summaryrefslogtreecommitdiff
path: root/old/69041-0.txt
diff options
context:
space:
mode:
Diffstat (limited to 'old/69041-0.txt')
-rw-r--r--old/69041-0.txt3015
1 files changed, 0 insertions, 3015 deletions
diff --git a/old/69041-0.txt b/old/69041-0.txt
deleted file mode 100644
index ba44aba..0000000
--- a/old/69041-0.txt
+++ /dev/null
@@ -1,3015 +0,0 @@
-The Project Gutenberg eBook of Lord Lister No. 0375: Amor en
-Mercurius, by Kurt Matull
-
-This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
-most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions
-whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms
-of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at
-www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you
-will have to check the laws of the country where you are located before
-using this eBook.
-
-Title: Lord Lister No. 0375: Amor en Mercurius
-
-Authors: Kurt Matull
- Theo Blakensee
- Felix Hageman
-
-Illustrator: Jan Wiegman
-
-Release Date: September 24, 2022 [eBook #69041]
-
-Language: Dutch
-
-Produced by: Jeroen Hellingman and the Online Distributed Proofreading
- Team at https://www.pgdp.net/ for Project Gutenberg
-
-*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK LORD LISTER NO. 0375: AMOR EN
-MERCURIUS ***
-
-
-
-
- LORD LISTER
- GENAAMD RAFFLES
- DE GROOTE ONBEKENDE.
-
- NO. 375 AMOR EN MERCURIUS.
-
-
-
-
-
-
-
-
-AMOR EN MERCURIUS.
-
-HOOFDSTUK I.
-
-BIJ DEN KUNSTHANDELAAR.
-
-
-In de Cromwellstreet, een der voornaamste zijstraten van de
-Oxfordstreet, bevindt zich, niet ver van laatstgenoemde straat
-verwijderd, een vrij groote winkel, niet lang geleden gebouwd, en
-volgens de laatste eischen ingericht.
-
-Het is de kunstzaak van den heer Jozua Drebbel.
-
-Het scheen hem naar den vleeze te gaan, want hij had zich sedert
-eenigen tijd een prachtige, groote auto aan kunnen schaffen en zijn
-klantental had hij voortdurend zien toenemen.
-
-De booze wereld zeide weliswaar, dat hij zijn begunstigers vooral zocht
-en ook vond, onder de zoogenaamde nieuwe rijken, maar van deze
-betichting trok de heer Drebbel zich al bitter weinig aan.
-
-Hij was een man, die met zijn tijd medeging en hij verkocht, waarom het
-publiek vroeg, en voor de rest basta.
-
-Hij had zich nimmer opgehouden met de bezwaarlijke en ondankbare taak,
-leiding te geven aan den smaak van het publiek en hij had daarentegen
-een open oog voor de verandering der mode, op het gebied der
-schilderkunst, en voor de kansen, aan deze kunstrichting meer te
-verdienen dan aan gene.
-
-Achtereenvolgens had de heer Drebbel zijn aandacht geschonken aan de
-naturalisten, aan de impressionisten, aan de realisten, aan de
-luministen, aan de futuristen en de cubisten en zelfs de romantisten,
-die toendertijd juist weder op den voorgrond traden.
-
-Geen kunstrichting kon zoo buitensporig zijn, of de heer Drebbel had er
-zijn specimen van in voorraad, teneinde den komenden en den gaanden man
-te gerieven, die lust mocht gevoelen en karaktersterkte genoeg bezat,
-om de wanden van zijn kamer te vullen met de afschuwelijke producten
-van gedegenereerde verfknoeiers.
-
-Het was op een morgen van een prachtigen herfstdag, toen er voor de
-deur van het fraaie winkelhuis, dat slechts een betrekkelijk klein raam
-aan de straat had, een groote blauw gelakte limousine stil hield.
-
-Nauwelijks had een van de bedienden dit voertuig gezien of hij snelde
-naar de deur om deze open te houden.
-
-Want dit veel belovende jongemensch had de auto herkend, hij wist dat
-zij toebehoorde aan een van de rijkste en zonderlingste mannen van
-Londen, Lord William Aberdeen, die bij duizenden bekend was wegens zijn
-uitgestrekte bezittingen, en zijn menschlievendheid, die hem ieder jaar
-honderdduizenden kostte.
-
-Zijn Lordschap kwam nog al vaak den winkel van den heer Drebbel binnen,
-teneinde zich persoonlijk te vergewissen, of zich daar iets van zijn
-gading bevond.
-
-En de kunsthandelaar kon er dan zijn gemak van nemen, en behoefde zich
-volstrekt geen moeite te geven, zijn waar aan te prijzen, want Lord
-Aberdeen schoof hem telkenmale met een flauw glimlachje ter zijde en
-vertrouwde liever op zijn eigen oordeel.
-
-Menigmaal ging hij weder heen zooals hij gekomen was, maar toch kocht
-hij ook wel eens een of ander doek en betaalde den gevraagden prijs
-zonder ook maar een penny af te dingen.
-
-De winkelbediende was reeds weer op het portier toegesneld en opende
-het buigend, zonder den reusachtigen chauffeur, die achter het
-stuurwiel zat, gelegenheid te geven, dit gebaar te verrichten.
-
-Uit de auto stapte een man, eenvoudig en toch met verfijnden smaak
-gekleed en wiens leeftijd niet nauwkeurig was aan te geven.
-
-Zijn haar was aan de slapen lichtelijk begonnen te grijzen maar
-daarentegen was zijn gang zoo veerkrachtig als van een jongeling, en
-zijn grijze oogen hadden een helderen glans.
-
-Het gelaat toonde krachtige, scherpbesneden trekken die op groote
-wilskracht en ondernemingsgeest wezen, maar soms gleed er een
-uitdrukking van diepe zwaarmoedigheid over dat gelaat.
-
-Lord Aberdeen knikte den winkelbediende even toe, sprak toen eenige
-woorden tot den reus achter het stuurwiel, en trad den kunsthandel
-binnen terwijl de auto weder wegreed.
-
-Dadelijk kwam de heer Drebbel in persoon toeloopen.
-
-Hij was een klein mannetje van omstreeks 60 jaar, smal en gebogen van
-rug met een glimmenden kalen schedel, en het gezicht van een bejaarden
-Duitscher, waarin de zwarte oogjes slim fonkelden.
-
-Handenwrijvend stond hij stil voor den voordeeligen klant, die over hem
-heen keek naar de schilderijen, die aan de wanden waren opgehangen, of
-op den grond tegen den muur waren aangezet.
-
-De groote, lange zaal werd uitstekend verlicht door een paar groote
-ramen, die op den tuin uitzagen, en door een lantaarn in het dak.
-
-Lord Aberdeen wist echter, dat er zich nog meer tentoonstellingzalen in
-het huis bevonden, waar behalve schilderijen ook marmeren en bronzen
-beelden te zien waren.
-
-Een gedeelte van een der wanden van de benedenzaal werd ingenomen door
-een monumentale kast met breede planken, waar de etsen zorgvuldig in
-groote portefeuilles werden bewaard.
-
-Een breede en zeer lange tafel in het midden van het vertrek, waarvan
-het blad glimmend geboend was, diende om deze portefeuilles op te
-kunnen leggen.
-
-Lord Aberdeen was langzaam op een der wanden toe getreden en begon de
-schilderijen die daar hingen met aandacht te beschouwen.
-
-Drebbel begon ouder gewoonte hem op den voet te volgen, en hem
-verschillende doeken aan te prijzen.
-
-Maar Lord Aberdeen wendde zich al om met de opmerking:
-
-„Ik zou het mij zelf nooit vergeven hebben, waarde Drebbel, indien ik u
-al ware het slechts een seconde van uw kostbaren tijd afnam! Wat ik u
-bidden mag bemoei u niet met mij—wanneer ik iets goeds vind, zal ik u
-wel even laten roepen.”
-
-Drebbel, hoewel een weinig in zijn wiek geschoten, wendde zich buigend
-af, onverdroten in zijn handen wrijvend.
-
-Bijna op hetzelfde oogenblik werd de winkeldeur langzaam geopend, en
-heel bescheiden trad er een jongmensch binnen met een zwaar pak onder
-den arm.
-
-Hij kon ongeveer 25 jaar zijn en hij had een intelligent gelaat, waarin
-twee donkere oogen schitterden, maar dat zeker wel gevulder had kunnen
-zijn, de wangen waren ingevallen en bleek.
-
-In dichte krullen hing zijn blauwzwart haar over het hooge voorhoofd.
-
-De jonge man was uiterst eenvoudig gekleed, en toch maakte hij dadelijk
-een zeer goeden indruk, door zijn vrijmoedigen oogopslag en zijn slanke
-gestalte, door zijn geheele wijze van optreden, en vooral door den
-warmen diepen klank van zijn stem, toen hij op beleefden toon vroeg:
-
-„Zou ik een oogenblik met meneer Drebbel kunnen spreken?”
-
-Lord Aberdeen wendde op het hooren van de stem nieuwsgierig het hoofd
-om, om den jongen man op te nemen.
-
-Zijn Engelsch had een licht, maar volstrekt niet onaangenaam accent.
-
-De winkelbediende nam den jongen man even vluchtig op en vroeg toen:
-„Wilt u meneer over zaken spreken?”
-
-„Ja, ik wil hem een paar doeken toonen.”
-
-„Uw naam, als ik verzoeken mag?”
-
-„José Darragos.”
-
-De winkelbediende begaf zich naar zijn patroon, die zich blijkbaar
-juist gereed had gemaakt, de expositiezaal te verlaten en wisselde
-eenige woorden met hem.
-
-Onmiddellijk nam de heer Drebbel de houding aan van een man, wien men
-een dienst vraagt—en richtte zich zoo hoog mogelijk op, trok zijn
-wenkbrauwen in de hoogte en deed zijn best er zoo onverschillig
-mogelijk uit te zien, terwijl hij zich naar den jongen man begaf, die
-het zware pak reeds op de lange tafel had gelegd en bezig was het touw
-te ontknoopen, waarmede het was dichtgebonden.
-
-Toen Drebbel vlak voor zijn bezoeker stond, klemde hij een enorme
-hoornen lorgnet op zijn neus en vroeg toen met een weinig wantrouwen in
-zijn stem:
-
-„Is u schilder?”
-
-„Ja meneer Drebbel.”
-
-„Ik heb uw naam nog nooit gehoord!”
-
-„Dat is niet zoo verwonderlijk mijnheer Drebbel,” hernam Darragos met
-een flauwen glimlach. „Ik heb nog nimmer geëxposeerd—wat natuurlijk
-niet wil zeggen dat ik er geen pogingen toe gedaan heb.”
-
-„En nu komt u— — —?”
-
-„Ik kom u een paar van mijn schilderijen toonen mijnheer, en ik hoop
-dat u ze in uw kunsthandel wilt exposeeren.”
-
-De heer Drebbel trok een gezicht, alsof men hem een of ander
-schandelijk voorstel kwam doen, en hij poogde zijn wenkbrauwen nog
-hooger op te trekken.
-
-Toen hij bemerkte, dat dit onmogelijk ging, liet hij ze als het ware
-met een plof weder zakken en wierp Darragos een blik toe, alsof hij hem
-als zijn persoonlijken vijand beschouwde.
-
-Toen bromde hij half binnensmonds:
-
-„Ik heb het eigenlijk niet voorzien op nieuwelingen. Gij lijkt mij nog
-wel heel jong toe meneer, Darra— — —Flarra— — —Garra— — —hoe was het
-ook weer?”
-
-„Darragos, mijnheer!” antwoordde de jonge schilder onverstoorbaar,
-terwijl hij het grauwe papier behoedzaam opvouwde, waarin drie doeken
-gewikkeld waren geweest.
-
-„Juist Darragos! Welnu meneer, ik moet u zeggen, dat ik een weinig
-huiverig ben om als bemiddelaar voor zulke jonge schilders op te
-treden. Ik wil u niet verhelen, dat gij, jonge schilders, den smaak van
-het hedendaagsche publiek slecht schijnt te kennen.
-
-„Men verlangt thans actie—begrijpt gij wel, levendige acties! Er moet
-iets gebeuren op de schilderijen. Een bokspartij—een gevecht tusschen
-matrozen—het uitgaan van een fabriek— —weet ik wat? Men heeft genoeg
-van stillevens, van portretten, en van al die flauwe, levenlooze rommel
-van voor den oorlog. Maar laat mij toch maar eens zien, wat gij daar
-bij u hebt, ik heb nog wel een paar minuten tijd.”
-
-Lord Aberdeen was naderbij getreden, en keek belangstellend toe, toen
-Darragos het eerste doek uitrolde.
-
-Het was een eenvoudige vrouwenfiguur, een zeer schoone naaktstudie,
-geschilderd door een man, die als weinig anderen de anatomie van het
-menschelijk lichaam kende.
-
-De vrouw lag op een divan, waarop een wijnrood kleed was uitgespreid,
-half afgewend van den beschouwer, rustend op een elleboog, en scheen
-over den schouder heen te zien, met een half lachende, half verbaasde
-uitdrukking op het gelaat, alsof zij zooeven in die houding verrast
-was.
-
-Drebbel plaatste zich op een paar meter afstands van het doek, hetwelk
-Darragos met uitgestrekte hand vasthield, en het had weinig gescheeld
-of hij had een schreeuw van verontwaardiging gegeven.
-
-„Wat is dat? Een naaktstudie?” riep hij uit, alsof hij zijn oogen niet
-kon gelooven. „Maar zijt gij dan waanzinnig, mijnheer? Durft gij in
-dezen tijd daar nog mee aankomen? Goede hemel dat schilderden Itiaan,
-Velasquez, Rubens, van Dijk, en andere al lang doode schilders. Maar
-wie krijgt het nu in zijn hoofd om vrouwen op het doek te brengen, die
-niets aan hebben, letterlijk niets. Het is een schandaal—het is
-erger—het is een domheid! Bedenk toch dat gij met een Engelsch publiek
-te doen hebt, mijnheer! Geef die dame een behoorlijke japon aan,
-misschien kan ik het voor u verkoopen. Misschien zeg ik—want—hm—men kan
-uit uw werk altijd weer den beginneling proeven. Dat oor—die voet—de
-linkerhand, die op de heup rust—die is—hm—hoe zal ik het zeggen—een
-weinig misteekend nietwaar?”
-
-„Misteekend?” herhaalde Darragos langzaam. „Neem mij niet kwalijk,
-mijnheer, dat hoor ik voor het eerst! Tal van mijn vrienden hebben het
-doek al gezien en zij maakten verschillende opmerkingen, maar zeker
-niet die welke ik zooeven uit uw mond moest vernemen.”
-
-„Nu, pak dat maar weer in,” hernam Drebbel koeltjes. „Laat de rest maar
-eens zien.” Met een bitteren glimlach om de lippen rolde Darragos het
-doek weder op en toonde zijn tweede schilderij, een landschap.
-
-Het was een geniaal geschilderd fantastisch landschap, onder jagende
-wolken een stuk van een rotsachtige kust waartegen de golven te pletter
-sloegen—een paar spichtige, door den storm neer gezwiepte boomen,—dat
-was alles.
-
-Drebbel bekeek het doek als een geleerde, die zijn uiterste best doet
-een ingewikkeld Spijkerschrift te ontcijferen, en barstte toen
-eensklaps in een bulderend gelach uit, waarbij zijn hoornen lorgnet op
-den grond viel, die dadelijk door den gedienstigen winkelbediende werd
-opgeraapt.
-
-„Dat koopt niemand,” riep Drebbel, bulderlachend alsof hij de grootste
-grap verkondigde. „Dat koopt niemand die een grijntje hersens heeft.
-Heelemaal uit den tijd, mijnheer! Zee, wolken, een paar boomen, een
-paar schepjes zand; stop het spoedig weg! En nog fantasie op den koop
-toe. Laat ik u zeggen mijnheer, dat we op dit oogenblik niets van
-fantasie willen weten! Realiteit mijnheer, fatsoenlijke realiteit, dat
-is je ware, daar zit geld aan.”
-
-„Dan vrees ik, mijnheer, dat ik u den aanblik van mijn derde doek maar
-liever moet besparen,” hernam Darragos kortaf, terwijl hij zijn
-schilderij neerlegde, en maakte zich gereed de doeken weder in te
-pakken.
-
-„Wat stelt het dan voor?” vroeg Drebbel.
-
-„O! het is zeer fantastisch mijnheer,—een strijd tusschen Sytauren en
-Amazones.”
-
-Deze mededeeling scheen den heer Drebbel zoodanig aan te grijpen, dat
-hij zich op een stoel moest laten vallen, vanwaar hij den jongen
-schilder verschrikt aanstaarde.
-
-„Sytauren? Amazones? In het jaar 1920 onzes Heeren? Mijnheer, stel u
-dadelijk onder behandeling van een psychiater. Als u op dezen weg
-voortgaat zult u geen droog brood verdienen.”
-
-„Laat eens zien,” liet de stem van Lord Aberdeen zich hooren, die de
-beide andere doeken met de grootste aandacht beschouwd had.
-
-Lord Aberdeen bekeek het met de grootste belangstelling.
-
-Zijn kennersoog had dadelijk gezien, dat de techniek van den jongen
-schilder nog eenige verbetering behoefde, maar de geheele opvatting van
-het doek, en vooral de heerlijke kleuren, troffen hem aanstonds.
-
-Drebbel was naast hem komen staan, maar haalde dadelijk de schouders op
-en wendde zich af, alsof hij hiermede te kennen gaf, dat hij de
-onderhandeling als geëindigd beschouwde.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK II.
-
-HANNIBAL JELLYBIRD.
-
-
-Op hetzelfde oogenblik klonk buiten het doordringend geluid van een
-auto claxon.
-
-Een verbazend groote automobiel, niet veel kleiner dan een verhuiswagen
-van behoorlijke afmeting, en kanariegeel gelakt, kwam aanstuiven en
-hield voor den kunsthandel stil.
-
-De palfrenier, die naast den chauffeur was gezeten klom van zijn zetel
-en rukte het portier van den enormen wagen open.
-
-Daaruit steeg een zeer zwaarlijvig man, in een lichtgrijs geruit pak en
-een groote panama op het hoofd, een wit vest, en witte slobkousen.
