haard, waarin juist -de gloed van het laatste blok hout uitdoofde. De dienstbode had de lamp nog niet gebracht -en de gravin vergat te bellen; die toenemende donkerte gaf eenige verlichting voor -haar onrust, maakte den heimelijken angst, dien zij bang was te veel op haar <span class="pageNum" id="pb218">[<a href="#pb218">218</a>]</span>moe gezicht te zullen toonen, onzichtbaar. Nu eerst durfde zij spreken. -</p> -<p>“Ja beste vriend, ik ben niet erg gerust omtrent de gezondheid van Gérard. Enfin, -je zult hem straks zien, want hij heeft mij beloofd vroeg thuis te zullen komen en -met mij te dineeren. O, zeker, ik weet heel goed, dat hij er flink en sterk uitziet, -maar om hem goed te kennen, moet men voor hem gezorgd hebben zooals ik. Met hoeveel -moeite heb ik hem niet grootgebracht! Steeds staat hij bloot aan allerlei kleine kwalen, -die bij hem onmiddellijk erger worden … En het leven, dat hij leidt, is voor zijn -gezondheid allesbehalve goed.” -</p> -<p>Zij zweeg, zuchtte, durfde niet goed alles bekennen. -</p> -<p>“Hij leidt het leven, dat hij leiden kan,” zeide langzaam markies de Morigny, wiens -fijn profiel en voornaam, streng en teer gezicht in donkerte gedompeld was. -</p> -<p>“Wat moest hij doen, nu hij het militaire leven niet heeft kunnen verdragen en u zelfs -tegen de vermoeienissen van den diplomatieken dienst voor hem opziet. Hem blijft niet -anders over dan op den achtergrond te leven en onder deze afschuwelijke Republiek, -die Frankrijk naar het graf voert, den ondergang af te wachten.” -</p> -<p>“Je hebt gelijk, beste vriend, maar juist dat leven van niets-doen maakt mij zoo bang. -Daarin verliest hij al het goede en gezonde, dat hij nog heeft … Ik zeg dat niet alleen -voor al de liaisons, die wij dulden moeten. De laatste, waarbij ik me zoo moeilijk -kon neerleggen, omdat mijn denkbeelden en mijn geloof er zich zoo tegen verzetten, -heeft, naar het mij voorkomt, een goeden invloed op hem gehad … Maar nu is hij bijna -zes-en-dertig en hij kan toch niet op die wijze, zonder doel, verder blijven leven. -Misschien is hij alleen maar ziek, omdat hij niets doet, niets is en voor niets deugt.” -</p> -<p>Weer begaf haar stem haar even. -</p> -<p>“En bovendien, beste vriend … nu je mij dwingt, alles te zeggen, ik zelf voel me ook -niet erg goed … Ik heb in den laatsten tijd flauwtes gehad, den dokter daarover geraadpleegd … -In het kort, iedere dag kan de laatste zijn.” -</p> -<p>Bevend boog Morigny zich naar haar toe en wilde in de steeds toenemende duisternis -haar handen in de zijne nemen. -</p> -<p>“Wat, lieve vriendin, jou zou ik moeten verliezen, mijn laatsten afgod! Ik, die de -oude wereld, waartoe ik behoor, ineen heb zien storten en nog slechts leef in de hoop, -dat <span class="pageNum" id="pb219">[<a href="#pb219">219</a>]</span>jij tenminste blijven zoudt om mij de oogen toe te drukken.” -</p> -<p>Zij smeekte hem haar onrust nog niet grooter te maken. -</p> -<p>“Neen, neen, kus mijn handen niet; blijf daar in het halfdonker zitten, waarin ik -je nauwlijks zien kan … Dat wij elkander zoo lang zonder schande en wroeging lief -gehad hebben, moet tot aan het graf onze goddelijke sterkte blijven … En als je me -aanraakte, als ik je te dicht bij mij voelde, zou ik niet tot het einde toe kunnen -spreken, want ik heb nog niet alles gezegd.” -</p> -<p>En toen hij weer in zijn zwijgen en roerloosheid teruggevallen was, ging zij voort: -</p> -<p>“Als ik morgen stierf, zou Gérard niet eens het kleine vermogen vinden, dat hij denkt, -dat ik bezit. De lieve jongen heeft mij veel gekost, zonder dat hij het ooit vermoed -heeft. Zeker, ik had strenger en verstandiger moeten zijn, maar mijn ongeluk is altijd -geweest, dat ik een te zwakke moeder was … Begrijp je nu den angst, waarin ik leef, -zoodra ik eraan denk, dat Gérard, als ik sterf, niet genoeg zal hebben, daar hij niet -in staat is het wonder, dat ik iederen dag herhaal, te doen, om den bedriegelijken -schijn van ons huis op te houden … Ik ken hem, ik weet hoe zwak en ziekelijk hij ondanks -zijn gezond uiterlijk is. Wat moet er van hem worden? Zal hij niet tot de grootste -armoede vervallen?” -</p> -<p>Zij liet nu haar tranen den vrijen loop, haar verscheurd hart bloedde, als zij zich -voor den geest riep wat er van haar aangebeden kind, waarin hun geslacht en een geheele -wereld ineenstortten, na haar dood worden moest. Onbeweeglijk en diep ontroerd bleef -de markies zitten; hij voelde wel, dat hij geen recht had zijn vermogen aan te bieden, -en begreep op welk een nieuwen val dat ongeluk uitloopen zou. -</p> -<p>“Arme vriendin,” zeide hij eindelijk met een van verzet en smart bevende stem; “is -het al zoover gekomen, dat je aan dat <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>, aan dat <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> met de dochter van die vrouw denkt? Nooit zou het gebeuren, heb je indertijd gezworen. -Liever zou je alles dood zien gaan. En nu stem je toe, ik voel het!” -</p> -<p>Nog steeds weende zij in den donkeren salon voor het uitgegane vuur. Was dat <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> van Gérard en Camille voor haar niet de gelukkige oplossing, de zekerheid, dat zij -haar zoon rijk en gelukkig en voor haar geheele leven verzekerd achterliet? Maar een -laatste verzet rees in haar op. -</p> -<p>“Neen, neen, ik stem niet toe; ik zweer je, dat ik nog niet toestem. Ik strijd met -al mijn krachten … een vreeselijken <span class="pageNum" id="pb220">[<a href="#pb220">220</a>]</span>strijd, waarvan je de marteling niet begrijpen kunt.” -</p> -<p>Maar oprecht voorzag zij haar nederlaag. -</p> -<p>“Geloof mij, waarde vriend, dat ik, wanneer ik eenmaal toegeven mocht, het <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> van zoo’n <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> even goed voel als jij. Het is het einde van ons geslacht en van onze eer.” -</p> -<p>Deze kreet ontroerde hem diep. Ook hij verwachtte in zijn intransigentie van Katholiek -en hoogmoedigen royalist niets anders dan een laatste instorting. Maar welk een smartvolle -gedachte was het voor hem, dat deze edele, zoo innig en zoo rein beminde vrouw het -jammerlijkste slachtoffer in die catastrophe zijn zou! Nu de duisternis hen omgaf, -waagde hij het voor haar neer te knielen, haar hand te nemen en te kussen. -</p> -<p>Toen de dienstbode eindelijk een brandende lamp binnenbracht, kwam ook Gérard. De -oude salon Louis XVI met het doffe beeldhouwwerk kreeg in het zwakke licht zijn ouderwetsche -bekoring terug. De jonge man huichelde een groote opgewektheid, om zijn moeder gerust -te stellen en niet al te bedroefd achter te laten, nu hij niet bij haar kon blijven -dineeren. Toen hij haar uitgelegd had, dat een paar vrienden hem verwachtten, ontsloeg -zij hem dadelijk van zijn belofte, blij hem zoo vroolijk te zien. -</p> -<p>“Ga maar jongen, doch vermoei je niet te veel … Morigny zal nu blijven dineeren en -om negen uur komen de generaal en Larombardière. Ik zal mij heusch niet vervelen.” -</p> -<p>En zoo kon Gérard, na nog een oogenblik met den markies gepraat te hebben, naar het -Café Anglais gaan. -</p> -<p>Toen hij daar kwam, gingen reeds in bontmantels gehulde vrouwen de trap op; de zaaltjes -vulden zich met vroolijke en weelderig gekleede gezelschappen, de electrische lampjes -straalden, de beweging van de verblindende prostitutie der hoogere kringen begon de -muren te schokken en te verhitten. In het door den baron besproken cabinet particulier -vond hij een buitengewonen overvloed van alles, prachtige bloemen, kristal, zilver, -als moest een galadiner gegeven worden. De tafel voor zes couverts was gedekt met -een weelde, die een glimlach op zijn lippen riep; het menu en de wijnkaart beloofden -wonderen: het zeldzaamste en duurste, dat men kiezen kon. -</p> -<p>“Chic, hé?” riep Silviane, die er reeds met Duvillard, Fonsègue en Dutheil was. “Ik -wil je invloedrijken criticus eens paf doen staan … Wanneer je een journalist zoo’n -diner geeft, moet hij wel lief zijn, wat?” -</p> -<p>Zij had, om te overwinnen, een extravagant toilet aangetrokken, <span class="pageNum" id="pb221">[<a href="#pb221">221</a>]</span>een geelzijden japon met oude Alençon-kant, had zich gedecolleteerd en droeg al haar -juweelen: een diadeem in het haar, een rivière om den hals, armbanden en ringen. Met -haar kuisch, door prachtig haar omlijst madonnagezichtje leek zij op een met de offeranden -der geheele Christenheid bedekte moeder Gods, de jonkvrouwelijke koningin. -</p> -<p>“Nou je bent zóó mooi, dat je dit ook staat,” zeide Gérard, die haar dikwijls plaagde. -</p> -<p>“O, jij vindt natuurlijk, dat ik maar een burgermeisje ben en dat een eenvoudig dinertje -en een bescheiden toilet een teeken van meer smaak geweest zouden zijn,” antwoordde -zij, zonder boos te worden. “Maar jij weet niet, beste jongen, hoe je de mannen vangen -moet” -</p> -<p>Duvillard gaf haar gelijk; hij was verrukt haar in haar volle glorie, als een afgodsbeeld -opgetooid, te kunnen laten zien. Fonsègue sprak over diamanten en beweerde, dat het -onzekere en wisselvallige waarden waren, sedert de wetenschap, dank zij de electriciteit, -weldra in staat zou zijn ze tot iets alledaagsch te maken. Dutheil draaide met de -sierlijke bewegingen van een kamenier om de jonge vrouw heen, om een plooi van de -kant recht te leggen of een weerbarstig haarlokje op te steken. -</p> -<p>“Nou, die criticus is ook een ongelikte beer, om zoo op zich te laten wachten!” -</p> -<p>Inderdaad kwam de criticus een kwartier te laat, terwijl hij zich dadelijk verontschuldigde, -dat hij tot zijn groot leedwezen weer om half tien weg moest, daar hij, of hij wilde -of niet, acte de présence geven moest in een klein theater in de rue Pigalle. Het -was een groote, breedgeschouderde vijftiger met een vol, behaard gezicht. Van de <span class="corr" id="xd30e2811" title="Bron: Ecole">École</span> Normale had hij een beperkt dogmatisme, een bekrompen schoolgeleerdheid overgehouden, -waarvan niets hem had kunnen afbrengen, noch zijn herculische pogingen om sceptisch -en oppervlakkig te zijn, noch zijn twintigjarig verkeer in alle Parijsche kringen. -Een schoolvos was hij en een schoolvos bleef hij. Dadelijk bij zijn binnenkomen dwong -hij zich verrukt over Silviane te zijn. Hij kende haar natuurlijk van gezicht, ja -hij had zelfs naar aanleiding van de enkele rollen, waarin zij opgetreden was, in -een paar regels heel minachtend over haar geschreven. Maar dit mooie, koninklijk gekleede, -onder de bescherming van vier aanzienlijke mannen gepresenteerde jonge meisje maakte -indruk op hem; de gedachte kwam in hem op, dat er niets Parijscher, <span class="pageNum" id="pb222">[<a href="#pb222">222</a>]</span>niets vrijer van schoolvosserij zijn kon dan haar te steunen door in haar een talent -te ontdekken. -</p> -<p>Men zette zich aan tafel. Alles was prachtig, de bediening uitstekend. Op het sneeuwwitte -tafellaken geurden de bloemen, schitterde het zilverwerk en het kristal, terwijl een -overvloed van de zeldzaamste en duurste schotels geserveerd werd: Russische visch, -verboden wild, de laatste, als eieren zoo groote truffels, primeurs, sappig als in -het volle seizoen. Het was een geldverspilling alleen voor het genot om dat, wat men -op die wijze slechts te eten kreeg, met waanzinnige prijzen te betalen, voor den roem -tot zichzelf te zeggen, dat niemand meer uitgeven kon. -</p> -<p>De criticus stond verbaasd, hoewel hij het air aannam van iemand, die aan alle feesten -gewend is; hij werd dienstvaardig, beloofde zijn steun, verbond zich tot meer dan -hij feitelijk gewild had. Verder was hij heel opgewekt, vond geestige woorden, overdreef -zelfs zijn goede luim door ruwe grappen. Maar toen na het wild en de oude Bourgonje, -de Champagne verscheen, geraakte hij in vuur en kwam, zonder dat hij er zich tegen -verzetten kon, zijn ware natuur weer boven. Men had het gesprek op <i><span class="corr" id="xd30e2820" title="Bron: Polyleucte">Polyeucte</span></i> gebracht, op de rol van Pauline, die Silviane voor haar debuut in de Comédie-Française -wilde spelen. Deze wonderlijke gril, die hem een week geleden woedend gemaakt had, -scheen hem nu nog slechts een vermetele poging, die zij overwinnend doorstaan zou, -als zij zijn raad wilde opvolgen. Nu was hij op zijn stokpaardje, hield een heel betoog -over de rol, beweerde, dat geen enkele tragedienne tot nog toe die rol goed begrepen -had, dat Pauline in den beginne slechts een braaf burgermeisje was en dat het mooie -van haar bekeering bij de ontknooping juist lag in het wonder, in de genade, die van -haar een goddelijke figuur maakte. Dat was niet de opvatting van Silviane, die van -af de eerste verzen in haar de ideale heldin uit de een of andere symbolische legende -zag. Hij sprak eindeloos door, zij deed, alsof zij overtuigd was, en hij was verrukt -over een zoo mooie en zoo gewillige leerling. Doch toen het tien uur sloeg, verliet -hij haastig het geurige, gloeiend-heete vertrek, om zijn plicht in de rue Pigalle -te gaan doen. -</p> -<p>“Jezus, kinderen, wat heeft die kerel mij verveeld!” riep Silviane uit. “Hij lijkt -wel idioot met zijn Pauline als burgermeisje. Als ik hem niet noodig had, dan zou -ik hem eens eventjes de waarheid gezegd hebben … Waarachtig, het is <span class="pageNum" id="pb223">[<a href="#pb223">223</a>]</span>te gek! Schenk mij een glas champagne in, ik moet me wat opvroolijken.” -</p> -<p>Terwijl uit de gangen en uit de cabinets particuliers gelach en geluid van kussen -klonk, nam nu het feest tusschen de vier mannen en dit met diamanten opgetooide, gedecolleteerde, -half naakte meisje een zeer intiem karakter aan. Onder het raam, op den boulevard, -bewoog zich de stroom van rijtuigen en voetgangers, de koortsachtige genotzucht, het -geschacher met liefde. -</p> -<p>“Neen, het raam niet open zetten, je zult me nog verkouden maken,” zeide Silviane -tegen Fonsègue, die naar het venster ging. “Heb je het zoo warm? Ik vind het hier -heel lekker … Zeg, beste Duvillard, laat nog wat champagne komen. Het is verbazend -zoo’n dorst als ik van dien criticus gekregen heb!” -</p> -<p>Het was benauwd warm in de verblindende warmte der lampen, in den steeds drukkender -wordenden geur der bloemen en der wijnen. Een onweerstaanbare drang om dronken te -worden, om op een gemeene manier pleizier te maken zooals in vroegere dagen, maakte -zich van haar meester: een paar glazen champagne deden de rest: zij werd door een -overmoedige, luidruchtige, verdoovende vroolijkheid aangegrepen. Nooit nog hadden -zij haar zoo grappig gezien, zoodat zij zelf ook pret begonnen te krijgen. Daar Fonsègue -naar de courant terug moest, gaf zij hem een zoen—een dochterlijke zoen, zooals zij -zeide, omdat hij altijd respect voor haar gehad had. Toen zij alleen met de drie anderen -bleef, nam zij in het geheel geen blad meer voor haar mond, wat hen nog meer prikkelde -en opwond. Naarmate zij meer dronken werd, kwam haar schaamteloosheid steeds meer -te voorschijn; haar madonnagezichtje, haar ideaal-rein uiterlijk, waaronder zich de -meest perverse, de monsterachtigste courtisane openbaarde, was haar grootste prikkel, -zooals zij heel goed wist. Vooral wanneer zij dronken was, had zij, met haar onschuldige -blauwe oogen en haar leliereinheid, duivelsche phantasieën, die de mannen razend maakten. -</p> -<p>Duvillard liet haar dan ook kalm dronken worden, spoorde haar zelfs tot drinken aan, -want hij koesterde het heimelijke plan haar naar huis te brengen, en wanneer de dronkenschap -haar aan hem overleverde, bij haar te blijven. Maar zij doorzag hem en zeide glimlachend: -</p> -<p>“Ik snap je wel, dikkerd! Je denkt, dat ik vanavond liever voor je zal zijn, omdat -ik zoo vroolijk ben. Maar dan vergis <span class="pageNum" id="pb224">[<a href="#pb224">224</a>]</span>je je, mijn hoofd is nog helder … Je zult mij niet aanraken voor je me in de Comédie -hebt laten debuteeren.” -</p> -<p>Duvillard, dien zij nu sedert zes weken speende, dwong zich tot een lachje; hij hoopte -nog steeds, dat hij, wanneer hij maar geduldig wachtte, haar wel naar bed zou brengen. -Gérard, dien zij in een herinnering aan de verliefde luim, welke zij al eens voor -hem gehad had, vriendelijk toelonkte, liet zich in zijn gebroken wilskracht geheel -door zijn begeerte naar een gelukkigen nacht beheerschen, terwijl Dutheil, die steeds -op een gelegenheid loerde, welke haar aan hem overleveren zou, zich opwond bij de -gedachte, dat, als hij handig wist te manoevreeren, eindelijk de beurt aan hem komen -zou. -</p> -<p>Toen zij merkte, dat zij zoo begeerd werd, verzon zij allerlei onmogelijke geschiedenissen, -deed hun verhalen, waaruit een verwonderlijk vuile phantasie bleek. En zij vonden -haar in haar schitterend toilet als van een jonkvrouwlijke koningin onbetaalbaar. -Toen zij genoeg champagne gedronken had en half dol was, viel haar plotseling iets -in. -</p> -<p>“Zeg eens kinderen, we blijven toch niet hier, het wordt vervelend. We moeten wat -doen … Weet je wat, jullie moesten tot besluit van den avond met me naar het <i>Cabinet des Horreurs</i> gaan. Ik wil <i>La Chemise</i> hooren, het lied, dat Legras zingt. Heel Parijs loopt er heen.” -</p> -<p>Maar ditmaal verzette Duvillard zich. -</p> -<p>“Neen, dat gaat niet. Dat lied is het vuilste, wat je denken kan. Nooit ga ik daar -met je heen.” -</p> -<p>Zij scheen hem niet te hooren; maar was al opgestaan en maakte lachend voor een spiegel -haar kapsel in orde. -</p> -<p>“Ik heb in Montmartre gewoond en wil er weer naar terug. En bovendien wil ik weten -of die Legras dezelfde Legras is, dien ik vroeger gekend heb, o, al heel lang geleden … -Vooruit met de geit!” -</p> -<p>“Maar we kunnen je toch in zoo’n toilet niet in die kroeg brengen, lieve kind! Stel -je voor dat je daar gedecolleteerd en met al je diamanten binnenkomt! Ze zullen je -uitfluiten … Gérard, zeg haar toch, dat zij verstandig moet zijn!” -</p> -<p>Gérard, dien de gedachte van zoo’n dolle onderneming eveneens hinderde, wilde tusschenbeide -komen, maar zij sloot hem met haar reeds gehandschoende hand den mond en herhaalde -met de vroolijke eigenzinnigheid van de dronkenschap. -</p> -<p>“Als ze ons uitfluiten, zal het nog lolliger zijn … Laten we opschieten!” -<span class="pageNum" id="pb225">[<a href="#pb225">225</a>]</span></p> -<p>Nu trok Dutheil, die glimlachend luisterde, galant haar partij. -</p> -<p>“Maar beste baron, iedereen gaat naar het <i>Cabinet des Horreurs</i>. Ik ben er met heel voorname dames geweest en speciaal voor <i>La Chemise</i>, dat volstrekt niet gemeener is dan iets anders!” -</p> -<p>“Hoor je wat Dutheil zegt, dikzak?” riep Silviane triomphantelijk uit. “En hij is -afgevaardigde. Hij zou zijn eervolle positie niet graag compromitteeren.” -</p> -<p>Toen Duvillard zich in zijn wanhoop, om zich op zoo’n plaats met haar te vertoonen, -bleef verzetten, werd zij niet boos, maar integendeel nog vroolijker. -</p> -<p>“Doe jij maar wat je wilt, dikzak! Ik heb je niet noodig. Ga jij maar met Gérard weg -en tracht elkaar te troosten. Ik ga er met Dutheil naar toe. Jij wilt wel met me meegaan, -nietwaar Dutheil?” -</p> -<p>Maar dat was niet de ontknooping, die de baron wenschte. Hoewel de angst hem niet -verliet, moest hij zich wel bij de luim van dit verschrikkelijke meisje, welks geur -alleen reeds hem dol maakte, neerleggen. Hij vond slechts één uitweg—hij liet Gérard, -die in een laatste opwelling van zijn waardigheid hardnekkig weigerde van de partij -te zijn, niet gaan. Hij nam zijn beide handen, hield hem terug en smeekte hem op een -zoo bijzonderen toon hem dien vriendendienst te bewijzen, dat de minnaar van de vrouw, -de verloofde van de dochter eindelijk gedwongen was den echtgenoot en vader zijn zin -te geven. -</p> -<p>Silviane, die het heele tooneeltje gevolgd had, amuseerde zich dol en lachte tranen. -Plotseling liet zij zich gaan, verried haar gril voor Gérard en zeide met een toespeling -op zijn liaison met de barones. -</p> -<p>“Kom, ga toch mee kerel; dat ben je hem werkelijk wel verplicht!” -</p> -<p>Duvillard deed alsof hij het niet hoorde. Dutheil zeide, om hem gerust te stellen, -dat er in een hoek van het <i lang="fr">Cabinet des Horreurs</i> een soort loge was, waarin je je wat verdekt kon opstellen. Gelukkig stond het rijtuig -van Silviane, een groote gesloten landauer te wachten; de koetsier, een mooie, flinke -kerel, zat onbeweeglijk op den bok. In draf reden zij weg. -</p> -<p>Het <i lang="fr">Cabinet des Horreurs</i> was een vroeger failliet gegaan café op den boulevard Rochechouart. Het smalle, onregelmatige -zaaltje met de donkere hoeken lag gedrukt onder een laag, berookt plafond. Men kon -zich geen smakeloozer <span class="pageNum" id="pb226">[<a href="#pb226">226</a>]</span>versiering denken: op de muren had men eenvoudig de gemeenste, vuilste en meest schreeuwende -affiches geplakt. Achterin was voor een piano een soort estrade gemaakt, waarop een -deur, die door een gordijn gemaskeerd was, uitkwam. Verder waren er slechts banken, -zonder bekleeding of kussens, waarlangs gewone kroegtafeltjes stonden, waarop de glazen -smerige kledderige plekken achterlieten. Geen kunst, geen luxe, zelfs geen zindelijkheid! -Vleermuizen zonder bollen verhitten de door menschelijken adem en pijpenrook gevormde -atmospheer. Onder dien sluier zag men zwetende, rood-opgeblazen gezichten, terwijl -de scherpe uitwaseming van al die opgehoopte menschen den roes, het geschreeuw, waarmede -het publiek zich bij ieder nieuw lied opzweepte, deed toenemen. Men had die estrade -slechts behoeven op te slaan, dezen Legras er maar met een paar meiden op behoeven -te zetten en hem er zijn repertoire van liederlijke vuiligheden laten zingen, en na -dien avond was het reusachtige succes gekomen, stroomde heel Parijs erheen en verdrong -zich in dat verdachte koffiehuis, dat de kleine renteniers, uit den omtrek, zoolang -zij daar slechts hun partijtje domino mochten spelen, niet tot bloei hadden kunnen -brengen. -</p> -<p>Het was de geilheid van het onreine, de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het -walgelijke en liederlijke. Het genotzuchtige Parijs, de bourgeoisie, die meesteresse -was van het geld en van de macht, waarvan zij langzamerhand beu werd, doch die zij -niet loslaten wilde, stroomde er slechts om gemeenheden en beleedigingen in haar gezicht -geslingerd te krijgen. Gehypnotiseerd door de verachting, voelde zij bij haar naderend -verval den drang, dat men haar in het gezicht spuwde. Welk een verschrikkelijk symptoom: -deze veroordeelden van morgen wierpen zich uit eigen beweging in de modder, verhaastten -vrijwillig hun ontbinding—deze dorst naar het onreine bracht daar in de uitwerpselen -van die kroeg mannen, die voor ernstig en respectabel doorgingen, teere, heerlijke -vrouwen, die geurden van gratie en luxe. -</p> -<p>Aan een der tafeltjes vlak bij de estrade zat stralend met woest fonkelende oogen -en bevende neusvleugels de kleine prinses de Harth. Zij vond het heerlijk eindelijk -haar vurige nieuwsgierigheid naar de onderste lagen van Parijs te kunnen bevredigen, -terwijl de jonge Hyacinthe, die er zich bij neergelegd had haar te begeleiden wel -zoo goed was zich niet <span class="pageNum" id="pb227">[<a href="#pb227">227</a>]</span>al te zeer te vervelen. Zij hadden aan een tafeltje vlak naast zich een zoogenaamden -Spanjaard, den coulissier Bergaz gevonden. Deze was hun voorgesteld door Janzen en -bezocht trouw de feesten der prinses. Verder wist men niets van hem, zelfs niet of -hij het geld, dat hij dikwijls met handen vol uitgaf, werkelijk op de Beurs verdiende. -Hij was altijd gemaakt-elegant gekleed en had met zijn groote, slanke gestalte, zijn -rooden, genotzuchtigen mond en zijn vurige roofdieroogen iets gedistingeerds over -zich. Het heette, dat hij een liederlijke kerel was. Dezen avond zat hij in gezelschap -van twee jongelui: Rossé, een kleinen donkeren Italiaan met stijf haar, die als model -naar Parijs gekomen was, en Sanfaute, een Parijzenaar, een bleeke, zedelooze slungel -zonder baard, die zijn blond haar, dat in lokken over zijn magere wangen viel, als -een meisje kapte. -</p> -<p>“O,” vroeg Rosemonde koortsachtig nieuwsgierig aan Bergaz, “jij kent hier alle menschen, -wijs mij de beruchtste individuen eens aan, en vertel me eens, of er bijvoorbeeld -geen dieven of moordenaars zijn.” -</p> -<p>Hij lachte spottend en hield haar wat voor den gek. -</p> -<p>“Maar u kent iedereen, mevrouw … Dat kleine, teere en rose vrouwtje is een Amerikaansche, -de echtgenoote van een consul, die zeker dikwijls bij u geweest is. Die andere daar, -die groote, majestueuze brunette, is een gravin, die u iederen dag in haar equipage -in het Bois de Boulogne tegenkomt. En die magere achteraan, wier oogen gloeien als -die van een wolvin, is de vriendin van een zeer voornamen, om zijn strengheid van -zeden bekenden hoogwaardigheidsbekleder.” -</p> -<p>“Dat weet ik, dat weet ik,” viel zij hem boos in de rede, “maar de anderen, degenen, -voor wie je juist hier komt?” -</p> -<p>Zij deed allerlei vragen en zocht naar angstaanjagende, mysterievolle gezichten. Ten -slotte trokken twee jonge mannen, die in een hoek zaten, haar aandacht: de een nog -heel jong met een bleek en gemaakt-deftig gezicht, terwijl men van den anderen niet -kon zeggen hoe oud hij was; hij droeg een ouden, toegeknoopten paletot, die zelfs -zijn boord verborg, en zijn pet was zoo diep in zijn oogen getrokken, dat men van -zijn gezicht alleen een stuk van zijn baard zag. Zwijgend zaten zij voor hun glas -bier, dat zij langzaam uitdronken. -</p> -<p>“Als je hier verkleede bandieten komt zoeken, dan tref je net al heel slecht,” zeide -Hyacinthe lachend. “Met dien <span class="pageNum" id="pb228">[<a href="#pb228">228</a>]</span>armen bleeken, jongen, die wel niet iederen dag wat te eten zal hebben, ben ik nog -op het gymnasium geweest.” -</p> -<p>“Wat, heb je Mathis op het gymnasium gekend?” vroeg Bergaz verbaasd. -</p> -<p>“Ja, hij heeft daar gestudeerd …” -</p> -<p>“Zoo, heb je Mathis gekend? Een merkwaardige jongen, die het tegenwoordig heel beroerd -heeft … Maar dien anderen, die bij hem zit, ken je dien niet?” -</p> -<p>Hyacinthe keek den man met de in zijn oogen gedrukte pet aan en wilde reeds neen knikken, -toen Bergaz hem plotseling een stoot met zijn elleboog gaf, ten teeken dat hij zwijgen -moest. -</p> -<p>“Stil, daar heb je Raphanel,” zeide hij heel zacht, als ter verklaring. “Zoodra hij -er is, ruik je de politie.” -</p> -<p>Raphanel was ook een van die vage en verdachte anarchistische figuren, die Janzen, -om de voorbijgaande revolutionnaire passie der prinses te streelen, bij haar geïntroduceerd -had. Deze, een kleine, vroolijke man met een poppengezichtje en een kinderneus, die -schuil ging tusschen dikke wangen, ging door voor een hartstochtelijken dweper en -eischte in volksvergaderingen met groot lawaai brandstichting en moord. Het vreemde -echter aan hem was, dat hij, hoewel reeds verschillende malen aan groot gevaar blootgesteld, -nog steeds den dans had weten te ontspringen, terwijl zijn makkers achter slot en -grendel kwamen. Deze begonnen zich daarover te verwonderen. -</p> -<p>Onmiddellijk drukte hij de prinses vroolijk de hand, ging, zonder dat het hem gevraagd -werd, naast haar zitten en begon dadelijk te schelden op die vuile bourgeoisie, die -zich op deze verdachte plaatsen verdrong. Verrukt moedigde Rosemonde hem aan, terwijl -men om hem heen boos begon te worden. Bergaz keek hem met zijn doordringende oogen -en zijn wantrouwend glimlachje aan als een verschrikkelijk man, die handelt en de -anderen liet praten. Nu en dan wisselde hij een blik van verstandhouding met Rossé -en Sanfaute, zijn beide zwijgende luitenants. Deze twee behoorden hem blijkbaar met -lichaam en ziel toe en volgden hem trouw naar alle orgieën, naar alle aanslagen, waar -hij hen beliefde te brengen. Zij alleen buitten de anarchie uit, beoefenden haar tot -aan het einde, gebruikten de wreede logica der consequenties. Hyacinthe, die in zijn -overspannenheid wel van ontucht droomde, maar er zich niet aan waagde, was erg jaloersch -op de lokkenpracht van Sanfaute, ofschoon hij <span class="pageNum" id="pb229">[<a href="#pb229">229</a>]</span>deed, alsof het iets heel gewoons was, waar hij reeds lang geblaseerd van was. -</p> -<p>Intusschen waren op de estrade, in afwachting van Legras en zijn <i>Fleurs du Pavé</i>, achtereenvolgens twee zangeressen opgetreden, een dikke, die onnoozele romances -zong met gemeene toespelingen, en een magere met ruwe refreinen, die als klappen in -het gezicht striemden. Zij had te midden van een storm van toejuichingen haar laatste -lied gezongen, toen plotseling het vroolijk gestemde, lachlustige publiek opnieuw -losbarstte: Silviane was in de kleine loge verschenen. Toen zij daar half naakt, in -haar geelsatijnen japon op een ster gelijkend, en stralend van juweelen in het volle -licht stond, ging er een vreeselijk gejouw, gelach, geschreeuw en gefluit op. Maar -het lawaai werd nog grooter, vloeken vlogen door de lucht, toen men achter haar Duvillard, -Gérard en Dutheil in rok en witte das zag. -</p> -<p>“Wat hebben we je nu gezegd?” prevelde Duvillard, die de heele geschiedenis zeer onaangenaam -vond, terwijl Gérard in het donker trachtte te blijven. -</p> -<p>Maar zij maakte glimlachend en verrukt front naar het publiek en ontving den storm -met haar uitgelaten, rein madonnagezichtje zooals men op de hooge zee de levenwekkende -lucht inademt. Hier was zij thuis, dit was haar geboortelucht. -</p> -<p>“Nou wat dan?” antwoordde zij den baron, die wilde, dat zij ging zitten. “Ze zijn -vroolijk—dat is toch heel aardig … Ik amuseer me kostelijk.” -</p> -<p>“Zeker, het is heel aardig,” zeide Dutheil, die ook deed alsof hij zich hier thuis -gevoelde. “Zij heeft groot gelijk.” -</p> -<p>Te midden van het niet ophoudende lawaai was de kleine prinses de Harth opgestaan, -om beter te kunnen zien. Dan gaf zij Hyacinthe een duw. -</p> -<p>“Zeg, daar heb je je vader met die Silviane. Kijk eens, kijk eens … Wat een brutaliteit -om zich hier met haar te vertoonen.” -</p> -<p>Hyacinthe weigerde te kijken. Het interesseerde hem absoluut niet; zijn vader leek -wel idioot: alleen een kwajongen kon zoo op een meisje verliefd worden. Zijn minachting -voor de vrouw werd beleedigend. -</p> -<p>“Je zoudt mij bijna boos maken,” zeide Rosemonde, die bijna op zijn knie ging zitten. -Zij was vastbesloten zich dien avond, onder voorwendsel hem een kop thee te offreeren, -door hem thuis te laten brengen en hem bij zich te houden. <span class="pageNum" id="pb230">[<a href="#pb230">230</a>]</span>“Jij bent een kwajongen met je aanstellerij niets van ons te willen weten … Je vader -heeft gelijk, dat hij van haar houdt. Zij is heel knap, ik vind haar aanbiddelijk.” -</p> -<p>Nu grinnikte Hyacinthe en zeide met een toespeling op Silviane’s algemeen bekende -perversiteit: -</p> -<p>“Wil ik het haar soms gaan zeggen?… Papa zal jullie wel aan elkaar voorstellen. Jullie -zoudt een aardig paartje vormen.” -</p> -<p>Toen Rosemonde de toespeling begreep, begon zij eenvoudig te lachen. -</p> -<p>“Neen, neen, ik ben wel nieuwsgierig naar alles, maar zoover is het nog niet met me.” -</p> -<p>“Maar zoover zal het wel komen. Je moet alles kennen.” -</p> -<p>“Lieve hemel, ja! Wie weet?” -</p> -<p>Plotseling hield het lawaai op, iedereen ging weer zitten, slechts de vurige pols -van het publiek klopte nog koortsachtig. Legras was op de estrade gekomen. Het was -een dikke, bleeke jonge man in een fluweelen jasje, met een rood, zorgvuldig geschoren -gezicht, harde oogen en den gulzigen mond van mannen, die zich door vrouwen laten -aanbidden, terwijl zij haar terroriseeren. Het ontbrak hem niet aan talent en hij -zong zuiver met een doordringende, buitengewoon pathetische metaalstem. Zijn repertoire, -zijn <i lang="fr">Fleurs du Pavé</i> verklaarden volkomen zijn succes. Het waren liederen, waarin het vuil en het lijden -van de laagste volkslagen, de geheele afzichtelijke wonde van de maatschappelijke -hel huilde en haar kwaal in gemeene woorden vol bloed en vuur uitspuwde. -</p> -<p>De piano preludeerde; dan zong Legras <i lang="fr">La Chemise</i>, het vreeselijke lied, dat heel Parijs trok. Met zweepslagen werd het laatste stuk -linnen van het arme meisje, het prostitutie-vleesch, verscheurd en afgerukt. De geheele -ontucht van de straat werd er in al haar vuilheid en haar scherp vergif tentoongesteld. -En de misdaad der bourgeoisie schreeuwde luid ten hemel achter dat door de modder -gesleepte, in het massagraf geworpen, vertrapte, onteerde, onbedekte vrouwenlichaam. -Maar meer nog dan in de woorden lag de brandende beschimping in de wijze, waarop Legras -dit den rijken, den gelukkigen, den mooien dames, die zich hier ophoopten om naar -hem te luisteren, in het gezicht slingerde. Onder de lage zoldering, midden in de -dikke pijpenrook, in den verblindenden gloed van het gaslicht gooide hij er zijn verzen -als fluimen uit. Het was als een orkaan van gloeiende minachting. Toen hij klaar was, -heerschte er een krankzinnige <span class="pageNum" id="pb231">[<a href="#pb231">231</a>]</span>geestdrift, de dames veegden niet eens zooveel beleedigingen af, maar applaudiseerden -als razenden. Het publiek stampte, schreeuwde zich heesch, wentelde zich als bezeten -in zijn eigen vuil. -</p> -<p>“Bravo! Bravo!” herhaalde de prinses met haar scherpe stem. “Wonderbaar, wonderbaar!” -</p> -<p>Maar vooral Silviane, wier dronkenschap, sedert zij zich in dezen wit gloeiend gestookten -oven opwond, erger werd, klapte als razend in haar handen en schreeuwde luid. -</p> -<p>“Hij is het, het is mijn Legras! Ik moet hem een zoen geven. Hij heeft me zoo gelukkig -gemaakt!” -</p> -<p>Duvillard werd ten slotte boos en wilde haar met geweld medenemen. Zij klampte zich -vast aan den rand der loge en schreeuwde nog harder, zonder echter boos te worden, -integendeel zij bleef heel vroolijk. Duvillard moest wel aan het onderhandelen gaan. -Zij wilde zich wel naar huis laten brengen, maar eerst moest zij Legras, haar ouden -vriend, omhelzen. Dat had zij zich gezworen. -</p> -<p>“Wachten jullie in het rijtuig. Ik kom dadelijk weer bij jullie.” -</p> -<p>Toen het publiek eindelijk wat kalmer werd, zag Rosemonde, dat de loge verlaten was; -en nu haar nieuwsgierigheid bevredigd was, dacht zij eraan zichzelf door Hyacinthe -naar huis te laten brengen. Deze had onverschillig geluisterd en praatte nu met Bergaz, -die beweerde in het Noorden gereisd te hebben, over Noorwegen. O, de fjorden, de ijsmeren, -de reine, lelieachtige, kuische koude van den eeuwigen winter! Daar slechts, zeide -Hyacinthe, kon hij zich de vrouw en de liefde, den sneeuwblanken kus begrijpen. -</p> -<p>“Willen we er morgen naar toe gaan?” riep de prinses met haar brutale levendigheid. -“Dan maken we daar onze <span class="corr" id="xd30e2948" title="Bron: huwlijksreis">huwelijksreis</span>. Ik laat mijn hôtel in den steek en vertrek met de Noorderzon.” -</p> -<p>Dan voegde zij eraan toe, dat zij het natuurlijk uit de grap zeide. Maar Bergaz wist, -dat zij er best toe in staat was en had bij de gedachte, dat zij haar klein hôtel -misschien zonder een bewaker achter zou laten, een vluggen blik gewisseld met Sanfaute -en Rossé, die nog steeds zwijgend en glimlachend bij hen zaten. Wat een mooie slag -was er dan te slaan! Wat een prachtige gelegenheid, om weer iets terug te krijgen -van den gemeenschappelijken rijkdom, die door de infame bourgeoisie gestolen was. -</p> -<p>Raphanel begon, nadat hij Legras toegejuicht had, met <span class="pageNum" id="pb232">[<a href="#pb232">232</a>]</span>zijn kleine, grijze en doordringende oogen door de zaal te loeren. De twee mannen, -Mathis en de andere, de slecht gekleede, van wien men slechts een stuk van zijn baard -zag, hielden ten slotte zijn aandacht vast. Zij hadden niet gelachen, zij hadden niet -in hun handen geklapt, zij zaten daar als zeer moede menschen, die uitrusten en overtuigd -zijn, dat de beste manier om te verdwijnen was je in een groote menigte te begeven. -</p> -<p>Plotseling wendde Raphanel zich tot Bergaz. -</p> -<p>“Achterin zit de kleine Mathis. Wien heeft hij bij zich?” -</p> -<p>Bergaz maakte een ontwijkend gebaar: hij wist het niet. Maar hij verloor Raphanel -nu niet meer uit het oog, zag, dat deze deed, als interesseerde hem de zaak verder -niet, zijn glas bier uitdronk en dan afscheid nam met de schertsende woorden, dat -een dame op hem wachtte in het bureau der omnibussen. Zoodra hij verdwenen was, stond -Bergaz op, sprong over de banken, duwde de menschen op zijde, en baande zich een weg -naar den kleinen Mathis, wien hij iets influisterde. Onmiddellijk stond deze van zijn -tafeltje op, nam zijn makker mede en bracht hem door een zijdeur naar buiten. Het -was alles zoo vlug in zijn werk gegaan, dat niemand deze vlucht bemerkte. -</p> -<p>“Wat is er toch?” vroeg de prinses aan Bergaz, toen deze weer kalm tusschen Rossé -en Sanfaute kwam zitten. -</p> -<p>“Niets—ik wou alleen Mathis, die wegging, goeden dag zeggen.” -</p> -<p>Rosemonde zeide, dat zij Mathis’ voorbeeld wilde volgen. Dan eerst bleef zij nog een -oogenblik zitten praten over Noorwegen, daar zij zag, dat alleen de gedachte aan de -eeuwige sneeuw en de groote, reinigende koude, Hyacinthe opwond. In zijn gedicht <i>La fin de la Femme</i>, de dertig versregels, die hij nooit wilde afmaken, droomde hij zich als laatste -decor een bevroren dennenbosch. Zij was opgestaan en herhaalde haar vorige scherts, -dat zij hem naar huis wilde medenemen, om onder een kop thee het reisplan op te maken, -toen Bergaz, die naar haar luisterde, zonder echter de deur uit het oog te verliezen, -plotseling onwillekeurig uitriep: -</p> -<p>“Mondésir! Ik wist het wel!” -</p> -<p>Bij de deur vertoonde zich een kleine, gespierde man met een stevigen rug. Zijn rond -gezicht met het bultige voorhoofd en de stompe neus had iets militair-hards. Men had -<span class="pageNum" id="pb233">[<a href="#pb233">233</a>]</span>hem voor een onderofficier in politiek kunnen houden. Hij keek de zaal rond, scheen -echter teleurgesteld te zijn. -</p> -<p>“Ik heb wel gezegd, dat het naar de politie ruikt,” zeide Bergaz, die zijn uitroep -van daareven wilde doen vergeten, kalm. “Daar heb je er al een, Mondésir, een kranige -kerel, die in dienst onaangenaamheden gehad heeft … Zie hem eens ruiken als een hond, -die het spoor bijster is. Ach, beste jongen, als ze je gezegd hebben, dat hier wild -is, dan kan je lang zoeken … De vogel is gevlogen.” -</p> -<p>Toen Rosemonde Hyacinthe overgehaald had haar thuis te brengen, stapten zij lachend -in het coupétje, dat op haar stond te wachten, want zij hadden den landauer van Silviane -met den onbeweeglijk en statig op den bok zittenden koetsier gezien, terwijl Duvillard, -Gérard en Dutheil nog steeds op het trottoir stonden. Meer dan twintig minuten wachtten -zij nu reeds in het half donker van dien buitenboulevard, waarop de lage prostitutie -en de gemeenste ondeugden der armenwijken rondzwierven. Dronken kerels waren tegen -hen aangeloopen, schimmen van deernen, die fluisterend en onder de vloeken en slagen -van haar souteneurs op en neer liepen, streken langs hen heen. Paren zochten het donker -der boomen op, bleven op banken zitten. Zoo was de geheele wijk: verdachte huizen, -smerige gemeubileerde kamers, de ellendige kamers van de ontucht, die geen ramen in -de vensters, geen lakens op de matrassen hebben. De walging van die laag-gezonken, -tot aan den vroegen morgen in die zwarte modder van Parijs krioelende menschheid omgaf -hen, maar noch de baron, noch Gérard, noch Dutheil wilden weggaan. Hun hardnekkige -hoop deed hen hier blijven; ieder van hen nam zich voor, dat hij het langst zou wachten -en Silviane naar huis brengen en haar voor zich hebben, daar zij te dronken was, om -zich te verzetten. -</p> -<p>Eindelijk werd Duvillard ongeduldig en zeide tot den koetsier. -</p> -<p>“Jules, ga eens hooren, waarom madame niet terugkomt!” -</p> -<p>“En de paarden dan, mijnheer?” -</p> -<p>“Daar zullen wij wel op letten.” -</p> -<p>Er begon een fijne motregen te vallen. Het wachten scheen tot in de eeuwigheid te -duren. Een onverwachte ontmoeting bracht echter eenige afleiding. Zij meenden een -schim, een magere hoer in een zwarten rok langs zich te zien gaan. Doch dan herkenden -zij tot hun verbazing een priester. -</p> -<p>“Wat, u mijnheer Froment?” riep Gérard uit. “Op dit uur? En in deze wijk?” -<span class="pageNum" id="pb234">[<a href="#pb234">234</a>]</span></p> -<p>Zonder zijn verwondering te laten blijken, dat hij hen zelf hier vond, en zonder te -vragen wat zij hier deden, legde Pierre hun uit, dat hij zich met abbé Rose bij een -bezoek aan een nachtasyl verlaat had. O, al de vreeselijke ellende, welke naar die -verpeste slaaplokalen kwam, waar hij bijna flauw gevallen was van den stank. Alles, -wat daar in een zware sluimering, als op den grond neergevallen dieren, van uitputting -en wanhoop ineen stortte, om vergetelheid te zoeken voor de gruwelen van het leven! -</p> -<p>Vergeefs hadden Pierre en abbé Rose in dien hoop ongelukkigen naar den grooten Oude, -den vroegeren schrijnwerker, gezocht, om hem uit de goot op te visschen en den volgenden -dag naar het Asile des Invalides du Travail te brengen. Hij had zich ’s avonds wel -aangemeld, maar geen plaats meer gevonden—want deze hel was nog een uitverkoren plaats. -Hij zou nu ergens tegen een paal geleund staan of achter een staketsel liggen. Wanhopig -was abbé Rose weer naar de rue Cortot teruggegaan, terwijl Pierre een rijtuig zocht -om naar Neuilly te rijden. -</p> -<p>De motregen bleef vallen en werd koud. Eindelijk kwam Jules terug en onderbrak het -verhaal van Pierre, die aan den baron en de beide anderen het vreeselijke, wat hij -gezien had, schilderde. -</p> -<p>“En waar is madame, Jules?” vroeg Duvillard, ongerust, hem alleen te zien. -</p> -<p>Onverstaanbaar en eerbiedig, zonder eenige andere ironie te laten blijken dan dat -zijn linker mondhoek wat scheef trok, antwoordde de koetsier met zijn kleurlooze stem: -</p> -<p>“Madame laat zeggen, dat zij niet naar huis gaat en dat zij het rijtuig ter beschikking -van de heeren stelt, als de heeren willen, dat ik hen naar huis rijd.” -</p> -<p>Dat was te veel, de baron werd boos. Wat, hij had zich naar deze kroeg laten medenemen, -hij had hier staan wachten in de hoop van haar dronkenschap gebruik te maken, en nu -moest hij toezien, dat zij zich juist in die dronkenschap Legras om den hals wierp! -Neen, neen, hij had er genoeg van, hij zou haar die schandelijke <span class="corr" id="xd30e2990" title="Bron: beleeding">beleediging</span> betaald zetten. Hij hield een rijtuig, dat voorbij kwam, aan, duwde er Gérard in -en zeide: -</p> -<p>“Jij moet mij thuis brengen.” -</p> -<p>“Maar zij stelt toch haar landauer tot uw beschikking!” riep Dutheil, die reeds getroost -was en in den grond der zaak over de geheele grap lachen moest. “Er is hier best <span class="pageNum" id="pb235">[<a href="#pb235">235</a>]</span>plaats voor drie … Gaat u liever in dat aapje? Nou, zooals u zelf wilt!” -</p> -<p>Hij stapte vroolijk in, strekte zich op de kussens uit en de twee groote koetspaarden -draafden lustig voort, terwijl de baron in het hevig schuddende oude rijtuig aan zijn -woede lucht gaf, zonder dat Gérard hem met een enkel woord in de rede viel. Zij, die -hij met goedheid overladen had, die hem nu reeds bijna twee millioen gekost had, had -hem die beleediging aangedaan, hem, hem, die de meester was, die over het geld en -de menschen beschikte! Zij had het gewild—hij was nu vrij. En hij ademde diep als -iemand, die uit het bagno komt. -</p> -<p>Pierre keek de beide rijtuigen een oogenblik na. Dan ging hij onder de boomen loopen, -om wat tegen den regen beschermd te zijn en te wachten, tot een ander rijtuig voorbijkwam. -Zijn arme, strijdende ziel begon tot ijs te verstijven, alles drong erin binnen: de -geheele <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> nacht van Parijs, alle ontucht en troosteloosheid, die daar snikte, de prostitutie -uit hoogere kringen, die tot de laagste was afgedaald. Bleeke vrouwenschimmen slopen -steeds nog rond, op zoek naar brood; daar streek een schaduw langs hem heen en een -stem fluisterde hem in: -</p> -<p>“Zeg aan uw broer, dat de politie Salvat op het spoor is en dat hij ieder oogenblik -gearresteerd kan worden.” -</p> -<p>De schim verdween reeds weer, maar Pierre meende bij het licht van een lantaarn het -kleine, droge, bleeke en gemaakt-deftige gezicht van Victor Mathis te zien. En <span class="corr" id="xd30e3008" title="Bron: tegegelijkertijd">tegelijkertijd</span> zag hij in de vreedzame kamer van abbé Rose het zachte, zoo treurige gezicht van -madame Mathis, die nog slechts van de laatste bevende hoop op haar zoon leefde, verschijnen. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch3.3" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch3.3.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">III.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Dien Halfvasten-Donderdag, dat alle bureaux van het reusachtige hôtel ledig waren, -zat Monferrand, de minister van Binnenlandsche Zaken om acht uur reeds in zijn kabinet. -Een deurwachter bewaakte zijn deur en twee loopjongens zaten in de eerste anti-chambre. -</p> -<p>Monferrand had bij zijn ontwaken een alleronaangenaamste gewaarwording gehad. De <i>Voix du Peuple</i>, die den vorigen dag de zaak der Afrikaansche sporen weer begonnen was door Barroux, -den tegenwoordigen minister van Financiën <span class="pageNum" id="pb236">[<a href="#pb236">236</a>]</span>te beschuldigen tweehonderd duizend francs aangenomen te hebben, zette dezen ochtend -de campagne voort en maakte het schandaal nog grooter door eindelijk de zoo lang beloofde -lijst te publiceeren van de twee-en-dertig Kamerleden en senatoren, die hun stemmen -verkocht hadden aan Hunter, den mythischen, thans verdwenen, onvindbaren strooman -van Duvillard. Monferrand zag zich met een bedrag van tachtig duizend francs aan het -hoofd der lijst, terwijl Fonsègue met vijftig duizend volgde en de cijfers vervolgens -vielen tot tien duizend francs voor Dutheil en drie duizend voor Chaigneux, die het -goedkoopst geweest was. -</p> -<p>In de opwinding van Monferrand was noch verbazing noch woede merkbaar. Hij had eenvoudig -niet geloofd, dat Sanier zijn zucht naar sensatie zoo ver drijven zou, dat hij deze -lijst, dat zoogenaamd uit een notitieboekje van Hunter gescheurde blaadje met de onbegrijpelijke -<span class="corr" id="xd30e3022" title="Bron: hieroglyphen">hiëroglyphen</span>, die men zou moeten verklaren, om er de waarheid uit te krijgen, publiceeren zou. -Anderzijds was hij, daar hij niets geschreven en niets onderteekend had, volkomen -rustig, daar hij heel goed wist, dat men zich met brutaliteit en altijd door loochenen -uit alle moeilijke gevallen redden kon. Maar welk een steen werd in den parlementairen -poel geworpen! Onmiddellijk voelde hij het onvermijdelijke gevolg: deze nieuwe orkaan -van onthullingen en verklapperijen zou het ministerie ten val brengen en wegvagen. -Gelukkig zat de Kamer dien dag niet, maar morgen zou Mège zijn interpellatie natuurlijk -weer opvatten, zouden Vignon en zijn vrienden van de gelegenheid gebruik maken, om -een woedenden aanval te doen op de zoo vurig begeerde portefeuilles. Hij zag zich -reeds gevallen, weggejaagd uit dit kabinet, waarin hij zich nu sedert acht maanden -zoo op zijn gemak voelde. Hij kende geen dwaze ijdelheid, was slechts gelukkig, dat -hij als regeeringsman, die zich voor sterk genoeg hield, om de menigte te temmen en -te leiden, op zijn plaats was. -</p> -<p>Hij had de couranten met een minachtend gebaar weggegooid, was opgestaan en rekte -zich uit met het gebrom van een leeuw, die geplaagd wordt. Nu liep hij op en neer -in het groote vertrek. Met zijn handen op zijn rug zoo loopend had hij niets meer -van zijn vaderlijke manieren, van zijn glimlachend en eenigszins vulgaire gemoedelijkheid. -De ruwe strijder, die hij was, kwam in zijn korte gestalte, in zijn breede schouders -en in zijn harde gelaatstrekken duidelijk uit. De zinlijke mond, zijn dikke neus, -zijn wreede oogen <span class="pageNum" id="pb237">[<a href="#pb237">237</a>]</span>verrieden, dat hij geen geweten, maar een ijzersterken, tegen het moeilijkste werk -opgewassen wil bezat. Wat zou hij doen? Zou hij zich met den fatsoenlijken en bombastischen -Barroux in de débâcle laten meeslepen? Misschien stond zijn persoonlijk geval niet -wanhopig. Maar hoe moest hij de anderen verlaten, om zelf den veiligen oever te bereiken? -Het was een ernstig probleem, een moeilijke manoeuvre en het zoeken naar een oplossing -maakte hem in zijn razend verlangen om de macht te behouden, woedend. -</p> -<p>Hij kon niets vinden en vloekte tegen die aanvallen van deugd van deze dwaze Republiek, -die volgens hem iedere regeering onmogelijk maakten. Een dergelijk dwaasheid zou een -man van zijn verstand en van zijn kracht tegenhouden! Ga nou eens menschen regeeren, -wanneer men je het geld, den voornaamsten scepter, uit de hand rukt! Hij moest in -zijn eentje hardop lachen, zoo absurd scheen hem de gedachte aan een idyllisch land, -waarin groote ondernemingen op fatsoenlijke manier tot stand kwamen. Daar hij niet -wist, waartoe hij besluiten moest, kwam hij op de gedachte, dat het maar het verstandigst -zijn zou de zaak met baron Duvillard te bespreken, dien hij sedert lang kende, het -speet hem niet eerder aan hem gedacht te hebben, dan had hij hem wellicht kunnen overhalen -Sanier’s stilzwijgen te koopen. Eerst wilde hij den baron een briefje schrijven en -dat door een der loopers laten brengen. Maar dan gaf hij er in zijn wantrouwen voor -geschreven stukken de voorkeur aan te telephoneeren. -</p> -<p>“Heb ik het genoegen met baron Duvillard te spreken?… Prachtig! Ik ben het, Monferrand, -de minister van Binnenlandsche Zaken! Ik zou graag zien, dat u zoo gauw mogelijk bij -mij kwam … Uitstekend! Ik wacht hier!” -</p> -<p>Hij begon weer op en neer te loopen en na te denken. Die Duvillard had een helderen -kop, die hem zeker dadelijk een denkbeeld aan de hand zou doen. Hij verdiepte zich -in allerlei lastige combinaties, toen de bode kwam zeggen, dat het hoofd der Veiligheidspolitie -den minister dringend wilde spreken. Zijn eerste gedachte was, dat deze door de prefectuur -van politie gezonden werd, om zijn oordeel in te winnen omtrent de maatregelen, welke -dien dag genomen moesten worden met het oog op twee groote optochten, die zeker veel -menschen zouden trekken. -</p> -<p>“Laat mijnheer Gascogne maar hier komen!” -</p> -<p>Een groote, magere, donkere man, die er als een op zijn Zondags gekleede werkman uitzag, -kwam binnen. Uiterlijk <span class="pageNum" id="pb238">[<a href="#pb238">238</a>]</span>zeer koelbloedig en volkomen bekend met de dessous van Parijs, bezat hij een helderen, -methodischen geest. Maar de beroepsgewoonten belemmerden hem eenigszins en hij zou -meer intelligentie bezeten hebben, indien hij niet geloofd had een zoo groote te bezitten, -wanneer hij niet overtuigd geweest was, dat hij alles wist. -</p> -<p>Eerst excuseerde hij den prefect, die zeker zelf gekomen zou zijn, wanneer een lichte -ongesteldheid hem niet verhinderd had. Trouwens het was misschien beter, dat hij den -minister inlichtte omtrent de ernstige zaak, die hij grondig kende. -</p> -<p>“Mijnheer de minister, ik geloof, dat wij eindelijk den dader van den aanslag in de -rue Godot-de-Mauroy hebben.” -</p> -<p><span class="corr" id="xd30e3041" title="Bron: Monforand">Monferrand</span>, die ongeduldig luisterde, begon zich plotseling voor de zaak te interesseeren. De -vergeefsche nasporingen der politie, de aanvallen en de grappen in de courant ergerden -hem dagelijks meer. -</p> -<p>“Gelukkig voor u, mijnheer Gascogne, want per slot van rekening zou het u uw betrekking -gekost hebben! Is de man gearresteerd?” -</p> -<p>“Nog niet, Excellentie. Maar hij kan niet meer ontsnappen, het is een kwestie van -enkele uren.” -</p> -<p><span id="xd30e3047"></span>En hij vertelde de heele geschiedenis: hoe de agent Mondésir, gewaarschuwd door een -geheimen agent, dat de anarchist Salvat in de kroeg in Montmartre zat, te laat was -gekomen, daar de vogel reeds gevlogen was; hoe het toeval hem, toen hij op ongeveer -honderd pas van de kroeg stond te loeren, weer met Salvat samengebracht had. Van af -dat oogenblik had men Salvat in alle stilte gevolgd, daar men hem in zijn nest met -zijn medeplichtigen hoopte te vangen, was men hem nagegaan tot de <span class="corr" id="xd30e3049" title="Bron: porte">Porte</span> Maillot, waar hij plotseling, daar hij blijkbaar voelde, dat hij vervolgd werd, het -Bois de Boulogne ingevlogen was. Daar liep hij nu sedert twee uur ’s ochtends in den -fijnen motregen rond. Men had den dag afgewacht, om een drijfjacht te organiseeren -en jacht op hem te maken als een op een wild dier, dat ten slotte van moeheid neervallen -zou. Iedere minuut was dus zijn arrestatie te wachten. -</p> -<p>“Ik weet, Excellentie, hoezeer u zich voor deze arrestatie interesseert, en kom daarom -nu uw bevelen vragen. De agent Mondésir leidt de drijfjacht. Het spijt hem vreeselijk, -dat hij den man niet op den boulevard Rochechouart ingerekend heeft, maar zijn denkbeeld -om hem in zijn net te <span class="pageNum" id="pb239">[<a href="#pb239">239</a>]</span>vangen, was uitstekend; het eenige, wat men hem verwijten kan, is, dat hij niet aan -het Bois de Boulogne gedacht heeft.” -</p> -<p>Salvat gearresteerd, deze Salvat, van wien de couranten sedert drie weken vol stonden! -Dat zou een succes zijn, dat een buitengewoon opzien verwekte. Monferrand luisterde -en in zijn groote, starende oogen, op zijn ruwen kop, die op een wild dier, dat rust, -geleek, was het plotseling besluit te lezen, om deze gebeurtenis, die het toeval hem -bracht, ten eigen voordeele te benutten. Onduidelijk nog ontstond er reeds een band -tusschen deze arrestatie en de interpellaties van Mège, met de andere quaestie, de -zaak der Afrikaansche sporen, die den volgenden dag het ministerie omverwerpen zou. -Hij zag reeds het ontwerp der combinatie voor zich. Zond zijn goed gesternte hem niet -wat hij zocht, het middel om zich uit het troebele water der aanstaande crisis te -redden? -</p> -<p>“Maar is u er wel zeker van, mijnheer Gascogne, dat die Salvat de dader van den aanslag -is?” -</p> -<p>“Beslist zeker, Excellentie! Hij zal in het rijtuig alles bekennen nog vóór we in -de prefectuur zijn.” -</p> -<p>Peinzend was hij weer heen en weer gaan loopen, en terwijl hij bedachtzaam-langzaam -sprak, kwamen de denkbeelden in hem op. -</p> -<p>“Mijn bevelen, lieve God, mijn bevelen! In de eerste plaats moet u met groote voorzichtigheid -te werk gaan … Maak geen paniek onder de wandelaars. Laat de arrestatie, als het kan, -ongemerkt plaats hebben!… En als u een bekentenis krijgt, houd die dan voor u en deel -die niet aan de pers mede. Ja, dat druk ik u vooral op het hart, meng de couranten -niet in de zaak!… Kom mij onmiddellijk waarschuwen en geen woord tegen iemand over -de zaak, geen woord!” -</p> -<p>Gascogne maakte een buiging, maar Monferrand hield hem nog even terug, om hem te zeggen, -dat zijn vriend, mijnheer Lehmann, de procureur-generaal, dagelijks van <span class="corr" id="xd30e3064" title="Bron: arnarchisten">anarchisten</span> dreigbrieven kreeg, dat zij hem en zijn familie in de lucht zouden laten vliegen, -zoodat hij verzocht zijn huis door politie in burgerkleeding te laten bewaken. Reeds -had de Veiligheidsdienst een dergelijke bewaking georganiseerd voor het huis van den -rechter van instructie Amadieu. Maar wanneer Amadieu een voorname persoonlijkheid, -een beminlijke Parijzenaar, een uitnemend psycholoog en criminalist en in zijn vrije -uren zelfs een uitstekend schrijver was, daartegenover stond, dat de procureur-generaal -Lehmann in alle opzichten zijns gelijke was; hij was een van die <span class="pageNum" id="pb240">[<a href="#pb240">240</a>]</span>politieke rechters, een van die zeer talentvolle Joden, die op zeer eervolle wijze -hun weg gaan en steeds de zijde van de machthebbers kiezen. -</p> -<p>“En dan hebben we ook nog de zaak-Barthès, Excellentie!” zeide op zijn beurt Gascogne. -“Wij wachten—moeten we tot de arrestatie in het kleine huisje te Neuilly overgaan?” -</p> -<p>Een van die toevallen, welke de politie nu en dan diensten bewijzen en het geloof -aan haar genie doen ontstaan, had hem op de hoogte gebracht van het geheime toevluchtsoord -van Nicolas Barthès in het kleine huisje van een priester, abbé Pierre Froment. Maar -hoewel Barthès, sedert in Parijs de schrik voor anarchisten heerschte, eenvoudig als -verdachte, die met de revolutionnairen in betrekking stond, gearresteerd zou kunnen -worden, had Gascogne het niet gewaagd hem zonder een formeele opdracht gevangen te -nemen bij dezen priester, die door de geheele wijk als een heilige vereerd werd. De -minister, dien hij over het geval geraadpleegd had, was het volkomen met hem eens -geweest, dat men tegenover den clerus zeer gematigd optreden moest, en had beloofd -de zaak zelf in orde te zullen brengen. -</p> -<p>“Neen mijnheer Gascogne, laat die zaak met rust. U kent mijn stelregel: wij moeten -de priesters voor ons hebben, niet tegen ons … Ik heb abbé Froment geschreven, dat -hij vanochtend, nu ik niemand anders verwacht, bij mij moet komen. Ik zal met hem -spreken: de zaak gaat u niet meer aan.” -</p> -<p>Hij wilde hem nu laten gaan, toen de bode zeggen kwam, dat de president van den ministerraad -er was. -</p> -<p>“Barroux!… Bliksems, ga hierdoor, mijnheer Gascogne; ik heb liever, dat niemand u -ontmoet, nu ik u het stilzwijgen gevraagd heb over de arrestatie van dien Salvat … -Afgesproken dus, ik alleen moet alles weten, en telephoneer mij onmiddellijk, als -er iets ernstigs gebeurt.” -</p> -<p>Nauwlijks was de chef van den veiligheidsdienst door een zijdeur verdwenen, of de -bode deed die van de antichambre open. -</p> -<p>“Mijnheer de president van den ministerraad!” -</p> -<p>Met uitgestoken handen en een dienstvaardigheid, waarin hartelijkheid en eerbied handig -waren afgewogen, ging Monferrand hem tegemoet. -</p> -<p>“Waarom hebt u zich die moeite gegeven?” riep hij uit. “Ik zou wel bij u gekomen zijn, -als u mij dringend wilde spreken!” -</p> -<p>Maar met een ongeduldig gebaar wees Barroux iedere hoffelijkheidsbetuiging af. -<span class="pageNum" id="pb241">[<a href="#pb241">241</a>]</span></p> -<p>“Neen, neen, ik deed juist mijn dagelijksche wandeling op de Champs Elysées en maakte -mij zóó bezorgd, dat ik liever dadelijk hier naar toe wilde komen … Je begrijpt natuurlijk, -dat de dingen niet zoo blijven kunnen, en daar er morgenochtend een ministerraad gehouden -moet worden, waarin we een verdedigingsplan moeten vaststellen, achtte ik het gewenscht, -dat wij samen eens praatten.” -</p> -<p>Hij nam een fauteuil, terwijl Monferrand een anderen bijschoof, om, tegen het licht -in, bij hem te gaan zitten. De twee mannen zaten tegenover elkaar. En zooals Barroux, -die tien jaar ouder, sneeuwwit en plechtig was, met zijn gladgeschoren gezicht en -zijn bakkebaarden de trotsche statigheid der macht, de conventioneel-romantische houding -bewaarde, zoo verborg de andere, de sluwere en plompere, onder zijn gewone trekken, -achter zijn gemaniereerde vrijmoedigheid en eenvoudigheid een onbekenden afgrond, -de donkere ziel van een meedoogenloozen, gewetenloozen en genotzuchtigen despoot. -</p> -<p>Barroux, die heel opgewonden was, hijgde een oogenblik. Het bloed steeg hem naar het -hoofd, zijn hart klopte van verontwaardiging en woede, wanneer hij dacht aan den stroom -van gemeene beschimpingen, die de <i>Voix du Peuple</i> dien ochtend weer over hem uitgegoten had. -</p> -<p>“Kijk eens, mijn waarde collega, daar moet een eind aan komen; we moeten aan die schandelijke -campagne een eind maken … Trouwens u begrijpt heel goed wat ons morgen in de Kamer -te wachten staat. Nu de beroemde lijst gepubliceerd is, zullen we alle ontevredenen -tegenover ons hebben. Vignon roert zich …” -</p> -<p>“Zoo, hebt u berichten over Vignon?” vroeg Monferrand, die nu zeer opmerkzaam geworden -was. -</p> -<p>“Natuurlijk, ik zag in het voorbijgaan een heele file rijtuigen voor zijn deur staan. -Al zijn aanhangers zijn sedert gisteren in de weer en ik weet niet hoeveel menschen -me niet gezegd hebben, dat de bende reeds onderling de portefeuilles verdeelt. Want -u begrijpt wel, dat de naïeve, dolzinnige Mège wel weer de kastanjes uit het vuur -halen zal. Kortom, we zijn dood; ze willen ons in de modder begraven, voordat ze nog -over onze overblijfselen strijden.” -</p> -<p>Hij maakte een theatraal gebaar, zijn stem klonk welsprekend, als stond hij op de -tribune. Maar zijn ontroering was oprecht, tranen kwamen in zijn oogen. -</p> -<p>“Ik, die mijn geheele leven aan de Republiek gegeven <span class="pageNum" id="pb242">[<a href="#pb242">242</a>]</span>heb, die haar gesticht en gered heb, ik zal, door zooveel beleedigingen overladen, -verplicht worden mij tegen zulke <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> beschuldigingen te moeten verdedigen. Ik, een plichtvergeten minister, die zich zou -hebben laten omkoopen, die tweehonderd duizend francs van dien Hunter ontvangen zou -hebben, om ze eenvoudig in mijn zak te steken!… Zeker er is tusschen hem en mij sprake -geweest van tweehonderd duizend francs. Maar men moet weten hoe en in welke omstandigheden. -Het is natuurlijk met u precies eender gegaan met de tachtig duizend francs, die hij -u gegeven zou hebben …” -</p> -<p>Monferrand viel hem zeer beslist in de rede. -</p> -<p>“Hij heeft mij geen centime gegeven.” -</p> -<p>Heel verbaasd keek de andere hem aan, maar zag niets dan zijn groot, in het donker -gedompeld hoofd. -</p> -<p>“O, ik dacht, dat u in connectie met hem stond, dat u hem speciaal kende.” -</p> -<p>“Neen, ik heb Hunter gekend, zooals iedereen hem kent, ik wist zelfs niet, dat hij -de drijver van baron Duvillard voor die Afrikaansche sporen was, en nooit hebben wij -over die quaestie gesproken.” -</p> -<p>Dit was zoo onwaarschijnlijk, zoo in tegenspraak met alles wat hij wist, dat Barroux -voor dien zoo evidenten leugen een oogenblik verbijsterd bleef zitten. Dan echter -was hij zichzelf weer meester en kwam weer op zijn eigen geval terug. -</p> -<p>“O, hij is zeker wel tien maal bij mij geweest en heeft mijn ooren gek gezanikt over -die Afrikaansche sporen, toen de Kamer over de premieleening beslissen moest … Ik -zie het nog voor mij, zooals wij beiden in deze kamer zaten, want ik had toen, zooals -u zich herinneren zult, Binnenlandsche Zaken, terwijl u juist de portefeuille van -Openbare Werken overgenomen hadt. Ik zat daar aan dat bureau, terwijl Hunter op dezelfde -plaats in den fauteuil, waarin ik nu zit, zat. Dien dag wilde hij mij raadplegen, -hoe hij belangrijke sommen, welke de bank Duvillard voor publiciteit wilde beschikbaar -stellen, het best zou kunnen besteden; ik herinner me nog, dat ik bij het hooren van -groote bedragen voor de monarchistische bladen boos werd, daar ik—en terecht—van oordeel -was, dat dat geld uitgegeven werd tegen de Republiek. Derhalve heb ik op zijn verzoek -een lijst opgemaakt en de tweehonderd duizend francs bestemd voor republikeinsche, -ons bevriende bladen. Op die wijze <span class="pageNum" id="pb243">[<a href="#pb243">243</a>]</span>hebben deze door mijn bemiddeling—dat is zoo—het geld gekregen. Dat is de geheele -geschiedenis.” -</p> -<p>Hij stond op en sloeg zich op zijn borst, terwijl zijn stem nog luider werd. -</p> -<p>“Kort en goed, ik heb genoeg van al die leugens en lasterpraatjes … Ik zal die heele -geschiedenis morgen eenvoudig aan de Kamer mededeelen. Dat zal mijn eenige verdediging -zijn. Een eerlijk man vreest de waarheid niet.” -</p> -<p>Op zijn beurt was Monferrand nu ook opgestaan en uitte een kreet, die gelijk stond -met een bekentenis. -</p> -<p>“Dat is dwaasheid! Men mag nooit bekennen! Dat mag u niet doen!” -</p> -<p>Maar Barroux bleef trotsch en koppig. -</p> -<p>“Ik zal het wel doen, en we zullen zien, of de Kamer een ouden dienaar der vrijheid -niet met acclamatie vrijspreken zal.” -</p> -<p>“U zult onder hoongelach vallen en ons allen in uw val medesleepen.” -</p> -<p>“Wat beteekent dat? Dan vallen wij tenminste waardig en eervol!” -</p> -<p>Monferrand maakte een woest-toornig gebaar. Dan echter werd hij plotseling kalm. In -de angstige besluiteloosheid, waarin hij sedert den vroegen ochtend verkeerde, ging -plotseling een helder licht op; het nog onvaste plan, dat de inhechtenisneming van -Salvat had doen ontstaan, kreeg duidelijker omtrekken en breidde zich uit tot een -vermetele combinatie. Waarom zou hij den val van dien onnoozelen Barroux verhinderen? -Het eenige wat voor hem belang had was niet met hem te vallen of zich tenminste weer -in de hoogte te werken. Hij zweeg, mompelde nog slechts een paar onverstaanbare woorden, -waarin hij zijn verzet verstikte. Eindelijk zeide hij op zijn knorrig-gemoedelijke -manier. -</p> -<p>“Per slot van rekening hebt u misschien gelijk. Je moet dapper zijn. En bovendien, -u is de president, wij zullen u volgen.” -</p> -<p>De twee mannen waren weer tegenover elkaar gaan zitten en het gesprek werd voortgezet. -Zij werden het eens over de houding, die het ministerie tegenover de interpellatie, -die morgen ongetwijfeld gehouden zou worden, moest aannemen. -<span class="pageNum" id="pb244">[<a href="#pb244">244</a>]</span></p> -<p>Dien nacht had baron Duvillard zoo goed als niet geslapen. Nadat hij door Gérard thuis -gebracht was, was hij onmiddellijk naar bed gegaan als iemand, die den slaap wil bevelen, -om te vergeten en weer zichzelf te worden. Maar de slaap was niet gekomen, ofschoon -hij dien, gekweld door slapeloosheid, uren lang gezocht had. De beleediging, die Silviane -hem aangedaan had, liet hem geen oogenblik met rust. Het was, zooals hij het uitgeschreeuwd -had, schandelijk. Dat meisje, dat hij rijk gemaakt, met weldaden overladen had, wierp -hem die modder in het aangezicht, hem, den meester, die er zich op beroemde Parijs -en de Republiek in zijn zak gestoken te hebben, die over gewetens beschikte, zooals -een koopman zich van wol of leder meester maakt, om op de Beurs een slag te slaan. -En het heimelijke bewustzijn, dat Silviane het wrekende gezwel, de verrotting voor -hem, den verrotter, was, bracht hem geheel buiten zichzelf. Vergeefs trachtte hij -dat spookbeeld te verjagen, te denken aan zijn zaken, aan zijn afspraken voor morgen, -aan de millioenen, die hij in alle deelen der wereld had, aan de almacht van het geld, -die het lot der volkeren in zijn handen legde, steeds en steeds weer kwam Silviane -weer terug en bezoedelde hem met haar ontucht. -</p> -<p>Hij trachtte zich wanhopig vast te klampen aan de groote zaak, die hij sedert maanden -voorbereidde—aan die beroemde Trans-Sahara-lijn, die reusachtige onderneming, waarmede -millioenen gemoeid waren en die het aangezicht der aarde veranderen zou, steeds en -steeds weer kwam Silviane terug en sloeg hem met haar kleine hand, die zij in het -riool nat gemaakt had, op zijn beide wangen. Tegen het aanbreken van den dag was hij -echter in een lichte sluimering gevallen, terwijl hij woedend zwoer, dat hij haar -nooit weer wilde zien, haar zou wegtrappen, zelfs wanneer zij zich op haar knieën -zou werpen. -</p> -<p>Toen hij tegen zeven uur gebroken in de verslappende klamheid der lakens wakker werd, -gold zijn eerste gedachte haar en gaf bijna aan een lafheid toe. Plotseling kwam het -denkbeeld in hem op dadelijk te gaan kijken, of zij thuis gekomen was, haar in haar -slaap te overvallen, vrede met haar te sluiten en daarvan gebruik te maken, om haar -weer te bezitten. Maar hij sprong uit bed, nam een koude douche en vond zijn moed -weer terug. Neen, Silviane was een ellendelinge, ditmaal was hij, naar hij geloofde, -voor goed van haar genezen. En inderdaad vergat hij haar, zoodra hij <span class="pageNum" id="pb245">[<a href="#pb245">245</a>]</span>de ochtendbladen ingekeken had. De publicatie van de lijst door de <i lang="fr">Voix du Peuple</i> bracht hem buiten zichzelf van woede, want tot nog toe had hij het sterk betwijfeld, -of Sanier die wel in zijn bezit had. Met één oogopslag beoordeelde hij het document, -de enkele waarheden, die het te midden van den gewonen stroom domheden en leugens -bevatte. Hij zelf voelde zich ook ditmaal nog niet getroffen: hij vreesde in werkelijkheid -maar één ding, n.l. de arrestatie van zijn bemiddelaar Hunter, door wiens proces ook -hij in het geding zou gebracht kunnen worden. -</p> -<p>Hij had, zooals hij met zijn kalm glimlachend gelaat onophoudelijk herhaalde, niets -anders gedaan dan wat alle banken doen, wanneer zij een emissie op de markt brengen: -hij had de pers voor haar publicaties betaald, gebruik gemaakt van de diensten van -courtiers en de aan de zaak bewezen diensten beloond. Het was een zaak … dat zeide -alles voor hem. Overigens was hij een kalm speler en met verontwaardiging en minachting -sprak hij over een bankier, die, door chantage in het nauw gedreven, een eind aan -zijn leven gemaakt had. Neen, neen, men moest het hoofd omhoog houden, men moest tot -den laatsten adem, tot den laatsten gulden strijden! -</p> -<p>Tegen negen uur riep een bellen hem aan zijn particuliere telephoon, die op zijn schrijftafel -stond. Weer maakte zijn waanzin zich van hem meester: het moest Silviane zijn, ging -het door zijn brein. Dikwijls viel zij hem zoo midden in zijn gewichtigste bezigheden -lastig. Zij was thuisgekomen, begreep, dat zij te ver was gegaan en wilde hem nu vergiffenis -vragen. En toen hij hoorde, dat het Monferrand was, die hem op het ministerie wilde -spreken, doorhuiverde hem een lichte rilling als iemand, die nogmaals gered is van -den afgrond, waar hij langs geloopen is. Dadelijk liet hij zich zijn hoed en zijn -wandelstok brengen, daar hij loopen en in de frissche lucht nadenken wilde. Weer was -hij geheel met zijn gedachten bij de complicaties en de schandaalgeschiedenis, die -het Parlement en geheel Parijs in rep en roer brengen zou. Zich van kant maken, neen, -dat was krankzinnig en laf. De storm kon woeden, zooveel als hij wilde, hij voelde -zich sterk: zijn wil was krachtiger dan de gebeurtenissen, hij was vastbesloten zich -te verdedigen als een gebieder, die niets van zijn macht opgeven wil. -</p> -<p>Nauwlijks was Duvillard in de antichambre van het ministerie of hij voelde, hoe die -storm van angst en schrik <span class="pageNum" id="pb246">[<a href="#pb246">246</a>]</span>hier als een orkaan woedde. De <i lang="fr">Voix du Peuple</i> had met haar lijst de harten der schuldigen tot ijs verstijfd, allen snelden bleek -en radeloos toe, nu zij den grond onder zich voelden wegzinken. De eerste, dien hij -zag, was Dutheil. Hij beet zenuwachtig op zijn fijne snor en in zijn poging, om ondanks -alles te lachen, vertrok zijn gezicht krampachtig. Hij gaf hem een standje: het was -hoogst verkeerd op zoo’n angstige manier te komen informeeren. Maar Dutheil, die door -die ruwe woorden reeds weer opgevroolijkt was, zwoer, dat hij het artikel van Sanier -niet gelezen had, dat hij alleen den minister een dame, die hij kende, kwam aanbevelen. -De baron belastte zich met die aangelegenheid, wenschte hem een prettige Halfvasten -en zond hem weg. Maar een vreeselijk medelijden had hij met Chaigneux, wiens geheele -lichaam beefde, als werd hij naar beneden getrokken door het gewicht van zijn langen -paardenkop en die er zoo vuil en hulpbehoevend uitzag, dat men hem voor een ouden -bedelaar gehouden zou hebben. Toen hij den baron zag, vloog hij naar hem toe en begroette -hem met een onderdanige dienstvaardigheid. -</p> -<p>“O, mijnheer de baron, wat moeten de menschen slecht zijn! Dat is mijn dood, men vermoordt -mij; wat zal er van mijn vrouw en mijn drie dochters worden, wier eenige steun ik -ben.” -</p> -<p>In deze jammerklacht lag de geheele geschiedenis van dien armen stumperd, dit slachtoffer -der politiek. Om met zijn vier vrouwen, zooals hij de moeder en de drie dochters noemde, -in Parijs goede sier te maken, was hij zoo dwaas geweest Atrecht en zijn advocatenkantoor -te verlaten; en van dat oogenblik af was hij, angstig geworden door zijn voortdurend -echec, de bedeesde dienaar van zijn familie geworden. Een eerlijk afgevaardigde! Lieve -God, hoe gaarne zou hij het geweest zijn, maar verkeerde hij niet altijd in geldverlegenheid, -was hij niet altijd op zoek naar een biljet van honderd francs, was hij niet een afgevaardigde, -die steeds te koop was? En bovendien werd hij door zijn vier vrouwen zoo getreiterd -en lastig gevallen, dat hij het geld voor haar overal en hoe ook opgeraapt zou hebben. -</p> -<p>“Stel u voor, mijnheer de baron, dat ik eindelijk een man voor mijn oudste dochter -gevonden had. Dat is het eerste geluk, dat mij ten deel valt, ik zou er dan nog maar -drie thuis hebben … Maar u begrijpt wat voor een indruk een artikel als dat van vanochtend -op de familie van den jongen <span class="pageNum" id="pb247">[<a href="#pb247">247</a>]</span>man moet maken. Ik ben naar den minister gevlogen om hem te smeeken, mijn aanstaanden -schoonzoon een secretarisbaantje te geven … Dat baantje, dat ik hem beloofd heb, kan -nog alles in orde brengen.” -</p> -<p>Hij was zoo jammerlijk om aan te zien en sprak op een zoo smeekenden toon, dat Duvillard -op het denkbeeld kwam een van die goede daden te verrichten, welke hij op het juiste -oogenblik dikwijls deed, en waarin hij zijn protectie en zijn geld tegen hooge interest -belegde. Het is altijd goed arme drommels, waarvan men voor een stuk brood dienaren -en medeplichtigen maakt, aan zijn zijde te hebben. Hij zond hem dan ook weg en beloofde -zijn zaak te zullen behartigen, terwijl hij er nog aan toevoegde, dat hij hem morgen -op zijn kantoor wachtte, daar hij, nu een zijner dochters trouwde, hem wilde spreken -en helpen. -</p> -<p>Chaigneux, die een leening rook, putte zich in dankbetuigingen uit. -</p> -<p>“O, mijnheer de baron, mijn leven zal te kort zijn, om u die schuld der dankbaarheid -terug te kunnen betalen.” -</p> -<p>Toen Duvillard zich omkeerde, zag hij tot zijn verbazing abbé Froment, die in een -hoek der antichambre zat te wachten. Deze behoorde toch niet tot de schaar verdachten, -hoewel hij, door schijnbaar in een courant te lezen, een grooten angst trachtte te -verbergen. De baron ging naar hem toe, gaf hem een hand en begon vriendschappelijk -met hem te praten. Pierre vertelde, dat hij een brief gekregen had, waarin hem verzocht -werd op het ministerie te komen; hij wist echter niet waarom. Hij zat nu al een kwartier -te wachten. Als men hem hier in die antichambre maar niet vergat. -</p> -<p>De bode kwam eerbiedig naar Duvillard toe. -</p> -<p>“De minister verwacht u, mijnheer de baron. Hij is op het oogenblik in conferentie -met den minister-president, maar ik heb order u, zoodra deze weg is, binnen te laten, -mijnheer de baron.” -</p> -<p>Bijna onmiddellijk daarna ging Barroux weg. Toen Duvillard binnen wilde gaan, herkende -hij hem en hield hem terug. Op bitteren toon en verontwaardigd over al dien laster -sprak hij over de <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> zaak. Zou hij, Duvillard, als het noodig was, niet willen getuigen, dat hij, Barroux, -direct nooit een sou ontvangen had. Hij vergat, dat hij tegen een bankier sprak en -dat hij zelf minister van Financiën was en gaf al zijn afkeer voor het geld te kennen. -Wat waren <span class="pageNum" id="pb248">[<a href="#pb248">248</a>]</span>die zaken toch een troebele en vergiftige poel! Maar hij herhaalde, dat hij de lasteraars -zou weten te straffen, dat de waarheid voldoende zijn zou. -</p> -<p>Duvillard luisterde naar hem en keek hem aan. Plotseling rees de gedachte aan Silviane -weer in hem op en vervolgde hem, zonder dat hij moeite deed haar te verjagen. Hij -bedacht, dat, als Barroux, toen hij diens bemiddeling had ingeroepen, gewild had, -Silviane nu aan de Comédie zijn zou en het ongelukkig avontuur van den vorigen avond -niet plaats gehad zou hebben, want hij begon zichzelf niet schuldig te vinden: Silviane -zou hem nooit zoo schandelijk in den steek gelaten hebben, als hij haar gril had kunnen -bevredigen. -</p> -<p>“Maar weet u wel, dat ik erg boos op u ben?” viel hij den minister in de rede. -</p> -<p>“Boos op mij? En waarom?” vroeg de minister verbaasd. -</p> -<p>“Natuurlijk, omdat u mij niet geholpen hebt … U weet wel … Mijn vriendinnetje, dat -in <i>Polyeucte</i> debuteeren wil.” -</p> -<p>Barroux glimlachte vriendelijk. -</p> -<p>“O ja, Silviane d’Aulnay! Maar daar heeft Taboureau zich tegen verzet. Hij heeft Schoone -Kunsten, de zaak gaat alleen hem aan. Ik kan er absoluut niets aan doen. Deze volmaakt -eerlijke man, die uit de een of andere provinciefaculteit is komen vallen, zit vol -gewetensbezwaren … Ik ben een oude Parijzenaar, ik begrijp alles, en het zou mij een -groot genoegen geweest zijn u een dienst te bewijzen.” -</p> -<p>Bij dezen nieuwen hinderpaal geraakte Duvillard weer in hartstocht; hij wilde onmiddellijk -hebben wat men hem weigerde. -</p> -<p><span class="corr" id="xd30e3174" title="Niet in bron">“</span>Taboureau, Taboureau, ook een mooi blok aan uw been! Eerlijk! Maar zijn alle menschen -niet eerlijk?… Luister eens, mijn waarde minister, het is nog tijd, laat Silviane -benoemen, dat zal u morgen geluk aanbrengen.” -</p> -<p>Ditmaal brak Barroux in een luid gelach uit. -</p> -<p>“Neen, neen, ik kan Taboureau op dit oogenblik niet in den steek laten … De menschen -zouden ons uitlachen. Een ministerie, dat valt of blijft voor de Silviane-quaestie.” -</p> -<p>Hij had zijn hand uitgestoken, om afscheid te nemen. De baron nam die aan, hield hem -nog een oogenblik staande en zeide zeer ernstig met een bleek gezicht: -</p> -<p>“Het is heel verkeerd van u zoo te lachen, mijn waarde minister. Er zijn toch wel -ministeries voor kleinere dingen gevallen … Als u morgen valt, hoop ik, dat u er nooit -spijt van zult hebben.” -<span class="pageNum" id="pb249">[<a href="#pb249">249</a>]</span></p> -<p>Duvillard keek hem na. Hij was beleedigd, dat de minister het zoo schertsend opnam, -wond zich op bij de gedachte, dat voor hem iets beslist onmogelijk was. O, het was -niet in de hoop zich weer met Silviane te verzoenen, maar hij zwoer zich een heiligen -eed, dat hij, als het moest, alles tegen den grond werpen zou, om haar, slechts uit -wraak, dat contract als een klap in haar gezicht, het onderteekende contract thuis -te zenden. Ja, als een klap in haar gezicht … Deze minuut was beslissend geweest.<span id="xd30e3184"></span> -</p> -<p>Op dit oogenblik zag Duvillard, die Barroux nog steeds nakeek, tot zijn verbazing -dat Fonsègue, die juist aankwam, zoo trachtte te manoeuvreeren, dat hij niet door -den minister gezien werd. Het gelukte hem, hij ging de antichambre binnen; zijn gewoonlijk -zoo levendig gezicht zag er thans wanhopig uit. De storm van angst loeide nog steeds -en bracht ook hem hier. -</p> -<p>“Heb je je vriend Barroux niet gezien?” vroeg de baron nieuwsgierig. -</p> -<p>“Barroux? Neen!” -</p> -<p>Deze kalme leugen verried alles. Hij stond op familiaren voet met Barroux, steunde -hem al tien jaar in zijn courant, had dezelfde ideeën, dezelfde politieke en godsdienstige -richting. Maar nu hij met zijn scherpe neus den dreigenden ondergang rook, begreep -hij, dat hij andere vrienden zoeken moest, als hij ook niet onder de puinhoopen begraven -wilde worden. Had hij niet tien jaren lang al zijn diplomatieke voorzichtigheid gebruikt -voor het stichten van het meest waardige en meest gerespecteerde blad van Parijs, -om zich door de onhandigheid van een eerlijk man op die wijze te laten compromitteeren? -</p> -<p>“Ik dacht dat je op gespannen voet met Monferrand stondt!” zeide Duvillard. “Wat kom -je hier doen?” -</p> -<p>“O, mijn beste baron, de uitgever van een groot blad staat met niemand op gespannen -voet. Hij wijdt zich geheel aan zijn land.” -</p> -<p>Ondanks zijn eigen opwinding kon Duvillard een glimlachje niet bedwingen. -</p> -<p>“Je hebt gelijk. Bovendien is Monferrand werkelijk een flinke kerel, dien je zonder -vrees steunen kunt.<span class="corr" id="xd30e3196" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>Nu vroeg Fonsègue zich af, of zijn angst zoo duidelijk op zijn gelaat te lezen was. -Het artikel van de <i lang="fr">Voix du Peuple</i> had hem, den kalmen speler, die zijn spel altijd zoo beheerschte, buitengewoon bang -gemaakt. Voor de eerste maal <span class="pageNum" id="pb250">[<a href="#pb250">250</a>]</span>in zijn leven had hij een fout begaan, voelde hij, dat hij gevaar liep, nu hij zoo -onvergeeflijk onvoorzichtig geweest was een paar regels te schrijven. De vijftig duizend -francs, die Barroux hem voor zijn blad had doen toekomen, maakten hem niet ongerust, -maar hij beefde, dat de andere geschiedenis, de som, die hij persoonlijk ten geschenke -gekregen had, zou uitkomen. Eerst de doordringende blik van Duvillard deed hem zijn -koelbloedigheid weer eenigszins terugkrijgen. Het was dwaas niet meer te kunnen liegen -en door zijn houding alleen te bekennen. -</p> -<p>De bode was weer naderbij gekomen. -</p> -<p>“Mag ik mijnheer den baron eraan herinneren, dat mijnheer de minister op hem wacht?” -</p> -<p>Toen Fonsègue met abbé Froment alleen bleef, ging hij, zoodra hij hem zag, dadelijk -naast hem zitten. Ook hij verwonderde zich, dat deze hier was. Pierre vertelde, dat -hij ontboden was zonder dat hij vermoeden kon wat de minister hem te zeggen had. Hij -liet zijn ongeduld, de lichte huivering, die door zijn vingers beefde, nogmaals blijken; -maar hij moest wachten, daar er zulke ernstige dingen te verhandelen waren. -</p> -<p>Zoodra Monferrand Duvillard binnen zag komen, ging hij met uitgestoken handen naar -hem toe. Niettegenstaande den storm van schrik, die overal woedde, behield hij zijn -vriendelijk en glimlachend uiterlijk. -</p> -<p>“Wat een geschiedenis, waarde baron!” -</p> -<p>“Het is idioot!” antwoordde deze, terwijl hij zijn schouders ophaalde. -</p> -<p>Hij ging in den fauteuil van Barroux zitten, terwijl de minister tegenover hem plaats -nam. De beide mannen waren als het ware geschapen, om elkander te begrijpen: beiden -maakten dezelfde radelooze gebaren, hadden denzelfden woedenden toon, toen zij beweerden, -dat regeeren, wanneer men van de menschen de deugd eischte, die zij niet bezaten, -evenmin mogelijk was als zaken doen. Was het, wanneer naar aanleiding van een groote -onderneming de goedkeuring der Kamer noodig zou zijn, niet in alle tijden en onder -alle regimes de taktiek geweest het noodzakelijke te doen om deze te verkrijgen? Men -moest toch invloed krijgen, sympathieën winnen, zich van de stemmen verzekeren. Alles -was nu eenmaal te koop, de menschen zoowel als de rest, sommigen voor goede woorden, -anderen voor gunstbewijzen of geld, voor min of meer vermomde geschenken. Maar was -<span class="pageNum" id="pb251">[<a href="#pb251">251</a>]</span>het—zelfs toegegeven, dat men met de omkooping wat te ver was gegaan, dat in sommige -gevallen het geknoei te onvoorzichtig geweest was—verstandig zoo’n lawaai te maken? -Zou een krachtige regeering niet dadelijk begonnen zijn het schandaal uit patriotisme -en uit een gevoel van fatsoen te verstikken? -</p> -<p>“Maar natuurlijk, je hebt duizendmaal gelijk!” riep Monferrand. “Als ik wat te zeggen -had, zou je eens een mooie begrafenis eerste klasse zien!” -</p> -<p>Toen Duvillard, getroffen door die laatste woorden, hem strak aankeek, ging hij glimlachend -voort: -</p> -<p>“Maar ongelukkig heb ik niets te zeggen, en ik ben zoo vrij geweest u te storen, om -eens kalm met u over den toestand te praten … Barroux, die juist hier geweest is, -leek mij in een opgewonden en verkeerde gemoedsstemming te zijn.” -</p> -<p>“Ja, ik heb hem ook gesproken; hij heeft soms van die vreemde ideeën …” -</p> -<p>Dan viel hij zichzelf in de rede: -</p> -<p>“Zeg, Fonsègue zit in de antichambre. Laat hem hier komen, nu hij blijkbaar vrede -met je wil sluiten. Hij zal niet overbodig zijn, hij weet dikwijls goeden raad en -zijn blad kan de overwinning geven,” -</p> -<p>“Wat, is Fonsègue hier?” riep Monferrand uit. “Ik wil niets liever dan hem de hand -drukken. Oude geschiedenissen, die niemand aangaan! Lieve Hemel, als u eens wist hoe -weinig haatdragend ik ben!” -</p> -<p>Toen de bode Fonsègue binnengebracht had, volgde de verzoening heel eenvoudig. Zij -kenden elkaar reeds van het gymnasium in hun geboorteplaats Corrège, doch spraken -in de laatste twee jaar ten gevolge van een afschuwelijke geschiedenis, waarvan niemand -precies de bijzonderheden wist, niet meer met elkaar. Maar er zijn oogenblikken, dat -de dooden begraven moeten worden, wanneer men het slagveld voor een nieuw gevecht -moet schoonmaken. -</p> -<p>“Het is heel aardig van je, dat je het eerst bij mij komt. Je bent dus niet boos meer?” -</p> -<p>“Neen. Waarom zou je elkaar opeten, wanneer je er alle belang bij hebt het eens te -zijn?” -</p> -<p>En zonder eenige verdere verklaring begonnen zij over de groote zaak. Toen Monferrand -zeide, dat Barroux van plan was te bekennen en een verklaring te geven van zijn handelwijze, -sprongen de beide anderen verbaasd op. Dat <span class="pageNum" id="pb252">[<a href="#pb252">252</a>]</span>stond gelijk met een val! Ze zouden het hem wel beletten, hij mocht zoo’n dwaasheid -niet uithalen! Daarop bespraken zij alle denkbare middelen, om het in gevaar gebrachte -ministerie te redden, want dat moest toch het eenige zijn, wat Monferrand wilde. En -deze deed dan ook alsof hij hartstochtelijk zocht naar een middel, om zijn collega’s -en zichzelf door de moeilijkheden heen te helpen, hoewel om zijn mondhoeken een flauw -glimlachje spelen bleef. Eindelijk scheen hij echter overwonnen te zijn en zocht niet -verder. -</p> -<p>“Laten we niet langer zoeken, het ministerie is gevallen.” -</p> -<p>De beide anderen keken elkaar aan, angstig als zij waren de zaak der Afrikaansche -sporen toe te vertrouwen aan het volgend kabinet. Een kabinet Vignon zou zeker doen -alsof het hoogst fatsoenlijk was! -</p> -<p>“Wat moeten we dan doen?” -</p> -<p>Maar op dat oogenblik ging de telephoon. -</p> -<p>“Excuseert me even!” -</p> -<p>Een oogenblik luisterde hij en sprak in het toestel, zonder dat uit zijn antwoorden -of zijn korte vragen op te maken was, welke mededeeling hij ontving. Het was de chef -van den Veiligheidsdienst, die zijn belofte hield en hem telephoneerde, dat de man -in het Bois de Boulogne gevonden was en de jacht met kracht voortgezet werd. -</p> -<p>“Uitstekend! En vergeet mijn orders niet!” -</p> -<p>Dan keerde Monferrand, wiens plan zich langzamerhand uitgebreid en in de zekerheid -van Salvat’s arrestatie een vasten vorm aangenomen had, naar het midden van het groote -vertrek terug en zeide op zijn gewone, vertrouwelijke manier: -</p> -<p>“Wat zal ik zeggen, waarde vrienden? Ik moest de baas zijn! Als ik de baas was!… Een -enquête-commissie is een begrafenis eerste klasse voor dergelijke geschiedenissen. -Ik zou niets bekennen, ik zou een enquête-commissie laten benoemen. Dan zou je eens -zien hoe gauw de storm bedaarde!” -</p> -<p>Duvillard en Fonsègue lachten. Maar deze laatste, die Monferrand al zoo lang kende, -doorzag hem bijna geheel en al. -</p> -<p>“Zeg eens, wanneer het ministerie valt, dan volgt daar nog niet uit, dat jij ook valt. -Een ministerie kan opgelapt worden, als de stukken goed zijn.” -</p> -<p>“Neen, neen, mijn waarde, dat spel speel ik niet,” protesteerde Monferrand, bang, -dat hij hem in de kaart gekeken had. “We zijn solidair!” -<span class="pageNum" id="pb253">[<a href="#pb253">253</a>]</span></p> -<p>“Kom nou, solidair met de onnoozele gekken, die zich met voordacht verdrinken. En -wij mogen jou, wanneer wij je noodig hebben, per slot van rekening toch tegen je wil -redden, niet waar, baron?” -</p> -<p>En toen Monferrand, zonder verder te protesteeren, weer ging zitten, riep Duvillard, -die weer geheel door zijn hartstocht medegesleept werd en bij de herinnering aan Barroux’ -weigering in woede geraakte, uit: -</p> -<p>“Natuurlijk! Als het ministerie vallen moet, dan moet het ook vallen … Wat kan je -van een ministerie verwachten, waarin een kerel als Taboureau zit? Een oude, afgeleefde -professor zonder eenig prestige, die uit Grenoble hierbinnen is komen vallen, die -nooit een voet in een schouwburg gezet had en onder wiens leiding de schouwburgen -nu staan. Natuurlijk begaat hij de eene stommiteit na de andere.” -</p> -<p>Monferrand, die volkomen op de hoogte van de quaestie-Silviane was, bleef ernstig -en amuseerde er zich een oogenblik mede den baron te prikkelen. -</p> -<p>“Taboureau is een eenigszins ouderwetsche geleerde, maar die als aangewezen is voor -het Openbaar Onderwijs, waarin hij volkomen thuis is.” -</p> -<p>“Scheid toch uit. Jij bent toch verstandiger, jij zult toch niet, zooals Barroux, -Taboureau verdedigen … Het is waar, dat ik erop sta, dat Silviane in de Comédie debuteert. -Zij is in den grond der zaak heel aardig en heeft een opmerkelijk talent, zou jij -er ook tegen zijn?” -</p> -<p>“Ik, lieve God, ik zou er niet over denken! Een knap meisje op het tooneel zou iedereen -pleizier doen, daar ben ik zeker van! Maar we zouden dan aan Schoone Kunsten iemand -moeten hebben, die denkt zooals ik …” -</p> -<p>Zijn flauw glimlachje was weer teruggekomen. Wanneer hij zich van den steun van Duvillard -en van zijn millioenen kon verzekeren door dat meisje te laten debuteeren, dan zou -dat niet te duur gekocht zijn. Hij wendde zich tot Fonsègue als om dezen te raadplegen, -en deze, die de groote beteekenis van deze aangelegenheid inzag, dacht ernstig na. -</p> -<p>“Voor Schoone Kunsten zou een senator het meest geschikt zijn … maar ik weet niemand, -absoluut niemand in de gegeven omstandigheden. Een breed denkende geest, een Parijzenaar, -wiens aan het hoofd staan der Universiteit niet al te veel verwondering wekken zou … -Dauvergne is er wel.” -<span class="pageNum" id="pb254">[<a href="#pb254">254</a>]</span></p> -<p>“Wie is dat, Dauvergne?” riep Monferrand verbaasd uit. “O ja, Dauvergne, de senator -van <span class="corr" id="xd30e3260" title="Bron: Dyon">Dijon</span>… Maar hij heeft niet het minste verstand van onderwijs.” -</p> -<p>“Bliksems!” riep Fonsègue uit, “ik zoek toch nog … Dauvergne is een groote, blonde, -decoratieve persoonlijkheid. En bovendien is hij ontzaglijk rijk, heeft hij een knappe -vrouw, wat ook niet kwaad is, en geeft hij in zijn hôtel op den boulevard Saint-Germain -groote feesten.” -</p> -<p>Hij had in den beginne den naam slechts aarzelend genoemd; maar langzamerhand begon -zijn keuze hem een ware vondst toe te schijnen. -</p> -<p>“Wacht eens even. Ik herinner me, dat Dauvergne in zijn jeugd te Dijon een stuk, een -éénacter in verzen heeft laten opvoeren. Dijon is een letterkundige stad en dat geeft -hem dadelijk een zachten, litterairen geur. Afgezien daarvan heeft hij sedert twintig -jaar er geen voet meer gezet, is hij een besliste Parijzenaar geworden, die in alle -kringen verkeert … Dauvergne zal alles doen wat we willen. Hij is onze man.” -</p> -<p>Duvillard zeide, dat hij hem kende en voor zeer geschikt hield. <span class="corr" id="xd30e3268" title="Niet in bron">“</span>Trouwens wat komt het er op aan, hij of een ander?” -</p> -<p>“Dauvergne, Dauvergne,” herhaalde Monferrand. “Lieve God, ja—misschien zal hij een -goed minister worden. Dauvergne dus!” -</p> -<p>Dan barstte hij plotseling in een luiden lach uit. -</p> -<p>“Nou zijn we waarachtig met een reconstructie van het kabinet bezig, om die aardige -dame in de <span class="corr" id="xd30e3275" title="Bron: Comedie">Comédie</span> te laten optreden. Het ministerie-Silviane … En de andere portefeuilles?” -</p> -<p>Hij schertste, want hij wist, dat vroolijkheid dikwijls moeilijke oplossingen verhaast. -En inderdaad regelden zij in een opgewekte stemming alles wat gedaan moest worden, -wanneer het ministerie den volgenden dag vallen zou, tot in de kleinste bijzonderheden. -Zonder het met zoovele woorden uit te spreken, besloten zij toch het ministerie te -laten vallen en Monferrand uit het troebele water op te visschen. Deze laatste sloot -zich bij de anderen aan, daar hij de financieele macht van den baron en vooral de -diensten van den <i>Globe</i>, die een campagne voor hem op touw zetten kon, noodig had; terwijl anderzijds, afgezien -van de Silviane-quaestie de beide anderen den staatsman met de sterke vuist, die door -de benoeming van een enquête-commissie, welker draden hij in de hand houden zou, het -schandaal met de Afrikaansche sporen beloofde te begraven, noodig hadden. <span class="pageNum" id="pb255">[<a href="#pb255">255</a>]</span>Weldra waren de drie mannen het volkomen eens, want niets brengt de menschen meer -tot elkaar dan een gemeenschappelijk belang, vrees en het bewustzijn, dat men elkaar -noodig heeft. Toen Duvillard dan ook over de jonge dame sprak, die Dutheil hem wilde -aanbevelen, zeide de minister onmiddellijk, dat het in orde was. Een heel aardige -jongen, die Dutheil! Zoo moesten er meer zijn! Ook spraken zij af, dat de aanstaande -schoonzoon van Chaigneux zijn baantje krijgen zou. Die arme Chaigneux! Hij was altijd -bereid zich met alles te belasten en hij had het zoo moeilijk met zijn vier vrouwen. -</p> -<p>“Dus alles is afgesproken!” -</p> -<p>“Afgesproken!” -</p> -<p>“Afgesproken!” -</p> -<p>En Monferrand, Duvillard en Fonsègue gaven elkaar een krachtigen handdruk. -</p> -<p>Toen de eerste de beide anderen tot aan de deur uitgeleide deed, zag hij in de antichambre -een prelaat met een fijne, violet omzoomde soutane met een priester staan praten. -</p> -<p>“O, monseigneur Martha, hebt u gewacht?” riep de minister uit, terwijl hij vol ijver -naar den prelaat liep. “Kom toch binnen, kom toch binnen!” -</p> -<p>Maar met groote hoffelijkheid weigerde de bisschop dat. -</p> -<p>“Neen, neen, abbé Froment was er vóór mij. Ontvang hem eerst.” -</p> -<p>Monferrand moest wel toegeven en liet den priester in zijn kabinet gaan. Het onderhoud -duurde echter niet lang. De minister, die zoodra hij met een geestelijke sprak, steeds -diplomatiek-gereserveerd was, begon zonder eenige inleiding over de quaestie Barthès. -Pierre had de twee uur, dat hij had moeten wachten, in de grootste onrust verkeerd, -want de eenige verklaring, welke hij zich voor dien brief geven kon, was, dat men -het verblijf van zijn broer bij hem ontdekt had. Wat zou er gebeuren? Toen hij nu -hoorde, dat de minister alleen over Barthès sprak en hem zeide, dat het de regeering -aangenamer zijn zou, wanneer Barthès vluchtte dan dat zij genoodzaakt zou zijn hem -weer in de gevangenis te zetten, geraakte hij een oogenblik in verwarring. Hij begreep -het niet goed. Hoe was het mogelijk, dat de politie, die den legendarischen samenzweerder -in het kleine huisje te Neuilly had weten te vinden, totaal onbekend scheen te zijn -met de aanwezigheid van Guillaume? -<span class="pageNum" id="pb256">[<a href="#pb256">256</a>]</span></p> -<p>“Wat wil Uwe Excellentie dus van mij? Ik begrijp het nog niet goed.” -</p> -<p>“Lieve hemel, mijnheer de abbé, dat laat ik geheel aan uw prudentie over. Als deze -man binnen acht-en-veertig uur nog bij u is, zouden wij verplicht zijn hem te laten -arresteeren, wat ons zeer spijten zou, daar wij weten, dat uw woning een asyl van -alle deugden is. Raad hem aan Frankrijk te verlaten; hij zal niet lastig gevallen -worden.” -</p> -<p>Vlug bracht Monferrand Pierre naar de antichambre terug. Dan wendde hij zich glimlachend -en buigend tot monseigneur Martha: -</p> -<p>“Monseigneur, ik ben geheel tot uw dienst … Kom binnen, kom binnen!” -</p> -<p>De prelaat, die opgewekt met Duvillard en Fonsègue stond te praten, drukte dezen en -Pierre de hand. Bezield door een verlangen, om alle harten te winnen, was hij dien -ochtend buitengewoon beminlijk en vriendelijk. Zijn donkere, levendige oogen glimlachten, -zijn knap gezicht met de regelmatige, vaste lijnen was één liefkoozing. Zonder haast -en op zijn onbevangen veroveraarsmanier ging hij het kabinet binnen. -</p> -<p>Nu waren in het ledige ministerie nog slechts Monferrand en monseigneur Martha, die -een eindeloos gesprek voerden. Men had kunnen denken, dat de prelaat graag Kamerlid -wilde worden. Maar hij speelde een meer nuttige en hoogere rol: hij regeerde in het -donker, hij was de leidende ziel van de Vaticaansche politiek in Frankrijk. Bleef -Frankrijk niet de oudste Dochter der Kerk, de eenige groote natie, die ooit eens aan -het pausdom zijn almacht terug zou kunnen geven? Hij had de Republiek aanvaard, predikte -verzoening en ging in de Kamer voor den stichter van de nieuwe Katholieke partij door. -En Monferrand, die door den vooruitgang van den nieuwen geest, door deze reactie der -mystiek, die zich vleide de wetenschap te begraven, getroffen werd, was één en al -beminlijkheid. De man met de ijzeren vuist gebruikte voor zijn overwinning alle krachten, -die zich aanboden. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch3.4" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch3.4.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">IV.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op den middag van dienzelfden dag voelde Guillaume een zóó groote behoefte aan frissche -lucht en vrije ruimte, dat Pierre erin toestemde een lange wandeling met hem te maken -in het vlak bij hun huisje gelegen Bois de Boulogne. Na zijn terugkeer van het ministerie -had hij zijn broeder <span class="pageNum" id="pb257">[<a href="#pb257">257</a>]</span>onder het dejeuner verteld op welke wijze de regeering van plan was zich van Nicolas -Barthès te ontdoen. Beiden waren somber gestemd, want zij wisten niet op welke manier -zij den ouden man zijn verbanning moesten mededeelen en gaven zich tot den avond tijd -om te overwegen hoe zij het bittere ervan voor hem zouden kunnen verzachten. Onder -de wandeling zouden zij er nog wel eens over spreken. En bovendien, waarom zouden -zij zich nog langer schuil houden, waarom zouden zij dien eersten uitgang niet wagen, -nu Guillaume door niets ernstigs bedreigd scheen te worden? De beide broeders gingen -door de Porte des Sablons het bosch in. -</p> -<p>Het was in de laatste dagen van Maart; het bosch begon groen te worden, maar nog zoo -teer, dat de lichte puntjes aan de bladeren op een bleekgroen mos, op een eindeloos -fijne kant geleken. De regen, die den geheelen nacht en ochtend gevallen was, had -opgehouden; de lucht echter bleef aschgrauw; het weer oplevende, geheel doordrenkte -bosch had in de onbeweeglijke, zachte atmospheer, een heerlijke frischheid, een onschuldige -jeugd. De feestelijkheden van de Halfvasten hadden blijkbaar de groote menigte naar -het hartje van Parijs gelokt, want in de lanen zag men slechts ruiters, equipages -en wandelaarsters, die uit haar coupés en landauers gestapt waren, terwijl minnen -haar zuigelingen in kanten manteltjes ronddroegen. In het Bois heerschte de hooge -elegance, de mondaine beweging van uitgelezen dagen, waarop de kleine luiden zich -zelfs niet vertoonen. Slechts hier en daar zag men een paar burgervrouwen uit de buurt -met een breiwerk op de banken of op de dicht begroeide plaatsen zitten en naar het -spelen van haar kinderen kijken. -</p> -<p>Pierre en Guillaume sloegen de allée de Longchamp in, die zij volgden tot den weg -van Madrid aux Lacs. Daar gingen zij onder de boomen loopen en volgden den loop van -de kleine beek naar Longchamp. Hun plan was tot aan de meren te gaan, die om te wandelen -en dan door de Porte Maillot naar huis terug te keeren. Maar het kreupelhout, dat -zij doorgingen, was in deze kindsheid der lente zoo rustig en verrukkelijk, dat zij -aan hun verlangen om te gaan zitten en van de heerlijke rust te genieten, geen weerstand -bieden konden. -</p> -<p>Een boomstam diende als bank, zij konden zich inbeelden diep in een echt bosch te -zijn. En Guillaume droomde inderdaad na zijn lange vrijwillige gevangenschap van een -<span class="pageNum" id="pb258">[<a href="#pb258">258</a>]</span>werkelijk bosch. O, de vrije ruimte, de gezonde lucht, die in de takken waait; deze -geheele, reusachtige wereld, die het onvervreemdbare gebied van den mensch zijn moest. -De naam van Barthès, den eeuwigen gevangene, kwam weer op zijn lippen en hij zuchtte, -weer door droefheid overmand. De marteling, waaronder die ééne, steeds weer in zijn -vrijheid beperkte leed, was voldoende om al het genot, dat die heerlijke, reine lucht -hem gaf, te bederven. -</p> -<p>“Wat wil je tegen hem zeggen? We moeten het hem toch zeggen. Ballingschap is toch -in ieder geval te verkiezen boven de gevangenis.” -</p> -<p>Pierre maakte een wanhopig gebaar. -</p> -<p>“Ja, ja, ik zal hem waarschuwen. Maar mijn hart breekt eronder!” -</p> -<p>Op dat oogenblik doemde in dit eenzame, verlaten hoekje, waar zij zich aan het einde -der wereld wanen konden, een vreemd schouwspel voor hen op. Plotseling sprong een -man uit het kreupelhout en rende voor hen uit. Het was ongetwijfeld een man, maar -zoo onherkenbaar, zoo met modder bedekt, dat men hem voor een dier had kunnen houden, -voor een door de honden opgejaagd en in het nauw gebracht, wild zwijn. Een oogenblik -bleef hij radeloos voor de beek staan, dan liep hij erlangs, maar toen hij passen -en zwaar ademhalen achter zich hoorde, ging hij tot zijn dijen in het water, sprong -op den anderen oever en verdween achter een boschje pijnboomen. Bijna onmiddellijk -daarna vlogen boschwachters onder leiding van een paar agenten langs hen heen, volgden -de beek en verdwenen in de verte. Het was een menschenjacht in de teere lente der -bladeren, een heimelijke, woeste jacht zonder roode rokken of stooten op hoorns. -</p> -<p>“De een of andere schooier,” prevelde Pierre. “De ongelukkige.” -</p> -<p>“Altijd de gendarmen en de gevangenis,” zeide Guillaume op zijn beurt ontmoedigd. -“Een andere sociale school hebben ze nog niet gevonden.” -</p> -<p>De man rende nog steeds verder en verder. Toen Salvat ’s nachts in een plotselinge -vlucht het Bois de Boulogne bereikt had en zoo aan de agenten, die hem volgden, ontsnapt -was, wilde hij tot aan de Porte Dauphine gaan en daar in de vestinggrachten afdalen. -Hij herinnerde zich, dat hij vroeger dikwijls, wanneer hij geen werk had, daar dagen -lang op die plek doorgebracht, zonder er ooit iemand ontmoet <span class="pageNum" id="pb259">[<a href="#pb259">259</a>]</span>te hebben. En inderdaad bestond er geen geheimer, meer door struikgewas versperd, -meer door hoog gras bezaaid toevluchtsoord. Sommige plekken van de gracht zijn niets -dan nesten voor vagebonden en verliefde paartjes. Toen Salvat in het dichtste gedeelte -van doorns en klimop binnendrong, had hij het geluk ondanks den neervallenden regen -een soort hol met droge bladeren te vinden, waarin hij zich tot aan zijn kin begroef. -Hij dreef reeds van het water, want hij was, slechts tastend en dikwijls op handen -en voeten kruipend, op de modder en hellingen uitgegleden. Die droge bladeren waren -voor hem een ongehoopte weldaad, een soort laken, waaronder hij zich wat kon drogen -en uitrusten van zijn dolle jacht door de angstaanjagende duisternis. De regen bleef -neerdrenzen, maar alleen zijn hoofd werd nu maar nat, ja ten slotte raakte hij verdoofd, -viel hij in den regen in een zwaren slaap. -</p> -<p>Toen hij zijn oogen weer opensloeg, werd het licht; het moest ongeveer zes uur zijn. -Het hemelwater had ten slotte ook de bladeren vochtig gemaakt, zoodat hij als het -ware in een ijskoud bad lag. Toch bleef hij er liggen, want hij voelde zich hier veilig -voor de jacht, die zeker op hem gemaakt zou worden. Hier kon geen “smeris” hem ontdekken, -want zijn lichaam was heelemaal begraven en zijn hoofd verdween zelfs half onder het -struikgewas. Hij bewoog zich niet en bleef liggen kijken, hoe het steeds lichter werd. -</p> -<p>Tegen acht uur kwamen politieagenten en boschwachters voorbij en doorzochten de vestinggracht, -zonder hem echter te zien. Juist zooals hij gedacht had, was met het aanbreken van -den dag de drijfjacht begonnen. Zijn hart klopte met luide slagen, hij kreeg het gevoel -alsof hij een stuk wild was, dat door de jagers ingesloten werd. Toevallig had hij -juist zijn schuilplaats gezocht onder de kazerne der gendarmen, waarvan het leven -tot hem doordrong. Niemand kwam meer voorbij, geen levende ziel was te zien, geen -geritsel in het gras te hooren. Slecht in de verte weerklonken de onduidelijke geluiden -van het ochtendleven in het Bois de Boulogne, een bel van een fietsrijder, de galop -van een paard, het rollen van rijtuigen; het gelukkige, door de frissche lucht bedwelmde -niets doen van het mondaine Parijs. -</p> -<p>De uren verliepen, negen uur, tien uur. Sedert het niet meer regende, had hij, dank -zij den pet en den dikken paletot, dien de kleine Mathis hem gegeven had, minder van -de koude te lijden. Maar de honger begon hem weer te kwellen, <span class="pageNum" id="pb260">[<a href="#pb260">260</a>]</span>een brandend gevoel boorde hem als het ware een gat in zijn maag, terwijl vreeselijke -krampen zijn lendenstreek bijna braken. Hij had sedert twee dagen niets gegeten en -had den vorigen avond, toen hij van Mathis een glas bier kreeg, sedert anderhalven -dag een leege maag. Het was zijn plan daar tot den avond te blijven, dan in het donker -naar Boulogne te sluipen en door een open plek, die hij aan dien kant kende, het bosch -te verlaten. Men had hem nog niet te pakken. Hij trachtte weer in te slapen, maar -kon het niet, daar de honger hem te veel kwelde. Om elf uur kreeg hij een duizeling, -dacht hij te zullen sterven. Woede maakte zich van hem meester en plotseling sprong -hij uit zijn bladerenbed. Hij kon daar niet langer blijven, hij wilde eten, ook al -zou het hem zijn vrijheid en zijn leven kosten. Het sloeg twaalf uur. -</p> -<p>Nauwlijks had hij de gracht verlaten of hij bevond zich op de groote open ruimte der -grasvelden van la Muette. Hij joeg er als een krankzinnige doorheen en ging instinctmatig -de richting van Boulogne in, daar hij meende, dat alleen daar een uitweg te vinden -zou zijn. Het was een wonder, dat niemand zich om dien zoo dolzinnig voortrennenden -man bekommerde. Toen het hem gelukt was onder de boomen te komen, begreep hij hoe -onvoorzichtig hij was geweest, werd hij zich den waanzin bewust, die hem in zijn drang -om te vluchten medegesleept had. Hij beefde, ging plat op den grond tusschen de bremstruiken -liggen en wachtte eenige minuten om zich te vergewissen, dat de agenten hem niet op -de hielen zaten. Dan liep hij langzaam verder, steeds loerend en luisterend, met een -wonderlijk instinct voor het gevaar. Het was zijn bedoeling tusschen het hoogst gelegen -meer en de renbaan van Auteuil door te loopen. Maar daar is slechts een breede, door -enkele boomen omzoomde baan; hij moest buitengewoon handig te werk gaan om nooit in -het vrije veld te zijn. Hij maakte gebruik van den kleinsten boomstam, van het dunste -boomgroepje en waagde dat nog slechts, wanneer hij eerst langen tijd den omtrek afgekeken -had. Een nieuwe schrik, het zien van een boschwachter in de verte, dwong hem nog een -kwartier plat op zijn buik te blijven liggen. Het naderen van een leeg rijtuig of -van een wandelaar was voldoende om hem te doen stilstaan. Hij haalde verlicht adem, -toen hij eindelijk aan de andere zijde van den Montemar-heuvel in het kreupelhout -tusschen den weg naar Boulogne en de avenue de Saint-Cloud was. Dat kreupelhout is -daar zeer dicht en hij behoefde het slechts <span class="pageNum" id="pb261">[<a href="#pb261">261</a>]</span>te volgen, om, op die wijze verborgen, den uitgang, die niet ver meer weg kon zijn, -te bereiken. Hij was gered. -</p> -<p>Maar plotseling zag hij op ongeveer dertig meter afstand een boschwachter staan, die -hem den weg versperde. Hij sloeg links af en vond daar een tweeden, die eveneens onbeweeglijk -stond en op hem scheen te wachten. Boschwachters, steeds weer boschwachters om de -vijftig pas—een heel cordon was daar als de mazen van een net gespannen. Het ergste -was, dat men hem blijkbaar gezien had, want een zacht gefluit liet zich hooren en -werd weldra van post tot post, tot in het oneindige toe herhaald. Eindelijk hadden -de jagers het goede spoor; voorzichtigheid was nu verder onnoodig, de man behoefde -zijn laatste heil nog slechts in de vlucht te zoeken. Hij voelde dat zóó goed, dat -hij het onmiddellijk op een loopen zette, over hindernissen heensprong en zonder bang -te zijn gezien of gehoord te worden, tusschen de boomen vluchtte. In drie sprongen -was hij de avenue de Saint-Cloud over, om zich in het dichte geboomte, dat zich tusschen -deze avenue en de allée de la Reine-Marguerite uitstrekt, te werpen. Daar is het kreupelhout -nog dichter; het zijn de dichtst begroeide plekken van het Bois de Boulogne, een geheele -zee van groen in den zomer, waarin hij zich misschien, als er bladeren aan de boomen -geweest waren, schuil had kunnen houden. -</p> -<p>Een oogenblik was hij weer alleen: hij bleef staan en luisterde angstig. Hij zag of -hoorde de gendarmes niet meer: zou hij ze op een dwaalspoor gebracht hebben? Een stilte, -een vrede van eindelooze zachtheid daalde neer van het jonge loof. Doch dan liet het -zacht gefluit zich weer hooren en kraakten takken; hij zette zijn krankzinnigen loop -weer voort, vluchtte, om te vluchten, recht voor zich uit. Toen hij bij de allée de -la Reine-Marguerite kwam, vond hij die versperd: op regelmatige afstanden stonden -agenten opgesteld. Hij moest nu, zonder het kreupelhout te verlaten, weer de allée -verder volgen. Maar hij verwijderde zich op die manier van Boulogne, keerde op zijn -schreden terug. Verward teekende zich in zijn arm brein een laatste plan tot redding -af: door het kreupelhout naar het boschje van Madrid loopen, om daar van het eene -boomgroepje naar het andere ten slotte bij het water te komen. Dat was de eenige boschweg, -die naar de Seine kon loopen, want hij durfde het niet wagen daarheen te gaan over -de kale vlakten van den Hippodrome en het exercitieterrein. -<span class="pageNum" id="pb262">[<a href="#pb262">262</a>]</span></p> -<p>Hij rende steeds verder en verder. Toen hij aan de allée de Longchamp kwam, kon hij -die niet oversteken, daar zij ook bewaakt was. Nu moest hij zijn plan om over Madrid -en de Seine te vluchten, opgeven; hij was gedwongen een omweg te maken langs den Pré -Catelan. Onder de leiding van de boschwachters kwamen de agenten dichterbij; hij voelde -hoe zij hem in een steeds nauwer en nauwer wordenden kring omsingelden. Weldra ontstond -een woeste, wilde, ademlooze jacht, heuvel op, heuvel af, over steeds weer opduikende -hindernissen. Hij sprong over doornige struiken, sloeg latwerk in. Driemaal viel hij, -daar zijn voeten verward raakten in het ijzerdraad der afgesloten ruimten, die hij -in het geheel niet gezien had; maar hoewel hij in de brandnetels terechtgekomen was, -stond hij op, zonder iets van het vurige jeuken te merken en zette zijn dolzinnige -vlucht voort als werden sporen in zijn zijde gedrukt en hij tot bloedens toe gestriemd. -</p> -<p>Toen zagen Guillaume en Pierre hem, onherkenbaar, angstaanjagend, langs zich stormen -en in het modderige water van de beek springen, zooals een dier, dat een laatsten -wal tusschen zich en de honden opwerpen wil. Hij was op het hersenschimmige denkbeeld -gekomen, dat het eiland midden in het meer een onschendbaar asyl zijn zou, als hij -het bereiken kon. Hij wilde erheen zwemmen, zonder dat iemand het zag, en zich daar -onopgemerkt en verder voor alle nasporingen gevrijwaard, in den grond ingraven. Hij -rende steeds verder en verder. Maar weer dwongen boschwachters hem, om te keeren, -was hij verplicht steeds weer te gaan in de richting van den kruisweg bij de meren, -werd hij teruggedreven naar de vestingwerken, vanwaar hij gekomen was. Het was nu -bijna drie uur. Meer dan twee en een half uur rende hij nu steeds verder en verder … -</p> -<p>Maar dat was het einde. Hij viel bijna neer. Zijn uitgeputte voeten droegen hem niet -meer, bloed stroomde uit zijn ooren; schuim stond op zijn mond. Zijn zijden werden -als door een heftigen storm op- en neergejaagd, alsof de woeste sprongen van zijn -hart ze wilde breken. Water en zweet droop langs zijn geheele lichaam; met modder -bedekt, verwilderd en met een ledige maag werd hij nog meer door den honger dan door -de moeheid gekweld. In den nevel, die langzamerhand zijn waanzinnig fonkelende oogen -omsluierde, zag hij plotseling achter een door boomen verborgen chalet de deur van -een bergplaats open staan. Niemand was er te <span class="pageNum" id="pb263">[<a href="#pb263">263</a>]</span>zien dan een dikke witte kat, die overhaast de vlucht nam. Hij vloog naar binnen en -rolde zich in het stroo, dat tusschen de ledige vaten lag. Nauwlijks had hij er zich -in begraven of hij hoorde de jacht voorbijrazen, de agenten en boschwachters, die -zijn spoor verloren, langs het chalet in de richting der fortificaties verder rennen. -Het stampen der zware schoenen hield op; een diepe stilte trad in. Hij had zijn beide -handen op zijn hart gedrukt als wilde hij het kloppen ervan verstikken, en viel in -een doodelijke uitputting, terwijl dikke tranen uit zijn gesloten oogleden rolden. -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Na een kwartier gerust te hebben, hadden Guillaume <span class="corr" id="xd30e3349" title="Bron: en en">en</span> Pierre hun wandeling voortgezet, het meer bereikt en wilden tot den carrefour des -Cascades loopen, om dan langs een omweg naar Neuilly terug te keeren. Een stortbui -dwong hen een schuilplaats te zoeken onder de dikke, nog kale takken van een kastanjeboom; -maar toen de regen nog erger werd, keken zij om zich heen en zagen op den achtergrond -van een boomgroep een soort chalet staan, een café-restaurant, waarin zij hun toevlucht -gingen zoeken. In een zijlaan zagen zij een rijtuig staan; de koetsier zat eenzaam, -onbeweeglijk en wijsgeerig in den zachten zomerregen op den bok. Tot zijn groote verbazing -zag Pierre Gérard de Quinsac voor zich uitloopen, die, ongetwijfeld ook door den regen -overvallen, zich eveneens naar het chalet haastte. Doch dan meende hij zich vergist -te hebben, want hij zag den jongen man niet in de zaal. Deze zaal, een soort glaswarande, -waarin enkele stoelen en tafeltjes stonden, was geheel leeg. Op de eerste verdieping -kwamen vier of vijf kamertjes op een gang uit. Niets bewoog zich er; het huis was -nog nauwlijks uit zijn winterslaap ontwaakt; men voelde er nog de vochtigheid, welke -in dergelijke etablissementen, die van November tot Maart gesloten zijn, pleegt te -heerschen. Er achter bevonden zich een stal, een bergplaats en enkele met mos bedekte -bijgebouwen. Verder was het een bekoorlijk hoekje, dat de tuinlieden en de schilders -weer spoedig in orde zouden gaan maken voor de galante uitstapjes en de vroolijke -drukte op mooie dagen. -</p> -<p>“Ik geloof, dat het nog niet geopend is,” zeide Guillaume, toen hij de groote stilte -van het huis betrad. -</p> -<p>“Maar ze zullen het wel goed vinden, dat we even wachten, <span class="pageNum" id="pb264">[<a href="#pb264">264</a>]</span>tot de regen ophoudt,” antwoordde Pierre, die aan een der tafeltjes was gaan zitten. -</p> -<p>Toch liet zich een kellner zien. Hij kwam van de eerste verdieping en zocht, druk -doende, in het buffet naar een paar kleine, droge koekjes, die hij op een schotel -legde. Eindelijk bracht hij den beiden broeders twee glaasjes chartreuse. -</p> -<p>In een der kamertjes boven zat barones Eve Duvillard, die met een rijtuig gekomen -was, reeds meer dan een half uur op Gérard te wachten. Hier hadden zij elkaar den -vorigen dag op den liefdadigheidsbazar rendez-vous gegeven. De liefste herinneringen -wachtten hier op hen, want twee jaar geleden hadden zij er in de wittebroodsweken -van hun liaison, toen zij nog niet naar zijn huis durfde gaan en dit op rillerige -lentedagen zoo eenzame nestje ontdekt had, heerlijke samenkomsten gehad. Ongetwijfeld, -niet de vrees alleen gezien te worden had haar ertoe gebracht dit plekje voor het -laatste rendez-vous van hun stervende passie te kiezen, maar ook de poëtische gedachte -hier hun eerste kussen te vinden, opdat zij ook de laatste zijn zouden. Het was zoo -charmant, dit plekje midden in dit groote, aristocratische bosch, op twee passen van -de breede lanen, waar geheel Parijs door kwam. In haar wanhoop over het bittere einde, -dat zij voelde komen, werd haar teer, verliefd hart tot tranen toe geroerd. -</p> -<p>Maar zij had, zooals vroeger, een jonge zon over het jonge loof willen zien. Deze -aschgrauwe hemel, deze regen deed haar rillen. En toen zij het kamertje binnenging, -herkende zij het nauwlijks—zoo triest en zoo koud zag het er met zijn versleten divan, -zijn tafel en zijn vier stoelen uit. De winter heerschte hier nog, de kille vochtigheid, -de schimmellucht van een langen tijd gesloten en niet gelucht vertrek. Het behang -was losgeraakt en hing jammerlijk aan flarden. Doode vliegen lagen overal op den grond, -en de kellner, die de blinden wilde openmaken, had heel veel moeite met de spanjolet. -Toen hij echter den gashaard aangestoken had, werd de kamer weldra vroolijker en behaaglijker. -</p> -<p>Eve was, zonder zelfs de dikke voile, die haar gezicht geheel bedekte, op te slaan, -op een stoel gaan zitten. Geheel in het zwart gekleed, als droeg zij reeds rouw over -haar laatste liefde, liet zij niets van zich zien dan haar nog prachtig blond haar, -dat als een kroon van dof goud onder den kleinen zwarten hoed uitkwam. Met haar slank -gebleven taille, haar mooien boezem en haar flink, krachtig figuur verried zij in -<span class="pageNum" id="pb265">[<a href="#pb265">265</a>]</span>niets, dat zij reeds dicht bij de vijftig was. Zij had twee kop thee besteld, en toen -de kellner deze met een schaal kleine, droge koekjes, die waarschijnlijk nog over -waren van het vorige jaar, bracht, vond hij haar nog steeds met haar voile voor onbeweeglijk -op dezelfde plaats zitten. Dan bleef zij weer in een moedeloos gepeins alleen. Zij -was een half uur voor den afgesproken tijd gekomen; zij had de eerste willen zijn, -om wat kalmer te kunnen worden en niet dadelijk aan haar eersten aanval van wanhoop -toe te geven. Vooral wilde zij niet huilen, want zij had zich voorgenomen waardig -te zijn, rustig te praten, te spreken als een vrouw, die wel rechten heeft, maar slechts -luisteren wil naar haar gezond verstand. Zoolang zij nog alleen was, zoolang zij de -manier overwoog, waarop zij Gérard ontvangen zou, om hem een <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>, dat zij als een ongeluk en een misdaad beschouwde, af te raden, was zij tevreden -over haar moed, hield zij zich voor kalm, ja zelfs berustend. -</p> -<p>Zij snikte en begon te beven. Gérard kwam binnen. -</p> -<p>“Wat, ben je de eerste, lieve vriendin? En ik dacht nog al, dat ik tien minuten te -vroeg was … En nu heb je je de moeite gegeven thee te bestellen en op mij te wachten.” -</p> -<p>Hij was erg verlegen en beefde zelf bij de gedachte aan de vreeselijke scène, die -hij voorzag. Maar verder gedroeg hij zich volkomen correct, dwong zich tot een glimlach -en deed alsof hij geheel opging in de galante vreugde haar hier weer terug te vinden -als in den mooien tijd van hun liefde. -</p> -<p>Maar zij stond op—zij had haar voile eindelijk opgeslagen—keek hem aan en stamelde: -</p> -<p>“Ja, ik was wat eerder vrij … En voordat er een verhindering kwam, ben ik hierheen -gegaan.” -</p> -<p>Maar toen zij hem daar nog zoo mooi en liefdevol zag staan, vergat zij al haar plannen -en werd als krankzinnig. Al haar mooie redeneeringen, al haar mooie voornemens werden -weggevaagd. Het was een niet te bedwingen opwelling, het was als werd haar hart uit -haar lichaam gerukt bij de gedachte, dat zij hem nog altijd liefhad, dat zij hem voor -zich behouden, dat zij hem nooit aan een ander geven zou. Wanhopig viel zij hem om -zijn hals. -</p> -<p>“O Gérard, Gérard … Ik lijd te veel, ik kan niet, ik kan niet … Zeg me dadelijk, dat -je niet met haar wilt trouwen, dat je nooit met haar zult trouwen!” -</p> -<p>Haar stem begaf haar, tranen stroomden uit haar oogen. O, die tranen! Hoe had zij -zich voorgenomen niet te huilen! <span class="pageNum" id="pb266">[<a href="#pb266">266</a>]</span>Maar zij stroomden eindeloos, zij overstroomden haar mooie oogen in een vloed van -vreeselijke smart. -</p> -<p>“Mijn dochter! Groote God, jij met mijn dochter trouwen!… Jij met haar! Zij in jouw -armen hier in deze kamer! Neen, neen, dat is te veel! <span class="corr" id="xd30e3382" title="Bron: ik">Ik</span> wil het niet! Ik wil het niet!” -</p> -<p>Hij werd als verstijfd bij dezen kreet van vreeselijke jaloezie, waarin de moeder -niet meer was dan een vrouw, die de jeugd van een mededingster, die vijf-en-twintig -jaar, welke niet meer konden terugkeeren, razend maakte. Hij zelf had, toen hij naar -het rendez-vous ging, de verstandigste besluiten overwogen en zich voorgenomen eerlijk, -als een hoogst beschaafd man, met allerlei mooie en troostende zinnen met haar te -breken. Maar tegenover vrouwentranen voelde hij zich zwak en machteloos. Hij trachtte -haar te kalmeeren, deed haar plaats nemen op den divan, om zich uit haar omarming -los te maken. Dan ging hij naast haar zitten en zeide: -</p> -<p>“Kom, lieveling, wees nou verstandig. Wij zijn toch hier gekomen om vriendschappelijk -te praten … Ik verzeker je, dat je de dingen overdrijft!” -</p> -<p>Maar zij eischte een beslist antwoord. -</p> -<p>“Neen, neen, ik lijd te veel, ik moet onmiddellijk alles weten … Zweer mij, dat je -nooit, nooit met haar zult trouwen!” -</p> -<p>Nogmaals trachtte hij een ontwijkend antwoord te geven. -</p> -<p>“Je kwelt jezelf, je weet heel goed, dat ik van je houd.” -</p> -<p>“Neen, neen! Zweer mij, dat je nooit met haar zult trouwen, nooit!” -</p> -<p>“Maar ik houd toch van jou, ik houd toch van jou alleen!” -</p> -<p>Zij trok hem hartstochtelijk naar zich toe, drukte hem aan haar borst, bedekte zijn -oogen met kussen. -</p> -<p>“Is dat waar? <span class="corr" id="xd30e3397" title="Bron: Houdt">Houd</span> je alleen maar van mij?… Welnu, neem me dan, kus me, laat ik voelen, dat je de mijne, -altijd de mijne bent en nooit van die andere!” -</p> -<p>Zij dwong Gérard tot liefkoozingen en gaf zich in zoo’n volle overgave aan hem, dat -hij, zelf door hartstocht bedwelmd, haar niets weigeren kon. Zonder kracht nu verder, -zwoer hij haar alles wat zij wilde, herhaalde hij tot in den treure, dat hij slechts -haar lief had en dat hij nooit met haar dochter zou trouwen. Ja, ten slotte ging hij -zelfs zoover om te beweren, dat hij met het misvormde kind slechts medelijden had. -Zijn goedheid was zijn excuus. Eve echter dronk die medelijdende minachting, welke -hij voor haar dochter voelde, al de zekerheid, dat zij de eeuwig mooie, de eeuwig -begeerde was, van zijn lippen af. -<span class="pageNum" id="pb267">[<a href="#pb267">267</a>]</span></p> -<p>Toen het voorbij was, bleven zij beiden zwijgend en moede en verlegen op den divan -zitten. -</p> -<p>“O, ik zweer je, dat ik daar niet voor gekomen ben,” fluisterde zij eindelijk zacht. -</p> -<p>Weer viel er een stilte in, die hij wilde verbreken. -</p> -<p>“Wil je je thee niet uitdrinken? Hij is bijna koud.” -</p> -<p>Maar zij luisterde niet naar hem, en als was er niets gebeurd, als begon de onvermijdelijke -verklaring nu pas, zeide zij gebroken en eindeloos bedroefd: -</p> -<p>“Kijk eens, Gérard, je kunt niet met mijn dochter trouwen. In de eerste plaats zou -het iets laags, bijna een bloedschande zijn … En dan jouw naam, jouw positie … Neem -me niet kwalijk, dat ik zoo openhartig ben, maar iedereen zal zeggen, dat je je verkoopt. -Het zou een schandaal voor jouw familie en de onze zijn.” -</p> -<p><span id="xd30e3410"></span>Zij had, zonder toorn nu, als een moeder, die naar beweeggronden zoekt om haar grooten -zoon van een <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> misdaad af te houden, zijn handen in de hare genomen. En hij luisterde met gebogen -hoofd, zonder haar aan te kijken. -</p> -<p>“Denk eens aan wat de menschen zeggen zullen, Gérard! Ik maak me volstrekt geen illusies; -ik weet, dat tusschen jouw kringen en de mijne een groote afgrond gaapt. Rijk zijn -helpt niets … het geld maakt dien nog slechts grooter. En al ben ik ook Christin geworden, -mijn dochter is en blijft de dochter van een Jodin … O, Gérard, ik ben zoo trotsch -op je. Het zou mijn hart breken, wanneer ik je door dat <span class="corr" id="xd30e3418" title="Bron: geldhuwlijk">geldhuwelijk</span> met een misvormd meisje, dat jou niet waardig is, dat je niet liefhebben kunt, vernederd -en als het ware bezoedeld zag!” -</p> -<p>Hij keek haar verlegen en smeekend aan, wilde aan dat pijnlijk onderhoud ontsnappen. -</p> -<p>“Maar ik heb je toch gezworen, dat ik alleen jou liefheb, dat ik nooit met haar zal -trouwen! De zaak is nu uit. Laten we elkaar niet langer martelen!” -</p> -<p>Hun blikken bleven een oogenblik in elkander rusten en drukten alles uit, wat zij -niet uitspraken: hun moeheid, hun ellende. De oogleden, de arme, roode oogleden in -het plotseling vlekkig en oud geworden gezicht zwollen op van tranen, die over haar -bevende wangen begonnen te vloeien. Weer huilde zij eindeloos, maar nu zonder bitterheid. -</p> -<p>“Mijn arme, arme Gérard!… O, nu druk ik zwaar op je schouders. Neen, ontken het niet; -ik voel, dat ik een ondragelijke last ben, dat ik een hinderpaal voor je ben, dat -<span class="pageNum" id="pb268">[<a href="#pb268">268</a>]</span>ik je heelemaal ongelukkig maken zal, wanneer ik je voor mij alleen wil behouden.” -</p> -<p>Hij wilde protesteeren, doch zij liet hem niet aan het woord komen. -</p> -<p>“Neen, neen, tusschen ons is alles uit … Ik word leelijk … het is uit … En bovendien -door mij is jouw toekomst niets meer. Ik kan je in niets helpen, jij geeft mij alles -door jezelf te geven, en ik geef je niets terug … En toch is de tijd nu gekomen om -je een positie te scheppen. Jij op jouw leeftijd kunt niet leven zonder een gevestigde -positie, zonder een huis en het zou laf van mij zijn de hinderpaal voor je geluk te -zijn door mij aan je vast te klampen en je met mij te verdrinken.” -</p> -<p>Zoo sprak zij door, terwijl zij haar blik steeds op hem gericht hield, hoewel zij -hem slechts door haar tranen heen zag. Evenals zijn moeder wist zij, dat hij ondanks -zijn knap uiterlijk, zóó zwak en zóó ziekelijk was, dat ook zij ervan droomde hem -een kalm leven, een behagelijk hoekje van geluk te verschaffen, waarin hij, tegen -de stormen van het noodlot beschermd, rustig oud kon worden. Zij had hem zoo lief—en -kon dan de werkelijke goedheid van haar diepe liefde zich niet verheffen tot verzaking, -tot opoffering? Zelfs in haar egoïsme van mooie en aangebeden vrouw vond zij redenen -om den terugtocht te aanvaarden, opdat het einde van haar levensherfst niet bedorven -worden zou door drama’s, die haar verpletterden. En dit alles zeide zij, terwijl zij -hem behandelde als een kind, welks geluk zij ten koste van het hare scheppen wilde, -terwijl hij weer met neergeslagen blikken onbeweeglijk naar haar luisterde, zonder -verder te protesteeren, blij, dat zij zijn bestaan regelde zooals zij het wilde. -</p> -<p>“Zeker,” ging zij voort, terwijl zij ten slotte de gronden aanvoerde, die ten gunste -van het <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> spraken, “Camille zou je brengen alles wat ik voor je wensch, alles, wat ik voor -je droom. Door haar zou, dank zij de omstandigheden, die ik je niet behoef te noemen, -je leven gelukkig, verzekerd zijn … En wat de rest betreft, lieve Hemel, daar zijn -voorbeelden genoeg van. Niet dat ik onze fout wil verontschuldigen, maar ik zou je -tallooze families kunnen noemen, waarin nog heel wat erger dingen gebeurd zijn … En -dan, ik had ongelijk, toen ik zooeven zeide, dat het geld een afgrond graaft. Integendeel -het brengt de menschen dichter bij elkaar, het doet alles vergeven. <span class="pageNum" id="pb269">[<a href="#pb269">269</a>]</span>Je zoudt niets dan ijverzuchtigen om je heen zien, die zich over je geluk zouden verbazen.” -</p> -<p>Gérard stond op en scheen een laatste maal te willen protesteeren. -</p> -<p>“Wat, nu zal jij me per slot van rekening toch nog tot een huwelijk met je dochter -willen dwingen?” -</p> -<p>“Lieve God, neen! Maar ik ben verstandig, ik zeg wat ik zeggen moet. Je moet het nog -eens overwegen.” -</p> -<p>“Alles is overwogen … Ik heb je liefgehad en heb je nog lief … De rest is onmogelijk.” -</p> -<p>Een hemelsch glimlachje speelde om haar lippen; zij nam hem nu weer in haar armen, -en beiden stonden nu weer als één in hun omhelzing. -</p> -<p>“Hoe goed en lief ben je, Gérard! Als je eens wist hoe lief ik je heb, hoe ik je altijd, -ondanks alles, lief hebben zal!” -</p> -<p>Haar tranen kwamen weer terug en ook hij weende. Beiden handelden in hun aangeboren -teederheid te goeder trouw, terwijl zij de pijnlijke oplossing verschoven en nog op -geluk hopen wilden. Maar zij voelden het beiden heel goed; het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> was een uitgemaakte zaak. Er bleef niets meer over dan tranen en zinledige woorden; -het leven ging ondanks alles zijn gang, het onvermijdelijke zou in vervulling gaan. -De gedachte, die hem zoo week stemde, was waarschijnlijk deze, dat dit hun laatste -omhelzing was, hun laatste rendez-vous, want het zou laag zijn, na alles wat zij wisten -en tegen elkaar gezegd hadden, elkaar nogmaals op deze wijze te ontmoeten. Toch wilden -zij de illusie bewaren, dat zij niet met elkander braken, dat zij eenmaal nog lust -konden krijgen elkander weer te kussen. En de smart over het einde van alles snikte -in hen. -</p> -<p>Toen zij elkander losgelaten hadden, zagen zij het smalle kamertje met zijn verschoten -divan, zijn vier stoelen en zijn tafel weer voor zich. Het kleine gashaardje suisde; -zij snikten nu bijna in een zware, warme vochtigheid. -</p> -<p>“Dus je wilt geen thee?” vroeg hij weer. -</p> -<p>Zij stond voor den spiegel haar haar in orde te maken. -</p> -<p>“Neen, dank je wel! Die is niet te drinken hier!” -</p> -<p>En zij, die hier een zoo verrukkelijke herinnering gedacht had te vinden, werd in -deze afscheidsminuut door de trieste omgeving geheel overweldigd, toen het geluid -van zware stappen en grove stemmen, haar heelemaal van stuk brachten. Menschen liepen -door de gang heen en weer en klopten aan de deuren. Zij vloog naar het raam en zag -hoe agenten <span class="pageNum" id="pb270">[<a href="#pb270">270</a>]</span>het restaurant omsingelden. De meest dolzinnige gedachten kwamen in haar op: haar -dochter had haar laten volgen; haar man wilde zich van haar laten scheiden om met -Silviane te trouwen. Dat beteekende een vreeselijk schandaal, een ineenstorten van -al haar plannen. Doodsbleek en radeloos wachtte zij, terwijl hij, even bleek als zij, -haar bevend smeekte kalm te blijven en vooral niet te schreeuwen. Maar toen harde -slagen de deur deden dreunen en de commissaris van politie zijn naam noemde, moesten -zij wel openen. Welk een oogenblik! Welk een schrik, welk een schande! -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Beneden hadden Pierre en Guillaume meer dan een uur gewacht tot de regen zou ophouden. -Zij spraken half fluisterend in een hoek van de glaswarande en namen eindelijk een -besluit in zake het pijnlijke geval van Nicolas Barthès. Zij zouden den volgenden -avond Théophile Morin, den ouden vriend van den eeuwigen gevangene, te dineeren vragen; -deze moest hem dan de nieuwe verbanning, waardoor hij getroffen werd, maar mededeelen. -</p> -<p>“Dat zal het verstandigst zijn,” zeide Guillaume. “Morin houdt veel van hem, zoodat -hij het hem zoo voorzichtig mogelijk zal mededeelen, en zal wel tot de grens met hem -medegaan.” -</p> -<p>Pierre keek zwaarmoedig naar den nog steeds neervallenden regen. -</p> -<p>“Alweer weg, alweer het vreemde land, wanneer het het cachot niet is! De arme, vreugdelooze, -zijn leven lang opgejaagde man! Zijn geheele leven heeft hij gegeven aan zijn vrijheidsideaal, -dat ouderwetsch is, waarom gelachen wordt, dat hij met zichzelf instorten ziet.” -</p> -<p>Weer verschenen nu politie-agenten en boschwachters en slopen om het restaurant heen. -Ongetwijfeld hadden zij begrepen, dat zij het spoor bijster geworden waren, en keerden -nu terug in de meening, dat de man zich in dit chalet verstopt moest hebben. Zij omsingelden -het handig en namen, alvorens tot een nauwkeuriger huiszoeking over te gaan, de noodige -maatregelen, dat het wild hun niet voor de tweede maal zou ontsnappen. Toen de twee -broers deze manoeuvre bemerkten, voelden zij hoe een heimelijke angst zich van hen -meester maakte. Het was het vervolg van de drijfjacht op den man, dien zij hadden -zien vluchten; maar <span class="pageNum" id="pb271">[<a href="#pb271">271</a>]</span>wie zeide hun dat men hen, nu zij ongelukkigerwijze in de zaak betrokken werden, niet -dwingen zou hun identiteit op te geven? Met een blik raadpleegden zij elkaar; zij -dachten er een oogenblik over ondanks den stortregen weg te gaan. Doch dan begrepen -zij, dat zulks hen in een nog onaangenamer positie zou kunnen brengen. Zij bleven -wachten, te meer daar de komst van twee nieuwe bezoekers afleiding bracht. -</p> -<p>Een <span class="corr" id="xd30e3474" title="Bron: Victoria">victoria</span> hield voor de deur stil. Eerst stapte een jonge man uit met een correct, doch geblaseerd -uiterlijk, dan een jonge vrouw, die, vroolijk door dien aanhoudenden regen, luid lachte. -Zij hadden een woordenwisseling, zij vond het schertsenderwijze jammer, dat zij niet -op de fiets gegaan waren, terwijl hij dezen wandelrit in een zondvloed idioot vond. -</p> -<p>“Maar we moesten toch ergens naar toe, beste jongen! Waarom ben je niet met me naar -de maskerade gaan kijken?” -</p> -<p>“De maskerade? Neen, dan nog honderdmaal liever het Bois!” -</p> -<p>Toen zij binnenkwam, herkende Pierre in de jonge vrouw, die de regen zoo vroolijk -maakte, de kleine prinses Rosemonde en in den jongen man, die de Halfvasten zoo <span class="corr" id="xd30e3481" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span>, het Bois verpest en de fiets onaesthetisch vond, den mooien Hyacinthe Duvillard. -Na thuis met hem thee gedronken te hebben, had zij hem dien nacht bij zich gehouden -en haar gril willen bevredigen door hem bijna als een vrouw geweld aan te doen. Maar -hoewel hij erin toestemde bij haar in bed te komen liggen, had hij—niettegenstaande -zij hem ten slotte sloeg en zich zelfs zoo ver vergat om hem te bijten—iedere aanraking -beslist vermeden. O, die <span class="corr" id="xd30e3484" title="Bron: afschuwlijkheid">afschuwelijkheid</span>, die afstootende vuilheid van het kind, dat eruit zou geboren kunnen worden. Nu, -wat het kind betreft, daar had hij gelijk in, zij wilde er ook geen hebben! Toen had -hij gesproken van de zielen, die zich geestelijk paren, zij zeide niet neen, stemde -toe het te probeeren; maar hoe moest men dat doen? En toen zij weer over Noorwegen -spraken, besloten zij—het eindelijk eens geworden zijnde—’s Maandags hun <span class="corr" id="xd30e3487" title="Bron: huwlijksreis">huwelijksreis</span> naar Christiania te beginnen, om daar de intellectualiteit van hun verbintenis te -voltrekken. Het eenige wat hun speet, was dat zij niet meer in het hartje van den -winter waren, want was de koude, de witte, de ongerepte sneeuw niet de eenig mogelijke -sponde voor een dergelijke <span class="corr" id="xd30e3490" title="Bron: huwlijksvoltrekking">huwelijksvoltrekking</span>. -<span class="pageNum" id="pb272">[<a href="#pb272">272</a>]</span></p> -<p>Zoodra de kellner hun, bij gebrek aan kummel, kleine glaasjes anisette gebracht had, -boog Hyacinthe, die Pierre en zijn broer Guillaume, met wiens zoons hij op het gymnasium -geweest was, herkend had, zich over naar Rosemonde en fluisterde haar den naam van -den laatste in het oor. Dadelijk stond zij in een plotselinge opwelling van geestdrift -op. -</p> -<p>“Guillaume Froment! Guillaume Froment! De groote scheikundige!” -</p> -<p>Met uitgestoken handen ging zij naar hem toe: -</p> -<p>“O, mijnheer, ik hoop, dat u mij deze ongemanierdheid vergeven zult! Maar ik moet -u de hand drukken … Ik bewonder u zoo! U hebt zulke prachtige onderzoekingen met springstoffen -gedaan!” -</p> -<p>Toen zij de verbazing van den chemicus zag, begon zij als een schoolmeisje te lachen. -</p> -<p>“Ik ben prinses de Hardt. Mijnheer de abbé, uw broer, kent mij en ik had mij door -hem aan u moeten laten voorstellen … Verder hebben u en ik gemeenschappelijke vrienden, -<abbr title="onder andere">o.a.</abbr> Janzen, die mij beloofd had mij als zeer bescheiden leerling tot u te brengen. Ik -houd mij ook bezig met chemie … uit liefde voor de waarheid en ter wille van goede -dingen, meer niet … U wilt mij zeker wel toestaan bij u aan te kloppen, wanneer ik -van Christiania terug ben, waarheen ik met mijn jongen vriend daar een eenvoudig pleizier- -en ontdekkingsreisje ga doen in het rijk van onbekende gevoelens.” -</p> -<p>Zij ratelde maar door, zonder dat het den anderen mogelijk was er één woord tusschen -te krijgen. Zij gooide alles door elkaar: haar sympathie voor het internationalisme, -die haar een oogenblik in de armen van Janzen geworpen had, in de anarchistische wereld, -onder de gevaarlijkste avonturiers der partij; haar nieuwe passie voor mystieke en -symbolische kapelletjes, de wraak, die het ideëele op het grove realisme nam, de poëzie -der aesthetici, die haar droomen deed van een tot nog toe ongekenden wellust onder -den ijzigen kus van den mooien Hyacinthe. -</p> -<p>Plotseling hield zij op en begon zij weer te lachen. -</p> -<p>“Wat moeten die politieagenten hier zoeken? Willen ze ons misschien arresteeren? Wat -een leuke grap zou dat zijn?” -</p> -<p>Inderdaad gingen de commissaris van politie Dupot en de agent Mondésir, nadat de agenten -vergeefs den stal en de bergplaats doorzocht hadden, ertoe over het restaurant te -visiteeren en kwamen de warande binnen. Het stond bij hen vast, dat de man nergens -anders zijn kon. Dupot, een <span class="pageNum" id="pb273">[<a href="#pb273">273</a>]</span>klein, kaal, bijziend mannetje met een bril op, had geen wapens bij zich; maar daar -hij een woest en woedend verzet van den opgejaagden en in het nauw gebrachten wolf -voorzag, had hij Mondésir aangeraden zijn revolver te laden en in zijn zak gereed -te houden. Toch moest Mondésir met zijn breeden, vierkanten doggerug en zijn snuffelenden, -stompen neus hem uit <span class="corr" id="xd30e3512" title="Bron: hierarchischen">hiërarchischen</span> eerbied het eerst laten binnen gaan. -</p> -<p>Met een vluggen blik van achter zijn bril had de commissaris de vier bezoekers, den -priester, de jonge vrouw en de beide anderen opgenomen en wilde, zonder verder acht -op hen te slaan, naar de eerste verdieping gaan, toen de kellner, verschrikt door -dien plotselingen inval der politie, zijn hoofd verloor en stamelde: -</p> -<p>“Maar … boven zijn een heer en een dame … in een kamertje!” -</p> -<p>Dupot duwde hem kalm op zij. -</p> -<p>“Een heer en een dame zoeken wij niet … Ga onmiddellijk alle deuren open doen, geen -kastdeur mag dicht blijven.” -</p> -<p>Boven doorzochten zij alle vertrekken en alle hoekjes, totdat alleen nog het kamertje, -waarin Eve en Gérard waren en dat de kellner niet openen kon, omdat de grendel er -van binnen voorgeschoven was, overbleef. -</p> -<p>“Doe toch open,” riep de jongen door het sleutelgat, “het is niet om u te doen.” -</p> -<p>Eindelijk werd de grendel weggeschoven, en Dupot, die zich zelfs geen glimlachje veroorloofde, -liet de dame en den heer bevend en doodsbleek naar beneden gaan, terwijl Mondésir -<span lang="fr">pour acquit de conscience</span> onder de tafel, achter den divan en in een kleine muurkast kijken ging. -</p> -<p>Toen Eve en Gérard beneden de warande doorloopen moesten, vonden zij daar tot hun -grooten schrik kennissen, die het meest onvoorziene toeval hier samengebracht had. -Het hielp niets, dat een dichte voile haar gezicht bedekte; zij ontmoette den blik -van haar zoon en voelde, dat hij haar herkende. Welk een noodlottig toeval! Hij, die -zijn zuster, voor wie hij zoo bang was, altijd alles vertelde! En terwijl zij vluchtte, -terwijl de graaf, wanhopig over het schandaal, haar in den neerstroomenden regen naar -het rijtuig bracht, hoorden zij heel duidelijk hoe de kleine prinses heel vroolijk -riep: -</p> -<p>“Maar die mijnheer is graaf de Quinsac!… Maar wie is die dame?” -<span class="pageNum" id="pb274">[<a href="#pb274">274</a>]</span></p> -<p>Toen Hyacinthe, die bleek geworden was, niet antwoordde, drong zij aan: -</p> -<p>“Jij moet haar toch kennen. Vertel me wie het is!” -</p> -<p>“Niemand,” antwoordde hij eindelijk. “De een of andere vrouw.” -</p> -<p>Pierre had het begrepen; hij wendde, verlegen door zooveel schande en lijden, zijn -blik af en keek Guillaume aan. Maar plotseling, juist toen de commissaris van politie -Dupot en de agent Mondésir, zonder den man gevonden te hebben, naar beneden kwamen, -veranderde het tooneel. Buiten weerklonken kreten, lawaai en heen en weer geloop. -Dan verscheen de chef van den veiligheidsdienst Gascogne, die in de bijgebouwen van -het restaurant was blijven zoeken; hij duwde een niet nader te omschrijven pak lompen -en modder, dat door twee agenten vastgehouden werd, voor zich uit. Het was de man, -het achtervolgde, in het nauw gebrachte en eindelijk gevangen dier, dat men achter -in de bergplaats in een ton onder het hooi gevonden had. -</p> -<p>Welk een triompheerend halahi na die twee uren waanzinnig geren, na die woeste drijfjacht, -welke de borsten buiten adem gebracht en de beenen gebroken had! De menschenjacht, -de meest opwindende en hartstochtelijke jacht van alle! Ze hadden den kerel, stootten, -sleepten, sloegen hem! En hij, de man, was het jammerlijkst stuk wild, dat men zich -denken kon: een wrak, uitgeteerd en aardkleurig door den nacht, dien hij in een met -bladeren gevuld gat doorgebracht had, nog nat tot zijn middel, omdat hij midden door -die beek gewaad had; zijn armzalige, door den regen gegeeselde, met modder bedekte -kleeren hingen aan flarden om zijn lichaam, zijn pet was aan stukken gescheurd, zijn -voeten en zijn handen bloedden door de vreeselijke jacht dwars door het met doornen -en brandnetels versperde struikgewas. Hij had geen menschelijk gezicht meer; zijn -haar plakte aan zijn slapen, de met bloed doorloopen oogen puilden uit hun kassen, -het geheele gezicht was vertrokken door angst, woede en lijden. Het was het wild, -het was de man. Ze stootten hem nog verder en eindelijk viel hij, vastgehouden door -de ruwe vuisten, die hem schudden, in zittende houding op een der tafeltjes van het -kleine café neer. -</p> -<p>Toen doorhuiverde Guillaume een schrik, waarvan de rilling hem deed verstijven. Hij -greep de hand van Pierre; deze keek, begreep, beefde op zijn beurt. Rechtvaardige -<span class="pageNum" id="pb275">[<a href="#pb275">275</a>]</span>God, Salvat! Die man was Salvat! Salvat hadden zij als een door een troep honden opgejaagd -wild zwijn door het Bois zien vluchten. Dat vuile pak, die door de ellende en het -verzet overwonnene was Salvat! En in zijn angst kreeg Pierre nogmaals plotseling het -visioen van het kleine loopmeisje onder de koetspoort van het hôtel Duvillard, de -knappe blondine, wier buik door de bom opengereten was. -</p> -<p>Dupot, Mondésir en Gascogne triompheerden. Toch had de man geen tegenstand geboden, -hij had zich zacht als een lam gevangen laten nemen. En terwijl hij daar, zoo ruw -in bedwang gehouden, zat, wierp hij moede, onzegbaar trieste blikken om zich heen. -</p> -<p>Hij begon te spreken en zijn eerste met heesche en zachte stem gezegd woord was: -</p> -<p>“Ik heb honger!” -</p> -<p>Hij stierf bijna van honger en moeheid; hij had na twee dagen vasten den vorigen avond -niets dan een glas bier gehad. -</p> -<p>“Geef hem een stuk brood,” zeide commissaris Dupot tegen den kellner. “Dat kan hij -opeten, terwijl wij een rijtuig laten halen.” -</p> -<p>Een agent ging een rijtuig zoeken. De regen had opgehouden: men hoorde weer de fietsbellen, -de equipages reden weer, het Bois kreeg in de breede, door een bleeken zonnestraal -vergulde lanen zijn mondain leven terug. -</p> -<p>Maar de man had zich gulzig op het stuk brood geworpen en terwijl hij het met een -dierlijke bevrediging verslond, zagen zijn blikken de vier bezoekers, die daar bij -elkaar zaten. De opgewonden trekken van Hyacinthe en Rosemonde, die verrukt waren -zoo onverwacht getuigen te zijn van de <span class="corr" id="xd30e3549" title="Bron: arrestie">arrestatie</span> van dezen ongelukkige, dien zij voor den een of anderen bandiet hielden, schenen -hem te prikkelen. Dan begonnen zijn droevige, met bloed doorloopen oogen te trillen; -zij hadden tot hun verbazing Pierre en Guillaume herkend. En nu drukte zich in die -oogen, terwijl zij op den laatste gevestigd bleven, niets meer uit dan de gedweeë -onderworpenheid van een dankbaren hond, de hernieuwde belofte van een onverbreekbaar -zwijgen. -</p> -<p>Dan begon hij weer te spreken, als richtte hij zich moedig tot hem, dien hij niet -meer aankeek, en ook tot de anderen, de kameraden, die niet aanwezig waren. -</p> -<p>“Stom om zoo te rennen … Ik weet niet, waarom ik zoo hard geloopen heb … Laat er een -eind aan komen … Ik ben bereid.” -<span class="pageNum" id="pb276">[<a href="#pb276">276</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch3.5" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch3.5.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">V.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Toen Guillaume en Pierre den volgenden ochtend de couranten lazen, zagen zij tot hun -groote verbazing, dat de arrestatie van Salvat niet die groote sensatie maakte, welke -zij ervan verwacht hadden. Zij vonden slechts een klein, onder de andere verloren -gaand berichtje, dat de politie na een drijfjacht in het Bois de Boulogne de hand -gelegd had op een anarchist, die, naar men geloofde, bij de laatste aanslagen betrokken -was. Maar alle couranten stonden vol over het vreeselijk schandaal, dat de nieuwe -onthullingen in de <i>Voix du Peuple</i> verwekten: het was een niet eindigende vloed van artikelen over de affaire der Afrikaansche -sporen, allerlei berichten en beschouwingen over de belangrijke zitting, welke men -dien dag in de Kamer verwachtte, wanneer de socialistische afgevaardigde Mège zijn -interpellatie, zooals hij formeel aangekondigd had, zou hervatten. -</p> -<p>Guillaume had den vorigen avond besloten naar huis, naar Montmartre terug te keeren; -zijn wond was zoo goed als genezen en geen gevaar scheen hem noch voor de uitwerking -van zijn plannen noch voor zijn verdere onderzoekingen te bedreigen. De politie had -blijkbaar niet het minste vermoeden, dat hij mogelijk ook verantwoordelijk voor den -aanslag was. Salvat zou zeker niets verraden. Maar Pierre smeekte hem nog een paar -dagen, tot de eerste verhooren van Salvat afgeloopen waren, te wachten; dan eerst -zouden zij een helderen blik in alles hebben. Den vorigen dag had hij gedurende het -lange wachten in het ministerie, allerlei vage dingen opgevangen: een heimelijken -en nog onduidelijken samenhang tusschen den aanslag en de parlementaire crisis. En -dit alles wekte in hem het verlangen op, dat deze crisis eerst heelemaal opgelost -zou zijn, voordat Guillaume zijn gewoon leven weer begon. -</p> -<p>“Luister eens,” zeide hij, “ik zal even aanloopen bij Morin, om hem te vragen bij -mij te komen dineeren, want Barthès moet vanavond beslist op de hoogte gebracht worden -van den nieuwen slag, die hem treft … Dan ga ik naar de Kamer, want ik wil weten wat -er gebeurt. Eerst daarna laat ik je gaan.” -</p> -<p>Om half een kwam Pierre in het Paleis-Bourbon. Terwijl hij dacht, dat Fonsègue hem -zeker toegang zou kunnen verschaffen, ontmoette hij in de vestibule generaal de Bozonnet, -die toevallig twee kaarten had, daar een vriend <span class="pageNum" id="pb277">[<a href="#pb277">277</a>]</span>van hem op het laatste oogenblik verhinderd was mede te gaan. De nieuwsgierigheid -was reusachtig groot, heel Parijs verwachtte een stormachtige zitting, en sinds den -vorigen dag werd er letterlijk om de kaarten gevochten. Pierre zou dan ook nooit toegang -gekregen hebben, als de generaal niet zoo vriendelijk geweest was hem mede te nemen. -Deze was op zijn beurt blijde, dat hij iemand had met wien hij kon praten, want hij -kwam, zooals hij zeide, alleen maar om zijn middag te dooden. Maar ook kwam hij, de -ontevreden voormalige legitimist, die later Bonapartist geworden was, om zich te vermeien -in de schandelijke rotheid van het parlementarisme. -</p> -<p>Boven konden de generaal en Pierre nog juist een plaatsje vinden op de eerste banken -der tribune. Zij troffen daar den kleinen Massot aan, die zich nog wat kleiner en -magerder maakte en hen rechts en links van zich een plaatsje gaf. Hij kende iedereen. -</p> -<p>“U komt zeker uit nieuwsgierigheid de zitting bijwonen, generaal? En u, mijnheer de -abbé, om u te oefenen in verdraagzaamheid en het vergeven van beleedigingen … Ik ben -nieuwsgierig door mijn beroep, want ik heb altijd stof voor een artikel noodig; en -daar er op de perstribune alleen nog maar slechte plaatsen waren, ben ik me hier op -mijn gemak gaan installeeren … Het zal ongetwijfeld een prachtige zitting worden. -Kijk dat gedrang rechts en links en overal eens!” -</p> -<p>Inderdaad waren de smalle, slecht geplaatste tribunes tot aan den rand met hoofden -gevuld. Een groote menigte mannen en vrouwen van iederen leeftijd verdrong zich daar -in een zoo verwarde massa, dat men niets anders dan de bleeke rondheid der gezichten -onderscheiden kon. Maar het tooneel van den strijd was beneden in de nog ledige zittingzaal, -welke met haar half cirkelvormige rijen banken denken deed aan een schouwburgzaal, -die bij een première langzaam volloopt. De glanzende en ernstige tribune wachtte in -het koude daglicht, dat door de glazen zoldering binnenviel, terwijl daarachter en -hooger het den geheelen achtermuur innemende bureau met zijn tafels, zijn stoelen -en zijn presidentsfauteuil eveneens verlaten was; alleen waren twee bureauknechten -bezig nieuwe pennen in de penhouders te steken en de inktkokers na te kijken. -</p> -<p>“De vrouwen,” begon lachend Massot weer, “komen hier als naar een menagerie in de -heimelijke hoop, dat de wilde <span class="pageNum" id="pb278">[<a href="#pb278">278</a>]</span>dieren elkaar zullen opeten … Hebt u het artikel in de <i lang="fr">Voix du Peuple</i> van vanochtend gelezen? Die Sanier is een wonder van een kerel! Als er geen vuiligheid -meer is, vindt hij altijd nog wat, vermeerdert de modder en bevuilt het riool nog -meer. Als de ondergrond der zaak waar is, dan moet hij er met zijn monsterachtig woekerende -commentaren altijd nog wat bij liegen. Iederen dag moet hij zichzelf overtreffen, -nieuw vergif aan zijn lezers voorzetten, om de oplaag maar steeds grooter te doen -worden … Natuurlijk wordt het publiek daardoor gepakt, en alleen door hem zijn al -die menschen hier, om als zenuwlijders op het een of andere vuile schouwspel te wachten.” -</p> -<p>Dan werd hij weer vroolijk en vroeg aan Pierre of hij in den <i>Globe</i> het niet onderteekende, zeer waardige, maar tevens zeer perfide artikel gelezen had, -waarin Barroux gesommeerd werd met alle openhartigheid de verklaringen, die het land -over de affaire der Afrikaansche sporen verwachtte, af te leggen. Tot nog toe had -het blad den minister-president steeds krachtig gesteund; doch nu voelde men in het -artikel een begin van wantrouwen, de plotselinge koude, die aan een breuk vooraf pleegt -te gaan. Pierre zeide, dat het artikel hem zeer verbaasd had, want hij dacht, dat -het lot van Fonsègue door een volkomen overeenstemming in inzichten en tengevolge -van zeer oude vriendschapsbanden aan dat van Barroux verbonden was. -</p> -<p>“Zeker, zeker, het hart van den patroon zal er wel bij gebloed hebben,” zeide Massot -nog steeds lachend. “Het artikel heeft veel opzien verwekt en zal het ministerie veel -kwaad doen. Maar wat zal ik u zeggen? De patroon weet beter dan wie ook welke gedragslijn -hij moet volgen, om de positie van zijn blad en van zichzelf te redden.” -</p> -<p>Dan ontwierp hij een beeld van de opwinding en de groote verwarring, die er in de -wandelgangen, waar hij even was gaan kijken, alvorens hierboven een goed plaatsje -te zoeken, onder de afgevaardigden heerschte. De Kamer, die in twee dagen niet bijeen -geweest was, kwam nu samen bij dit groote schandaal, dat hij vergeleek bij een brand, -welken men zoo goed als gebluscht waant en die plotseling weer aanwakkert en alles -verteert. De cijfers van Sanier’s lijsten deden de ronde: Barroux tweehonderd duizend -francs, Monferrand tachtig duizend, Fonsègue vijftig duizend, Dutheil tien duizend, -Chaigneux drie duizend, die zooveel, gene zooveel—een eindelooze onthulling met de -wonderlijkste verhalen, <span class="pageNum" id="pb279">[<a href="#pb279">279</a>]</span>kletspraatjes en laster, een ongelooflijke dooreenmenging van waarheid en leugen, -waarin men onmogelijk den juisten weg vinden kon. -</p> -<p>Terwijl de wind van angst en schrik woei, zag men tusschen de vaalbleeke gezichten -met de bevende lippen andere met een vuurroode kleur, stralend van woeste vreugde -en lachend om de aanstaande overwinning, want tenslotte stak achter die groote, gehuichelde -verontwaardiging, achter dat schreeuwen om eerlijkheid en parlementaire moraliteit -niets anders dan een personenquaestie: men wilde weten of het ministerie vallen en -wie het nieuwe kabinet formeeren zou. Barroux scheen zeer zwak te staan, maar wie -kon voorspellen, welke rol het onverwachte in zulk een rommel spelen zou? Men zeide, -dat Mège een uiterst heftige redevoering zou houden. Barroux zou antwoorden en zijn -vrienden vertelden, dat hij een helder en volkomen licht over de zaak wilde doen opgaan. -Ongetwijfeld zou daarna Monferrand het woord voeren. Wat Vignon betreft, deze hield -zich ondanks zijn onderdrukten jubelkreet op den achtergrond; men had hem naar verschillende -van zijn partijgenooten zien gaan om hun aan te raden kalm te blijven en hun zelfbeheersching -niet te verliezen, wat in den strijd over de overwinning beslist. Nog nooit had een -met zooveel dranken en zooveel afschuwelijke ingrediënten overstroomenden heksenketel -op zulk een hellevuur gekookt. -</p> -<p>“De duivel mag weten wat eruit te voorschijn komt,” zeide Massot ten slotte. “Bah, -wat een vuile rommel!” -</p> -<p>Maar generaal de Bozonnet voorzag de ergste catastrophes. Ja, als men nog maar een -leger gehad had! Dan zou men dat handjevol verkochte parlementariërs, die het land -opvraten en ten gronde richtten, op een goeden morgen kunnen wegjagen. Volgens zijn -meening beteekende het feit, dat een volk onder de wapenen geen leger vormde, het -einde van alles. -</p> -<p>“U zoekt immers stof voor een artikel,” zeide hij tegen Massot. “Daar hebt u een mooi -onderwerp … Frankrijk, dat meer dan een millioen soldaten heeft, bezit geen leger. -Ik zal u aanteekeningen geven, dan zult u eindelijk de waarheid kunnen zeggen.” -</p> -<p>Onmiddellijk maakte hij zich meester van den journalist en begon een heele preek tegen -hem. De oorlog moest een kasten-aangelegenheid zijn; aanvoerders bij Gods genade moesten -huurlingen, betaalde of uitgekozen soldaten ten <span class="pageNum" id="pb280">[<a href="#pb280">280</a>]</span>strijde voeren. Den oorlog democratiseeren stond gelijk <span class="corr" id="xd30e3596" title="Bron: me">met</span> den oorlog dooden, en dat was een doorn in het oog van den held, die den krijg als -de eenige nobele bezigheid beschouwde. Van het oogenblik af, dat iedereen gedwongen -werd te strijden, wilde niemand meer vechten. Daarom zou de verplichte militaire dienst, -de natie onder de wapenen, ongetwijfeld vroeger of later tot het einde van den oorlog -leiden. Dat er sedert 1870 niet gevochten was kwam juist, omdat iedereen gereed stond -om te vechten. Men aarzelde thans het eene volk tegen het andere in den strijd te -werpen, daar men aan de vreeselijke vernietiging, aan de reusachtige verspilling van -geld en bloed dacht. Het in een reusachtig versterkt kamp veranderde Europa vervulde -hem met woede en walging; het was alsof de zekerheid, dat allen elkaar dadelijk bij -den eersten slag vernietigen zouden, hem het genot vergalde, dat vroeger het oorlog -voeren bood. -</p> -<p>“Maar het zou toch niet zoo’n heele groote ramp zijn, wanneer de oorlog verdween,” -zeide Pierre zacht. -</p> -<p>“Het zou een mooie collectie volkeren worden, als er niet meer gevochten werd,” zeide -de generaal, eerst geprikkeld; doch dan wilde hij laten zien, dat hij praktisch was. -“Bedenk toch eens, dat de oorlog nooit zooveel geld gekost heeft als sedert hij niet -meer mogelijk is. Onze gewapende vrede, onze volkeren onder de wapenen ruïneeren gewoonweg -de staten. Als het geen nederlaag is, dan is het een zeker bankroet … In ieder geval -is de militaire stand een verloren stand, waarbij niets meer te halen is; het geloof -daarin verdwijnt, men zal hem langzamerhand verlaten, zooals men den priesterstand -verlaat.” -</p> -<p>Hij maakte een wanhopig gebaar, als vervloekte de soldaat van vroeger dit Parlement, -deze republikeinsche Kamer, als verweet hij haar de dagen, die komen zouden, dat de -soldaat nog slechts de burger zijn zou. -</p> -<p>De kleine Massot schudde het hoofd; waarschijnlijk vond hij die stof te ernstig. -</p> -<p>“Kijk, daar heb je monseigneur Martha met den Spaanschen gezant in de diplomatenloge,” -viel hij den generaal kortaf in de rede. “Zooals u weet, zegt men, dat hij van zijn -candidatuur in le Morbihan afziet. Hij is veel te slim, om zich als Kamerlid aan gevaar -bloot te stellen, terwijl hij bovendien toch de draden in handen houdt, waarnaar de -meeste met de republikeinsche regeering verzoende Katholieken dansen.” -<span class="pageNum" id="pb281">[<a href="#pb281">281</a>]</span></p> -<p>Werkelijk zag Pierre het glimlachende gezicht van monseigneur Martha, die den vorigen -dag in de antichambre van den minister zoo voorkomend voor hem geweest was. Het leek -hem nu alsof die bisschop, hoe bescheiden hij zich ook voordeed, hier een grooten -invloed had. Hij voelde hoe machtig en bezig hij was, hoewel hij zich volstrekt geen -moeite gaf en alleen maar als een eenvoudige nieuwsgierige een kijkje nemen kwam. -Pierre’s blik keerde steeds weer naar hem terug, alsof hij verwachtte, dat deze plotseling -zou opstaan, om de handeling te leiden en de menschen en dingen te bevelen. -</p> -<p>“Ha, daar heb je Mège,” zeide Massot weer. “De zitting zal beginnen.” -</p> -<p>Langzamerhand liep de zaal beneden vol. Kamerleden kwamen door de deuren en liepen -de nauwe gangetjes af. De meesten bleven in opgewonden gesprekken staan praten en -brachten zoo de koortsachtige opwinding uit de wandelgangen naar de zaal. Anderen, -die er reeds met vaalgrijze en vermoeide gezichten zaten, keken naar de zoldering, -waar het halvemaanvormige glazen dak witachtig òplichtte. -</p> -<p>Nu noemde Massot den naam van iederen binnenkomenden, invloedrijken afgevaardigde. -Mège, die door een ander lid van de kleine socialistische groep staande gehouden werd, -gesticuleerde opgewonden. Dan kwam Vignon, door eenige vrienden begeleid en een glimlachende -kalmte bewarend, de treden af, om naar zijn plaats te gaan. Maar de tribunes wachtten -vooral op de gecompromitteerde leden, wier naam op de lijst van Sanier stond; dezen -waren interessant om te bestudeeren: enkelen huichelden een volkomen kalmte, waren -vroolijk en maakten grappen; anderen daarentegen namen een ernstige, verontwaardigde -houding aan. Chaigneux zag er aarzelend en weifelend uit, als werd hij neergedrukt -onder het gewicht van een vreeselijke onrechtvaardigheid. Dutheil daarentegen had -zijn kalme onbezorgdheid teruggevonden en zou volkomen vroolijk geweest zijn, indien -niet een zenuwachtige spierbeweging zijn mond vertrokken had. Het meest bewonderde -men Fonsègue; hij was zichzelf weer zóó volkomen meester, zijn gezicht had een zóó -vastberaden, zijn blik een zóó onbevangen uitdrukking, dat al zijn collega’s en het -geheele publiek een eed gedaan zouden hebben op zijn onschuld. -</p> -<p>“O die patroon,” prevelde Massot geestdriftig. “Zoo bestaat er toch geen tweede … -<span id="xd30e3613"></span>Kijk, daar heb je de ministers! <span class="pageNum" id="pb282">[<a href="#pb282">282</a>]</span>Let vooral eens goed op de ontmoeting tusschen Barroux en Fonsègue na het artikel -van vanochtend!” -</p> -<p>Het toeval wilde, dat Barroux met opgeheven hoofd, heel bleek en bijna uitdagend, -langs Fonsègue moest, om bij de ministerbank te komen. Hij zeide geen woord, maar -keek hem aan als iemand, die voelt, dat hij verlaten wordt, dat een verrader hem een -mes in den rug stoot. Fonsègue bleef echter naar alle kanten handen geven, alsof hij -zelfs niets merkte van den zwaren blik, die op hem rustte. Verder deed hij eveneens -alsof hij ook Monferrand niet zag, die kalm, alsof er geen wolkje aan de lucht was, -achter Barroux liep. Zoodra hij op zijn plaats zat, keek hij op en glimlachte tegen -monseigneur Martha, die dezen groet met een hoofdknikje beantwoordde. Dan begon hij -zacht in zijn handen te wrijven, blij, dat de zaken precies zoo liepen als hij wilde. -</p> -<p>“Wie is die grijze, trieste man op de ministersbank?” vroeg Pierre aan Massot. -</p> -<p>“O dat is die goede Taboureau, de man zonder prestige, de minister van Openbaar Onderwijs. -Je kent hem natuurlijk wel, maar je herkent hem nooit: hij ziet er precies uit als -een oude, door het lange gebruik afgesleten sou. Dat is er ook een, die den patroon -nu niet bepaald dankbaar gestemd zal zijn, want de <i>Globe</i> bevatte vanochtend een juist door zijn gematigdheid zoo fel artikel over zijn onbekwaamheid -in alles wat de afdeeling Schoone Kunsten betreft. Het zou mij verwonderen, als hij -daarboven opkomt.” -</p> -<p>Maar een dof tromgeroffel kondigde de komst van den voorzitter in het bureau aan. -Een deur ging open en een kleine stoet verscheen, terwijl een verward lawaai, geroep -en geloop de halfcirkelvormige zaal vulden. De president stond, luidde lang met zijn -bel en zeide, dat de zitting geopend was. Er trad echter geen stilte in, toen een -secretaris, een groote, lange, donkere jongeman, met een scherpe stem de notulen voorlas. -Nadat deze goedgekeurd en de brieven van verhindering voorgelezen waren, werd vlug -een klein wetsontwerp met het opsteken der handen aangenomen. Daarna kwam eindelijk -de groote zaak, de interpellatie van Mège te midden van een rilling in de zaal en -de hartstochtelijke nieuwsgierigheid der tribunes. Nadat de regeering de interpellatie -aanvaard had, besloot de Kamer, dat de discussie onmiddellijk beginnen zou. Ditmaal -ontstond er een diepe stilte, waardoor nu en dan een korte rilling ging, waarin <span class="pageNum" id="pb283">[<a href="#pb283">283</a>]</span>men den schrik, den haat, den hartstocht, de verslindende, ontketende begeerten voelde. -</p> -<p>Op de tribune begon Mège gekunsteld-gematigd de quaestie te preciseeren en formuleeren. -Hij was groot, mager, knoestig en krom als een boomtak en steunde zijn eenigszins -gebogen gestalte met zijn beide handen, terwijl hij zijn rede dikwijls even onderbreken -moest voor een teringhoestje. Maar achter zijn lorgnet schitterden zijn oogen van -geestdrift; langzamerhand verhief zich zijn schrille, krijschende stem tot een donder, -terwijl hij onder een heftig gebarenspel zijn grof gebouwd lichaam oprichtte. Hij -herinnerde eraan, hoe hij twee maanden geleden bij de eerste onthullingen van de <i>Voix du Peuple</i> de regeering over die betreurenswaardige affaire der Afrikaansche sporen wilde interpelleeren, -en maakte er niet ten onrechte opmerkzaam op, dat er, indien de Kamer, toegevend aan -gevoelens, die hij op dit oogenblik niet verder beoordeelen wilde, zijn interpellatie -niet verdaagd had, reeds lang licht zou zijn opgegaan, wat het weder opduiken van -het schandaal, deze geheele heftige campagne van onthullingen, waaronder het geheele -land leed, voorkomen zou hebben. -</p> -<p>Nu echter begreep men, dat zwijgen onmogelijk geworden was, de beide met zooveel ophef -van plichtverzaking beschuldigde ministers moesten antwoorden, hun volkomen onschuld -bewijzen, het meest heldere licht over hun geval doen schijnen, geheel afgezien nog -van het feit, dat het Parlement een dergelijke beschuldiging van onteerende omkoopbaarheid -niet op zich mocht laten zitten. Hij rakelde de geheele geschiedenis der affaire op, -sprak van de concessie, die aan den bankier Duvillard voor de Afrikaansche sporen -gegeven was, over de beruchte emissie van premieloten, welke de Kamer—wanneer men -de aanklagers gelooven mocht—goed gekend had dank zij een omkooperij, een geschacher -met en een koopen van gewetens. Op dit punt van zijn rede, toen hij begon over den -beruchten Hunter, Duvillard’s drijver, dien de politie had laten ontvluchten, om zich -des te meer met de vervolging van socialistische afgevaardigden te kunnen vermoeien, -geraakte hij in vuur en liet zich tot een onstuimige heftigheid verleiden. -</p> -<p>Hij sloeg met zijn vuist op de tribune, sommeerde Barroux kategorisch tegen te spreken, -dat hij van de tweehonderd duizend francs, waarmede zijn naam op de lijst voorkwam, -ooit een centime gekregen had. Stemmen schreeuwden hem toe, <span class="pageNum" id="pb284">[<a href="#pb284">284</a>]</span>dat hij de geheele lijst voor moest lezen; andere begonnen, toen hij haar voorlezen -wilde, lawaai te maken en te brullen, dat het een schandaal was om zoo’n leugenachtig -en lasterlijk pamphlet in een Fransche Kamer te brengen. Maar hij bleef geestdriftig -doorgaan, gooide Sanier in de modder, ontkende beslist, dat hij iets met de aanklagers -gemeen had, maar eischte, dat allen op denzelfden voet behandeld werden en dat, als -er onder zijn collega’s omgekochten waren, men ze hedenavond nog in Mazas zou laten -slapen. -</p> -<p>De president stond achter zijn monumentale tafel en luidde machteloos als een loods, -die den storm niet meer meester is. Te midden van de opgeblazen en schreeuwende gezichten -bewaarden alleen die van de boden den onverstoorbaren ernst van hun functie. Tusschen -het lawaai in bleef men de stem van den redenaar hooren, die in een plotselingen overgang -een tegenstelling begon te maken tusschen de door hem gedroomde collectivistische -maatschappij en de misdadige kapitalistische maatschappij, welke in staat was dergelijke -schandalen te verwekken. Hij was als een apostel, die met een woeste halsstarrigheid -de wereld naar zijn geloof wilde hervormen. Het collectivisme was een leer, een dogma -geworden, waarbuiten geen heil te vinden was. De voorspelde dagen zouden weldra komen; -hij wachtte ze met een glimlach vol vertrouwen af; hij behoefde nog slechts dit ministerie -en misschien nog een tweede of een derde omver te werpen, om eindelijk zelf als hervormer, -die vrede brengen zou aan de volkeren, de macht in handen te krijgen. Deze sectariër -had—zooals de andere socialisten verwijtend beweerden—dictatorsbloed in zijn aderen. -Weer luisterde men naar hem, want zijn koortsachtige, hardnekkige rhetoriek had ten -slotte de schreeuwers uitgeput. Toen hij <span class="corr" id="xd30e3639" title="Bron: eindeiijk">eindelijk</span> de tribune verliet, weerklonken op sommige banken der linkerzijde luidruchtige toejuichingen. -</p> -<p>“Een paar dagen geleden heb ik hem met zijn drie kinderen in den Jardin des Plantes -gezien,” zeide Massot tegen den generaal. “Hij zorgde voor hen als een kindermeid. -Hij lijkt mij een brave kerel, die zijn arm huishouden zooveel mogelijk tracht te -verbergen.” -</p> -<p>Maar een rilling was door de zaal gehuiverd. Barroux stond op om naar de tribune te -gaan. Hij richtte met een hem eigen beweging, die zijn hoofd naar achteren wierp, -zijn hooge gestalte op en begon dadelijk in een mooie, bloemrijke taal en met theatrale -gebaren zijn zwaarmoedige <span class="pageNum" id="pb285">[<a href="#pb285">285</a>]</span>verontwaardiging te schilderen. Het was een romantische tribune-welsprekendheid, waaruit -men dadelijk den braven, weekhartigen, eenigszins dommen man, die hij per slot van -rekening was, proeven kon. Toch beefde dien dag een echte, diepe ontroering in hem, -want zijn hart bloedde over zijn ongelukkig lot en hij voelde met zich een geheele -wereld instorten. O, hoe hield hij den kreet van wanhoop in, den kreet van den burger, -dien de gebeurtenissen op den dag, dat hij door zijn toewijding recht meent te hebben -op den triomf, in het gezicht slaan en terugwerpen. -</p> -<p>Hoe vreeselijk, wanneer men zich sedert het keizerrijk met hart en ziel aan de Republiek -gegeven, voor haar gestreden, voor haar geleden, haar vervolgens na de verschrikking -van een nationalen en een burgeroorlog temidden van den dagelijkschen partijstrijd -gegrondvest heeft, zich dan plotseling, wanneer zij eindelijk triompheert en sterk -en onoverwinlijk is, als een vreemdeling uit een anderen tijd te voelen, te hooren, -hoe nieuw aangekomenen een andere taal spreken, een ander ideaal verdedigen, getuige -te moeten zijn van een instorting van alles wat men liefheeft en vereert, van alles, -wat iemand de kracht tot overwinnen gegeven heeft. De machtige arbeiders van den eersten -tijd waren er niet meer. Gambetta had gelijk gehad te sterven. Maar welk een bitterheid -voor de laatste, temidden van de intelligente en handige jonge generatie overgebleven -ouden, die zien moesten, hoe er om hun ouderwetsch geworden romantisme gelachen werd. -Alles stortte ineen, zoodra de idee der vrijheid bankroet sloeg, zoodra de vrijheid -niet meer het eenige goed, het fundament zelf der republiek was, die zij zoo duur -en met zooveel inspanning van krachten gekocht hadden. -</p> -<p>Zeer oprecht en zeer waardig bekende Barroux. De republiek was de heilige ark, en -om haar te redden, zoodra zij in gevaar verkeeren kon, werden alle middelen, zelfs -de ergste, geheiligd. Hij vertelde de geschiedenis heel eenvoudig: al het geld van -de bank Duvillard zou, onder voorwendsel van publiciteit, naar de bladen der oppositie -gaan, terwijl de republikeinsche bladen belachelijk kleine sommen kregen. Als minister -van Binnenlandsche Zaken was hij toenmaals met de persaangelegenheden belast; en wat -zou men gezegd hebben, indien hij niet getracht had het juiste evenwicht te herstellen, -zoodat de macht van de tegenstanders niet vertienvoudigd werd. Alle handen strekten -zich naar hem uit, tallooze bladen, en daaronder de meest verdienstelijke en <span class="pageNum" id="pb286">[<a href="#pb286">286</a>]</span>meest getrouwe, eischten het hun rechtmatig toekomend deel. Dat deel nu had hij hun -verzekerd door onder hen de tweehonderd duizend francs, waarmede zijn naam op de lijst -voorkwam, te verdeelen. Geen centime daarvan was in zijn zak terechtgekomen; hij gaf -niemand het recht aan zijn rechtschapenheid te twijfelen, zijn woord moest voldoende -zijn. Op dat oogenblik was hij werkelijk bewonderenswaardig groot. Alles, zijn pralende -middelmatigheid, zijn emphase verdween; niets was meer over dan de man van eer, die -bevend zijn hart liet zien, wiens geweten bloedde door het uitrukken der waarheid, -die begreep, dat de belooning uitblijven zou. -</p> -<p>Inderdaad werd de rede met een ijskoude stilte ontvangen. Barroux, die in zijn naïveteit -geloofd had, dat een uitbarsting van geestdrift volgen zou, werd langzamerhand zelf -door die koude, welke uit alle banken opsteeg, aangegrepen. Plotseling voelde hij, -dat hij alleen stond, dat het uit was met hem, dat de dood hem aangeraakt had. Het -was de leegte als van een graf in hem. Toch sprak hij te midden van de angstaanjagende -stilte verder met de bravoure van een arme, die zelfmoord pleegt en uit liefde voor -mooie en edele houdingen, staande sterven wil. Het einde was een laatste, mooi gebaar. -Toen hij de tribune verliet, was de stemming nog killer geworden, weerklonk er geen -enkele toejuiching. Tot overmaat van ramp had hij een toespeling gemaakt op het heimelijke -drijven van Rome en van de geestelijkheid, dat volgens hem geen ander doel had dan -om de verloren posities te heroveren en vroeger of later de monarchie te herstellen. -</p> -<p>“Wie is nou zoo stom om te bekennen?” prevelde Massot. “Hij ligt op zijn gat en het -ministerie met hem.” -</p> -<p>Nu betrad te midden van die tot ijs verstijfde zaal Monferrand zonder eenige aarzeling -de tribune. Het was voor de zich allesbehalve op haar gemak gevoelende Kamer een groote -opluchting, toen Monferrand dadelijk met een formeel en krachtig démenti begon. Hij -sloeg met zijn eene vuist op de tribune, en gaf met de andere uit naam van zijn beleedigde -eer, harde slagen op zijn borst. Met zijn korte, ineengedrongen gestalte, zijn vooruitstekend -gezicht, zijn dikken, sensueelen en eerzuchtigen neus, zijn breede schouders, waarachter -hij zijn groote handigheid verborg, was hij een oogenblik prachtig om aan te zien. -Hij ontkende alles. Niet alleen wist hij niet, wat die achter zijn naam geschreven -<span class="pageNum" id="pb287">[<a href="#pb287">287</a>]</span>tachtig duizend francs beteekenden, maar hij daagde de geheele wereld uit, om te bewijzen, -dat hij ooit een sou van dat geld aangeraakt had. Zijn verontwaardiging kookte en -stroomde zóó over, dat hij er zich niet mede tevreden stelde in zijn naam alles te -loochenen, maar ook in den naam van alle tegenwoordige en vroegere Kamers, alsof deze -monstruositeit van een volksvertegenwoordiger, die zijn stem verkocht, alle denkbare -smadelijke misdaden overtrof. De bijval barstte los, de weer verwarmde, bevrijde Kamer -juichte hem toe. -</p> -<p>Toch riepen op de socialistische banken enkele stemmen, dat hij een verklaring moest -geven van de affaire der Afrikaansche sporen, herinnerden hem er aan, dat hij minister -van Openbare Werken was, toen de premieleening goedgekeurd werd, eischten eindelijk -te weten wat hij van plan was heden als minister van Binnenlandsche Zaken tegenover -de onthullingen te doen, om het geweten van het land gerust te stellen. Maar hij moffelde -de vraag weg en zeide, dat, wanneer er schuldigen waren, de gerechtigheid haar loop -moest hebben: niemand behoefde hem aan zijn plicht te herinneren. Dan voerde hij plotseling -met een onvergelijkelijke kracht en handigheid de afleidende beweging uit, die hij -sinds den vorigen dag voorbereidde. Zijn plicht vergat hij nooit, hij deed dien steeds -als een trouw soldaat der natie met evenveel waakzaamheid als voorzichtigheid. Had -men hem zooeven niet beschuldigd de politie te gebruiken voor God weet wat voor lage -spionnagediensten, waardoor het den beruchten Hunter mogelijk geweest was te ontvluchten? -Welnu, hij kon aan de Kamer mededeelen, waarvoor hij den vorigen dag die belasterde -politie gebruikt had, wat zij voor de gerechtigheid en de openbare orde gedaan had. -Den vorigen dag had zij in het Bois de Boulogne den gevaarlijksten misdadiger gearresteerd, -den dader van den bomaanslag in de rue Godot-de-Mauroy, dien anarchistischen werkman, -dien Salvat, die meer dan zes weken met alle nasporingen gespot had. In den loop van -den avond had de onverlaat een volledige bekentenis afgelegd; de gerechtigheid zou -nu spoedig haar werk doen. Eindelijk was de openbare moraal gewroken, kon Parijs zijn -langen schrik van zich afwentelen, was de anarchie getroffen in haar zwakste punt. -Dat had hij, de minister, voor de eer en het heil van het land gedaan, terwijl vuile -lasteraars vergeefs zijn naam trachtten te bezoedelen door dien op een lijst, het -werk van de laagste politieke manoeuvres, te plaatsen. -<span class="pageNum" id="pb288">[<a href="#pb288">288</a>]</span></p> -<p>Met open mond en rillend luisterde de Kamer. Deze uit den hemel vallende arrestatie, -waarover geen enkel ochtendblad gesproken had; dit geschenk, dat Monferrand in dien -verschrikkelijken Salvat, welke reeds een misdadigers-mythe begon te worden, aan de -Kamer scheen te geven; deze geheele ensceneering pakte haar als een lang op zijn voltooiing -gewacht hebbend drama, welks ontknooping zich nu plotseling voor haar afspeelde. Diep -ontroerd en gevleid bracht zij een lange ovatie aan den redenaar, die echter door -bleef gaan om zijn energieke daad, de redding der maatschappij, de bestraffing der -misdaad te verheerlijken, zonder daarbij te vergeten de belofte af te leggen, dat -hij steeds de man met de krachtige vuist, de man van de openbare orde zou zijn. Ja, -hij veroverde zelfs de bank der rechterzijde, toen hij, zich losmakend van Barroux, -eindigde met het uitspreken van sympathie voor de geallieerde Katholieken, met een -beroep op de eendracht van de verschillende geloofsbelijdenissen tegen den gemeenschappelijken -vijand, het woeste socialisme, dat alles wilde vernietigen. -</p> -<p>Toen Monferrand de tribune verliet, was de truc gelukt: hij had zichzelf weer uit -het troebele water opgevischt. De geheele Kamer, rechts en links dooreen, juichte -en overstemde de protesten van de enkele socialisten, wier lawaai dit triomfgeschreeuw -slechts verhoogde. Vele handen werden naar hem uitgestoken; hij bleef een oogenblik -glimlachend staan, maar het was een glimlach, waarachter zich een toenemende onrust -verborg. Zijn succes begon hem bang te maken. Zou hij te goed gesproken hebben? Zou -hij, in plaats van zichzelf alleen te redden, ook het ministerie gered hebben? Dat -zou zijn geheele plan in duigen hebben doen vallen. De Kamer moest niet stemmen onder -den indruk van deze redevoering, die haar zoo geschokt had. Hij doorleefde twee of -drie minuten van werkelijken angst, terwijl hij nog steeds glimlachend afwachtte of -niemand opstaan zou, om hem te beantwoorden. -</p> -<p>Op de tribunes was het succes even groot. Men had dames zien juichen. Zelfs monseigneur -Martha gaf teekenen van levendige voldoening. -</p> -<p>“Dat zijn nu onze tegenwoordige krijgers, generaal,” zeide Massot met een spottend -grijnslachje. “En die daar is een haantje de voorste. Dat is je handig uit een <span class="corr" id="xd30e3667" title="Bron: moeiijke">moeilijke</span> positie redden. Maar het is een kranig werkje.” -</p> -<p>Eindelijk zag Monferrand, dat Vignon, aangespoord door <span class="pageNum" id="pb289">[<a href="#pb289">289</a>]</span>zijn vrienden, opstond en naar de tribune ging. Nu keerde zijn spottend-gemoedelijk -glimlachje terug; en hij ging weer op de ministerbank zitten, om schijnheilig te luisteren. -</p> -<p>Met Vignon kreeg de Kamer dadelijk een geheel ander aspect. Met zijn mooien blonden -baard, zijn blauwe oogen, zijn slanke, jeugdige houding stond hij flink en correct -op de tribune. Hij sprak als een praktisch man met een eenvoudige en onmiddellijk -zijn gehoor treffende welsprekendheid, die de holle rhetoriek van zijn voorgangers -nog leeger en pralender deed schijnen. Door zijn korte werkzaamheid in de administratie -had hij een levendig begrip voor zaken gekregen, kon hij de meest ingewikkelde quaesties -makkelijk formuleeren en oplossen. Steeds in de weer, dapper en zeker van zijn geluksster -ging hij de toekomst tegemoet; hij had het geluk om nog te jong en te handig te zijn -om zich in iets te hebben gecompromitteerd. Zijn programma was iets vooruitstrevender -dan dat van Barroux en Monferrand, opdat hij, wanneer hij het ministerie had doen -vallen, hun plaats zou kunnen innemen. Verder was hij heel goed in staat dit programma -uit te voeren door de reeds zoo lang beloofde hervormingen te beproeven. -</p> -<p>Dus zeide hij met zijn heldere stem zeer beslist wat hij te zeggen had, wat het gezond -verstand, het <span class="corr" id="xd30e3677" title="Bron: heimlijke">heimelijke</span> geweten zelf der Kamer verwachtte. Zeker hij was de eerste om zich te verheugen over -een arrestatie, die het geheele land geruststellen zou. Maar hij zag niet in welk -verband er bestaan kon tusschen die arrestatie en de droevige zaak, die thans aan -het oordeel der Kamer onderworpen werd. Dat waren twee totaal verschillende quaesties -en hij bezwoer zijn collega’s niet te stemmen in de voorbijgaande opwinding, waarin -hij hen thans zag. Er moest een volkomen en helder licht over de zaak ontstoken worden, -en dat konden de twee aangeklaagde ministers natuurlijk niet doen. Verder verklaarde -hij zich tegen een enquête-commissie, hij was van meening, dat men de schuldigen, -als die er waren, naar de rechtbank behoorde te verwijzen. Ook hij eindigde met een -discrete toespeling op den toenemenden invloed van de geestelijkheid en zeide, dat -hij geen enkel compromis van welken aard dan ook aanvaardde en de dictatuur van den -Staat even goed verwierp als een herleving van den ouden theocratischen geest. -</p> -<p>Goedkeurend gemompel ging door de geheele zaal. Toen Vignon weer ging zitten, weerklonken -slechts enkele toejuichingen. <span class="pageNum" id="pb290">[<a href="#pb290">290</a>]</span>Maar de Kamer had haar gewone kalmte weer teruggekregen; de toestand was zoo duidelijk, -de uitslag der stemming zoo zeker, dat Mège, die eerst nog had willen repliceeren, -het verstandiger vond van het woord af te zien, hoe zwaar hem dat ook viel. Vooral -de kalme houding van Monferrand, die steeds door aandachtig naar de rede van Vignon -had zitten luisteren, als wilde hij aan het talent van zijn tegenstander de noodige -eer geven, viel op; Barroux daarentegen zat na de ijzige koude, waarmede zijn rede -opgenomen was, onbeweeglijk en doodsbleek op zijn bank, als had de instorting der -oude wereld ook hem getroffen en verpletterd. -</p> -<p>“Het ministerie is gevallen,” begon Massot weer. “Ja, die kleine Vignon zal het ver -brengen. Men zegt, dat hij van het Elysée droomt. In ieder geval is hij op dit oogenblik -de aangewezen kabinetsformateur.” -</p> -<p>Toen hij te midden van het lawaai der nu volgende stemmingen weg wilde gaan, hield -de generaal hem terug. -</p> -<p>“Wacht nog even, mijnheer Massot … Wat een walgelijke boel is die parlementaire keuken! -U moest dat eens in een artikel zeggen en aantoonen hoe het land langzamerhand verzwakt -en tot in het merg bedorven wordt door zulke dagen van nuttelooze en vuile discussies. -Een slag, waarin vijftig duizend man vallen, zou ons minder uitputten, meer leven -in ons hart achterlaten dan tien jaar van dit <span class="corr" id="xd30e3688" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span> parlementarisme … Loop eens een ochtend bij mij op. Ik zal u een militair wetsontwerp -laten zien: wij moeten tot ons vroeger beperkt beroepsleger terugkeeren, wanneer we -niet willen, dat ons zoo verburgerd nationaal leger, dat een zoo illusoire massa vormt, -het doode gewicht wordt, dat de natie ten gronde richt.” -</p> -<p>Sedert de opening der zitting had Pierre geen woord gezegd. Hij luisterde aandachtig, -eerst in het onmiddellijke belang van zijn broer, dan langzamerhand ook zelf medegesleept -door de koortsachtige opwinding, die zich van de zaal meester maakte. Hij kwam hoe -langer hoe meer tot de overtuiging, dat Guillaume niets meer te vreezen had, maar -hoe ging hier de eene gebeurtenis over in de andere, welk een indruk maakte hier de -arrestatie van Salvat! De feiten vereenigden, verwarden, veranderden zich onophoudelijk! -Terwijl hij zich over de woelige zaal heenboog, kon hij er de tallooze botsingen van -<span class="corr" id="xd30e3693" title="Bron: hartstochtten">hartstochten</span> en belangen als het ware zien. -<span class="pageNum" id="pb291">[<a href="#pb291">291</a>]</span></p> -<p>Hij had den grooten strijd tusschen Barroux, Monferrand en Vignon gevolgd, hij merkte -de kinderlijke vreugde van Mège op, die gelukkig was, dat hij den modderigen grond -van dit water, waarin hij nooit anders dan voor anderen vischte, aan het roeren gebracht -had; nu was hij vol belangstelling voor Fonsègue, die, uiterst kalm en ingewijd in -de geheimen der toekomst, Dutheil en Chaigneux trachtte gerust te stellen. Doch steeds -weer keerde zijn blik terug tot monseigneur Martha, hem had hij geen oogenblik uit -het oog verloren, terwijl hij de emoties der zitting volgde op zijn kalm en glimlachend -gezicht, alsof deze geheele dramatische parlementaire comedie slechts gespeeld werd -voor den toekomstigen triomf, waarop deze priester hoopte. In afwachting van den uitslag -der stemming hoorde hij naast zich niets meer dan de gesprekken tusschen den generaal -en Massot over taktiek, kader en recruteering, dan hun discussie over de noodzakelijkheid -van een bloedbad voor geheel Europa. O, wanneer zou deze jammerlijke menschheid, die -in de parlementen en in veldslagen niets dan vechten en elkaar vernietigen wil, eindelijk -tot ontwapening overgaan, om naar de geboden van gerechtigheid en rede te luisteren? -</p> -<p>De verwarring ten opzichte van de moties van orde scheen eeuwig te duren; het was -een regen van moties, die liepen van de zeer heftige van Mège tot de strenge van Vignon. -Het ministerie aanvaardde slechts een eenvoudig overgaan tot de orde van den dag en -werd verslagen; de motie van Vignon werd eindelijk met een meerderheid van vijf-en-twintig -stemmen aangenomen. Een gedeelte van de rechterzijde had zich met de linkerzijde en -de socialisten vereenigd. Een lang aangehouden lawaai, dat uit de zaal opsteeg en -op de tribunes overging, begroette dit resultaat. -</p> -<p>“Ziezoo, nu hebben wij een ministerie-Vignon,” zeide Massot, toen hij met den generaal -en Pierre wegging. “Maar Monferrand heeft er zich toch aardig uitgewerkt. Als ik Vignon -was, zou ik maar goed uit mijn oogen kijken.” -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>’s Avonds had in het kleine huisje te Neuilly een in al zijn eenvoud roerend afscheid -plaats. Nadat Pierre treurig, maar volkomen gerustgesteld, thuis gekomen was, had -Guillaume besloten den volgenden dag weer naar Montmartre terug te gaan. En daar ook -Nicolas Barthès vertrekken <span class="pageNum" id="pb292">[<a href="#pb292">292</a>]</span>moest, zou het kleine huisje weer in zijn vroegere troostelooze eenzaamheid terugzinken. -</p> -<p>Théophile Morin, aan wien Pierre de treurige tijding had medegedeeld, was gekomen; -en toen de vier mannen zich om zeven uur aan tafel <span class="corr" id="xd30e3710" title="Bron: zeten">zetten</span>, wist Barthès nog niets. Den geheelen dag had hij met zijn zwaren stap van een gevangen -leeuw in zijn kamer op en neer geloopen; hij leefde in dit door een vriend aangeboden -asyl als een heldhaftig groot kind, dat zich nooit om verhoudingen van het heden noch -om de bedreigingen van de toekomst bekommert. Zijn leven was altijd een grenzenlooze -hoop geweest, die zich steeds te pletter liep tegen de hoeksteenen der werkelijkheid. -Al wat hij liefgehad had, al wat hij door vijftig jaren van gevangenisstraf en verbanning -meende bereikt te hebben—de allen gelijk makende vrijheid—de broederlijke republiek—mocht -ingestort zijn en aan zijn droom het hardste démenti gegeven hebben, toch was zijn -geloof, het reine geloof van zijn jeugd, dat zeker was van de toekomst, gebleven. -Een hemelsch glimlachje speelde om zijn lippen, wanneer de jongeren, de dwepers met -hem spotten en hem een goeden ouden kerel noemden. Hij zelf begreep niets van de nieuwe -secten, maakte zich boos over haar gebrek aan menschelijkheid; trotsch en stijfhoofdig -bleef hij bij zijn denkbeeld de wereld door het eenzijdige begrip van louter van nature -goede, vrije en broederlijk gezinde menschen te hervormen. -</p> -<p>Dien avond was hij onder het eten, nu hij zich door werkelijke vrienden omgeven voelde, -heel opgewekt en toonde de onschuld van zijn ziel door de volkomen zekerheid, waarin -hij verkeerde, dat hij ondanks alles zijn ideaal in de naaste toekomst verwezenlijkt -zou zien. Dan vertelde hij kostelijke geschiedenissen over zijn verschillende gevangenissen; -wanneer hij praten wilde, was hij een gezellig verteller. Hij kende alle gevangenissen, -Sainte-Pélagie, Mont-Saint-Michel, Belle-Ile-en-Mer en Clairvaux, lachte nog over -sommige herinneringen en schilderde het asyl, dat hij overal in zijn vrij geweten -gevonden had. -</p> -<p>De drie mannen, die naar hem luisterden, waren verrukt, niettegenstaande de angst -bij de gedachte, dat deze eeuwige gevangene, deze eeuwige balling weer opnieuw op -moest staan en zijn stok weer opnemen om verder te gaan, hun hart samenkneep. -</p> -<p>Eerst bij het dessert sprak Pierre. Hij vertelde hoe de minister hem ontboden had -en Barthès acht-en-veertig uur <span class="pageNum" id="pb293">[<a href="#pb293">293</a>]</span>gaf om over de grens te gaan, als hij niet gearresteerd wilde worden. De oude man -met zijn lang wit haar, zijn arendsneus en zijn nog altijd jeugdig schitterende oogen -stond ernstig op en wilde dadelijk vertrekken. -</p> -<p>“Wat, beste jongen, je weet dat alles sedert gisteren en je hebt me toch bij je gehouden -en mij aan het gevaar blootgesteld je, door in je huis te blijven, nog meer te compromitteeren … -Je moet het me niet kwalijk nemen, ik dacht niet aan de moeilijkheden, waarin ik je -bracht, ik meende, dat alles zoo goed ging … Maar ik dank Guillaume en ik dank jou -voor de rustige dagen, die je aan den ouden zwerver, den ouden dwaas, die ik ben, -gegeven hebt!” -</p> -<p>Ze smeekten hem nog tot den volgenden ochtend te blijven, maar daarvan wilde hij niets -hooren. Tegen middernacht ging er een trein naar Brussel; dien kon hij nog makkelijk -halen. Zelfs weigerde hij beslist, dat Morin met hem mede zou gaan. Morin was niet -rijk en had zijn bezigheden: zou hij hem zijn tijd ontnomen hebben, terwijl het toch -zoo eenvoudig was, dat hij alleen ging? Hij keerde als een wandelende Jood der vrijheid, -dien zijn legendarisch martelaarschap eeuwig door de wijde wereld drijft, naar de -verbanning terug. -</p> -<p>Toen hij om tien uur in de kleine, ingeslapen straat van zijn gastheeren afscheid -nam, stonden er tranen in zijn oogen. -</p> -<p>“Ik ben niet jong meer; ditmaal is het uit! Ik zal niet meer terugkeeren; mijn gebeente -zal daar ergens in een hoekje rusten.” -</p> -<p>Maar nadat hij Guillaume en Pierre liefdevol een kus op hun wangen gedrukt had, richtte -zijn ontembaar en trotsch wezen zich weer op, kon hij een laatsten kreet van hoop -niet onderdrukken. -</p> -<p>“Kom, wie weet, morgen is het misschien reeds de dag van den triomf. De toekomst behoort -aan hem, die haar maakt en haar verwacht!” -</p> -<p>Hij was reeds lang uit het gezicht verdwenen, toen zij nog zijn krachtigen, flinken -stap langzaam hoorden wegsterven in de verte, in den helderen nacht. -<span class="pageNum" id="pb294">[<a href="#pb294">294</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<div id="xd30e2615"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e2615src">1</a></span> Wat wij gruwelkamer zouden kunnen noemen. <a class="fnarrow" href="#xd30e2615src" title="Ga terug naar noot 1 in tekst.">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div id="bk4" class="div1 book"><span class="pageNum">[<a href="#bk4.