-
-Hij had een gezond rood gelaat, en kleine, bruine oogen, die eenige
-moeite hadden over de dikke wangen heen te kijken.
-
-Zoodra hij op het trotoir stond, stak hij de hand toe aan een bevallig
-jong meisje, geheel in het wit gekleed, en met een grooten wit filten
-hoed op, die haar voortreffelijk kleedde.
-
-Juist had de volijverige winkelbediende de deur opengerukt, en nu
-verschafte hij buigend toegang aan den zwaarlijvigen man, die een
-oogenblik later in den winkel stond.
-
-Darragos had zijn versmade schilderijen, het pakpapier en het touw
-opgenomen en was achter in de zaal bezig zijn doeken in te pakken,
-zonder acht te geven op de nieuwe klanten.
-
-Zelfbewust stevende de man in het grijs op Drebbel toe, die dadelijk
-een en al ijver was, en zeide met een stem, die uit den kelder scheen
-te komen:
-
-„Mijn naam is Hannibal Jellybird, u zult wel van me gehoord hebben.”
-
-„Jellybird—misschien van de beroemde Jellybird-Ale?” kwam de
-kunsthandelaar wiens kleine oogjes begonnen te schitteren.
-
-„Dezelfde, meneer! Ik ben bierbrouwer—en daar schaam ik mij niet voor.”
-
-„Dat zou ook zeer dwaas zijn, mijnheer Jellybird,” meende Drebbel te
-moeten opmerken. „Terecht zegt een Fransche spreuk: „Er zijn geen zotte
-beroepen, er zijn alleen maar zotte menschen.””
-
-„Zoo is het mijnheer!” bevestigde de bierbrouwer goedmoedig. „Ik weet
-wel niet wat het beteekent, maar zoo is het! En nu kom ik eens hier om
-een paar mooie schilderijen te koopen, vooral niet te klein. Ze mogen
-gerust een paar meter lang zijn—het is voor de vestibule, begrijpt u?
-Het geld komt er niet op aan.”
-
-Het jonge meisje in ’t wit was snel op den corpulenten man toegetreden
-en trok hem nu aan zijn jas en fluisterde hem op bestraffenden toon
-toe:
-
-„Maar papa!”
-
-„Wat is er kind?” zoo wendde hij zich tot zijn dochter. „Heb ik weer
-iets miszegd? Ik begrijp die meisjes van tegenwoordig niet. Het is toch
-geen schande als je de pitten hebt?”
-
-„Integendeel, mijnheer Jellybird,” haastte Drebbel zich, den nieuwen
-klant gerust te stellen. „De logica gebiedt ons, veel eerder het
-tegendeel aan te nemen.”
-
-„Zie je wel!” riep Jellybird met daverenden lach uit. „Ik wist wel dat
-ik het bij het goede eind had. Ik zei dus mijnheer Drebbel, dat het er
-heelemaal niets op aan komt wat het kost. Als je me maar geen kleine
-prulletjes in mijn handen duwt, want daar maal ik niets om. Als ik een
-schilderij in mijn huis ophang, dan wil ik er ook niet naar behoeven te
-zoeken, maar dan moet je meteen kunnen zeggen: „Daar hangt een
-schilderij.”
-
-„Er is veel voor uw opvatting te zeggen, mijnheer Jellybird!” riep
-mijnheer Drebbel vol geestdrift uit, die precies hetzelfde zou hebben
-gezegd, als zijn klant de voorkeur mocht gegeven hebben aan
-miniatuurtjes.
-
-Reeds had Jellybird zich naar een van de wanden gewend, zonder in het
-minst acht te slaan op Lord Aberdeen, die glimlachend had
-toegeluisterd, en begon nu de daar opgehangen schilderijen aan een
-inspectie te onderwerpen.
-
-Er scheen echter niet veel bij te zijn, dat hem beviel.
-
-Telkens schudde hij afkeurend het hoofd en bromde:
-
-„Daar snap ik geen jota van. Wat moet dat voorstellen? Wat een
-ongelukkig klein prentje, wat een leelijke lijst, wat glimt dat ding.”
-
-Maar tenslotte had hij toch iets ontdekt, dat hem scheen te
-bevallen—het was een groot stilleven en daarop vormde een geweldige ham
-het hoofdmotief.
-
-Met de handen in de zakken bleef Jellybird er een geruimen tijd voor
-stil staan, terwijl hij goedkeurend knikte.
-
-Toen barstte hij uit:
-
-„Dat ding moet ik hebben! Laat me dat thuis bezorgen, zie je, daar zit
-nou tenminste wat in!”
-
-„U heeft gelijk, mijnheer Jellybird. Die ham is prachtig geteekend,”
-kwam Drebbel haastig, die den hemel dankte, dat hij eindelijk was
-afgeraakt van een schilderij, hetwelk hij reeds jarenlang onverkoopbaar
-had geacht.
-
-Maar de bierbrouwer riep minachtend uit:
-
-„Die ham? Naar die ham had ik nog niet eens gekeken. Wat kan mij die
-ham schelen. Maar kijk eens naar dat glas bier daarnaast—zie je—dat
-bier leeft, dat is best, belegen inlandsch bier. Zie je dat schuim wel?
-Neen, let nu eens op dat schuim. Je zoudt het er zoo van af scheppen.
-En daarnaast staat nog een volle flesch ale. Jammer dat je het merk
-niet kunt lezen.”
-
-Hij wendde zich tot Drebbel, en vroeg:
-
-„Heb je daar nog misschien een pendant van? Net zoo groot bedoel ik en
-dan met een biervat er op of zoo? Nee? Jammer! Nu, misschien weet je
-den naam nog wel van den knul, die dit geschilderd heeft. Dan moet hij
-er nog maar een tweede bij maken. Ik zie niet op een paar lapjes van
-honderd. Maar nu moet ik nog iets anders hebben, iets dat dadelijk
-inslaat, begrijp je? Ik zie hier niet veel, om de waarheid te zeggen.
-Allemaal landschappen met koeien of van die rare tierlantijntjes, die
-ik niet snap. Van die funisten, of hoe noem je die lui. Heb je dan
-niets, niets in den winkel, dat ik gebruiken kan?”
-
-Voordat Drebbel iets kon antwoordden, was Lord Aberdeen naderbij
-getreden, en zeide nu met een heldere, welluidende stem:
-
-„Als ik ongevraagd mijn diensten mag aanbieden, dan zou ik mijnheer
-Jellybird wel willen aanraden een van die doeken te koopen, welke die
-heer daar ginds aan het inpakken is.”
-
-Jellybird wendde zich eenigszins verrast tot den spreker en riep toen
-eensklaps uit:
-
-„Maar wat drommel, dat is Lord Aberdeen, de vice-voorzitter van de
-Windsor-Club, waarvan ik dezer dagen pas lid ben geworden. Neem mij
-niet kwalijk, dat ik u niet eerder heb opgemerkt.”
-
-„Het heeft niets te beduiden, mijnheer,” hernam Lord Aberdeen met een
-fijn glimlachje.
-
-„Maar wat zeidet gij zooeven, wie is die heer dan?”
-
-„Een veelbelovend schilder, mijnheer Jellybird.”
-
-„Gij hebt zijn doeken dus gezien en gij vindt ze goed?”
-
-„Ik vind ze schitterend, mijnheer Jellybird.”
-
-Hij wendde zich tot den schilder, die zich juist gereed maakte het pak
-weder dicht te snoeren, en riep:
-
-„Zoudt gij eens hier willen komen, mijnheer Darragos.”
-
-De jonge man wendde zich om en kwam naar de kleine groep toe.
-
-Maar nauwelijks had het jonge meisje in het wit hem gezien, of zij
-slaakte een blijden kreet van verrassing en riep uit:
-
-„Maar ik ken mijnheer heel goed.”
-
-„Wat is dat nu Dolly? Ken je mijnheer.”
-
-„Natuurlijk papa. Denkt u soms dat ik zoo spoedig het gezicht zal
-vergeten van een man, die mij het leven heeft gered?”
-
-„Wat? Is dat dat jonge mensch, dat verleden Zondag— — —?” begon de
-bierbrouwer, terwijl hij Darragos aandachtig opnam.
-
-„Ja, papa. Dit is de heer, die op de stoomboot was, waarmee onze wherry
-in aanvaring kwam, zoodat ons bootje omsloeg en wij allen in het water
-lagen. En die toen niet geaarzeld heeft, dadelijk over boord te
-springen, en drie van de meisjes te redden.”
-
-„Drie? Ik dacht dat jij het alleen was,” hernam haar vader.
-
-Dolly bloosde en stotterde:
-
-„Dat van de twee anderen heb ik zeker vergeten te vertellen. Die gingen
-mij ook eigenlijk niet aan, nietwaar?”
-
-Hannibal Jellybird keek zijn dochter een oogenblik vragend aan, en
-barstte in daverend lachen uit.
-
-„Hoor die grappenmaakster,” riep hij. „De twee anderen gingen haar niet
-aan. Nu je hebt ook gelijk, alles welbeschouwd. Iedereen is zichzelf de
-naaste, en van het oogenblik af dat die jonge man jou het leven heeft
-gered, doet de rest er ook niet toe.”
-
-De bierbrouwer wendde zich nu voor de eerste maal tot den jongen
-schilder, die tamelijk bedremmeld zich een weinig op den achtergrond
-had gehouden, en eveneens een hooge kleur had gekregen.
-
-Hij nam hem van het hoofd tot de voeten op en zijn onderzoek scheen hem
-nog al te bevredigen, want hij bromde iets in zich zelf en zeide toen:
-
-„Kom eens voor het front, jonge man.”
-
-Darragos gehoorzaamde.
-
-De bierbrouwer monsterde hem even nieuwsgierig en zeide toen
-goedkeurend:
-
-„Dat is een kranig stuk werk van je geweest, jonge vriend. Maar hoe
-komt het, dat mijn dochter mij niet eerder verteld heeft, dat je haar
-uit het water van de Theems hebt opgehaald?”
-
-„Maar hoe kon ik dat doen, papa?” riep Dolly pruilend uit. „Mijnheer
-maakte dadelijk dat hij weg kwam en hij heeft ons niet eens zijn naam
-willen opgeven. Hij zeide, dat dat er heelemaal niet op aankwam.”
-
-Jellybird fronste een oogenblik de lichtrose wenkbrauwen.
-
-Toen zeide hij op brommenden toon:
-
-„Ik geloof toch wel, dat het er een weinig op aan komt, of er een
-meisje verdrinkt, dat een bruidschat van een millioen pond sterling mee
-krijgt. Wat drommel, jonge man, het is toch geen bagatel, zou ik
-meenen. Hoe denk je daar zelf over?”
-
-De jonge schilder had zich dienaangaande zeker nog geen meening
-gevormd. Want hij bleef zwijgend staan, met den blik naar den vloer
-gericht.
-
-Lord Aberdeen, die hem aandachtig had aangekeken, zag dat hij een
-weinig verbleekt was.
-
-Wat Dolly betreft, zij scheen de opmerking van haar vader maar half
-goed te keuren, en zeide bestraffend:
-
-„Maar papa, hoe kunt u daar nu over spreken? Zoo iets zegt men toch
-niet?”
-
-Weer barstte de bierbrouwer in een luiden lach uit.
-
-„Maar als ik daar nog niet eens over spreken mag, kind, waarover mag ik
-het dan wel doen? Het is zeker geen schande, als er goed geld verdiend
-is. Hoe denkt Lord Aberdeen er over?”
-
-Een flauwe glimlach plooide de lippen van den gevraagde, toen hij ten
-antwoord gaf:
-
-„Ik geloof niet, dat geld verdienen op zichzelf een bepaalde doodzonde
-is, mijnheer Jellybird. Wel echter heb ik vaak hooren verluiden, dat
-het niet tot den goeden toon behoort, als men te veel uitweidt over de
-wijze, waarop men zijn fortuin verworven heeft.”
-
-„Een zonderlinge opvatting,” bromde Jellybird half binnensmonds. „Wat
-drommel ik heb er hard voor gewerkt. Ik heb toch per slot van rekening
-den oorlog niet gemaakt, die mij het geld letterlijk in den schoot
-wierp? Ik zeg u Mylord, er is nog nooit zooveel bier gedronken, als
-juist tijdens den oorlog. En er gingen duizenden en nog eens duizenden
-glazen naar het terrein van den strijd in Noord Frankrijk. Maar als je
-nu werkelijk gelooft, dat het niet tot den goeden toon behoort....”
-
-„Dat geloof ik inderdaad niet, mijnheer Jellybird,” hernam Lord
-Aberdeen glimlachend.
-
-„Dan zal ik mijn best doen en niet meer er over spreken, doch iedereen
-mag weten, dat mijn dochter een millioen pond sterling mee krijgt. En
-laat ons nu eens over iets anders spreken. Gij zeidet mij zooeven,
-Mylord, dat dit jonge mensch iets moois bij zich had.”
-
-„Iets voortreffelijks, mijnheer,” bevestigde zijne Lordschap.
-
-„Kom er dan maar eens mee voor den dag, mijnheer.... mijnheer.... hoe
-is uw naam?”
-
-„Ik heet José Darragos, mijnheer,” antwoordde de jonge schilder, op
-wiens gelaat nu weder een blos van opwinding was te zien en van
-hoopvolle verwachting.
-
-„U is zeker geen Engelschman?” vroeg de bierbrouwer, terwijl hij even
-keek naar de zwarte lokken en den zuidelijken gloed in de oogen van den
-jongen man.
-
-„Ik ben een Portugees, mijnheer. Ik heb aan de zijde van uw
-landgenooten meegestreden in den oorlog en ik ben in Engeland gebleven,
-omdat niets mij meer naar mijn eigen land trok, waar mijn beide ouders
-omstreeks tien jaren geleden kort na elkaar gestorven zijn.”
-
-„Erg belangwekkend,” zeide Jellybird, ofschoon het hem in den grond
-volstrekt niet kon schelen. Hij kwam hier om schilderijen te koopen, en
-het liet hem tamelijk onverschillig van wien hij ze kocht.
-
-Darragos had intusschen zijn doeken gehaald en begon het pak opnieuw
-los te maken.
-
-Dolly keek vol aandacht en met groote belangstelling toe, terwijl zij
-nu en dan een schuwen blik wierp op den jongen Portugeeschen
-kunstschilder.
-
-Darragos had de doeken ontrold, waarop de vrouwenfiguur stond
-afgebeeld, en hield dat op eenigen afstand aan Jellybird voor.
-
-Deze keek er door zijn half dichtgeknepen oogen naar, sperde ze toen
-plotseling zoover hij kon open, en barstte uit:
-
-„Wilt u dat ik dat in mijn salon hang, mijnheer, dat kunt u toch niet
-meenen.”
-
-„Dat heb ik dadelijk gezegd,” merkte Jozua Drebbel op, die naderbij was
-gekomen, en er niet bijzonder op gesteld was, dat zijn nieuwe klant,
-een man die zijn dochter een bruidschat van een millioen meegaf, zijn
-schilderijen niet bij hem, maar bij den pasbeginnenden jongen man kocht
-en nog wel een vreemdeling.
-
-Maar nu liet de heldere stem van Lord Aberdeen zich hooren, die sprak:
-
-„Ik verzeker u, mijnheer Jellybird, dat de vrouwenfiguur geniaal
-geschilderd is.”
-
-„Luister eens, Mylord,” begon de bierbrouwer op gewichtigen toon. „Ik
-gevoel bijzonder veel voor uw kennis, voor uw gezicht op het gebied van
-kunst, maar per slot van rekening moet ik zelf in mijn huis wonen en
-niet u. Al mijn kennissen zijn fatsoenlijke lui en wat zouden zij er
-wel niet van zeggen, als zij in mijn salon zoo een.... zoo een.... hoe
-zal ik het noemen, zoo’n rare juffrouw aantroffen. Neen werkelijk, dat
-gaat niet.”
-
-Hij wendde zich plotseling tot Darragos en vroeg op half gedempten
-toon:
-
-„Hoor eens hier, jonge man. Kun je dat meisje, of wat het is, niet
-behoorlijk aankleeden. Ik heb er met plezier een paar pond extra voor
-over. Zoo duur zal de verf toch wel niet zijn.”
-
-De jonge Portugees had moeite het minachtend lachje te verbergen, dat
-om zijn lippen was verschenen, maar hij antwoordde toch op hoffelijken
-toon:
-
-„Het spijt mij, mijnheer Jellybird, het meisje, of wat het dan is,
-blijft zooals ik haar geschilderd heb.”
-
-Dolly wilde haastig tusschenbeide komen, misschien den jongen man wel
-verzoeken op zijn besluit terug te komen, maar een blik op zijn
-vastberaden gelaat deed haar zwijgen.
-
-Haar vader echter riep met luide stem:
-
-„Dan kan ik het niet nemen, jonge vriend, het spijt mij waarachtig voor
-je, maar dan kan ik het niet nemen. Laat de rest maar eens kijken.”
-
-Darragos nam het landschap uit het pak, ontrolde het en hield het
-zwijgend op eenigen afstand van Jellybird vast.
-
-De bierbrouwer keek er eenigen tijd naar, met zijn dikke roode vuisten
-in de zijde gesteund en begon toen zwijgend het hoofd te schudden.
-
-„Bevalt het u niet, mijnheer Jellybird?” vroeg Lord Aberdeen
-glimlachend.
-
-„Ik zou beter kunnen zeggen, of het mij bevalt of niet, Mylord, als ik
-wist wat het eigenlijk moest voorstellen,” antwoordde de bierbrouwer,
-nog altijd met het hoofd schuddend.
-
-Zonder een enkel woord te zeggen, rolde de jonge Portugees het doek
-weder op en begon het pak dicht te maken.
-
-In een oogwenk was Dolly aan zijn zijde en fluisterde hem haastig
-eenige woorden toe, die blijkbaar van zeer aangenamen aard waren want
-er verscheen een blos van vreugde op de wangen van den jongen man.
-
-Maar Jellybird scheen toch te gevoelen, dat hij wel iets goed te maken
-had aan den man, die zijn eenig kind het leven had gered, een kind,
-terwaarde van een millioen pond sterling.