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">VIERDE BOEK.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<div id="ch4.1" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch4.1.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">I.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Het was een zachte ochtend in het laatst van Maart, toen Pierre met zijn broer Guillaume -het kleine huisje te Neuilly verliet, om met hem naar Montmartre te gaan. Zijn hart -kromp ineen bij de gedachte, dat hij alleen terugkeeren en weer in zijn wanhoop en -in zijn Niet terugzinken zou. Hij had niet geslapen, een radelooze bitterheid vervulde -hem; maar hij verborg zijn smart en dwong zich tot een glimlach. -</p> -<p>Toen de twee broers zagen, dat het zulk mooi en lekker weer was, besloten zij te voet -te gaan; een lange wandeling over de buitenboulevards. Het sloeg negen uur. Pierre -vond het heerlijk zijn ouderen broeder, die één en al opgewektheid was bij de gedachte -aan de verrassing, die hij den zijnen als bij den terugkeer van een reis bereidde, -naar huis te vergezellen. Guillaume had de zijnen niet gewaarschuwd, doch hun slechts -van tijd tot tijd geschreven hoe het met hem ging. Uit voorzichtigheid en zijn verlangen -eerbiedigend, waren zijn zoons hem niet komen opzoeken; en ook het jonge meisje, waarmede -hij trouwen zou, had verstandig, kalm en bescheiden gewacht. -</p> -<p>Toen zij de zonnige hellingen van Montmartre beklommen hadden, ging Guillaume, die -een sleutel had, eenvoudig en zacht naar binnen. Het kleine huisje op de place du -Tertre scheen in een diepen vrede te sluimeren en Pierre vond het juist zoo terug -als hij het bij zijn eerste en eenig bezoek gezien had: stil, glimlachend en badend -in een eindelooze teederheid. Eerst had men de smalle gang, die door den rez-de-chaussée -liep, om een uitzicht te geven op den onmetelijken horizont van Parijs. Dan kwam de -tuin, die tot twee pruimeboomen en een boschje seringen, waaraan nu jonge blaadjes -vroolijk lachten, ingekrompen was, en ditmaal zag Pierre <span class="pageNum" id="pb295">[<a href="#pb295">295</a>]</span>drie fietsen tegen de pruimeboomen staan. Ten slotte het groote, vroolijke werkvertrek, -waarin het heele gezin leefde en welks ramen de dakenzee beheerschte. -</p> -<p>Guillaume was, zonder iemand gezien te hebben, bij het atelier gekomen. Vroolijk bracht -hij zijn vinger aan zijn lippen. -</p> -<p>“Nou zal je eens wat zien, beste Pierre.” -</p> -<p>De deur ging geruischloos open en zij bleven even op den drempel staan. Alleen de -drie zoons waren er. Thomas was met een perforeermachine bezig en maakte tallooze -gaten in een kleine koperen plaat. In den anderen hoek, voor de glazen deur, zaten -François en Antoine aan hun groote tafel, de een in een boek verdiept, terwijl de -andere met zijn graveerstift aan een houtsnede bezig was. Vroolijk vielen de zonnestralen -binnen en speelden tusschen het pêle-mêle van het vertrek, waarin zooveel verschillend -werk en zooveel verschillende werktuigen opgehoopt waren, te midden waarvan de werktafel -van de beide vrouwen met een heerlijken ruiker nagelbloemen versierd was. In de diepe -aandacht der drie jonge mannen, in de <span class="corr" id="xd30e3743" title="Bron: religieuse">religieuze</span> stilte hoorde men niets dan het zachte krassen der machine bij ieder gat, dat de -oudste boorde. -</p> -<p>Maar hoewel Guillaume zich op den drempel niet bewoog, ging er toch een rilling, een -plotselinge waarschuwing door het vertrek. De drie zoons keken als door een ingeving -tegelijk op en met denzelfden kreet en met dezelfde geestdrift vlogen zij hem om zijn -hals. -</p> -<p>“Vader!” -</p> -<p>Gelukkig drukte hij ze aan zijn borst en gaf hun een kus. Dat was alles: geen verdere -sentimentaliteiten, geen nuttelooze woorden. Het was alsof hij den vorigen avond uitgegaan -was en nu, na wat langer dan gewoonlijk opgehouden te zijn, weer thuiskwam. Glimlachend -keek hij hen aan, terwijl zij hem eveneens aankeken en ook glimlachten. Maar dat drukte -al hun liefde, de volkomen overgave voor eeuwig uit. -</p> -<p>“Kom toch binnen, Pierre, en geef dien kerels een hand!” -</p> -<p>De priester was verlegen en zich niet op zijn gemak gevoelend, bij de deur blijven -staan. Zijn drie neven schudden hem hartelijk de hand, dan echter ging hij, daar hij -niet goed wist wat hij doen moest, voor het raam zitten. -</p> -<p>“Nu jongens, waar is Grootmoeder en waar is Marie?” -</p> -<p>Grootmoeder was juist naar haar kamer gegaan en het <span class="pageNum" id="pb296">[<a href="#pb296">296</a>]</span>jonge meisje had het plotseling in haar hoofd gekregen zelf op de markt inkoopen te -doen. Dat was een van haar grootste genoegens; zij beweerde, dat zij alleen versche -eieren en boter, die naar hazelnoten rook, koopen kon. Bovendien bracht zij dikwijls -wat lekkers of bloemen mede, blij, dat zij kon laten zien wat een goede huisvrouw -zij was. -</p> -<p>“Zoo, en gaat alles goed, jongens?” vroeg Guillaume verder. “Zijn jullie tevreden? -Schiet het werk op?” -</p> -<p>Hij deed aan ieder afzonderlijk een korte vraag, als iemand, die dadelijk weer in -zijn dagelijksche gewoonten thuis is. Thomas, wiens goedig gezicht straalde, vatte -in enkele zinnen zijn nieuwe proeven omtrent den nieuwen motor samen, waarvan hij -zeker was hem thans gevonden te hebben. François, nog steeds druk bezig met de studies -voor zijn examen, vertelde schertsend van den grooten hoop stof, dien hij nog in zijn -hersens moest opstapelen. Antoine liet hem de houtsnede zien, die hij bijna klaar -had: zijn vriendinnetje Lise, de zuster van den beeldhouwer Jahan, die in een tuin -in de zon zat te lezen. Al pratend waren de drie jongens weer naar hun plaatsen gegaan -en hervatten heel natuurlijk, tengevolge van de sterke tucht, die van den arbeid hun -leven zelf gemaakt had, hun werk. -</p> -<p>“Nou jongens, ik heb ook den tijd, dat ik op bed liggen moest, niet nutteloos voorbij -laten gaan. Ik heb zelfs een heeleboel aanteekeningen gemaakt.” -</p> -<p>“Wij zijn te voet gekomen, maar een rijtuig zal dat alles met de kleeren en het linnengoed, -die Grootmoeder mij gestuurd heeft, brengen … Wat ben ik blij alles hier weer terug -te vinden! Wat zullen we weer werken!” -</p> -<p>Reeds zat hij weer in zijn eigen hoekje. Tusschen de smidse en het raam was een groote -ruimte voor hem gereserveerd; daar waren zijn vitrines en planken, die vol stonden -met allerlei toestellen, zijn oventje en zijn lange tafel, waarvan hij het einde gebruikte -als bureau. Reeds nam hij weer bezit van die wereld, zijn blikken gingen, gelukkig -alles weer in orde terug te vinden, van het een naar het ander, zijn handen zochten, -raakten de voorwerpen aan, als had hij, evenals zijn drie zoons, haast weer aan het -werk te gaan. -</p> -<p>Maar op dat oogenblik riep Grootmoeder, die boven aan de trap ernstig, kalm en rechtop -in haar eeuwige zwarte japon stond: -<span class="pageNum" id="pb297">[<a href="#pb297">297</a>]</span></p> -<p>“Ben jij daar, Guillaume? Wil je even boven komen?” -</p> -<p>Hij ging naar boven, want hij begreep, dat zij hem op de hoogte brengen, hem geruststellen, -hem dadelijk alles zeggen wilde, wat zij onder vier oogen te zeggen had. Het ging -om het vreeselijke geheim, dat alleen tusschen hen bestond, het eenige, wat zijn zoons -niet wisten, datgene wat hem met angst gemarteld had, toen hij na den aanslag bang -was, dat het ontdekt en bekend worden zou. Boven in de kamer liet zij hem naast het -bed de geheime bergplaats zien, waarin de patronen van het nieuwe kruit en de plannen -voor de verschrikkelijke vernietigingsmachine bewaard werden. Hij vond ze terug zooals -hij ze achtergelaten had; om ze aan te raken, had men de oude vrouw moeten dooden -of met haar het huis in de lucht laten vliegen. Op haar kalme, heldhaftige manier -gaf zij hem den sleutel terug, dien hij haar den ochtend na zijn verwonding door Pierre -had laten brengen. -</p> -<p>“Je was toch niet ongerust, wel?” -</p> -<p>“Alleen ongerust dat de politie u zou kunnen brutaliseeren … U bent de hoedster en -u zoudt mijn werk voltooien, als ik sterven mocht!” -</p> -<p>Intusschen voelde Pierre, die nog steeds beneden voor het raam zat, zijn verlegenheid -toenemen. O, zeker, allen kwamen hem in dit huis met liefdevolle sympathie tegemoet—maar -waarom scheen het hem dan toe, alsof de dingen en de menschen zelf, ondanks hun goeden -wil, hem vijandig bleven. En hij vroeg zich af wat er te midden van deze werkers, -die allen door een geloof staande gehouden werden, worden moest van hem, van hem, -die aan niets meer geloofde, die niets deed. Het zien van die zoo ijverig, zoo vroolijk -aan hun werk bezige broeders vervulde hem met een soort toornige geprikkeldheid, die -door het binnenkomen van Marie nog erger werd. -</p> -<p>Met haar mandje met inkoopen aan haar arm kwam zij, zonder hem te zien, binnen en -zag er in den glans van haar jeugd, met haar slanke taille en haar breede borst zóó -vroolijk en zóó overstroomend van gezondheid uit, dat men gedacht zou hebben, dat -een zonnige lente-ochtend met haar binnenkwam. Haar rose gezichtje, haar fijne neus, -haar groot, intelligent voorhoofd haar volle, goedige mond straalde onder haar donkere -lokken. Haar bruine oogen lachten in een voortdurenden jubel van gezondheid en kracht. -</p> -<p>“Jongens, jullie moesten eens weten wat ik allemaal gekocht <span class="pageNum" id="pb298">[<a href="#pb298">298</a>]</span>heb … Komt eens kijken! Ik heb de mand niet in de keuken willen uitpakken.” -</p> -<p>Zij hield niet op vóór zij om de mand, die zij op tafel gezet had, kwamen staan. -</p> -<p>“In de eerste plaats boter. Nou, ruikt die naar hazelnoten of niet? Die maken ze apart -voor mij … En dan eieren. Gisteren gelegd, op mijn woord van eer. En dit zelfs vandaag -pas … En dan coteletten. Prachtig, hè? De slager doet er speciaal zijn best op, als -ik ze kom halen!—En dan nog een roomkaas, maar van echte room, een prachtstuk!—En -eindelijk, als verrassing, radijsjes, mooie, kleine, roode radijsjes. Radijsjes in -Maart! Luxe gewoon!” -</p> -<p>Zij triompheerde als een goede huisvrouw, die de waarde der dingen kent en op het -lyceum Fénelon een heelen kook- en huishoudcursus gevolgd had. De drie broers lachten -met haar mede en maakte haar een complimentje. -</p> -<p>Maar plotseling zag zij Pierre. -</p> -<p>“Wat, zit u daar, mijnheer de abbé? Neem me niet kwalijk, maar ik had u heusch niet -gezien … En hoe is het met Guillaume? Komt u nieuws brengen?” -</p> -<p>“Maar vader is teruggekomen!” zeide Thomas. “Hij is boven bij Grootmoeder.” -</p> -<p>Verschrikt legde zij haar inkoopen weer in de mand. -</p> -<p>“Guillaume weer thuis! Guillaume weer thuis!… En dat zeg je me nou pas! En je laat -mij eerst mijn mand uitpakken! Een mooie boel, om zoo te staan pochen op mijn boter -en eieren, terwijl Guillaume weer thuis is!” -</p> -<p>Juist op dat oogenblik kwam deze met Grootmoeder naar beneden. Vroolijk liep zij naar -hem toe, liet zich twee stevige zoenen op haar beide wangen geven, legde dan haar -handen op zijn schouders, keek hem lang aan en zeide met een eenigszins bevende stem: -</p> -<p>“Ik ben blij, erg blij je weer terug te zien, Guillaume … Nu mag ik het wel zeggen, -ik ben erg bang geweest, dat ik je zou moeten verliezen.” -</p> -<p>En hoewel zij nog steeds lachte, kwamen er twee tranen in haar oogen. Ook hij was -zeer ontroerd en fluisterde, terwijl hij haar weer kuste: -</p> -<p>“Lieve Marie … Wat ben ik gelukkig! Ik vind je weer zoo mooi en zoo lief terug!” -</p> -<p>Pierre, die ze aankeek, vond hen koel. Blijkbaar had hij van verloofden, die een ongeluk -zoo kort vóór hun <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> langen tijd gescheiden had, meer tranen, een hartstochtelijker <span class="pageNum" id="pb299">[<a href="#pb299">299</a>]</span>omhelzing verwacht. Ook het groote verschil in leeftijd hinderde hem, hoewel zijn -broer er toch nog flink en jong uitzag. Neen, het moest het jonge meisje zijn, dat -niet in zijn smaak viel. Zij was te gezond, te kalm. Sedert zij binnen was, voelde -hij zijn verlegenheid, zijn lust om weg te gaan en niet meer terug te komen, grooter -worden. Het gevoel, dat hij zoo heel anders dan zij, dat hij een vreemdeling in het -huis van zijn broeder was, deed hem pijn. Hij stond op, wilde weggaan, onder voorwendsel, -dat hij nog een boodschap in Parijs moest doen. -</p> -<p>“Wat, wil je niet bij ons blijven dejeuneeren?” riep Guillaume verbaasd uit. “Dat -hadden we toch afgesproken. Neen, dat verdriet zal je me toch niet aandoen … Voortaan, -broertje, is dit huis het jouwe.” -</p> -<p>Ook al de anderen verzetten zich tegen zijn vertrek en drongen er hartelijk op aan, -dat hij zou blijven, zoodat hij toegeven moest en weer op zijn stoel ging zitten, -waar hij weer in zijn zwijgende verlegenheid terugviel en naar deze familie, die de -zijne was, maar van wie hij zich toch zoo ver verwijderd gevoelde, keek en luisterde. -</p> -<p>Het was even over elven. Door vroolijk gebabbel onderbroken, werd het werk voortgezet, -toen een der beide dienstmeisjes de mand met inkoopen kwam halen. Marie drukte haar -op het hart haar te roepen voor de zachte eieren, want zij liet er zich op voorstaan -een prachtig recept te hebben, waardoor zij ze juist zoo kon koken, dat het wit een -roomachtige melk bleef. Dat gaf François aanleiding tot een paar grappen; hij plaagde -haar dikwijls met al die mooie dingen, die zij op het lyceum Fénelon had geleerd, -waarop haar vader haar op haar twaalfde jaar na den dood van haar moeder gedaan had. -Maar zij bleef het antwoord niet schuldig, lachte op haar beurt over de uren, die -hij zelf op de <span class="corr" id="xd30e3800" title="Bron: Ecole">École</span> Normale met paedagogische onzinnigheden verspilde. -</p> -<p>“O jullie groote kinderen,” zeide zij, zonder met haar borduurwerk op te houden; “het -is grappig; jullie bent toch alle drie intelligente jongens met een breeden blik, -en toch kunnen jullie het in den grond der zaak niet goed zetten, dat een meisje zooals -ik net als jullie op een lyceum gestudeerd heeft. De strijd tusschen de seksen, een -concurrentiequaestie, niet?” -</p> -<p>Zij protesteerden, bezwoeren, dat zij niets liever wilden dan goed onderwijs voor -meisjes. Dat wist zij zelf ook heel goed; zij vond het alleen leuk hen te plagen. -<span class="pageNum" id="pb300">[<a href="#pb300">300</a>]</span></p> -<p>“Neen, neen, in dat opzicht zijn jullie heel achterlijk … Ik weet heel goed, wat men -in welmeenende burgerlijke kringen aan de meisjeslycea verwijt. In de eerste plaats -is het onderwijs daar volkomen wereldlijk, en dat valt in het geheel niet in den smaak -der families, die voor meisjes het godsdienstonderwijs als een moreele verdediging -noodzakelijk achten. Verder wordt het onderwijs er steeds democratischer; dank zij -het gratis toelaten van leerlingen, wat zeer vrijgevig geschiedt, komen er meisjes -uit alle kringen, zoodat de dochter van de mevrouw op de eerste verdieping en die -van de <span class="corr" id="xd30e3810" title="Bron: concierge">conciërge</span> er elkaar vinden en vriendschappelijk met elkaar omgaan. Ten slotte geraakt men er -los van den huiselijken haard, wordt een steeds grootere speelruimte gegeven aan het -initiatief, terwijl al die overladen programma’s en al die kennis, die bij het examen -geëischt wordt, ongetwijfeld een emancipatie van het jonge meisje, een stap nader -tot de toekomstige vrouw, tot de toekomstige maatschappij beteekenen, waarnaar jullie -allen immers zoo verlangt!” -</p> -<p>“Natuurlijk, daar zijn we het allen over eens!” riep François. -</p> -<p>Zij maakte een aardig gebaar en ging kalm voort. -</p> -<p>“Ik maak maar gekheid … Jullie weet, dat ik maar een eenvoudig meisje ben en niet -zoo veel verlang als jullie! O, die eischen en die rechten der vrouw! Het is immers -heel duidelijk, zij heeft alle rechten, zij is de gelijke van den man, in zooverre -de natuur dat toelaat! De eenige moeilijkheid bestaat hierin: elkander te begrijpen -en lief te hebben … Dat neemt niet weg, dat ik heel blij ben te weten wat ik weet. -O, ik zeg het zonder eenige pedanterie, alleen maar omdat ik me verbeeld, dat dit -me zoo gezond gemaakt heeft, mij lichamelijk en geestelijk een steun in het leven -geeft.” -</p> -<p>Wanneer zij die oude herinneringen aan het lyceum Fénelon ophaalde, ging zij er geheel -in op met een vuur, waarin haar ijver, haar gestoei gedurende de vrije uren, haar -dolle streken met haar vriendinnen herleefden. Van de vijf meisjeslycea te Parijs -was het lyceum Fénelon het eenige, dat veel leerlingen telde en wel voornamelijk dochters -van ambtenaren en vooral van onderwijzeressen, die zichzelf voor het onderwijs wilden -bekwamen. Deze gingen, na het lyceum afgeloopen te hebben, haar einddiploma halen -aan de <span class="corr" id="xd30e3818" title="Bron: Ecole">École</span> Normale te Sèvres. Maar Marie voelde ondanks haar uitstekende studiën in het geheel -geen roeping voor onderwijs <span class="pageNum" id="pb301">[<a href="#pb301">301</a>]</span>geven, en later, toen haar vader geruïneerd en schulden nalatend stierf en zij een -oogenblik lang zonder middelen van bestaan op straat kwam te staan, had Guillaume -haar tot zich genomen en niet gewild, dat zij overal en nergens les ging geven. Zij -borduurde prachtig en stond er hardnekkig op, zelf geld te verdienen, om van niemand -iets behoeven over te nemen. -</p> -<p>Glimlachend had Guillaume, zonder zich in het gesprek te mengen, geluisterd. Hij had -haar lief leeren krijgen om haar vrijmoedigheid, haar rechtschapenheid, haar mooie -evenwicht, dat haar groote, krachtige bekoring vormde. Zij wist alles, en al mocht -zij daardoor de poëzie van het onwetende, schuchtere jonge meisje verloren hebben, -zij had daardoor een werkelijke rechtschapenheid van geest en hart, een volmaakte -onschuld, die zich voor niets schaamde, zonder eenige huichelachtige achterhoudendheid, -zonder verborgen, door het geheimzinnige geprikkelde perversiteit gewonnen. En bij -haar heerlijke, rustige gezondheid had zij een zóó kinderlijke kuischheid behouden, -dat nog dikwijls ondanks haar zes-en-twintig jaar het bloed haar naar de wangen steeg, -zij van die vuurroode kleuren kreeg, welke haar zoo wanhopig maakten. -</p> -<p>“Lieve Marie,” zeide Guillaume; “je ziet wel, dat de kinderen een grapje maken. Maar -jij hebt gelijk … Jouw zachte eitjes zijn de lekkerste van de heele wereld.” -</p> -<p>Hij had het met zulk een liefdevolle teederheid gezegd, dat het jonge meisje, zonder -dat er eenige reden voor was, vuurrood werd. Zij voelde het zelf en bloosde nog meer. -En toen de drie jongens haar ondeugend aankeken, werd zij boos op zichzelf. -</p> -<p>“Het is belachelijk, dat zoo’n oude jongejuffrouw als ik nog bloost, vindt u ook niet, -mijnheer de abbé?” vroeg zij, zich tot Pierre wendend. “Zou je niet zeggen, dat ik -heel wat verkeerds gedaan heb? Die jongens plagen me alleen, om me een kleur te laten -krijgen … Het helpt niets, al verzet ik me er nog zoo tegen; ik weet niet waar het -vandaan komt, maar ik kan er niets tegen doen.” -</p> -<p>Grootmoeder keek op van het hemd, dat zij bezig was te verstellen. -</p> -<p>“Het is niets erg, beste meid,” zeide zij. “Het is het hart, dat naar je wangen stijgt, -opdat men het zien kan.” -</p> -<p>Het dejeuner-uurtje naderde. Ze besloten de tafel in het atelier te dekken, wat meermalen -gebeurde wanneer er een <span class="pageNum" id="pb302">[<a href="#pb302">302</a>]</span>gast was. De eieren, die het jonge meisje zelf onder een servet uit de keuken gehaald -had, werden heerlijk gevonden. Ook de radijsjes en de boter vielen goed in den smaak. -Na de coteletten was er geen ander dessert dan de roomkaas, maar het was een roomkaas, -zooals nog nooit iemand er een gegeten had. En voor hun oogen hadden zij Parijs, dat -zich in zijn vreeselijk gebruis onmetelijk van het eene einde van den horizont naar -het andere uitstrekte. -</p> -<p>Pierre had al zijn krachten ingespannen om vroolijk te zijn. Maar weldra was hij weer -in zijn zwijgen teruggevallen. Guillaume, die de drie fietsen buiten had zien staan, -vroeg aan Marie hoe ver zij dien ochtend gereden had. François en Antoine waren met -haar den kant van Ogremont uit geweest, maar het vervelende was, dat zij altijd weer -de fietsen den heuvel op moesten duwen. Zij lachte erom en zeide, dat zij daardoor -lekker en zonder booze droomen sliep. De fiets bezat in haar oogen alle mogelijke -deugden; en toen Pierre haar verbaasd aankeek, beloofde zij, dat zij hem haar denkbeelden -daaromtrent wel eens zou uiteenzetten. Van nu af bleef de fiets het onderwerp van -het gesprek uitmaken. Thomas verklaarde de laatste verbeteringen, die aan de machines -van de fabriek Grandidier aangebracht waren. Hij zelf zocht naar een mechanisme, waarmede -men onder het rijden op eenvoudige en praktische wijze de versnelling zou kunnen veranderen. -</p> -<p>Grootmoeder, die steeds met de kalmte van een koningin-moeder aan de tafel zat, boog -zich naar Guillaume toe en fluisterde hem iets in. Pierre begreep, dat zij over zijn -<span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> sprak, waarvan de op einde April vastgestelde datum natuurlijk verzet moest worden. -Dit zoo verstandige <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>, dat het geluk van het geheele huis scheen te moeten verklaren, was een beetje het -werk van haar en van haar drie zoons, want de vader zou nooit naar de stem van zijn -hart geluisterd hebben, wanneer de vrouw, die hij in de familie bracht, zich niet -reeds daarin bevonden had, niet reeds als zoodanig erkend en geliefd was. Nu scheen -om alle mogelijke redenen de laatste week van Juni een goede datum. -</p> -<p>Marie hoorde het en keerde zich vroolijk om. -</p> -<p>“Jij vindt het eind van Juni ook toch goed, lieve kind?” vroeg Grootmoeder. -</p> -<p>Pierre verwachtte een diepen blos op de wangen van het jonge meisje te zullen zien -komen. Maar zij bleef heel kalm, zij voelde voor Guillaume een groote toegenegenheid, -een <span class="pageNum" id="pb303">[<a href="#pb303">303</a>]</span>onbegrensde dankbaarheid en was er zeker van, dat zij door dit <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> iets verstandigs en goeds deed voor zichzelf en voor de anderen. -</p> -<p>“Prachtig, einde Juni,” herhaalde zij. <span class="corr" id="xd30e3854" title="Niet in bron">“</span>Ik vind het uitstekend.” -</p> -<p>De zoons hadden het ook begrepen en vergenoegden er zich mede te knikken, om hun instemming -te kennen te geven. -</p> -<p>Toen ze van tafel opgestaan waren, wilde Pierre beslist weggaan. Waarom deed dit in -zijn eenvoud zoo hartelijk dejeuner, deze familie, die zoo gelukkig was den vader -weer in haar midden te hebben, en voor alles dit vreedzame, het leven zoo toelachende -jonge meisje hem zoo’n pijn? Hij gaf weer als voorwendsel, dat hij boodschappen in -Parijs had. Dan drukte hij de handen, die de drie jongens hem toestaken, ja zelfs -die van Grootmoeder en Marie, die beiden even hartelijk, maar over zijn haastig vertrek -eenigszins verbaasd waren. Nadat Guillaume nog vergeefs getracht had hem te doen blijven, -ging hij met hem mede. In den tuin bleef hij echter staan, om Pierre tot een verklaring -te dwingen. -</p> -<p>“Wat heb je? Waarom loop je weg?” -</p> -<p>“Ik heb niets, heusch niet. Ik heb een paar dringende boodschappen, dat is alles!” -</p> -<p>“Neen, laat dat voorwendsel nu maar achterwege … Niemand heeft je toch iets onaangenaams -gezegd of je gekwetst. Zij zullen heel gauw even veel van je houden als ik van je -houd.” -</p> -<p>“Daaraan twijfel ik geen oogenblik, ik beklaag me over niemand … De eenige, over wien -ik zou kunnen klagen, ben ik zelf.” -</p> -<p>“Jongen, wat doe je me een verdriet!” zeide Guillaume ontroerd en met een wanhopig -gebaar. “Ik zie heel goed in, dat je wat voor mij verborgen houdt. Bedenk toch, dat -we nu weer broers zijn, dat we weer even veel van elkaar houden als vroeger, toen -ik in je wieg met je speelde. Ik ken je, ik ken je ongeluk en je marteling, want je -hebt alles voor mij opgebiecht. En ik wil niet, dat je lijdt, ik wil je genezen.” -</p> -<p>Toen Pierre hem zoo hoorde spreken, voelde hij zijn hart opzwellen en kon hij zijn -tranen niet inhouden. -</p> -<p>“Neen, neen, je moet mij aan mijn lijden overlaten. Daarvoor is geen genezing. Je -kan niets voor mij doen; ik sta buiten de natuur, ik ben een monster.” -<span class="pageNum" id="pb304">[<a href="#pb304">304</a>]</span></p> -<p>“Wat zeg je daar? Kan je dan niet in de natuur terugkeeren, zelfs als het waar is, -dat je daar uitgetreden bent … Ik wil niet, dat je je weer gaat opsluiten in dat eenzame -kleine huisje, waar je je door het herkauwen van je Niets krankzinnig maakt. Kom je -dagen bij ons doorbrengen, dan kunnen wij je weer den levenslust teruggeven.” -</p> -<p>O, welk een ijskoude rilling doorhuiverde hem bij de gedachte, dat hij weer alleen -zou zijn in dat kleine, leege huisje zonder zijn broer, van wien hij zooveel was gaan -houden en met wien hij zulke prettige dagen doorgebracht had! In welk een eenzaamheid, -in welk een kwelling zou hij er weer terugvallen na die enkele weken van heerlijk -samenleven, waaraan hij al zoo gewend geraakt was. Maar zijn smart werd er slechts -te grooter door; een bekentenis viel van zijn lippen. -</p> -<p>“Hier leven! Bij jullie leven! Neen, dat is mij niet mogelijk … Waarom dwing je me -te spreken, je te zeggen waarvoor ik mij zoo schaam en dat ik zelf niet begrijp? Sinds -vanochtend vroeg heb je wel gezien, dat ik hier bij jullie lijd; dat komt ongetwijfeld, -omdat jullie werkt en ik niets doe, omdat jullie elkaar lief hebt, omdat jullie gelooft -in je arbeid, terwijl ik niets heb om lief te hebben of in te gelooven … Ik voel me -niet op mijn gemak bij jullie, zoodat het niet anders kan, of ik moet jullie op mijn -beurt hinderen. Zelfs prikkelt jullie mij, ik zou jullie zelfs ten slotte gaan haten. -Je ziet wel, dat er niets goeds meer in mij overblijft, dat alles verwoest en vernield -is, dat alles dood is, dat alleen nijd en haat er weer in zouden kunnen opgroeien. -Laat mij dus naar mijn vervloekten hoek terugkeeren, waar het Niet zich heelemaal -van mij meester zal maken. Vaarwel broeder!” -</p> -<p>Buiten zichzelf van liefde en medelijden hield Guillaume hem bij zijn armen vast. -</p> -<p>“Je zult niet weggaan. Ik wil niet, dat je weggaat, zonder mij vast beloofd te hebben, -dat je terug zult komen. Ik wil je niet voor de tweede maal verliezen, nu ik weet, -wie je bent en hoe je lijdt. Tegen je eigen wil in, als het moet, zal ik je redden, -zal ik je van de marteling van je twijfel genezen, o, zonder zedepreeken tegen je -te houden, zonder je eenig geloof op te dringen, maar eenvoudig door het leven, dat -alleen je gezondheid en hoop terug kan geven, zijn gang te laten gaan. Ik smeek je, -Pierre, ik smeek het je in den naam van onze liefde, kom weer terug, kom dikwijls -<span class="pageNum" id="pb305">[<a href="#pb305">305</a>]</span>terug, om hier je dag door te brengen. Je zult zien, dat je, wanneer je je een taak -gesteld hebt en in den familiekring werkt, je je nooit zoo ongelukkig voelt. Een taak -van welken aard dan ook en de een of andere groote liefde—het leven aanvaarden, leven -en liefhebben!” -</p> -<p>“Waarom?” prevelde Pierre bitter. “Ik heb geen taak meer en kan niet meer liefhebben.” -</p> -<p>“Nu, dan zal ik je een taak geven, en zoodra de liefde terugkomt, zal je weer liefhebben. -Zeg ja, Pierre, zeg ja!” -</p> -<p>En toen hij zag, dat zijn smart nog niet week, dat hij er hardnekkig bij bleef hem -te verlaten en zich te vernietigen, ging hij door. -</p> -<p>“O, ik beweer volstrekt niet, dat alles in de wereld naar wensch gaat, dat er alleen -maar vreugde, waarheid en gerechtigheid is … Je kan je niet voorstellen bijvoorbeeld, -hoe de geschiedenis van dien ongelukkigen Salvat mij met woede en verzet vervult. -Hij is strafbaar, o zeker, maar hoeveel verontschuldigingen zijn er niet voor zijn -daad te vinden. Wat zal men hem sympathiek voor mij maken, als men op hem de misdaden -van allen stapelt, als de politieke benden hem naar elkaar toekaatsen, zich van hem -bedienen voor de verovering van de macht. Dat verbittert mij en ik kan je niet beloven, -dat ik verstandiger zijn zal dan jij … Maar Pierre, je moet me beloven, dat je, al -doe je het alleen maar om mij pleizier te doen, overmorgen den heelen dag bij ons -komt.” -</p> -<p>En toen Pierre nog zwijgen bleef: -</p> -<p>“Ik wil het; de gedachte, dat jij je in je hol als een gewond dier martelt, kan ik -niet verdragen … Ik wil je genezen, ik wil je redden.” -</p> -<p>Weer waren tranen in de oogen van Pierre gekomen en hij zeide met een oneindige troosteloosheid: -</p> -<p>“Dwing mij niet om iets te beloven … Ik zal trachten mezelf te overwinnen.” -</p> -<p>Welk een vreeselijke week had Pierre in het kleine, donkere en ledige huisje. Zeven -dagen lang begroef hij zich daar en martelde zichzelf in wanhoop, dat hij zijn ouderen -broer, dien hij weer met zijn geheele ziel was gaan lief hebben, niet meer voortdurend -bij zich had. Nooit nog had hij, sedert de twijfel zijn hart ledig maakte, zijn alleen -zijn zoo sterk gevoeld. Telkens weer stond hij op het punt naar Montmartre te gaan; -daar waren, zooals hij onbestemd voelde, liefde, waarheid en leven. Maar telkens hield -een onbehaaglijk gevoel, datzelfde gevoel, dat zich reeds eenmaal <span class="pageNum" id="pb306">[<a href="#pb306">306</a>]</span>van hem meester gemaakt had en uit vrees en schaamte bestond, hem tegen. Zou hij, -de priester, de ontmande, de uit de gemeenschappelijke liefde en arbeid gebannene, -zou hij daar onder die natuurlijke, vrije en gezonde wezens iets anders kunnen vinden -dan lijden en pijn? Hij riep de schimmen van zijn vader en zijn moeder, die door de -verlaten kamers dwaalden, op, deze nog altijd, zelfs na hun dood, strijdende schimmen, -die hij meende te hooren jammeren, alsof zij hem smeekten hen in hem te verzoenen, -wanneer hij voor zichzelf vrede zou vinden. Wat moest hij doen? Moest hij met hen -weenen, met hen zich aan wanhoop overgeven? Of moest hij daarginds de genezing zoeken -gaan, waardoor zij eindelijk de sluimering van het graf zouden vinden, gelukkig te -kunnen slapen, als hij gelukkig leefde. En op een morgen scheen het hem, toen hij -wakker werd, alsof zijn vader hem glimlachend daarheen zond, terwijl zijn moeder hem -met haar groote zachte oogen, waarin de smart van hem een slecht priester gemaakt -te hebben week voor den drang, om hem aan het leven der gemeenschap terug te geven, -aanmoedigend aankeek. -</p> -<p>Dien dag redeneerde Pierre niet verder, maar nam een rijtuig en gaf den koetsier het -adres, om zeker te zijn niet te weifelen en onderweg weer om te keeren. Toen hij dan, -als in een droom, weer in het atelier stond, waar hij hartelijk ontvangen werd door -Guillaume en diens drie zoons, was hij getuige van een scène, die hem diep trof en -een groote verlichting was voor zijn smart. -</p> -<p>Bij zijn komst was Marie blijven zitten en had hem nauwelijks gegroet; zij zag bleek -en een groote rimpel groefde zich over haar voorhoofd. Grootmoeder was ook heel ernstig -en zeide, terwijl zij haar aankeek: -</p> -<p>“Neem haar niet kwalijk, mijnheer de abbé, zij is niet heelemaal toerekenbaar … Zij -is boos op ons allemaal.” -</p> -<p>Guillaume begon te lachen. -</p> -<p>“O, het is zoo’n stijfkopje … Je kunt je niet voorstellen, Pierre, wat er in dat hoofdje -omgaat, wanneer je het niet eens bent met haar opvatting van gerechtigheid. Het is -een zoo hooge opvatting, dat zij geen vergelijk duldt. Wij spraken daarnet over dat -proces, waarin de vader alleen door de getuigenverklaring van zijn zoon veroordeeld -kon worden, en zij alleen houdt vol, dat die zoon goed gehandeld heeft, dat men altijd -en ondanks alles de waarheid zeggen moet … Wat een verschrikkelijke officier van justitie -zou zij zijn!” -<span class="pageNum" id="pb307">[<a href="#pb307">307</a>]</span></p> -<p>Buiten zichzelf van woede en door het glimlachen van Pierre, die haar ongelijk gaf, -nog meer geprikkeld, liet Marie zich door haar drift medesleepen. -</p> -<p>“Guillaume, je bent gemeen … Ik wil niet, dat daarom gelachen wordt.” -</p> -<p>“Maar je lijkt wel niet wijs,” riep François uit, terwijl Thomas en Antoine eveneens -lachten. “Vader en ik verdedigen slechts een stelling van menschelijkheid en wij respecteeren -en eerbiedigen de gerechtigheid even goed als jij.” -</p> -<p>“Het gaat hier niet om menschelijkheid, alleen om gerechtigheid. Wat recht is, is -recht, ondanks alles, zelfs al moest de wereld daardoor ten gronde gaan.” -</p> -<p>Toen Guillaume nogmaals trachtte haar te overtuigen, sprong zij plotseling bevend -op en begon in haar woede te stamelen: -</p> -<p>“Neen, neen, jullie bent allemaal slecht, jullie wilt me allemaal beleedigen … Ik -ga liever naar mijn kamer.” -</p> -<p>Vergeefs trachtte Grootmoeder haar tegen te houden. -</p> -<p>“Kind, kind, denk toch eens na; het is heel leelijk van je. Je zult er spijt van hebben.” -</p> -<p>“Neen, neen, jullie bent niet rechtvaardig, ik heb te veel verdriet.” -</p> -<p>Driftig ging zij naar haar kamer. Het gaf een heele consternatie. Dergelijke tooneelen -kwamen meer voor, maar zelden zoo heftig. Guillaume verweet zich dadelijk, dat hij -het spelletje te ver gedreven had, vooral door haar te plagen, want ironie kon zij -niet verdragen. Hij vertelde aan Pierre, dat zij in haar jeugd dikwijls van die woede-aanvallen -gehad had, wanneer zij iets onrechtvaardigs zag. Zooals zij later uitlegde, was het -een onweerstaanbare kracht, die haar medesleurde en razend maakte. Tegenwoordig nog -was zij bij dergelijke dingen eigenzinnig en twistziek. Zij schaamde er zich over, -want zij voelde heel goed, dat zij daardoor dikwijls onverdragelijk en voor gezelschap -ongeschikt werd. -</p> -<p>Inderdaad kwam zij een kwartier later weer uit eigen beweging beneden; zij had een -hoogroode kleur, maar bekende dapper haar ongelijk. -</p> -<p>“Wat ben ik belachelijk, hè, en hoe slecht, terwijl ik de anderen verwijt slecht te -zijn … Mijnheer de abbé zal een mooi idee van mij krijgen.” -</p> -<p>“U vergeeft het me, niet Grootmoeder?” vroeg zij en gaf haar een zoen. “Ja, nu mag -François lachen en Thomas en Antoine ook. Zij hebben gelijk, ik verdien niets beters!” -<span class="pageNum" id="pb308">[<a href="#pb308">308</a>]</span></p> -<p>“Arme Marie,” zeide Guillaume liefdevol; “dat komt ervan, als je in het absolute leeft … -Jij, die in alles zoo evenwichtig, zoo redelijk en verstandig bent, omdat je het relatieve -der dingen aanvaardt en van het leven niets anders vraagt dan wat het geven kan, verliest -alle redelijkheid en alle evenwicht, zoodra je in die absolute voorstelling opgaat, -welke jij je van de gerechtigheid maakt … Maar wie van ons zondigt niet op die wijze?” -</p> -<p>“Dat heeft tenminste het voordeel, dat ik niet volmaakt ben,” schertste Marie, nog -steeds verlegen. -</p> -<p>“Zeker, en daarom houd ik nog meer van je.” -</p> -<p>Dat zou Pierre eveneens graag uitgeschreeuwd hebben. Dit tooneel had hem diep getroffen, -zonder dat hij alles, wat het in hem wakker maakte, nog duidelijk begrijpen kon. Kwamen -de martelingen, waaronder hij leed, ook niet voort uit dat absolute, waarin hij leven -wilde, het absolute, dat hij tot nog toe van menschen en dieren geëischt had? Hij -had het volkomen geloof gezocht en hij had zich uit wanhoop in het volkomen loochenen -geworpen. En was die hautaine houding, welke hij ondanks de ineenstorting van alles -was blijven aannemen, die roep van een vroom en heilig priester, dien hij zich verworven -had, terwijl slechts het Niet in hem woonde, was dat niet wederom een verkeerd verlangen -naar het absolute, was dat niet de romantische pose van zijn verblinding en van zijn -hoogmoed? -</p> -<p>Toen zijn broeder zooeven Marie prees, dat zij van het leven niets vroeg dan wat het -geven kon, was het hem voorgekomen alsof die woorden als een raadgeving tot hem gericht -werden en als een frissche ademtocht der natuur over zijn gelaat streken. Maar dat -alles was nog zoo verward; het eenige, wat hem werkelijk vreugde bracht, was de toorn, -waarin hij het jonge meisje gezien had, de dwaling, die haar nader tot hem bracht -en die haar af deed dalen van het hooge voetstuk van volmaaktheid, die hem onbewust -lijden deed. Welk gevoel was hier in hem werkzaam? Hij gaf er zich geen rekenschap -van. Dien dag praatte hij enkele oogenblikken met haar en vond haar, toen hij wegging, -goed en menschelijk. -</p> -<p>Twee dagen later reeds was Pierre den geheelen middag in het groote, zonnige atelier. -Sedert hij zich zijn niets-doen bewust geworden was, verveelde hij zich erg en begon -slechts daar tusschen die zoo vroolijk werkende familie afleiding te vinden. Zijn -broeder gaf hem een standje, dat hij niet was <span class="pageNum" id="pb309">[<a href="#pb309">309</a>]</span>komen dejeuneeren, en hij moest beloven den volgenden dag vroeg genoeg te zullen komen -om mede te kunnen eten. Nadat er een week verstreken was, bestond er tusschen hem -en Marie een goede, kameraadschappelijke verhouding, waarin geen spoor meer was te -ontdekken van de vijandelijkheid, die hen in den beginne tegen elkaar had doen botsen. -De gedachte aan dien priester in zijn soutane hinderde haar in het geheel niet, want -in haar rustig atheïsme was zij nooit op het denkbeeld gekomen, dat een priester een -wezen afzonderlijk zijn kon. En juist die zusterlijke ontvangst van haar, alsof hij -een gewone jas gedragen, hetzelfde leven geleid, dezelfde denkbeelden gehad had als -zijn groote neven, zonder dat iets hem van andere mannen onderscheidde, verwonderde -en verrukte hem. Maar wat hem nog meer verbaasde was het zwijgen, dat zij over godsdienstige -quaesties bewaarde—de rustige en gelukkige onbezorgdheid, waarin het goddelijke, het -hiernamaals, dat angstaanjagende gebied van het mysterie, waardoor hij zelf zich in -zoo’n smartvollen doodsstrijd voortsleepte, haar scheen te laten. -</p> -<p>Sedert hij zoo om de twee of drie dagen kwam, merkte zij heel goed, dat hij leed. -Wat had hij toch? Zij vroeg het hem als een goede vriendin; en toen zij slechts ontwijkende -antwoorden kreeg, voelde zij, dat hier een bloedende, zich over zichzelf schamende -smart was, die het geheim, waarin zij zich hulde, ongeneeslijk maakte. Haar vrouwlijk -medelijden ontwaakte en zij vatte een steeds grooter wordende toegenegenheid op voor -den grooten, bleeken jongeling met zijn koortsachtig brandende oogen, die door een -innerlijke marteling, waarover hij met niemand spreken wilde, verteerd werd. Ongetwijfeld -had zij Guillaume gevraagd, waarom zijn broer zoo treurig en wanhopig was; en hij -had haar een gedeelte van het geheim toevertrouwd, opdat zij hem zou kunnen helpen -Pierre van zijn martelingen te genezen door hem weer levenslust te geven. Hij was -zoo gelukkig, dat zij met hem als met een vriend en een broer omging. Op een avond -eindelijk, toen zij vol liefde bij hem aandrong, daar zij zag hoe een somber op Parijs -nederdalende schemering zijn oogen met tranen vulde, bekende hij haar plotseling zijn -martelingen, vertelde hij haar welk een doodelijke leegte het verlies van zijn geloof -voor altijd in hem gegraven had. O, niet meer te gelooven, niet meer lief te hebben, -niets meer te zijn dan asch, niet te weten door welke andere zekerheid den ontbrekenden -God te vervangen! -<span class="pageNum" id="pb310">[<a href="#pb310">310</a>]</span></p> -<p>Zij keek hem verbaasd en verbijsterd aan. Maar hij leek wel niet wijs! En zij zeide -hem dat in de verwondering en in het verzet, waartoe die kreet van ellende haar bracht. -Wat, wanhopen, niet meer gelooven, niet meer liefhebben, omdat de hypothese van het -goddelijke ineenstort? En dat, waar toch de wijde wereld bestaat, het leven met zijn -plicht om geleefd te worden, al de wezens en al de dingen, die men liefhebben en helpen -moet, afgezien nog van den wereldarbeid, de taak, aan welker vervulling ieder werken -moet! Het was ongetwijfeld waanzin, een sombere waanzin, en zij zwoer zichzelf een -eed hem daarvan te genezen. -</p> -<p>Van af dat oogenblik boezemde deze vreemde jongen, dien zij eerst ongezellig en daarna -wonderlijk gevonden had, haar een diep, maar liefdevol medelijden in. Zij was zeer -zacht en vroolijk tegenover hem en behandelde hem met al haar teere fijngevoeligheid -van geest en hart. Beiden hadden een zelfde jeugd gehad, want hun vrome moeders hadden -hen in een bekrompen godsdienstigheid opgevoed. Maar welk een verschillend lot, welk -een geheel ander leven daarna! Terwijl hij, gebonden door zijn priestereed, tegen -zijn twijfel streed, was zij na den dood van haar moeder naar het lyceum Fénelon gegaan -en daar ver van allen godsdienst opgegroeid. Langzamerhand had zij haar eerste religieuze -indrukken volkomen vergeten. En het was voor hem een steeds terugkeerende reden tot -verbazing, dat zij op die wijze was ontsnapt aan den angst voor het hiernamaals, welke -hem juist zoo geheel en al ten gronde gericht had. Wanneer hij in hun gesprekken zijn -verbazing daarover uitsprak, begon zij hartelijk te lachen en zeide, dat de hel haar -nooit vrees had aangejaagd, omdat zij heel goed wist, dat die niet bestaan kon, terwijl -zij er nog aan toevoegde, dat zij rustig leefde zonder hoop in den hemel te komen -en trachtte zich aan te passen aan de noodzakelijkheden van deze aarde. Dat was misschien -een quaestie van temperament, maar ook zeker van opvoeding, want nooit was een volkomen -ontwikkeling in een krachtigeren geest, in een rechtschapener karakter terecht gekomen. -En het wonderlijke was, dat zij bij al die opgehoopte kennis zoo vrouwlijk, zoo teer -bleef zonder iets hards of manlijks. Zij was eenvoudig door en door natuurlijk, ongedwongen -en bekoorlijk. -</p> -<p>“O, lieve vriend,” zeide zij, “als je eens wist hoe makkelijk het mij valt gelukkig -te zijn, wanneer zij, die ik lief heb, niet al te zeer lijden. Ik voor mij persoonlijk -kan mij steeds <span class="pageNum" id="pb311">[<a href="#pb311">311</a>]</span>best in het leven schikken, ik pas mij eraan aan, werk, ben ondanks alles tevreden -door mijzelf. Verdriet heb ik feitelijk alleen om anderen gehad, want ik kan het nu -eenmaal niet helpen, maar ik wil, dat iedereen bijna even gelukkig is … en er zijn -menschen, die zich daartegen verzetten. Zoo ben ik langen tijd arm geweest, zonder -dat ik daarom ophield vroolijk te zijn. Ik verlang niets dan de dingen, die niet te -koop zijn. Desniettemin is de ellende de grootste gruwel, een schreeuwende onrechtvaardigheid, -die mij woedend maakt. Ik kan mij begrijpen, dat alles voor je ineenstortte, toen -je de naastenliefde nutteloos en bespottelijk ging vinden. En toch geeft zij verlichting, -geven is zoo zoet. En dan, eenmaal zal door de rede, door den arbeid, door de goede -functionneering van het leven zelf de gerechtigheid heerschen … Wat, ben ik nu aan -het preeken? En ik voel er zoo weinig voor! Het zou te belachelijk zijn, wanneer ik -jou met mijn geleerde phrases genezen wilde. Maar toch is het waar, dat ik je van -je sombere ziekte bevrijden wil en daarom vraag ik je zoo dikwijls mogelijk bij ons -te komen. Je weet, dat het Guillaume’s lievelingswensch is. Wij zullen allemaal zooveel -van je houden, je zult zien hoe vroolijk en eensgezind wij aan het gemeenschappelijke -werk gaan, zoodat je terugkeeren zult tot de waarheid, door met ons bij de goede natuur -in de leer te gaan … Leef, werk, heb lief, hoop!” -</p> -<p>Pierre glimlachte en kwam nu bijna iederen dag terug. Zij was zoo liefdevol, wanneer -zij hem zoo verstandig de les las! En zij had gelijk: in het atelier heerschte zoo’n -liefde, de vreugde om samen te zijn, samen zich te geven aan den gezonden en waarachtigen -arbeid! En zich schamend over zijn niets doen en behoefte voelend om zijn vingers -en zijn gedachten bezig te houden, hielp hij de anderen bij hun werk, vooral Thomas, -wiens onderzoekingen op het gebied der exacte wetenschappen hem het meest interesseerden. -Hij deed over zijn soutane een blauwe schort en maakte van af dat oogenblik deel uit -van het atelier. -</p> -<p>In de eerste dagen van April, op een middag, dat allen aan het werk waren, keek Marie, -die naast het werktafeltje tegenover Grootmoeder zat te borduren, naar Parijs en uitte -een kreet van bewondering. -</p> -<p>“O kijk eens, Parijs in dien zonneregen!” -</p> -<p>Pierre kwam naar het groote raam. Het was hetzelfde lichteffect, dat hij ook bij zijn -eerste bezoek gezien had. <span class="pageNum" id="pb312">[<a href="#pb312">312</a>]</span>De zon, die achter dunne, purperen wolkjes onder ging, overgoot de stad met een regen -van stralen, die aan alle kanten op de eindelooze onmetelijkheid der daken terugkaatsten. -Men had kunnen denken, dat de een of andere reusachtige, in den gloed der zon verborgen -zaaier zijn gouden zaadkorrels met handenvol van het eene eind van den horizont naar -het andere strooide. -</p> -<p>Hardop zeide Pierre zijn droom. -</p> -<p>“Parijs wordt door de zon bevrucht. Zie eens welk een akker, dien de ploeg in alle -richting omgewoeld heeft! Zie eens naar die bruine huizen, die op aardkluiten gelijken, -naar die als vorens zoo diepe en rechte straten!” -</p> -<p>Marie lachte en geraakte ook in geestdrift. -</p> -<p>“Ja, ja, zoo is het … De zon bevrucht Parijs. Kijk eens met welk een majestueus gebaar -zij het zaad van gezondheid en licht daar in de verre voorsteden werpt. En hoe vreemd, -het is of de wijken der rijken in het Westen als het ware in een rossigen nevel gehuld -zijn, terwijl het goede zaad als geel stof op den linkeroever in de volkrijke wijken -van het Oosten valt … En daar moet immers de oogst opkomen?” -</p> -<p>Allen waren dichterbij gekomen en glimlachten ingenomen om het symbool. En inderdaad -hoe meer de zon achter het net der wolken daalde, des te meer scheen de zaaister van -het eeuwige leven haar vlammen uit eigen beweging in een rhytmische slingering, die -juist de wijken van den arbeid koos, nu hier- dan daarheen te werpen. Een handvol -vuurzaad viel op de wijk der scholen neer, en dan ging een andere handvol de wijk -der werkplaatsen en fabrieken bevruchten. -</p> -<p>“O,” riep Guillaume vroolijk uit; “moge de oogst snel opschieten in deze door zoovele -revoluties omgeploegde, door het bloed van zoovele arbeiders bemeste aarde van ons -groot Parijs! Alleen in dezen grond kan de idee ontkiemen en bloeien … Ja, ja, Pierre -heeft gelijk, de zon bevrucht Parijs met de toekomstige wereld, die slechts hier ontstaan -kan.” -</p> -<p>Thomas, François en Antoine, die achter hun vader waren komen staan, gaven door een -hoofdknikje dezelfde overtuiging te kennen, terwijl Grootmoeder, die ernstig in de -verte staarde, de stralende toekomst scheen te zien. -</p> -<p>“Een droom—en na hoeveel eeuwen werkelijkheid?” prevelde Pierre rillend. “Wij zullen -die niet meer beleven!” -<span class="pageNum" id="pb313">[<a href="#pb313">313</a>]</span></p> -<p>“Nu, dan de anderen!” riep Marie uit. “Is dat niet voldoende?” -</p> -<p>Die prachtige kreet trof Pierre diep. En plotseling herinnerde hij zich een andere -Marie, de aanbiddelijke Marie van zijn jeugd, Marie de Guersaint, die te Lourdes genezen -was en wier verlies zijn hart voor eeuwig leeg gemaakt had. Zou de nieuwe Marie, die -hem hier met een zoo rustigen en sterken charme toelachte, de oude wond heelen? Sedert -zij zijn vriendin was, herleefde hij. -</p> -<p>En daar voor hen bevruchtte de zon Parijs met het levende, gouden stof van haar stralen -voor den grooten toekomstigen oogst van gerechtigheid en waarheid. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch4.2" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch4.2.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">II.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Op een avond na een flinken werkdag raakte Pierre, die Thomas hielp, verward in zijn -soutane en viel bijna. -</p> -<p>“Waarom doe je die toch niet uit?” riep Marie met een klein gilletje van schrik. -</p> -<p>Zij zeide het zonder eenige bedoeling, eenvoudig omdat zij die soutane voor sommige -werken wat zwaar en lastig vond. -</p> -<p>Maar dit zoo openhartige, zoo besliste woord drong diep in Pierre’s geest door en -verliet dien <span class="corr" id="xd30e3960" title="Bron: met">niet</span> meer. In den beginne werd hij er slechts door getroffen, maar toen de nacht gekomen -en hij alleen in zijn klein huisje te Neuilly was, voelde hij hoe dat woord hem langzamerhand -benauwde, hem een pijn, een ondragelijke koorts veroorzaakte. “Waarom doe je die niet -uit?” Inderdaad, hij had haar moeten uittrekken; wat had hem tot dusverre verhinderd -dat kleed af te leggen, dat zoo zwaar, zoo pijnlijk over zijn schouders hing? De vreeselijke -strijd begon: hij bracht een <span class="corr" id="xd30e3963" title="Bron: afschuwlijken">afschuwelijken</span>, slapeloozen nacht door, waarin hij al zijn vroegere martelingen herleefde. -</p> -<p>En toch leek het zoo makkelijk de soutane uit te trekken, nu hij zijn ambt niet meer -uitoefende. Sedert eenigen tijd las hij zijn mis niet meer; dat was de ware breuk, -het definitieve opgeven van zijn priesterschap. Maar hij kon weer beginnen de mis -te lezen, terwijl hij voelde, dat hij den dag, waarop hij zijn soutane zou afleggen, -het priesterschap voor goed opgaf, het verliet, om er nooit meer toe terug te keeren. -Een onherroepelijk besluit diende genomen te worden. Uren lang liep hij in angstvollen -strijd door zijn kamer. -</p> -<p>O, welk een mooie droom was het geweest, menschenschuw <span class="pageNum" id="pb314">[<a href="#pb314">314</a>]</span>en eenzaam, steeds hooger te stijgen, niet meer te gelooven, maar toch als kuisch -en eerlijk priester over het geloof van anderen te waken! Niet tot meineed en tot -de vernederende laagheid van den renegaat af te dalen, maar zelfs in de troosteloosheid -van zijn Niets de dienaar der goddelijke illusie te blijven! Op die wijze was men -hem, die alles loochende, die ledig was als een graf, waaruit de wind zelfs de asch -weggeblazen heeft, ten slotte als een heilige gaan aanbidden. Nu echter begon zijn -geweten hem dien leugen te verwijten—een onbehaaglijk gevoel, dat hij tot nog toe -niet gekend had; de gedachte kwam in hem op, dat hij slecht zou handelen, indien hij -door bleef gaan zijn ideeën en zijn leven niet met elkaar in overeenstemming te brengen. -</p> -<p>Het conflict was duidelijk. Met welk recht bleef hij de priester van een godsdienst, -waaraan hij niet meer geloofde? Gebood de eerlijkheid alleen hem niet uit een Kerk -te treden, waarin hij ontkende, dat God zijn kon? De dogma’s waren voor hem slechts -hinderlijke dwalingen en toch bleef hij er hardnekkig bij om ze te leeren als eeuwige -waarheden. Het was een <span class="corr" id="xd30e3973" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span> werk, waartegen zijn geweten nu met schrik in opstand kwam. Vergeefs trachtte hij -den vurigen gemoedstoestand, den drang naar barmhartigheid en martelaarschap, die -hem er toe gebracht hadden zichzelf op te offeren, die hem hadden doen denken, dat -hij gaarne wilde lijden onder zijn twijfel en onder zijn verwoest en verloren leven, -mits hij den armen nog den troost van de hoop brengen kon, terug te vinden. Ongetwijfeld -hadden de waarheid en de natuur zich reeds te veel weer van hem meester gemaakt: deze -valsche apostelrol stuitte hem thans tegen de borst, hij voelde niet meer den <span class="corr" id="xd30e3976" title="Bron: afschuwlijken">afschuwelijken</span> moed in zich Jezus met een gebaar tot de knielende geloovigen te roepen, waar hij -heel goed wist, dat Jezus niet tot hen afdalen zou. Alles stortte in: zijn pose van -verheven herder, het offer, dat hij bracht in zijn eigen persoon doordat hij alles -voor het geloof gaf, zelfs de marteling het verloren te hebben. -</p> -<p>Wat dacht Marie van zijn leugen? “Waarom doe je die niet uit?” klonk het opnieuw in -zijn ooren. Zijn geweten werd als in stukken gereten. Zij, die zoo oprecht, zoo eerlijk -was, moest hem daarom wel verachten. In haar vatte hij al de afzonderlijke verwijten, -al de heimelijke kritiek, die zijn handelwijze uitlokte, samen. Het was thans voor -hem voldoende, <span class="pageNum" id="pb315">[<a href="#pb315">315</a>]</span>dat zij hem ongelijk gaf, om zich schuldig te gevoelen. Toch had zij hem nooit door -één woord haar afkeuring te kennen gegeven. En mocht zij zijn gedrag niet goedkeuren, -dan voelde zij zich blijkbaar niet gerechtigd zich in zijn tweestrijd te mengen. De -mooie, vrijmoedige en gezonde kalmte, waarvan zij steeds blijk gaf, verbaasde steeds -hem, dien het spook van het ontbrekende, de obsessie van het hiernamaals altijd in -een vreeselijken doodsstrijd verkeeren deden. Dagen lang had hij haar bestudeerd, -haar met zijn blikken gevolgd, zonder haar ooit op een toestand van twijfel of wanhoop -te kunnen betrappen. Dat kwam, zeide zij, omdat zij al haar vreugde, al haar kracht, -al haar plichtsgevoel gebruikte om zóó te leven, dat het leven voor haar voldoende -was, zonder ooit tijd te vinden zich door hersenschimmen te laten bang maken en verlammen. -Hij zou dus die soutane uittrekken, welke hem benauwde en brandde, omdat zij hem op -haar zoo kalme manier gevraagd had, waarom hij die niet uittrok. -</p> -<p>Maar toen hij zich tegen den ochtend op zijn bed geworpen had en meende, nu hij een -besluit genomen had, kalmer geworden te zijn, moest hij door een plotselinge benauwdheid -weer opstaan. De <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> angst begon opnieuw. Neen, neen, hij kon die soutane, welke als het ware aan zijn -lichaam vastkleefde, niet uittrekken. Zijn huid zou aan het laken blijven hangen, -zijn geheele innerlijk wezen zou erdoor worden uitgerukt. Was het priesterschap niet -onuitwischbaar, teekende het niet den priester voor eeuwig, plaatste het hem niet -altijd buiten de kudde? Zelfs wanneer hij het kleed met de huid van zich afrukte, -zou hij de priester blijven, een voorwerp van ergernis en schande, uitgestooten uit -het gemeenschappelijke leven, onmachtig en machteloos. Waarom dan zou hij het doen, -nu de kerker toch gesloten bleef, nu het arbeidzame en vruchtbare leven buiten in -de volle zon niet meer voor hem geschapen was? O, deze machteloosheid, deze machteloosheid! -Hij meende die tot in zijn beenderen, tot in zijn merg te voelen. Hij kon geen besluit -nemen en eerst twee dagen later ging hij weer, zonder een besluit genomen te hebben, -naar Montmartre terug. Zijn martelingen waren weer teruggekeerd. -</p> -<p>Trouwens ook het gelukkige huis daar was in een koortsachtig opgewonden stemming, -waardoor zelfs Guillaume aangetast was, die geheel in beslag genomen werd door de -zaak-Salvat. De zwijgende en waardige houding van Salvat, <span class="pageNum" id="pb316">[<a href="#pb316">316</a>]</span>die verklaarde geen medeplichtige te hebben, die alles bekende, maar een schuw stilzwijgen -bewaarde, zoodra hij bang was iemand te zullen compromitteeren, had hem zeer getroffen. -De instructie was wel geheim, maar de rechter Amadieu, die ermede belast was, leidde -haar met een buitengewoon lawaai; de geheele pers stond vol van zijn persoon, van -zijn verhouding tot den beschuldigde, van berichten, interviews en indiscreties. Dank -zij Salvat’s kalme bekentenis had hij de geschiedenis van den aanslag uur voor uur -kunnen volgen; alleen bestond nog twijfel omtrent de samenstelling van de gebruikte -springstof en de vervaardiging van de bom zelf. Als Salvat, zooals hij beweerde, de -bom werkelijk bij een vriend had kunnen laden, moest hij liegen, wanneer hij vertelde, -dat het kruit eenvoudig dynamiet was en afkomstig uit andere bommen, die zijn kameraden -gestolen hadden, want de deskundigen beweerden, dat dynamiet nooit zoo’n verschrikkelijke -uitwerking had kunnen hebben. Hier bleef iets geheimzinnigs hangen, dat de instructie -vertraagde, en de couranten maakten daar misbruik van om dagelijks de dolzinnigste -verhalen, de meest ongerijmde berichten te publiceeren, welker opzienbarende opschriften -de oplaag deden stijgen. -</p> -<p>Zoo werd Guillaume iederen ochtend steeds meer geprikkeld. Ondanks zijn minachting -voor Sanier en hoewel hij trilde van verontwaardiging, moest hij, of hij wilde of -niet, de <i lang="fr">Voix du Peuple</i> koopen, als werd hij aangetrokken door de modder, die eruit stroomde. Trouwens ook -de andere couranten, zelfs de zoo correcte <i>Globe</i>, publiceerden onbewezen berichten en trokken daaruit de meest onrechtvaardige conclusies. -De taak van de pers scheen hierin te bestaan, dat Salvat bezoedeld en bevuild moest -worden, om in zijn persoon het anarchisme naar beneden te halen. Zijn geheele leven -was op die wijze een aaneenschakeling van schanddaden geworden: op zijn tiende jaar, -toen hij als een arm, verlaten kind op straat rondzwierf, was hij een dief, later -een slecht soldaat, een slecht werkman, die in dienst voor insubordinatie gestraft, -uit de werkplaatsen, waarin hij door zijn propaganda een slechten geest bracht, weggejaagd -was; nog later was hij als een verdacht avonturier naar Amerika gegaan, waar hij allerlei -onbekend gebleven misdaden gepleegd moest hebben—afgezien nog van zijn groote immoraliteit, -zijn samenleven na zijn terugkeer in Frankrijk met zijn schoonzuster, die zijn dochtertje -opgevoed had en die hij onder de <span class="pageNum" id="pb317">[<a href="#pb317">317</a>]</span>oogen van het kind tot zijn vrouw gemaakt had. Zoo werden zijn gebreken ten toon gespreid -en vergroot, zonder dat men de oorzaken, welke deze veroorzaakt hadden, in aanmerking -nam, het milieu, waar zij erger geworden waren, als verontschuldiging gelden liet. -Hoe moesten het menschelijkheids- en rechtvaardigheidsgevoel van Guillaume in opstand -komen<span class="corr" id="xd30e4002" title="Bron: , en"> in</span> hem, die den waren Salvat <span class="corr" id="xd30e4005" title="Bron: kenden">kende</span>—dezen teerhartigen mysticus, dezen hersenschimmigen, hartstochtelijken geest, die -weerloos in het leven geslingerd, door de verbitterde ellende steeds verpletterd en -eindelijk tot den droom gebracht was door de verwoesting van de geheele wereld de -gouden eeuw weer terug te doen keeren, treffen. -</p> -<p>Het ergste was, dat Salvat door alles verpletterd werd, sedert hij in strenge afzondering -gehouden werd en in de onbeperkte macht van den eerzuchtigen en mondainen Amadieu -was. Guillaume wist door zijn zoon Thomas, dat de beschuldigde op geen steun van zijne -vroegere kameraden in de fabriek Grandidier behoefde te rekenen. De fabriek begon -weer te bloeien, ging, dank zij de fabricatie van rijwielen, met den dag vooruit; -en men zeide, dat Grandidier nog slechts op den door Thomas gezochten, kleinen motor -wachtte, om tot de vervaardiging in het groot van automobielen over te gaan. Maar -juist die eerste successen, welke nauwlijks een belooning waren voor de vele jaren -van inspanning, hadden hem voorzichtig en streng gemaakt; hij ontsloeg enkele werklieden, -die in den reuk stonden anarchist te zijn, daar hij niet wilde, dat die pijnlijke -geschiedenis van Salvat, die vroeger bij hem gewerkt had, zijn firma in discrediet -brengen zou. Dat hij Toussaint en diens zoon Charles niet ontsloeg, hoewel de eerste -een zwager van den beklaagde was en de tweede van sympathie voor het anarchisme verdacht -werd, vond alleen zijn reden hierin, dat beiden daar reeds twintig jaar werkten. Toussaint, -die na de attaque van een beroerte slechts met moeite weer aan het werk gegaan was, -had zich voorgenomen, om, wanneer hij als getuige à décharge gedagvaard werd, alleen -maar te vertellen wat hij wist van Salvat’s <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> met zijn zuster. -</p> -<p>Op een avond, dat Thomas thuiskwam uit de fabriek, waar hij nu en dan proeven met -zijn motor ging nemen, vertelde hij, dat hij madame Grandidier gezien had, de arme -jonge vrouw, die tengevolge van een door het verlies van een kind veroorzaakte kraamvrouwenkoorts -krankzinnig geworden was en die haar man, ondanks de dikwijls hevige <span class="pageNum" id="pb318">[<a href="#pb318">318</a>]</span>aanvallen, ondanks het droevig dagelijksch leven dat hij met dit zoo beklagenswaardige -groote kind leidde, nooit in een krankzinnigengesticht had willen doen en steeds bij -zich gehouden had in het groote paviljoen, dat hij naast de fabriek bewoonde. De blinden -bleven steeds gesloten, en het was dan ook een groote verrassing, toen een der ramen -geopend werd en de zieke in den heerlijken zonneschijn van den vroegtijdigen lentedag -daarvoor kwam staan. Haar blond, mooi, glimlachend kopje was echter slechts even als -een wit en vluchtig visioen zichtbaar geweest, want al heel gauw had een dienstbode -het raam weer gesloten en was het paviljoen in zijn doodsche stilte teruggezonken. -In de fabriek werd verteld, dat zij sedert een maand geen aanval gehad had en dat -het krachtige en tevreden uitzien van den patroon, de sterke, maar eenigszins ruwe -hand, waarmede hij den toenemenden bloei van zijn firma verzekerde, daarin hun oorsprong -hadden. -</p> -<p>“Hij is niet kwaad,” zeide Thomas, “maar hij wil in den vreeselijken concurrentiestrijd, -dien hij doormaakt, ontzag inboezemen. Hij zegt, dat in onzen tijd, nu het kapitaal -en de loonarbeid elkander dreigen te vernietigen, de arbeiders, als zij willen blijven -eten, zich gelukkig mogen achten, dat het kapitaal in krachtige en verstandige handen -valt. Hij veroordeelt Salvat alleen daarom zoo meedoogenloos, omdat hij meent, dat -er een voorbeeld gesteld moet worden.<span class="corr" id="xd30e4019" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>Toen de jonge man dien dag uit de fabriek ging, had hij in de wijk van de rue Marcadet, -die als een van werken zoemende bijenkorf is, een hartverscheurende ontmoeting gehad. -Madame Thérèse en de kleine Céline kwamen er juist uit, nadat zij een weigerend antwoord -gekregen had van Toussaint, die haar zelfs geen tien sous had kunnen geven. Sedert -de arrestatie van Salvat hadden de arme vrouw en het kind niets meer te eten; verlaten, -met schele oogen aangezien, uit haar ellendig krot verjaagd, zwierven zij rond op -goed geluk af, in de hoop hier en daar een aalmoes te krijgen. -</p> -<p>“Ik heb gezegd, dat ze maar eens hier moesten komen, vader. Ik had zoo gedacht, dat -we den huiseigenaar een maand vooruit moesten betalen, dan hebben ze tenminste een -dak boven haar hoofd … Daar zijn ze zeker!” -</p> -<p>Guillaume had rillend geluisterd en verweet zichzelf, dat hij niet eerder aan die -twee arme schepsels gedacht had. Het was de vreeselijke, eeuwige, oude geschiedenis: -de man <span class="pageNum" id="pb319">[<a href="#pb319">319</a>]</span>verdwijnt, vrouw en kind worden dak- en broodloos. De gerechtigheid, die den man treft, -slaat achteruit en doodt de onschuldigen. -</p> -<p>Schuchter en angstig kwam madame Théodore binnen. Zij was bijna blind en de kleine -Céline moest haar leiden. Deze had ondanks haar in flarden hangend jurkje nog steeds -haar smal, intelligent, fijn gezichtje, dat niettegenstaande alles nu en dan nog door -een jeugdig lachje opgevroolijkt werd. -</p> -<p>Pierre en Marie waren beiden diep geroerd. In de kamer zat ook Madame Mathis, de moeder -van den kleinen Victor, die Grootmoeder met het verstelwerk hielp. Zij ging dikwijls -zoo uit werken, om daardoor haar zoon nu en dan een twintigfrancsstuk toe te kunnen -stoppen. Maar Guillaume alleen richtte het woord tot madame Théodore. -</p> -<p>“Och, mijnheer,” stamelde zij; “wie had nu ooit kunnen gelooven, dat Salvat tot zoo -iets in staat zou zijn. Hij is altijd zoo goed en vriendelijk! En toch is het waar, -want hij heeft alles aan den rechter bekend … Ik zeide tegen iedereen, dat hij in -België was. Ik was er niet heelemaal zeker van, en ik vind het maar prettiger, dat -hij niet bij ons teruggekomen is, want ik zou het vreeselijk gevonden hebben, als -hij bij ons gearresteerd was … En nu zij hem hebben, zullen zij hem natuurlijk ter -dood veroordeelen.” -</p> -<p>Céline, die nieuwsgierig rondgekeken had, begon plotseling met dikke tranen in haar -oogen te jammeren: -</p> -<p>“O neen, mama, zij zullen hem geen kwaad doen.” -</p> -<p>Guillaume gaf haar een zoen en bleef verder vragen. -</p> -<p>“Wat zal ik u zeggen, mijnheer? De kleine is nog niet in staat om te werken en ik -kan zoo goed als niets meer zien. Men wil mij zelfs niet meer als huishoudster nemen, -zoodat je wel van honger crepeeren moet … O, ik heb familie genoeg—een zuster van -mij is heel goed getrouwd met een ambtenaar, mijnheer Chrétiennot, die u misschien -wel kent. Maar hij is een beetje hoog in zijn wapens, en om mijn zuster scènes te -besparen, kom ik er niet meer, ook al, omdat zij tegenwoordig wanhopig is, daar zij -weer in positie verkeert, wat in een huishouden een ware ramp is, als je al twee dochtertjes -hebt … Daarom heb ik bijna niemand anders dan Toussaint, mijn broer. Zijn vrouw is -zoo kwaad niet, maar zij is toch niet meer dezelfde, sedert zij steeds door in angst -leeft, dat haar man een tweede attaque zal krijgen. Met de eerste zijn al haar spaarduitjes -<span class="pageNum" id="pb320">[<a href="#pb320">320</a>]</span>weggegaan; en wat moet er van haar worden, als hij later nog eens lam wordt? En dan -is er nog meer, dat haar hindert; want u moet weten, dat haar zoon Charles zoo dom -geweest is het dienstmeisje van een wijnhandelaar met jong te schoppen; maar die is -er natuurlijk vandoor gegaan en heeft hem met het kind laten zitten … Het is dus heel -goed te begrijpen, dat zij het zelf krap hebben. Ik neem het hun niet kwalijk; zij -hebben mij al dikwijls genoeg tien sous geleend, zij kunnen het niet blijven doen.” -</p> -<p>Zoo bleef zij maar doorpraten, zij beklaagde zich echter alleen om Céline. Was het -niet om te huilen—een zoo flink, handig meisje, dat op school zulke goede vorderingen -maakte en nu als een bedelares op straat moest zwerven? En verder merkte zij heel -goed, dat men om Salvat niets met haar te doen wilde hebben. De Toussaints wilden -zich in zoo’n geschiedenis niet compromitteeren, Charles alleen had gezegd, dat hij -begrijpen kon, dat men op een goeden dag zoo zeer het hoofd verloor, dat men de bourgeois -in de lucht wilde laten vliegen—gemeen en walgelijk was hun manier van doen. -</p> -<p>“Ik zeg niets, mijnheer, want ik ben maar een arme vrouw. Maar wanneer u weten wilt, -wat ik denk—ik denk, dat Salvat beter gedaan had, als hij wat hij deed niet gedaan -had, omdat wij tweeën, de kleine en ik, eigenlijk degenen zijn, die gestraft worden … -Ziet u, het wil er niet bij mij in: het kind van een ter dood veroordeelde …” -</p> -<p>Maar weer viel Céline haar in de rede en viel haar om den hals. -</p> -<p>“O, mama zeg dat toch niet. Het kan niet waar zijn!” -</p> -<p>Pierre en Marie hadden een blik vol eindeloos medelijden gewisseld, terwijl Grootmoeder -boven in de kast was gaan kijken, of zij niet wat linnengoed en kleeren voor die twee -ongelukkige stakkerds had. Guillaume, die tot tranen toe bewogen was en vol woede -tegen een wereld, waarin dergelijke dingen gebeuren konden, liet zijn aalmoes in de -hand der kleine glijden en beloofde aan madame Théodore, dat hij met den huiseigenaar -zou gaan spreken. -</p> -<p>“O mijnheer Froment,” begon de ongelukkige weer, “Salvat had wel gelijk, toen hij -zeide, dat u een brave man bent … U weet ook wel, dat hij niet slecht is, want hij -heeft een paar dagen bij u gewerkt. Nu hij in de gevangenis zit, spreekt iedereen -over hem alsof hij een bandiet is, en dat verscheurt mijn hart” -<span class="pageNum" id="pb321">[<a href="#pb321">321</a>]</span></p> -<p>En zich dan tot madame Mathis wendend, die stil en bescheiden was blijven werken: -</p> -<p>“Ik ken u ook, madame, en vooral uw zoon Victor, die dikwijls bij ons is komen praten … -Wees maar niet bang, ik zal niets zeggen, want ik wil niemand in gevaar brengen. Maar -wanneer Victor praten kon, dan zou hij alleen in staat zijn de denkbeelden van Salvat -te verklaren.” -</p> -<p>Verbijsterd keek madame Mathis haar aan. Daar zij van het ware leven en de ware gedachten -van haar zoon niets wist, schrok zij bij het denkbeeld, dat er een band kon bestaan -tusschen hem en dergelijke menschen. Maar bovendien geloofde zij er niets van. -</p> -<p>“U vergist u blijkbaar … Victor heeft mij verteld, dat hij bijna nooit meer in Montmartre -komt, dat hij altijd op zoek is naar werk.” -</p> -<p>Uit den ongerusten, bevenden toon van haar stem begreep madame Théodore, dat zij die -vrouw niet in haar treurige zaken had moeten mengen, en dadelijk maakt zij nederig -haar excuses. -</p> -<p>“Neem me niet kwalijk, madame, ik wilde u niet beleedigen. En misschien vergis ik -mij wel.” -</p> -<p>Madame Mathis was weer kalm aan het naaien gegaan, als wilde zij zoo gauw mogelijk -in haar eenzaamheid terugkeeren, waarin zij nauwlijks genoeg te eten had. Het hinderde -haar niet, dat haar aangebeden zoon haar veronachtzaamde, zij hoopte toch op hem, -hij bleef haar laatste droom … Eens zou hij haar met alle mogelijke geluk overstelpen! -</p> -<p>Grootmoeder kwam met een pak kleeren en linnengoed weer naar beneden en met eindelooze -dankbetuigingen gingen madame Théodore en Céline weg. Nog lang na haar vertrek bleef -Pierre zwijgend en met diepe rimpels in zijn voorhoofd, op en neer loopen, zonder -dat het hem mogelijk was weer aan het werk te gaan. -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Toen Pierre den volgenden dag terugkwam, was hij tot zijn verbazing getuige van een -heel ander bezoek. Een windvlaag kwam naar binnen—fladderende rokken, lachgilletjes, -en daar was de kleine prinses Rosemonde, die den jongen Hyacinthe Duvillard correct -en stijf op den voet volgde. -</p> -<p>“Ik ben het, waarde meester, ik had u als door uw genie in geestdrift gebracht leerling -een bezoek beloofd … En hier is onze jonge vriend, die zoo goed is mij dadelijk na -<span class="pageNum" id="pb322">[<a href="#pb322">322</a>]</span>mijn terugkeer uit Noorwegen bij u te brengen, want mijn eerste bezoek is voor u.” -</p> -<p>Zij draaide zich om en begroette heel gratieus Pierre, Marie, François en Antoine, -die ook in het atelier waren. -</p> -<p>“O, dat Noorwegen, waarde meester, u kunt u niets maagdelijkers voorstellen. Wij moesten -allen uit die nieuwe, ideale bron gaan drinken, wij zouden er gelouterd, verjongd -en tot groote opofferingen in staat van terugkeeren.” -</p> -<p>In werkelijkheid had zij zich er doodelijk verveeld, daar zij zich niet had kunnen -wennen aan het “melkdieet”, dat haar jonge minnaar haar oplegde. Deze <span class="corr" id="xd30e4067" title="Bron: huwlijksreis">huwelijksreis</span>, niet in het warme Italië, maar in het land van ijs en sneeuw, was wel buitengewoon -elegant geweest en had wel getuigenis afgelegd van de voornaamheid van hun liefde, -die vrij was van alle materialistische grofheid. Slechts hun zielen waren op reis -en zij wisselden niets dan zielskussen. Maar helaas werd zij op een nacht, dat hij -er beslist bij bleef haar als een symbolische, reine lelie te behandelen, zoo verbitterd, -dat zij een rijzweep nam en hem daarmede een rammeling toediende. Hij zelf was zoo -zwak geweest om boos te worden en haar een flink pak slaag te geven, waarop zij in -elkaars armen vielen en elkander als heel gewone menschen toebehoorden. Bij het ontwaken -vond zij deze sensatie, die zij zoo ver was gaan zoeken, vrij middelmatig, terwijl -hij haar nooit vergaf, dat zij dit avontuur, waarvan hij een intellectueel genot verwachtte, -tot een zoo vernederend einde gebracht had. Waartoe diende het het maagdelijke, hemelsche -Noorden te gaan ontwijden, waar een reeds bevlekte Fransche stad even goed geweest -zou zijn? En daar zij niet rein genoeg meer waren en zich niet verwant meer voelden -aan de zwanen op de droomzeeën, gingen zij den volgenden dag weer aan boord. -</p> -<p>Plotseling onderbrak zij haar verrukte schildering van Noorwegen, want het diende -nergens voor aan allen hun treurig échec te bekennen, en riep uit: -</p> -<p>“Tusschen twee haakjes, weet u wat mij bij mijn terugkomst wachtte? Ik heb mijn hôtel -heelemaal geplunderd gevonden … een plundering, waarvan u u geen voorstelling maken -kunt—en daarbij een vuiligheid, een smeerlapperij!… We hebben dadelijk begrepen, dat -de vriendjes van Bergaz erin betrokken waren.” -</p> -<p>Guillaume had den vorigen dag in de courant gelezen, dat een troep jonge anarchisten -ingebroken had in het hôtel <span class="pageNum" id="pb323">[<a href="#pb323">323</a>]</span>van prinses de Hardt, dat deze geheel onbewaakt had achtergelaten. De vriendelijke -bandieten hadden er zich niet mede tevreden gesteld alles ondersteboven te halen, -maar zij hadden blijkbaar twee dagen in het huis doorgebracht, den wijn uit den kelder -opgedronken, met de medegebrachte voorraden feestmaaltijden aangericht, de kamer bevuild -en overal sporen van hun verblijf achtergelaten. -</p> -<p>Toen Rosemonde thuis kwam, was zij meer verbaasd dan boos geweest en had dadelijk -gedacht aan den avond, dien zij met Bergaz en zijn twee lievelingen Rossé en Sanfaute -in het <i>Cabinet des Horreurs</i> had doorgebracht. Van haar zelf hadden zij gehoord, dat zij naar Noorwegen zou gaan. -Inderdaad waren die beiden dan ook gearresteerd, maar Bergaz was gevlucht. Zij verwonderde -er zich niet al te zeer over, want zij was reeds gewaarschuwd en wist, dat zich onder -het zeer gemengde gezelschap, dat zij in haar hartstocht voor internationale excentriciteiten -bij zich ontving, de grootste bandieten bevonden. Janzen had haar een paar vuile geschiedenisjes -verteld, die men aan Bergaz en zijn bende toeschreef. Ditmaal echter stak hij zijn -meening niet onder stoelen of banken en vertelde aan iedereen, die het weten wilde, -dat na Raphanel, Bergaz zich aan de politie verkocht had, en dat deze geheele geschiedenis -een streek van hem was, om door dien opzienbarenden diefstal, die te midden van zooveel -vuiligheid gepleegd was, het anarchisme voor altijd te bezoedelen. Lag het bewijs -daarvan niet in het feit, dat de politie hem had laten ontvluchten? -</p> -<p>“Ik had gedacht,” zeide Guillaume, “dat de couranten overdreven … Zij vinden op dit -oogenblik, om het geval van den armen Salvat nog erger te maken, zooveel <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> dingen uit.” -</p> -<p>“O neen,” antwoordde Rosemonde vroolijk; “zij hebben niet alles kunnen zeggen, het -was te smerig … Ik kon nu zonder eenig gewetensbezwaar naar een <span class="corr" id="xd30e4088" title="Bron: hotel">hôtel</span> gaan, waar ik het veel prettiger vind, want het begon mij thuis te vervelen … Maar -in ieder geval is het anarchisme een vuil zootje; ik durf niet meer te zeggen, dat -ik er sympathie voor voel.” -</p> -<p>Zij lachte en sprong plotseling op een andere gril over; zij wilde, dat de meester -haar over zijn nieuwe onderzoekingen vertelde, ongetwijfeld om hem te laten zien, -dat zij in staat was hem te begrijpen. Maar de geschiedenis van Bergaz had hem ongerust -gemaakt. Hij bepaalde zich tot <span class="pageNum" id="pb324">[<a href="#pb324">324</a>]</span>enkele algemeenheden en was tegenover de prinses slechts koel-beleefd. -</p> -<p>Inmiddels hernieuwde Hyacinthe de kennis met François en Antoine, met wie hij op het -lyceum-Condorcet geweest was. Hij was slechts tegen zijn zin met haar medegegaan; -hij gaf alleen aan haar toe door den angst, dien hij voor haar had, sedert zij hem -sloeg. Dit kleine huis van een als het ware verbannen scheikundige vervulde hem met -een medelijdende minachting en hij meende verplicht te zijn zijn meerderheid nog meer -te laten uitkomen tegenover oude kameraden, die hij als gewone werkmenschen terugvond. -</p> -<p>“O ja, dat is waar ook, je bent naar de <span class="corr" id="xd30e4098" title="Bron: Ecole">École</span> Normale gegaan,” zeide hij tegen François, die bezig was aanteekeningen uit een boek -te maken. “Je wilt, geloof ik, examen doen!… Och, wat zal ik je zeggen? Ik voor mij -kan het denkbeeld van een halsband niet verdragen. Zoodra het om een examen of zoo -iets gaat, weet ik absoluut niets meer … En tusschen ons gezegd en gezwegen, is wetenschap -toch niet veel meer dan voor-den-gek-houderij! En wat wordt je horizont erdoor beperkt! -Neen, je kan beter het kleine kind blijven, welks oogen het onzichtbare aanschouwen. -Zoo’n kind weet er meer van!” -</p> -<p>François, die dikwijls ironisch kon zijn, vond het aardig hem gelijk te geven. -</p> -<p>“Zeker, je hebt volkomen gelijk. Maar je moet er een natuurlijken aanleg voor hebben, -om dat kleine kind te blijven … Ik ben ongelukkigerwijze behept met een drang, om -alles te willen weten. Het is zonde en jammer, want ik zit nu heele dagen met mijn -neus in de boeken … O, ik zal nooit veel weten, dat is zeker, en misschien is dat -wel de reden, waarom ik altijd probeer meer te weten … Maar je zult me moeten toegeven, -dat werken even goed als niets doen een manier is om het leven door te komen, o zeker, -heel wat minder elegant, want jij vindt natuurlijk, dat werken minder aesthetisch -is!” -</p> -<p>“Minder aesthetisch, dat is het juiste woord,” zeide Hyacinthe. “Schoonheid is slechts -te vinden in het niet-uitgedrukte; ieder leven, dat tot werkelijkheid wordt, zinkt -weg tot alledaagschheid.” -</p> -<p>Maar hoe onnoozel hij in de geniale enormiteit van zijn pretenties was, voelde hij -toch den spot. Hij wendde zich tot Antoine, die aan zijn houtsnede was blijven werken, -het <span class="pageNum" id="pb325">[<a href="#pb325">325</a>]</span>portret van Lise, dat hij in zijn verlangen, om het ontwaken van het kind tot begrip -en leven uit te drukken, telkens weer opgaf, om het dan opnieuw te beginnen. -</p> -<p><span class="corr" id="xd30e4110" title="Niet in bron">“</span>Zoo heb jij je aan het graveeren gewijd … Sedert ik van het verzen-maken en van mijn -gedicht, Het Einde der Vrouw, heb afgezien, omdat ik de woorden zoo plomp en zoo grof -en zoo bezoedelend vond, heb ik er ook over gedacht mij aan het teekenen of aan het -graveeren te wijden … Maar waar is de teekening, die het mysterie, het hiernamaals, -de eenige wereld, die bestaat en belangrijk is, tot uitdrukking brengt? Met welk potlood -die te verkrijgen, op welke plaats die weer te geven? Er zou iets ontastbaars, dat -niet bestaat, dat alleen het wezen van dingen en menschen suggereert, voor noodig -zijn.” -</p> -<p>“Toch kan de kunst slechts door het stoffelijke van haar middelen dat weergeven, wat -zij het wezen van dingen en menschen noemt en wat in den grond der zaak haar volkomen -beteekenis is, tenminste die, welke wij haar toekennen … Het leven weergeven is mijn -groote passie, en er bestaat geen ander mysterie dan dat van het leven in het diepst -der wezens achter de dingen … Wanneer mijn houtsnede leeft, ben ik tevreden, omdat -ik geschapen heb.” -</p> -<p>Een spottende trek op Hyacinthe’s gezicht drukte zijn afkeer voor vruchtbaarheid uit. -Een heele kunst! De eerste de beste schoft maakte een kind. Iets uitgelezens en zeldzaams -was slechts de geslachtslooze, door zichzelf bestaande idée. Hij wilde dat uitleggen, -raakte echter in zijn woorden verward en begon dan over de uit Noorwegen medegebrachte -zekerheid, dat het met kunst en litteratuur in Frankrijk uit was, dat zij gedood waren -door de alledaagschheid, ja zelfs het misbruik der productie. -</p> -<p>“Dat is zoo,” merkte <span class="corr" id="xd30e4116" title="Bron: Francais">François</span> vroolijk op, “niets doen is reeds talent hebben.” -</p> -<p>Pierre en Marie keken en luisterden; deze vreemde invasie in het gewoonlijk zoo ernstige -en zoo kalme atelier maakte hen verlegen. Toch was de kleine prinses heel voorkomend; -zij kwam naar het jonge meisje toe en bewonderde het fijne borduurwerk, waar zij juist -de laatste hand aan legde. Zij wilde niet weggaan voor Guillaume zijn handteekening -gezet had in een album, dat Hyacinthe uit het rijtuig moest gaan halen. Hij voldeed -aan haar verzoek met een zichtbaren tegenzin; zij waren elkaar reeds moe, maar in -afwachting van een nieuwe gril liet zij hem niet <span class="pageNum" id="pb326">[<a href="#pb326">326</a>]</span>los en vermaakte zij zich ermee hem te terroriseeren. Toen zij hem, nadat zij Froment -verzekerd had, dat deze dag onvergetelijk voor haar zou blijven, medenam, bracht zij -hen allen aan het lachen door de woorden: -</p> -<p>“Zoo, kennen de jongelui Hyacinthe van het lyceum … Een goede jongen niet? Ja, hij -zou zelfs aardig zijn als hij net was als andere menschen.” -</p> -<p>Dienzelfden dag kwamen Janzen en Bache den avond bij Guillaume doorbrengen. De intieme -samenkomsten van Neuilly werden eens per week in Montmartre voortgezet. Pierre ging -op zulke dagen eerst heel laat naar huis; zoodra de twee vrouwen en de drie volwassen -zoons naar boven gegaan waren, werden er in het atelier, welks openstaand raam op -het nachtelijke, van gaslicht fonkelende Parijs uitzag, eindelooze gesprekken gehouden. -Théophile Morin kwam tegen tien uur, daar hij eerst nog had moeten werken. -</p> -<p>“Maar dat is een halve gekkin,” riep Janzen uit, toen Guillaume hun van het bezoek -der prinses verteld had. “Een oogenblik, toen ik pas met haar kennis gemaakt had, -heb ik gehoopt haar voor onze zaak dienstbaar te kunnen maken. Zij leek zoo overtuigd, -zoo dapper … Maar zij is een der meest perverse vrouwen op de heele wereld, steeds -uit op nieuwe emoties.” -</p> -<p>Het bloed steeg hem naar de wangen; eindelijk liet hij zijn gewone gereserveerdheid, -de geheimzinnigheid, waarin hij zich steeds hulde, varen. Ongetwijfeld had hij geleden -onder de breuk met haar, die hij eens de kleine koningin van het anarchisme genoemd -had en wier rijkdom en talrijke relaties in alle kringen hem prachtig propaganda- -en overwinningsmateriaal toegeschenen was. -</p> -<p>“Zooals je weet,” ging hij, wat kalmer geworden, voort; “is die plundering en bevuiling -van haar hôtel een streek van de politie … Men heeft, kort voor het proces van Salvat, -het anarchisme heelemaal in discrediet willen brengen.” -</p> -<p>Guillaume luisterde aandachtig. -</p> -<p>“Ja, dat heeft zij mij verteld … Maar ik geloof niet veel van dat verhaal. Als Bergaz -slechts gehandeld had onder den invloed, waarover je daarnet sprak, dan zou de politie -hem met de anderen gearresteerd hebben, zooals ze indertijd Raphanel en hen, die hij -verraden had, ook tegelijkertijd ingerekend hebben … En bovendien, ik ken Bergaz langer -dan vandaag; hij is altijd een halve plunderaar geweest.” -<span class="pageNum" id="pb327">[<a href="#pb327">327</a>]</span></p> -<p>Zijn stem was somber geworden en hij maakte een bedroefd gebaar. -</p> -<p>“Zeker, ik begrijp alle eischen, zelfs alle wettige vergeldingsmaatregelen … Maar -een diefstal, een cynische diefstal alleen uit genot om te stelen, neen, daar kan -ik niet bij … De trotsche hoop op een rechtvaardige en betere maatschappij wordt daardoor -in mij verwoest … Dien diefstal in het hôtel de Hardt vind ik diep en diep treurig.” -</p> -<p>Om Janzen’s lippen speelde het raadselachtige, als een dolkmes zoo snijdende glimlachje. -</p> -<p>“Dat is een quaestie van atavisme! De eeuwen van beschaving en geloof, die achter -ons liggen, protesteeren in jou. Je moet wel terugnemen wat ze je niet willen teruggeven … -Het eenige wat mij hindert, is dat Bergaz dit oogenblik uitgekozen heeft, om zich -te verkoopen. Een comedie-diefstal, een oratorisch effect, dat de officier van justitie -hebben wil om het hoofd van Salvat te eischen.” -</p> -<p>In zijn haat tegen de politie en misschien ook ten gevolge van een oneenigheid, die -hij met Bergaz, met wien hij vroeger bevriend was, gehad had, bleef Janzen bij deze -verklaring. Het leven van dezen vaderlandlooze, die zijn bloedigen droom door geheel -Europa met zich droeg, bleef ondoorgrondelijk. Guillaume zag van een verdere discussie -af en zeide eenvoudig: -</p> -<p>“Die ongelukkige Salvat. Alles komt op hem neer, alles zal hem verpletteren!… Je kunt -je niet begrijpen hoe woedend dat geval mij maakt. Al mijn voorstellingen van gerechtigheid -en waarheid komen daartegen in verzet. Zeker, hij is een krankzinnige, maar een, die -zooveel verontschuldigingen heeft, die in den grond der zaak slechts een op het dwaalspoor -gebrachte martelaar is! En nu is hij het uitverkoren slachtoffer, de zondenbok, die -voor ons allen boeten moet.” -</p> -<p>Bache en Morin schudden hun hoofd zonder te antwoorden. Zij staken hun afkeer voor -het anarchisme niet onder stoelen of banken. Morin, die vergat, dat zijn eerste leermeester -Proudhon het woord, ja bijna de zaak zelf in de wereld gebracht had, herinnerde zich -nog slechts zijn afgod Auguste Comte, om zich met hem in het mooie, hiëratische rijk -der wetenschappen op te sluiten. Hij was bereid zich aan de tyrannie te onderwerpen -tot den dag, waarop het ontwikkelde en tot vrede gebrachte volk het geluk waard zijn -zou. De oude humanitaire mysticus Bache werd door de individualistische <span class="pageNum" id="pb328">[<a href="#pb328">328</a>]</span>dorheid van de libertaire theorie in zijn diepste overtuiging gekwetst: hij haalde -zacht zijn schouders op en zeide, dat iedere oplossing te vinden was bij Fourier, -die de toekomst voor eeuwig verwezenlijkt had door de alliantie van talent, kapitaal -en arbeid te decreteeren. Toch waren beiden met de burgerlijke republieken, die de -hervormingen zoo langzaam tot stand brachten, niet tevreden; zij vonden, dat hun ideeën -bespot werden, dat alles steeds slechter ging en ergerden zich eveneens over de manier, -waarop de verschillende partijen Salvat trachtten uit te buiten, om de macht te behouden -of die in handen te krijgen. -</p> -<p>“Als je bedenkt, dat die ministerieele crisis nu al bijna drie weken duurt,” zeide -Bache. “Alle begeerten en hartstochten worden in hun volle naaktheid bloot gelegd, -het is een walgelijk schouwspel … Hebben jullie in de ochtendbladen gelezen, dat de -president er weer toe heeft moeten besluiten Vignon op het Elysée te ontbieden?” -</p> -<p>“O, kranten lees ik niet meer,” prevelde Morin met zijn moede stem. “Waarom zou ik -dat doen? Die worden zoo slecht geschreven en liegen toch allemaal.” -</p> -<p>Inderdaad kwam er aan de ministerieele crisis geen eind. De president der Republiek -had de aanwijzingen, die de zitting, waarin het ministerie Barroux gevallen was, hem -gaf, gevolgd en zeer correct Vignon, den overwinnaar, ontboden om hem met de vorming -van een nieuw ministerie te belasten. Het scheen een heel eenvoudige zaak te zijn, -die nauwlijks twee of drie dagen zou in beslag nemen, want reeds maanden lang noemde -men de namen der vrienden, die de jonge leider der radicale partij in zijn kabinet -zou opnemen. Maar allerlei moeilijkheden hadden zich voorgedaan, Vignon had tien dagen -lang te midden van zoo onoverkomelijke hinderpalen moeten strijden, dat hij uit vrees, -dat hij al zijn krachten voor later uitputten zou, wanneer hij hardnekkig volhouden -bleef, den president medegedeeld had, dat hij van de opdracht afzag. Dadelijk had -deze andere afgevaardigden ontboden, totdat hij er eindelijk een vond, die dapper -genoeg was om op zijn beurt een proef te nemen. -</p> -<p>Maar ook hij was op dezelfde moeilijkheden gestooten: eerst scheen het, dat een voorloopige -lijst binnen enkele uren definitief zou worden, maar dan kwamen er aarzelingen, verslappingen, -een langzame verlamming, die ten slotte tot een echec leidden. Het was, alsof het -heimelijke woelen, dat Vignon’s werk onmogelijk gemaakt had, opnieuw begon, <span class="pageNum" id="pb329">[<a href="#pb329">329</a>]</span>alsof een bende onzichtbare medeplichtigen bezig was de verschillende combinaties -met een verborgen doel te doen mislukken. En de president had de vorming van een kabinet -opnieuw moeten opdragen aan Vignon, die ditmaal een bijna volledige lijst in zijn -zak had en zeker scheen binnen tweemaal vier-en-twintig uur te slagen. -</p> -<p>“Maar het is nog niet uit,” zeide Bache verder. “Goed ingelichte personen verzekeren, -dat Vignon nu evenmin als den eersten keer zal slagen. Niets kan mij van mijn idee -afbrengen, dat Duvillard’s bende dat heele zaakje leidt. Maar ten voordeele van wien, -dat weet ik niet. Maar je kunt ervan overtuigd zijn, dat het er in de allereerste -plaats om gaat de zaak van de Afrikaansche sporen in den doofpot te stoppen … Als -Monferrand niet al te zeer gecompromitteerd was, dan zou ik gelooven, dat hij erachter -zit. Heb je niet opgemerkt, hoe de <i>Globe</i>, die plotseling Barroux in den steek gelaten heeft, bijna dagelijks met een eerbiedige -sympathie over Monferrand spreekt. Dat is een ernstig symptoom, want Fonsègue heeft -anders de gewoonte niet de overwonnenen zoo vroom op te rapen … Enfin, wat kan je -van die vervloekte Kamer verwachten? In ieder geval gebeurt er weer iets vuils.” -</p> -<p>“En dan die sul van een Mège,” zeide Morin, “die voor alle partijen zorgt, behalve -voor zichzelf. Is het niet belachelijk dat hij denkt, dat hij alleen maar het eene -ministerie na het andere behoeft omver te werpen, om eindelijk zelf kabinetsformateur -te worden?” -</p> -<p>Bij den naam van Mège protesteerden allen, één in hun gemeenschappelijken haat, luid. -Bache, die in vele opzichten toch precies hetzelfde dacht als de apostel van het Staatscollectivisme, -veroordeelde iedere redevoering, iedere daad van hem met een onverbiddelijke strengheid<span class="corr" id="xd30e4158" title="Niet in bron">.</span> Janzen noemde hem eenvoudig een burgerlijken reactionnair, dien men als een van de -eerste wegvegen moest. Dat was de hartstocht van hen allen; dikwijls konden zij rechtvaardig -zijn tegenover hun onverzoenlijkste tegenstanders, die geen enkel van hun denkbeelden -<span class="corr" id="xd30e4160" title="Bron: dulden">duldden</span>, terwijl het een groote, onvergeeflijke misdaad was bijna eender te denken als zij, -zonder het in alle opzichten volkomen met hen eens te zijn. -</p> -<p>Dan kwam het gesprek op Sanier, wiens blad de modder iederen dag als uit een riool -haalde. Guillaume, die volgens zijn gewoonte op en neer was gaan loopen, ontwaakte -uit zijn droef gepeins, om uit te roepen: -<span class="pageNum" id="pb330">[<a href="#pb330">330</a>]</span></p> -<p>“O, die Sanier! Wat een vuil werk verricht die! Heel gauw zal er niets of niemand -meer zijn, op wien hij niet gespogen heeft. Je denkt, dat hij het met je eens is, -en plotseling wordt je bevuild … Heeft hij gisteren niet verteld, dat men bij zijn -arrestatie op Salvat valsche sleutels gevonden heeft en portemonnaies, die hij van -wandelaars gestolen zou hebben … Altijd Salvat! Salvat, het onuitputtelijk onderwerp -voor artikelen! Salvat, wiens naam voldoende is om de oplaag der couranten te verdriedubbelen! -Salvat, de gelukkige afleiding voor de omgekochten van de Afrikaansche sporen! Salvat, -het slagveld, waarop ministeries vallen en gevormd worden! Allen buiten hem uit en -wurgen hem!” -</p> -<p>Na dezen kreet van verzet en medelijden namen de vrienden afscheid. Pierre had den -geheelen avond voor het open raam gezeten en zonder een woord te zeggen geluisterd. -Hij was ten prooi aan zijn twijfel, aan zijn innerlijken tweestrijd, en nog geen van -de vele elkaar tegensprekende meeningen hadden hem een oplossing, een bevrediging -gebracht. Zij waren het er slechts over eens, dat de oude wereld verdwijnen moest, -zonder dat zij in een zelfde broederlijke krachtsinspanning de toekomstige wereld -van gerechtigheid en waarheid vermochten op te bouwen. -</p> -<p>Toen Pierre op zijn beurt ook eindelijk wegging, legde Guillaume zijn beide handen -op de schouders van zijn broer en keek hem, ondanks zijn toorn diep geroerd, lang -aan. -</p> -<p>“Jij lijdt ook, arme jongen, dat zie ik al een paar dagen. Maar jij bent de meester -van je lijden, want de strijd wordt slechts in jou zelf gestreden, jij kunt je zelf -overwinnen, terwijl men de wereld niet kan overwinnen, wanneer het lijden het gevolg -is van haar slechtheid en ongerechtigheid!… Kom, wees dapper, handel volgens je rede, -ook al moet het je tranen kosten, en je zal kalm worden.” -</p> -<p>Toen Pierre dien nacht in zijn kleine huisje te Neuilly, waarin nog slechts de schimmen -van zijn vader en van zijn moeder terugkeerden, alleen was, hield een allerlaatste -strijd hem nog lang wakker. Nooit nog had hij een zoo sterken afschuw gevoeld voor -zijn leugen, voor dat priesterschap, dat een zinloos gebaar voor hem geworden was, -voor die soutane, welke hij eigenlijk slechts als een soort vermomming droeg. Misschien -had wat hij bij zijn broeder gezien en gehoord had—de maatschappelijke ellende van -sommigen, de nuttelooze en dwaze agitatie van anderen, het ondanks alle onderlinge -tegenspraak hardnekkig blijvende <span class="pageNum" id="pb331">[<a href="#pb331">331</a>]</span>verlangen naar een betere menschheid—hem de noodzakelijkheid van een eerlijk, in het -volle licht normaal te leiden leven nog dieper doen gevoelen. Nu kon hij aan den langen -droom, dien hij eens gedroomd had, dat menschenschuwe en eenzame leven van een vroom -priester, die hij niet was, niet denken, zonder dat een rilling van schaamte hem doorhuiverde, -zijn geweten in opstand kwam tegen die lange leugen. Nu stond het vast: hij zou niet -langer liegen, zelfs niet uit barmhartigheid, om aan anderen de goddelijke illusie -te geven. Maar welk een losscheuren uit alles wat hem eens lief geweest was, was het -afleggen van die soutane, welke hij aan zijn huid meende te voelen plakken. Hoe troosteloos -was het voor hem tegen zichzelf te moeten zeggen, dat hij, zelfs wanneer hij zich -losrukte, zwak, gewond, verminkt zou blijven, zonder ooit weer te kunnen worden als -andere menschen. -</p> -<p>Daarin bestond in dien vreeselijken nacht wederom zijn strijd en zijn marteling. Zou -het leven nog iets van hem willen weten? Was hij niet geteekend om eeuwig afzonderlijk -te blijven staan? Hij meende zijn eed als een rood gloeiend ijzer in zijn vleesch -te voelen. Waartoe diende hij zich te kleeden als andere mannen, daar hij toch nooit -meer een man zijn kon? Tot nog toe had hij zoo bevend, zoo onhandig, zoo verloren -in zijn verzaking en in zijn droomwereld geleefd! Niet meer kunnen! Niet meer kunnen! -Deze vrees, waardoor hij bang was te zullen verlammen, liet hem niet los. En toen -hij een besluit nam, deed hij het in angst, alleen uit eerlijkheid. -</p> -<p>Toen Pierre den volgenden dag naar Montmartre terugging, droeg hij een donkere jas -en broek. Grootmoeder en de drie <span class="corr" id="xd30e4178" title="Bron: zoon">zonen</span> lieten hun verbazing noch door een uitroep, noch door een blik blijken. Was het niet -heel natuurlijk? Zij begroetten hem op dezelfde kalme manier als altijd, misschien -zelfs met nog meer hartelijkheid en liefde, om de eerste oogenblikken makkelijker -voor hem te maken. Maar Guillaume lachte hem vriendelijk toe. Hij zag daarin zijn -werk. De genezing kwam, zooals hij gehoopt had, door hem en bij hem, in de volle zon, -in het leven, dat de groote glazen deur in breede stroomen binnen vallen liet. -</p> -<p>Ook Marie had opgekeken en zag Pierre aan. Zij wist niet wat haar zoo logisch woord: -“Waarom trek je die niet uit?” hem had doen lijden. Dat hij zijn soutane afgelegd -had, vond zij eenvoudig makkelijker voor het werk. -<span class="pageNum" id="pb332">[<a href="#pb332">332</a>]</span></p> -<p>“Kom eens kijken, Pierre … Toen ik kwam, zat ik juist te kijken, hoe de wind al die -rookwolken naar het Oosten drijft. Je zoudt ze voor schepen kunnen aanzien, voor een -niet te tellen eskader, dat de zon purper kleurt. Ja, ja, het zijn gouden schepen, -duizenden gouden schepen, die uit den oceaan van Parijs uitloopen, om de aarde beschaving -en vrede te brengen!” -</p> -</div> -</div> -<div id="ch4.3" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch4.3.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">III.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Twee dagen later was Pierre al aan zijn nieuwe kleedij gewend; en hij dacht er zelfs -niet meer aan, toen hij op een morgen op weg naar Montmartre abbé Rose voor de basilica -van den <span class="corr" id="xd30e4189" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> ontmoette. -</p> -<p>De oude priester schrikte eerst en herkende hem nauwlijks in die kleeding; dan greep -hij zijn beide handen en keek hem lang aan. -</p> -<p>“O mijn zoon, dus ben je toch in de vreeselijke ellende gevallen, waarvoor ik altijd -zoo bang geweest ben!” zeide hij met tranen in zijn oogen. “Ik heb er nooit met je -over willen spreken, maar ik voelde wel, dat God je ziel verlaten had. Een diepere -wond in mijn hart kon mij door niets toegebracht worden!” -</p> -<p>Bevend nam hij hem wat ter zijde, als om hem te onttrekken aan de verontwaardiging -der enkele voorbijgangers. Zijn krachten begaven hem en hij liet zich neervallen op -een stapel steenen, die vergeten in het gras was blijven staan. -</p> -<p>Deze diepe, echte smart van zijn ouden, hartelijken vriend trof Pierre meer dan heftige -verwijten en vervloekingen gedaan zouden hebben. De plotselinge, onvoorziene pijn, -welke deze ontmoeting, die hij toch had moeten voorzien, veroorzaakte, bracht ook -Pierre de tranen in de oogen: deze breuk met den vromen man, wiens droom van naastenliefde—de -hoop om door goedheid de wereld te redden—hij zoo lang gedeeld had, bracht hem een -wonde toe, waaruit het beste van zijn bloed wegstroomde. Zij hadden, in hun verlangen -om den gelukkigen oogst der toekomst te bespoedigen, samen zooveel goddelijke illusies -gehad, zoo gestreefd naar het betere, zooveel vergiffenis geschonken<span class="corr" id="xd30e4197" title="Niet in bron">.</span> En nu scheidden zich hun wegen: hij, de jongere, keerde tot het leven terug en liet -den oude alleen verder droomen en vergeefs wachten. -</p> -<p>“O mijn vriend, mijn vader, het eenige wat mij spijt, nu ik al deze martelingen van -mij schud, is u alleen achter te laten <span class="pageNum" id="pb333">[<a href="#pb333">333</a>]</span>Ik dacht reeds genezen te zijn, maar mijn arm hart breekt nu ik u weer zie … Ween -niet over mij, wat ik u smeeken mag, doe mij geen verwijten. Wat ik gedaan heb, moest -ik doen—u zelf zoudt, wanneer ik uw raad gevraagd had, mij gezegd hebben, dat het -beter is geen priester meer te zijn dan een priester zonder geloof en zonder eer.” -</p> -<p>“Ja, ja,” herhaalde abbé Rose zacht; “je hadt geen geloof meer, dat vermoedde ik maar -al te zeer, en ik maakte me erg ongerust over je strakheid en je heiligheid, waarin -ik zooveel wanhoop raadde. Hoevele uren heb ik niet getracht je te kalmeeren! En ook -nu moet je naar mij luisteren, want ik moet je redden … Helaas ik ben geen theologische -geleerde, om met je te discussieeren, om je met bijbelteksten en dogma’s tot ons terug -te brengen. Maar in naam der naastenliefde, mijn kind, alleen in naam der naastenliefde, -denk na, vat je taak, om troost en hoop te geven, weer op.” -</p> -<p>Pierre, die naast hem was gaan zitten, begon zich op te winden. -</p> -<p>“De naastenliefde, de naastenliefde! Juist de zekerheid, dat zij niets beteekent, -dat zij onmiddellijk bankroet slaan moet, heeft ten slotte den priester in mij gedood … -Hoe kunt u gelooven, dat geven voldoende is, waar gij uw heele leven niets anders -gedaan hebt dan geven, zonder dat gij voor de anderen en voor u zelf iets anders geoogst -hebt dan de eeuwige, ja zelfs steeds erger wordende onrechtvaardige ellende, zonder -dat gij ooit den dag bepalen kunt, waarop die <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> schande zal ophouden?… De belooning na den dood, zult u zeggen, de rechtvaardigheid -in het paradijs! O, dat is geen gerechtigheid, dat is een fopperij, waaronder de wereld -reeds eeuwen lijdt.” -</p> -<p>En hij herinnerde hem aan hun leven in de wijk Charonne, toen zij samen de kleine -dakloozen van de straat opraapten, toen zij den ouders in de krotten hulp brachten; -hij herinnerde hem aan zijn bewonderenswaardige krachtsinspanning, die, wat hem zelf -betrof, op een verwijt van zijn superieuren, op een soort verbanning ver van zijn -armen uitgeloopen was. En had men hem niet met nog strengere straffen bedreigd, wanneer -hij weer begon den godsdienst door in den blinde gegeven en doellooze aalmoezen in -gevaar te brengen. Nu werden zijn gangen nagegaan, met argwaan aangezien; werd hij -als het ware niet ondergedompeld door de voortdurend stijgende ellende, waar hij toch -wist, dat hij nooit genoeg zou kunnen geven, zelfs wanneer hij over <span class="pageNum" id="pb334">[<a href="#pb334">334</a>]</span>millioenen beschikte, dat hij niets deed dan het lijden der armen verlengen, die, -wanneer zij vandaag aten, toch morgen niets te eten hebben zouden? Hij was machteloos; -de wonde, die hij meende te verbinden, brak op hetzelfde oogenblik aan alle kanten -open; het geheele maatschappelijke lichaam zou door dit gezwel aangegrepen en vernietigd -worden. Maar de oude priester luisterde bevend toe en schudde zijn wit hoofd. -</p> -<p>“Wat komt het erop aan? Wat komt het erop aan, mijn kind? Je moet geven, altijd geven, -ondanks alles geven. Een andere vreugde bestaat niet … Houd je, ook al mogen de dogma’s -je hinderen, aan dat Evangelie, blijf je heil zoeken in naastenliefde.” -</p> -<p>Toen raakte Pierre in opwinding en vergat, dat hij tegen dezen eenvoudige van geest -sprak, die niets was dan menschenliefde, niet in staat om hem te volgen. -</p> -<p>“De proef is genomen; met barmhartigheid is het heil der menschheid niet te bereiken; -het kan slechts uit gerechtigheid geboren worden. Dat is de langzamerhand steeds luider -en luider wordende kreet, die uit alle volkeren opstijgt. Nu reeds bijna twee duizend -jaar is het Evangelie een mislukking gebleven. Jezus heeft geen verlossing gebracht; -het lijden der menschheid is even groot, even onrechtvaardig gebleven. Het Evangelie -is niets meer dan een verouderde codex geworden, waaruit de volkeren niets dan verwarring -en nadeel zullen trekken … Wij moeten ons daarvan bevrijden.” -</p> -<p>Dat was zijn vaststaande overtuiging. Welk een vreemde dwaling was het als socialen -wetgever Jezus te nemen, die te midden van een andere maatschappij, in een andere -wereld, in een anderen tijd geleefd had<span class="corr" id="xd30e4220" title="Niet in bron">.</span> En zelfs wanneer men van zijn moraal en van zijn leer slechts het menschelijke en -het eeuwige wilde bewaren, dat zij bevatten—welk een gevaar lag dan nog niet in de -toepassing van onveranderlijke voorschriften op alle tijden. Geen enkele maatschappij -zou onder de strikte toepassing van het Evangelie kunnen leven, Jezus is de vernietiger -van alle natuurlijke orde, van alle werk, van alle leven; hij heeft de vrouw en de -wereld, de eeuwige natuur, de eeuwige vruchtbaarheid van dingen en wezens verloochend. -Toen kwam het Katholicisme en richtte op hem zijn vreeselijk gebouw van schrikaanjaging -en onderdrukking op. De erfzonde is de verschrikkelijke, bij ieder schepsel terugkeerende -herediteit, die niet, zooals de wetenschap, de correctieven van opvoeding, omstandigheden -en omgeving toelaat. -<span class="pageNum" id="pb335">[<a href="#pb335">335</a>]</span></p> -<p>Er is geen pessimistischer opvatting denkbaar dan dat de mensch op die wijze reeds -bij zijn geboorte aan den duivel gewijd, tot zijn dood aan een eeuwigen strijd met -zichzelf ten prooi is. Een onmogelijke en absurde strijd, want het gaat er daarbij -om den geheelen mensch te veranderen, het vleesch en de rede te dooden, den duivel -in de diepte der wateren, der bergen en der wouden te vervolgen, om hem daar met sap -der aarde te vernietigen. De wereld is niets meer dan één zonde, een hel van verleidingen -en lijden, die men doortrekt, om den hemel te verdienen. Deze godsdienst van den dood, -welken alleen de idee der naastenliefde in stand heeft kunnen houden, maar die door -het verlangen naar gerechtigheid onvermijdelijk zal weggevaagd worden, is een prachtig -werktuig voor het absolute despotisme. De arme, de ongelukkige bedrogene, die niet -meer aan het Paradijs gelooft, wil, dat de verdiensten van een ieder hier op aarde -beloond worden; het eeuwige leven wordt weer de goede godin, het werk is de wet der -wereld, de vruchtbare vrouw komt weer in eere, het dwaze schrikbeeld der hel maakt -plaats voor de glorierijke, steeds voortbrengende natuur. De oude Semietische droom -van het leven wordt weggevaagd door de heldere, op de moderne wetenschap steunende -Latijnsche rede. -</p> -<p>“Sedert achttienhonderd jaar belemmert het Christendom het voortschrijden der menschheid -naar waarheid en gerechtigheid,” besloot Pierre. “Eerst op den dag, dat zij het afschaft -door het Evangelie te plaatsen bij de boeken der wijzen, zonder daarin een absoluten -en alles beslissenden codex te zien, zal zij haar evolutie weder kunnen voortzetten.” -</p> -<p>Abbé Rose hief zijn bevende handen op. -</p> -<p>“Zwijg toch, mijn zoon, zwijg toch! Je lastert!… Ik wist, dat je gekweld <span class="corr" id="xd30e4228" title="Bron: werdt">werd</span> door twijfel; maar ik hield je voor zoo geduldig en zoo bereid om te lijden, dat -ik op je verzaking en berusting rekende! Wat is er toch gebeurd, dat je zoo plotseling -de Kerk den rug toekeert? Ik herken je niet meer; een passie is in je opgestoken, -een onoverwinlijke kracht sleurt je mede … Wat is er toch? Wie heeft je zoo veranderd?” -</p> -<p>Verwonderd luisterde Pierre naar hem. -</p> -<p>“Maar ik verzeker u heusch, dat ik dezelfde ben, dien u altijd gekend hebt—dat is -slechts de onvermijdelijke ontknooping, het onvermijdelijke resultaat! Wie zou zijn -invloed <span class="pageNum" id="pb336">[<a href="#pb336">336</a>]</span>op mij hebben kunnen doen gelden, daar niemand in mijn leven gekomen is? Welke nieuwe -gevoelens zouden mij kunnen veranderen, waar ik geen nieuwe vind, wanneer ik mijzelf -ondervraag. Ik ben dezelfde, precies dezelfde gebleven.” -</p> -<p>Toch was er een weifeling in zijn stem. Was het werkelijk waar, dat er niets nieuws -in hem gekomen was? Hij onderzocht zijn geweten nogmaals, maar hij kon niets vinden. -Het was slechts een heerlijk ontwaken, een onmetelijke begeerte om te leven, een drang -zijn armen wijd genoeg te kunnen openen, ten einde al wat bestond aan zijn hart te -kunnen drukken. Een storm van jubel hief hem op en sleurde hem mede. -</p> -<p>Hoewel abbé Rose veel te onschuldig was, om hem te kunnen begrijpen, schudde hij weer -zijn hoofd en dacht aan de valstrikken van den duivel. Deze afval van zijn kind, zooals -hij Pierre noemde, sloeg hem terneer. Hij sprak nog en kreeg de ongelukkige ingeving -hem den raad te geven met monseigneur Martha te gaan spreken, want hij hoopte, dat -een geestelijke van zulk een autoriteit de juiste woorden zou weten te vinden, om -hem tot het geloof terug te brengen. Maar Pierre had den moed te zeggen, dat hij uit -de Kerk ging, juist omdat hij daarin zoo’n leugenaar en despoot aangetroffen had, -die van den godsdienst een verderf aanbrengende diplomatie maakte en ervan droomde -de menschen door list tot God terug te brengen. Toen stond abbé Rose wanhopig op; -hij vond geen argument meer en wees slechts met een gebaar op de basilica, die met -zijn reusachtige, onvoltooide, vierkante massa stond te wachten op den koepel, welke -haar bekronen moest. -</p> -<p>“Dit is het huis Gods, mijn kind, het monument van verzoening en van triomf, van boete -en vergiffenis. Je hebt er de mis gelezen en je verlaat het als een heiligschennende -meineedige.” -</p> -<p>Pierre was ook opgestaan en in een exaltatie van kracht en gezondheid antwoordde hij: -</p> -<p>“Neen, neen, ik verlaat de Kerk vrijwillig, zooals men een kelder verlaat, om in de -vrije lucht, naar de zon terug te keeren. God is daar niet, het is daar slechts een -uitdaging van de rede, van de waarheid en van de gerechtigheid, een reusachtig gebouw, -dat men zoo hoog mogelijk opgericht heeft als een citadel van het absurde, die Parijs, -dat hij beleedigt en bedreigt, beheerschen moet.” -<span class="pageNum" id="pb337">[<a href="#pb337">337</a>]</span></p> -<p>En toen hij zag, dat de oogen van den ouden priester zich weer met tranen vulden, -en daar hij zelf wanhopig was over hun breuk, wilde hij vluchten. -</p> -<p>“Vaarwel! Vaarwel!” -</p> -<p>Maar abbé Rose had hem reeds in zijn armen genomen en kuste hem als het verdoolde -schaap, dat den herder het liefst is. -</p> -<p>“Niet vaarwel, niet vaarwel, mijn kind! Zeg: tot ziens! Zeg dat we elkaar nog terug -zullen vinden, tenminste onder hen, die weenen en honger hebben. Al geloof je ook, -dat de naastenliefde bankroet gemaakt heeft, toch zullen we elkander altijd in onze -armen blijven liefhebben!” -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Pierre, die de kameraad van zijn drie groote neven geworden was, had van hen in enkele -lessen leeren fietsen, om hen op hun ochtendritjes te kunnen vergezellen; reeds was -hij een paar maal met hen en met Marie over de hard geplaveide wegen in de richting -van het meer van Enghien gereden. Op een ochtend, dat Marie zich voornam met hem en -Antoine naar het bosch van Saint-Germain te gaan, kreeg deze laatste plotseling een -verhindering. Zij had haar fietskostuum al aan: een korten rok van zwarte serge en -een jakje van dezelfde stof op een écru zijden overhemdje—en de Aprilochtend was zoo -helder en zacht, dat zij vroolijk uitriep: -</p> -<p>“Dat hindert niet, ik neem je mede, dan zijn we met ons beiden! Ik wil, dat je het -genot leert kennen om op een goeden weg tusschen mooie boomen te rijden.” -</p> -<p>Maar daar hij nog niet zoo erg getraind was, besloten zij dat zij met hun fietsen -den trein tot Maisons-Laffitte nemen zouden, om vandaar door het bosch te rijden en -dan weer met den trein terug te komen. -</p> -<p>“Zijn jullie weer vóór het déjeuner terug?” vroeg Guillaume, die pret had in dit uitstapje, -en zijn broer, die ook geheel in het zwart was, glimlachend aankeek. -</p> -<p>“Natuurlijk,” antwoordde Marie. “Het is net acht uur, we hebben dus allen tijd. Maar -ga in ieder geval maar dejeuneeren, wij zullen wel invallen, als het noodig is.” -</p> -<p>Het was een heerlijke ochtend. Bij het weggaan dacht Pierre, dat hij met een goeden -kameraad was, wat dit uitstapje met hun tweeën in de lekkere lentezon heel natuurlijk -maakte. De bijna gelijke kostuums werkten door de vrijheid <span class="pageNum" id="pb338">[<a href="#pb338">338</a>]</span>van beweging, die zij veroorloofden, ongetwijfeld tot die vroolijke, rustige en gemoedelijke -stemming mede. Maar er was ook nog iets anders: de gezonde, vrije lucht, het genot -van de gemeenschappelijke lichaamsbeweging, de vreugde zich vrij te gevoelen in de -vrije natuur. -</p> -<p>In den coupé, waar zij alleen waren, kwam Marie op haar lyceumherinneringen terug. -</p> -<p>“O, je hebt er geen idee van hoe heerlijk we krijgertje konden spelen! Om harder te -kunnen loopen, bonden wij onze rokken met touwtjes vast, want toen durfden ze ons -niet zooals nu in een broek te laten loopen. Het was een geschreeuw, een geloop, een -geren, onze haren vlogen in den wind en we hadden kleuren als boeien!… En dat belette -je niet om te werken, integendeel! Wanneer we eenmaal aan het studeeren waren, hielden -we ook een wedloop wie het meest weten en de eerste van de klas zijn zou.” -</p> -<p>Zij lachte er nog hartelijk om, terwijl Pierre haar verwonderd aankeek—zoo blozend -en gezond zag zij er uit onder den zwart vilten hoed, dien een lange zilveren haarpen -op haar dikken wrong vasthield. Haar prachtig bruin haar, dat hoog opgenomen was, -liet haar frisschen nek, die kinderlijk teer gebleven was, vrij, en nog nooit had -hij haar in al haar kracht zoo lenig gezien; haar heupen waren krachtig, haar borst -breed, maar tevens fijn en bekoorlijk. Wanneer zij zoo lachte, schitterden haar oogen -van genot, terwijl het onderste gedeelte van haar gelaat, haar ietwat krachtige mond -en kin, een uitdrukking van eindelooze goedheid kregen. -</p> -<p>“Ja, die broek!” ging zij schertsend voort. “En dan te denken, dat sommige vrouwen -zoo eigenzinnig blijven, om met een rok te fietsen.” -</p> -<p>En toen hij, zonder aan galanterie te denken, maar alleen om het feit te constateeren, -zeide, dat zij er in haar costuum heel goed uitzag: -</p> -<p>“O, ik tel niet mede … Ik ben niet mooi, ik ben alleen maar gezond, dat is alles … -Maar kan jij je begrijpen, dat vrouwen, die hier zoo’n prachtige gelegenheid hebben, -om het zich makkelijk te maken, als een vogel te vliegen en eindelijk haar beenen -uit hun gevangenis te bevrijden, dat gewoonweg weigeren? Als ze denken, dat zij met -haar korte schoolmeisjesrokken mooier zijn, dan vergissen zij zich leelijk. En wat -het kieschheidsgevoel betreft, ik vind, dat je beter je kuiten dan je schouders kunt -laten zien. En <span class="pageNum" id="pb339">[<a href="#pb339">339</a>]</span>bovendien, wie denkt aan zoo iets, als je fietst … Er bestaat niets dan de broek, -de rok is ketterij.” -</p> -<p>Zij keek nu op haar beurt hem aan en zij werd op dat oogenblik blijkbaar getroffen -door de buitengewone verandering, welke in hem had plaats gevonden sedert zij hem -voor het eerst zoo somber in zijn lange soutane en met zijn mager, vaal, door het -lijden verwoest gezicht gezien had. Daarachter had zij een eindelooze wanhoop, de -leegte van een graf, waaruit de wind zelfs de asch verstrooid had, gevoeld. En nu -was het als het ware een herrijzenis, een opstanding: zijn gezicht leefde op, het -voorhoofd had weer de kalmte der hoop gekregen, terwijl de oogen en de mond, in zijn -eeuwigen honger naar liefde, overgave en leven, iets van hun vroegere vertrouwelijke -teederheid teruggevonden hadden. Alleen de minder lange haren op de plaats der tonsuur, -die trouwens niet zoo zichtbaar meer was als vroeger, verrieden nog den priester. -</p> -<p>“Waarom kijk je me zoo aan?” vroeg hij. -</p> -<p>“Ik kijk ernaar hoeveel goed het werken en de buitenlucht ook jou doen,” zeide zij -openhartig. “Zoo mag ik je veel liever zien. Je zag er zoo slecht uit, dat ik heusch -dacht, dat je ziek was.” -</p> -<p>“Dat was ik ook,” zeide hij eenvoudig. -</p> -<p>Maar de trein stopte bij Maisons-Laffitte. Zij stapten uit en sloegen dadelijk den -weg naar het bosch in. -</p> -<p>“Ik zal maar voorop rijden, hè?” riep Marie vroolijk. “Je bent immers altijd nog wat -bang voor rijtuigen.” -</p> -<p>Slank en recht in het zadel reed zij voorop; dikwijls keek zij vriendelijk glimlachend -om, om te zien of hij haar volgde. Bij ieder rijtuig, dat zij voorbij reden, stelde -zij hem gerust en somde de verdiensten van hun fietsen, die beide uit de fabriek Grandidier -kwamen, op. Het waren Lisette’s, het populaire merk, waaraan Thomas medegewerkt had -en dat in den Bon Marché grifweg voor honderdvijftig francs verkocht werd. Misschien -zagen zij er een beetje log uit, maar zij waren sterk en tegen een stootje bestand. -Echte fietsen om te toeren, zeide zij. -</p> -<p>“Ha, daar is het bosch! Nu behoeven wij niet meer de helling op te trappen en zal -je eens prachtige lanen zien. Je rijdt er als op fluweel.” -</p> -<p>Pierre bleef nu niet langer achter en beiden reden zij nu in denzelfden regelmatigen -gang naast elkaar over den breeden, rechten weg tusschen het dubbele, majestueuze -<span class="pageNum" id="pb340">[<a href="#pb340">340</a>]</span>gordijn der groote boomen. En zij praatten heel amicaal. -</p> -<p>“Nu ben ik zeker van mijn zaak. Je zult zien, dat je leerling je eer aandoet.” -</p> -<p>“Daar twijfel ik niet aan. Je zit heel goed in je zadel. Binnenkort zal je me in den -steek laten, want een vrouw kan in zulke dingen niet tegen een man op. En toch, wat -een goede opvoeding is het fietsen voor een vrouw.” -</p> -<p>“Hoe zoo?” -</p> -<p>“O, daar heb ik zoo mijn eigen ideeën over … Als ik ooit een dochter krijg, dan zet -ik haar op haar tiende jaar op de fiets, om haar te leeren, hoe ze leven moet.” -</p> -<p>“Dus een opvoeding door ervaring?” -</p> -<p>“Natuurlijk. Kijk nu die groote meisjes eens, die de moeders in haar rokken opvoeden. -Men maakt haar voor alles bang, verbiedt haar ieder initiatief, oefent noch haar wil -noch haar oordeel, zoodat ze zelfs, door de gedachte aan een mogelijken hinderpaal -verlamd, de straat niet over durven steken … Maar zet haar heel jong op de fiets en -laat ze aan haar lot over: dan moeten zij wel uitkijken naar een steentje, zorgen, -dat zij tijdig en in de goede richting uitwijken, als het noodig is. Een wagen komt -in vollen draf aan, het een of ander gevaar doemt op en zij moet dadelijk beslissen, -met vaste hand sturen, als zij geen ongeluk krijgen wil … Is het niet een voortdurend -trainen van je wilskracht, een uitstekende les in de kunst, om te weten wat je doen -moet om je te verdedigen?” -</p> -<p>“Jullie zult allemaal te gezond worden,” zeide hij lachend. -</p> -<p>“O, gezond zijn, dat spreekt van zelf. Om goed en gelukkig te wezen, moet je in de -eerste plaats zoo gezond mogelijk zijn. Maar ik geloof, dat zij, die steenen weten -te vermijden en op het juiste oogenblik kunnen omkeeren, ook beter in staat zullen -zijn in het maatschappelijke en gevoelsleven de moeilijkheden te overwinnen en met -een vrij, eerlijk en krachtig oordeel de beste besluiten te nemen … Weten en willen, -daarin bestaat de geheele opvoeding.” -</p> -<p>“Dus de emancipatie der vrouw door de fiets?” -</p> -<p>“Lieve Hemel, waarom niet?… Het klinkt grappig, en toch, kijk eens wat een heelen -weg we al afgelegd hebben: de broek, die de beenen bevrijdt; de gemeenschappelijke -uitstapjes, die de geslachten gelijk maken; vrouw en kind volgen den man overal heen; -kameraden als wij tweeën kunnen door veld en bosch rijden, zonder dat men er aanstoot -aan neemt. En dan bestaat vooral de gelukkige verovering <span class="pageNum" id="pb341">[<a href="#pb341">341</a>]</span>hierin: in de lucht- en zonnebaden, die je in de vrije natuur neemt; in den terugkeer -tot onze gemeenschappelijke moeder, de aarde; in de nieuwe kracht en in de nieuwe -vreugde, die je weer uit haar begint te scheppen! Is dit bosch, waarin we nu samen -rijden, niet heerlijk? En wat een frissche lucht krijg je weer in je longen. Hoe kalmeert -je dat en wat een nieuwen moed geeft het je!” -</p> -<p>Inderdaad was het in de week stille bosch met zijn diep en zonnig kreupelhout rechts -en links onzegbaar heerlijk. De nog schuin vallende zon wierp haar stralen slechts -op een kant van den weg en verguldde de hooge, groene draperieën der boomen, terwijl -aan de andere zijde het loof in de schaduw bijna zwart leek. Welk een genot was het, -als langs den grond strijkende zwaluwen, in de frissche lucht en in den adem der kruiden -en bladeren, welker krachtige geur je in het gezicht slaat, door die koninklijke laan -te vliegen! Zij raakten nauwlijks den grond aan—vleugels waren hun aangegroeid, die -hen in eenzelfde vlucht door de zonnestralen en door de schaduwen, door het leven -van het groote, huivrend bosch met zijn mossen en zijn bronnen, zijn geuren en zijn -insecten droegen. -</p> -<p>Bij het kruispunt Croix-de-Noailles wilde Marie niet ophouden. ’s Zondags heerschte -hier altijd een groote drukte en bovendien kende zij stille, behoorlijk-rustige plekjes. -Later, op de helling naar Poissy, spoorde zij Pierre aan en lieten zij hun fietsen -in volle vaart gaan. En nu volgde die heerlijke roes der snelheid, het bedwelmende -gevoel van het evenwicht, hoewel men in zulk een vaart voortsnelt, dat men bijna buiten -adem raakt, terwijl de grijze weg onder de voeten wegvlucht en de boomen aan beide -kanten draaien als de baleinen van een waaier, dien men openslaat. De bries waait -als een storm, en men vliegt als het ware den horizont, de oneindigheid, die echter -steeds weer terugwijkt, tegemoet. Het is de grenzenlooze hoop, de bevrijding van te -zware banden in de ruimte. Er bestaat geen betere lichaamsbeweging; de harten kloppen -sneller in de vrije natuur. -</p> -<p>“Zeg, we moesten niet naar Poissy rijden, maar links afslaan!” riep zij. -</p> -<p>Zij namen den weg van Achères naar Loges, die smaller en schaduwrijk steeg, en minderden, -daar zij nu flink aan moesten trappen, hun vaart. De weg was minder goed, zandig en -door de laatste stortregens wat omgewoeld. Maar was die krachtsinspanning ook niet -een genot? -<span class="pageNum" id="pb342">[<a href="#pb342">342</a>]</span></p> -<p>“Je zult er wel aan wennen, het overwinnen van hindernissen is zoo prettig … Ik voor -mij heb het land aan wegen, die te lang glad en mooi blijven. Een kleine stijging, -die je beenen niet al te veel vermoeit, geeft weer eens een afwisseling, die je aanzweept -en wakker maakt … En dan het is zoo goed om sterk te zijn en ondanks regen, storm -en helling vooruit te komen.” -</p> -<p>Haar opgewektheid en haar moed verrukten hem. -</p> -<p>“Dus zijn we eigenlijk op een tocht door heel Frankrijk?” vroeg hij lachend. -</p> -<p>“Neen, neen, we zijn al waar we wezen moeten. Nou, je zult er zeker niets tegen hebben, -om wat te rusten. Maar zeg eens eerlijk, was het niet de moeite waard tot hier te -rijden, om op dit heerlijke, rustige en frissche plekje wat uit te rusten?” -</p> -<p>Lenig sprong zij van haar <span class="corr" id="xd30e4310" title="Bron: flets">fiets</span> en sloeg een voetpad in, terwijl zij hem riep haar te volgen. Na een pas of vijftig -zetten zij hun machines tegen een boomstam en waren zij op een kleine open plek. Het -was inderdaad het bekoorlijkste bladerennestje, dat men zich droomen kon. Het bosch -had daar een eenzame en verheven schoonheid en grootschheid. De lente gaf het de eeuwige -jeugd, het bladerdak was rein en licht als groene, fijne kant, die de zon met goud -bestrooide. De adem van het leven steeg op uit het gras, kwam uit het door den krachtigen -geur der aarde doorbalsemde kreupelhout. -</p> -<p>“Het is gelukkig nog niet al te warm,” zeide zij, terwijl zij aan den voet van een -jongen eik ging zitten. “In Juli hebben de dames een beetje te roode kleur en gaat -de poudre-de-riz gauw weg … Je kan niet altijd even mooi zijn.” -</p> -<p>“Ik kan niet zeggen, dat ik het koud heb,” zeide Pierre, die naast haar kwam zitten -en zijn voorhoofd afveegde. -</p> -<p>Zij lachte en zeide, dat zij hem nog nooit met zoo’n kleur gezien had. Eindelijk kon -je merken, dat hij bloed onder zijn huid had. En zij begonnen te praten als twee kinderen, -als twee kameraden, vonden de kinderlijkste dingen grappig. Zij was bang, dat hij -koude zou vatten, wilde niet, dat hij in de schaduw bleef, omdat hij het zoo warm -had, zoodat hij, om haar haar zin te geven, met zijn rug in de zon moest gaan zitten. -Dan bevrijdde hij op zijn beurt haar van een spin, een groote zwarte spin, die met -haar pooten in haar kroezende nekhaartjes verward raakte. In het schrikgilletje, <span class="pageNum" id="pb343">[<a href="#pb343">343</a>]</span>dat zij uitstiet, kwam de vrouw in haar weer te voorschijn. Het was toch eigenlijk -dwaas om zoo bang te zijn voor spinnen! Maar het lukte haar niet om zich te beheerschen, -zij bleef bleek en beefde. -</p> -<p>Een zwijgen volgde, zij keken elkaar glimlachend aan en voelden te midden van dit -heerlijke bosch een teedere vriendschap voor elkaar, die beiden broederlijk waanden. -Zij was gelukkig, dat zij zich voor hem was gaan interesseeren, hij dankbaar voor -de genezing en de gezondheid, die grootendeels haar werk waren. Maar zij sloegen hun -oogen niet neer, hun handen raakten elkaar zelfs niet aan, terwijl zij door het gras -streken, want zij waren zoo onschuldig en zoo rein als de groote eiken om hen heen. -Toen zij hem in haar afkeer voor alle vernietiging belet had de spin te dooden, begon -zij weer verstandig over allerlei dingen te spreken als een meisje, dat alles wist -en door het leven niet verlegen gemaakt wordt, zoo zeker was zij ervan nooit iets -te doen dan wat zij doen wilde. -</p> -<p>“Zeg eens,” riep zij eindelijk; “laten we erom denken, dat ze ons met het dejeuner -thuis verwachten.” -</p> -<p>Zij stonden op en duwden hun fietsen naar den straatweg. In flinke vaart gingen zij -weer terug en reden door de prachtige laan, die bij het kasteel uitkomt, over les -Loges naar Saint-Germain. Ze vonden het heerlijk weer zoo naast elkander voort te -snellen. En vertrouwelijk zetten zij hun gesprek voort. -</p> -<p>In den trein, die hen van Saint-Germain naar Parijs terugbracht, zag Pierre, dat Marie -plotseling een hoogroode kleur kreeg. Twee dames zaten met hen in dezelfde coupé. -</p> -<p>“Nou heb jij het warm!” -</p> -<p>Zij protesteerde, maar alsof een gevoel van schaamte haar aangreep, werd haar gezicht -nog rooder. -</p> -<p>“Ik heb het heelemaal niet warm, voel mijn handen maar … Is het niet belachelijk om -zonder eenige reden een kleur te krijgen!” -</p> -<p>Hij begreep het: het was weer een van die onwillekeurige opwellingen van haar jonkvrouwelijk -hart, welke het bloed naar haar wangen joegen en waarover zij zich zoo ergerde. Zonder -eenige reden, zeide zij. Maar het hart, dat daar in de eenzaamheid van het woud onschuldig -sliep, klopte thans, zonder dat zij het zelf wist. -<span class="pageNum" id="pb344">[<a href="#pb344">344</a>]</span></p> -<p>Intusschen was Guillaume na het vertrek van de kinderen, zooals hij ze noemde, weer -begonnen aan het vervaardigen van zijn geheimzinnig kruit, waarvan hij de patronen -boven in de kamer van Grootmoeder bewaarde. De vervaardiging was buitengewoon gevaarlijk, -de minste onachtzaamheid gedurende het werk, het te laat sluiten van een kraan, kon -een vreeselijke ontploffing veroorzaken, die het huis en zijn bewoners in de lucht -zou doen vliegen. Hij wachtte daarom liever tot hij alleen was en geen gevaar voor -anderen of afleiding voor zichzelf behoefde te vreezen. Maar ditmaal werkten zijn -drie zoons toch in het groote atelier. Zooals gewoonlijk zat Grootmoeder rustig bij -de kachel te naaien. Maar zij telde niet mede; zij was dapper, verliet nooit haar -plaats, zat rustig te midden van het gevaar; ja zij hielp zelfs Guillaume bij zijn -werk, kende even goed als hij de verschillende phases van de moeilijke bewerking met -al haar vreeselijke bedreigingen. -</p> -<p>Toen zij zag, hoe afgetrokken hij dien ochtend was, keek zij dikwijls op van het linnengoed, -dat zij ondanks haar zeventig jaar noch steeds zonder bril verstelde. Met één oogopslag -vergewiste zij zich, dat hij niets vergat, en ging dan weer aan haar werk. Gewoonlijk -sprak zij weinig, discussieerde nooit, handelde en leidde, en opende haar mond slechts -om een verstandigen, flinken, dapperen raad te geven. Wat zij dacht en wat zij wilde -kon men slechts uit haar antwoorden te weten komen, korte woorden, waaruit haar rechtvaardige -en dappere ziel sprak. -</p> -<p>Vooral in den laatsten tijd scheen zij nog stiller te worden, terwijl zij in het huis, -waarin zij de onbeperkte heerscheres was, druk bezig was en met haar mooie, peinzende -oogen haar klein volkje, de drie zoons, Guillaume, Marie en Pierre, die haar allen -als een erkende koningin gehoorzaamden, gadesloeg. Had zij veranderingen gezien, feiten -opgemerkt, die niemand om haar heen nog zag of opmerkte? Zij was nog ernstiger geworden, -als verwachtte zij, dat het oogenblik nabij was, waarop men haar wijsheid en autoriteit -noodig hebben zou. -</p> -<p>“Let wat beter op, Guillaume, je bent zoo verstrooid vanochtend,” zeide zij eindelijk. -“Is er iets, dat je hindert?” -</p> -<p>“Niets hoor,” antwoordde hij, terwijl hij haar glimlachend aankeek. “Ik dacht aan -onze goede Marie, die zoo blij was, dat zij op dezen mooien, zonnigen dag naar het -bosch kon.” -<span class="pageNum" id="pb345">[<a href="#pb345">345</a>]</span></p> -<p>Antoine had opgekeken, terwijl de beide andere broers in hun werk verdiept bleven. -</p> -<p>“Jammer dat ik juist vandaag die houtsnede af moest hebben. Ik zou zoo graag met haar -meegegaan zijn.” -</p> -<p>“Kom,” zeide de vader met zijn kalme stem, “Pierre is bij haar; Pierre is heel voorzichtig.” -</p> -<p>Een oogenblik nog nam Grootmoeder hem onderzoekend op; dan ging zij weer aan haar -werk. Haar heerschappij over het huishouden, waaraan ouden en jongen zich onderwierpen, -vond haar oorzaak in de lange toewijding, in den takt, in de goedheid, waarmede zij -regeerde. Van geboorte Protestant, had zij zich later van alle godsdienstige geloofsbelijdenissen -bevrijd, paste zij op alles slechts die idee van menschelijke gerechtigheid toe, welke -zij zichzelf, na zooveel geleden te hebben door de onrechtvaardigheid, waaraan haar -man gestorven was, had gevormd. Zij was daarbij buitengewoon dapper, kende geen vooroordeelen, -deed volkomen haar plicht, zooals zij dien opvatte. En zooals zij zich aan haar echtgenoot -en dan aan haar dochter Marguerite gewijd had, zoo wijdde zij zich thans aan den man -van haar dochter en aan haar kleinzoons, aan Guillaume en zijn kinderen. Nu was ook -Pierre, dien zij eerst vol onrust gadegeslagen had, in haar familie gekomen en maakte -deel uit van het kleine, gelukkige wereldje, waarover zij heerschte. Ongetwijfeld -had zij hem die eer waardig gekeurd. Zij vertelde nooit gaarne de diepere oorzaken, -die haar tot een besluit brachten. Na eenige dagen van zwijgen had zij op een avond -aan Guillaume slechts gezegd, dat hij er goed aan gedaan had zijn broer mede te brengen. -</p> -<p>Tegen twaalven riep Guillaume, die nog steeds aan zijn werk was, uit: -</p> -<p>“Nou zijn de kinderen nog niet thuis; wij zullen nog maar even wachten voor we aan -tafel gaan.” -</p> -<p>Een kwartier nog verliep. De drie jongens legden hun werk neer en gingen in den tuin -hun handen wasschen. -</p> -<p>“Marie blijft lang weg,” zeide Grootmoeder. “Als er maar niets met haar gebeurd is.” -</p> -<p>“O, zij rijdt goed, zij is zeker van zichzelf,” antwoordde Guillaume. “Ik maak mij -meer ongerust over Pierre.” -</p> -<p>Weer keek zij hem aan. -</p> -<p>“Zij zal wel voor hem gezorgd hebben; ze rijden samen al heel goed.” -</p> -<p>“O zeker, maar ik wou toch liever maar, dat zij thuis waren.” -<span class="pageNum" id="pb346">[<a href="#pb346">346</a>]</span></p> -<p>Dan meende hij plotseling de bellen der fietsen te hooren; hij riep, dat zij het waren -en in zijn blijdschap vergat hij alles, liet zijn werk in den steek, om hen in den -tuin tegemoet te gaan. -</p> -<p>Grootmoeder bleef kalm doornaaien, zonder er zelf ook aan te denken, dat vlak naast -haar stoel het kruit bijna klaar was. En toen twee minuten later Guillaume terugkwam -en zeide, dat hij zich vergist had, werd hij doodsbleek en staarde naar den oven. -Het juiste oogenblik, waarop het sluiten van een kraan alle mogelijke gevaar voor -een ontploffing voorkwam, was gedurende zijn korte afwezigheid voorbijgegaan; nu zou -ieder oogenblik de vreeselijke explosie kunnen volgen, wanneer niet een dappere hand -de kraan durfde gaan dichtdraaien. Het moest reeds te laat zijn, de dappere, die dat -deed, zou verpletterd worden. -</p> -<p>Dikwijls had Guillaume den dood op die wijze met volmaakte onverschrokkenheid onder -de oogen gezien. Maar ditmaal bleef hij als aan den grond vastgenageld; hij durfde -geen stap voorwaarts te doen, zijn geheele wezen kwam door dien angst voor vernietiging -in verzet. Hij klappertandde, stamelde in afwachting van de catastrophe, die het huis -in de lucht dreigde te doen vliegen: -</p> -<p>“Grootmoeder, Grootmoeder!… Het apparaat, de kraan!… Uit, uit, uit …” -</p> -<p>De oude vrouw had opgekeken zonder nog te begrijpen. -</p> -<p>“Wat is er? Wat heb je toch?” -</p> -<p>Maar hij zag er zoo door angst vertrokken uit, hij week, van schrik krankzinnig, zoo -achteruit, dat zij naar den oven keek en het verschrikkelijke gevaar bemerkte. -</p> -<p>En zonder overhaasting, alsof het de eenvoudigste zaak ter wereld was, legde zij haar -werk op het tafeltje, stond op en sloot met een hand, die zelfs niet beefde, de kraan. -</p> -<p>“Ziezoo, dat is alweer klaar. Maar waarom heb je het zelf niet gedaan, beste jongen?” -</p> -<p>Met open mond en verstijfd als was hij door de hand des doods aangeraakt, had hij -haar met zijn oogen gevolgd. Toen het bloed weer naar zijn wangen kwam en hij weer -levend voor het nu ongevaarlijke toestel stond, stootte hij, nog steeds rillend en -verschrikt, een diepen zucht uit: -</p> -<p>“Waarom ik de kraan niet dichtgedraaid heb?… Omdat ik bang was!” -</p> -<p>Op dat oogenblik kwamen Marie en Pierre, verrukt over hun fietstocht, terug; zij praatten, -lachten en brachten de <span class="pageNum" id="pb347">[<a href="#pb347">347</a>]</span>vroolijkheid van den helderen zonnedag mee in huis. De drie broers, die uit den tuin -terugkwamen, plaagden hen, wilden met alle geweld, dat zij bekennen zouden, dat Pierre -met een koe gevochten had en dwars door een veld met haver gereden was. Maar toen -zij het vertrokken gelaat van hun vader zagen, maakte een plotselinge ongerustheid -zich van hen meester. -</p> -<p>“Kinderen, ik ben laf geweest … Vreemd hè, lafheid is een gevoel, dat ik tot nog toe -niet gekend heb.” -</p> -<p>En hij vertelde zijn vrees voor het ongeluk, zijn schrik, de kalme manier, waarop -Grootmoeder hen allen van een wissen dood gered had. Zij maakte een klein gebaar, -als wilde zij zeggen, dat het omdraaien van een kraan zoo’n groote heldendaad niet -was; maar de oogen van de drie jongens schoten vol tranen en de een na den ander gingen -zij haar een kus geven, waarin zij de dankbaarheid, de vereering legden, die zij voor -haar hadden. Sedert hun jeugd had zij hun alles gegeven, en nu gaf zij hun ook het -leven. Marie had zich ook in haar armen geworpen en kuste haar vol dankbaarheid en -ontroering. Alleen Grootmoeder weende niet; zij kalmeerde hen allen: men moest niet -overdrijven en altijd verstandig blijven. -</p> -<p>“Neen, nu moet u mij ook nog toestaan u een zoen te geven, want dat ben ik u wel schuldig,” -zeide Guillaume, die zijn zelfbeheersching terugkreeg. “En Pierre zal dat ook doen; -u bent net zoo goed voor hem als u altijd voor ons geweest is.” -</p> -<p>Toen zij eindelijk aan tafel zaten, kwam hij op dien angst, dien hij nog niet begreep -en waarvoor hij zich schaamde, terug. Sedert eenigen tijd had hij, die vroeger nooit -aan den dood dacht, gemerkt, dat hij voorzichtig begon te worden. Tweemaal reeds had -hij voor de mogelijkheid van een catastrophe gebeefd. Hoe kwam het, dat hij thans -zoo aan het leven hechtte? -</p> -<p>“Ik geloof eigenlijk, Marie, dat de gedachte aan jou mij laf maakt,” zeide hij eindelijk -vroolijk en met iets van ontroerde teederheid in zijn stem. “Dat ik minder dapper -ben, komt zeker, omdat ik tegenwoordig wat kostbaars op het spel heb te zetten. Ik -moet het geluk behoeden … Daareven, toen ik geloofde, dat wij allen sterven moesten, -zag ik jou voor mij; de angst jou te verliezen verstijfde en verlamde mij.” -</p> -<p>Marie begon vriendelijk te lachen. Toespelingen op hun <span class="pageNum" id="pb348">[<a href="#pb348">348</a>]</span>aanstaand <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> kwamen niet veel voor, maar zij nam ze steeds met een gelukkig, liefdevol gezicht -op. -</p> -<p>“Zes weken nog,” zeide zij eenvoudig. -</p> -<p>Grootmoeder, die naar hen gekeken had, wendde nu haar blikken naar Pierre. Deze luisterde -eveneens glimlachend. -</p> -<p>“Het is waar, over zes weken zijn jullie getrouwd,” zeide zij. “Ik heb er dus maar -goed aan gedaan het huis niet in de lucht te laten vliegen.” -</p> -<p>Op hun beurt begonnen nu ook Thomas, François en Antoine te lachen, zoodat het dejeuner -in een vroolijke stemming eindigde. -</p> -<p>’s Middags voelde Pierre hoe langzamerhand een zwaar gewicht op zijn hart begon te -drukken. Het woord van Marie: “Zes weken nog” kwam telkens in zijn geest terug. Ja, -binnen zes weken zou zij getrouwd zijn. En het scheen hem toe, alsof hij dat vroeger -nooit geweten, alsof hij daar nooit aan gedacht had. ’s Avonds in zijn kamer te Neuilly -werd het een ondragelijke smart. Het woord martelde, doodde hem. Waarom had hij niet -dadelijk geleden, toen hij het glimlachend hoorde? Waarom was de smart zoo langzaam, -zoo hardnekkig, zoo wreed over hem gekomen? Plotseling werd hem de waarheid in al -haar verplettering duidelijk. Hij had Marie lief, had haar lief met echte liefde, -tot stervens toe. -</p> -<p>En deze plotselinge openbaring wierp op alles een helder licht. Hij zag, hoe hij sedert -de eerste ontmoeting onweerstaanbaar deze liefde tegemoet gegaan was, hoe hij zich -eerst gekwetst gevoeld en de opwinding, waarin het jonge meisje hem had gebracht, -voor vijandigheid aangezien had, om dan door de goddelijke zachtmoedigheid van haar -overwonnen te worden. Tot haar werd hij na zooveel marteling en zooveel strijd gevoerd; -in haar vond hij eindelijk slechts rust. Maar vooral die heerlijke fietstocht van -vandaag verscheen hem nu in het ware licht als een verlovingsochtend in den schoot -van het gelukkige en medeplichtige bosch. De natuur had hem weer in haar armen genomen, -hem van zijn marteling bevrijd en hem, gezond en krachtig, aan de vrouw, die hij aanbad, -gegeven. -</p> -<p>Zijn huivering, zijn gevoel van geluk, zijn volkomen zich één voelen met de boomen, -de dieren en den hemel, alles, wat hij zich niet verklaren kon, kreeg nu een zeer -duidelijke beteekenis. Slechts Marie was zijn genezing, zijn hoop, de zekerheid, dat -hij herboren en eindelijk gelukkig worden zou. Reeds had hij in haar gezelschap de -angstaanjagende <span class="pageNum" id="pb349">[<a href="#pb349">349</a>]</span>problemen, alles wat hem vervolgde en verpletterde, vergeten; ja, sedert een week -was de gedachte aan den dood, die zoo lang zijn makker van ieder uur geweest was, -niet meer bij hem opgekomen. De strijd tusschen geloof en twijfel, de wanhoop van -het Niet in hem, zijn toorn tegen het onrechtvaardige lijden, dat alles had zij met -haar frissche handen weggenomen; zij zelf was zoo gezond, zoo levenslustig, dat zij -hem den levenslust teruggegeven had. Dat was het: zij maakte van hem den man, den -werker, den minnaar en den vader. -</p> -<p>Plotseling dacht hij aan het pijnlijke en smartelijke gesprek, dat hij op een ochtend -met den goeden abbé Rose gehad had. Dit onschuldige, in liefdeszaken zoo onwetende -hart was dus het eenige geweest, dat alles had doorzien en begrepen. Hij had hem gezegd, -dat hij veranderd, dat er een ander mensch in hem gevormd was. En hij was als een -dwaas blijven zweren, dat hij dezelfde was, nadat Marie hem reeds geheel veranderd -had door de geheele natuur aan zijn borst te leggen: de zonnige velden, de bevruchtende -winden, den wijden hemel, die de oogsten rijpen doet. Dat was de reden, waarom het -Katholicisme, de godsdienst van den dood, hem tot zoo’n wanhoop gebracht, waarom hij -het uitgeschreeuwd had, dat het Evangelie uitgediend had en de wereld een anderen -codex, een wetboek van aardsch geluk, van menschelijke rechtvaardigheid, van levende -liefde en vruchtbaarheid verwachtte! -</p> -<p>Maar Guillaume? Hij zag plotseling het beeld van zijn broeder voor zich oprijzen, -van zijn broeder, die hem in zijn werkzaam, vreedzaam en liefderijk huis gebracht -had, om hem te genezen. Dat hij Marie kende had hij aan Guillaume te danken. “Zes -weken nog” klonk het hem weer in de ooren. Over zes weken zou zijn broer met het jongemeisje -trouwen. Het was alsof een dolk in zijn hart gestooten werd! Geen seconde aarzelde -hij: als hij erdoor sterven moest, zou hij erdoor sterven, maar niemand zou zijn liefde -kennen; hij zou zich overwinnen, vluchten, ver weg, als hij zich laf worden voelde. -Zijn broeder, die zijn opstanding gewild had, die de bewerker van zijn vurigen hartstocht -was, die zijn vertrouwen zoo ver uitgestrekt had hem alles van zijn hart en van de -zijnen te geven! Neen, neen, liever dan hem één uur verdriet te veroorzaken zou hij -zichzelf tot een eeuwige marteling veroordeelen. En inderdaad begon zijn marteling -opnieuw, want als hij Marie verloor, zou hij weer in de <span class="pageNum" id="pb350">[<a href="#pb350">350</a>]</span>wanhoop van het Niet terugvallen. Reeds begon op zijn bed, waarin hij slapeloos woelde, -het verschrikkelijke: de negatie van alles, de nutteloosheid van alles, het geloochende -en vervloekte leven. Weer kwam de angst voor den dood. Sterven, sterven zonder geleefd -te hebben! -</p> -<p>O, welk een vreeselijke strijd! Tot het aanbreken van den dag martelde hij zich en -steunde. Waarom had hij zijn soutane afgelegd? Een woord van Marie had hem er toe -gebracht haar uit te trekken; een woord van Marie gaf hem de wanhopige gedachte het -priesterkleed weer aan te nemen. Zijn kerker kan men niet ontsnappen. Dat zwarte kleed -plakte aan zijn huid; hij verbeeldde zich het niet meer te dragen, maar het brandde -nog op zijn schouders: het eenige verstandige was zich er voor altijd in te begraven! -Op die wijze zou hij tenminste rouw dragen over zijn manlijkheid! -</p> -<p>Nog een andere gedachte bracht hem geheel van streek. Waarom streed hij zoo? Marie -had hem niet lief. Gedurende hun fietstocht was er niets gebeurd, dat hem kon doen -gelooven, dat zij anders van hem hield dan als een goede, lieve zuster. Ongetwijfeld -had zij Guillaume lief. Hij verstikte zijn luide snikken in zijn kussen en zwoer weer -zichzelf te overwinnen en glimlachend getuige te zijn van hun geluk. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch4.4" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch4.4.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">IV.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Pierre ging den volgenden dag weer naar Montmartre, maar leed daar zóó, dat hij de -twee volgende dagen niet ging. Hij sloot zich in zijn huisje op, waar niemand zijn -koortsachtige opwinding zien kon. Op een ochtend, dat hij nog wanhopig en moedeloos -in bed lag, zag hij tot zijn verbazing zijn broer Guillaume binnenkomen. -</p> -<p>“Ik moet me wel de moeite geven naar jou te gaan, nu jij ons zoo alleen laat zitten … -Ik kom je halen voor de zaak-Salvat; het proces komt vandaag voor. Ik heb met groote -moeite twee plaatsen kunnen krijgen … Allo, sta op, wij zullen in een restaurant dejeuneeren -en zorgen vroegtijdig in de zaal te zijn.” -</p> -<p>Hij zelf scheen gepreoccupeerd en onrustig, en toen Pierre zich aan het kleeden was, -vroeg hij: -</p> -<p>“Heb je ons iets te verwijten?” -</p> -<p>“Wel neen! Hoe kom je op het idee?” -</p> -<p>“Waarom kom je dan niet meer? We zagen je iederen dag en nou blijf je eensklaps weg!” -<span class="pageNum" id="pb351">[<a href="#pb351">351</a>]</span></p> -<p>Pierre zocht vergeefs naar een leugen. -</p> -<p>“Ik moest hier werken … En bovendien, die melancholieke buien zijn ook weer teruggekomen, -zoodat ik jullie ook maar treurig gestemd zou hebben.” -</p> -<p>“Geloof je soms, dat je wegblijven ons vroolijk maakt?” vroeg Guillaume met een bruusk -gebaar. “Marie, die altijd zoo gezond en opgewekt is, had eergisteren zoo’n migraine, -dat zij haar kamer heeft moeten houden. Ook gisteren voelde zij zich nog alles behalve -goed, zenuwachtig en stil. We hebben een beroerden dag gehad.” -</p> -<p>Hij keek hem recht in zijn gelaat met zijn open oogen, waarin de ontwakende argwaan, -dien hij niet uitspreken wilde, duidelijk te lezen was. -</p> -<p>Verschrikt door het denkbeeld, dat hij zichzelf zou kunnen verraden, slaagde Pierre -er ditmaal in te liegen; met kalme stem antwoordde hij: -</p> -<p>“Ja, ze voelde zich al niet lekker, toen we samen dien fietstocht maakten … En wat -mij betreft, ik heb het erg druk gehad. Ik wou juist opstaan, om weer naar jullie -te komen.” -</p> -<p>Een oogenblik nog keek Guillaume hem aan; dan begon hij, blijkbaar gerustgesteld of -het tot later uitstellend, om achter de waarheid te komen, over andere dingen te praten; -maar ondanks deze in hem zoo krachtige broederlijke teederheid bleef zulk een rilling -van niet bekende en misschien onbewuste smart in hem achter, dat zijn broeder nu op -zijn beurt vroeg: -</p> -<p>“Maar ben jij soms ziek? Het is alsof je niet de gewone kalme rust van altijd hebt!” -</p> -<p>“Ik? Neen, ik mankeer niets, hoor! Maar mijn gewone kalme rust wordt wel in gevaar -gebracht. Dat proces van Salvat brengt me heelemaal uit mijn gewone doen. Zij zullen -me met hun schandelijke onrechtvaardigheid, waarmede zij allen dien ongelukkige verpletteren -willen, nog razend maken.” -</p> -<p>Van af dat oogenblik sprak hij nog slechts over Salvat, wond hij zich op, als wilde -hij in deze zaak een verklaring zoeken voor al zijn woede, voor al zijn lijden. Onder -het dejeuner in een restaurant op den boulevard du Palais zeide hij, hoezeer hij getroffen -was door het zwijgen van Salvat zoowel wat betreft den aard van het kruit, waarmede -hij de bom gevuld had, als wat de enkele dagen aangaat, die hij bij hem gewerkt had. -Dank zij dat zwijgen <span class="pageNum" id="pb352">[<a href="#pb352">352</a>]</span>had men hem met rust gelaten en zelfs niet als getuige opgeroepen. Vol ontroering -kwam hij weer op zijn uitvinding terug, die vreeselijke machine, welke aan het bevrijdende -Frankrijk de almacht verzekeren moest. De resultaten van zijn onderzoekingen der laatste -tien jaar waren nu buiten alle gevaar, gereed en definitief, zoodat zij iederen dag -aan de Fransche regeering gegeven konden worden. Maar afgezien van sommige heimelijke -gewetensbezwaren, die hij tegenover de schaamteloosheid der financieele en politieke -wereld voelde, wilde hij nog slechts op zijn <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> met Marie wachten, om haar met een roerende galanterie deel te laten nemen aan het -prachtige geschenk, dat hij de wereld geven wilde: den wereldvrede. -</p> -<p>Door bemiddeling van Bertheroy had Guillaume met groote moeite twee plaatsen gekregen; -maar toen hij om elf uur, het uur, waarop de deuren geopend werden, met Pierre kwam, -geloofden zij niet meer binnen te zullen komen. Alle hekken waren gesloten, de corridors -door middel van planken afgezet, een storm van schrik en angst loeide door het ledige -Paleis, als waren de magistraten bang voor een invasie van met bommen gewapende anarchisten. -Men vond er weer de rilling van den ontzettenden angst, die Parijs sedert drie maanden -doorschokte. De twee broers moesten bij alle door militairen bewaakte deuren en gangen -onderhandelen, en toen zij eindelijk in de zaal kwamen, was deze reeds propvol met -het opgehoopte publiek, dat zich daar een uur lang voor het binnenkomen van het Hof -verdrong en er zich in schikte zich daar acht of negen uur niet te kunnen verroeren, -want het gerucht ging, dat men het proces in één zitting wilde doen afloopen. In het -zoo kleine, voor het publiek gereserveerde deel verdrong zich een dichte menigte nieuwsgierigen, -waaronder enkele vrienden en kameraden van Salvat, aan wie het ondanks alle voorzorgsmaatregelen -gelukt was binnen te komen. In het andere gedeelte, waarin de getuigen samengeperst -werden, zaten op de eikenhouten banken de genoodigden, zij, die door de een of andere -gunst binnen mochten komen; er waren er echter te veel, zoodat men bijna op elkaars -schoot zat. In het praetorium waren als in een schouwburg stoelen gezet, die de open -ruimte tot achter het Hof innamen. Daar zat de bevoorrechte beau monde, politici, -journalisten, terwijl de groote stroom advocaten in toga op goed geluk af in alle -hoekjes ondergebracht was. -<span class="pageNum" id="pb353">[<a href="#pb353">353</a>]</span></p> -<p>Pierre en Guillaume konden nog juist twee plaatsen vinden op de laatste bank der getuigenafdeeling -tegen het schot van de publieke tribune. Toen Guillaume ging zitten, zag hij den kleinen -Victor Mathis, die, met zijn ellebogen op het beschot leunende, zijn kin in zijn gevouwen -handen liet rusten; zijn oogen in het bleeke gezicht met de magere lippen brandden. -De twee mannen herkenden elkaar, maar Victor verroerde zich niet en Guillaume begreep, -dat het niet raadzaam was elkander hier te groeten. -</p> -<p>Intusschen had Pierre den afgevaardigde Dutheil en de kleine prinses Rosemonde, die -voor hem zaten, herkend. Te midden van het vreeselijke lawaai der menigte, die, om -den tijd te verdrijven, praatte en lachte, klonken hun stemmen het vroolijkst en verrieden -hoe blij zij waren dit schouwspel, dat zooveel menschen trok, bij te kunnen wonen. -Hij legde haar de zaal uit; alle banken, de kleine houten hokjes van de jury, den -beklaagde, den verdediger, den ambtenaar van het openbaar ministerie, den griffier, -de tafel met de overtuigingsstukken, en het getuigenbankje. Alles was nog ledig: een -bediende wierp nog een laatsten onderzoekenden blik op alles; advocaten liepen vlug -door de zaal. Men had kunnen gelooven in een schouwburg te zijn, waarvan het tooneel -nog leeg was, terwijl de op hun plaatsen samengeperste menigte op het begin van het -stuk wachtte. Om den tijd wat te bekorten, zocht de kleine prinses naar kennissen. -</p> -<p>“Zeg, zit daar achter het Hof mijnheer Fonsègue niet naast die dikke dame in het geel? -En daar aan den anderen kant onze vriend generaal de Bozonnet?… Is baron Duvillard -er niet?” -</p> -<p>“Neen,” antwoordde Dutheil; “dat zou moeilijk gaan. Het zou den schijn hebben, alsof -hij hier wraak kwam eischen.” -</p> -<p>Dan vroeg hij haar op zijn beurt. -</p> -<p>“Hebt u onaangenaamheden gehad met uw mooien vriend Hyacinthe, dat u mij het groote -genoegen gedaan hebt mij als cavalier te kiezen?” -</p> -<p>Met een lichte schouderbeweging gaf zij te kennen, dat de dichters haar begonnen te -vervelen. In een nieuwe gril was zij naar de politiek overgegaan en in de laatste -acht dagen interesseerde zij zich hartstochtelijk voor de ministerieele crisis. De -jonge afgevaardigde van Angoulême wijdde haar in de geheimen in. -</p> -<p>“Ach, mijn waarde,” zeide zij; “de Duvillards zijn allemaal <span class="pageNum" id="pb354">[<a href="#pb354">354</a>]</span>aan den overspannen kant … U weet natuurlijk, dat het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> tusschen Camille en Gérard een uitgemaakte zaak is. De barones heeft er zich bij -neergelegd en ik heb uit goede bron vernomen, dat madame de Quinsac, Gérard’s moeder, -haar toestemming gegeven heeft.” -</p> -<p>Dutheil lachte als wilde hij bewijzen, dat hij ook op de hoogte was. -</p> -<p>“Ja, ja, ik weet het. Het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> zal binnenkort in de Madeleine ingezegend worden—een <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>, waarvan de pracht de menschen nog lang zal doen praten … Een betere oplossing was -bijna niet te vinden. In den grond der zaak is de barones de goedheid zelve; ik heb -altijd gezegd, dat zij zich zou opofferen, om het geluk van haar dochter en Gérard -te verzekeren … In het kort, dit <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> maakt alles weer goed, brengt alles weer in orde!” -</p> -<p>“En wat zegt de baron ervan?” vroeg Rosemonde. -</p> -<p>“De baron is in den zevenden hemel. U hebt vanochtend toch zeker wel gelezen dat Dauvergne -de portefeuille van Openbaar Onderwijs gekregen heeft. Dat beteekent: Silviane in -de Comédie-Française. Dat is de eenige reden, waarom Dauvergne minister geworden is.” -</p> -<p>Hij schertste nog verder, maar op dat oogenblik zag de kleine Massot, die ruzie had -met een bode, uit de verte een ledige plaats naast de prinses, en toen hij een vragend -gebaar maakte, knikte zij toestemmend. -</p> -<p>“Ja, het ging niet makkelijk,” zeide hij, terwijl hij naast haar plaats nam. “De journalistenbank -is propvol, en bovendien moet ik nog een kroniek schrijven … Prinses, u bent de beminnelijkste -van alle vrouwen, om wel een klein plaatsje in te ruimen voor uw zeer trouwen bewonderaar.” -</p> -<p>Dan gaf hij Dutheil een hand en ging zonder eenigen overgang voort. -</p> -<p>“Het ministerie is dus gevormd, mijnheer de afgevaardigde?… Het heeft lang geduurd, -maar het is nu ook een prachtstuk!” -</p> -<p>Inderdaad waren de besluiten dien ochtend in den <i>Officiel</i> verschenen. Na een lange crisis was, toen Vignon voor de tweede maal door onontwarbare -moeilijkheden zijn combinatie had zien mislukken, Monferrand, dien men uit wanhoop -op het <span class="corr" id="xd30e4467" title="Bron: Elyseé">Elysée</span> geroepen had, op het tooneel verschenen. Binnen vier-en-twintig uur had hij de portefeuilles -verdeeld en zijn lijst laten goedkeuren, zoodat hij nu triomphantelijk terugkeerde -tot de macht, van welker hoogte hij <span class="pageNum" id="pb355">[<a href="#pb355">355</a>]</span>met Barroux zoo jammerlijk gevallen was. Hij verwisselde als minister-president de -portefeuille van Binnenlandsche Zaken met die van Financiën, wat van oudsher af zijn -grootste eerzucht geweest was. Nu kwam de schoonheid van zijn heimelijk intrigeeren -in het volle daglicht; de meesterlijke manier, waarop hij zichzelf weer opgevischt -had door de arrestatie van Salvat, dan de buitengewone ondergrondsche campagne tegen -Vignon, de tallooze hinderpalen, waarmede hij hem tot tweemaal toe den weg versperd -had, en tenslotte de bliksemsnelle oplossing, die geheel gereed zijnde lijst, het -in één dag in elkaar gezette ministerie. -</p> -<p>“Een kranig stukje werk, mijn compliment,” herhaalde Massot spottend. -</p> -<p>“Maar ik heb er niets aan gedaan,” zeide Dutheil bescheiden. -</p> -<p>“Wat, niets aan gedaan? Maar dat kan iedereen u anders vertellen!” -</p> -<p>De afgevaardigde glimlachte gevleid en de andere bleef dan ook met zijn toespelingen -en sous-entendu’s doorgaan. Hij sprak van de bende van Monferrand, van de <span class="corr" id="xd30e4477" title="Bron: protégés">protégé’s</span>, die hem, omdat zij zijn overwinning noodig hadden, zoo krachtig hadden gesteund. -Hoe meedoogenloos had Fonsègue zijn ouden, lastig geworden vriend Barroux in den <i>Globe</i> laten afmaken! Een maand lang nu al verscheen er iederen ochtend een artikel, dat -Barroux en Vignon vernietigde en den terugkeer van den redder, wiens naam niet genoemd -werd, voorbereidde. Verder hadden de millioenen van Duvillard in het geheim den oorlog -medegestreden en waren de creaturen van den baron in grooten getale als een leger -in een geregeld gevecht ten strijde getrokken, afgezien nog van Dutheil, den pijper -en den tamboer, en van Chaigneux, die zich nederig geschikt had in allerlei vuile -opdrachten, waarmede niemand anders zich belasten wilde. En daarom zou het debuut -van den triomphator Monferrand zeker hierin bestaan, dat hij de ergerlijke zaak der -Afrikaansche sporen door het benoemen van een <span class="corr" id="xd30e4482" title="Bron: enquete-commissie">enquête-commissie</span> in den doofpot stoppen zou. -</p> -<p>Dutheil zette een gewichtig gezicht. -</p> -<p>“Wat zal ik je zeggen, mijn waarde? In ernstige uren, wanneer de maatschappij in gevaar -geraakt, zijn er sterke mannen, <span class="corr" id="xd30e4488" title="Bron: staatsIieden">staatslieden</span>, die vanzelf op den voorgrond komen … Monferrand had onze vriendschap niet noodig; -de toestand eischte gebiedend, dat hij aan het bewind kwam. Hij is de eenige vuist, -die ons redden kan.” -<span class="pageNum" id="pb356">[<a href="#pb356">356</a>]</span></p> -<p>“Ik weet het,” zeide Massot spottend. “Men heeft mij zelfs verzekerd, dat men het -ministerie zoo vlug in elkaar gezet heeft, zoodat de benoemingen vanochtend nog in -den <i>Officiel</i> kwamen, om de jury en den rechters moed te geven; nu Monferrand met zijn vuist achter -hen staat, kunnen zij gerust vanavond het doodvonnis uitspreken.” -</p> -<p>“Zeker, mijn waarde, een doodvonnis is in het openbaar belang; degenen, die voor onze -sociale veiligheid zorgen moeten, behooren te weten, dat het ministerie aan hun zijde -staat en hen, als het noodig is, zal weten te beschermen.” -</p> -<p>“Zeg eens,” viel de prinses hen met een vriendelijk lachje in de rede, “is die dame, -die naast Fonsègue is komen zitten, Silviane niet?” -</p> -<p>“Het ministerie Silviane,” prevelde Massot. “Als Dauvergne met de actrices op goeden -voet staat, zal je je bij hem niet vervelen.” -</p> -<p>Guillaume en Pierre luisterden en hoorden, zonder het zelf te willen. Vooral de eerste -werd door die mondaine kletspraatjes en politieke indiscreties zeer onaangenaam getroffen. -Salvat ter dood veroordeeld nog voor hij gehoord was! Salvat moest boeten voor de -fouten van allen, was niet meer dan een gunstige gelegenheid voor den triomf van een -bende eerzuchtige genotzoekers! Moest eigenlijk niet alles instorten? Was deze plechtige -zitting van menschelijke gerechtigheid niet een belachelijke parodie, waar hier slechts -gelukkige bevoorrechten waren, die het in ruïne vallende gebouw, dat hen beschermde, -verdedigden en de reusachtige macht, waarover zij nog beschikten, ontplooiden om een -vlieg te verpletteren, een armen, half ontoerekenbaren drommel, dien zijn heftige -en bedwelmende droom van een andere, hoogere en wrekende gerechtigheid hier gebracht -had? -</p> -<p>Maar er ging een huivering door de zaal: het sloeg twaalf uur, de jury trad binnen -en ging als een onordelijke kudde op haar bank zitten. Het waren goedige gezichten, -dikke mannen in hun Zondagsche pakjes, anderen weer mager met levendige oogen, baarden -en kale hoofden; maar alles grijs en als uitgewischt, bijna niet te onderscheiden -in de donkerte, waarin dat gedeelte der zaal gehuld was. Dan verscheen het Hof. Mijnheer -de Larombardière, een der vice-presidenten van het Cour d’appèl, had dien dag het -gevaarlijke eere-ambt van voorzitter. Hij overdreef nog de majestueuze uitdrukking -van zijn lang, smal gezicht en zag er nog strenger uit, nu rechts en links van hem -twee kleine bijzitters met roode <span class="pageNum" id="pb357">[<a href="#pb357">357</a>]</span>wangen zaten, de een bruin en de ander blond. Reeds had mijnheer Lehmann, een der -meest bekende en handige advocaten-generaal, een Elzasser met breede schouders en -sluwe oogen, plaats genomen op de bank van het Openbaar Ministerie, wat wel bewees, -welk een groot gewicht men aan de zaak hechtte. En eindelijk werd Salvat door de zwaar -stappende gendarmes binnengebracht. Hij verwekte een zoo groote nieuwsgierigheid, -dat de geheele zaal opstond. Hij droeg nog de muts en den zwaren, wijden paletot, -dien hij van Victor gekregen had. Maar de aanblik van dat lange, vleeschlooze, teere, -melancholieke gezicht met de enkele rossige en reeds grijzende haren en de mooie, -zacht droomerige, brandende, blauwe oogen was voor allen een verrassing. Hij wierp -een blik op het publiek en glimlachte tegen iemand, dien hij kende—Victor misschien -of mogelijk Guillaume. Maar dan bewoog hij zich niet meer. -</p> -<p>De president wachtte tot er weer een stilte ingetreden was, waarna al de formaliteiten, -die de opening van een zitting vereischen, volgen konden. Vervolgens werd door een -griffier met schelle stem de eindelooze acte van beschuldiging voorgelezen. Het aspect -van de zaal was geheel veranderd; het publiek luisterde met een eenigszins ongeduldige -moeheid, want sedert weken vertelden de couranten deze geschiedenis. Thans was er -geen plaats leeg meer, voor het tribunaal was nog nauwlijks een kleine ruimte vrij -voor de getuigen, die gehoord moesten worden. In deze saamgedrongen massa vormden -de lichte toiletten der dames en de zwarte toga’s der advocaten bonte vlekken, waaronder -de drie roode toga’s der rechters verdwenen. De estrade, waarop zij zaten, was zoo -laag, dat men boven de andere hoofden het lange gezicht van den president nauwlijks -onderscheiden kon. Velen keken vol belangstelling naar de jury, trachtten die in het -duister gehulde, uitdrukkingslooze gezichten te ontcijferen. Anderen hadden geen oog -af van den beschuldigde, verwonderden zich over zijn moe, onverschillig gezicht. Hij -antwoordde nauwlijks op de vragen, welke zijn advocaat, een jong, talentvol man met -een opgewekte stem, die zenuwachtig op de gelegenheid wachtte, om zich met roem te -overdekken, hem halfluid deed. Maar de grootste belangstelling gold de tafel met de -overtuigingsstukken, waarop alle mogelijke overblijfselen lagen: een splinter uit -de koetspoort van het hôtel Duvillard, stukken kalk van het gewelf, een straatsteen, -die door de kracht der ontploffing <span class="pageNum" id="pb358">[<a href="#pb358">358</a>]</span>in tweeën gescheurd was. Doch de harten werden vooral getroffen door de intact gebleven -kartonnen hoedendoos en in een met spiritus gevulde bokaal iets vaags en wits, het -kleine, afgerukte handje van het loopmeisje, dat men op die wijze geconserveerd had, -daar men het jammerlijke lichaam met de door de bom opengereten buik niet had kunnen -bewaren of op de tafel leggen. -</p> -<p>Eindelijk stond Salvat op en begon de president het verhoor, waarbij hij onmiddellijk -een minachtenden toon aansloeg. Hij was over het algemeen een man met een eerlijk -karakter, een der laatste vertegenwoordigers van de oude, nauwgezette en rechtschapen -magistratuur; maar hij begreep niets van den nieuweren tijd en behandelde de beklaagden -met de strengheid van den Bijbelschen God. Het kleine gebrek, dat de wanhoop van zijn -leven uitmaakte, een lispelen, dat hem volgens zijn meening belet had als advocaat -zijn geniale redenaarsgaven te ontwikkelen, maakte hem prikkelbaar, knorrig, deed -hem onvatbaar zijn voor zachtheid. Toen zijn dun, scherp stemmetje<span id="xd30e4511"></span> de eerste vragen deed, werd er in de zaal geglimlacht, en hij voelde dat. De zoo -grappige stem nam nog het beetje majesteit weg, dat overbleef in deze rechtszitting, -waarvan het leven van een mensch afhing. Salvat beantwoordde de eerste vragen op zijn -moede en beleefde manier. Toen de president hem trachtte te vernederen, hem de <span class="corr" id="xd30e4513" title="Bron: antecendenten">antecedenten</span> van zijn ongelukkige jeugd voor de voeten wierp, zijn gebreken vergrootte en zijn -leven met madame Théodore en de kleine Céline voor zedeloos uitmaakte, zeide hij kalm -ja of neen als iemand, die niets te verbergen heeft en de volle verantwoordelijkheid -voor zijn daden aanvaardt. -</p> -<p>Hij had een volledige bekentenis afgelegd en herhaalde die in alle kalmte, zonder -er een woord aan te veranderen. Hij had, zoo legde hij uit, het hôtel Duvillard uitgekozen -om zijn bom neer te leggen, omdat hij aan zijn daad haar volle beteekenis wilde geven, -de rijken, de geldmenschen, die zich door diefstal en leugen op een schandelijke wijze -verrijkt <span class="corr" id="xd30e4518" title="Bron: had">hadden</span>, aanmanen onmiddellijk aan de armen, aan de arbeiders, aan hun vrouwen en kinderen, -die van honger crepeerden, hun aandeel in den gemeenschappelijken rijkdom terug te -geven. Nu eerst kwam er leven in hem; al de geleden ellende steeg als een koorts naar -het verwarde brein van den half-ontwikkelde, waarin zich de theorieën, de overprikkelde -theorieën van onbeperkte gerechtigheid en algemeen <span class="pageNum" id="pb359">[<a href="#pb359">359</a>]</span>geluk opgehoopt hadden. Van dat oogenblik leek hij wat hij in werkelijkheid was: een -gevoelsmensch, een door het lijden geëxalteerde droomer, een nuchtere, trotsche, eigenzinnige -man, die de wereld volgens zijn sectariërslogica herscheppen wilde. -</p> -<p>“Maar je bent gevlucht,” zeide de president met zijn stem als een ratel. “Zeg dus -niet, dat je je leven voor de goede zaak gaf en tot den martelaarsdood bereid was!” -</p> -<p>Het eenige, waar Salvat bitter berouw over had, was, dat hij aan zijn drang om te -vluchten in het Bois de Boulogne toegegeven had. -</p> -<p>“Ik vrees den dood niet,” zeide hij, boos wordend; “dat zult u wel zien … O, mochten -allen mijn moed hebben, dan zou morgen uw verrotte maatschappij weggevaagd zijn en -het geluk eindelijk komen.” -</p> -<p>Nu volgde een eindeloos verhoor over de vervaardiging van de bom zelf. Terecht merkte -de president op, dat dit het eenige duistere punt in de zaak was. -</p> -<p>“Dus je blijft er bij, dat het kruit, dat je gebruikt hebt, dynamiet is. <span class="corr" id="xd30e4529" title="Bron: je">Je</span> zult straks de deskundigen hooren, die het weliswaar niet eens zijn, maar die aldus -geconcludeerd hebben, dat er een andere springstof, die zij verder niet kunnen preciseeren, -gebruikt moet zijn … Verberg dus niets voor ons, waar je er een eer in stelt verder -alles te zeggen.” -</p> -<p>Plotseling was Salvat kalm geworden; uiterst voorzichtig antwoordde hij nog slechts -met monosyllaben. -</p> -<p>“Zoek, als u mij niet gelooft … Ik heb mijn bom heelemaal alleen gemaakt en wel op -de manier, die ik reeds honderdmaal herhaald heb … U verwacht toch zeker niet, dat -ik namen noemen, dat ik kameraden verraden zal.” -</p> -<p>En van die verklaring week hij niet af. Eerst tegen het einde maakte een onoverwinlijke -ontroering zich van hem meester, toen de president terugkwam op het ongelukkige slachtoffer, -het zoo blonde en knappe loopmeisje, dat het wreede noodlot daar gebracht had, om -er een <span class="corr" id="xd30e4537" title="Bron: afschuwlijken">afschuwelijken</span> dood te vinden. -</p> -<p>“Een uit je eigen kringen heb je getroffen, een arm kind, dat haar oude grootmoeder -met haar enkele sous loon ondersteunde.” -</p> -<p>“Dat is het eenige, waar ik spijt van heb,” zeide Salvat met verstikte stem. “Zeker -was mijn bom niet voor haar bestemd; mogen alle arbeiders, alle hongerlijders zich -herinneren, dat <span class="pageNum" id="pb360">[<a href="#pb360">360</a>]</span>zij haar bloed gegeven heeft, zooals ik het mijne geven zal.” -</p> -<p>Zoo eindigde het verhoor te midden van een diepe ontroering. Pierre had Guillaume -naast zich voelen beven, terwijl de aangeklaagde zoo kalm en hardnekkig bleef zwijgen -over de gebruikte springstof en de geheele verantwoordelijkheid voor de daad, die -hem zijn hoofd kosten kon, op zich nam. En toen Guillaume zich met een niet te bedwingen -beweging omgekeerd had, zag hij den kleinen Victor Mathis, die zich niet bewoog, maar -nog steeds met zijn elleboog op het schot en zijn kin in zijn handen, met zwijgenden -hartstocht stond te luisteren. Maar zijn gezicht was nog bleeker, zijn vurige oogen -geleken op twee groote gaten, waardoor men den wrekenden brand zag, welks vlammen -niet meer uitgaan zouden. -</p> -<p>In de zaal heerschte eenige minuten een geroezemoes van stemmen. -</p> -<p>“Die Salvat ziet er heel goed uit,” zeide de prinses; “hij heeft zulke liefdevolle -oogen … Neen, neen, mijnheer de afgevaardigde, u mag geen kwaad van hem zeggen. U -weet, dat ik ook anarchistisch aangelegd ben.” -</p> -<p>“Ik zeg heelemaal geen kwaad van hem,” antwoordde Dutheil vroolijk, “evenmin als onze -vriend Amadieu recht heeft dat te doen, want deze zaak heeft hem op het toppunt van -zijn roem gebracht … Nooit heeft men zooveel over hem gesproken, en dat vindt hij -heerlijk. Nu is hij de meest bekende en beroemde rechter van instructie, die doen -en worden kan wat hij wil.” -</p> -<p>Massot vatte met zijn ironische onbeschaamdheid den toestand samen. -</p> -<p>“Ja, als het de anarchie goed gaat, gaat alles goed … Deze bom heeft de zaken van -verscheidene personen, die ik de eer heb te kennen, weer in het reine gebracht … Gelooft -u bijvoorbeeld, dat mijn patroon Fonsègue, die zijn buurvrouw zoo galant het hof maakt, -zich te beklagen heeft? En gelooft u, dat Sanier, die zoo’n hooge borst zet achter -den president en die veel meer zou thuis hooren tusschen de vier gendarmes, Salvat -niet uiterst dankbaar zijn moet voor de reclame, die hij op den rug van dien ongelukkige -heeft kunnen slaan. En nu spreek ik nog niet eens van de politici of van de geldmannen -of van al degenen, die in troebel water visschen …” -</p> -<p>“Maar zeg eens,” viel Dutheil hem in de rede; “ik geloof, dat u ook een aardig voordeeltje -uit het geval geslagen <span class="pageNum" id="pb361">[<a href="#pb361">361</a>]</span>hebt … Dat interview van de kleine Céline zal u wel een aardigen duit opgeleverd hebben.” -</p> -<p>Inderdaad was Massot op het geniale denkbeeld gekomen madame Théodore en de kleine -Céline op te zoeken en zijn bezoek met allerlei roerende en intieme bijzonderheden -in den <i>Globe</i> te vertellen. Het artikel had een buitengewoon succes gehad; de aardige antwoorden, -die Céline over haar gevangen genomen vader gegeven had, troffen alle gevoelige zielen -zoo zeer, dat dames in equipages naar de beide arme schepsels kwamen, de aalmoezen -toestroomden en zelfs de menschen, die het hoofd van den vader eischten, voor het -kind de grootste sympathie hadden. -</p> -<p>“Maar ik klaag heelemaal niet over het voordeeltje,” antwoordde de journalist. “Ieder -verdient wat hij kan en zooals hij kan.” -</p> -<p>Op dat oogenblik herkende Rosemonde achter zich Guillaume en Pierre, en haar verbazing, -toen zij den laatste in een gewone jas zag, was zóó groot, dat zij hem niet durfde -aanspreken. Zij boog zich wat voorover en deelde ongetwijfeld haar verbazing aan Dutheil -en Massot mede, want zij keerden zich beiden om; maar uit discretie deden beiden ook -of zij niets zagen. De hitte werd onverdragelijk; een dame was flauw gevallen. En -weer verkreeg de lispelende stem van den president stilte. -</p> -<p>Salvat stond met enkele blaadjes papier in zijn hand en wist met moeite te kennen -te geven, dat hij zijn verhoor wilde aanvullen door een verklaring, die hij van te -voren gereed gemaakt had en waarin hij de redenen, die hem tot zijn daad hadden gebracht, -uiteenzette. Verbaasd en heimelijk boos aarzelde mijnheer de Larombardière en trachtte -een dergelijke verklaring te beletten, maar daar hij begreep, dat hij den beschuldigde -den mond niet snoeren kon, gaf hij hem met een geprikkeld en tevens minachtend gebaar -verlof zijn verklaring voor te lezen. Salvat begon; eerst stotterde hij, vergiste -hij zich en legde hij enkele malen een buitengewonen nadruk op woorden, waarover hij -zichtbaar zeer voldaan was. Het was de kreet van lijden en opstand, dien reeds zoovele -onterfden uitgestooten hadden: de vreeselijke ellende in de laagste klassen, de arbeider -kon van zijn werk niet leven, een geheele klasse, en nog wel de talrijkste en de meest -waardige, stierf van honger, terwijl anderzijds de bevoorrechten, de met rijkdom volgepropten, -zelfs de kruimels van hun tafel weigerden en niets van het gestolen <span class="pageNum" id="pb362">[<a href="#pb362">362</a>]</span>fortuin wilden teruggeven. Men moest hun dus alles weer ontnemen, hen door vreeselijke -waarschuwingen uit hun egoïsme wekken, hun met bomaanslagen aankondigen, dat de dag -der gerechtigheid gekomen was. -</p> -<p>En dit woord gerechtigheid stiet de ongelukkige uit met een donderende stem, die de -geheele zaal vulde. Maar de grootste ontroering verwekte de prophetie, waarmede hij -eindigde, nadat hij zijn leven ten offer gebracht had, terwijl hij den gezworenen -toeriep, dat hij van hen niets anders dan den dood verwachtte: andere martelaars zouden -uit zijn bloed geboren worden. Men kon hem naar het schavot zenden, hij wist, dat -zijn voorbeeld andere helden zou verwekken. Na hem een andere wreker, en nog een, -steeds weer andere, totdat de oude verrotte maatschappij instorten zou, om plaats -te maken voor de maatschappij van gerechtigheid en geluk, waarvan hij de apostel was. -</p> -<p>Tot tweemaal toe was de ongeduldig wordende president hem in de rede gevallen, maar -Salvat bleef met de onverstoorbaarheid van een dweper, die bang is de belangrijke -woorden slecht te zeggen, doorlezen. Aan deze verklaring had hij blijkbaar, sedert -hij in de gevangenis zat, gewerkt. Hij bezegelde daarmede zijn zelfmoord, hij gaf -daarmede zijn leven in ruil voor den roem voor de menschheid gestorven te zijn. Toen -hij klaar was, ging hij weer met schitterende oogen, roodgekleurde wangen en een uitdrukking -van groote, innerlijke vreugde tusschen de gendarmen zitten. -</p> -<p>Om het effect van deze verklaring te niet te doen, ging de president onmiddellijk -tot het hooren der getuigen over. Het was een eindelooze reeks, die slechts matig -belang inboezemde, daar geen van allen opzienbarende onthullingen te doen had. De -fabrikant Grandidier vertelde eenvoudig, dat hij Salvat wegens anarchistische propaganda -had moeten ontslaan, terwijl Toussaint, Salvat’s zwager, zonder te liegen, alles zoo -gunstig mogelijk voorstelde. Een lange discussie had plaats tusschen de deskundigen, -die het nu in het openbaar evenmin eens worden konden als in hun rapporten, want, -al stemden zij allen overeen in hun verklaring, dat het gebruikte kruit geen dynamiet -kon zijn, over de samenstelling daarvan gaven zij de meest uiteenloopende en tegenstrijdige -meeningen te kennen. -</p> -<p>Vervolgens werd een rapport van den beroemden geleerde Bertheroy voorgelezen, die -alles zeer juist resumeerde door <span class="pageNum" id="pb363">[<a href="#pb363">363</a>]</span>te concludeeren, dat men hier te doen had met een nieuwe, buitengewoon krachtige springstof, -waarvan hij zelf de formule niet kende. Na Mondésir en Dupot, die van de klopjacht -in het Bois de Boulogne vertelden, en de grootmoeder van het jonge loopmeisje, die -men de wreedheid gehad had als getuige te dagvaarden, volgde een groot aantal getuigen -à décharge, een eindelooze rij meesterknechts, kameraden en vrienden van Salvat, die -allen verklaarden, dat hij een fatsoenlijke man, een knap en dapper werkman was, die -nooit dronk, zijn dochtertje aanbad en niet in staat was, om een laagheid te begaan. -</p> -<p>Het was reeds vier uur vóór het getuigenverhoor ten einde liep. In de brandend-heete -zaal heerschte een koortsachtige uitputting, die het bloed naar het gelaat dreef, -terwijl een soort roodachtig stof het door de ramen binnenvallende, verbleekende licht -verduisterde. Vrouwen bewogen haar waaiers op en neer, mannen veegden hun voorhoofd -af. Maar de hartstocht, dien het schouwspel opwekte, deed in aller oogen een harde -vreugde ontvlammen. -</p> -<p>“Ik had zoo gehoopt om vijf uur bij een vriendin een kop thee te drinken,” zuchtte -Rosemonde. “Ik zal nog omkomen van honger.” -</p> -<p>“We zullen minstens tot zeven uur blijven moeten,” zeide Massot; “maar ik durf u niet -aanbieden een broodje voor u te halen, want ze zouden mij niet meer binnenlaten.” -</p> -<p>Onder de voorlezing van Salvat’s verklaring had Dutheil ieder oogenblik zijn schouders -opgehaald. -</p> -<p>“Alles wat hij zegt, is zoo vreeselijk kinderachtig! Om voor zoo iets te willen sterven! -Rijken en armen zullen er altijd zijn! En het staat ook vast, dat men, als men arm -is, niets anders wil dan rijk worden. Dat hij hier op deze bank zit, komt alleen, -omdat het hem niet gelukt is rijk te worden.” -</p> -<p>Pierre was zeer ontroerd en maakte zich ongerust over zijn broeder, die bleek en zwijgend -naast hem zat. Hij zocht zijn hand, drukte die heimelijk en vroeg zacht: -</p> -<p>“Voel je je niet goed? Willen we liever weggaan?” -</p> -<p>Maar Guillaume beantwoordde zijn handdruk; hij had niets, hij zou, niettegenstaande -alles hem bitter stemde, blijven tot het einde. -</p> -<p>Nu nam de procureur-generaal <span class="corr" id="xd30e4584" title="Bron: Lehman">Lehmann</span> streng het woord. Men wist, dat hij, ondanks zijn stijfhoofdig Jodengezicht in alle -politieke kringen relaties had en zich door zijn soepelheid steeds wist aan te sluiten -bij hen, die aan het bewind <span class="pageNum" id="pb364">[<a href="#pb364">364</a>]</span>waren, wat zijn vlugge carrière en de gunsten, waarmede hij overladen werd, zeer goed -verklaarde. Het was algemeen bekend, dat hij de advocaat der regeering was, en inderdaad -maakte hij dadelijk bij de eerste zinnen een toespeling op het dien ochtend benoemde -nieuwe ministerie, op den sterken man, die het op zich genomen had de goeden gerust -te stellen en de slechten te doen beven. Dan viel hij met een buitengewone heftigheid -op Salvat aan, herhaalde de geheele geschiedenis, schilderde hem als een bandiet, -een geboren misdadiger, een monster, dat eindelijk wel tot den lafst denkbaren aanslag -komen moest. -</p> -<p>Vervolgens werd de anarchie gegeeseld; de anarchisten waren slechts een troep vagebonden -en dieven. Men had bij de plundering van het hôtel de Hardt gezien wat die apostelen -der ware leer eigenlijk waren. Ziedaar, waarop de toepassing van die theorieën uitliep: -op geplunderde en bevuilde huizen, tot eindelijk de groote plunderingen en moordpartijen -komen zouden. Bijna twee uur sprak hij op die wijze door, waarbij hij weinig lette -op waarheid en logica, doch vooral trachtte te werken op de phantasie, den schrik, -die Parijs reeds drie maanden lang doorschokte, uitbuitte en het arme kleine slachtoffer -als een bloedig vaandel zwaaide. En hij eindigde, zooals hij begonnen was: hij sprak -den gezworenen moed in, zeide hun, dat zij hun plicht doen en den moordenaar veroordeelen -konden, nu de regeering vast besloten was niet terug te wijken voor bedreigingen. -</p> -<p>Nu sprak op zijn beurt de met de verdediging belaste advocaat. Wat hij te zeggen had, -zeide hij met een werkelijk volmaakte juistheid en helderheid. Hij behoorde tot een -andere school, was zeer eenvoudig, alleen geestdriftig voor de waarheid. Hij bepaalde -er zich toe de geschiedenis van Salvat in het ware licht te plaatsen, aan te toonen, -hoe hij van zijn jeugd <span class="corr" id="xd30e4592" title="Bron: of">af</span> aan onder den druk van de sociale verhoudingen gestaan had, uit te leggen hoe deze -laatste daad samenhing met alles wat hij geleden had, met alles, wat in zijn dwepersbrein -ontkiemd was. Was zijn misdaad niet de misdaad van allen? Voelde een ieder zich niet -eenigszins mede-verantwoordelijk voor deze bom, die een arme, van honger omkomende -werkman was gaan werpen in de woning van een rijke, wiens naam voor hem de onrechtvaardige -verdeeling: aan de eene zijde zooveel genot, aan de andere zooveel ontberingen, beteekende? -Wanneer in onze onrustige en woelige tijden te midden van de <span class="pageNum" id="pb365">[<a href="#pb365">365</a>]</span>brandende problemen, die opgeworpen waren, een van ons het hoofd verliest en het geluk -op weldadige wijze verhaasten wil, moeten wij hem dan in naam der gerechtigheid uit -den weg ruimen, terwijl toch ook geen onzer zweren kan, dat hij niet medeplichtig -is aan dien dood van waanzin? Lang weidde hij uit over het historische oogenblik, -waarop deze zaak zich afspeelde: zooveel schandalen, zulk een ineenstorting van alles, -nu onder zoo vreeselijk lijden en strijden een nieuwe wereld zoo pijnlijk uit de oude -geboren werd. En ten slotte bezwoer hij de gezworenen hun menschelijk hart te laten -spreken, zich niet te laten medesleepen door de hartstochten van de straat, de verschillende -klassen te verzoenen door een wijs oordeel in plaats van den strijd tot in het oneindige -te rekken door den hongerlijders een nieuwen martelaar te geven, die gewroken moest -worden. -</p> -<p>Het was reeds over zessen, toen mijnheer de Larombardière met zijn scherp en zoo grappig -stemmetje aan de jury de talrijke vragen, die haar gesteld werden, voorlas. Dan trok -het Hof zich weer terug en begaf de jury zich weer naar de zaal, waar zij moest beraadslagen, -terwijl men den aangeklaagde wegleidde. Onder het publiek heerschte een lawaaierige -spanning, een koortsachtig-ongeduldig geroezemoes. Weer waren dames flauw gevallen; -ook een heer, die niet tegen de benauwde hitte bestand was, had men uit de zaal moeten -brengen. De anderen echter bleven hardnekkig wachten; geen enkele ging weg. -</p> -<p>“Het zal niet lang duren,” zeide Massot. “De gezworenen hebben het doodvonnis in hun -zak medegebracht. Ik heb naar hen gekeken, toen die kleine advocaat zoo flink tegen -hen sprak. Je kon ze nauwlijks zien, maar hun in het donker gedompelde gezichten hadden -een slaperige uitdrukking. Ik zou wel eens willen weten, wat er in hun hersens omging?<span class="corr" id="xd30e4600" title="Niet in bron">”</span> -</p> -<p>“En hebt u nog altijd honger?” vroeg Dutheil aan de prinses. -</p> -<p>“O, ik verga … Ik zal onmogelijk eerst naar huis kunnen gaan. U zult ergens iets met -me moeten gaan gebruiken!… Maar het is toch wel <span class="corr" id="xd30e4606" title="Bron: interressant">interessant</span> om te zien hoe met een Ja en een Neen over het leven van een mensch beslist wordt.” -</p> -<p>Toen Pierre merkte hoe koortsachtig opgewonden en wanhopig Guillaume was, had hij -diens hand weer in de zijne genomen. Geen van beiden sprak een woord in de diepe troosteloosheid, -welke zich om tallooze redenen, die zij zelf <span class="pageNum" id="pb366">[<a href="#pb366">366</a>]</span>niet precies zouden hebben kunnen omschrijven, van hen meester maakte. Het kwam hun -voor alsof al de menschelijke ellende, hun eigen ellende, de liefde, de hoop, de smart, -waaronder zij leden, in deze zaal zweefden, die doorhuiverd werd door het drama, dat -de zelfzucht van sommigen en de lafheid van anderen hier zouden afspelen. -</p> -<p>“Heb ik niet gezegd, dat het niet lang zou duren,” vroeg Massot. -</p> -<p>En inderdaad kwam na een beraadslaging van een kwartier de jury weer binnen en schuifelde -met luid schoenenlawaai langs de eikenhouten bank. Dan verscheen ook het <span class="corr" id="xd30e4616" title="Bron: hof">Hof</span> weer. De spanning in de zaal was verdubbeld. Sommigen waren opgestaan, anderen stootten -onwillekeurig lichte kreten uit. De voorzitter der jury, een dikke man met een rood, -breed gezicht, moest wachten voor hij het woord nemen kon. Dan zeide hij met een scherpe, -eenigszins stotterende stem: -</p> -<p>“Op eer en geweten, voor God en de menschen, het antwoord der jury luidt op de vraag: -Moord?<span id="xd30e4621"></span> Ja, met meerderheid van stemmen.” -</p> -<p>De avond was bijna gevallen, toen Salvat weer binnengeleid werd. Terwijl hij zich, -eveneens staande, tegenover de half in het donker gehulde jury bevond, werd zijn gelaat -door de laatste zonnestralen verlicht. De rechters zelf verdwenen, hun roode toga’s -schenen zwart. Welk een aanblik bood dit magere, vleeschlooze gezicht van Salvat, -die met droomerige oogen luisterde, terwijl de griffier de beslissing der jury voorlas! -</p> -<p>Toen het weer stil werd, zonder dat er van verzachtende omstandigheden sprake was, -begreep hij alles en lichtte zijn gelaat, dat een kinderlijke uitdrukking behield, -<span class="corr" id="xd30e4626" title="Bron: òp">op</span>. -</p> -<p>“Dus de dood? Dank u, heeren!” -</p> -<p>Dan wendde hij zich naar het publiek en trachtte in het toenemend donker de gezichten -van zijn kameraden, die hij wist, dat daar waren, te zien. Ditmaal had Guillaume den -beslisten indruk, dat hij hem herkend had, hem nog eenmaal een liefdevollen groet -toezond, waarin hij nogmaals zijn dankbaarheid uitdrukte voor het stuk brood, dat -hij op een dag van ellende van hem gekregen had. Maar blijkbaar had hij ook Victor -Mathis gegroet, want weer zag Guillaume achter zich den jongen man met wijd opengesperde, -starre oogen en een verschrikkelijke uitdrukking om zijn mond. -</p> -<p>Het overige, de laatste vragen, de overwegingen van het Hof, de uitspraak van het -vonnis, alles werd bedekt door <span class="pageNum" id="pb367">[<a href="#pb367">367</a>]</span>de deining, die de zaal in beweging bracht. Onbewust had men eenig medelijden gekregen -en aan de bevrediging, waarmede het doodvonnis opgenomen werd, paarde zich eenige -verbijstering. -</p> -<p>Toen Salvat tusschen de gendarmen werd weggeleid, stiet hij met doordringende stem -den kreet uit: -</p> -<p>“Leve de anarchie!” -</p> -<p>Niemand nam aanstoot aan dien kreet. Het publiek verspreidde zich in een gevoel van -malaise, als had de overmatige inspanning de hartstochten afgestompt. Werkelijk het -schouwspel was te lang en te afmattend geweest. Het deed goed weer frissche lucht -in te ademen. -</p> -<p>In de salle des Pas-Perdus kwamen Guillaume en Pierre langs Dutheil en de prinses, -die aangesproken waren door generaal de Bozonnet en Fonsègue. Alle vier spraken luid, -klaagden over hitte en honger, maar waren het er ten slotte over eens, dat de zaak -niet bijzonder interessant was geweest. Maar eind goed, al goed. De veroordeeling -van Salvat was, zooals Fonsègue zeide, een politieke en sociale noodzakelijkheid. -</p> -<p>Op den Pont-Neuf leunde Guillaume een oogenblik tegen de borstwering, terwijl Pierre -eveneens keek naar den breeden, grijzen stroom der Seine, dien de weerkaatsingen der -eerste lantaarns vlammen deed. Een frissche ademtocht steeg op uit de rivier: het -was het heerlijk uur, waarop de zachte nacht het zich ontspannende Parijs bedekken -komt. Zwijgend ademden de beide broers dezen troost in. Pierre’s wond brak weer open: -hij had immers moeten beloven weer naar Montmartre terug te gaan ondanks de marteling, -die hem daar wachtte. Ook Guillaume voelde zijn argwaan weder ontwaken, zijn onrust, -dat hij Marie zoo koortsachtig en door een nieuw gevoel, dat zij zelf niet kende, -veranderd had gezien. Stonden dien twee mannen, die elkander zoo hartelijk lief hadden, -weer nieuw lijden, nieuw strijden, nieuwe hinderpalen voor hun geluk te wachten? -</p> -<p>Toen zij op de kade kwamen, zag Guillaume Victor Mathis alleen in het donker voor -zich uitloopen. Hij sprak hem aan en begon over zijn moeder. Maar de jonge man luisterde -niet, doch zeide met een stem, die scherp en snijdend was als een mes: -</p> -<p>“Zij willen bloed … Zij kunnen hem een kopje kleiner maken, hij zal gewroken worden.” -<span class="pageNum" id="pb368">[<a href="#pb368">368</a>]</span></p> -</div> -</div> -<div id="ch4.5" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch4.5.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">V.