-
-Hij trad dus weder op Darragos toe, legde zijn zware hand op zijn
-schouder en zeide op jovialen toon:
-
-„Wat je mij daar hebt laten zien, wel ik geloof, dat het niet zoo kwaad
-was, zie je, maar— — —het was een beetje— — —hoe zal ik zeggen, een
-beetje petiterig. Heb je niets grooters bij je, iets dat een beetje in
-het oog springt, dat wat vult? Ik houd nu eenmaal niet van de lapjes
-linnen en als ik er voor betaal, dan wil ik ook een flink stuk in mijn
-kamer hebben. Wat denkt u er van Mylord?” zoo wendde hij zich weder tot
-den filantroop, die zich een weinig had terug getrokken en zwijgend het
-kleine groepje gade sloeg.
-
-„Als u aan mijn meening iets gelegen is, mijnheer Jellybird, dan wil ik
-u wel zeggen, dat volgens de meest gangbare meening, de kunstwaarde van
-een schilderij niet wordt afgemeten naar de oppervlakte in centimeters,
-die het beslaat en, terecht zou ik zeggen.”
-
-De bierbrouwer krabde zich achter het oor en deed blijkbaar de grootste
-moeite om deze nieuwe, en voor hem geheel vreemde stelling, te
-verwerken.
-
-Hij scheen daar echter niet in te slagen en daarom wendde hij zich
-weder tot den jongen schilder en zeide:
-
-„Wat Mylord daar zegt, zal wel waar zijn. Want ik heb al eens beweerd,
-dat ik hem zeer hoog acht. Hij is een knappe en geleerde bol—maar ieder
-zijn meug, ik houd het nu eenmaal meer met de flink groote stukken.
-Hebt u niets van dien aard?”
-
-De jonge Portugees scheen even te aarzelen, maar een blik op het gelaat
-van het jonge meisje scheen hem reden te geven om te antwoorden:
-
-„In mijn atelier heb ik nog een paar doeken van ongeveer anderhalve
-vierkante meter, mijnheer. Is u dat voldoende?”
-
-„Dat lijkt er tenminste al wat op, als er nog een flinke vergulde lijst
-omheen komt. Wat stellen ze voor?”
-
-„Het afscheid van Hector en Andromache en de strijd tusschen Achilles
-en Perycles onder de muren van Troje.”
-
-„Nooit van de lui gehoord,” bromde de bierbrouwer voor zich uit. „Zeker
-beroepsboksers.”
-
-„Pardon, mijnheer Jellybird, zij streden wel met elkaar maar niet met
-lederen handschoenen. Ze zijn trouwens al vierduizend jaar dood.”
-
-„Sakkerloot, wat een tijd,” riep Jellybird.
-
-Hij scheen nog een oogenblik in twijfel te staan, maar toen riep hij
-uit op denzelfden beschermenden toon:
-
-„Breng die dingetjes dan maar eens bij mij, dan kan ik zien wat het is.
-Kun je morgen komen?”
-
-„Tot mij spijt niet voor over een week, mijnheer.”
-
-„O, ik begrijp het al, de verf is zeker nog niet droog, nietwaar? Dus
-laten wij dat dan maar voor afgesproken houden.”
-
-Hij wendde zich weder tot Lord Aberdeen om afscheid van hem te nemen,
-toen hem plotseling iets scheen in te vallen.
-
-Hij nam Darragos bij den arm en vroeg op gedempten toon:
-
-„Ziet u kans om een portret van iemand te schilderen?”
-
-„Dat zou ik wel denken, mijnheer,” antwoordde de jonge schilder.
-
-„Luister dan eens. Over een paar weken is mijn dochter jarig en ik
-wilde haar een portret van mij cadeaux geven. Ziet u kans om mij uit te
-schilderen?”
-
-„Dan zal ik heel hard moeten werken, mijnheer,” antwoordde de jonge man
-met een peinzende uitdrukking op zijn gelaat.
-
-„Het zou desnoods bij mij thuis kunnen gebeuren, maar als het vlugger
-gaat wanneer het in uw atelier gebeurt, dan ben ik tot uw dienst.
-Natuurlijk mag mijn dochter er niets van weten. Komt u dus bij mij
-thuis werken? Dan heet het dat u een of andere reparatie komt doen aan
-een stuk werk. Ik wil u niet verbergen dat ik de opdracht
-oorspronkelijk aan een schilder van naam had willen geven, maar het
-valt toch niet weg te cijferen, dat u mijn dochter uit het water hebt
-gehaald. Ik zeg maar, voor wat hoort wat en u zult zien, dat u niet met
-een ondankbare te doen hebt. Kunt u morgen al komen?”
-
-„Ik ben geheel tot uw dienst, mijnheer,” antwoordde Darragos met een
-lichte buiging. Een buiging, zonder eenige pluimstrijkerij, of laffe
-onderdanigheid, die Lord Aberdeen nog meer voor dien jongen
-talentvollen maar nog miskenden schilder innam.
-
-Een paar minuten later was de bierbrouwer met zijn bevallige dochter
-verdwenen, en de laatste had afscheid van Darragos genomen met een
-handdrukje, dat hem klaarblijkelijk voor vele onaangenaamheden
-schadeloos stelde, welke hij in den kunsthandel van den heer Jozua
-Drebbel had ondervonden.
-
-Toen echter de jonge schilder op zijn beurt den winkel had willen
-verlaten, hield Lord Aberdeen hem staande en vroeg hem op zachten toon:
-
-„Wat vraagt gij voor het landschap met de boomen?”
-
-„Mylord— — —ik— — —ik, weet waarlijk niet— — —” stamelde Darragos. „Om
-u de gulle waarheid te zeggen, had ik er geen bepaalde som voor
-vastgesteld. Ik heb reeds zooveel teleurstellingen gekend. Ik heb reeds
-die doeken bij verschillende kunsthandels laten zien en overal zei men
-mij ongeveer hetzelfde als die kaalhoofdige ezel van zooeven.”
-
-„Vindt gij twee honderd pond voldoende?”
-
-„Twee honderd pond?” herhaalde de jonge Portugees, terwijl hij van
-blijdschap en ontroering verbleekte. „Wilt gij zeggen dat gij voor dien
-prijs het doek wilt koopen?”
-
-„Dat wil ik. Ik vind het een zeer opmerkelijk doek. Hier hebt ge mijn
-adres. Over twee uren ben ik thuis. Ik hoop, dat gij mij dan het
-verkochte doek persoonlijk wilt komen brengen, wanneer het niet te veel
-moeite is, en breng dan tevens eenige van uw laatste schetsen mee. Uw
-werk verdient wel, dat men er zich mee bezig houdt.”
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK III.
-
-HET BEZOEK.
-
-
-Zoodra Lord Aberdeen de huisdeur achter zich had gesloten van het
-fraaie heerenhuis in de Regentstreet, trad hem een jonge man tegemoet
-met een rond, blozend gelaat, dikke blonde lokken en de mooiste blauwe
-oogen, die men zich kan voorstellen.
-
-„Blij dat je er bent, Edward!” zeide hij op zachten toon, terwijl hij
-den ander de hand toestak. „Ik heb een paar moeilijkheden met een
-sleutel, het slot is zeer ingewikkeld, en het namaken is niet zoo
-gemakkelijk gegaan, als ik het mij aanvankelijk voorstelde. Je bent
-laat, nietwaar?”
-
-„Het is waar, Charly, dat ik mij opgehouden heb, maar ik heb er geen
-spijt van! Laten wij naar de rookkamer gaan, dan kan ik het je op mijn
-gemak vertellen.”
-
-„Maar de sleutel dan?” vroeg de jonge man.
-
-„Laat den sleutel voorloopig maar rusten, dat heeft geen haast! De bank
-van Thomson loopt niet weg! Ik heb nu eerst een andere daad op het oog,
-die nog heel wat meer kan opbrengen!”
-
-De man, die deze zonderlinge woorden gesproken had, die inderdaad wel
-eigenaardig klonken uit den mond van dezen Lord, was John Raffles, en
-hij die ze aanhoorde was zijn trouwe en onafscheidelijke vriend Charly
-Brand, die het meerendeel zijner gevaarlijke avonturen had medebeleefd,
-wellicht de eenige man, die een blik had kunnen slaan in het ware
-karakter van den Gentleman-Inbreker, die dit fraaie huis bewoonde onder
-den naam van Lord Aberdeen.
-
-Ja, het was de man geweest, die de Londensche politie handen vol werk
-gaf, op wiens aanhouding reeds jaren een premie was uitgeloofd van
-duizend pond sterling, die den jongen José Darragos bij zich had
-ontboden! Raffles had de beide armen om de schouders van zijn jongen
-vriend geslagen toen zij beiden door de vestibule gingen, die naar de
-eerste verdieping leidde, waar zich de rookkamer bevond, een in
-Arabischen stijl gemeubeld vertrek, met een ruime erker, die uitzicht
-gaf op den tuin, welke op dit oogenblik in gouden herfstdos praalde.
-
-Zoodra de twee vrienden hadden plaats genomen in een gemakkelijken met
-zijden kussens bekleeden stoel en een cigaret hadden opgestoken begon
-Raffles Charly mede te deelen, wie hij zooeven ontmoet had.
-
-Toen hij gereed was, vroeg Charly, die aandachtig toe geluisterd had:
-
-„En schildert die jonge Portugees werkelijk zoo verdienstelijk?”
-
-„Luister eens, mijn waarde! Ik steun menigmaal jonge kunstenaars, maar
-ik overdrijf het niet! Ik ben niet zoo dwaas om geld te verspillen aan
-lieden die het nooit verder zullen brengen dan het verven van een tafel
-of op zijn best het schilderen van letters op een winkelpui en ik
-geloof dat ik daar heel goed aan doe, want anders zou ik knoeiers maar
-stijven in het kwaad! Zeker, wat Darragos schildert dat is vreemd, het
-is fantastisch, het is zeker nog nooit zoo gezien—het doet een weinig
-denken aan Van Gogh—in ieder geval vertoont het de kiemen van ware
-genialiteit en daarom heb ik een van zijn doeken gekocht, waarmee ik
-twee vliegen in een klap sla. Ik verrijk mijn verzameling met een
-schoon stuk, en ik geef den jongen man moed om verder te gaan op den
-ingeslagen weg!”
-
-„Het is wel eigenaardig, dat je in den kunsthandel van onzen vriend
-Drebbel dien verschrikkelijken Jellybird ontmoette!”
-
-„Ken je hem?”
-
-„Maar mijn beste Edward—heel Londen kent hem immers! Het is onmogelijk
-om hem niet te kennen! Zijn reusachtige kanariegele auto, zeker een
-tachtig paards wagen, als het ten minste geen honderd zijn, is in de
-heele stad bekend, zonder overdrijving. Hij heeft een loge in bijna
-alle operagebouwen, ofschoon hij evenveel verstand heeft van muziek als
-een koe van het koorddansen, en hij houdt er twee racejachten op na,
-hij heeft een stal met renpaarden, die de koning hem zou kunnen
-benijden, en waaruit twee paarden hem reeds hooge prijzen hebben laten
-verdienen, hij slaat geen enkel Derby over noch een Grand Prix, noch
-een wedstrijd in de Hoppegarten, hij strooit met zijn geld op iedere
-fancy-fair en er is maar een ding dat hem ontbreekt!”
-
-„En dat is?”
-
-„Hij zou zoo dolgraag in aanraking komen met den adel!”
-
-„O! Wat dat betreft zal er misschien spoediger aan zijn hartewensch
-worden voldaan, dan hij verwacht, al is het dan misschien op eenigszins
-andere wijze dan hij zich had voorgesteld!” zeide Raffles op
-eigenaardigen toon.
-
-„Wat meen je?” vroeg Charly, terwijl hij Raffles onderzoekend aankeek.
-
-„Wel—met mij zal hij in aanraking komen! Met John Raffles—met Lord
-Edward Lister! Je zult toch onmogelijk kunnen ontkennen, dat geen man
-zich zoo goed leent als hij, om als object te dienen bij de
-kunstbewerking, welke de politie, die altijd leelijke woorden gebruikt,
-met den naam van inbraak bestempeld heeft!”
-
-Charly liet een zacht gefluit hooren, en zeide, na even te hebben
-nagedacht:
-
-„Ik zeg niet dat het wild de moeite niet loont, maar ik vraag mij zelf
-af of het wel zoo gemakkelijk zal zijn, in zijn huis binnen te
-dringen.”
-
-„Ken je zijn huis?”
-
-„Ja, ik weet wel waar het is! Ik ben er eenige malen langs gereden met
-mijn motorrijwiel.”
-
-„Heelemaal toevallig?” vroeg Raffles met een tinteling in zijn
-staalgrijze oogen.
-
-„Ik verzeker je dat het louter toeval was,” antwoordde Charly haastig.
-„Maar ik heb toch niet nagelaten, instinctmatig de plek eens op te
-nemen, waar het huis van dien rijkaard zich bevindt.”
-
-„Je gebruikt daar een woordkeuze, die in de verte aan vestingbouw
-herinnert,” kwam Raffles glimlachend. „Zoo erg zal het wel niet zijn.”
-
-„Nu zijn huis heeft toch wel een weinig van een vesting weg, het is uit
-hardsteen opgetrokken en uit graniet. Marmer en andere edele
-steensoorten zijn er niet aan gespaard. Het ligt in Cromwell Street,
-dicht bij Soho Square, het is splinternieuw opzettelijk voor hem
-gebouwd, het moet bijna een millioen pond sterling gekost hebben en het
-is ingericht met een weelde, die iemand het hart in het lichaam doet
-omdraaien!”
-
-Raffles wendde Charly haastig zijn scherpgeteekend gelaat toe.
-
-„Hoe weet je dat?” vroeg hij. „Ben je er geweest?”
-
-„Neen, ik ben er zelf niet geweest!” antwoordde de jonge man. „Ik heb
-het gehoord van een van de leden van de Windsor-Club, van den jonge
-Brain, hij heeft er een paar maal een bezoek gebracht en hij raakte
-niet uitgepraat over de barbaarsche weelde, zooals hij dat noemde, die
-er in het huishouden van den bierbrouwer heerschte. De man schijnt geen
-grijntje smaak te hebben en ik heb mij laten vertellen—ik durf echter
-niet instaan voor de waarheid, dat men de grootste moeite van de wereld
-heeft gehad om hem te beletten om de prachtige copieën van marmeren
-beelden, uit het Louvre afkomstig, te laten vergulden, omdat hij het
-wit van het marmer zoo doodsche kleur vond!”
-
-„Dat verwondert mij niets van dien man!” hernam Raffles
-schouderophalend. „Reeds in den kunsthandel van den heer Drebbel heb ik
-de opmerking kunnen maken, dat onze vriend Jellybird zeer rijk is, maar
-dat zijn kunstzin helaas geen gelijken tred heeft gehouden met de
-toename van zijn vermogen. Hij heeft namelijk den jongen Darragos, van
-wien ik je zooeven verhaalde, verzocht om met een paar doeken bij hem
-te komen—maar zij moesten vooral flink groot zijn.”
-
-Charly barstte in lachen uit en vroeg toen:
-
-„Is zijn dochter van hetzelfde kaliber?”
-
-„Neen gelukkig! Vermoedelijk heeft hij het jonge meisje naar een
-kostschool gezonden, en daar zal zij wel gehoord hebben, de
-schilderijen anders te beoordeelen dan naar de grootte. Ik kreeg den
-indruk dat zij alles behalve gesticht was over de opmerking die haar
-vader ten beste gaf. Ik kan mij natuurlijk vergissen, maar ik meen te
-hebben gezien, dat de bevallige Dolly voor den jongen man, die haar het
-leven redde, zelfs nog meer belangstelling koestert dan hij rechtens
-zou kunnen eischen!”
-
-„En hij?”
-
-„Wel ik geloof, dat hij dat lieve kind zeer graag mag lijden—maar hij
-is een trotsch sinjeur en het zou mij volstrekt niet verwonderen als
-haar rijkdom hem afschrikte, trouwens—als ik het karakter van onzen
-vriend den bierbrouwer in dien korten tijd goed doorzien heb, dan
-geloof ik wel te mogen zeggen, dat hij er geen oogenblik aan zou denken
-zijn dochter te geven aan iemand, die nog pas op den ondersten trap van
-de ladder naar den roem staat, en die het volgens hem wel nooit verder
-zal brengen dan een talentvol huisschilder!”
-
-„Dan loopen wij dus kans, nog een soort van familiedrama bij te wonen,”
-zeide Charly lachend. „Ik ken het jonge meisje vluchtig, door haar wel
-eens op het tennisveld te hebben ontmoet, en ik meen te kunnen
-verzekeren, dat zij zich niet zonder verzet zal neerleggen bij een
-besluit van haar vader, dat niet met haar eigen wenschen strookt.”
-
-„En de vader lijkt mij een koppige oude ezel toe!” hernam Raffles
-overtuigd. „Een man die zoo trotsch is op zijn geld, als een pas
-geridderde op zijn linten en die vast overtuigd is dat hij zich
-persoonlijk jegens zijn land verdienstelijk heeft gemaakt, door tijdens
-den oorlog eenige millioenen te verdienen. Ik weet niet wat het is,
-Charly, maar een zeker voorgevoel zegt me, dat mijn rol in deze
-geschiedenis nog niet is uitgespeeld.”
-
-De beide vrienden bleven nog eenigen tijd over het onderwerp doorpraten
-en vervolgens begaf Charly zich weder aan zijn werk, hetwelk voor het
-oogenblik hierin bestond, dat hij in een geweldig dik register knipsels
-uit verschillende voorname bladen uit de meeste Europeesche hoofdsteden
-plakte en dan achter in dat dikke boek in het kort den inhoud
-vermeldde.
-
-Het was een lastig werkje, dat veel aandacht vereischte en vooral veel
-geduld. Maar Charly mocht zich gelukkig achten, dat beide eigenschappen
-in ruime mate zijn deel waren.
-
-Ongeveer anderhalf uur later kondigde de grijze dienaar van Lord
-Aberdeen, de oude Gaston, het bezoek aan van José Darragos.
-
-De jonge man had zich ditmaal de weelde van een huurauto veroorloofd,
-en dat mocht ook wel, want behalve het door Raffles gekochte doek, had
-hij nog een lijvige en zeer zware portefeuille bij zich.
-
-Hij werd in de met verfijnden smaak gemeubelde ontvangkamer gelaten,
-waar Raffles hem een oogenblik later begroette.