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">In het gewoonlijk zoo lichte en zoo vroolijke atelier te Montmartre leken de eerstvolgende -dagen somber, als had het groote vertrek zich met droefheid en zwijgen gevuld. Toevallig -waren ook de drie zoons niet thuis. Thomas ging ’s ochtends vroeg reeds naar de fabriek -om proeven te nemen met zijn motor; François studeerde hard voor zijn examen en was -bijna altijd in de <span class="corr" id="xd30e4649" title="Bron: Ecole">École</span> Normale; Antoine werd geheel in beslag genomen door een werk bij Jahan, waar de vreugde -zijn kleine vriendin Lise tot het leven te zien ontwaken hem langer hield dan noodig -was. Guillaume was dus zoo goed als alleen met Grootmoeder, die steeds met het een -of ander naaiwerk bij het raam zat, terwijl Marie door het huis op- en neerliep en -slechts in het atelier was te vinden, wanneer Pierre zelf er was. -</p> -<p>In deze droefgeestige stemming van hun vader zagen allen niets anders dan de heimelijke -woede, het wanhopige verzet, waartoe de veroordeeling van Salvat hem gebracht had. -Na zijn terugkeer uit de rechtzaal had hij zich vreeselijk opgewonden, gezegd, dat -het een sociale moord, een uitdaging van den klassenstrijd was, wanneer men dien ongelukkige -terechtstelde; en allen hadden eerbiedig het hoofd gebogen voor de smartelijke heftigheid -van dien kreet, stoorden den vader niet in zijn gedachten, die hem uren lang zwijgend -en bleek voor zich uit deden staren. Zijn oogen bleven koud, van ’s ochtends vroeg -tot ’s avonds laat deed hij niets anders dan de plannen en dossiers van zijn nieuwe -uitvindingen bestudeeren: de nieuwe springstof, de vreeselijke machine, die hij zoo -lang gedroomd had aan Frankrijk te schenken, opdat het, heerschend over de naties, -eenmaal de wereld de overwinning van waarheid en gerechtigheid op zou kunnen leggen. -Maar gedurende de eindelooze uren, die hij zoo voor zijn op de tafel verspreid liggende -papieren zat, hield hij op ernaar te kijken, staarden zijn blikken in de verte, gingen -allerlei gedachten door zijn brein: twijfel misschien omtrent de deugdelijkheid van -zijn plan, angst, dat zijn verlangen om de volkeren te verzoenen hen in een eindeloozen -verdelgingsoorlog werpen zou. O, hij had oprecht geloofd, dat dit groote Parijs het -brein van de wereld was, tot taak had de toekomst te verwekken—en zie, welk een <span class="corr" id="xd30e4654" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span> schouwspel bood het hem nu: zooveel domheid, zooveel schande, zooveel onrechtvaardigheid! -Was het <span class="pageNum" id="pb369">[<a href="#pb369">369</a>]</span>werkelijk rijp genoeg voor de taak, die hij het wilde toevertrouwen, de taak, om de -menschheid geluk te brengen? Wanneer hij zijn formules weer begon te lezen en te verifieeren, -vond hij zijn oude energie niet terug en slechts de gedachte aan zijn aanstaand <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> deed hem zijn plan weer opvatten; hij zeide tot zichzelf, dat alles reeds sedert -te lang geregeld was dan dat hij het nu nog veranderen kon. -</p> -<p>Zijn <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>! Was dat niet de gedachte, die Guillaume vervolgde, die hem nog meer verontrustte -dan zijn werk als geleerde, dan zijn hartstocht van vrij burger? Onder al de zorgen, -die hij zich bekende, was nog een andere verborgen, die hij zichzelf niet durfde bekennen -en die hem angst aanjoeg. Iederen dag herhaalde hij tot zichzelf, dat hij zijn geheim -aan den minister van Oorlog zou mededeelen, zoodra hij met Marie getrouwd was, om -haar in zijn roem te laten deelen. Met Marie trouwen! Met Marie trouwen! De gedachte -vervulde hem telkens met een brandende koorts en een heimelijke onrust. Dat hij nu -zweeg, dat hij zijn kalme vroolijkheid verloren had, vond zijn reden daarin, dat hij -een geheel nieuw, hem onbekend leven van haar voelde uitstroomen. Zij werd ongetwijfeld -anders; hij voelde, dat zij als het ware verder van hem afstond, en begon daarom, -wanneer Pierre er was, hen beiden gade te slaan. -</p> -<p>Pierre kwam zelden, en dan was hij verlegen, eveneens anders geworden. De ochtenden -echter, dat hij kwam, was het alsof er in Marie een geheele metamorphose plaats greep, -scheen het huis als het ware een andere ziel te krijgen. Toch viel er tusschen hen -niets voor, dat niet onschuldig en broederlijk was. Zij schenen slechts goede kameraden -te zijn, hun vingers raakten elkaar zelfs niet aan, en zij praatten zonder een kleur -te krijgen. Een beven ging onwillekeurig van hen uit—een ademtocht, die fijner was -dan een lichtstraal of een geur. Na verloop van enkele dagen kon Guillaume niet langer -twijfelen. Hij had niets gezien, maar hij was overtuigd, dat de twee kinderen, zooals -hij ze vaderlijk genoemd had, elkander liefhadden. -</p> -<p>Toen hij op den ochtend van een prachtigen dag geheel alleen met Grootmoeder tegenover -het bezonde Parijs zat, verviel hij in een nog angstiger gepeins dan gewoonlijk. Hij -keek haar strak aan, terwijl zij in haar koninklijke rust op haar gewone plaats, zonder -bril nog steeds, naaide. Misschien zag hij haar heelemaal niet. Van tijd tot tijd -richtte zij haar <span class="pageNum" id="pb370">[<a href="#pb370">370</a>]</span>hoofd op en keek hem aan, alsof zij een biecht verwacht had, die niet kwam. -</p> -<p>“Guillaume, wat heb je toch in den laatsten tijd?” vroeg zij eindelijk, toen het zwijgen -eindeloos voort bleef duren. “Waarom zeg je me niet, wat je me te zeggen hebt?” -</p> -<p>Het was alsof hij weer op de aarde nederdaalde. -</p> -<p>“Wat ik u te zeggen heb?” antwoordde hij verwonderd. -</p> -<p>“Ja, ik weet wat jij weet, en omdat je toch hier in huis niets doen wilt, zonder mij -te raadplegen, dacht ik, dat je er met mij over zoudt spreken.” -</p> -<p>Hij was zeer bleek geworden en begon te beven: hij had zich dus niet vergist, nu Grootmoeder -zelf het blijkbaar ook wist? Daarover te spreken zou gelijk staan met een lichamelijken -vorm aan zijn vermoedens te geven, datgene wat tot nog toe slechts in zijn idee bestaan -kon, tot iets wezenlijks te maken. -</p> -<p>“Het was onvermijdelijk, beste jongen. Van af de eerste dagen heb ik het zien aankomen, -en de eenige reden, waarom ik niets gezegd heb, is dat ik dacht, dat jij een diepe -bedoeling met alles hadt … Maar sedert ik je zoo zie lijden, begrijp ik heel goed, -dat ik mij vergist heb.” -</p> -<p>En toen hij haar nog steeds verward en bevend aan bleef kijken: -</p> -<p>“Ja, ik dacht, dat je dat zelf wilde, dat je door je broer hier in huis te brengen -wilde weten of Marie een andere liefde voor je bezat dan als voor een vader … Er bestond -daar een zeer goede reden voor: het groote verschil in leeftijd, voor jou gaat het -leven ten einde en voor haar begint het, geheel afgezien nog van je werk, van de taak, -die je jezelf gesteld hebt.” -</p> -<p>Dan kwam hij met smeekend opgeheven handen naar haar toe en riep uit: -</p> -<p>“O, spreek duidelijk, zeg mij wat u denkt. Ik begrijp het niet, mijn arm hart wordt -zoo gemarteld, en ik zou zoo gaarne weten, handelen, een besluit nemen!… U heb ik -lief, u vereer ik als een moeder, ik ken uw groot verstand, ik heb uw raad altijd -opgevolgd. En u hebt dit vreeselijke zien aankomen, u hebt alles zijn gang laten gaan -op gevaar af mij daaraan te zullen zien sterven? Waarom, waarom hebt u dat gedaan?” -</p> -<p>Over het algemeen hield zij er niet van veel te spreken, als souvereine koningin leidde -zij het huis, zonder rekenschap van haar daden te moeten geven. Dat zij wat zij dacht -en <span class="pageNum" id="pb371">[<a href="#pb371">371</a>]</span>wat zij wilde nooit geheel uitsprak, vond zijn reden hierin, dat de vader en de zoons, -van haar volmaakte wijsheid overtuigd, alles geheel aan haar overlieten. En deze eenigszins -raadselachtige zijde van haar karakter deed haar nog grooter schijnen. -</p> -<p>“Waartoe zijn woorden noodig, wanneer de feiten spreken?” zeide zij zacht zonder met -werken op te houden. “Zeker, ik heb je <span class="corr" id="xd30e4689" title="Bron: huwlijksplan">huwelijksplan</span> goedgekeurd, want ik begreep, dat Marie, om hier te kunnen blijven, met je trouwen -moest; en bovendien waren er nog vele andere redenen, waarover we nu niet verder behoeven -te praten … Maar de komst van Pierre heeft alles veranderd en alles weer in zijn natuurlijke -orde teruggebracht. Is dat niet beter?” -</p> -<p>Hij durfde haar nog steeds niet begrijpen. -</p> -<p>“Beter, terwijl ik de hevigste martelingen lijd, terwijl mijn leven verwoest is?” -</p> -<p>Nu stond zij op, kwam strak, hoogopgericht, in haar zwarte japon, met haar bleek, -streng en energiek gelaat naar hem toe. -</p> -<p>“Jongen, je weet, dat ik je liefheb, dat ik je groot en edel zien wil … Een paar maanden -geleden ben je bang geweest en is dit huis bijna in de lucht gevlogen. En nu zit je -deze heele week al verstrooid achter je dossiers, en je plannen, als iemand die door -zwakte overmand is, die twijfelt en niet meer weet waarheen hij gaan moet … Geloof -me, je bent op den slechten weg; het is beter, dat Pierre met Marie trouwt, voor hen -en voor jou.” -</p> -<p>“Voor mij? O, neen, neen!… Wat moet er van mij worden?” -</p> -<p>“Jij, mijn jongen, zult kalm worden en nadenken. De rol, die je nog te spelen hebt, -is zoo zwaar—je staat op het punt je ontdekking wereldkundig te maken. Het schijnt -mij toe alsof je blik niet zoo helder meer is, alsof je verkeerd zult handelen, wanneer -je geen rekenschap houdt met de omstandigheden van het probleem … Ik voel, dat je -iets anders te doen hebt. In het kort lijd, als het zijn moet, maar blijf de man van -je denkbeeld!” -</p> -<p>Dan verliet zij de kamer, terwijl zij er met een moederlijken glimlach, om haar strengheid -wat te verzachten, aan toevoegde: -</p> -<p>“Je dwingt me tot noodelooze praatjes, want ik weet veel te goed, dat jij te hoog -staat, om niet in alles het eenige goede te doen, dat niemand anders doen zou.” -</p> -<p>Toen Guillaume alleen gebleven was, verzonk hij weer in een koortsachtig nadenken. -Wat had zij met haar weinige, half-geheimzinnige woorden willen zeggen? Hij wist, -dat zij <span class="pageNum" id="pb372">[<a href="#pb372">372</a>]</span>hing aan alles wat goed, natuurlijk en noodzakelijk was. Maar zij dreef hem tot een -hooger heroïsme, zij had een helder licht geworpen op het onduidelijke onbehagelijke -gevoel, dat zijn oud plan, om zijn geheim aan den een of anderen minister van Oorlog—het -kwam er niet op aan welken, dengenen, die toevallig aan het bewind was mede te deelen,—hem -gaf. Terwijl hij haar met haar ernstige stem hoorde herhalen, dat hij iets anders, -iets beters te doen had, werd zijn aarzeling grooter, zijn tegenzin sterker. En plotseling -rees het beeld van Marie voor hem; zijn arm hart brak bij de gedachte, dat men hem -vroeg van haar af te zien. Marie niet meer de zijne te noemen, haar aan een ander -te geven, neen, neen, dat ging boven zijn menschelijke kracht! Nooit zou hij dien -<span class="corr" id="xd30e4705" title="Bron: afschuwlijken">afschuwelijken</span> moed hebben, om deze laatste liefdevreugde, die hij zich beloofd had, op te geven. -</p> -<p>Twee dagen lang streed hij een vreeselijken <span class="corr" id="xd30e4710" title="Bron: stijd">strijd</span>, waarin hij de zes jaren, die het jonge meisje reeds in het kleine gelukkige huisje -geleefd had, herleefde. In den beginne was zij als het ware zijn aangenomen dochter -geweest, en later, toen de gedachte aan een <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> met haar opkwam, had hij die met een kalme vreugde aanvaard, in de hoop, dat een -dergelijke verbintenis een geluk voor allen in zijn omgeving zijn zou. Hij had tot -nog toe alleen geweigerd te hertrouwen, omdat hij er tegen opzag zijn kinderen een -nieuwe, onbekende moeder op te dringen; hij gaf aan de bekoring nog eenmaal lief te -hebben en niet meer alleen te leven slechts toe, toen hij aan zijn haard zelf deze -jeugdige bloem vond, deze vriendin, die ondanks het groote verschil in leeftijd de -zijne wilde worden. Dan waren maanden verstreken, ernstige gebeurtenissen hadden hen -gedwongen den datum te verschuiven, zonder dat hij daaronder te zeer leed. De zekerheid, -dat zij op hem wachtte, was voor hem voldoende geweest. En thans, nu plotseling het -gevaar dreigde, dat hij haar zou verliezen, brak en bloedde zijn zoo kalm hart. Nooit -zou hij geloofd hebben, dat de band zoo vast toegeknoopt was, dat zij zoo diep in -zijn hart wortelde. Voor dezen bijna vijftigjarigen man beteekende dit het losrukken -zelf van de vrouw, van de laatste, die hij lief had en begeerde, en die des te begeerlijker -was, omdat zij als het ware de jeugd verpersoonlijkte, welker geur hij niet meer inademen -zou, als hij haar verloor. -</p> -<p>Een waanzinnige, met toorn vermengde begeerte vlamde in hem op: hij wilde haar bezitten, -en de gedachte, dat <span class="pageNum" id="pb373">[<a href="#pb373">373</a>]</span>een ander hem haar was komen ontnemen, maakte zijn marteling nog erger. -</p> -<p>Een nacht vooral, toen hij alleen in zijn kamer was, werd zijn kwelling bijna ondragelijk. -Om de anderen niet wakker te maken, smoorde hij zijn snikken in zijn kussen. En toch -was alles zoo eenvoudig: daar Marie zich gegeven had, zou hij haar houden. Hij had -haar woord; hij zou haar dwingen het te houden, dat was alles! Dan zou hij haar tenminste -alleen bezitten, zonder dat een ander eraan denken kon haar hem te ontstelen. En plotseling -rees het beeld van dien ander in hem op, zijn broeder, den vergetene, dien hij uit -liefde zelf gedwongen had in zijn familie te komen. Maar zijn smart was te groot: -hij zou dien broeder wegjagen, een woede tegen hem greep hem aan, waarvan de heftigheid -hem geheel krankzinnig maakte. Zijn broeder, zijn geliefde broeder! Het was dus uit -met hun liefde, zij zouden elkaar met haat en toorn vergiftigen. Uren lang ijlde hij -en zocht naar een middel, om Pierre te verwijderen, opdat wat gekomen was, niet verder -geschieden zou. Nu en dan kreeg hij zijn zelfbeheersching terug en verwonderde zich, -dat ondanks zijn hooge rede, ondanks de langjarige ervaring van den arbeid een dergelijke -storm in hem losbreken kon. Maar in zijn kinderziel, die hij altijd bewaard had, woedde -altijd zoo’n storm; naast de onverbiddelijke logica en zijn eenig geloof aan het waarneembare -was in hem steeds een hoekje voor teedere gevoelens en droomerij gebleven. Zijn genie -zelf had dit dualisme: de chemicus verbond zich op die wijze met den naar gerechtigheid -hongerenden socialen dweper, die tot een groote liefde in staat was. De hartstocht -sleepte hem mede; hij beweende Marie, zooals hij de ineenstorting van zijn droom, -om den oorlog door den oorlog te dooden, het heil der menschheid, waaraan hij sedert -tien jaar werkte, beweend zou hebben. -</p> -<p>Dan kwam hij in zijn uitputting tot een besluit, dat hem kalmeerde. Hij schaamde zich -op die wijze, zonder een zekere oorzaak, wanhopig te zijn. Hij wilde de waarheid weten; -hij zou het jonge meisje ondervragen: zij was eerlijk genoeg, om hem een oprecht antwoord -te geven. Was dat niet een hen beiden waardige oplossing, die hen in staat zou stellen -daarna een besluit te nemen. Hij sliep in en stond den volgenden ochtend gebroken, -maar rustiger op, als had zich na dien heftigen storm gedurende die enkele uren van -slaap een stil werk voltrokken. -<span class="pageNum" id="pb374">[<a href="#pb374">374</a>]</span></p> -<p>Juist dien ochtend was Marie heel vroolijk. Den vorigen dag had zij met Pierre en -Antoine een heerlijken fietstocht gemaakt, waarvan zij opgewekt en verrukt thuis gekomen -waren. Toen Guillaume haar in den tuin aansprak, kwam zij juist zingend en met bloote -armen uit het waschhuis, waar de groote wasch gedaan werd. -</p> -<p>“Wou je me spreken, lieve vriend?” -</p> -<p>“Ja, beste meid, ik heb ernstige dingen met je te bespreken!” -</p> -<p>Zij begreep, dat het om hun <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> ging, en werd ernstig. Vroeger had zij dit <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> beschouwd als het eenige verstandige besluit, dat zij nemen kon, zonder dat zij de -plichten, die zij daardoor op zich nam, geheel overzag. Zeker, zij trouwde met een -man, die twintig jaar ouder was dan zij; maar zoo iets gebeurde zoo dikwijls en kwam -gewoonlijk goed uit. Zij had niemand lief; zij kon dus over zichzelf beschikken en -zij gaf zich in een opwelling van dankbaarheid, van zóó’n warme toegenegenheid, dat -zij die voor liefde zelf hield. Deze verbintenis, die de familie nog nauwer zou toehalen, -maakte allen om haar heen zoo gelukkig! En bij de gedachte zulk een geluk te scheppen, -hadden haar dapperheid en haar levenslust, die haar groote bekoring uitmaakten, haar -als het ware bedwelmd. -</p> -<p>“Wat is er?” vroeg zij eenigszins ongerust. “Toch niets slechts?” -</p> -<p>“Neen, ik heb je alleen wat te zeggen.” -</p> -<p>Hij nam haar mede onder de twee pruimeboomen, het eenige groene hoekje, dat in den -tuin overgebleven was. Een half vermolmde bank stond nog tegen de seringen. En tegenover -hen breidde het groote Parijs de eindelooze zee van zijn daken uit, die frisch en -licht in de ochtendzon lagen. -</p> -<p>Beiden gingen zij zitten. Maar op het oogenblik, dat hij spreken, haar vragen wilde, -voelde hij een plotselinge verlegenheid in zich opkomen, terwijl zijn arm hart heftig -begon te kloppen, nu hij haar zoo jong, zoo aanbiddelijk met haar bloote armen naast -zich zag. -</p> -<p>“De datum voor ons <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> nadert!” zeide hij eindelijk. -</p> -<p>En toen zij bij dit woord—onbewust misschien—ietwat bleek werd, voelde hij zich koud -worden. Was er geen pijnlijke trek om haar mond gekomen? Was er geen sluier voor haar -zoo heldere, openhartige oogen gekomen? -</p> -<p>“O, we hebben nog allen tijd voor ons!” -</p> -<p>“Zeker,” ging hij op langzamen, liefdevollen toon voort; “maar we moeten toch voor -de formaliteiten zorgen. Dat <span class="pageNum" id="pb375">[<a href="#pb375">375</a>]</span>zijn van die vervelende dingen, waarover ik liever vandaag met je spreken wil, dan -behoeven we er niet meer op terug te komen.” -</p> -<p>Zonder zijn blik van haar af te wenden, sprak hij zacht verder, bleef stilstaan bij -alles wat er gedaan moest worden, terwijl hij op haar gezicht naar de gevoelens keek, -die de naderende beslissing daarop te voorschijn roepen kon. Zij was stil geworden, -zat met een onbeweeglijk gezicht met haar handen in haar schoot, zonder het minste -teeken van spijt of verdriet te geven. Toch was zij gedrukt. “Waarom blijf je zoo -zwijgen, Marie?… Is er iets, dat je hindert?” -</p> -<p>“Mij? Geen quaestie van?” -</p> -<p>“Je weet, dat je vrijuit spreken kunt. Wij zullen wachten, als je misschien de een -of andere persoonlijke reden hebt den datum nogmaals uit te stellen.” -</p> -<p>“Daar heb ik geen enkele reden voor. Welke reden zou ik kunnen hebben? Ik laat de -heele regeling aan jou over.” -</p> -<p>Een zwijgen volgde. Zij had hem openhartig in zijn gelaat gekeken, maar een licht -beven bewoog haar lippen, terwijl een onbewuste droefheid in haar op te stijgen en -haar gezicht, dat gewoonlijk zoo helder en frisch als bronwater was, te verduisteren -scheen. Zou zij vroeger niet gezongen en gelachen hebben bij de aankondiging van dit -<span class="corr" id="xd30e4758" title="Bron: nabijë">nabije</span> <span class="corr" id="xd30e4761" title="Bron: huwlijksfeest">huwelijksfeest</span>? -</p> -<p>Dan vermande Guillaume zich tot een krachtsinspanning, die zijn stem beven deed. -</p> -<p>“Neem me niet kwalijk, lieve Marie, dat ik je een vraag doe?… Het is nog tijd mij -je woord terug te geven? Ben je er zeker van, dat je mij liefhebt?” -</p> -<p>Zonder te begrijpen waar hij heen wilde, keek zij hem werkelijk verbijsterd aan. -</p> -<p>“Onderzoek je hart,” ging hij voort, toen zij met een antwoord aarzelde. “Heb je je -ouden vriend nog wel lief, is het niet een ander?” -</p> -<p>“Ik? Guillaume, Guillaume! Waarom zeg je me dat? Wat heb ik gedaan, dat je er recht -toe geeft zoo tegen mij te spreken?” -</p> -<p>Een echt gemeend verzet kwam in haar op; uitdagend en vrijmoedig richtte zij haar -van oprechtheid schitterende oogen op hem. -</p> -<p>“En toch moet ik tot het bittere einde toe spreken,” ging hij moeilijk voort; “het -gaat om het geluk van ons allen.—Ga je hart eens na, Marie. Je hebt mijn broer lief, -je hebt Pierre lief.” -<span class="pageNum" id="pb376">[<a href="#pb376">376</a>]</span></p> -<p>“Ik, ik heb Pierre lief!… Natuurlijk houd ik van hem; ik houd van hem zooals ik van -jullie allemaal houd; ik houd van hem, omdat hij een der onzen geworden is, omdat -hij nu deel uitmaakt van ons leven en van onze vreugde … Wanneer hij hier is, voel -ik mij gelukkig, en ik zou willen, dat hij altijd bij ons was. Ik vind het heerlijk -hem te zien, hem te hooren, met hem uit te gaan. En laatst, toen het was, alsof zijn -vroegere melancholie weer terugkwam, was ik daar erg verdrietig over … Dat is toch -heel natuurlijk, niet? Ik geloof, dat ik alleen maar gedaan heb wat jij graag wilde, -en begrijp niet hoe mijn vriendschap voor Pierre invloed hebben kan op ons <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>.” -</p> -<p>Deze woorden, die volgens haar meening Guillaume moesten overtuigen, lieten een smartelijk -licht voor hem opgaan—zij kwam zoo vurig op tegen de bewering, dat zij den jongen -man liefhad. -</p> -<p>“Maar je verraadt jezelf zonder het te willen, ongelukkige!… Het is zoo duidelijk -mogelijk, je hebt mij niet lief, maar mijn broer.” -</p> -<p>Hij had haar bloote polsen genomen en drukte die met een wanhopige teederheid, als -wilde hij haar dwingen duidelijk in zichzelf te zien. Maar zij bleef het ontkennen, -het werd een liefdevolle, tragische strijd: hij wilde haar overtuigen door de duidelijkheid -der feiten; zij bleef hardnekkig haar oogen sluiten. Vergeefs haalde hij de geheele -geschiedenis van het begin af op, legde hij haar uit wat in haar plaats gegrepen had: -eerst de onbewuste vijandige stemming, dan de nieuwsgierigheid voor dien vreemden -jongen, eindelijk haar sympathie, toen zij zag hoe ongelukkig hij was en langzamerhand -door haar van zijn martelingen genezen werd. Zij waren beiden jong; de natuur had -het overige gedaan. Maar bij ieder nieuw bewijs, bij iedere nieuwe zekerheid, die -hij haar gaf, maakte zich slechts een toenemende ontroering van haar meester, doorhuiverde -een rilling haar geheele lichaam, zonder dat zij zichzelf wilde ondervragen. -</p> -<p>“Neen, neen, ik heb hem niet lief … Indien ik hem liefhad, zou ik het weten, zou ik -het je zeggen; je kent me, ik ben niet in staat om te liegen.” -</p> -<p>Als een heldhaftig chirurg, die nog meer in zijn eigen vleesch dan in dat van anderen -snijdt, bleef hij wreed aandringen, om de waarheid aan het licht te brengen en het -geluk van allen te verzekeren. -<span class="pageNum" id="pb377">[<a href="#pb377">377</a>]</span></p> -<p>“Neen, Marie, je hebt mij niet lief. Je voelt voor mij slechts eerbied, dankbaarheid, -een kinderlijke toegenegenheid. Herinner je je gevoelens uit den tijd, waarop ons -<span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> vastgesteld werd. Toen <span class="corr" id="xd30e4791" title="Bron: hieldt">hield</span> je van niemand, heb je als een onverstandig meisje mijn voorstel aangenomen, omdat -je overtuigd was, dat ik je gelukkig maken zou, en je dat heerlijk, goed en juist -<span class="corr" id="xd30e4794" title="Bron: vondt">vond</span>… Toen kwam mijn broeder en de liefde ontwaakte zeer natuurlijk. Pierre en Pierre -alleen heb je lief met een echte liefde, met de liefde die men voor een minnaar, voor -een echtgenoot hebben moet.” -</p> -<p>Haar weerstand was uitgeput; het licht, dat tegen haar wil in haar opging, maakte -haar bang en zij bleef hem tegenspreken. -</p> -<p>“Maar waarom verzet je je zoo, lieve kind? Ik doe je geen enkel verwijt. Ik zelf heb -het gewild … ik, oude gek! Wat gebeuren moest, is gebeurd, en ongetwijfeld is het -zoo goed … Ik wilde slechts de waarheid van je weten, om een besluit te nemen en als -eerlijk man te kunnen handelen.” -</p> -<p>Nu was zij overwonnen; tranen sprongen in haar oogen. Zulk een scheur was in haar -geheele wezen ontstaan, dat zij zich gebroken en verpletterd gevoelde als onder het -gewicht van een nieuwe, tot nog toe niet gekende waarheid. -</p> -<p>“Het is slecht van je me te dwingen zoo in mijzelf te lezen. Ik zweer je nogmaals, -dat ik niet wist, dat ik voor Pierre die liefde voelde, waarvan je spreekt. Jij hebt -mijn hart geopend en de vlam, die erin sluimerde, aangewakkerd!… Het is zoo, ik heb -Pierre lief, ik heb Pierre lief op de manier zooals jij zegt. Jij hebt het gewild—wat -zullen we allen ongelukkig worden!” -</p> -<p>Zij snikte en trok in een plotseling gevoel van schaamte haar polsen terug. Maar hij -zag, dat geen blos—die blos, waarover zij zich zoo ergerde—haar wangen kleurde; dat -kwam, omdat haar maagdelijke eer hier niet bij betrokken was, want zij had zich inderdaad -geen enkel verraad te verwijten; hij alleen had haar gedwongen tot de liefde te ontwaken. -Een oogenblik keken zij elkaar door hun tranen heen aan: zij, zoo gezond, zoo krachtig -met haar breeden, door het luide kloppen van haar hart opzwellenden boezem, met haar -tot den schouder bloote, mooie en stevige armen; hij, nog zoo levenskrachtig met zijn -dicht, dik, grijs haar, zijn zwart gebleven snor, die aan zijn trekken een zoo energieke, -krachtige uitdrukking gaven. Ja, het was uit, het onvermijdelijke was geschied, had -hun leven veranderd. -<span class="pageNum" id="pb378">[<a href="#pb378">378</a>]</span></p> -<p>“Je hebt mij niet lief, Marie; ik geef je je woord terug,” zeide hij eindelijk edelmoedig. -</p> -<p>Maar zij weigerde met dezelfde edelmoedigheid: -</p> -<p>“Nooit zal ik het terugnemen, want ik heb het je in volle bewustheid gegeven en ik -heb niet opgehouden dezelfde liefde, dezelfde bewondering voor je te gevoelen.” -</p> -<p>Maar met zijn gebroken stem, die van lieverlede weer sterker werd, ging hij door: -</p> -<p>“Je hebt Pierre lief, je moet met Pierre trouwen.” -</p> -<p>“Neen, ik behoor jou toe: een uur kan niet losmaken wat jaren vastgeknoopt hebben … -Nogmaals ik zweer je, dat ik, wanneer ik Pierre liefheb, het vanochtend nog niet wist. -Laat alles blijven zooals het is, martel me niet langer, dat zou te wreed zijn.” -</p> -<p>Met het gebaar van een vrouw, die zich tot haar schrik plotseling naakt ziet, sloeg -zij haar mouwen neer en trok die over haar armen, als om zich geheel te verbergen. -Dan stond zij op en ging, zonder een woord te zeggen, weg. -</p> -<p>Guillaume bleef alleen op de bank in het groene hoekje tegenover het onmetelijke Parijs, -dat de zachte ochtendzon in een bevende droomstad veranderde. Een zwaar gewicht drukte -hem neer; hij had een gevoel alsof hij nooit meer van deze bank op zou kunnen staan. -De verzekering van Marie, dat zij ’s ochtends nog niet wist, dat zij Pierre werkelijk -lief had, bleef als een open wond in hem achter. Zij wist het niet en hij had haar -gedwongen die liefde in zich te ontdekken. Hij had haar die zelf in haar hart geplant -en die, door haar te onthullen, nog sterker gemaakt. Welk een ellende, welk een lijden, -om zoo de oorzaak van zijn eigen martelingen te zijn! Nu had hij zekerheid: zijn gevoelsleven -was uit; zijn arm, naar liefde snakkend hart bloedde en was vermorzeld. Maar ondanks -die ramp, ondanks de wanhoop, waarmede hij zijn ouderdom en de noodzakelijkheid van -verzaking voelde, smaakte hij een bittere vreugde bij de gedachte de waarheid aan -het licht gebracht te hebben. Het was een harde, slechts voor een heldenziel mogelijke -troost; maar toch vond hij er een opbeuring, een soort trotsche voldoening in. Van -nu af aan was hij slechts vervuld met de gedachte aan het offer, die zich langzamerhand -met een buitengewone kracht aan hem opdrong. Hij moest zijn kinderen laten trouwen—dat -was zijn plicht, de eenige wijsheid, het eenige rechtvaardige, ja zelfs het eenige -geluk van het huis. En toen zijn hart weer in opstand klopte en van <span class="pageNum" id="pb379">[<a href="#pb379">379</a>]</span>angst schreeuwde, drukte hij zijn krachtige handen op zijn borst en smoorde den kreet. -</p> -<p>Den volgenden dag had Guillaume—niet in het kleine tuintje, maar in het groote atelier—het -beslissende onderhoud met Pierre. Ook hier breidde de reusachtige horizont van Parijs -zich uit—een geheele menschheid aan den arbeid, de groote kuip, waarin de wijn der -toekomst gistte. Hij had het zoo ingericht, dat hij met zijn broer alleen was, en -dadelijk bij diens binnenkomen ging hij zonder een van de voorzorgsmaatregelen, die -hij tegenover Marie in acht genomen had, recht op zijn doel af. -</p> -<p>“Heb je me niets te zeggen, Pierre? Waarom vertrouw je niet alles aan mij toe?” -</p> -<p>Onmiddellijk begreep deze laatste alles; hij begon te beven, vond geen woorden, maar -verried alles door de wanhopig smeekende uitdrukking van zijn gelaat. -</p> -<p>“Je hebt Marie lief, waarom heb je mij die liefde niet bekend?” -</p> -<p>Dan kreeg Pierre zijn zelfbeheersching terug. -</p> -<p>“Ik heb Marie lief, het is zoo, en ik voelde heel goed, dat ik het niet voor je kon -verbergen, dat je het zelf merkte … Maar ik behoefde je het niet te zeggen, ik was -zeker van mijzelf, ik zou desnoods gevlucht zijn, zonder dat er een woord over mijn -lippen gekomen was … Ik leed alleen … o je weet niet wat voor martelingen ik ondergaan -heb … Het is zelfs wreed van je met mij daarover te spreken, want nu ben ik genoodzaakt -weg te gaan … Reeds meermalen had ik daartoe besloten. Ik kwam hier alleen nog maar -uit zwakheid, dat is buiten twijfel—maar ook toch uit liefde voor jullie allen. Wat -hinderde mijn aanwezigheid? Marie liep geen gevaar. Zij heeft mij niet lief.” -</p> -<p>“Marie heeft je lief,” antwoordde Guillaume beslist. “Ik heb haar gisteren de biecht -afgenomen, en zij heeft moeten bekennen, dat zij je lief had.” -</p> -<p>Pierre greep hem bij zijn schouders en keek hem recht in zijn oogen. -</p> -<p>“Wat zeg je daar, Guillaume? Waarom zeg je iets, dat voor ons allen een vreeselijk -ongeluk zijn zou?… Ik zou meer verdriet dan vreugde voelen over deze liefde, die voor -mij altijd een niet te verwezenlijken droom geweest is, want ik wil niet, dat jij -lijdt … Marie is de jouwe. Zij is mij heilig als een zuster. Wanneer alleen mijn waanzin -jullie scheidt—die zal gauw voorbij zijn, ik zal dien weten te overwinnen!” -</p> -<p>“Marie heeft je lief,” herhaalde Guillaume zacht en koppig. <span class="pageNum" id="pb380">[<a href="#pb380">380</a>]</span>“Ik verwijt je niets; ik weet heel goed, dat je gestreden, dat je je nooit noch door -een woord noch door een blik verraden hebt … Zelfs gisteren wist zij nog niet, dat -zij je lief had; ik heb haar oogen moeten openen. Ik constateer slechts een feit: -zij heeft je lief.” -</p> -<p>Nu maakte Pierre een verschrikt, maar tevens verheven gebaar, alsof een goddelijk, -lang verwacht wonder, welks komst hem verpletterde, uit den hemel viel. -</p> -<p>“Het is goed, dan is alles uit. Geef me een kus, Guillaume; ik ga weg.” -</p> -<p>“Je gaat weg? En waarom?… Je blijft bij ons. Het is zoo eenvoudig mogelijk: jij hebt -Marie lief en zij jou. Ik geef je haar.” -</p> -<p>Pierre stootte een luiden gil uit en hief met een gebaar van angstige verrukking zijn -handen op. -</p> -<p>“Jij geeft mij Marie? Jij, die al maanden lang op haar wacht en haar aanbidt? Neen, -neen, dat zou mij verpletteren, zou mij angst aanjagen, alsof je mij je hart zelf -gaf, je bloedend, uit je borst gerukt hart … Neen, neen, ik neem je offer niet aan.” -</p> -<p>“Maar wil je dan, dat, waar Marie voor mij niets dan dankbaarheid en toegenegenheid -voelt en slechts jou lief heeft, ik misbruik maak van het woord, dat zij mij onbewust -gegeven heeft, en dat ik haar dwingen zou tot een <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>, waarin ik haar niet geheel bezitten zou?… Maar ik vergis mij, niet ik geef je haar; -zij heeft zich zelf gegeven, en ik ken mij het recht niet toe, die gave te verhinderen.” -</p> -<p>“Neen, neen, ik zal die gave nooit aannemen, nooit zal ik je dat verdriet aandoen … -Geef mij een kus, ik ga weg.” -</p> -<p>Nu hield Guillaume hem vast, dwong hem naast hem te komen zitten op een ouden canapé, -die in een hoek stond, en begon hem, eindelijk boos wordend, met een pijnlijk lachje -een standje te geven. -</p> -<p>“Zeg eens eventjes, we zullen toch niet gaan vechten; je zult nu toch niet willen, -dat ik je hier vast bind, zoodat je niet weg kan … Ik weet voor den duivel toch wel -wat ik doe! Ik heb ernstig nagedacht, alvorens ik met jou sprak. Het zou natuurlijk -te dwaas zijn, als ik zei, dat ik erg vroolijk ben. O, eerst <span class="corr" id="xd30e4845" title="Bron: het">heb</span> ik gedacht, dat ik maar sterven zou en heb ik je ergens op de Mookerheide gewenscht. -Maar ten slotte moest ik toch verstandig worden, niet waar? Ik heb ingezien, dat alles -zoo op de beste en natuurlijkste wijze geregeld was.” -<span class="pageNum" id="pb381">[<a href="#pb381">381</a>]</span></p> -<p>Pierre, wiens weerstand uitgeput was, begon zacht tusschen zijn gevouwen handen te -weenen. -</p> -<p>“Kom, jongen, maak het je zelf en mij niet moeilijk … Herinner je je de gelukkige -dagen nog, die we onlangs samen in het kleine huisje te Neuilly doorgebracht hebben? -Al onze vroegere liefde bloeide weer in ons op en wij zaten uren en uren hand in hand -ons in oude herinneringen vol liefde te verdiepen … En welk een vreeselijke bekentenis -heb je toen op een avond gedaan, de bekentenis van je ongeloof, van je martelingen, -van het Niet, waarin je wegzonk? En van dat oogenblik af is mijn eenige wensch geweest -je te genezen; ik heb je aangeraden te werken, lief te hebben, te gelooven in het -leven, overtuigd als ik was, dat het leven alleen je vrede en gezondheid terug kon -geven. Daarom heb ik je hierheen mede genomen. Je streedt, wilde niet terugkomen en -ik heb je hier gehouden. En toen je levenslust weer terugkwam en je weer eenvoudig -een mensch werdt, die werkte, was ik zoo gelukkig. Ik zou mijn bloed gegeven hebben, -om de genezing volkomen te maken … En zie, nu is het zoover. Ik heb je alles gegeven -wat ik had, omdat Marie zelf alleen je geheel redden kan.” -</p> -<p>En toen Pierre weer trachtte te protesteeren: -</p> -<p>“Neen, zeg niet neen. Dat is zoo waar, dat, als zij het door mij begonnen werk niet -voltooit, alles wat ik gedaan heb, vergeefsch is: je zult weer in je ellende, in je -negatie van alles terugvallen. Je hebt haar noodig. Wil je dan, dat ik je niet meer -lief hebben kan, dat ik, na je terugkeer tot het leven zoo vurig gewenscht te hebben, -je den adem, de ziel zelf, haar, die van jou weer een man maken zal, zou weigeren? -Ik houd genoeg van jullie beiden om jullie liefde te kunnen verdragen. Zijn liefde -te geven is ook liefde, beste jongen!… En bovendien, ik zeg het je nogmaals, de natuur -weet heel goed wat zij doet … Het instinct is iets zekers, want het zoekt altijd het -nuttige en het ware. Ik zou maar een treurige echtgenoot zijn, het is veel beter, -dat ik als oude geleerde bij mijn werk blijf. Met jou echter, die jong bent, is het -de toekomst, het kind, het vruchtbare en gelukkige leven!” -</p> -<p>Een rilling doorhuiverde Pierre; de angst voor impotentie, dien hij steeds gehad had, -maakte zich weer van hem meester. Had zijn priester-zijn hem niet afgesneden uit de -gemeenschap der levenden? Was zijn manlijke kracht gedurende zijn lange kuischheid -niet verwelkt? -<span class="pageNum" id="pb382">[<a href="#pb382">382</a>]</span></p> -<p>“Een gelukkig, vruchtbaar leven?” herhaalde hij zacht. “Ben ik dat waard? Ben ik daartoe -nog in staat!… O, als je wist welk een onrust, welk een smart ik voel bij de gedachte, -dat ik dit aanbiddelijke schepsel, dit koninklijke geschenk, dat zij mij zoo liefdevol -geeft, misschien niet verdien! Jij bent beter dan ik, jij zoudt voor haar een grooter -hart, een krachtiger brein—en misschien ook een jongere en flinkere echtgenoot geweest -zijn … Het is nog tijd, Guillaume, geef haar mij niet, behoud haar voor jezelf, indien -zij met jou gelukkiger en vruchtbaarder zijn kan, indien jij haar een hoogere liefde -schenken kunt … Bedenk, dat ik door twijfel verzwakt ben. Alleen haar geluk moet hier -den doorslag geven. Laat zij aan hem behooren, die haar het best liefhebben kan.” -</p> -<p>Een onzegbare ontroering had zich van de beide mannen meester gemaakt. Toen Guillaume -die gebroken woorden hoorde, die liefde, welke bang was niet sterk genoeg te zijn, -begon zijn wilskracht even te wankelen. Een vreeselijke smart verscheurde zijn hart; -een stamelende wanhoopsklacht ontsnapte aan zijn lippen: -</p> -<p>“O, Marie, die ik zoo liefheb! Marie, die ik zoo gelukkig gemaakt zou hebben!” -</p> -<p>Wanhopig sprong Pierre op en riep: -</p> -<p>“Zie je wel, dat je haar altijd nog aanbidt en dat je geen afstand van haar kan doen … -Laat mij gaan! Laat mij gaan!” -</p> -<p>Maar reeds had Guillaume zijn armen om hem heen geslagen en drukte hem met al zijn -broederliefde, die door zijn verzaking nog sterker werd, tegen zich aan. -</p> -<p>“Blijf!… Niet ik heb daar gesproken, maar de andere, die sterven zal, die gestorven -is. Ik zweer je bij onzen vader en bij onze moeder, dat mijn offer reeds geheel volbracht -is. Ik kan nog slechts lijden, wanneer jij en zij blijft weigeren mij jullie geluk -te danken te hebben.” -</p> -<p>Weenend bleven de beide mannen in elkanders armen rusten. Reeds vroeger hadden zij -elkander zoo omvat gehouden, maar nog nooit waren hun harten zoo samengesmolten. De -oudere gaf zijn leven aan den jongere en de jongere gaf hem daaruit alles terug wat -hij er rein en liefdevol in vinden kon. Het oogenblik kwam hun eindeloos en kostelijk -voor. Alle ellende, alle smart waren verdwenen; niets was meer over dan hun gloeiende -liefde, die voor hen de eeuwige liefde schiep, zooals de zon het licht schept. En -die minuut was een compensatie voor al hun gestorte <span class="pageNum" id="pb383">[<a href="#pb383">383</a>]</span>en nog te storten tranen, terwijl aan den verren horizont het onmetelijke Parijs als -een reusachtige, bruisende ketel aan de onbekende toekomst werkte. -</p> -<p>Op dat oogenblik kwam Marie binnen. Alles ging geheel eenvoudig. Guillaume maakte -zich uit de armen van zijn broeder los, nam hem mede en dwong hen elkander de hand -te geven. Eerst maakte zij nog een weigerend gebaar, wilde zij in haar eerlijkheid -haar woord niet terug nemen. Maar wat moest zij tegen die beide weenende mannen zeggen, -die zij arm in arm, zoo één in hun broederlijke liefde, vond? Vaagden deze tranen, -deze omarming niet alle gewone redenen, niet alle argumenten, die zij gereed had, -weg? Zelfs het pijnlijke van den toestand verdween; zij kreeg een gevoel alsof zij -reeds lang tot een beslissende verklaring met Pierre gekomen was, alsof zij het eens -geworden waren om dit geschenk der liefde, dat Guillaume hun met een zoo heldhaftig -hart gaf, aan te nemen. De adem van het verhevene streek over hen heen, niets scheen -hun natuurlijker dan dit buitengewoon tooneel. Toch bleef zij zwijgen, durfde zij -niet te antwoorden, maar zij keek hen beiden aan met haar groote, liefdevolle oogen, -die zich op hun beurt ook met tranen vulden. -</p> -<p>Toen kreeg Guillaume een ingeving. Hij liep naar de kleine trap, die naar de slaapkamers -leidde, en riep: -</p> -<p>“Grootmoeder, grootmoeder, kom eens gauw beneden; wij hebben u noodig!” -</p> -<p>En toen zij, slank en bleek, in haar zwarte japon met het trotsche uiterlijk van een -wijze, door allen gehoorzaamde koningin-moeder, beneden was: -</p> -<p>“Zeg toch eens aan die twee kinderen, dat zij niets beters kunnen doen dan met elkaar -trouwen. Zeg hun, dat wij er samen over gesproken hebben, en dat het uw meening, uw -wil is.” -</p> -<p>Langzaam en zacht knikte zij. -</p> -<p>“Het is zoo, op die manier is het veel verstandiger.” -</p> -<p>Toen wierp Marie zich in haar armen. Zij stond toe, zij gaf zich gewonnen aan die -hoogere krachten, aan de machten van het leven, die haar leven veranderd hadden. Guillaume -wilde, dat de <span class="corr" id="xd30e4878" title="Bron: huwlijksdag">huwelijksdag</span> dadelijk vastgesteld zou worden en dat men boven zoo gauw mogelijk een woning voor -het jonge paar maken zou. En toen Pierre hem nogmaals ongerust aankeek en ervan sprak -te gaan reizen, daar hij bang was, dat hun aanwezigheid hem zou doen lijden, voegde -hij eraan toe: -<span class="pageNum" id="pb384">[<a href="#pb384">384</a>]</span></p> -<p>“Neen, neen, ik houd jullie hier. Ik laat jullie alleen maar trouwen, om je beiden -bij mij te hebben … Maak je geen zorgen over mij. Ik heb zooveel werk, ik zal werken.” -</p> -<p>Toen Thomas en François ’s avonds het nieuws hoorden, schenen zij niet al te zeer -verrast te worden. Zij hadden die ontknooping ongetwijfeld voelen komen, en legden -zich, nu hun vader zelf hun op zijn gewone kalme manier zijn beslissing mededeelde, -zich erbij neder, zonder zich een opmerking te veroorloven. Maar Antoine, in wien -de liefde voor de vrouw beefde, keek den vader, die den moed gehad had zich op die -wijze het hart uit te rukken, met blikken vol twijfel en angst aan. Zou hij werkelijk -niet onder dat offer sterven? Hij omarmde zijn vader hartstochtelijk en ook zijn beide -broeders kusten hem in hun ontroering uit het volst van hun hart. Bij deze liefkoozing -van zijn drie groote zoons kwam een glimlachje om zijn lippen spelen, werden zijn -oogen vochtig; na de overwinning, die hij op zijn vreeselijke marteling behaald had, -kon hij geen hartelijker belooning bedenken. -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Maar dien avond wachtte hem nog een andere emotie. Bij het invallen van de duisternis, -toen hij zichzelf weer geheel meester geworden was, zag hij, terwijl hij bezig was -aan de groote tafel de dossiers en de plannen van zijn uitvinding te rangschikken, -tot zijn verbazing Bertheroy, zijn leermeester en vriend, binnenkomen. De beroemde -scheikundige kwam wel een enkele maal zoo eens oploopen, en Guillaume begreep de eer, -die de met roem en eeretitels en decoraties overladen zeventigjarige hem door zulke -bezoeken bewees, volkomen, te meer daar het voor dezen officieelen geleerde, dit lid -van het Institut, moed vereischte zich te wagen bij een gedeclasseerde en paria als -Guillaume. Ditmaal echter begreep deze dadelijk, dat hij uit nieuwsgierigheid kwam; -hij was verlegen en durfde de papieren en plannen, die op de tafel uitgespreid lagen, -niet weg te nemen. -</p> -<p>“Wees maar niet bang,” riep Bertheroy, die ondanks zijn eenigszins ruw en onverschillig -optreden zeer fijngevoelig was, “ik kom je je geheim niet ontstelen.… Laat maar gerust -liggen, ik beloof je dat ik niets zal lezen.” -</p> -<p>En vrijmoedig bracht hij het gesprek op de springstoffen, die hij ook nog steeds met -een waren hartstocht bestudeerde. Hij had nieuwe ontdekkingen gedaan, die hij in het -<span class="pageNum" id="pb385">[<a href="#pb385">385</a>]</span>geheel niet verborgen hield. Terloops sprak hij zelfs over het rapport, dat men bij -het proces Salvat van hem gevraagd had. Zijn droom was een springstof van buitengewone -kracht te vinden, om dan te trachten die te beperken tot de eenvoudige rol van een -gehoorzamende kracht. -</p> -<p>“Ik weet waarachtig niet waar die dwaas de formule van zijn kruit vandaan gehaald -heeft,” eindigde hij glimlachend en niet zonder bedoeling. “Wanneer jij die nog eens -vindt, dan kan je tegen jezelf zeggen, dat de toekomst misschien ligt in het gebruik -van springstoffen als beweegkrachten.” -</p> -<p>En dan plotseling: -</p> -<p>“Tusschen twee haakjes, die Salvat wordt overmorgenochtend terechtgesteld. Ik heb -het daareven van een vriend van me, die op het ministerie van Justitie is, gehoord.” -</p> -<p>Tot dat oogenblik had Guillaume met een soort wantrouwen, waarom hij zelf lachen moest, -geluisterd; maar nu deed die mededeeling van Salvat’s terechtstelling hem in woede -en toorn ontsteken. Toch wist hij sedert eenige dagen, dat zij ondanks de wel wat -erg laat komende bewijzen van sympathie, welke den veroordeelde van alle kanten toestroomden, -onvermijdelijk was. -</p> -<p>“Dat zal een moord zijn,” riep hij heftig uit. -</p> -<p>“Wat zal ik je zeggen? Er bestaat nu eenmaal een maatschappij en die verdedigt zich, -als men haar aanvalt … En bovendien die anarchisten zijn werkelijk idioot, als zij -denken, dat zij de wereld met hun bommen zullen veranderen. Je kent mijn meening; -de wetenschap alleen is revolutionnair, de wetenschap zal voldoende zijn om niet alleen -de waarheid te scheppen, maar ook de gerechtigheid, als gerechtigheid hier beneden -tenminste bestaanbaar is. Daarom jongen, kan ik zoo verdraagzaam en rustig leven.” -</p> -<p>Weer zag Guillaume dezen zonderlingen revolutionnair voor zich opdoemen: overtuigd, -dat hij in zijn laboratorium aan den ondergang der oude en afschuwelijke hedendaagsche -maatschappij met haar God, haar dogma’s en haar wetten werkte, maar te zeer verlangend -naar rust, te minachtend neerziend op de feiten, om zich met de dagelijksche dingen -bezig te houden. Hij gaf er de voorkeur aan rustig, makkelijk en in vrede met de regeering, -welke die ook wezen mocht, te leven, hoewel hij de vreeselijke geboorte van morgen -voorzag en voorbereidde. -</p> -<p>En met een gebaar op Parijs, waarover de overwinnende zon onderging, zeide hij: -<span class="pageNum" id="pb386">[<a href="#pb386">386</a>]</span></p> -<p>“Hoor je het grommen en brommen en bruisen?… Wij onderhouden de vlam, wij brengen -steeds brandstof onder den ketel. Geen oogenblik laat de wetenschap haar werk rusten; -zij schept Parijs, dat, naar wij hopen, de toekomst scheppen zal.… De rest is bijzaak.” -</p> -<p>Guillaume luisterde niet; hij dacht aan Salvat, dacht aan die vreeselijke machine, -welke hij uitgevonden had en die morgen steden verwoesten zou. Een nieuwe gedachte -ontstond en bloeide in hem op. Hij had zooeven den laatsten band losgemaakt, had om -zich heen al het geluk geschapen, dat hij scheppen kon. O, kon hij zijn moed maar -terugvinden, meester over zichzelf zijn en tenminste van het offer van zijn hart de -trotsche vreugde hebben vrij te zijn, zijn leven te geven, wanneer hij het noodig -oordeelde het te geven! -<span class="pageNum" id="pb387">[<a href="#pb387">387</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div id="bk5" class="div1 book"><span class="pageNum">[<a href="#bk5.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">VIJFDE BOEK</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<div id="ch5.1" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch5.1.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">I.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Guillaume wilde ook de executie van Salvat bijwonen; en Pierre, die zich niet gerust -gevoelde, omdat hij hem niet van dat plan af had kunnen brengen, bleef ’s avonds in -Montmartre, om er met hem heen te gaan. Vroeger, toen hij abbé Rose op zijn liefdadigheidsbezoeken -vergezelde, had hij meermalen gehoord, dat men uit een huis op den hoek van de rue -Merlin, waarin de socialistische afgevaardigde Mège woonde, de guillotine zien kon. -Hij had zich dus als gids aangeboden, en daar de terechtstelling ’s ochtends tegen -half vijf plaats zou hebben, gingen de beide broeders niet naar bed, maar bleven, -half dommelend en slechts enkele woorden wisselend, in het groote atelier zitten. -Tegen twee uur gingen zij weg. -</p> -<p>De nacht was wonderlijk kalm en helder. In den wijden, lichten hemel scheen de volle -maan als een zilveren lamp en goot haar stil droomachtig licht over het slapende Parijs, -dat zich in onmetelijke verten scheen te verliezen. Men had kunnen denken het visioen -van een betooverde stad van den slaap voor zich te hebben, waaruit in de uitputting -van haar moeheid geen gemurmel meer opsteeg. Een meer van zachtheid en rust bedekte -haar, wiegde haar in slaap en dempte tot aan het opgaan der zon het bruisen van haar -arbeid en haar lijdenskreet, terwijl men in een afgelegen voorstad druk en in het -geheim bezig was een guillotine op te richten, om een mensch te dooden. -</p> -<p>In de rue Saint-Eleuthère bleven Pierre en Guillaume staan kijken naar het droomerige, -nevelige, bevende, als door een sprookjesachtige schemering overgoten Parijs. Toen -zij zich omdraaiden, zagen zij in het licht der volle maan de, hoewel de koepel haar -nog niet kroonde, toch reeds reusachtige <span class="pageNum" id="pb388">[<a href="#pb388">388</a>]</span>massa der basilica van den <span class="corr" id="xd30e4918" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span>. Zij scheen in dit heldere witte licht, dat de scherpe kanten tegen de groote zwarte -schaduwen afteekende en daardoor accentueerde, nog grooter te worden. Zoo gezien, -was zij onder den bleeken, nachtelijken hemel als een reusachtige, trotsche, uitdagende -bloem. Nog nooit was zij Guillaume zoo geweldig voorgekomen, nog nooit had zij Parijs, -zelfs niet in zijn sluimering, met een zoo hardnekkige en verpletterende macht beheerscht. -</p> -<p>En dit gevoel was zóó sterk en zóó pijnlijk, dat Guillaume hardop zeide: -</p> -<p>“Ja, zij hebben hun plaats goed gekozen! Hoe stom, dat men hen die heeft laten nemen … -Ik ken geen grooteren onzin: Parijs gekroond en beheerscht door dezen tot verheerlijking -van het absurde gebouwden afgodentempel! Welk een onbeschaamdheid, welk een klap in -het aangezicht van de rede na zooveel arbeid, zooveel eeuwen van wetenschap en strijd! -En dat juist tegenover, boven ons groot Parijs, de eenige stad in de wereld, wier -voorhoofd men niet met deze vlek had mogen bezoedelen!… Te Lourdes of te Rome, à la -bonne heure! Maar in Parijs, in dit zoo diep omgeploegde veld der intelligentie, waarin -de toekomst kiemt! Dat is de oorlogsverklaring, dat is de brutaal erkende hoop op -verovering!” -</p> -<p>Gewoonlijk was hij zoo verdraagzaam als een geleerde, voor wien de godsdiensten niet -meer dan maatschappelijke verschijnselen zijn. Zelfs erkende hij gaarne de grootschheid -of de lieflijkheden der Katholieke legenden. Maar het beruchte visioen van Maria Macoque<a class="noteRef" id="xd30e4925src" href="#xd30e4925">1</a>, dat aanleiding gegeven had tot de instelling van het Heilige Hart, prikkelde hem, -vervulde hem met een soort physieken afkeer. Hoe <span class="corr" id="xd30e4928" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span> was deze open, bloedende borst van Jezus, het reusachtige hart, dat de heilige in -de diepe wond had zien kloppen, waarin Jezus het andere, het kleine vrouwenhart gelegd -had, om het brandend van liefde terug te geven. Welke een lage en weerzinwekkende -stoffelijkheid! Een slagerswinkel met ingewanden, spieren en bloed! Vooral hinderde -hem de gravure, die deze <span class="corr" id="xd30e4931" title="Bron: afschuwlijkheid">afschuwelijkheid</span> voorstelde en welke hij overal als een naïeve anatomische plaat terugvond. -</p> -<p>Pierre zweeg en keek eveneens naar de door de maan <span class="pageNum" id="pb389">[<a href="#pb389">389</a>]</span>beschenen basilica, welke als een reusachtige sprookjesvesting oprees om de aan haar -voeten sluimerende stad te verpletteren en te veroveren. Toen hij er in den laatsten -tijd als met zijn marteling strijdend ongeloovig priester zijn mis las, had zij hem -zooveel pijn gedaan. En op zijn beurt begon hij: -</p> -<p>“Het nationale geloftegeschenk, ja, het nationale geloftegeschenk van arbeid, gezondheid, -kracht en zedelijke verheffing!… Maar zoo vatten zij het niet op. Frankrijk heeft -de nederlaag geleden, omdat het verdiende gestraft te worden. Het was schuldig en -moet heden boete doen. Waarvoor? Voor de Revolutie, voor een eeuw van vrij onderzoek -en wetenschap, voor zijn bevrijde rede, voor zijn arbeid van initiatief en bevrijding, -dat zich naar de vier hoeken der wereld verspreid heeft … Daarin bestond de ware schuld, -en slechts om ons voor onzen grooten arbeid, voor al de veroverde waarheden, voor -onze grooter geworden kennis, voor de nu nabije gerechtigheid te laten boeten, hebben -zij daar dien reusachtigen grenssteen gezet, welken Parijs van alle kanten zien zal, -maar niet zien kan zonder zich in zijn werk en in zijn roem miskend en beleedigd te -gevoelen.” -</p> -<p>Met een breed gebaar wees hij op het in het maanlicht als in een zilveren laken slapende -Parijs en liep dan met zijn broeder verder de heuvels af naar de nog zwarte en verlaten -straten. -</p> -<p>Tot den buitenboulevard toe ontmoetten zij geen levende ziel; maar daar hield het -leven nooit op; de wijnrestaurants, de café’s, de danshuizen hadden hun deuren nauwlijks -gesloten of de op de straat geworpen ontucht en ellende zetten daar haar nachtelijk -leven voort. Daar vond men allen, die geen woning hadden, de snollen, die op zoek -waren naar de een of andere slaapstee, de vagebonden, die op de banken sliepen, de -zwervers, die hun slag trachtten te slaan. Dank zij het medeplichtig duister borrelde -de modder, en daarmede het geheele lijden, uit de onderste lagen van Parijs naar de -oppervlakte. De ledige straten behoorden aan de brood- en daklooze hongerlijders, -voor wie in het volle daglicht geen plaats is, behoorden aan deze wriemelende, verwarde, -wanhopige massa, die alleen maar ’s nachts te voorschijn kwam. Welk een spoken van -de vreeselijkste ontbering; welk een ver gesteun als van een doodsstrijd rees uit -Parijs op in dezen ochtend, waarop men bij het aanbreken van den dag een <span class="pageNum" id="pb390">[<a href="#pb390">390</a>]</span>mensch zou guillotineeren, ook een van dezen, een arme dus een lijdende! -</p> -<p>Toen Guillaume en Pierre de rue des Martyrs afliepen, zag de eerste op een bank een -ouden man liggen, wiens bloote voeten uit smerige, gapende schoenen staken; met een -zwijgend gebaar wees hij ernaar. Enkele passen verder maakte Pierre een zelfde gebaar -naar een jong meisje, dat, in lompen gehuld, met open mond tegen een deur zat te slapen. -Zij behoefden elkander niet te zeggen welk medelijden, welke woede hun hart in opstand -bracht. Nu en dan kwamen twee politieagenten voorbij: schudden de ongelukkigen wakker, -dwongen ze op te staan en weer verder te loopen. Ook wel namen zij, wanneer ze hun -verdacht voorkwamen of niet gauw genoeg gehoorzaamden, hen mede naar een politiepost. -En dan ontstond naast de ellende van deze onterfden de wrok, de besmetting der cachotten, -die dikwijls van een eenvoudigen vagebond een dief of een moordenaar maakte. -</p> -<p>In de rue des Martyrs en in de rue du Faubourg-Montmartre veranderde het beeld der -nachtelijke bevolking, en de beide broeders kwamen nu nog slechts late nachtwandelaars -tegen, vrouwen, die langs de huizen slopen, mannen en vrouwen, die elkander sloegen. -Verder op de groote boulevards zag men mannen, die uit de clubs kwamen; heeren staken -op den drempel van hooge, zwarte huizen, waarin slechts de vensters van één verdieping -den nacht verlichtten, hun sigaar aan. Een dame in avondtoilet en met een grooten -mantel aan, liep langzaam met een vriendin voort. Enkele rijtuigen reden nog rond; -andere stonden al uren lang als dood, terwijl de koetsier en het paard sliepen. Naarmate -zij verder op de boulevards kwamen—de boulevard Bonne-Nouvelle na den boulevard Poissonnière -en de andere, de boulevard Saint-Denis, de boulevard Saint-Martin tot de Place de -la République—begon de ellende en het lijden weer: verlatenen en hongerlijders, al -het afval van de menschheid, die in den nacht op straat geworpen waren; maar reeds -verscheen het leger der straatvegers, om het vuil van den vorigen dag weg te nemen -en te maken, dat Parijs zich niet over al de op één dag opgehoopte onreinheid zou -behoeven te schamen. -</p> -<p>Maar vooral toen de broers na den boulevard Voltaire de wijken la Roquette en Charonne -naderden, voelden zij, dat zij weer in een omgeving van den arbeid kwamen, waarin -<span class="pageNum" id="pb391">[<a href="#pb391">391</a>]</span>dikwijls gebrek was aan brood en het leven een smart is. Pierre voelde zich hier dadelijk -weer heelemaal thuis, want van die lange, volkrijke straten was er niet één, die hij -niet honderdmaal doorloopen had, wanneer hij met den goeden abbé Rose de radeloozen -bezocht, zijn aalmoezen bracht en de kleinen uit de goot opraapte. Al de drama’s, -die hij medegemaakt had, alle kreten, tranen en al het bloed, al de vaders, moeders -en kinderen, die van gebrek, onreinheid en verwaarloozing stierven, rezen als een -vreeselijk visioen voor hem op. In die vreeselijke sociale hel had hij ten slotte -zijn laatste hoop achtergelaten, was hij zelf snikkend gevlucht, overtuigd, dat barmhartigheid -niets meer dan een tijdpasseering der rijken, belachelijk en nutteloos is. En nu hij -dezen ochtend de nog even treurige, de nog eeuwig aan de ellende gewijde wijk terugzag, -kwam datzelfde gevoel met buitengewone kracht weer in hem terug. Was de oude man, -dien abbé Rose op een avond weer tot het leven teruggeroepen had, niet den vorigen -dag van honger gestorven? Was hij het meisje, dat hij zelf na den dood van haar ouders -in zijn armen had medegenomen, later niet eens tegengekomen, toen zij gilde onder -de vuist van een souteneur? Met legioenen waren de ongelukkigen, die niet meer gered -konden worden, te tellen! Welk een benauwend zwijgen, welk een diepe duisternis heerschte -in deze arbeidersstraten, waarin de slaap de trouwe makker van den dood schijnt te -zijn! De honger sluipt door de straten, het ongeluk jammert, spookachtige, onduidelijke -gestalten loopen voorbij en verliezen zich in de donkerte. -</p> -<p>Hoe verder Guillaume en Pierre kwamen, des te meer stootten zij op donkere menschengroepen. -De geheele kudde nieuwsgierigen bewoog zich stampvoetend in de richting van de guillotine. -Zij stroomden uit alle hoeken van Parijs samen, als voortgestuwd door een koortsachtigen -drang naar dood en bloed. Maar ondanks het doffe stampen van deze menigte bleven de -straten donker, werd geen enkel venster aan de voorzijde verlicht, hoorde men zelfs -niet het ademen van de door uitputting gebroken arbeiders, die eerst later bij de -ochtendschemering van hun jammerlijke lijdenssponden zouden opstaan. -</p> -<p>Toen zij op de place Voltaire kwamen en Pierre de menigte zag, die zich daar reeds -verdrong, begreep hij, dat het onmogelijk was in de rue de la Roquette te komen. Bovendien -zou die straat natuurlijk afgezet zijn. Toen kwam hij op het <span class="pageNum" id="pb392">[<a href="#pb392">392</a>]</span>denkbeeld om verderop de achter de gevangenis om loopende rue de la Folie-Regnault -te nemen, ten einde van daaruit op den hoek van de rue Merlin te komen. -</p> -<p>En inderdaad was het daar eenzaam en donker. De ontzaglijke massa der gevangenis met -haar groote, kale, door de maan beschenen muurvlakten scheen niet meer dan een koude, -sedert eeuwen doode steenhoop. Aan het einde van de straat kwamen zij weder in een -menigte, in een dichte, wriemelende menigte, waarin slechts de bleeke vlekken der -gezichten te onderscheiden waren. Met groote moeite drongen zij door tot het huis, -dat Mège op den hoek van de rue Merlin bewoonde. Maar de luiken op de vierde verdieping—Mège’s -etage—waren hermetisch gesloten, terwijl voor al de andere ramen, die wijd openstonden, -zich hoofden bewogen en beneden het wijnrestaurant propvol met menschen zat, die in -afwachting van het schouwspel een lawaai als een oordeel maakten. -</p> -<p>“Ik durf niet aankloppen bij Mège,” zeide Pierre. -</p> -<p>“Neen, neen, geen quaestie van!” riep Guillaume. “Laten we hier maar binnengaan. We -zullen van het balkon af wel kunnen zien.” -</p> -<p>De zaal op de eerste verdieping had een groot balkon, dat reeds dicht met dames en -heeren bezet was. Toch gelukte het den broers zich ertusschen te dringen en zij bleven -daar eenige oogenblikken staan en trachtten het donker in de verte te doorboren. Tusschen -de twee gevangenissen, de groote en de kleine Roquette, verbreedde de oploopende straat -zich tot een soort vierkant plein, dat door vier platanengroepen, die naast de trottoirs -geplant waren, beschaduwd werd. De lage gebouwen, de kwijnende boomen, de geheele -armzalige, leelijke omgeving scheen zich op gelijke hoogte met de aarde uit te strekken -onder den onmetelijken hemel, waarin, nu de maan ter kimme ging, de sterren weer verschenen. -Het plein was geheel ledig; slechts meer naar achteren was een zwakke, onduidelijke -beweging waar te nemen, terwijl twee rijen gardes de menigte in bedwang hielden en -in alle zijstraten terugdreven. Vijf verdiepingen hooge huizen waren er aan de eene -zijde slechts op den hoek van de veel te ver verwijderde rue Saint-Maur en aan de -andere zijde alleen op de hoeken van de rue Merlin en de rue de la Folie-Regnault, -zoodat het zelfs uit de best gelegen vensters bijna onmogelijk was iets van de terechtstelling -te zien. De nieuwsgierigen op de straat zagen slechts <span class="pageNum" id="pb393">[<a href="#pb393">393</a>]</span>de ruggen der gardes, wat echter het steeds grooter worden van den menschenstroom, -waaruit men het toenemend lawaai hoorde opstijgen, niet belette. -</p> -<p>Dank zij de gesprekken van de dames, die reeds lang over den rand van het balkon lagen -te loeren, konden de twee broeders eindelijk toch iets zien. Het was half vier en -de guillotine moest reeds opgericht zijn. Die flauwe, onduidelijk zich bewegende gestalten -voor de gevangenis onder de boomen waren de beulsknechten, die de valbijl vastmaakten. -Een lantaarn ging langzaam op en neer, vijf of zes schaduwen dansten op den grond. -Verder echter was er niets te zien; het plein geleek op een groot, donker gat, waartegen -van alle kanten de onophoudelijk sterker wordende golfslag der bruisende, onzichtbare -menigte sloeg. Aan den anderen kant zag men niets dan de als vuurtorens hel verlichte -wijnrestaurants. De armzalige arbeiderswijk sliep nog, de werkplaatsen en stellingen -bleven donker, uit de hooge, koud geworden fabrieksschoorsteenen pluimde nog geen -rook. -</p> -<p>“Wij zullen niets zien,” zeide Guillaume. -</p> -<p>Maar Pierre gaf hem een teeken om te zwijgen. Hij had in een eleganten heer, die dicht -naast hem stond, den vriendelijken afgevaardigde Dutheil herkend en meende vast, dat -hij in gezelschap was van de kleine prinses de Hardt, die, daar hij haar medegenomen -had naar het proces, nu ook heel goed bij de terechtstelling kon zijn<span class="corr" id="xd30e4968" title="Niet in bron">.</span> Doch weldra zag hij, dat de dicht tegen hem aan gedrukte, warm ingestopte jonge vrouw -de mooie Silviane met haar madonnagezichtje was. Trouwens zij verborg zich heelemaal -niet, maar zij begon hardop te praten, zoodat de beide broeders al heel gauw op de -hoogte waren. Blijkbaar was zij dronken. Duvillard, Dutheil en andere vrienden zaten -met haar aan het souper, toen zij plotseling om een uur hoorde, dat Salvat terechtgesteld -zou worden en den inval kreeg, om daarnaar te gaan kijken. Vergeefs had Duvillard -getracht haar van haar plan af te brengen, en daar hij ditmaal woedend wegging, daar -het hem tegen de borst stuitte getuige te zijn van de terechtstelling van den man, -die zijn hôtel in de lucht had willen laten vliegen, had zij Dutheil alles beloofd -wat hij zou willen, indien hij haar luim bevredigde. Hoewel hij een afschuw had van -alle akelige tooneelen, had zijn vurige, steeds weer teleurgestelde begeerte naar -Silviane de overwinning behaald. -</p> -<p>“Hij snapt niet, dat je zoo iets aardig vindt,” zeide zij, <span class="pageNum" id="pb394">[<a href="#pb394">394</a>]</span>sprekend over den baron. “Maar enfin, morgen ligt hij toch weer aan mijn voeten.” -</p> -<p>“De vrede is dus weer gesloten?” vroeg Dutheil. “Heb je hem, sedert je verbintenis -aan de Comédie geteekend is, zijn rechten als heer en meester weer teruggegeven?” -</p> -<p>“Wat, de vrede?” riep zij uit. “Geen quaestie van, versta je? Ik heb eenmaal gezworen: -niet zóóveel, alvorens mijn debuut plaats gehad heeft … Wanneer ik ’s avonds van het -tooneel af kom, zullen we verder zien.” -</p> -<p>Beiden lachten zij. Om haar het hof te maken, vertelde Dutheil hoe Dauvergne, de nieuwe -minister van Openbaar Onderwijs en Schoone Kunsten dadelijk alles in het werk gesteld -had om de moeilijkheden, welke tot nog toe de deuren van de Comédie voor haar luim -en de wanhopige pogingen van Duvillard gesloten hielden, uit den weg te ruimen. Een -charmant iemand, die Dauvergne, een hand als fluweel, het sieraad en de bloem zelf -van dit zeer populaire ministerie, welks ijzeren vuist de vreeselijke Monferrand was. -</p> -<p>“Hij zeide, lieve vriendin, dat een mooi meisje overal op haar plaats is.” -</p> -<p>En toen zij zich gevleid tegen hem aan drukte: -</p> -<p>“En overmorgenavond dus de reprise van <i>Polyeucte</i>, waarin je zult triompheeren … Wij komen je allemaal toejuichen.” -</p> -<p>“Ja, overmorgen, juist op denzelfden dag, dat de baron zijn dochter <span class="corr" id="xd30e4985" title="Bron: uithuwlijkt">uithuwelijkt</span>. Dat zal een dag vol emoties worden.” -</p> -<p>“Waarachtig, dat is zoo, dien dag trouwt onze vriend Gérard met mademoiselle Camille -Duvillard. De menschen zullen zich eerst in de Madeleinekerk verdringen en dan in -de Comédie. Ja, je hebt gelijk, er zullen dien dag in de rue Godot-de-Mauroy heel -wat hartkloppingen zijn.” -</p> -<p>Weer begonnen zij te lachen en met een <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> ruwheid en meedoogenlooze toespelingen grappen te maken over den vader, de moeder, -den minnaar en de dochter. -</p> -<p>“Zeg beste jongen, het begint me hier aardig te vervelen. Ik zie niets en ik zou vlak -bij willen zijn, om goed te kunnen zien … Je moest me naar de guillotine brengen.” -</p> -<p>Dat bracht hem in verlegenheid, te meer daar zij op dat oogenblik Massot op straat -zag en hem met gebaren en luide woorden riep. Van het balcon naar het trottoir ontwikkelde -zich een heel gesprek. -</p> -<p>“Niet waar Massot, een afgevaardigde heeft overal toegang en kan een dame brengen -waar hij wil?” -</p> -<p>“Geen quaestie van! Massot weet heel goed, dat een <span class="pageNum" id="pb395">[<a href="#pb395">395</a>]</span>afgevaardigde zich meer nog dan een ander voor de wet buigen moet.” -</p> -<p>Bij dien uitroep van Dutheil begreep de journalist, dat hij het balkon niet verlaten -wilde. -</p> -<p>“Neen, u hadt een uitnoodiging moeten hebben, mevrouw. Dan had men u een plaatsje -gegeven voor een der ramen van de Petite-Roquette. Een vrouw mag nergens anders komen … -Maar u behoeft u heusch niet te beklagen; u hebt daar een prachtig plaatsje.” -</p> -<p>“Maar ik zie heelemaal niets, beste Massot.” -</p> -<p>“U zult in ieder geval meer zien dan prinses de Hardt, die ik in haar rijtuig in de -rue du Chemin-Vert gezien heb, dat de politie niet door wil laten.” -</p> -<p>Dit nieuwtje bracht Silviane weer in een goede luim, terwijl Dutheil nog beefde om -de netelige positie, waarin hij zich bevonden had; want Rosemonde zou, als zij hem -met een andere vrouw gezien had, ongetwijfeld een vreeselijke scène gemaakt hebben. -Plotseling kreeg hij den inval om voor zijn mooie vriendin, zooals hij haar noemde, -een flesch champagne en gebak te laten komen. Zij verging van den dorst en vond het -heerlijk, dat zij zich, toen een kellner erin geslaagd was een tafeltje naast haar -neer te zetten, verder kon bedrinken. Nu was alles even aardig en chic! Weer opnieuw -te kunnen drinken en eten in afwachting van den dood van den man, die strakjes geguillotineerd -zou worden. -</p> -<p>Guillaume en Pierre konden niet langer blijven. Wat zij hoorden en zagen, vervulde -hen met walging. Langzamerhand had de verveling van wachten alle nieuwsgierigen in -de zaal en op het balkon in drinkers veranderd. De kellner had geen handen genoeg -om bier, wijn, biscuits, ja zelfs koud vleesch rond te dienen. En toch waren er slechts -rijke heeren uit de bezittende klasse, het gewone elegante publiek. Maar men moet -den tijd, wanneer hij lang valt, wel dooden; vroolijk gelach, flauwe en wreede grappen, -een heel koortsachtig lawaai steeg in den sigarenrook op. Toen de twee broers het -lokaal op den rez-de-chaussée doorliepen, vonden zij daar hetzelfde gedrang, hetzelfde -tumult terug, dat nog erger werd door de kerels in arbeiderspakken, die aan de als -zilver glanzende toonbank wijn met liters tegelijk dronken. De kleine tafeltjes waren -ook bezet; het was een voortdurend komen en gaan van mannen uit de lagere klassen, -die hun dorst kwamen lesschen. En wat voor mannen waren het! <span class="pageNum" id="pb396">[<a href="#pb396">396</a>]</span>Het schuim, het plebs, al de werkeloozen, die op zoek naar wat werk van af den morgenstond -rondzwerven! -</p> -<p>Buiten op de straat leden Guillaume en Pierre nog meer. In de door de gardes in bedwang -gehouden menigte zag men hier slechts de opgewoelde modder van het uitschot van Parijs: -de prostitutie en de misdaad, de toekomstige moordenaars, die zien wilden hoe men -sterven moet. Vuile snollen met loshangende haren renden door de menigte heen onder -het zingen van de liederlijkste refreinen. Andere bandieten stonden in groepjes te -praten en twistten over de glorierijke wijze, waarop beroemde geguillotineerden gestorven -waren. -</p> -<p>Omtrent één waren zij het allen volkomen eens; zij spraken over hem als over een groot -veldheer, als een held van onsterfelijken moed. In het voorbijgaan vingen de broeders -brokstukken van vreeselijke zinnen, schandelijke fanfaronnades, van bloed druipende -vuilheden op. En over dat alles lag een bestiale koorts, een bronstigheid van den -dood, die dit volk tot razernij bracht: het warme, roode bloed moest nu toch maar -gauw vloeien, opdat men het op den grond kon zien stroomen, erin rondtrappelen kon. -Maar bij deze terechtstelling, welke niet die van een gewoon man was, kwamen ook zwijgende -mannen met koortsachtig brandende oogen, die in een zichtbare overprikkeldheid, waarin -men den besmettelijken waanzin van de wraak in het martelaarschap grooter voelde worden, -rondslopen. -</p> -<p>Guillaume dacht juist aan Victor Mathis, toen hij hem onder nieuwsgierigen, die het -cordon der gardes in bedwang hield, meende te ontdekken. Hij stond daar in de eerste -rij met zijn mager, baardeloos, bleek gezicht naast een groot, rossig, druk gesticuleerend -meisje; hij bewoog zich niet, zeide geen woord en hield zijn ronde, vurige, de duisternis -doordringende, strakke nachtvogeloogen op de gevangenis gericht. Een garde duwde hem -ruw weg, maar geduldig en als met haat verzadigd drong hij weer naar voren, daar hij -ondanks alles wilde zien, om te trachten nog meer te haten. -</p> -<p>Toen Massot ditmaal Pierre zonder soutane zag, verwonderde hij zich in het geheel -niet, maar zeide heel vroolijk: -</p> -<p>“Zoo, mijnheer Froment, ook nieuwsgierig om het te zien?” -</p> -<p>“Ja, ik ben met mijn broer medegekomen, maar ik ben bang, dat we niet veel zullen -zien.” -</p> -<p>“Zeker, als u hier blijft.” -</p> -<p>En onmiddellijk voegde hij er als bekend journalist, voor <span class="pageNum" id="pb397">[<a href="#pb397">397</a>]</span>wien alle consignes niet gelden en die graag zijn macht laat zien, welwillend aan -toe: -</p> -<p>“Wilt u met mij mede gaan? Ik ken toevallig den commissaris heel goed.” -</p> -<p>Zonder het antwoord af te wachten, sprak hij dezen laatste aan en vertelde hem levendig -en met drukke gebaren, dat het twee collega’s waren, die hij medegebracht had. Eerst -aarzelde de commissaris, wilde weigeren. Dan maakte hij in de heimelijke vrees, welke -de politie altijd voor de pers heeft, een moe, toestemmend gebaar. -</p> -<p>“Komt gauw mede,” zeide Massot en trok de beide broeders voort. -</p> -<p>Verbaasd zagen dezen, dat het politiecordon zich plotseling voor hen opende; zij waren -nu op de groote, vrij gehouden ruimte. Het was voor hen, die uit de lawaaierige menigte -kwamen, alsof er onder die kleine platanen een doodsche stilte en eenzaamheid heerschte. -De nacht verbleekte, de schemering van het morgenrood begon als een fijne asch van -den hemel te regenen. -</p> -<p>Nadat Massot de broeders dwars over het plein gebracht had, bleef hij met hen voor -de gevangenis staan en ging voort: -</p> -<p>“Ik ga nu naar binnen, want ik wil het opstaan en het toilet maken zien. Gaat u beiden -maar wat rondloopen en kijken; niemand zal u iets vragen. Straks ben ik weer bij u.” -</p> -<p>In de schaduw stonden ongeveer een honderd personen, journalisten en nieuwsgierigen. -Aan beide zijden van den korten, geplaveiden weg, die van de poort der Roquette naar -de guillotine leidde, had men palen geslagen, zooals men ze in den schouwburg voor -een queue neerzet. Er stonden reeds menschen tegen aan geleund, om zoo dicht mogelijk -bij den veroordeelde te zijn, wanneer hij langs zou komen. Anderen liepen langzaam -op en neer, terwijl zij fluisterend spraken. De beide broers kwamen dichterbij. -</p> -<p>Onder de takken stond onder het teere groen van de eerste bladeren de guillotine. -Eerst zagen zij niets dan deze; zij werd verlicht door een gaslantaarn, waarvan de -vlam geel leek in den ontwakenden dag. Men was juist klaar gekomen met het opslaan, -zonder dat iets anders te hooren was dan de doffe hamerslagen. De beulsknechten liepen -in zwarte gekleede jassen en met hooge hoeden geduldig op en neer. Maar zij zelf—hoe -gemeen en schandelijk zag zij eruit, <span class="pageNum" id="pb398">[<a href="#pb398">398</a>]</span>zooals zij daar als een vuil dier plat op den grond lag, alsof zij zelf walgde van -het werk, dat zij straks verrichten moest. Was dat het toestel, dat de maatschappij -wreken, een voorbeeld stellen moest! Deze enkele balken vlak bij den grond, waarop -twee andere korte, drie meter hooge balken, welke de valbijl tegenhielden, zich verhieven. -Waar was dan het rood geschilderde schavot, waarheen een trap van tien treden leidde, -dat een paar reusachtige, bloedige armen uitstrekte, de toegestroomde menigte beheerschte -en het volk den afschrik van de kastijding durfde laten zien. Maar in den laatsten -tijd was het dier ter aarde geworpen en daardoor gemeen, gluiperig en laf geworden. -Den dag, waarop de menschelijke gerechtigheid in de armzalige rechtzaal een mensch -ter dood veroordeelde, was zij zonder eenige majesteit geweest; thans op den verschrikkelijken -dag, waarop zij hem terechtstelde, was het niet meer dan een <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> slachterij met behulp van de meest barbaarsche en afstootelijke werktuigen. -</p> -<p>Guillaume en Pierre keken ernaar, terwijl afschuw en walging hun geheele wezen opwoelden. -Langzamerhand werd het lichter en kwam de omgeving duidelijk uit: eerst het plein -met de twee lage en grijze gevangenissen tegenover elkander, dan de verder af gelegen -huizen, de wijnrestaurants, de grafsteen- en bloemenwinkels, welke hier door de nabijheid -van Père-Lachaise in grooten getale gevonden werden. Men begon nu in een breeder geworden -kring duidelijk de zwarte lijn der menigte te zien, de vensters en de balkons, waarop -het wriemelde van hoofden; ja tot op de daken toe zaten de menschen. De kleine Roquette -was in een soort tribune voor de genoodigden veranderd. In het midden van de groote, -vrij gehouden ruimte bewogen zich langzaam bereden gardes. Maar de hemel werd hoe -langer hoe lichter en aan gene zijde der menigte, in de geheele wijk langs de breede, -eindelooze straten ontwaakte de arbeid. Langzamerhand begon men een snuiven te hooren; -de machines in de gebouwen hervatten hun werk en uit het woud der hooge schoorsteenen, -welke overal uit de duisternis oprezen, kronkelde reeds de rook. -</p> -<p>Toen voelde Guillaume, dat de guillotine in dat stadsdeel der ellende volkomen op -haar plaats was als een eindpunt en een bedreiging. Leidden de onwetendheid, de armoede -en het lijden niet tot haar? Had zij niet ieder maal, dat zij te midden van deze werkstraten -opgeslagen werd, tot taak <span class="pageNum" id="pb399">[<a href="#pb399">399</a>]</span>de onterfden, de door de eeuwige ongerechtigheid verbitterde en de tot verzet steeds -bereide hongerlijders in toom te houden? Men zag haar niet in de wijken van rijkdom -en genietingen; dezen behoefde men geen schrik aan te jagen; daar zou zij in al haar -vreeselijke afzichtelijkheid nutteloos en bezoedelend voorkomen. Het tragische, het -verschrikkelijke was, dat deze man, die, van ellende krankzinnig, de bom geslingerd -had, nu hier op dit plein der ellende geguillotineerd zou worden. -</p> -<p>Nu was de dag geboren; het moest tegen half vijf zijn. De opgewonden menigte daar -in de verte voelde de minuut naderen. Een rilling huiverde door de lucht. -</p> -<p>“Hij komt dadelijk,” zeide de kleine Massot, die weer uit de gevangenis kwam. “Hij -houdt zich buitengewoon flink.” -</p> -<p>Hij schilderde het ontwaken, het binnenkomen in de cel van den directeur der gevangenis, -van den rechter van instructie Amadieu, van den geestelijke en van enkele andere personen, -de manier, waarop Salvat, die in een diepen slaap lag, bij den eersten oogopslag dadelijk -alles begreep en, hoewel bleek, onmiddellijk zichzelf volkomen meester was. Hij had -zich zonder hulp aangekleed en het glas cognac en de sigaret, die de geestelijke hem -aangeboden had, geweigerd, evenals hij het crucifix met een zacht, maar beslist gebaar -ter zijde had geschoven. Zonder dat er een woord gesproken werd, had men vlug zijn -handen achter zijn rug gebonden, zijn beenen met een los touw gebonden en zijn hemd -tot aan zijn schouders uitgesneden. Hij glimlachte, toen men hem moed insprak, en -richtte zich, alleen uit vrees voor een <span class="corr" id="xd30e5047" title="Bron: nerveuse">nerveuze</span> zwakte, in zijn volle lengte op. Hij had nog slechts één verlangen, waarin zijn geheele -wezen zich spande: hij wilde als held sterven, de martelaar blijven van het vurige -geloof aan waarheid en gerechtigheid, waarvoor hij stierf. -</p> -<p>“Zij zijn nu bezig het protocol op te maken,” vertelde Massot verder. “Kom wat dichter -bij en ga tegen de palen staan, wanneer u hem van dichtbij wilt zien … Wilt u wel -gelooven, dat ik bleeker ben en meer beef dan hij. Ik geloof, dat ik nergens meer -gevoelig voor ben; maar enfin, een mensch, die sterven gaat, is niet zoo’n heel vroolijke -aanblik … U weet niet wat voor pogingen men gedaan heeft, om hem te redden. Een deel -der pers heeft gratie gevraagd. Maar het heeft niet mogen gelukken; de terechtstelling -scheen onvermijdelijk te zijn, zelfs in de oogen van degenen, <span class="pageNum" id="pb400">[<a href="#pb400">400</a>]</span>die haar als een fout beschouwden. En toch had men een zoo roerende gelegenheid hem -genade te verleenen, toen zijn dochtertje, de kleine Céline, aan den president der -Republiek den mooien brief geschreven heeft, welken ik het eerst in den <i>Globe</i> gepubliceerd heb … Dat is een brief, die er zich op beroemen kan mij bekend gemaakt -te hebben.” -</p> -<p>Bij het hooren van den naam van Céline voelde Pierre, die door het wachten op het -vreeselijke schouwspel van streek was, de tranen in zijn oogen komen. Hij zag het -kleine meisje met de berustende en melancholieke madame Théodore weer voor zich in -het koude, kleine kamertje, waarin de vader niet meer terugkomen zou. Daaruit was -hij op een ochtend vol woede met een ledige maag en brandende hersenen weggegaan en -nu was hij hier aangekomen—tusschen de beide balken onder de valbijl. -</p> -<p>Massot bleef bijzonderheden mededeelen en vertelde nu hoe woedend de doktoren waren, -dat men het lijk niet onmiddellijk na de terechtstelling aan hen geven zou. Maar Guillaume -luisterde niet meer naar hem. Op de houten palen leunend wachtte hij en staarde steeds -door naar de gevangenisdeur. Een beven bewoog zijn handen, zijn gezicht had een zoo -angstige uitdrukking, als moest hij zelf terechtgesteld worden. De beul was te voorschijn -gekomen, een klein mannetje met een boos gezicht, die eruit zag als had hij haast. -In een groep van andere heeren wezen de omstanders elkaar den chef van den Veiligheidsdienst -Gascogne met zijn streng ambtenaarsgezicht en den rechter van instructie Amadieu, -die glimlachte en ondanks het vroege uur reeds zeer zorgvuldig toilet gemaakt had. -Hij kwam uit plicht en gewichtigdoenerij, als na het vijfde bedrijf van een beroemd -drama, waarvan hij zich den schrijver waande. Uit de menigte steeg een luid lawaai -op, en toen Guillaume een oogenblik opkeek, zag hij onder den bleekblauwen hemel, -waaraan de zon weer triomphantelijk opstijgen zou, de beide grijze gevangenissen, -de platanen in haar voorjaarskleed, de met menschen volgepropte huizen. -</p> -<p>“Daar heb je hem! Let op!” -</p> -<p>Wie had het geroepen? Een zacht, dof geluid, het knarsen van een opengaande deur, -deed alle harten beven. Men zag niets meer dan zich uitrekkende halzen en starre blikken. -Alles ademde moeilijk. Salvat stond op den drempel. Toen de geestelijke, achterwaarts -loopend, voor hem uitging, om de guillotine aan zijn blik te onttrekken, bleef hij -staan, <span class="pageNum" id="pb401">[<a href="#pb401">401</a>]</span>want hij wilde haar zien, haar leeren kennen voor er naar toe te loopen. Rechtopstaande -liet hij nu zijn naakten hals zien, zijn lang, oud geworden, door het al te ruwe leven -doorgroefd gezicht, waarin zijn vlammende, droomerige oogen brandden. Een geestdrift -hief hem als het ware op; hij stierf voor zijn ideaal. Toen de beulsknechten naar -hem toekwamen, om hem te steunen, weigerde hij dit opnieuw. Met kleine pasjes en zoo -vlug en zoo hoog opgericht als het touw, waarmede zijn beenen gebonden waren, het -toeliet, liep hij voort. -</p> -<p>Plotseling voelde Guillaume de oogen van Salvat op de zijne rusten. Onder het voortloopen -had de veroordeelde hem gezien en herkend; toen hij op nauwlijks twee meter afstand -langs hem ging, glimlachte hij flauwtjes en boorde zijn blik zóó diep in hem, dat -Guillaume het branden daarvan steeds voelen zou. Wat voor een laatste gedachte, wat -voor een uiterste wilsbeschikking liet hij hem ter overpeinzing, ter uitvoering misschien, -na? Het was zoo pijnlijk, dat Pierre, bang, dat zijn broer het onwillekeurig uit zou -schreeuwen, zijn hand op diens arm legde. -</p> -<p>“Leve de anarchie!” -</p> -<p>Salvat had het uitgeschreeuwd, maar de veranderde, verstikte stem verklonk in de diepe -stilte. De enkele aanwezigen verbleekten, de verre menigte was als gestorven. Midden -in de groote, vrij gehouden ruimte hoorde men het paard van een garde hinniken. -</p> -<p>Nu volgde een voorbeeldeloos ruw en schandelijk tooneel. De beulsknechten stortten -zich op Salvat, die langzaam en met opgeheven hoofd voortschreed. Twee pakten hem -bij zijn hoofd, vonden echter slechts weinige haren en konden dat slechts in de laagte -krijgen door aan zijn nek te gaan hangen; intusschen grepen twee anderen zijn beenen -en wierpen hem ruw op de plank die begon te wankelen. Met stooten werd het hoofd in -het gat gedrongen. Dan viel de bijl met een zwaren en doffen schok. Twee bloedstralen -sprongen uit de doorgesneden aderen, terwijl de beenen zich krampachtig bewogen. Anders -zag men niets. De beul wreef zich werktuigelijk in zijn handen, terwijl een knecht -het afgesneden, van bloed druipende hoofd uit de kleine mand nam, om het in de groote<span class="corr" id="xd30e5069" title="Niet in bron"> te</span> leggen, waarin het lichaam reeds door een ruk geworpen was. -</p> -<p>O, die doffe, die zware schok van de bijl! Guillaume had hem in de verte, in de geheele -wijk der ellende en van den <span class="pageNum" id="pb402">[<a href="#pb402">402</a>]</span>arbeid hooren weerklinken tot in de armzalige kamers, waarin op dat oogenblik duizenden -arbeiders opstonden voor hun harde dagtaak. Die schok kreeg hier een vreeselijke beteekenis, -sprak de verbittering over de ongerechtigheid uit, den waanzin van het martelaarschap, -de smartelijke hoop, dat het vergoten bloed de overwinning der onterfden zou verhaasten. -</p> -<p>Boven het plein, boven de menigte hing de wijde stilte van den helderen hemel. Hoe -lang had het vreeselijke geduurd? Een eeuwigheid misschien, twee of drie minuten in -werkelijkheid. Eindelijk ontwaakten de menschen, schudden met bevende handen, bleeke -gezichten en oogen vol medelijden, afschuw en vrees de nachtmerrie van zich af. -</p> -<p>“Dus weer een … Dat is de vierde, wien ik een kopje kleiner maken zie,” zeide Massot, -die zich allesbehalve op zijn gemak gevoelde. “Ik houd per slot van rekening toch -meer van <span class="corr" id="xd30e5078" title="Bron: huwlijksplechtigheden">huwelijksplechtigheden</span>… Laten we gaan; ik kan nu mijn artikel schrijven.” -</p> -<p>Werktuigelijk volgden Guillaume en Pierre hem, staken het plein over en bevonden zich -weer op den hoek van de rue Merlin. Dan zagen zij precies op dezelfde plek Victor -Mathis met zijn vlammende oogen in zijn bleek en zwijgend gelaat staan. Hij kon niets -duidelijk gezien hebben; maar de schok van de bijl weerklonk nog in zijn hersens. -Een agent duwde hem weg en schreeuwde hem toe door te loopen; door een plotselinge -woede geschokt, keek hij hem een oogenblik aan, als wilde hij hem naar de keel vliegen. -Dan verwijderde hij zich kalm en ging de rue de la Roquette in, aan het einde waarvan -men in het licht der opgaande zon de groote boomen van Père-Lachaise zag. -</p> -<p>De twee broeders echter vielen midden in een scène, die zij tegen hun zin bijwoonden. -Prinses de Hardt kwam eindelijk, nu het schouwspel ten einde was; haar woede was des -te grooter, nu zij bij de deur van het wijnrestaurant haar nieuwen vriend Dutheil -in gezelschap van een vrouw zag. -</p> -<p>“Jij bent ook een mooie, om me zoo in den steek te laten! Het is onmogelijk om met -je rijtuig erbij te komen; ik moest te voet door al dat plebs gaan en me laten beleedigen -en uitjouwen.” -</p> -<p>Wel wetend, wat hij deed, stelde hij haar onmiddellijk aan Silviane voor en fluisterde -haar daarna in, dat hij een vriend een dienst bewees door met haar mede te gaan. Rosemonde, -die reeds lang van verlangen brandde om de actrice te <span class="pageNum" id="pb403">[<a href="#pb403">403</a>]</span>leeren kennen—de over haar loopende geruchten van haar beruchte liefdesavonturen hadden -haar waarschijnlijk geprikkeld—werd dadelijk kalm en buitengewoon vriendelijk. -</p> -<p>“Ik had zoo gaarne dat schouwspel met een artiste van uw gaven gezien; ik bewonder -u zoo, zonder dat ik het u nog ooit heb kunnen zeggen.” -</p> -<p>“U hebt niet veel verloren door uw late komst! We stonden boven op het balcon en ik -heb niets gezien dan mannen, die een anderen voortduwden … Het was de moeite niet -waard ervoor te komen.” -</p> -<p>“Enfin, nu wij eenmaal kennis gemaakt hebben, hoop ik, dat u mij toe zult staan uw -vriendin te zijn.” -</p> -<p>“Zeker, ook mij zal het een genoegen en een eer zijn de uwe te mogen zijn!” -</p> -<p>Hand in hand glimlachten zij tegen elkaar. Silviane dronken, maar toch haar rein Madonnagezichtje -terugvindend, terwijl Rosemonde koortsachtig was door een nieuwe nieuwsgierigheid, -want zij wilde alles, zelfs dat, proeven. -</p> -<p>Dutheil, nu weer geheel opgelucht, had nog slechts het verlangen, om Silviane naar -huis te brengen, ten einde te trachten beloond te worden voor zijn welwillendheid. -Hij hield Massot, die juist aankwam, staande en vroeg hem, of hij een standplaats -voor rijtuigen wist. Maar reeds bood Rosemonde het hare aan, zeide, dat de koetsier -in een zijstraat wachtte, en stond er op eerst de actrice en daarna den afgevaardigde -thuis te brengen. Ondanks zijn wanhoop moest hij het wel goed vinden. -</p> -<p>“Dus tot morgen in de Madeleine,” zeide Massot vroolijk weer, terwijl hij de prinses -de hand gaf. -</p> -<p>“Ja, tot morgen, in de Madeleine en in de Comédie.” -</p> -<p>“Dat is waar ook,” riep hij uit, terwijl hij Silviane’s hand kuste, “’s Morgens in -de Madeleine en ’s avonds in de Comédie … Wij zullen voor een groot succes zorgen.” -</p> -<p>“Daar reken ik op … Tot morgen.” -</p> -<p>“Tot morgen.” -</p> -<p>De menigte verspreidde zich roezemoezig, moe, met een soort teleurstelling en onbehaaglijk -gevoel. Enkele geestdriftigen bleven nog om den wagen, die het lijk van den terechtgestelde -weg zou brengen, te zien vertrekken, terwijl de in het volle daglicht weggeteerd uitziende -zwervers en snollen floten en elkaar nog een laatste liederlijkheid toeriepen. Vlug -takelden de beulsknechten de guillotine af. Weldra zou het plein weer zijn gewone -aanzien hebben. -<span class="pageNum" id="pb404">[<a href="#pb404">404</a>]</span></p> -<p>Nu wilde Pierre ook Guillaume, die, door den doffen bijlslag als verdoofd, nog geen -woord gezegd had, medenemen. Vergeefs wees hij met zijn hand naar de luiken van Mège’s -woning, die te midden van al de andere wijd geopende ramen in den gevel van het hooge -huis hardnekkig gesloten waren gebleven. Dit was, hoewel hij de anarchisten vervloekte, -ongetwijfeld een protest van den socialistischen afgevaardigde tegen de doodstraf. -Terwijl de menigte naar het vreeselijke schouwspel toestroomde, lag hij met zijn gezicht -naar den muur gekeerd te droomen op welke wijze hij ten slotte de menschheid dwingen -zou onder de gebiedende wet van het collectivisme gelukkig te zijn. Het verlies van -een kind had zijn arm vaderhart een zwaren slag toegebracht. Hij hoestte veel, maar -wilde toch leven. Wanneer hij nu door een interpellatie het ministerie-Monferrand -ten val gebracht had, zou hij aan het bewind komen, de guillotine afschaffen en volkomen -gerechtigheid en volkomen geluk decreteeren. -</p> -<p>“Zie je wel, Guillaume,” herhaalde Pierre zacht, “Mège heeft zijn ramen niet opengemaakt. -Toch een flinke kerel, al mogen onze vrienden Bache en Morin hem niet.” -</p> -<p>En toen zijn broeder, geheel in gedachten verdiept, niet antwoordde: -</p> -<p>“Kom, wij moeten naar huis.” -</p> -<p>Beiden sloegen nu de rue de la Folie-Regnault in en kwamen door de rue du Chemin-Vert -op de buitenboulevards. Op dit uur was in het heldere licht van de opgaande zon eindelijk -de geheele wijk aan het werk; de lange, aan beide zijden met lage werkplaatsen en -fabrieken begrensde straten leefden op in het lawaai der stoomketels, terwijl de rookpluimen -der hooge, door de eerste zonnestralen vergulde schoorsteenen rose werden. Vooral -op den boulevard Ménilmontant kregen zij een indruk van de exodus der arbeiders naar -Parijs, die voortduurde op den boulevard de la Belleville, op den boulevard de la -Villette, den boulevard de la Chapelle tot den heuvel van Montmartre en den boulevard -Rochechouart. Steeds en steeds weer nieuwe scharen arbeiders en arbeidsters. Later -kwamen de kleine ambtenaren, de fatsoenlijke armoede in jas en broek, heeren, die -onder het harde voortloopen hun stukje brood opaten, vervolgd werden door den angst, -dat zij hun huur niet zouden kunnen betalen, en niet wisten waarvan vrouw en kinderen -tot aan het laatst der maand moesten eten. De zon steeg aan den horizont; <span class="pageNum" id="pb405">[<a href="#pb405">405</a>]</span>de geheele mierenhoop was naar buiten gekomen, de werkdag begon weer met zijn voortdurende -verspilling van energie, moed en lijden. -</p> -<p>Nooit had Pierre de noodzakelijkheid van den verzoenenden en reddenden arbeid zoo -duidelijk beseft. Reeds bij zijn bezoek aan de fabriek Grandidier en later toen hij -zelf behoefte aan bezig zijn voelde, had hij al tegen zichzelf gezegd, dat daarin -de wereldwet moest liggen. Maar welk een straal van hoop was het na dezen verschrikkelijken -nacht, na dit vergoten bloed van den in den waanzin van zijn droom vermoorden arbeider -de zon weer te zien opkomen en den eeuwigen arbeid zijn taak te zien opnemen. Zou, -hoe verpletterend deze arbeid, hoe monsterachtig de onrechtvaardige verdeeling zijn -mocht, toch die arbeid niet eenmaal gerechtigheid en geluk scheppen? -</p> -<p>Plotseling zagen de beide broeders, toen zij de steile helling opgingen, boven hun -hoofden tegenover zich de verheven en triomphantelijke basilica van den <span class="corr" id="xd30e5115" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span>. Het was niet meer een door de maan beschenen sprookjesverschijning, een spook der -heerschappij, dat zich voor het nachtelijk Parijs verhief. De zon baadde haar in een -gouden, trotschen, overwinnenden glans en deed haar in onsterfelijken roem opvlammen. -</p> -<p>Guillaume, die nog steeds zwijgend verder liep en nog den laatsten blik van Salvat -in zich voelde, scheen plotseling tot een definitief besluit te komen: hij keek haar -met zijn brandende oogen aan en sprak het doodvonnis over haar uit. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch5.2" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch5.2.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">II.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">De inzegening van het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> zou om twaalf uur plaats vinden, maar reeds een half uur te voren hadden de uitgenoodigden -de met een buitengewone luxe gedecoreerde, met groene planten versierde en met bloemengeur -doorbalsemde kerk gevuld. Op het hoofdaltaar brandden duizend kaarsen, terwijl de -wijd openstaande deurvleugels in het felle zonlicht het met palmen vol staande voorportaal, -de met een breeden looper belegde treden en de nieuwsgierige menigte, die zich op -het plein tot in de rue Royale opgehoopt had, lieten zien. -</p> -<p>Dutheil, die nog drie stoelen voor laatkomende dames gevonden had, zeide tegen Massot, -die de namen in zijn reportersboekje opschreef: -<span class="pageNum" id="pb406">[<a href="#pb406">406</a>]</span></p> -<p>“Wie nu nog verder komen, zullen moeten blijven staan.” -</p> -<p>“Wie zijn die drie dames?” vroeg de journalist. -</p> -<p>“Hertogin de Boisemont met haar twee dochters.” -</p> -<p>“Bliksems, het geheele wapenboek van Frankrijk, de heele financieele en de heele politieke -wereld schijnt hier te zijn. Het is nog mooier dan een echt Parijsch <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>.” -</p> -<p>Inderdaad waren alle maatschappelijke kringen hier vertegenwoordigd. Terwijl de Duvillards -de geldkoningen en de politici hier brachten, waren madame de Quinsac en haar zoon -vergezeld door de grootste namen der aristocratie. De keuze der getuigen alleen reeds -drukte dezen wonderbaarlijken mélange uit: voor Gérard zijn oom, generaal de Bozonnet -en markies de Morigny; voor Camille, de groote bankier Louvard, haar neef, en Monferrand, -minister van Financiën en minister-president. De rustige uittarting van dezen laatste, -die zich onlangs in de zaken van den baron gecompromitteerd had en nu getuige van -zijn dochter wilde zijn, omgaf zijn triomf met den glans van onbeschaamdheid. Om de -nieuwsgierigheid als het ware nog meer te prikkelen, zou de <span class="corr" id="xd30e5140" title="Bron: huwlijksinzegening">huwelijksinzegening</span> geschieden door monseigneur Martha, bisschop van Persepolis, agent van de pauselijke -politiek in Frankrijk, apostel van het ralliement, de voor het Katholicisme veroverde -Republiek. -</p> -<p>“Wat zeg ik, een echt Parijsch <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>!” herhaalde Massot met een spotlachje. “Dat <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> is een symbool. Ja, waarde heer, de apotheose der bourgeoisie: de oude adel offert -een van haar zonen op het altaar van het gouden kalf, opdat de goede God en de gendarmen, -die weer de meesters van Frankrijk geworden zijn, ons van die schoften van socialisten -bevrijden. Trouwens, er zijn geen socialisten meer,” verbeterde hij zich zelf. “Dien -hebben ze gisterenavond een kopje kleiner gemaakt.” -</p> -<p>Dutheil vond de opmerking heel grappig. -</p> -<p>“Maar het is niet makkelijk gegaan,” zeide hij vertrouwelijk. “Heb je vanochtend dat -smerige artikel van Sanier gelezen?” -</p> -<p>“Ja, ja, maar ik wist het van te voren, iedereen wist het.” -</p> -<p>En fluisterend, elkander met een half woord begrijpend, spraken zij verder. Wat de -Duvillards betreft, de moeder had den minnaar slechts onder tranen en na een wanhopigen -strijd aan haar dochter gegeven, alleen omdat zij Gérard gelukkig en rijk wilde zien, -terwijl zij tegenover Camille haar vreeselijken haat van overwonnen mededingster koesteren -bleef. Ook madame de Quinsac had een smartelijken tweestrijd <span class="pageNum" id="pb407">[<a href="#pb407">407</a>]</span>moeten voeren; de gravin had in het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> slechts toegestemd, om haar zoon te redden uit het gevaar, waarin hij, zooals zij -wist, reeds vanaf zijn jeugd verkeerde. Zij was in haar moederlijke verzaking zóó -ontroerend, dat markies de Morigny er zich ondanks zijn verontwaardiging bij neergelegd -had getuige te zijn, zoodoende aan de vrouw, die hij steeds lief gehad had, het grootste -offer, het offer van zijn geweten, brengend. En deze verschrikkelijke geschiedenis -had Sanier dien ochtend onder doorzichtige schuilnamen in de Voix du Peuple verteld—ja, -zooals altijd slecht ingelicht en tot leugens steeds bereid, had hij zelfs het middel -gevonden, om nog meer vuiligheid eraan toe te voegen, want voor het succes van zijn -verkoop was het noodig, dat de dagelijks door hem geopende goot een onophoudelijk -zich verdikkende en steeds vergiftigde modder uitdruipen liet. Sedert de overwinning -van Monferrand hem gedwongen had het schandaal der Afrikaansche sporen te laten rusten, -wierp hij zich op particuliere schandalen, bezoedelde hij families, die hij tot op -het hemd toe uitkleedde. -</p> -<p>Plotseling vloog Chaigneux op hen af; zijn half versleten rok was nauwelijks toegeknoopt. -</p> -<p>“En hoe staat het met uw artikel over Silviane, mijnheer Massot? Het is nu toch goed -afgesproken, dat het in de courant komt?” -</p> -<p>Duvillard was op het denkbeeld gekomen Chaigneux, die altijd te koop en altijd bereid -was als lakei dienst te doen, te gebruiken als een drijver voor het aanstaande succes -van Silviane. Hij had hem tot haar beschikking gesteld en zij droeg hem allerlei vernederende -werkjes op, dwong hem heel Parijs af te loopen om een claque aan te werven en triompheerende -kritieken te krijgen. Zijn oudste dochter was nog niet getrouwd; nog nooit hadden -zijn vier vrouwen zoo zwaar op hem gedrukt; het was een ware hel—ja, hij werd zelfs -geslagen, wanneer hij den eersten van iedere maand geen duizend francs thuis bracht. -</p> -<p>“Mijn artikel,” antwoordde Massot, “zal niet in de courant komen, waarde afgevaardigde. -Fonsègue vindt, dat er voor den <i>Globe</i> te veel ophemeling in voorkomt. Hij heeft mij gevraagd of ik wel wist voor welk blad -ik het geschreven had.” -</p> -<p>Chaigneux werd doodsbleek. Het was een van te voren, uit een mondain oogpunt geschreven -artikel over het succes, dat Silviane ’s avonds in <i>Polyeucte</i> in de Comédie zou behalen. Om haar een pleizier te doen, had de journalist het haar -zelf <span class="pageNum" id="pb408">[<a href="#pb408">408</a>]</span>voorgelezen; zij was erover in de wolken en rekende er vast op het nu gedrukt in een -van de meest ernstige bladen van Parijs te lezen. -</p> -<p>“Lieve Hemel, wat moet er van ons worden?” mompelde de ongelukkige afgevaardigde. -“Het artikel moet in de courant komen.” -</p> -<p>“Ik zou niets liever zien. Maar spreek er zelf met den patroon over … Kijk daar staat -hij tusschen Vignon en Dauvergne, den minister van Onderwijs.” -</p> -<p>“Dat zal ik zeker … Maar niet hier. Strakjes in de sacristie, bij de gelukwenschen … -Dan zal ik ook Dauvergne zien te spreken, want Silviane staat erop, dat hij vanavond -in de ministersloge zit. Monferrand komt ook, hij heeft het aan Duvillard beloofd.” -</p> -<p>Massot begon te lachen en herhaalde de grap, die na het engagement der actrice de -rondte door geheel Parijs gemaakt had. -</p> -<p>“Het ministerie Silviane … Dat is hij zijn peet wel schuldig.” -</p> -<p>Maar op dat oogenblik vloog de kleine prinses de Hardt als een wervelstorm naar hen -toe. -</p> -<p>“Weet u, dat ik geen plaats heb?” riep zij. -</p> -<p>Dutheil dacht, dat zij hier een goeden stoel wilde hebben. -</p> -<p>“Reken niet op mij. Ik kan er niets meer aan doen. Ik heb de grootste moeite gehad -hertogin de Boisemont en haar twee dochters een plaats te geven.” -</p> -<p>“Neen ik spreek over de voorstelling van vanavond … Je moet me, het koste wat het -wil, een hoekje in een loge geven. Het zou beslist mijn dood zijn, als ik onze onvergelijkelijke, -onze heerlijke vriendin niet zou kunnen toejuichen.” -</p> -<p>Sedert zij Silviane na de terechtstelling van Salvat thuis gebracht had, legde zij -een onstuimige bewondering voor haar aan den dag. -</p> -<p>“U zult geen enkele plaats meer vinden,” verklaarde Chaigneux gewichtig. “Alles is -uitverkocht. Ze hebben me tot driehonderd francs voor een fauteuil geboden.” -</p> -<p>“Dat is zoo, tot zelfs om de klapstoeltjes is gevochten,” voegde Dutheil eraan toe. -“Het spijt mij vreeselijk, maar reken niet op mij … Alleen Duvillard zou u een plaatsje -in zijn loge kunnen geven. Hij heeft mij gezegd, dat hij er een voor mij zou reserveeren. -Maar ik geloof, dat wij maar met ons drieën zijn, zijn zoon inbegrepen … Vraag dadelijk -aan Hyacinthe of hij u laat inviteeren.” -<span class="pageNum" id="pb409">[<a href="#pb409">409</a>]</span></p> -<p>Rosemonde, die op een avond, dat Hyacinthe haar doodelijk verveelde, in de armen van -den afgevaardigde gevallen was, begreep de ironische bedoeling heel goed, maar riep -toch verrukt uit: -</p> -<p>“Ja, dat kan Hyacinthe mij niet weigeren! Dank je wel voor de inlichting, beste jongen. -Je bent een aardig ventje, je weet op alles raad!… En vergeet niet, dat je mij beloofd -hebt mij de politiek te leeren. O, ik voel, dat ik mij nooit voor iets zoo hartstochtelijk -geïnteresseerd heb als voor de politiek.” -</p> -<p>Zij ging weg, drong door de menigte heen en wist ondanks alles ten slotte nog een -plaatsje op de eerste rij te bemachtigen. -</p> -<p>“Een leuke wildzang!” mompelde Massot. -</p> -<p>Toen Chaigneux den rechter van instructie Amadieu tegemoet vloog, om hem onderdanig -te vragen of hij zijn fauteuil ontvangen had, fluisterde de journalist den afgevaardigde -in: -</p> -<p>“Zeg, is het waar, dat Duvillard beginnen wil met dien beruchten spoorweg door de -Sahara? Een reusachtige onderneming: het gaat ditmaal over honderden en nogmaals honderden -millioenen … Gisterenavond haalde op de courant Fonsègue zijn schouders ervoor op, -zeide, dat het krankzinnigenwerk was, dat hij er niet aan geloofde.” -</p> -<p>“Dat zaakje komt in orde. Voor we acht-en-veertig uur verder zijn, zal Fonsègue de -voeten van den baron kussen,” zeide Dutheil met een schertsend knipoogje. -</p> -<p>En vroolijk gaf hij te verstaan welk een gouden manna weer neer zou vallen op de trouwe -vrienden, op alle mannen van goeden wil. Wanneer de storm voorbij is, schudt de vogel -zijn vleugels. En in de vroolijke zekerheid van het te verwachten geschenk was hij -opgewekt en spraakzaam, als had de affaire met de Afrikaansche sporen hem nooit wanhopig -gemaakt. -</p> -<p>“Bliksems,” zeide Massot, nu ernstig geworden; “dit is dus meer dan een triomf; het -is de belofte van een nieuwe oogst. Dan is het ook niet te verwonderen, dat men hier -elkaar half dood dringt.” -</p> -<p>Op dat oogenblik hief het orgel een triomphantelijk begroetingslied aan. Eindelijk -betrad de stoet de kerk. Terwijl deze plechtig in het heldere zonlicht de treden besteeg, -ontstond onder de menigte, die tot in de rue Royale stond en het rijtuig- en omnibusverkeer -stremde, een luid lawaai. Nu trad hij onder de hooge, echoënde gewelven en schreed -<span class="pageNum" id="pb410">[<a href="#pb410">410</a>]</span>tusschen de twee dicht op elkander gedrukte rijen genoodigden naar het hoofdaltaar. -Allen waren opgestaan, allen rekten, glimlachend en brandend van nieuwsgierigheid, -hun halzen uit. -</p> -<p>Eerst schreed, achter den prachtig uitgedosten kerkdienaar, Camille aan den arm van -haar vader, baron Duvillard, die trotsch en hoogmoedig als een overwinnaar liep. Zij, -gehuld in een sluier van bewonderenswaardige Alençon-kant, welke vastgehouden werd -door een diadeem van oranjebloesem, in een japon van geplisseerde zijden mousseline -op een onderkleed van wit satijn, was zóó gelukkig, straalde zóó in het bewustzijn -van haar overwinning, dat zij bijna knap leek. Zij liep rechtop; het was nauwelijks -zichtbaar, dat haar linkerschouder hooger was dan haar rechter. Dan volgde Gérard -met zijn moeder, gravin de Quinsac, aan zijn arm: hij zeer mooi en correct, zij voornaam -en waardig in haar pauwblauw met staal- en goudparelen bestikt zijden kleed. Maar -vooral was het wachten op Eve; iedereen rekte zich uit, toen zij aan den arm van generaal -de Bozonnet, een der getuigen en den naasten bloedverwant van den bruidegom, verscheen. -Zij droeg een kleed van vieux rose taffetas met Valenciennes-kant van onschatbare -waarde; nooit had zij er jonger en blonder uitgezien. Toch zeiden haar oogen, dat -zij geweend had, ofschoon zij zich tot een lachje dwong. Met de lijdende gratie van -haar geheele persoonlijkheid deed zij aan een weduwe denken, verried zij het smartelijke -offer, dat zij met het opgeven van den geliefden man gebracht had. Hierop kwamen de -drie andere getuigen, ieder met een dame aan hun arm. Monferrand vooral, die zeer -vroolijk en zonder eenige majesteit met zijn dame, een kleine, lichtzinnig uitziende -brunette, lachte, werd opgemerkt. In den eindeloozen, plechtigen stoet liep ook nog -Hyacinthe, wiens kostuum met de symmetrisch geplooide rokspanden bijzonder in het -oog viel. -</p> -<p>Nadat het bruidspaar voor de voor hen bestemde bidstoelen en de beide families op -de groote, roodfluweelen en vergulde fauteuils plaats genomen hadden, begon de ceremonie -met buitengewone pracht. De pastoor der Madeleine officieerde zelf; zangers van de -Opera versterkten het koor voor de gezongen mis, die het orgel met een voortdurend -jubellied begeleidde. Al de luxe, alle mogelijke mondaine en kerkelijke pracht werd -ten toon gespreid, als had men van dit <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> een openbaar feest, een overwinning, de apotheose <span class="pageNum" id="pb411">[<a href="#pb411">411</a>]</span>van een klasse willen maken. Ja, zelfs de onbeschaamdheid en het uittartende van dit -verschrikkelijke, aan iedereen bekende en op deze wijze geafficheerde huiselijke drama -gaf aan de plechtigheid den glans van een <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> grootschheid. Doch vooral voelde men dit, toen monseigneur Martha, in koorhemd en -stola, zelf het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> kwam inzegenen. -</p> -<p>Hoog opgericht, blozend en frisch, glimlachte hij half en sprak de sacramenteele woorden -met de verheven zalving van een hoogepriester, die gelukkig is de twee groote rijken, -wier erfgenamen hij vereenigde, te verzoenen. Met ongeduld verbeidde men zijn toespraak -tot de jonggehuwden. Hij overtrof er zichzelf in; zij werd een triomf voor hem. Had -hij in deze kerk niet de moeder gedoopt, de nog zoo mooie blonde Eve, de door hem -tot het Katholieke geloof bekeerde Jodin? Had hij niet in deze kerk zijn drie beroemde -causerieën over den nieuwen geest gehouden, waarvan, naar zijn meening, het bankroet -der wetenschap, het ontwaken van het Christelijk spiritualisme, de verzoeningspolitiek, -die uitloopen moest op de verovering der Republiek, het gevolg was. Hij mocht zich -wel de vrijheid veroorlooven zich met fijne toespelingen met zijn werk geluk te wenschen, -nu hij een armen zoon der aristocratie verbond met de vijf millioen van deze burgerlijke -erfgename, in wie de overwinnaars van 1789, die thans meesters der macht waren, triompheerden. -Alleen de bedrogen, bestolen vierde stand, het volk, maakte het feest niet mede. -</p> -<p>Monseigneur Martha bezegelde in deze echtgenooten het nieuwe verbond, verwezenlijkte -de politiek van den paus, den heimelijken drang van het Jezuïtische opportunisme, -dat de democratie, de macht en het geld verbindt, om er zich dan meester van te maken. -In zijn peroratie wendde hij zich tot den glimlachenden Monferrand en scheen het woord -tot hem te richten, toen hij het jonge paar een geheel in de vrees van God opgaand -leven van Christelijken deemoed en Christelijke gehoorzaamheid toewenschte. Hij bezwoer -de ijzeren hand Gods, de ijzeren vuist, als die van den gendarm, welke belast is met -de handhaving van den wereldvrede. Iedereen was op de hoogte van de diplomatieke verstandhouding -tusschen den bisschop en den minister; er moest het een of ander geheim verdrag bestaan, -waardoor beiden hun autoritairen hartstocht, hun heerschzucht bevredigen konden. -</p> -<p>“Wat zou de oude Justus Steinberger pleizier hebben, als <span class="pageNum" id="pb412">[<a href="#pb412">412</a>]</span>hij zag, dat zijn kleindochter trouwde met den laatsten de Quinsac!” fluisterde Massot, -die bij Dutheil was blijven staan. -</p> -<p>“Maar zulke <span class="corr" id="xd30e5228" title="Bron: huwlijken">huwelijken</span> zijn juist goed,” antwoordde de afgevaardigde. “Het is de mode. Joden, Christenen, -bourgeoisie en adel hebben alle reden om zich te vereenigen, ten einde de nieuwe aristocratie -te vormen. We hebben er een noodig, anders zou het volk ons boven het hoofd groeien.” -</p> -<p>Massot moest desniettemin lachen om het gezicht, dat Justus Steinberger gezet zou -hebben, als hij monseigneur Martha gehoord had. Inderdaad liep het gerucht, dat de -oude Joodsche bankier sedert de bekeering van zijn dochter Eve, met wie hij niet meer -omging, zich voor alles, wat zij zeide of deed, interesseerde, als zag hij in haar -meer dan ooit een wapen van wraak en verovering tegen deze Christenen, van wier verwoesting -zijn ras, naar men zeide, droomde. Nu hij Duvillard, door haar aan hem tot vrouw te -geven, niet, zooals hij gehoopt had, had kunnen veroveren, troostte hij zich blijkbaar -met het buitengewone geluk van zijn bloed, dat zich nu vereenigde met dat van zijn -vroegere hardvochtige meesters, welke daardoor geheel ten gronde gericht werden. Was -dat niet de definitieve overwinning der Joden, waarover men sprak? -</p> -<p>Een laatste triomflied van het orgel besloot de plechtigheid. De beide families en -de getuigen gingen naar de sacristie, waar de trouwacte geteekend werd en de gelukwenschen -in ontvangst genomen werden. -</p> -<p>Intusschen bleven de menschen staan en vormden zich opgewekt pratende groepjes. Monferrand -werd dadelijk door velen omringd. Massot maakte er Dutheil op opmerkzaam hoe onderdanig -de advocaat-generaal <span class="corr" id="xd30e5235" title="Bron: Lehman">Lehmann</span> hen kwam begroeten. Bijna onmiddellijk daarna verschenen de rechter van instructie -Amadieu en ook de vice-president van het Hof de Larombardière, hoewel deze laatste -een der laatste getrouwen van den salon der gravin was. Zij waren de vleiende en gehoorzame -leenmannen der regeering, die bevordert, benoemt en afzet. Men beweerde, dat <span class="corr" id="xd30e5238" title="Bron: Lehman">Lehmann</span> in de zaak der Afrikaansche spoorwegen Monferrand een grooten dienst bewezen had, -door sommige dossiers te laten verdwijnen. En had men den glimlachenden, door en door -Parijschen Amadieu niet het hoofd van Salvat te danken? -</p> -<p>“Die drie komen hun bedankje halen voor hun geguillotineerde van gisteren,” prevelde -Massot. “Monferrand is dien ongelukkige wel grooten dank verschuldigd, want eerst -heeft <span class="pageNum" id="pb413">[<a href="#pb413">413</a>]</span>hij met zijn bom den val van het ministerie verhinderd, en later, toen het er om ging -een man te vinden, wiens vuist sterk genoeg was om het anarchisme te worgen, heeft -hij hem het voorzitterschap van den ministerraad verschaft. Wat een strijd, hè: Monferrand -aan den eenen en Salvat aan den anderen kant! Een hoofd moest ten slotte vallen! Hoor, -zij praten er nu over!” -</p> -<p>Inderdaad werden de drie magistraten, die den almachtigen minister gingen begroeten, -door dames, wier nieuwsgierigheid door de verslagen in de bladen koortsachtig geprikkeld -was, uitgevraagd. Amadieu, die qualitate qua de terechtstelling bijgewoond had, gaf -antwoord, blij, dat hij nog eenmaal gewichtig doen kon, en vastbesloten, dat, wat -hij de legende van den heldenmoed van Salvat noemde, te vernietigen. Volgens hem had -die misdadiger volstrekt geen waren moed getoond; slechts trots had hem staande gehouden; -maar hij was zoo bang en angstig geweest, dat hij reeds dood was alvorens hij onder -de bijl kwam. -</p> -<p>“Ja, dat is de waarheid,” riep Dutheil. “Ik was er bij.” -</p> -<p>Massot trok hem aan zijn arm, verontwaardigd, hoewel hij altijd met alles spotte. -</p> -<p>“Jij hebt er niets van gezien. Salvat is zeer dapper gestorven; het is gemeen dezen -armen drommel tot in den dood te bezoedelen.” -</p> -<p>Maar deze voorstelling van Salvat’s laffen dood was veel te vleiend voor de ijdelheid -van vele menschen. Het was als het ware het laatste brandoffer, dat men, om Monferrand -aangenaam te zijn, aan diens voeten legde. Hij bleef kalm lachen als een dapper man, -die slechts wijkt voor de noodzakelijkheid. Zeer vriendelijk toonde hij zich ten opzichte -van de drie magistraten, die hij bedanken wilde voor de dapperheid, waarmede zij hun -taak tot het einde toe vervuld hadden. Den vorigen dag had hij, na de terechtstelling, -in de Kamer een overweldigende meerderheid verkregen. Overal heerschte orde, alles -ging in Frankrijk zoo goed als het maar gaan kon. Toen Vignon, die als kalm speler -de <span class="corr" id="xd30e5252" title="Bron: huwlijksplechtigheid">huwelijksplechtigheid</span> bij had willen wonen, naderbij kwam, sprak de minister hem aan en fêteerde hem, deels -uit coquetterie, deels uit taktiek, daar hij ondanks alles nog steeds bang was, dat -de naaste toekomst aan dezen zoo intelligenten jongen man zou toebehooren. Toen een -gemeenschappelijke vriend hun mede kwam deelen, dat het met Barroux’ gezondheid heel -slecht stond en de doktoren aan zijn herstel wanhoopten, <span class="pageNum" id="pb414">[<a href="#pb414">414</a>]</span>deden zij heel meewarig. Die arme Barroux! Sedert de zitting, waarin hij gevallen -was, nam hij van dag tot dag af: de ondankbaarheid van het land trof hem midden in -zijn hart; hij stierf aan de <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> beschuldiging van geschacher en diefstal—hij, die zoo rechtschapen, zoo eerlijk was, -die zijn leven voor de Republiek gegeven had! -</p> -<p>“Maar wie bekent ook?” herhaalde Monferrand. “Het publiek begrijpt dat niet.” -</p> -<p>Op dat oogenblik kwam Duvillard, zijn vaderrol in den steek latend, naar hen toe; -van nu af aan werd de triomf van den minister nog grooter door den zijne. Was hij -niet de meester, was hij niet het geld, de eenige vaste, eeuwige macht, die boven -deze ééndaagsche macht, boven die zoo snel van hand tot hand gaande ministerportefeuilles -stond? Monferrand regeerde en zou verdwijnen; Vignon zou regeeren en verdwijnen—Vignon, -die reeds aan zijn voeten lag, daar hij zeer goed wist, dat men zonder de millioenen -der financieele mannen niet regeeren kan. Was hij dus niet de eenige triomphator, -die voor vijf millioen een zoon der aristocratie kocht, die als het ware de belichaming -van de almachtig geworden bourgeoisie geworden was, die heerschte als onbeperkt koning, -als meester van den algemeenen rijkdom en niets daarvan wilde prijsgeven, zelfs niet -onder het springen van bommen. Dit feest was zijn feest; hij alleen zette zich aan -het festijn, weigerde toe te stemmen in een nieuwe deeling, nu hij alles veroverd -had, alles bezat en nog slechts tegen zijn zin aan de arme drommels van arbeiders, -die de Revolutie vroeger bedrogen had, de kruimels van zijn tafel overliet. -</p> -<p>Van dit oogenblik af was de zaak der Afrikaansche spoorwegen nog slechts een oude, -in een commissie begraven, weggegoochelde zaak. Al degenen, die erin gecompromitteerd -waren, de Dutheils, de Chaigneux, de Fonsègue’s lachten in hun vuistje, nu zij bevrijd -waren door de ijzeren vuist van Monferrand en mede omhoog geheven werden door den -triomf van Duvillard. Het gemeene artikel van Sanier, dat de <i>Voix du Peuple</i> dien ochtend gepubliceerd had, die vuile onthullingen, telde zelfs niet meer mede; -men haalde er slechts zijn schouders voor op, zoo moe was het met modder gevoede, -met onthullingen en laster oververzadigde publiek al die sensatie-schandalen geworden. -Nog slechts één koortsachtige gruweling maakte zich van de menigte meester; het gerucht -van het eerstdaags tot stand komen van de <span class="pageNum" id="pb415">[<a href="#pb415">415</a>]</span>beroemde Trans-Sahara-baan, die millioenen op de trouwe vrienden zou doen regenen. -</p> -<p>Terwijl Duvillard amicaal met Monferrand en Dauvergne, die zich bij hen gevoegd had -stond te <span class="corr" id="xd30e5270" title="Bron: pralen">praten</span>, zeide Massot fluisterend tegen zijn hoofdredacteur Fonsègue: -</p> -<p>“Dutheil heeft mij daareven verteld, dat hun Trans-Sahara-baan klaar is en ze de zaak -in de Kamer zullen wagen. Zij zeggen zeker te zijn van het succes.” -</p> -<p>Maar Fonsègue was skeptisch gestemd. -</p> -<p>“Onmogelijk; zij zullen niet zoo gauw opnieuw durven beginnen.” -</p> -<p>Toch had de tijding hem ernstig gemaakt. Ten gevolge van zijn onvoorzichtigheid met -de Afrikaansche sporen was hij zoo bang geworden, dat hij zichzelf gezworen had in -den vervolge zijn voorzorgsmaatregelen te nemen. Maar dat behoefde niet zoo ver te -gaan, om zich buiten alle zaken te houden. Men moest wachten, ze bestudeeren, maar -mededoen, aan alles mededoen. -</p> -<p>Juist toen hij naar den groep van Duvillard en de twee ministers keek, zag hij een -ronselen van Chaigneux, die in de sacristie recruten werven bleef voor de tooneelvoorstelling -van dien avond. Hij stak den loftrompet over Silviane, wakkerde de nieuwsgierigheid -aan, voorspelde een enorm succes. Dan ging hij naar Dauvergne en zeide, terwijl zijn -lange ruggegraat in tweeën boog: -</p> -<p>“Waarde minister, ik moet u een verzoek doen uit naam van een schoone dame, wier overwinning -vanavond niet volkomen zijn zou, wanneer u u niet verwaardigt uw goedkeuring daaraan -te hechten.” -</p> -<p>Dauvergne, een mooie, groote, blonde man met achter een lorgnet glimlachende blauwe -oogen luisterde met de grootste welwillendheid. Hij had als minister van Openbaar -Onderwijs veel succes, hoewel hij absoluut niets wist van de universiteit; maar als -echt Parijzenaar uit Dijon was hij, naar men zeide, uiterst <span class="corr" id="xd30e5282" title="Bron: takvol">taktvol</span> en handig, gaf feesten, waarop zijn jonge en zeer bekoorlijke vrouw schitterde, en -ging als een verlicht vriend van schrijvers en kunstenaars door. Het engagement van -Silviane aan de Comédie, tot nog toe zijn voornaamste werk, dat iederen anderen minister -ten val gebracht zou hebben, had hem door een zeldzamen samenloop van omstandigheden -populair gemaakt. Men vond dat iets onverwachts en amusants. -</p> -<p>Toen hij begrepen had, dat Chaigneux alleen maar zekerheid <span class="pageNum" id="pb416">[<a href="#pb416">416</a>]</span>wilde hebben, dat hij ’s avonds in zijn loge in de Comédie zou zitten, werd hij dubbel -vriendelijk. -</p> -<p>“Maar dat spreekt van zelf, waarde heer. Wanneer je een zoo bekoorlijk petekind hebt, -laat je haar in de ure des gevaars niet in den steek.” -</p> -<p>Monferrand, die met één oor geluisterd had, draaide zich plotseling om. -</p> -<p>“Zeg haar, dat ik ook van plan ben te komen, zoodat zij twee vrienden meer in de zaal -zal hebben.” -</p> -<p>Duvillard boog verrukt en met van ontroering en dankbaarheid schitterende oogen, alsof -de ministers hem persoonlijk een onvergetelijken dienst bewezen. -</p> -<p>Nu eerst kreeg Chaigneux, die zelf eveneens hartelijk bedankt had, Fonsègue in het -oog. Hij vloog naar hem toe en nam hem wat ter zijde. -</p> -<p>“O, waarde collega, die zaak moest beslist in orde komen. Zij is van het allerhoogste -belang.” -</p> -<p>“Maar wat dan?” vroeg Fonsègue verbaasd. -</p> -<p>“Dat artikel van Massot natuurlijk, dat je niet wilt opnemen.” -</p> -<p>Ronduit verklaarde de directeur van den <i>Globe</i>, dat het artikel niet opgenomen zou worden. Hij verdedigde de waardigheid en den -ernst van zijn blad: voor een courant, waarvan hij met zooveel moeite een voornaam -orgaan van onaanvechtbare moraliteit gemaakt had, zouden dergelijke loftuitingen op -een snol, ja een gewone snol, bezoedelend en bevuilend schijnen. Overigens lachte -hij om de heele zaak, sprak in ruwe termen over Silviane, zeide, dat zij gerust in -het openbaar haar rokken op mocht lichten, daar had hij niets tegen. Maar de <i>Globe</i> was iets heiligs. -</p> -<p>“Kom, waarde collega, doe het alleen maar om mij een genoegen te doen,” drong Chaigneux -wanhopig aan. “Als het artikel niet in de courant komt, zal Duvillard denken, dat -het mijn schuld is. En u weet, dat ik hem noodig heb. Het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> van mijn dochter zal er weer door uitgesteld worden—ik weet waarachtig niet meer -wat ik doen moet.” -</p> -<p>En toen hij zag, dat zijn persoonlijk ongeluk Fonsègue volkomen koud liet: -</p> -<p>“Maar in uw eigen belang dan, waarde collega, in uw eigen belang. Duvillard heeft -het artikel gelezen en juist omdat het zoo ophemelend is, staat hij erop, dat het -in den <i>Globe</i> verschijnt. Bedenk toch, dat hij zeker met u breken zal.” -</p> -<p>Een oogenblik bleef Fonsègue zwijgen. Dacht hij aan den <span class="pageNum" id="pb417">[<a href="#pb417">417</a>]</span>Trans-Sahara-spoorweg? Zeide hij tot zichzelf, dat het hard zou zijn op dit oogenblik -oneenigheid te krijgen, zijn deel niet te ontvangen bij de aanstaande verdeeling onder -de trouwe vrienden? Maar de gedachte, dat hij voorzichtig moest zijn en afwachten, -behaalde blijkbaar de overwinning. -</p> -<p>“Neen, neen, ik kan niet, het is een gewetensquaestie.” -</p> -<p>Intusschen bleven de gelukwenschen toestroomen. Het leek wel, alsof geheel Parijs -defileerde. En steeds weer dezelfde glimlachende gezichten, dezelfde handdrukken. -Het jonge paar en de beide families moesten, hoewel doodmoede, een verrukt gezicht -blijven zetten. De hitte werd ondragelijk, een fijn stof steeg op van den bodem als -bij het voorbijtrekken van groote kudden. -</p> -<p>De kleine prinses de Hardt, die God weet waar en God weet waarmede zich verlaat had, -sprong plotseling te voorschijn, viel Camille om den hals, gaf ook Eve een zoen en -hield Gérard’s handen in de hare, terwijl zij hem overdreven complimenten maakte. -Dan zag zij Hyacinthe, maakte zich van hem meester en nam hem mede in een hoek. -</p> -<p>“Ik heb je iets te vragen.” -</p> -<p>Hyacinthe zeide dien dag geen woord. Het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> van zijn zuster vond hij een verachtelijke, onzegbaar vulgaire ceremonie. Weer eene -en weer een, die deze vuile en gemeene wet der geslachten erkenden en de menschelijke -absurditeit der wereld vereeuwigden. Hij had dan ook besloten het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> zwijgend en met een hautain, afkeurend uiterlijk bij te wonen. -</p> -<p>Ongerust keek hij Rosemonde aan, want hij was blij met haar gebroken te hebben, vreesde, -dat de een of andere luim haar weer tot hem terugbrengen zou. Voor de eerste maal -zeide hij dien dag iets. -</p> -<p>“Als vriend wil ik alles voor u doen.” -</p> -<p>Zij begon te lachen en zeide, dat het haar dood zou zijn, als zij het debuut van Silviane, -wier vriendin en hartstochtelijke bewonderaarster zij was, niet zou kunnen bijwonen; -zij bezwoer hem aan zijn vader te vragen haar uit te noodigen in zijn loge, waarin, -zooals zij wist, nog een plaatsje vrij was. -</p> -<p>Nu begon hij bij de gedachte, dat dit een einde van zeldzame en symbolische aesthetiek -zou zijn, zelf te glimlachen. Die Silviane zou hem van Rosemonde bevrijden; deze beide -vrouwen zouden de onvruchtbare liefde belichamen. Hij was—in naam der schoonheid—voor -het éénslachtelijke <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span>, dat geen kinderen voortbrengt.<span id="xd30e5339"></span> -<span class="pageNum" id="pb418">[<a href="#pb418">418</a>]</span></p> -<p>“Afgesproken. Ik zal het tegen papa zeggen; er zal een plaats voor je zijn.” -</p> -<p>Daar het défilé eindelijk verminderde en de sacristie wat leeggeloopen was, konden -het jonge paar en de twee families eindelijk tusschen de roezemoezige menigte, die -gedeeltelijk staan bleef, om hen nog eenmaal te zien, ontsnappen. -</p> -<p>Gérard en Camille zouden dadelijk na de lunch naar een landgoed, dat Duvillard in -Eure bezat, vertrekken. Deze lunch in het op enkele schreden van de Madeleine gelegen -koninklijke hôtel in de rue Godot-de-Mauroy gegeven werd, was een nieuwe verrukking. -De eetzaal op de eerste verdieping was herschapen in een buffet van wonderbaren overvloed -en weelde, terwijl de groote roode salon, de kleine salon in blauw en zilver en al -de openstaande luxueuze vertrekken een grootsche receptie mogelijk maakten. Hoewel -men gezegd had, dat slechts de intieme vrienden der beide families uitgenoodigd waren, -waren meer dan driehonderd personen aanwezig. De ministers hadden zich wegens drukke -ambtelijke bezigheden verontschuldigd, maar men zag de journalisten, de magistraten -en de afgevaardigden, kortom een groot gedeelte van den stroom, die door de sacristie -gevloeid was, terug. Onder de uitgehongerden, die op den aanstaanden buit afkwamen, -voelden de enkele gasten van madame de Quinsac zich het allerminst thuis; generaal -de Bozonnet en markies de Morigny hadden haar naar een canapé in den grooten rooden -salon gebracht en verlieten haar geen oogenblik. -</p> -<p>Eve, die gebroken was van moeheid en wier physieke en moreele kracht zoo goed als -uitgeput was, had plaats genomen In den kleinen blauwen salon, welken haar hartstocht -voor bloemen in een grooten ruiker rozen veranderd had. Zij viel bijna, zij voelde -den vloer onder haar voeten beven; maar toch glimlachte zij, zag zij er mooi en bekoorlijk -uit, zoo dikwijls een gast haar begroeten kwam. Een onverwachte hulp kreeg zij, toen -zij monseigneur Martha zag, die zich verwaardigde de lunch met zijn tegenwoordigheid -te vereeren. Hij schoof een fauteuil naast haar en begon op zijn gewone vriendelijke -en innemende manier met haar te praten. Ongetwijfeld kende hij het <span class="corr" id="xd30e5347" title="Bron: afschuwlijk">afschuwelijk</span> drama, den vergeefs bestreden zielsangst, die dit arme schepsel verteerde, want hij -was vol vaderlijke zorg en troost voor haar. Zij sprak als een ontroostbare weduwe, -die van de wereld afstand doet, en liet doorschemeren, dat God alleen nog haar toeverlaat -kon zijn. Dan kwam het gesprek op het Oeuvre des Invalides <span class="pageNum" id="pb419">[<a href="#pb419">419</a>]</span>du Travail, en zij zeide vast besloten te zijn haar rol als presidente in den vervolge -zeer ernstig op te vatten en zich daaraan geheel te zullen wijden. -</p> -<p>“Ik zou u in dit opzicht gaarne een raad vragen, monseigneur … Ik heb iemand noodig, -om mij daarbij ter zijde te staan, en ik had gedacht daarvoor een priester te nemen, -dien ik bewonder, een echten heilige, abbé Pierre Froment.” -</p> -<p>De bisschop werd ernstig en keek verlegen voor zich, toen de kleine prinses, die met -Dutheil voorbij kwam, den naam hoorde. Met haar gewone onstuimigheid trad zij op het -tweetal toe. -</p> -<p>“Abbé Pierre Froment … O ja, dat heb ik u nog niet eens verteld; ik ben hem in jacquet -en broek tegengekomen. En zij hebben me verteld, dat hij met een meisje in het Bois -de Boulogne fietst … Niet waar Dutheil, we hebben hem gezien.” -</p> -<p>De afgevaardigde boog glimlachend, terwijl Eve verschrikt haar handen vouwde. -</p> -<p>“Maar dat is niet mogelijk! Zoo’n vurige naastenliefde, zoo’n apostelgeloof!” -</p> -<p>Eindelijk kwam de bisschop tusschenbeide: -</p> -<p>“Ja, de Kerk wordt dikwijls door diepen rouw getroffen. Ik heb van den waanzin van -den ongelukkige, over wien u spreekt, gehoord; ik heb het zelfs mijn plicht geacht -hem te schrijven, maar hij heeft mijn brief onbeantwoord gelaten. Ik had zoo gaarne -een dergelijk schandaal willen vermijden. Maar er bestaan nu eenmaal van die <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> krachten, die wij niet overwinnen kunnen. De aartsbisschop heeft dezer dagen het -interdict over hem moeten uitspreken … U zult een ander moeten kiezen, madame.” -</p> -<p>Het was verschrikkelijk. Eve keek Rosemonde en Dutheil aan, maar durfde geen bijzonderheden -vragen; zij kon zich een schepsel, dat het gewaagd had een priester afvallig te maken, -niet voorstellen. Zeker de een of andere schaamtelooze deerne, een van die wulpsche -schepsels! En het scheen haar toe, dat een dergelijke misdaad haar eigen ongeluk voltooide. -</p> -<p>En met een gebaar, dat haar groote luxe, de geurige rozen, waarin zij zich baadde, -en de menigte gasten, die zich bij het buffet verdrongen, tot getuigen nam, prevelde -zij: -</p> -<p>“Ja, overal heerscht bederf. Men kan zich op niemand meer verlaten.” -</p> -<p>Op dat zelfde oogenblik was Camille, op het punt met <span class="pageNum" id="pb420">[<a href="#pb420">420</a>]</span>Gérard te vertrekken, alleen in haar jonge meisjeskamer, toen haar broer Hyacinthe -bij haar kwam. -</p> -<p>“Zoo ben je daar, jongen?… Je moet je haasten, als je me nog een zoen wilt geven … -Ik ga dadelijk weg.” -</p> -<p>Hij gaf haar een zoen en zeide dan heel pedant: -</p> -<p>“Ik had je voor sterker aangezien. Sinds vanochtend toon je een vreugde, die mij tegen -de borst stuit.” -</p> -<p>Zij bleef hem met een kalme minachting aankijken. -</p> -<p>“Je weet heel goed,” ging hij voort, “dat zij je Gérard, dien jij met je oogen verslindt, -toch weer ontneemt, zoodra je terug bent.” -</p> -<p>Haar wangen werden bleek, haar oogen schoten vuur en met gebalde vuisten kwam zij -naar haar broeder toe. -</p> -<p>“Zij! Zij zal hem mij weer ontnemen, zeg je?” -</p> -<p>Zij spraken over hun moeder. -</p> -<p>“Eerder vermoord ik haar, versta je? Laat zij op die vuiligheid niet rekenen, want -den man, dien ik eenmaal heb, houd ik … En jou zou ik aanraden je gemeene praatjes -voor je te houden, want je weet, dat ik je ken; je bent niet meer dan een snol en -een domkop.” -</p> -<p>Hij week achteruit, als had een adder haar scherp, zwart kopje voor hem opgericht. -En in zijn gewone bangheid voor haar vond hij het beter den terugtocht te aanvaarden. -</p> -<p>Terwijl de laatste gasten het buffet bleven plunderen, kwam het jonge paar afscheid -nemen alvorens naar het station te vertrekken. Generaal de Bozonnet had een vrij grooten -kring om zich verzameld en was weer over den militairen dienstplicht, die hem wanhopig -maakte, begonnen; markies de Morigny moest hem terughalen op het oogenblik, dat gravin -de Quinsac met bevende handen en zoo ontroerd, dat de markies de vrijheid nam haar -te steunen, haar zoon en haar schoondochter Camille omhelsde. Hyacinthe was zijn vader -gaan zoeken, dien men nergens vinden kon. Eindelijk ontdekte hij hem in een vensternis -in een druk gesprek met Chaigneux, tegen wien hij op een heftige manier tekeer ging; -hij was woedend toen hij de gewetensbezwaren van Fonsègue hoorde, want wanneer het -artikel niet verscheen, was Silviane in staat het hem alleen te wijten en als straf -haar deur weer voor hem te sluiten. Onmiddellijk had hij zijn triomphantelijk uiterlijk -weer teruggevonden en snelde toe, om zijn dochter een kus op haar voorhoofd te geven, -zijn schoonzoon de hand te drukken en hun beiden op schertsenden toon prettige dagen -toe te wenschen. Eindelijk <span class="pageNum" id="pb421">[<a href="#pb421">421</a>]</span>kwam het afscheid van Eve, naast wie monseigneur Martha glimlachend was blijven staan. -Zij toonde een ontroerende dapperheid en putte uit haar wil, om tot het einde toe -mooi te zijn, een kracht, die haar in staat stelde vroolijk en moederlijk te wezen. -</p> -<p>Vol goedheid en waarlijk heldhaftige verzaking nam zij de eenigszins bevende hand -van Gérard in de hare en hield die een oogenblik vast. -</p> -<p>“Tot ziens, Gérard, blijf gezond en wees gelukkig!” -</p> -<p>Dan wendde zij zich tot Camille en kuste haar op beide wangen, terwijl de bisschop -met toegeeflijke sympathie naar haar beiden keek. -</p> -<p>“Tot ziens, kind!” -</p> -<p>“Tot ziens, moeder!” -</p> -<p>Maar haar stemmen beefden, haar blikken hadden elkaar als flikkerende zwaarden gekruist, -en toen zij elkaar kusten, hadden zij elkaars tanden gevoeld. O, die woede van Camille -haar ondanks haar jaren en haar tranen nog altijd mooi en begeerlijk te zien. En welk -een marteling voor de moeder te moeten aanschouwen, hoe dat jonge meisje, dat ten -slotte overwonnen had, voor eeuwig haar liefde medenam! Wederzijdsche vergiffenis -was onmogelijk; zij zouden elkaar haten tot in het familiegraf, waarin zij eenmaal -naast elkander rusten zouden. -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>’s Avonds echter verontschuldigde barones Duvillard zich, om naar de opvoering van -<i>Polyeucte</i> te gaan. Zij was moe, wilde vroeg naar bed gaan en huilde den geheelen nacht met -haar hoofd in haar kussen. -</p> -<p>In de loge van Duvillard, een avant-scène de balcon, zaten dus alleen de baron, Hyacinthe, -Dutheil en de kleine prinses de Hardt. -</p> -<p>Reeds om negen uur was de zaal gevuld met het gewone roezemoezige, schitterende publiek, -dat groote tooneelgebeurtenissen bezoekt. Geheel Parijs, dat ’s ochtends in de sacristie -van de Madeleine gedefileerd had, vond men hier terug met dezelfde koortsachtige nieuwsgierigheid, -hetzelfde verlangen naar het ongewone en buitenissige; men zag dezelfde gezichten, -dezelfde glimlachjes, vrouwen, die elkaar met kleine knikjes van verstandhouding groetten, -mannen, die elkander met een woord of een gebaar begrepen. Fonsègue zat met twee bevriende -echtparen in de loge van den <i>Globe</i>. <span class="pageNum" id="pb422">[<a href="#pb422">422</a>]</span>In de stalles had de kleine Massot zijn gewonen fauteuil. Ook zag men den rechter -van instructie Amadieu, een der trouwe habitués der Comédie, generaal de Bozonnet -en advocaat-generaal Lehmann. Maar vooral werd de aanwezigheid van Sanier, den verschrikkelijken -Sanier met zijn dikken, apoplectischen kop, opgemerkt, waar hij dienzelfden ochtend -nog zoo’n schandelijk artikel geschreven had. Chaigneux, die voor zichzelf slechts -een bescheiden klapstoeltje gereserveerd had, liep door alle gangen, vertoonde zich -op alle verdiepingen en wakkerde nog voor de laatste maal de geestdrift aan. Toen -in de loge tegenover die van Duvillard de twee ministers Monferrand en Dauvergne hun -plaatsen innamen, ging er een zacht huiveren door de zaal, kwam er een glimlachje -op alle gezichten, want iedereen kende de rol, die zij bij het succes der debutante -spelen zouden. -</p> -<p>Toch hadden den vorigen dag nog booze praatjes de rondte gedaan: Sanier had verklaard, -dat het debuut van Silviane, een algemeen bekende hoer, in de Comédie-Française, en -nog wel in de zeer moreele rol van Pauline, een openlijke uittarting van het algemeen -schaamtegevoel was. De buitensporige gril van het mooie meisje had trouwens al heel -wat stof in de pers opgeworpen. Maar men sprak er nu al een half jaar over en Parijs, -dat er al aan gewend was, stroomde in zijn behoefte, om verstrooid te worden, toe. -Nog voor het gordijn opging, merkte men aan de stemming in de zaal, dat het publiek -vriendelijk gezind en goedlachsch was, bereid om te applaudisseeren, als het vermaakt -werd. -</p> -<p>En werkelijk was het een buitengewoon schouwspel. Toen Silviane, kuisch gedrapeerd, -in de eerste acte optrad, verbaasde zij het publiek door het zuivere ovaal van haar -madonnagezichtje met den onschuldigen mond en de vlekkeloos reine oogen. Maar in het -bijzonder de manier, waarop zij de rol opgevat had, verbijsterde eerst, maar bekoorde -vervolgens. Van af haar vertrouwlijke bekentenis aan Stratonice en haar verhaal van -den droom maakte zij van Pauline een mystieke droomgestalte, een soort kerkraamheilige, -die de door de wolken rijdende Brünnhilde van Wagner op haar zadel medegenomen hebben -zou. Het was volmaakt idioot, tegen alle rede en waarheid in, maar het publiek scheen -er zich daardoor des te meer voor te interesseeren. Het volgde daardoor de mode, maar -werd bovendien nog meer geprikkeld door het scherpe contrast tusschen deze reine lelie -en <span class="pageNum" id="pb423">[<a href="#pb423">423</a>]</span>de deerne met haar ignobele neigingen. Van af dat oogenblik werd het succes van bedrijf -tot bedrijf grooter, in het tweede gedurende haar verklaring met Sévère, in het derde -in haar scène met Félix, in het vierde in haar tooneel met Polyeucte, om het toppunt -te bereiken in de zoo verheven tragische en hartverscheurende scène met Sévère. Een -zacht gefluit, waarvan men Sanier verdacht, verzekerde de overwinning. Monferrand -en Dauvergne gaven, zooals de couranten berichtten, het sein tot toejuichingen; de -geheele zaal geraakte in vuur, Parijs klapte in zijn handen, half uit amusement, half -uit ironie. Het huldigde daarbij ook Duvillard en de sterke vuist van het ministerie-Silviane, -waarover men in de entr’actes gelachen had. -</p> -<p>In de avant-scène van den baron heerschte een koortsachtig gedrang. -</p> -<p>“Zeg,” kwam Dutheil vertellen; “die invloedrijke criticus, met wien we eens gesoupeerd -hebben, is woedend. Hij blijft volhouden, dat Pauline een burgermeisje is, dat slechts -op het laatste oogenblik door het wonder aangeraakt wordt, en dat het een moord is -op de rol door haar dadelijk als heilige maagd op te vatten.” -</p> -<p>“Laat hij maar kletsen,” zeide Duvillard hoogmoedig, “dan wordt erover gepraat … De -hoofdzaak is, dat morgen het artikel van Massot in den <i>Globe</i> komt.” -</p> -<p>Maar op dat punt waren de berichten allesbehalve gunstig. Chaigneux, die weer naar -Fonsègue gegaan was, vertelde, dat deze ondanks het succes, dat hij belachelijk vond, -nog aarzelde. De baron werd boos. -</p> -<p>“Ga aan Fonsègue zeggen, dat ik het wil en dat ik een goed geheugen heb.” -</p> -<p>Achter in de loge delireerde Rosemonde van enthousiasme. -</p> -<p>“Ik smeek je erom, Hyacinthe, breng mij naar de loge van Silviane. Ik kan niet wachten. -Ik moet haar een zoen geven.” -</p> -<p>“Maar wij gaan er allen heen,” riep Duvillard, die het gehoord had, uit. -</p> -<p>De couloirs waren propvol, men verdrong zich tot bij het tooneel. Doch dan deed zich -een hinderpaal voor: de deur der loge was gesloten; en toen de baron klopte, antwoordde -de kleedster, dat mevrouw den heeren verzocht te wachten. -</p> -<p>“O, een vrouw komt er niet op aan,” zeide Rosemonde. en gleed vlug naar binnen. “En -jij kan ook binnenkomen, Hyacinthe, dat komt er even weinig op aan.” -</p> -<p>Silviane, half naakt, liet haar schouders en haar borst afvegen, <span class="pageNum" id="pb424">[<a href="#pb424">424</a>]</span>zoo warm had zij het. Vol geestdrift vloog Rosemonde op haar af, kuste haar, en in -den gloed der vlammende gaslichten en den bedwelmenden geur der bloemen, waarmede -het kleine vertrek gevuld was, praatten zij bijna mond tegen mond. Hyacinthe hoorde, -hoe zij met van bewondering en hartstocht brandende woorden afspraken elkaar bij den -uitgang te zien en dat Silviane ten slotte Rosemonde uitnoodigde een kop thee bij -haar te komen drinken. -</p> -<p>“Je rijtuig wacht op den hoek van de rue Montpensier, niet?” zeide hij met een welwillend -glimlachje tegen de actrice. “Welnu, dan zal ik de prinses daarheen brengen. Dat is -wel zoo eenvoudig, dan kunnen jullie samen naar huis rijden.” -</p> -<p>“Hoe schattig van je,” riep Rosemonde uit. “Afgesproken.” -</p> -<p>De deur ging open; de mannen traden binnen en putten zich uit in loftuitingen. Maar -men moest weer gauw terug naar de zaal voor het vijfde bedrijf. Het werd een triomf. -Het publiek juichte, toen Silviane het beroemde: “<span lang="fr">Je vois, je sais, je suis désabusée</span>” met de zielsverrukking van een heilige martelares declameerde. Toen men de artisten -terugriep, bracht Parijs aan deze theatermadonna, die volgens Sanier zoo goed de rol -van hoer speelde, een laatste ovatie. -</p> -<p>Onmiddellijk ging Duvillard met Dutheil achter de coulissen, om Silviane te halen, -terwijl Hyacinthe Rosemonde naar het op den hoek van de rue Montpensier staande rijtuig -bracht. Dan bleef de jonge man wachten en scheen het heel aardig te vinden, toen zijn -vader met Silviane kwam en deze hem met een gebaar tegenhield, toen hij ook wilde -instappen. -</p> -<p>“Neen, vanavond niet. Ik heb bezoek van een vriendin.” -</p> -<p>Het lachende gezichtje van Rosemonde was achter in het rijtuig opgedoken. Hij bleef -met open mond staan, toen het rijtuig met de beide vrouwen wegreed. Hij, die sedert -zooveel dagen in de weer was, om in genade aangenomen te worden. -</p> -<p>“Wat zal ik je zeggen!” zeide Hyacinthe tegen Dutheil, die zelf wat gechoqueerd was. -“Zij hing mij de keel uit en toen heb ik haar aan Silviane gegeven.” -</p> -<p>Verbijsterd stond Duvillard nog steeds op het trottoir; toen Chaigneux, die uitgeput -naar <span id="xd30e5444"></span>huis ging, hem herkende; hij vloog op hem toe en zeide, dat Fonsègue zich bedacht -had en het artikel van Massot opnemen zou. -</p> -<p>Hyacinthe nam zijn vader mede en troostte hem als een <span class="pageNum" id="pb425">[<a href="#pb425">425</a>]</span>verstandig kameraad, voor wien de vrouw een onrein dier is. -</p> -<p>“Ga mee naar huis … Nu dat artikel verschijnt, kan je het haar morgenochtend brengen. -Ze zal dan zeker open doen.” -</p> -<p>De beide mannen, die loopen wilden, wandelden rookend en slechts nu en dan een woord -wisselend, de op dat uur verlaten en droefgeestige avenue de l’Opéra op, terwijl over -het ingeslapen Parijs een eindelooze weeklacht streek, de <span class="corr" id="xd30e5453" title="Bron: doodstrijd">doodsstrijd</span> van een wereld. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch5.3" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch5.3.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">III.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Sedert de executie van Salvat was Guillaume buitengewoon stil gebleven. Hij scheen -gepreoccupeerd, verstrooid. Uren achter elkaar werkte hij, maakte hij het zoo gevaarlijke -kruit, waarvan hij alleen de formule kende, en waarbij hij door niemand geholpen wilde -worden. Andere malen ging hij uit, om na lange eenzame wandelingen uitgeput thuis -te komen. In den familiekring bleef hij ook verder zeer vriendelijk, dwong hij zich -tot een glimlachen, maar wanneer men iets tot hem zeide, scheen hij, plotseling opschrikkend, -als uit een verre gedachtenwereld te komen. -</p> -<p>Pierre haalde zich in het hoofd, dat zijn broer te veel gerekend had op de heldhaftigheid -van zijn verzaking en het verlies van Marie hem ondragelijk was. Was het niet de gedachte -aan hem, die hem geen oogenblik losliet; verlangde hij niet naar haar, hoe meer de -voor het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> vastgestelde datum naderde? Op een avond waagde hij het uiting te geven aan zijn -vrees, hem nogmaals aan te bieden op reis te gaan, te verdwijnen. -</p> -<p>Reeds bij de eerste woorden viel Guillaume hem in de rede: -</p> -<p>“Pierre, beste jongen! Ik houd te veel van jou, ik houd te veel van jou, om berouw -te hebben over mijn daad … Neen, nu ik jullie samen gelukkig zie, ben ik zelf gelukkig, -geven jullie mij moed en kracht … En heusch, je vergist je, ik heb niets; mijn werk -neemt zeker mijn gedachten heelemaal in beslag.” -</p> -<p>Dien avond was hij buitengewoon vroolijk en opgewekt. Onder het middagmaal vroeg hij -of de behanger gauw de beide kamertjes, die Marie boven het laboratorium had, in orde -zou komen maken voor het jonge paar. Marie, die, sedert de datum voor het <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> bepaald was, kalm en <span class="pageNum" id="pb426">[<a href="#pb426">426</a>]</span>glimlachend, zonder overhaasting of verlegenheid wachtte, begon hem nu vroolijk te -vertellen wat zij wilde: een met rood katoen van twintig sous per meter behangen kamer; -meubelen van verlakt vurenhout, zoodat zij zou kunnen denken buiten te zijn; en eindelijk -een tapijt, want een tapijt was voor haar het toppunt van luxe. Zij lachte en hij -lachte vroolijk en vaderlijk mede, zoodat Pierre tot de overtuiging kwam, dat hij -zich vergist had. -</p> -<p>Maar reeds den volgenden dag viel Guillaume in zijn droomerijen terug en Pierre’s -ongerustheid begon opnieuw, toen hij opgemerkt had, dat ook Grootmoeder nooit zoo -stil geweest was. Daar hij haar er niet naar vragen durfde, kwam hij eerst op de nuttelooze -gedachte de drie zoons aan het praten te krijgen, want noch Thomas, noch François -noch Antoine wisten iets of wilden iets weten. Alle drie deden met een glimlachende -opgewektheid en in grooten eerbied en vereering voor hun vader hun werk. Naast hem -levend, vroegen zij hem nooit iets over zijn werk of over zijn plannen, vonden zij, -dat wat hij deed slechts rechtvaardig en goed kon zijn, en waren bereid het, zonder -nader onderzoek, op de eerste vraag met hem te doen. Maar blijkbaar hield hij hen -ver van ieder gevaar verwijderd, wilde hij het offer alleen brengen, was Grootmoeder -zijn eenige vertrouwde, de eenige, die hij om raad vroeg en naar wie hij luisterde. -Pierre zag er dan ook van af, om te trachten iets van de kinderen te weten te komen, -hij maakte zich nog slechts ongerust over haar ernst, vooral sedert hij meende gemerkt -te hebben, dat zij en Guillaume ieder oogenblik in haar kamer langdurige conferenties -hielden. Zij sloten zich daarin op en gaven zich daar blijkbaar over aan ingewikkelde -bezigheden, gedurende welke de kamer als uitgestorven scheen. -</p> -<p>Op een dag zag Pierre Guillaume met een schijnbaar zeer zwaren handkoffer uit de kamer -komen. Onmiddellijk herinnerde hij zich de vertrouwelijke mededeeling van zijn broeder: -het kruit, waarvan een pond genoeg was om een kathedraal in de lucht te laten vliegen, -de verschrikkelijke machine, die hij aan Frankrijk wilde geven, om het de overwinning -over andere naties te verzekeren. En hij herinnerde zich ook, dat Grootmoeder alleen -in het geheim ingewijd was, dat zij langen tijd, toen Guillaume bang was voor een -huiszoeking der politie, op de patronen van de vreeselijke springstof geslapen had. -Waarom bracht hij de hoeveelheid kruit, die hij <span class="pageNum" id="pb427">[<a href="#pb427">427</a>]</span>sedert eenigen tijd fabriceerde, nu weg? Een vermoeden, een heimelijke vrees gaf hem -de kracht zijn broer plotseling te vragen: -</p> -<p>“Ben je ergens bang voor, dat je hier niets bewaren wilt? Wanneer je in moeilijkheden -verkeert, kan je alles in mijn huis brengen, waar toch niemand komt zoeken?” -</p> -<p>Verwonderd keek Guillaume hem aan. -</p> -<p>“Ja … Ik weet, dat de arrestaties en huiszoekingen, sedert zij dien ongelukkige geguillotineerd -hebben, weer opnieuw begonnen zijn. Zij schijnen te vreezen, dat de een of andere -wanhopige hem wreken zal. Bovendien is het heel gevaarlijk kruit, dat zulk een verwoestende -kracht heeft, hier te houden. Ik breng het liever op een veilige plaats … In Neuilly, -jongen, neen, neen, dat zou niet veilig genoeg zijn!” -</p> -<p>Hij sprak heel kalm, nauwlijks beefde hij even. -</p> -<p>“Is alles nu klaar?” vroeg Pierre verder. “Ben je van plan eerstdaags je machine aan -den minister van Oorlog te geven?” -</p> -<p>In zijn openhartige oogen verscheen een aarzeling; hij stond op het punt te liegen. -Dan kalm: -</p> -<p>“Neen, daar heb ik van afgezien. Ik ben op een andere gedachte gekomen.” -</p> -<p>Hij zeide het met een zoo vreeselijke vastberadenheid, dat Pierre niet durfde vragen, -wat die andere gedachte was. Maar van af dat oogenblik huiverde hij onder een heimelijke -onrust; van uur tot uur voelde hij uit het zwijgen van Grootmoeder en uit de steeds -heldhaftiger en vrijer wordende gelaatstrekken van Guillaume, dat iets ontzaglijks, -iets verschrikkelijks geboren werd, grooter werd en geheel Parijs overstroomen zou. -</p> -<p>Op een middag, dat Thomas naar de fabriek Grandidier gaan zou, hoorden zij, dat Toussaint, -de oude werkman, weer een beroerte gehad had. Thomas beloofde, dat hij in het voorbijgaan -bij den armen man aan zou loopen, om te zien, of ze hem misschien met iets konden -helpen. Pierre wilde medegaan, en zoo gingen zij beiden tegen vier uur weg. -</p> -<p>In het eenige vertrek, waarin de Toussaint’s woonden, aten en sliepen, vonden zij -den werkman als verpletterd op een lagen stoel bij de tafel zitten. Het was een verlamming -aan één zijde van het lichaam, die behalve den arm en het been, ook het rechtergedeelte -van het gezicht had getroffen, zoodat hij zijn spraak zoo goed als verloren had. Hij -stiet nog slechts onverstaanbare keelklanken uit. Op zijn vijftigste jaar geleek hij -wel een grijsaard, tot geen werken meer in <span class="pageNum" id="pb428">[<a href="#pb428">428</a>]</span>staat. Alleen zijn oogen leefden nog, keken de kamer rond, gingen van den een naar -den ander, terwijl zijn vrouw, die, hoewel zij niet genoeg eten kon, toch steeds dik -bleef, in het ongeluk het hoofd omhoog hield en zoo goed mogelijk voor hem zorgde. -</p> -<p>“Een prettig bezoek, Toussaint; mijnheer Thomas met mijnheer den abbé …” -</p> -<p>En dan zich kalm verbeterend: -</p> -<p>“Met mijnheer Pierre, zijn oom … Je ziet wel, dat ze je nog niet vergeten.” -</p> -<p>Toussaint wilde spreken, maar zijn machtelooze poging bracht slechts twee dikke tranen -in zijn oogen. Hij keek de bezoekers met een uitdrukking van onbeschrijfelijke troosteloosheid -aan; zijn kaken beefden. -</p> -<p>“Wind je toch niet zoo op,” zeide zijn vrouw. “De dokter zegt, dat dat heelemaal niet -goed voor je is.” -</p> -<p>Bij het binnenkomen had Pierre gezien, dat twee personen opstonden en achter in het -vertrek waren gaan zitten. Tot zijn groote verbazing herkende hij nu madame Théodore -en de kleine Céline, beiden netjes gekleed en er flink uitziende. Toen zij het ongeluk -vernomen hadden, waren zij met de goedhartigheid van arme schepsels, die het ergste -lijden hadden leeren kennen, onmiddellijk naar haar zwager en oom komen kijken. Zij -schenen nu voor de ellende gevrijwaard te zijn; Pierre herinnerde zich nu hoe men -hem verteld had van de algemeene sympathie, die zich, na de terechtstelling van haar -vader, voor het arme meisje geopenbaard had, de talrijke geschenken, den strijd, wie -haar tot zich nemen zou, totdat eindelijk een oud vriend van Salvat haar als het zijne -aangenomen had en haar weer op school liet gaan, om haar later ergens in de leer te -doen. Madame Théodore zelf was als verpleegster in een ziekenhuis aangesteld. Daarmede -waren beiden gered. -</p> -<p>Toen Pierre naar het jonge meisje ging, om haar een zoen te geven, zeide madame Théodore -tegen haar, dat zij mijnheer den abbé—zoo bleef zij hem eerbiedig noemen—nogmaals -hartelijk moest bedanken. -</p> -<p>“Ja, u hebt ons geluk aangebracht, mijnheer de abbé. Zoo iets vergeet je niet, en -ik zeg haar steeds weer, dat zij u in haar gebeden niet vergeten mag.” -</p> -<p>“En ga je weer naar school, beste meid?” -</p> -<p>“Ja, mijnheer de abbé, en ik vind het heel prettig. We hebben nu aan niets gebrek -meer.” -<span class="pageNum" id="pb429">[<a href="#pb429">429</a>]</span></p> -<p>Een ontroering belette haar verder te spreken en met een snik stamelde zij: -</p> -<p>“Als die arme papa ons nog eens kon zien!” -</p> -<p>Madame Théodore nam nu afscheid. -</p> -<p>“Nu gaan we maar weer … Ik vind het vreeselijk treurig wat jullie nu weer overkomen -is … Céline, geef je oom een zoen … Beste kerel, ik hoop, dat je weer gauw op de been -zult zijn.” -</p> -<p>Zij kusten den lamme op zijn wangen en gingen weg. Toussaint, die geluisterd en rondgekeken -had, volgde haar met zijn nog zoo levendige en intelligente oogen, als brandde hij -van verlangen, om ook in het leven terug te keeren. -</p> -<p>Ondanks haar gewone opgeruimdheid kon madame Toussaint een jaloersche gedachte niet -onderdrukken. -</p> -<p>“Ja, oude jongen,” zeide zij, na een kussen in zijn rug gelegd te hebben, “die twee -hebben meer geluk gehad dan wij. Sedert zij dien idioot van een Salvat een kopje kleiner -gemaakt hebben, lukt haar alles. Zij hebben nu altijd wat te eten.” -</p> -<p>En zich dan tot Pierre en Thomas wendend: -</p> -<p>“Maar wij, arme bliksems, zijn voor de haaien. Wat zal ik u zeggen? Wij zullen van -honger omkomen; mijn arme man is niet geguillotineerd, hij heeft alleen maar zijn -heele leven lang gewerkt, en nu is het gedaan met hem als met een oud beest, dat nergens -goed meer voor is.” -</p> -<p>Zij bood hun stoelen aan en antwoordde op hun medelijdende vragen. De dokter was reeds -tweemaal geweest en had beloofd den zieke zijn spraak te zullen teruggeven, ja misschien -het zóó ver te brengen, dat hij met een stok in de kamer zou kunnen loopen. Maar er -was geen sprake van, dat hij ooit weer aan het werk zou kunnen gaan. Doch waartoe -dienden dan die andere beloften? De oogen van Toussaint zeiden duidelijk, dat hij -liever dadelijk wilde sterven. Wanneer een werkman niet meer werken en zijn vrouw -niet meer onderhouden kan, is hij rijp voor de aarde. -</p> -<p>“Er zijn menschen,” ging zij voort, “die me vragen, of we geen spaarduitjes hebben … -We hadden bijna duizend francs op de spaarbank, toen Toussaint zijn eerste beroerte -kreeg … Je kan je niet voorstellen hoe je sparen moet, om zoo’n som op zijde te leggen, -want van tijd tot tijd wil je toch wel eens een <span class="corr" id="xd30e5518" title="Bron: extratje">extraatje</span> hebben, een lekker hapje of een goede flesch wijn. En in de vijf maanden, dat hij -niet werken kon, zijn met de geneesmiddelen en de versterkende middelen <span class="pageNum" id="pb430">[<a href="#pb430">430</a>]</span>de duizend francs opgegaan. En nu het weer begint, zullen we niet zoo gauw weer goeden -wijn of een schapenbout proeven.” -</p> -<p>De goede vrouw, die altijd dol geweest was op een lekker hapje, verried haar angst -voor de toekomst nog meer door dien uitroep dan door haar ingehouden tranen. Toch -bleef zij flink en dapper; maar welk een ramp zou het voor haar zijn, wanneer zij -haar kamer niet netjes meer houden, ’s Zondags niet een stuk kalfsvleesch op schotel -hebben kon! Het was veel beter als men hen beiden in de goot wierp en de vuilniswagen -hen medenam! -</p> -<p>“Bestaat er niet een Asile des Invalides du Travail en zou men uw man daar geen plaatsje -kunnen geven?” vroeg Thomas. “Dat is de goede plaats voor hem.” -</p> -<p>“Och ja,” antwoordde de arme vrouw; “daar heb ik al over gehoord en ik heb er al naar -geïnformeerd ook. Zij nemen geen zieken in die inrichting op. Als je er naar toe gaat, -antwoorden ze, dat er voor de zieken ziekenhuizen zijn.” -</p> -<p>Met een ontmoedigd gebaar bevestigde Pierre, dat zulk een stap nutteloos was. In een -plotseling visioen zag hij zich weer door Parijs loopen van barones Duvillard, de -presidente, naar den algemeenen administrateur Fonsègue, om eerst na zijn dood den -armen Laveuve opgenomen te krijgen. -</p> -<p>Maar op dat oogenblik hoorden zij het huilen van een heel jong kind, en de beide bezoekers -zagen tot hun verbazing hoe madame Toussaint in het kleine kabinetje ging, waarin -haar zoon Charles zoo lang geslapen had, en er met een kind van een maand of twintig -uitkwam. -</p> -<p>“Lieve hemel, ja, dat is de kleine van Charles. Hij sliep in het bed van zijn vader -en nou is hij wakker geworden. Stelt u voor, dat ik hem juist verleden week Woensdag, -een dag voordat Toussaint die beroerte kreeg, van de min gehaald had, omdat zij dreigde -hem op straat te zetten, daar Charles, die den verkeerden weg op gaat, haar niet meer -betaalt. Ik dacht zoo, dat, nu Toussaint weer aan het werk was, één mondje meer er -niet op aan kwam. En nu hij eenmaal hier is, kan ik hem toch moeilijk op straat zetten.” -</p> -<p>Al pratend liep zij sussend met het kind heen en weer, om het tot bedaren te brengen. -En zij kwam weer terug op die beroerde geschiedenis met het dienstmeisje van den wijnhandelaar -aan de overzijde, dat hij zoo stom geweest was met jong te schoppen en dat nu als -de eerste de beste lichtekooi er met een anderen man vandoor gegaan was. <span class="pageNum" id="pb431">[<a href="#pb431">431</a>]</span>En als Charles nu nog maar werkte zooals vroeger, voordat hij in dienst geweest was! -Toen verzuimde hij geen uur en bracht hij zijn volle loon thuis! Maar nu had hij het -land aan het werk, had hij zijn eigen ideeën en zat hij, al ging hij nog niet zoover -als die idiote Salvat om bommen te werpen, den halven dag bij socialisten en anarchisten, -die zijn hoofd op hol brachten. Het was werkelijk jammer te moeten zien, dat een zoo -flinke en sterke jongen zoo den verkeerden kant opging! Maar in de buurt werd beweerd, -dat er veel zoo waren, dat de beste en meest intelligente arbeiders genoeg hadden -van de ellende, van het werk, dat hun niet genoeg opleverde, om te eten, en dat zij -ten slotte liever alles zouden verwoesten, dan oud te worden zonder de zekerheid, -dat zij tot hun dood hun brood zouden hebben. -</p> -<p>“Ja, de zoons lijken niet veel meer op hun vaders. De jongens van tegenwoordig zullen -niet meer het geduld van mijn armen, ouden Toussaint hebben, die zich gewoon doodgewerkt -zou hebben. Weet u wat Charles zeide, toen hij dezer dagen zijn vader met verlamde -armen en beenen en tong op dien stoel zag zitten? Hij werd boos en schreeuwde, dat -hij zijn heele leven een idioot geweest was, om zich zoo voor de bourgeoisie af te -jakkeren, die hem nu zelfs geen glas water voor belooning geven zou … En toen is hij, -want zijn hart is goed, gaan huilen als een kind.” -</p> -<p>Het kind huilde niet meer, maar toch bleef zij er mede op en neer loopen en drukte -het tegen haar goed grootmoederhart. Haar zoon Charles zou niets voor hen kunnen doen; -hoogstens nu en dan een paar francs, en dan nog moeilijk. Vastgeroest als zij in haar -gewoonten was, wilde zij niet probeeren haar oud beroep van linnennaaister weer op -te vatten; trouwens het zou al moeilijk zijn om buitenshuis het huishouden te gaan -doen, nu zij behalve dit kleine kind ook dit groote nog had, dat zij zou moeten voeren -en verschoonen. Wat zou er nu van hun drieën moeten worden? Zij wist het niet en beefde, -hoe moederlijk-dapper zij ook schijnen wilde! -</p> -<p>Pierre en Thomas voelden hoe een diep medelijden zich van hen meester maakte, toen -zij in dit zoo zindelijke vertrek van arbeid en ellende dikke tranen over de wangen -van den verpletterden, onbeweeglijk op zijn stoel zittenden Toussaint zagen stroomen. -Hij had naar zijn vrouw geluisterd, keek naar haar en naar het arme kleine wezentje, -dat op <span class="pageNum" id="pb432">[<a href="#pb432">432</a>]</span>haar armen sliep; nu hij niet meer spreken kon, ontlastte hij zijn hart in tranen. -</p> -<p>“Kom, wind je toch niet zoo op,” zeide madame Toussaint. “Nu het eenmaal zoo is, is -het zoo.” -</p> -<p>Zij was den kleine weer op bed gaan leggen; toen zij terugkwam, wilden Thomas en Pierre -haar over mijnheer Grandidier, den werkgever van Toussaint, spreken, toen er een nieuw -bezoek kwam. Zij wachtten een oogenblik. -</p> -<p>Het was madame Chrétiennot, de vrouw van den kleinen ambtenaar, de tweede, achttien -jaar jongere zuster van Toussaint. De mooie Hortense, die van de ramp gehoord had, -kwam nu haar sympathie betuigen, ofschoon haar man haar genoodzaakt had bijna geheel -met haar familie, waarvoor hij zich schaamde, te breken. Zij had een goedkoop zijden -japon aan en een hoed met roode <span class="corr" id="xd30e5544" title="Bron: papapers">papavers</span> op, dien zij reeds driemaal vermaakt had; maar ondanks dien luxe voelde men het gebrek, -hield zij haar voeten om haar afgeloopen schoenen onder haar rokken verborgen. Een -miskraam had haar leelijk gemaakt en het verwelken van haar blonde schoonheid verhaast. -</p> -<p>Reeds op den drempel scheen het angstaanjagende uiterlijk van haar broeder, de kaalheid -van het lijdensvertrek, dat zij betrad, haar te verstijven. Na hem een zoen gegeven -te hebben, begon zij dadelijk over haar eigen lot te jammeren, bang als zij was, dat -men haar iets vragen zou. -</p> -<p>“Je bent zeker vreeselijk te beklagen, beste meid. Maar als je eens wist … Iedereen -heeft zijn zorgen … Zoo ben ik door de positie van mijn man genoodzaakt een hoed te -dragen en fatsoenlijk gekleed te gaan, maar je kunt je niet voorstellen hoeveel moeite -het mij kost rond te komen … Met drie duizend francs inkomen doe je niet veel, vooral -als er dadelijk zevenhonderd francs voor huur afgaat. Je zult zeggen, dat we goedkooper -zouden kunnen wonen, maar dat gaat niet, want ik heb een salon noodig voor de visites, -die ik krijg. Reken nu zelf maar … En dan heb ik mijn twee dochters nog; Lucienne -is onlangs met pianospelen begonnen en Marcelle heeft veel aanleg voor teekenen … -Tusschen twee haakjes, ik zou ze graag medegebracht hebben, maar ik was bang, dat -het een te groote ernst voor haar zijn zou. Je neemt het toch niet kwalijk, wel?” -</p> -<p>En zij vertelde nog van andere onaangenaamheden, welke zij door het treurige einde -van Salvat met haar man gehad had. Deze, een ijdele, kleinzielige, opvliegende man, -was <span class="pageNum" id="pb433">[<a href="#pb433">433</a>]</span>woedend, dat hij nu een geguillotineerde in de familie van zijn vrouw had; hij werd -hard tegenover de ongelukkige vrouw, door haar de schuld te geven van hun financieele -moeilijkheden, haar verantwoordelijk te stellen voor zijn eigen middelmatigheid. Het -bekrompen bureauleven maakte hem dagelijks “zuurder”; verschillende avonden kwam het -tot heftige woordenwisselingen, maakte zij hem woedend, door hem te vertellen, dat -zij, toen zij nog winkeljuffrouw bij een confiseur in de rue de Martyrs was, had kunnen -trouwen met een dokter, die haar mooi genoeg vond. Nu de vrouw leelijk werd en de -man zich zelfs met zijn gedroomde vier duizend francs salaris tot eeuwige zorgen veroordeeld -zag, heerschte er in het huishouden voortdurend een onaangename, knorrige, twistzieke -stemming, die, ondanks den zoo duur betaalden roem “een fijne mijnheer en een fijne -dame” te zijn, even ondraaglijk was als de diepste ellende van de arbeidershuisgezinnen. -</p> -<p>“Enfin,” zeide eindelijk madame <span class="corr" id="xd30e5556" title="Bron: Théodore">Toussaint</span>, die genoeg kreeg van de jeremiades van haar schoonzuster, “je hebt toch het geluk -gehad geen derde kind te krijgen.” -</p> -<p>Hortense zuchtte opgelucht. -</p> -<p>“Ja, dat is zoo, want ik weet waarachtig niet, hoe we het groot hadden moeten krijgen. -Afgezien nog van het feit, dat Chrétiennot mij de vreeselijkste scènes maakte en zeide, -dat hij, wanneer ik zwanger was, daaraan onschuldig was en mij, als er een derde kind -kwam, zou laten zitten en ergens anders gaan wonen. Je weet, dat ik bij die miskraam -bijna gestorven ben. Het was iets vreeselijks; ik ben er nog niet heelemaal boven -op. De dokter zegt, dat ik te weinig eet en dat ik mij sterk voeden moet. Maar dat -geeft allemaal niets, ik was er erg blij om.” -</p> -<p>“Dat begrijp ik, want je wou niets liever.” -</p> -<p>“Natuurlijk wilden we niets liever … Chrétiennot riep steeds, dat hij van vreugde -zou dansen … En toch … en toch …” -</p> -<p>Een plotselinge ontroering deed Hortense’s stem beven. -</p> -<p>“Toen de dokter ons aankeek en zeide, dat het een jongen was, deed het mij zoo’n pijn, -dat ik bijna stikte; en ik heb heel goed gezien, dat Chrétiennot zich omkeerde om -zijn gezicht niet te laten zien … We hebben twee meisjes … het zou dus een genot geweest -zijn een zoon te hebben …” -</p> -<p>Tranen stroomden uit haar oogen en stamelend ging zij voort: -<span class="pageNum" id="pb434">[<a href="#pb434">434</a>]</span></p> -<p>“Maar daar we ons nu eenmaal niet de weelde veroorloven kunnen er een te hebben, is -het beter, dat hij niet gekomen is. Voor zichzelf en voor ons heeft hij er goed aan -gedaan terug te keeren vanwaar hij kwam … Maar toch blijft het diep treurig, er is -werkelijk te veel beroerdigheid in het leven!” -</p> -<p>Zij stond op en wilde, na haar broer nogmaals omhelsd te hebben, weggaan, daar zij -bang was voor een nieuwe scène, wanneer haar man haar bij zijn thuiskomst niet vond. -Maar zij bleef nog een oogenblik staan en vertelde, dat zij ook haar zuster, madame -Théodore, en de kleine Céline gezien had. En met iets van jaloezie in haar stem zeide -zij: -</p> -<p>“Mijn man stelt er zich mede tevreden zich iederen ochtend op zijn bureau te gaan -afbeulen. Hij zal zich nooit een kopje kleiner laten maken en het zal niemand ooit -invallen Lucienne en Marcelle een lijfrente na te laten … Enfin, verlies den moed -maar niet; laten we hopen, dat alles nog terecht komt.” -</p> -<p>Toen zij weg was, wilden Pierre en Thomas, alvorens zelf naar de fabriek te gaan, -weten, of mijnheer Grandidier, de eigenaar van de fabriek, op zich genomen had Toussaint -te helpen. Hij had nog slechts een vrij vage belofte gedaan, waarom zij besloten voor -den ouden werkman, die vijf-en-twintig jaar de firma gediend had, een goed woordje -te doen. Ongelukkigerwijze was het reeds lang bestaande plan van een hulp- of pensioenfonds, -waartoe vóór de crisis, waarvan de fabriek zich nu herstelde, voorbereidende maatregelen -genomen waren, door allerlei complicaties en hindernissen mislukt. Anders zou Toussaint -misschien het recht gehad hebben invalide te zijn zonder heelemaal van honger te sterven. -Voor den door ziekte getroffen arbeider bestond er behalve in den rechtvaardigheidszin -van zijn patroon alleen hoop in de barmhartigheid. -</p> -<p>Daar de kleine van Charles opnieuw begon te huilen, nam madame Toussaint hem weer -in haar armen en liep met hem op en neer. -</p> -<p>Thomas drukte de gezonde hand van den verlamde in de zijne. -</p> -<p>“Wij komen terug, we zullen je niet aan je lot overlaten. Je weet, dat we je graag -mogen lijden, omdat je een flink, dapper werkman bent … Reken op ons, we zullen alles -doen wat we kunnen.” -</p> -<p>Zij lieten den ongelukkigen, huilenden man, die alleen nog goed was voor het abattoir, -in de sombere kamer achter <span class="pageNum" id="pb435">[<a href="#pb435">435</a>]</span>met zijn vrouw, die het huilende kind wiegde—een ongelukkige meer, die nu zoo zwaar -op het oude echtpaar drukte en later eveneens in ellende aan den onrechtvaardigen -arbeid crepeeren zou. -</p> -<p>Dien arbeid, den inspannenden, hijgenden en morrenden handenarbeid vonden Pierre en -Thomas in de fabriek terug. De dunne schoorsteenen op de daken bliezen hun rhythmischen -stoomadem uit, als regelden zij de ademhaling zelf van den gemeenschappelijken arbeid. -In de verschillende werkplaatsen heerschte een voortdurend druk bezig zijn, smeedde, -vijlde, perforeerde een heel volk van arbeiders te midden van de vliegende drijfriemen -en de stampende machines. De dagtaak eindigde in de koortsachtige krachtsinspanning, -die gewoonlijk aan het luiden van de bel voorafgaat. -</p> -<p>Toen Thomas naar mijnheer Grandidier vroeg, antwoordde men hem, dat de patroon na -het dejeuner niet meer geweest was, waaruit hij dadelijk begreep, dat zich in het -paviljoen met de altijd gesloten luiken, waarin de fabrikant sedert twee jaar met -zijn krankzinnige vrouw leefde, weer een vreeselijke scène afspeelde. Van uit de kleine, -bijna geheel uit glas gebouwde werkplaats, waar Thomas gewoonlijk arbeidde en waarheen -hij nu zijn oom medenam, om zoo lang te wachten, kon men dat uiterlijk zoo rustige -paviljoen zien. Plotseling meenden zij een luiden, hartverscheurenden kreet te hooren; -dan klonk het als het janken van een geslagen dier. Pierre en Thomas luisterden met -bleeke gezichten en keken elkaar bevend aan. Dan hielden de kreten plotseling op en -zonk het paviljoen in zijn diepe grafstilte terug. -</p> -<p>“Gewoonlijk is zij, naar het schijnt, heel kalm,” zeide Thomas op fluisterenden toon, -“en zit zij dagen lang als een klein kind op het tapijt. Hij houdt van haar, brengt -haar naar bed, helpt ze opstaan, liefkoost ze en maakt ze aan het lachen! Welk een -diep treurig bestaan!… Maar heel zelden heeft zij aanvallen; dan wordt zij woest, -wil bijten en zich dooden door zich tegen den muur te gooien, moet hij met haar vechten, -want niemand anders dan hij raakt haar aan. Hij tracht dan haar in bedwang te houden, -neemt haar in zijn armen, om haar te kalmeeren.… Maar vandaag is het al heel erg. -Zoo’n aanval heeft zij, geloof ik, nog nooit gehad.” -</p> -<p>Na verloop van een kwartier kwam, toen het heelemaal stil geworden was, Grandidier -blootshoofds en nog doodsbleek uit het paviljoen. Toen hij langs de glazen werkplaats -ging en Thomas en Pierre daar zag, kwam hij naar binnen <span class="pageNum" id="pb436">[<a href="#pb436">436</a>]</span>en leunde, als iemand, die door een duizeling overvallen wordt, tegen een aambeeld. -Zijn zacht, energiek gelaat had een angstige, lijdende uitdrukking behouden; naast -zijn linkeroor bloedde een diepe schram. -</p> -<p>Onmiddellijk wilde hij spreken, strijden, in zijn werkzaam leven terugkeeren. -</p> -<p>“Ik ben erg blij, dat ik je zie, Thomas. Ik heb over wat je me omtrent onzen motor -verteld hebt, nagedacht. We moeten er nog eens over praten.” -</p> -<p>Toen de jonge man zijn diepe droefheid zag, kreeg hij een barmhartige ingeving: hij -dacht, dat een plotselinge afleiding, het ongeluk van een ander, hem misschien uit -zijn verdooving zou rukken. -</p> -<p>“Daarvoor ben ik juist gekomen … Maar laat ik u eerst vertellen, dat we van dien ongelukkigen -Toussaint komen, die weer een beroerte gehad heeft. Het is verschrikkelijk om te zien -in welk een ontbering die man na zooveel jaren van arbeid achterblijft.” -</p> -<p>Hij legde den nadruk op de vijf-en-twintig jaar, die de oude arbeider in de fabriek -gewerkt had, sprak over de rechtvaardigheid, die gebood rekening te houden met alles -wat die man van zijn leven gegeven had, en eischte, dat de fabriek hem zoowel uit -een oogpunt van billijkheid als uit medelijden helpen zou. -</p> -<p>“O, mijnheer,” veroorloofde Pierre zich op zijn beurt te zeggen; “wat zou ik u gaarne -een oogenblik medenemen naar de trieste kamer, naar dien armzaligen, ouden, afgetobden, -verpletterden man, die zelfs geen woorden meer vinden kan, om zijn lijden uit te schreeuwen. -Er bestaat niets rampzaligers dan zoo, aan alle goedheid en gerechtigheid wanhopend, -te moeten sterven.” -</p> -<p>Grandidier had zwijgend naar hen geluisterd. Dan kwamen dikke tranen in zijn oogen -en zijn stem beefde, toen hij fluisterend zeide: -</p> -<p>“Weet men eigenlijk wel wat het rampzaligste is? Wie kan van het ergste ongeluk spreken, -als hij het ongeluk van anderen niet mede geleden heeft?… Ja zeker, het is vreeselijk -voor dien armen Toussaint op zijn leeftijd niet meer te weten of er morgen nog eten -voor hem zijn zal. Maar ik ken even groote ellende, verschrikkingen, die het leven -nog meer vergiftigen … O, het dagelijksch brood! Welk een dwaze hoop te gelooven, -dat het geluk heerschen zal, wanneer iedereen zijn dagelijksch brood hebben zal!” -<span class="pageNum" id="pb437">[<a href="#pb437">437</a>]</span></p> -<p>Zijn beven verried het zoo smartelijke drama van zijn leven. Hij was het hoofd der -fabriek, een man, die op het punt stond rijk te worden, die over het kapitaal beschikte -en op wien zijn arbeiders naijverig waren; hij had een fabriek, waarin het geluk teruggekeerd -was, waarvan de machines geld sloegen, zonder dat hij schijnbaar iets anders te doen -had dan het in zijn zak te steken—en toch was hij de ongelukkigste van alle stervelingen, -ging er geen dag voorbij, die niet door den hevigsten zielsangst bedorven werd. Voor -alles moet men boeten. Deze triomphator, deze gunsteling van het geld snikte van wanhoop -op zijn steeds grooter wordenden goudhoop. -</p> -<p>Hij was zeer welwillend en beloofde Toussaint te zullen helpen. Maar wat kon hij doen? -Nooit zou hij het pensioen-principe erkennen, omdat dat de negatie zelf was van het -thans vigeerende loonstelsel. Hij verdedigde zijn rechten als patroon zeer krachtig -en herhaalde, dat de scherpe concurrentie hem dwong die onverbiddelijk te handhaven, -zoolang het tegenwoordige stelsel bestond. Het was zijn plicht op eerlijke wijze goede -zaken te maken. Hij betreurde het, dat zijn arbeiders hun plan om een pensioenfonds -op te richten niet uitgevoerd hadden, en gaf zelfs te kennen, dat hij ze zou aansporen -het weer op te vatten. -</p> -<p>Op zijn wangen was weer een kleur gekomen, hij ging weer geheel op in zijn leven van -dagelijkschen strijd. -</p> -<p>“Ik wou je naar aanleiding van onzen kleinen motor zeggen …” -</p> -<p>En hij praatte lang met Thomas, terwijl Pierre intusschen wachtte. Hij ving sommige -woorden op, maar kon al die technische uitdrukkingen niet begrijpen. Vroeger had de -fabriek kleine stoommotoren vervaardigd, maar deze schenen in de praktijk niet te -voldoen, waarom men naar een andere kracht zocht. De electriciteit, de koningin der -toekomst, was door het gewicht van de toestellen, die zij vereischte, nog niet mogelijk. -Er bleef dus niets anders over dan petroleum, die echter zulke <span class="corr" id="xd30e5604" title="Bron: inconvenienten">inconveniënten</span> opleverde, dat hij, die dezen door een nieuwe, tot nog toe onbekende beweegkracht -vervangen zou, ongetwijfeld een rijk man worden zou. In het vinden en toepassen van -die kracht lag de oplossing van het probleem. -</p> -<p>“Ik heb nu haast,” zeide Grandidier. “Ik heb je kalm laten zoeken zonder je lastig -te vallen met nieuwsgierige vragen, maar nu wordt een oplossing noodzakelijk.” -<span class="pageNum" id="pb438">[<a href="#pb438">438</a>]</span></p> -<p>Thomas glimlachte. -</p> -<p>“Heb nog een beetje geduld; ik geloof, dat ik op den goeden weg ben.” -</p> -<p>Grandidier gaf hun beiden de hand en ging dan zijn gewone tournée door de drukke werkplaatsen -maken, terwijl het gesloten paviljoen zwijgend en doorhuiverd door de ongeneeslijke -smart, waarin hij dagelijks terugkeerde, op hem lag te wachten. -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>De zon ging reeds onder, toen Pierre en Thomas, na den heuvel van Montmartre weer -beklommen te hebben, naar het groote glazen atelier gingen, dat de beeldhouwer Jahan -te midden van de loodsen, werkplaatsen en barakken, die noodig waren voor de <span class="corr" id="xd30e5619" title="Bron: voltooiïng">voltooiing</span> van de basilica van den <span class="corr" id="xd30e5622" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span>, had, om den grooten engel, waarvoor hij een opdracht had gekregen, uit te voeren. -Hier lagen groote, woeste bouwterreinen, die met alle mogelijke materiaal, met een -chaos van gehouwen steenen, balken en machines bedekt waren. Tot de grondwerkers het -laatste toilet aan de omgeving zouden komen maken, bleven de fundeeringsgaten open -liggen, voerden gebroken trappen nog naar beneden, leidden deuren, die door enkele -palen afgesloten waren, nog naar den onderbouw der kerk. -</p> -<p>Thomas, die voor het atelier van Jahan was blijven staan, wees met zijn vinger naar -een van die deuren, waardoor men tot bij de fundeeringswerken kon komen. -</p> -<p>“Bent u nog nooit op het denkbeeld gekomen naar de fundeeringen van de basilica te -gaan kijken? Het is een wereld op zichzelf en buitengewoon interessant. Ze hebben -er millioenen aan verwerkt. Men moest den vasten grond onder in den heuvel zoeken -en ze hebben meer dan tachtig schachten gegraven, die met beton gevuld zijn, om de -kerk op die tachtig onderaardsche zuilen te bouwen … Je ziet ze niet, maar zij dragen -boven Parijs dit monument van dwaasheid en hoon.” -</p> -<p>Pierre was naar het staketsel gegaan en keek, in gedachten verzonken, naar een open -deur, een soort donker portaal, vanwaar een trap naar beneden ging. Droomend dacht -hij aan die onzichtbare zuilen, aan die onzichtbare energie, aan dien wil om te heerschen, -welke het gebouw staande hield. -</p> -<p>Thomas moest hem terugroepen. -<span class="pageNum" id="pb439">[<a href="#pb439">439</a>]</span></p> -<p>“We moeten ons haasten. Het wordt donker. Wij zullen niets meer kunnen zien.” -</p> -<p>Antoine zou <span class="corr" id="xd30e5634" title="Niet in bron">op </span>hen wachten bij Jahan, die hun een nieuwe maquette wilde laten zien. Toen zij binnentraden, -waren zijn beide helpers nog bezig aan den monumentalen engel, welks vleugels zij -boven op een stelling aan het uithouwen waren; Jahan zat met half-bloote en met klei -bedekte handen op een laag stoeltje naar een meter hooge figuur, waaraan hij gewerkt -had, te kijken. -</p> -<p>“Zoo, zijn jullie daar? Antoine heeft al meer dan een half uur gewacht. Ik geloof, -dat hij met Lise naar buiten gegaan is, om de zon over Parijs te zien ondergaan. Zij -zullen dadelijk wel terug zijn.” -</p> -<p>Dan verzonk hij, onbeweeglijk, weer in zijn zwijgende beschouwing. -</p> -<p>Het was een naakte, staande, trotsche vrouwenfiguur van een ondanks den eenvoud der -lijnen zoo verheven majesteit, dat zij reusachtig groot scheen. Haar loshangend, weelderig -haar straalde als haar gezicht, welks verheven schoonheid glansde als de zon. Met -haar beide uitgestrekte armen maakte zij een verwelkomend gebaar; haar beide handen -openden zich voor alle menschen. -</p> -<p>Langzaam en als in een droom verzonken begon Jahan weer te spreken: -</p> -<p>“Herinner je je nog, dat ik een pendant wilde maken van de Vruchtbaarheid, die je -indertijd gezien hebt met haar krachtige heupen, in staat, om een wereld te dragen. -Ik had een Barmhartigheid, die ik heb laten indrogen, zoo banaal en afgezaagd vond -ik die … Toen ben ik op het denkbeeld gekomen een Gerechtigheid te maken. Maar niet -met zwaard en weegschaal! Niet de Gerechtigheid in toga en met baret kan mij in geestdrift -brengen; neen, ik werd hartstochtelijk bezeten door die andere, die, waarop de armen -en lijdenden wachten, die, welke alleen wat orde en geluk onder ons brengen kan … -En toen zag ik haar zoo voor mij, naakt, eenvoudig, groot. Zij is de zon, een zon -van schoonheid, harmonie en kracht, want de zon is de eenige gerechtigheid. Zij straalt -aan den hemel voor allen, geeft met hetzelfde gebaar aan armen en rijken haar pracht, -haar licht, haar warmte, die de bron van alle leven zijn. O, mooi, sterk, rechtvaardig -zijn—dat is het geheele ideaal.” -</p> -<p>Hij stak zijn pijp weer aan en begon hartelijk te lachen. -<span class="pageNum" id="pb440">[<a href="#pb440">440</a>]</span></p> -<p>“Nou, ik geloof, dat de goede vrouw flink op haar beenen staat … Hoe <span class="corr" id="xd30e5647" title="Bron: vindt">vind</span> je haar?” -</p> -<p>Pierre en Thomas putten zich uit in loftuitingen. De eerste was diep ontroerd in deze -kunstenaarsphantasie de gedachte terug te vinden, waarmede hij reeds zoo lang rondliep: -de nabije aëra der Gerechtigheid op de puinhoopen dezer wereld, die de Barmhartigheid -na zoovele eeuwen van ervaring niet voor ondergang had kunnen behoeden. -</p> -<p>Vroolijk vertelde de beeldhouwer, dat hij hier aan deze maquette werkte, om zich wat -te troosten over dien grooten poppenengel, welks banaliteit hem tot wanhoop bracht. -Men had hem weer aanmerkingen gemaakt over de plooien van het kleed, die de dijen -te zeer verrieden; hij had de geheele draperie moeten veranderen. -</p> -<p>“Alles wat zij willen,” riep hij uit. “Dit is mijn werk niet meer, het is een opdracht, -die ik uitvoer, zooals een metselaar een muur maakt. Er bestaat geen kerkelijke kunst -meer; het ongeloof en de domheid hebben haar gedood. Maar als de sociale kunst, de -echt-menschelijke kunst weer kon ontstaan—hoe heerlijk zou het wezen een van haar -verkondigers te zijn!” -</p> -<p>Hij viel zichzelf in de rede. “Waar bleven die twee kinderen, Antoine en Lise, toch.” -Hij zette de deur van het atelier wijd open en nu zagen zij op het woeste bouwterrein -tusschen de puinhoopen de fijne profielen van den grooten Antoine en de tengere, kleine -Lise, die zich tegen het onmetelijke, door de afscheid nemende zon vergulde Parijs -afteekenden. De jonge kolos steunde haar met zijn krachtigen arm, zoodat zij zonder -moe te worden loopen kon, terwijl zij, met de teedere gratie van een eindelijk ontbloeide, -eindelijk vrouw geworden vrouw, haar oogen met een eindeloos dankbaar glimlachje, -naar de zijne opsloeg om zich geheel te geven, voor eeuwig. -</p> -<p>“Ha, daar komen zij terug!… Het wonder heeft zich nu heelemaal voltrokken. Ik kan -je niet zeggen, hoe blij ik ben. Ik was wanhopig, ik had het al opgegeven haar ooit -te leeren lezen, ik liet haar dagen lang als een halve idioot onbeweeglijk en zwijgend -in een hoek zitten. Toen is je broer gekomen en heeft het, ik weet waarachtig niet -hoe, klaar gespeeld. Zij luisterde naar hem, begreep hem, begon met hem te lezen, -te schrijven, intelligent en vroolijk te zijn. Daar haar voeten echter nog steeds -dood bleven en zij haar lijdende trekken van ziekelijk dwergje behield, heeft hij -haar <span class="pageNum" id="pb441">[<a href="#pb441">441</a>]</span>eerst in zijn armen hier gebracht en haar gedwongen te loopen, waarbij hij haar steunde, -totdat ze eindelijk loopen kon. In enkele weken is zij beslist grooter geworden, slank -en bekoorlijk. Ja, waarachtig het is een tweede geboorte, een ware schepping. Kijk -ze eens aan!” -</p> -<p>Antoine en Lise kwamen langzaam naderbij. Met welk leven baadde hen de avondwind, -die uit de groote, door de zon bestraalde en verwarmde stad oprees! De reden, waarom -hij deze plek met den verheven horizont, met de vrije, zooveel kiemen met zich voerende -lucht gekozen had, om haar te onderwijzen, was ongetwijfeld, dat hij haar nergens -ter wereld meer ziel, meer kracht had kunnen inblazen. Hij had de sluimerende, beweging- -en gedachtelooze vrouw in zijn armen genomen, haar gewekt, geschapen, lief gehad, -om op zijn beurt bemind te worden. Zij was zijn werk, zij was hij. -</p> -<p>“Ben jij nu niet moe meer, zusje?” -</p> -<p>Een hemelsch glimlachje kwam om haar lippen spelen. -</p> -<p>“O, neen; het is zoo heerlijk te loopen … Met Antoine wil ik altijd wel doorloopen!” -</p> -<p>De <span class="corr" id="xd30e5665" title="Bron: andere">anderen</span> lachten en Jahan zeide met zijn gewone opgewektheid: -</p> -<p>“Laten we hopen, dat hij je niet te ver weg brengt. Maar ik zal jullie niet beletten -gelukkig te zijn.” -</p> -<p>Antoine was voor het beeld der Gerechtigheid gaan staan, waaraan de ondergaande zon -een huivering van leven scheen te geven. Tranen kwamen in zijn kunstenaarsoogen. -</p> -<p>“Goddelijke eenvoud, goddelijke schoonheid!” prevelde hij. -</p> -<p>Zelf had hij onlangs een houtsnede, die de tot begrip en liefde ontwaakte Lise met -een boek in haar hand voorstelde, voltooid, een meesterwerk van ontroerende waarheid. -Ditmaal had hij zijn ideaal bereikt door het model direct in hout te snijden, en hoopte -nu groote en oorspronkelijke werken te kunnen maken, waarin hij den geheelen tijd, -waarin hij leefde, zou doen herleven. -</p> -<p>Maar Thomas wilde naar huis terug. Zij namen afscheid van Jahan, die, nu zijn dagwerk -afgeloopen was, zijn overjas aantrok, om zijn zuster naar de rue du Calvaire, waar -zij woonden, te brengen. -</p> -<p>“Tot morgen, Lise,” zeide Antoine, die zich vooroverboog, om haar een zoen te geven. -</p> -<p>Zij ging op haar teenen staan en bood hem haar oogen, die hij voor het leven geopend -had, aan. -</p> -<p>“Tot morgen, Antoine.” -<span class="pageNum" id="pb442">[<a href="#pb442">442</a>]</span></p> -<p>Buiten viel de schemering. Pierre, die het eerst naar buiten gegaan was, had in dit -onbestemde licht een onverwacht visioen, dat hem eerst verbijsterde. Hij zag duidelijk -zijn broer Guillaume uit de deur, uit het naar den onderbouw van de basilica leidende -gat komen. Hij kon nog zien hoe hij vlug over het staketsel stapte, en dan deed, alsof -hij toevallig hier was en uit de rue Lamarck kwam. Toen hij naar zijn beide zoons -toeging en zeide, dat hij van Parijs kwam, vroeg Pierre zich af, of hij gedroomd had. -Maar een ongeruste blik, dien zijn broer op hem wierp, gaf hem de zekerheid terug. -Een zeer onbehagelijk gevoel, een angstaanjagende argwaan, dat hij nu eindelijk op -het spoor was van al het vreeselijke, dat hij sedert eenigen tijd in het kleine, vredige -en werkzame huisje voelde, maakte zich van hem meester bij het zien van den man, die -anders nooit loog. -</p> -<p>Toen Guillaume, zijn beide zoons en zijn broer dien avond in het groote, op Parijs -uitziende atelier kwamen, was het zoo in donker gehuld, dat zij het voor ledig hielden. -De lampen waren nog niet aangestoken. -</p> -<p>“Zoo,” zeide Guillaume; “er is niemand.” -</p> -<p>Dan klonk de kalme, ietwat zachte stem van François uit het donker: -</p> -<p>“Zeker, ik ben er!” -</p> -<p>Hij was aan zijn tafel blijven zitten; en daar het niet licht genoeg meer was om te -lezen, hief hij zijn oogen van het boek op en droomde met zijn kin in zijn hand, den -blik in de verte, op het in donker gedompelde Parijs gericht. Den heelen middag had -hij met zijn hoofd in de boeken gezeten. De tijd van zijn examen naderde; hij leefde -in een voortdurenden, ingespannen hersenarbeid. -</p> -<p>“Wat zit je daar nog te werken?” vroeg de vader. “Waarom heb je geen lamp gevraagd?” -</p> -<p>“Neen, ik keek naar Parijs,” antwoordde <span class="corr" id="xd30e5688" title="Bron: Antoine">François</span> langzaam. “Het is vreemd, hoe geleidelijk en als het ware begrijpend de avond erop -nederdaalt. Het laatste verlichte deel was de berg Sainte-Geneviève, het plateau van -het Pantheon, waarop alle kennis en wetenschap opgegroeid zijn. De scholen, de bibliotheken, -de laboratoria worden nog door een zonnestraal verguld, wanneer de lager gelegen wijken, -waarin de kooplieden wonen, reeds in het donker liggen. Ik wil niet zeggen, dat de -zon speciaal van ons op de <span class="corr" id="xd30e5691" title="Bron: Ecole">École</span> Normale houdt, maar ik beweer, dat zij nog op onze daken schijnt, wanneer zij nergens -anders meer is.” -<span class="pageNum" id="pb443">[<a href="#pb443">443</a>]</span></p> -<p>Hij begon om zijn scherts te lachen, maar toch voelde men uit zijn woorden zijn vurig -geloof aan den hersenarbeid, die volgens hem alleen waarheid brengen, gerechtigheid -maken, geluk scheppen kon. -</p> -<p>Een zwijgen volgde. Donker, onmetelijk, geheimzinnig zonk Parijs steeds meer in den -nacht weg. Nu hier, dan daar, vlamden lichtjes op. -</p> -<p>“De lampen worden aangestoken, het werk overal hervat,” zeide François. -</p> -<p>“Zeker, de arbeid, zeker!” riep Guillaume uit. “Maar wil hij zijn vollen oogst leveren, -dan moet een wil dien bevruchten … Er bestaat iets hoogers dan arbeid.” -</p> -<p>Thomas en Antoine waren bij hem komen staan. En François vroeg als uit aller naam: -</p> -<p>“Wat dan, vader?” -</p> -<p>“De daad.” -</p> -<p>De drie broeders zwegen een oogenblik, overweldigd door de plechtigheid van het oogenblik -en huiverend onder de groote, donkere golven, die uit den onduidelijken oceaan der -stad oprezen. Dan antwoordde een jonge stem, zonder dat men kon onderscheiden welke: -</p> -<p>“Ook de daad is slechts arbeid.” -</p> -<p>Maar Pierre, die den eerbiedigen vrede, het zwijgende geloof der drie zoons niet bezat, -voelde zijn ongerustheid nog grooter worden. Weer richtte het verschrikkelijke, angstaanjagende -iets zich raadselachtig voor hem op. En een groote huivering streek voorbij in het -nu ingetreden duister tegenover dit donkere Parijs, waarin de lampen aangestoken werden -voor een geheelen hartstochtelijken nacht van arbeid. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch5.4" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch5.4.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">IV.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Dien dag zou er in de basilica van den Sacré-Cœur een groote plechtigheid plaats vinden: -tien duizend pelgrims zouden de zegening van het Heilig Sacrament bijwonen. Tot het -vastgestelde uur—vier uur—zouden de hellingen van Montmartre zwart van menschen zijn, -de winkels van <span class="corr" id="xd30e5710" title="Bron: religieuse">religieuze</span> artikelen belegerd, de restauraties bestormd worden, in het kort een heel kermisfeest, -terwijl de zware klok, de Savoyarde, over dit vroolijk gestemde volk beieren zou. -</p> -<p>Toen Pierre dien ochtend in het groote atelier kwam, vond hij daar Guillaume en Grootmoeder -alleen; een woord, dat hij opving, deed hem staan blijven en zich achter een <span class="pageNum" id="pb444">[<a href="#pb444">444</a>]</span>hoogen, draaibaren boekenmolen verbergen, om verder te luisteren. Grootmoeder zat -op haar gewone plaatsje voor het raam te werken. Guillaume stond voor haar. -</p> -<p>“Alles is klaar, moeder; vandaag gebeurt het,” zeide hij zacht. -</p> -<p>Zij liet haar werk in haar schoot vallen en keek, heel bleek, naar hem. -</p> -<p>“Zoo!