-
-„Het doet mij genoegen, mijnheer Darragos, dat gij aan mijn verzoek
-gevolg hebt gegeven en hier gekomen zijt, om mij persoonlijk uw werk te
-komen brengen,” begon Raffles. „En wees nu zoo goed en toon mij eens
-wat van den inhoud van uw portefeuille.”
-
-De jonge Portugees maakte de banden los, waarmede de portefeuille was
-toegebonden en begon Raffles zijn schetsen te toonen.
-
-Deze met zijn geoefenden smaak zag aanstonds dat er vrij wat bij was,
-hetwelk den beginner verried, die zich zijn weg nog zocht, maar
-daarnevens waren er eenige schijnbaar onbeteekenende krabbels, die
-onmiskenbaar van een talent getuigden, dat bezig is zich uit de
-windsels los te maken en de vleugels uit te slaan, om misschien de
-hoogste trappen van den roem te bereiken.
-
-Raffles legde eenige van de schetsen terzijde en toen hij de geheele
-portefeuille had doorgezien, vouwde hij de witte gespierde handen om de
-knieën, keek Darragos een oogenblik onderzoekend aan en begon toen:
-
-„Ik geloof, mijnheer, dat gij er niet de man naar zijt, om u spoedig te
-laten beïnvloeden en dat is maar heel goed ook. Als gij uw eigen weg
-volgt, en u daarvan niet laat afleiden door zoogenaamd welwillende
-critici, dan zult gij het ver brengen. Ik ben overtuigd, dat gij de
-waarheid kunt vernemen, en daarom voeg ik er aan toe, dat uw techniek
-nog geenszins volmaakt is, en dat gij ernstig zult moeten blijven door
-studeeren. Ik zeg u dit niet om u te ontmoedigen, en ik geloof ook niet
-dat gij spoedig het hoofd laat zakken. Ik zeg het slechts om u aan te
-sporen, den ingeslagen weg met moed te blijven volgen, dan ben ik er
-zeker van, dat gij over eenige jaren met den grootsten lof genoemd zult
-worden onder de eerste schilders van het land, tenminste wanneer gij
-dan nog niet naar uw eigen land terug gekeerd zijt.”
-
-„Ik dank u voor uw welwillende woorden, Mylord,” zeide Darragos, op
-wiens fijn besneden gelaat een donkere blos van genoegen was
-verschenen. „Wat uw laatste opmerking betreft, ik heb voorloopig
-volstrekt geen reden om naar mijn land terug te keeren. Integendeel, ik
-wil niets liever dan te Londen blijven, om hier te studeeren en te
-werken. De Engelsche hoofdstad heeft altijd een zeer groote
-aantrekkingskracht op mij uitgeoefend. Er zijn hier zooveel
-onvergelijkelijke motieven. Ik denk hierbij aan de Tower bridge, aan de
-haven, aan de schoone plekjes aan de Theems, aan de prachtige
-parlementsgebouwen, aan den Westminster Abdij, en aan zooveel andere
-prachtige onderwerpen.”
-
-„En zijn dat de eenige redenen die u hier houden, mijnheer Darragos?”
-vroeg Raffles, terwijl hij den jongen man een weinig spottend aankeek.
-
-Darragos antwoordde niet, maar hij werd nog rooder in het gelaat en
-begon met een door niets gemotiveerde haast zijn schetsen weder in te
-pakken.
-
-Maar dit zwijgen was welsprekend genoeg en Raffles vroeg dan ook niet
-verder.
-
-Maar toen Darragos de hand uitstrekte naar de schetsen welke hij
-terzijde had gelegd, riep Raffles uit:
-
-„Wacht wat, die schetsen behoud ik, tenminste, wanneer gij er niet
-bepaald op gesteld zijt, ze om de een of andere reden te behouden. Deze
-eene stelt namelijk een jonge dame voor, wier gelaat ik mij meen te
-herinneren. Ik moet haar nog niet lang geleden hebben gezien. Wacht
-eens, nu valt het mij al te binnen, het is miss Dolly Jellybird,
-nietwaar?”
-
-José Darragos stond half afgewend en in die houding knikte hij
-bevestigend zonder op te zien.
-
-„Dat hebt ge zeker uit het hoofd geteekend?” vroeg Raffles glimlachend,
-zonder schijnbaar acht te geven op de verwarring van den jongen
-schilder.
-
-„Ja, Mylord.”
-
-„Dan moet ik u mijn compliment maken. Het is niet alleen buitengewoon
-gelijkend, zoo gelijkend alsof het origineel verscheidene malen voor
-model had gezeten, maar er zit leven in, en dat kan men van een groot
-aantal portretten helaas niet zeggen. Wilt ge mij dit portret
-verkoopen?”
-
-Nu wendde de jonge schilder zich eindelijk om en zeide stotterend:
-
-„Verschoon mij Mylord—gij zijt zeer goed voor mij geweest, ik weet maar
-al te wel, hoeveel ik u te danken heb, maar ik zou liever geen afstand
-doen van dit portret, ik heb er nog een, van iemand anders, en dat is
-geloof ik beter dan dit.”
-
-„Zoudt gij denken?” kwam Raffles glimlachend. „Maar als ik nu speciaal
-dit portret wilde hebben, als ik u vijfhonderd pond bood voor deze
-eenvoudige potloodkrabbel.”
-
-„Het doet mij leed, Mylord. Maar wezenlijk ik zou dit portret liever
-niet afstaan!”
-
-Met een snel gebaar stak Raffles hem de schets toe, en klopte Darragos
-op den schouder, terwijl hij zeide:
-
-„Onder deze omstandigheden is er natuurlijk geen sprake van dat ik deze
-schets zou willen houden, mijn waarde Darragos. Hier hebt ge haar. Gij
-zult mij echter de opmerking ten goede moeten houden, dat gij er wel
-zeer op gesteld moet zijn, om een bedrag te weigeren, dat ongeveer tien
-maal te hoog is, maar wij zullen nu niet verder over de zaak spreken.
-Neem nu plaats als ik u verzoeken mag, dan zal ik even een cheque voor
-u uitschrijven.”
-
-Raffles haalde zijn chequeboekje te voorschijn en vulde snel een cheque
-in, welke hij den jongen man toestak.
-
-Terwijl hij zijn vulpenhouder weg borg, begon hij weder.
-
-„Zeg mij eens, heb ik u in den kunsthandel van Drebbel niet hooren
-zeggen, dat gij de volgende week met een paar doeken ten huize van
-Jellybird zoudt komen?”
-
-„Zoo is het, Mylord.”
-
-„Mag ik die doeken niet eens komen zien in uw atelier?”
-
-„Uw komst zal mij zeer aangenaam en een groote eer voor me zijn,
-Mylord,” antwoordde Darragos met een kleur van blijdschap. „Maar tot
-mijn spijt kan ik u die twee schilderijen niet laten zien.”
-
-„Waarom niet, als ik vragen mag?”
-
-„Omdat ze nog niet geschilderd zijn, Mylord.”
-
-Raffles liet een kort lachje hooren, en antwoordde:
-
-„Gij zoudt dus in een week tijd twee zulke moeilijke onderwerpen moeten
-schilderen?”
-
-„O, dat is zoo moeilijk niet van het oogenblik af, dat zij bestemd zijn
-voor den heer Hannibal Jellybird,” antwoordde de jonge Portugees met
-een minachtend schouderophalen, maar terwijl zijn oogen ondeugend
-glansden. „Hij vroeg om groote schilderijen, ik wilde hem gaarne
-voldoen, en daarom heb ik hem die twee schilderijen toegezegd.”
-
-„Maar als hij ze nu weigert? Als hij ze niet naar zijn zin vindt?”
-
-„Dan is er nog niet veel aan verloren, Mylord. Ik kan ze makkelijk in
-eenige uren gereed krijgen. Ik geloof dat mijnheer Jellybird niets
-anders verlangt dan een zoo dik mogelijke laag verf, veel vermiljoen,
-veel kanariegeel en als het kan ook nog een beetje bladgoud. Denk eens
-aan wat ik kan maken van den helm, het schild en het zwaard van Hector,
-van de strijdwagens en van de roode tunique van Andromache! Het eene
-prachtig verguld, het laatste bessensaprood. Ik verzeker u dat hij
-ervan zal smullen, maar hij behoeft er niet meer voor te betalen, dan
-tien pond per stuk.”
-
-Maar Raffles keek nu Darragos hoofdschuddend aan, en zeide half
-lachend, half ernstig:
-
-„Het is een goede grap, maar hebt ge wel eens aan de gevolgen gedacht?
-Zoo niet, dan zal ik die wel eens voor u uitdenken. Jellybird is zeer
-trots op zijn schilderijen. Wie hem bezoekt wordt het eerst naar zijn
-wapenverzameling en vervolgens naar zijn schilderijenzaal gebracht.
-Daar zullen ook uw twee oleogravures hangen en hij zal aan iedereen die
-het hooren wil, verklaaren, dat die geschilderd zijn door José
-Darragos. Dat is een. Voor menschen die geen verstand hebben van
-schilderijen, beteekent dat absoluut niets, maar de kenners zullen
-natuurlijk meesmuilend naar uw ineen geflanste schilderijen kijken, en
-bij zichzelf de opmerking maken dat gij een zekere beteekenis zoudt
-kunnen krijgen als leverancier van opwindende tafreelen op den
-buitenkant van een kermishypodrome, of een stoomcaroussel. Maar er is
-nog meer. Die mijnheer Jellybird namelijk is niet de eenige van zijn
-naam. Hij heeft een dochter, een zeer bevallige dochter, die u wellicht
-niet heelemaal onverschillig is. Zij weet meer van schilderijen af dan
-haar vader, en zal dadelijk zien, dat gij hem een paar volstrekt
-waardelooze „croutes” in de handen hebt gestopt. En ik zou niet graag
-gedwongen worden van te voren te moeten zeggen, hoe zij die spotternij
-zou opnemen. Misschien zou zij het heel grappig vinden, maar misschien
-zou zij zich beleedigd gevoelen, zelfs tegenwoordig vindt men van die
-jonge meisjes, die er desnoods in zouden toestemmen er met u van door
-te gaan, maar die het niet zouden vergeven, als gij haar vader een raar
-figuur liet slaan, en nu moet gij zelf maar eens uitmaken wat het beste
-is volgens u.”
-
-De jonge schilder had aandachtig toegeluisterd en gedurende het laatste
-gedeelte van Raffles’ toespraak had hij het hoofd gebogen, terwijl hij
-nu en dan een schuwen blik op den spreker wierp.
-
-Nog eenigen tijd nadat Raffles gezwegen had, bleef de jonge schilder
-onbewegelijk voor zich uitstaren en toen hief hij met een ruk het hoofd
-op en zeide:
-
-„Ik geloof, dat gij gelijk hebt, Mylord. Ik wil van mijn hart geen
-moordkuil maken. Gij schijnt al te veel geraden te hebben, wat ik goed
-verborgen waande en daarom mag ik het u wel toevertrouwen, dat alleen
-uw laatste bezwaar voor mij kan gelden.”
-
-De zwarte oogen van den Portugees schitterden guitig, toen hij
-vervolgde:
-
-„Het is wel jammer, dat ik het moet laten, want ik had er mij veel van
-voorgesteld. Wat uw eerste tegenwerping betreft, ik zal de kenners wel
-spoedig verplichten tot de erkentenis te komen, dat ik wel beter kon
-schilderen, dan de beide schilderijen, die in de zaal van mijnheer
-Jellybird prijkten, maar intusschen zit ik er nu danig mee in, want ik
-heb hem die twee doeken beloofd.”
-
-„Hebt gij niets anders van eenigen omvang?” vroeg Raffles. „Gij weet
-immers wel, dat onze man in de eerste plaats op de afmeting let?”
-
-Darragos dacht even na en riep toen eensklaps uit:
-
-„Wacht eens, ja zeker, ik moet nog een heel groot doek hebben, bijna
-twee meter hoog. Het dateert uit mijn eerste jaren en stelt geloof ik
-voor het binnenste van een Portugeesch wijnhuis.”
-
-„Komen er vaten op voor?” vroeg Raffles haastig.
-
-„Die zullen zeker niet ontbreken.”
-
-„Dan is de zaak in orde. Breng hem dat doek, en hij zal er meer prijs
-op stellen, dan het afscheid van Hector en Andromache, al ware het ook
-door een Michael Angelo geschilderd.”
-
-De beide mannen waren opgestaan en de jonge schilder maakte zich gereed
-om afscheid te nemen.
-
-Maar Raffles hield hem nog even terug en zeide:
-
-„Gij gaat immers het portret van den heer Jellybird schilderen?”
-
-„Ja Mylord.”
-
-„Wanneer begint gij daarmee?”
-
-„Morgen, denk ik.”
-
-„Nu, ik wensch u veel succes,” zeide Raffles glimlachend, terwijl hij
-den jongen schilder de hand drukte.
-
-Darragos wendde zich op den drempel nog eens om en zeide op een toon
-van innige dankbaarheid:
-
-„En ik ben u zeer dankbaar Mylord, omdat gij de eerste zijt geweest,
-die mijn werk heeft gewaardeerd. Ik weet zeker, dat mij dat geluk zal
-aanbrengen. Ik kan nu tenminste voor den eersten tijd onbezorgd leven
-en ik zal de wereld toonen, dat zij zich vergiste, toen zij meende dat
-zij mij kon minachten.”
-
-En met deze woorden verdween de jonge Portugees, terwijl Raffles
-glimlachend achterbleef.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK IV.
-
-DE EERSTE ZITTING.
-
-
-Charly Brand had Raffles niet te veel gezegd van het huis, waarin de
-millionair-bierbrouwer verblijf hield.
-
-Het was inderdaad weinig minder dan een vesting, het scheen wel gebouwd
-te zijn om de eeuwen te kunnen trotseeren.
-
-Het huis lag aan het eind van de straat en was daarvan gescheiden door
-een tuin met fraai opgaand geboomte en vol kostelijke bloemperken.
-
-Alles welbeschouwd was het huis veel te groot voor het kleine
-huishouden van den bierbrouwer, dat slechts bestond uit den heer des
-huizes, zijn echtgenoote en zijn dochter.
-
-En toch was het maar nauwelijks groot genoeg om alles te kunnen
-bevatten wat de millionair er in den loop der jaren had ingebracht.
-
-Daar was om te beginnen de wapenverzameling van Jellybird, die terecht
-doorging voor een der meest volledige particuliere collecties in geheel
-Londen en die zeker verscheidene duizenden ponden waard was.
-
-Een geheele zaal op de tweede verdieping met vijf ramen aan de straat
-was noodig geweest om die kostbare verzameling te kunnen bevatten.
-
-Daar hingen langs de wanden, of daar lagen in kostbare vitrines van
-mahoniehout, allerhande moordtuigen, welke de mensch in den loop der
-eeuwen had uitgedacht om zijn naaste het leven te berooven.
-
-Daar lagen werpspiesen en assagaaien van de Zoeloe’s en Boschjesmannen,
-blaaspijpen, zooals ze gebruikt worden door de Dajaks, die er met een
-bewonderenswaardige behendigheid zeer kleine vergiftigde pijltjes mee
-weg blazen en wel op zeer verren afstand, en die met deze soms tot
-vijftien voet lange blaaspijpen van bamboe een vogel op een afstand van
-veertig meter onfeilbaar wisten te treffen, tomahawks van de Siouks en
-de Commanchen, boomerangs van de Australische boschnegers, bogen van
-ivoor, zooals ze vele eeuwen geleden door de Chineesche krijgslieden
-gebruikt werden, strijdbijlen van jaspis, van de Maori afkomstig en
-andere bewoners der Zuidzee-eilanden, vuursteen-geweren, prachtige
-ruiterpistolen, ingelegd met goud, ivoor en perl d’amour, Arabische
-geweren met een loop van bijna twee meter lengte, en waarvan de
-ebbenhouten kolf rijk met zilver was beslagen. Circassische dolken, met
-gevesten van goud, en waarvan de kling van geblauwd staal eveneens was
-ingelegd met fijne gouden aderen, Spaansche degens met rijk bewerkt
-gevest, dateerend uit de 16e eeuw en afkomstig uit Toledo, dat steeds
-beroemd is geweest om de kunst van zijn zwaardvegers, kromme zwaarden
-der Turken, zoo zwaar dat slechts een krachtig man ze kon hanteeren,
-goedendags, morgensterren, strijdbijlen, zooals de geharnaste ridders
-in de middeleeuwen ze gebruikten, Japansche beulzwaarden met de snede
-zoo vlijmscherp, dat een hoofdhaar, hetwelk men er van een hoogte van
-een paar centimeters liet opvallen, door midden werd gesneden. Moderne
-jachtgeweren, revolvers met twaalf schoten van de beroemde fabriek van
-Smith & Wesson, kortom, alle wapens van de geheele aarde waren daar
-vertegenwoordigd.
-
-Had de heer Jellybird verstand van deze wapens?
-
-Geenszins, maar het was mode, het was vooral kostbaar om er een
-wapenverzameling op na te houden en daarom bezat de bierbrouwer deze
-wonderschoone collectie, die zelfs eenige historische stukken bevatte,
-zooals de bijl, waarmee de beklagenswaardige Anna Boulein haar jeugdig
-leven op het schavot eindigde.
-
-Dan was er een muziekzaal, een niet veel kleiner vertrek, waarin twee
-groote Bechstein-vleugels stonden, een harp, eenige mandolines, en
-voorts een tiental gemakkelijke stoelen. Het was in een woord een
-kleine concertzaal.
-
-Vervolgens was er een gymnastiekzaal.
-
-Het behoeft zeker niet te worden gezegd, dat de heer Jellybird zelf
-hier maar hoogstzelden een voet zette, want zijn buitensporige
-zwaarlijvigheid maakte het hem ten eenemale onmogelijk, een andere
-sport te beoefenen dan auto rijden.
-
-Maar een des te drukker gebruik van deze zaal werd gemaakt door zijn
-bevallige dochter, die verzot was op schermen, en met haar
-vriendinnetjes uren in dit vertrek kon doorbrengen, om er aan de
-Romeinsche ringen, de dubbele barn, den rekstok, het paard en andere
-turninstrumenten te werken.
-
-Maar hiermede was de reeks vertrekken in het groote huis nog bij lange
-na niet uitgeput.