… Ben je besloten?” -</p> -<p>“Ja, onherroepelijk. Om vier uur ben ik beneden, zal alles uit zijn.” -</p> -<p>“Het is goed. Doe wat je wilt.” -</p> -<p>Er volgde een angstwekkende stilte. De stem van Guillaume scheen uit de verte, als -reeds van buiten de wereld, te komen. Men voelde, dat hij niet meer aan het wankelen -was te brengen, geheel opging in zijn tragischen droom, in zijn idée fixe van martelaar. -Grootmoeder keek hem met haar bleeke, heldhaftige oogen aan. Zij was in het lijden -van anderen, in de verzaking en toewijding van een onverschrokken hart, dat nog slechts -door de idee van plicht tot geestdrift gebracht werd, oud geworden; zij had hem geholpen -de kleinste bijzonderheden te regelen, kende dus zijn vreeselijk plan. Maar al mocht -de rechtdoenster in haar na de vele ongerechtigheden, die zij gezien en waaronder -zij geleden had, het denkbeeld van een vreeselijke boetedoening, van een reiniging -der wereld door de vlammen van den vulkaan aanvaarden, toch geloofde zij te zeer aan -de noodzakelijkheid om het leven tot aan het einde toe dapper onder de oogen te zien, -dan dat zij den dood ooit goed en vruchtbaar zou kunnen vinden. -</p> -<p>“Beste jongen,” ging zij zacht verder; “ik heb je plan zien rijpen; het heeft me noch -verbaasd noch tot verzet geprikkeld; ik heb het beschouwd als den bliksem, als het -hemelvuur zelf, verheven-rein en verheven-krachtig. Sedert heb ik je geholpen; ik -wilde je geweten en je wil zijn … Maar ik zeg je nogmaals: men mag het leven niet -in den steek laten.” -</p> -<p>“Het is nutteloos er verder over te spreken, moeder! Ik heb mijn leven gegeven, ik -kan het niet terugnemen … Wilt u dus niet meer mijn wil zijn, zooals u dat noemt, -mijn wil, die achterblijven en handelen moet?” -</p> -<p>Zij antwoordde niet, maar vroeg langzaam ernstig op haar beurt: -</p> -<p>“Het geeft dus niets, dat ik van de kinderen, van mij, van <span class="pageNum" id="pb445">[<a href="#pb445">445</a>]</span>het huishouden spreek? Je hebt alles goed overwogen en bent vast besloten?” -</p> -<p>En toen hij eenvoudig ja zeide, herhaalde zij: -</p> -<p>“Het is goed … Doe wat je wilt … Ik zal achterblijven en handelen. Wees niet bang, -je testament is in goede handen. Alles wat we samen vastgesteld hebben, zal uitgevoerd -worden.” -</p> -<p>Weer zwegen zij. Dan vroeg zij nog: -</p> -<p>“Om vier uur dus, op het oogenblik der inzegening?” -</p> -<p>“Ja, om vier uur.” -</p> -<p>Zij keek hem nog steeds met haar bleeke oogen aan. En deze blik vol oneindige dapperheid, -maar ook vol diepe droefheid, vervulde hem met een plotselinge ontroering. Zijn handen -beefden, toen hij vroeg: -</p> -<p>“Mag ik u een zoen geven, moeder?” -</p> -<p>“Graag jongen! Al beschouw ik de plicht anders dan jij, toch zie je, dat ik je respecteer -en dat ik van je houd.” -</p> -<p>Zij omhelsden elkaar en toen Pierre achter den molen te voorschijn kwam, zat Grootmoeder -al weer kalm te werken, terwijl Guillaume heen en weer liep en een plank van zijn -laboratorium in orde maakte. -</p> -<p>’s Middags moesten zij voor het dejeuner een oogenblik op Thomas wachten, die te laat -was. De beide andere zoons, François en Antoine, die reeds lang thuis waren, maakten -zich lachend boos en zeiden, dat zij van honger vergingen. Marie had juist slagroom -gemaakt, waarop zij heel trotsch was; zij riep, dat ze alles zouden opeten en dat -laatkomers niets kregen. Toen Thomas eindelijk kwam, werd hij met hoongelach ontvangen. -</p> -<p>“Maar het is mijn schuld niet,” legde hij uit. “Ik ben zoo dom geweest door de rue -de la Barre terug te komen. Je weet niet hoe propvol het daar is. Het lijkt wel, alsof -al de tien duizend pelgrims daar gekampeerd hebben. Ik heb hooren vertellen, dat er -zooveel als mogelijk was in het asyl Saint-Joseph ondergebracht zijn. De anderen hebben -onder den blooten hemel moeten slapen. Nu zitten ze zoowat overal en nergens te eten. -Je durft bijna je voet niet neer te zetten uit vrees, dat je er een zult dood trappen.” -</p> -<p>Het dejeuner was zóó opgewekt, dat Pierre het overdreven, ja bijna gekunsteld <span class="corr" id="xd30e5745" title="Bron: vonden">vond</span>. De kinderen wisten blijkbaar niets van het vreeselijke íets, dat in de schitterende -zon van dien middag steeds onzichtbaar tegenwoordig was. Guillaume glimlachte als -alle dagen; hij was misschien alleen wat <span class="pageNum" id="pb446">[<a href="#pb446">446</a>]</span>bleeker en zijn stem had een liefkoozend zachten klank. Grootmoeder echter had nog -nooit zoo zwijgend en ernstig aan deze broederlijke tafel gezeten, aan het hoofd waarvan -zij als vereerde en gehoorzaamde koningin-moeder zat. De slagroom van Marie had een -groot succes; ze overlaadden haar met complimentjes en deden haar blozen. Plotseling -viel weer een diepe stilte in; een doodelijke koude blies over de gezichten en deed -hen verbleeken, terwijl de kleine lepels de borden ledigden. -</p> -<p>“O, die klok!” riep François uit. “Het is als een obsessie!” -</p> -<p>De Savoyard was begonnen te luiden, een zwaar gebeier, welks golven zich hardnekkig -over het reusachtige Parijs uitbreidden. Allen luisterden. -</p> -<p>“Duurt dat tot vier uur zoo?” vroeg Marie. -</p> -<p>“Om vier uur zal je nog wel anders hooren. Dan is het een gejubel, een triomfgezang!” -</p> -<p>Guillaume glimlachte nog steeds. -</p> -<p>“Ja, als je niet wilt, dat je trommelvlies springt, zal je de ramen moeten sluiten. -Het ergste is, dat Parijs het hooren moet of het wil of niet.” -</p> -<p>Grootmoeder bleef zwijgend en onbeweeglijk zitten. Antoine hinderde het meest de <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> handel in <span class="corr" id="xd30e5761" title="Bron: religieuse">religieuze</span> plaatjes, die de pelgrims elkaar ontrukten, die bonbonnière-Jezusvoorstellingen met -open borst en bloedend hart. Er was niets afstootelijkers te bedenken. Toen zij van -tafel opstonden, moesten zij hard praten, om elkaar te kunnen verstaan. -</p> -<p>Dan gingen allen weer aan het werk. Grootmoeder begon weer aan haar eeuwig naaiwerk, -terwijl Marie naast haar zat te borduren. De drie zoons hadden weer plaats genomen -aan hun tafel en verdiepten zich in hun arbeid, waarvan zij nu en dan opkeken, om -een enkel woord te wisselen. Tot half drie scheen Guillaume ook geheel in zijn werk -op te gaan. Pierre alleen liep op en neer en zag hen allen als in een boozen droom; -de meest onschuldige woorden kregen voor hem een verschrikkelijke beteekenis. Gedurende -het dejeuner had hij moeten zeggen, dat hij wat hoofdpijn had, om zijn gedruktheid -te verklaren; nu wachtte hij, keek hij, luisterde hij met een toenemenden angst. -</p> -<p>Even voor drie uur nam Guillaume, na op zijn horloge gekeken te hebben, zijn hoed. -</p> -<p>“Ik ga eens uit.” -</p> -<p>De drie zoons, Grootmoeder en Marie keken op. -<span class="pageNum" id="pb447">[<a href="#pb447">447</a>]</span></p> -<p>“Ik ga uit … Tot ziens.” -</p> -<p>Toch ging hij niet. Pierre voelde, hoe hij zich, door een vreeselijken innerlijken -strijd geschokt, vermande en al zijn krachten inspande om niet te beven en niet bleek -te worden. Wat moest het hem kosten, dat hij zijn drie zoons nog niet een laatste -maal omhelzen kon, als hij geen vermoedens wilde opwekken, zij zouden hem beletten -zich op te offeren! En hij overwon met een uitersten heldenmoed. -</p> -<p>“Tot straks, kinderen!” -</p> -<p>“Tot straks, vader … Komt u weer gauw terug?” -</p> -<p>“Ja, ja … Maak je maar niet ongerust om mij! Werk maar rustig door.” -</p> -<p>Grootmoeder bleef hem in haar verheven zwijgen met haar strakke oogen aanstaren. Maar -<i>haar</i> had hij een zoen gegeven. Hij keek haar aan; hun blikken smolten een oogenblik samen; -zij herhaalden voor elkaar nogmaals alles wat hij gewild, wat zij beloofd had, hun -gemeenschappelijken droom van waarheid en gerechtigheid. -</p> -<p>“Zeg, Guillaume,” riep Marie vroolijk; “wil je, als je door de rue des Martyrs komt, -een boodschap voor mij doen?” -</p> -<p>“Natuurlijk.” -</p> -<p>“Ga dan even bij de naaister zeggen, dat ik morgenochtend mijn japon kom passen.” -</p> -<p>Zij bedoelde haar trouwjapon, een grijszijden japon, over de groote luxe waarvan zij -dikwijls grapjes maakte. Als zij erover sprak, begonnen zij en al de anderen te lachen. -</p> -<p>“Afgesproken, beste meid,” antwoordde Guillaume, eveneens lachend. “Asschepoesters -hofjapon, het brokaat en de kant van de fee, om heel mooi en gelukkig te zijn.” -</p> -<p>Maar het lachen verstomde, en in de plotselinge stilte scheen nogmaals met luiden -vleugelslag de dood te strijken, een vreeselijke koude, waarvan de huivering de harten -der achterblijvenden deed verstijven. -</p> -<p>“Maar nou ga ik toch heusch … Tot ziens kinderen!” -</p> -<p>Pierre verzon een voorwendsel om ook uit te gaan en volgde hem na twee minuten. Om -hem niet uit het oog te verliezen, behoefde hij hem slechts op de hielen te volgen, -want hij wist waarheen hij ging. Een innerlijke, volkomen zekerheid zeide hem, dat -hij hem terug zou vinden bij de deur, die naar de basilica leidde en waaruit hij hem -den vorigen dag had zien komen. Hij trachtte dan ook niet hem onder de menigte pelgrims, -die naar de kerk stroomden, terug te vinden, maar ging zoo gauw mogelijk naar het -<span class="pageNum" id="pb448">[<a href="#pb448">448</a>]</span>atelier van Jahan. Toen hij daar kwam, zag hij, zooals hij verwacht had, Guillaume -door het staketsel sluipen en verdwijnen. Het gedrang van de groote menigte stelde -hem in staat zijn broeder te volgen en ongezien door de deur te gaan. Een oogenblik -moest hij blijven staan, om adem te halen, zoo benauwde hem het heftige kloppen van -zijn hart. -</p> -<p>Van het smalle portaal leidde een dadelijk donker wordende trap steil naar beneden. -Pierre waagde zich met de grootste voorzichtigheid in dezen steeds dieper wordenden -nacht en zette zijn voeten zacht neer, om geen leven te maken. Met zijn hand tegen -den muur tastend, draaide hij rond en liet zich afdalen als in een put. Het afdalen -duurde echter niet lang. Toen hij weer vasten grond onder zijn voeten voelde, bleef -hij staan, durfde zich niet bewegen uit vrees zijn aanwezigheid te verraden. De duisternis -was zwart als inkt. Een zware stilte, geen geluid, geen ademtocht. Welken kant moest -hij uitgaan? -</p> -<p>Hij aarzelde nog, toen hij plotseling een twintig passen voor zich een lichtstraaltje -zag, een lucifer, die afgestreken werd. Het was Guillaume, die een kaars aanstak. -Hij herkende zijn breede schouders en behoefde slechts door een soort gemetselde, -overwelfde, onderaardsche gang het lichtje te volgen. De weg leek eindeloos en het -kwam Pierre voor, dat hij in Noordelijke richting, onder het schip der basilica, liep. -</p> -<p>Plotseling bleef het kleine lichtje stil staan. Pierre liep nog wat door, maar bleef -in het donker, om te kunnen kijken. Guillaume was midden in een soort lage rotonde -onder de crypt op zijn knieën gaan liggen en had het uiteinde van de kaars op den -grond zelf gezet. Dan schoof hij een langen, platten steen, die een gat scheen af -te sluiten, weg. De twee broers bevonden zich in de fundeeringen van de basilica, -waar men een van die pijlers, een van die schachten zag, waarin beton gestort was, -om het gebouw te steunen. Dicht bij dien pijler zelf bevond zich het gat, hetzij een -natuurlijke spleet in den grond, hetzij een door de aardverschuiving ontstane groote -scheur. In de omgeving waren andere pijlers, waarover de spleet zich door naar alle -richtingen vertakkende kleine scheuren eveneens scheen uit te strekken. Toen Pierre -zijn broer zoo gebukt zag als een mijnwerker, die voor de laatste maal de door hem -gelegde mijn nakijkt, alvorens de lont in brand te steken, begreep hij plotseling -het vreeselijke en ontzettende, dat <span class="pageNum" id="pb449">[<a href="#pb449">449</a>]</span>gebeuren zou: aanzienlijke hoeveelheden van de ontzettende springstof waren hier bij -verschillende gelegenheden heimelijk gebracht, het kruit in de spleet naast den pijler -gestort, van waaruit het zich in de kleinere scheuren verspreidde, den bodem tot op -groote diepte verzadigde en op die wijze een mijn van onberekenbare kracht vormde. -Het kruit kwam tot onder den steen, dien Guillaume weggeschoven had. Hij behoefde -er slechts een lucifer in te werpen en alles zou in de vlucht vliegen. -</p> -<p>Een verstijvende schrik nagelde Pierre een oogenblik als het ware aan den grond vast; -hij zou niet in staat geweest zijn een stap te doen of een kreet te uiten. Hij zag -de wriemelende menigte boven weer voor zich, de tien duizend pelgrims, die zich in -de hooge schepen der basilica ophoopten voor de zegening van het Heilig Sacrament. -De dreunende Savoyarde luidde uit alle macht, de wierook kronkelde op, de tien duizend -stemmen hieven een lof- en jubellied aan. En plotseling zou een donderslag, een aardbeving -volgen, een vulkaan zich openen, die in een vloed van vlammen en rook de geheele kerk -met haar volk van geloovigen verslinden zou. Ongetwijfeld zou de buitengewone kracht -der ontploffing, door de steunpijlers te breken en den nog weinig vasten ondergrond -om te woelen, het gebouw splijten, de helft ervan op de naar Parijs afdalende hellingen -tot aan de place du Marché slingeren, terwijl de rest, de koorzijde, op de plaats -zelf ineenstorten zou. En welk een vreeselijke lawine zou dit brekende bosch van stellages, -deze regen van reusachtige materialen op de daken beneden storten! Geheel Montmartre -zelf dreigde door de kracht van den schok in een onmetelijken puinhoop veranderd te -worden. -</p> -<p>Guillaume was weer opgestaan. De op den grond geplaatste kaars, die met een rechte, -hooge vlam brandde, projecteerde zijn groote schaduw, die het geheele souterrain scheen -te vullen. Het kleine licht leek in al dit donker niet meer dan een onbeweeglijk, -triest sterretje. Hij kwam wat dichterbij om op zijn horloge te kijken. Vijf minuten -over drieën. Hij moest dus nog bijna een uur wachten. Dus ging hij geduldig op een -steen zitten en bewoog zich niet meer. De kaars verlichtte zijn bleek gezicht, zijn -groot, torenvormig voorhoofd, het geheele energieke gezicht, dat de schitterende oogen -en de bruine snor nog altijd mooi en jong maakten. Geen van zijn gelaatstrekken bewoog, -hij staarde in het Niet. Welke gedachten schoten in deze laatste minuten door zijn -<span class="pageNum" id="pb450">[<a href="#pb450">450</a>]</span>brein? Geen huivering in de lucht: rondom de drukkende nacht, het eeuwige, diepe zwijgen -der aarde. -</p> -<p>Toen ging Pierre, het kloppen van zijn hart bedwingend, naar hem toe. Bij dit geluid -van stappen was Guillaume dreigend opgestaan, maar dadelijk herkende hij zijn broeder. -Hij scheen in het geheel niet verbaasd te zijn. -</p> -<p>“Zoo, ben je mij gevolgd?… Ik voelde wel, dat je mijn geheim wist. Maar het is een -groot verdriet voor me, dat je er misbruik van maakt door naar mij toe te komen … -Je hadt me die laatste smart moeten besparen.” -</p> -<p>Pierre vouwde zijn bevende handen en wilde dadelijk smeeken. -</p> -<p>“Broeder, broeder!” -</p> -<p>“Neen, zeg nog niets. Wanneer je het met alle geweld wilt, dan zal ik straks naar -je luisteren. Wij hebben nog bijna een uur tijd, we kunnen op ons gemak praten. Maar -ik wil, dat je de nutteloosheid van alles, wat je meent me te moeten zeggen, inziet. -Mijn besluit staat vast, ik heb het lang overwogen en zal slechts volgens mijn verstand -en mijn geweten handelen.” -</p> -<p>En nu vertelde hij op zijn kalme manier hoe hij, eenmaal tot een groote daad besloten, -langen tijd geaarzeld had over de keuze van het gebouw, dat hij verwoesten zou. Eerst -had de Opéra hem aangelokt, maar dan was die storm van woede en gerechtigheid, welke -deze kleine wereld van genotzoekers wegvaagde, hem zonder eenige hoogere beteekenis, -als bevlekt met lage, ijverzuchtige gevoelens toegeschenen. Vervolgens had hij aan -de Beurs gedacht: daar trof hij het alles bedervende geld, de kapitalistische maatschappij, -waaronder de loonarbeiders reutelen. Maar was ook dat niet iets beperkts, iets speciaals? -Ook de gedachte aan het Paleis van Justitie, in het bijzonder de zaal van het gerechtshof, -had hem langen tijd vervolgd. Hoe verleidelijk was het gerechtigheid te oefenen over -de menschelijke gerechtigheid, den schuldige in de lucht te doen vliegen met de getuigen, -met den advocaat-generaal, die hem aanklaagt, met den advocaat, die hem verdedigt, -met de magistraten, die hem veroordeelen, met het nieuwsgierige publiek, dat daar -komt als om een feuilleton te lezen! En welk een bittere ironie lag er in deze hoogste -primitieve gerechtigheid van den vulkaan, die alles verslindt, zonder zich met bijzonderheden -op te houden! -</p> -<p>Maar het plan, dat hij het langst gekoesterd had, was den <span class="pageNum" id="pb451">[<a href="#pb451">451</a>]</span>Arc de Triomphe in de lucht te laten vliegen. Dat was in zijn oogen het verdoemenswaardige -monument, dat den oorlog, den haat tusschen de volkeren, den valschen, zoo duur en -zoo bloedig gekochten roem der groote veroveraars vereeuwigde! Deze kolos, die opgericht -was voor de vreeselijkste bloedbaden, waarvoor zooveel levens nutteloos opgeofferd -waren, moest gedood worden. Wanneer hij hem in den grond had kunnen doen wegzinken, -dan zou hij den heldhaftigen moed bezeten hebben om geen anderen dood te veroorzaken -door den zijne, om, door den steenen reus verpletterd, alleen te sterven. Welk een -graf! En welk een herinnering zou hij aan de wereld achterlaten! -</p> -<p>“Maar er was geen toegang, geen onderbouw, geen kelder,” ging hij voort. “Ik heb van -het plan moeten afzien … Bovendien wil ik gaarne alleen sterven. Maar trouwens bestaat -er een vreeselijker en hoogere les dan de onrechtvaardige dood van een onschuldige -menigte? Evenals onze menschelijke maatschappijen door de ongerechtigheid, de ellende -en de meedoogenlooze hardheid van haar raderwerk onschuldige slachtoffers maken, zoo -moeten aanslagen als deze inslaan als de bliksem en op hun toevalligen weg met hun -onverbiddelijke verwoesting menschenlevens vernietigen. Het is de voet van een mensch -midden in een mierenhoop.” -</p> -<p>Verontwaardigd stiet Pierre een kreet van vurig protest uit. -</p> -<p>“Broeder, broeder, ben jij het die zoo spreekt?” -</p> -<p>“Dat ik ten slotte deze basilica van den <span class="corr" id="xd30e5819" title="Bron: Sacré Cœur">Sacré-Cœur</span> gekozen heb, is, omdat zij zoo dicht bij de hand, zoo makkelijk te verwoesten is. -Maar ook omdat zij mij hindert en verbittert, heb ik haar reeds sedert lang ten doode -opgeschreven … Ik heb het je al meer gezegd: je kan je geen grooteren onzin denken, -Parijs, ons groot Parijs, bekroond en beheerscht door dezen tot verheerlijking van -het absurde gebouwden tempel. Is na zooveel eeuwen van wetenschap deze kaakslag aan -het gezond verstand, deze onbeschaamde triomfzucht in het volle daglicht niet onduldbaar? -Zij willen, dat Parijs berouw heeft, boete doet, omdat het de bevrijdende stad van -waarheid en gerechtigheid is! Neen, neen, het behoeft slechts alles weg te vagen wat -het hindert, wat het op zijn weg van bevrijding belemmert!… Laat de tempel met zijn -god van leugen en knechtschap instorten! Laat hij onder zijn puinhoop het volk van -zijn geloovigen verpletteren, opdat de catastrophe als een der vroegere geologische -<span class="pageNum" id="pb452">[<a href="#pb452">452</a>]</span>revoluties in het hart der menschheid weerklinke en verandere en herscheppe!” -</p> -<p>“Broeder, broeder,” herhaalde Pierre buiten zichzelf; “ben jij het, die zoo spreekt? -Jij, de groote geleerde met je groot hart, bent zoover gekomen! Welke rampzalige storm -heeft zich van je meester gemaakt, dat je zulke <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> dingen denkt en zegt?… Op den avond, waarop wij in wanhopige liefde alles voor elkaar -gebiecht hebben, heb je me je droom van een ideale anarchie verteld: de vrije harmonie -van het leven, dat, aan zijn natuurlijke krachten overgelaten, het geluk scheppen -zou. Maar toen kwam je in verzet tegen diefstal en moord, wierp je de daad ver van -je, verklaarde en verontschuldigde je haar slechts … Wat is er toch gebeurd, dat je -van het denkende brein de wreede hand, die handelen wil, geworden bent?” -</p> -<p>“Salvat is geguillotineerd,” zeide Guillaume eenvoudig, “en ik heb zijn testament -in zijn laatsten blik gelezen. Ik ben slechts de uitvoerder van zijn laatsten wil … -Wat er gebeurd is? Maar alles, waaronder ik lijd, alles wat ik reeds sedert vier maanden -uitschreeuw, al die gruwelen, welke ons omringen en die een einde moeten nemen!” -</p> -<p>Een stilte volgde. In de donkerte stonden de twee broeders tegenover elkaar en keken -elkander aan. Nu begreep Pierre de verandering, die in Guillaume plaats gegrepen had, -dat, wat de vreeselijke ademtocht van de over Parijs strijkende revolutionnaire besmetting -van hem gemaakt had. Dit vormde een deel van het dualisme, dat hem zoo tegenstrijdig -deed lijken: aan de eene zijde de geleerde, die geheel opging in waarneming en ervaring, -die tegenover de natuur met een voorzichtige logica te werk ging; aan de andere zijde -de door broederschap, gelijkheid en rechtvaardigheid vervolgde sociale dweper, die -in een vurige behoefte aan liefde het algemeen geluk eischte. Op die wijze was eerst -de theoretische anarchist geboren, dat mengsel van wetenschap en hersenschimmen: de -menschelijke maatschappij moest teruggegeven worden aan de wet der wereldharmonie, -ieder mensch in een slechts door de liefde geregeerde vrije associatie vrij zijn. -</p> -<p>Théophile Morin met Proudhon en Comte, Bache met Saint-Simon en Fourier hadden zijn -verlangen naar het absolute niet kunnen bevredigen; alle stelsels schenen hem onvolmaakt -en chaotisch toe, vernietigden elkaar wederkeerig en leidden tot dezelfde levensellende. -Alleen Janzen bevredigde <span class="pageNum" id="pb453">[<a href="#pb453">453</a>]</span>hem meermalen door zijn korte woorden. Dan was het tragische lot van Salvat als een -giststof van het hoogste verzet komen vallen in dit hart, dat de gedachte aan ellende -in opstand bracht, het onrechtvaardige lijden van armen en ongelukkigen verbitterde. -Weken lang had hij in koorts, met brandende handen en door toenemenden angst dichtgeknepen -keel geleefd: hij dacht aan de bom van Salvat, waarvan hij den schok nog voelde; aan -de meedoogenlooze couranten, die zich op den ongelukkige gestort hadden als op een -dollen hond; aan den in het Bois de Boulogne vervolgden man, die met modder bedekt -en stervend van honger in de handen der politie gevallen was, aan de rechters, aan -de gendarmen, aan de getuigen, aan geheel Frankrijk, aan die allen tegen één, die -voor aller misdaad boeten moest; eindelijk aan de guillotine, de monsterachtige, vuile -guillotine, die in naam der menschelijke gerechtigheid de niet meer goed te maken -ongerechtigheid voltrok. Slechts één gedachte bleef in hem over, de gedachte aan gerechtigheid, -die hem krankzinnig maakte, tot zij in zijn brein alles vernietigde en niets overliet -dan de vurige voorstelling van een rechtvaardige daad, waardoor hij het onrecht weer -goed maken, het eeuwige heil brengen zou. Salvat had hem aangekeken, de besmetting -had gewerkt: hij leefde nog slechts in de zucht om te sterven, zijn bloed te geven, -het bloed van anderen in stroomen te laten vloeien, opdat de menschheid, door schrik -en afschuw aangegrepen, de gouden eeuw decreteeren zou. -</p> -<p>Pierre begreep de hardnekkige verblinding van een dergelijken waanzin, en de gedachte, -dat hij dezen niet overwinnen zou, maakte hem radeloos. -</p> -<p>“Broeder, je bent krankzinnig, ze hebben je krankzinnig gemaakt. Er woedt een storm -van gewelddadigheid; eerst is men met al te meedoogenlooze onhandigheid tegen hen -opgetreden, en nu zij elkander gaan wreken, bestaat er geen reden meer, waarom het -bloed zou ophouden te vloeien … Ontwaak uit dezen boozen droom, Guillaume. Het is -niet mogelijk, dat jij een Salvat wordt, die doodt, een Bergaz, die steelt. Denk aan -het hôtel van prinses de Hardt, dat zij geplunderd hebben, aan het arme, blonde, lieve -kind, dat we met opengereten buik hebben zien liggen … Je behoort niet tot hen, broeder, -je kan niet tot hen behooren! Heb erbarmen, heb medelijden!” -</p> -<p>Met een handgebaar wees Guillaume die nuttelooze redenen <span class="pageNum" id="pb454">[<a href="#pb454">454</a>]</span>af. Hij meende reeds in het rijk des doods te zijn. En wat bekommerde hij zich dan -om die paar levens, welke tegelijk met het zijne in den eeuwigen <span class="corr" id="xd30e5842" title="Bron: levenstroom">levensstroom</span> terugkeeren zouden? Nooit was er een nieuwe phase in de wereld ontstaan, zonder dat -er milliarden levens door verpletterd werden. -</p> -<p>“Maar je hadt een grootsch doel,” riep Pierre uit, om hem, door hem op zijn plicht -te wijzen, te redden. “Het staat je niet vrij op deze manier uit het leven te verdwijnen.” -</p> -<p>Koortsachtig trachtte hij den trots van den geleerde in hem te wekken. Hij sprak over -het geheim, dat hij hem had toevertrouwd, over de oorlogsmachine, die in staat was -legers te verwoesten en steden in stof te doen vallen, die hij aan Frankrijk wilde -geven, opdat het, als overwinnaar in den nabijen oorlog, de bevrijder der wereld zou -kunnen worden. En dat buitengewoon grootsche doel had hij opgegeven, zijn vreeselijke -springstof wilde hij gebruiken, om onschuldigen te dooden, om een kerk te vernietigen, -die met behulp van millioenen weer opgebouwd zou worden en waarvan men een heiligdom -van martelaren maken zou! -</p> -<p>Guillaume glimlachte. -</p> -<p>“Ik heb mijn plan niet opgegeven, ik heb het eenvoudig veranderd. Heb ik je niet van -mijn twijfel, van mijn vreeselijken tweestrijd verteld? O, te denken, dat men het -lot van de wereld in zijn handen heeft, en dan te beven en te aarzelen en je af te -vragen, of je ook zeker het begrip, de wijsheid hebt, om de goede beslissing te nemen! -Tegenover de vlekken, die ons groot Parijs bezoedelen, tegenover al de misdaden, die -wij in den laatsten tijd gezien hebben, weifelde ik, vroeg ik mij af, of het kalm, -of het rein genoeg was, dat men het wagen mocht het de almacht toe te vertrouwen. -Welk een ramp zou het worden, als een uitvinding als de mijne in de handen van een -krankzinnig volk, misschien van een dictator, misschien van een usurpator vallen zou, -die haar zou willen gebruiken, om de naties te terroriseeren en onder de gemeenste -slavernij te doen bukken … Neen, ik wil den oorlog niet vereeuwigen, ik wil hem dooden.” -</p> -<p>Met vaste stem legde hij hem zijn nieuw plan uit en Pierre vond daarin tot zijn verbazing -de denkbeelden weer terug, die generaal de Bozonnet hem in tegenovergestelden zin -uiteengezet had. De oorlog ging, bedreigd door zijn eigen buitensporigheden, zijn -ondergang tegemoet. Vroeger, ten tijde der huurlegers, later, ten tijde van de conscriptie, -toen een klein aantal door het lot aangewezen werd, was hij een <span class="pageNum" id="pb455">[<a href="#pb455">455</a>]</span>stand en een hartstocht. Maar van het oogenblik af, dat de geheele wereld vechten -moet, wil niemand het meer. Alle naties onder de wapenen is door de logische kracht -der dingen het toekomstige einde der legers. Hoe lang zouden zij nog op dien voet -van dood brengenden vrede blijven, verpletterd door steeds toenemende budgetten, milliarden -uitgevend om elkaar in bedwang te houden. Welk een kreet van verlichting zou er opgaan, -wanneer het verschijnen van een vreeselijke machine, die met één streek legers en -steden wegveegt, den oorlog onmogelijk maken, de volkeren noodzaken zou tot algemeene -ontwapening over te gaan. De oorlog zou gedood worden—hij, die zoovelen sterven liet, -zou eveneens sterven. Dat was zijn ideaal, de zekerheid het dadelijk te zullen verwezenlijken, -bracht hem in geestdrift. -</p> -<p>“Alles is geregeld. Wanneer ik sterf, wanneer ik verdwijn, geschiedt dat, opdat de -idee triompheeren zal … Je hebt gezien hoe ik mij in de laatste dagen geheele middagen -met Grootmoeder opgesloten heb. Wij hebben toen alle documenten geclassificeerd en -alle schikkingen getroffen. Zij heeft mijn aanwijzingen en zal die uitvoeren, ook -al zou het haar haar leven kosten … Zoodra ik dood, onder deze steenen begraven ben, -zoodra zij de explosie gehoord zal hebben, die Parijs doet schokken en de nieuwe aëra -inluidt, zal zij aan iedere groote mogendheid de formule van de springstof, de teekening -van de bom en van het speciale kanon, de complete dossiers, die zij onder haar berusting -heeft, doen toekomen. Op die wijze geef ik aan alle volkeren het vreeselijke geschenk -van verwoesting, van almacht, dat ik in den beginne slechts aan een wilde geven, opdat -alle volkeren, op gelijke wijze met den bliksem gewapend, de wapenen neerleggen.” -</p> -<p>Met open mond luisterde Pierre naar hem, als had deze vreeselijke voorstelling, waarbij -het kinderlijke met het geniale streed, hem als een drijfwerk verpletterd. -</p> -<p>“Maar waarom, nu je je geheim aan alle volkeren geeft, deze kerk in de lucht te doen -vliegen, waarom te sterven?” -</p> -<p>“Opdat men mij gelooven zal,” riep hij met een geweldige kracht uit. “Het gebouw moet -tegen den grond liggen en ik eronder. Wanneer de proef niet genomen, wanneer het ontzettende -niet de vreeselijke, verwoestende kracht van de springstof verkondigt, zal men mij -voor een visionnairen uitvinder uitmaken … Veel dooden, veel bloed, opdat het bloed -voor eeuwig ophoude te vloeien.” -<span class="pageNum" id="pb456">[<a href="#pb456">456</a>]</span></p> -<p>Dan kwam hij met een groot gebaar weer op de noodzakelijkheid der daad terug. -</p> -<p>“En bovendien heeft Salvat mij deze daad der gerechtigheid nagelaten. Dat ik haar -nog uitgebreid heb door er een beteekenis aan toe te voegen, door haar te gebruiken, -om het einde van den oorlog te verhaasten, is, omdat ik een intellectueel, een geleerde -ben. Misschien zou het beter geweest zijn, als ik maar een eenvoudige van geest was -en kwam als de vulkaan, die den bodem verandert, maar de zorg, om een menschheid te -herscheppen, aan het leven overlaat.” -</p> -<p>De kaars brandde op, en Guillaume stond op van den steen, dien hij geen oogenblik -verlaten had. Hij keek op zijn horloge: nog tien minuten. Door den zwakken tocht, -welken zijn bewegingen veroorzaakte, begon het licht te flikkeren. Het was alsof de -duisternis dichter werd door het steeds aanwezige gevaar van de open mijn, die een -vonk in de lucht kon doen vliegen. -</p> -<p>“Het is dadelijk tijd … Kom, Pierre, geef mij een zoen en ga weg. Je weet hoeveel -ik van je houd, welk een liefde voor jou weer in mijn oud hart ontwaakt is. Heb mij -dus ook lief, vind de kracht, mij genoeg lief te hebben, om mij naar mijn eigen zin -en volgens mijn geweten te laten sterven … Geef mij een zoen en ga weg zonder nog -om te kijken.” -</p> -<p>Zijn groote liefde deed zijn stem beven; hij streed, drong zijn tranen terug, en reeds -buiten de menschheid, buiten de wereld staande, kon hij zich overwinnen. -</p> -<p>“Neen, broeder, je hebt mij niet overtuigd,” zeide Pierre, zonder zijn tranen te verbergen, -“en juist, omdat ik zooveel van jou houd, als jij van mij, ga ik niet … Nogmaals het -is onmogelijk, je kunt niet de gek, de moordenaar zijn, die je wezen wilt.” -</p> -<p>“Waarom? Ben ik niet vrij? Ik heb mijn leven van alle plichten, van alle banden vrij -gemaakt … Mijn zoons zijn volwassen, hebben mij niet meer noodig. Mijn hart had nog -slechts één boei: Marie en die heb ik aan jou gegeven.” -</p> -<p>Pierre voelde, hoe hem door die woorden een sterk argument in handen gegeven werd, -en maakte er hartstochtelijk gebruik van. -</p> -<p>“Dus je wilt sterven, omdat je mij Marie gegeven hebt. Beken het, je hebt haar nog -altijd lief.” -</p> -<p>“Neen,” riep Guillaume; “ik heb haar niet meer lief, ik <span class="pageNum" id="pb457">[<a href="#pb457">457</a>]</span>zweer het je. Ik heb haar aan jou gegeven. Ik heb haar niet meer lief.” -</p> -<p>“Dat geloofde je, maar je ziet nu heel goed, dat je haar nog lief hebt; want nu ben -je heelemaal van streek, terwijl je daareven onbewogen bleef onder al de verschrikkelijke -dingen, die we gezegd hebben … Omdat je Marie verloren hebt, wil je sterven.” -</p> -<p>Guillaume rilde en op zachten toon, als ondervroeg hij zijn eigen hart, zeide hij: -</p> -<p>“Neen, neen, het zou een bezoedeling zijn van mijn hoog doel, wanneer een liefdesmart -mij tot die vreeselijke daad gebracht had … Neen, neen, ik heb er vrijwillig toe besloten, -ik voer haar uit zonder eenig persoonlijk belang, alleen uit naam der gerechtigheid -en voor de menschheid, tegen den oorlog, tegen de ellende.” -</p> -<p>En dan in een kreet vol lijden: -</p> -<p>“Het is slecht van je, broeder, heel slecht om zoo mijn stervensvreugde te vergallen. -Ik heb al het geluk, waartoe ik in staat was, om mij heen geschapen; ik was gelukkig, -dat ik jullie allen gelukkig achterliet, en nu kom jij mijn dood bederven … Neen, -hoe ik mijn hart ook onderzoek, het bloedt niet meer; ik heb Marie niet meer lief -zooals ik jou lief heb.” -</p> -<p>Maar zijn onrust bleef: hij was als het ware bang, dat hij zichzelf voorloog. En langzamerhand -maakte een woede zich van hem meester: -</p> -<p>“Luister, Pierre, nu is het genoeg! De tijd dringt … Voor de laatste maal, ga! Ik -beveel het je, ik wil het!” -</p> -<p>“Ik zal je bevel niet gehoorzamen … Ik blijf. Nu mijn redeneering je niet van je waanzinnig -plan kan afbrengen, moet je de lont maar in het kruit steken en zal ik met je sterven.” -</p> -<p>“Jij sterven? Jij hebt er het recht niet toe, je bent niet vrij!” -</p> -<p>“Vrij of niet, ik zweer je, dat ik met je zal sterven … En wanneer het alleen maar -noodig is, die kaars in het gat te gooien, zal ik dat zelf doen.” -</p> -<p>Hij maakte een gebaar; zijn broer dacht, dat hij zijn bedreiging uitvoeren wilde. -Heftig greep hij hem bij zijn arm. -</p> -<p>“Waarom zou jij sterven? Dat zou absurd zijn. Laten de anderen sterven! Maar jij? -Waartoe zou die overbodige monsterachtigheid dienen? Je tracht mij week te maken, -mijn hart te roeren.” -</p> -<p>Doch dan geloofde hij plotseling, dat er een list achter stak. -<span class="pageNum" id="pb458">[<a href="#pb458">458</a>]</span></p> -<p>“Je wilt die kaars niet nemen, om die erin te werpen, maar om haar uit te blazen,” -mompelde hij woedend. “En je denkt, dat ik het daarna niet meer zal kunnen … Je bent -slecht, Pierre!” -</p> -<p>Dan schreeuwde Pierre op zijn beurt: -</p> -<p>“Zeker, met alle middelen zal ik je beletten die verschrikkelijke, idiote daad uit -te voeren.” -</p> -<p>“Je wilt mij beletten …” -</p> -<p>“Ja, ik zal aan je gaan hangen, ik zal mijn armen om je schouders klemmen, ik zal -je handen tusschen de mijne verlammen.” -</p> -<p>“Je wilt het mij beletten, ellendeling, je denkt, dat je het mij beletten zult.” -</p> -<p>Stikkend van woede en bevend greep Guillaume Pierre aan en kraakte zijn ribben met -zijn sterke spieren. Dicht tegen elkander aangedrukt, oog in oog, mond aan mond, stonden -zij zoo in dien onderaardschen kerker, dien hun groote, dansende schaduwen als met -woeste spookgestalten vulden. De dikke nacht omhulde hen; de bleeke pit was te midden -van de duisternis niet meer dan een kleine, gele traan. -</p> -<p>Dan begon plotseling op die diepte de stilte der aarde, die zoo zwaar op hen drukte, -te dreunen en langzaam aan door diepe, verre geluidgolven in beweging te komen. Het -was, als luidde de dood ergens zijn onzichtbare klok. -</p> -<p>“Hoor je,” stamelde Guillaume; “dat is hun klok! Het uur is gekomen; ik heb me zelf -gezworen te handelen, en je wilt het mij beletten!” -</p> -<p>“Ja, ik zal het je beletten, zoolang ik leef!” -</p> -<p>“Zoolang je <span class="corr" id="xd30e5903" title="Bron: leef">leeft</span>, wil je het mij beletten!” -</p> -<p>Daar in de hoogte hoorde hij de Savoyarde haar vreugdetonen uitjubelen; hij zag de -triomphantelijke, met de tien duizend pelgrims gevulde, in den glans van het Heilig -Sacrament vlammende basilica, waarin de wierook òpkronkelde; een blinde woede greep -hem aan, nu deze plotselinge hindernis hem den weg naar zijn idée fixe versperde. -</p> -<p>“Zoolang je leeft, zoolang je leeft!” herhaalde hij buiten zichzelf. “Sterf dan, ellendeling!” -</p> -<p>Hij bukte zich vlug, raapte een steen op en zwaaide dien met beide vuisten als een -knots door de lucht. -</p> -<p>“Ga je gang,” zeide Pierre. “Dood mij, dood je broeder eerst voor de anderen te dooden.” -</p> -<p>Reeds viel de steen neer, maar zijn vuisten hadden blijkbaar <span class="pageNum" id="pb459">[<a href="#pb459">459</a>]</span>gebeefd, want hij schampte slechts den schouder, en Pierre viel in het donker op zijn -knieën. -</p> -<p>Verwilderd, geloofde Guillaume, toen hij hem zoo op den grond zag liggen, dat hij -hem gedood had. Wat was er toch tusschen hen voorgevallen? Wat had hij gedaan? Hij -bleef een oogenblik met open mond en wijd opengesperde oogen staan. Hij keek naar -zijn handen, meende te voelen, dat zij van bloed dropen. Dan drukte hij ze tegen zijn -voorhoofd, dat van een vreeselijke pijn dreigde te barsten, als had het uitrukken -van zijn idée fixe zijn schedel gespleten. En plotseling viel hij zelf luid snikkend -op den grond. -</p> -<p>“Broeder, broeder, wat heb ik je gedaan? Ik ben een monster!” -</p> -<p>Hartstochtelijk had Pierre hem weer in zijn armen genomen. -</p> -<p>“Het is niets, Guillaume, ik heb niets, ik zweer het je! O, je huilt eindelijk, hoe -gelukkig ben ik! Je bent gered, ik voel het, want je weent. Hoe heerlijk, dat je woedend -werdt, dat je toorn tegen mij je boozen droom van geweld weggerukt heeft.” -</p> -<p>“Neen, ik heb een afschuw van mijzelf!… Jou dooden, jou! Een wild beest, dat zijn -broeder doodt! En de anderen, al die anderen hierboven!… Ik heb het koud, ik heb het -zoo koud!” -</p> -<p>Zijn tanden klapperden; een rilling doorhuiverde hem en deed hem verstijven. Als verdoofd -scheen hij uit een droom te ontwaken; en in het nieuwe licht, waarmede zijn broedermoord -alles verlichtte, scheen de daad, die hem vervolgd, bijna waanzinnig gemaakt had, -hem een misdadige, door een ander ontworpen dwaasheid toe. -</p> -<p>“Jou dooden!” herhaalde hij langzaam. “Ik zal het mij nooit vergeven. Mijn leven is -uit, ik zal nooit den moed hebben nog verder te leven.” -</p> -<p>Pierre drukte hem nog dichter tegen zich aan in zijn broederarmen. -</p> -<p>“Wat zeg je daar?<span id="xd30e5925"></span> Zal dit alles geen nieuwen liefdesband tusschen ons knoopen? O, Guillaume, laat mij -jou redden, zooals jij mij gered hebt, dan zullen wij nog meer één zijn!… Herinner -je je dien avond in Neuilly niet meer, toen je me aan je hart drukte en mij troostte? -Ik had je mijn zielsangsten gebiecht en je riep mij toe, dat ik moest leven, moest -liefhebben … En daarna, broeder, heb je nog meer gedaan, heb je je liefde uit je hart -gerukt en die mij gegeven. Ten koste van jouw geluk heb je mij gelukkig <span class="pageNum" id="pb460">[<a href="#pb460">460</a>]</span>willen maken. Je hebt mij gered door mij het geloof te geven. Welk een geluk, dat -het nu mijn beurt is, om jou te troosten, te redden, aan het leven terug te geven.” -</p> -<p>“Neen, aan mijn hand kleeft de onuitwischbare vlek van jouw bloed. Ik kan niet meer -hopen!” -</p> -<p>“Ja, ja! Hoop in het leven, zooals je mij toegeroepen hebt! Hoop in de liefde, hoop -in den arbeid!” -</p> -<p>En in elkanders armen liggend bleven de twee broeders, in tranen badend, zacht praten. -Plotseling ging de kaars uit, zonder dat zij het merkten. In den als inkt zwarten -nacht, te midden van de stilte, die weer diep en verheven ingetreden was, stroomden -hun liefderijke, bevrijdende tranen eindeloos. De een weende van vreugde, omdat hij -zijn broederschuld betaald had, de ander van ontroering, omdat hij zich zoo dicht -bij de misdaad gevoeld had in zijn hersenschim, in zijn liefde voor gerechtigheid -en menschelijkheid. Maar in deze tranen, die hen rein waschten en louterden, lagen -nog vele andere dingen: een protest tegen al wat lijden is, het innige gebed, dat -de ellende der wereld eindelijk verzacht zou worden. -</p> -<p>Toen schoof Pierre met zijn voet den steen weer over het gat en nam, tastend, Guillaume -als een klein kind mede. -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>In het groote atelier was Grootmoeder onverstoorbaar met haar naaiwerk doorgegaan. -Nu en dan keek zij, het slaan van vieren afwachtend, naar de klok, die links van haar -aan den muur hing, en vervolgens naar de basilica, welker onvoltooide massa te midden -van het reusachtige geraamte der stellingen zichtbaar was. Haar naald maakte langzame, -regelmatige steken; zij zelf was bleek, stil, maar heroïsch kalm. Marie, die tegenover -haar zat te borduren, was zenuwachtig; haar draad brak telkens. Zij was ten prooi -aan een vreemde nervositeit, een onverklaarbare onrust, waarvoor zij geen reden wist, -maar die haar benauwde. De drie zoons konden niet rustig blijven werken, als werden -zij door een koortsachtige opwinding aangestoken. Steeds weer trachtten zij hun aandacht -bij hun werk te bepalen, maar zij beefden bij het minste geluid, keken op, zagen elkaar -vragend aan. Nu en dan stond er een op, rekte zich uit, ging dan weer zitten. Maar -zij spraken niet, durfden niets tegen elkander zeggen in de zware stilte, die steeds -angstaanjagender werd. -</p> -<p>Een paar minuten vóór vieren voelde Grootmoeder iets <span class="pageNum" id="pb461">[<a href="#pb461">461</a>]</span>als een uitputting of misschien een behoefte, om tot zichzelf in te keeren. Nogmaals -had zij op de klok gekeken, dan liet zij haar werk in haar schoot vallen en staarde -naar de basilica. Van nu af aan voelde zij nog slechts de kracht in zich, om te wachten; -haar oogen hield zij niet meer af van die reusachtige muren, van het bosch van balken, -die zich triomphantelijk-trotsch in de blauwe lucht verhieven. Dan joeg plotseling -het jubelen van de met alle kracht luidende Savoyarde haar, ondanks haar dapperheid, -een huivering door de leden. Dat was de zegen: de tien duizend pelgrims vulden de -kerk, het zou dadelijk vier uur slaan. Zij kon aan den aandrang, om op te staan, geen -weerstand bieden en bleef met gevouwen handen en in spannende afwachting naar buiten -staren. -</p> -<p>“Wat scheelt u?” riep Thomas, die het zag. “Grootmoeder, waarom beeft u zoo?” -</p> -<p>Ook François en Antoine waren opgestaan en vlogen naar haar toe. -</p> -<p>“Bent u ziek? Waarom ziet u zoo bleek?” -</p> -<p>Maar zij antwoordde niet. Mocht de kracht van de springstof de aarde toch splijten, -het kleine huisje doen wegzinken in den brandenden krater van den vulkaan. Allen met -vader gelijk sterven, de drie groote zoons en zij, opdat er geen tranen zouden zijn! -Dat was haar zwijgend gebed. En zij wachtte en wachtte, terwijl een onweerstaanbare -rilling haar doorhuiverde en haar heldere, dappere oogen in de verte staarden. -</p> -<p>“Grootmoeder! Grootmoeder!” riep Marie radeloos, “U maakt ons bang, wanneer u niet -antwoordt, wanneer u zoo in de verte staart, alsof een ongeluk in galop nadert.” -</p> -<p>Plotseling stieten Thomas, François en Antoine, door denzelfden angst aangegrepen, -denzelfden kreet uit: -</p> -<p>“Vader is in gevaar! Vader zal sterven!” -</p> -<p>Wat wisten zij? Niets zekers. Thomas had zich wel verwonderd over de groote hoeveelheid -springstof, die zijn vader vervaardigd had, en zoowel François als Antoine kenden -de oproerige gedachten, de brandende naastenliefde, die hem nooit loslieten, maar -in hun eerbiedige vereering wilden zij niets van hem weten dan wat hij hun toevertrouwde, -vroegen zij hem niets, bogen zij hun hoofd voor al zijn handelingen. Maar nu rees -een voorgevoel, neen de zekerheid in hen op, dat de vader sterven zou: sedert den -ochtend huiverde een vreeselijke catastrophe door de lucht, <span class="pageNum" id="pb462">[<a href="#pb462">462</a>]</span>die hen zoo doorrilde, dat zij van koorts beefden, zich ziek en niet tot werken in -staat gevoelden. -</p> -<p>“Vader zal sterven! Vader zal sterven!” -</p> -<p>De drie kolossen stonden naast elkaar; dezelfde angst deed hen sidderen, vervulde -hen met de woeste begeerte, om het gevaar te leeren kennen, naar hem toe te snellen, -om met hem te sterven, als zij hem niet redden konden. En in dit hardnekkige zwijgen -van Grootmoeder streek weer in dat oogenblik de koude ademtocht langs hen, waarvan -zij de aanraking reeds onder het dejeuner gevoeld hadden. -</p> -<p>Het sloeg vier uur; in een drang om voor het laatst te bidden, hief zij haar blanke -handen op. En nu eindelijk zeide zij: -</p> -<p>“Vader zal sterven. Niets kan hem redden dan de plicht om te leven!” -</p> -<p>Alle drie wilden zij naar buiten stormen—zij wisten niet waarheen—de hindernissen -neerwerpen, triompheeren over het Niet. Zoo wanhopig, zoo radeloos zagen zij er in -hun onmacht, om iets te doen, uit, dat zij hen trachtte te kalmeeren: -</p> -<p>“Vader wilde sterven, en het is zijn wil alleen te sterven.” -</p> -<p>Zij rilden, trachtten zelf ook helden te zijn. Maar de minuten verstreken en het was -alsof de groote koude met langzamen vleugelslag verdwenen was. Zoo vliegt dikwijls -in de avondschemering een nachtvogel als een ongeluksbode het venster binnen, klappert -in de donkere kamer rond en klapwiekt dan weer weg, den rouw met zich nemend. Zoo -was het ook nu: de basilica bleef staan, de aarde opende zich niet, om haar te verzwelgen. -Langzamerhand maakte de vreeselijke angst, die hun hart samenkneep, plaats voor de -hoop, de eeuwige lente. -</p> -<p>Toen Guillaume, gevolgd door Pierre, binnentrad, klonk één kreet van herleving uit -aller hart: -</p> -<p>“Vader!” -</p> -<p>Hun kussen, hun tranen braken zijn kracht geheel; hij moest gaan zitten. Met een blik, -dien hij om zich heen wierp, was hij wederom in het leven teruggekeerd, maar als een -wanhopige, dien men met geweld dwingt verder te leven. Grootmoeder, die begreep hoe -zwaar het hem viel, dat zijn wil gestorven was, nam glimlachend zijn beide handen, -als om hem te kennen te geven, dat zij gelukkig was hem terug te zien, nu hij had -ingezien, dat het zijn plicht was niet uit het leven te deserteeren. Hij leed nog -zeer. Zij spaarden <span class="pageNum" id="pb463">[<a href="#pb463">463</a>]</span>hem iederen uitleg. Hij vertelde niets, maar had eenvoudig met een gebaar, met een -liefdevol woord Pierre als zijn redder aangewezen. -</p> -<p>In een hoek viel Marie den jongen man om den hals. -</p> -<p>“Mijn lieve, beste Pierre, ik heb je nog nooit een zoen gegeven. De eerste maal zal -het iets voor ernstigs zijn … Ik houd van je, mijn beste Pierre, ik houd van je met -heel mijn hart.” -</p> -<p class="tb"></p><p> -</p> -<p>Den avond van dienzelfden dag waren Guillaume en Pierre, toen de duisternis inviel, -een oogenblik alleen in het groote atelier. De kinderen waren uitgegaan, Grootmoeder -en Marie waren boven oud linnengoed aan het uitzoeken, terwijl madame Mathis, die -verstel werk teruggebracht had, geduldig in een donker hoekje zat te wachten op het -goed, dat de dames mede zouden brengen. De twee broers hadden haar heelemaal vergeten -en praatten zacht verder. -</p> -<p>Plotseling schrokken zij door het binnenkomen van Janzen met zijn blonden, mageren -Christuskop. Hij kwam maar heel zelden, doch men wist nooit vanwaar en evenmin waarheen -hij terugging. Maandenlang placht hij te verdwijnen, om dan onverwachts weer op te -duiken. -</p> -<p>“Ik vertrek vanavond,” zeide hij met zijn kalme, als een mes zoo scherpe stem. -</p> -<p>“Ga je naar huis, naar Rusland?” vroeg Guillaume. -</p> -<p>“O, naar huis!” antwoordde hij met een fijn, minachtend glimlachje. “Ik voel me overal -thuis. In de eerste plaats ben ik geen Rus, en in de tweede plaats wil ik slechts -tot de geheele wereld behooren.” -</p> -<p>En met een breed gebaar gaf hij te kennen, dat hij een vaderlandlooze was, die zijn -ideaal van bloedige broederschap over alle grenzen met zich voerde. Uit enkele woorden -meenden de twee broeders op te moeten maken, dat hij naar Spanje terugging, waar vrienden -op hem wachtten. Er was veel werk. Hij was kalm gaan zitten en zeide op denzelfden -kouden toon: -</p> -<p>“Ze hebben daarnet een bom in het café de l’Univers op den boulevard geworpen. Drie -bourgeois zijn gedood.” -</p> -<p>Guillaume en Pierre wilden bijzonderheden hooren. Toen vertelde hij, dat hij toevallig -voorbijkwam, de ontploffing gehoord en de ramen van het café in scherven had zien -springen. Drie bezoekers waren gedood; van twee had men de identiteit nog niet kunnen -vaststellen; de derde was een <span class="pageNum" id="pb464">[<a href="#pb464">464</a>]</span>stamgast, een klein renteniertje, dat iederen dag zijn dominotje kwam leggen. In het -café was het één woestenij: de marmeren tafeltjes waren gebroken, de kroonluchter -verbogen, de spiegels met kogels doorboord. En een schrik en een opwinding en een -gedrang! Ze hadden den dader dadelijk gegrepen, toen hij de rue Caumartin inslaan -wilde, om te vluchten. -</p> -<p>“Ik ben het je maar even komen vertellen,” zeide Janzen. “Het is beter, dat je het -weet.” -</p> -<p>En toen Pierre hem vroeg, wie de gearresteerde was, voegde hij eraan toe: -</p> -<p>“Dat is juist het beroerde. Jullie kent hem. Het is de kleine Victor Mathis.” -</p> -<p>Te laat wilde Pierre hem den naam in zijn keel terugdringen: hij herinnerde zich plotseling, -dat de moeder in een donker hoekje achter hen zat. Was zij er nog? En hij zag den -kleinen, bijna baardloozen Victor met het rechte, hardnekkige voorhoofd weer voor -zich; de grijze oogen flikkerden vol onverzoenlijken wrok, de scherpe neus en de smalle -lippen verrieden een krachtige energie, een meedoogenloozen haat. Hij was geen eenvoudige -van geest, geen onterfde, maar een beschaafde, ontwikkelde bourgeois-zoon, die tot -de <span class="corr" id="xd30e5990" title="Bron: Ecole">École</span> Normale toegelaten was. Voor zijn <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> daad bestond geen verontschuldiging, geen politieke hartstocht, geen humanitaire -waanzin, zelfs niet eens het bittere leed der armen. Hij was de zuivere vernieler, -de theoreticus der verwoesting, de krachtige, koelbloedige geest, die zijn ontwikkeling -gebruikte, om den moord te overwegen en daaruit het werktuig van de sociale ontwikkeling -te maken. -</p> -<p>Ook was hij een dichter, een dweper, maar de vreeselijkste, dien men zich denken kon, -een monster, dat slechts door zijn waanzinnigen trots, het verlangen naar een wilde -onsterfelijkheid, den droom van een uit de beide armen der guillotine oprijzende dageraad -verklaard kon worden. Volgens hem bestond er niets, niets dan de blinde zeis, die -de wereld afmaait. -</p> -<p>“O,” mompelde Guillaume heel zacht; “die heeft wel gedurfd.” -</p> -<p>Maar reeds had Pierre hem liefdevol de hand gedrukt, en hij voelde, dat hij even radeloos, -even opstandig was als hij zelf, dat zijn menschelijk hart, zijn geheele solidariteit -in verzet kwamen. Misschien was deze laatste gruweldaad noodig om hem geheel te verpletteren -en te genezen. -<span class="pageNum" id="pb465">[<a href="#pb465">465</a>]</span></p> -<p>Ongetwijfeld was Janzen medeplichtig en hij vertelde juist, dat Victor Mathis Salvat -gewroken had, toen er in het donker een luide, pijnlijke gil en dan de zware val van -een lichaam op den grond weerklonk. Het was madame Mathis, de moeder, die, door het -toevallig gehoorde nieuws verpletterd, als een doode massa neerviel. Op dat oogenblik -kwam Grootmoeder met een lamp beneden. Het werd licht in het vertrek, ze vlogen de -ongelukkige vrouw, die daar doodsbleek in haar dunne, zwarte japon lag, te hulp. -</p> -<p>Weer was het voor Pierre een onzegbare smart. Dat arme, ongelukkige schepsel! Hij -herinnerde zich haar, zooals hij haar bij abbé Rose gezien had—een zoo bescheiden, -zich op den achtergrond houdende arme, die nauwlijks leven kon van de armzalige rente, -die het verbitterde ongeluk haar gelaten had. Een rijke familie uit de provincie, -een liefdesroman, een vlucht in de armen van den geliefde, dan de tegenspoed, de achteruitgang -van het huishouden, de dood van den man. En in haar weduwschap was haar, na het verlies -van de enkele stuivers, die haar in staat gesteld hadden haar zoon op te voeden, niets -overgebleven dan deze zoon, haar Victor, haar afgod, voor wien zij een schitterende -toekomst droomde. En nu hoorde zij plotseling, dat die zoon de vloekwaardigste moordenaar -was, dat hij een bom in een café geworpen en drie mannen gedood had. -</p> -<p>Toen madame Mathis dank zij den goeden zorgen van Grootmoeder weer tot bewustzijn -kwam, brak zij in een eindeloos snikken uit en stiet zulke hartverscheurende jammerkreten -uit, dat de handen van Pierre en Guillaume elkaar weer zochten en vonden, terwijl -hun geschokte, genezen zielen in elkander samensmolten. -</p> -</div> -</div> -<div id="ch5.5" class="div2 chapter"><span class="pageNum">[<a href="#ch5.5.toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h3 class="main">V.</h3> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first">Vijftien maanden later dejeuneerden op een prachtigen, gouden Septemberdag Bache en -Théophile Morin bij Guillaume in het atelier tegenover het onmetelijke Parijs. -</p> -<p>Naast de tafel stond een wieg, waarvan de gordijntjes waren dichtgetrokken; daaronder -sliep Jean, een dikke jongen van vier maanden, de zoon van Pierre en Marie. Dezen -waren, eenvoudig om de maatschappelijke rechten van het kind te beschermen, op de -mairie te Montmartre burgerlijk getrouwd, hoewel het bij hen vastgestaan had het daarbuiten -te doen, wanneer zij geen maire zouden hebben kunnen vinden, die <span class="pageNum" id="pb466">[<a href="#pb466">466</a>]</span>een oud-priester had willen trouwen. Dan waren zij, om Guillaume, die hen bij zich -had willen houden, ten einde den familiekring uit te breiden, een genoegen te doen, -in het kleine huisje blijven wonen te Montmartre, terwijl zij dat te Neuilly overlieten -aan de hoede van Sophie, de oude dienstbode. En zoo vloot gedurende de bijna veertien -maanden, dat zij elkaar toebehoorden, het leven rustig voort. -</p> -<p>Trouwens om het jonge paar had slechts vrede, liefde en arbeid geheerscht. François, -die met alle diploma’s de <span class="corr" id="xd30e6013" title="Bron: Ecole">École</span> Normale verlaten had, zou naar een lyceum in het Westen gaan, want hij wilde zijn -verplichten proeftijd in het onderwijs doormaken, om het dan later op te geven en -zich geheel aan de wetenschap te wijden. Antoine had een groot succes gehad met een -serie bewonderenswaardige houtsneden, gezichten op en straattooneelen uit Parijs, -en zou in de volgende lente met Lise Jahan, die dan achttien jaar zijn zou, trouwen. -Maar van de drie zoons triompheerde vooral Thomas, die dank zij een geniaal idee van -zijn vader, den beroemden kleinen motor gevonden en geconstrueerd had. Na het ineenstorten -van al zijn reusachtige en hersenschimmige plannen had Guillaume op een ochtend de -plotselinge ingeving gekregen om de door hem ontdekte en nu nutteloos geworden springstof -te gebruiken als beweegkracht en te trachten haar voor den motor, dien zijn oudste -zoon nu al zoo lang voor de fabriek Grandidier bestudeerde, in de plaats van petroleum -aan te wenden. Hij was met Thomas aan het werk gegaan en had een nieuw mechanisme -uitgevonden, waarbij hij op tallooze moeilijkheden stuitte, die echter na een jaar -van ingespannen arbeid overwonnen waren. Nu hadden vader en zoon het wonder verwezenlijkt -het stond daar op een eikenhouten onderstel gereed om zich in beweging te zetten, -zoodra men de laatste hand eraan gelegd had. -</p> -<p>In het nu zoo vroolijke, rustige huisje oefende Grootmoeder ondanks haar hoogen leeftijd -nog steeds het oppergezag uit. Allen gehoorzaamden haar en zij was overal, zonder -schijnbaar ooit haar stoel voor het werktafeltje te verlaten. Sedert de geboorte van -Jean sprak zij erover hem op te voeden, zooals zij Thomas, François en Antoine opgevoed -had. De heerlijke dapperheid der opoffering vervulde haar en zij scheen te gelooven, -dat zij niet sterven zou, zoolang zij de haren leiden, liefhebben, redden moest. Marie -verwonderde er zich over; zij zelf was, sedert zij haar kind <span class="pageNum" id="pb467">[<a href="#pb467">467</a>]</span>voedde, ondanks haar goede gezondheid en voortdurende opgewektheid dikwijls moe. Op -die wijze had Jean twee moeders, die naast zijn wiegje waakten, terwijl Pierre, die -de hulp van Thomas geworden was, aan den blaasbalg trok, nu en dan reeds enkele onderdeelen -maakte en zijn leertijd als werktuigkundige bijna te boven was. -</p> -<p>Dien dag had de aanwezigheid van Bache en Théophile Morin het dejeuner nog vroolijker -gemaakt dan gewoonlijk; de tafel was reeds afgenomen en de koffie werd juist binnengebracht, -toen een kleine jongen, de zoon van een <span class="corr" id="xd30e6022" title="Bron: concierge">conciërge</span> uit de rue Cortot, naar mijnheer Pierre Froment kwam vragen. Met stamelende woorden -vertelde hij, dat mijnheer de abbé Rose heel ziek was, op sterven lag en mijnheer -Pierre Froment vragen liet, om dadelijk, dadelijk te komen. -</p> -<p>Diep ontroerd ging Pierre met den jongen mede. In de rue Cortot vond hij in den kleinen, -vochtigen, op een smallen tuin uitzienden rez-de-chaussée abbé <span class="corr" id="xd30e6027" title="Bron: Rosé">Rose</span> stervend, maar nog bij zijn volle bewustzijn. Een non verpleegde hem en scheen door -de komst van dezen bezoeker, dien zij niet kende, heel verbaasd en ongerust. Pierre -begreep dan ook dadelijk, dat de stervende bewaakt werd en dat hij een list gebruikt -had, om hem door den zoon van den <span class="corr" id="xd30e6030" title="Bron: concierge">conciërge</span> te laten halen. Maar toen de abbé haar op zijn goedig ernstigen toon gevraagd had -hen een oogenblik alleen te laten, waagde zij het niet zich tegen dien laatsten wensch -te verzetten, en verwijderde zich. -</p> -<p>“O, beste jongen, wat verlangde ik ernaar, om nog eens met je te praten. Ga daar op -dien stoel dicht bij het bed zitten, opdat je me kunt verstaan, want dit is het einde, -vanavond zal ik er niet meer zijn. En ik heb je zoo’n grooten dienst te vragen.” -</p> -<p>Pierre was diep geschokt hem zoo uitgeteerd en met een zoo wit gezicht te vinden, -waarin nog slechts zijn onschuldige, liefdevolle oogen glansden. -</p> -<p>“Maar ik zou veel eerder gekomen zijn als ik geweten had, dat u naar mij verlangde. -Waarom hebt u mij niet laten halen? Wordt u bewaakt?” -</p> -<p>Om de lippen van den abbé speelde een verlegen glimlachje van schaamte en bekentenis. -</p> -<p>“Je moogt het gerust weten, beste jongen, ik heb weer domheden uitgehaald. Ja, ik -heb zonder onderzoek aan menschen, die het blijkbaar niet verdienden, aalmoezen gegeven. -Enfin een heel schandaal; in het aartsbisschoppelijk <span class="pageNum" id="pb468">[<a href="#pb468">468</a>]</span>paleis hebben ze me verweten, dat ik den godsdienst in gevaar bracht. Toen zij hoorden, -dat ik ziek was, hebben zij mij deze goede zuster gezonden, uit vrees, dat ik op het -stroo zou sterven en de lakens van mijn bed geven zou, als ze het mij niet beletten.” -</p> -<p>Hij hield even op om adem te halen. -</p> -<p>“Je begrijpt, dat die goede zuster—o, zij is een heel vrome vrouw—hier is, om mij -te verplegen en mij te beletten om op mijn sterfbed nog dwaasheden te doen. Ik moest -dus door een kleine list, die God mij, naar ik hoop, vergeven zal, haar waakzaamheid -om den tuin te leiden. Het gaat natuurlijk om mijn armen! Om over hen met jou te spreken, -verlangde ik er zoo vurig naar je te zien.” -</p> -<p>“Spreek, ik sta tot uw beschikking met hart en ziel,” zeide Pierre met tranen in de -oogen. -</p> -<p>“Ja, ja, dat weet ik, mijn jongen. Daarom heb ik ook aan jou gedacht, aan jou alleen. -Ondanks alles wat er gebeurd is, heb ik slechts vertrouwen in jou, ben jij slechts -in staat mij te begrijpen en mij de belofte te doen, die mij helpen zal rustig te -sterven.” -</p> -<p>Dat was de eenige toespeling op de wreede breuk, die tusschen hen ontstaan was, nadat -hij den jongen priester zonder soutane en in opstand tegen de Kerk ontmoet had. Later -had hij van zijn <span class="corr" title="Bron: huwlijk">huwelijk</span> gehoord en wist, dat hij daarmede voor eeuwig zijn laatsten band met den godsdienst -verbroken had. Maar in dit laatste uur scheen dat niet meer voor hem te tellen: hij -kende het vurige hart van Pierre, en verlangde slechts naar den mensch, in wien hij -een zoo mooie, hartstochtelijke naastenliefde had zien branden. -</p> -<p>“Lieve Hemel,” ging hij voort, terwijl hij nog de kracht vond, om te glimlachen; “het -is heel eenvoudig, ik wil je tot mijn erfgenaam benoemen. O, een mooie erfenis is -het niet; ik geef je mijn armen, want ik heb niets anders, ik laat alleen mijn armen -na.” -</p> -<p>Drie vooral lagen hem na aan het hart; het denkbeeld, dat hij ze zonder hulp en beroofd -van de enkele kruimels, die hij alleen hun gaf en waarvan zij leefden, achter zou -laten, maakte hem wanhopig. In de eerste plaats de groote Oude, den ouden man, naar -wien hij een avond vergeefs gezocht had, om hem naar het Asile des Invalides du Travail -te brengen. Ten slotte was hij er toch opgenomen, maar drie dagen later was hij gevlucht, -daar hij zich niet aan de regelen wilde onderwerpen. Hij was woest, onhandelbaar en -<span class="pageNum" id="pb469">[<a href="#pb469">469</a>]</span>had een onuitstaanbaar karakter, maar hij kon toch niet van honger sterven. Deze kwam -iederen Zaterdag en kreeg dan twintig sous; daar had hij de geheele week genoeg aan. -Dan was er verder nog een niet meer tot werken in staat zijnde oude vrouw in een krot -in de rue du Mont-Cenis, voor wie hij den bakker betalen moest, die haar iederen dag -brood bracht. Maar vooral had hij te doen met een arme jonge vrouw, een ongetrouwde -moeder, die aan tering leed, niet meer in staat om te werken en wanhopig bij het denkbeeld, -dat haar dochtertje na haar dood op straat zou staan. Hier was dus een dubbele erfenis; -de moeder, die tot aan haar dood gesteund, en het dochtertje, dat later ergens fatsoenlijk -ondergebracht moest worden. -</p> -<p>“Je neemt het me niet kwalijk, beste jongen, dat ik je die onaangenaamheden nalaat … -Ik heb wel getracht de goede zuster, die mij verpleegt, voor mijn klein wereldje te -interesseeren, maar toen ik haar van den grooten Oude vertelde, maakte zij verschrikt -het teeken des kruises. Zij is precies als mijn vriend abbé Favernier, ik ken geen -meer rechtschapen ziel en toch zou ik het hem niet durven toevertrouwen, want hij -heeft zoo zijn ideeën … Nogmaals, beste jongen, ik ben alleen maar zeker van jou, -je moet mijn erfenis aanvaarden, als je wilt, dat ik rustig heenga.” -</p> -<p>Pierre weende. -</p> -<p>“Natuurlijk, met hart en ziel. Uw wil zal mij heilig zijn.” -</p> -<p>“Goed! Ja, ik wist wel, dat je het doen zou … Dat is dus afgesproken: iederen Zaterdag -twintig sous aan den grooten Oude, brood voor de oude vrouw, den dood van de jonge -moeder verzachten en voor het dochtertje zorgen … O, als je eens wist hoeveel lichter -nu mijn hart is! Nu kan de dood komen; hij zal zacht zijn.” -</p> -<p>Over zijn goed, rond, sneeuwwit gezicht spreidde zich een laatste vreugde uit. Hij -nam een hand van Pierre in de zijne en hield die op den rand van zijn bed, om in kalme -liefde afscheid van hem te nemen. Zijn stem werd nog zwakker, terwijl hij heel zacht -zijn gedachten zeide. -</p> -<p>“Ja, ik ben blij heen te gaan … Ik kan niet meer, ik kan niet meer. Hoeveel ik ook -gaf, toch voelde ik, dat het noodig was steeds meer te geven. Hoe treurig is die machtelooze -barmhartigheid, dat geven zonder hoop ooit het lijden te genezen!… En ik maakte me -nogal zoo boos over jouw denkbeelden, herinner je je nog wel? Ik zei toen tegen je, -dat wij elkander altijd lief zouden hebben in onze armen; <span class="pageNum" id="pb470">[<a href="#pb470">470</a>]</span>en dat was waar, want anders zou je niet hier en zoo liefdevol zijn voor mij en voor -hen, die ik achterlaat. Maar ondanks alles, ik kan niet meer, ik kan niet meer, en -ik ga liever heen, daar de smart van anderen mij overweldigde en ik ten slotte alle -mogelijke domheden beging, den geloovigen ergernis gaf, mijn superieuren boos maakte, -zonder dat het mij gelukte den altijd grooter wordenden drom der ellende ook maar -met één ongelukkige te verminderen.… Vaarwel, mijn lief kind! Mijn arm, oud hart gaat -gemarteld in het graf, mijn oude handen zijn moe en overwonnen.” -</p> -<p>Pierre omhelsde hem vol liefde en verliet hem met tranen in de oogen en door een diepe -ontroering aangegrepen. Nooit had hij een zoo zwaarmoedige jammerklacht gehoord als -deze bekentenis van de onmachtige barmhartigheid door dit reine, oude kind, dat eenvoudige -hart vol verheven goedheid. O, welk een ramp—de menschelijke goedheid is nutteloos, -de wereld stuwt ondanks de uit medelijden vergoten tranen, ondanks de uit zoovele -handen gevallen aalmoezen sedert eeuwen denzelfden stroom van nood en ellende voort. -Hier werd de dood gewenscht, hier was de Christen gelukkig aan de gruwelen van deze -aarde te ontsnappen. -</p> -<p>Toen Pierre in het atelier terugkwam, was de tafel reeds lang afgenomen. Bache en -Théophile Morin zaten met Guillaume te praten, terwijl de drie zoons weer aan hun -gewone bezigheden gegaan waren. Ook Marie had haar oude plekje aan het werktafeltje -tegenover Grootmoeder weer ingenomen, maar van tijd tot tijd stond zij op, om te kijken -of de kleine Jean met zijn dikke knuistjes op zijn borst gedrukt wel rustig sliep. -Pierre, die zijn ontroering in zichzelf opsloot, boog zich met de jonge vrouw, op -wier haren hij een kus drukte, over de wieg; dan bond hij zich een schort voor en -ging Thomas helpen, die bezig was den motor voor het laatst te regelen. -</p> -<p>Plotseling verdween voor Pierre het atelier, zag hij niet langer de personen, die -er zich bevonden, hoorde ze niet meer. Alleen de geur van Marie bleef op zijn lippen -achter. Een herinnering was voor hem opgerezen, die aan den ijskouden ochtend, waarop -de oude priester hem voor den Sacré-Cœur aangesproken en hem angstig en schuw opgedragen -had een aalmoes te brengen aan dien ouden man, dien Laveuve, die van ellende gestorven -was als een hond op den hoek van een straat. Welk een treurige ochtend toen, welk -een strijd en marteling in hem, en welk een opstanding <span class="pageNum" id="pb471">[<a href="#pb471">471</a>]</span>daarna! Dien dag had hij een van zijn laatste missen gelezen en hij herinnerde zich -met een huivering zijn <span class="corr" id="xd30e6072" title="Bron: afschuwlijken">afschuwelijken</span> angst, de wanhoop over zijn twijfel, over zijn Niet. Het was na zijn twee jammerlijk -mislukte proefnemingen: Lourdes, waar de verheerlijking van het absurde hem medelijden -had doen krijgen met de poging van een terugkeer tot het oorspronkelijk geloof van -de jonge, onder het juk van hun onwetendheid gebogen volkeren; Rome, dat niet in staat -was tot een herleving, dat hij stervend tusschen zijn puinhoopen had zien liggen, -dat weldra in het stof van gestorven godsdiensten vallen zou. In hem zelf had de naastenliefde -bankroet geslagen; hij geloofde niet meer aan de genezing door de aalmoes van de oude -lijdende menschheid, verwachtte nog slechts de vreeselijke catastrophe, brand en bloedbaden, -die de oude schuldige en veroordeelde wereld vernietigen zouden. -</p> -<p>De trotsche leugen, waarachter hij zich verscholen had, om de soutane te blijven dragen, -de valsche positie, waarin hij verkeerde als ongeloovig priester, die kuisch en eerlijk -over het geloof van anderen blijft waken, benauwde hem. Het probleem van een nieuwen -godsdienst, van een nieuwe, voor den vrede der toekomstige democratieën nieuwe hoop -kwelde hem zonder dat hij een te verwezenlijken oplossing tusschen de zekerheden der -wetenschap en de behoefte aan het goddelijke, die de menschheid schijnt te verteren, -vinden kon. Wanneer het Christendom met de idee der naastenliefde ineenstortte, dan -bleef er niets over dan de gerechtigheid, de kreet, die uit aller borst opsteeg, niets -van den strijd der gerechtigheid tegen de barmhartigheid in het groote, door asch -zoo verduisterde, met het vreeselijke onbekende zoo vervulde Parijs, de strijd, waarin -zijn hart en zijn rede tegenover elkander zouden staan. Hier in Parijs lag het derde -en beslissende experiment, de waarheid, die eindelijk als de zon door de wolken breken -zou, de heroverde gezondheid, de kracht en de levensvreugde. -</p> -<p>Maar de overpeinzingen van Pierre werden onderbroken, want hij moest een werktuig -zoeken, dat Thomas hem vroeg, en hoorde hoe Bache zeide: -</p> -<p>“Het kabinet heeft vanochtend zijn ontslag genomen. Vignon heeft er genoeg van. Hij -bewaart zijn krachten tot later.” -</p> -<p>“Hij is meer dan een jaar aan het bewind geweest. Dat is al heel mooi,” zeide Morin. -</p> -<p>Na den bomaanslag van Victor Mathis, die veroordeeld <span class="pageNum" id="pb472">[<a href="#pb472">472</a>]</span>was en drie weken later terechtgesteld werd, was Monferrand gevallen. Waarom behoefde -men een sterken man aan het hoofd der regeering te hebben, als de bommen het land -toch schrik aan bleven jagen? De voornaamste reden van zijn val was echter geweest, -dat hij de Kamer door zijn wolvenhonger tegen zich ingenomen had en hij het deel van -anderen zelf verslond. Ditmaal was Vignon ondanks zijn hervormingsprogramma, waarvoor -men al zoo lang terugschrok, zijn opvolger geworden, maar, hoewel hij volkomen eerlijk -en oprecht was, had hij slechts weinig beteekenende hervormingen tot stand kunnen -brengen. Zijn handen waren gebonden; duizenden hinderpalen deden zich voor. Hij had -er zich in geschikt te regeeren zooals alle anderen en men was tot de ontdekking gekomen, -dat er tusschen Vignon en Monferrand slechts een verschil in nuance bestond. -</p> -<p>“Ze noemen Monferrand weer,” zeide Guillaume. -</p> -<p>“Ja, hij moet veel kans hebben. Er wordt hard voor hem gewerkt.” -</p> -<p>Dan verklaarde Bache, die zich met bitteren spot over Mège vroolijk maakte, dat de -collectivistische afgevaardigde door het doen vallen van ministeries, zoo’n beetje -voor gek speelde; beurtelings diende hij de eerzucht van iedere partij, zonder ooit -de minste kans te hebben zelf aan het bewind te komen. -</p> -<p>“Laten zij elkander maar verslinden,” zeide Guillaume. “In hun grimmige eerzucht om -te regeeren, om over het geld en de macht te beschikken, strijden zij slechts om personenquaesties. -Maar dat belet niet, dat de revolutie voortgaat en de gebeurtenissen zich voltrekken. -Boven alles staat de voortschrijdende menschheid.” -</p> -<p>Pierre werd door die woorden zeer getroffen en zonk weer in zijn herinneringen terug. -Het angstaanjagende experiment begon weer; hij was weer midden in het onmetelijke -Parijs. Parijs, dat was de reusachtige ketel, waarin een geheele menschheid borrelde, -de slechtste en de beste, het vreeselijkste heksenbrouwsel, de kostbaarste poeders -vermengd met excrementen, waaruit de drank van liefde en eeuwige jeugd te voorschijn -moest komen. En in dien ketel zag hij in de eerste plaats het schuim der politieke -wereld: Monferrand, die Barroux den nek omdraaide, geldwolven als Fonsègue, Dutheil -en Chaigneux kocht, middelmatigheid als Taboureau en Dauvergne uitbuitte en alles, -tot zelfs den sectarischen hartstocht van Mège en de intelligente eerzucht van Vignon -<span class="pageNum" id="pb473">[<a href="#pb473">473</a>]</span>aan zijn belangen dienstbaar maakte. Dan kwam het vergiftigende geld, de zaak met -de Afrikaansche sporen, die het Parlement verrot had, die van Duvillard den triompheerenden -bourgeois, den openbaren verleider, den kanker der financieele wereld gemaakt had. -</p> -<p>Vervolgens kwam in juiste volgorde het gezin van Duvillard, dat hij zelf infecteerde, -de verschrikkelijke geschiedenis van Eve, die Gérard aan haar dochter Camille betwistte, -die hem haar ontstal; de zoon Hyacinthe, die zijn maîtresse Rosemonde, een half krankzinnige, -gaf aan Silviane, een bekende hoer, met wie zijn vader zich openlijk afficheerde. -Dan kwam de oude, uitstervende aristocratie met de bleeke gestalten van madame de -Quinsac en markies de Morigny; de oude militaire geest, welks begrafenis door generaal -de Bozonnet geleid werd; de aan de regeering onderworpen magistratuur—een Amadieu, -die zijn carrière met opzienbarende processen maakte, een Lehmann, die zijn requisitoir -schreef in het kabinet van den minister, wiens politiek hij verdedigde; de hebzuchtige, -leugenachtige, van schandaal levende pers, de eeuwige vloed van laster en vuiligheden, -dien Sanier voortstuwde, de vroolijke onbeschaamdheid van den gewetenloozen Massot, -die uit beroep en op bevel alles aanviel en alles verdedigde. -</p> -<p>En evenals insecten, die een ander stervend insect, dat zijn poot gebroken heeft, -zien, dat den genadestoot geven en het opvreten, zoo had deze geheele woekering van -begeerten, belangen en hartstochten zich op een ongelukkigen dwaas gestort, dien armen -Salvat, wiens dolzinnige misdaad allen in hun gulzigen honger, om uit zijn mager karkas -van hongerlijder hun deel te krijgen, samengebracht had. En dat alles—die begeerten, -gewelddaden en ontketende begeerten—borrelde in den reusachtigen ketel van Parijs; -het was het onnoembare mengsel van de scherpste giststoffen, waaruit de wijn der toekomst -stroomen zou in groote, zuivere golven. -</p> -<p>Nu werd Pierre zich den wonderbaren arbeid, die zich op den bodem van den ketel onder -de onreinheden en het afval voltrekt, bewust. Zijn broeder had het zoo juist gezegd: -wat beteekenden in de politiek de gebreken der menschen, de zelfzuchtige en genotzuchtige -drijfveeren, wanneer de menschheid met haar langzamen, maar hardnekkigen stap voorwaarts -schrijdt. Wat beteekende die verdorven en ten onder gaande bourgeoisie, welke even -goed op sterven ligt als de aristocratie, wier plaats zij ingenomen heeft, indien -achter haar onophoudelijk <span class="pageNum" id="pb474">[<a href="#pb474">474</a>]</span>de onuitputtelijke menschenreserve uit de stads- en landbevolking opstijgt. Wat beteekenden -de ontucht, de verdorvenheid van het al te groote kapitalisme en van de al te groote -macht, het geraffineerde, ontuchtige, bij sexueele afwijkingen verwijlende leven, -waar het bewezen schijnt te zijn, dat al de hoofdsteden, al die koninginnen der wereld, -slechts ten koste van de uiterste overbeschaving, van den godsdienst van schoonheid -en genot, geregeerd hebben? Wat beteekenden zelfs de onvermijdelijke omkoopbaarheid, -de gebreken en dwaasheden der pers, waar zij aan den anderen kant het bewonderenswaardigste -instrument van ontwikkeling, het steeds openstaande, openbare geweten is en de rivier -vormt, die, al stuwt zij nog zooveel vuiligheid voort, toch verder stroomt en alle -volkeren naar de groote broederzee der toekomstige eeuwen brengt. -</p> -<p>De menschelijke droesem zinkt op den bodem van den ketel; men mag niet willen, dat -het goede dagelijks zichtbaar triompheert, want dikwijls zijn er jaren voor noodig, -dat zich uit de vuile gisting een werkelijke hoop losmaakt. En ook al blijft de loonarbeid -in de diepte van verpeste fabrieken een vorm der antieke slavernij, ook al sterven -de Toussaints nog altijd als lam geworden dieren op hun armzalige sponde van honger -en ellende, toch is de vrijheid op een stormachtigen dag uit den reusachtigen ketel -gekomen, om haar vlucht door de wereld te beginnen. Waarom zou nu ook op haar beurt -niet de gerechtigheid te voorschijn komen, zich losmaken van de slakken en in eindelijk -oplichtende helderheid de volkeren herscheppen? -</p> -<p>Maar weer verhieven de stemmen van Bache en Morin, die nog steeds met Guillaume praatten, -zich en wekten Pierre uit zijn gepeins. Zij spraken over Janzen, die weer bij een -tweeden aanslag te Barcelona betrokken was en naar Parijs teruggekeerd was; Bache -meende hem den vorigen dag gezien te hebben. Een zoo heldere geest, een zoo koelbloedige -energie, zulke gaven werden voor een zoo verfoeilijke zaak verspild! -</p> -<p>“Wanneer ik bedenk,” zeide Morin op zijn langzamen toon; “wanneer ik bedenk, dat de -verbannen Barthès in zijn armzalig klein kamertje in Brussel leeft, in de bevende -hoop, dat de vrijheid eindelijk zal heerschen! Hij, aan wiens hand geen druppel bloed -kleeft en die twee derde gedeelten van zijn leven in de gevangenis gezeten heeft, -opdat de volkeren vrij worden!” -<span class="pageNum" id="pb475">[<a href="#pb475">475</a>]</span></p> -<p>“Vrijheid, vrijheid, zeker! Maar die beteekent niets, als zij niet georganiseerd wordt!” -zeide Bache, terwijl hij medelijdend zijn schouders ophaalde. -</p> -<p>En hun eeuwige discussie begon opnieuw. De eene hield het met Saint-Simon en Fourier, -de ander met Proudhon en Auguste Comte. De vage godsdienstigheid van den vroegeren -communard, die tegenwoordig lid van den gemeenteraad was, kwam in zijn behoefte aan -een troostgevend geloof weer boven, terwijl daarentegen de professor, de voormalige -Garibaldiaan, een wetenschappelijke starheid, het geloof aan den mathematischen vooruitgang -der wereld behield. -</p> -<p>Bache beschreef het laatste herinneringsfeest ter eere van de nagedachtenis van Fourier. -De groep van trouwe leerlingen had kransen gebracht en redevoeringen gehouden; het -was een ontroerende bijeenkomst geweest van hardnekkig aan hun overtuiging hangende, -van de toekomst zekere apostelen, die vast geloofden aan het nieuwe heilswoord. Dan -maakte Morin zijn zakken leeg, die steeds met kleine positivistische vlugschriften -gevuld waren, waarin de naam van Auguste Comte en zijn leer als de eenig mogelijke -grondslag van den verwachten godsdienst verheerlijkt werden. -</p> -<p>En nu herinnerde Pierre zich hun vroegere disputen in zijn huisje te Neuilly, toen -hij zelf, wanhopig en zoekende naar een zekerheid, de balans van de denkbeelden der -eeuw trachtte op te maken. Te midden van de tegenspraken en onsamenhangendheden van -al die voorloopers had hij den vasten bodem onder zijn voeten voelen wegzinken. Fourier -mocht uit Saint-Simon voortgekomen zijn, hij verloochende hem toch gedeeltelijk, en -terwijl de leer van dezen zich verstarde tot een soort mystiek sensualisme, scheen -die van genen uit te loopen op een onaannemelijken codex van inlijving. Proudhon brak -af zonder opnieuw op te bouwen. Comte, die het methodische in het leven riep en de -wetenschap haar plaats aanwees door haar tot de eenige heerscheresse uit te roepen, -had zelfs geen flauw vermoeden van de sociale crisis, welker golven alles dreigden -mede te sleuren, en stierf, door de vrouw ter aarde geworpen, als een illuminaat der -liefde. En ook deze twee mengden zich in den strijd en vochten met zoo groote verbittering -en verblinding tegen de beide anderen, dat de door hen gemeenschappelijk aan het licht -gebrachte waarheden verduisterd, misvormd, onherkenbaar werden. -</p> -<p>Maar thans, na de langzame evolutie, die hem zelf veranderd <span class="pageNum" id="pb476">[<a href="#pb476">476</a>]</span>had, schenen Pierre deze gemeenschappelijke waarheden verblindend, onwederlegbaar -toe. In de evangeliën van deze sociale Messiassen, in den chaos van tegenstrijdige -beweringen waren gelijkluidende woorden, die steeds weer terugkwamen: de verdediging -van den arme, de idee van een nieuwe en rechtvaardige verdeeling der aardsche goederen, -het zoeken vooral naar een arbeidswet, welke deze nieuwe deeling onder de menschen -op rechtvaardige wijze mogelijk zou maken. Vormden dus deze waarheden, waarover alle -geniale voorloopers het eens waren, niet den grondslag van den toekomstigen godsdienst -zelf, het noodzakelijke geloof, dat deze eeuw aan de volgende zou nalaten, opdat het -daaruit den menschelijken eeredienst van vrede, gemeenschapszin en liefde scheppen -zou? -</p> -<p>Met een plotselingen sprong van zijn gedachten zag Pierre zich terug in de Madeleine, -waar hij luisterde naar het slot van monseigneur Martha’s causerie over den nieuwen -geest. De bisschop verkondigde, dat het weer Christelijk geworden Parijs dank zij -den Sacré-Cœur de meester der wereld zijn zou. Neen, neen! Parijs heerschte slechts -door zijn vrijen geest; het was een leugen, dat men het met het kruis, met die mystieke -dwaasheid van een bloedend hart overwonnen had. Ook al mochten zij Parijs onder de -monumenten van hun trots en van hun heerschzucht willen verpletteren, ook al mochten -zij, in de hoop de hand op de komende eeuw te leggen, trachten de wetenschap in den -naam van een gestorven ideaal weg te vagen—de wetenschap zal hun oude heerschappij -van den troon stooten en hun basilica zal door den storm der waarheid ineenstorten -zonder dat het noodig is haar met een vinger aan te raken. De proef is genomen: het -Evangelie van Jezus is een bouwvallige sociale codex, waarvan de menschheid slechts -enkele moreele grondstellingen kan overhouden. Het oude Katholicisme valt aan alle -kanten in het stof, het oude Katholieke Rome is nog slechts een veld met puinhoopen, -de volkeren wenden er zich van af en willen een godsdienst, die niet een godsdienst -van den dood is. In vroegere tijden ontsnapte de gebogen, door een nieuwe hoop verteerde -slaaf uit zijn kerker en droomde van een hemel, waarin zijn ellende met eeuwige genietingen -beloond zou worden. -</p> -<p>Nu de wetenschap echter dezen leugenachtigen hemel, dat bedrog van een leven na den -dood vernietigd heeft, is de slaaf, de arbeider, het moede te sterven, om gelukkig -te <span class="pageNum" id="pb477">[<a href="#pb477">477</a>]</span>worden, eischt gerechtigheid en geluk op aarde. Dat is na de achttien eeuwen van onmachtige -naastenliefde de nieuwe hoop: de gerechtigheid. O, hoe zal men<span id="xd30e6117"></span>, wanneer na duizend jaar het Katholicisme niets meer is dan een zeer oud, dood bijgeloof, -zich verbazen, dat de voorvaderen dien godsdienst van kwelling en van het Niet hebben -kunnen dulden: God een beul, de mensch gecastreerd, bedreigd, gemarteld, de natuur -een vijandin, het leven vervloekt, de dood alleen zoet en bevrijdend! Twee duizend -jaar lang zal het voorwaarts schrijden der menschheid belemmerd zijn geweest door -de <span class="corr" title="Bron: afschuwlijke">afschuwelijke</span> idee, dat men den mensch al het menschelijke, dat hij bezit, ontnemen moet: begeerten, -hartstochten, den vrijen geest, den wil, de daad, zijn geheele kracht. Maar welk een -blij ontwaken zal het zijn, wanneer de maagdelijkheid geminacht, de vruchtbaarheid -weer een deugd zal worden, wanneer onder het hosanna der bevrijde natuurkrachten de -begeerten geëerd, de hartstochten nuttig gemaakt, de arbeid verheerlijkt, het leven -bemind zal worden en de eeuwige schepping der liefde verwekken zal! -</p> -<p>Een nieuwe godsdienst! Een nieuwe godsdienst! Pierre herinnerde zich dezen kreet, -die hem te Lourdes ontsnapt was, dien hij te Rome bij het zien van de ineenstorting -van het oude Katholicisme herhaald had! Maar het was niet meer dezelfde koortsachtige -haast, de kinderlijke, ziekelijke hardnekkigheid, waarmede hij vroeger verlangde, -dat een nieuwe God zich dadelijk openbaren, een nieuw ideaal met zijn dogma’s en zijn -eeredienst als het ware uit den grond oprijzen zou. Zeker, het goddelijke schijnt -voor den mensch even onmisbaar te zijn als brood en water; de naar het mysterievolle -smachtende mensch heeft zich daar steeds weer op geworpen en schijnt geen anderen -troost te hebben dan in het onbekende onder te gaan. Maar wie zou kunnen zeggen of -de wetenschap niet eenmaal dien dorst naar het hiernamaals lesschen zal? Wanneer zij -de veroverde waarheid is, dan is zij en zal zij ook altijd de te veroveren waarheid -zijn. Zal voor haar niet altijd een ruimte overblijven voor de begeerte om te weten, -voor de zuivere, ideale hypothese? En is bovendien die behoefte aan het goddelijke -niet eenvoudig de behoefte om God te zien? -</p> -<p>Maar wanneer de wetenschap dezen wensch om alles te weten en te kunnen, steeds meer -bevredigt, kan men dan niet gelooven, dat hij eens bevredigd worden en samensmelten -zal <span class="pageNum" id="pb478">[<a href="#pb478">478</a>]</span>met de liefde voor de bevredigde waarheid? Een godsdienst der wetenschap, dat is de -aangewezen, zekere, onvermijdelijke oplossing van den langen marsch der menschheid -naar het weten. Wanneer zij eenmaal door alle verschrikking der onwetendheid heen -gegaan is, zal zij daar als in een natuurlijke haven aankomen en haar vrede eindelijk -in zekerheid vinden. En was het als het ware niet reeds een aanwijzing van dezen godsdienst, -dat de idee der dualiteit, van God en van het heelal, op zijde gezet wordt, de idee -der eenheid, van het monisme hoe langer men op den voorgrond treedt, de eenheid de -solidariteit met zich brengt, de eenige levenswet door de evolutie, uit het eerste -aetherpunt, dat zich verdicht heeft om de wereld te scheppen, ontstaat? -</p> -<p>Maar al hebben voorloopers, geleerden en wijsgeeren als Darwin, Fourier en anderen, -den godsdienst van morgen gezaaid door het heilswoord toe te vertrouwen aan den toevallig -voorbijstrijkenden wind—hoeveel eeuwen zullen er niet noodig zijn voor de oogst opkomt? -Men vergeet altijd, dat het Katholicisme vier eeuwen noodig gehad heeft om zich te -vormen en in een langdurigen, onderaardschen arbeid te ontkiemen, alvorens het opgroeide -en in de volle zon heerschte. Laat men dan eeuwen geven aan dezen godsdienst der wetenschap, -waarvan het kiemen overal merkbaar is, en men zal zien, dat de bewonderenswaardige -denkbeelden van een Fourier zich tot een nieuw Evangelie vormen: de begeerte zal weer -de hefboom zijn, die de wereld beweegt; de arbeid wordt weer door allen erkend, geëerd -en als het mechanisme van het natuurlijke en wetenschappelijke leven geregeld; de -hartstochtelijke krachten van den mensch worden geprikkeld, bevredigd en ten slotte -voor het menschelijk geluk dienstbaar gemaakt. -</p> -<p>De algemeene kreet naar gerechtigheid, die steeds luider en luider uit den grooten -Zwijgende, uit het zoo lang bedrogen en uitgezogen volk oprijst, is slechts een kreet -naar dat geluk, waarnaar alle wezens streven. Het leven moet om zichzelfswille in -vrede en in de expansie van alle krachten en alle vreugden geleefd worden. De tijden -zullen komen, dat het koninkrijk Gods op aarde heerschen, dat het andere leugenachtige -Paradijs dus gesloten zal zijn, zelfs wanneer de armen van geest een oogenblik onder -den dood van hun illusie moeten lijden, want het is een noodzakelijkheid de blinden -op wreede wijze te opereeren, om hen aan hun <span class="pageNum" id="pb479">[<a href="#pb479">479</a>]</span>ellende, aan den langen, vreeselijken nacht van hun onwetendheid te ontrukken. -</p> -<p>Plotseling werd Pierre door een groote vreugde overstroomd. De zachte kreet van een -kind, de kreet van den wakker wordenden Jean had hem uit zijn overpeinzingen gewekt; -en plotseling had de gedachte zich van hem meester gemaakt, dat hij gered was, buiten -de leugen stond, tot de goede en gezonde natuur teruggekeerd was. Met welk een huivering -zeide hij tot zichzelf, dat hij zich verloren, weggevaagd uit het leven, in het Niet -van den onmenschelijken God weggezonken gewaand had en dat een wonder der liefde hem -daaruit gered had! Ondanks zijn vrees voor het niet te vernietigen stigma bezat hij -nog zijn kracht; immers daar lag dat lieve, dierbare, flinke, vroolijke kind, geboren -uit hem! Het leven had leven verwekt, de waarheid straalde triomphantelijk als de -zon. Het derde experiment was genomen met Parijs en dat was beslissend, beteekende -niet, zooals dat met de beide anderen, met Lourdes en Rome, een armzalige mislukking, -met nog meer duisternis, nog meer smart. -</p> -<p>Eerst had de wet van den arbeid zich aan hem geopenbaard; hij had zich een taak gesteld, -o zeker een zeer nederige, dit zoo laat geleerde handwerk, maar toch in ieder geval -een taak, waarbij hij geen dag ontbreken mocht, die hem de rust, dat hij zijn plicht -deed, geven zou. Want het leven zelf was niets dan arbeid, de wereld bestond slechts -door arbeid. Daarna had hij liefgehad, zijn redding was door het kind volkomen geworden. -O, welk een lange omweg om tot deze natuurlijke en eenvoudige oplossing te komen. -Wat had hij geleden; hoeveel dwalingen en aanvallen van woede hadden hem van streek -gebracht, voor hij eenvoudig dat deed wat alle menschen doen! Deze radelooze, met -zijn rede strijdende liefde, die liefde, welke door de absurditeiten van de wondergrot -gebloed had en welke door het trotsche verval van het Vaticaan nog meer aan het bloeden -gebracht was, werd eindelijk bevredigd in den echtgenoot en den vader, in den man, -die in den arbeid volgens de rechtvaardige wet van het leven vertrouwde. Daarin lag -de onbetwistbare waarheid, de oplossing van het geluk in de zekerheid. -</p> -<p>Maar Bache en Théophile Morin, de kalme, van de verre toekomst zekere apostelen, waren -intusschen weggegaan met de belofte weer spoedig een avond te zullen komen praten. -Daar Jean nog harder begon te schreeuwen, nam <span class="pageNum" id="pb480">[<a href="#pb480">480</a>]</span>Marie hem in haar armen en maakte haar onderlijfje los, om hem de borst te geven. -</p> -<p>“De schat! Het is zijn tijd, hij vergeet het niet!… Kijk eens, Pierre, ik geloof, -dat hij sedert gisteren nog dikker is geworden.” -</p> -<p>Zij lachte en Pierre kwam ook lachend naar haar toe, om het kind een zoen te geven. -Dan kuste hij, door een onweerstaanbare ontroering aangegrepen, nu hij dit kleine, -rose en gulzige wezentje op dien mooien, door melk opgezwollen vrouwenboezem zag, -ook de moeder. Een heerlijke geur van gelukkige vruchtbaarheid steeg daaruit tot hem -op en bedwelmde hem met levensvreugde. -</p> -<p>“Maar hij zal je opeten,” zeide hij vroolijk. “Wat zuigt hij!” -</p> -<p>“Ja, hij bijt me wel wat. Maar dat hindert niets, dat bewijst, dat hij het lekker -vindt.” -</p> -<p>Nu mengde zich ook Grootmoeder in het gesprek, terwijl een glimlachje haar gezicht -verhelderde. -</p> -<p>“Zeg, ik heb hem vanochtend gewogen. Hij is weer honderd gram zwaarder geworden. En -als je eens wist, hoe zoet die lieve schat is! Het zal een zeer verstandig, braaf -kereltje worden, zooals ik ze gaarne zie. Als hij vijf is, zal ik hem leeren lezen -en op zijn vijftiende zal ik hem vertellen, hoe men een man wordt … Niet waar Thomas? -Niet waar Antoine? Niet waar François?” -</p> -<p>De drie groote zoons keken lachend op en knikten toestemmend, dankbaar voor de heldhaftige -lessen, die zij hun gegeven had. Zij schenen er geen oogenblik aan te twijfelen, of -zij zou nog twintig jaar leven, om ze ook aan Jean te geven. -</p> -<p>In verrukking over hun liefde was Pierre voor Marie blijven staan, toen hij voelde -hoe Guillaume zijn handen op zijn schouders legde. Hij keek om en zag, dat ook hij -straalde en zeer gelukkig was hen zoo gelukkig te zien. De zekerheid, dat zijn broeder -genezen was, dat in het werkzame huis niets dan gezondheid en blijde hoop heerschte, -verdubbelde zijn geluk. -</p> -<p>“Herinner je je nog, Pierre,” zeide Guillaume op zachten toon, “dat ik je zeide, dat -je enkel en alleen door den strijd van je hart tegen je rede leedt, en dat je de rust -terug zoudt vinden, wanneer je liefhadt en begreep? Je moest in jezelf onze moeder -en onzen vader verzoenen, wier strijd, wier smartelijk misverstand tot in het graf -voortduurde. Dat is nu geschied; zij rusten nu eindelijk in vrede in jouw tot rust -gebracht hart.” -</p> -<p>Deze woorden ontroerden Pierre diep. Een blos van vreugde <span class="pageNum" id="pb481">[<a href="#pb481">481</a>]</span>kleurde zijn thans zoo opgewekt en energiek gelaat. Wel bezat hij nog steeds zijn -torenvormig voorhoofd, de oninneembare vesting van de rede, die hij van zijn vader -had, evenals de teedere kin, de goede lippen en oogen, die zijn moeder hem gegeven -had. De twee eerste mislukte proeven waren in hem de aanvallen der moeder, de weenende -teederheid, die diep bedroefd was, omdat zij niet gestild kon worden; de derde had -slechts tot geluk geleid, omdat hij dien brandenden liefdeshonger bevredigd had in -de vrouw, in het kind, in den werkzamen en vruchtbaren arbeid, waarbij hij gehoorzaamde -aan de souvereine rede, aan den vader, die zoo luid in hem sprak. De rede alleen bleef -de koningin. -</p> -<p>“Je hebt daarmede,” ging Guillaume voort, “een goed en mooi werk gedaan, voor jou, -voor ons allen, voor onze dierbare ouders, wier tot rust gekomen en één geworden schimmen -nu zoo rustig in het kleine huisje van onze jeugd zijn. Ik denk zoo dikwijls aan ons -lief huisje te Neuilly, dat de oude Sophie voor ons bewaakt, en ik stel mij voor, -dat de veelgeliefde dooden in het duister van de groote werkkamer heerlijk rusten -en op ons wachten. Welk een vrede voor hen in dat kleine, verlaten huisje! Maar al -heb ik uit egoïsme jullie hier willen houden, omdat ik het geluk om mij heen wilde -zien, toch moet Jean er eenmaal in gaan wonen, om het weer jong te maken.” -</p> -<p>Op zijn beurt had Pierre de handen van Guillaume in de zijne genomen. En oog in oog -vroeg hij hem: -</p> -<p>“Ben jij gelukkig?” -</p> -<p>“Ja, ik ben gelukkig, heel gelukkig, veel gelukkiger dan ik ooit geweest ben—gelukkig, -omdat ik je liefheb, zooals ik je liefheb, omdat jij mij liefhebt, zooals niemand -anders mij liefhebben kan.” -</p> -<p>Hun harten vereenigden zich in deze innige broederliefde—de meest volkomen en heldhaftigste -liefde, die den eenen mensch in den anderen kan doen opgaan. Zij omhelsden elkaar, -terwijl Marie, haar kind aan haar borst houdend, glimlachend en met tranen in haar -oogen naar hen keek. -</p> -<p>Thomas had intusschen de laatste hand aan den motor gelegd en bracht dien eindelijk -in beweging. Het was een wonder van lichtheid en kracht en had, gezien de buitengewone -energie, die hij ontwikkelde, zoo goed als geen gewicht. Hij werkte met volkomen rust, -geruisch- en reukloos. De heele familie stond verrukt om hem heen, toen een bezoeker, -de geleerde en steeds hartelijke Bertheroy binnenkwam. <span class="pageNum" id="pb482">[<a href="#pb482">482</a>]</span>Guillaume verwachtte hem, want hij had hem gevraagd naar de functionneering van den -motor te komen kijken. -</p> -<p>Onmiddellijk uitte de groote scheikundige een kreet van bewondering, en toen hij het -mechanisme nagekeken en de toepassing van de springstof en beweegkracht begrepen had, -wenschte hij Guillaume en Thomas geestdriftig geluk. -</p> -<p>“Het is een wonder, dat je daar geschapen hebt, waarvan de toepassing een onberekenbare -sociale en menschelijke beteekenis krijgen zal. Ja, zeker, in afwachting van den electrischen -motor, dien we nog niet hebben, is dit de ideale motor. Thans bezitten wij de mechanische -trekkracht voor alle soorten voertuigen, is de luchtvaart mogelijk, het probleem van -de op haar plaats blijvende kracht definitief opgelost. Welk een reuzenstap, welk -een plotselinge vooruitgang! Afstanden bestaan nu bijna niet meer, alle wegen zijn -geopend, de menschen kunnen eindelijk broederlijk met elkaar verkeeren … Dit is een -groote weldaad, een mooi geschenk, dat je aan de wereld geeft.” -</p> -<p>Dan sprak hij schertsend over de nieuwe, een zoo geweldige kracht bezittende springstof, -waarvan de ontdekking nu op deze weldadige toepassing uitgeloopen was. -</p> -<p>“En ik dacht nog al, Guillaume, dat jij met al je geheimdoenerij de formule ervan -voor mij verbergen wilde, omdat je heel Parijs in de lucht wou laten vliegen.” -</p> -<p>Guillaume werd ernstig. -</p> -<p>“Daar heb ik ook een oogenblik aan gedacht,” zeide hij, even verbleekend. -</p> -<p>Maar Bertheroy bleef lachen en deed, alsof hij daarin slechts een scherts zag, hoewel -hij een koude rilling over zijn lichaam huiveren voelde. -</p> -<p>“Nu beste vriend, je hebt er beter aan gedaan de menschheid dit wonder te schenken, -waarvan de uitvoering zeker niet zonder moeite en gevaar geweest is. We hebben hier -dus een springstof, die de menschen vernietigen moest en nu ten slotte hun welzijn -verhoogen zal. Alles loopt altijd goed af, dat herhaal ik uit den treure.” -</p> -<p>Bij het hooren van deze verheven en verdraagzame gemoedelijkheid werd Guillaume geroerd. -Het was zoo: wat vernietigen moest, diende den vooruitgang—de bedwongen vulkaan werd -arbeid, vrede, beschaving. Hij had zelfs zijn oorlogs- en overwinningsmachine opgegeven -en zich tevreden gesteld met deze laatste uitvinding, die de uitputting der menschheid -verlichtte, haar arbeid tot de noodzakelijke en <span class="pageNum" id="pb483">[<a href="#pb483">483</a>]</span>voldoende krachtsinspanning beperkte. Hij zag daarin een weinig meer gerechtigheid, -al de gerechtigheid, die hij voor zijn deel had kunnen scheppen. En toen hij zich -omkeerde en de basilica van den <span class="corr" id="xd30e6175" title="Bron: Sacré-Coeur">Sacré-Cœur</span> zag, kon hij zich de besmetting van den waanzin, die zich een oogenblik van hem meester -gemaakt had en hem van een dwaze, nuttelooze vernietiging had doen droomen, niet begrijpen. -Een booze, uit de ellende, uit de verspreide giststoffen van woede en wraak ontstane -ademtocht was langs hem gestreken. Maar welk een verblinding om te gelooven, dat verwoesting -en moord een vruchtbare daad kon zijn, die den bodem bezaaide voor een rijke en gelukkige -oogst! Men bereikt het doel der gewelddaad dadelijk en zij dient nergens anders voor -dan dat zij zelfs bij hen, voor wie men doodt, het gevoel van solidariteit prikkelt. -Het volk, de groote menigte komt in verzet tegen den enkeling, die gerechtigheid meent -uit te oefenen. Een vulkaan, o zeker, maar de vulkaan is de geheele aardkorst, de -geheele volksmassa, die door den onweerstaanbaren druk der inwendige vlam opgeheven -wordt, om een vrije maatschappij opnieuw te scheppen. En hoe groot de heldhaftigheid -van hun waanzin ook zijn mag, moordenaars zijn nooit iets anders dan moordenaars, -wier daad afschuw zaait. -</p> -<p>En op zijn beurt lachend, verklaarde Guillaume, dat hij geheel genezen was. -</p> -<p>“U hebt gelijk, alles eindigt altijd goed, want alles schrijdt de waarheid en gerechtigheid -tegemoet. Maar er zijn soms duizend jaren mede gemoeid. Wat mij betreft, ik zal mijn -nieuwe springstof eenvoudig in den handel brengen, opdat zij, die het verlof daartoe -krijgen, zich door de vervaardiging ervan rijker kunnen maken … Ik zie er van af de -wereld te revolutionneeren.” -</p> -<p>Maar daar kwam Bertheroy tegen in verzet. Met een hartstocht, waarin de kracht van -zijn zeventig jaar duidelijk aan het licht kwam, wees hij op den kleinen motor. -</p> -<p>“Maar dat is de revolutie, de ware, de eenige revolutie. Hiermede en niet met bommen -brengt men de revolutie in de wereld! Niet door verwoesten, maar door scheppen heb -je een revolutionnaire daad verricht … Hoe dikwijls heb ik het je niet gezegd, de -wetenschap alleen is revolutionnair, de eenige, die boven de armzalige politieke gebeurtenissen -en het ijdele drijven van partijgangers en eerzuchtigen uit, aan de toekomstige menschheid -werkt en voor haar de waarheid, <span class="pageNum" id="pb484">[<a href="#pb484">484</a>]</span>de gerechtigheid en den vrede voorbereidt … O beste jongen, als je aan de wereld wat -meer geluk geven wilt, dan behoef je slechts in je laboratorium te blijven, want het -toekomstige geluk kan slechts uit de ovens der geleerden geboren worden.” -</p> -<p>Hij zeide het op eenigszins schertsenden toon, maar men voelde dat hij tot in het -diepst van zijn ziel overtuigd was van wat hij zeide; met minachting zag hij op alles -wat geen wetenschap was, neer. Hij had zich zelfs niet verwonderd, toen Pierre zijn -soutane afgelegd had, en nu hij hem hier met vrouw en kind vond, bleef hij even vriendelijk -als altijd. -</p> -<p>De motor snorde ondanks zijn wonderbare snelheid nauwlijks merkbaar, als een bromvlieg -in de zon. De geheele gelukkige familie stond er omheen en glimlachte vol vreugde -over deze overwinning. Daar zag plotseling de kleine Jean, die eindelijk genoeg gedronken -had en nog een melkbaard om zijn mondje had, de machine, het mooie, van zelf loopende -speelgoed. Zijn oogen schitterden, in zijn wangen kwamen kuiltjes en met gilletjes -van vreugde stak hij zijn kleine knuistjes uit. -</p> -<p>Marie deed lachend haar onderlijfje dicht en droeg hem erheen, opdat hij het speelgoed -beter zou kunnen zien. -</p> -<p>“Dat is mooi, hè schat? Dat draait, dat is sterk, dat leeft, zie je wel?” -</p> -<p>Allen hadden schik om het verbaasde en verrukte gezicht van het kind, dat de machine -had willen aanraken, om te begrijpen. -</p> -<p>“Ja,” herhaalde Bertheroy; “het leeft en is sterk als de zon, als de groote zon daar, -die over het reusachtige Parijs straalt en daar menschen en dingen doet rijpen. Parijs -zelf is ook een motor, Parijs is de ketel, waarin de toekomst kookt, en waaronder -wij, geleerden, het eeuwige vuur onderhouden … Met dit wonder, dat den arbeid van -ons groote Parijs in de geheele wereld nog uitbreiden zal, ben jij, beste Guillaume, -de stoker, de scheppende arbeider der toekomst.” -</p> -<p>Pierre werd door die woorden zeer getroffen, en weer rees voor hem de voorstelling -op van den reusachtigen ketel, den van den eenen rand van den horizont tot den anderen -gevulden ketel, waarin de komende eeuw geboren zou worden uit de buitengewone vermenging -van goed en kwaad. Maar nu zag hij boven de hartstochten, de eerzuchtige pogingen, -de gebreken uit den geweldigen gepraesteerden arbeid, den heldhaftigen handenarbeid -en de <span class="pageNum" id="pb485">[<a href="#pb485">485</a>]</span>fabrieken en werkplaatsen, het glorierijke zoeken van de intellectueele jeugd, die -hij aan het werk wist, die in stilte studeerde, geen enkele verovering der ouderen -prijs gaf en niets liever wilde dan het gebied daarvan uitbreiden. Dat is de exaltatie -van Parijs, in welks reusachtigen schoot de toekomst zich ontwikkelt, waaruit deze, -licht als het morgenrood, zal springen. Evenals de oude wereld het nu in doodsstrijd -liggende Rome bezeten had, zoo heerschte Parijs nu onbeperkt over den modernen tijd; -het is het middelpunt der volkeren in die voortdurende beweging, welke hen met de -zon van het Oosten naar het Westen, van beschaving tot beschaving draagt. Het is het -brein—een geheel groot verleden heeft het voorbestemd om onder alle steden de inwijdster, -de beschaafster, de bevrijdster te zijn. Gisteren riep het den naties den kreet “Vrijheid” -toe, morgen zou het haar den godsdienst der wetenschap, de gerechtigheid, het door -de democratieën verwachte nieuwe geloof brengen. Het was ook de goedheid, de vroolijkheid, -de zachtmoedigheid, de hartstocht om alles te weten, de edelmoedigheid, om alles te -geven. In de werklieden van zijn voorsteden, in de boeren van zijn omliggende landerijen -bezit het onuitputtelijke hulpbronnen, oneindige reserven aan menschen, waaruit de -toekomst zonder te tellen putten kan. De eeuw ging met Parijs ten einde, de volgende -eeuw zou met Parijs beginnen. -</p> -<p>Marie uitte een zachten kreet van bewondering en wees met een gebaar op Parijs. -</p> -<p>“Kijk toch eens, kijk toch eens! Parijs geheel in goud, Parijs bedekt door zijn goudoogst.” -</p> -<p>Allen stonden verrukt, want werkelijk was het lichteffect buitengewoon prachtig. Het -was het effect, dat Pierre reeds meer gezien had: de schuin staande zon overstroomde -het onmetelijke Parijs met een goudstof. Maar ditmaal was het niet meer het uitzaaien, -waarbij de chaos der daken en gebouwen op een bruinen, door den een of anderen reuzenploeg -omgewoelden akker geleek en de goddelijke zon handenvol stralen uitwierp als goudkorrels, -die overal heenvlogen. -</p> -<p>Het was ook niet meer de stad met haar duidelijk onderscheiden wijken—in het Oosten -de door grauwen rook omgeven arbeiderswijk, in het Zuiden de rustig-vroolijke studentenwijk, -in het Westen de breede wijk der rijken, in het midden de koopliedenwijk met haar -sombere straten. <span class="pageNum" id="pb486">[<a href="#pb486">486</a>]</span>Het scheen alsof hetzelfde kiemen van het leven, hetzelfde bloemenveld de geheele -stad bedekt had, in harmonie bracht en er één grenzenloos, met dezelfde vruchtbaarheid -bedekt veld van maakte. Graan, graan overal, een oceaan van graan, waarvan de gouden -deining van het eene einde van den horizont naar het andere rolde. Zoo baadde de schuin -staande zon Parijs in gelijke pracht: het was de oogst na het zaad. -</p> -<p>“Kijk toch eens, kijk toch eens!” riep Marie weer. “Geen hoekje, dat zijn garve niet -heeft; tot zelfs de laagste daken zijn vruchtbaar. En overal dezelfde rijkdom van -aren, alsof er niet meer dan één enkele verzoende en broederlijke aarde is … Jean, -kleine Jean, kijk toch eens hoe mooi het is!” -</p> -<p>Pierre was bij haar komen staan en drukte zich bevend tegen haar aan. Grootmoeder -en Bertheroy glimlachten over deze toekomst, die zij niet meer zien zouden, terwijl -achter Guillaume de drie groote zoons ernstig en vol hoop stonden. -</p> -<p>Toen hief Marie in een mooi, geestdriftig gebaar het kind met haar beide armen in -de hoogte, bood het aan het onmetelijke Parijs, gaf het hem als een verheven geschenk. -</p> -<p>“Daar Jean, kleine lieveling! Jij zult dat alles oogsten en den oogst in de schuur -zetten!” -</p> -<p>Het door de goddelijke zon met licht bezaaide, vlammende Parijs droeg in haar glorie -den toekomstigen oogst van waarheid en gerechtigheid. -</p> -<p class="trailer xd30e6209">EINDE.