-
-Er was een kolossale badkamer, grooten deels in fraai Cararisch marmer
-uitgevoerd, met een bassin dat niet misstaan zou hebben in een openbare
-zweminrichting, en waarvan de inrichting een burgervermogen
-vertegenwoordigde. Er was een serre, vol uitheemsche planten, er was
-een bibliotheek, met ongeveer tienduizend boeken, waarvan er misschien
-tien of twintig opengesneden waren. Er was een ontvangsalon even groot
-als een plein, er was een danszaal, die nog grooter was, met een
-afzonderlijke loge voor het orkest, er was een eetzaal, drukkend door
-haar buitensporige weelde, de droom van een schatrijk geworden
-poffertjeskraambezitter, en dan was er nog een biljardkamer, een
-rookkamer, een werkkamer voor den heer des huizes, welk vertrek hij
-echter nooit anders placht te bezoeken dan om er zijn middagslaapje te
-doen, twee boudoirs, een voor mevrouw en een voor de jonge juffrouw, en
-een groot aantal slaapkamers, gedeeltelijk bestemd voor de logeergasten
-en allen ingericht met een weelde, die den bezoeker een groot denkbeeld
-moest geven van de rijkdommen, waarover de bezitter van dit huis
-beschikte.
-
-Niet alleen aan de voorzijde, maar ook aan de beide zijkanten en de
-achterzijde was het huis omgeven door een volslagen park, met prachtige
-eeuwenoude kastanjeboomen en breede lanen.
-
-Het was op den dag, volgende op het bezoek, hetwelk de jonge
-Portugeesche schilder aan Raffles had gebracht, toen een deftig
-gekleede huisknecht met een gladgeschoren gezicht, met afgemeten
-schreden op de huisdeur toetrad, waaraan zooeven was gebeld.
-
-Het was toen omstreeks half elf in den morgen.
-
-De huisknecht trok de zware voordeur naar zich toe en keek in het
-gelaat van José Darragos, die hij blijkbaar nooit had gezien.
-
-Toen gleed zijn blik naar de schilderdoos, welke de jonge man in de
-hand hield, om tenslotte te blijven rusten op diens gladden vilten
-hoed, die de sporen droeg van langdurige en trouwe knechtschap.
-
-„U wenscht?” vroeg de deftige bediende tamelijk afgemeten.
-
-„Ik wensch bij mijnheer Jellybird te worden toegelaten,” antwoordde
-Darragos.
-
-„Op dit uur?” vroeg de bediende, op een toon, zoo verontwaardigd, alsof
-men hem had voorgesteld, majesteitschennis te plegen. „Gij meent toch
-zeker niet in ernst dat gij mijnheer nu wilt spreken?”
-
-„Ik kom niet om hem te spreken, goede vriend, ik kom om hem te
-schilderen,” antwoordde Darragos bedaard. „Hier is mijn kaart, ga dat
-maar aan uw meester brengen, hij verwacht mij.”
-
-De bediende wierp nog een besluiteloozen blik op het kleine stukje
-carton en wees den jongen schilder zwijgend een plaats aan op een der
-zware eikenhouten banken, welke langs een der muren der groote hal
-geplaatst waren.
-
-Daarop sloot hij de huisdeur weder en beklom de breede trap aan het
-einde van de vestibule, die naar de gaanderij voerde, over welker
-leuning eenige zeer schoone wandtapijten waren gehangen.
-
-Het volgend oogenblik was hij uit het gezicht verdwenen.
-
-Maar in zijn plaats verscheen er iemand anders in het gezichtsveld van
-den jongen kunstenaar, die in zijn oogen heel wat aantrekkelijker moest
-zijn.
-
-Het was Dolly, de bevallige dochter van den bierbrouwer.
-
-Zij moest bepaald op wacht hebben gestaan, anders was het
-onverklaarbaar, hoe zij zoo eensklaps te voorschijn kon komen, juist op
-het oogenblik, waarop de knecht verdwenen was.
-
-Haar lief gezichtje had een hoogroode kleur, toen zij zich tot Darragos
-wendde en hem de hand toestak.
-
-„Sta mij toe, dat ik het ben, die u eerst verwelkomt, mijnheer
-Darragos,” zeide zij. „Gij hebt mij het leven gered, en al hebt gij u
-destijds onttrokken aan mijn dankbetuigingen, zoo zult gij er nu niet
-meer in slagen, mij te ontkomen.”
-
-De jonge schilder had de kleine hand nu lachend aangenomen, die hem was
-toegestoken en zeide nu, terwijl hij Dolly met zijn groote zwarte oogen
-doordringend aanzag:
-
-„Ik hoop, Miss, dat wij goede vrienden zullen worden. Nu het toeval u
-weder op mijn weg heeft gebracht, nadat ik het groote voorrecht heb
-mogen smaken, u uit het water der Theems te redden, zou ik het bitter
-betreuren, indien onze kennismaking nu weder moest eindigen. Maar daar
-valt mij iets in,” voegde hij er op verschrikten toon aan toe.
-
-„Wat dan?” vroeg het jonge meisje schalks.
-
-„Gij moogt eigenlijk volstrekt niet weten, dat ik hier ben.”
-
-„O stel u maar gerust, dat behoeft immers niemand te ontdekken.”
-
-„Weet gij wat ik hier kom doen?”
-
-„Natuurlijk weet ik het. Dacht u soms met een gansje te doen te hebben?
-Gij komt om het portret van mijn pa te schilderen.”
-
-„Hoe weet gij dat? Heeft uw vader het u dan verteld?”
-
-„Niet recht op den man af, maar langs een omweg, ziet ge. Hij heeft
-willen weten, of ik het aardig zou vinden een levensgroot portret van
-hem te hebben en daarna heeft hij er nog verscheidene malen over
-gesproken. Gisteren heeft hij het u gevraagd in den winkel van Drebbel,
-en zich misschien verbeeld, dat ik niet hoorde wat hij zeide. Maar ik
-heb goede ooren en het is mij niet ontgaan. Ik zie u nu hier komen met
-een schilderdoos en ik zou al heel dom moeten zijn, als ik tusschen dat
-alles geen verband legde.”
-
-„Maar zorg in ieder geval, dat uw papa niet te weten komt, dat het
-kostbare geheim is uitgelekt,” hernam de jonge schilder.
-
-„Maar dat weet hij morgen, mijnheer Darragos,” riep Dolly uit, en haar
-oogen glansden spottend. „Hij kan er om te beginnen toch niet over
-zwijgen, en dan een menigte bedienden, denkt ge soms, dat die hun mond
-zullen houden? Ik durf er wat onder verwedden, dat papa er al vanmiddag
-onder tafel over spreekt.”
-
-Het jonge meisje zweeg, keek Darragos schuchter aan en vroeg toen:
-
-„Vindt gij het ongepast als ik u zeg, dat ik het heel prettig vind, dat
-u hier komt?”
-
-„Ik weet niet of ik het ongepast moet vinden, maar in ieder geval vind
-ik het heel aangenaam,” antwoordde Darragos, en hij greep opnieuw het
-kleine handje en drukte er een kus op.
-
-Op hetzelfde oogenblik werden de schreden van den bediende opnieuw
-gehoord.
-
-Dolly trok snel haar hand terug, legde haar vinger op de lippen, en was
-zoo vlug als een hinde door de openstaande deur verdwenen.
-
-Darragos keek haar na, en toen hij zich weer omwendde zag hij in het
-gelaat van den bediende, die hem kwam zeggen, dat mijnheer Jellybird
-hem verwachtte.
-
-Darragos volgde den huisknecht die hem den weg zou wijzen en besteeg de
-breede trap, om vervolgens door een breede hal tot voor een fraai
-gebeeldhouwde deur te worden gebracht.
-
-De huisknecht opende deze deur, noemde zijn naam, liet Darragos binnen
-en trok zich weder terug.
-
-De jonge Portugees bevond zich in het gezelschap van zijn lastgever.
-
-De heer Jellybird zat voor een geweldig groote schrijftafel en had zich
-voor de plechtige gelegenheid extra deftig gekleed in lange zwarte jas,
-met een hagelwitte boord en het haar keurig gefriseerd.
-
-Hij stond op, trad op Darragos toe en zeide op zijn gewonen
-luidruchtigen toon: „Blij dat je op tijd gekomen bent, jongmensch. Heb
-je daar je schildersrommel bij je? Goed zoo. Maar wat is dat? Ik zie
-geen ezel. Waar heb je den ezel gelaten.”
-
-„De ezel is hier, mijnheer Jellybird,” antwoordde Darragos, terwijl hij
-van terzijde een veelbeteekenenden blik op den bierbrouwer wierp.
-
-„Ik heb hem reeds vroeg in den morgen door een kruier laten bezorgen,
-ofschoon ik hem op de eerste zitting waarschijnlijk wel niet noodig zal
-hebben, want ik moet eerst een schets in houtskool van u maken.”
-
-„Houtskool?” herhaalde Jellybird op wantrouwenden toon. „Je bent toch
-niet van plan een houtskool-teekening van me te maken. Ik moet verf
-hebben, beste prima olieverf. De prijs komt er niets op aan, zeg ik
-je.”
-
-„Het wordt ook een olieverfschilderij, mijnheer Jellybird,” hernam
-Darragos geduldig, „maar eerst moet men altijd beginnen met een schets
-in krijt of houtskool. Pas later begint men te schilderen, begrijpt u
-wel, mijnheer.”
-
-„Ja, ja, het zal wel zoo zijn. En zeg mij nu eens, hoe hadt gij u het
-portret eigenlijk voorgesteld?”
-
-De jonge schilder monsterde den bierbrouwer van top tot teen, keek
-hoofdschuddend naar het doffe zwart van de jas, naar den monumentalen
-boord, die den hals van zijn lastgever als in een ijzeren halsband
-gevangen hield, naar den monsterachtig dikken gouden horlogeketting,
-naar de fonkelende diamanten dasspeld, en tenslotte naar het
-gefriseerde haar en antwoordde toen:
-
-„Om u de waarheid te zeggen, had ik er mij nog geen goede voorstelling
-van gemaakt, mijnheer Jellybird. Hebt gij zelf geen idee?”
-
-„Luister eens, jonge man. Ik ben met en door het bierbrouwen rijk
-geworden, en daar schaam ik mij volstrekt niet voor. Ik doe er zelf
-niet veel meer aan en laat bijna alles over aan mijn procuratiehouder.
-Maar toch zou ik het wel aardig hebben gevonden, bijvoorbeeld in een
-van de brouwkelders te worden geschilderd, of leunend tegen een
-brouwketel, of zittend op een vat met gist, of zoo. Maar alles
-welbeschouwd heb ik dat plan toch maar laten varen, omdat ik niet weet
-of het bij Dolly wel in goede aarde valt. Wat zoudt gij er van zeggen,
-als ik zoo ging staan.”
-
-Met deze woorden stapte Jellybird op zijn schrijftafel toe, leunde er
-met de gesloten rechtervuist op, stak de uitgespreide vingers van zijn
-linkerhand tusschen den eersten en den tweeden knoop van zijn
-dichtgemaakte jas, sloeg het eene been over het andere, zette een hooge
-borst en keek Darragos uitdagend aan.
-
-De jonge schilder zag een oogenblik zwijgend naar het schouwspel en
-zeide toen:
-
-„Kolossaal mijnheer Jellybird, een fiere, echt koninklijke houding. Ik
-ben echter bevreesd, dat gij dat niet lang zult volhouden, en daarom
-zou ik u wel willen voorstellen, eenvoudig aan uw bureau ministre
-plaats te nemen. Het licht valt daar voortreffelijk op uw gelaat en
-handen. Gij behoeft u dan volstrekt niet te vermoeien en gij kunt een
-ongedwongen houding aannemen.”
-
-„Dat is nog zoo kwaad niet,” riep de bierbrouwer uit. „Zeg dan maar hoe
-ik moet gaan zitten.”
-
-Darragos duwde hem in zijn stoel neer, verzette deze eenige malen,
-verplaatste eens een paar keer zijn eigen standpunt, verschoof
-herhaaldelijk de dikke roode handen van zijn sujet, haalde zonder
-medelijden zijn hand door het prachtig opgemaakte haar en was eindelijk
-met zijn werk tevreden, zoo tevreden als hij in de gegeven
-omstandigheden maar kon zijn.
-
-Daarop opende hij de groote schilderdoos, nam er een groote blocknote
-uit, greep naar een pijpje houtskool en begon in vlugge, rake lijnen de
-figuur van den heer Jellybird op te zetten, die als een standbeeld
-bleef zitten en blijkbaar nauwelijks adem durfde halen.
-
-„Gij moogt u gerust bewegen, mijnheer,” zeide Darragos na eenige
-oogenblikken glimlachend.
-
-„Ik dacht dat dat volstrekt niet mocht.”
-
-„Later pas, later. Ik ben nu nog maar aan het schetsen en wanneer gij
-uw hoofd niet te veel beweegt, dan ben ik ruimschoots tevreden. Gij
-moogt gerust spreken, als u dat belieft.”
-
-Dit nu was een groote opluchting voor den heer Jellybird, want hij was
-een praatgraag en het zou hem de grootste moeite gekost hebben, een
-half uur achtereen zijn mond te houden.
-
-En zoo begon hij aanstonds uit te weiden over alles, wat hem na aan het
-hart lag. Dat wil zeggen, zijn groote rijkdommen.
-
-Hij gaf den jongen schilder een volledige beschrijving van het geheele
-huis en bovendien van zijn villa in Torquay, van zijn landhuis in het
-zuiden van Schotland en van zijn bezittingen in het zuiden van Norfolk.
-
-Hij beschreef hem verder tot in de minste bijzonderheden zijn
-racejachten, de stallen van zijn renpaarden, zijn vier of vijf auto’s
-en zijn wapenverzameling, waarvan hij alle nummers zonder haperen
-achter elkander opzegde.
-
-Een half uur later was er in het heele reusachtige huis geen theekopje,
-geen zilveren taartschep, geen suikerstrooier, of de jonge Portugees
-had er een zeer nauwkeurige omschrijving van kunnen geven.
-
-Hij wist hoeveel kleedgeld Dolly kreeg, hij wist waar mevrouw Jellybird
-haar hoeden kocht, hij wist dat de familie den volgenden zomer in het
-zuiden van Frankrijk zou doorbrengen en hij kende zelfs den prijs van
-het gouden potlood, waarmede de millionair op dat oogenblik speelde.
-
-En toen hij dat alles wist was de eerste schets ook gereed. Darragos
-stond op van zijn kruk, waarop hij gezeten had, trad met zijn schets
-naar het licht en bromde goedkeurend.
-
-„Mag ik het al zien?” vroeg Jellybird nieuwsgierig.
-
-„Welzeker, mijnheer,” antwoordde de jonge schilder.
-
-Jellybird kwam naast hem staan en keek geruimen tijd naar de schets.
-
-Toen zeide hij een weinig aarzelend:
-
-„Is die neus niet wat dik en groot?”
-
-Darragos keek beurtelings naar het origineel van dit lichaamsdeel en
-naar zijn schets, en antwoordde toen op ernstigen toon:
-
-„Dat is hij inderdaad, mijnheer Jellybird.”
-
-„Maar—ik bedoel.... is mijn neus werkelijk zoo groot.”
-
-„Ik weet niet hoe gij mijn antwoord zult opvatten, mijnheer, maar ik
-moet u zeggen, dat het werkelijk zoo is.”
-
-„Alles goed en wel—maar ik vrees dat gij misschien een weinig
-overdreven heb. Misschien kwam het door het licht. Om kort te gaan, ik
-zou den neus wat kleiner willen hebben.”
-
-De wenkbrauwen van den jongen schilder trokken zich samen en een bits
-antwoord lag op zijn lippen.
-
-Maar toen kwam hem plotseling het lieve gezichtje van Dolly voor den
-geest en hij antwoordde kortaf:
-
-„Als gij wilt mijnheer, kan ik hem ook heelemaal weg laten.”
-
-„Dat is ook weer niet noodig, jonge man,” hernam de bierbrouwer kwaad.
-„Ik verlang alleen, dat ik niet te pronk word gezet met zoo’n
-komkommer, zoo’n knots, zoo’n neus van niemendal.”
-
-Zonder een woord te spreken, nam Darragos zijn houtskool weer ter hand,
-veegde den neus weg, die het misnoegen van den eigenaar had opgewekt en
-teekende met een paar halen een nieuwe, die heel in de verte wel een
-weinig geleek op het reukorgaan van mijnheer Jellybird, en die dus zijn
-kunstenaarsgeweten niet al te zeer geweld aan deed.
-
-Weder kwam de bierbrouwer naast Darragos staan, en nu riep hij verheugd
-uit:
-
-„Zoo mag ik het zien. Dat is tenminste een menschelijke neus en geen
-automobielhoorn. En zeg mij nu eens, wanneer gij weder terug kunt
-komen.”
-
-„Morgen, als gij wilt.”
-
-„Uitstekend. Ik reken er op.”
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK V.
-
-AMOR IN DE KLEM.
-
-
-Er was ongeveer een week voorbij gegaan, sedert het eerste bezoek van
-den jongen schilder in het prachtige huis van mijnheer Jellybird.
-
-Hem was reeds tweemaal de hooge eer te beurt gevallen aan de tafel van
-den millionair te mogen aanzitten, heel intiem, alsof hij de gelijke
-was van dien geldvorst.
-
-Hij had kennis gemaakt met mevrouw Jellybird en had haar leeren kennen
-als een merkwaardig schrale en platte dame, het levende tegendeel van
-haar corpulenten man, en die het bijna onbegrijpelijk maakte, dat de
-lieve Dolly werkelijk haar dochter was.
-
-Het schilderij begon al goed op te schieten.
-
-Het was levensgroot, en voorloopig prijkte het in een breede
-eikenhouten lijst.
-
-In het midden van de werkkamer van den heer des huizes stond nu de
-zware ezel, waarop het doek geplaatst was.
-
-Zooals Dolly wel voorspeld had, was het geheim van haar verjaardag
-reeds op den tweeden dag geen geheim meer, want mijnheer Jellybird had
-onmogelijk zijn mond kunnen houden.
-
-Het lieve meisje was dan ook reeds eenige malen stil het vertrek
-binnengekomen en op haar teenen naar den schilder toegeslopen, om toe
-te zien, hoe hij met vaardige hand het portret van haar vader op het
-doek wist te werken.
-
-Zoo kon zij geruimen tijd naast Darragos staan en soms liet de jonge
-schilder het penseel zakken, hief zijn gelaat naar haar op, vatte haar
-kleine hand, en drukte er een geluidlooze kus op, welke kunstbewerking
-ongestraft kon plaats grijpen, daar de beide jongelieden als het ware
-verscholen zaten achter het groote schilderij, dat hen voor den heer
-Jellybird onzichtbaar maakte.
-
-Snel en onweerstaanbaar was tusschen den jongen schilder en de dochter
-van den bierbrouwer een teedere band ontstaan, die iederen dag sterker
-werd.
-
-Het was niet meer de dankbaarheid van het meisje jegens den man, die
-haar het leven had gered, het was een machtiger gevoel.
-
-De heer Jellybird liet zich meestal bijzonder veel voorstaan op zijn
-gezond verstand en helder doorzicht, maar hij zou zeker eerder geloofd
-hebben, dat het einde van de wereld aanstaande was, dan ook maar een
-seconde iets te vermoeden van de kleine intrige die zich zoo vlak in
-zijn nabijheid afspon en waarvan hij alleen onkundig was, wegens het
-groote schilderij, dat hem de kern van de zaak verborg. Het was op den
-negenden dag, sedert Darragos voor het eerst zijn opwachting maakte en
-de bierbrouwer zooals gewoonlijk voor zijn schrijftafel zat met een
-trotsche houding en een verwaten uitdrukking op zijn bol gelaat.
-
-Darragos was zooeven gekomen en schilderde zwijgend door.
-
-Hij deed al zijn best, zijn fantasie te doen werken, en een weinig
-uitdrukking te brengen op het bolle, roode gelaat, dat zoo bijzonder
-veel gelijkenis vertoonde met een reusachtige tomaat. De deur werd
-zachtjes geopend, en Dolly trad binnen.
-
-Voor de leus had zij een borduurwerkje bij zich, ofschoon zij beter dan
-iemand wist, dat zij er in de letterlijke beteekenis van het woord geen
-steek aan zou doen.
-
-Terwijl haar vader strak en majestueus voor zich uitkeek, en haar niet
-eens scheen op te merken, liep zij op de punten van haar teenen naar
-José, overtuigde zich even, dat haar vader in zijn gewone
-Napoleon-houding ernstig en statig voor zich uitstaarde en hield toen
-met een vleiend gebaar den jongen schilder haar wang toe, die er, het
-palet ver van zich afhoudend, een kus op drukte.
-
-„Wat was dat?” liet eensklaps de barsche stem van Jellybird zich
-hooren, zonder dat hij evenwel het hoofd durfde omwenden.
-
-„Wat pa?” vroeg Dolly onschuldig.
-
-„Het was alsof ik daareven.... maar ik zal me wel vergist hebben.”
-
-„Natuurlijk hebt u zich vergist papaatje,” hernam Dolly bestraffend.
-
-„Wat is dat nu? Je weet nog niet eens wat ik zeggen wilde,” kwam de
-bierbrouwer, die zich een weinig begon op te winden.
-
-„O, dat hoeft niet,” riep Dolly vroolijk. „U vergist zich wel eens meer
-in den laatsten tijd. Blijf nu maar liever stil zitten, José.... ik
-bedoel mijnheer Darragos is hard aan het werk.”
-
-Dit laatste strookte nu niet precies met de waarheid, zeker niet in de
-beteekenis, welke mijnheer Jellybird er aan hechtte, want de jonge
-schilder was op dit oogenblik druk doende, de kleine hand, die in de
-zijne rustte, met kussen te bedekken.
-
-Het jonge meisje boog zich over den schilder heen en fluisterde hem
-toe:
-
-„Wanneer is het nu?”
-
-„Na deze zitting. Over een uur spreek ik met je vader.”
-
-Het meisje kreeg een kleur als vuur, en slaakte onwillekeurig een kreet
-van verrukking.
-
-„Wat is dat nu weer?” riep Jellybird ongeduldig uit.
-
-„Niets papa. Ik prik mij in mijn vinger,” antwoordde Dolly haastig.
-
-„Merkwaardig. Vind je dat dan zoo plezierig? Je schreeuwde heelemaal
-niet als iemand die zich pijn doet. Wat ik je verzoeken mag, laat
-mijnheer Darragos nu rustig werken.”
-
-„Maar papa, ik val hem heelemaal niet lastig.”
-
-„Dat doe je wel. Ga achter den ezel vandaan.”
-
-„O pa, hoe durft u dat van mijnheer Darragos zeggen,” riep Dolly
-verontwaardigd.
-
-„Je weet heel goed, dat ik den houten ezel bedoel, meid,” riep de
-bierbrouwer boos. „Als je hinderlijk wordt moet je de kamer uit.”
-
-„He neen pa, ik beloof u dat ik rustig zal zijn,” hernam het jonge
-meisje, en zij zette zich neer op een tabouret, keek naar den schilder,
-na met een kushand afscheid genomen te hebben.
-
-Een half uur verstreek, zonder dat er een woord gewisseld werd.
-
-Toen stond het meisje onhoorbaar op, trad op Darragos toe, reikte hem
-de hand en fluisterde:
-
-„Ik moet nu boodschappen doen met mama. Schrijf mij dadelijk hoe het
-gegaan is, ingeval wij over een uur nog niet terug zijn.”
-
-„Dat beloof ik je kleintje,” antwoordde Darragos, en eensklaps vergat
-hij het portret, zijn werkgever, zijn palet vol verf, drukte het jonge
-meisje tegen zich aan en kuste haar op de lippen.
-
-Dolly slaakte een lichten kreet en tegelijkertijd klonk de bevelende
-stem van haar vader, die riep:
-
-„Dolly kom eens hier. Ga daar zitten! Maar wat drommel is dat nu—hoe
-kom je aan die verf op je japon? Je ziet er uit als een wandelende
-regenboog.”
-
-Dolly werd bloedrood, wierp een verschrikten blik op haar witte blouse,
-die inderdaad alle kleuren van het spectrum vertoonde en stamelde toen:
-
-„He, dat is zonderling. Hoe komt die verf daar.”
-
-„Ja, dat zou ik ook wel eens willen weten,” riep haar vader op
-dreigenden toon.
-
-„Naar buiten zien; als ik u verzoeken mag,” riep José, die aldus den
-toestand wilde redden.
-
-„En ik moet dadelijk met mama boodschappen doen,” riep Dolly uit, die
-gretig die gelegenheid aangreep.
-
-En voor haar vader nog iets had kunnen zeggen snelde zij in de grootste
-verwarring haastig het vertrek uit.
-
-Nog een uur verstreek, en mijnheer Jellybird begon teekenen van
-vermoeidheid te geven.
-
-José, die het zag, legde het palet en de penseelen weg, stond op, rekte
-zich eens uit en zeide:
-
-„Voor vandaag zullen wij het maar voor genoeg houden, mijnheer
-Jellybird, nog drie zittingen en het schilderij is gereed.”
-
-Langzaam begon hij zijn schilderdoos op te ruimen, telkens het
-gevreesde oogenblik verschuivend, waarop hij met kloppend hart de vraag
-aan den millionair zou stellen, die over zijn toekomst moest beslissen.
-
-Maar eindelijk kon hij dat tijdstip onmogelijk uitstellen en reeds had
-de heer Jellybird een paar malen met een verstolen blik zijn horloge
-geraadpleegd.
-
-De jonge Portugees vatte moed, schraapte zijn keel, trad eensklaps van
-achter den ezel te voorschijn, en begon met een stem, een weinig heesch
-van ontroering:
-
-„Meneer Jellybird, de zittingen zijn nu welhaast ten einde—en het
-oogenblik is nu gekomen, om u een voor mij zeer gewichtige vraag te
-doen.”
-
-„O, ik begrijp het. U wilt het honorarium zeker graag vooruit hebben!”
-riep de heer Jellybird, die zich volstrekt niet kon begrijpen, dat er
-nog een gewichtiger vraag kon zijn, dan die betreffende geld.
-
-Maar de jonge Portugees schudde driftig het hoofd en zeide:
-
-„Het heeft met geld niets te maken, meneer Jellybird! Het heeft alleen
-iets met het hart te doen! Hebt gij dan niets gemerkt?”
-
-„Wel, wat zou ik gemerkt hebben?” vroeg Jellybird onnoozel. „Ik weet
-volstrekt niet wat u bedoelt!”
-
-„Daardoor maakt gij mijn taak des te lastiger, mijnheer!” riep de jonge
-schilder uit. „Welnu, ik wil er niet langer omheen draaien! Het weegt
-als een centenaarslast op mijn gemoed: ik heb uw dochter lief, en ik
-vraag u, mij haar tot vrouw te geven!”
-
-Als de jonge schilder den bierbrouwer verzocht had, de maan voor hem
-van den hemel te halen, dan had hij onmogelijk een meer ongeloovig en
-verbluft gezicht kunnen zetten.
-
-Hij staarde den jongen man met hoog opgetrokken wenkbrauwen en open
-mond aan, bewoog even zijn lippen zonder te spreken, en zeide toen half
-gefluisterd:
-
-„Ik heb u zeker niet goed verstaan? Zoudt u het nu nog eens willen
-zeggen?”
-
-„Ik heb uw dochter Dolly lief, mijnheer Jellybird, en ik vraag u mij
-haar tot vrouw te geven.”
-
-Weer keek de bierbrouwer den jongen schilder een oogenblik zwijgend
-aan, alsof hij aan zijn verstand twijfelde en toen barstte hij uit:
-
-„Ik had dus wel goed verstaan! Nu, ik moet zeggen, dat ik al heel wat
-heb zien gebeuren—maar dit is wel het toppunt! Zeg eens jonge man, gij
-hebt ze toch alle vijf goed bij elkaar, nietwaar?”
-
-„Dat hoop ik tenminste, mijnheer Jellybird!” antwoordde José, de
-vuisten ballend, en bleek van ontroering.
-
-„Dat zou men toch niet zeggen!” viel Jellybird uit. „Weet gij wel
-hoeveel mijn dochter meekrijgt? Je haalt de schouders op? Je weet het
-misschien niet? Een millioen pond krijgt ze mee!”
-
-„Maar dat is volstrekt geen bezwaar, mijnheer Jellybird,” stotterde
-José, die niet wist wat hij zeggen moest.
-
-„Geen bezwaar zegt gij!” schreeuwde de verbolgen vader. „Geen bezwaar!
-Neen dat dank je de drommel! Ik kan mij voorstellen dat het geen
-bezwaar is een millioen pond in den schoot geworpen te krijgen!”
-
-Darragos verbleekte, deed een paar stappen achteruit, en riep toen
-heftig verontwaardigd:
-
-„Dwing mij niet om dingen te zeggen, mijnheer, die mij later stellig
-zouden berouwen! Wat raakt het mij, hoeveel en of uw dochter iets
-meekrijgt. Ik wil uw geld niet! Ik trouw haar ook niet om haar geld,
-maar omdat ik haar meer lief heb dan mijn leven! Behoudt gerust die
-millioenen, en geef mij daarvoor inplaats toestemming, dat is mij meer
-dan voldoende!”
-
-„Die toestemming weiger ik, jonge man!” riep Jellybird, rood van drift.
-„Ik weiger!”
-
-„Maar waarom? Waarom mijnheer,” drong José aan. „Ik ben een fatsoenlijk
-man, ik weet zeker dat ik een goede toekomst heb, mijn naam zal eenmaal
-met eer genoemd worden! En als gij dan eenmaal zoo aan geld hecht—ik
-ben er van overtuigd, dat men over weinige jaren mijn doeken met
-goudstukken zal beleggen!”
-
-„Ik trek geen wissels op de toekomst, jonge vriend!” bromde Jellybird.
-„Mijn dochter is voor iets beters bestemd dan voor een schilder! Denkt
-gij soms dat ik morgen aan den dag niet een baronet, een graaf, ja
-desnoods een hertog kan krijgen? Wel mijn goede man—één aan iederen
-vinger! Ik begrijp eigenlijk niet waar u de onbeschaamdheid vandaan
-hebt gehaald mij met zoo’n verzoek aan boord te komen! U praat van
-beroemdheid! Maar u is nog niet beroemd! Dat kan misschien nog heel
-veel jaren duren—en in dien tijd zou mijn dochter een vaatje zuur bier
-geworden zijn! Waar zoudt gij de middelen vandaan willen halen om haar
-te onderhouden, als ik haar niets meegaf?”
-
-„Ik zou hard werken, mijnheer!” zei José op zachten toon.
-
-„Gij zoudt hard werken en honger lijden!” kwam de bierbrouwer schamper.
-„Neen, mijnheer Darragos, ik heb mij een andere toekomst voor mijn
-dochter gedroomd. Als u er op staat wil ik u zeggen, dat ik u
-persoonlijk wel gezind ben, en dat er ook geloof ik niets op u aan te
-merken is. Ik ga verder en ik zeg, dat gij wel talent kunt hebben! Maar
-dat alles is niet voldoende om in aanmerking te komen als de echtgenoot
-van Dolly Jellybird! Daar komt meer bij kijken!”
-
-„Gij wilt dus met geweld een adellijken zoon hebben,” riep de jonge
-schilder op bitteren toon.
-
-„Als hij dan niet van adel is, dan moet hij tenminste in andere
-opzichten uitblinken! Hij moet een naam hebben, hij moet beroemd zijn!
-Noem het zooals gij wilt, maar ik wil voor mijn dochter een man met een
-klinkenden naam!
-
-„Als gij slechts Hawker heette, en voor het eerst den Oceaan waart
-overgevlogen. Als gij slechts Edison waart, of Marconi, of Paderewski,
-of Roentgen, of generaal Foch, al was het voor mijn part maar Lord
-George! Maar gij zijt niemendal, gij zijt een aankomend schilder, van
-wien het volstrekt niet zeker is of gij het wel ooit tot iets zal
-brengen—en de kans van niet is altijd grooter dan de kans van wel.”
-
-„Dus gij weigert mij de hand van Dolly?”
-
-„Die weiger ik u—tenzij uw naam als die van een beroemdheid genoemd
-wordt in de „Times”.”
-
-José was zeer bleek geworden en had de lippen opeengeklemd.
-
-Hij zuchtte diep, tastte naar zijn hoed, keek Jellybird nog eens schuw
-aan en zeide toen:
-
-„Gij wenscht zeker niet, dat ik nu nog terugkom?”
-
-„Waarom niet? Het schilderij is toch nog niet gereed? Ik verwacht u
-morgen op denzelfden tijd.”
-
-De schilder boog en verliet zwijgend het vertrek.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VI.
-
-HET BERICHT IN DE „TIMES”.
-
-
-Er waren drie dagen verloopen, sedert dit gesprek in de werkkamer van
-Jellybird had plaats gehad.
-
-Het schilderij was gereed gekomen en reeds hadden tal van vrienden en
-bekenden van den bierbrouwer er een blik op mogen slaan.
-
-Het gerucht scheen zelfs tot de pers te zijn doorgedrongen, want reeds
-had zich een criticus van de „Times” vertoond, een man met een
-eerwaardigen witten baard en groote knevels, die lang naar het doek had
-gestaard, en weder was vertrokken met de mededeeling dat hij te zijner
-tijd eenige woorden aan dit gewrocht wenschte te wijden.
-
-Maar de stemming in het groote huis was intusschen allesbehalve
-aangenaam te noemen.
-
-Dolly had een brief van den jongen schilder ontvangen, waarin hij haar
-het treurig resultaat van zijn onderhoud met den schatrijken
-bierbrouwer mededeelt en sedert dien was het jonge meisje neerslachtig
-en stil.
-
-Haar vader had dit zeer goed opgemerkt, maar met de verblinding, vaders
-eigen in zulke zaken, meende hij, dat het wel zeer spoedig zou
-overgaan, en dat als eenmaal de ware Jozef zich kwam aanmelden in den
-vorm van een graaf of een baron, zijn dochter wel weder zou
-„bijtrekken”.
-
-Wat Darragos betreft—hij had, nadat het schilderij gereed was, geen
-reden meer gevonden het huis te bezoeken, waar hij zijn geluk gevonden
-meende te hebben.
-
-Jellybird had hem het hooge honorarium uitbetaald, zwijgend en stroef,
-en daarop had de jonge schilder even stilzwijgend de kamer verlaten,
-waar hij zulke aangename uren had doorgebracht.
-
-Het was in den morgen van den vierden dag, toen er op de deur werd
-geklopt van de slaapkamer van Dolly, en het kamermeisje binnentrad, met
-een blad waarop een kop chocolade en wat beschuitjes en de post.
-
-Zij trok de gordijnen open, zoodat het zonlicht ongehinderd het groote
-vertrek kon binnen stroomen en plaatste het blad op een kleine tafel
-dicht bij het bed, na haar jonge meesteres goeden morgen te hebben
-gewenscht.
-
-Dolly wreef zich de oogen uit, richtte zich in de kussens op, keek even
-op het kleine gouden polshorloge, dat op een standaard op het tafeltje
-stond en rekte zich uit.
-
-„Hoe laat is het Kate?” vroeg zij. „Ik geloof dat mijn horloge stil
-staat.”
-
-„Het is half negen, Miss!” antwoordde het meisje.
-
-„Wat breng je me daar?”
-
-„Niet veel bijzonders, Miss! Maar één brief—en die is niet van mijnheer
-Darragos!”
-
-„O! Jij brutaaltje!” riep Dolly, terwijl zij dreigend den vinger
-ophief. „Wat is er nog meer?”
-
-„Een paar tijdschriften, Miss, en de „Times”.”
-
-„De „Times”?” herhaalde het jonge meisje verbaasd. „Wat moet ik met de
-„Times” doen?”
-
-Zij strekte de hand uit naar het befaamde City-blad en vervolgde.
-
-„Onder kruisband! Wat beteekent dat? Papa leest immers de „Times”?”
-
-„Welneen, Miss!” riep het kamermeisje uit. „Hoe komt u daarbij?
-Mijnheer leest de „Daily Telegraph”!”
-
-Met een mechanisch gebaar en tamelijk onverschillig maakte Dolly den
-kruisband los, en ontvouwde het blad.