</p> -<p><span class="pageNum" id="pb487">[<a href="#pb487">487</a>]</span></p> -</div> -</div> -</div> -<div class="footnotes"> -<hr class="fnsep"> -<div class="footnote-body"> -<div id="xd30e4925"> -<p class="footnote"><span class="fnlabel"><a class="noteRef" href="#xd30e4925src">1</a></span> Een non (1647–1690), die door haar visioenen aanleiding gaf tot de invoering van de -vereering van het Heilige Hart van Jezus, en in 1864 door Pius IX heilig verklaard -werd. <a class="fnarrow" href="#xd30e4925src" title="Ga terug naar noot 1 in tekst.">↑</a></p> -</div> -</div> -</div> -</div> -</div> -<div class="back"> -<div id="ads" class="div1 advertisement"><span class="pageNum">[<a href="#toc">Inhoud</a>]</span><div class="divHead"> -<h2 class="main">DE MEULENHOFF-EDITIE</h2> -<h2 class="sub">GEEFT EEN GOED BOEK IN EEN GOED KLEED VOOR WEINIG GELD.</h2> -</div> -<div class="divBody"> -<p class="first"><i>In prachtband met goud is de prijs per deel 55 cent hooger.</i> -</p> -<p>1. DE POLITIE-SPION. Roman uit den tijd van de Revolutie in Rusland door Maxim Gorki. -2e druk. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p>2. SARAH BERNHARDT. Gedenkschriften door haarzelf geschreven.—Jeugd.—Eerste Tooneeljaren. -2e druk. (6e—10e duizendtal) <span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review">Een zeer ter lezing aanbevolen prettig geschreven boek. Deze gedenkschriften zijn -als de schrijfster zelf, opgewekt, dartel, geestig, vol leven en beweging. J. H. Rössing -in het N. v. d. D. -</p> -<p>3. HET HUWELIJK VAN EEFKE BRIËST. Roman door Th. Fontane. 2e druk. (6e—10e duizendtal) -<span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review"><span class="corr" id="xd30e6238" title="Bron: Efke">Eefke</span> Briëst is psychologisch stellig zijn beste roman. Het is een verhaal van een huwelijk -tusschen een ouderen volkomen gerijpten man en een “blutjunge” vrouw. -</p> -<p class="signed">Elsevier’s Maandschrift. -</p> -<p>4. NAPOLEON. Opkomst en grootheid. Met vele illustratiën, door H. P. Geerke. 2e druk. -(6e—10e duizendtal) <span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review">Een degelijk, boeiend boek over Napoleon, keurig uitgegeven en rijk geïllustreerd. -</p> -<p class="signed">Utr. Dagblad. -</p> -<p>5. WALLY. De Roman van een Kellnerin, door Edward Stilgebauer. 3e druk. (11e—16e duizendtal<span class="corr" id="xd30e6255" title="Niet in bron">)</span> <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">De auteur van “Götz Krafft” geeft hier een eenvoudig en treffend verhaal, onopgesmukt -en daardoor overtuigend. Het banale geval is niet banaal of eenzijdig behandeld. Een -mooi boek. -</p> -<p class="signed">De Avondpost. -</p> -<p>6. DE FRAAIE COMEDIE, Een Haagsch Verhaal, door Henri van Booven. 2e druk. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">In dit boek vindt men een prachtige zelfanalyse en een leuke bespotting van burgerlijk -Den Haag. -</p> -<p class="signed">G. v. Hulzen. -</p> -<p>7. SARAH BERNHARDT. Gedenkschriften door haarzelf geschreven.—Na den Oorlog.—Sarah -Bernhardt als “Ster”<span class="corr" id="xd30e6275" title="Niet in bron">.</span> <span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review">Heel interessant is dit boek. Men kan dankbaar zijn voor deze uitgaaf. Een boek dat -er in zal gaan. -</p> -<p class="signed">Het Vaderland. -</p> -<p>8. LIEFDE, door Björnstjerne Björnson. Uit het Noorsch door Cl. Bienfait. 2e druk -(8e—13e duizendtal) <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Met vreugde hebben wij dit meesterwerk van den eeuwig-jeugdigen Noor gelezen, met -een blij oog voor het vele zonnige, het fijn typeerende, echt dichterlijke en zacht -harmonische in dit verhaal van prachtig en sterk uit Noorschen bodem verrezen menschen. -</p> -<p class="signed">De Hofstad. -</p> -<p>9. DE VAL VAN NAPOLEON, door A. Kielland en H. P. Geerke. Geïllustreerd. 2e druk. -<span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een boeiende beschrijving, met vele illustraties, die zeker met genoegen gelezen zullen -worden. -</p> -<p class="signed">Algem. Handelsblad. -<span class="pageNum" id="pb488">[<a href="#pb488">488</a>]</span></p> -<p>10. ALS HET IJZER GESMEED WORDT. Roman door Clara Viebig. 2e druk (6e—10e duizendtal) -<span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Deze roman is als een monumentaal gebouw, dat door zijn grootsche eenheid imponeert -en liefde opwekt tot het waarachtig schoone. Het is wel een zeer <span class="corr" id="xd30e6311" title="Bron: bizonder">bijzonder</span> talent, dat zulk een kunstwerk heeft gewrocht. Een <span class="corr" id="xd30e6314" title="Bron: bizonder">bijzonder</span> mooi boek. -</p> -<p class="signed">N. Arnh. Courant. -</p> -<p>11. RICHARD WAGNER. Zijn leven en werken, door J. Hartog. Rijk geïllustreerd. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een keurig uitgevoerd prachtwerk, met rijken inhoud, dat zich prettig laat lezen, -en velen—ook om den zeer lagen prijs—hoogst welkom zal zijn. De schrijver geeft hier -een zuiver onpartijdig oordeel. Een welverdiend succes zal het boek wachten. -</p> -<p class="signed">C. v. d. Linden in de Muziekbode. -</p> -<p>12. KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje. Roman door Cosinus, 419 bladz. Deel I<span class="corr" id="xd30e6331" title="Niet in bron">.</span> 5e druk (25e—30e duizendtal). <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p>13. KIPPEVEER of Het geschaakte Meisje. Roman door Cosinus, 381 bladz. Deel II. 5e -druk (25e—30e duizendtal). <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Deze beroemd geworden ALLERVERMAKELIJKSTE roman zal ongetwijfeld in den nieuwen vorm -weder vele lezers vinden. Aardige illustraties van Raemaekers. -</p> -<p class="signed">N. v. d. Dag. -</p> -<p>14. GALERIJ van beroemde Fransche Tooneelspelers. Hun intiem leven anecdotisch beschreven, -door J. H. van der Hoeven, met vele illustraties. <span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review">Een kostelijke bundel, luchtig geschreven kantteekeningen van meer of minder piquante -gedenkschriften. Het is een keurige uitgaaf, ook naar het uiterlijk. -</p> -<p class="signed">F. Lapidoth in de Nieuwe Courant. -</p> -<p>15. MONNA VANNA, door M. Maeterlinck, vertaling van Frans Mijnssen, met 1 portret. -5e druk. <span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review">De meesterlijke vertaling van Frans Mijnssen in het nieuwe aantrekkelijke gewaad der -bekende Meulenhoff-Editie. -</p> -<p class="signed">Avondpost. -</p> -<p>16. HET HEKSENLIED, door Von Wildenbruch, op maat overgezet voor de muziek van Max -Schillings door Fr. Pauwels. <span class="price">ƒ 0.50</span> -</p> -<p class="review">Een handige uitgaaf van het beroemde “Heksenlied” in goede bewerking en in maat overgezet -voor muziek van Max Schillings. -</p> -<p class="signed">Utrechtsch Dagblad. -</p> -<p>17. EEN VROUWENBIECHT. Oorspronkelijke roman door G. van Hulzen. 2e druk (7e—11e duizendtal). -<span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Het goede in dit boek is de voortreffelijke psychische uitbeelding, en vooral, dat -de overgave van deze vrouw vanzelfsprekend is geworden. -</p> -<p class="signed">De Groene Amsterdammer. -</p> -<p>18. MARIE ANTOINETTE.—Jeugd.—Eerste jaren der Revolutie, door Cl. Tschudi. Naar de -oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. Clant van der Mijll—Piepers. Met vele illustraties. -<span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Een aanbevelenswaardig boek; levendig is hier de geschiedenis van de ongelukkige koningin -beschreven; men leest het boek als een diep tragischen roman. -</p> -<p class="signed">Opr. Haarl. Crt. -<span class="pageNum" id="pb489">[<a href="#pb489">489</a>]</span></p> -<p>19. DRAMATISCHE WERKEN door Björnstjerne Björnson. Naar de oorspr. Noorsche uitgaaf -vertaald door Marg. Meijboom.—Drie spelen van recht; De jonggehuwden; Een handschoen; -Leonarda <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">De bekende, in korten tijd populair geworden Meulenhoff-Editie, brengt een verdienstelijke -uitgaaf van Björnson’s dramatische werken, waarin de gelijkheid van man en vrouw behandeld -wordt wat betreft het peil van zedelijkheid, recht en maatschappelijk optreden. -</p> -<p class="signed">Alg. Bibl. -</p> -<p>20. MARIE ANTOINETTE EN DE REVOLUTIE<span class="corr" id="xd30e6404" title="Bron: .">,</span> door Cl. Tschudi. Naar de oorspronkelijke Noorsche uitgaaf door J. Clant v. d. Mijll—Piepers. -Met vele illustr. 469 blz. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Dit boek toont ons het leven van de arme Koningin op haar lijdenspad naar het treurige -einde. -</p> -<p class="review">De schokkende gebeurtenissen der Fransche Revolutie met al haar verschrikkingen, ziet -men hier levendig, en getrouw aan de historische feiten, weergegeven. Het geheel is -in onderhoudenden, boeienden trant verteld. -</p> -<p>21. HALFBLOED. Een huwelijk in de tropen. Roman door A. Perrin. Vertaald door D. Jacobson. -2e druk. (7e—12e duizendtal) <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Een goed doorgewerkte roman; de strijd tusschen liefde en bijgeloof van de Indische -vrouw is goed weergegeven. -</p> -<p class="signed">N. v. d. Dag. -</p> -<p>22. NA HET DERDE KIND. Roman door H. von Mühlau, vertaald door Anna van Gogh—Kaulbach -<span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Was het derde kind gewenscht? -</p> -<p class="review">Mag men deze vraag zelfs opwerpen? -</p> -<p class="review">Ziedaar een stukje sociale quaestie waarover deze roman handelt, en die in den tegenwoordigen -tijd aller belangstelling zal wekken. -</p> -<p>23. VERLOVING EN HUWELIJK IN VROEGER DAGEN, door Prof. L. Knappert. Rijk geïllustreerd -<span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een historisch overzicht met vele <span class="corr" id="xd30e6442" title="Bron: bizonderheden">bijzonderheden</span> over “hoe men elkaar vroeger vond en kreeg”. Interessant geïllustr. -</p> -<p>24. Uitverkocht -</p> -<p>25. OPGANG. De roman van een vrouwenleven. Oorspronkelijke roman van Anna van Gogh—Kaulbach. -2e druk. (8e—13e duizendtal) <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Opgang is de roman van een slachtoffer der tweedracht in een huwelijk. Het is de ellende, -door dit laatste veroorzaakt, die Anna van Gogh—Kaulbach ons duidelijk voor oogen -wil stellen<span class="corr" id="xd30e6453" title="Bron: .">,</span> en ze slaagt daarin volkomen. -</p> -<p class="signed">De Haagsche Vrouwenkroniek. -</p> -<p>26. “DE WAPENS <span class="corr" id="xd30e6460" title="Bron: NEER">NEÊR</span>”. Roman van Bertha von Suttner. 3e druk in de Meulenhoff-Editie. Deel I. (12e—17e -duizendtal der nieuwe uitgave). <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Hoe goed heeft deze vrouw opgemerkt; wat heeft zij van veel, dat ons nog altijd met -wilde verbazing vervult, de alledaagsche, onschuldig schijnende oorzaken aangetoond. -</p> -<p class="signed">De Telegraaf. -<span class="pageNum" id="pb490">[<a href="#pb490">490</a>]</span></p> -<p>27. “DE WAPENS NEÊR”. Roman van Bertha von Suttner. Deel II. <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Dit boek, dat den oorlog van 1866 en 1870 schildert, herleeft thans: Heele citaten -waren aan te halen, woordelijk op de toestanden van thans toepasselijk. -</p> -<p class="signed">Utr. Prov. Sted. Dagblad. -</p> -<p>28. HAREM. Schetsen uit het leven van de Turksche vrouw door Demetra Vaka. 2e druk. -(7e—11e duizendtal) <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">De inhoud van dit boek is niet verdicht, hoe onwaarschijnlijk sommige gedeelten ook -schijnen. De feiten zijn volkomen naar waarheid verteld. -</p> -<p>29. <span class="sc">Ons Mooie Nederland</span>. GELDERLAND I, door D. J. van der Ven. Met 80 kunstplaten naar de natuur. 316 bladz. -<span class="price">ƒ 1.20</span> -</p> -<p class="review">Wanneer men dit keurige boek opneemt en doorbladert, is de eerste gedachte: prachtig, -sympathiek, smaakvol werk. En dan nog geen gulden betalen om dit boek het zijn te -mogen noemen … het lijkt schier ongelooflijk! -</p> -<p class="signed">Nieuwe Arnh. Courant. -</p> -<p>30. HET SCHANDAAL. Roman van G. van Ompteda. <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Een boeiende roman waarvan in de origineele uitgave in één jaar 45000 ex. verkocht -werden. -</p> -<p>31. ACHTER DE SCHERMEN. Herinneringen van den Impresario Jos. J. Schürmann <span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review">Een keurige uitgaaf, prettig geschreven. -</p> -<p class="signed">N. Crt. -</p> -<p>32. BRAND, door Henrik Ibsen, vertaald door J. Clant van der Mijll—Piepers <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">“De Meulenhoff-Editie is door het opnemen van Ibsen’s Brand ongetwijfeld wederom een -belangrijk deel rijker geworden. De uitvoering is natuurlijk keurig.” -</p> -<p class="signed">Avondpost. -</p> -<p>33. HET WONDERE LEVEN DER PADDENSTOELEN door D. J. van der Ven, 280 bladzijden, met -80 photografische natuuropnamen. <span class="price">ƒ 1.20</span> -</p> -<p class="review">De bekende Arnhemsche natuurbeschrijver en kenner van het leven van dieren en planten, -deed thans in de Meulenhoff-Editie een uitvoerige verhandeling verschijnen over het -“Wonderleven der Paddenstoelen” zooals hij het teekenend noemt. Zeer leesbaar geschreven, -versierd met vele fotografieën; fraai uitgevoerd en laag van prijs, behoort dit werkje -tot de aantrekkelijkheden van de boekenmarkt, welker bekoring niemand ontgaat. -</p> -<p class="signed">Haagsche Post. -</p> -<p>34. DE LAATSTE DAGEN VAN POMPEJI door Edw. Bulwer Lytton. 544 bladz. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">In handig formaat en grondig herzien door Mevr. J. P. Wesselink van Rossum, verscheen -thans een zevende druk in de bekende Meulenhoff-Editie, goed gedrukt tegen matigen -prijs, zoodat ongetwijfeld velen zich zullen verdiepen in de meesterlijke schildering -van het Romeinsche leven der eerste eeuw en de verschrikkelijke catastrophe die toen -plaats had. Het is en blijft een werk dat aller aanbeveling verdient. -</p> -<p class="signed">Dordr. Courant. -<span class="pageNum" id="pb491">[<a href="#pb491">491</a>]</span></p> -<p>35. DE OORLOG. Geïllustreerde geschiedenis van den wereldoorlog door H. P. Geerke -en G. A. Brandts. Deel II <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een verbazend aardige uitgave. Wij hebben nu vóór ons liggen twee bandjes en die geven -een volledig overzicht van de geweldige gebeurtenissen, zonder een oordeel uit te -spreken. Het is een kostbare verzameling van fotografieën, reproducties van aanplakbiljetten -en documenten, waarvan thans reeds de origineelen zeldzaam zijn. Wij maken alles nog -eens mee, wat wijzelf beleefden of vernamen uit de dagbladen; wij vernemen het in -woord en beeld. Wij zelf en vooral onze naneven mogen schrijvers en uitgevers dankbaar -zijn voor deze populaire en belangrijke uitgave. -</p> -<p class="signed">Boekenschouw. -</p> -<p>36. NAPOLEON EN DE VROUWEN, door H. P. Geerke. Met vele platen en portretten. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">De bekende geschiedkundige Dr. H. F. HELMOLT schrijft van de werken over Napoleon -van Geerke: “Op populaire duidelijke wijze wordt hier Napoleon’s leven verhaald, zonder -dat de lezer vermoedt, welke grondige studie hieraan vooraf is gegaan. Geerke verstaat -de kunst boeiend en onderhoudend te schrijven en toch historisch juist de feiten weer -te geven. Een welverdiend succes zal zeker niet uitblijven.” -</p> -<p>37. PETRA. Roman door Björnstjerne Björnson. 255 blz. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een treffend boeiend verhaal van een meisje dat door haar bruisende, overmoedige wilskracht -haar levensdoel bereikt. De eenvoudige taal van den grooten Noorschen schrijver spreekt -direct tot ons gemoed en blijft ons boeien tot aan het eind toe. -</p> -<p class="signed">Algem. Maandel. Bibliogr. -</p> -<p>38. DE TORENS ZINGEN! Nederlandsche Torens en hunne Klokkenspelen door D. J. van der -Ven. Met 56 afbeeldingen naar fotographische natuuropnamen. 226 blz. <span class="price">ƒ 1.20</span> -</p> -<p class="review">Dit deel vormt een der aantrekkelijkste werken uit de serie Foto-uitgaven der Meulenhoff-Editie. -De vele pakkende foto’s van onze mooie Nederlandsche Torens alléén zijn de prijs van -het boek reeds dubbel waard. Doch de hoofdzaak vormt de tekst waarin op onderhoudende -prettige wijze door den schrijver over Klokken en Torens verhaald wordt. -</p> -<p class="signed">De Kroniek. -</p> -<p>39. JEANNE D’ARC. De Maagd van Orleans, door H. E. Koopmans van Boekeren. 230 bladz., -geïllustreerd <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Het leven van Jeanne d’Arc wordt in dit boekje zeer boeiend en historisch juist verhaald<span class="corr" id="xd30e6587" title="Niet in bron">.</span> -</p> -<p class="signed">N. Rott. Crt. -</p> -<p>40. BLOEMEN door D. J. v. d. Ven. Met 64 afbeeldingen. 263 bladzijden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Bij de firma J. M. Meulenhoff is dit mooie boekje verschenen, dat de aandacht verdient -van natuurliefhebbers, die in eene plant, eene bloem nog iets anders zien dan een -voorwerp van studie. De heer D. J. v. d. Ven geeft hier, bij 65 afbeeldingen naar -opnamen door Mevr. M. Buining—Bijl en Jos. Raemaekers, in een aantal zeer aantrekkelijke -opstellen, wat bloemen en planten vertellen. <span class="pageNum" id="pb492">[<a href="#pb492">492</a>]</span>Hij vereenigt ook het nuttige met het aangename, want hij geeft ook tal van aanwijzingen, -waarmee ook de tuinman gaarne zal kennismaken. -</p> -<p class="signed">Prov. Gron. Crt. -</p> -<p>41. BESCHAVING, door Olga Wohlbrück, 390 bladz. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Op een vraag aan de schrijfster, of de gebeurtenissen in dezen roman waar zijn, ontving -de vertaalster het volgende antwoord: -</p> -<p class="review">“Deze roman berust op waarheid. Om eenheid in het verhaal te brengen, heb ik hier -en daar gedeelten moeten bijwerken en verdichten, maar de gebeurtenissen zijn ontleend -aan de werkelijkheid.” -</p> -<p class="signed">Olga Wohlbrück. -</p> -<p>42. DE AVONTUREN VAN OLIVER TWIST, door Charles Dickens. 580 bladz. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Eindelijk een goede uitgaaf van Dickens in handig formaat. Bovendien wordt deze uitgaaf -in geheel nieuwe vertaling gegeven, door Anna van Gogh—Kaulbach, in het Nederlandsch -van dezen tijd, hetgeen een groote tegenstelling vormt met de bestaande, verouderde -uitgaaf. -</p> -<p class="signed">Algem. Bibliogr. -</p> -<p>43. JAN FUSELIER. Schetsen uit het Indische Soldatenleven door M. H. du Croo. 285 -bladz. <span class="price">ƒ 0.75</span> -</p> -<p class="review">Dit is een bundel gevoelig geschreven schetsen uit het Indische leven. De schrijver -draagt den Indischen soldaat een warm hart toe, en weet op eenvoudigen, sympathieken -toon van het Indische soldatenleven in zijn korte, naar het leven geschetste novellen, -te verhalen. Handelsblad. -</p> -<p>44. KUNSTENAARSLEVEN TE PARIJS, door Henri Morger. 385 bladz. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een nieuw meesterwerk uit de wereldliteratuur. De schrijver geeft hier een interessant -kijkje op het intieme Parijsche kunstenaarsleven. -</p> -<p class="signed">Dordrechtsche Crt. -</p> -<p>45. WILDE DIEREN, naar het leven gephotographeerd door Aug. F. W. Vogt, beschreven -door Dr. H. W. Heinsius. 250 bladz. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Onze eigen, zeldzaam mooie dierentuin “Artis” in woord en beeld weergegeven, met 65 -photograf. natuuropnamen naar het leven der voornaamste wilde dieren. -</p> -<p>46/47. DE PICKWICK-CLUB, twee deelen, door Charles Dickens, versierd met origineele -teekeningen. Per deel eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Hier heeft men nu een der meest onvergankelijke boeken uit de geheele wereldliteratuur, -vol leven, vol humor en ernst, vol opvoedkundige waarde en daarenboven een echt kunstwerk, -typografisch voortreffelijk verzorgd en toch voor een luttel prijsje. Als het debiet -van deze boekjes niet reusachtig wordt, mogen we aannemen, dat het volk van Holland -geen goede boeken waard is. -</p> -<p class="signed">De Maasbode. -</p> -<p>48. BEROEMDE ZANGERESSEN, door J. Hartog. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een prachtwerkje met 23 afbeeld. naar photographieën van de meest beroemde zangeressen, -waaronder vele <span class="pageNum" id="pb493">[<a href="#pb493">493</a>]</span>Nederlandsche zangeressen een eerste plaats innemen. Een dergelijk werk hadden we -tot nu toe niet in onze literatuur. De groote zangeressen zien wij hier in woord en -beeld voor ons, in onderhoudend geschreven levensbeschrijvingen, versierd met meesterlijk -uitgevoerde afbeeldingen en portretten. -</p> -<p class="signed">De Groene Amsterdammer. -</p> -<p>49. DE DROOM. Vervolg van “OPGANG” of de “Roman van een vrouwenleven”, door Anna van -Gogh—Kaulbach. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Wie “Opgang” gelezen heeft, zal zeer zeker er naar verlangen ook dit boeiende vervolg -van dien mooien roman te lezen. -</p> -<p>50. WILLEM VAN ORANJE, door H. Laman Trip—De Beaufort 106 bladz. Eenvoudig gebonden -<span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Dit tooneelspel behandelt het tijdperk van het beleg en ontzet van Leiden; het teekent -welk een kracht er uitging van den toen zieken Willem van Oranje. Een mooi, vlot geschreven -tooneelspel, dat zeker groote belangstelling zal wekken. -</p> -<p class="signed">Utrechtsch Dagblad. -</p> -<p>51. ARON LAGUNA. Tooneelspel in drie bedrijven, door Isr. Querido. Eenvoudig gebonden -<span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">In den dialoog toont zich hier Querido als gewoonlijk een groot meester. Het mooiste -is zeker de scène tusschen Aron en zijn vader in het 18e tooneel van het laatste bedrijf. -Dat is aangrijpend. -</p> -<p class="signed">Stemmen des Tijds. -</p> -<p>52 en 53. DAVID COPPERFIELD I/II, door Charles Dickens. Vertaling van J. Clant v. -d. Mijll—Piepers. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Voor de tallooze liefhebbers van den graag gelezen schrijver zal deze goedkoope, sierlijke -uitgave wel zeer welkom zijn. -</p> -<p class="signed">Haagsche Courant. -</p> -<p>54. PEER GYNT, door H. Ibsen. Vertaling van J. Clant v. d. Mijll—Piepers <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Men is het er algemeen over eens, dat “Peer Gynt” het werk van den meester is, van -onvergankelijke waarde. -</p> -<p class="signed">De Beweging. -</p> -<p>55. SAPHO door A. Daudet. Vertaling van A. van Gogh—Kaulbach <span class="price">ƒ 0.95<span id="xd30e6716"></span></span> -</p> -<p class="review">Met meesterlijke hand teekent Daudet hier het Parijsche leven. Hij voert ons in een -wereld van tragiek en menschelijke aandoeningen. Zooals bekend, droeg hij dit boek -op aan zijn zoons, wanneer zij twintig jaar zouden zijn. -</p> -<p class="signed">Algem. Maandel. Bibliogr. -</p> -<p>56. WILDE EEND, door H. Ibsen. Vertaling van J. Clant v. d. Mijll—Piepers <span class="price">ƒ 0.65</span> -</p> -<p class="review">Dit symbolische stuk is merkwaardig juist in de karakteristiek, uitermate verdienstelijk -in de heel onverwachte tragiek der beslissende momenten. -</p> -<p class="signed">De Tijd. -</p> -<p>57. SCHEFFEL, “EKKEHARD” <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Hoevele malen ik dit onvolprezen boek gelezen heb, zou ik niet kunnen zeggen, maar -steeds ontdekte ik er meer schoonheden in. Ekkehard is een boek, dat nooit oud wordt. -</p> -<p class="signed">Prof. Dr. L. Knappert. -<span class="pageNum" id="pb494">[<a href="#pb494">494</a>]</span></p> -<p>58. <span class="sc">Ons Mooie Nederland.</span> GELDERLAND II (De Geldersche Achterhoek), door D. J. v. d. Ven. 250 bladz. 62 photogr. -natuuropnamen. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 1.10</span> -</p> -<p class="review">Tekst zoowel als illustraties van dit boekje zijn door den schrijver bewonderenswaardig -goed verzorgd. -</p> -<p class="signed">Gron. Crt. -</p> -<p>59. HENRIETTE, roman door François Coppée. 150 bladz. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Vlot geschreven en met zorg vertaald, leent deze Parijsche roman van jeugdig liefdeleven -zich bij uitstek voor verpoozings- en reislectuur. -</p> -<p class="signed">De Controleur. -</p> -<p>60. KLEINE EYOLF, tooneelspel in drie bedrijven door Henrik Ibsen. Eenvoudig gebonden -<span class="price">ƒ 0.65</span> -</p> -<p class="review">Een Ibsen-vertaling die hoog gewaardeerd kan worden, in een fraai verzorgde uitgaaf. -</p> -<p class="signed">Dr. W. G. C. Bijvanck. -</p> -<p>61. VOGELLEVEN IN NEDERLAND door A. B. Wigman. 250 blz. met 65 prachtafbeeldingen. -Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 1.10</span> -</p> -<p class="review">De tekst, boeiend en pakkend geschreven, is van een der eerste vogelkenners in Nederland. -De illustraties zijn in één woord onovertrefbaar. -</p> -<p class="signed">Nieuws van den Dag. -</p> -<p>62/63. SCHULD EN BOETE, door F. M. Dostojewsky. Eenvoudig gebonden<span class="corr" id="xd30e6784" title="Niet in bron">.</span> p. deel <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Het meesterwerk van Dostojewsky. Zijn beroemdste roman. In elken regel leert men den -meester kennen, den grooten schrijver en kenner van de menschelijke ziel. -</p> -<p class="signed">Prof. Bartels. -</p> -<p>64. LIEFDESTRAGEDIE, roman door G. van Hulzen. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Meesterlijk en vol gevoel wordt het leven beschreven van het jonge meisje, dat ten -onder gaat in het gewoel van de groote stad. Een mooie roman, een kleine liefdestragedie, -van veel liefde en veel lijden. -</p> -<p>65. MEVROUW BOVARY, roman door G. Flaubert. 360 blz. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Deze roman staat bovenaan in de rij van meesterwerken der Wereldliteratuur. -</p> -<p class="signed">Utrechtsch Dagblad. -</p> -<p>66. HET DUEL, roman uit het Russische officiersleven door A. Koeprien. Eenvoudig gebonden -<span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Aangrijpend is in dezen roman het leven van den Russischen officier beschreven. Men -ziet hier de Russische toestanden zoo zij zijn, verdorven en ruw. -</p> -<p class="signed">Bredasche Crt. -</p> -<p>67. HET VERGAAN DER WERELD door Dr. M. W. Meijer. Rijk geïllustreerd. Eenvoudig gebonden -<span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">Alom in de natuur ziet men een geboren worden, een groeien en bloeien, gevolgd door -verwelking en dood. Sterren en wereldstelsels komen en vergaan. Zoo zal ook de aarde -eenmaal moeten vergaan. Hoe dat zal geschieden, ziet men door den bekenden sterrekundige -in dit boek op duidelijke, onderhoudende wijze beschreven. -</p> -<p>68. DE AFSTAMMING VAN DEN MENSCH door Wilhelm Bölsche. Geïll. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.85</span> -</p> -<p class="review">De romantische gloedvolle stijl van Bölsche, gepaard met een diepgaande kennis van -het onderwerp, treft men ook <span class="pageNum" id="pb495">[<a href="#pb495">495</a>]</span>in het thans als Meulenhoff-uitgave verschenen boekje aan, terwijl de vele afbeeldingen -een allerbelangrijkste toelichting van het geschrevene vormen. Een aantrekkelijk boek. -</p> -<p class="signed">Prov. Overijselsche Cour. -</p> -<p>69. HEDDA GABLER, door H. Ibsen. Vertaling van J. Clant van der Mijll—Piepers. Eenvoudig -gebonden <span class="price">ƒ 0.65</span> -</p> -<p class="review">Deze Nederl. Ibsen-vertaling door Mevr. Clant van der Mijll—Piepers, is in haar geheel -een aanwinst voor het Nederlandsche volk en een letterk. arbeid van beteekenis. -</p> -<p>70. HANN KLÜTH, roman door George Engel, 322 bladzijden Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">“Hann Klüth” is een roman van opoffering en liefde, van blijde levensopvatting. -</p> -<p class="review">Het is een hartverkwikkend, warm gevoeld boek, frisch geschreven, vol blijden geest. -</p> -<p class="signed">Prof. Bartels. -</p> -<p>71. <a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/20665">DE NEDERLANDSCHE NATIONALE KLEEDERDRACHTEN</a> door Th. Molkenboer. Met 81 afbeeldingen naar photogr. natuuropnamen. Eenvoudig gebonden. -<span class="price">ƒ 1.10</span> -</p> -<p class="review">Men weet niet wat het wint: de beschrijving, gevloeid uit de pen van een artiest, -of de fraaie afbeeldingen. -</p> -<p class="review">Het geheel is een kostbaar boekje, dat een geheel eigen plaats inneemt en voor het -nageslacht vastlegt wat langzaam maar zeker verloren dreigt te gaan. -</p> -<p class="signed">Het Huisgezin. -</p> -<p>72. <a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/56760">LOURDES</a>, roman door Emile Zola. 488 blz. Met inleiding van Is. Querido. Eenvoudig gebonden -<span class="price">ƒ 1.10</span> -</p> -<p class="review">Van de oorspronkelijke uitgave werden meer dan 180.000 exemplaren verkocht. -</p> -<p class="review">Deze vertaling onderscheidt zich gunstig van de tot dusver in ons land gedrukte, meestal -minderwaardige Zola-overzettingen. Het moeilijk werk werd met zorg verricht door den -heer W. J. A. Roldanus Jr., een der beste hedendaagsche vertalers. -</p> -<p class="signed">De Avondpost. -</p> -<p>73. DE VROUW VAN DE ZEE door H. Ibsen. Vertaling van J. Clant van der Mijll—Piepers. -Eenv. gebonden <span class="price">ƒ 0.65</span> -</p> -<p>74. DE ROODE KAMER, roman door A. Strindberg. 375 blz. Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Vertaald naar de oorspronkelijke Zweedsche uitgave. De uitgave van dezen roman had -een uitwerking als van een brandklok bij nacht. Iedereen schrok op en voelde dat er -iets gebeurd was. Het was een gebeurtenis, de verschijning van dezen roman, die in -al zijn kracht en scherpte fel oplaaide. -</p> -<p class="signed">Knut Hamsun. -</p> -<p>75. ROSMERSHOLM door H. Ibsen. Vertaling van J. Clant van der Mijll—Piepers. Eenvoudig -gebonden <span class="price">ƒ 0.65</span> -</p> -<p>76. DUIZEND EN ÉÉN NACHT. Deel I. Oostersche verhalen (uitgaaf voor volwassenen). -Vertaald d. Henri van Booven. Geïll. naar de origineele teekeningen van J. Wildschut. -Eenvoudig gebonden <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p>77. DE HUWELIJKSREIS. Een verhaal van liefde en strijd door Charles de Coster, schrijver -van “Uilenspiegel en Lamme Goedzak”. Geïll. door J. van Wijk. Eenv. geb. <span class="price">ƒ 0.95</span> -</p> -<p class="review">Een mooi boek, vol ironie, vol humor, maar ook vol tragische werkelijkheid. -</p> -</div> -</div> -<div class="div1" id="toc"> -<h2 class="main">Inhoudsopgave</h2> -<table summary="Inhoudsopgave"> -<tr id="bk1.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#bk1">EERSTE BOEK</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk1">5</a></td> -</tr> -<tr id="ch1.1.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">I. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1.1">I.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1.1">5</a></td> -</tr> -<tr id="ch1.2.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">II. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1.2">II.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1.2">24</a></td> -</tr> -<tr id="ch1.3.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">III. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1.3">III.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1.3">46</a></td> -</tr> -<tr id="ch1.4.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">IV. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1.4">IV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1.4">64</a></td> -</tr> -<tr id="ch1.5.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">V. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch1.5">V.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch1.5">85</a></td> -</tr> -<tr id="bk2.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#bk2">TWEEDE BOEK</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk2">104</a></td> -</tr> -<tr id="ch2.1.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">I. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2.1">I.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2.1">104</a></td> -</tr> -<tr id="ch2.2.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">II. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2.2">II.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2.2">122</a></td> -</tr> -<tr id="ch2.3.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">III. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2.3">III.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2.3">138</a></td> -</tr> -<tr id="ch2.4.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">IV. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2.4">IV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2.4">156</a></td> -</tr> -<tr id="ch2.5.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">V. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch2.5">V.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch2.5">173</a></td> -</tr> -<tr id="bk3.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#bk3">DERDE BOEK</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk3">195</a></td> -</tr> -<tr id="ch3.1.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">I. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3.1">I.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3.1">195</a></td> -</tr> -<tr id="ch3.2.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">II. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3.2">II.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3.2">214</a></td> -</tr> -<tr id="ch3.3.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">III. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3.3">III.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3.3">235</a></td> -</tr> -<tr id="ch3.4.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">IV. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3.4">IV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3.4">256</a></td> -</tr> -<tr id="ch3.5.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">V. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch3.5">V.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch3.5">276</a></td> -</tr> -<tr id="bk4.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#bk4">VIERDE BOEK.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk4">294</a></td> -</tr> -<tr id="ch4.1.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">I. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4.1">I.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4.1">294</a></td> -</tr> -<tr id="ch4.2.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">II. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4.2">II.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4.2">313</a></td> -</tr> -<tr id="ch4.3.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">III. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4.3">III.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4.3">332</a></td> -</tr> -<tr id="ch4.4.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">IV. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4.4">IV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4.4">350</a></td> -</tr> -<tr id="ch4.5.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">V. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch4.5">V.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch4.5">368</a></td> -</tr> -<tr id="bk5.toc"> -<td class="tocDivNum"></td> -<td class="tocDivTitle" colspan="8"><a href="#bk5">VIJFDE BOEK</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#bk5">387</a></td> -</tr> -<tr id="ch5.1.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">I. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch5.1">I.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5.1">387</a></td> -</tr> -<tr id="ch5.2.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">II. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch5.2">II.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5.2">405</a></td> -</tr> -<tr id="ch5.3.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">III. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch5.3">III.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5.3">425</a></td> -</tr> -<tr id="ch5.4.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">IV. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch5.4">IV.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5.4">443</a></td> -</tr> -<tr id="ch5.5.toc"> -<td></td> -<td class="tocDivNum">V. </td> -<td class="tocDivTitle" colspan="7"><a href="#ch5.5">V.</a></td> -<td class="tocPageNum"><a class="pageref" href="#ch5.5">465</a></td> -</tr> -</table> -</div> -<div class="transcriberNote"> -<h2 class="main">Colofon</h2> -<h3 class="main">Beschikbaarheid</h3> -<p class="first">Dit eBoek is voor kosteloos gebruik door iedereen overal, met vrijwel geen beperkingen -van welke soort dan ook. U mag het kopiëren, weggeven of hergebruiken onder de voorwaarden -van de Project Gutenberg Licentie in dit eBoek of on-line op <a class="seclink xd30e45" title="Externe link" href="https://www.gutenberg.org/">www.gutenberg.org</a>. -</p> -<p>Dit eBoek is geproduceerd door het on-line gedistribueerd correctieteam op <a class="seclink xd30e45" title="Externe link" href="https://www.pgdp.net/">www.pgdp.net</a>. -</p> -<p>Dit boek is het derde deel van de <i>Drie Steden</i> trilogie. Het eerste deel, <i>Lourdes</i> is beschikbaar op Project Gutenberg als eBoek <a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/56760">56760</a>. Het tweede deel, <i>Rome</i> als eBoek <a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/61326">61326</a>. -</p> -<p>Het Franse origineel, <i>Paris</i>, is beschikbaar op Project Gutenberg als eBoek <a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/34451">34451</a>; een Engelse vertaling van dit werk is ook beschikbaar in Project Gutenberg als <a class="pglink xd30e45" title="Link naar Project Gutenberg eboek" href="https://www.gutenberg.org/ebooks/9169"><i>Paris</i></a>. -</p> -<h3 class="main">Metadata</h3> -<table class="colophonMetadata" summary="Metadata"> -<tr> -<td><b>Titel:</b></td> -<td>Parijs (De Drie Steden, Deel 3 van 3)</td> -<td></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Auteur:</b></td> -<td>Émile Zola (1840–1902)</td> -<td><a href="https://viaf.org/viaf/32004502/" class="seclink">Info</a></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Vertaler:</b></td> -<td>Willem Jacob Aarland Roldanus Jr. (1877–1940)</td> -<td><a href="https://viaf.org/viaf/284351261/" class="seclink">Info</a></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Taal:</b></td> -<td>Nederlands (Spelling De Vries-Te Winkel)</td> -<td></td> -</tr> -<tr> -<td><b>Oorspronkelijke uitgiftedatum:</b></td> -<td>1918</td> -<td></td> -</tr> -</table> -<h3 class="main">Codering</h3> -<p class="first">Dit boek is weergegeven in oorspronkelijke schrijfwijze. Afgebroken woorden aan het -einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld. Kennelijke zetfouten in het origineel -zijn verbeterd. Deze verbeteringen zijn aangegeven in de colofon aan het einde van -dit boek.</p> -<h3 class="main">Documentgeschiedenis</h3> -<ul> -<li>2021-05-11 Started. -</li> -</ul> -<h3 class="main">Externe Referenties</h3> -<p>Dit Project Gutenberg eBoek bevat externe referenties. Het kan zijn dat deze links -voor u niet werken.</p> -<h3 class="main">Verbeteringen</h3> -<p>De volgende verbeteringen zijn aangebracht in de tekst:</p> -<table class="correctionTable" summary="Overzicht van verbeteringen aangebracht in de tekst."> -<tr> -<th>Bladzijde</th> -<th>Bron</th> -<th>Verbetering</th> -<th>Bewerkingsafstand</th> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><i title="27 gevallen">Passim. -</i></td> -<td class="width40 bottom">afschuwlijke</td> -<td class="width40 bottom">afschuwelijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e268">7</a>, <a class="pageref" href="#xd30e276">7</a>, <a class="pageref" href="#xd30e326">14</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1246">89</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1275">92</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1603">123</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1659">129</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2190">171</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4189">332</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4918">388</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5115">405</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5622">438</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5819">451</a></td> -<td class="width40 bottom">Sacré Cœur</td> -<td class="width40 bottom">Sacré-Cœur</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e292">9</a></td> -<td class="width40 bottom">belachlijke</td> -<td class="width40 bottom">belachelijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e316">13</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3743">295</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5710">443</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5761">446</a></td> -<td class="width40 bottom">religieuse</td> -<td class="width40 bottom">religieuze</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e339">15</a>, <a class="pageref" href="#xd30e355">16</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1058">73</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3810">300</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6022">467</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6030">467</a></td> -<td class="width40 bottom">concierge</td> -<td class="width40 bottom">conciërge</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e363">16</a>, <a class="pageref" href="#xd30e437">23</a>, <a class="pageref" href="#xd30e779">49</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1047">72</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4511">358</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e426">22</a></td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e468">26</a></td> -<td class="width40 bottom">financiëele</td> -<td class="width40 bottom">financieele</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e501">28</a></td> -<td class="width40 bottom">Còmédie</td> -<td class="width40 bottom">Comédie</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><i title="54 gevallen">Passim. -</i></td> -<td class="width40 bottom">huwlijk</td> -<td class="width40 bottom">huwelijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e552">33</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijkscandidaten</td> -<td class="width40 bottom">huwelijkscandidaten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e569">34</a></td> -<td class="width40 bottom">indivudualist</td> -<td class="width40 bottom">individualist</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e632">39</a></td> -<td class="width40 bottom">specialiteit</td> -<td class="width40 bottom">specialist</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e670">42</a>, <a class="pageref" href="#xd30e682">43</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2166">169</a></td> -<td class="width40 bottom">afschuwlijkste</td> -<td class="width40 bottom">afschuwelijkste</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e687">43</a></td> -<td class="width40 bottom">knikte</td> -<td class="width40 bottom">knikten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e699">43</a>, <a class="pageref" href="#xd30e768">48</a></td> -<td class="width40 bottom">Fonsèque</td> -<td class="width40 bottom">Fonsègue</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e735">46</a></td> -<td class="width40 bottom">collectievistischen</td> -<td class="width40 bottom">collectivistischen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e754">47</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2059">159</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3184">249</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5339">417</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5925">459</a></td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e784">49</a></td> -<td class="width40 bottom">lachtte</td> -<td class="width40 bottom">lachte</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e826">54</a></td> -<td class="width40 bottom">Kijk</td> -<td class="width40 bottom">Kijkt</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e857">57</a></td> -<td class="width40 bottom">hi</td> -<td class="width40 bottom">hij</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e879">59</a></td> -<td class="width40 bottom">dames-comité</td> -<td class="width40 bottom">damescomité</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e949">65</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4088">323</a></td> -<td class="width40 bottom">hotel</td> -<td class="width40 bottom">hôtel</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e954">65</a></td> -<td class="width40 bottom">heimlijk</td> -<td class="width40 bottom">heimelijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e959">65</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2029">158</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom">:</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1119">78</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3196">249</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4019">318</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4600">365</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">”</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1180">83</a></td> -<td class="width40 bottom">naiëf</td> -<td class="width40 bottom">naïef</td> -<td class="bottom">2 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1189">83</a></td> -<td class="width40 bottom">naieve</td> -<td class="width40 bottom">naïeve</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1222">87</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6175">483</a></td> -<td class="width40 bottom">Sacré-Coeur</td> -<td class="width40 bottom">Sacré-Cœur</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1239">88</a></td> -<td class="width40 bottom">monsignor</td> -<td class="width40 bottom">monseigneur</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1323">99</a></td> -<td class="width40 bottom">Gedot-de Mauroy</td> -<td class="width40 bottom">Godot-de-Mauroy</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1372">103</a></td> -<td class="width40 bottom">ontploffiing</td> -<td class="width40 bottom">ontploffing</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1400">105</a></td> -<td class="width40 bottom">HoeweI</td> -<td class="width40 bottom">Hoewel</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1437">108</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1467">111</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1469">111</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4158">329</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4197">332</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4220">334</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4968">393</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6275">487</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6331">488</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6587">491</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6784">494</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1534">117</a></td> -<td class="width40 bottom">hun</td> -<td class="width40 bottom">hem</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1617">124</a></td> -<td class="width40 bottom">protestantsch</td> -<td class="width40 bottom">Protestantsch</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1641">128</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksaanzoek</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksaanzoek</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1662">129</a></td> -<td class="width40 bottom">Sairet-Eleuthère</td> -<td class="width40 bottom">Saint-Eleuthère</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1712">133</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1941">150</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2013">157</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2042">159</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2048">159</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2051">159</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2056">159</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2065">160</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2081">161</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2092">162</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2154">168</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2718">217</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2811">221</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3800">299</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3818">300</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4098">324</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4649">368</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5691">442</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5990">464</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6013">466</a></td> -<td class="width40 bottom">Ecole</td> -<td class="width40 bottom">École</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1744">136</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksuitzetten</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksuitzetten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1802">140</a>, <a class="pageref" href="#xd30e1981">154</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3481">271</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3688">290</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3973">314</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4654">368</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4928">388</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5347">418</a></td> -<td class="width40 bottom">afschuwlijk</td> -<td class="width40 bottom">afschuwelijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e1947">151</a></td> -<td class="width40 bottom">nabijën</td> -<td class="width40 bottom">nabijen</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2021">158</a></td> -<td class="width40 bottom">verwachte</td> -<td class="width40 bottom">verwachten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2034">158</a></td> -<td class="width40 bottom">later</td> -<td class="width40 bottom">laten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2119">165</a></td> -<td class="width40 bottom">lawaaiïge</td> -<td class="width40 bottom">lawaaiige</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2127">166</a></td> -<td class="width40 bottom">copiïsten</td> -<td class="width40 bottom">copiisten</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2132">166</a></td> -<td class="width40 bottom">procéde’s</td> -<td class="width40 bottom">procedé’s</td> -<td class="bottom">2 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2143">167</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">niet </td> -<td class="bottom">5</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2146">167</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2347">189</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2734">217</a>, <a class="pageref" href="#xd30e2738">217</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3174">248</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3268">254</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3854">303</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4110">325</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">“</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2232">177</a></td> -<td class="width40 bottom">zieken</td> -<td class="width40 bottom">zielen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2290">183</a></td> -<td class="width40 bottom">hôtel-Duvillard</td> -<td class="width40 bottom">hôtel Duvillard</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2325">187</a></td> -<td class="width40 bottom">bourgois</td> -<td class="width40 bottom">bourgeois</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2331">187</a></td> -<td class="width40 bottom">menscheid</td> -<td class="width40 bottom">menschheid</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2342">189</a></td> -<td class="width40 bottom">arnarchie</td> -<td class="width40 bottom">anarchie</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2358">190</a></td> -<td class="width40 bottom">Guillame</td> -<td class="width40 bottom">Guillaume</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2461">200</a></td> -<td class="width40 bottom">concierges</td> -<td class="width40 bottom">conciërges</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2475">201</a></td> -<td class="width40 bottom">eenlge</td> -<td class="width40 bottom">eenige</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2536">204</a></td> -<td class="width40 bottom">ben</td> -<td class="width40 bottom">bent</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2581">207</a></td> -<td class="width40 bottom">gespongen</td> -<td class="width40 bottom">gesprongen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2729">217</a></td> -<td class="width40 bottom">vau</td> -<td class="width40 bottom">van</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2820">222</a></td> -<td class="width40 bottom">Polyleucte</td> -<td class="width40 bottom">Polyeucte</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2948">231</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3487">271</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4067">322</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksreis</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksreis</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e2990">234</a></td> -<td class="width40 bottom">beleeding</td> -<td class="width40 bottom">beleediging</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3008">235</a></td> -<td class="width40 bottom">tegegelijkertijd</td> -<td class="width40 bottom">tegelijkertijd</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3022">236</a></td> -<td class="width40 bottom">hieroglyphen</td> -<td class="width40 bottom">hiëroglyphen</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3041">238</a></td> -<td class="width40 bottom">Monforand</td> -<td class="width40 bottom">Monferrand</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3047">238</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3410">267</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3613">281</a></td> -<td class="width40 bottom">“</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3049">238</a></td> -<td class="width40 bottom">porte</td> -<td class="width40 bottom">Porte</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3064">239</a></td> -<td class="width40 bottom">arnarchisten</td> -<td class="width40 bottom">anarchisten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3260">254</a></td> -<td class="width40 bottom">Dyon</td> -<td class="width40 bottom">Dijon</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3275">254</a></td> -<td class="width40 bottom">Comedie</td> -<td class="width40 bottom">Comédie</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3349">263</a></td> -<td class="width40 bottom">en en</td> -<td class="width40 bottom">en</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3382">266</a></td> -<td class="width40 bottom">ik</td> -<td class="width40 bottom">Ik</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3397">266</a></td> -<td class="width40 bottom">Houdt</td> -<td class="width40 bottom">Houd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3418">267</a></td> -<td class="width40 bottom">geldhuwlijk</td> -<td class="width40 bottom">geldhuwelijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3474">271</a></td> -<td class="width40 bottom">Victoria</td> -<td class="width40 bottom">victoria</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3484">271</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4931">388</a></td> -<td class="width40 bottom">afschuwlijkheid</td> -<td class="width40 bottom">afschuwelijkheid</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3490">271</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksvoltrekking</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksvoltrekking</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3512">273</a></td> -<td class="width40 bottom">hierarchischen</td> -<td class="width40 bottom">hiërarchischen</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3549">275</a></td> -<td class="width40 bottom">arrestie</td> -<td class="width40 bottom">arrestatie</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3596">280</a></td> -<td class="width40 bottom">me</td> -<td class="width40 bottom">met</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3639">284</a></td> -<td class="width40 bottom">eindeiijk</td> -<td class="width40 bottom">eindelijk</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3667">288</a></td> -<td class="width40 bottom">moeiijke</td> -<td class="width40 bottom">moeilijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3677">289</a></td> -<td class="width40 bottom">heimlijke</td> -<td class="width40 bottom">heimelijke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3693">290</a></td> -<td class="width40 bottom">hartstochtten</td> -<td class="width40 bottom">hartstochten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3710">292</a></td> -<td class="width40 bottom">zeten</td> -<td class="width40 bottom">zetten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3960">313</a></td> -<td class="width40 bottom">met</td> -<td class="width40 bottom">niet</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e3963">313</a>, <a class="pageref" href="#xd30e3976">314</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4537">359</a>, <a class="pageref" href="#xd30e4705">372</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6072">471</a></td> -<td class="width40 bottom">afschuwlijken</td> -<td class="width40 bottom">afschuwelijken</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4002">317</a></td> -<td class="width40 bottom">, en</td> -<td class="width40 bottom"> in</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4005">317</a></td> -<td class="width40 bottom">kenden</td> -<td class="width40 bottom">kende</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4116">325</a></td> -<td class="width40 bottom">Francais</td> -<td class="width40 bottom">François</td> -<td class="bottom">2 / 1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4160">329</a></td> -<td class="width40 bottom">dulden</td> -<td class="width40 bottom">duldden</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4178">331</a></td> -<td class="width40 bottom">zoon</td> -<td class="width40 bottom">zonen</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4228">335</a></td> -<td class="width40 bottom">werdt</td> -<td class="width40 bottom">werd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4310">342</a></td> -<td class="width40 bottom">flets</td> -<td class="width40 bottom">fiets</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4467">354</a></td> -<td class="width40 bottom">Elyseé</td> -<td class="width40 bottom">Elysée</td> -<td class="bottom">2 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4477">355</a></td> -<td class="width40 bottom">protégés</td> -<td class="width40 bottom">protégé’s</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4482">355</a></td> -<td class="width40 bottom">enquete-commissie</td> -<td class="width40 bottom">enquête-commissie</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4488">355</a></td> -<td class="width40 bottom">staatsIieden</td> -<td class="width40 bottom">staatslieden</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4513">358</a></td> -<td class="width40 bottom">antecendenten</td> -<td class="width40 bottom">antecedenten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4518">358</a></td> -<td class="width40 bottom">had</td> -<td class="width40 bottom">hadden</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4529">359</a></td> -<td class="width40 bottom">je</td> -<td class="width40 bottom">Je</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4584">363</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5235">412</a>, <a class="pageref" href="#xd30e5238">412</a></td> -<td class="width40 bottom">Lehman</td> -<td class="width40 bottom">Lehmann</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4592">364</a></td> -<td class="width40 bottom">of</td> -<td class="width40 bottom">af</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4606">365</a></td> -<td class="width40 bottom">interressant</td> -<td class="width40 bottom">interessant</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4616">366</a></td> -<td class="width40 bottom">hof</td> -<td class="width40 bottom">Hof</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4621">366</a></td> -<td class="width40 bottom">:</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4626">366</a></td> -<td class="width40 bottom">òp</td> -<td class="width40 bottom">op</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4689">371</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksplan</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksplan</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4710">372</a></td> -<td class="width40 bottom">stijd</td> -<td class="width40 bottom">strijd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4758">375</a></td> -<td class="width40 bottom">nabijë</td> -<td class="width40 bottom">nabije</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4761">375</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksfeest</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksfeest</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4791">377</a></td> -<td class="width40 bottom">hieldt</td> -<td class="width40 bottom">hield</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4794">377</a></td> -<td class="width40 bottom">vondt</td> -<td class="width40 bottom">vond</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4845">380</a></td> -<td class="width40 bottom">het</td> -<td class="width40 bottom">heb</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4878">383</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksdag</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksdag</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e4985">394</a></td> -<td class="width40 bottom">uithuwlijkt</td> -<td class="width40 bottom">uithuwelijkt</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5047">399</a></td> -<td class="width40 bottom">nerveuse</td> -<td class="width40 bottom">nerveuze</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5069">401</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom"> te</td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5078">402</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksplechtigheden</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksplechtigheden</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5140">406</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksinzegening</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksinzegening</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5228">412</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijken</td> -<td class="width40 bottom">huwelijken</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5252">413</a></td> -<td class="width40 bottom">huwlijksplechtigheid</td> -<td class="width40 bottom">huwelijksplechtigheid</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5270">415</a></td> -<td class="width40 bottom">pralen</td> -<td class="width40 bottom">praten</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5282">415</a></td> -<td class="width40 bottom">takvol</td> -<td class="width40 bottom">taktvol</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5444">424</a></td> -<td class="width40 bottom">haar </td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">5</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5453">425</a></td> -<td class="width40 bottom">doodstrijd</td> -<td class="width40 bottom">doodsstrijd</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5518">429</a></td> -<td class="width40 bottom">extratje</td> -<td class="width40 bottom">extraatje</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5544">432</a></td> -<td class="width40 bottom">papapers</td> -<td class="width40 bottom">papavers</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5556">433</a></td> -<td class="width40 bottom">Théodore</td> -<td class="width40 bottom">Toussaint</td> -<td class="bottom">8</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5604">437</a></td> -<td class="width40 bottom">inconvenienten</td> -<td class="width40 bottom">inconveniënten</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5619">438</a></td> -<td class="width40 bottom">voltooiïng</td> -<td class="width40 bottom">voltooiing</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5634">439</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">op </td> -<td class="bottom">3</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5647">440</a></td> -<td class="width40 bottom">vindt</td> -<td class="width40 bottom">vind</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5665">441</a></td> -<td class="width40 bottom">andere</td> -<td class="width40 bottom">anderen</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5688">442</a></td> -<td class="width40 bottom">Antoine</td> -<td class="width40 bottom">François</td> -<td class="bottom">6</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5745">445</a></td> -<td class="width40 bottom">vonden</td> -<td class="width40 bottom">vond</td> -<td class="bottom">2</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5842">454</a></td> -<td class="width40 bottom">levenstroom</td> -<td class="width40 bottom">levensstroom</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e5903">458</a></td> -<td class="width40 bottom">leef</td> -<td class="width40 bottom">leeft</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6027">467</a></td> -<td class="width40 bottom">Rosé</td> -<td class="width40 bottom">Rose</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6117">477</a></td> -<td class="width40 bottom"> zich</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">5</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6238">487</a></td> -<td class="width40 bottom">Efke</td> -<td class="width40 bottom">Eefke</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6255">487</a></td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Niet in bron</i>] -</td> -<td class="width40 bottom">)</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6311">488</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6314">488</a></td> -<td class="width40 bottom">bizonder</td> -<td class="width40 bottom">bijzonder</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6404">489</a>, <a class="pageref" href="#xd30e6453">489</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom">,</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6442">489</a></td> -<td class="width40 bottom">bizonderheden</td> -<td class="width40 bottom">bijzonderheden</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6460">489</a></td> -<td class="width40 bottom">NEER</td> -<td class="width40 bottom">NEÊR</td> -<td class="bottom">1 / 0</td> -</tr> -<tr> -<td class="width20"><a class="pageref" href="#xd30e6716">493</a></td> -<td class="width40 bottom">.</td> -<td class="width40 bottom"> -[<i>Verwijderd</i>] -</td> -<td class="bottom">1</td> -</tr> -</table> -<h3 class="main">Afkortingen</h3> -<p>Overzicht van gebruikte afkortingen.</p> -<table class="abbreviationtable" summary="Overzicht van gebruikte afkortingen."> -<tr> -<th>Afkorting</th> -<th>Uitgeschreven</th> -</tr> -<tr> -<td class="bottom">n.l.</td> -<td class="bottom">namelijk</td> -</tr> -<tr> -<td class="bottom">o.a.</td> -<td class="bottom">onder andere</td> -</tr> -</table> -</div> -</div> -<div style='display:block; margin-top:4em'>*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK DE DRIE STEDEN: PARIJS ***</div> -<div style='text-align:left'> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Updated editions will replace the previous one—the old editions will -be renamed. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright -law means that no one owns a United States copyright in these works, -so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the United -States without permission and without paying copyright -royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part -of this license, apply to copying and distributing Project -Gutenberg™ electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG™ -concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark, -and may not be used if you charge for an eBook, except by following -the terms of the trademark license, including paying royalties for use -of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for -copies of this eBook, complying with the trademark license is very -easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation -of derivative works, reports, performances and research. Project -Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away--you may -do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected -by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark -license, especially commercial redistribution. -</div> - -<div style='margin:0.83em 0; font-size:1.1em; text-align:center'>START: FULL LICENSE<br> -<span style='font-size:smaller'>THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE<br> -PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK</span> -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -To protect the Project Gutenberg™ mission of promoting the free -distribution of electronic works, by using or distributing this work -(or any other work associated in any way with the phrase “Project -Gutenberg”), you agree to comply with all the terms of the Full -Project Gutenberg™ License available with this file or online at -www.gutenberg.org/license. -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg™ electronic works -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg™ -electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to -and accept all the terms of this license and intellectual property -(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all -the terms of this agreement, you must cease using and return or -destroy all copies of Project Gutenberg™ electronic works in your -possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a -Project Gutenberg™ electronic work and you do not agree to be bound -by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the person -or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.B. “Project Gutenberg” is a registered trademark. It may only be -used on or associated in any way with an electronic work by people who -agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few -things that you can do with most Project Gutenberg™ electronic works -even without complying with the full terms of this agreement. See -paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project -Gutenberg™ electronic works if you follow the terms of this -agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg™ -electronic works. See paragraph 1.E below. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation (“the -Foundation” or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection -of Project Gutenberg™ electronic works. Nearly all the individual -works in the collection are in the public domain in the United -States. If an individual work is unprotected by copyright law in the -United States and you are located in the United States, we do not -claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, -displaying or creating derivative works based on the work as long as -all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope -that you will support the Project Gutenberg™ mission of promoting -free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg™ -works in compliance with the terms of this agreement for keeping the -Project Gutenberg™ name associated with the work. You can easily -comply with the terms of this agreement by keeping this work in the -same format with its attached full Project Gutenberg™ License when -you share it without charge with others. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern -what you can do with this work. Copyright laws in most countries are -in a constant state of change. If you are outside the United States, -check the laws of your country in addition to the terms of this -agreement before downloading, copying, displaying, performing, -distributing or creating derivative works based on this work or any -other Project Gutenberg™ work. The Foundation makes no -representations concerning the copyright status of any work in any -country other than the United States. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg: -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.1. The following sentence, with active links to, or other -immediate access to, the full Project Gutenberg™ License must appear -prominently whenever any copy of a Project Gutenberg™ work (any work -on which the phrase “Project Gutenberg” appears, or with which the -phrase “Project Gutenberg” is associated) is accessed, displayed, -performed, viewed, copied or distributed: -</div> - -<blockquote> - <div style='display:block; margin:1em 0'> - This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and most - other parts of the world at no cost and with almost no restrictions - whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms - of the Project Gutenberg License included with this eBook or online - at <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. If you - are not located in the United States, you will have to check the laws - of the country where you are located before using this eBook. - </div> -</blockquote> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.2. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is -derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not -contain a notice indicating that it is posted with permission of the -copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in -the United States without paying any fees or charges. If you are -redistributing or providing access to a work with the phrase “Project -Gutenberg” associated with or appearing on the work, you must comply -either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or -obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg™ -trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.3. If an individual Project Gutenberg™ electronic work is posted -with the permission of the copyright holder, your use and distribution -must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any -additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms -will be linked to the Project Gutenberg™ License for all works -posted with the permission of the copyright holder found at the -beginning of this work. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg™ -License terms from this work, or any files containing a part of this -work or any other work associated with Project Gutenberg™. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this -electronic work, or any part of this electronic work, without -prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with -active links or immediate access to the full terms of the Project -Gutenberg™ License. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary, -compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including -any word processing or hypertext form. However, if you provide access -to or distribute copies of a Project Gutenberg™ work in a format -other than “Plain Vanilla ASCII” or other format used in the official -version posted on the official Project Gutenberg™ website -(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense -to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means -of obtaining a copy upon request, of the work in its original “Plain -Vanilla ASCII” or other form. Any alternate format must include the -full Project Gutenberg™ License as specified in paragraph 1.E.1. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, -performing, copying or distributing any Project Gutenberg™ works -unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing -access to or distributing Project Gutenberg™ electronic works -provided that: -</div> - -<div style='margin-left:0.7em;'> - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from - the use of Project Gutenberg™ works calculated using the method - you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed - to the owner of the Project Gutenberg™ trademark, but he has - agreed to donate royalties under this paragraph to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid - within 60 days following each date on which you prepare (or are - legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty - payments should be clearly marked as such and sent to the Project - Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in - Section 4, “Information about donations to the Project Gutenberg - Literary Archive Foundation.” - </div> - - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You provide a full refund of any money paid by a user who notifies - you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he - does not agree to the terms of the full Project Gutenberg™ - License. You must require such a user to return or destroy all - copies of the works possessed in a physical medium and discontinue - all use of and all access to other copies of Project Gutenberg™ - works. - </div> - - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of - any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the - electronic work is discovered and reported to you within 90 days of - receipt of the work. - </div> - - <div style='text-indent:-0.7em'> - • You comply with all other terms of this agreement for free - distribution of Project Gutenberg™ works. - </div> -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project -Gutenberg™ electronic work or group of works on different terms than -are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing -from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of -the Project Gutenberg™ trademark. Contact the Foundation as set -forth in Section 3 below. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable -effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread -works not protected by U.S. copyright law in creating the Project -Gutenberg™ collection. Despite these efforts, Project Gutenberg™ -electronic works, and the medium on which they may be stored, may -contain “Defects,” such as, but not limited to, incomplete, inaccurate -or corrupt data, transcription errors, a copyright or other -intellectual property infringement, a defective or damaged disk or -other medium, a computer virus, or computer codes that damage or -cannot be read by your equipment. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the “Right -of Replacement or Refund” described in paragraph 1.F.3, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project -Gutenberg™ trademark, and any other party distributing a Project -Gutenberg™ electronic work under this agreement, disclaim all -liability to you for damages, costs and expenses, including legal -fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT -LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE -PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE -TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE -LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR -INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH -DAMAGE. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a -defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can -receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a -written explanation to the person you received the work from. If you -received the work on a physical medium, you must return the medium -with your written explanation. The person or entity that provided you -with the defective work may elect to provide a replacement copy in -lieu of a refund. If you received the work electronically, the person -or entity providing it to you may choose to give you a second -opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If -the second copy is also defective, you may demand a refund in writing -without further opportunities to fix the problem. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth -in paragraph 1.F.3, this work is provided to you ‘AS-IS’, WITH NO -OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT -LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied -warranties or the exclusion or limitation of certain types of -damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement -violates the law of the state applicable to this agreement, the -agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or -limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or -unenforceability of any provision of this agreement shall not void the -remaining provisions. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the -trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone -providing copies of Project Gutenberg™ electronic works in -accordance with this agreement, and any volunteers associated with the -production, promotion and distribution of Project Gutenberg™ -electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, -including legal fees, that arise directly or indirectly from any of -the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this -or any Project Gutenberg™ work, (b) alteration, modification, or -additions or deletions to any Project Gutenberg™ work, and (c) any -Defect you cause. -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg™ -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Project Gutenberg™ is synonymous with the free distribution of -electronic works in formats readable by the widest variety of -computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It -exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations -from people in all walks of life. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Volunteers and financial support to provide volunteers with the -assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg™’s -goals and ensuring that the Project Gutenberg™ collection will -remain freely available for generations to come. In 2001, the Project -Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure -and permanent future for Project Gutenberg™ and future -generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see -Sections 3 and 4 and the Foundation information page at www.gutenberg.org. -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit -501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the -state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal -Revenue Service. The Foundation’s EIN or federal tax identification -number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by -U.S. federal laws and your state’s laws. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -The Foundation’s business office is located at 809 North 1500 West, -Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up -to date contact information can be found at the Foundation’s website -and official page at www.gutenberg.org/contact -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Project Gutenberg™ depends upon and cannot survive without widespread -public support and donations to carry out its mission of -increasing the number of public domain and licensed works that can be -freely distributed in machine-readable form accessible by the widest -array of equipment including outdated equipment. Many small donations -($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt -status with the IRS. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -The Foundation is committed to complying with the laws regulating -charities and charitable donations in all 50 states of the United -States. Compliance requirements are not uniform and it takes a -considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up -with these requirements. We do not solicit donations in locations -where we have not received written confirmation of compliance. To SEND -DONATIONS or determine the status of compliance for any particular state -visit <a href="https://www.gutenberg.org/donate/">www.gutenberg.org/donate</a>. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -While we cannot and do not solicit contributions from states where we -have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition -against accepting unsolicited donations from donors in such states who -approach us with offers to donate. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -International donations are gratefully accepted, but we cannot make -any statements concerning tax treatment of donations received from -outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Please check the Project Gutenberg web pages for current donation -methods and addresses. Donations are accepted in a number of other -ways including checks, online payments and credit card donations. To -donate, please visit: www.gutenberg.org/donate -</div> - -<div style='display:block; font-size:1.1em; margin:1em 0; font-weight:bold'> -Section 5. General Information About Project Gutenberg™ electronic works -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Professor Michael S. Hart was the originator of the Project -Gutenberg™ concept of a library of electronic works that could be -freely shared with anyone. For forty years, he produced and -distributed Project Gutenberg™ eBooks with only a loose network of -volunteer support. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Project Gutenberg™ eBooks are often created from several printed -editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in -the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not -necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper -edition. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -Most people start at our website which has the main PG search -facility: <a href="https://www.gutenberg.org">www.gutenberg.org</a>. -</div> - -<div style='display:block; margin:1em 0'> -This website includes information about Project Gutenberg™, -including how to make donations to the Project Gutenberg Literary -Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to -subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks. -</div> - -</div> - -</body> -</html> diff --git a/old/65340-h/images/box.png b/old/65340-h/images/box.png Binary files differdeleted file mode 100644 index d247e3f..0000000 --- a/old/65340-h/images/box.png +++ /dev/null diff --git a/old/65340-h/images/cover.jpg b/old/65340-h/images/cover.jpg Binary files differdeleted file mode 100644 index df75f4c..0000000 --- a/old/65340-h/images/cover.jpg +++ /dev/null diff --git a/old/65340-h/images/seriestitle1918.png b/old/65340-h/images/seriestitle1918.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 7c9920b..0000000 --- a/old/65340-h/images/seriestitle1918.png +++ /dev/null diff --git a/old/65340-h/images/titlepage.png b/old/65340-h/images/titlepage.png Binary files differdeleted file mode 100644 index 60fd035..0000000 --- a/old/65340-h/images/titlepage.png +++ /dev/null |