-
-Zij sloeg twee, drie pagina’s om, en eindelijk bleef haar blik rusten
-op een met blauw aangestreept artikel, onder de rubriek „Kunst en
-Letteren”.
-
-En nauwelijks had zij een paar regels gelezen, of zij gaf zulk een
-luiden schreeuw, dat het kamermeisje verschrikt achteruit vloog, meende
-dat haar jonge meesteres plotseling waanzinnig was geworden.
-
-Dolly vloog uit het bed, sprong, de krant boven haar hoofd zwaaiende,
-als uitgelaten rond en riep:
-
-„Mijn peignoir, Kate! Vlug wat! Meisje, wat treuzel je! Is papa al op?”
-
-„Ik geloof, dat mijnheer juist in de badkamer is, Miss!” antwoordde
-Kate, die niets begreep van de plotselinge opgewondenheid van het jonge
-meisje, dat zij de laatste dagen zoo neerslachtig gekend had.
-
-„Ga dan dadelijk eens vragen! Laat papa dadelijk uit het water komen!
-Ik moet hem spreken dadelijk, onmiddellijk, op staande voet, subiet,
-zonder een seconde te wachten! O, ik wist het immers wel! Ik wist wel,
-dat het zoo zou uitkomen. Mijn José! Mijn held! Mijn genie! Ben je hier
-nog, Kate? Waarom stuif je niet weg? Wat sta je hier nog? Wat wacht je?
-Wat doe je? Gauw! Gauw! Maak dat je wegkomt!”
-
-Zeer verbaasd door dit optreden van Dolly ijlde het meisje weg, terwijl
-Dolly een ware krijgsdans uitvoerde, het blad wild boven het hoofd
-zwaaiend.
-
-Een paar minuten later keerde Kate terug.
-
-„Mijnheer wacht u in zijn kamer, Miss! Ik moet u echter zeggen, dat hij
-niet erg in zijn humeur is!”
-
-„Dat hindert niets! Ik zal hem er wel spoedig in brengen,” riep het
-meisje overmoedig uit.
-
-En met deze woorden snelde het jonge meisje de kamer uit, ijlde een
-paar gangen door en bereikte eindelijk de kamer, waar haar vader haar
-wachtte, inderdaad niet al te zeer in zijn humeur.
-
-„Wat heb je meisje?” vroeg hij aanstonds. „Waarom laat je mij voor dag
-en dauw halen? Ik heb mij zelf den tijd niet kunnen geven, om
-behoorlijk te baden. Wat is er?”
-
-„Lees maar eens, papa!” was alles wat het jonge meisje kon uitbrengen,
-terwijl zij haar vader de „Times” toestak.
-
-„Je ziet er zoo opgewekt uit—staat er iets in het blad te lezen dat je
-zoo vroolijk maakt? Ik heb niet veel trek om te lezen—lees het mij maar
-even voor.”
-
-„Zoo als u wilt, papa!”
-
-Dolly huppelde naar een sofa, wierp zich er met een lenigen sprong op,
-en las het volgende bericht voor:
-
-
- „Een nieuw talent ontdekt!
-
- Het was ons reeds eenigen tijd geleden ter oore gekomen, dat onze
- welbekende stadgenoot, de heer Hannibald Jellybird, een jongen
- Portugees, die sedert eenigen tijd in Londen verblijf houdt, en aan
- den wereldoorlog heeft deelgenomen, namelijk José Darragos, zijn
- portret liet schilderen.
-
- Wij waren dezer dagen in de gelegenheid het schilderij eens te
- zien, en wij moeten getuigen, dat wij zelden een kunstwerk zagen,
- hetwelk reeds op den eersten blik zoo zeer getuigde van het
- merkwaardige talent van zijn maker!
-
- De jeugdige schilder heeft de karakteristieke trekken van zijn
- lastgever met een merkwaardige gelijkenis weergegeven, en met een
- techniek, een meesterschap over de stof, welke men gemeenlijk
- slechts pleegt aan te treffen bij in de kunst vergrijsde schilders.
-
- Wij moeten er op aandringen, dat José Darragos zoo spoedig mogelijk
- een tentoonstelling arrangeert van schilderwerken, want wij zijn er
- van overtuigd, dat hij in zijn portefeuille nog een groot aantal
- doeken heeft, die het overwaard zijn te worden tentoongesteld.
-
- Zijn schitterende penseelvoering, zijn kleurenmenging, zijn wijze
- van componeeren—alles bestemt hem als het ware voor, een van onze
- grootste schilders te worden en wij zijn er vast van overtuigd, dat
- deze nog zoo jonge man binnen weinige jaren onder de meest beroemde
- schilders zal worden genoemd.
-
- Men kan het van den heer Jellybird slechts op prijs stellen dat hij
- dezen jongen veelbelovenden schilder in de gelegenheid heeft
- gesteld te toonen wat hij kon.
-
- Wij zijn niet onbescheiden geweest, naar den prijs te vragen, dien
- onze welbekende stadgenoot voor het prachtstuk heeft moeten
- betalen, maar wel kunnen wij onze overtuiging uitspreken, dat de
- rijksten in onze stad als het ware om José Darragos vechten, en dat
- men zonder aarzelen duizend pond sterling voor een portret zal
- betalen.
-
- Wij wenschen er den heer Jellybird geluk mee, dat hij, naar wij
- vernemen, de eerste is geweest, om de groote talenten te erkennen
- van een jongen schilder, die, zijn wij wel ingelicht, binnenkort
- door nauwere banden aan hem zal worden verbonden, dan die er
- bestaan tusschen den opdrachtgever en den uitvoerder.
-
- Den heer José Darragos vragen wij slechts, zijn tweede vaderland
- niet te vergeten, nu roem en rijkdom hem wenken!
-
- Schilders van zijn groot talent kunnen wij noode missen!”
-
-
-Dolly had onder het voorlezen van dit bericht een bloedroode kleur
-gekregen en toen zij het blad had neergeworpen op de canapé, keken
-vader en dochter elkander geruimen tijd met open mond aan.
-
-„Wat beteekent dat laatste?” stootte mijnheer Jellybird uit. „Hoe komen
-die menschen van de „Times” er bij?”
-
-„Hoe kan ik dat weten, papaatje?” vroeg Dolly beschaamd. „U gelooft
-toch niet dat ik het den verslaggever heb verteld?”
-
-„Dat zou waarachtig de spuigaten uitloopen!” riep mijnheer Jellybird
-uit.
-
-Dolly keek haar vader eens goed aan.
-
-En op zijn bol gezicht kon zij zoo duidelijk lezen als in een boek, dat
-hij volstrekt niet zoo verontwaardigd was, als hij het wel wilde laten
-voorkomen....
-
-Zij kende de ijdelheid van haar vader, en zij begreep aanstonds, dat
-dit bericht in een blad als de „Times” met zijn deftigen lezerskring
-hem in den grond van zijn hart zeer aangenaam had gestreeld.
-
-Te worden genoemd in het wereldberoemde City-blad dat was steeds zijn
-ideaal geweest, en alleen had hij daarom reeds enkele malen een groote
-gift geschonken aan een Tehuis voor Invaliden, een Sanatorium, of een
-andere instelling, daarom had hij ook een gouden voetbal-beker gegeven,
-ter waarde van bijna duizend pond sterling, en daarom richtte hij ook
-een paar keer per jaar een groot en zeer kostbaar feest aan in zijn
-vorstelijk ingericht huis.
-
-En telkens gaf het hem een schok van genoegen, als hij zijn naam
-slechts vermeld vond in een enkel kort zinnetje.
-
-Maar dit was geheel iets anders!
-
-Ditmaal werd hij verheven tot niets meer of minder dan Maecenas, een
-kunstbeschermer, die jonge, veel belovende schilders de hand boven het
-hoofd hield!
-
-En onmiddellijk nadat Dolly dit bespeurd had, besloot zij, als een
-echte vrouw, partij te trekken van deze gunstige gelegenheid.
-
-Zij sprong op, snelde op haar vader toe, sloeg haar armen om zijn hals
-en vlijde haar hoofdje aan zijn borst, misschien wel om een blos te
-verbergen, die haar wangen overtoog.
-
-Toen vroeg zij vleiend:
-
-„Nu denkt u toch zeker heel anders over José, papa? Nu zult u hem toch
-zeker niet meer afwijzen, wanneer hij aanzoek om mijn hand deed? Mag ik
-nu dadelijk een briefje schrijven en met de luchtdrukpost sturen, dat
-hij hier vanmiddag moet komen dineeren, en dan inviteeren wij een paar
-vrienden, en dan maakt u onze verloving bekend?”
-
-„Hé, hé! Wacht een beetje! Je loopt wel wat al te hard van stapel!”
-riep Jellybird uit, maar het was hem duidelijk aan te zien, dat dat
-stukje in de „Times” een algeheele verandering had teweeg gebracht in
-zijn gemoedsstemming en dat hij zelfs den jongen schilder reeds met
-andere oogen aanzag.
-
-Want—niet waar, als een blad als de „Times” met zulk een reputatie van
-onkreukbaarheid en bekwaamheid van zijn medewerkers van Darragos
-getuigde, dat hij binnen enkele jaren beroemd en rijk zou zijn, dan kon
-er ook niet langer aan worden getwijfeld.
-
-Het hof zou op hem opmerkzaam worden gemaakt, misschien liet de
-kroonprins of zelfs de koning zich wel eens door hem schilderen, dan
-zou hij zeker in den adelstand verheven worden—ook zijn vrouw zou een
-titel dragen—en wie weet schoot er voor hem, die als het ware hem
-„ontdekt” had, wel een ridderorde over!
-
-En zoozeer werd de bierbrouwer door deze heerlijke vooruitzichten
-meegesleept, dat zijn gemoed week werd als was.
-
-Hij trok zijn dochter aan zijn borst, streelde haar over haar blonde
-haar en zeide half gekscherend, half ernstig:
-
-„Moet ik je je zin dan maar geven?”
-
-Het jonge meisje slaakte een kreet van vreugde, drukte haar vader een
-kus op iedere wang, danste het vertrek rond, terwijl zij in de handen
-klapte, en riep juichend:
-
-„Wat heerlijk! Wat heerlijk! Ik ga dadelijk den brief schrijven, dan is
-hij van middag er nog! Ik heb immers wel altijd gezegd, dat mijn José
-een genie was! Dank u, papaatje, dank u duizend maal!”
-
-Nogmaals stormde zij op haar vader toe, en vloog met zulk een
-onstuimigheid om zijn hals, dat hij bijna het evenwicht had verloren,
-om vervolgens naar haar kamer te snellen, en daar het briefje te gaan
-schrijven, dat haar geheele geluk inhield.
-
-Maar zij keerde nogmaals terug naar het vertrek van haar vader, om hem
-te verzoeken, een paar regels aan den jongen man te schrijven, waarin
-hij hem mededeelde, dat hij van meening veranderd was, en dat het hem
-een eer en een genoegen zou zijn, den man die zijn dochter het leven
-had gered, als schoonzoon te mogen begroeten.
-
-Dit schrijven werd bij den brief van het jonge meisje ingesloten, en
-vervolgens met de pneumatische post verzonden, zoodat José Darragos het
-reeds anderhalf uur later in handen had.
-
-
-
-
-
-
-
-
-HOOFDSTUK VII
-
-EEN ONVERWACHT BESLUIT.
-
-
-Het was ongeveer zes uur in den avond, toen een paar auto’s eenige
-intieme vrienden van den heer des huizes, mijnheer Jellybird,
-aanbrachten, die des avonds zouden blijven dineeren, en getuigen zouden
-zijn van de aankondiging der verloving van het jonge paar.
-
-Zij werden in de weelderig gemeubelde ontvangsalon gelaten, waar hen de
-heer Jellybird in het volle besef van zijn waardigheid ontving.
-
-Met een genadig glimlachje hoorde hij de loftuitingen aan over zijn
-doorzicht, want de vrienden bleken reeds de „Times” te hebben gelezen.
-
-Alleen was het voor iedereen een raadsel, den vader incluis, hoe het
-beroemde blad aan het einde van het stukje die zonderlinge zinspeling
-had kunnen maken op een nauwere verbintenis tusschen Hannibald
-Jellybird en den jongen Portugeeschen schilder.
-
-En Darragos zelf begreep er misschien nog het minst van!
-
-Hij was omstreeks vijf uur in den namiddag verschenen en dadelijk had
-hij met den vader van zijn verloofde een ernstig gesprek gehad.
-
-Maar een nog grootere verrassing wachtte den nieuwbakken schoonvader en
-zijnen gasten.
-
-Men zou zich juist aan tafel begeven, toen het bezoek van den
-Portugeeschen gezant werd aangekondigd!
-
-Hij was in gezelschap van zijn vrouw, een eerwaardige dame, met grijze
-krullen, en een zachten oogopslag.
-
-Zij waren voor komen rijden in een zeer fraaie auto, die dadelijk weder
-was vertrokken.
-
-Dat gaf dadelijk een groote consternatie!
-
-Men begreep echter direct dat de gezant er op had gestaan, dadelijk
-persoonlijk den bierbrouwer geluk te wenschen, evenals zijn jeugdigen
-landgenoot.
-
-Vuurrood van opwinding en trots, ging Jellybird den gezant tegemoet en
-bracht hem toen bij het pas verloofde paartje. De gezant, een rijzig
-man met een spierwitten baard en keurig onderhouden, glanzend wit haar,
-richtte in de Portugeesche taal eenige welwillende woorden tot zijn
-landgenoot, en zette toen het gesprek in het Engelsch voort, zooals de
-beleefdheid het eischte.
-
-Na eenige minuten echter stond hij op, om weder afscheid te nemen.
-
-Maar Jellybird zou zich liever in stukken hebben laten hakken, dan geen
-poging te doen, den gezant te dineeren te houden.
-
-Dat zou een eer zijn, die nog lange jaren op hem zou afstralen en
-misschien den zoo vurig begeerden toegang tot de adellijke kringen zou
-verschaffen.
-
-En vroeg hij dan ook:
-
-„Ik hoop toch, Excellentie, dat gij zoo niet zult weggaan? Gij zult ons
-toch hoop ik de groote eer aandoen mede aan te zitten? Ik verzeker u,
-dat gij het niet zult beklagen, ik heb pas een Italiaanschen kok in
-dienst genomen, een man, die een ministersalaris verdient, al zeg ik
-het dan ook zelf, maar die dan ook zoo goed kookt als de kok van den
-koning in persoon!”
-
-„Ik vrees, misbruik te maken, mijnheer Jellybird!” zeide de gezant
-glimlachend.
-
-„Heelemaal niet, Excellentie!” riep Jellybird haastig uit. „Waar voor
-tien is daar is ook voor twaalf! Geneer u niet! Het zou mijn dochter
-zoo’n groot pleizier doen!”
-
-„Als Miss Jellybird mij dat bevestigt, dan ben ik gaarne van de
-partij!” zeide de gezant op gullen toon.
-
-Tien minuten later zat men aan tafel.
-
-Een gezelschap van twaalf personen was aan de met vorstelijke weelde
-gedekte tafel vereenigd.
-
-De spijzen waren zoo goed als men slechts verlangen kon, de gezant
-bleek een zeer ernstig causeur te zijn, en „volstrekt niet trotsch,”
-zooals Jellybird achter den rug van zijn buurvrouw om zijn schoonzoon
-influisterde, de wijn was zeer oud en van voortreffelijke
-hoedanigheid,—en de heer Jellybird moest bekennen, dat hij een klein
-weinigje aangeschoten was, toen hij tegen het dessert plechtig de
-verloving aankondigde van zijn dochter Dolly met José Darragos.
-
-De dames weenden stilletjes in haar zakdoeken, en de heeren keken
-ernstig voor zich uit, en daarmee was de plechtigheid geëindigd.
-
-Na het diner begaven zich de heeren naar de rookzaal, en de dames
-trokken zich terug naar het boudoir van Dolly.
-
-Het was omstreeks negen uur in den avond, toen een bediende de
-rookkamer binnentrad en het bezoek aankondigde van een verslaggever van
-de „Times”.
-
-Jellybird keek verbaasd in den kring der heeren rond, aan wie hij juist
-verhaalde, hoe hij nog geen tien jaar geleden met vaten sleepte, en
-herhaalde toen langzaam:
-
-„Iemand van de „Times”? Wat zou die nu van mij willen?”
-
-„Misschien een paar bijzonderheden uit uw leven, voor de biographie van
-onzen jeugdigen schilder!” meende de gezant glimlachend.
-
-„Daar zegt u zoo wat!” riep Jellybird uit.
-
-Daarop wendde hij zich tot den bediende en vroeg:
-
-„Waar heb je dien man gelaten?”
-
-„In uwe werkkamer, mijnheer.”
-
-„Zeg dat ik kom!”
-
-De bediende vertrok en de bierbrouwer wendde zich tot zijn gasten met
-de vraag:
-
-„Excuseer mij, heeren, een oogenblik?”
-
-„Wel natuurlijk! Ga uw gang! Blijf maar niet al te lang weg!” werd er
-geroepen.
-
-Jellybird verliet de rookkamer, daalde de trap af en trad zijn
-werkkamer binnen, waar aanstonds een bejaard heer haastig van zijn
-stoel opstond.
-
-Nog voor Jellybird iets had kunnen zeggen, begon de bezoeker:
-
-„Neem mij niet kwalijk, mijnheer Jellybird, dat ik u moet storen in een
-voor u zoo heugelijk oogenblik! Mijn naam is Bliss. Ik ben redactie
-secretaris van de „Times”, ik kom u namens mijn blad vragen, of gij
-misschien in staat zou zijn, ons eenige nadere inlichtingen te
-verstrekken omtrent het bericht van mijnheer Darragos, dat op werkelijk
-raadselachtige wijze in ons blad is gekomen.”
-
-Jellybird deed verbaasd een stap achteruit, en vroeg toen:
-
-„Komt gij mij om bijzonderheden vragen? Gij denkt toch niet dat ik het
-bericht heb ingezonden?”
-
-„Dat denk ik natuurlijk niet, mijnheer,” antwoordde Bliss bedaard,
-„hoeveel respect wij ook voor u hebben—wij zouden het stuk eenvoudig
-naast ons hebben neergelegd! De zaak is, dat niemand onzer weet, hoe
-het stuk bij mogelijkheid in ons blad is gekomen.”
-
-„Wat is dat nu?” riep Jellybird luid. „Weet gij dat niet? De
-kunstverslaggever van uw blad, die hier bij mij geweest is, zal het
-toch wel geschreven hebben?”
-
-„Dat heeft hij juist niet, mijnheer Jellybird!” antwoordde de man
-koeltjes. „Er is maar één mogelijkheid—het stuk moet op de zetterij in
-den vorm zijn gemoffeld, maar het is ons nog niet duidelijk, op welke
-wijze dat heeft kunnen plaatsgrijpen. De meesterknecht was ongesteld,
-en in zijn plaats deed een van de beste zetters het werk, maar deze man
-verklaart pertinent, dat hij het stuk niet in handen heeft gehad—ook
-heeft geen van de andere zetters het in handen gehad. Even voor het
-opmaken van den vorm keerde de zieke meesterknecht terug, omstreeks
-twaalf uur in den nacht, bij het wisselen van de ploegen.”
-
-„En wat zegt hij er van?” vroeg Jellybird ademloos, die begon te
-gevoelen dat hij leelijk voor den gek was gehouden.
-
-„Dat is juist het leelijke van het geval, mijn waarde heer! Een paar
-uur nadat het blad van morgen uitkwam, dus nadat de meesterknecht van
-den nacht weder was afgelost door zijn collega van den dag, hebben wij
-iemand naar hem toegestuurd en die kreeg tot zijn groote verbazing te
-hooren, dat hij zijn bed volstrekt niet had verlaten op bevel van den
-dokter!”
-
-„En komt gij nu hier, om mij nog iets te vragen?” brulde Jellybird.
-„Maar dan zijn het niet alleen suffers bij u, dan zijn het gekken! Want
-dan is het zelfs voor een buitenstaander zoo klaar als de dag, dat een
-bedrieger—de hemel weet wie—het uiterlijk van den zieken meesterknecht
-heeft aangenomen, het bericht misschien zelf gezet heeft en het op het
-laatste oogenblik in den vorm heeft weten te smokkelen. Ik heb een
-neef, die zelf bij een groot blad is en ik weet hoe het er toegaat! De
-opmaker heeft zeker geen tijd gevonden den boel nog eens goed na te
-zien—en zoo is het bericht in de krant gekomen! Maar wie—wie heeft dit
-geleverd?”
-
-Bliss haalde de schouders op en antwoordde:
-
-„Wij doen al het mogelijke om er achter te komen, mijnheer, maar tot
-dusverre is het ons nog niet mogen gelukken! Het spijt mij natuurlijk
-meer dan ik u zeggen kan, dat deze betreurenswaardige mystificatie
-juist met ons blad heeft moeten plaats grijpen, vooral om de gevolgen
-die er voor u uit zullen voortvloeien, want wij begrijpen maar al te
-goed, dat gij de verloving van uw dochter met mijnheer Darragos
-bezwaarlijk meer ongedaan kunt maken, zonder u aan de bespotting van
-geheel Londen prijs te geven.”
-
-De heer Jellybird gromde in zich zelf een paar vloeken uit den tijd,
-toen hij zelf nog met de biervaten sjouwde, en die aan kernachtigheid
-niets te wenschen over lieten, want hij begreep maar al te goed, dat de
-redactiesecretaris gelijk had.
-
-Bliss had reeds weder zijn hoed gegrepen, maakte een buiging voor den
-ander en zeide op meewarigen toon:
-
-„Wij zullen voorloopig niet meer over deze, ook voor ons zoo hoogst
-onaangename zaak terugkomen, mijnheer! Het is voor beide partijen die
-er zoo jammerlijk zijn ingeloopen, die door een geheimzinnigen Tijl
-Uilenspiegel voor het lapje zijn gehouden, verreweg het verstandigste,
-er het zwijgen aan toe doen! Mijnheer Jellybird, ik heb de eer!”
-
-En met deze woorden verliet Bliss het vertrek, terwijl Jellybird op den
-schelknop drukte, om den huisknecht te waarschuwen, die den bezoeker
-moest uitlaten.
-
-Hij wendde zich op zijn beurt naar de deur, toen deze geopend werd, en
-de Portugeesche gezant binnentrad.
-
-„Gij, Excellentie?” vroeg Jellybird verrast. „Gij hebt toch niets
-gehoord.... wat hier zooeven gezegd is? Wij spraken nog al luid!”
-
-„Ik heb het integendeel woord voor woord gehoord, mijn waarde vriend
-Jellybird, maar laat u dat vooral niet verontrusten, want ik heb alle
-reden, er op mijn beurt zoo weinig mogelijk over te spreken!”
-
-„Gij, Excellentie?” vroeg Jellybird hoogst verbaasd.
-
-„Ik! En het zal u aanstonds duidelijk worden, waarom. De man, die de
-taak overnam van den zieken meesterknecht.... was ik!”
-
-Zonder een woord te spreken liet Jellybird zich achterover op een stoel
-voor de schrijftafel neervallen en keek den gezant aan, alsof hij een
-spookverschijnsel zag.
-
-Toen kwam het eindelijk stamelend over zijn lippen:
-
-„Gij maakt zeker een grapje, Excellentie? Ik heb natuurlijk niet goed
-verstaan.”
-
-„Gij hebt integendeel zeer goed verstaan, mijn waarde heer. Gij behoeft
-mij ook voortaan niet meer met den titel van Excellentie aan te
-spreken, ik ben John Raffles....”
-
-Jellybird werd zeer bleek, wilde opstaan en tastte met de hand naar den
-schelknop, die op het blad van zijn schrijftafel was bevestigd.
-
-De Gentleman-Inbreker keek er glimlachend naar en zeide toen op
-vriendelijken toon:
-
-„Doe geen moeite, mijn waarde heer, ik heb den draad zooeven
-doorgesneden.”
-
-„Dan zal ik schreeuwen, dan zal ik mijn gasten te hulp roepen.”
-
-„Ook dat zou u weinig baten. Uw gasten slapen op het oogenblik. Ik ben
-zoo vrij geweest, hen een Portugeesche sigaret van mijn vinding te
-laten rooken en vervolgens zijn zij in een gerusten slaap gevallen.
-Duidt gij het mij ten kwade, dat ik van die gelegenheid gebruik heb
-gemaakt, den inhoud van uw zakken te inspecteeren? Laat ik u zeggen dat
-mij de opbrengst niet mee viel. Ongeveer drie duizend pond, alles bij
-inbegrepen. Maar ik denk mij hier schadeloos te stellen en mijn lieve
-vrouw zal op haar beurt wel met een goeden buit aan juweelen en
-diamanten terugkeeren uit het boudoir van uw bevallige dochter. Laat ik
-hier aan toevoegen, dat ik mijnheer Darragos heb gespaard, hij is mij
-bijzonder sympathiek en ik hoop, dat het hem goed zal gaan in de
-wereld. Wat het stukje in de „Times” betreft, ik geef u mijn woord van
-eer, dat het reeds over een jaar letter voor letter bevestigd zal
-worden. Ik gebruikte deze kleine truc slechts om u tot een weinig haast
-aan te sporen. Want ook uw dochter mag ik heel graag lijden.”
-
-Jellybird had als het ware versuft toegeluisterd en vroeg nu toonloos:
-
-„Wat wilt gij van mij?”
-
-„Wat een vraag, waarde heer,” riep Raffles spottend uit. „Wat zou ik
-van een man als gij zijt, die met millioenen om zich heen kan werpen,
-anders willen dan geld? Daar staat uw brandkast, een zeer fraai en
-modern meubel, dat ik niet gaarne zou willen bekrassen. In den
-linkerzak van uw pantalon zit uw sleutelbos, dat weet ik zoo goed,
-omdat ik er speciaal op gelet heb, toen gij in de rookkamer uw
-sigarenkastje opendeed. Gij hebt dus niet anders te doen, dan even de
-deur voor mij te openen.”
-
-„En— — —als ik weiger?” vroeg Jellybird op doffen toon.
-
-„Gij zult wel verstandiger zijn,” hernam Raffles koeltjes. „Gij zult
-niet weigeren. Ik gebruik nimmer graag geweld, tenzij men er mij
-bepaald toe dwingt. En ik zou er toe moeten overgaan, wanneer gij....”
-
-Hij kon niet uitspreken, want Jellybird, vertrouwend op zijn groote
-kracht, was plotseling opgevlogen en had zich op den Gentleman-Inbreker
-geworpen, maar hij had met een al te sterke tegenpartij te doen.
-
-Raffles bukte bliksemsnel, zoodat de zware vuist van den bierbrouwer
-over zijn hoofd heen ging en trof op zijn beurt den ander met de
-linkervuist met zooveel kracht tegen de kaak, dat hij zonder geluid te
-geven op het dikke tapijt neer gleed.
-
-In een oogwenk had Raffles den sleutelbos uit zijn linkerzak genomen en
-de deur van de brandkast geopend....
-
-Toen de rampzalige Jellybird weder tot zichzelf kwam en met verwilderde
-oogen om zich heen keek, schouwde hij slechts in een brandkast, waarvan
-de ledige planken hem spottend schenen aan te grijnzen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-*** END OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK LORD LISTER NO. 0375: AMOR EN
-MERCURIUS ***
-
-Updated editions will replace the previous one--the old editions will
-be renamed.
-
-Creating the works from print editions not protected by U.S. copyright
-law means that no one owns a United States copyright in these works,
-so the Foundation (and you!) can copy and distribute it in the
-United States without permission and without paying copyright
-royalties. Special rules, set forth in the General Terms of Use part
-of this license, apply to copying and distributing Project
-Gutenberg-tm electronic works to protect the PROJECT GUTENBERG-tm
-concept and trademark. Project Gutenberg is a registered trademark,
-and may not be used if you charge for an eBook, except by following
-the terms of the trademark license, including paying royalties for use
-of the Project Gutenberg trademark. If you do not charge anything for
-copies of this eBook, complying with the trademark license is very
-easy. You may use this eBook for nearly any purpose such as creation
-of derivative works, reports, performances and research. Project
-Gutenberg eBooks may be modified and printed and given away--you may
-do practically ANYTHING in the United States with eBooks not protected
-by U.S. copyright law. Redistribution is subject to the trademark
-license, especially commercial redistribution.
-
-START: FULL LICENSE
-
-THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
-PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
-
-To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
-distribution of electronic works, by using or distributing this work
-(or any other work associated in any way with the phrase "Project
-Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full
-Project Gutenberg-tm License available with this file or online at
-www.gutenberg.org/license.
-
-Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project
-Gutenberg-tm electronic works
-
-1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
-electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
-and accept all the terms of this license and intellectual property
-(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
-the terms of this agreement, you must cease using and return or
-destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your
-possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a
-Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound
-by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the
-person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph
-1.E.8.
-
-1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
-used on or associated in any way with an electronic work by people who
-agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
-things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
-even without complying with the full terms of this agreement. See
-paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
-Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this
-agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm
-electronic works. See paragraph 1.E below.
-
-1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the
-Foundation" or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection
-of Project Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual
-works in the collection are in the public domain in the United
-States. If an individual work is unprotected by copyright law in the
-United States and you are located in the United States, we do not
-claim a right to prevent you from copying, distributing, performing,
-displaying or creating derivative works based on the work as long as
-all references to Project Gutenberg are removed. Of course, we hope
-that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting
-free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm
-works in compliance with the terms of this agreement for keeping the
-Project Gutenberg-tm name associated with the work. You can easily
-comply with the terms of this agreement by keeping this work in the
-same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when
-you share it without charge with others.
-
-1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
-what you can do with this work. Copyright laws in most countries are
-in a constant state of change. If you are outside the United States,
-check the laws of your country in addition to the terms of this
-agreement before downloading, copying, displaying, performing,
-distributing or creating derivative works based on this work or any
-other Project Gutenberg-tm work. The Foundation makes no
-representations concerning the copyright status of any work in any
-country other than the United States.
-
-1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
-
-1.E.1. The following sentence, with active links to, or other
-immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear
-prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work
-on which the phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the
-phrase "Project Gutenberg" is associated) is accessed, displayed,
-performed, viewed, copied or distributed:
-
- This eBook is for the use of anyone anywhere in the United States and
- most other parts of the world at no cost and with almost no
- restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it
- under the terms of the Project Gutenberg License included with this
- eBook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the
- United States, you will have to check the laws of the country where
- you are located before using this eBook.
-
-1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is
-derived from texts not protected by U.S. copyright law (does not
-contain a notice indicating that it is posted with permission of the
-copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in
-the United States without paying any fees or charges. If you are
-redistributing or providing access to a work with the phrase "Project
-Gutenberg" associated with or appearing on the work, you must comply
-either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or
-obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm
-trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
-with the permission of the copyright holder, your use and distribution
-must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any
-additional terms imposed by the copyright holder. Additional terms
-will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works
-posted with the permission of the copyright holder found at the
-beginning of this work.
-
-1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
-License terms from this work, or any files containing a part of this
-work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
-
-1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
-electronic work, or any part of this electronic work, without
-prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
-active links or immediate access to the full terms of the Project
-Gutenberg-tm License.
-
-1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
-compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including
-any word processing or hypertext form. However, if you provide access
-to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format
-other than "Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official
-version posted on the official Project Gutenberg-tm website
-(www.gutenberg.org), you must, at no additional cost, fee or expense
-to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means
-of obtaining a copy upon request, of the work in its original "Plain
-Vanilla ASCII" or other form. Any alternate format must include the
-full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1.
-
-1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
-performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
-unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
-
-1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
-access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works
-provided that:
-
-* You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
- the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
- you already use to calculate your applicable taxes. The fee is owed
- to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he has
- agreed to donate royalties under this paragraph to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments must be paid
- within 60 days following each date on which you prepare (or are
- legally required to prepare) your periodic tax returns. Royalty
- payments should be clearly marked as such and sent to the Project
- Gutenberg Literary Archive Foundation at the address specified in
- Section 4, "Information about donations to the Project Gutenberg
- Literary Archive Foundation."
-
-* You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
- you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
- does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
- License. You must require such a user to return or destroy all
- copies of the works possessed in a physical medium and discontinue
- all use of and all access to other copies of Project Gutenberg-tm
- works.
-
-* You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of
- any money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
- electronic work is discovered and reported to you within 90 days of
- receipt of the work.
-
-* You comply with all other terms of this agreement for free
- distribution of Project Gutenberg-tm works.
-
-1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project
-Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than
-are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing
-from the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the manager of
-the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the Foundation as set
-forth in Section 3 below.
-
-1.F.
-
-1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
-effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
-works not protected by U.S. copyright law in creating the Project
-Gutenberg-tm collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm
-electronic works, and the medium on which they may be stored, may
-contain "Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate
-or corrupt data, transcription errors, a copyright or other
-intellectual property infringement, a defective or damaged disk or
-other medium, a computer virus, or computer codes that damage or
-cannot be read by your equipment.
-
-1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
-of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
-Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
-Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
-liability to you for damages, costs and expenses, including legal
-fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
-LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
-PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
-TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
-LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
-INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
-DAMAGE.
-
-1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
-defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
-receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
-written explanation to the person you received the work from. If you
-received the work on a physical medium, you must return the medium
-with your written explanation. The person or entity that provided you
-with the defective work may elect to provide a replacement copy in
-lieu of a refund. If you received the work electronically, the person
-or entity providing it to you may choose to give you a second
-opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund. If
-the second copy is also defective, you may demand a refund in writing
-without further opportunities to fix the problem.
-
-1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
-in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO
-OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT
-LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
-
-1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
-warranties or the exclusion or limitation of certain types of
-damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement
-violates the law of the state applicable to this agreement, the
-agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or
-limitation permitted by the applicable state law. The invalidity or
-unenforceability of any provision of this agreement shall not void the
-remaining provisions.
-
-1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
-trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
-providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in
-accordance with this agreement, and any volunteers associated with the
-production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm
-electronic works, harmless from all liability, costs and expenses,
-including legal fees, that arise directly or indirectly from any of
-the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this
-or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or
-additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any
-Defect you cause.
-
-Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
-
-Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
-electronic works in formats readable by the widest variety of
-computers including obsolete, old, middle-aged and new computers. It
-exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations
-from people in all walks of life.
-
-Volunteers and financial support to provide volunteers with the
-assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
-goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
-remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
-Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
-and permanent future for Project Gutenberg-tm and future
-generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see
-Sections 3 and 4 and the Foundation information page at
-www.gutenberg.org
-
-Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation
-
-The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non-profit
-501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
-state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
-Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
-number is 64-6221541. Contributions to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by
-U.S. federal laws and your state's laws.
-
-The Foundation's business office is located at 809 North 1500 West,
-Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887. Email contact links and up
-to date contact information can be found at the Foundation's website
-and official page at www.gutenberg.org/contact
-
-Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
-Literary Archive Foundation
-
-Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without
-widespread public support and donations to carry out its mission of
-increasing the number of public domain and licensed works that can be
-freely distributed in machine-readable form accessible by the widest
-array of equipment including outdated equipment. Many small donations
-($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
-status with the IRS.
-
-The Foundation is committed to complying with the laws regulating
-charities and charitable donations in all 50 states of the United
-States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
-considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
-with these requirements. We do not solicit donations in locations
-where we have not received written confirmation of compliance. To SEND
-DONATIONS or determine the status of compliance for any particular
-state visit www.gutenberg.org/donate
-
-While we cannot and do not solicit contributions from states where we
-have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
-against accepting unsolicited donations from donors in such states who
-approach us with offers to donate.
-
-International donations are gratefully accepted, but we cannot make
-any statements concerning tax treatment of donations received from
-outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
-
-Please check the Project Gutenberg web pages for current donation
-methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
-ways including checks, online payments and credit card donations. To
-donate, please visit: www.gutenberg.org/donate
-
-Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic works
-
-Professor Michael S. Hart was the originator of the Project
-Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be
-freely shared with anyone. For forty years, he produced and
-distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of
-volunteer support.
-
-Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
-editions, all of which are confirmed as not protected by copyright in
-the U.S. unless a copyright notice is included. Thus, we do not
-necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper
-edition.
-
-Most people start at our website which has the main PG search
-facility: www.gutenberg.org
-
-This website includes information about Project Gutenberg-tm,
-including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
-Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
-subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.